This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's Information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at|http : //books . google . com/
Over dit boek
Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteur srechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http: //books .google . com
•p'l
1»
f
«
I
I I
* *
WÊk
'ttttttttttti
r\-.Q±iL a.o^ï, lo. a_
Darvart) CoHeae li&ran?
FROM
f
.^.<t^H<6uAx..v!^^
(i/Tk/y^.Juo!ictys<<.
GEÏLLUSTREERDE
ENCYCLOPEDIE-
DEF(TIENDE DEEL
BOBEBT-STIUCHO
Gedrukt ter Zuld-Hollandeche Boek* en Hmdetodmkker^j te 'e-OraTenhage,
GEÏLLUSTREERDE
ENCYCLOPEDIE
WOORDENBOEK
TOOB
lITIlfSGHAP BN KDNST, BSSCHiVlM BN NUVBRHBID
Onder boofdredaotie Tan
A. WINKLEB PBINS
MET MEDKWKBKINa VAN VELE 8PBCIALITBITBN
l^weed«, naar de nieuwste broniien henieiie en aanmericeUJk Termeerdflcde
nitgsve met platen, kaarten en teikstHgnren
DEF(TIENDE DEEL
BOBSBT— STnjOHO
■^hK-
BOTTEBDAM
UITGEVBBS-MAATSCHAPPiJ „ELSEYIEB'»
1887
^\ jdtiL ;2-oB^. \o. zi^
HENDRIK ykïlUia VhM LOON
Bobert. Onder deien naam ▼ermelden wQ:
Twee KoMin^en va» Frankf^k. Bobert I, den
Jongeren broeder van Koning Odo, Dese behield
na het overigden van desen sleohts het hertog-
dom Francia en onderwierp zich aan den
KaroUngisehen Koning Kard de JSenvaudiffef
behaalde in 921 eene belangrQIce overwinning
op de Noormannen en werd na het yerdrOven
Tan Kard in 922 door den Frankischen adel
te Beims tot koning uitgeroepen. Hy snen-
Telde reeds op den 16den Juni 928 in den
slag by Soiflsons. — Bobert II de Wyxe of
de Vrome j geboren in 971, een ssoon van
A^ Capet. HQ werd in 988 mederegent Tan
■0n Tader, diens opyolger in 998 en oyerleed
na eene Treedsame regeering te Melan den
SOsten Jnli 1031. Van syne eerste gemalin,
BeHriha Mm Bowrgondië. liet hy zich in 1004
wegens UoedTerwantschap scheiden, om zich
en zyn land aan het Panseiyk interdict te
onttrekken, en zyne tweede, Oonetanoe van
Arles, Torbitterde hem het ICTen. Hy was
een nitstekend dichter en componist, en Tan
■gne moziekstokken is het „Yenijsancte spi-
ritus** éen der schoonste.
Bobert Gniseard, zie &meoard,
Bobert vam Amou^ koning Tan Napels en
hertog Tan Calabrië. Deze, de derde zoon
Tan Kard II, beklom na diens dood, in
weerwil Tan de aanspraken zyner oudere
broeders, in Mei 1809 den Taderiyken troon.
Hy was zeer eergierig en heerschznchtig ,
poogde het gezag der Daitschers in Italië te
Temietigen, Terzekerde zich Tan de Triend-
schap Tan den Paos en wist de aanzieniykste
Gnelflschgezinde steden aan zyne zyde te
brengen, zoodat hy in staat was, weerstand
te bieden aan Keizer MeMdrik VII en na den
4ood Tan dezen aan ffeitdrik de Beier, Zyne
herhaalde pogingen, om zich Tan Sicilië meester
te maken, liepen minder gelukkig af. Hy OTer-
leed den 9den Januari 1843. Hy was een Tiytig
beoefenaar dir dichtkunst; eene Torzameling
■yner gedichten werd in 1642 door XTbtOdim
üitgegeTen.
Drie h>mmgem van SekoUand. Bobert IBruee,
een zoon Tan den Kroonpretendent Bobert
Bruce (zie Bruoe). Deze maakte in 1300 een einde
aan de Engelsche heerschappy en beklom den
troon. Later behaalde hy de oTcrwinning op
Mduard II Tan Engeland by Bannockbum
(25 Juni 1^) en noodzaakte diens opTolger
by den YreA Tan Newcastle (1827), zyn recht
op den troon te erkennen. Hy was de eerste,
die de Tertegenwoordigers der steden opriep
naar het Schotsehe Parlement. Hy OTcrleed
in 1329. — Bobert II, eene kleinzoon Tan den
Toorgaande. Hy was een zoon Tan diens dochter
Mdrforia en Tan Graaf Walter Stuart, Hy
xm.
werd geboren den 2den Blaart 1816, belastte
zich reeds met het bestuur gedurende zyne
minderjarigheid tydens de ballingschap Tan
zyn Toorganger en oom David II en werd de
opTolger Tan dezen in 1371. Met hem neemt
de heerschappy Tan het Huis der Stuarte een
aauTang. Hy streed sedert 1377 onophoudeiyk
tegen de Engelsehen en OTcrleed den 19den April
1390 op het kasteel Dundonald. Zyne talryke
onwettige zonen maakten den naam Tan Stu€trt
in SehotUnd algemeen. — Bobert III, een
zoon Tan een TOorgaande, geboren in 1840,
en gekroond in 1890. Hy was zwak. Ter-
kwistend en tOTons gebrekkig Tan lichaam,
en liet de regeering gn>otendeelsoTer aan zyn
Jongeren broeder Alexander, hertog Tan AU-
bawy, en aan den adel, die hienran ter uit-
breiding zyner rechten gebruik maakte. Zyne
oorlogen t^en Engehmd (1399—1402) waren
niet Toorspoedig, en hy OTcrleed den 4den
April 1406.
Twee Serti^en van NormandiS, Bobert J,
het meest bekend onder den naam Tan
Bobert de Duivel, Deze was een Jongere zoon Tan
Hertog Biéhard II en werd in 1027 de op-
Tolger Tan zyn ouderen broeder Bichard IIL
Nadat hy zyne wederspannige Tazallen onder-
worpen had, bracht hy den door zyn eigen
zoon TerdreTCn Boudefoyn van VUumderen in
zyn Und terug, Tcrleende bystand aan Men-
dr^e /, koning Tan Frankryk, tegen diens
moeder Oonstantia en Temederde Graaf Obo
van Champagne, Daarop bracht hy de nederlaag
toe aan Hertog Alain van Bretagne, en maakte
zich gereed in 1034 ter ondersteuning Tan
zyne beide noTen Alfred en Bdmard, door
Koning Knoet Tan Denemarken uitgesloten Tan
den Ettgelschen troon; maar zyne Tloot leed
schipbreuk op het eiland Jersey. Uit berouw
OTor door hem gepleegde wreedheden Tolbracht
hy OTer Rome en Gonstantinopel een pel-
grimstocht naar Jerusalem , doch OTorieed op
de terugreis te Nicaca den 2den Juli 1035.
zyne heldendaden loTcrden de stof Toor Tele
dichteriyke sagen, — en de opera: „Robert Ie
Diable" Tan Megerbeer met een tekst Tan
Scribe is wereldTormaard. — Bebert, een
zoon Tan Willem de Baetaard, Hy werd gebo-
ren in 1060, Torkreeg in 1087 de hertoge-
lyke waardigheid, Terpandde (na langdurige
Teeten met zyn broeder Sendrik) het OTer-
schot Tan zyn hertogdom aan WtUem de
Boode, koning Tan Engeland, om aan den
eersten Kruistocht te kunnen deelnemen, on-
derscheidde zich by Dorylaeum, Tóor Antiochië
en Jerusalem door zyne dapperheid, Toerde
na zyn terugkeer oorlog tegen zyn broeder
Sendriky die inmiddels den Engelschen troon
had beklommen, werd in 1106 oTcrwonnen,
1
ROBERT— ROBERT-PLEURY.
gevangeii genomen en van het licht der oogen
beroofd en overleed in 1184 in den kerker.
Sobert de Friêij Jongeien zoon van Boude-
wi}n V, graaf van Vlaanderen, en Tan Alia,
eene dochter van Bobertj koning van Frank-
rijk. Hg was een moedig en heenchsnchtig
man, ondernam een kmistocht tegen de Sara-
ceenen in SpaiUe en vestigde daarna het
begeerig oog op Holland, dat door Oeertrmd
vam StStêèm, weduwe van Floris /, werd be-
stnord. HQ mkte derwaarts, werd tot twee-
maal toe temggeslagen en deed nn hnwelUks-
▼oorstellen aan Cherérmd. met wie htjdchin
1068 in den echt verbond. Hierop aanvaardde
hU den naam van (ia JWm, maar nadat het land
onder sgn bestnnr een leveiOarigen vrede
genoten had, ontstond er na den dood van
sgn broeder Baudemijn VI van Vlaanderen
een hevige oorlog. Bobert toch deed een inval
in Vlaanderen, daar hy de voogdyschap
begeerde over Armmd, den ondsten loon van
syn broeder. BiokUdey de moeder van Jmaudy
riep na de hnlp in van den Koning van Fran-
rtjk en van dea Eeiier van Doitschland, soo-
dat Bobert van z||n opiet moest afiden. In-
middels was &ot)ert mei de» Bult, hertog van
Lotharingen, bygestaan door den Keiser en
door den Bisschop van Utrecht, naar Holland
opgemkt en tot Leiden doorgedrongen, voor-
dat Bobert een voldoend leger in gereedh^d
had. Aldaar werd een bloedige slag geleverd
(10 JnU 1072), waarby Bobert de nederlaag
leed en met lyn gedn eene wykplaats moest
zoeken in Saksen. Volgens sommigen toog
hy nog naar het Heilige Land. In 1078 stortte
hy in een veldslag t^n Thiiald, graaf van
Champagne, van het paard en werd in het
Btrydgewoel vertrapt, waarna zyn stoffeiyk
overschot te Utrecht eene mstplaats vond.
Bobert J, hertog van Paona, geboren den
9den Juli 1848. Hy is een zoon van Hertog
Eard III en van -Zwnmm^ eene dochter van
den Hertog vam Berrü H|| werd onder het
regentschap zyner moeder den 27sten Maart
1854 opvolger van zyn vader, doch door de
omwenteling van 30 April 1859 van den troon
beroofd en woont thans by afwisseling te
Rome en op het kasteel Wartegg in het
Zwitsersche canton St. Qallen.
Bobert. Onder dezen geslachtsnaam ver-
melden wy:
JOrtut Driedriek Ludwig Boberty een Doitsch
dichter. Hy werd geboren den 16den Decem-
ber 1778 uit een Israëlietisch geslacht, dat
toen ten tyd den naam droeg van Xm», wel-
ken het later met dien van Bobert-Temo»
verwisselde, en was een broeder van de ver-
maarde Bakd, Uter gehnwd met Vamhc^en
vo» Snee. In korten tyd leerde hy den han-
deL wydde zich vervolgens te Beriyn en te
Halle aan de stadie derwysbegeerte, volbracht
eene reis door Doitschland, Holland en Frank-
ryk en vertoefde voorts afwisselend te Beriyn,
Dresden, Karisrnhe en Stattgart, alwaar hy
in 1814 korten tyd attaohó was van het Ros-
sisch gezantschap. Als een vriend van voor-
uitgang nam hy yverig deel aan staatkundige
aangelegenheden, en hy overleed teBaden-Baden
den 5den Jali 1882. Tot zyne meest-geroemde
geschriften behoort het bnrgeriyk treorspel:
„Die Macht der VerhiUtnisse (1819)'\ Van
zyne overige werken noemen wy: „Kllmpfe
der Zeit, Gedichte (1817)", —«Die Sylphen,
Oper (1806)", — „Die Tochter Jephtha*s,
Tranerspiel (1820)", — „CasBios and Phanta-
sos, erzromantische Komtfdie (1825)", — „Sta-
berl in höheren Sphftren, Posse (1826)",— en
„(}fedichte (1838, 2 dln)".
Louis Leopold Bobert, een verdiensteiyk
Fransch genreschilder. Hy werd geboren den
ISden Mei 1794 te La Chanx de Fonds in Zwit-
serland, genoot het onderwysvan den graveur
Qirodei en van den schilder Davidy ging in
1828 naar Italië, in 1881 naar Parys en in
1882 wederom naar ItaliS, waar hy, door
zwaarmoedigheid gekweld, den 20sten Maart
1885 te Venetië door zeifinoord een einde
maakte aan zyn leven. Van zyne schilderyen
vermelden wy : „De improvisator'*. — „Terog-
keerende landlieden van het feest der BËtdonna
del Arco by Napels (in het Luxemboarg te
Parys)", — .Maaiers in de Pontynsche Moe-
raMen (desgeiyks in het Luxemboarg)", —
en „Visschers van CHiioggia". Hy wist tafe-
reelen ait het Italiaansche volksleven op eene
dichteriyke wyze voor te stellen. — Zyn
broeder Aurèle Bobert, geboren den 18den De-
cember 1805 te La ChMx de Fonds en over-
leden in 1871, was desgeiyks een verdienateiyk
schilder. Zyn „Doop in de St. Mareoskerk
te Venetië" versiert het nationaal maseam te
Beriyn.
Bobert-Fleury. Onder dezen naam ver-
melden wy:
Joeeph Nieolat Bobert Flemy^ een aitstekend
Fransch historieschilder, geboren te Kealen den
8sten Aagostos 1797. Hy vertrok reeds in 1804
met zyne oaders naar Parys, waar hy onder
de leicUng van Gros, Soraoe Vemet en Qirodet
omstreeks vier Jaren vertoefde. Daarna sta-
deerde hy vier Jaar te Rome, keerde naar
Parys tenig, be^ zich wederom naar Italië
en vestigde zich in 1826 te Parys. Eén der
eerste merkwaardige stokken van zyne hand,
tintelend van dramatisch leven en krachtig
van koloriet, was een „Tooneel nitdeBartho-
lomaensnacht" en werd fai 1888 voltooid. Nog
merkwaardiger zyn van hem : „Het godsdienst-
gesprek te Poiasy in 1561", — „Jane Shore,
na hare veroordeeling te Londen door het
graaw beschimpt (1850)", — en „Plandering
van het hals van een Israëliet te Venetië in
de middeneeawen". De laatstgenoemde drie
bevinden zich in het Luxemboarg. Voorts
vermelden wy van hem :„Ta8S0 in het klooster
Sant' OnofHo",— „Intocht van Koning Chlod wig
in Tours", — „Boadewyn van Vlaanderen vóór
Edessa" (de laatste twee te Vjersailles), —
„Een tooneel uit de Inquisitie", — gBenvenuto
Cellini in zyne werkplaats", — „Karel V in
het klooster San Yuste", — en „Het hnweiyk
van Napoleon III". Voorts leverde hy vier stuk-
ken in olieverf in de zaal van de rechtbank van^
koophandel te Parys. Ook als portretschilder
wordt hy zeer geroemd. Hy is als overladen
met eerbewyzen en ridderorden, lid van ver*
schillende Academiën en werd in 1867 kom-
mandeur van het Legioen van lllr.
7b»y Bobert-Fleury, een zoon van den voor-
gaande en geboren te Parys in 1887. Hy ia
desgeiyks een verdiensteiyk schilder en oefende
zich onder de leiding van Ddaroche en Ooffniet^
zyn groot doek: „Warschau op den 88ten April
1861", een akelig tooneel uit den PoolscheiL
ROBERT-FLEÜRY-ROBESPIERRE.
8
(^^•tuid, TODd geen grooten byTsl, matrwerd
toeh met de eenta medaille bekroond. Zgne
«Oode Trouwen vsm de Plaim Kavona te
Rome" bevinden ilch in het Lnxembonrg, en
ayne .Danaïden (1873)'* en „Cbarlotte Corday
te Caen ia 1793 (1874)" ^n met lorg gescbii-
detd. Meer roem verwierf hQ echter door:
.De rerov^ing van Ck>rinthe (1870)", in het
Lioxemboorg, en „Doetor Plnel (1875), die de
kranksinnigen in La Salpetrière van hunne
boeien bevrgdt".
Boberts (Oavid), een uitstekend Engelach
sehildeTy geboren te Stoekbridge bt| Edinburgh
den 2den October 1796, was eerst huisschilder,
doch genoot toen het onderwQs aan de aea-
démio te Edinburgh, werd in 1822 decoratie-
sehüder aan den DruryUnesehouwburg te
Londen en verwierf groeten lof door sgne
sdulderQ in olieverf, het inwendige van de
hoofdkerk te Rouen voorstellende. Later vol-
bracht hS eene reis door SpaiOe, Frankrijk,
Duitschlaad en de Levant en leverde onder-
scheidene ülustratidn voor reisbeschrgvingen
en plaatwerken, waarby later ophelderingen
gevoegd werden. In den uLandschappenaima-
nak" van 1837—1838 vindt men onderschei-
dene bgdragen van sQue hand, inzonderheid
natnnrtaliereelen uit Spanje en Marocco. Voorts
heeft men van hem: „Plcturesque sketches
in Spain (1835-1836)", — „The holy land,
Syria, Idumea, Arabia, Egypt and Nubia
(1842—1849, 3 dln)", — en «Egypt and Nubia
(1845—1849, 3 dln; 2de druk 1856, 6 dln)".
Vooral echter heeft hQ zich beroemd gemaakt
als kerkschilder, en tot zQne beste stukken op
dit gebied behooren: „Het koor der St Paulus-
kerk te Antwerpen", — en „Het inwendige
van de hoofdkerk te Burgos". In 1841 werd
hg lid van de Aeadómie te Londen en over-
leed aldaar den 25eten November 1864.
Bobertson. Onder dezen naam vermelden
wg:
Wiüiam BoherUonj een verdiensteigk Britsch
geschiedschrgver, geboren den 19den Septem-
ber 1721 te Borthwick in Schotland. Hg werd
in 1 743 godsdienstleeraar te Gladsmuire, daarna
lid van het hoogste Presbyteriaansche Kerk-
bestuur in SehoUiand, in 1762 Koninkigk ka-
pellaan aldaar, vervolgens principaal der uni-
versiteit te Edinburgh en Koninkigk historio-
graaf van Schotland. Hg overleed op zgn
landgoed Qrange House den Uden Juni 1793.
Zgne geschriften onderscheiden zich door hel-
derheid en onpartgdigheid; daarvan vermelden
wg : „History of Scotland during the reigns
of queen Mary and king James VI (1759, 2
dln)", — „History of the reign of the em-
peror Charles V (1769, 3 dln)", — en „His-
tory of America (1777)". Zgne werken zgn
o.a. in 1865 in éen deel uitgegeven.
JawteM Bwrtom üoAiiifM, een Engelsch schrg-
ver van Ultramontaansche kleur, geboren te
Londen den 15den November 1800. Hg be-
zocht in 1809 het R. Katholiek eollege van
8t Edmundy bleef er tot 1819, werd in 1825
advocaat en volbracht vervolgens eenige reizen
naar Frankrgk, waar hg zich bezig hield
met letterkunde , wgsbegeÏBrte en godgeleerd-
heid. Weldra leverde hg eene Engelsche ver-
taling van de „Vorlesungen über die Philo-
lophie der Geschicbte" van Sehlegd (1835)
en van de ,i$ymbolik" van UökUr (1843, 2
XlIL
dln). In 1855 werd hg hoogleeraar in de nieuwe
r^hiedenis en in de aardrgksknnde aan de
Katholieke universiteit te Dublin en later
ook in de Engelsche letterkunde. Hg overleed
den 14den Februari 1877. Van zgne talrgke
geschriften vermelden wg: „On various sub-
Jects of ancient and modem history (1858)",
— het gedicht: „The prophet Enoch (1880)",
— „Lectures on Spain in the XVIII oentury,
on the life, writing and times of Chateau-
briand and on the Freemasons etc. (1864)",
— en „Lectures on the life, writings and
times of Edmund Burke (nieuwe druk, 1872)".
Hg is sedert 1869 in het genot van een Rgks-
Jaargeld en verkreeg in 1873 van den Paus
de waardigheid van doctor in de wgsbegeerte.
Jamm Oraigiê Bobertton, een verdlensteigk
beoefenaar der kerkgeschiedenis. Hg werd
geboren te Aberdeen in 1813, studeerde te
Cambridge, werd in 1839 kanunnik vanCan-
terbury en in 1864 professor in de kerkge-
schiedenis aan King^s college te Londen. Zgn
voornaamste geschrift is eene „History of the
Christian ehurch from the apostolic age to
the reformation (nieuwe druk, 1874—1875, 8
dln)". Voorts leverde hg: „Sketches of ehurch
history (1855)", — en „A biography of Tho-
mas a Becket (1859)".
T%oma$ Wüliam RoUrUon^ een Engelsch
tooneeldichter, geboren den 9den Januari 1829
te Spalding in Lincoloshire. In 1860 begon
hg stukken voor kleine schouwburgen te schrg-
ven en behaalde groeten lof door zgn toooeel-
spel: „Society", dat in 1865 in het nieuwe
Prince of Wales theater werd opgevoerd. Niet
minder bgval vonden het bigspel: „OarB(1866)",
— de tooneelspelen: „Caste (1867)" en „Play
(1868)", — en de honderde malen achtereen
vertoonde bigspelen: „School (1869)", en „M.
P. (Member of Parliament)". Zgne stukken
onderscheiden zich door eene gelukkige keus
van onderwerp, door eene Juiste karakter-
teekening en door een geestigen dialoog. Hg
overleed te Londen den 3den Februari 1871.
Bobespierre (Maximilien Marie Isidore),
eigenigk de Eobupterrt^ éen van de vermaard-
ste mannen uit de Groote Fransche Revolutie,
geboren den 6den Mei 1758 te Arras uit een
adeligk gesbicht, dat eigenigk afkomstig was
uit Ierland, verloor vroeg zgne ouders en
bezocht, door tusschenkomst van Connê^ bis-
schop van Arras, het college Louis Ie Grand
te Pargs, wgdde zich vervolgens aan de stu-
die der rechtsgeleerdheid en vestigde zich als
advocaat in zgne geboorteplaats. Weldra zag
hg zich wegens zgne letterkundige voort-
brengselen benoemd tot president der acadé-
mie van Arras. In 1789 werd hg vanhier als
afvaardigde naar de Nationale Vergadering
gezonden en vervulde er in den beginne eene
ondergeschikte rol, daar hg zich noch door
uitwendig voorkomen noch door welsprekend-
heid aanbeval. ZelA wekten zgne doctrinaire
beschouwingen meermalen den lachlust der
Vergadering. Toch bezorgden zgn moed en
vollmrding, benevens zgne onomkoopbaarheid
hem allengs achting en invloed. Hg eischte
vrgheid van drukpers, algemeen stemrecht,
afschaffing der slavemg in de koloniën, op-
heffing der doodstraf, vernietiging der voor-
rechten van den Clerus enz., terwgi hg de rede
den eenigen grondslag en de deugd het doel
ROBESPIERRE.
▼an elke sUataregeliug noemde. TevenB kwa-
men echter ook z|in argwaan en z|}ne wan-
tronwendheid aan den dag, yooral in aUne
redevoeringen in de club der Jacobynen, waar
bil in 1790 als voorzitter optrad. Na de vlucht
des Konings, dien hji deswege als een ver-
rader besohoawde, kwam hQ in verzet tegen
het Koningschap en vorderde den 2dsten Juli
1791, dat de Koning als openiyk ambtenaar
en de Koningin als gewone burgeres onder-
worpen zouden zün aan het gewone recht Ook
verklaarde hy zich tegen de onschendbaarheid
van den monarch. By de herziening der grond-
wet verzette hy zich tegen de uitbreiding
der uitvoerende macht. Hy dreef door, dat
geen lid der Constitueerende Vergadering in
het Wetgevend Lichaam mocht gekozen wor-
den, en na de sluiting der Constituante (30
September 1791) waren EobetfUrre en JPHUm
de populairste mannen der Revolutie. Rtibm'
pierre hield in die dagen zUn verbiyf in de
eenvoudige woning van den schrynwerker
Vupla^j vriens dochter Lenore zyne beminde
werd, en was openbaar aanklager by het
tribunaal te Parys (welk ambt hy echter in
1792 nederlegde) en redenaar in de club der
Jacobynen. Hier streed hy heftig tegen de
Gironde en vooral tegen hare oorlogzuchtige
plannen. Gedurende korten tyd redigeerde hy
den „Döfenseur de la constitution", die ech-
ter weinig opgang maakte. In de oproerige
bewegingen van 20 Juli en 10 Augustus en
in de Septembermoorden was hy niet betrok-
ken. By de verkiezingen voor de Nationale
Conventie was Bobesjnerre éen der eersten,
die uit de stembus te voorschyn kwamen.
Toen reeds was hy de aanvoerder der groote
radicale party, welke de Revolutie tot het
uiterste wilde doordryven. Toen den SOdten
November eenige afgevaardigden in de Na-
tionale Conventie klachten deden hoorenover
de duurte der levensmiddelen, deed hy het
voorstel, den Koning en de Koningin, als de
eigeniyke oorzaken dier ellende, voor de re-
volutionaire rechtbank te dagen. De drogrede-
nen, by die gelegenheid en bU de verdere
behandeling van het proces door hem gebe-
zigd, brachten den Monarch, in spyt van de
tegenwerking der Gironde, op het schavot.
Nadat BobeijAêrre nu het revolutionaire be-
ginsel op den troon geholpen had en alzoo
de afgod was geworden der fanatieke menigte,
gebnükte hy zyn invloed, om de Gironde
ten val te brengen (Juli 179S) en aan-
vaardde hy by den schrik, door die gebeurtenis
verspreid, het door hem begeerde dictator-
schap. Nu was hy in de gelegenheid, zyn ideaal,
de wedergeboorte der maatschappy en de
heerschappy der deugd, tot werkeiykheid te
brengen en schroomde geene middelen om dat
oogmerk te bereiken. Eene bloedige verdel-
ging van het oude, verdorvene geslacht van
de verraders en samenzweerders was naar
zyn gevoelen noodzakeiyk. Niettemin ver-
voerde zyne eerzucht en de vrees, zyne po-
pulariteit te verliezen, hem vaak tot strydige
daden en tot misleiding zyner vrienden. Zon-
der tegenstand te ontmoeten schafte hy de
nieuwe, den lOden Augustus bezworene en op
het beginsel der volksheerschappy berustende
grondwet af en verklaarde tegen het einde
van 1793 onverholen, dat, ter verkryging van
de gouden eeuw der vryheid, schrik en ge-
weld den weg moesten banen. Het gelukte
hem inderdaad de partyen tot onderwerping
te brengen en den burgeroorlog in eene zee
van bloed te verstikken. Nadat hy op die wQze
in het begin van 1794 de binnenlandsche ge-
varen had uit den weg geruimd, moesten ook
de hoofden vallen van de mannen der Revo-
lutie, van zyne medestanders en werktuigen,
(beholpen door de Jacobynen, verstrikte hy
hen in een net van listen en lagen en deed
Mébert den 24sten Haart, Ckaumeite den ISden
April 1794 het schavot beklimmen. Datzelfde
lot wedervoer zyn mededinger Banton en
diens aanhangers, die den stroom der Revo-
lutie in een kalmer bedding wilden leiden (6
April 1794). Nu stond hem niemand meer in
den weg by het streven naar de waardigheid
en het gezag van een hoogepriester van het
democratisch beginsel. Den eersten stap, om
zoover te komen, deed hy in Mei 1794 in de
verklaring, dat het Fransche volk in een
„Hoogste Wezen** geloofde. Op den 20sten
Prairial (8 JuU 1794) vertoonde hy zich in
al den glans van zyn priesteriyk ambt, door-
dien hy vóór de Tnilerieën ten aanhoore eener
talryke menigte eene redevoering hield ter
eere van het Hoogste Wezen. IntuBSchen was
hy van meening, dat hem nog gevaar dreigde
van de zyde der overgeblevene aanhangers
van Danton, zoodat de beloofde zalige vrede
steeds door bloedige maatregelen werd ver-
stoord. De reorganisatie der revolutionaire
rechtbank, in Juni door Bobespierre tot stand
gebracht, deed 1286 menschen het schavot
beklimmen en schonk 50 werktuigen van
den dictator aan het tribunaal. Deze vormden
te geiyker tyd, met stokken gewapend, zyne
lyfwacht, die hem overal vergezelde. Allengs
echter verleende de vrees den moed tot eene
samenspanning, zoodat hy in het Comité du
Salut Public onverwacht een heftig verzet ont-
moette. Daarna ontmaskerde Vadier, een man
van groeten invloed, in de Nationale Conventie
eene soort van samenzwering tegen de Repu-
bliek, waaraan Bchetpierre medeplichtig was.
Ten huize van eene zekere Cathérine Thêot
had men geheimzinnige plechtigheden gevierd,
den dictator als een nieuwen Messias gehul-
digd en den theocratischen troon ingewyd.
Bchetpierte wist het proces ter zyde te schiü-
ven, maar kon zich niet onttrekken aan den
spot, hetwelk zyn aanzien niet weinig deed
dalen. In het Comité du Saint Public werd
zyn voorstel, om met Oostenryk vrede te
sluiten, verworpen. Nu eens door zwaar-
moedigheid ter neder gedrukt, dan weder in
woede uitbarstend, kwam hy niet meer in
de vergadering van het Comité du Salut Public,
bewaarde in de Nationale Conventie een on-
heilspellend zwygen, vleide de Jacobynen en
gedroeg zich voor het volk als een martelaar
der goede zaak. Het voorstel van Saint-Jmt,
aan Bobetpierre de dictatuur op te dragen,
werd van de hand gewezen. Om zyne tegen-
standers met éen slag te vernietigen, bracht
hy op den 8sten Thermidor (26 Juni 1704) in
eene schitterende redevoering in de Nationale
Conventie eene samenspanning aan den dag,
welke niets anders bedoelde dan eene split-
sing dezer Vergadering in twee partyen. Zyne
redevoering werd stilzwygend gehoord, maar
ROBESPIEBEE— ROBILLANT.
toen Zeecimirê voorstelde, haar te doen dnik-
keo, Terlangde meo, dat dit yoorstel eent in
de afdeelingen ion worden onderzocht. De
Jaeobynen besloten voorts, dat men daags
daarna een opstand zon organiseeren ter
gunste van Rohu^/errey. doch reeds den vol-
genden ochtend, den 9den Thermidor (27
Jnli), lieten syne tegenstanders niet toe,
dat hg aan het woord kwam. Taüien besehal-
digde hem in eene heftige redevoering, en
een ander lid deed het voorstel, Rob^^iêrre
ia hechtenis te nemen. Het werd met een
ander, om ach ook van Couthtm en Saint^Jutt
meester te maken, aanstonds aangenomen.
MobtMpUrrê werd naar het Loxemboorg ge-
biaeht , maar door het volk verlost en naar
hei Btadhnisr geleid, waar ach syne lotgenoo-
ten ook reeds bevonden. Zyne besloitelooB-
be&d verlamde echter de geestdrift syner aan-
hangers, terwyi de Nationale Conventie eene
ongemeeae kracht betoonde en het opperbevel
over de gewapende macht opdroeg aan J^orrof,
met den last om aanvallender wUie te werk
te gaan. Toen Barras het stadhuis bestormde,
deed Rshetfitrrê eene poging, zich door een
pistoolschot van het leven te berooven, doch
▼erbryaelde slechts zyne kaak. Hy werd na
eerst naar het geboaw van het Comité dn
Salot Pablic, maar in den morgen van den
lOden Thermidor naar de Condergerie gezon-
den, vanwaar hy dien namiddag te 6 anr
met dO aanhangers naar de Place de la Con-
corde en hier op het schavot werd gebracht.
Voor het oog verdaarde hy met onverschillig-
heid den hoon der volksmenigte, die hem
kort te voren had vergoed. Eerst toen de
benl het verband losrukte van zyne wonde,
slaakte hy een kreet van pyn. Toen zyn hoofd
▼iel gaf de menigte door in de handen te klap-
pen hare voldoening te kennen. Met zyn leven
nam het Schrikbewind een einde, waardoor
hy zyn ideaal wilde bereiken. De zucht, een
wedrqpannig geslacht te verdelgen, was de
miBdadige dryfveer zyner bloedige maatregelen
en de oorzaak van zyn vaL Het oordeel over
deien omwentelingsman is intnsschen zeer
velschillend. Sommigen iLonnen hem edele
bedoelingen toe, al moeten zy ook erkennen,
dat hy zich tot het bereiken daarvan bediende
van onmenscheiyke middelen. Volgens anderen
bad hy een bep«rkt verstand en was zi^eiyke
everprikkeling een kenmerk van zyn karakter.
In elk geval was hy enkel een schitterend
redenaar, maar geen staatsman. Zyne „Oenvres
choiries** zyn door LapomMsrojfê en Carrsl in
188S~1842 in 8 deelen in het licht gegeven.
AMgiuÜM B<m Josêpk Robêtpimrej een Jonge-
ren broeder van den voorgaande en geboren
te Arras in 1764. Ook hy ontving zyne op-
leiding aan het college Louis Ie Orand en
werd later advocaat in zyne geboorteplaats.
In 1792 werd hy afjgevaardlgd naar de Na-
tionale Conventie, voegde zich by de party
der Badicalen en stond zyn broeder ter zyde,
Bonder zelLoene merkwaiurdige rol te vervul-
len. Als wlksveriegenwoordiger was hy ge-
mimen tyd werkzaam in het zuiden van
Frankryk en vervolgens als commissaris by
het Italiaansche leger, waar by vrieadschappe-
lyke betrekkingen aanknoopte met Bonaparte.
QB de nadering van Barras wierp hy zich
uit het venster, brak een been en werd
halMood tegeiyk met zyn broeder geguilloti-
neerd. — Beider zuster QkarloitSj lichtzinnig
van aard, weinig ingenomen met de beginse-
len van hare broeders en de beminde van
Fowéhêy die haar te vergeeft tot echtgenoot
begeerde, ontving van het Directoire een
jaargeld van 6000 francs, hetwelk, schoon
eenigszins verlaagd, haar ook door de vol-
gende regeeringen werd uitbetaald. Zy over-
leed te Parys den Isten Augustus 1881, „Mé-
moires'* nalatende.
Bobiano (Louisa Mary, gravin von), eene
Dultsehe schryflBter en geboren in 1823 te
Newcastle, is de dochter van den Duitschen
uitgewekene H. von Köppsn^ ontving als wees
hare opvoeding te Hamburg en werd vervol-
gens onderwyzeres in het Engelsoh aan het
Katharinagesticht te Stuttgart. D&ar trad zy
in het huweiyk met Graaf Alois ds BoHano,
doch het B. Katholiek geloof van laatstge-
noemde en de invloed der geesteiykheid gaven
weldra aanleiding tot eene echtscheiding. Ge-
durende de vyf Jaren van het proces van
scheiding woonde zy in Engeland en ontwierp
hier haren eersten roman: „Der Jesuit, oder
die gemischte Ehe (1861, 2 dln)'*, welke hare
eigene lotgevallen behelsde. Daarna bepaalde
zy zich by historische studiën en schreef:
„Anna Boleyn (1867. 2 dln)'*, — „Lebende
Bilder (1867, 2 dln)^ — „Alexander Ment-
sahikow (1868, 2 dln)'', — „Gustav Wasa
(1868, 2 dln)** — „DurundMol],Erz&hlungen
(1869, 3 dln)^*, — „Bobert Bruce (1870, 6
dln)", — „Die Bose von Heidelberg (1872,
4 dln)*', — „Lady Jane Gray und ihre Zeit
(1878, 4 dln)", — en „Ebba Brahe (1877, 8
dln)". Nadat zy eene reeks van Jaren te Stut^
gart had gewoqnd, verhuisde zy naar Unter-
Dtirkheim.
BobijxL De echte Oostersche robyn iséen der
kostbaarste gekleurde edi'Igesteenten en over-
trof in de middeneeuwen den diamant in waarde.
Hy heeft dezelfde samenstelling als saffier
en korund (Al^Oa) «i^ >> donker of doorschynend
rozenrood, somtyds met eene blauwe of gele
tint. De donkergekleurde steenen noemde men
oudtyds mannelijke en de lichtgekleurde vrou-
wÜAJJce. Benvenuio CdUni schatte de waarde
van een robyn 8- maal grooter dan die van
een diamant van *t zelfde getal karaten. De
robynen waren toen veel zeldzamer dan nu,
daar zy uit Engelach Indië in groeten getale
zyn aangevoerd. De schoonste komen van
Ceylon, Pegoe, Ava en Badak^an. Zy worden
op zeer verschillende wyzen geslepen, maar
nooit in den vorm van brilUnt of roset, om- .
dat zy daarvoor niet doorscbynend genoeg
zyn. Meestal geeft men hun eene trapvormige
snede. De invatting geschiedt in goud, ge-
deelteiyk met een foelie van ghwzend goud.
Men omringt ze gewooniyk met kleine dia-
manten. Fraai gekleurde soorten van splnél
worden vaak robynen genoemd, maar be-
zitten geenszins de blauwachtig roode kleur
en het vuur van den echten robyn. Licht
rozenroode topazen worden Braziliaansche
robynen geheeten, — Hongaarsche, Boheem-
sche, Saksische en Silezische robynen zyn
granaten, — en valsche robynen vervaardigt
men van glas.
Bobillant (graaf Carlo Felice Nioolisde),
een Italiaansch diplomaat, geboren te Turyn
6
BOBILLANT-ROBINSOX CRÜSOË.
in 1826, trad reeds vroeg in krQgsdienst, werd
in 1846 loitenant der artillerie, onderscheidde
zich in den slag van Novara (28 Maart 1849)
door ongemeene dapperheid en verloor daarbQ
de linkerhand. In 1853 werd hQ kapitein en
adjudant des Konings en nam voorts deel aan
den veldtocht van 1859. In 1860 werd hymi^oor,
in 1861 laitenant-kolonel by den genenden
staf en streed in 1866. Daarop zag hQ zich
benoemd tot generaal-mi^oor, — voorts tot
kommandant der brigade grenadiers in Sar-
dinië, tot directear der müitaird acadómie, tot
prefect van Ravenna, in 1871 tot gezant en
in 1876 tot ambassadeur van Italië aan het
OoBtenryksche Hof. Hy heeft een gnnstigen
invloed geoefend op de vriendschappeiyke
verhouding der Begeeringen van Italië en
Oostenryk en werd den 26sten November 1883
in zyn vaderland tot senator gekozen. By de
vorming van het ministerie Ihpreii» (29 Juni
1885) werd hy met de portefeuille van Bui-
tenlandsche Zaken belast.
Bobin Hood, de held eener reeks van
oud-£ngelflche balladen, was volgens de sage
earl of Hnntingdon, maar eigeniyk een Angd*
Saksisch vryman (yeoman), die ten tyde van
Micka/rd I (f 1199) of volgens anderen ten
tyde van Mend^ih III (f 1272) en Sdwwrd I
(t 1307) leefde en na de nederlaag van het
Saksische volk in den slag by Evesham (1265)
de wyk nam naar de bosschen, waar hy ala
een vogelvry verklaarde (outlaw) met zyne
makkers Jaren lang omdoolde en zich goed-
hartig en weldadig betoonde Jegens het volk,
maar wreed en onverbiddeiyk Jegens de Nor-
mandische edelen en geesteiyken. Het wond
van Sherwood was inzonderheid het tooneel
zyner daden. De talryke volkiüiederen, waarin
by als vertegenwoordiger van den volk^haat
tegen de Normandische heerschappy gehuldigd
wordt, hebben nu eens den vorm van korte
balladen, dan weder dien van uitgebreide
verzamelingen; zy zyn gezameniyk uitgegeven
door BUi<m (1795; 2de druk, 1832). Ook in
den „Ivanhoe** van WaUer Scott en ia „Fo-
rest Days'' van Jtimeê treedt hy op als moe-
dig stryder voor de rechten der Saksers, en
Mao Farren bracht hem in 1860 als den held
eener opera op het tooneel.
Bobinia X., zie Acacia.
Bobinson. Onder dezen naam vermelden
wy:
Xdward EobimoB, een Amerikaansch ge-
leerde. Hy werd geboren den lOden April
1794 te Southington in Connecticut, bezocht
het Hamilton college te Clinton in den Staat
New York en werd er leeraar in de wiskunde
en in de Grieksche taal, maar legde in
1818 zyne betrekking neder en be^ zich
naar de bezittingen zyner echtgenoot. Na
haar overluden wydde hy zich te Andoveria
Massachnsetts aan de studie der godgeleerdheid
en sedert 1826 te Parys, Halle en Beriyn aan die
der Oostersche talen. Te Halle trad by wederom
in het hnweiyk (zie onder), volbracht eene reis
door Duitschiand, Frankryk, Italië en Zwitser-
land en keerde in 1830 naar Andover terug, waar
hy de betrekking aanvaardde van hoogleer-
aar en bibliothecaris. Van 1833 tot 1837 woonde
hy te Boston en werd daarna professor inde
theologie aan het seminarium te New York.
In 1838 en 1853 ondernam hy vanhier reizen
naar Egypte^ het Sinaïtisohe Schiereiland en
Palaestina en overleed te New York den
278ten Januari 1864. Hy leverde onderschei-
dene vertalingen van Doitsche godgeleerde
werken en stichtte het tydschrift: „The Bi-
bllcal Repository". YoorU schreef hy: „Bi-
blical reaearches on Piüestine (1841, 8 dln;
3de druk, 1867)", door het Aardryksknndig Ge-
nootschap te Londen met het gouden eerme-
taal bekroond, — en ^New researches (1856)*\
terwyi hy ook nog eene natuurkundige aard-
ryksbeeohryving van het Heilige Land (1865)
achterliet
Theretê JJbertime Luue BóbUtan de echtge-
noot van den voorgaande en schry vende onder
den naam van Talvf (T. A. L. v. J.). Zy was eene
dochter van ooa Jaiob, hoogleeraar te Halle,
en werd geboren den 268ten Januari 1797. Zy
bracht met hare ouders hare Jeugd door in Rus-
land, ging in 1830 met haren echtgenoot naar
Amerika en vergezelde dezen op zyne reizen.
Na zyn dood keerde zy naar Duitschiand te-
rug en vestigde zich te Hamburg, waar zy
den 13den April 1870 overleed. Van hare ge-
schrilten vermelden wy: „Eene Duitsche ver-
taling van de volksliederen der Sdrnërs (1825 -
1826, 2 dln; 2de druk, 1853)*', — „Versuch
einer geschichtlichen Charakteristik der Volks-
lieder germanischer Nationen (1140)", — „His-
torical view of the slaviclanguages (1850)", —
„(ïeschichte der KoloniwUion von Neu-england
(1846)", — „Die Unechtheid der lieder Oi-
sians (1840)", — en een aantal novellen, welke
laatste ook in 1874 in 2 deelen zyn uitge-
geven.
Bobinson Crusoë is de held van den we-
reldberoemden Ëngelschen roman van dien
naam, geschreven door Da»t«j 2)0/00. Het eerste
deel verscheen in 1719 te Londen onder den
titel: „Life and strange surprising ad ventures
of Robinson Crusoê" en vond zoo groeten by-
val, dat de vervaardiger in datzelfde Jaar nog
twee vervolgen van zyn boek in het licht
gaf. In het Iste en 2de deel verhaalt Defoe
de zonderlinge lotgevallen en ontmoetingen
van een zwervenden Engelschman, zyn een-
zaam leven op een onbewoond eilaiid byden
mond der OHnoco, waarop hy na eene schip-
breuk was aangeland, de vindingryke wyze,
waarop hy aldaar in zyne behoeften voorzag,
zyne verlossing, zyn terugkeer en zyn twee-
den tocht in den vreemde, waarop hy, na het
volbrengen van verwonderiyke reizen in Indië,
China, Siberië enz., als een ryk man in zyn
vaderland aan wal stapt Het derde deel, geti-
teld: „Serieus reflections during the life of Ro-
binson Crusoe", bevat hoofdzakeiyk zedekun-
dige beschouwingen over den inhoud van het
Iste deel, dat ook het tweede ver overtreft in
aantrekkeiykheid. Dit boek werd in EngeUnd
by herhaling uitgegeven en in alle beschaafde
talen overgezet, zelfs in het Arabisch. Voorts
heeft men eene menigte navolgingen van dit
werk. Onder deze heeft „Robinson der Jttn-
gere (1779, 3 dln)" van Oamve d^eeste ver-
maardheid verkregen; niet lang m zyn ver-
Bchynen was dit boek in alle Europeesche talen
overgezet, en in 1876 beleefde het zyne938te
uitgave. Daarnaast mag niet onvermeld biy-
ven: „The life and adventnres of Alexander
Selkirk (1828)", waarin de lotgevallen wor-
den verhaald van een Schotsch matroos, die
BOBINSON CRUSOË-ROCELLA.
fB September 1704 op het onbewoonde eiland
Jvun Feniandei werd aan wal geset en er
bleeC tot Fetonari 1709, toen kapitein Wood
jB^iTff hem aldaar aantrof en naar Engeland
terogbraeht. Men heeft wel eens beweerd, doeh
aonder voldoenden grond, dat Defbe sQne ta-
fereelen ontleend had aan het dagbo^ Tan
Bobles (Caapar de), heer vom J8f%, een
dapper krfgnnan en een aoogbroeder van FM-
iêpg Fy koning van Spanje, werd geboren in
1627y trad Yroegt)|dig in dienst en was in
1567 als kapitein en goayemeor Tan Philip-
peville tegenwoordig bH het beleg yan Ya-
lencieniieB. Kort daarop belastte de gonver-
nante Mmtgcftti^ha hem met eene aending naar
Madrid, en na bet vertrek van laatstgenoemde
trad hg in dienst van AUa. In 1668 was hg
jM, bg de nederlaag te Heillgerlee, maar wel
bg de overwinning te Jemmingen. In 1569
werd hg als kolonel opperbevelhebber te
GnMüngen en versterkte dese stad met een
kasteeL Bg den Allerheiligenvloed gaf hg
treffende bUJken van menschlievendheid, waar-
door ^n aanzien bg het volk niet weinig
toenam. Terwgi voorts de beide stadhouders,
die Aremberg opvolgden, meestfd in Overgsel
of Oelderlaad toefden, stond BobiUê aan het
hooftl der saken in Friesland en het kostte
hem veel moeite, aldaar met gematigdheid
het geaag des Konings te handhaven. Nog
hwtiger werd die taak, tooi hg dch in 1572
benoemd sag tot Initenant-stadhonder van
BoHtAmoid^ terwgi de Hollandsche steden de
sgde koien van den Prins, de Watergensen
de aeeplaatsen bestookten en Graaf Joo»i vam
SeiamweiÊbwrg, reeds tot stadhonder van Fries-
land benoemd, met Diedmik vam Bronkkoné
pogingen deed om Friesland afVallig te maken
van Spai^e. Toen kon BoUm aioh alleen door
kraehtrinqianning en geweld staande honden.
Nadat hg Dokkom heroverd had, trok hg met
ifne FrieMu en Walen naar Stavoren, waar
1^ de overwinning behaalde op 6000 man
NassanSrs, die sieh aldaar hadden verschanst.
Eerlang moesten ook Bolsward, Sneek en
Franeker sich overgeven, waarna van Sekm-
wméwrg de wgk nam. Zoo groot was het ver-
tronwen van Alva op sgne dapperheid, dat
deie hem in Jannari 1573 opontbood, om
Haarlem te helpen belegeren. Hier werd
MMm gewond en keerde vervolgens naar
Leenwarden terug, waar hg met gejuich werd
ingehaald. Nu waagde hg zich op de Znidw-
see, en hoewel D%eo van MartêM het Ylie
bewaakte, veroverde hg zeven schepen, die
met 800 last rogge uit de Oostzee kwamen.
Ook deed hg pogingen, zich weder meester
te maken van Enkhuizen en MedembHk en
bemachtigde het eiland Vlieland. Nu werd hg
benoemd tot stadhouder en kapitein-generaal
over Friesland, Ghroningen en Drenthe en tot
ridder der Orde van St Jaoobus. Met kracht
bevorderde hg in Friesland de herstelling der
geteisterdeymeweringen en liet een kanaal —
naar hem genoemd — graven tusschen het
Bergumer Meer en de Lauwers. Bg den om-
mekeer van zaken in 1576 echter werd hg
Biet alleen door de zgnen verlaten, maar met
agn zoon, schoonzoon en onderbevelhebbers
door zgne eigene soldaten gevangen genomen
en op het blokhnis te Leeuwarden gebracht.
Eerst in Maart 1577 zag hy zich op last van
den Baad van State ontslagen en naar Bra-
bant gevoerd. Nu deed hg vruchtelooze po-
gingen tot herstel van zQn gezag. Voorts is
van hem bekend, dat hg zich bg Don Jam
van Oottemijh vervoegde, in den slag van
Gembloux (1578) eene afdeeling ruiterg kom-
mandeerde en na de overgave van Leuven
belast werd met eene zending naar Spanje,—
dat hg na zgn terugkeer gouverneur werd
van het kasteel van Limburg en eindeigk in
1585 te Antwerpen bg de bekende uitbarsting
tot vernieling van de brug over de Schelde
tegen een paal verpletterd werd.
Bobnsti (Jacopo), bggenaamd ü Tinto-
retto (het vervêrtje naar het bedrgf van zgn
vader), een beroemd Italiaansch schilder, ge-
boren te Venetië in 1512, was eerst een leer-
ling van Titaan, doch volgde weldra zyn
eigen weg, dien hg afbakende met de woor-
den: „van MüekêU Angdo de teekening en
van TUiaan het koloriet". Hg is eender eersten
van het tweede geslacht der Venetiaansche
schilderschool, dat niet is vrg te pleiten van
pronkzieke overlading. Trouwens ook MdbugH
vergaapte zich gedurig aan theatrale figuren
en aan zonderlinge tonstellingen van licht
en schaduw. Zgn koloriet onderscheidt zich
door effect, maar is tevens ruw en grof. Hg
overleed te Venetië den Sisten Mei 1594. Zgn
stuk in het paleis Pitti te Florence: „Venus,
Mars en Amor*' voorstellend, geeft getuigenis
van eene fhuti-realistische opvatting der na-
tuur, van schoone vormen en van een koloriet,
hetwelk op dat van TUiaan geigkt In den
trant van MviluiU Angdo schilderde hg: „Adam
en Eva'\ tbans in de Académie te Venetië en
voortreffeigk door de kleur van het naakt
Voorts vermelden wg van hem: „Het wonder
van den heiligen Marcus", in de Académie te
Venetië en „De Kruisiging'*, in de Scuola di
San Rocco aldaar, in welk gebouw zich 66
stukken van zgne hand bevinden. Minder firaai
zgn van hem: „De aanbidding van het gou-
den kalf' en „Het laatste oordeel" in het koor
der kerk van San Michaël te Venetië, —een
„Avondmaal** in de kerk van SanTrovaso,—
en het groote „Paradgs'* in het paleis van
der Doge. Zgne portretten behoeven voor die
van TUiaan niet veel onder te doen. Men
vindt voorts kunstgewrochten van zgne hand
in de voornaamste musea, bgv. in die te Pa-
rgs, Londen, Dresden, Berign en Weenen. —
zgn zoon Jhmsnico, deegeigks ü TUiioreUo
bggenaamd, leverde uitstekende portretten en
schilderde o. a. het zeegevecht tusschen de
Venetianen en Keizer OttOy geplaatst in de
groote raadzaal te Venetië. Hg overleed in
1687 op 75-jarigen ouderdom.
Boos (Jnlio), president der Argentgnsche
BepubUek, werd geboren in Juli 1848 te
Tucuman, bezocht het collegio van Farana,
om zich tet den krggsdienst voor te bereiden,
zag zich op 80-Jarigen leeitgd op het slagveld
van Santa Bosa tot generaal bevordtsrd, was
daarop gouverneur-generaal van eenige grens-
districten en aanvaardde in 1879 de portefeuille
van Oorlog, waarna hg den 12den October
1880 voor een tgdperk van 6 jaren tot presi-
drat der Bepnbliek werd benoemd.
iEtooeUa Dm. is de naam van een plantenge-
slacht uit de klasse der Kw$tmosten (Lichenes)
8
BOCELLA— BOCHE-AYMON.
met onbedekte ynicbteD. Het oadenchddt
sieh door eea rolrond of eenigniiie sameii-
gedrnkty stroikachtig loof met een dieht,
Teielig merg en door aan de iQden aan-
geheehte, scbUfTormige, in bet loof geietene
•cbil^jes. Van de 6 bekende loorten, die in
warme gewesten aan de leekost groeien, is
E. ^o^orui D«0. (lakmoetmoa) de belangrQkate.
Het loof van dOM plant is 16—82 Ned. doim
lang en 1—8,6 Ned. breed, dik, wormTormig,
enkdTondig of vertakt, lederachtig en wit
▼an kleur, met swarte, witgerlekte scbilcUes.
Het groeit op de rotsen der Ganarisobe en Aio-
riscbe Eilanden, der Middellandscbe Zee, der
Midden- en Zoid-Amerikaansohe wateren, eni.
en wordt Tenameld ter bereiding van orseille
en lakmoes.
Boohambeau. Onder deien naam rer-
melden wQ:
«Tmm Bapiisiê DoHoüem dê FimMr, graaf
de BoekamUam, maarsebalk van Frankr)|k,
geboren den Isten Jnlil724 te Venddme. Hy
trad in 1742 in militairen dienst, ondersekeidde
lieb in den Oostenrtjkscben Saccessie- oorlog,
nam in 1766 deel aan de expeditie tegen Mi-
noroa en was in den Zere^Jarigen Oorlog bri-
gade generaal der infimterie. In 1870 verkreeg
bV als luitenant-generaal bet opperbevel over
een korps van 6000 man, ketwelk onder ad-
miraal Têrnmy den Noord-Amerikanen werd
ter bvlp geionden. Op den lOden Angortos
stapte bQ met zyne manscbappen te Bbode-
Islaad aan wal, maar kon licb eerst in 1781
met WcMmgion Tereenigen. Met desen mkte
bV nn snel voorwaarts naar Virginia en nood-
laakte den lOden October een Engelscb leger
van 8000 man, dat sich onder aanvoering van
CommalUê in Yorktown bevond, tot capitu-
latie. Na ii|n terugkeer werd bQ belast met
bet bestnnr in Artois en Picardie, in 1788
met bet baadbaven der orde in den Elsas, en
in 1790 ontving bQ denmaarsebalksstafenbet
bevel over bet noorderleger. Daar bU by bet
uitbarsten van den oorlog in 1792 te kennen
ga^ dat men sicb enkel by de verdediging
bepalen moest, verloor by het vertrouwen der
revolutionake pariy, loodat by den 16den Juni
van dat jaar zyn kommando nederlegde en
licb naar lyn landgoed te Venddme begaf.
Niettemin werd by na den val der Girondy-
nen in becbtenis genomen en voor de revolu-
tionaire recbtbank gesteld, docb de vernieti-
ging van bet Scbrikbewind redde hem van
den dood. Napól&m I schonk kern in 1808 bet
grootkruis van bet Legioen van Eer en bet
maarschalkspensioen. Rochambéom overleed den
lOden Mei 1807, en syne „Mémoires*' werden
door Leuuiwü in het licht gegeven.
DonaiieH Marie Joeeph de Vimemt^ vicomte
de Eoekambeüm, een Franscb generaal en een
soon van den voorgaande. Hy werd geboren
in 1760, nam deel aan de expeditie naar
Noord- Amerika onder het opperbevel vanzyn
vader en verkreeg in Juli 1792 het kom-
mando in de Fraasch-West-Indische koloniën,
bracht op San Domingo de oproerige Negers
tot onderwerping, verdreef op Martinique de
koningsgeainden en Engelsehen en bevrydde
ook Guadeloupe en Ste Lucie, maar moest
in Maart 1794 Fort Boyal by capitulatie aan
de Engelschen overgegeven. In 1796 werd
hy door het Directoire nogmaals naar San
Domingo geionden ter demping van den op-
stand, doch lyne krygsmacht was te klein
voor die taak. In 1802 vertrok ly met Ltdere
voor de deide maal naar San Domingo en
auivaardde na diens dood in November 1808
het opperbevel. Te vergeeft poogde by door
ongehoorde gruwelen de gekleurde bevolking
van dat eiland tot onderwerping te brengen;
de gele koorts venwakte eerlang het Fran-
sobe leger looieer, dat hy lieb den 80sten
November aan den Britschen admiraal moest
overgeven. In 1811 werd hy uitgewisseld,
ontving in den veldtocht van 1818 het bevel
over een korps van LanÊrietom en sneuvelde
in den Volkerenslag by Leipsig den 18den
October van dat Jaar.
Boohau (August Ludwig von), een Duitsch
schryver, geboren den 20sten Augustus 1810
te W<^enbttttel, studeerde te Göttingen in de
rechten en wdrd wegens den „Fimnkitartw
Attentat" van 1888 tot 20 Jaar tuchthuisstraf
veroordeeld. Hy nam de vlucht naar Parys,
maar keerde in 1848 naar Duitschland terug,
waar by als Journalist de eenheid des Byks
locht te bevorderen, vestigde lich in 1861 te
Heidelberg en overleed aldaar den 16den
October 1878. Hy schreef: .Italien. Wandei^
bnch (1862, 2 dln)", — „Die Moriscos in Spanien
(1888)'*, — „Grundsfttae der BealpoUtik (1863
—1869, 2 dln)**, — „Geschichte Frankreichs
vom Stune Napoleons bis sur Wiederherstel-
lung des Kalserthums (1868^ 2 dln)", — en
•Geschichte des deutschen Landes nnd Vol-
kes (1870—1872, 2 dln)'*.
Boohdale» eene stad in het Engelsobe
graafschap Lancashire, aan de Boche, waar-
over 8 bruggen syn gelegd, en 16 Ned. myi
ten noorden van Manchester, beeft eene fraaie
hoofdkerk uit de 12de eeuw, een stadhuis,
eene Latynsche school, onderscheidene ikbrie-
ken en byna ^000 inwoners (1881). Inbare
nabybeid vindt men steenkolenmynen, stell-
en leigroeven. De stad lelve is niet ftmid, maar
hare omstreken syn leer schoon.
Boohe-Aymon (Antoine Cbarlet Etienne
Paul, graaf la), een Franscb generaal, gebo-
ren den 28sten Februari 1772, verliet by het
uitbaisten der Bevolutie met ayn vadw (luite-
nant-generaal in Franschen dienst) het vader-
land en trad in de gelederen van het korps
van Ckmdé, Na de ontbinding van dit leger
kwam hy als adjudant van Prins Mendrik in
Pruisischen dienst, stond in 1806—1807 aan
het hoofd van bet tweede eskadron swarte
huiaren en hield sich vervolgens besig met
de reorganisatie van het Pruisische leger,
bepaaldeiyk door het bewerken van een regle-
ment voor den dienst der lichte troepen te voet
en te paard. In 1810 verwierf hy den rang
van kolonel en de inspectie van de lichte troe-
pen in West-Pn^sen. Ook nam hy in het
Pruisische leger deel aan den bevrydings-
oorlog, maar trad na de restauaUie in Fran-
schen dienst. In 1814 werd hy brigade-gene-
raal en in 1816 vluchtte hy] a^t Lodemvk
XVIII naar Gent In 1823 erMbde by het
kommando over eene brigade kavallerie in
Cataloaië, nam vervolgens deel aan de reor-
ganisatie van het leger en overleed in 1849.
Hy schreef „Introdaetion 4 rétade de Tart de U
guerre (1802—1804, 4 dfai)", waarvan nog in
1867 een uittreksel werd in bet licht gegeven.
BOCHEFOBT— &OCHESTEB.
Boohefoirt, eigenlSk JRoekêfori sur Mer,
eene anondinementBhoofdstad in het Fransche
departement Charente-Inferieure, aan de Cha-.
roite, 15 Ned. mUl van haren mond in den
Atlantiadien Oceaan, en aan den spoorweg
van Kantea naar Bordeanx gelegen, ia eene
▼eiting van den eersten rang en óene der 5
Franache oorlogahavens, de aetel van eene lee-
prefeetnnr, van een gerechtshof en van onder-
sdiddene consnlaten, en heeft eene zeevaart-
school, een college, eene geneeskundige school
met eene boekc^ van 10000 deelen, eene
teekensohool, eene bonwknndige school, eene
gemeente- en eene marinebibliotheek, een
mnseom voor natnnrlDke historie, een bo-
taniacben tnin, een paar hospitalen en ruim
28000 inwoners. De stad besit vele nieuwe
gebonwen en ia regelmatig aangelegd. In haar
oentntm bevindt zich de Place d*armes met
eene fraaie fontein. Talrgke bastions en forten
verdedigen de stad en de haven. Tot de merk-
waaidige gebonwen behooren er: de zeepre-
feetunr, de 3 kazernes, het fraaie marktge-
bouw en de hoogesignaaltorenmetdemarine-
telegraaf. Buiten de stad bevindt zich een
marinehoepitaal met 18 zalen en 800 bedden:
aldaar ia de geneeskundige school gevestiga
met eene boekerQ, een ontleedkundig mu-
seum, een physisch kabinet, een scheikundig
laboratorium enz. Voorts heeffc Rochefort een
groot arsenaal, waarmede seheepstimmerwer-
ven, droge dokken, zeilmakerijen, Qzergiete-
ryen, smederQen, bakkeryen enz. verbonden
zin, zoodat men er 18 schepen van den
eeraten rang tegelQkertyd kan uitrusten. De
haven dezer stad is toegankelQk voor de
grootste schepen en gesplitst in 2 afdeelingen,
namelttk de oorlogshaven, 2200 Ned. el lang
en diep g«noeg om er zelfs by eb de zwaarste
oorlogaehepen vlot te houden, en de handels-
baven met 2 bassins, van welke het éene,
binnen de stad, 180 Ned. el lang en 60 Ned.
el breed ia, en het andere, buiten de stad,
eene lengte heeft van 150 en eene breedte
van 90 Ned. eL Voorts heeft men er nog de
havm Tonnay-Charente. In 1875 zyn er 282
schepen naar den vreemde en 2967 kuatvaar-
toigen uitgezeild. De voornaamste handels-
artikelen zyn er: wyn, brandewyn, zout,
graan, meel, steenkool, timmerhout, paar-
den, rundvee, gezouten viseh en koloniale
waren. De nyverheid bloeit er in den scheeps-
bouw, het vervaardigen van chocolade, van
chronometen, van Hollandsche kaas, van
woUen stoffen enz. Eene waterleiding brengt
er het water uit de Charente in eene kom. ~
Boehefort was tot 1665 enkel een fort, werd
door Lodtwifk XI F gesticht en door Vaubau
versterkt. Hier wilde NapoUo» I na zyne
nederlaag by Waterloo zich inschepen, maar
moest er zich den 15den Juli 1815 aan de
Eagelsdien overgeven.
Boohefoirtr-Lu9ay (Victor Henri, graaf
van), een Fransch dagbladschryver, geboren
te Farys den 30sten Januari 1880, zag zich
genoodttakt, voor het onderhoud te zorgen
van zyne moeder, zyne zuster en ziohzelven,
zoodat hy zich met zeer ondergeschikte be-
trekkingen, met die van huisonderwyzer,
aehryver en oommies op een stedeiyk bureau
moest vergenoegen. Inmiddels zette de be-
gaafde Jongeling zyne studiën voort, inzon-
derheid over de kunst, zooals biykt uit zyn
werk: „Les mystères de Thotel des ventes
(1862)". Daarna schreef hy boeiende romans
en hoofdartikels, deze laatste als redacteur
van den „Charivari'*, — „Nain Jaune", —
en „Figaro". Toen hy in 1868 op last van
het ministerie uit de reidactie van „Figaro"
verwyderd werd, schreef hy het weekblad:
„La Lanteme", dat op scherpen, geestigen
toon zyne aanvallen richtte tegen het tweede
Keizerryk, zoodat hy zich zware boete en
gevangenisstraf op den hals haalde, terwyi
120000 exemplaren van ^n blad werden ge-
drukt. Gedurende eenigen tyd namhydeWyk
naar Brussel, doch in 1869 werd hy te Parys
gekozen tot afgevaardigde naar het Wetgevend
Lichaam. Wegens het beleedigen der Keizer-
lyke familie in de door hem geredigeerde
„Marseillaise" en wegens zyne demonstratie
by de begrafenis van Vietor Nair, door Prins
JPierrê Bonaparte doodgeschoten, werd hy
den 22sten Januari 1870 tot 6 maanden ge-
vangenisstraf veroordeeld. Den 4den September
1870 was hy lid der Begeering als minister
zonder portefeuille en belast met het opwer-
pen van barricaden. Wegens zyn dubbelzinnig
gedrag by den opstand van 81 Oetober legde
hy intnsBchen zyn ambt neder en nam den
3den Maart ook zyn ontslag als lid van het
Wetgevend Lichaam, omdat hy den aibtand
van Elzas-Lotharingen als eene onwettige
daad beschouwde. In de „Marseillaise" be-
vorderde hy de beweging der Commune,
zonder den moed te bezitten, zich openiyk aan
hare zyde te scharen. Nadat zyn blad door de
Commune verboden was, po<^e hy in het
begin van Mei uit Parys te vluchten, maar
werd te Meaux herkend, in hechtenis genomen
en door den krygsraad te Versailles tot depor-
tatie veroordeeld. In 1873 bracht men hem naar
Nieuw-Caledonië, maar hy wist in Maart 1874
over Australië en Amerika naar Europa te
ontsnappen en vertoefde by afwisseling in Zwit-
serland en in België, waar hy eene nieuwe
„Lanteme" met hiUeiyke uitvallen tegen het
tegenwoordige Fransche Bewind in het licht
gaf, maar zonder byval te vinden. Vervolgens
schreef hy: „Les dépravós (1875)" en „De
Nouméa en Europe; retour de la Nouvelle
Calédonie (1877)", keerde ten gevolge der
amnestie van Juli 1880 terug naar P^s en
aanvaardde in zyn dagblad: „L*intransigeant"
een heftigen stryd tegen Chmhetia en tegen
de Begeering. Door het departement Seine
werd hy tot lid van de Kamer van Afgevaar-
digden gekozen en hy voegde er zich by de
linker ^de, maar toen zyn voorstel tot het
verleenen van amnestie op den 6den Februari
verworpen werd, legde hy zyn mandaat neder.
Boohefouosult , zie LaroehefauoaaU,
Boohelle (La), zie LarockelU.
Boohester. Onder deaen naam vermelden
wy:
De stad Moekuter in het Engelsche graaf-
schap Kent, aan de bevaarbare Medway,
waarover eene steenen en eene yzeren brug zyn
gelegd, een overonden bisschopszetel, met eene
oude, eerwaardige, omstreeks het jaar 600 door
Mkdred gestichte, in de 11de tot de 13de eeuw
herbouwde en in 1873 en 1874 gerestaureerde
hoofdkerk, onderscheidene andere oude kerken,
een antiek raadhuis, eene korenbeurs, eene
10
ROCHESTER— ROCflOW.
Latyosche school, een kleinen schoawbarg en
bQna 22000 inwonen (1881). Op eene hoogte
nabg de riyier verheft lich te midden van
een park het kasteel, door bisschop Oundulf,
die met WilUm de Veroveraar derwaarts trok,
op Romeinsche grondvesten gesticht ; deiware
toren ran dit gebonw heeft 21 Ned. el in *t
vierkant en is 82 Ned. el hoog, gel||kt op
den Tower te Londen en bevindt zich nog
in goeden staat. Rochester vormt met de
voorstad Strood op den linker oever derMed-
way en met Chatham (64000 inwoners) eene
enkele, door vestingwerken omgevene plaats
met veel scheepvaart en handel.
De stad Soekeeter in den Noord- Amerlkaan-
schen Staat New York, lich verheffend op de
beide oevers van de Geneseerivier, welke er
3 watervallen vormt ter hoogte van 29, T'/a
en 26 Vs Ned. el en lich mim 2 uur gaans
vandaar in het meer Ontario nitstort. Onder-
scheidene bmggen verbinden die beide oevers,
en het Eriekanaal is door middel eener wa-
terldding ter lengte van 268 Ned. el over de
rivier heen gebracht. Deze stad heeft breede
straten en vele alleenstaande hnizen en is
met fraai geboomte versierd. Men heeft er
groote korenmolens, laken-, laarzen- en ma-
chinenfabrieken, onderscheidene kerken, eene
universiteit der Baptisten, in 1850 gesticht,
een godgeleerd seminarium, een athenaeum,
onderscheidene bibliotheken, eene vrye school
(academy), een museum van schilderyen, on-
derscheidene ziekenhuizen en ongeveer 90000
inwoners (1880). Zy werd eerst in 1812 door
NaikamSl Boeketter gesticht en is door een
spoorweg met hare haven, Charlotte, ver-
bonden.
BoohOBter (John Wilmot, graaf van),
een geestig Engelsch hekeldichter en tevens
éen der losbandige hovelingen aan het Hof
van Karel II, aanschouwde het levenslicht op
den lOden April 1647, ontving zyne opleiding
op het Wadham-College, werd magister ar-
tium, volbracht eene reis door Italië en
Frankryk, onderscheidde zich door zyne dap-
perheid, maar gaf zich vervolgens aan de
ergste ongeregeldheden over, zoodat hy reeds
den 268ten Juli 1680 overleed. Zyne gedichten
werden in 1680 en vervolgens in 1756 uitge-
geven.
Boohette (Désiré Raoul), een Fransch
oudheidkundige en geechiedschryver, geboren
te St. Amand den 9den Blaart 1789, studeerde
te Bourges en werd in 1811 hoogleeraar in de
geschiedenis aan het Keizeriyk lyceum te
Parys, in 1815 plaatsvervanger van Onizoi
aan de faculteit te Parys, in 1816 lid van de
Académie des Inscriptions en mederedacteur
van het „Journal des savants", in 1818 con-
servator van het kabinet van oudheden en
medailles in de Koninkiyke Bibliotheek, in
1826 professor in de archaeologie by die in-
richting en in 1829 vaste secretaris der Académie
des beaux arts. Hy deed herhaalde reizen
naar Zwitserland, ItaliS en Sicilië, Grieken-
land en Duitschland, en overleed den 5den
Juli 1854. Van zyne geschriften vermelden
wy : „Lettres sur la Suisse, écrites en 1819 —
1821 (1828, 2 dln; 2de druk, 1826,8 dln)",—
„Histoire de la révolution Helvétique en 1797
et 1808 (1828)", — „Histoire critique deTéta-
blissement des colonies grecques (1815, 4 dln)",
— „Monuments inédits d'antiquités figurées
grecques, étrusques et romaines (1828—1880,
2 dln)", — „Antiquités grecques du Bosphore
Cimmérien (1822)", — „Peintures antiques in-
édites (1836)" met „Lettres archéologiques sur
la peinture des Grecs (1840)", — „Mémoires
de numismatique et d*antiquité (1840)", —
„Mémoires d'archéologie comparée asiatique,
grecque et étrusque (1848, dl 1)", — en
„Choix de peintures de Pompée (1844—1851,
7 dln)".
Boohliolz (Ernst Ludwig), een verdien-
steiyk schryver over oude volkssagen,
werd geboren te Ansbach in 1809, studeerde
te Mttnchen in de rechten en begaf zich ver-
volgens om staatkundige redenen naar Zwit-
serland, waar hy sedert 1836 aan de canton-
nale school te Aarau als professor werkzaam
was, totdat hy eenige Jaren geleden op pensioen
werd gesteld, terw^l hy nog steeds de betrek-
king waarneemt van conservator van het mu-
seum van oudheden aldaar. Sedert 1860 ishy
redacteur van „Argovia", het Jaarboek van het
Historisch Genootschap in het canton Aarau.
Van zyne werken vermelden wy; „Eidgenös-
sische Liederchronik (1835)", — „Der neue
Freidank. Geschichte der deutschen Literatur
in Poesie nnd Prosa (1888)", — „Tragemunt
(1850)", — „Schweizersagen aus dem Aargan
(1856, 2 dln)", — „Natnrmythen ; neue Schwei-
zersagen (1862)", — „Alamannisches Kinder-
lied und Kinderspiel (1857)", — „Deutscher
Glaube und Brauch im Spiegel der heidnischen
Vorzeit (1867, 2 dln)", — „Liederfibel (8de
druk, 1872)"— „DreiGaugöttinnen: Walburg,
Yerena und (ïertrud, als Deutsche Kirchen-
heilige (1870)", — „Die Schweizerlegende von
Bruder Kiaus von Flüe (1874)", — „Aargauer
Weistümer (1876)", — „Teil und Geszier
in Sage und (Geschichte (1876, 2 dln)", — en
„Die aargauer (Geszier in ürkunden (1877)".
Boohlltz (Friedrich), een Duitsch schryver,
geboren te Leipzig den 12den Februari 1769,
bezocht de Thormasschool aldaar en studeerde
er vervolgens in de v^sbegeerte en wydde
zich in zyne geboorteplaats aan letterkundigen
arbeid. De Groothertog van Saksen benoemde
hem tot Hofraad, en hy overleed te Leipzig
den 16den December 1842. Hy leverde: „Zeich-
nnngen von Menschen nach (Geschichte und
Erfiihrung (1794)", — „Charaktere interessanter
Menschen in moralischen Erzühlungen darge-
stellt (1799-1808, 4 dln)", — „Denkmale
glüchlicher Stunden (1810—1811, 2 dln)", —
„Kleine Romane und Erzfthlungen (1807, 8
dln)", — „Neue Erzühlungen (1816, 2 dln)",
— „Fttr ruhige Stunden (1828, 6 dln)", — en
„Ftir Freunde der Tonkunst (1880—1882, 4
dln)", — alsmede eene reeks van opstellen in de
„ Allgemeine mnsikalische Zeitung", die van 1798
tot 1818 door hem hem werd geredigeerd.
Boohow (Gustav Adolf Rochus von), een
Duitsch staatsman en de telg van eenadeliyk
geslacht, werd geboren den Isten Gctober
1792 te Neuhausen by Rathenau, studeerde te
Heidelberg en Göttingen ia de rechten, nam
deel aan den vryheidsoorlog, wydde zich in
1815 aan het beheer zyner goederen en werd
in 1822 naar Beriyn geroepen, om mede te
werken tot de samenstelling eener wet op het
provinciaal bestuur. In 1888 werd hy lid van
de commissie tot regeling der staatsschulden,
ROCflOW— ROCOCO.
11
ag sieh daania geplaatst by het departement
T»n Blnnenlandache Zaken , en werd in 1866
geheim opperr^geeringaraad en in 1831 chef en
YO<»rsitter van den regeeringsraad van Merse-
bnrg. In 1834 zag hQ zich benoemd tot mi-
nister yan Binnenlandsche Zaken en van
Politie. Wegens ongesteldheid legde hQ in
184S de portefeaille neder, maar bleef lid
van het ministerie en van den staatsraad en
OTerleed te Aken den Uden September 1847.
Hf volgde eene zeer conservatieve richting
en het bekende woord : ^ beperkt onderdanen-
verstand'* Is van hem afkomstig.
Boohus, een heilige der R. Katholieke
Kerky geboren te Montpellier in 1296, trad
in den geestelQken stand, verpleegde pestzie-
ken in Italië en overleed in 1372. Zyn herin-
neringsdag valt op den 16den Augnstus.
BcMditiasen. Onder dezen naam vermelden
wfl:
Jam Jaedb EoekusseB, een Nederlandsch
staatsman, geboren te Etten den 23sten Oo-
tober 1797. Hg nam deel aan den veldtocht
van 1815, zag zich vervolgens bg de belastin-
gen geplaatst, was van 1819 tot 1825 contro-
leur te Amst^dam, maakte zich bekend met
de bronnen van Keêrlands handel en nQverheid
en werd in 1825 secretaris van de Kamer van
koophandel en fabrieken aldaar. Voorts aan-
vaardde hg de betrekking van directeur van
het entrepdtdok, werd in 1834 lid der oom-
missie voor de Rgnvaart, bracht in 1837 en
1849 handelsverdragen tot stand met Frankrgk
en met het Dnitsche Tolverbond en ontving
zoowel de ridderorde van den Nederlandschen
Leeaw als die van het Legioen van Eer.
Den Isten Angnstos 1840 aanvaardde hg de
portefeuille van Financiën onder de door hem
gestelde voorwaarde, dat het amortisatiesyn-
dleaat zon worden afgeschaft en de staat der
geldmiddelen openbaar gemaakt. Voorts regelde
hg de flnandeele zaken met België, reorgani-
seerde de rekenkamer en diende een plan van
conversie in, dat evenwel in 1843 met eene
geringe meerderheid werd afgestemd, waarna
hg zgn ontslag nam. In 1848 bemoeide hg
zich voorts met de regeling der zaken van
Luxemburg, nadat hg aanstonds na zgn ont-
dag benoemd was tot gezant in België, welke
betrekking hg tot 1845 waarnam. Toen werd
hg gouverneur-generaal van Neêrlandsch Indië
en bleef aldaar werkzaam tot 1851. Na zgn
terugkeer reisde hg buiten *s Unds, ondervond
zware huiseigke rampen en werd in 1856
door het kiesdistrict Alkmaar afgevaardigd
naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
In 1857 legde hg zgn mandaat neder en nam
zitting in de commissie nopens de kolonisatie in
Indfê. Het daaropvolgende Jaar werd hg belast
met de samenstelling van een nieuw ministerie
en stond tot 1860 aan het hoofd van het de-
partement van Koloniën, waarna hg versierd
werd met het Grootkruis met brillanten der
Orde van den Nederlandschen Leeuw. In 1859
werd hg door het kiesdistrict Amsterdam
wederom afgevaardigd naar de Tweede Kamer
en overleed te *sGravenhage den 22sten Ja-
nuari 1871.
CkarUs Rockmnêm, een uitstekend Neder-
landsch schilder, geboren te Rotterdam in
1815. Hg behoort tot de leerlingen van
Ifit^ en Waldorp. Aanvankeigk was hg voor
den handel bestemd, en eerst op 22-jarigen
leeftgd verwisselde hg het kantoor met het
atelier. Voorts bezocht hg verschillende landen
van Europa en beoefende met ongemeene
geestdrift en een zeldzaam talent de schilder-
kunst. Sedert eene hal 7e eeuw leverde hg
eene reeks van kosteigke beelden, landschap-
pen, binnenhuizen, gevechten, genrestukken en
historische compositiën uit allerlei tgdperken.
Vooral toekende hg veel met sapverf of houts-
kool en wist steeds de ontvangene indrukken
met een verwonderigk talent weder te geven,
zooals voorzeker allen zullen toestemmen, die
de verzameling zgner kunstgewrochten op
eene tentoonstelling te Amsterdam in 1884
hebben aanschouwd. Merkwaardig is het vooral,
hoe hg op elk van deze den stempel der
oorspronkeigkheid weet te drukken.
Bbokford, eene stad en de hoofdplaats van
Winnebago in den Noord-Amerikaanschen Staat
Illinois, ligt op de beide oevers der Rock
River en aan verschillende spoorwegen en telt
20000 inwoners (1885). Men heeft er onder-
scheidene scholen, eene bibliotheek en een
aanzienigk aantal groote fabrieken, vooral eene
van uurwerken en eene van kousen.
Bookinger (Ludwig), een verdiensteigk
beoefenaar der rechtsg^hiedenis, geboren te
Würzburg den 28dten December 1824, stu-
deerde te Mfinchen en vestigde zich aldaar
als privaatdocent na de uitgave van „Uel>er
Formelbttcher vom 13 bis 17 Jahrhundert als
rechtsgeschichtliche Qaellen (1855)'*. Later
werd hg er assessor aan het Rgksarchief en
honorair professor in de palaeographie en
Beiersche geschiedenis aan de universiteit.
Sedert 1868 is hg gewoon lid der historische
klasse van de Beiersche Académie van Weten-
schappen en sedert 1874 correspondeerend lid
der Académie te Weenen. Hg leverde eene
uitvoerige inleiding voor de „Altbayrische
landst&ndischen Freibnefen (1835)" van Ler-
chenfeld en behingrgke opstellen in onderschei-
dene periodieke werken, terwgi in 1871 de
Académie te Weenen hem belastte met de
uitgave van den „Schwabenspieger*. Daarom-
trent heeft hg vóór en na verslag gegeven in
zgne „Berichten ttber die Untersuchung von
Handschriften des sogenannten Schwabenspie-
gels (1873-1875)".
Booky Mountains of Boisgé>ergU is de
naam van een sterk vertakt Amerikaansch
gebergte, dat, als eene noordeigke voortzetting
van de Mexicaansche Centraal Cordilléta, zich
over het gebied der Vereenigde Staten en
over Britsch Noord- Amerika in eene west-
noordwesteigke richting van 32° N.B. tot aan
de kust der Noordsche Ijszee onder 70'' N.B.
uitstrekt, alzoo eenafttand van ongeveer 5 500
Ned. mgi doorloopt en den scheidsmuur vormt
tusschen de groote centrale vlakte in het oos-
ten en de bergstreek en hoogvlakten van
Opper Califomië, Utah, Oregon en Nieuw-
Caledonië.
Soooco noemt men de verbastering van
een bouw- en versieringstgi in de 18de eeuw,
die zich van vormen bedient, welke op het
effect berekend zgn. Waarschgnigk is de naam
afkomstig van het woord roeaülit omdat rots-
en schelpenversieringen veelal een eigenaardig
bestanddeel uitmaken van dezen zonderlingen
bouwstgi. Hg ontstond in Frankrgk, en
12
ROCOCO-EÖDEBEB.
de eerste sporen daanran ontdekt men onder
de CoiU in 1713 tot 1719. In meer ontwik-
kelden toestand vinden wQ hem by Oppêuord
(t 1742), MeUsomnier (f 1760) en Zêroux
(t 1745). Uit Frankryk verbreidde dch het
rococo naar andere landen en liad inzonder-
heid groeten invloed op den vorm van porse-
leinen voorwerpen. ZQn karakter is, met be-
trekking tot gebonwen : omslachtige gevels met
gebroken en gebogen hoofdiynen, wUlekeorige
deur- en vensteropeningen en overlading met
eene ziellooze ornamentiek, — voorts sieraden
in den schelpen vorm, gemaniëreerde goirlandes
van bloemen, stoelen en tafels met gebogen of
verwrongen pooten, en hierby smakelooze
Chineesche of Japansche porseleinen. Tegen
het einde der 18de eenw is echter de rococo-
styi door een meer gezoiverden smaak ver-
vangen.
Bod (Edouard), een Fransch schryver,
geboren te Nyon by Genève, studeerde twee
Jaar te Bonn in de letteren en bepaalde aich
vervolgens by de studie der wysbegeerte van
Sekopenhauer, terwyi hy tevens deel nam aan
de werkzaamheden der Wagnervereeniging.
Na zyn terugkeer in Frankryk werd by een
yverig aanhanger der naturalistische school
van Zola en verdedigde dezen in zyn vlug-
schrift: „A propos de TAssommoir'*. Voorts
schreef hy : „Les AUemands k Paris**, — „Pel-
biyre Venlard, étude de moeurs Parisiennes",
— en „Cöte k cdte** als eerste deel van een
cyclus van romans onder den titel van: „Les
protestants", waarin hy de orthodoxie der
Gereformeerde Kerk heftig bestrydt. Ook in
deze werken beweegt hy zich in de richting
van Zola. Voorts schreef hy in Fransche dag-
bladen merkwaardige mededeelingen over
Duitsche letterkunde.
Bodbertus (Johan Earl), een Duitsch
staatsman, . geboren te Qrei&wald den 12den
Augustus 1806, studeerde in de rechten, werd
in 1848 door het district Usedom- Woliin afge-
vaardigd naar de Nationale Vergadering, aan-
vaardde voor korten tyd de portefeuille van
Eeredienst in het ministerie Auêrtwald^ Sansê-
manm en was vervolgens, alsmede in de Tweede
Kamer van 1849, de hoofdleider van het linker
centrum. Na het octroyeeren der nieuwe kieswet
onthield hy zich van alle openbare staatkundige
bemoeiingen en overleed den 6den Decem-
ber 1876. Hy schreef onder anderen : „Sociale
Briefe an von Kirchmann (1850—1861, 3
dln)", — „Znr Beleuchtung der socialen Frage
(1875)", — en „Zur Erkl^rung und AbhOlfe
der heutigen ELreditnoth des Grundbesitzes
(1868—1869, 2 dln)". Uit zyne nagelatene
papieren werd uitgegeven : „Das Kapital (1884)".
Hy werd beschouwd als de voornaamste ver-
tegenwoordiger van het conservatief sociaiis-
mns, dat door geleideiyke hervormingen alle
geweld wil voorkomen.
Bodenberg (Julius), eigeniyk JuUui
Lewf, .een Duitsch dichter en schryver, gebo-
ren den 26sten Juni 1831 te Bodenberg, stu-
deerde te Heidelberg, Gtfttingen, Beriyn en
Marburg in de rechten, wydde zich reeds
vroeg aan de fraaie letteren en schreef: „Sonette
lür Sohleswig^Holstein (1861)",— „Domrtfschen
(1852)", — en „König Haralds Todtenfeier
(1863; dde druk, 1866)". Na zyne promotie
dichtte hy een bundeltje: „Lieder (1863; 6de
druk, 1880)" en begaf zich op reis. Dat bun-
deltje vormt de kern zyner „Gedichte (1863;
4de druk, 1866)". Daarna leverde hy reissdtöt-
sen in de feuilletons van verschillende dag-
bladen, doch later a&onderiyk uitgegeven,
zooals: „Pariser Bilderbuch (1856)", ~ „Ein
Herbst in Wales (1867)", — „Kleine Wan-
derchronik (1868)", — „AUtagsleben in London
(1859)", — „Die Insel der Heiligen (1860;
2de druk, 1863)", — „VerschoUene Insein
(1861)", — „Die Harfe von Erin (1862; 2de
druk 1863)", — „Tag und Nacht in Lon-
don (1862; 4de druk, 1864)", gevolgd door den
roman: „Die Straszensftngerin von London
(1862, 3 dln)". Na zyn terugkeer in Duitsch-
land stichtte hy : een „Deutsches Magazin",
dat echter slechts 3 Jaren bestond. Des te
meer byval vond zyn roman: „Der neue
Sttndfluth (1866, 4 dln)", gevolgd door: „Von
Gottes Gnaden (2de druk, 1870, 5 dln)"
en door „Die Grandidiers (1878 8 dln,
2de druk, 1881)". In 1863 vestigde hy zich
te Beriyn, waar hy eerst tot de redactie
van den „Bazar" behoorde en in 1867
het maandwerk: „Salon für Literatur, Kunst
und Gesellschaft" stichtte en tot 1874 be-
stuurde (aanvankeiyk met Dokm). Als fenille-
tonschryver leverde hy voorts: „Diesseits und
Jenseits der Alpen (1866)", — „Paris bel
Sonnenschein und Lampenlicht (2de druk,
1867)", — „Aua aller Herren Lftndem (1868)",
— „Studienreisen in England (1873)", —
„In deutschen Landen, Skizzen und Ferien-
reisen (1873)", — „Wiener Sommertage
(1876)", — „Ferien in England (1876)", —
„België und die Belgier (1881)", — en „Bil-
der aus dem Berliner Leben (1886)", enz.
Als dichter schreef hy eene vertaling der
laatste „Chansons" van Bérati^er^ — voorts:
„Die Mjfrte von KiUamey (1867)", — „Kriegs-
und FriedensUeder (1870)", — en „Lorbeer und
Palme (1872)". Sedert 1874 is hy redacteur
van de zeer degeiyke revue: „Deutsche Rund-
schau".
Bodenbiirgh (Theodorus), een Neder-
landsch dichter, gesproten uit een aanzieniyk
Amsterdamsch geslacht, was ridder van de
Orde van den Huize van Bourgondië, raad
en gewoon gezant van den Hertog van Hol-
stein, resident der Hanaesteden van Duitsch-
land en agent van de republiek Hamburg
by den Prins Cardinaal-infant van Spanje te
Brussel. Hy leefde in de eerste helft der 17de
eeuw en dichtte eene lange reeks van too-
neelstukken, die op de Académie van Chsier
vertoond en in 4 deeien uitgegeven zyn.
Boderik of Rodrigo, de laatste koning
van het West-Gothisohe Byk in Spanje, ver-
moordde in 710 aan het hoofd eener samen-
zwering Koning Witita^ die zich gehaat had
gemaakt by de geesteiykheid, en beklom zelf
den troon, doch moest dien verdedigen tegen
de Arabieren, welke door Graaf Jtdimnu
en de zonen van WUigm waren te hulp ge-
roepen. Door het verraad van JuUamu ver-
loor hy den slag by Xeres de la Frontera
(9—26 Juli 771) en verdronk op de vlucht
in de Guadalete.
Böder (Karl David August), een verdienste-
lyk rechtsgeleerde, geboren te Darmstadt den
23sten Juni 1806, studeerde te Göttingen en
te Heidelberg. Hy schreef: „GmndzOge der
EöDERER-KODRIGüEZ.
13
Politik des Rdchta" en yestigde zich in 1889
«ld priTaatdocent te Heidell)erg, waar liU in
1842 buitengewoon hoogleeraar werd. Voorts
lererde hf: „GmndzISgen des Natorrechts oder
der RechtBphilosophie (1846; 2de dmk, 1860—
1868y\ — »Zar Rechtsbegrflndang der Bes-
senmgaitiafen (1866)**, — .Der Strafyoüjnig
lm Qeiste der Rechts (1863)^* — .Besaerangs-
fltrafen and Bessemngsanstalten als Rechtsfor-
denmg (1864)**, — «Kritische Beitr&ge znr
Oeset^ebnng fiber die anszereheliche Ge-
sdüeehtsgemeinschaft (1887)*', — „Gmndge-
danken and Bedentnng desrSmischennndger-
manisehen Rechts (1855)**, — „Yersache der
Berichtigang Ton Uipiani fïragmenta (1856)**, —
en „Die Kriegsknechtschaft nnserer seit and
die Wehrrerfaseang der Zakanft (1868)**. Hy
overleed te Heidelberg den 20Bten December
1879.
Böderer (Pierre Loais, graaO, een Fransch
staatsman en pablicist, geboren te Metz
den 15den Februari 1754, studeerde in de
rechten en aanvaardde in 1779 de betrek-
king van parlementsraad. De Derde Stand
sond hem in 1789 naar de Generale Staten,
waar hS sich onderscheidde door zQne gron-
dige kennis van flnancieele zaken. Na het
ontbinden der Constituante koos het departe-
ment Sdine hem tot advocaat generaal, en in
die l)etrekking was hQ met gematigdheid
we^zaam. GcNlorende de gebeurteniasen van
10 Aogostos 1792 gaf hQ aan de Koninkigke
fiunilie den raad, om by de Nationale Ver-
gadering veiligheid te zoeken. Hoewel daar-
door de val van den troon verhaast werd,
haalde hQ zich den haat der JacobQnen op
den hals, zoodat h|) zich schuil moest hou-
den en eerst na de vernietiging vau het
Schrikbewind weder optrad op het staatkun-
de tooneeL HQ werkte mede aan het „Jour-
nal de Paris** en schreef in 1795 het vlug-
schrift: .Des réfugiés et emigréa", hetwelk
veel opzien baarde. In 1795 werd hU lid van
het Institnut, en het Directoire benoemde hem
tot professor in de staathuishoudkunde. Bg
de gebeurtenissen van 18 Fructidor verhoedde
TaüeyroMd het vonnis zt)ner verbanning. Als
«en bewonderaar van Bonaparte bevorderde
hg diens belangen en werd lid van den staats-
n»A. Hoewel hg de gunst van den Eersten
•Consal verloor , nam hg zitting in den Senaat
en werd in 1806 minister van Financiën van
Koning Joseph te Napels, terwgi Napolem
hem tevens tot graaf van het Eeizerrgk ver-
hief. In 1810 werd hg minister en staats-
secretaris bg den Groothertog von Berg en
tegen het einde van 1813 vertrok hg als bui-
tengewoon commissaris des Keizers naar
Straatsburg. Gedurende de Honderd Dagen
bevorderde hg de volkswapening in Bourgon-
di€ en Bretagne, werd pair en bleef ook na
den slag van Waterloo een voorstander van
JVicyoIeoji. Na de Restauratie verdween hg
van het staatkundig tooneel en overleed den
17den December 1835, nadat hg in 1832
onder Lodew^k Fhüips den pairszetel her-
kregen had. Hg schreef: „Mémoires pour
servir 4 Vhistolre de Louis XII et de Fran-
(ois I (1825, 2 dln)**, — en „Esprit de la
révolution de 1789. et sur les événements du
20 Juin et du 10 Aout (1830)".
Bodez, de hoofdstad van het Fraosche
departement Avejron, aan de rivier van
dezen naam en door een zgtak naar Gapdenac
met den spoorweg van Brives naar Mon-
tauban verbonden, is de zetel van het de-
partementsbestuur, van een bisschop en
van eenige rechtbanken. Men heeft er eene
fraaie hoofdkerk in spitsboogstgi, een sier-
igk bisschoppeigk paleis, een hdtel van de
prefectuur, een nieuw paleis van Justitie,
met boomen beplante boulevards en de bouw-
viülen van een Romeinsch amphitheater, —
voorts een lyceum, een seminarium voor
priesters, kweekscholen van onderwgzers
en onderwgzeressen, een instituut voor doof-
stoffen, eene boekerg met 16 000 deelen,
een museum, een natuurkundig kabinet, een
schouwburg en bgna 11 000 (als gemeente 15000)
inwoners. Er zgn steenkolenmgnen, laken- en
katoen-, hoeden- en kaarsenfabrieken enz.
Rodez is het oude Segodunum, de hoofdstad
der Rutheniërs, later die van het graafiKïhap
Rouergue.
Bödiger (Emil), een verdiensteigk beoefe-
naar der Oostersche letterkunde, geboren den
13den October 1801 te S^ngerhausen, stu-
deerde sedert 1821 in de godgeleerdheid en
letteren te Halle, werd er in 1828privaatdocent
en in 1835 hoogleeraar in de Oostersche talen
en was sedert 1860 in dergeigke betrekking
werkzaam in Berign, waar hg den 17den
Juni 1874 overleed. Hg leverde: „Untersu-
chungen über die arabische Bibelttbersetzung
des Alten Testaments (1859)**, — eene uitgave
der „Fabelen** van LocJcman „(1830)** -- eene
„Syrische Chrestomathie (1838; 2de druk,
1868)", — „Versuch über die himjaritischen
Schriftmonnmente (1841)**, — en belangrgke
opstellen in tgdschriften. Ook voltooide hg
den „Thesaurus linguae hebraicae" van zgn
schoonvader Geteniut en bezorgde in 1846 een
nieuwen druk van diens „Hebrlltsche Gram-
maük**.
Bodney (George Brydges, lord), een dap-
per Britsen vlootvoogd, geboren in Februari
1718 te Londen, trad reeds vroeg in zeedienst,
werd in 1751 commodore, voerde in 1759
als admiraal bevel over de expeditie naar
Havre, veroverde in 1762 Martinique en
werd toen baronet en in het volgende jaar
gouverneur van het invalidenhospitaal te
Greenwich. In den Amerikaanschen oorlog
veroverde hg in 1780 een groot aantal Spaan-
Bche transportschepen, versloeg de Spaansche
vloot onder Langara bg Kaap St. Vincent en
leverde in Mei van dat jaar aan de Fransche
vloot 3 gevechten, welke onbeslist bleven.
In Februari 1781 maakte hg zich meester
van de Nederlandsch-Westindische eilanden
St. Eustatius, Martin en Saba, waarbg onder-
scheidene oorlogschepen in handen der Engel-
schen vielen, en veroverde daarna de Neder-
landsche bezittingen Essequebo, Demerary en
Berbice en vervolgens het eiland St. Barthé-
lemy. Eene schitterende zegepraal verwierf
hg voorts den 12den April 1782 op de Fran-
sche vloot onder Graaf de Grasêe, weshalve
hg tot pair en baron met den titel van Bodnejf
of Bodney-Stóke benoemd werd. Hg overleed
den 2l8ten Mei 1792.
Bodriguez, éen der Mascarénen, ligt
ten oosten van Madagascar en telt op 5 Q
geogr. mgi 1100 inwoners. Dit eiland, van
14
BODBIGUEZ-BOEK.
eeae goede haven Toorzien, levert rust, tarwe,
maïs, sohiidpadden, oesters enz. Het werd in
1645 door de Portogeezen ontdekt, behoorde
langen tyd aan de Franschen, maar is sedert
1814 in handen der Engelschen.
Bodriguez (J. Barbosa), een Braziliaansch
kmidkondige, geboren den 228ten Jnni 1842
te Minas, was yoor den liandel bestemd, maar
bepaalde zich eerlang b{| de natnariyke histo-
rie. H{j bleef deze beoefenen, toen het £Aiilis-
sement van zyn vader hem dwong, secretaris
der liandeisschool en leeraar in het teekenen
aan het Collegio Pedro II te worden. HQ
leverde het prachtwerk: „Iconograplüe des
orohidées da Brésil (14 deelen met 1 000 ge-
kleurde platen)". De Tweede Kamer kende
in 1872 hem voor de oitgave van dit werk
een subsidie toe, dat echter door de Eerste
Kamer werd afgestemd. In 1871 ontving hy
van de KeizerlQke Begeering den last, om
het dal der Amazonenrivier te bezoeken en de
„Genera Palmamm'* van van Mttrtiuê aan te val-
len. Drie Jaren wUdde hü aan de nasporing
der rivieren Capim, Tapi^os, Trombetas,
Jamandd, Uraba en Jalapa en gaf daarover
in 1876 een vyftal verslagen in het licht, maar
de aitvoerige beschr)|ving der „Valléed'Ama-
zonas" is nog ongedrakt. Op die tochten ver-
zamelde hg de bouwstof voor zQne: „Ename-
ratio Palmarom novaram (62 nieuwe soorten,
1875). In het volgende Jaar reisde h0 in
Minas Gtoraës en verzamelde hier de gegevens
voor zi)n: „Sertum Palmarum". Onder be-
gunstiging der KeizerlUke Prinses zocht h{|
in 1876 eene tentoonstelling der verzamelde
voorwerpen tot stand' te brengen, maar vond
geen voldoende ondersteuning. Thans is hy
bestuurder van eene zwavelCabriek te Budeio.
Van zyne latere geschriften noemen wy:
„Antiguidades do Amazonas (1879)", — „O
primeiro idolo asmonico", — „La Lendas e
as cren^as indigenas", — „A dansa eocanto
selvicola", — en „O Muizacitan". Onderschei-
dene buitenlandsche AcadémiSn en geleerde
genootschappen benoemden hem tot lid.
Boebel, zie MwU.
Boeber (Johann Friedrich), een dramatisch
dichter geboren den 19den Juli 1819 te El-
berfeld, werd in 1834 leerling in het bankiers-
huis wm der Meifdi, Kersten und SOkne en.
behoort daartoe sedert 1872 als deelhebber.
Beeds vroeg openbaarde zich by hem de nei-
ging tot de dichtkunst. Hy behoorde tot den
kring der „Wupperthaler dichters" en onder-
hield een vriendschappeiyk verkeer met S,
Miüerhauê en met de vroeggestorven dichters
SckuUs en Siehd. Zyne „Dramatische Dichtun-
gen (1858)" met: „Kaiser Heinrich VI",
„Tristan und Isolde" en „Appius Claudius'^
werden zeer geprezen, doch niet opgevoerd en
zyn treurspel: „Sophonisbe" evenmin. Zyne
„Dramatische M&rchen", van welke vooral :
„Sehneewittchen" door de muziek van Bei-
necke bekend werd, onderscheiden zich door
bevalligheid en levendigheid. Ook schreef hy
het treurspel: „Kaiser Friedrich II" en legde
in 1878 een bundel : „Lyrische und epische
Gedichte" ter perse.
Boebuck (John Arthur), een uitstekend
lid van het Britsch Parlement en geboren in
1801 te Hadras in Oost-Indië, vertrok als
knaap met zyne ouders naar Canada en be-
paalde zich in 1824 in Engeland by de stadie
der rechten. Voorts nam hiy met y ver deel aan
de politieke bewegingen van zyn tyd, be-
vorderde de Parlementshervorming, werd lid
van het Parlement,^ voegde er zich by de
party der Badicalen en stichtte met MóUeworih
den „Westminster Beview". In 1886 koos
het Parlement van de nog half-Fransche
kolonie Beneden-Canada hem tot agent in
Engeland, en hy verzette zich in 1887 in
het Huis der (Gemeenten vruchteloos tegen
het plan der Begeering, den weerstand van
Canada tegen hare maatregelen door een be-
slait van het Britsche Parlement te vernie-
tigen. Daar hy zich zoowel by de Whigs als
by de Tories gehaat gemaakt had, verloor
hy in laatstgenoemd Jaar zyn zetel in het
I^lement, doch deed er zich gelden in 1838
als agent van Canada by de beraadslagingen
over het regeeringsvoorstel, om de grondwet
van Beneden- Canada tot 1 November 1840
buiten werking te stellen. In 1841 zag hy
zich weder gekozen tot lid van het Parlement.
Met yver streed hy aan de zyde van OMen
voor het stelsel van vryen handel, doch stond
weldra buiten de partyen, zoodat hy in
1847 nogmaals zyn mandaat verloor. Hy her-
kreeg het echter in 1849 en verhinderde in
1850 den val van het ministerie. Niettemin
kwam hy by andere gelegenheden met kracht
tegen de Begeering in verzet en beoordeelde
\mi met onverbiddeiyke gestrengheid in zyne
„History of the Whig ministry of 1833 (1822,
2 dln)". Op ^n voorstel werd in 1855 eene
parlementscommissie benoemd tot onderzoek
der misbruiken by het leger, 't geen den val
van AJberdeen en de verheffing van Paimersfom
tot eerste minister veroorzaakte. Intusschen
bleef Roebuck, hoewel daardoor tot de Whig-
party genaderd, een onafhankeiyk staatsman,
die zich om geene der partyen bekreunde. In
1859 en 1867 ondersteunde hy de door de
Tories ingediende reformbills en bestreed zelfe
de liberale amendementen op de voorstellen
van d* Israëli, Terwyi in den Italiaanschen
Oorlog de openbare meening party koos vóór
Italië, was EotHmok een bewonderaar van
Oostenryk. In den Amerlkaanschen Oorlog
verklaarde hy zich met de Engelsche aristo-
cratie een voorstander der zuideiyken, en ook
in de lersche debatten van 1868 kwam hyin
verzet tegen de liberale party. In 1878 werd
hy niet herkozen, en eerst in 1874 zond
Sheffield hem weder naar het Parlement. Hy
behoorde er noch tot de liberalen noch tot de
conservatieven, maar niettemin tot de meest
geachte en invloedrykste leden. In Augustus
1878 zag hy zich benoemd tot lid van het
Privy Council en hy overleed den 30sten No-
vember 1879.
Boek (Corvus firugUegus X.) is de naam
van een vogel, die met de raaf en de kraai
tot de fiunilie der Baven (Corvidae) en tot
de orde der Zta^fvogeLs (Oscines) behoort Hy
geiykt veel op eene kraal maar onderscheidt
zich ook weder in vele opzichten van deze.
Den ouden vogel herkent men aan de kaalheid
van den wortel van zyn snaveL De roek on-
derscheidt zich voorts door lange vleugels,
een afgeronden staart en door eene zwarte
klenr met blauwen weerschyn. Hy is de eenige
soort onder de kraaien, die in Egypte over-
BOEK— ROELOFS.
15
wintert, terwfll het somerverbigf van den
Toek xieh oitatrekt vmo. ED^Utnd tot Japan.
In ons Vaderinnd broedt h|| in het Tooijaar
niet alleen in de boaschen, maar zelfé op de
boomen in de ateden. AltQd vindt men een
groot aantal neaten bV élkadr. Men noemt de
roeken daarom ook wel gêzelêehapskraaien,
Tronwena hQ ia een nnttig dier, daar hQ zich
bQ Toorkeor Toedt met larven van inaecten,
wormen en mnisen, al wordt htj ook acha-
deiflk door het plunderen van vogelneaten,
door het eten van onrQp graan eni.
BoëlL Onder dezen naam vermelden wQ:
Hermamm Alextmder EoUl^ een verdienatelOk
Nederlandaeh godgeleerde. HU werd geboren
fai 166S op zi|n vaderlek erfgoed Dolberg in
het graaftchap Marck, atadeerde aan onder-
aeheidene Dnitache en Kederlandache hooge-
aeholen en werd in 1679 Hofprediker bQ de
abdia van Herford, EUtab9lh^ eene dochter
van Fndenkj koning van Bohemen, en later
bff Jüeriituk, wednwe van Prina Wülem Fre-
denk, stadhouder van Friealand (1680). Daarna
werd hO predikant te Deventer en in 1686
hoogleeraar in de wyabegeerte en godgeleerd-
heid te Franeker, vanwaar hy in 1704 ala
hoogleeraar in de godgeleerdheid naar Utrecht
vertrok. H0 overleed te Amaterdam. alwaar
hg zieh toevallig bevond, op den 12aen Jnni
1718. HU waa een achrander en vrijzinnig
godgeleerde, die door velen van onrechtzinnig-
heid beachnldigd werd. H|| heeft onderachel-
dene orationea en diaaertationea in het licht
gegeven, van welke wU noemen: .Dereligione
natnraU (1686 en later bU herhaUng)", —
„De generatione filii (1690)**, — „De mentia
exiatentia (1692)**, — en „De theologia nata-
raü (1700)**. — Zyn zoon Joannes AUxaiider
werd hoogleeraar in het burgerljlk recht te
Deventer, — diena broeder DionjftUu Andréw
werd In 1700 hoogleeraar in de wjiabegeerte
te Deventer, legde in 1728 die betrekking
neder en overleed in 1783, — en een andere
broeder, WUkdmm genaamd, geboren te Am-
aterdam, den 12den Febraari 1700, atadeerde
te Franeker en te Leiden en werd in 1761
hoogleeraar in de ontleed- en heelkunde in
zOne geboorteplaata, doch legde in 1772 zyne
betrekking neder en overleg te Utrecht den
278ten October 1775.
WUUm Frêderik, baron Boëll, een Neder-
landaeh ataataman, geboren te Amaterdam den
258ten Oetober 1767. Na ztjne promotie werd
h{j achepen en op 25-Jarigen leeftyd penaionaria
in zQne geboorteatad. De omwenteling van
1785 beroofde hem van die betrekking, doch
in 1802 werd hg lid van Gedeputeerde Staten
van Holland, later aecretaria van dat coUegie,
alamede lid van het hooge dQkabeatuur. Koning
Zodrn^k benoemde hem tot aecretaria van
Staat, en hy vergezelde in deze betrekking
dien Yorat naar Parya. Daarna werd hy mi-
nister van Buitenlandache Zaken en begaf
zich wederom naar de hoofdatad van Frank-
ryk, om de geachillen, tuaachen Koning Lo-
dewijk en zQu Keizeriyken broeder gerezen,
zoo mogeiyk uit den weg te ruimen. Toen hy
echter bemerkte, dat Napoleon de iniyving
van het Koningryk Holland by Frankryk ver-
langde, onttrok Roell zich aan de onderhan-
delingen en baalde zich daardoor het onge-
noegen dea Keizera op den hala. Hy onthield
zich verder van alle ataatkundige bemoeiingen,
doch werd na het heratel van Nederlanda on-
afhankeiykheid door WUUm I tot miniater
van Buitenlandache Zaken benoemd. Wegena
zyne zwakke gezondheid nam hy in 1817 ^n
ontaUig en werd toen miniater van Staat,
grootkruis en kanaelier der Orde van den
Nederlandachen Leeuw en lid en voorzitter
van de Eerate Kamer der Staten-generaal.
Later werd hy president der commiaaie tot
herziening der verordeningen op het onderwya,
lid van de Tweede Klasse van het Koninkiyk
Nederlandaeh Instituut en lid der voornaamste
geleerde genootschappen in Nederland. Ook
was hy ridder van onderscheidene buitenland-
ache orden en overleed te Amsterdam den
dden Januari 1835. Hy heeft eene „Verhan-
deling over de ridderorde van het Gulden
Yliea** en eene „Memorie over den graanhan-
del** in het licht gegeven.
Boelants (Jan Frana), een Belgiach too-
neelschryver, geboren te Bruasel in October
1819, werd letterzetter, vervaardigde eerst
eenige Fransche tooneelatukken, werd voorta
aecretaria van den Prina de Chmajf en direc-
teur van de Compagnie du Centre en overleed
te Bruasel den 12den December 1844. Van
zyne talryke Nederlandache tooneelatukken
noemen wy: „Jan de Eerate, drama in 5 be-
dryven (1845. met Verbrugge, bekroond)**, —
„Kapitein TruÜemans of de wederwaardigheden
van een garde civique in 1844 (1845; 2de
druk« 1853)**, — „Het Drymanschap of de
letterkundige kwakzalvery (1847; 2de druk,
1853)**, — „Margaretha de Zwarte, historiach
drama in 5 bedryven (1849)**, — en „Liat
tegen liat (1852)**.
Soelofb. Onder dezen naam vermelden wy :
Soelofê ala den gealachtanaam van drie broe-
dera, Fieter, AJhert en Arjen, Frieache land-
bouwera, die zich in de tweede helft der
voorgaande en de eerste helft der tegenwoor-
dige eeuw zeer verdienateiyk hebben gemaakt
door het vervaardigen van sterrenkundige werk-
tuigen, en vooral laatstgenoemde, die het door
eigen oefening tot eene verbazende hoogte In
de wiakunde had gebracht, door het maken
van aterrenkundige berekeningen, zoodat hy
de tafela van Lataude verbeterde. Hy overleed
te Hyum den Uden Mei 1828 in den onderdom
van 74 jaren.
Willem Soelofs, een verdienateiyk Neder-
landaeh landachapachilder, geboren te Amater-
dam den lOden Maart 1822, doch aedert 1848
te Bruaael gevestigd. Niettemin bezocht hy
telken jare zyn Vaderland, om er atudiën naar
de natuur te achilderen en te teekenen. Van
hem wordt gezegd: „Hy ia de schilder van die
aappig groene weiden, waaruit de welgedane
runderen slechts ten halven lyve opduiken;
warme zomerdagen aan de plaaaen, met wui-
vende biezen en eendenkooien, waarboven zich
eene broeiende, bewolkte lucht welft, achildert
hy met zyn breed penaeel zoo verrukkeiyk,
dat ge uw iand meer gaat liefhebben om al
dat eenvoudig natuurschoon, dat gy te voren
niet zöo wiat te achatten.** Hy heeft tafereelen
geleverd van het Gein, van de omatreken van
den Leidachendam, uit Drenthe, Teaael, Ter-
achelling enz. In het Haagach museum vindt
men zUn doek: „De regenboog (1875)** en
„Het Gein" is in het bezit van den heer Pa»<,
16
KOELOFS-ROEMENIË.
«n Tooral dit laatste stok wordt ongemeen
geroemd. Ook leverde hQ prachtige aquarellen
en hQ gebruikt de etsnaald met veel talent
Jtodofkf een leerling van den dierenschilder
ff, 9a» de Sande BcJthmjfzen, ia ridder der Leo-
poldsorde en officier van de orde der Eiken-
•kroon.
Boemelie of Boemrlli (zie de kaart bf|
het artikel Balkan) is de naam van een
Toormalig stadhoaderschap in Torky e , Tliraoi6
en gedeelten van Macedonië omvattend. Dit
uitgebreid gewest (ojaleet) is verdeeld in West-
en Oost-Boemeliëy en de inwoners van dit
laatste, meerendeels Grieken en Boelgaren,
koesterden den wensch,dat hun land b0 het
nieuwe vorstendom BoelgarUe mocht worden
gevoegd, hetgeen in 1886 door eene zeer vreed-
zame omwenteling is geschied. De hoofdplaats
van Boemelie, dat op 712 Q geogr. myi
Tuim 1 milUoen ingezetenen telt, is Monastir.
Boemenen is tiians de gebruikeiyke naam
voor Waiaohen^ die het meerendeel van de
bevolking der Donauvorstendommen Moldavië
^n Wahichye uitmaken, maar ook in groeten
getale in de aangrenzende gewesten van Oos-
tenryk-Hongarye, Rusland en Turkije geves-
tigd zQn. Zelven noemden zt| zich steeds Bomcmi
of Soemoeni, terwQl de naam Wdlachen van
de Slawen afkomstig is. De Roemenen zyn
l^esproten uit eene vermenging van Romein-
sche kolonisten met de oorspronkeiyke bewo-
ners des lands en met de stammen, die ten
tyde der groote volluverhuizingen daarheen
trokken. Hunne taal is eene dochter van de
Latynsche, vermengd met Slawische, Griek-
sohe en andere uit^klungen. Men schat het
aantal Roemenen op ongeveer 8^'^ millioen,
nameiyk in Roemenië 4800000, in Hongarye,
1 465 000, in Siebenbürgen 1 220 000, in de Boe-
4owina enz. 210000, in Servië en IHirkye
526000 en in Bessarabië enz. 800000. Ruim 7
millioen van hen behooren tot de Grieksch-
Eatholieke en de overigen tot de R. Katholieke
Kerk. Zy onderscheiden zich door een ge-
spierden, gedrongen lichaamsbouw, zwart
haar, eene gezonde kleur en vurige oogen, —
voorts door scherpzinnigheid en gezond ver-
stand, door matigheid, eeriykheid en goede
trouw, zy leeren zeer gemakkeiyk vreemde
-talen en de ontwikkelden onder hen spreken
niet zelden Fransch, Duitsch en Grieksch,
en daarenboven Russisch en Italiaansch. In
>faet algemeen bepalen zy zich by den land-
bouw. De nationale kleeding der mannen be-
staat uit eene lange broek en laarzen met wit
•lakensche omslagen met blauwe of roode
versierselen, uit een hemd met een gordel,
een vest en een bruinen mantel en een hoofd-
bedeksel van schapenvel. De vrouwen hebben
een fhuden, ontwikkelden lichaamsbouw; zy
dragen een laag hemd met lange mouwen,
vaai: rood en blauw en met glazen koralen
versierd, dien zy z6o om de lendenen sUuui,
dat de fraai gestikte zoom aan het hemd zicht-
baar biyffc; de getrouwde vrouwen slingeren
een doek om het hoofd, terwyi de ongehuwde
het haar in lange vlechten dragen. In den
winter voorzien zy zich van een pelsmantel
-en trekken roode laarzen aan de voeten. Voorts
tooien zy zich met een snoer koralen of
goudstukken. Terwyi er de paleizen der ryke
'^foojaren al de weelde van het Westen ten
toon spreiden, houden de boeren hun verbiyf
in ellendige woningen, wier wanden uit met
leem bedekte horden bestaan. Zie voorts onder
MoêmeMië.
Boemenië (zie de kaart by het artikel
Balkan), vroeger een onder Turksche souve-
reiniteit geplaatst vorstendom, in 1859 door de
vereeniging der Donauvorstendommen Molda-
vië en Walachye gevormd en sedert 1878 een
van Turkye onafhankeiyk koningryk, grenst
ten westen van Oostenryk-Hongarye, ten
noorden aan Rusland, ten zuiden aan Boelga-
rye en ten oosten aan de Zwarte Zee en aan
Rusland en telt, nadat het in 1878 het Boe-
meensch gedeelte van Bessarabië aan Rusland
heeft afgestaan en daarentegen deDobroed^a
in ruil heeft ontvangen, op eene oppervlakte
van 2 197 Q geogr. myi eene bevolking van on-
veer 5 376 000 zielen. Het land geiykt op een na-
genoeg overal even broeden, naar het noordwes-
ten geopenden boog, wiens holle zyde naar Oos-
tenryk (Hongarye, Siebenbttrgen, Boekowina)
en wiens bolle zyde naar Turkye is toegekeerd,
terwyi het in het oosten grenst aan Russisch
Bessarabië. De bodem ryst er allengs van de
Donau naar de Carpathen, wier hoogte afwisselt
tusschen 824 en 2 720 Ned. el, terwyi zy dit vor-
stendom ten westen en noorden als een muur
omsluiten. In de talryke dalen, welke Mol-
davië in de lengte en Walachye in de breedte
doorsnyden, loopen de rivieren, zooals: de
Olt (Aloeta), de Ard^i^, de Sereth, de
Bistritz, de Proeth enz., van het noorden
naar het zuiden en storten zich uit in de
Donau, wier linker oever over eene lengte van
500 Ked. myi de grens van Roemenië vormt
naar de zyde van Servië en Turkye. Het kli-
maat valt er zeer in uitersten, want de tempera-
tuur wisselt er af tusschen + 38 en — 18® C. Het
meerendeel der bevolking (4Vi milioen) bestaat
uit MoemeneH (zie aldaar) ; voorts zyn er 300000
Israëlieten, 200000 Zigeuners, 86000 Slawen,
30000 Dnitschers, 35000 Bfagyaren, alsmede
eenige duizenden Grieken, Armeniërs, Fran-
schen, Engelschen, Italianen, Turken, Polen,
Tartaren enz. Verreweg de grootste meerderheid
beiydt er den Grieksch Katholieken godsdienst;
behalve de reeds vermelde Israëlieten heeft men
er ruim 114000 R. Katholieken, by na 14 000 Pro-
testanten, 8000 Armenische Christenen, 2000
Mohammedanen enz. De ongunstige sterfte
wordt er door vreemdelingen aangevuld en de
gemiddelde dichtheid der bevolking — 35 tot 40
zielen op de G Ned. myi — is zeer gering.
Meer dan ^ude der bevolking behoort er tot
den landbouwenden stand. De Roemeensche
landbouwer is viytig en tevens zeer matigen
spaarzaam. Hy bouwt zyne eigene woning
en vervaardigt het noodige huisraad, terwyi
zyne vrouw de grondstof weeft voor de klee-
ding van het gezin. In de 62 steden des
lands bevindt zich nagenoeg een millioen
inwoners, en onder dezen 64000 handwerks-
lieden, 33000 kooplieden, 23000 ambtenaren
4000 onder wyzers, nagenoeg 10000 priesters,
4000 monniken en nonnen, enz. Tot de voort-
brengselen van den bodem behooren er tarwe,
maïs, rogge, gerst haver, peulvruchten, kool-
zaad, hennep, vlas, tabak en vooral wyn.
Ook is er overvloed van hout, vooral van
zwaar eikenhout. In 1874 bedroeg de er uitge-
breidheid der bebouwde gronden 3 084 198 Ned.
BOËMEHtÊ.
17
tmiider, wsaroader dch 121219 bunder wDn-
gMTdfm beronden, en de wQnoogst beliep in
dit jtxt 125905n Ned. vaten. De reeteelt is
er nog niet Toldoende ontwllLkeld en bepaalt
■leh ▼ooral tot mndTee, terwQl de nÜTerheid
«r in «ttepen slaap is gedompeld. De grond
bent er rïTer, lood, Vser, koper, steenko-
len ens., maar het ontbreekt aan kapitaal en
ondernemingsgeest, om ze daaraan te ontwoe-
keren. In bet algemeen wint men er slechts
soot en petroleum. De bruto-opbreugst der
petróleombronnen was in 1873 ruim 174000
Ked. vaten, en men heeft er in enkele steden
fiibrieken tot zuivering van dat vocht Men
vindt er voorts barnsteen, marmer, kalk- en
nndsteen, alsmede onderscheidene minerale
bronnen. De binnenlandsche handel wordt er
belemmerd door vele stedeigke accgnsen, als-
mede door het monopolie van tabak en zont.
De tabaksverkoop is er aan eene buitenland-
sehe maatschi^pi voor den tQd van 16 Jaren
verpacht. Graan, gedroogde pruimen, petro-
leum, vee, huiden enz. worden er uitgevoerd,
en tot de invoerartikelen behooren er vee,
zaidvruchten, zaden, tabak, geneesmiddelen,
sterke dranken, metalen voorwerpen, machines,
Ueederen enz. In 1884 had er de invoer eene
vraarde van 294986000 francs en de uitvoer
eene waarde van 184116000 francs. De han-
del wordt er bevorderd door een net van
spoorwegen. Onderscheidene spoorwegen, ter
genmenlSke lengte van 1458 Ned. mgi, z^n
er geopend; de hoofdlijn doorsnijdt het geheele
land. van Itekani (aan de grenzen der Boe-
kowina) tot aan Boekharest en zal met het
OoatenrQksche en Russische spoorwegnet ver-
bonden worden, terwyi door die spoorwegen
fioemeni6 gemeenschap onderhoudt met de
Boekowina, GaUcië, het Banaat, Boelgarpe,
BessaimUe en Odessa. Eenige nieuwe ignen,
ter lengte vaii 807 Ned. mUl zyn hi aanbouw,
terwgi voor nog andere. 224 Ned. mtjl lang,
concessie is verfaregen. De telegraaflOnen had-
den er in 1885 eene lengte van 524 Ned.
mSL De voornaamste waterweg is er de Do-
nan, die liet verkeer bevordert tusschen 17
Boóneensche havensteden. Ook de Proeth
is bevaarbaar en de Sereth geschikt voor
vletten. Als munt is er de Zë» (leeuw)
In ende^, die de waarde heeft van éen
franc, en men heeft er gouden munten
van 20, 10 en 5 leY. Het tiendeelig stelsel
van maten en gewichten is er met den aan-
vang van 1880 ingevoerd.
Bioemenië vormt een constitutioneelen Staat
onder het erfellik Vorstenhuis van Karel I
«o» HohemxoUern-Siffmcmmgen (sedert 1866) en
bevond zich (tot 1877) onder de souvereiniteit
van TurkVe en onder de bescherming der onder-
teekenaars van het verdrag van Par08, name-
Qk Frankrijk, Duitschland, Oostenrijk, Enge-
land, ItaliS en Rusland. De regeeri^vorm
berust er op de grondwet van 1866. volgens
deze wordt het staatsgezag bg delegatie uit-
geoeftmd door het volk. De uitvoerende macht
to toevertrouwd aan den Vorst (Domnoe of
Domnitor), die door middel van ztjne ver-
antwoordelijke ministers regeert. De wetge-
vende macht is in handen van den Vorst, van
den Senaat en van .eene Kamer van Afge-
vaardigden, die in November van ieder Jaar
tot eene zitting van drie maanden bgeenko-
XIIL
men. Het centraal bestuur bentaat uU de ge-
wone 7 departementen van algemeen beheer.
Het land is verdeeld in 88 distrieten, 164
arrondissementen en 2963 gemeenten. Ieder
district wordt bestuurd door een prefect ieder
arrondissement door éen onderprefect en iedere
gemeente door een burgemeester. De prefect
wordt bijgestaan door een districtsraad van
12 leden, en de burgemeester door een ge-
meenteraad van 9 tot 17 leden. De burge-
meester wordt door den Vorst benoemd. Aan
het hoofd der Ghrieksch-Katholieke Kerk be-
vinden er zich de beide aartsbisschoppen van
Boekharest en Jassy, voorts 6 bisschoppen
en bIjna 4000 priesters. Ook zQn er vele
kloosters, hoewel een groot aantal sedert
1864, toen de kloostergoederen geseculariseerd
z0n, langzamerhand verdween. De R. Katho-
lieken hebben apostolische vicarissen te Boe-
kharest en Jassy, en in de voornaamste steden
heeft men Protestantsche gemeenten. Israëlie-
ten en Turken worden er geduld, maar 1)e-
zitten geene staatkundige rechten. Men heeft
er lagcnre en middelbare scholen, lycea, gym-
nasia, vakscholen en hoogescholen. Het lager
onderwijs is er kosteloos en verplicht (sedert
1864). In de landgemeenten heeft men 2182
scholen met 26700 leerlingen en in de steden
282 scholen met 26600 leerlingen, terwgi er
ook nog 224 bQzondere scholen bestaan. Het
middelbaar onderwQs telt er 6 lycea, 18 gym-
nasia, 8 seminarien en 5 centrale mesjes-
scholen. WgderS heeft men er 2 handelsscho-
len, 7 normaalscholen, 4 nQverheidsscholen,
eene landbouwschool, eene veeartsenSsehool,
eene pharmacentische school, 3 militaire
scholen en 2 universiteiten (te Boekharest en
te Jassy). De toestand van het onderwas is
er echter ver van voldoende. Voor de rechts-
pleging is behoorlQk gezorgd; in straflBaken
beslist er de jury.
De staatsschuld van Roemenië bedroeg vóór
den Turkschen oorlog ongeveer. 468678000
francs en was in 1885 geklommen tot 745 318 668
flrancs. Op de begrooting voor 1877 werden de
inkomsten geraamd op ruim 81 en de uitgaven
op ruim 871/2 millioen francs; het te kort zou
door verkoop van Staatsdomeinen worden ge-
dekt. De vlottende schuld bedroeg voorts in
1878 niet minder dan 117 millioen francs, zoo-
dat het deficit eigenlek veel grooter was. Over
1886 ztjn er de inkomsten en uitgaven ge-
raamd op 180038720 francs. Men heeft er een
staand leger van 1 249 officieren, 31 000 man en
5558 paarden, — voorts een territoriaal leger
van bQna 50000 man, alsmede landweer (schut-
terij) en landstorm. Alle Roemenen sOn van
het 2l8te tot het 468te Jaar dienstplichtig.
Men heeft er conscriptie en aanwijzing voor
werkeltjken dienst door het lot. Het leger is
grootendeels van Peabodygeweren en de
artillerie van Kmppkanonnen voorzien. De
vloot bestond in 1885 uit 4 advie^achten ,
8 kanonneerbooten, éen opleidingSVaartuig ,
éen torpedovaartnig, 2 torpedobooten en* 10
sloepen, l>emand met 60 officieren en 700 man.
Omtrent de geschiedenis van Roemenië ver-
melden w|) het volgende. De oevers van de
Beneden-Donau waren in de oudste tQden be-
woond door de zwervende stammen der Scy-
then, (ïeten en Daders, en tot beteugeling
hunner herhaalde invallen in Thraeië, Illyrlë
2
18
ROEMENIË.
en andere gewesten moesten de B<Mndnsohe
legioenen b0 herhaling derwaarts trekken.
Keixer Drafamu yerovirde in 2 groote veld-
tochten (101—106) Dacid, hersehiephetineen
Bomeinsch wingewest en sond Bomeinsche
Tolkplantingen derwaarts. Dese bloeiden tot
aan den tQd yan de invallen der Barbaren,
welke met de komst der Gk>then (270) een
aanrang namen. Keiser Amreliamut riep de
legioenen nit Daci6 terag en deed een groot
aantal der kolonisten naar de oyerstde van
de Donan, naar Moesie, trekken, hetwelk den
naam ontving van Dacia Anreliana. Na stortte
een vloed van Barbaren xich nit over dat ge-
bied; het werd achtereenvolgens beset door
Hnnnen, Qepiden, Avaren, Slawen, Boel-
garen, Hongaren, Pet^ienegen en Koemanen
(460—1050). Allengs verdwenen de Germaan-
sche stammen, terwjil die der Slawen en
Finnen sich vereenigden met de achtergeble-
vene Daoiërs en Bomeinen tot het Boemeen-
sche volk, van wellss lotgevallen wQ gedu-
rende een tienti^ eeuwen weinig weten. In
de 10de en 11de eenw ontstonden in verschil-
lende gedeelten van DaciS kleine hertogdom-
men en banaten, die afluukellfk werden van
de Hongaren. Die vorstendommen boden weer-
stand aan de Pet^jenegen, Koemanen en Tar-
taren, totdat aQ nch In de 14de eenw tot
twee zelfttandige Staten; Moldavië en Wala-
chye, onder het bewind van opperhoofden
uit de geslachten der Marmord'ê en Foqaira^$
vereenigden. Daarmede eindigt de onde ge-
schiedenis van BoemeniS en neemt de nieuwe
een aanvang, welke voortduurt tot 1617, toen
de vorstendommen onder de heerschappy kwa-
men der Fanarioten en, ingevolge verdragen
en overeenkomsten, onder de souvereiniteit
van Turk0e (sie voorts onder MMavié en
WüUuikijS). De nieuwste geschiedenis van
Boemenië begint met den Vrede van ParVs
van 80 Augn^ 1856, waarbU het Bussische
protectoraat werd opgeheven en de bepaling
vastgestdd, dat de wetten der Vorstendom-
men henien en de ingezetenen omtrent den
nieuwen regeeringsvorm geraadpleegd souden
worden. De Porte verving nu de beide hos-
podars door voorloopige Kaimakans, die er
tot aan de definitieve regeling van laken heer-
schappy louden voeren. In Moldavië werd
J%4odoor BaUéh en in Walachye A.D. QUka
tot die betrekking benoemd. Op de conferentie
te Farys in December 1856 werden de gren-
len bepaald, waardoor een gedeelte van Bes-
sarabië (Ismaïl, Belgrado en Oahoel) by de
vorstendommen werd gevoegd. In de eerste
maanden van 1857 ontruimden de Oostenry-
kers het land en overleed BaUch^ die door
Prins Vc^oridês werd opgevolgd. Door een
besluit der Porte werden vollssvergaderingen
gehouden, en in het begin van Juni kwam
de internationale commissie dw Qroote Mo-
gendheden te Boekharest byeen. De voIIls-
vergaderiagen te Boekharest en te Jassystel*
den het volgende programma vast: Handha-
ving van de autonomie en van de rechten der
vorstendommen, — vereeniging van die beide
tot den Staat Boemenië, — het verkiezen
van een erfeiyk Vorst uit een heerschend
Vorstenhuis, — onzydigheid der vorstendom-
men. — en het toevertrouwen der wetgevende
macht aan eene volksvertegenwoordiging, —
alles onder gemeenschappeiyken waarborg
der oontracteerende Mogendheden. Tegen het
einde van Januari 1858 werden de volksver-
gaderingen ontbonden, den 22sten Mei daar-
aanvolgende hielden de Groote Mogendheden
eene conferentie te Parys, en den 19dea
Augustus werd de overeenkomst aangaande
de organisatie der Vorstendommen getMkend.
Deze bevatten het volgende: De Vorstendom-
men dragen voortaan dennaam van „Vereenigde
Vorstendommen Moldavië en Walachye**, —
zy biyven onder de souvereiniteit vanTurkye
en behouden de voormalige voorrechten en v^
dommen, hun gewaarborgd door de eontrae-
toerende Mogendheden, — het bestuur is vry
en ligt buiten de bemoeiingen der Porte, —
het gezag wordt in elk der beide landen aan
een voor levenslang gekozen hospodar en aan
eene gekozene vergadering toevertrouwd, on-
der medewerking van eene voor beide landen
aangestelde centrale commissie, — de Jaar-
lyksche schatting aan de Porte bedraagt voor
Moldavië IVs, voor Walachye 27, mUlioen
piasters, — de hospodars worden door den
Sultan in hun gezag bevestigd, — de natio-
nale verdragen, door de Porte met vreemde
Mogendheden gesloten, gelden ook voor de
Vorstendommen, — de centrale commissie, te
Fokiifani gezeteld, bestaat uit 8 Moldaviërs
en 8 Wahichen; sy bewerkt de wetsvoorstel-
len en legt ze door bemiddeling der hospo-
dars voor aan de Nationale Vergaderingen, enz.
De verkiezingen voor de Welvende Verga-
dering werden uitgeschreven, enteJassykoos
men den 17 Januari 1859, te Boekharest den
5den Februari den kolonel Alexander Ouêa
tot vorst. Deze beklom den troon onder den
naam van Alexcmder Jcikam i, nadat hy eene
oorkonde onderteekend had, waardoor hy zidi
verplichtte, afstand te doen van het bewind
ter gunste van een bultenlandsch Vorst, zoo-
dra de beide Vorstendommen in werkeiyidieid
vereenigd werden. Spoedig echter veroorzaakte
de dubbele benoeming van Cuêa moeieiykhe-
den in zaken van bestuur. Twee ministeriën,
even zoovele hoofdsteden (Jassy en Boekha-
rest) en eene centrale commissie te Fok^aai
vormden een zeer ingewikkelden toestand ,
zoodat zelfe het invoeren der beraamde her-
vormingen vergezeld ging van menige zwa-
righeid. Beeds in April 1869 waren de verte-
genwoordigers der zeven oontracteerende Mo-
gendheden te Parys tot eene conferentie ver-
eenigd ; zy wilden de dubbele verkiezing van
Chua als in stryd met de overeenkomst van
19 Augustus 1858 niet als geldig erkennen,
maar gaven toch aan de Porte den raad,
hem in zyne tweevoudige waardigheid te be-
vestigen, waartoe hy zich tegen het einde
van September naar Constantinopel begaf.
Het volk scheen nog weinig geschikt te
wezen voor den parlementairen regeeringsvorm.
Men streed er meer voor persooniyke belan-
gen dan voor beginselen, zoodat er gedurig
verandering van ministerie plaats had — Otua
benoemde in 7 Jaren tyds 20 kabinetten —
of ook ontbinding van het Vertegenwoordigend
Lichaam. Daardoor werd het vertrouwen ge-
schokt en de ontwikkeling der nieuwe instel-
lingen belemmerd. Inmiddels poogde Oma eene
voïkomene vereeniging der beide gewesten tot
stand te brengen, en na langdurige onderhan-
ROEBIENIË.
19
deBogen tmelieii de geyolmachtigden yan
genoaaide Mogendheden gaf de Porte eindelUk
bare toestemming tot eene tQdelOke vereeni-
ging, met de bepaling, dat de centrale com-
BiMe Terdw^Ben en de Vont onder mede-
werking van een gemeenachappeltlk ministerie
en van eene enkele Nationale Vergadering
regeeren son. Eene yorsteigke proclamatie van
8 Oeeember verkondigde daarop de stichting
Tan een eenigen Staat Onder het kabinetspre-
flidaat Tan den talentvollen B, Catargi kwam
den 5den Febmari 1862 de eerste algemeene
Kationale Vergadering te Boekharest byeen,
doek lifl besweek reeds den SOsten Jnni daar-
aaaTolgJBnde door sluipmoord. De Kamer kwam
in Tenet tegen het nienwe ministerie OrHtoe-
Uteo en werd ontbonden, waarna den 12den
Oetober 186S een nienw Kabinet onder het
TOoraHterschap van OogaUMtjeano gevormd
werd, hetwelk ondersteuning Tond bQ de
Kamer. De doodstraf en andere igfstraifen
werden a^eschaft en de kloostergoederen ge-
seculariseerd. Toen echter de Kamer weigerde
te beraadslagen OTer eene nieuwe kieswet
en tegenover het ministerie een Totum van
wantrouwen nithracht, werd iQ den 2den
(14den) Mei 1864 door krygsgeweld ontbonden.
Eene proclamatie van den vorst riep het volk
opy om over een aanhangsel der conventie van
Psffs, bevattende eene wQsiging der kieswet,
invoering van algemeen stemrecht, van een
Senaat en van een Staatsraad, zgn gevoelen
uit te spreken. De volksstemming van 22 Mei
besliste met 682621 tegen 1307 stemmen in
goedkeurenden zin. Ku reisde Cuêa naar Con-
staaünopel, vergewiste zich van de toestem-
ming der Porte tot een staatsstreek, en nadat
ook de Mogendheden het aanhangsel en de
nieuwe kieswet bekrachtigd hadden, werd
éeo em ander den 19den Juli afgekondigd. Op
den 26sten Augustus vaardigde Outa voorts
eene akkerwet uit, waarbQ de tienden afge-
schaft en aan de boeren grondeigendom op de
Staatsdomeinen toegestaan werden. Daardoor
had Gbfo, ondersteund door den overigen Co-
gaiaiUjMno^ eene belangrQke sociale hervor-
■ilng tot stand gebracht De nieuwe verkiezin-
gen voor de nationale Vergadering vielen uit
naar den wensch der Begeering, en den 18den
December werden de beide Kamers geopend.
In het begin van Februari 1866 moest Qogol-
mUfetmo aftreden, omdat de Vorst hem niet
langer noodig had. De nieuwe staatsraad le-
verde in den tQd van Vit Jaar nieuwe wet-
boeken, en de invoering daarvan ging gepaard
met eene nieuwe rechteriyke organisatie en
werd gevolgd door eene wet op het onderwQs.
Toen echter een nieuw bewind weder eenta-
haksmonopolie wilde invoeren, ontstond te
Boekharest een oproer, hetwelk op eene bloe-
dige wgae werd gedempt De geldmiddelen
geraakten voorts door verkwisting in een
jammerigken toestand, zoodat de begrooting
over 1865 een te kort aanwees van 21 mil-
Hoen, tsrwQl misgewas en hongersnood de
bevolking teisterden. Daardoor ontstond eene
samenspanning tegen de Begeering. In den nacht
van den 228ten op den 2dsten Februari 1868
drongen de eedgenooten door in het paleis tot
in de slaapkamer van Cuta^ die genoodzaakt
werd zQn afttand van den troon te ondertee-
kenen. HQ voldeed aan dien eisch en verliet
eenige dagen daarna Boekharest, zonder dat
iemand iets ter zgne gunste had gezegd of
gedaan. Nu vormden Qolnooey Caiargioéy en
SaralafM een voorloopig bewind en benoem-
den een coalitieministerie uit alle partyen.
Vervolgens kozen de beide Kamers eenstem-
mig een Graaf vam TTaanderem, een Jon-
geren broeder van den Koning van België,
tot Vorst. De Porte, zich toeroepend op het
Verdrag van Parfls, protesteerde den 266ten
Februari tegen deze handeling, en daar de
Graaf va» Vtaanderem de Elroon van Boemeni6
van de hand wees, verordende de Begeering
den 14den April eene volksstemming over de
keuze van den Prins Karl Ludvoig vonHóhe»-
ËoUem- Sigmaringen, welke een guastigen uit-
slag had. De Constitueerende Vergadering pro-
clameerde deze keus op den 13den Mei en
Prins Karl hield z0n intocht in Boekharest
onder het g^ubel der bevolking. Eene nienwe
vrOzinnige grondwet, naar het voorbeeld der
Belgische, werd in korten tyd ontworpen,
door den Vorst bezworen en afgekondigd. De
Mogendheden erkenden eindelijk den nieuwen
staat van zaken en de gedane keus, welke
aan de aanslagen der verschillende Kroonpre-
tendenten een einde maakte. Onder het t)eheer
van dezen Vorst nam de ontwikkeling des
volks op verschillend gebied eene hooge vlucht,
al werd ook de vooruitgang niet weinig be-
lemmerd door partyschap en gemis aan staat-
kundige degeiykheid. De Vorst had zich ge-
voegd by de party der Booden, aan wier
hoofd zich Bratianoêf bevond, terwyi die der
Witten onderling was verdeeld. Het ministerie
Braüanoe vervolgde de Israëlieten, sloot met
Serouêberg het spoorwegverdrag, dat aan het
land zware lasten ople^e, en wekte door de
Boelgaren en de SietMnbOrgsche Waiachente
vleien het wantrouwen van de Porte en van
Oostenryk. Toen Braüanoe voor zyne aanhan-
gers geene winstgevende betrekkingen meer
beschikbaar had, werd hy in November 1868
ten val gebracht. Noch het ministerie OogaJr
niljt/êono (1868—1870), noch het ministerie
Costaki-JBpoêreaao (April— December 1870) kon
op den duur zich staande houden. De Booden
verwekten in Augustus 1870 te Ploje^it een
republikeinschgezinden opstand, die gedempt
werd, waarna evenwel de Jury de aanstokers
vrysprak. Toen voorts het ministerie Ghika
(December 1870~April 1871) zelA eene ge-
weldige verstoring van het Duitsche Vrede-
feest (22 Maart 1871) ongestraft liet, dreigde
de Vorst met het neerleggen der Kroon en be-
noemde het conservatieve ministerie Oaiairgioe.
In 1872 werden de spoorwegaangelegenheden
by de wet geregeld, het tabaksmonopolie in-
gevoerd en eenige leeningen gesloten. Daar in
1876 de verkiesingen in liberalen geest uit-
vielen, nam Catargioe zyn ontslag, en JIToreêeoe
vormde den 17den April een nieuw bewind,
hetwelk in den Senaat zoo groeten tegenstand
ontmoette, dat het reeds den 6den Mei aftrad.
Nu vormde JBpoereano een nieuw Kabinet,
waarin Braiiamoe den 5den Augustus het voor-
zitterschap aanvaardde. De pogingen om ont-
wikkeling en beschaving te bevorderen onder
het volk werden voorts in geene geringe mate
belemmerd door den Bussisch-Turkschen ' oor-
log van 1877, welke Boemenië in een nood-
lottigen toestand plaatste, hoewel er ook wa-
20
BOEMENIË-^BOEMJANZOW.
ren, die daarin eene goede gelegenheid zagen
om een ,,Groot Boemeensch B||k" (met Sie-
benbürgen ena.) te stichten. Daar deonzjjdig-
heid Tan Boemeoië in het Verdrag van Paris
niet nitdmkkeigiK was yastgesteld endePorte
haar hQ de laatste conferentie te Constantino-
pel niet wilde erkennen, loo zag de Vorst
zich gedrongen, eene overeenkomst te slniten
met Bnsiand omtrent den doortocht ran Bob-
sische troepen. De Porte daarentegen had den
ISden April van den Vorst geëischt, zich
met haar te verstaan omtrent de militaire ver-
dedigingsmiddelen tegen een vermoedelOken
inval der Bassen. Toen echter de overeenkomst
met Bosland door de Kamers nagenoeg een-
stemmig werd goedgekeurd, kwam de Porte
daartegen in verzet in eene nota aan de Groote
Mogendheden (2 Mei) en verklaarde, dat hy
die daad beechonwde als eene schennis van
het Verdrag van Parys, zoodat Boemeniëniet
langer aanspraak kon maken op hare bescher-
ming. De Boemeensche agent te Constantlnopel
ontving daarop zQn ontslag. De Bossische le-
gers die den 28sten April over de Proeth wa-
ren getrokken, namen weldra alle havensteden
in bezit, terwgl de Boemeensche troepen te
Kalafat byeentrokken en het vnor der Turk-
eche monitors met dat der vestingbatteryen
beantwoordden. Kort daarna verklaarden de
Kamers, dat Tnrkye door het bombardeeren
der Bo^eensche havensteden alle banden ver-
broken had, die het met Boemenië verbonden,
waarna zy den 21sten Mei de volkomene onaf-
hankeiykheid van Boemenië afkondigden en
met het betalen van schatting ophielden. De
Boemeensche troepen bleven aanvankeiyk op
den linker oever van de Donaa, omdat Bos-
land, zich verzekerd hondend van de overwin-
ning, hun bystand in den oorlog versmaadde.
Na de nederlagen in Angustns evenwel werden
zy te hnlp geroepen, waarna 3 Boemeensche
divisiën zich onder het bevel van den Vorst
met een Bnssisch korps in Boelgarye veree-
nigden en met groote onderscheiding deel
namen aan de bestorming van Plewna (11 en
12 September). Den 19den October onderna-
men de Boemeniërs een storen op de Boeko-
winaredoute by Plewna, maar werden met een
gevoelig verlies afgeslagen. Toen wyders de
Bossen wegens den voorspoed bnnner wape-
nen in October en November geene dringende
behoefte hadden aan een afzonderiyk Boe-
meensch korps, werd dit langzamerhand ver-
brokkeld en over verschillende plaatsen van
het oorlogstooneel verdeeld. Na het eindigen
van den Bossisch-Torkschen Oorlog is op het
Ck^ngrès te Beriyn in Juni 1878 de volkomene
onafhankeiykheid van Boemenië erkend. In-
middels is die Staat door Bosland genoodzaakt,
Bessarabië, door den Czaar in den Krimoorlog
verloren, tegen de Dobroed^a te verruilen en
de beperkende bepalingen omtrent de Israëlie-
ten op te heffen. Eén en ander is door de
Vertegenwoordiging goedgekeurd. Den 2Gsten
(14den) Maart 1878 was reeds de verheffing
van Boemenië tot een Koningryk door de
beide Elamers geproclameerd en Vorst KcuréL
werd er den 22sten (lOden) Mei als koning
gekroond. Onder het bestuur van het Kabinet
Bratianoe is deze Staat in vele opzichten
voomitgegaan. Het leger en de financiën zyn
verbeterd, het spoorwegnet is in handen ge-
komen van den Staat en de inkomsten van
den Koning zyn door de instelling van een
aanzieniyk Kroondomein verhoogd. Het crediet
van Boemenië is veel beter geworden en de
rentestandaard van 12 tot 6% gedaald. Met
Dnitschland, Engeland en Italië heeft het
handelstractaten gesloten, de grondwet werd
er in vryzinnigen geest gewyzigd zonder dat
men — zooals de volgelingen van BotetH
verlangden — het algemeen stemrecht heeft
ingevoerd, en ten gevolge van de tochten des
Konings naar Beriyn en Weenen en van de
byeenkomst van Braiianoe met Bitmarh te
Gkutein (1883) is Boemenië toegetreden tot
het Vredeverbond der Midden-Europeesche
Staten. Sedert den aanvang van 1886 wordt
onder de leiding van generaal ^rta^Moiif rustig
gearbeid aan de vestingwerken van Boekharest
en de Groote Mogendheden zonden officieren
derwaarts om er de nieuwe gepantserde torens
te beproeven. Voorts mag niet onvermeld
biyven dat Koning Eard gehuwd is met
Pcmline Misabeik OHüie Louisê^ prinses vo»
Wied, geboren den 17den (29sten) December
1843 en eene dochter van wyien Prins Sèr-
mann von Wied, Die VorsÜn betrad met uit-
stekend gevolg het gebied der letterkunde en
zy heeft onder den naam van Carmem Sfita
firaaie gedichten in het licht gegeven. De
Boemeensche taal is eene dochter van het
Latyn en komt overeen met dit laatste. Daarin
is nog weinig geschreven en zelft de meest
bekende Boemeensche schryfister, Dora d'hiria^
schreef in het Fransch. Intusschen worden
dagbladen en tydschriften in het Boemeensch
uitgegeven en vele belangryke werken zyn
in die taal overgebracht.
Boemjanzow is de naam van een aan-
zieniyk Bussisch geslacht, afkomstig van
Wcunlji Boemjanet, een bojaar uit Nishné-
Nowgorod, die in 1891 laatstgenoemde stad
in het bezit bracht van den Grootvorst van
Moskou. Van de merkwaardigste leden ver-
melden wy: Alexander IwanowU^' Boemjanxowy
geboren in 1684, die de gunst genoot van
Beter de Qtoote, de vredesonderhandelingen
met Zweden leidde en in het huweiyk trad
met de ryke ergename van Graaf Matw^ew.
In 1728 werd hy opperbevelhebber der armee
in Perzië, behaalde in 1789 eene overwinning
op den Pa^a van Belgrado, ging als gezant
naar Constantlnopel om den vrede tot stand
te brengen, nam deel aan den oorlog tegen
de Zweden, sloot den 17den Augustus 1743
den Vrede van Abo, werd deswege door
Keizerin Mizaheth in den gravenstand opge-
nomen en overleed den 15den Mei 1749. —
Graaf Beter AlexcmdrowUin Boemjanzow Sa-
doeuaUJcaij een zoon van den voorgaande en
geboren in 1725, een uitstekend Bussisch
veldheer. Beeds in den Zevenjarigen Oorlog
gaf hy schitterende bewyzen van krygskun-
dige bekwaamheid. In den slag by Kuners-
dorf in 1769 droeg hy niet weinig by tot de
nederlaag van Brederik de Groote en in 1761
veroverde hy Kolberg. Nadat Catharina II
hem in 1770 tot opperbevelhebber der Bussi-
sche troepen benoemd had, versloeg hy een
leger van 80000 man, aangevoerd door den
Khan der Tartaren en verwierf by de Kagoel
met 17000 man eene volkomene overwinning
op de armee van den grootvizier welke
EOEMJANZOW-ROERDOMP.
21
150000 Buui telde, waarna hQ tot Teldmaar-
aehalk boTorderd werd. Eindeiyk noodzaakte
hfi de Porte tot het sluiten van den Vrede
▼an Koet^oek Kainard^ (21 Jnli 1774). Na
het eindigen van den oorlog schonk de Kei-
serin hem eene besitting met 5000iyfeigenen
en de hoogste orden. In 1787 trok hU op bevel
der Kebeiln nogmaals ten strOde, doch daar
^0 het opperbevel met Vorst FoiemkU moest
deelea, nam h0 sSn gevorderden leeftyd tot
YOOfwendsel om het halve kommando neer te
leggen, en overleed den 19den December 1796.
Zoowel te Zarsk^je-Zelo als te Petersburg
verrees een gedenkteeken te syner eer. —
Oraaf NUroiai Feirowié^ Boemjaiuowy een soon
van den voorgaande en een uitstekend staats-
man. HQ weid geboren in 1754, bekleedde
van 1779 tot 1796 de betrekking van buiten-
gewoon geiant en gevolmachti^ minister te
Fiaakfort aan de Main en werd onder de
regeering van AJmamdêr /minister van Handel
eB Qpenbue Werken. Met Qver bevorderde hl)
den aanleg van wegen^ het graven van ka-
nalen, het bonwen van vuurtorens eni. In
1807 werd hg minister van Bnitenlandsche
Zaken en kort daarna Rykskanselier. In Sep-
tember 1806 vergeoelde h)| de Keixer naar
Erftirt, en dese lond hem in 1809 naar Parys,
waar ]|0 met goed gevolg onderhandelingen
aanknoopte met Napdêo», Met Zweden sloot
hg in laatstgenoemd Jaar den Vrede van
Fiederikshaven. In 1812 echter legde hy zyne
openbare betrekkingen neder, om zich aan de
weleosehi^ te vryden. Op eigen kosten rustte
hO het aehip „Enrik" uit, dat onder Oiio wm
Kaiatbmê eene reis om de wereld volbracht,
Tenamèlde bouwstoffen voor de geschiedenis
van Rusland en stiehtte een oudheidkundig
mnaenm, hetwelk nog altyd zyn naam draagt
H| overleed den 15den Januari 1826. Czaar
AUsmmdiT heeft ter eere van bovengenoemde
drie verdiensteiyke mannen door Canota een
gemeensehappeiyk gedenkteeken doen vervaar-
d^en. — Met Graaf Stirgti Soêmjtmgaw, den
Jongsten zoon van den veldmaarschalk en
onder CaiManma II ambassadeur te Beriyn,is
den 6den Februari 1838 de grafeiyke lyn van
dit geslacht uitgestorven.
Boend^dit-Singh, koning van Labore,
g^wren den 2den November 1780 te Eugaran-
vale bg Labore en een zoon van MiMMa <Sii^,
sbrdar van een district der Sikhs, werd op
zSb 12de Jaar, onder voogdysehap zynermce-
dar, opvolger van zyn vader. Toen hy tot
meerdeijarigheid gekomen was, breidde hy
zyne heersohappy aanmerkeiyk uit en werd in
1799 beleend met Lahore. Door het Verdrag
van Loedianah (5 December 1805) werd de
Sadlet^ aangewenen als de grens van zyn
gebied naar de zgde der Engolsche bezittin-
gen, waarna hy veroveringen kon maken in
Pendi^b en AlishanisUn. Nadat hy in 1818
Attok door verraad en in 1818 Moeltan stor-
menderhand ingenomen had, kwam in 1819
Ka^mir in zyne macht, weshalve hy den titel
van Maharad^a of Groot Koning van Pend^aub
aaaaam. Nadat eenige officieren uit de armee
van üapcküm syn k^ op Europeesche wyae
georganiseerd badden, verhief hy zich tot
alleenheerseher in geheel Pendidaub en maakte
aieh daarenboven meester van Pe^jawar in
Afghanistan. In 1888 sloot hy een verdrag met
Engeland en overleed den 27sten Juni 1839.
Boer (De), eene rechter zyrivier van de
Maas, ontspringt 579 Ned. ei boven de opper-
vlakte der zee op den Hoogen Veen in het
Pruisische district Aken, ten noordoosten van
Malmedy, stroomt aanvankeiyk in eene noord-
oosteiyke en oosteiyke, daarna in eenenoord-
westeiyke richting door Ryn-Pruisen, neemt
er eenige riviertjes op en stort, zonder be-
vaarbaar te worden, by Roermond in de
Nederlandsche provincie Limburg zich uit in
de Maas.
Boer (Hans Heinrich Eduard), een ver-
diensteiyk beoefenaar der Gostersche letteren,
geboren te Brunswyk den 268ten October 1805,
studeerde in de wysbegeerte en vestigde zich
als privaatdocent te Beriyn. Aangetrokken
door de wysgeerige stellingen der Hindoe^s,
nam hy in 1839 dienst by de Oost-Indische
Compagnie in Engeland en weldra zag hy
zich belast met de regeling van hetonderwys
in sommige districten van Bengalen. Hy legde
zich tevens toe op de kennis van het Sanskriet
en vooral op die der Indische geschiedenis en
wysbegeerte. In 1841 werd hy bibliothecaris
en in 1846 éen der secretarissen der Asiatic
Society of Bengal en leverde in hare werken
eene vertaling van den Ved&nta-SftriL Belang-
ryk is vooral voor deze en dergeiyke studiën
de „Bibliotheca Indica", welke hy tot aan zyn
vertrek uit Indië (1848) redigeerde. Hy gaf
de beide eerste afdeelingen in het licht der
„Samhita** van den „Rigveda'* en zond ver-
volgens eene reeks van gewyde schriften met
vertaling en nitlegkundige noten in het licht.
Gok voltooide hy in 1851 de uitgave van den
„S&hitya-Darpanam, waarvan BdUcmtyal de
overzetting in gereedheid bracht en in 1855
die van de „Uttara Naishadha Caritra'* van
Koning Ori Sarska, In 1861 keerde hy naar
Brunswyk terug en overleed aldaar den 17den
Maart 1866.
Boerdomp (Ardea stellaris Z., Botaums
Siêph,) is de naam van een vogel uit de familie
der Bei^en^ ( Ardeidae), tot de orde der Stdtloopers
(Grallatores) behoorend. Al de vogels van dit
De roerdomp (Ardea stellaris). '
geslacht onderseheiden zich door een gedrongen
lichaam, een langen, dikken hals, een langen
snavel zonder verlengde nekvederen, door
lange, spitse halsvederen, breede vleugels,
een korten staart, middelmatig lange pooten
22
ROERDOMP— BOET.
en lange teenen met klauwen. De roerdomp
(zie bOgaande afbeelding) is 78 Ned. daim
lang en 125 Ned. duim breed, roestbmin en
gemarmerd ran klenr, op den kop zwart, aan
bet acbterste gedeelte van den bals grOaacbtig
iwart met geel, hQ beeft gele oogen, is bruin
aan den boven- en groen aan den ondersnavel
en heeft lieht-groene pooten. HQ bewoont
Zuid- en Midden-Europa en Noord-Aaië, vooral
de moerassige streken van ons Vaderland en
de oevers van de Donan en de Wolga. HQ is
zeer schuw en verbergt zich veelal in bet riet,
terwQl h|| zioh voedt met kleine visschen,
kikvorseben en insecten. Hy is een nachtvo-
gel, vertoeft in onze streken van Maart tot
October. nestelt in bet riet en legt 8 tot 6
groenachtig blauwe eieren. Hy is bekend om
zyn eigenaardig loeiend geluid. In het zuiden
van Europa wordt er wegens zyn vleesch
dverig Jacht op gemaakt.
Bc^kmid (Gnapbalium X.) is de naam
van een plantengeslacht uit de familie der
Sadvigêitddbloemifftn (Composltae). Het onder-
scheidt zich door droge omwindselblaa^es,
die in verscheiden kransen dakpansgewQs over
elkander liggen en een half-bolrond geheel
vormen, door een vlakken of gewelfden
bloembodem zonder strooschubben, door zeer
dunne straalbloemen, byna rolronde vrucbUes
en harig zaadpluis. Het omvat viltige planten
met gele, witte en rozenroode bloemen en
verspreide bladeren. De bloempjes zyn, in het
zelfde hoofdje, nu eens alle manneiyk of alle vron-
weiyk, dan weer zyn de schy fbloemen 2 slachtig-
en de straalbloemen vrouweiyk. Dit geslacht is
in ons Vaderland door 4 soorten vertegen-
woordigd, nameiyk door hei hoick-roerkruidiG.
sylvatioum L.) met een stengel ter hoogte van
2 tot 5 Ned. palm, grysgroene, van onder vil-
tige bladeren en okielstandige bloemhoofcUes,
schynbaar eene aar vonnend, — gêdaclUig wU
roerkruid (Q. luteo album X.), een éénjarig
pluQe, op vochtige gronden groeiende en tot
tuilen vereenigde bloemhoof^jes dragend, —
moercuêig roerkruid (G. uliginoeum X.), op de
voorgaande soort geiykend, maar met een by
den wortel vertakten stengel, — en itoeekwiti^
roerkruid (G. dioicum L.\ ook zeveutjaarsbloem
geheeten, een klein, firaai, overbiyvend heide-
planQe met rozenroode of witte bloem-
hoofdijes.
Boermond, eene vroeger versterkte stad
in de Nederlandsche provincie Limburg ,
ligt aan de Maas en aan den mond van de
Roer, voorts aan den spoorweg van Maastricht
naar Venlo. Er zyn eenige merkwaardige
gebouwen, zooals: de Munsterkerk en de kerk
van St. Christóphorus, het stadhuis, het hos-
pitaal enz. Voorts is de stad de zetel vaneen
bisschop en men heeft er een R. Katholiek
seminarium, eene hoogere burgerschool met
5-jarigen cursus, onderscheidene fabrieken en
ongeveer 9000 inwoners. — Roermond was in
de 18de eeuw een vlek, maar werd door
Oito III tot eene stad verheven, die in de
16de eeuw tot de Hansa behoorde. De voor-
malige vestingwerken zyn er thans in wan-
delparken herschapen, en sy is door eene
firaaie brug met de voorstad St. Jacob ver-
bonden.
Boeskilde, eene zeer oude stad op het
Deensche eiland Seeland, ten suilen van de
Fjord van Boeskilde en aan den spoorweg
tnsschen Kopenhagen en Korsoer g^egen,
heeft eene oude domkerk met 2 hooge torens
en de praalgraven van onderseheidene Deensche
Koningen, eene aan de hoofdkerk verbondene
school, een Koninkiyk paleis, een raadhuis,
een gesticht voor adeliyke Jonkvrouwen, eene
boekery, een ziekenhuis, eene haven en ruim
5000 inwoners. Voormelde Dom is öene der
fraaiste kerken van Skandinavië. Daarin is
de kapel van ChriHiaan IV^ met prachtige
fresco's van Marttrand versierd. Gedurende
de middeneeuwen (tot 1448) was Roeskilde
de residentie der Koningen van Denemarken
en de zetel van de machtige bisschoppen en in
1658 werd er de vrede tussehen Denemarken
en Zweden gesloten, waarby het eerstge-
noemde zyne gewesten aan de overzyde van
de Sond moest afiitaan.
Hoest of yterroeet ontstaat, wanneer het
yzer, aan vochtige lucht blootgesteld, water
en zuurstof opneemt en daardoor overgaat
in yzerhydroxyde. Een geschikt middel, om
bet roesten van yzer tegen te gaan, heeft
men in het bedekken van dit laatste met eene
dunne laag van eenig metaal, dat weinig of
in het geheel niet roest of althans niet als het
yzer doorroest, zoodat de gevormde oxydelaag
bet onderliggend metaal nog tegen de wer-
king der lupht biyft beschermen. Ook bestrykt
men het yzer, dat aan vochtige lucht is bloot-
gesteld, met menie, om alzoo eene voor zuurstof
ondoordringbare laag te verkrygen.
Onder roeti der plaiUeu {VrodOfBablgo Yon)
verstaat men soorten van zwammen uit de
fomille der Urediueëu welke onder de opperhuid
van stengels, bladeren en vruchten gevonden
wordt, zy heeft het voorkomen van orai^e-
kleurige stippen en strepen, en het biykt,dat
deze zwamsoort zich onder de opperhuid der
plant ontwikkelt, terwyi na het bersten van
deze laatste de oraiUekleurige sporen der
roestplant zich als een iUn poeder vertoo-
nen. Men vindt ze by vele granen en gras-
soorten. De onderste bladeren der granen zyn
zeer dikwyis roestig. Strekt de roest zich uit
tot de stengels en aren, dan wordt het gewas
daardoor niet weinig benadeeld. Ook is roestig
stroo wel eens de oorzaak van ziekte onder
het vee. Voorts vertoont de roest zich zeer
dikwyis op de bladeren van verschillende
soorten van boonen (Uredo Fabae).
Boet is onzuivere, üin verdeelde koolstof,
welke zich by eene onvolkomene verbranding uit
de vlam aflMheidt In eiken schoorsteen komt een
aansUig van roet, omdat de vlam der brand-
stoffen door te sterke trekking te veel afge-
koeld wordt, of omdat de noodige zuurstof
voor volkomene verbranding der brandstof
ontbreekt. In de nabyheid van het houtvuur
ontstaat eene vemisacbtige, sterk glinsterende
korst, ffUmsroet genaamd, en op verderen af-
stand beeft men het loeee roety hetwelk veel
meer koolstof bevat. Harsen, vetten, en dus
ook harsryk bont leveren een roet, hetwelk
slechts zeer weinig bestanddeelen voor teer
bevat, nameiyk het kieuroet. Dit laatste wordt
voor verfttof, drukinkt, schoensmeer enz. op
groote schaal bereid. Daartoe verbrandt men
vooral bont, waaruit men te voren het pek
heeft afgescheiden, in een oven by geringe
toetreding van lucht, zoodat er eene walmende
BOBT— SOGEB.
23
▼lam ontstaat, en g^aidt de Terbraadiagspro-
doeten naar de ruime roetkamer. Deie is ge-
dekt met eene wollen kap, en liierin Tenamelt
sich het 4|n8te roet Geringere soorten Ter-
tarQgt men op dergeltike wt)ie van steen- en
In^ikolen, turf, steenkolenteer ens.,en4inoro
soorten tsb hars, sware teerolie, Tette oUên,
terpentgnoüe en asphalt Het mwe roet berat
steeds olie- en teerachtige bQmengaels, aoodat
bet door water niet bevocbtigd wordt Men
kan het roet daarvan Bni?eren door het in
aarden oi fieren vaten tot roodgioeihitte te
▼erUttea. Het roet oit onae kaehelpfpen en
sehoonteenen is eene nitmnntende meststof en
wordt dnnr betaald.
Sog (Bi^ L.) is de naam eener groote
fiunilie van dwarsbekkige, kraakbeenige via-
sehen, behoorende tot de orde der Maekiin^
welke sich door eene eigenaardige ge-
daante onderscheiden. Hun schüfvormig, plat,
nn eens rond, dan weder mitrormig Uehaam
heeft geen daarvan afjgescheiden kop en eindigt
in een dnnnen staart Z0 hebben aan elke a|f 6
Uenwspleten aan de bnikiO van het li-
chaam onder de bovstvinnen. ZQ leggen tel-
kens slecht éen ei, en hmine cderen hebben
eene hoomaehtige schaal met 4 punten. Op-
merkeltik is vooral de tiddmrrog (Bi^a Tor-
pedo L^ lie bggaande figuur). ZQn lichaam is
overal glad en heeft 6 rondachtige vlekken
op den rug. Hy komt voor in de Middel-
landsehe Zee en is de meest bekende van die
visschen, welke een eleetrisch orgaan beiitten.
De sidderrog {Torpedo marmorata).
Men vindt dan ook aan z||ne beide xOden een
orgaan, bestaande vit Tlienge buisjee, die
nauwkeurig tegen elkander sluiten en voorzien
■Ifn van horiaontale plaatjes, welke cellen
▼otmen, die met een sl^aerig vocht gevuld itfn.
Terveas ontdekt men er aanmerkeigke lennw-
takken, afkomstig van het achterste paar
■ennwstammen. Z0 kunnen door dien toestel
geweldige schokken meêdeelen en maken
daarvan gebmlk ter bemachtiging hunner
prooL Tot de roggen van onie leekusten be-
hooren de vleei (B. batis) met een aan het
uiteinde smallen, verlengden snuit en een met
8 stekels gewapenden staart, een visch, die wel
eens 100 Ned. pond swaar wordt, — en de
pijlgtaartronfj (B. Pastinaca) met een langen
stekel aan den staart, die als eene zaag ge-
tand is.
Boger. Onder dezen naam vermelden wy*.
Bcger I, graaf van Sicilië, den Jongste
der 12 aonen van den Noorman Tamürtd de
RamtmMU. Hy werd geboren in 1031, volgde
a|fn ouderen broeder Mohert Guiteard in 1058
naar Italië en voerde met deien heerschappO
in het veroverde Calabrië. Door de Chris-
teiyke bewoners van Sicilië tegen deSaracee-
nen te hulp geroepen, maakte hy zich in 1061
meester van Messina en in 1071 van Palermo
en van het grootste gedeelte van het eiland,
alwaar hy het leenstelsel invoerde, en werd
daarop door ayn broeder met dat eiland be-
leend. Na diens dood in 1086 plaatste hy lich
aan het hoofd der Noormannen in Italië. Ter-
vryi hy het gezag der zonen van Bob§rt in
Apnlië hielp handhaven, beschouwde hy Si-
diië als sUn eigendom. Paus Urhanut II
schonk hem in 1098 groote voorrechten, na-
meiyk het recht om bisschoppen aan te stelleu,
benoemde hem tot Pauseiyk legaat van Sicilië
en verleende hem door eene bul van 5 Juli
van dat Jaar ook de geesteiyke souvereiniteit
over dat eiland. Hy overleed den 22sten Juni
1101 te Mileto in Calabrië en werd opgevolgd
door ayn toenmaals 5-Jarigen zoon.
Boffêr Ily koning van Sicilië. Deze, geboren
in 1097, stond aanvankeiyk onder voogdysohap
van zyne moeder AdMeidy eene dochter van
Boni f OOMS J, markgraaf van Montferrat, en
vervolgens onder die van baren schoonzoon,
Prins SoUrt va» Bowrgümdië, Omstreeks het
jaar 1118 ondernam Rogeir de verovering van
CaUbrië, dat zyn neef WiUem wm AjnUis, de
kleinzoon van Bobêrt Quiicard^ zich toege-
ëigend had; maar hy verkreeg dat landeerst
in 1127, na den dood van WUUm. In 1180
werd hy door Paus A.nadeluê II te Palermo
als koning van Sicilië gekroond, waarop hy
diens tegenstander Innoomiiimê uit Bome ver-
dreef en eerstgenoemde derwaarts bracht In
1184 veroverde hy Capua, Amalfi en Napels
en voerde heerschappy over Beneden-Italië en
Sicilië onder den naam van Koningryk der
Beide Siciliën. Door de Italianen te verdruk-
ken prikkelde hy hen tot opstand; zy riepen
den DoifeBchen Keizer Lothvrwê te hulp, en
B/ogmr zag zich gedwongen, naar het eiland
Sicilië tOTUg te trekken. Nanweiyks echter
bevond Loiha/rimt zich weder in Duitschland,
toen Rogmr alle hem ontrukte gewesten weder
veroverde en Paus ifmoom^uM, dien hy ge-
vangen nam, in 1189 noodzaakte, hem en
zyne nakomelingen niet alleen als wettige
koningen van Sicilië te erkennen, maar hem
ook het hertogdom Apulië en het vorstendom
Capua als pauseiyke leenen af te staan. Bcyer
handhaafde nu zyn recht als wettig vorst en
apostolisch legaat op Sicilië en ontnam aan de
kloosters een groot gedeelte van hunne bezit-
tingen. Wegens eene beleediging, door den
Griekschen Keizer ManuSl zyn gezant aange-
daan, deed hy in 1146 Dalmatië, Epims en
geheel Griekenland verwoesten en Corfu in
24
ROGES-ROGGE.
bedt nemen. In 1147 deed kji een aanval op
bet AMkaanscbe Bgk der ZorOdê», en bQ
Sun dood strekte de heerBchap]^ der Noor-
mannen zicb nit yan Tripoli tot Taniaenvan
Mogreb tot Kabrran. HQ overleed den 26eten
Febmari 1154 en werd opgevolgd door lOn
soon WUUm. ZQne docbter Congtanüa bnwde
in 1186 met Rendrik IV en bracbt in 1190
den Siciliaanacben troon aan de Sokêmitmfe».
Boger (Gnstave Hippolyte), een yermaiard
Franscb tenoraanger, geboren den 17den De-
cember 1815 te Cbapelle St. Denis, werd In
1886 kweekeling aan het oonienratofare te
ParVs en debuteerde reeds in 1880 in de
Opera comiqoe aldaar. Hg bleef gedurende
10 Jaar daaraan verbonden, reisde in 1848 in
Engeland met JïffMiy Limd en trad in 1849 op
in de groote opera te Pargs, waar bQ met de
boofdi»rtt|en werd belast in de voornaamste
opera's en vooral nitmnntte in „Ia Dame
blanche'*. Tnsseben 1850 en 1860 en ook Uiter
beiocht hg Doitschland en werd er met groe-
ten bgval begroet. In 1867 song hg voor bet
laatst te Weenen. HQ slaagde echter niet in
zgne poging om vervolgens als tooneelspeler
bgval te verwerven en werd in 1868 professor
aan bet conservatoire te Pargs.
Bogers. Onder dezen naam vermelden wg:
Sammd Bcgers, een Engelsch dichter, ge-
boren te Londen den SOsten Jali 1768. Hg werd
na het voleindigen agner studiën de opvolger
agns vaders in eene bankierszaak en beoefende
tevens de dichtkunst Hg gaf o. a. „Pleasures
of memory (1792 en later)" in het lieht, en
Lord Bffnm rekende dit werk tot de (fraaiste
leerdichten der Engelsche letterkunde. Eerst
twee Jaar later knoopte hg eeneinnige vriend-
schapsbetrekking aan met Bffron^ en ook
Moofe en Ccm^^dl waren hem zeer genegen.
Van agife werken vermelden wg voorts:
„Poems (1814)'*, — nVoyage of Ck>lnmbus, a
fragment (1812)**, — „Human life (1819)**, —
en „lUly (1822)**. Hg. overleed den 18den
December 1855. Zgne verzamelde gedichten
werden meermalen ter perse gelegd. Na zgn
dood verschenen nog: .Table-Talk and Por-
Boniana (1856)** en „BecoUections (1859)**.
Chofiêê Bogert^ een Engelsch schrgver, ge-
boren den 18den April 1825 te Dunino in het
Sehotsche graaftchap Fife. Hg studeerde aan
de universiteit te St. Andrews en werd in 1855
kapelaan van Stirling Castle, maar legde in
1868 zgne betrekking neder, om zich te
Londen te vestigen. Zgn eerste werk: „The
modem Scottisb minstrel** bevat eene keurige
bloemlezing van nieuwere Sehotsche gedich-
ten, en daarop volgden: „The sacred minstrel
(1859)**, — „Scotland social and domestic
(1860)**, — „FamUiar illustrations of Scottisb
character(1861; Bde druk, 1866)**, — „Traets
and Btories of Scottisb people (1867)**, — „A
oentury of Scottisb life (1871 ; 2de druk, 1872)**,
— en „Monuments and monumental inscrip-
tions in Scotland (1871, dl 1)**. Voorts heeft
men nog van hem: ^Lyra Britannica (2de
druk, 1868)**, — „Christian heroes in the army
and navy (1867; 2de druk, 1869)**, — en
„Leaves from my autobiography (1876)**. Hg
is medestichter «n historiograaf van de Boyal
historical society.
Johm Bamdolpk Bcgêfs, een verdiensteigk
Amerikaansch beeldhouwer, geboren omstreeks
het Jaar 1826 in den Staat New York. flgwM
voor den handel bestemd, studeerde genUmeB
tgd te Bome en vestigde deh vervolgens te
New York, waar hg een klein standbeeld der
.Blinde Nydia (volgens „De laatste dagen van
Pomp<4i** door BulwêrY' beitelde, — voorta:
i^Eea knaap met een hond**. — en een stand-
beeld van den president Jo*» Ada/m. In 1868
maakte hg te Bome een aanvang met zga
beroemd kunstgewroeht, de deur van het
Kapitool te Washington, later door MUUr te
Mtlnclien in brons gegoten. Daarop ziet men
de belangrgkste ^beurteniasen uh het leven
van OoUmlm9y kleine standbeelden van zgne
meestberoemde tgdgenooten, portretten van
schrgvers, die over de ontdekkingen van
CMmmbm boeken hebben geleverd, enz. Het
geheel is een voortrelfeigk, schoon wel wat
overladen werk. Voorts leverde hg standbeelden
van Amerikaansche generaals en staatslieden,
alsmede, na den burgeroorlog in 1871 en 1878,
gedenkteekenen voor de Staten Bhode-Islana
en Michigan, een standbeeld van Xtiioo2»voor
Philadelphia en een monument van Sêward
voor New York. Prachtig is ook zgn „Engel
der Opstanding** op het graf van kolonel OoU,
Doorgaans houdt JSq^vn zgn verUgf te Bome.
Bojgge (Seeale oereale X.), eene plant uit
de üunilie der Oroêtm (Gramineae), is in
het noorden van Europa de belangrgkste
graansoort In ons Vaderland wordt zg door-
gaaas verbouwd als winterrogge, dat wil
zeggen, men zaait haar aoo vroeg in het
niyaar, dat zg vóór het invallen van den
winter den akker met een groen kleed be-
dekken kan. zg kan veel meer koude ver-
duren dan de tarwe en gedgt op veel slech-
teren grond, zoodat zg bgzonder geschikt ia
voor onze zandgronden. De stevige stengels
worden 1 tot 2 Ned. el hoog en zgn, evenals
de geheele plant, blauwgroen van kleur en
de platte, lintvormige bladeren agn aanb^e
zgden ruw op het gevoel. Bg dé rogge staan
de bloempakjes alleen. Ieder bloempai^e wordt
naar buiten door 2 bgna even groote, éenner-
vige, elsvormig toeteopende kelkkaQes afge-
sloten en bevat 2 tegen elkander overstaande
bloemen en het begin van eene derde. De
onderste kroonkaQes loepen gewoonigk uit in
eene lange naald, terwgi de bovenste aan den
top 2 tan<!Ues vertoonen, aan de rugzgde dubbel
gdüeld zgn en aldaar aan de vooruitspringende
kanten gewlmperd. Bgpe roggekorrels zgn
aan de binnenzgde gesleufd, aan de rugzgde
afgerond en aan de top zachtharig. De rogge,
door de Dnitschers 8tamd«nroggen (S. mnlti-
canle) geheeten, de Brahamtêehê rogge enz.
zga geene soorten, maar verscheidenheden
van de gewone rogge. Boggezaad loopt door den
regen spoedig uit en moet dus bg c^oog weder
geborgen worden. Archangdsche rogge is een
prachtig gewas, doch de korrel niet zeer
deugdzaam. In Polen, Pruisen en Busland
wordt eene groote hoeveelheid rogge gewen-
nen en verscheept. De voornaamste soorten,
welke bg ons ter markt komen, zgnAndam-
mer, Pruisisehe, Fransoke, Bgn-, Odessa-,
Petersburger en Turksehe rogge. Boggekorrela
bevatten 7,20—10,06% planteneiwit, 4,64—
6,70% cellulose, ongeveer 65% zetmeel en dez-
trine, 1,92—2,21% vet en 1,40—1,80% aaeh.
zg bestaan ongeveer uit dezelfde bestanddeelen
BOGOE.
26
als tarwekorrels, en beider stiksto^fehalte is
nagenoeg even groot De asch van rogge bevat
Teel kali, magnesia en phosphorsonr. Tot de
vganden van de rogge behooren roest, moe-
derkMen en onderscheidene dieren. Men bezigt
dit graan tot het bereiden van brood, tot het
aioken van spiritns ens., en Tan hetstroover-
Taaxdigt men papier, loodat in rogge een
uitgebreide handel gedroTen wordt. Het Tader-
land Tan de rogge is niet nanwkenrig bekend.
Ztf werd door de
ladiërs en Egypte-
naren niet Ter-
bonwd en de Grie-
ken Terkregem
haar uit Tbröcië
en Ma<;edoiiië.
Thans heeit itj
een nitgeatrekt
groeide weet. Wü
geven hi^rbt^ in
£1 de Afbeelding
*^**v.^r i\n.r op i'**
helft der natnnr-
l|ke grootte, in
h Tan een bloem-
pal^e, in e Tan
een kelkkafje, in
d Tan een kroon-
kafje, in e Tan
een korrel en in
/Tan dezen laat-
sten doorgesneden,
alles op de dnbbele
grootte.
Bogge. Onder
dezen naam Tor-
melden wQ:
CormêUut Moggêy
een Terdienstel^k
NederUndseh
sehrflTer. Hy werd
geboren te Am-
sterdam in 1762,
vras achterTOlgens
predikantbtjdeBe-
monstraatBche ge-
meenten te Noord-
wgk, Berkel en
Ldden en OTorleed
op een bnitenverbiyf onder Soeterwonde den
27sten Angostos 1806. Hfl schreef: „OTor het ware
wezen Tan het Christendom'*, en zag een ant-
vroord op de prysTraag: .Is. behalTO het in-
wendige bewOs Tan de goddeigkheid Tan de
leer Tan Jeans, nog eenig bewQs ter OTortni-
ging noodzakelttk?" door Teylers Genoot-
schap met gond bekroond. Voorts ICTcrde h|| :
^Beknopte historie der onlnsten in de Ne-
derkmden sedert 1780 (1790—1792)", —
«Tafereel Tan de geschiedenis der jongste om-
wenteUngen in Nederland in 1796 (1797)*\ —
,De Kerk Tan Jezus éen en ondeelbaar (1798)",
— sQesehiedenis der staatsregeling Tan het
Rataaftehe Toik met de silhoaetten Tan de
leden der Nationale Vergaderiaa (1799)", —
en «Beiae Tan den Jongen Agathon naar het
land Tan gelnk (1805)". Gok schreef h(| Toor
de MaatschsppS tot Nnt Tan *t Algemeen: een
«Zedekondig leesboek in den Torm Tan ge-
schiedenissen" en onderscheidene boetO^ ▼oor
de jeogd en opstellen in tlKlschriften.
De gewone rogge {Secale cereale).
MnuMk Comdimê Bc^sie^ een Terdienstel||k
Nederlandsch letterkundige. HQ werd geboren
te Amsterdam den 16den Februari 1881 ,
studeerde te Amsterdam en werd in 1856
predikant bfl de Bemonstrantsche gemeente
te Moordrecht en in 1860 te Delft, — Toorts
in 1864 leeraar in de geschiedenis en aard-
rykskunde aan het mmasium en de hoogere
burgerschool te Leiden, in 1869 wederom
predikant by de Bemonstrantsche gemeente
aldaar en TcrTol-
gensbibliothecaria
der uniTersiteitB-
bibliotheek te
Amsterdam. Htf
schreef o. a. „Ta-
bellarisch OTer-
zicht Tan de ge-
schiedenis der
Christeigke leer
(1854)", -„Gaspar
Janszoon Cool-
haasyde voorlooper
Tan Arminius en
der Remonstnm-
ten (1856—1858,
2 dln)", — „Be-
zoeken op LOOTC-
Btein in 1624
(1859)", — „Be-
8chr||Tende catalo-
gus der pamphlet-
teuTerzameling
Tan de boekerU der
Bemonstrantsche
Kerk (1868 -1865,
8 dln)", — „Cata-
logus Tan hand-
schriften op de
Bemonstrantsche
bibliotheek te
Botterdam(1869)",
— „BriCTen en
onuitgegCTen stuk-
ken Tan Joh.
Wtenbogaert(186a
—1875, 8 dln)",
— „Johannes
Wtenbogaert en
zQn tgd (1874—
1876, 8 dln)", — „Bibllotheca Grotiana (1888)",.
— en „Geschiedenis der stedelüke boekerjl Tan
Amsterdam (1882)". Voorts bezorgde htj met W.
P. WoUtn eene nieuwe uitgaTC van „De Bata-
visohe Arcadia" van J. van HMm$kêrh^ be-
werkte „De Egyptische Koningsdochter" en
alle OTcrige hialorische romans van JSbetê in
het Nederlandsch en leverde talr||ke bydragen
in tydschriften.
FriêdirifA Wükdm Bogge^ een Duitsch schrtf-
ver, geboren den 12den November 1808 te
Bankendorf in het groothertogdom Mecklen-
burg-Schwerin. Hy studeerde te Göttlngen,
werd leeraar van den Erfl[>rin8 JVtecirt«A JVyhm
wm MêeklmburgSekwêrimy zag zich Terrolgens
benoemd tot bibliothecaris der Begeering en
tot secretaris Tan den schouwburg en was Tan
1842 tot 1869 letterkundig adTiseur Tan den
Groothertog te Schwerin. Nadat hü TOorts
werkzaam was geweest als leeraar te Bremen
en aan de hoogere burgerschool voor melBJes
te HannoTcr, bepaalde hf} zich by de jouma-
ROGGE-BOGIER.
littiek, werd redaetenr van de „Deotsche
YolkszeitaDg" in HannóTer, yan den „A.lBacien**
te Kolmar en daarna van de „Handels- nnd
Bönenieitnng'* te Frankfort aan de Main.Hg
beschreef a|fne lot^vallen in: „Ein seltenee
Leben (1877)** en leverde de treurspelen:
.Bianca Yaneaai** en „Kaiser Heinrich IV**.
lieer byval echter vond zOn lyrisch -episch
gedicht: „A.ns Westminsterabtei (1857; Öde
drok, 1880)", waarin hg de herinneringen
verlevendig^ aan de praalgraven aldaar ver-
bonden.
WaJUtf Baggt^ desgeltfks een Doitsch sohrg-
ver, geboren den 2l8ten November 1822 te
Elbing. Hy studeerde te Königsberg en te
Bonn in de letteren en geschiedenis en werd
na het afleggen der vereischte staatsexamens
leeraar aan de hoogere burgerschool te Elbing.
In 1848 begaf hQ zich naar Beriyn en werd
In 1849 lid der redactie van de „Konstitntionelle
Zeitnng**, waarop hy aich als verslaggever voor
dit blad naar Baden begaf. Nadat dé ,,A.bend-
post*', door hem met anderen gesticht, door
HMékddmf vernietigd was, vertoefde hO in 1851
tot 1852 als dagbladcorrespondent te Pargs,
redigeerde van 1854 tot 1861 den «Poster Lloyd**
en bleef voorts werkzaam als correspondent
van eenige voorname dagbladen te Weenen.
Hy schreef: „Parlementarische Grossen (1851,
2 dln)", — „(}eschichte Gesterreichs von Vil&gos
bis zor Gegenwart (1872—1878)**, — en „Ges*
terreich seit der Katastrophe Beost Hohenwart
(1879, 2 dln)**.
Boggenbaoh (Franz, vryheer von), een
staatsman uit Baden, geboren te Manheim
den 28sten Maart 1825, studeerde te Heldel-
berg en Beriyn in de rechten, begaf zich na
1848 op reis en vormde zich van 1850 tot
1855 te Parys voor de diplomatieke loopbaan.
Na zyn terugkeer in het Vaderland y verde hy
in 1859 tegen het verdrag van Baden met
Bome, veroorzaakte na het sluiten hiervan in
het voorjaar van 1860 den val van het be-
wind en trad den 2den Mei 1861 op als mi-
nister van Buitenlandsche Zaken en van het
Oroot-Hertogeiyk Huis. In die betrekking be-
toonde hy zich een voorstander van eenevry-
zinnige staatkunde. Vooral verzette hy^zich
tegen eene vernieuwing van den Bondsdag en
riep in een gedenkschrift van 27 Januari 1862
de Dnitsche Begeeringen op, om zich ten nutte
des Vaderlands opofferingen te getroosten. Ook
met betrekking tot de zaak van Keur-Hessen
richtte hy eene ernstige nota tot de verschil-
lende Hoven. Hoewel de beide Kamers zyne
gevoelens huldigden, le|rde hy tegen het einde
van September 1865 dé portefeuille neder we
gens de houding der Begeering van Baden ten
opzichte der politiek van Pruisen omtrent
Sleeswyk-Holstein. Zyne zending naar Beriyn
in April 1866, om de spanning tussohen Prui-
sen en Oostenryk uit den weg te ruimen,
Meef zonder gevolg. Hy verliet daarop Karls-
ruhe en vertrok naar Bonn. Hy werd vervol-
gens lid van het Tolparlement en belastte zich
in 1871 met de organisatie der ryksnnivenü-
teit te Straatsburg.
Boggeveen (Jacob), een vermaard Neder-
landsch zeereiziger,^ werd geboren te Mid-
delburg in Januari 1659 en overleed aldaar
in 1729. Hy studeerde en promoveerde in de
rechten. Na den dood zyns vaders (1679) ver-
liet hy zyne geboorteplaats, om zich in 169S
aldaar wederom te vestigen. In 1703 vertrok
hy naar Oost-Indië en werd er raad van Ju-
stitie. Nadat hy in 1714 in het VaderUnd was
teruggekeerd, deed hy pogingen om de noo-
dige gelden voor een ontdekkingstocht ter zee
byeen te brengen, en na verloop van 7 Jaren
verkreeg hy van de West-Indische Compagnie
8 schepen, waarmede hy den Isten Augiutos
1721 de reede van Tessel verliet. Nadat hy
Kaap Hoorn was omgezeild, ontdekte hy een
eiland, waaraan hy den naam gaf vanPaaseh-
eiland, en meende, dat daarop het onbekende
Zuidland zou volgen. Bemerkende, dat hy zich
hierin vergist had, besloot hy, na het verlies
van éen zyner schepen, over Oost-Indië naar
het Vaderland terug te koeren. Zyne aankomst
ter reede van Batavia was tevens het einde
van zyn tocht, want op bevel van den Baad
van Indie werden zyne schepen met de ladin-
gen verbeurd verklaard, zoodat hy en zyne
manschappen met de retourvloot konden te-
rugkeeren. Na die onwaardige behandeling
vestigde hy zich te Middelburg en bleef aldaar
tot aan zyn dood. In 1728 verscheen een ver-
haal van dien tocht onder den titel : „Twet^aiige
reize rondom de wereld**, waarin Eoggeoeen
in een bespotteiyk daglicht werd gesteld
*t geen hy geenszins had verdiend. — Naar
hem zyn de Eoggweentmlamdem genoemd, eene
eilandengroep in oosteiyk Polynéei6, in het
noordoosten van de Samoa-eilanden en in het
noordwesten van de SodSteitseilanden. De
voornaamste eilanden van die groep dragen
de namen van Tongareva (Penrhyn), Rakaanga
(Bearson) en Manihiki (Humphrey). Deze en
de zeven overige zyn boschryke koraaleilanden
met ruim 1500 vry beschaafde, maar arme
bewoners.
Bogier (Charles), een BelglBch staatsman,
geboren den 16den Augustus 1800 te 8t Quentin
in Frankryk, ontving zyne opleiding te Luik,
wydde zich na het volbrengen zyner studiën
aan de Journalistiek, snelde by het uitbarsten
der Belgische omwenteling in September 1880
aan het hoofd van 800 gewapende vry willigers
naar Brussel en nam er deel aan het straat-
gevecht. Hy werd dan ook lid van het Voor-
loopig Bewind, behield die betrekking tot in
Februari 1881 en zag zich in Juni van dat
Jaar benoemd tot gouverneur van Antwerpen
en in 1882 tot minister van Binnenlandsche
Zaken. In al die betrekkingen onderscheidde
hy zich door beleid en geestkracht , en vooral
maakte hy zich verdiensteiyk door de organi-
satie van het bestuu; van den nieuwen Staat.
Van 1889 tot 1840 was hy weder gouvemew
van Antwerpen en van 1840 tot 1841 minister
van Openbare Werken. Daarna was hy lid
van de Tweede Kamer en een begaafd woord-
voerder der liberale oppositie. Toen den ISden
Augustus 1847 een liberaal bewind aan het
roer kwam, aanvaardde hy de portefeuille
van Binnenlandsche Zaken en zorgde, dat
België bewaard bleef voer de schokken van
het Jaar 1848. In den herft* van 1852 legde hy
wegens de opgekomene spanning met Frankryk
de portefeuille neder en Meef te Brussel werk-
zaam in het Parlement, totdat hy den 9den
November 1857 wederom tot minister van
Binnenlandsche Zaken werd benoemd. Den
25sten October 1861 verwisselde hy zyne por-
BOaiEB-ROHAN.
27
tefesille met die yaü Baitealftndflche Zaken
611 werd Toonitter yan bet Kabinet, docb
nam den 8den Januari 1868 aOn ontslag
en overleed den 278ten Jani 1886. Zyn
broeder Finmn Rogier, geboren te Kamer-
rffk (Cambrai) den laten April 1791, werd in
1830 meennalen belast met staatkundige sen-
dingen naar ParQs en was van 1848 tot 1864
Belgiaek geiant aan het Hof van FrankrOk.
BÏDgier yan der Weyden, tot in 1846
«Kmd bekend onder den naam van RogUrvan
Bi^gffê en de beroemdste leerling yan Jan van
JSgek, werd geboren te Brussel in het laatst
dn 14de of in het begin der 15de eeuw. Beeds
in 1430 was hQ een uitstekend schilder, aan
wien Paus MartiMUM V een klein altaar be-
stelde, bedtemd yoor Koning Jnan II van
Spanje. In het Jaar 1486 was hy stadsschilder
te Brussel en yervaardigde yoor de rechtssaal
op het stadhuto aldaar eene schilder^ met sth
i^engels, yermoedeigk bQ den brand yan 1695
yemield. Tnsschen 1440 en 1447 fthilderde
hf yoor Nieolas RoUin, kanselier yan FAÜip$
^ Ooede, een groot altaarstuk yoor de kapel
fai bet klooster te Beaune in Bonrgondi6, en in
1449 begaf hg lich naar ItaUS, waar hg o.a.
eeae „ A&eming yan het Kruis*' schilderde. In
1460 beyond h0 lioh tffdens het JnbUeum te
Bene, besoeht Florence en keerde yeryolgens
naar Bruasel terug, alwaar hg den 16den Juni
overleed. Zgne figuren zgn, wat het naakt
betreft, sehnal en mager, maar zgn koloriet
is levendig en krachtig. In den beginne schil-
derde hg in een leer warmen, later in een
koelen toon. Yan sgne kunstwerken vermelden
wg, belialve het reeds vermelde tryptichon,
door Paus Martimu V besteld en thans in het
museum te Berign, een dergeigk stuk, aldaar
aaaweiig en de geboorte van Johanne$ dê
DoqpêTf diens doop van Ckriiimê en diens ont-
hoofding voorstellend, — voorts eene „Kruisi-
ging*", thans te Weenen, — een tryptichon
met den legenenden Okriëtuê en op de vleu-
gels Marim MagdaUna en Johannef dé Dooper^
— en in bovenvermeld klooster het „Laatste
Oordeer, — wgders: te Frankfort eene „Ma-
donna**, — te *8 Qravenhage eene „ Afheming van
bet Kruis**, te voren aan Mmnling toegekend, —
en in het museum te Antwerpen de „Zeven
€aeramenten**. Gak heeft hg uitgemunt als minia-
tuurschilder , terwgi hg als leermeester van een
aantal kunstenaars een belangrgken invloed heeft
gdiad op de kunstrichting van zgn tgd. Zgn
beroemdste leerlhig was Sanê Memling, Zgn
flooa Rogier van dor Wegden de Jongere volgde
de voetateppen des vaders^ maar gafaansgne
üguren voller vormen. Diens hoofdwerk is
eene „Afbeming van het Kruis**, thans in de
eaerlatg der Lorensokerk van het EscuriaaL
Voorts vindt men stukken van zgne hand in
bet Kensingtonmnseum en te Dresden. Hg
was seer milddadig en overleed in 1629 te
Brussel in hoogen ouderdom.
Bogniat (Joseph, vlcomto de), een ver-
dlensteigk Fransch generaal en schrgver, ge-
boren den 9den November 1776 te St. Priest
in bet departement Isöre, besoeht de genie-
ncbool te Mets en trad bg den aanvang der
Oroote Bevolntie in dienst. Weldra was hg
ki^ltein en nadat hg aioh in 1800 onder JfofMw
ondenebeiden bad, werd hg iu 1808 als ko-
lonel naar Spanje geionden, waar hg sieb
verdiensteigk maakte bg de belegering van Sa-
ragossa. In Februari 1809 werd hg brigade-
generaal en in Dnitschland als kommandant
der genie bg het korps van Lannet geplaatst
Na den Vrede van Weenen zond Napoleon
hem weder naar Spanje, waar hg in 1811
alle belegeringen bestuurde. Na die van Tar-
ragona werd hg divisie-generaal, en in 1812
begaf hg zich naar Pargs tot herstel zgner
gezondheid. In de eerste dagen van 1813 ging
hg weder naar Dnitschland als kommandant
van het korps ingenieurs, en op zgn last
werden de groote werken aan de Saaie en de
Elbe ten uitvoer gebracht Na den Volkerenslag
bg Leipzig viel hg wegens het doen springen
van eene brug bg den Keizerin ongenade, zoodat
hg zgn kommando nederlegde en te Metz ach-
terbleef, toen het leger over de Moesel trok. Bg
den terugkeer van ^tfjH^i^eo» in 1816 vergat ito-
gniai zgne grieven en belastte zich weder met
het komando over het korps ingenieurs bg de
groote armee. In 1817 werd hg vioomte, in
1829 Ud van het InsHtuut, in 1882 pair, en hg
overleed den 8sten Mei 1840. Van zgne ge-
schriften vermelden wg: „Belation des sièges
de Saragosse et de Tortose (1814)**, — „Oon-
iddérations sur Tart de guerre (1816; 2de
druk, 1817)**,— en „Des gouvemements (1819)**.
Het „Memoire sur Temploi des petites armes
dans la défense des places (1827)** is na zgn
dood door FUUneuf uitgegeven.
Bohan is de naam van een oud en aan-
sienigk Fransch geslacht, gesproten uit dat
der Hertogen van Bretagne en alsoo genoemd
naar bet stadje Bohan in het departement
Morbihan. Het nam tot devies: „Boynepuys,
duc ne daygne, Bohan snys (Koning kan,
hertog wil ik niet zgn, maar ben Bohan)**,
is vermaagschapt met de meeste regeerende
Vorstenhuizen van Europa en bestaat ook
thans nog inAeVinRohan-&MSmenéeRoekeforty
welke desgeigks in Oostenrgk in het bezit is
van de vorsteigke waardigheid. De ign i{oJl<ifi-
Soubiee stierf uit in 1787 en die van Rokan-CHé
in 1688. De stamvader van het geslaeht Rokan
is AUdn J, vierde zoon van vicomte JBudon
de JPorkoëi, die in 1128 den naam droeg van
vicomte de Rokan, Onder Kard IX werd het
familiegoed Chiémenée ten behoeve van Louit
Rokan VI tot een vorstendom verheven. Diens
zoon Lomie de Rokan- GnémenSe werd in 1688,
onder Hendrik III, hertog en pair de Mont-
haeon en droeg, geigk later zgn zoon HerewU
(t 1664), de wapens tegen de B. Katholieke
Ligue. De dochter van laatstgenoemde was
de door geest en schoonheid vermaarde Her-
'togln de Ckeerenté (f 12 Augustus 1679). —
Lowe, prins d« Rokan- Ghtêmenée, geboren in
16S6, verloor wegens zgne uitspattingen de
gunst van Lodewijk XIV en spande nu uit
wraakzucht met anderen samen, om voor
geld Qttilleboeuf in handen der Nederlanders
te brengen. Dat plan werd echter ontdekt,
en Rokan beklom in 1674 het schavot. —
LottU René JSdonardy ptiuB de Rokan- CMmenée^
geboren den 26sten September 1784, werd
cardinaal en, aooals 8 i2oil«ii# vóór hem, vorste
bisschop van Straatsburg en in 1772 groot-
aalmoezenier van Frankrgk en gezant te
Weenen, maar haalde zteh door zgn losban-
dig leven het misnoegen van Marie Aniomette
<^ den hals, aoodat hg na de troonbeklim-
ROHAN— R0HLF8.
miog yan Lodewijh XVI in ODgenade riel bQ
het Hof. Om de verloren gonst te herwinnen,
verlaagde hy zich in de bemchte halaaieraad-
gewhiedenis tot een werktuig van de grayin
LiMimoilê (zie aldaar). Nadat hy deswege in
de Bastille was opgesloten, sprak het Parle-
ment hem yry, maar hy moest het ambt van
aalmoezenier nederleggen en werd eerst naar
de abdy La Chaisedieo in Anvergne en ver-
volgens naar Straatsburg verwezen. In 1789
benoemde de geesteiykheid hem tot afgevaar-
digde naar de Generale Staten, maar hy werd
aangeklaagd wegens verduistering van eenige
millioenen francs, toebehx>orende aan het hos-
pitaal Quinzevingt, zoodat hy zich naar zyne
bezittingen in Dnitschland begaf, waar hy
den 16den Februari 1802 te Ettenheim over-
leed. — Viatcr Louig Mériadêo, prins dê Boham'
Omémenéê hertog de Mtmthatam en BouüloMf
geboren den 208ten Juli 1766, werd luitenant-
veldmaarschalk in Oostenrykachen dienst, over-
leed kinderloos den lOden December 1826 en
liet slechts een paar neven achter, zonen van
een Jongeren tak der lyn OMémmée^ van den
tak sdan-Boehêfortf die door zyn broeder
JMm Armamd Louis (f 1836) als kinderen
waren aangenomen. Het hoofd dezer vereenigde
takken is thans OamüU FhiUppe Joseph Idet-
hdld^ prins de BohanGuémenSe^ Mochefori en
Maniambany geboren den 19den December 1800
ridder van het Qnlden Vliee, eereburger van
Pnuig enz. — De lyn Eokcm-QU, uit die van
ChUmm^ gesproten, werd gesticht door Fierre
de Bokan dê Oié^ geboren in 14&8, die, in
1618 als maarschalk overleden, de opvoeder
was van JVom / en onder Lodewyh X/Ieene
merkwaardige rol vervulde. — Zyn kleinzoon
Béne I sneuvelde den 20sten October 1568 by
Hetz. Hy was gehuwd met UdbdU d'Alhreif
oudtante van Mendrik JF, zoodat de Bokans
uitzicht erlangde op den troon vanNavarre
en zich by de Protestanten aansloten. —
Bene IIj een zoon van den voorgaande, ge-
boren in 1560 en overleden in 1686, huwde
in 1576 met de door hare dichtwerken beroemde
Caihérine de PariheiMy^ erfgename van het
Huis SoMte, Zy verduurde met groote stand-
vastigheid de belegering van La Bochelle en
overleed te Pare in 1831. — Haar zoon JETmiri,
hertog de Bohan-Oié, prins van Leon, geboren
den 21sten Augustus 1579 op het kasteel Blain
in Bretagne, was met zyn broeder Bemfaminy
prins de Sonhue, onder Lodewijh XIII het
hoofd der Hugenoten. Op 16-jarigen leeftyd
kwam hy aan het Hof van Hendrik IV^ die
hem, zoolang hy geene nakomelingen had,
als zyn opvolger in Navarre beschouwde en
in 1608 tot hertog de Bohan^ tot pair van
Frankryk en tot opper- generaal der Zwitsers
verhief. Na den moord, op Hendrik IV ge-
pleegd, waardoor de verwachtingen van Bohan
verydeld werden, trad hy op als een yveraar
voor de Hugenoten. Nadat zyne pogingen tot
eene minneiyke schikking tusschen dezen en
het Hof schipbreuk hadden geleden, greep hy
naar de wapens, versterkte de vestingen in
Guienne, verdedigde Moutauban tc^n den
Koning en noodzaakte dezen by den Vrede
van 1622 tot bevestiging van het Edict van
Nantee. Toen hy persooniyk met gevaar be-
dreigd werd, trok hy in 1625 wederom ten
stryde en dwong BieieUeu tot onderteekening
van het verdrag van 4 Februari 1626. Later
behaalde hy, in weerwil van zyne geringe
strydmacht, de overwinning by Revel in het
graafiKshap Folx en by Pamiers, en na de
overgave van La Roebelle (1628) behield al-
leen hy den moed en knoopte onderhandelingen
aan met verschillende Hoven. Na een haehe-
lyken stryd tegen een zestal legers bracht hy door
zyne volharding den voordeeligen Vrede van
27 Juli 1629 tot stand. Hy onderhandelde
vervolgens met de Porte over den afbtand van
het eiland Cyprus, waar hy alle vervolgde
Protestanten wilde vereenigen. XodM^^i; ZiTJ
zond hem in 1631 naar Graowbunderlaad,
om er het bevel der aldaar ten behoeve vaa
Frankryk geworvene troepen op aich te ne-
mee, en hy verdreef de Spanjaarden en Oos-
tenrykers in 1633 uit Valtellino. In 1636
versloeg hy de Spai^aarden aan het Meer van
Gomo, nadat hy den Hertog van Lotharingen
uit dat land verdreven en de Keizeriyken en
Spai^aaiden by herhaling geslagen had. We-
gens het eigenmachtig sluiten van een verdrag
in 1637 werd hy teruggeroepen. Hy begaf
zich naar Genève en vandaar in 1638 naar
het leger van den Hertog ^n,n Sakeen- W€iimat
aan de Ryn, maar werd den 28Bten Februari
van dat Jaar in den slag by Rheinfelden ge-
wond, zoodat hy den 18den April daaraan-
volgende te Königsield overleed. Eiy sehreef:
•Mémoires sur les choees advenues enFrance
depuis la mort de Henri IV Jusqn'i la paix
au mois de Juin 1629 (1630; 88te druk, Am-
sterdam, 1766, 2 dln)*', — en „Mémoires et
lettres sur la gnerre de la Valteline (1768, 8
dln)". — zyne dochter Margmerite de Bohm
bracht in 1646 haren gemaal, Memri de Ckeibot^
markies de Saini-Aula^ die den naam van
Boham-Ckabot aannam, de aanzieniyke bezit-
tlDgen van haar geslacht ten huweiyk. Het
tegenwoordig hoofd der ftimilie is (TüorleiXMtt
Jottdim de Bohan- CiMoi, hertog de Bokam en
prins van Leon^ geboren den 12den December
1819. Een neef van dezen, Louie CharUe
OuiUaume de Bohan-Okaboi, geboren den 6den
October 1780 en vervolgens pair van Frank-
ryk, overleed in September 1869, enzynioon
Fküippe de BohanChabot, graaf de Jamae^
geboren den 2den Juni 1816, was Fimnsch
gezant te Londen en stierf den 22Bten Maart
1876.
Bohlfs. Onder dezen naam vermeldmiwy:
Ooitfried Seinrieh Boklfêj een verdiensteiyk
geneeskundige, geboren den 17den Jnni 1827
te Vegesack. Hy studeerde te Göttingen,
Würzburg, Beriyn , Mttnchen, Praag en Parys,
nam als arts deel aan den veldtocht in Slees-
wyk Holstein (1848-1850) en vestigde zich
als practiseerend geneesheer eerst te Vegesack
en later te Bremen. Sedert 1878 woont htf
ambteloos te Göttingen. Hy schreef :„Umrisse
zur Kritik der neuem deutschen Medicin
(1851)", — „Qnem fiructum medicinae historlae
studium medico afferat ? (1867)**, » f^Die Lösung
der schleswigholsteinischen Frage (1867)*', —
„Die Radikaiknr des Wasserbruchs und die
Punetio-excisionsmethode (1862)**, — „Ueber
die Emancipation der Medicin (1867)**, —
„Die Medicinalreform auf der Versammlnng
der Naturforscher und Aerzte im Frankfnrt
a. M. (1867)'*, — „Medicinisehe Reisebriefe
aus England und Holland (1868)**, -- „Heil-
BOHLFS-BOJAS-ZOBILLA.
29
kunde fllc Sehiibofflciere (3de druk, 1874)'*, —
en «Oeeehidite der deutschen Medicin (1875)*\
€hrh»rd SMfê, een broeder van den yoor-
gaande en een yermaard reiziger in Afrika.
BQ werd geboren den 14den April 1832 te
Vegeaackf bnoeht het gymnaaiam te Bremen,
tfcieed in 1849 in Sieeswtik-HolBtein, werd na
den slag Tan Idatedt officier, stadeerde Yoorts
te Heidelberg, Wttraborg en Göttingen in de
geneeskimde, trad in 1856 als arts in dienst
in bet Fiansche yreemdelingenlegioen en
woonde de TeroTeringen by van Qroot-Kabyli6
lot In 1861. Hier leerde hQ Arabisch en
goaakte ach xoo grondig bekend met deOos-
tersehe zeden en gewoonten, dat hQ het waagde,
als Mohammedaan naar Marocco te trekken.
Déai verwierf hg de gonst van den te Uësan
leadeerenden Groot-sherif 8idi el Sadsj AUaUm
en reisde met een brief van aanbeveling van
4ien Vorst door het Land. In 1862 trok hg
•vas het oosten door de Maroccaansche Sahara
•en besocht de geheele Wadi Dra. Door süne
geleiden op verraderiyke wyse aangevallen
•en gewond, bleef hg holpeloos liggen in de
woe^n, totdat hg bg toeval door twee Ma-
labonts ontdekt en verpleegd werd en vervol-
-gens de grenaen van het Fransche gebied
bereikte. Toch keerde hg in 1864 naar Marocco
terqg en toog, geholpen door een aanhevelings-
Mef nit UOoin, door de roofgierige stammen
van den Atlas heen naar de oase Toeat. van
welke hfi de eerste beschrgving en kaart
leverde. Over Ghadames keerde hg naar Tri-
poli en vand&ar in 1835 naar Daitschland
temg. Terstond echter begaf hg zich nogmaal
«aar Afrika en wel naar Moerzoek, waar hg
gedurende agn verbigf een handschrift, de
^esdiiedenis van Fezzan bevattende, in het
Doitsch vertaalde en tevens eene uitvoerige
teselugving gaf van het land en van het na-
iiSgelegen Tibesti. In het voorjaar van 1866
:ging hg over Bilma naar Bomoe en beschreef
«eer nanwkeorig den afgelegden weg. Te
Koeka werd hg zeer goed ontvangen, maar
moest toch zgn plan, om zich naar Wadai te
geven, laten varen, zoodat hg zich in Decem-
ber naar de westkust spoedde. Over Jakoba
•en de handel^laats Keffi Abd es SoDga trok
kg door onbekende gewesten tot aan de
Btnoefi en zakte deze rivier af tot aan de
Engelsehe kolonie Lokoja, waar zg zich uit-
fltort in de Niger. In April bevoer hg stroom-
opwaarts laatstgenoemde rivier tot aan Rabba
-ea bereikte door de oorspronkeigke wonden
Tan Joroeba heen tegen het einde van Mei
de knst bg Lagos, waar hg op eene Engelsehe
stoomboot zich inscheepte naar Liverpool. In
1868 vergezelde hg de Engelsehe expeditie
naar Abessinié en werd tevens belast met het
overbrengen der geschenken van den Koning
Tan Pmisen aan den Sultan van Bomoe. Die
taak droeg hg in 1819 te Tripoli over aan
JfaokHgalj terwgi hg zelf eene reis ondernam
naar Cyrenaica en naar de oase van Jüpiter
Ammon. Na zgn terugkeer in 1870 vestigde
hg zich te Weimar, maar op uitnoodiging van
den Ehedive was hg in 1873 en 1874 aan-
voerder eener expeditie van 10 Duitschers, trok
•met dezen door de Libysche woestgn en be-
reikte na een marsch van 36 dagen door wa-
terlooze gewesten de oase Sioeah (Jópiter
Ammon). In 1875 ging hg naar de Vereenigde
Staten van Noord-Amerüui en reisde er van
den éenen Oceaan naar den anderen. In 1876
vestigde hg zich weder te Weimar, maar in
het begin van December 1878 maakte hg zich
gereed, om van Tripoli naar Sokna te reizen.
Nadat hg hier in de oase DJofra eenige
weken vertoefd had, trok hg met de expeditie
den Uden Maart over Sella verder en bereikte
in het begin van April de oasen Aoe^jiln en
DJalo. Tot regeling van zaken moest hier eerst
Stecher en daarna BMfs naar Benghasi te-
mgkeeren en eerst den 27sten Juli konden^
den tocht naar het zuiden voortzetten. In 47»
etmaal trokken zg over een afistand van 400
Ned. mgi door eene waterlooze woestgn en
kwamen den Isten Augustus te Ti^ïserbo, eene
onbewoonde oase der Koefaragroep, te voren
nog nooit door een Europeaan b^ocht. Den
8sten Augustus bereikten zg de oase BoeseYma,
den 13den Augustus Hoeëze en den volgenden
dag de hoofdoase Kebabo. Toen de expeditie
op het punt was, om naar Wadaï te vertrekken,
werd zg den 13den September geplunderd,
terwgi de reizigers door tuasche&omst van
een fiDeik het leven behielden. De expeditie
keerde dien ten gevolge langs denzelfden weg
terug en kwam den 25sten October 1879 te
Benghasi. — Den 25sten December 1880 aan-
vaardde Boklfs, door Steókêr vergezeld, eene
reis van Ailet aan de Boode Zee naar Abes-
siniS, om er een brief en geschenken van den
Duitóchen Keizer over te brengen aan den
Negoes JohcMnu en er handelsbetrekkingen
aan te knoopen. Hg volbracht den tocht en
keerde in April 1881 over Massaoea naar Suéz
terug. Tegen het einde van 1884 zag hg zich
benoemd tot Dnitsch consul-generaal te Zan-
zibar, maar in Augustus 1885 keerde hg naar
zgn vaderland temg.
Behalve vele opstellen in tgdschriften schreef
hg: .Beise dnrch Marokko (1868; 2de dmk,
1869)'», — Jaeise durch Nordafrika (1865—
1867)'*, — „lm Anftrag des Königs von Preus-
zen mit dem englischen Expeditionskorps in
Abessinien (1869)", — «Land und Volk in
Afrika (1870)", — „Von Tripolis nach Alex-
andrien (1874, 2 dln)", — „Mein erster Auf-
enthalt in Marokko (1873)'', — Quer durch
Afrika (1874, 2 dln)", — „Drei Monate in der
Libyschen WOste (1875)", — „Beitr&ge znr
Entdeckung und Erforschung Afrika's (1876)",
— „Neue BeitrSge zur Entdeckung und Er-
forschung Afrika's (1881)", — „Kufra (1881)",
— en „Meine Mission nach Abessinien (1883)".
BoUft ontving de gouden medaille van de
geographische genootschappen te Londen en
te Pargs.
BoJas— Zorilla (Frandsco de), een be-
roemd Spaansch tooneeldichter, geboren te
Toledo omstreeks het jaar 1601, was ridder
der Orde van Santiago en woonde te Madrid.
Het jaar van zgn dood is onbekend. Hoewel
vele stukken, van zUne hand beneden het
middelmatige staan, heeft hg ook zeer voor-
treffeigke geleverd, zooals: „Donde no hay
agravias. no hay zelos", — „Lo que son
mugeres^ — „Abre el ojo", — het bigspel:
.Entre bobos anda el jnego", — en vooral
het drama: „Del rey abi^o ninguno". Een
gedeelte zUner dramatische werken verscheen
in 1640—1645 in 2 deelen, alsmede in 1680,
desgeigks in 5 deelen.
80
BOK-ROLANDSLIED.
Bok (De heilige), éeoe van de rellqnieën
der R. Katliolieke Kerk (Johannes XIX: 28),
wordt in yerschillende kerken bewaard| b||T.
te Arsentenil, te Rome in de Lateraankerk
enz. De Termaardgte in 'den jongsten t|fd is
die yan den Dom te Trier, welke telkens om
de 25 Jaar plechtig aan de gelooTigen wordt
▼ertoond en in 1844 aanleiding gaf tot de
stichting der Doitscb-Katholieke gemeenten.
Men verhaalt, dat bQ door OrenddofArendtL
een zoon yan Koning JSjfffd yan Trier, by
eene schipbreuk op de kast yan Palaestina
in den bolk yan een walylsch gevonden en
naar z|||ne vaderstad overgebracht is.
Bokitansky (Karl), een uitstekend ge-
neeskundige en de grondlegger van de Duit-
sche pathologisch anatomische school, geboren
den 19den Februari 1804 te KOniggr&tz in
Bohemen, studeerde te Praag en te Weenen
in de geneeskunde en werd in laatstgenoemde
stad assistent by de pathologischanatomische
inrichting en in 1834 hoogleeraar in de patho-
logische anatomie. Daar hy tevens werkzaam
was als prosector aan het groote ziekenhuis
te Weenen en aan de gerechteiyke snykamer
aldaar, vergaderde hy eene menigte waarne-
mingen, welke in zyn „Lehrbuch der patho-
logischen anatomie (1841—1846, 5 dln; Sde
druk, 1866—1861)" zyn opgenomen. Hy treedt
daarin op als haematopatholoog en zoekt de
oorzaak van alle zlekeiyke verschynselen in
het bloed, — een stelsel, dat later plaats
ruimde voor de cellulairpathologie van VWéhow,
Hy maakte y verig gebruik van den microscoop
en wees op het hooge belang der pathologische
anatomie, welke hy tot grondslag legde voor
eene pathologische physiologie en voor het
wetenschappeiykgeneeskundlg onderzoek in
het algemeen. Op dien grondslag deden iSl^cxia,
SoAkA, JBngd^ Mèbra, Ojpjx^er, DUirieh enz.
het gebouw der nieuwe diagnostiek, der phy-
siologisohe pathologie en therapie verryzen.
Den 16den Juli 1876 ontving BMUuuky een
eervol emeritaat en schreef nog: „Die Defecte
der Scheidew&nde des Herzens (1876)'*. Hy
overleed te Weenen den 2dsten Juli 1876. —
zyn oudste zoon Hansy geboren in 1886, een
verdiensteiyk operazanger, is verbonden aan
de Hofopera te Weenen, hoogleeraar aan het
conservatorium aldaar en gehuwd met de
zangeres 7%êr6te LMaoke,
Bol (Eenr) of cylinder is een lichaam,
waarvan de loodrecht op de as aangebrachte
doorsnede overal den vorm heeft vmn een cir-
kel van denzelfden omvang. Men heeft rollen
voor mangels, voor pietwerktuigen enz. —
Om den cylindervorm geeft men dien naam
(of ook dien van rolfem$) aan een gedeelte
eener ossenmaag (pens), met gehakt vleesch ge-
vuld. — Eindeiyk geeft men den naam van rol
ook aan een g^eelte van een tooneelstuk, het-
welk door een tooneelspeler voorgedragen
wordt.
Boland zie BcHandiUed,
Boland de la Plattere (Jean Marie),
een Fransch staatsman, geboren den 18den
Februari 1784 te Thizy by yuieflranche in
Beai\)olais, was bestemd voor den geesteiyken
stand, maar trad op 19jarigen leeftyd in
dienst te Nantes by een scheepsreeder en ver-
volgens te Rouen by een inspecteur van ma-
nuflsoturen. Daarna werd hy zelf inspecteur te
Amiens, legde zloh toe op de staathuishoud-
kunde en deed verre reizen. By het uitbarsten
der Omwenteling was hy inspecteur generaal
van manuflEUïturen en fkbrieken te Lyon. Ook
werd hy omstreeks dien tyd lid van den ste-
deiyken raad. In 1791 zag hy zich afgevaar-
digd naar de Ck>nstituante, voegde er zich by
de Girondynen, vertrok in December naar
Parys en verkreeg door Britsot in het minis-
terie van Maart 1792 de portefeuille van
Binnenlandsche Zaken. In die betrekking ont-
wikkelde hy eene ongemeene werkzaamheid,
totdat Lodimjh XVI hem wegens een vry-
moedigen brief daaruit ontsloeg. Na het om-
verwerpen van den troon werd hy echter
weder minister. Hy was een vyand van de
woeste bedoelingen der Bergparty en verzette
zich tevens met kracht tegen elke schennis
van de vryheid des volks. Daar de Jacobynen
hem beschuldigden van den toeleg, om de
provinciën zelfetasdig en van de hoofdstad
onafhankeiyk te maken, nam hy den 23sten
Januari 1793 zyn ontslag. By den val der
Girondynen in den zomer van dat jaar, werd
ook het bevel tot in hechtenisneming van
Boland uitgevaardigd, maar hy ontsnapte naar
Rouen en bracht zich by het vernemen van
den dood zyner echtgenoot om het leven (16
November). Van zyne geschriften vermelden
wy zyne reisbrieven (Amsterdam, 1782, 6
dln) en zyne „Dictionnaire des manuftUïtores
et des arts qui en dependent (8 dln)*\ —
zyne echtgenoot Marie Jeannê, geboren te
Parys den 17den Maart 1764 en eene dochter
van den kopergraveur PUipon^ was wegens de
studie der oudheid doordrongen van republi-
keinsche gevoelens en ondersteunde haren
gemaal, met wien zy den 4den Februari 1780
in het huweiyk trad, in zyne ministerieele
werkzaamheid, inzonderheid door het opstellen
van adressen, die ter bevordering zyner staat-
kunde moesten dienen. Wegens hare briefwis-
seling met uitgewekene Girondynen werd ztf
den 2den Juni in hechtenis genomen, voorde
revolutionaire rechtbank gebracht en den 9den
November 1798 geguillotineerd. Hare „Mémoires
(1828)" zyn door Breuü in het licht gegeven.
Bolandslied (Het), een episch gedicht,
behoorende tot den Karolingschen sagenkring
en in midden-Hoogduitsche taal opgesteld,
werd vervaardigd voor 1189 door zekeren
„Pfaffen ZonraéT', dienstman by Mendrik de
TfoUeihe en door dezen belast met het be-
werken dier stof naar den Franschen „Chan-
son de Roland", welke laatste o, a. is uitge-
geven door GoMtier te Parys (1175) en door
Xolhinff te Heidelberg (1877). De inhoud van
dat lied is in korte trekken de volgende:
Keizer Zarel de Groote^ door een engel daartoe
vermaand, trekt naar Spai^e om de Heidenen
te bevechten. Byna het geheele land valt in
zyne handen, met uitzondering vanSaragossa,
waar Koning MarsUie heerschappy voert Zard
nu zendt op raad van zyn neef BoUmd diens
stiefvader Ganeloem als afgevaardigde naar zyn
Koninkiyken tegenstander. Gamdoem echter,
Boland van booze bedoelingen verdenkend,
wil dezen ten val brengen. Hy geeft aan den
Heidenschen Koning den raad, zich in schyn
aan den Keizer te onderweipen, om alzoo
zyne vyanden op eene verraderiyke wyze te
verdelgen. Hy wendt by Karü voor, dat hy
EOLANDSLIED-ROLLIN.
81
geslaagd is in sttne lendlDg en haalt hem
over, den terngtoeht aan te nemen en Boland
alB stadhouder in de Teroverde landen achter
te laten. 2^ aanslag gelakt; Bolamd hlUft
met het kndsleger achter en wordt in het dal
yan Boncesralles onyerhoeds door de vganden
OYeryaUen. In den vreeseiyken strOd yerricht
hy met sQn swaard Dnrandal, met ayn vriend
OUvier en den aartshisschop Tmrpiu aan zgne
sgde, wonderen ran dapperheid, maar be-
zw0kt Toor de OTermacht In den uitersten
nood blaast hg op zj)n ivoren krUgshoom
OUfiuit, soodat het gesehal zich boyen het
slaggeiaas yerfaeft en tot den Keizer door-
dringt Ulings begeeft deie sich derwaarts,
maar te laat. — sEÜne paladyns i|}n reeds
gesnenyeld. Éy overwint echter de Heidenen
en neemt wraak over het verraad van Ganê-
Zoen, die te Aken door paarden wordt vaneen
gescheurd. Het Bolandslied staat niet aoo hoog
als andere heldendichten van lateren tQd,
maar is toch rtfk in levendige en natnoriyke
tafereelen. Een fragment van dit gedicht werd
het eerst nitgegeven in den „Thesaoms anti-
qiütatnm Teatonicamm (1727)'* van SohiUer.
YoUedige idtgaven werden geleverd door TT.
Qrimm (188«) en door Barisck (1874). De-
zelfde stof werd ook door den OostenrOkschen
dichter Stricker omstreeks het Jaar 1250 be-
werkt
Bolandssuüen zyn ruw bewerkte steenen
standbeelden, welke men in sommige Noord-
Dnitsche steden aantreft GtowoonlQk stellen
zQ een man voor met ontbloot hoofd en een
zwaard in de hand. De oorsprong en strekking
dier beelden is onzeker. Wellicht waren zQ
zinnebeelden der stedelQke vrQheden en rech-
ten. OngetwQfBld heeft men eerst later ver-
band gezocht tnsschen hen en de Bolandssage.
Bolin-Jaoquemyns (Gostave), een ver-
dienstelQk Belgisch rechtsgeleerde en staats-
man, geboren den Sisten Januari 1835 te
Oentj stadeerde en promoveerde in de rechten
en veÉ^de zich in ztfne geboortestad als ad-
vocaat In 1878 zag hy zich benoemd tot lid der
Kamer van volksvertegenwoordigers en belastte
zich den 19 Jani van dat jaar met de portefeaiUe
van Binnenlandsche Zaken in het Kabinet
JVéur Ordcm , waarmede hy in 1884 aftrad.
Te Gent deed hy eene volksbank (1867) ver-
ryzen en met Auer en Westldke stichtte hy
de „Bevae de droit international et de légis-
lation comparée", welke hy tot 1878 redigeerde,
alsmede het „Institnt de droit international
(1873)**, waarvan hy desgeiyks tot 1878 secre-
taris was. Voorts schreef hy: „Voordrachten
over de Grondwet (1867; 2de drak, 1871)", —
„Des partis et de lear sitaation actaelle en
Belgiqne (1864)", — „De la reforme electorale
(1865)", — „De rétade et da développement
de la seience da droit international (1875)",
— en „Dn röle et de ia mission des nations
neotres oa secondaires dans Ie développement
dn droit international (1875)".
BoUdaver (Lotos comicolatas X.) is denaam
eener plaat, die tot onze belangrykste voedings-
gewassen behoort en alzoo genoemd wordt we-
gens de ronde gedaante der peal^es. Zy behoort
tot de fiEtmilie der VlinderUoemi^en (Papiliona-
eeae) en onderscheidt zich door een 5tandigen
of 5-spletigen kelk, een kiel met eeneopstygende
snavelpnnt, een onbehaarden styi, een stom-
pen stempel, gele, tot hoofdjes vereenigde
bloemen, schuins afj^^knotte vleugels en breede
ei- en lancetvormige steunblaadjes. zy wordt
ook wel téhaapêklaver en $tetmkiavmr genoemd
en bereikt op vochtige, vruchtbare gronden
eene hoogte van 5 Ned. palm.
BoUenliagen (Georg), een verdiensteiyk
dichter, geboren den 22sten AprU 1542 te
Bemaa in de mark Brandenburg, studeerde
te Wittenberg en werd in 1568 rector te Hal-
berstadt en in 1567 prorector, later rector en
tevens predikant te Magdeburg, waar hy den
18den Mei 1609 overleed. Het merkwaardigst
gedicht van zyne hand is het allegorisch he-
keldicht: „FroBchmeuseler, der FrOsche und
Meuse wunderbare Hoffhaltunge", eene navol-
ging van den „Muizen- en kikvorschenstryd"
van Bomênu, Het vermeldt de ontmoetiag
van den muizenprins BrönldiA met den kik-
vorschenkoning Banuback en beider samen-
spreking over het leven en de daden der
muizen en kikvorschen, waarby de dichter
zyne gevoelens over verschillende wereldiyke
en g^Mteiyke zaken in den mond legt dezer
^eren, — voorts hoe de Koning der kikvor-
schen by ongeluk den dood veroorzaakt van
den Prins der muizen, hoe de muizen dien
dood willen wreken, en hoe daarop een oor-
log* ontstaat tusschen hen en de kikvorschen,
waarin laatstgenoemde, bygestaan door de
kreeften, de overwinning behalen. Men vindt
in dit geacht vele fraaie gedeelten. Eene
nieuwe critische uitgave daarvan werd geleverd
door Qödtikê in 1874 in 2 deelen.
BoUett (Hermann), een Oostenryksch dich-
ter, geboren den 208ten Augustus 1818 te
Baden by Weenen, studeerde in laatstgenoemde
stad en gaf reeds vroeg den dichtbundel : „Lie-
derkr&nze (1842)" in het licht Daarna ver-
scheen zyn „Frühlingsboten aus Oesterreich
(1845; 2de druk, 1849)", doch hy verUet weldra
zyn vaderland, om zich aan de gevolgen te
onttrekken der uitgave van een werk, dat
zonder toestemming der censuur gedrukt was
en veel byval vond. Hy toefde als „censuur-
vluchteling" in verschillende steden van Duitsch-
land en werd in 1848 te Jena op last der
Pruisische Begeering in hechtenis genomen.
Toen het hem na zyne bevryding in 1849
niet vergund werd zich ergens in de kleine
Staten van Duitschland te vestigen, vertrok
hy in 1851 naar Zwitserland, vanwaar hy
eindeiyk, na afkondiging eener amnestie voor
drnkpersovertredingen, in 1854 naar zyn ge-
boortegrond terugkeerde. Hy schreef voorts :
„Wanderbuch eines Wiener Poëten (1849)", —
„Frische Lieder (1847; 2de druk, 1850)", —
„Ein Waldm&rchen aus unsereZeit(1848)^-^
„Kampflieder (1848)", — „Bepublikaniscnes
tlederbuch (1848)", — „Dramatische Dich-
tuogen (1851, 8 dln)", — „Jucunde (2de druk,
1854)", — „Die Kirmesz (1854)", — „Hel-
denbilder und Sagen (1855)", — „(ïedichte,
Answahl (2de druk, 1866)",— „OfTenbamngett.
Gbaselen (2de druk (1870)", — „Erzfthlende
Dichtungen (1872)", — en het prozawerk:
„Die drei Meister der Gemmoplastik, Antonio,
Giovanni und LuigiPichler (1874)", — voorts:
„Geschichte den technischen Kfinste (1875)",
— en „GoetheBildnisse (1881—1832)".
Bollin (Charles), een Fransch geechied-
schry ver, geboren te Parys den 308ten Januari
^2
BOLUN-ROMAAKSCHE TALEN.
1668, studeerde aan de Sorbonne in de god-
]geleerdheid en aanvaardde in 1683 een hoog-
leeraarsambt aan het CoUége Pleasis. in 1688
4UUI het College de France en lag sioh in 1699
i>enoemd tot coacUntor aan het CoUége de
eeauvaia. HQ nam deel aan de JanBenlBÜsche
oneenigheden, legde dientengevolge z0ne be-
trekking neder en wydde sich aan het ver-
vaardigen van geschriften voor de jengd,
totdat hg zich in 1729 bekleed lag met de
waardigheid van rector der universiteit Hy
overleed den 14den September 1741, en van
syne geschriften noemen wy: „Traite des
etudes (1726—1781, 14 dln)*', — „Histoire
4inoienne (1780—1738, 13 dln", — en „His-
«oire romaine (1738—1748, 16 dln)". Eene
•nienwe uitgave a|fner werken verscheen bQ
MaehetU in 1827—1841 in 7 deelen.
Bollo (Bodla, HroU; in Frankrgk Baoul),
de eerste beheerscher van Normandië en een
Noorman van aanzieniyke afkomst, door
Mardldf koning der Denen, uit zQu vaderland
verdreven, landde in 869 in Schotland, ver-
volgens op het eiland Walcheren, drong door
4ot in Henegouwen en stapte den 17den No-
Tember 876 in Frankryk aan waL Kort daarna
keerde hjj, na Bouen veroverd en Normandië
overweldigd te hebben, mei groeten buit naar
Engeland terug, maar deed na 3 Jaren weder
een inval in Frankryk, verwoestte een groot
gedeelte des lands en stond aan het hoofd
•der Noormannen, die in 886 Parys belegerden.
In 889 wist O<2o, koning van Frankryk,
•door eene aanzieniyke som gelds de vyanden
t» bewegen, naar Normandië terug te keeren.
Eerst in 911 vinden wy omtrent iSoUo weder
geloofwaardige berichten. Waarschy niyk voerde
hy reeds lang heerschappy in het noorden van
Frankryk, vanwaar hy de overige deelen des
Byks teisterde. Eindeiyk zocht Kard de JBen-
-«oudisfe in 912 Frankryk van dien vreeseiyken
▼yand te bevryden door te St Clair een ver-
drag met hem te sluiten, hem zyne dochter
tot gemalin te geven en hem Bretegne en een
gedeelte van Neustrië (Normandië) als mark-
.graafechap af te staan onder voorwaarde, dat
•hy den Christeiyken doop ontvangen en den
4eeneed afleggen zou. JMlo aanvaardde toen
•4en naam van Bobêri gedroeg zich als een
^egeiyk vorst en wetgever en overleed in
'931. zyne geschiedenis echter werd reeds
vroeg met de zonderlingste sagen opgesierd.
Boloff (Friedrich), een Duitsch veearts,
.geboren den 19den Mei 1830 te Badersleben
»by Halberstadt, studeerde aan de Koninkiyke
Teeartsenyschool te Beriyn, legde in 1851 het
^staatsexamen af, was practisoh werkzaam tot
•1868 in de provincie SaksMi en werd eerst
•districts veearts in Westfalen en daarna in de
provincie Saksen. In 1862 werd hy repetitor
aan de veeartsenyschool te Beriyn en legde
onder de leiding van FireAow en JVwidU zich
toe op de geneeskunde. In 1866 werd hy leeraar
aan de universiteit te Halle, promoveerde te Göt-
tingen in de philosophie werd in 1866 buiten-
gewoon hoogleeraar te Halle en tevens dis-
trictsveearts aldaar en in 1873 tegeiyk depar^
tementsveearts te Merseburg. In 1876 werd hy
r^eeringsraad en lid der Byksgezondheidscom-
missie, maar vertrok eerst het volgende jaar
naar Beriyn, waar hy aan de veeartsenyschool
collegie hield over byzondere pathologie. In
1878 zag hy zich benoemd tot directeur dier
inrichting. Behalve vele verhandelingen in tyd-
schriften schreef hy: „Die Rinderpest (2de
druk, 1877)'*, — „Beurtheilungslehre des Pferdes
und der Arbeitsochsen (1870)*\ — en „Die
Lungeseucheimpfiing (1866)**. (Jok redigeert
hy met Müüer de „Mittheilungen aus der
thieriirztlichen Praxis im prenszischen Staat**
en der „Veterin&rkalender**.
BolertaATt-aap (Cebus ünt) is de naam
van een apengeslacht uit de orde der Fmt-
hcmdigem (Quadrumana) en de fkmilie der 4|ms
(Simiae) en uitdeonderafdeelingder^raedMn-
a(fen (Platyrrhinae). Het omvat dieren met een
ronden schedel, middelmatig lange armen, vyf-
vingerige handen, een rondom beliaarden roi-
staiurt, welke om een tak kan geslingerd worden,
maar niet tot grypen dient, eene dichte, korte
pels en een min of meer ontwikkelden baard.
Zy leven in de uitgestrekte wouden van Bra-
zilië op de boomen in groote troepen. Zyzyn
levendig, moedwillig en koddig, zeer vuil,
worden gemakkeiyk getemd en betoonenzich
zeer belust op bedwelmende dranken. Van de
tabryke soorten, van welke onderscheidene
naar Europa werden overgebracht, noemen
wy den oanuc^ (C. capucinus Oeofft.)^ die
40 Ned. duim lang wordt en een staart heeft
ter lengte van 36 Ned. duim. Hy is bruin van
kl^ur en behoort te huis in het zuiden van
Brazilië, Venezuela en Peru. Zy leven van
eieren, jonge vogels, honig^ insecten en vruch-
ten.
Bolsteenen of gerolde eUenem zyn zooda-
nige, die door gletschers, beken en rivieren
zyn medegesleept, zoodat zy door onderlinge
wry ving en afischuring langs de bedding eene
ronde gedaante hebben verkregen, zyn zy tot
banken opgehoopt en door een bindmiddel
vereenigd, dan dragen zy den naam van pod-
diiMsteemem of conglomeraie».
Boma of TeraUa is de naam van eene
eilandengroep in den Moluksohen Archipel,
tot de Zuid-Wester-Eilanden en tot de resi-
dentie Banda behoorend. Zy bevat de eilanden :
Boma, Klein-Boma, Mitta, Noesiate (Jota),
liapora (Motara), Kitta, Pasir en Bata. Het
midden van het eiland Boma ligt op 7^40'
Z. B. Het is hoog en bergachtig en heeft een
omtrek van 6 geogr. n4|L Op de noordkust
ontspringt eene warme bron. Zyne bevolking
bedraagt ongeveer 1700 zielen, onder welken
zich ruim 260 Christenen bevinden. Deze zyn
beschaafder dan de bewoners der naburige
eilanden. De grond is er zeer vruchtbaar en
levert veel Tnrksche tarwe, boom- en aard-
vruchten en ryst; — voorts verzamelt men er
was en honig. De inwoners zyn van hetArar
bisch ras, welgemaakt en vredelievend.
Bomaansohe stijl, zie Bouwkunst.
Bomaansohe talen noemt men in het
algemeen al de talen, welke als dochters van
het Latyn in de aan de Bomelnsche heer-
schappy onderworpene landen niet zoozeer
uit de Latynsche schryftaal als uit het Bo-
melnsche volksdialect (lingua romana rustica)
door zyne vermenging met de taal der inland-
sche stammen zyn ontstaan. Daartoe behooren
het Italiaansch, Spaansch, Portugeesch, Pro-
ven^aalsch, Fransch en Boemeensch (Wala-
chisch). IntuBSchen is het Proven^aalsch sedert
de 15de eeuw als taal verdwenen en tot een
EOMAANSCHE TALEN— ROMAN.
38
dlaleet mfgedasld. In elke dier talen heeft men
wederom eenige tongyallen. In haren bonw
Tcvtoonen sQ üeh als eene natnariyke ont-
iHkkeHng van het LatQn, doch tot haar
woordenschat hebhen ook andere talen byge-
dzagen. BQ die van weeteigk Earopa yindt
men Tooral Qermaansehe bestanddeelen, bU
bet Walachlach Slawische en in het Spaansch
en Portngeeach Arabische. Het ontstaan van
de Bomaansche talen in den aanvang der
Bdddeneeniren is voor ons in dnistemis ge-
huld. Eerst in de Saté eeuw wordt er naast
het Lmï0i] melding van gemaakt. Omstreeks
dien t^d vindt mea dea Daam „tingnaromana"
vermeld ter aandaidtng der volkstaal, om
de^e te onderacheiden van de ^Un^nalatina".
D« letteirknnde ontwikkelde sticb het eerst in
\kdC Vi<}YeDi;^^\fich en het laatst in het Itali-
aaüBch, VjLQ de wetenschappelijke werken
over é.^ EomaaiiBt^he talen vermelden w|f de
„Qf^mmaife comparée des langnes de TEorope
laüne (1821)" van Mat/nouard^ — „Ueber die
j^fadgen Romaniachen SchnUspniehen (1881)"
^t%n L. BUffeJthach^ — eo „An t^d«ay on the
orlgm and Formation of the Roman cülangnages
<'ide druk, 1853)" van Ltwis. lïn^^nal echter
lïoécmen wjl : „Grammatik der rümanischen
épr^ichen (4de dmk, 1876, 4 dln)'' van Diez,
alsmede diens „Etymologiachtia Wörterbnch
der romanlschen Sprachen (3de druk, 1872—
1876, 3 dln)".
In meer beperkten zin bestempelt men met
den naam van Bomaangch de taal, welke in
een klein gedeelte van Qranwbnnderland ge-
sproken wordt Hoewel hare spraakkunst in
bet algemeen met die der overige Bomaansche
talen overeenkomt, wordt sQ niet tot de hoofd-
takken van deien taaistam gerekend, eensdeels
omdat zy door den invloed van andere talen
sterk verbasterd is en anderdeels omdat zQ
zich niet tot schrQftaal ontwikkeld heeft. Zg
ia verdeeld in twee hoofddialecten, het Hoog-
landsch of eigenlQke Bomaansch, dat bij de
bronnen van de BQn gesproken wordt, en de
taal, die in Engadin gebezigd wordt. In de
middeneeuwen was deze taal nagenoeg over
geheel Grauwbnnderland verspreid, maar zy
werd langzamerhand door het DuiéSch verdron-
gen. Men heeft in het Bomaansch niet veel meer
in dmk dan eenige stichtelijke werken, als-
mede een aantal volksliederen nit de 16de en
17de eenw, van welke sommige uitgegeven
zgn door Fïmgi (1878), andere door Böhmer
(1873); men heeft eene Bomaansche spraak-
kunst benevens eene woordenboek van Lcvriscih
(1852).
Homagna, een landschap in Italië, vormde
tot 1860 het noordeiyk gedekte van den Eer-
keiyken Staat en omvatte er de delegatiën
Bologna, Bavenna, Ferrara en Forli, terwijl
een ander gedeelte tot Toscane behoorde. Bij
liet ontstaan van het koningrijk Italië in 1861
werden de genoemde 4 delegatiën in evenzoo-
▼ele provinciën herschapen.
Homagnosi (Giovanni Domenico), een
Italiaansch wSsgeer en rechtsgeleerde, geboren
den 13den December 1761 te Salso Maggiore
bO Piacenza, werd in 1808 leeraar in het
staatsrecht te Parma, in 1806 raadsheer in het
ministerie van Justitie en hoogleeraar in het
borgeriyk recht te Padua, en wegens staat-
kundiflre vervolgingen in 1824 professor in de
rechtsgeleerdheid aan de nniverseit te Corfti,
waar hy den 8sten Juni 1835 overleed. Van
zyne geschriften vermelden wy*. „Qenesi del
diritto penale (1791; 4de druk, 1832)*', —
„Snlfs crescente popolazione (1830)'\ — en
vooral : „Yedute fondamentali snir arte logica".
Hy behoort als wgsgeer tot de school der
Fransche sensnalisten, is een voorstander van
het naturalismus, maar yvert tevens voor een
subjectief idealismns. Zyne „Opere" zyn o. ».
te Milaan in 1836—1845 in 15 deelen in het
licht verschenen.
Boman (De) was oorspronkeiyk by de
Bomaansche volken der middeneeuwen op het
grondgebied van het Bomeinsche Byk een uit-
voerig verdicht of dichterlijk opgeuerd wereld-
lyk verhaal. Het werd zoo genaamd omdat
het niet, zooals de kerkeiyke verhalen en het
eigeniyke geschiedverhaal, in het Latyn, maar
in de volkstaal (lingua romana) was opgesteld.
Later werd die naam allengs aan alle dichter-
lyke verhalen toegekend. Het eigenaardige van
deze laatste, uit een aesthetisch oogpunt be-
schouwd, is daarin gelegen, dat zy een natuur-
lyken loop van zaken voorstellen, hetwelk by
het heldendicht en het sprookje geenszins het
geval is. De roman onderscheidt zich van de
novelle, doordien deze laatste slechts eene
enkele gebeurtenis en de roman eene reeks
van gebeurtenissen voorstelt. De hoofdpersonen
van heldendichten, sprookjes en verhalen zyn
aan den wil van bovennatuuriyke machten
onderworpen, doch die van den roman enkel
aan de macht der natuuriyke omstandigheden,
al worden deze ook vaak in een geheimzinnig
duister gehuld. Het heldendicht (epos) behoort
alzoo tot een tydperk, waarin het geloof aan
bovennatuuriyke machten heerschappy voerde,
terwyi de roman het eigendom isvaneentyd,
waarin dat geloof door verlichting en bescha-
ving vernietigd werd, hoewel de zucht naar het
bovennatuuriyke nog voortduurt en in den
schyn daarvan behagen schept. Lotgevallen,
die door eene bovennatuuriyke schikking
schynen te ontstaan, worden om die reden
wel eens r<tmanaehiig, en de gemoedsgesteld-
heid, welke daarin genoegen vindt, roman^woA
genaamd. De roman beschouwt intusschen alle
gebeurtenissen, welke hy mededeelt, als onder-
worpen aan de wet van oorzaak en gevolg.
De betrekking van den hoofdpeisoon vaneen
epos tot de macht, welke zyne lotgevallen
bestuurt, is die van den mensch tot de god-
heid, maar die van den romanheld tot gemelde
macht slechts de betrekking van den mensch
tot zich zelven (tot zyn karakter en tot zyn
hartstochten) of tot de hem omringende men-
schen of omstandigheden. Hierdoor dan ook
ontstaat de verdeeling der romans in Aro/al;^-
en tHuaHeromaiu^ naar gelang de natuuriyke
oorzaken der lotgevallen van den hoofdpersoon
in zyn eigen karakter of in den loop der
omstandigheden gelegen zyn. De karakterro-
man kan phytióloffiieh wezen, wanneer hyhet
lot van den hoofdpersoon uit zyn geheelen
aanleg, of paiholo^ch, wanneer hy het uit
een enkelen karaktertrek doet voortvloeien. De
situatieroman plaatst de oorzaak der gebeurte-
nissen in de natuur of in de maatschappy. Hy
kan den mensch voorstellen onder den invloed
der natuur, der geschiedenis en der geheime
werkzaamheden van menscheiyke vereenigin-
8
B4
ROMAN.
gen. Men heeft ook romanB met meer dan
éene reeks van gebeorteniaien en met meer
dan éen hoofdpersoon, welke laatsten ech-
ter op de éene of andere wgse met elk-
ander verbonden moeten a|fn. Een roman kan
in gebonden en ongebonden styi worden ge-
schreven. TerwOl het epos den wil der goden
als besturende macht erkent en een halfgod
tot hoofdpersoon neemt, moet de roman, die
enkel de macht van de hartstochten, den Invloed
van eene plaats, van een bepaalden tgd of van
een geheim genootschap hiüdigt, een held of
eene heldin kiexen, die zich door laatstge-
noemde machten laat beheerschen. Desemen-
scheiyke iwakheid, alsmede de aard der na-
taorlQke oorsaken stellen den roman in staat,
een tafereel te leveren uit het dageiyksch
leven, beschenen door den glans van het ge-
heimsinnige en boeiende door de spanning,
die het verlangen naar eene nataorigke oplos-
sing der verwüLkeling teweegbrengt Qelflk te
voren het godsdienstig bewnstsitn een beeld
der werkelQke en der ideale wereld voorstelde
in den vorm van een epos, soo schetst het
moderne bewnstiSn die beide in de gedaante
van een roman, welke alsoo eene onderwy-
xende strekking erlangt en het gebied betreedt
van het leerdicht De roman kan de meest
verschillende bonwstoffen gebruiken, hoewel
zyn degeUtke inbond wel eens nadeel toebrengt
aan het dichteriyk waas van zyn vorm. In
het algemeen kan men de romans voorts on-
derscheiden in fMligtitehe romans, die het
dageiyksch leven met getrouwheid weerspie-
gelen, en in idêoie romans, die in hunne
helden en toestanden eene voorsteUing van
volmaaktheid geven. Tot eerstgemelde soort
rekent men niet alleen den hfitorischen ro-
man, waarin de schryver eene schets levert
der gebeurtenissen, zeden en gewoonten van
vroegeren of lateren tyd , maar ook den wys-
geerigen roman, ^e eene voorstelling der toe-
komst geeft, voorts heeft men t^iehumdige^
paedagogitehe en UndemBromamgy welke laatste
een bepaalde strekking hebben, die eene
godsdienstige, zedeiyke, maatschappeiyke of
staatkundige kan zyn. Met betrekking tot den
vorm kan de roman emêiig of huwutrittucM
wezen. Volgens het bedryf van den hoofdper-
soon spreekt men eindeiyk van ridderromans,
rooverromans, zeeromans enz.
Men vindt den roman by alle volken: in
het Oosten by de Chineezen, Japanneezen,
Arabieren en Perzen, — in het Westen by
de oude Grieken en Romeinen. JamU%cJm9
(2de eeuw na Chr.) schreef eene liefdesge-
schiedenis van „Rhodane en Simonis", —
AehilUi Tütiuê die van „Clitophon en Den-
cippe'*, en Lcmgui den herderroman : „Daphnis
en Chloë'\ doch de eerste verdiensteiyke ro-
man der Oudheid is: „De geschiedenis van
Theégenes en Charidea" van SeUodonu. Uit
de Romeinsche letterkunde vermelden wy den
„Satyricon" van JPetroniui en den „Gouden
ezel" van Aptdefus (180 na Chr.). In de mid-
deneeuwen verschenen voorts dichteriyke ver-
halen in de Romaansche volkstaal (lingua
romana), alsmede romans in verzen, byv.
van Martmam» wm der Aue^ Emdolf von Ems
enz. wy wyzen verder op den „Decamerone**
van Boccaedo en op den onvertroffen roman
van (krtami€êj den „Don Qnyote (1605)", ter-
wyi Qtmedo den „Groeten Schobb^iak (Gtran
Tacano)" en Chtetara den „Hinkenden Duivel^
leverde. In Italië schreef Samnaiciro in ^txï
„Arcadia (1506)'* eene navolging van den her-
derroman van Longui, en deze vond byval
in het buitenland. In den tyd van Lodiw^k
XIV waren vooral de staatkundig-hoffeiyke
romans van Soudery en Calpre»ide in den
smaak. In het begin der 18de eeuw vervaar-
digde DaiM Dêfoe in zyn „Robison Crusoe**
den eersten reisróman, terwyi Swifi^ Fidémg
en amoUet den humoristischen roman schie-
pen. BidkardêOM schreef den sentimenteelen ro-
man en Ooldsmiih den humoristischen fiunUie-
roman, terwyi vooral Sterne als voorbeeld
optrad in het sentimenteel-humoristische genre,
nagevolgd door JHckem$ en Tkaekerojf en in
Duitschland door Jmmi PoiiZ enz. Sentimenteéle
romans werden voorts in Frankryk geschre-
ven door JBoMMMtf, Marivamxj Frénoêi d'Sxüe$^
OribüUm^ Diderot enz., hekelromans door
VoUeMTê, In Duitschland bloeide de wysgee-
rige roman door Jacobij de kunstenaarsroman
door Beintê en Tish, de paedagogische roman
door Göthêf Ouizko» enz, en de sociale en
staatkundige roman door OmUkowy Spidhagm^
Amerbaek enz. In Britanje werd Walter SooH
de grondlegger van den historlschen roman
en vond talryke navolgers, byv. in Italië in
JfoflifOtti, d'Azeglio en Cant^j — in Frankryk
in Vidor Kmgo en Alflred de Vfgnjf, — In,
Duitschland in Wüibaid Alexis^ Spindler^
König, KaroUme Piekler, JSamfy TIecJb, LanAê
enz. De Amerikaan Fmnmon Oooper schiep
den trans-atlantischen roman; en in zyne voet-
stappen traden Wathington Irvwg en Bret
Sartêy terwyi Ma/rrycd en anderen den zee-
roman in zwang brachten. Ook verschenen in
Duitschland rooverromans, ridderromans en
fantastische romans. De sociale roman werd
met veel talent bewerkt door SehUgéL Götke
en Oeorge Samd, en de socialistische, die
de verbetering der maatschappy beoogt, door
Bugène Sue^ Alexandre Dwma$ (vaderenzoon).
SptelMagemy Dickem^ Tkaekerag ens., terwyi
zederomans in ontelbare menigte geschreven
werden door Balxae^ MérwUêy Fmtülei enz. in
Frankryk, — door B^wer, Oeorge Mliot,
Ckarlotte Branie^ Jcmee^ TroUope^ BcXgraney
enz. in Engeland, — en Èaekldnder^ Schüeking.
O. MüUer, S. Bofer^ Fcmng Lewaldj GerU&eker
enz. in Duitschland. De familie- en gouveman-
tesroman behoort vooral te huis in Engeland,
maar ook in Zweden, waar hy vertegenwoor-
digd wordt door Frederika Bremer. Eene ver-
bastering van den historischen roman is de
oudheidkundige roman, zooals er geleverd werd
door BulweTy Singtleg, Flambert^ JEbersj Dahm
en Hamerlingy — en eene loot van den her-
derroman vormen vele dorpsgeschiedenissen,
byv. van Auerhaeh, Immermany Meyr enz.
Voorts vermelden wy uit den jongsten tQd
de echtbreuk- en demimonderomans, reeds
door Alexandre Dnmae (de Jongere) in z^ne
„Dame aux caméllas" in zwang gebracht,
van JSmeit Fegdecm^ Gondreeourtj lEdmomi
Abouif Xavier de Moniepim^ AdMhe Béloty
Senri Mwrger^ ChampJUiry enz. Tot de zoo-
genaamde sensatieromans behooren die van
WiUcie Colliiu, MelvUle, Tates, Magne Beidy
mrs. Oliphant en mrs. .Bra<2(fofi in Engeland, —
die van Barrière^ Sector Malot, Eughne d^
ROMAN— ROMANUS.
85
lütecüwri en mad. Cotmêg in FrankrOk, —
ea ^ Tan MarHii in Doitachland. Staatlcan-
dige •ensatieromnaa werden gesehreTen door
8ir Jêkm RtdéUffê (F. W. Qoedsche), XmIo»
JfMiri, A. MêU^ Leo Wólfirmm en Tooral door
Qrtgor Samarow (Oskar Meding), — en rea-
lirtiBQke «unaas door Tmrgêajuw in Roaland
en Tooral door Damdet en EmiUZolaia Frank-
r0k. De yoortbrengeeien dier 8chr0Ter8 a|fn
onder hune namen in dit werk vermeld.
In ons Vaderland vertoonde zich de roman
bet eost in de gedaante der bekende: ^yoika-
fomana" de gesdüedenis van de Vier Heems-
kinderen, van T01 Uilenspiegel enz. voorstel-
lende, doch de eigenlQke romans namen eerst
een aanvang met de geschriften der dames
Wolf en DekêM, Op deze volgden die van
Loo^m^ terwtfl later inzonderheid Jaeob vob
LetMtf en Olimam zich als nitstekende roman-
8chr0vers hebben doen kennen. Later schit-
terden op dat gebied de talentvolle, voor korten
tQd overledene Jffof&oom-TbiffffciM^, Blut van
Ckleor^ CaÜkariMa van JZaw , Schimmel, Jan ien
Brink, de Veef, {JCdUr, Chc^^pms^irUlea Oremfr,
Bruvingêy Wcitie mej. Opzoomer) enz.
Bomance (Eene) is een gedicht in den
volkstoon, waarin door de voorstelling van
een penoon en de hiermede verknochte ge-
beortenissen edele aandoeningen, doorgaans
van trenrigen aard, b|| ons worden opgewekt
Ztf behooren vooral in Spanje te hois. Ge-
wooniyk zQn zy geschikt om te worden ge-
zongen.
Romanoero is de naam van bandels
romances, die in het midden der 16de eeuw
In SpaiUe in het licht versohenen. Men heeft
er, die byeengebracht zyn door Fuenfet (1550),
Sepmlveda (1551), TUnoneda (1573), UntÊtee
(1673), Fadma (1583) en anderen; zQ be-
staan echter hoofdzakelijk alt romances, door
de verzamelaars gedicht. Een »Flor de varios
romances" verscheen in 1589—1597 in 9 doe-
len, en daaruit ontstond de „Romancero
general (1600)'\ Intnsschen drukte men later
voor het volk romancesbnndels van kleiner
omvang. Eene critische uitgave der oudste
romances werd geleverd door WcHf en Rof'
mann onder den titel: „Primavera y flor de
romances (1856, 2 dln)".
Bomanow is de naam van een vermaard
geslacht van Russische bojaren. Hun stam-
Tader AndTtiy met den bónaam Kobyla (de
Merrie) kwam in 1341 uit Pruisen te Moskou
en trad er in dienst van Grootvorst Simon de
TroUcke. ZQn kleinzoon Saehairji liet twee
zonen na: Jakowj een beroemd veldheer, wiens
nakomelingen den naam Ytoï Saokarjin-JaJeow'
lew droegen, en Jwrij. wiens zoon Bomem
JwrjewUej de lyn SadkarjinJwrjew stichtte.
Boor heit huweiyk van Ancutana, de Jongste
dochter van laatstgenoemde, met Czaar hoon
II WatUjewiUj (1547) en van haren broeder
yikiia met Budoxia, vorstin van Sutdaly eene
telg van Grootvorst Andrei Jaroelawj den
broeder van Alexander Newthij, kwam dit ge-
slacht in groot aanzien. Daaruit werd den
21sten Februari 1618 de 17Jarige 3€%ckaU
FeodorowUsJ Bomanow, een zoon van Fhüa-
rH€j metropolitaan van Rostow en patriarch
van Moskou, tot den Russischen troon geroe-
pen. Zie voorts onder BmiUmd.
Homana, eene stad in het Fransche depar-
xm.
tement Drdme, ligt op den rechter oever van
de * Isère en aan den spoorweg van Valence
over Grenoble naar Chambéri. ZQ telt ruim
11000 en als gemeente bOna 14000 inwoners
en heeft eene firaaie kerk in Romaanschen
stOl, alsmede eenige overbigfoelen van de voor-
malige abdtf Romanis. Men heeft er voorts
eene handelsrechtbank en een college en de
inwoners houden er zich bezig met zgdeteelt,
meloenbouw, bereiding van notenolie, looiert)
enz. In hare nabijheid groeit de druif van den
echten Hermitage wQn.
Bomantiek noemt men gewoonlük het
maatschappel0k leven, de gewoonten, de kunst
enz. in de middeneeuwen, gel0k w|f die vin-
den voorgesteld b|j de Romaansohe volken.
Men geeft daaraan de beteekenis van dat fim-
tasthMsh, dweepziek streven naar het bovenna-
tuurlijke, naar het zonderlinge en overdrevene,
hetwelk hemelsbreed verschilt van het een-
voudige, kalme, duidelijke, dat w|j in de
kunstgewrochten der Ouden opmerken. Men
bezigde dat woord in meer bepaalden zin,
toen in den aanvang der 19de eeuw eenige
Jeugdige Duitsche dichters, zooals A. W. en
JV. Sekl^el, Novalit, J%eoh, Waekenroder
enz., zich tot eene romanüt^Ae seAool veree-
nigden en hunne krachten inspanden om mid-
deneeuwsche toestanden en voorstellingen in
hunne gedichten te verheerlijken. Het gevolg
daarvan was, dat men die toestanden en voor-
stellingen ook wilde terugroepen op het ge-
bied van staatkvnde en godsdienst, zoodat
z8 de reactie niet weinig in de hand werkten.
In andere landen, bQv. in FrankrQk, waar
die school inzonderheid door Fictor Rugo ver-
tegenwoordigd werd, in Engeland enz., ging
men niet zoo ver. Men verbrak er slechts de
knellende klassieke boeien, om aan de voort-
brengselen van den geest een vr|jeren vorm
te geven. Doch ook die meerdere vrijheid
leidde dikwQls tot losbandigheid.
Bomanus is de naam van onderscheidene
Byzanttjnsche Keizers. WQ vermelden: Barna-
nue I Lecapenue (940—944), een Armeniër
van geringe afkomst. H|j werd opperbevel-
hebber der vloot, verwijderde Zoë, de moeder
van Oonsiani^ Fil, van den troon en regeerde
in plaats van den mindeijarigen Keizer, dien
hy in het huwelijk deed treden met zQue dochter
Relena, H|j was veeleer een weelderig dan een
oorlogzuchtig Vorst en tevens een getrouwe
zoon der Kerk. Voor den zweetdoek van
Bdena en de briefwisseling van Okrieiut met
Abgarut bracht hjj de veroveringen zijner
veldheeren in Mesopotamie ten offer. H|j werd
in 944 door zijne zonen in een klooster opge-
sloten, waar hjj in 948 overleed. — Bomanm II,
een kleinzoon van den voorgaande en geboren
in 939. H|j bracht z|jn vader Oomian^ VU
door vergif om het leven, belriom den troon,
baadde zich in weelde, liet de regeeringszaken
over aan ztjne gemalin Tkeophania en aan zjjne
veldheeren 2S%oopkoru9 en Phooae en stierf in
963 door vergif, dat T^eopiUmia hem toediende.
— Bomannt III Argymi, een Patriciër, ge-
huwd met Zoë, eene dochter van Congtanüjn
VIII, en door dezen tot opvolger benoemd.
HU kwam in 1028 aan het bewind, voerde
een ongelukkigen oorlog togen de Arabieren
en werd in 1034 door Zoë door middel van
een langzaam vergif uit den weg geruimd. —
3*
BOMANUS— BOHE.
Bomanui IV JHógatet^ die door de ganst Tan
Keizerin Sndona aan de doodstraf ontkwam
en in 1076 door met haar in het hawelgk te
treden den troon in besit nam. Hy streed
eerst yoorspoedig tegen de Seld^oeken en
drong diep in Sjri6 door, maar leed in 1071
de nederlaag en geraakte in gevangenschap.
Gedurende dien tQd beklom de ondate lOon
Tan sjln voorganger den troon, en dexe deed
hem na het herk^gen z0ner vrgheid van het
licht der oogen berooven. Bomanm$ overleed
weinige dagen daarna.
Homberg. Onder desen naam vermelden
wt|:
Andreat Romberg^ een Daitsch componist en
viooivirtnoos, geboren te Vechte in het land
van Manster den 17den April 1767. Met S5t)n
vader en Ejjn broeder vormde hQ een ge^
van knnstenaars, dat nog in 1792 te Bonn
werkzaam was. Hy was hier lid van de Kenr-
vorsteljjke Hofkapel, begaf aieh in 1793 naar
Hamburg, reisde met zyn neef Bêmkard in
1795—1797 in ItaUS en bevond zich in 1800
met hem te ParUs, waar zQ de opera : „Don
Mendoze'' voor Feydeau op muriek brachten.
Sedert 1801 woonde Andreas weder te Hamburg,
totdat hy in 1815 als muziekdirecteur naar
Gotha vertrok, waar zy den lOden November
1821 overleed. Hy heeft een groot aantal voor-
treffeiyke compositiën geleverd. — Zyn boven-
vermelde neef Bemhard RomUrg was den Uden
November 1770 te Dinklage in het land van
Mflnster geboren, werd in 1801 professor aan
het conservatoire te Parys, ging in 1808 naar
Hamburg en zag zich in 1805 geplaatst by de
Koninkiyk kapel te Beriyn. Later vestigde hy
zich te Elamburg en overleed aldaar den ISden
Augustus 1841. Ook van hem heeft men uit-
muntende stukken voor violoncel.
Moritx Sewrieh Romherg^ een verdiensteiyk ge-
neeskundige, geboren te Meiningen in 1795. Hy
studeerde te Beriyn, bezocht vervolgens Wee-
nen, vestigde zich te Beriyn als privaatdocent,
werd in 1888 buitengewoon, daarna gewoon
hoogleeraar en overleed aldaar den 17den Juni
1878. Van zyne geschriften vermelden wy:
„Lehrbuch der Nervenkrankheiten (1840; 8de
"druk, 1857)'*, — „Bemerkungen über die Asia-
tische Cholera (1832)*', — „Bericht fiber die
Cholera-Epidemie in Jahre 1837 (1837)**, —
„Neuralgiae nervi quinti specimen (1840)'*, —
en „De paralysi respiratoria commentatio
(1845)*'. Ook leverde hy eene uitgave van:
„Albertini opuscula*' en verialingen uit het
Engelsch van geneeskundige werken.
Bome (Boma), de vermaardste stad der
Oudheid en de hoofdstad van het Bomeinsche
wereldryk, thans die van het koningryk Italië
en tevens de zetel van het Opperhoofd der
B. Katholieke Kerk, ligt in het midden van
Italië, in het aloude Latium, in eene heuvel-
achtige vlakte, aan de Tiber, niet ver van de
plaats, waar deze de Anio ontvangt, en is
in de laagste gedeelten moerassig en aan
overstroomingen van de Tiber blootgesteld.
De oudste herinneringen omtrent de stichting
van deze stad zyn verbonden met den Pala-
tynschen heuvel (Mons Palatinns), waar het
Palatium of Boma Qoadrata verrees als het
middenpunt der volkplanting, welke zich over
den Germalus, het noordwesteiyk gedeelte van
den Palatynschen heuvel, uitstrelste. Daarna
vestigde zich eene kolonie der Sabynen op
den Mons CSapitoUnus en den MonsQuiriaalia.
Ook de hoogte, ten noordoosten van het Pa-
latium gelegen en Yelia of Veliae genaamd,
was eerlang met heiligdommen en bewonen
bezet, terwyi Etrurisehe en Albaansche ge-
slachten den Mons Caelius in bezit namen.
De Mons Aventiaus werd onder Anetu Martku
door Latynen ingenomen, terwyi de Koning
ook eene brug legde over de Tiber en aan
de overzyde van deze den Mons Janiculua
versterkte. Tarquimms JPrie$uê deed door mid-
del van groote riolen den moerassigen grond
tuBSchen den Mons Palatinus en den Mona
Capitolinus droog leggen en voor bouwterrein
geschikt maken. — SertiMs T\UlUu maakte ie
stad grooter door den Mons Viminalis enden
Mons Esquilinus er by te voegen en omringde
het geheel met een stevigen muur. De laatste
Koning voltooide de gebouwen, waarvan zyne
voorgangers de grondslagen hadden gelegd,
nameiyk den tempel op den Motos Cïapitolinus
enz. De eerste verdeeling der stad in wyken
geschiedde door Servins TulUmt en bleef be-
staan tot aan den tyd van Auffuttus. Door den
inval der Galliërs werd de stad nagenoeg ge-
heel in de asch gelegd, en de overhaaste (^^w
gaf aanleiding tot eene onregelmatigheid, welke
voortduurde tot na den groeten brand onder
Keizer Nero, In 443 voor Chr. werden de
openbare gebouwen en de stedeiyke politie
onder het opzicht van censoren geplaatst, maar
eerst de censor Appinu Claudius Oaecut (812)
bracht aanzieniyke werken tot stand van alge-
meen belang; van hem zyn de Via Appia,
de Aqua Appia enz. afkomstig. Er ontstonden
eerst voorsteden buiten de muren, toen men
wegens de uitbreiding des Byks geen vyan-
digen aanval meer te duchten had. Men stichtte
er basiliken aan het Forum, vele tempels,
bracht er marktpleinen in gereedheid, bouwde
er bruggen en waterleidingen, en de ryke
edelen toonden zich bereid, hunne bydragen te
geven tot het aanbesteden van openbare ge-
bouwen, gedenkteekenen, zuilengangen enZ|
terwyi zy tevens zorgden voor het in toepas-
sing brengen van den Griekschen bouwstyL
Het voorkomen der stad werd dan ook allengs
deftiger en prachtiger. Een nieuw tydperk van
verflraaiing nam een aanvang met de Keizers;
toen verrezen er niet alleen paleizen, maar
ook amphitheaters ten behoeve van het volk.
Nero echter schonk na den daartoe aan-
gestoken brand, welke 10 wyken aantastte
en 3 van deze geheel en al verwoestte, eene
nieuwe gedaante aan het oudste gedeelte der
stad. De volgende Keizers bouwden telkens
prachtiger tempels. Groot was de lust tot
bouwen vooral by 8epHmvu$ Sevems en Cb-
raccUlay terwyi in die dagen de invloed van
de buitenlandsche bouwkunst zich in Egyp-
tische en Syrische gebouwen, en het militaire
despotismus zich in het stichten van groote
kazernen openbaarde. Awrélianui omringde de
stad en de voorsteden met vestingwerken;
DiocUtianut en Maxentws legden de grond-
sls»gen van gebouwen, die meestal eerst ten
tyde van CoiutanHj» de Qróote werden vol-
tooid. In lateren tyd is het voorkomen van Bome
aanmerkeiyk veranderd door de behoeften
van den Christeiyken eeredienst, welke prach-
tige kerken deden verryzen, terwyi de wereld-
TTET OTJI
3. Tempel van Mars Ultor ( Augustus -Foram).
5. Kolosseum. van den Esquilijnschen heuvel gezien.
4. Ronde tempel aan de Tiber (Sta Maria del Sole).
11. Auiv
GctfiluBtreerde Enoyclopaedie. 2de druk.
i,
E ROME.
ÜittoaBBniiir.
7. Porta Maggiore en graf van Eurysaces^
BÏriiet artikol: RQpe.
ROME.
87
Igke geboawen ait het UaaBieke tQclperk,
▼oofal Ba de Teroveriog der stad dowAlarih
en 0«um4r (410 en 455), allengs in verval
kwamea. Niettemin was daarvan in de 9de
eenw volgens de berichten van Ammifmuê M»-
siêMmuU nog veel voorhanden, maar de
stormen der middeneeuwen waaiden er ver-
nielend over heen, loodat in de 12de of Idde
eeaw, bigkens de sMirabilia Urbis**, de groot-
sche stad nagenoeg in een puinhoop was ver-
anderd.
Ter bevordering van een geregeld bestnnr
verdeelde At^t^utmi de stad in 14 w^ken (re-
gjones); in ieder van deie bevond zich eene
wacht der vigiles (bewakers), die tevens als
brandweer dienst deed. De mnor van ServUu
kwam onder de Bepnbliek reeds in verval;
tot de voornaamste poorten in dien muur be-
hoorden: de Porta Garmentalis, onder het
GapHool, toegang verleenend tot het Veld
van Mars, — de Porta Trigemina, aan de
helling van den Mons Aventinus naar de x0de
van de Tiber, — de Porta Capena ten sniden, —
en de Porta Ësqnillna en Clollina naar de ayde
van het oosten. De muur van ^«r^^totttw komt
nagenoeg overeen met den thans aanwezigen
mnnr en de daarin aangebrachte poorten be-
staan nog heden ten dage, munelUk: Porta
Flaminia (Porta del Popoio), PorU Aurelia
(Porta San Pancraiio), Porta Portuensis,
Porta Oatiensis, Porta Appia (Porta San
Sebastiano), Porta Asinaria (Porta San Qio-
vanni), Porta Nomentana, Porta Salaria enz.
Het aantal bruggen nam toe tegeiyk met de
vergrooting der stad. De noordelQkste was de
Pons Milvius (Ponte Molle), die echter niet
tot h^ stedelQk gebied behoorde. Daarna
volgden in de eigenlt)ke stad: de PonsAelins
(Ponte Sant' Angelo), de Pons Aurelius (Ponte-
Sisto), de Pons Fabricius, later Pons Aemi-
lins geheeten, de Pons Cestins (Ponte qnattro
GSapi en Ponte di San Bartolommeo) en Pons
Probi (Ponte Rotto). Ook was er eene houten
brug, Pons Sublicius, over een eiland in de
Tiber gdegd, waarnaast later de reeds ge-
noemde Pons Fabricius geplaatst werd, —
alsmede de Pons marmoreus Theodosii et
Yalentiniani.
Met betrekking tot de uitgebreidheid en den
omvang der stad hebben wO geene voldoende
berichten. Volgens eene opneming ten tQde van
F"êtp0siamu bedroeg de omvang om al de
huizen heen 13200 schreden. De muur van
AfKrMmus had eene lengte van 22 tot 83
Ned. mQL Het aantal zielen was er ten t0de
van Ati^ttn» volgens het „Monumentum An-
eyranum" 820000, zonder de ridders en sena-
toren, de vrouwen en meines te rekenen,
terwQl Marqma^di berekent, dat Rome in dien
tgd 1610000 inwoners bevatte. De huizen der
stad waren domus (palazzi), voor de aanzie-
Ij^Len bestemd, of insulae, waar de lieden
idt het volk op verschillende verdiepingen een
verblQf vonden. De geplaveide straten noemde
men viae of plateae; de merkwaardigste van
dese wa?«n: de Via sacra, in de richting van
het Oolosseum zich uitstrekkend naar hetCa-
pHool, de Via nova bQ den Mons Palatinus,
en de Via Lata (thans het Corso). De gepla-
veide straten aan de heuvelhellingen droe^n
den naam van divi, de kleinere verbindings-
wegen dien van viel en de stegen zonder
doorgang dien van angiportus. Tot de pleinen
behoorden de areae by de tempels en paleizen,
en men gaf den naam van atria aan openbare,
door zuilengangen omgevene ruimten. Een
groot plein, door prachtige gebouwen omslo-
ten, noemde men forum, doch de grootste,
met gras begroeid en vooral voor militaire
oefeningen bestemd, heette mencampi,zooal8:
het Oampus Martius, het Campus Flaminius,
het Campus Tiberinus, het campus Agrippae,
het Campus Esquilinus en het Campus Vimi-
nalis. Eindeiyk vermelden wQ de groote par- ■
ken met tempels, villa^s, renperken enz.,
zooals de Horti Sallustiani, de Horti Lucul-
liani, de Horti Maecenatis en aan de overzyde
der rivier de Horti Agrippinae met een ver-
maarden circus, enz.
Tot de merkwaardigste pleinen der stad
behoorde het Forum Romanum, het midden-
punt van het stedeiyk en staatkundig verkeer
in de dagen der Republiek en gelegen tusschen
den Mons Palatinus en Mons Capitolinus. Het
is in zQn tegenwoordigen en vroegeren
toestand afgebeeld op nevensgaande plaat,
waarop ook nog andere merkwaardige over-
biyfeelen van gebouwen uit het oude Ro-
me zQu voorgesteld. Op het Forum be-
vond zich aan de noordz||de het Raad-
huis (Cnria hostilia) en daartegenover de
tempel van Vezia en de Regia of de woning
van den Pontifex Maximus. Het vrye midden-
plein was bestemd voor volksvergaderingen,
en aldaar verhief zich de redenaarstribnne
(rostra). In den loop der jaren verrezen er
tempels, gedenkteekenen en andere gebouwen.
Het oudste, thans nog aanwezig, is de aan
de helling van den Mons Capitolinus gelegen
Carcer Mamertinus in den noordeiyken hoek
van het Forum; in den westeiyken hoek ver-
hief zich een tempel van StUumus, tevens
het aerarium (de schatkist), tusschen die
beide de tempel van Concordia en aan de
zuidztide die der Dioseuren. De behoeften van
den toenemenden handel zocht men te bevre-
digen door het bouwen van basilikenofopene
ruimten, door zuilengangen omgeven. In 184
vóór Clhr. bouwde Oaio Major de Basilica
Porcia, — in 179 volgde de Basilica Aemilia, —
en in 169 de Basilica Sempronia. BQ het
woeden van den burgeroorlog zonk het oude
raadhuis in puin en 8Ma bouwde een ander,
dat by de begrafenis van dodius verbrandde
en door de zorg van Fautius, den zoon van
Sulla, herrees, doch eerlang herschapen werd
in een Templum Felicitatis. De overige ge-
deelten van het Forum erlangden doorCtMiar
en vooral door ^ic^m^m eene nieuwe gedaante,
welke thans door opdelving weder te voorschyn
treedt. Ooêsar maakte een aanvang met den
bouw der Basilica Julia, welke door Avsfutiui
voltooid en na den brand nogmaals opgebouwd
werd. Hy stichtte ook een nieuw raadhuis,
Curia Julia geheeten, en ter eere van Caesar
de Aedes Divi Julii, aan de oostzyde van het
Forum, naast den tempel van Castor, de
Regia en den Arcus Fabianus, terwyi hy al-
daar tevens nieuwe rostra plaatste, Rostra
Julia genaamd. Eindeiyk ontstonden in dien
tyd de beide eerste triomfbogen, nameiyk de
Arcus Augusti en de Arcus Tiberii. Het
Forum onderging echter eene groote verande-
ring door den brand ten tyde van Nero. Eerst
38
ROME.
onder Domitiantu verreien de yoomaamBte
gebouwen weder uit hunne aach. B0 den
CïïviB CspitoUnus bouwde laatfltgeneemde een
tempel ter eere van lUn Tftder en broeder
(Templnm Vetpaaiani et Titi) naast den tem-
pel der Goncordia, terwQl hy iQn eigen rui-
terstandbeeld midden op het Forum deed
plaatsen. Behalve het Forum Bomanum had
men er het Forum Augustum met den tempel
van Man UUoTf twee triomfbogen van Drums
en Oermameuê en andere gedenkteekens, —
het Forum Yespaaiani met den Templum
Facia, — het Forum transitorium met den
tempel van Janus Quadrifroms — en vooral
het ruime, prachtige Forum Tn^^) ^^^ ^^
BadUca Ulpia, de Bibliotheoa Uipia, een
raiterstandbeeld, een triomfboog van 7Ki-
jauus en de beroemde suil van lYaftnnu (89
Ned. el hoog). Behalve het Forum was het
Capitool het merkwaardigste gedeelte der stad;
het bestond uit 3 wQken: den noordeiyken
top (Santa Maria in ara celi), den suidelVken
top (Falazzo Gaflkrelli) en eene laagte tnaeohen
die beide (Piana del C!ampidoglio). Men
noemde se Arz, Capitolium en Inter duot
locos. Op den Arz verhieven sich het Augu-
raculum en de tempel van Juuo Moneta,
Op het Capitolium stonden onderscheidene
heiligdommen, sooals: de groote tempel van
JüpUsr, ingewOd in 509 vóór Chr., aij^rand
in 88 vóór Ghr., op nieuw verwoest in 69 na
Chr., en voor de derdemaal prachtig verresen
door de sorg van DowüHamu, alwaar ook
JëMo en Miuerva werden gehuldigd. Voorts
vestigen wy de aandacht op den Mons Pala-
tinus met het Keiaerl0k paleis. Dit bestond
uit twee deelen, namelUk het Domus Augusti
en het Domus TiberiL Het werd door Ifsro
• aaamerkelUk vergroot, maar Vespasiauus bracht
het terug tot het aloude bestek. Op dien voet
werd het voltooid door Domiiiamts en bleef
na dien tyd de residentie der Keiaers. Nadat
onder Cfómwtodus een aansieniyk gedeelte van
het paleis door de vlammen vernield was.
deed waarschyniyk Septimius Ssosrus het
weder verr|}sen en voegde er syn Septisonium
aan de suidsyde van den heuvel by. Ook
latere Keisers hebben aan dat paleis gebouwd*
hetwelk tot in de middeneeuwen bewaard
bleef, hoewel het Keiseriyk Hof reeds vroeg
de voorkeur gaf aan den Mons Esquilinus,
den Mons Pincius en den Mons Vaticanus.
Het Campus Martius, tusschen de Tiber en
de Via Flamlnia, aanvankeiyk onbewoond,
werd in den tyd van Atiffustus met openbare
gebouwen, met schouwburgen en baden, ver-
sierd. Het werd gebruikt voor burgeriyke
en militaire vergaderingen en voor gymnas-
tische oefeningen der Jeugd en stond onder
de hoede van den oorlo^god Mars, wiens
altaar het middenpunt vormde van belangryke
Sdsdienstige en staatkundige plechtighe^.
lengs echter werd het met huisen bebouwd,
soodat er alleen rondom dat altaar eene ruimte
overbleef. In 221 vóór Chr. werd de Circus
Flaminius gebouwd, en by de rivier had men
er de Navalia, het tuighuis der marine en het
Tarentum, waar de seculaire spden werden
gehouden. Op het Campus Martius had men
onderscheidene schouwburgen. De geheele
straat van de Porta Carmentalis tot aan het
Theatrum Pompctfi was met prachtige gebou-
wen versierd, waarvan nog ruïnen syn over-
gebleven. Aan de andere syde van het Campus
Martius, van het Quirinaal tot aan het Pan-
theon, deed A^ppa eene reeks van gebouwen
verryien, sooals de Septa Julia met het Di-
ribitorium, de Portiens Argonautarum meteen
tempel van Nspêunms en de Baden van ^^rifjMi
met het prachtSge, koepelvormige Pantheon,
hetwelk thans nog bestaat. Ook de hoofdstraat
aan de oostsyde van het Campus Martius, de
Via lata, werd allengs prachtiger en met
onderscheidene triomfbogen versierd. In het
noordeiyk gedekte van het Campus Marthis,
waar de Via lata op uitliep, by de Tiber,
verhieven sich desgeiyks ten tyde van Auffus-
ius de eerste prachtige gebouwen, sooals het
thans in puin liggende Mausoleum Augusti,
waar hy self en de fiunilieleden der Oassars
werden bygeset De brand onder 2^ero en die
onder Tiius hebben intusschen hier groote
verwoestingen aangericht en aan het Campus
Martius een geheel ander voorkomen gegeven.
Reeds vóór eerstgemelden brand waren de
Thermae Neronianae ontstaan, welke vervol-
gens door Alêsfomder Ssoerus syn hersteld en
uitgebreid en daarna den naam droegen van
Thermae Alexandrinae. JhmUiamu bouwde
er een tempel van Isis en Ssn^is, alsmede
een stadium voor gymnastiek en een odenm
voor musiek. Sadriauus en AntonUus einde-
lyk deden er eene nieuwe ry van prachtige
suUengangen en tempels verrysen, waardoor
het Campus Martius a^^oten werd van het
vrye veld buiten de stad.
De reeds vermelde 14 wyken (regiones)
der stad waren: Porta Oapena in het suideiyk
gedeelte aan beide syden van den Appischen
en Latynschen Weg tot aan den muur van
Aardiamus. De aansieniyicste gebouwen waren
er de Thermae Severiuae, en Commodianae
en het Mutatorium Cïaesaris, alsmede vele
graven langs de Via Appia, vooral het in
1780 ontd^te graf der Sp^'s binnen de
Porta Appia, en dat van OaeeUia Metëla
daarbuiten. — CMemwUium of de Mons Coe-
llns en een gedeelte der streek by het Domus
Lateranorum. Op den top van dien heuvel
bevonden sich de Castra peregrina of de le-
gerplaatsen der vreemde hulptroepen. Men had
er voorts een tempel van OlaudiuSf het ver-
maarde Domus Lateranorum (het tegenwoor-
dige Lateraan) en eene groep van gebouwen,
welke tot het Amphitheatmm Flavium be-
hoorden, het tooneel van de gevechten der
gladiatoren. De bouw daarvan (thans het Co-
loeseum) was door Vsspasiamus begonnen,
door Tiius voortgeset en door Dcmt/uiiwf vol-
tooid. — Isis SU Ssrapisy alsoo genoemd naar
het heiligdom van die beide godheden. Déax
vond men de Munt (Moneta), de Thermae
Titianae en Tn^iuiae, en de Porticus Liviae
met een aan de Concordia gewyden tempel.
— Tsu^phm Pacis (de Yredetempel), sich uit-
strekkend over de Via Sacra, een gedeelte
van het Forum, de Subnra (Bordeelstraat) en
de Carinae. Daar verhief sich de Colossns,
oorspronkeiyk een standbeeld van Ksro^ later
van den Zonnegod, waarvan boven reeds
vermeld amphitheater den naam van Colos-
Beum(Cóliseo) ontleende. Ook had men er
eene door DomUiams gebouwde fontein, een
dubbelen tempel van Mama en Veuus, door
ROME.
89
geBÜehty een triomf boogr ^aii ^^^^^^
en eene btiriliea tui Oomtitmiifn. — JBêpnUae
(RrgaiHüA), eeo groot gedeelte van den Mons
ICaqoUiBM en Tsn den Mons ViminAUs om-
▼altend. Op eentgenoemden bevonden lich de
Horti lUeeenatis en bet Ampbitbeatmm Cm-
trease, waar?an men aobter bet klooster
Santa Cnee belangr|ikeoverbl|)belen aantreft.
— AUa SemitOy sleb uitstrekkend over den
MofiiB QolrinaliB tot aan de Porta Pla, Porta
Salaria ea Porta Plneiana. Hier bad men de
Horti Sallnsttani , den Templam gentis Fla?iae,
de Tbermae Dioeletianae en Constantinae en
de GMtra Praetoria, eene groote kaseme. —
Fia Imim of bet gedekte tosscben deae straat,
den Mom Qoirinalis en den Mons Pineins.
Hier Tond men bet Forum soarinm (Zwanen-
miütkt) en een lonnetempel, — Fonm Barna-
fMM» M^gmtm met den Mons Capitolinns en
hel gedeelte tnsscben desen laataten en den
Mons Palatintts tot aan bet Fomm. Ovariom
ea (Hitorinm. — Ciretu FlamimuSf bet veld
▼aa Mars omvattend. — PakUimm of de Mons
Palatinns. — Okeus Maxumu met den reeds
door de Koaingen aangelegden, door Caeêoir
▼errvtaaden en biter meermalen verbeterden
grootstsn eiroos van Rome, in de laagte tns-
aehen den Mons Palatinns en den Mons Aven-
tians. Hier bevonden licb de tempel van Mêt-
•mritu en de beroemde Aedes Cereris. — PU-
mma PuUtesi gdegen tnsscben den Circns
Mazimtts en de Porta Ostiensis, met de Baden
▼aa CmtmeaUa. ook Thermae Antoninianae
gebeeten, de Pframide van Cestins en den
Mona Testaeens (Scbervenbenvel). — AoettH-
MM, lieb uitstrekkend over den Mons Aven-
tiaus en de voorstad tnsscben dien benvel en
de Tiber. Hier vond men bet Emporinmvoor
vH Ostia aangevoerde waren en groote maga-
sfnen voor sout, graan, bout ens. — Tram-
TSiêHma. de wQk aan de oven||de der rivier
(thans TTMlevere) met den Janiculus, oor-
aproBkel||k bet bruggeboofd van den Pons
Sublidus en bet grenskasteel ter afwering van
aanvallea van de ayde van EtruriS, met den
Mons Vaticanus en sQne belllngen en bet
eOand in de Tiber. BQ de rivier bevonden er
sl^ twee nanmacbia, de éen door Atlfftutuê,
de ander door DowUHamut aangelegd. By den
Pons AeUus (Engelsbmg) lag bet grootscbe
Moles Hadriani, de be^aafplaats van vele
Keiaen en later de voornaamste sterkte der
•tad (Engelsburcbt). Bg den Mons Vaticanus
bevonden licb bet Gi^anum of een vermaarde
eircns, en bel Pbrygianum of bet beiligdom
der mysteriën van de Pbrygisobe O^beU. Op
de plek van eerstgemelden circus, door bet
bloed der Cbristenmartelaren besproeid, werd
later de Pieterskerk gebouwd.
Groote lorg werd te Rome besteed aan den
bouw van waterleidingen (aquaeductus). De
eerste was die van ApyUu (812 vóór Cbr.).
Baarop volgden de Anio Vetus (278), de Aqua
Kareia (146) en andere. De eerste aan de
oven0de dor rivier werd aangelegd door
Af^^mgim, nameiyk de Aqua Alslótina, waarbQ
later de Aqua Tn^ana (tbans Acqua Paola)
werd gevoegd. Aan deae ayde van de Tiber
boawden Cdlignla en CUmJ^m nog de Aqua
daiaUa en Ank> Novos. Een pracbtig gedeelte
vaa die waterleidingen is in de Porta Mag-
bewaard gebleven. Later verrezen de
Aqua Severiana, Antoniniana en Alezandrina
onder Sêj^tmmt Stoenu^ OaraeaUa en Aiexam'
d&r Stoeruê. Met deie waterleidingen stonden
de Fontee, Laous, Nympbaea, Pisoinae, Bal-
nea en Tbermae in verband. Bronnen (Fontes)
waren er in grooten getale voorbanden en
daarop werd sorgvuldlg toegezien. Lacus wa-
ren groote, met beeldbouwwerk versierde
waterkommen en gedeeltelUk springende fon-
teinen; men vond er te Rome niet minder
dan 1852. Nympbaea waren groote, pracbtig
versierde gebouwen met bronnen; men vond
er 15 in de versebillende w0ken. Piscinae
noemde mon opene of overdekte vtJvers om
in te zwemmen, en Balnea waren baden; deze
laatste vond men er ten getale van 856.
Thermae waren niet enkel badinrichtingen,
maar tevens gelegenbeden voor gymnastische
oefeningen, voor gezellig verkeer en voor kunst-
genot Olie voor de baden werd aan 2800
Mensae oleariae (olietafels) gedeeltelUk gratis
uitgereikt en onder staatstoezicht verkocht.
De reiniging der stad van alle vuiligheid en
van het wegloopend water geschiedde door
middel van riolen (doaca); z0 stonden onder
een bepaald opzicht, later met dat over de
rivier vereenigd. Voorts bad men te Rome 144
latrinae (secreten) en 46 bordeelen. Tot de
openbare inrichtingen van uitspanning, vermaak
en beeobaving behoorden er theaters, amphi-
theaters, ciroi en stadia en bibliotheken. De
theaters dienden er tot opvoering van tooneel-
stukken en werden geruimen tgd van hout
opgeslagen en vervolgens wedr afgebroken,
terw01 er later van steen verrezen, zooals
dat van Pomp4fu9, van Comelmi JBalhui en
van AuffutUUf alle drie op het Campus Mar-
üus. Men vermeldt, dat het eerste 22888, bet
tweede 11510 en het derde 17 580 zitplaatsen
telde. Voor wedstrOden in de muziek, dicb^
kunst en welsprekendheid stichtte Nero bet
Odeum met 11000 zitplaatsen. Do ampbitbea-
ters, bestemd voor gladiatoren- en wilde die-
ren-geveohten , voor groote tooneelvoorstelUn-
gen enz., verrezen eerst in den t^d der Keiz^fs.
Caetar bouwde het eerste amphitheater, doch
dit was slechts van boot Daarop volgde het
amphitheater van StaHliuê Tcmruê en toen
het Amphitheatrum Flavium (Colosseum). De
circi waren zeer oude inrichtingen en de cir-
censische spelen behoorden tot de meestbe-
geerde uitspanningen des volks. Bibliotheken
waren er 28. De eerste werd door Atimku
JPoUio in het Atrium llbertatis gesticht, —
voorts deed Ati^^uê de Palatynsohe boekerQ
verryzen, terwQl er zieh ook eene bevond in
den Porticus Oictaviae. Wyders werd er eeae
aangelegd door VetpanaMus in den Templum
Pacis, dan de Bibiiotheca Ulpia door TrafmuM
en eiodeiyk de Bibiiotheca Capitolina door
Sadriamtu. De eerste inrichting van onderwUs
was er het door MadriaMus opgeriehte Athe-
naenm, waar hoogleeraren les gaven in de
Grieksche en Latlnscbe dichtkunst en wel-
sprekendheid. Tot verfiraaiing der stad beeft
inzonderheid AtÊfftutus veel bQgedragen. HU
stichtte zuilengangen (portions) langs de voor-
naamste straten, alsmede doorgangsbogen
Oani), met het beeld van Jamu$ versierd. De
triomfbogen (arcus) werden opgericht in de
straten, waar fnen bQ militaire feestelQkbeden
doorheen trok: men had er vooral op de Fora
40
ROME.
MKMli die van AugmUu en van Tiberiut op i op het Capitool, dien Tan ZVmm en Tan
liet Fonim Bomanam en die ran Druttu en | Óermamieui naby het Emporinm, een anderea
▼an Germdnieus op het Foram Augosti. Voorts
yermelden wy den triomrboog vaii TSberiw
bg het theattr van Pompfj^^ dien van Nero
▼an Dfuiui op de Via Appia, in deaen om-
trek die van TVajamu en Venu, de nog aaa-
wezige Tan Veipanamu en TUm$ en dien ▼««
BOME.
41
Oomêiamiumg tiuBehen den Mona Palatiniis en
bet CokMeeom. Eindeiyk maken wQ melding
Tin rennchtige standbeelden, milen en obe-
liiken, 22 in getal, Tan welke wQ noemen:
bet standbeeld Tan Damitiamui op bet Fonun
Bomannm, de znil van TVo/omw op bet Fo-
nun Tn^vm en de bewaard geblerene van
Mêtou Amrelimsj tbans op bet plein van bet
CapitooL JMjgngiMê en A^riypa yenierden de
kroiswegeii, de openbare pleinen, de anilen-
gangen, pirken, badplaatsen en scbouwbor-
gen met kenr yan beeldbonwwerk. en bon
Toorbeeld werd door de latere Keizers ge-
FO^^ Inaonderbeid werd de Templom Pacis
eene yergaderplaats yan yoortreffeigke knnst-
gewroebten. AUxamier Se^enu deed oyeral in
de stod, yooral op de pleinen, standbeelden
plaataen yan beroemde mannen. Toen yeryol-
gens Constantinopel de beyoorrecbte boofdstad
werd yan bet Oost-Bomeinsobe Keiserr|}k,
moest Some menig kostbaar knnstgewrocbt
■issea. Tocb yond Tkêodorik de Oost-Gotb
er eene menigte koperen standbeelden. -— De
gesebiedenis yan Bome yalt samen met die
yan den Bomeinseben Staat (sie onder).
Het Itdtmdaagtehe Rome (aie nevensgaande
afbeelding) Ugt in eene woesteny met een gol-
yenden bodem, die een yerlaten yeld yan pnin-
hoopen en grayen yormt, een somberen indmk
maakt en bier en daar oyerbiy^len yertoont
yan fraaie antieke bonwgewrocbten te midden
yan eene met bleien, gras en struiken bedekte
st^ipe, waarop zicb slecbts bier en daar pQn-
boomen, qrpreasen en olQfboomen yerbeffèn.
De TIber, wier mond 28 Ned. mi)l yan Bome
yerwtlderd is, doorsoQdt met bare troebele
wateren de benyels in bet noordoostelUk ge-
deelte der stad, scbeidt met drie kronkelingen
ter lengte yan 4 460 Ned. el de eigenlQk stad
yan bet gebied yan bet Vaticaan en yan de wgk
IVssteyere (aan de andere zyde yan de Tiber),
op baren recbter oeyer gelegen, stroomt onder
aea bmggen en langs twee bayens yoorwaarts
en yerlaat Bome inbetznidwestelVk gedeelte.
Hare breedte wisselt tosscben 52 en 108 Ned.
el, bare diepte tosscben 5 en 8 Ned. el. De
tegenwoordige 14 wQken (rioni) zQn gebeel
andere dan de regiones yan AiÊgmtue. De
tegenwoordige mnnr, grootendeels die yan
AwTtUoHm in borstelden toestand, omyat de
gebeele mimte yan bet aloude Keiaeriyke
Bome met z||ne zeyen benyels, — yoorts de
Cftta Leonina met bet Vaticaan en den £n-
gelsbnrebt en een gedeelte derTrasteyere.De
14 alenwe wgken lUn: MwH^ bet inidoos-
telfk gedeelte tot aan de Porta Pia (met den
Caelina, Esqnilinns en Viminalis), — TVtoi,
yan de Porta Pia en de Porta SaUriatotaan
de Ram di Yeneiia (met den Qoirinalis), —
OUommoy yan de Porta Pinciana oyer de
Fiana Barberini tot aan bet Pantbeon, —
Oammo Mmnoj yan de Porta del Popoio langs
ëe Tiber tot Santa Lucia, yoorts tot aan bet
Campo Hano, — Poa^ yan Santa Lncla
tot aan de Engelsbmg, langs de Tiber tot
aan Santa Anna, yoorts tot de Piana Nayona,
— PmrioBif ten westen yan den Circo agonale
en yan de Piaisa San ()arlo totaandeCbiésa
Nttoya, — Bêgótoy langs de Tiber yan
Santa Anna tot aan den Obetto, — Sam
JSmttackia^ tosseben San Agostbno, San An-
tonio en bet Pantbeon, — -P^m, yan bet
Pantbeon tot aan den Corso en rondom bet
Palaizo di Yenezia tot aan de Via deila Bo-
tonda, ~ OampUeüi, bet zuideigk gedeelte
(met den Palatinns en Capitolinns), — San
Angdo, van de Via di San Marco tot aan bet
Tiber-eUand. — Sipa^ van San Teodoro langs
den Circus Maximus naar de Porta San £to-
bastiano en tot aan de Tiber (met den Ayen<
tinos), — Troiteverêf bet gebeele gedeelte op
den recbter oeyer der riyier tot £cbt by de
Si Pieterskerk. — en JSoryo, de wyk yan
bet Vaticaan (Citta Leonina). Men beeft te
Bome 160 pleinen, 600 straten, 175 stegen
(yicoli), 69 groote en 100 kleine fonteinen,
46 stedeiyke paleizen met yoorboyen en tui-
nen, 816 andere paleizen, 86 yilla's, 9 groote
ziekenhuizen, 21 bospitalen, 869 kerken, 61
monniken- en 70 nonnenkloosters (die tbans
ecbter gedeeltelttk tot kazernen enz. gebruikt
worden) en 86000 buizen. De stad beeft een
omyang yan 23 Ned. mj)l en eene opperylakte
yan 1416 Ned. bunder.
De opperylakte, door de riyier in twee zeer
ongeiyke deelen gescbeiden, yertoont eene
eigenaardige beuyelengroep. De kammen dier
beuyels strekken, als de yingers eener band,
zicb uit naar de Tiber en yormen scbilder-
acbtige reliódk Vóór de Porta Maggiore is
die beuyelengroep door middel eener land-
tong met bet boogste gedeelte der Campagm ,
yerbonden, en aldaar yereenigen zicb zoowel
de antieke waterleidingen als de drie spoor-
wegen, die yan Napels, Liyomo en Ancona.
Deze omstandigbeid, welke men ook eeniger-
mate aantreft op den recbter oeyer der riyier
geeft aan Bome uit een krygskundig oogpunt
eene zeer gunstige ligging. Men beeft dan
ook in den laatsten tQd (1877) op nieuw een
aanyang gemaakt met de yersterking der stad.
Aan den yoet der beuyels tusscben deze en
de Tiber yerbeft zicb bet grootste gedeelte
der moderne stad op een yrg lagen bodem (11
tot 20 Ned. el boyen de opperylakte der zee).
Nadat yoorts Bome z||n rang berkregen beeft
als boofdstad yan Italië, zyn er groote nieuwe
wtfken yerrezen, bepaaldeli|k rondom Santa
Maria Maggiore en by de Termen yan Dio-
eUHanms, tot eene l>odemboogte yan 66 Ned.
eL Het bewoonde gedeelte yan bet nieuwe
Bome ligt byna gebeel ten noorden yan bet
oude; een groot aantal zUner woningen yer-
beft zicb op bet Campus Martius. De Nieuw-
stad erlangde baar bedendaagscb yoorkomen
door Jnlimg II, Lêo X^PtmlmlIIeü Sixtui T/
bet onderscbeidt zicb door eene menigte groote,
met paleizen uit de 16de en 17de eeuw y er-
sierde straten en nauwe stegen, die er somber
en yerwaarloosd uitzien. Tot de ceratebeboo-
ren de Corso, de Via Babnino en Bipetta, de
Via Condotti en Angek» Custode, de boog
gelegene Via Sistina en Qnattro Fontane,
alsmede de nieuwe Vla Njurionale met bare
fraaie gebouwen en druk yerkcer, terwyi
de dwarsstraten, de daartosscben gelegene
gedeelten, rondom bet Capitool naar de zyde
yan de Engelsbrug en bet Trasteyere er
slordig «i ellendig uitzien. Ook dAar eyen-
wel ontmoet men gedurig pracbtige kerken
en indmkwelLkende bouwyallen der Ondbeid.
Aan de twee zyden der riyier berinneren de
Via Giulia en de Via Lnngara met bare pa-
leizen aan den tyd der renaissance. Nergens
42
ROME.
ter wereld vindt men soo talrQke monumenten
uit den loop der geechiedeniB. Zonderlinge
yerschVnaelen i||n er voorts de Ghetto of het
Jodenkwartier en In het oosteigk gedeelte de
V Idarbeid in het midden der Btad«
Het klimaat van het oude Rome is door
het verlaten der luideigke hoogten geheel
veranderd. Het is in den winter aeer gunstig
en hlVft alaoo tot in het midden van Juni.
De lente hegint er op het laatst in den aan-
vang van A|vil en reeds tegen het einde van
Mei verschQnt het warme jaargetyde. De ge-
middelde warmtegraad is er dezelfde als te
Napels (15^46 0.), doch is des corners Vji""
hooger en des winters IVs*^ lager. In het mid-
den van den lomer is de stad blootgesteld
aan de malaria.
Van de beroemde zeven heuvelen der oude
stad is de Palatgnsche (52 Ned. el hoog), het
middenpunt van het oude Romeinsche ROk,
ook nu nog met de bouwvallen van Keixer-
igke paleiien bedekt. Op den Mons Capitolinus
verheft lich de kerk Santa Maria Ara Celi.
De Mons Qnirinalis (Monte CavaUo, 65 Ned.
el hoog) torscht een paleis, het Quirinaal ge-
heeten. De Mons Gaelius (Monte Celio, 51
Ned. el hoog) draagt het Lateraan aan het
oostelnde en San Stefitno Rotonde in het mid-
den, terwQl er Oiovanni e Paolo en San
Gregorio aan de westeiyke helling gelegen
lUn. Op den Mons Aventinus (48 Ned. el)
vorrlfien thans Santa Sabina, Santa Balbina,
Santa Prisca, Santa Sabba, en eenige moderne
villa's. Op den Mons Esquilinus (65 Ned. el)
werden op het noordelQk gedeelte Santa Maria
Maggiore en Santa Pudensiana benevens eene
wQk van nieuwe huisen gebouwd, en op het
zuidoosteiyk gedeelte San Plétro in Vincoli.
De Mons Viminalis vereenigt lich met den
Qnirinalis en Esquilinus tot eene hoogvlakte,
waar lich thans het nieuwste gedeelte van
Rome met lyne nationale namen van straten
rondom het spoorwegstation verheft, terwgi
er lich te voren de Thermae Diocletianae
bevonden. B0 dese leven heuvels komt nog
in het noorden der stad de Monte Pindo (66
Ned. el), welke tot dicht bQ de Tiber nadert
en sieh in znidooeteigke richting van haar
verwVderd; hV is thans weder, evenals in ou-
den 4)d, met terrasgewQs aangelegde tuinen
versierd en behoort tot de druk besochte uit-
spanningsgelegenheden der stad. Voorts heeft
men in de vlakte ten luiden van den Mons
Aventinus de Monte Testacdo (46 Ned. el
hoog), een kunstmatig opgeworpen heuvel met
een omvang van 165 Ned. el, grootendeelsuit
scherven van aardewerk bestaande. Het mid-
denpunt van het nieuwe Rome, de Monte Ci-
torio, is ontstaan door de bouwvallen van het
amphitheater van StaÜtku Tamrmt. Op den
rechter oever van de Tiber verheffen lieh,
tegenover den Monte Pincio, de Monte Vati-
caBO met de St Pieterskerk en het Yaticaan-
sehe Paleis, en ten luiden daarvan de Monte
Gianlcolo (Janiculns, 94 Ned. el hoog) met
San Pietro in Montorio en de Acqua 'Paola.
— Van de poorten van Rome vermelden wQ
op den linker oever der rivier: de Porta del
Popoio, de noordelOkst gelegene poort der
stad, gebouwd, naar men meent, volgens eene
teekening van MMde Amgdo^ door Vigmila
en Bernud^ — de Porta Pia, in 1664 door
Piui VI naar een ontwerp van MitkeU Am^elo
gerticht, terwQl te voren zich ten zuidoosten
van deze de Porta Nomentana verhief, — de
Porta San Lorenzo, op de plaats der oude
Porta Tiburtina ,~ de Porta Maggiore, welke
twee antieke waterleidingen torscht, — de
Porta San Giovanni, bQ het Lateraan en naast
de voormalige Porta Asinaria, — de Porta
San Sdbastiano, weleer de Porta Appia, —
de Porta San Paolo, grootendeels het over-
big&el van de Porta Ostiensis, — de Porta
Angelica bQ de Engelsbrug, — de Porta
Cavalleggieri, — en de Porta San Pancrazlo.
yyf bruggen zffn over de Tiber gelegd, en
vier van deze liggen binnen den stadsmuur,
namelQk de Ponte Sant* Angelo (Pons Aelins)
met drie groote en 2 kleine bogen en door
JBemini met standbeelden versierd, — de Ponte
Sisto (Pons Aurelianus), in de middeneeuwen
verwoest, maar onder Paus l^xtuê IV door
Baoeio JPomtdli hersteld, — de Ponte di San Bar-
tolommeo (Pons Cestius) van Trastevere naar
het Tibereiland, ~ en de Ponte di qoattro Capi
(Pons Fabricius) van het Tibereiland naar
de stad. De Ponte MoUe (Pons Milvius) ligt
buiten de stad, en van de overige bruggen
der Oudheid zj|n slechts bouwvallen overge-
bleven. Eene moderne draaibmg loopt van
San Giovanni dei Fiorentini naar den anderen
oever. Door de Porta del Popoio bereikt men
aanstonds de Piazza del Popoio, waar zich
de Egyptische obelisk uit Heliópolis (24 Ned.
el hoog) verheft, welke 8hiu$ V in 1687
uit de puinhoopen van den Circus deed op-
delven en derwaarts overbrengen. Vanhier
loepen 8 zich van elkander verwilderende
straten in de stad, en de mlddenste van deze,
de vermaarde Corso, is 1600 Ned. el lang.
Hoewel zU de hoofetraat is van Rome, bezit
zQ toch geenszins de breedte en de pracht,
die men van de voornaamste wandelplaats
eener wereldstad verwachten kan. De antieke
gevels zUn er slechts 10 Ned. el van elkander
verwüderd en geven haar vooral bQ een be-
wolkten hemel een somber voorkomen. In-
tusschen verleent eene reeks van grootsche pa-
leizen in zuiver Romeinschen stQi aan deze
straat eene indrukwekkende eigenaardigheid.
De Piazza del Popolo, de prachtige moderne
antichambre van den Corso en van de geheele
stad, vormt een zonderling contrast met het
reusachtig middeneeuwsch kasteel, hetwelk
onder den naam van Palazzo di Veneiia den
Corso sluit Sedert Paif2«fir is laatstgenoemde
het tooneel der vastenvermakeiykheden en
der wedrennen. Rechts van den Corso voert
de Strada di Ripetta naar het Pantheon, links
de Strada del Babuino naar de Piazza di
Spagna. Van de kerk TrinitA dei Monti strekt
de Via Sistina zich uit naar de Via Quattro
Fontane en deze naar de kerk Santa Maria
Maggiore. De Corso snQdt rechthoekig de Strada
Condotti, die onder andere namen voortsohrffdt
naar de Ponte di Sant* Angelo. De Via del
20 Settembre leidt van de Piazza di Monte
Cavallo naar de Porta Pia. De Via Lungaia
loopt in Trastevere langs de rivier naar het
Vaticaan. Het grootste openbare plein te Rome
is de Piazza del Circo agonale, welke aan 8
met beeldhouwwerk versierde fonteinen eene
aangenaame koelte ontleent en daardoor wékb
onder water kan worden gezet. Het postkan-
ROME.
43
toor, een alteetutaand gebouw, scheidt twee
pleineii nm elkander, namel0k de Piaisa del
Monte Citorio en de Piazss Oolonna. Het
eente ondencheidt sieh door de Yermaarde
obdU, door At^usins nit den Zonnetempel
te Heliópoldis in het Jaar 10 TÓor Chr. naar
Rome oyetgebracht en door Pitct VI aldaar
gekaatst (t7d8). Ter rechter iQde daarran ver-
heft zkh het door InuoemtHu XII in 1697
geati^te luüds van Justitie, thans tot verga-
derplaats van het Parlement ingericht. De
Piaga Colonna ontleende haren naam aan
de suil Tan Keizer Mareut AmrèlUUf die, on-
der Si^m V door Faniana weder opgericht,
hei Tergnld bronien standbeeld van den apostel
^mmhs draagt. Dit plein is het middenpunt
▼an het stedeiyk ywkeer; rondom de antieke
nü xgn 5 rensachUge gascaadelabres geplaatst
en de militaire mniiek doet er lich gedurig
hoeren. De Piazaa Santa Ifaria Maggiore is
Teisierd met eene obelisk ter hoogte van 147)
Ned. el, welke sieh in vroegeren tQd vóór
hel Mansolenm van A»^usins verhief; haar
top draagt het wapen van Sixtus V. Voorde
8L Pieterskerk bevindt sieh de Piasza di
San Piètio in Vaticano (278 Ned. el lang en
226 breed) , in wier midden sieh 2 fonteinen
en eene op 4 koperen leeuwen rustende obe-
lisk ter hoogte van 26 Vs Ned. el verheifen.
Langs beide sUden van het plein en verbon-
den met de 8t. Pieterskerk loopt de prachtige
kolonnade van .Bfmuii (1667), bestaande uit
284 Dorische suilen ter hoogte van 15 Ned.
eL Men bereikt het Plein van het Capitool
laags eene trap, die by den opgang versierd
ia met 2 leeuwinnen van basalt , terwyi hoo-
ger op de leuning met marmeren standbeelden
is gekroond. Op dat plein verheft sieh het
▼eiiuld bronsen ruitonrtandbeeld van Mareuê
Amdimi, Tegenover de trap verrflst het Paleis
van den Senaat, ter linker sQde het Museo
CSapitoUno en ter rechter sQde het Paleis der
ConservatorL Van den heuvel van het Capi-
tool daalt men af naar het oude Forum Bo-
maanm, waar men de opdelvingen in de laatste
Jaren met Qver heeft voortgezet; hier vindt
men nog den triomfboog van Sepiimiuê Sevê-
vm, de terrassen van den tempel der Con-
eordia, 3 suilen van den tempel van Vespa-
«MHN», den zuilengang met de voornaamste
Bomdnsehe Goden, 8 suilen van den tempel
van Sainrmuij aansienigke overbiyfselen der
Basilka van Caesar, marmeren balustrades
«it den t^d van Drafamuj 8 suilen van den
tempel van Oastor, onderscheidene postamen-
ten, de suil van JPkoeat (eene gecanneleerde
Cofinthische suil van een antiek gebouw) enz.
FriflBChe lucht heeft men er vooral op de
Piassa di Spagna, waar eene door Bêrmni
ontworpene fontein zich verheft. De vermaarde
Spaansche Trap leidt van dit plein naar de
kerk TrinitA dei Monti, waar men een tref-
fend uitzicht heeft op Bome. Ook hier bevindt
sieh eene door JPku VI aldaar geplaatste
obelisk. Andere merkwaardige pleinen s0n:
de Piasza Barberini met het Palaszo Barbe-
rial, — de Piassa dei Termini bQ het stations-
gebonw van den spoorweg met de door Pmm IX
derwaarts geleide fontein der Acqua Maria
en de Baden «van DioelHiamMs, — de Piassa
della F<mtana dl Trevi met de sierigkste fon-
teia van Bome (Acqua Yergine), —de Piassa
di Venezia met het Palazzo di Yenezia, den
zetel van de OostenrUIcsche ambassade, en
het Palazzo Torlonia, — de Piazza della Mi-
nerva met eene antieke obelisk, — de Piazza
del Campo Marzo, — de Piazza della Botonda
vóór het Pantheon, desgelQks met eene obe-
lisk, — de Piazza Pasqnino met het deftige
Palazzo Braschi, — het Forum Tn^anum met
de zuil van Draf anus, — de Piazza di San
Gregorio en het Lateraanplein, ook meteene
fraaie obelisk.
Van de kerken te Bome vermelden wQ de
wereldberoemde St. Pieterskerk btf het Yati-
caan, de begraafj;>laats geacht van den apostel
JPêirut. De oude basilica werd ten tQde van Con-
ëtantijm de Qroote op aandringen van Paus %^
veeter I gebouwd, en wél aan de noordzyde van
den CHrcus van ^«ro, waar vete Christenen den
marteldood hadden geleden. Toen deze kerk
begon te vervallen, nam Nieolaae V het be-
sluit, om haar van den grond af te herbouwen,
en daarmede werd een begin gemaakt in 1450
door den Florent0nschen bouwmeester JBer-
nardo Bo$$ellino. Het werk bleef echter onder
de volgende zeven Pausen rusten, totdat Paus
JmIUu II het weder met kracht opvatte.
&iuliaMo di SoMffoHo en JBramatUe werden met
den opbouw belast. Laatstgenoemde legde
den Paus een ontwerp voor, dat alle vroegere
in schoonheid ver te boven ging, zoodat h||
tot bouwmeester dier kerk werd benoemd.
Den ISden April 1606 werd de eerste steen
gelegd. Het plan van JBramanie stelde een
Grieksch kruis voor met een rensachtigen
koepel, — dat van Gimliamo di SanffoUo eene
grootsche basilica met eene dwarsbeuk en koor
en met den koepel gekroond. Na den dood
van JBramanie werd de arbeid onder het op-
zicht van JRafaèH en Femad voortgc»et, doch
de koepel eerst voltooid door Miohele Angdo
naar een grootsch ontwerp. Vignóla, Pirro
Ligorio en CHaeomo ddla Poria bouwden
daarna voort naar het bestek van Miekele
Angdo, Ongelukkig genoeg werd volgens een
besluit van PauUu V (1605) het beetek door
Garlo Jiadema gewtJzigd. Den 18den Novem-
ber 1626 werd het gebouw ingewQd door
Urhamu VIII. Madema bouwde vervolgens
de 50 Ned. el hooge en 117 Ned. el breede
voorgevel met het voorportaal en daarboven
de I^gia, waar de nieuw gekozen Paus ge-
kroond wordt en vanwaar hO ztjn zegen geeft
aan het volk. Onder Fims VI (1777—1784)
verrees de sacristy. De kosten van den bouw
beliepen 180 millioen gulden en het Jaariyksch
onderhoud vereischt 80000 gulden. Het in-
drukwekkende voorportaal is voorseker het
prachtigste moderne gebouw der stad. Het
inwendige der kerk onderscheidt dch door
eene tr^ende harmonie van verhoudingen en
kleuren en is vooral indrukwekkend onder
den koepel. Hare lengte is van binnen 181
Ned. el. die der dwarsbeuk 187 Ned. el , de
hoogte der middenbeuk 45 Ned. el en die van
den koepel 117 Ned. el. Desolaatste heeft een
dubbel gewelf en daarboven eene lantaarn,
die den bal (2V3 Ned. el in middelign) en
het kruis (4,2 Ned. el hoog) draagt De koe-
pel rust op 4 reusachtige , onregelmatig^vt|f-
sVdige pUaren met een omvang van 71 Ned.
el. Men heeft in die kerk een schat van
prachtige monumenten, fraaie mosaleken en
44
BOME.
copieën van beroemde schilcler0eD. BQ de
laatste pilaar verheft lich het bronzen stand-
beeld van den Apostel Petrus nit de 5de eeuw;
Bt)n rechter voet is afgesleten door de kussen
der geloovigen. Onder den koepel ontwaart
men het hoofdaltaar, hetwelk het altaar der
aloude basilica omsluit; alleen de Paus of
iemand met diens breve voorzien leest er de
mis. Daarenboven breidt een smakelooze taber-
nakel zich uit in den barokstfjl van JBemvn.
Onder dat altaar is het graf van Petrut en
daarvóór de confessione, met eene leuning,
waarop dag en nacht 24 verguld-bronzen lam-
pen branden. Langs eene dubbele trap van
24 treden, van Grieksch marmer vervaardigd,
gaat men naar beneden; aldaar ziet men den
knielenden Pttti F/, een standbeeld van Cb*
nova. Van de beeldhouwwerken in deze kerk
vermelden wQ: eene PiétA van Michde Angélo^
het praalgraf van Sixtus V van PóHajuolo^
dat van CUnuMs XIH van Canowi^ dat van
Pamlui III van Gn^lidmo della Porta en dat
van Piui VII van Tkarwaldsen. In de Stanza
Capitolare, met schilderyen van Giotto en
Melozso da Forlij wordt de oude dalmatica
bewaard, waarmede men de Keizers bfj hunne
kroning als domheeren van St Pieter be-
kleedde. Van de reliquieënzifn er het gebeente
van den Apostel Petrus en de zweetdoek van
de Heilige Veronica het meest vermaard. In
den vloer ziet men er eene plaat van porfier
uit de oude kerk, waarop de KeizerlQke can-
didaat knielde vóór z|Jne kroning, terwyi
hg er züne geloofsbeiydenis aflegde. — Van
de overige kerken noemen wQ: die van San
Qiovann^ in Laterano, de oudste kerk te
Rome en tevens de eigenlijke hoofdkerk van
den Paus als bisschop van Rome, alsmede
na de St. Pieterskerk de aanzieniykste der
stad. Zg erlangde haren naam, toen zy in 908
door Stfgius III vergroot en vernieuwd werd.
Ref ds vroeg heette zU Basilica Lateranensis,
want Constantijn de Oroote, wiens gemalin
Fauita eigenares was van de huizen der familie
Laieranus, deed gedeelteiyk op dezelfde plek
eene paleiskerk bouwen. Hg schonk deze aan
Paus Sylvester I (314—335), en zoo werd zg
de bisschoppeigke kerk der opvolgers van
Petrus, In 1308 werd zg door de vlammen
verworst en, na haren opbouw, nogmaals in
1361. Sederc Oregorius XI was nagenoeg
ieder Paus werkzaam aan de vernieuwing
van deze kerk. Slxtus V deed door Qalüti
den Craaien dubbelen zuilengang aan den noor-
deigken gevel, de Scala Santa en het La-
teraanpaleis bouwen. CUmeiu VIII deed de
dwarsbeuk veranderen en Innooentius X in
1650 de versiering der oude basilica door
Borromini In een zonderlingen stgi wgzigen.
De zuilen werden door zware, door bogen
verbondene pilaren vervangen. De kerk heeft
5 beuken, en men meent, dat het prachtige
houten dak door Micihdê Angelo ontworpen
is. Aan belde zgden overlangs ziet men de
marmeren standbeelden der twaalf Apostelen,
ieder 5 Ned. el hoog, en boven elk van deze
een marmeren relief met tafereelen uit zgne
levensgeschiedenis. De tribune is versierd met
fraaie mozaïeken. De Capella Corsini, door
Alessandro Qaliléi gebouwd, is éene van de
fraaiste der stad. — Naast de kerk verrgst
de merkwaardige doodkapéi San Giovanni in
Fonte, het oudste baptisterium van Rome,
bigkbaar uit den tgd van Comttani^ de OrooU.
zg vormt eene door 2 achthoekige zghenken
omgevene ruimte, waar 8 antieke zuilen van
porfier een drie treden diep doopbekken vmn
groen basalt omgeven. Vóór het baptisterium,
op het midden van het plein, verheft aich
eene obeli^ van rood graniet, 45 Ned. el
hoog en de aanzienigkste van geheel Rome;
zg werd door OonstoMtijm de Qtoote uit He-
liópolia derwaarts gebracht en in den Circus
maximus geplaatst — Aan het^ Lateraanplein
verrgst voorts de Capella Sancta Sanetorum
met de volgens de overlevering door Keizerin
Melena naar Rome gebrachte tn^ van het
rechthuis van Püatus, welke alleen door knie-
lenden beklommen wordt — Tusschen de
Lateraankerk en het Colosseum heeft men de
oude kerk San Clemente, merkwaardig voor
de kennis van den bouw der oude basüioa^s;
zg was reeds in 892 aanwezig, en JoJkamnes
VIII (872—882) restaureerde het thans nog
aanwezige koor. De kerk behoort sedert Ur-
bamu III aan de lersche Dominicanen, werd
in 1073 gedeelteigk door de vlammen ver-
woest, maar bevat nog vele fïreseo's nit de
5de tot de 11de eeuw en prachtige antieke
zuilen. -— Op het Tibereüand verheft zich
de kerk San Bartholommeo op depninhoopen
van een aan Aeteulapius gewt|den tempeL —
In de kerk San Crisoforo in Trastevere vindt
men 22 antieke zuilen van graniet — In de
kerk San Prassede is nog veel uit ouden tgd
bewaard gebleven. Zg werd in 820 door Pa-
êchalis I verbouwd, doch er zgn nog prachtige
mozaïeken en zuilen van het oorspronkeltfk
gebouw. •— De kerk Santa Maria Maggioreia
de vierde patriarchale basilica en ^ne der
firaaiste kerken van Rome. Reeds in 432, toen
yestorius, patriarch van Constantinopel, zich
tegen de benaming Theotokos (aan God het
leven schenkende) verklaard had, werd deze
kerk ter eere van Maria door Sixtus III
verbouwd en prachtig versierd. Daarvan sgn
nog de zuilen, de muren der middenbeuk en
de fries onder de vensters met eene dublMle
rg zorgvuldig bewerkte mozaïekschildergen
overgebleven. Ook de triomfboog is afkomstig
uit de 5de eeuw. De mozaïeken van de half-
koepelvormige tribune evenwel zgn van het
Jaar 1292 en van de hand van Jacopo Tórritu
De 36 antieke Ionische zuilen van blinkend
wit marmer behooren tot de schoonste, die te
Rome worden gevonden, en allerprachtigst
zgn er de kapellen van Sixtus IV en Paulus V
(Capella Borghesia). — De kerk Santa Crooe
en Gerusalemme is afkomstig uit den ond-
Christeigken tgd en éene der zeven hoofdkerken
van Rome. Zg werd in den tgd van Constamlt^m
ds Qroote (336) gesticht binnen den muur van
het Keizerigk Palatium Seasoriannm, doch zQ
is tot viermaal toe vernieuwd. Men heeft er leer
fraaie zolderingmozaïeken naar teekeningen
van Peruzti, — De kerk Santa Maria d^gli
Angeli, het laatste werk ven Miekeie Augelo
te Rome, is het op eene basilica geigkende,
langwerpige middengebouw der ThermaeDic*
detianae; zg is 100 Ned. el lang, 29 hoog^
24 breed, en versierd met acht prachtige an-
tieke zuilen ter hoogte van 18 Ned. eL Men
vindt er vele schildergen en fresoo^s der be-
roemdste schilders. — De kerk del Gein, aan
ROME.
45
de Jenfleten toebehoorende, is éene der
grootste en rierlQkste yan Rome. Twee rtjen
CkyrintUsche en Romdnsche pilasters vormen
den Toorgeyel, en van binnen is zg versierd
met pilaiters van verguld stuoco, met kost-
baar marmer en fraaie fresco*s. — De kerk
Santa Varia sopra Minerva is er de eenige in
Bpitaboogstgi; ^ ontleent haren naam aan de
bouwvallen van een door Domiiiamu gestichten
tempel van Minerva, waar z]} verrees. ZQ is
in 1280 door de Dominicanen gebouwd, en
Otrlo Maderna vernieuwde later het koor. In
1849—1854 werd zQ gerestaureerd en behoort
thans tot de fraaiste kerken van Rome. Kaast
bet hoofdaltaar ziet men er het beroemde
atandlMeld van CkHtius^ door MieheU Angdo^
en in éen der corridors het praalgraf van den
aehilder lUêolej terwQl er voorts de kapellen
▼ersierd zQn met prachtige praalgraven uit de
15de en 16de eeuw. — De kerk San Piétro
in Yineoli, op de zuidwesteiyke helling van
den Esquilinus gelegen, onderscheidt zich door
liet heerigke praalgraf van Julins II door
JfidMe Aiigdo'y ook ziet men er 20 antieke
Dorische zidlen van wit marmer. — De kerk
Santo Maria Ara Celi, op den heuvel van het
Capitoo), was in de middeneeuwen de kerk
van den Senaat en diende meermalen tot
parlementsgebouw; men heeft er 22 antieke
zuilen, fr^co^s van Pwinricchio en sierljjke
praalgraven. — In de kerk Sant' Andrea delle
Yalle z9n beroemde fresco*s van Domeftiehino. -—
De Chiesa nuova, gebouwd door den Heiligen
Füippo Nerif bevat plafondfresco's van Fiétro
da OorUma, 3 beroemde stukken van Bubens en
eenige fraaie schilderden van Federigo Baroccio,
— De kerk Santa Maria in Trastevere, éene
der fraaiste middeneeuwsche basilica's van
Bome, is aan den gevel met mozaïeken van
1148, van binnen met 22 antieke zuilen en aan
de tribune met mozaïeken uit de 12de en 14de
•eeuw versierd. — De kerk Santa Cecilia,
-éene der oudste kerken van Rome, heeft den
ond-christeiyken vorm van een atrium; z|j
vertoont in de mozaïekfries van het voorpor-
taal in medaillons de 820 Heiligen, die aldaar
iqBn bQgezet, in de tribune een middeneeuw-
•achen vloer, onder het hoogaltaar het liggende
t>eeld der Heilige CeciHa van de hand van
St^fano Madema en boven dat altaar een
marmeren tabernakel van Amolfo di CamHo
(1283). — De kerk van San Lorenzo fnori Ie
Mnra is éene der patriarchale kerken van
Some : het achterste gedeelte dagteekent van
:578, het voorste van 1220, en de antieke
«aüen met prachtige kaplteelen, het mozaïek
van den triomfboog van 578 enz. verheffen
haar tot éene der merkwaardigste kerken van
l^me. — De basilica Santa Sabina, de grootste
kerk op den Aventinus en in 422 gebouwd,
bevat nog de 24 oude, prachtige Corinthische
zuilen van Parisch marmer, welke te voren
tot een gebouw der Heidensche Oudheid (ver-
moedeljk tot den tempel van Diana) hebben
behoord. — Talrgke kerken, te veel om te
noemen, bevatten er kostbare kunstge wrochten.
Onder die, welke uit antieke tempels ontstaan
^n, bekleedt de Santa Maria la Rotonda,
het aloude Pantheon, de eerste plaats. Oor-
spronkeiyk behoorde dit gebouw by de Thermae
van Agrippa en was als tempel aan JupUtr
JTUor gewyd, doch werd in 609 door Bonifa-
cw$ IV in eene Christeiyke kerk herschapen.
Haar bouwmeester was Vcderius van Ostia.
Z{| bestaat uit eene zeer ruime cella met een
koepel en een vierkant voorportaal, is ver-
sierd met 16 zuilen van Egyptisch graniet en
maakt een overweldigenden indruk. — Buiten
de stad aan de Via Appia verheft zich de
kerk San Sebastiano, in wier nabjjheid in
1854 de vermaarde catacomben onder de le|- .
ding van Bosn opgegraven z|]n. Het onder-
zoek bevestigde de meening, dat de catacom'-
ben opzetteiyk aangelegde groeven zQn, welke
aan de eerste Christenen tot gemeenschappe-
lyke begraaf)[)laat8 dienden. Tusschen de Via
Latlna, Appia en Ardeatina is tot op aan-
merkeigken afistand van den muur der stad
iedere hoogte uitgehold. Het oudste opschrift
is er van het Jaar 107. Ten tyde van Paus
Damastu werden er marmeren gedenksteenen
met opschriften geplaatst. Eerst in 1593 begon
Antonio Bosio deze begraafplaatsen te door-
zoeken, en in 1854 ontdekte Bosn de grafistede
der Pausen uit de dde eeuw (zie Catacomben).
Onder de paleizen te Rome bekleedt het
Yaticaan, de residentie van den Paus, wegens
zyn omvang en zyne kunstgewrochten de eerste
plaats. Het is een langwerpig gebouw, onder
een scheeven hoek zich aansluitend aan de
St. Pieterskerk, en men kan het niet zoozeer
een paleis als eene reeks van paleizen noe-
men, waarin men 20 binnenpleinen en meer
dan 200 trappen telt. Langs de prachtige
Scala Regia bereikt men er de grootsche Sala
Regia, eene met uitmuntende fresco's versierde
voorzaal. Vanhier doorwandelt men eene on-
afzienbare reeks van ^aanderyen, waar de kost-
baarste gedenkteekenen der Oudheid en de
kunstwerken der grootste meesters van den
nieuweren tyd zyn tentoongesteld. In de be-
roemde fresco's heeft er de kunst van Bafaêl
het toppunt van volkomenheid bereikt. Prach-
tige gaanderyen en zalen zyn er versierd met
standbeelden , vazen , candelabres enz. der
Oudheid. Van de standbeelden vermelden wy
de Laoeoöngtoe^ ^ Sermesy Apollo van Bel-
vedère, den torso van Hercules en den Apoxy-
omenus of den zich relnigenden athleet. De
meestberoemde kapellen van het Yaticaan zyn
de Paulinische en de SixtynSche. De eerste
bevat muurschiideryen van Michele Angelo^ —
de tweede van dienzelfden meester het Laatste
Oordeel en de prachtige pl&fondschilderyen
met de Schepping, den val der eerste men-
schen, de redding by den Zondvloed, profeten,
sybillen enz. Het bouwen van het Yaticaan
nam een aanvang omstreeks het einde der
5de eeuw, maar het is vervolgens door ver-
schillende Pausen veranderd, hersteld en ver-
groot. De grootste Italiaansche bouwmeesters,
zooals Bramante^ SangaUoj Fontana^ Madema,
Bemini enz., hebben aan dat gebouw hunne
talenten gewyd, hetwelk thans eene lengte
heeft van 351 en eene breedte van 234 Ned.
el. Loggiën, onder Paus Julius II door Bra-
mante ontworpen, zyn onder Leo X door
BafaSl voltooid, naar wiens teekeningen de
arabesken en tafereelen in de 13 eerste koe-
pels der tweede verdieping door Johan van
üdinoj die ook de arabesken der eerste ver-
dieping vervaardigde, Oiulio Bomano, Benni
en anderen al fresco geschilderd zyn. Yan-
daar komt men in de feestzalen van Leo X,
46
ROME.
de ffltuae (kamen) van BaMl" genaamd.
Men heeft er 4, nameigk: la stania deir In-
cendio, met den brand van Borgo, door den
meester lelven gepenseeld, terwQl de overige
tafereelen door lUne leerlingen lUn afj^ewerkt,
— la stania della Segnatnra door BafM ten
tyde van JuUmm 11 beschilderd — la stansa
di EUodorOy — en de Sala di Costantino (zie
ook onder Safaël), Van de meesterstukken
der Bchilderyenvenameling in het Yaticaan
vermelden wt|: de ,|Tran8flgnratie** van i^/b^
en de „Madonna di Foligno". In het Appar-
temento Borgia bevinden sich de gedrnkte
boeken der bibliotheek. Men heeft er voorts
eene venameling van 24 000 handschriften, —
alsmede miniaturen nit de 8de eeuw en een
Moseo cristiane met voorwerpen uit de cata-
comben, kunstwerken in ivoor, cameeSn en
reliéfii, en ook een antiek schüderstnk, de
vermaarde „Aldobrandinische Bruiloft*'. In eene
aÜMnderlUke gaandery (corridor) worden er
de tapQten bewaard, waarvoor Rafaël in 1615
de cartons vervaardigde. Door middel van een
overdekten gang ter lengte van 1 600 schreden
is het Yaticaan verbonden met den cirkelvor-
migen Engelbnrcht (Castello di Sant' Angelo),
het bruggehoofd bg de Tiber tussohen de
Pieterskerk en de stad Rome. Deie burcht,
oorspronkelQk door Keizer Hadriamui tot be-
graafplaats voor zQn geslacht bestemd, is een
op vierkante basis geplaatste cylinder met
eene middeliyn van 60 Ned. el en door Paus
AlêxandêT VI tegen het einde der 16de eeuw
in eene citadel herschapen. Op den top van
het gebouw bevindt zich het bronzen beeld
van den aartsengel Miehaël, waaraan de burcht
zQn naam ontleent. — NabQ de kerk San
Oiovanni verheft zich het panselUk Lateraan-
paleis, door Cknutantijn bO ztjn vertrek naar
Constanünopel aan den bisschop van Rome
geschonken. Na dien tyd hadden de Pausen,
tot aan de verplaatsing van den H. Stoel
naar Avignon, in het Lateraan hun zetel.
Nadat het oude paleis eene prooi der vlam-
men was geworden, liet 8ixtu9 V door Da-
mtmico Ttmtcma een nieuw paleis bonwen, dat
onder OregorUu XVI gerestaureerd werd.
Het bevat het Museo Lateranense, een ka-
binet van oudheden met kostbare voorwerpen.
— Later was het Quirinaal (Pallazzo Qairi-
nale) het zomerverbiyf van den Paus. Het
wordt wegens zifne reusachtige antieke beel-
den van paarden ook wel het Palazzo di
Monte Oavallo genaamd, heeft fraaie tuinen
in de Rione di Trevi en is thans de residentie
van den Koning van Italië. Het heeft eene
minder ongezonde ligging dan het Yaticaan.
Het is op den linker oever van de Tiber on-
geveer bi het midden van de stad gelegen,
ten tyde van Gri^orius XIII in 1673 gesticht
en onder Pauli, V in 1608 door Madema
voltooid. — Op de Piazza del monte Gitorio
verryst de prachtige, door Bemimi tuFmUana
gebouwde Curia Innocenziana, thans het
Parlementsgebouw. Daarenboven vermelden
wQ: het paleis der Apostolische kanselary
(Cancellaria), door Bramante voltooid (1610),
met een voortreffelQken gevel, — het reeds
meermalen genoemde Palazzo di Yenezia, öen
der grootste gebouwen van Rome, uit den
aanvangstyd der renaissance, — het gebouw
der Sapienza, — het groote Hospitaal, — het
Collegio Romano, — en de schouwburgen
ApoUo en Argentina. Eindeiyk maken wQ
gewag van het Capitool (Campidoglio), be>
staande uit het voormalig paleis der Séaatoreiiy
thans dat der stedeiyke ambtenaren, met eene
prachtige trap van Miekdê Amgdo, en no^
twee i^eizen daarnaast, — het Museo Capi-
tolino, — en het palazzo dei ConservatorI
beide door JliickeU Angdo ontworpen en, n»
het Yaticaan, met de beroemdste kunstge-
wrochten der Oudheid gevuld.
Yan de particuliere paleizen vermelden wtf:
het paleis Barberini, op den Quirinus gebouwd
door Madêmoj Bortommi en 2?«^iitJM, met eene
door P'Utro Cortona beschilderde zaal, een
voortreffeiyk museum van schilderyen met
stukken van Bafaël en Guido Bemi, firaide
beeldhouwwerken en eene boekery, — het
paleis Borghese, naby de Ripetta, in zyn
oudste gedeelte een meesterstuk van Marümo
Luwsfhi (1690), met een prachtig museum,
wai^ zich stukken bevinden van BafaSl^
Corrêff^j TUiaam enz^ — het paleis Oorsini
in Trastevere, waar Koningin (^kritüma van
Zweden haar verbiyf hield en in 1689 over-
leed, met een ryke kunstverzameling, eene
boekery en een fraaien tuin, — het paleis
Famese, aan het evenzoo genoemde plein,
éen der prachtigste gebouwen van Rome en
een type van een Romeinsch paleis, gebouwd
door SangallOf JÜicheU Angdo en Qiacomo
ddZa Pofïoy met voortreffeiyke pl&fondftesco's
van de gebroeders Cartacd^ Domemichino en
€hndo Eemiy — de villa Famesina, een bevallig
gebouw in renaissanceetyi. door Pérvm (1609)
ontworpen, met heeriyke frescotafereelen,
door Rafaël ontworpen en door Oiulio Eo-
mono geschilderd, en met eene „Oalatea"van
Rafaël zelven, — het groote paleis Colonna,
by het Quirinaal, met uitmuntende schilde-
ryen, — het paleis Rospigliosi met eene be-
roemde zolderingschildery, „ Aurora*\ van CHêüo
Reniy — het paleis Doria en het paleis Sclarra
met kostbare schilderyen, ~het paleis Spada,
met het standbeeld van Pamp^uty waarnaast
volgens de overlevering JuUns Caesar vermoord
werd, met het antieke standbeeld van ArU-
tóteUê en met vele antieke reliéfs, —alsmede
de paleizen Pamftli, Mattel, Yalentini, Fal-
coni6ri Chigi en Torlonia. Onderscheidene
paleizen dragen wegens de daarby aanwezige
tuinen den naam van villa, zooals de YUla
Medici op den Monte Pincio, — de Yilla
Ludovi^ op denzelfden heuvel, met eene
merkwaardige verzameling van oudheden, —
de Yilla Mattel op den Monte Cello, — de
Yilla Albani, met eene prachtige verzameling
van beeldhouwwerken, — de Yilla Borghese,
vóór de Porta del Popoio, met een heeriyk
park en zalen met keurig beeldhouwwerk, —
de Yilla Pamfill, met een druk bezocht
park, enz.
Yan de gebouwen van het oude Rome ver-
melden wy in de eerste plaats de merkwaar-
dige overbiyfselen van het Forum Romanum
(Campo Yaccino), van den voet van het Ca-
pitool langs den Palatynschen heuvel zich
uitstrekkend naar het Colosseum. De grond,
door het puin der eeuwen aanmerkeiyk opge-
hoogd, is er sedert 1871 weder geheel ont-
ruimd. Diar ziet men den triomfboog van
SepHmius Severuty zuilen van de tempels van
ROME.
47
Ve^poiiamu^ Saimrmmg en Oatiar^ de over-
blSMen der BuiUca Julia ea de grondslagen
▼aa den tempel van Caesar. Tegenoyer dezen
laatatoa yerheffen deh de znilen en de fries
Tan den tempel van FamHna en van Aniomnusy
ea verder noordwaarts de overblQftelen van
bet Foram van Ai^ushu en van den tempel van
Kan VHoTf waarvan nog 4 prachtige inilen
iQn gewaard gebleven. Niet ver vandaar
vindt men bet Fomm van TYctfamu met de
trlomfkoil van desen en met de overblUfiselen
der Basüiea Ulpia. Verder inidwaarts volgen
de overblffeelen van den tempel van Minêrva,
die van een dubbelen tempel en 3 grootscbe
bogen der Baalica van Ckmttant^, Op den
kam der Velia verheft zich de triomfboog
van TUusj ter gedachtenis van lüne zegepraal
op de Israëlieten. Ten noordwesten van dezen
verryst de Palat^nscbe heuvel met de over-
blilMen van het Keizerlt)k paleis van Flavmtj
van den tempel van Jvpiter Vietor en van
het hniB van den vader van TUerius met
merkwaardige schilderyen, — voorts de bouw-
vallen der paleizen van TOmuff, CaUgula
enz. Bovenal verhefffBu zich met indrukwek-
kende pracht de zuilengangen van het Colos-
aeum, te voren het amphitheater van Flavtus^
bestemd voor gladiatoren- en dierengevechten
en doorweekt van het bloed der Christeiyke
martelaren. Op het voorplein verheft zich het
voetstuk, waarop te voren het koperen stand-
beeld van Nero was geplaatst. Verder naar
het noordwesten bevindt zich de Meta Sudans,
eene vermaarde fontein van DomUianue, Achter
deze heeft men den indrukwekketfden triomf-
boog van OonsiamHjn, en verder naar het
ooeten de overblQftelen van de Thermaevan
TUtu en tnal versierde gangen van het Gou-
den Huis van Nero, B0 de poorten der stad
en in de Campagna ontdekt men gra^laatsen
nit den t||d der Keizers en ook enkele uit
dien der Republiek. Ten noordoosten van de
Porta Maggiore liggen de overblQféelen van
den koepelvormigen tempel der Minerva Me-
dica. In de stad, bQ de Porta del Popoio,
heeft men het ronde Mausoleum van Au^tutut,
— voorts de zuil van Marouê Awrelws op de
Piazza Colonna, versierd met reliéfs en door
^xtm V met een standbeeld van Pamlue ge-
kroond. Niet ver vandaar verheft zich het
fraaiste en best bewaard gebleven gedenktee-
ken nit den tgd der CEiMar«,het Pantheon. Van
den Circus van DonnHanne i& weinig overgeble-
ven. Aan de andere z|)de van de Engelsbrug
zietmen de begraaf)[>laats van Keizer Sadrianus.
Het eiland in de Tiber heeft nog alttjd zffne
antieke gedaante, nameltfk die van een schip,
en het Campo Maccao bewaart de herinne-
ringen aan het leger der Praetorianen. BQ het
spoorwegstation en elders ziet men nog ge-
deelten van den wal en van den muur van
Serwm en op de Piazza dei Termini de
grootscbe overbiyitelen der Thermae Diocle-
tianae, — bQ de Pescaria den antieken hoofdin-
gang naar den Porticus Octaviae met gevel en
zuilen, — niet ver vandaar de overblQftolen
van het theater van Marcellus, — dichter bQ de
rivier den tempel van de Fortuna Virilis en
van dien van Vesta, dezen laatste met 20
fraaie, in een kring geplaatste zuilen. By
San Giorgio in Velabro staat nog de antieke
Janus Qimdrifrons, een boog met 32 nissen
voor standbeelden van Goden, daartegenover
de eerepoort van Septtmims Severus^ en niet
ver vandaar opent zich de ingang naar de
uitstekend bewaard gebleven Cloaca Maxima.
Aan den voet van den Palatynschen heuvel
heeft men den Circus Maximus, éen der
grootste gebouwen uit den tyd der Keizers,
met overbiyfiselen van wagenhokken (carceres).
Voorts vermelden wy de prachtige puinhoopen
der Thermae van CairacaUa^ te voren de
weelderigste baden der wereld, — by de
Porta San Sebastiano den Circus van Maxei^
iUtSf en aan de Via Appia talryke begraaf-
plaatsen. Vooral de waterleidingen zyn trotsche
gedenkteekens van het oude Rome ; vier van
deze worden thans nog gebruikt, nameiyk de
Acqua Vergine, vernieuwd in 1450 en eene
der fraaiste fonteinen, de Fontana di Trevi,
vormend, — de Acqua Marcia, die eene fon-
tein doet ontspringen op het plein vóór het
spoorwegstation, — de Acqua Felice, — en
de Acqua Paolo met de Fontana Paolina op
den Janiculus en de beide Fontane del Vaticano
op het plein der St Pieterskerk.
De inrichtingen van onderwys te Rome heb-
ben in den Jongsten tyd eene belangryke her-
vorming ondergaan. De universiteit heeft thans
geene theologische faculteit en telt in de
rechtsgeleerde 12, in de geneeskunde 24, in
de wis- en natuurkunde 16 en in de letter-
kundig-wysgeerige 12 hoogleeraren. Daarmede
zyn verbonden : de Bibliotheca Alessandrina,
6 inrichtingen voor kliniek, gehoorzalen voor
anatomie, pathologische anatomie, proefonder-
vindeiyke physiologie, vergeiykende zoölogie
en anatomie, practische pharmacle, materia
medica, wiskundige natuurkunde, geologie,
proefondervlndeiyke natuurkunde, eene nieuwe
sterrenwacht op het Capitool (het oudere is op
het Collegio Romano), een botanische tuin en
een scheikundig laboratorium. Tot de inrich-
tingen van onderwys behooren voorts: het
technisch instituut Leonardo da Vlnci, de
Koninkiyke school voor ingenieurs, het Ko-
ninkiyk lyceum Ennio Qnirino Visconti, on-
derscheidene technische scholen, eene kweek-
school van onderwyzeressen en eene Konink-
iyke school van schoone kunsten. Vooral is het
lager onderwys er met renzenschreden voor-
uitgegaan. Het aantal scholen is er van 1870—
1874 van 46 Jongens- en 25 mei^esscholen tot
145 Jongens- en 179 mei^esscholen geklom-
men, en het aantal leerlingen is in dien tyd
meer dan verdubbeld. Ook de avondscholen
voor volwassenen vermeerderden in genoemde
Jaren van 101 tot 428, — de zondagsscholen
van 231 tot 251, — en het aantal leerlingen
aldaar van 1883 tot ruim 18000 en van 1139
tot 7493. Tot de inrichtingen van onderwys
onder het bestuur der geesteiykheid behooren
er de Pauseiyke Académie (Accademia Pon-
tificale dei Nobili ecclesiastici), — het Semi-
nario Romano, het Seminarie Francese en
een aantal geesteiyke collegiën. Van de ge-
nootschappen voor kunst en letterkunde noe-
men wy: de Reale Accademia di Santa
Cecilia, eene vereeniging van professoren in
de muziek, -— de Accademia Romana di San
Luca voor schoone kunsten, — het Regio Is-
tituto dei beir arti, — de Artistica Conm-
gazione dei Virtuosi al Pantheon, — de Ko-
ninkiyke Philharmonische Académie, — de
48
BOM£.
Societü nnivenale dei Qoiriti, ~ de Accademia
degli Areadi,— -de Accademia philodrammatica,
— en de Accademia Bomana degli Ingegnieri,
Architetti e Agronomi. Van de openlMire boe-
kertfen yermelden wt| : de Biblioteca ApostoUca
Vaticana (zie boven), — de Biblioteca Casanata
met 200000 deelen en 2000 handschriften,
— de Biblioteca Angelica met 150000 deelen
en 2000 handschriften, — de Biblioteca Ales-
sandrina met 90000 boelLdeelen, — de Bibli-
oteca YaliceUiana met 25000 deelen en 3000
handschriften, — de Biblioteca Barberini met
100000 deelen en meer dan 10000 handschrif-
ten, — en de Biblioteca Chigiana met 40000
deelen. Ook heeft men er aanzieniyke kloos-
terbibliotheken, looals die der Jezuïeten met
70000 deelen, de Biblioteca Bonaventura met
16000 deelen, enz.
Men heeft te Rome een groot aantal in-
stellingen van weldadigheid. Tot de voornaam-
8te hospitalen behooren er : San Spirito in Sas^
de zetel der kliniek, waarmede een krank-
zinnigengesticht en een vondelingenhois ver-
bonden zQn, — San Salvatore in Laterano, —
San Qiacomo in Aognsta met de chimrgische
kliniel, — Santa liaria della Consolazione
met operatiezalen voor mannen en vroawen,
— San Oallicano voor huidziekten, — en
San Bocco voor kraamvrouwen. Voorts heeft
men er: Santa Trinita dei Pellegrini voor
herstellenden, — San Qiovanni di Dio voor
koortslOders, — Santa Qalla voor schurft, —
San Sisto en San Michele voor gebrekkigen,
— en Santa Maria in Capella voor chronisohe
ziekten. De belangrykste liefdesgestichten zQn
er: San Michele a Bipa Grande voor ouden
van dagen, knapen en meicdes, — Santa
Maria degli Angeli voor weezen, — Tatta
Qiovanni voor arme arbeidersknapen, — Sordo-
Muü voor doofttoounen, — Yigna Pia voor
arme knapen, die zich op den landbouw willen
toeleggen, — Conservatorio di San Spirito,
een vondelingenhuis, — en eenige nachtver-
blQven. Daarenboven heoft men er 5 wees-
èuizen, talrfjke bewaarscholen, 9 w^kplaatsen
voor armen van verschillende natiën, enz. —
Nadat Bome in bezit genomen werd door de
Italianen, zQn de schouwburgen er eiken dag
geopend; de aanzienltjkste van deze zijn er:
bet Teatro tor di Nona, doorgaans ApoUo
^heeten, by den Ponte Sant* Angelo, voor
opera en ballet, ^ het Teatro Argentina voor
hetzelfde doel, — het Teatro Valle voor
treurspel, bljjspel en klucht. ^ het Teatro
Capranica voor treurspel, blDspel en ballet,
— het Teatro Metj^stasio voor het volk, —
het Teatro Valletto voor vaudevilles, — het
Teatro Rossini voor opera en tooneelspel, —
het Teatro Quirini voor spektakelstiücken, en
het Teatro nuovo voor marionetten. Tot de
volksvermaken behooren er inzonderheid de
kerkeiyke feesten en plechtigheden in den vas-
tentyd. de opvoering van het beroemde „Mi-
serere*^ van AlUffri in de Sixtynsche kapel,
de zegenspreking van den Paus „UrbietOrbi
(over de stad en den aardbol)" op groenen
donderdag, de voetwassching der Apostelen
door den Paus, het zingen der beroemde mis
van Paus MareelUtêy op muziek gebracht door
JPdUstrima, by wier „Oloria*" al de klokken
der stad beginnen te luiden, en op Paasch-
. zondag eene groote mis, door den Paus zelven
bediend, de vereering der reliquleën en de
algemeene zegensprdüng door den Paus,
waarna eene illuminatie van den koepel der
St. Pieterskerk en een grootsch vuurwerk op
den Engelsburcht de reeks der plechtigheden
besluiten.
Bome is de zetel van de hoogste coliegiCn
des Byks, nameiyk van de ministerieele depar-
tementen, van den Staatsraad en van den
Senaat, van de Rekenkamer, van eene prefec-
tuur, van een Hof van appèl, van eenige
andere rechtbanken enz. De stad telde in
1840 byna 155000 en in 1881 nüm 278000
en als gemeente ruim *800000 zielen, zoo-
dat zy in aantal inwoners onderdoet voor
Napels en Milaan. Het karakter der Romeinen
is ernstig, bedachtzaam en gematigd en bun
voorkomen onderscheidt rich door eene edele
fierheid. Zy zyn zeer ontvlambaar, van onda
trotsch op hunne waardigheid en by eene
groote mate van hartstochteiykheid zeer geneigd
tot rust, welke intusschen aanmerkeiyk ver-
schilt van traagheid. Zy zyn zeer gehecht
aan hunne zeden en gewoonten, en de aan-
zieniyken betrachten met nauwgezetheid de
voorschriften der étiquette. Het uitwendig
vertoon voert er eene onbeperkte heerschappy ;
een godsdienst zonder schitterende plechtig-
heden zou er geen byval vinden. De pracht
der kerken staat daarmede in het nauwste
verband. Ook in de wetenschappen, die inp
zintuigeiyke waarnemingen berusten, zooala
sterrenkunde, natuurkunde en oudheidkunde,
maken de Éomeinen de meeste vorderingen,
zy hebben gevoel voor het sieriyke, en dit
biykt zoowel in de uitstalling hunner waren
als in de onvergeiykeiyke schoonheid hunner
kunstgewrochten, — voorts in den tooi van
vrouwen en mannen. G^ezelligheid op open-
bare plaatsen of in vriendschappeiyke kringen
is voor den Romein en in het algemeen voor
den Italiaan veel meer eene behoefte dan voor
den zoon van het Noorden. In zyne woning
daarentegen is hy met zeer weinig tevreden.
By de gebrekkige opleiding van den Romein
uit de lagere standen is hy ongemeen vlug
van verstand, bevatteiyk, scherpzinnig en
geestig. De Romeinen bekommeren zich wei-
nig om vreemde talen, maar leggen zich met
yver toe op hunne moedertaal en op het La-
tyn. £r heerscht te Rome eene gestrenge af-
scheiding der verschillende standen. De hooge
adel zondert zich doorgaans af; het hoofd van
het geslacht draagt den oudsten titel en de
oudste zoon na zyn huweiyk den daarop vol-
genden titel van het stamhuis. De adel heeft
een groot gedeelte der Oampagna in bezit,
en sommige adeliyke geslachten behooren tot
de ryksten des lands. Tot den hoogeren mid-
denstand behooren er, behalve de ambtenaren,
de pachters der Campagna, de kunstenaan
en de groote kooplieden. Eigenaardig is b8
de lagere volksldassen de dichteriyke vermen-
ging van oude sagen met Bybelsche legenden.
De Romein heeft een aangeboren talent voor
muziek, en hy zingt met eene heldere, zui-
vere, volle, krachtige stem, en op het land
is er de saltarello een nationale dans. Ook is
hy een hartotochteiyk bezoeker der opera. De
Romeinsche vrouwen hebben de antieke li-
chaamsvormen getrouw bewaard; haar hoofd
en buste zyn ongemeen schoon, en In dit op-
ROME.
49
iMit is Rome de moedentad der TronwelUke
flohoonlield.
Te Boine worden alle openbeie ea huiie-
qke bedrgvea op ttnott Terriclit; het drOyen
Tia koopmsnieluip ytli er sterk ia den imaakY
ireelmeer dan het beoefenen van een inspanning
elKhend handwerk. Is evenwel de Bomeln
aan het werk, dan Tolhrengt hg i||ne taak
met tver en op eene degeigke wHm. Daarhg
is hS in lOne levenswys leer matif ; een kop
koffie is iQn meest gdiefde dnuil^ en onder
de sterke dranken geeft hQ de voorkenr aan
een gbuutfe rosoglio. In de lagere yolksklassen
koopt de man lerensmiddelen op de markt,
in het slaehthnis ens. en brengt ie in i||n
fonlard naar hnis, terwQl sOoe vronw voor
de waseh en voor de kleeding lorgt De Bo-
meinsche rroow brengt een groot gedeelte ran
haren vrOen tQd door aan het yenster; des
avonds tegen het „Ave Maria'* doet iQ eene
wandeling in den Corso of op den Pincio,
en sl|t het overig gedeelte van den avond
gaarne in de opera. Het ongehuwde meiq|e
.wordt er nauwlettend bewaakt, en minna-
rOm erlangen er aanstonds een ernstig ka-
rakter. De gehuwde vrouwen hebben den
naam, dat 4 allicht aanleiding geven tot het
aanknoopea van teedere betrekkingen met
anders mannen; velen echter noemen dit eene
onrechtmatige verdenking. In vele oplichten
heerseht te Rome een kl^nsteedsche geest,
en men kent er elkander veel beter dan in
andere groote steden. Nadat Bome de hoofd-
stad des KoningrQks gew<^en is, lOn ledig-
nng en bedeUi^ er aanmerkeigk verminderd.
Ook het aantal misdreven is er niet soo groot
als te voren.
Handel en ngverheid iQn te Bome niet van
groot belang. Men vervaardigt er kunstbloe-
men, parftoierieCn, laken, igde, hoeden,
handschoenen, maskers, luunmen, chocolade,
snaren, parels, gouden en silveren voorwer-
pen, verven, monïekwerk, sOden linten ens.
Tot de invoerartikelen behooren er koloniale
vraren, geaoute en gedroogde visch, manu*
tecturen, wQu, gedroogde druiven, oranje-
iqypelen, v|gen, marmer, verf hout en graan,
en tot de nitvoerartikelen huiden, Umsvel-
ien, lompen, potasch, wensteen, graan en
pouBOlaanaarde uit de omstreken van Bome.
I4mgs de Tiber ontvangt Bome hout, steen-
kolen, wfn en graan. Van de credietinrich-
tingen noemen wQ er de Banca Bomana en
de Banca generale. Men heeft er spoorwegen
naar NapeU, naar Pisa en over Foligno naar
Florence en Ancona. De talrQke villa's om
en in de stad bieden heerlUke gelegenheden
«an voor wandelingen. In de iMtsten tyd is
•een gedeelte van den Monte Pincio tot eene
cpenbare passeggiata voor ruiters en voetgan-
gers in gereedheid gebracht De Ccmo dient
neer tot vertoon, dan tot uitspanning; vooral
^ ion- en feestdagen is het gewoel der me-
^gte er verbaiend groot. Het levendigste
pimt der stad is echter de Piazsa Colonna.
Omtrent de ffêtekiedemi van Bome na den
ondergang van het WestRomeinsche Byk —
omtrent die van den OndBomeinschen Staat
sie onder — vermelden wy het volgende: toen
Bome in 476 had opgehouden, de hoofdstad te
weiea van het Bomeinsche BQk, had st reeds
^eel van haren voormallgeD glans verloren. Tot
xin.
tweemaal toe was sy door de Barbaren geplun-
derd, in 410 door Alarik en in 456 door de Wan •
dalen. Het aantal inwoners was aanmerkeltfk
verminderd ; wél verhieven er sich nog altyd de
prachtige antieke gebouwen, maar ii waren
van hunne sieraden beroofd en de Heiden-
sche tempels werden niet langer beaocht Bome
was eene ChristelOke stad geworden, en de
eenige nieuwe gebouwen, welke er verreaen,
waren kerken. Ook onder de heerschappQ van
Odoae&r en Tkêod&rik bleef de aloude vorm
van het stedelQk bestuur bewaard; de Senaat
en de Consuls stonden er aan het hoofd der
aaken, en een prefsct vertegenwoordigde den
Koning, die veelal te Bavenna ayn verbluf
hield. Tkêod&rik deed veel ter bewaring der
klassieke gebouwen, benoemde tot dat einde
bepaalde bouwmeesters en stond daarvoor de
noodige geldmiddelen toe. Nog altyd dienden
het theater en de Circus tot het geven van
tooneelspelen en feesten, terwyi het Jacht ma-
ken op dieren de plaats bekleedde van gla-
diatorengevechtcn. Gedurende den oorlog der
Oost-Oothen tegen BeUêornu moest Bome tot
tweemaal toe (537—688 en 547) eene belege-
ring verduren, waarbü tal van gebouwen ver-
woest en het cgfer der bevolking aanmerkelQk
verlaagd werd. Dit laatste wees nog 50000
sielen aan, toen Bome in 554 weder met het
OostBomeinsche Byk vereenigd werd. De
Bomeinsche adel echter was door armoede
vernietigd en lOne plaats werd ingenomen
door eene menigte priesters, aan wier hoofd
lich de biMchop bevond, die (nameigk Chre-
^orttff /) door sQu supremaat over de Wes-
tersche Kerk Bome tot het middenpnnt verhief
eener nieuwe wereldheerschappü en aan de
stad het verlies van hare paleiien en tempels
door de stichting van prachtige basilica*s ver-
goedde. Vooral toen het overig gedeelte van
Italië door de Longobarden nagenoeg geheel
aan het OostBomeinsche Bt)k was ontrukt,
terwfjl Bome, schoon slechts in geringe mate
beschermd door de Grieksche exarohen, niet
onderworpen werd aan hunne heerschappQ,
verhief sich de Paus tot oppersten wereldigken
gesagvoerder in de stad. Wat iQ van dat
oogenbllk werd, was zQ aan de Pausen ver-
schuldigd. Toen desen door de schenking van
Pipifn en van Karél dê QtooU den KerkelQ-
ken Staat verkregen en toen Karêl de Chroate
in 799 zich te Bome liet Inronen tot keiser
van het oude Bomeinsche B||k, gaf de stad
haren naam aan eene nieuwe wereldheer-
sohappg. Beeds was sg als de stad der Apos-
telen en marielaren in het oog der geloovigen
eene heilige stad en het doel van talrOke pel-
grimstochten. De val van het Frankische
wereldgebied sleepte echter ook Bome mede;
in 846 werd de stad op den rechter oever
van de Tiber door de Saraceenen geplun-
derd, waarop Paus L&o IV haar versterkte
(CittA Leonina). De Pausen, van de Keizer-
lUke bescherming beroofd, sagen zich ge-
dwongen, den oorlogzuchtigen leenadel, welke
ook in den Kerkeltfken staat zich verhief,
groote macht toe te kennen en hem het
bezit der Kerk als leen op te dragen, zoo-
dat ztl eerlang op eene Jammeriyke wQze
van dien adel af hankelQk werden, vooral van
de Graven van Tusculum. Van die afhanke-
igkheid werden zQ het eerst vrygemaakt door
4
60
ROME.
den DnitBehen Koning Oiio I, die in 968 de
Roomsclie Keisenkroon met de Doitsehe Ko-
ningskroon vereenigde. Oito I en vooral iQn
kleinioon Otto III hadden niet weinig te
strtlden met den overmoed en de aanmatiging
van den Bomeinsclien adeL In 998 werd de
opstand van OreteeiUiuê op eene bloedige wQxe
gedempt, maar na den dood van Oüo III
(1002) maakten de Graven van Tnscnlnm lich
wederom meester van het gesag, inionderheid
van het plaatsen van Pausen op den Heiligen
Stoel, en de adel vormde een alkonderlQken
stand met een senator aan het hoofd, die voor
het wereldiyk bestanr en de rechtspraak zorgde.
De verwoeste en vervallen gebouwen der
Oudheid werden door de adeliyke geslachten
in burchten en vestigen herschapen, vanwaar
sQ de stad door hunne Aunilieveeten en roof-
tochten teisterden. Nogmaals bevrQdde een
Duitsch Koning, Mêndrik III, in 1046 de
stad en den Paus van de heerschappQ van
den adel. Beeds in 1069 werd de verkiezing
van een Paus aan den invloed van den adel
onttrokken en aan het oollegie van cardinalen
opgedragen. Het Romeinsche volk schaarde
zich aan de zQde van den Paus en verloste
Orefforimê VII op Kerstmis 1075 uit de han-
den van Oenekuy die als het hoofd van den
verbitterden Romeinschen adel den Paus met
vreeselQke mishandelingen van het altaar had
weggerukt. Die trouw der Romeinen werd
intusschen met ondank vergolden. Toen in
1088 Keizer Hendrik IV Rome veroverd en
OrtfforUu op den Engelsburcht omsingeld had,
riep deze de Noormannen te hulp, die in 1084
Rome op eene vreeselUke w^se verwoestten en
een groot bloedbad aanrichtten. Het geheele
zuidel||ke gedeelte der stad, het Forum, de
PalatQnsche en de Aventynsche heuvel wer-
den eene prooi der vlammen. De stad werd
het tooneel van dagelOksehe straatgevechten
tusBchen de aanhangers van Qr^oriuê en van
de Tegenpausen en verviel tot eene volsla-
gene regeeringloosheid, terwQl de adel het
ongelukkige volk verdrukte. EindelOk be-
haalde Vrbamui II, geholpen door het geslacht
PierUone, de overwinning en trok binnen
de muren van Rome. OèUuimêl moest in 1118
weder verregaande mishandelingen van de
KeizerlQke adelspartQ onder Ceneio I^anfftpami
verduren. De Franiffi^mm en Pierleoni voerden
strgd om den meesten invloed by het verkiezen
van een Paus, en in 1180 werden er twee
Pausen gekozen. Innoem^Hmt Hen Anadehu II
bevochten elkander gedurende 8 Jaren. Deze
bloedige twisten wekten bQ het Romeinsche
volk de gedachte, de stad door herstelling der
aloude Republiek weder onafhankeUJk tema-
ken. In 1148 maakte het volk, door den kleinen
adel gesteund, zich meester van het Capitool
en benoemde er een nieuwen Senaat met eene
volksvertegenwoordiging. In 1145 verscheen
AmMo da Bresoia te Rome en verkondigde
er de instelling der Republiek, benevens de
aflM)haffing van het wereldlUk gezag van den
Paus. Ook tegen Frêderik I uit het geslacht
der ffohemttaufm poogde de Senaat de onaf-
hankelUkhdd van Rome te verdedigen, maar
het interdict, waarmede ffadriamut IV ia llbl
de wederspannige stad bedreigde, vernietigde
den tegenstand der burgerQ; Amoldo werd
verdreven en later aUi ketter verbannen. Wél
verhief Fndmk I later tegen den Paus de vaan
van den oorlog, deed Tegenpausen kiezen en
nam in 1167 Rome stormenderhand in, doch
in 1178 keerde AUxmder, nadat de Keizer
zich in 1177 aan hem te Venetië onderworpen
had, in zegepraal naar Rome terug, en de
wereldigke heerschappV was nu vaster dan
ooit gegrondvest De groote Paus InnooenHus
III (1198—1216) beperkte de macht van den
adel en herschiep het korps stedelQke ambte-
naren in een werktuig van het Pauseiyk be-
stuur. Gedurende de nieuwe worsteling van
het KeizerrOk met het Pauseiyk gezag ten
tyde van Frederik II waagden de Romeinen
in 1284 eene poging om hunne vryheid te
herkrygen. Zy verdreven €hregofiiu IX en
verklaarden het Patrimonium Petri een eigen-
dom der stad, doch met hulp van den ver-
zoenden Keizer zegepraalde de Paus, bedwong
de Romeinen, trok in 1288 weder binnen
Rome en vernielde de burchten van deadels-
party. Toen de Pausen gedurenden den nieu-
wen Btryd tegen den Keizer Rome weder
verlieten, maakte de senator Bramoalêome zich
van het gezag meester en hield door onmen-
Bcheiyke gestrengheid den adel in toom. Hy
deed 140 adelQlke burchten omverhalent
waarby de antieke monumenten verwoest
werden, waarop zy zich voor een groot deel
verhieven. Na zyn dood (1258) ontstonden
weder hevige burgertwisten: de Ghibeliynen
benoemden Mamfndo van Sicilië tot Senator,
en de Guelfen Kard van Anjoa^ die in 1264
het Capitool in bezit nam en tot 1278 met
gestrengheid heerschappy voerde. Na dien tyd
werden de Senatoren door de Pausen benoemd.
Onder BonifaeiuM VIII werd in 1800 te Rome
het eerste JubeUaar gevierd. Toen deze Paus
oorlog voerde t^n FJUUppu* IV van Frank-
ryk, moest het Pausdom het onderspit delven.
Btmifaeiut zelf werd in 1808 met hulp van
den verbitterden adel gevangen genomen, en
zyn opvolger Clement IV verplaatste den H.
Stoel naar Avignon. Te Rome ontstonden nu
bloedige twisten tusschen den adel en het
volk, terwyi de stad meer en meer vervieL
De droom van edele mannen, zooals Dmnte
en Fetrarooj dat Rome zich ook zonder de
Pausen weder zon kunnen verheffen tot hoofd-
stad van een wereldgebied, bleek ydel te
wezen. De avontuuriyke poging van Cola éU
Bienti (zie aldaar) had aanvankeiyk eenig
gevolg, omdat de denkbeeldige macht van het
oude Rome hem en het volk eenigen tyd met
geestdrift en offervaardigheid vervulde, maar
weldra leed zy schipbreuk op de klippen dw
werkeiykheid, en het uiteinde van Biend in
1854 was dat van een verwyfden dwingeland.
In de bloedige burgeroorlogen was het ge-
slacht ColoMMa byna te gronde gericht en de
macht van den leenadel vernietigd, zoodat de
Cardinaal Jlbomot (1857) in staat was, met
hulp van soldaten de rust te herstellen, aan
de partytwisten een einde te maken en in
1862 de heerschappy van den Paus te hand-
haven. In 1867 trok Urhanmi V wéér binnen
de muren van Rome. Het schisma (1878) deed te
Rome den stryd nogmaals ontbranden tusschen
den Paus en den Tegenpaus. De CoUmna'e en
de OnitU's streden om het gezag in de stad,
die meermalen door Laditiam van Napel»
ingenomen en door de pest geteisterd werd.
ROME.
61
^Melfk henees dixnr de koos vui Mmiimu
Fy vit het geslAcht OoUmnmj bg het concilie
te OoDStuu in 1417, hetwelk aan het Bchiama
een einde maakte, te Rome het licht des Tredes.
Het wMg in de renafananee een nienw tydperk
aaahreken, terwQl het door iQne oude gedenk-
tsekenen en als letel der Pausen een midden-
pmt der beschaving werd. De stad beyond
lifih wel is waar bQ den tenigkeer yan Mat'
Hmm V ia een trênrigen toestand yan ver-
woesting; immers alleen de oevers van de
Tiber waren bewoond en de nanwe straten
niet eens geplaveid, ja, het vee liep er rond,
evenals op een dorp — het Capitool diende
tot weide voor de geiten en het Forom voor
de koeien -^, terwQl de St Pieterskerk met
instorting werd bedüreigd. Intnssehen slaagde
VUdUêeki, de legaat van Suffemmu IV. er in,
de groote baronnen in Latiom tot onaerwer-
piag te brengen en het geiag van den Pans
te Boae te herstellen, terwyi onder Nieclam
V het eigenltike tfldperk der renaissance een
aanvang nam. Bouwmeesters en schilders wer*
den derwaarts geroepen, de mnren, bmggen en
fontrinen hersteld, de kerken gerestaoreerd en
met schilderwerk versierd, met den bonw
▼aa het Yatieaan een aanvang gemaakt en
de Vaticaaasche boekerQ gesticht. Pii» //,
een beschaafd voorstander der letteren, be-
drrigde de beschadiging der antieke monn-
aMBten met kerkelUke en wereldlQke straffen.
Onder Poafot 11^ die de carnavalsoptochten
van de Piazsa Navona naar den Corso ver-
plaatste, werd het Yenetiaansche paleis ge-
bomwd, terwQl de eerste boekdrukkers sich
te Bome vestigden. De Hnmanisten deden er
de Academia Bomana verrUzen. S^adfu IV
verfraaide voorts de stad door onderscheidene
gebouwen (Ponte Sisto, Siztynsche kapel en
onderscheidene kerken), verruimde de straten
en verhoogde den luister van het Pauseiyk
Hof. Onder AUamder F/ (1492—1605) vloei-
den uit de geheele Christelüke wereld verba-
lende sommen naar Bome en dienden er tot
versiering der stad. Bramante bouwde onder-
scheidene paleiaen, JPimiwriethio tooide het
Vatieaaa met sgne schilderstukken en MAcheU
Amgtio besocht het op nieuw ontluikende
Bome. Het is loo, naast de pracht en de
verkwisting van het Yatieaan, van de Pause-
Ifke gunstelingen, van de praelaten en ba-
ronnen verkeeAe er de groote volksmassa in
de diepste armoede en ellende. De familiebe-
trdLkingen van den zoo hetèMmdea AUxandar^
iaaonderheid a0n soon Camait Bargi<»^ heersch-
ten met bloeddorstige wreedheid. Onder JiiZMif
U (1508—1618), die ItaU« onder het Pauseigk
geag tot eenheid brengen en Bome tot de staat-
kna£ge hoofdstad des lands verheffen wilde,
weed een aanvang gemaakt met den bouw
der St Pieterskerk naar het ontwerp van
Bramamtês MioheU Angelo werd met het be*
■ehilderen der Sixtynsche kapel belast, en
Bafail naar Bome geroepen en aan hem de
door Sodama en P§ntgimo aangevangene ver-
slering der vertrekken van het Yatieaan op-
gedragen, terwgi dese uitstekende kunstenaar
een stoet van leerlingen rondom sich verga-
derde. Etot praehtigst ontwikkelde zich de
bloei der renaissance ten tyde van Leo X,
Naast de kansten hief ook de wetenschap het
hoofd omhoog, en de Sapienza werd op nieuw
XIU.
georganiseerd. De Pausen en de Kerkvorsten
bevorderden de klassieke studiën en hielden
zelven zich daarmede bezig, en het scheen,
dat de heerschappQ over de geloovigen slechts
werd aangewend om met de hun afperste
schatten de Heidensohe kunst en wetenschap
te bevorderen en Bome in een luisterrijken
heerscherszetel te herscheppen. De cQns der
uit vroomheid gevende volkeren werd vaak in
schitterende feesten verbrast, doch tevens de
bouw der St Pieterskerk voortgezet en onder
het opzicht van Bafaël geplaatst, die zich
tevens benoemd zag tot opperintendant van
de antieke bouwgewrochten te Bome ; — ook
beschilderde hQ de gaanderQen van het Yatieaan.
CUmmt VII, de tweede Paus uit het geslacht
der Medieij zette het werk van Leo voort,
deed in de SixtQnsche kapel het „Laatste Oor-
deel" door JtRdkele Amgelo schilderen, en Perutd
bouwde onder zQue heerschappg prachtige
paleizen. Doch de verovering en plundering
van Bome door het Duitsch Spaansche leger
in 1627 (Sacco di Boma) verlamde de vlucht
der kunst Onder PomIms III (1584—1649)
nam reeds de kerkelQke restaura^e een aan-
vang, om de hiërarchie te wapenen in den
strQd tegen het Protestantismus, zoodat het
hnmanismus en het klassieke Heidendom uit
de stad werden verbannen. De kunst echter
werd er nog in bescherming genomen voor
zoover zQ zich dienstbaar maakte aan dever-
heerigking der Kerk. MioMê Amgelo ontfrierp
plannen voor de paleizen van het Oapitool en
voor den koepel van St Pieter. Beeds onder
JHuê V (1566—1672) had de gestreng ker-
kelUke richting, welke den geest verslaaft en
afkeerig maakt van de ontwikkeling des ver-
stands, de zegepraal verworven. PUu verbood
alle openbare tooneelvertooningen en het be-
zoeken der kofflehuizen, wilde door strenge
wetten de zedelUkheid bevorderen en hand-
haafde de Inquisitie met onmeédoogende stipt-
heid. In de bouwkunde verving de Jezitfeten-
styi de renaissance, en de schilderkunst werd
eene kerkeltfke kladdery. Men was er slechts
op bedacht, JeznYetencollegiSn en kerkelUke
stichtingen te doen verrQzen, en de heer-
schappO der hiërarchie bezwaarde Bome met
een verpletterenden last Süxitu V (1585—
1590) poogde wel is waar z||n onbeperkt ge-
zag ten nutte der bevolking aan te wenden,
zoodat hg de veiligheid en de rechtsbedeeling
aanmerkelijk verbeterde, de nijverheid en den
landbouw bevorderde, de geldzaken in orde
bracht door eene gestrenge spaarzaamheid en
een groot aantal gebouwen deed verrijzen,
zooals Acqua Felice, de Spaansche Trap, de
Yaticaansche boekerij, het Quirinaal enz., maar
htj ijverde tevens met een verregaand fisnatis-
mus tegen de gedenlEteekenen der Oudheid.
Onder zOne opvolgers versierden groote kun-
stenaars de stad met hunne voortreffelijke
werken, zooals Gbrroeo», Caravoff^, €Mdo
Bêmiy Domemiokimo, Qntfcimo, Madema, Ber-
mni enz., maar ook reeds in dien tfld kwam
de kunst in verval. Intnssehen bleef Bome
nog altijd door zijne overlevering en door
zijne kunstgewrochten het middenpunt der
beeldende kunst en de verzamelplaats der
uitstekendste kunstenaars uit alle landen,
maar bij het Bomeinsche volk werd het vrOe
leven des geestes onder den domper van het
4*
52
ROME.
PMseltik despoUsmoB uitgedoofd. De rgkdoin-
men kwamen door de guost der Pausen in het
beilt van enkele aaniieniyke geelachten of
van kerken en kloosters. De Famêiê\ Aldo-
hramdinVSf Borg%e9e\ BmUnm't^ LudovUi'»^
FamJUVi ens. bewoonden prachtige palelien
en Yilla's en baadden sich in weelde, terwtfl
het yolk een armoedig leyen rekte door de
aalmoezen der rUken en den bystand der
kloosters. Toch bedroeg het aantal inwonen
in 1656 nog 120000 aielen. Slechts buitenland-
sche bedevaartgangers brachten er eenige wel-
vaart. Oadeat CUmens XI (1700—1721) namen
de eerste opdelvingen op den Palatgnschen
heuvel een aanvang. G/enMiuXr/ (1780 —1740)
en Sededictui X/F versierden Bome met firaaie
gebouwen en laatstgenoemde verrQkte ook
de kunstverzamelingen, dewtens XI F, die de
Orde der Jezuïeten ophief, stichtte op aan-
sporing van Wtnekdmanm^ die van 1755—1767
te Rome vertoefde, het Museo Pio Clemoii-
tino. In 1798 werd Bome door de Franschen
bezet, die de kunstgewrochten van het Vati-
caan en van het Capitool naar ParQs ver-
voerden. In September 1799 echter werd de
stad voor de Napolitanen ontruimd, waarop
Paus Pitff VII er weder zi|n intocht deed.
In 1808 evenwel maakten de Franschen zich
nogmaals meester van Rome. De stad werd
met het KeizerrSk vereenigd en tot tweede
hoofdstad verheven, terwVl de Keizerigke
Kroonprins den titel ontving van Koning van
Rome (1811). Nu werden er de Fransche
wetten ingevoerd en vele misbruiken afgeschaft,
ook de bedelary, terwyi met t)^cr de hand
werd geslagen aan het opdelven en aan het
verreken der verzamelingen. Na den terug-
keer van Pitff VII (2 Mei 1814) kwam wel
is waar de voormalige staatkundige toestand
terug, maar de kunst werd aangemoedigd.
Rome zou nu de prachtige vorstenzetel van
den stadhouder van Ohfutmt wezen, maar
moest aan deze eer alle aanspraak op zelf-
standigheid, ontwikkeling en politieke rechten
ten offer brengen. De yzeren vuist der reactie
onder Oregorimê XVI hield het volk in be-
dwang en belette de uitbarsting van elke be-
weging. De hervormende gezindheid van Pim
IX deed echter in 1847 den vrQheidszin der
Romeinen ontwaken, zoodat zQ eene nieuwe
regeling van het stedelük bestuur verkregen.
Na het vermoorden van MosH in November
1848 kwam het tot eene openbare omwente-
ling, welke gevolgd werd door afkondiging
der Republiek en aansluiting aan het veree-
nigd Italië. Na de vlucht van den Paus, inmid-
dels van alle vrQzinnige ontwikkeling af keerig
geworden, nam een Republikeinsch Bewind den
6den Februari 1849 het gezag in handen, maar
het werd reeds den 3den Juli daaraanvolgende
door de Franschen na verovering der stad om-
vergeworpen. Den 12den Juli was het Pauseiyk
despotismus hersteld, en den 4den April 1850
kwam PftM XI weder binnen de muren van
Rome. Vele Romeinen werden in hechtenis
genomen en tot langdurige gevangenisstraf
veroordeeld, en velen zochten behoud in eene
vr0willige ballingschap, terwQl de Paus zyn
gezag door middel van een Fransch leger en
van ztfne eigene soldaten handhaafde. Toen
Italië in 1859 weder tot een nationaal leven
ontwaakt en tot eenheid gekomen was, koos
men aanstonds Bome tot hoofdstad des RSka»
hoewel men haar niet in bezit kon nemen,
daar de PanselOke heerschappQ er zich steeds
stauide hield onder de bescherming der Fraa-
Bohen. Zoodra echter dezen in December 186t
ten gevolge der Septemberoonventle Rome
ontruimden, waagde ^oriftoMiin Oetober 1867
eene poging tot bevryding der stad. De inwo-
ners verwachtten in koortsige qianning de
komst van het dappere legerhoofd met zQne
vr08charen, om alsdan terstond op te staan.
Oaribdldi echter trok te langzaam voorwaarts;
te Civita Vecchla stapten weder Fransche
troepen aan land, en toen Oaribaldif slechts
éen daguMrsch van Rome verwilderd, den terug-
tocht aannam, werd sUne bende den 5den
November bQ Mentana achterhaald en vernie-
tigd. Doch den 20sten September 1870, nadat
de Franschen den KerkelUken Staat verlaten
hadden, trokken de Italianen onder generaal
CadamM de stad binnen, nadat de PauselVke
troepen een korten weerstand geboden en de
Italianen bU de Porta Pia eene bres gescho-
ten hadden. BQ de volksstemming over de
iniyving bQ het koningr|ik ItaliC stemden
184000 van de 135600 burgers er vóór. Den
Sisten December bezocht Vietcr JSmaamelYwr
de eerste maal de stad, welke den 26sten Ja-
nuari 1871 hoofdstad des RQks werd verklaard.
De Koning vestigde züne residentie in het
Quirinaal, en de ministeriën, abmede de beide
Kamers, verplaatsten hunne zetels naar Bome,
waar onderscheidene lüooeters ruimte ver-
schaften aan de ambtenaren, De vryzinnlge
wetten van Italië werden te Bome ingevoerd,
aoodat deze stad een nieuw tgdperic zag aan-
breken. Het spreekt van zelf, dat zulk eene
verandering met eene reeks van modelUkhe-
den gepaa?d ging. Ook het uitwendig voor-
komen der stad onderging eene b^angrQke
wUziging. De Begeering van Pims JX had bQ
de herstelling van vele kerken de zorg voor
de antieke monumenten geenszins verwaar-
loosd; zy had veel werk gemaakt van opdèl-
vingen aan de Via Appia en op den Palat||n-
sohen heuvel, terwQl zQ evenzeer den aanleg
van telegraaf- en spoorweglQnen, de oprichting
van gai^brieken enz. bevorderd had. Doch
eerst de Italiaansche Begeering deed de ont-
ruiming op den Palatynschen heuvel en op
het Forum Bomannm met aanzienigker mid-
delen en naar een vast stelsel voortzetten en
erlangde daardoor merkwaardige uitkomsten.
Tevens werd naar een weloverwogen plan
besloten tot verbouwing der stad. Er ontston-
den geheele wHken met nieuwe geJtKMiwen,
inzonderheid bQ het spoorwegststion. Eene
doelmatige versterking beveiligt Bome tegen
eene vQandige overrompeling, en door de
ontginning der Campagna zal de stad binnen
korten tyd door een vruchtbaar landschap
omgeven zQn.
De verbonwingsplannen der stad zQn door
den gemeenteraad vastgesteld op den 27slen
April 1882 en worden bekostigd door het ge-
meentebestuur en door het Byk, hetwelk
daarvoor eene som van 50 millio^ lire heeft
toegestaan onder voorwaarde, dat onder die
verbouwing de stichting begrepen zal i||n
van een paleis van. Justitie, van een paleis
voor de Académie van Wetenschappen, van
eene polykliniek, van éene artillerie- en twee
ROME.
6S
iaftateriekaianies, tui aen militair hospitaal
met 7000 bedden en ran een excerdtieplein,
nlntede Tmn twee nieuwe bniggen oyer de
Titer. Het anteidie van de Begeering is dan
ook niet groet, daar genoemde gebouwen om-
stredu 20 millioen moeten koeten. Zg moeten
binnen tien Jaren Tirftooid weaen, terwQ! de
Begeering in Jaarigkiehe termUnen yan 2
■dllioen betaalt De stad. die van 1871 tot
1882 reeds bQna 87 millioen lire voor ver-
bonwiag attgal^ zonder nog het regelen van
de Tlber te rekenen, lal ter yoWoering harer
plaaneo eene leening yan honderde millioen
Ure moeten slniten.
Volgens deae plannen worden de nieuwe
gebenwen verdeeld in 8 groepen, namelUk
hl dringend noodige, in minder dringend noo-
dige en in g^Mwwen van weelde. Het alge-
■wen bestek verdeelt de verbouwing in 29
hooficistikken, van welke de eerste 10 even-
aooveel nienwe w^ken omvatten, waar men
vreittig liehoeft te doopen, terwijl de overige
19 gedeelteltk betrekkiug hebben op kaden
aan de Tib«r, verbreeding van straten, den
aanleg van nieuwe pleinen, bruggen en wan-
delpaden.
De vooraaamste nieuwe stadswQk is die van
den Esqnliynsohen heuvel. ZQ is verdeeld in
twee hdften, nameigk het Gastro Pretorio
(Maeeao), sieh binnen den stadsmuur van de
Pofta Pia tot aan de Porta San Lorenio uit-
strekliend en tusschen die poorten nog eene
derde (Porta Nuova San Lorenio) tevattend,
om het verkeer van de stad met het kerkhof
te beverderen. Het Gastro Pretorio beslaat
40 Ked. bunder en is geschikt voor 20000 In-
vroners. Het bestaat hooMsakeiyk uit kleine,
aierltke villa*B en lievat het centraalspoor-
wegstatioB, de groote artilleriekaseme , het
belastinggebonw ens. Ten noorden grenst dese
w^k aan de viUa Bonaparte, het nieuwe
paleis van het Engelsch gexantschap en aan
bet gebouw van het departement van Finan-
dfin, te nmen gelegen aan de Vla Venti
SeCtembre.
Be tweede afdeeling der nieuwe stad op
den Bsquil^nsohen heuvel neemt een aanvang
bg de ndHMtke helling van het Quirinaal en
tMki over Santa Maria Maggiore sioh uit tot
aan de suidelfke poorten der stad, namelijk
die van San Qiovanni en de Porta Maggiore.
m beslaat 66 Ned. Imnders en is bestemd
veor 88000 tawoners. Hier vindt men de Yta
Naaionale, de flraaiste straat van Bome, met
boomen b^>lant, 8100 Ned. el tang en zich
uitstrekkend van de Piana Termini tot aan
de Engekbrug. Hier lou de botanische tuin
plaata maken voor het Paleis van de Aoca-
demta de* Lineei, dooh in Maart 1888 heeft
de Italiaansche Begeering het Palaiao Gorsinl
In de Yta Lungara aang^ocht en tot paleis voor
genoemde Acadómie bestemd. Yoorto verheft
lieh ta de Yta Nadoaale het grootsche paleis
voor peraaaente tentoonstellingen van kunst-
werken, en aan den voet van de basilica van
Santa Maria Maggiore heeft men er de ruime
Ptean dell* Esquilino, door de Yta Quattro
Fontaae met den Pineio verbonden. Eene
straat, ter breedte van 25 Ned. el,
ran het spoorwegstation westwaarto
de Plazia dell* Esquilino om later uit
to loepen op het Forum Bomanum. Op de
zuidemke helling van den EBquilUnschen heu-
vel verrOst aan de Yia Menüana allengs eene
nieuwe stad. Men heeft er de Piazza Yittorio
Emmanuele en de boven vermelde polykliniek
der universiteit.
Op de beide Esquiignsohe wüken volgt eene
derde van geringen omvang aan de helling
van den Mons Gaelins. Het beslaat 10 Ned.
bunder en is bestemd voor 5000 inwoners.
Daartegenover, dus achter de noordzQde van
het Golloeseum, wordt aan de helling van den
Mons Oppius het militair hoq>itaal gebouwd.
De vierde wQk is van omvang als de voor-
gaande.
Op den rechter oever van de Tiber heeft
men de vtjfde nieuwe wQk. Zy is door eene
ijzeren brug met éene der drukste straten, de
Yia Bipetta, verbonden. ZQ draagt den naam
van w^k dei Prati di Gastello, omdat zQ ge-
bouwd wordt op de welden, die er zich tot
aan den Engelsburcht uitstrekken. Zij heeft
eene oppervlakte van 87 Ned. bunder en is
geschikt voor 40000 inwoners. Hier werden
reeds paleizen gebouwd door Prins OdeseaMn^
den Spaanschen gezant Graaf Codlo^ den
bankier Qraaf Cahen enz. Eene Belgische
maatschappij bouwde er de brug en ontving
daarvoor het recht van tolheffing. In de Prati
di Gastello bevinden zich thans reeds een
paar schouwburgen, een circus, een groot
bad (Nymphaeum), een panorama enz. Yol-
gens het nieuwe plan zullen er zich de hui-
zen tangs een Lungo Tevere (Tiberkaden)
van den Engelsbnrcht stroomopwaarta uit-
strekken tot het punt. waar eene nieuwe brug
den Borgo Ftaminlo (eene voorstad van Bome)
met het Yaticaan en het St Pietersplein zal
verbinden. Westwaarts zal de nieuwe wijk
begrensd worden door de heuvelenreeks van
den Monte Ifario. Hier zullen de twee infsn-
teriekazemes en het paleis van Justitie, als-
mede het Btjks militair hospitaal gebouwd en
het excercitieveld aangelegd worden. De
grachten van den Engelsbnrg zullen gedempt
en door openbare tuinen vervangen worden.
De nieuwe (fzeren brug zal plaats maken
voor eene grootsche steenen brug, welke uit-
loopt op de Yia Tomacelli, welke eene dub-
tele breedte zal erlangen. Eene tweede brug
zal btJ de Yta Tordlnona de rivier over-
q^nnen.
Door middel van eene andere wiJk — de
zesde — wil men de Yatlcaansche wtjk beter
met Trastevere verbinden. In plaats van de
éene straat, welke men er thans aantreft, de
Yta Lungara, zal het bebouwen der geheele
helling van den Mons Janiculus nieuwe wegen
van vertseer openen tot aan het nieuwe spoor-
wegstation. In het midden der Yta Lungara,
niet ver van de YiUa Famesina, zal eene
nieuwe brug over de Tiber gebouwd worden
ten gerieve der 10000 inwoners van deze
wtJk, die eene uitgebreidheid heeft van 10
Ned. bunder.
De stichting van het tweede spoorweg-
station op den rechter oever van de Tiber
vereiseht den bouw van eene vierde brug in
de zevende wflk aan den voet van den Monto
Testaeeio. Deze strekt met eene oppervtakte
van 56 Ned. bunder zich uit van de Marmo-
rata tot aan laatstgenoemden berg. In de na-
byheid der rivier zullen er magazVnen, fabrie-
54
ROME.
ken, arbeidenwoiiiiigen, halleii voor gnan-
en steenkolenmarkten enx. geboaird worden,
terwtjl de yeemarkt verplaatst aal worden
naar een plein vóór de poort San Paolo. De
groente- en ooftmarkt is reeds sedoi; 1 Jannari
1882 van het Campo dei Fiori naar de Piassa
dei Cercki overgebracht, waar sich ook de
groote visohmarkt bevindt
Het bonwen van de volgende twee wQken
van het bestek, nameigk de achtste of
Borgo Flaminio vóór de Porta del Popoio op
den linker oever van de Tiber, 18 Ned. bun-
der groot en voor 9000 inwoners bestemd,
en de negende op den Aventgnschen henvel
met groote lanen en wandelparken en met
hare 22 Ned. bandera voor 10000 inwoners
geschikt, is eene zaak van later zorg. Met de
tiende nieuwe wQk evenwel, die de plaats
van den Ghetto zal innemen, wil men ten
spoedigste een begin maken, om dit gedeelte
der stad met zyne nauwe, morsige straten en
ongezonde verblijven in eene wt)k met breede
straten en ruime pleinen te herscheppen.
Voorts wil men binnen de tegenwoordige
stad de Corsostraat hier en daar breeder
maken en tot aan het Capitool en het Forum
Bomannm verlengen. Ook wil men de Bab-
buinostraat verlengen over het Spaansche Plein
heen en door een tunnel onder den tuin van
het Qairinaal naar de Via Panispema b|j den
Esquiiynschen Heuvel. Andere voorgenomen
veranderingen zQn : de aanleg van een groot
plein vóór de Fontana di Trevi, de verbree-
ding der Via Araceli, het sloepen der huizen
tusschen de straten Borgo Naovo en Borgo
Yecchio, de aanleg van twee kaden langs de
Tiber en de verdubbeling van het aantal
bruggen, zoodat er zes nieuwe over de rivier
worden gelegd, namelijk van de Porta Portese
naar de wQk Teetaccio, — in de Bione alla
Regola, — van de Via Giulia naar de Via
Lungara, — van de Via Tordenona naar de
Prati di Castello, — van de Piazza del Popoio
naar de Prati di Castello, — en van den
Borgo Flaminio naar het exceroitieplein.
ledere nieuwe wyk wordt versierd met
wandelparken, welke op de Piazza Termini,
bji de Baden van Titus, b|j den Botanischen
Tuin, by het Colosseum en bQ den Engels-
burcht worden aangelegd. Buiten de stad, vóór
de Porta del Popoio op den heuvelachtigen
bodem der Montl Parioli zal men zelfii een
fknai wandelbosch doen verrijzen.
Bome als Staat. Het Bomeinsche volk is
naar luid der overlevering ontstaan door de
vereeniging van personen, welke tot drie
volksstammen behoorden, nameiyk de Laty-
nen,. Sabynen en Ëtrusoers en werd dienten-
gevolge verdeeld in 8 stammen (tribus), die
der Bamnes, Tities en Luceres. Ieder van
deze was weder gesplitst in 10 curiae en
iedere curia in 10 decuriae. Aan het hoofd
van eiken tribus bevond zich een tribunus,
van iedere curia een curio en van ieder
decuria een decurio. Wie tot deze 3 stammen
behoorden, waren de eenige volbloed burgers
en vormden het oorspronkeiyke Bomeinsche
volk (Populus Bomanus Qairites), en daarnaast
bevonden zich slechts cliënten ofhoorigen,die
eenigermate afhankeiyk waren van de eigen-
lyke burgers, en slaven. Omdat de burgers
bescherming verleenden aan de cliënten, droe-
gen zy den naam van patriours of paUomemf
— en burgers, die als ruiters in dienst waren,
heette men eqmUet of oderet. By die kern der
oorspronkeiyke Bomeinsche bnrgery voegden
zich reeds ten tyde der Koningen talrffke
inwoners der naburige, vooral der Latynsche
steden, die later het burgerrecht ontvingen,
hoewel zy geene aanspraak konden m&en
op het uitbrengen hunner stemmen en op het
bekleeden van eerambten. Zy droegen den
naam van pUè^ers, en de stryd van dezen ter
verwerving van geiykstelling met de patri-
ciërs is een merkwaardig gedeelte der Bomein-
sche geschiedenis. Voorts had men er «ooit of
bondgenooten , die verplicht waren tot het
leveren van hulptroepen. Eindeiyk had men
te Bome nog de klasse der Ubertimi of vryge-
latenen, die hechts zeer beperkte rechten
bezaten. Wie niet tot éene dezer afdeelingen
behoorden, werden met den naam van pen-
fffini (vreemdelingen) of zelfii met dien van
hostêt (vyanden) bestempeld. Nadat nu in de
burgeroorlogen, die tot in de 8de eeuw vóór
Chr. bleven aanhouden, de staatkundige voor-
rechten der patriciërs nagenoeg waren opge-
heven, ontstond uit de geslachten, welke zich
allengs van groote rykdommen en van de
aanzieniykste ambten hadden meester gemaakt,
een nieuwe bevoorrechte stand, namelijk die
der nobiUê (adeliyken). Tusschen dezen en
het volk bevond zich de ordo equnUr (rid-
derstand), welke allen omvatte, die een be-
paald vermogen bezaten, en in den laatsten
tyd der Bepubliek een aanmerkeiyken invloed
had op staatkundig gebied. In den tyd der
Keizers bleven adel en ridderschap bestaan,
en de Keizers zochten ook den stand der
patriciërs weder in het leven te roepen.
Daarenboven ontstond nog een stand uit hen,
wier bloedverwanten zitthig hadden gehad of
nog hadden in den Senaat, nameiyk de ordo
êemUoriut.
Bome bezat oorq[»ronkeiyk eene monarchale
staatsregeling. Aan het hoofd des volks bevond
zich een gekozen Koning, die de betrekkingen
van hoofi^en rechter, veldheer en priester in
zyn persoon vereenigde. Overleed hy, dan
kwam het bewind in handen van tusschen-
koningen (interreges), die door den Senaat of
door de patriciërs werden benoemd en elkan-
der om de 5 dagen vervingen. Zy moesten de
noodige maatregelen nemen voor eene nieuwe
koningskeuze. Het uitwendig teeken der ko-
ninkiyke waardigheid bestond in eene met
purper omzoomde toga (toga praetexta) en 12
lictores (byibundeldiagers), die een bundel
roeden met eene byi droegen, en tot zyn
onderhoud diende een gedeelte van den ge-
meentegrond (ager publicus), hetwelk op
kosten van den Staat bebouwd werd. Het
Koninkiyk gezag was intusschen geenszins
onbeperkt Een hoogst gewichtig regeerings-
lichaam was er de Senaat, bestaande uit 800
patriciërs en door den Koning tot beraadsla-
ging over staatkundige aangelegenheden btf-
eengeroepen. Intusschen werd ook het volk
vertegenwoordigd; het vergaderde en stemde
in oomitia cuiiata met ja of «m» over ont-
werpen, door den Koning in overleg met den
Senaat voorgedragen. Zoo bleef de toestand
tot aan den tyd van 8êrmu9 TuOim* (578 —
534 vóór Chr.). Deze verordende eene tweede
ROME.
55
■onrt van TolksTergaderiiigeii, namémk de
ooBitia eeoturiata, waardoor ook den Plebejers
eenig aaodert in de regeering werd yergond.
Hg verdeelde namémk het Tolk naar gelang
TBB het fer mogen in 5 klaasen en deie weder
in 198 eentariae. In beide soorten van eomitia
werd bQ enriae of eentariae gestemd en door
de meerderheid beslist
De regeeringsvorm kwam echter eerst tot
▼olkomene ontwikkeling, toen in 520 het
Koaingsehap aijgesehaft en de republiek inge-
voerd werd. In plaats van Koningen werden na
telken, jare 2 eoamkt gekoien, die elkanders
geaag beperkten en bU het neérieggen van hnn
anüyt rekenschap verschaldigd waren van han
bdieer. De Senaat en de volksvergaderingen
verkregoa veel meer invloed dan te voren.
Naast de eonsols benoemde men voorts twee
flBaw/ofii,— wflders in 498 en later, loovaak
v0andige aanvallen het vereiscbten, een dio-
ttOofy die, met onbeperkt geiag bekleed, dit
laatste reeds na verloop van een half Jaar
moest aederleggen. Een w^agigtm' eqmhm of
bevelhebber der raiterQ stond hem ter zt|de.
Voorts werd in 448 het ambt van oentor in-
gosleld; er waren steeds twee censoren, die
telkens na anderhalf jaar rost namen, doch
om de v0f jaren aftraden en gedurende hun
dieasttyd bet opiicht hadden op de zeden, op
de veideeling des volks in klassen, op de
lOstea der senatoren enz. Bt) hun aftreden
werd het .v0Os^ lustrum gevierd, waarop
mea ter reiniging des volks ntovttamrüiaifit'
teamden in zwtfnen, schapen en stieren)
alaehtte. In 866 werd het ambt van praetar
Ingesteld; deze moest waken over de rechts*
pleging. Het aantal praetoren, aanvankelQk
aleehts éen, nam allengs toe en klom onder
de Keizers tot 18. Zf| werden toen ook tot
het besturen van provinciae (wingewesten) uit-
geatméen. Voorts waren te Bome MbwUpUbis
(volkstribunen, waarover straks), — aedOet,
eerst 2, later 4, die inzonderheid belast waren
met de regeling der openbare spelen, — quaw
tormy wier aantal eindellfk zich tot 40 uit-
breidde en wier plicht het was, voor de be-
langen der sefaatkist (aerarium) te zorgen en
de stadhooders in de provincie behulpzaam ter
agde te staan, en inUmi müUwm (krOgstri-
buaen).
Deze staatsregeling was aanvankeigk in
den geest der patridfirs vastgesteld en onder-
ging vervolgens eene aanmerkeiyke wOziging,
toea de pleb^ers dezelfde rechten verkregen.
De eerste step daartoe werd gedaan in 498
door de initelling van volkstribunen (eerst 2,
toen 5, later 10), die hen tegen de aanmati-
ging der patrieiërs in besoherming moesten
nemen, waartoe zy in staat gesteld werden
door de hun verieende onschendbaarheid. ZQ
bedienden zieh voorts van eene nieuwe soort
vmn volksveigaderingen, van de eomitia tri-
tmta, aiioo genoemd, omdat er gestemd werd
naar de itamflBen (tribus), waarin het volk
vras verdeeld. Deze democratische eomitia be-
moeidea zich eerst uitsluitend met de aange-
legenheden der pleb^ers, maar allengs met
die van den g^ieelen Staat, terwQl in 286 de
bekraehtigfaiig hunner besluiten door de eomitia
ouriata werd sfgeschsft. Omstreeks het Jaar
800 verwierven de plebctjers het recht, nagenoeg
aUe openbare ambten te bekleeden. Nu kre-
gen de eomitia tributa het oppergezag in
handen, en de eomitia curiata bestonden slechts
voor de leus. In deze laatste stemden de
meer aanzieniyke burgers en bekleedden de
consuls het voorzitterschap, terwQl de eomitia
tributa door de volkstribunen werden bQeen-
geroepen en men er, zonder voorstellen van
den Senaat af te wachten, over de belangrQkste
vragen hoofdelSk stemde. Intusschen mocht het
verkiezen van consules en praetores alleen
plaats grypen in de eomitia curiata, terwyi
tribuni plebis, aediles en quaestores door de
eomitia tributa werden benoemd. Inmiddels
konden beide eomitia beslaiten nemen, die
verbindend waren voor het volk. Hier lag
alzoo de kiem van eene gevaariyke tweespalt
tusschen den Senaat en de eomitia curiata aan
de óene en de tribuni plebis en de eomitia
tributa aan de andere zyde. Niettemin bleef
by eene aanmerkeiyke uitbreiding van het
staatsgebied de onderlinge eendracht geruimen
tyd bewaard. Doch Juist die uitbreiding was
oorzaak, dat sommige geslachten te Bome
aanzieniyke rykdommen verkregen, terwyi
zich in de door armoede gedrukte lagere
klassen eene schaar van benyders vormde,
die de overhand hadden in de eomitia tributa.
Eerzuchtige mannen plaatsten zich aan hun
hoofd en de bloedige burgeroorlogen, die den
ondergang der Bepubliek berokkenden, namen
een aanvang.
(kju9 Oetaviauua was de eerste, die in
deze burgeroorlogen de overhand behield en
alzoo de alleenheersohappy verkreeg (31 vóór—
84 na Chr.), niet met den titel van Koning,
maar met dien van prinoêpi (de eerste in den
Senaat). Ook noemde men hem imperator als
opperbevelhebber van het leger en hy aan-
vaardde den titel van Av^ftuius (doorluchtig),
die ook aan zyne opvolg^ werd toegekend,
en naar zyn ouderdom dien van Cdefor, van
welken het woord keUêr afkomstig \b. Hy
werd door den Senaat bekleed met de gewich-
tigste republikeinsche staatsambten, belastte
zich met het stadhouderschap in onderschei-
dene provinciën, was tribunus plebis, pro-
consul en praefectus morum en liet zich
dertienmaal tot consul en eindeiyk ook tot
pontifex maximus kiezen. Hy handhaafde de
republikeinsche ambten en instellingen, als-
mede de volksvergaderingen, welke de door
hem aanbevolene candidaten benoemden, ter-
wyi eerlang de verkiezingen aan den Senaat
werden opgedragen. De Senaat verkreeg onder
de Keizers een ruimer werkkring, daar aan dat
lichaam ook een gedeelte der rechtspraak
werd toevertrouwd, doch de Senatoren wer-
den door de Keizers aangesteld en afgezet
Ook werd reeds ten tyde van Awfftutus over
de belangrykste zaken niet in den Senaat, maar
ia een eoHiüUm beraadslaagd. Consules werden
niet langer voor den tyd van éen Jaar, maar
voor dien van eenige maanden benoemd, en
de benoemden ontvingen slechts de onder-
scheidingsteekenen (insignia consularia). Ook
schiepen de Keizers nieuwe ambtenaren, zoo-
als den praefgcint mrbi (stadsprefect) en den
praefeoéuê pratiort» (bevelhebber der praetori-
aansche benden). De steun van het Keizer-
schap was voorts het leger en het bleef daar-
door 8 eeuwen bestaan, terwyi het Keizerschap
meer en meer van dien steun afhankeiyk
56
BOME.
en het RQk door vreeselüke borgeroorlogen
geteitterd irerd. Eene aanmerkeiyke yennde-
ring echter werd door DiodeHamu (284- 805)
begonnen en door Cmutamijf» als alleenheer-
scher (824—887) voleindigd. ZQ vemietigdeB
alle repnblikeinscbe Tormen en instellingen.
Rome hield xelfB op, het middenpnnt des BQkB
te wezen, daar de residentie des Keiaers eerst
naar Nicomedia en vervolgens naar Constan-
tinopel verlegd werd. Er ontstond een sleep
van nienwe ambtenaren, van welken de hoogste
met eeretitels werden begiftigd, — het Bt)k
werd in 4 praefectnrae, 18 diooeses en 116 pro-
vinciae verdeeld en de borgerlQke van de mili-
taire macht volkomen gescheiden. De Senaat
en het Consnlschap bestonden slechts in naam
en Werden van lieverlede afgeschaft. Gedurende
eenigen tyd werd éen consnl te Rome en éen
te Constantinopel benoemd of enkel éen te
Constantinopel. De laatste gewone borger, die
het ambt van consnl bekleiedde, was Flamms
BoiÜiitê (541); daarop voerde de Keizer den
titel van consnl, totdat ook deze in de 9de
eenw verdween.
Het Romeinsche leger onderging in den
loop der eenwen belangrQke veranderingen.
OorspronkelUk bestond het nit een legioen
van 8 000 man (nit elk der 8 stammen 1000)
en nit 800 rniters. Reeds Servius TmOmtê
evenwel had meer dan éen legioen en 1800
ruiters. HQ rekende de getalsterkte van het
leger op 42000 man en grondvestte de organi-
satie op de indeeling in klassen en centnriae.
Alle Romeinsche burgers waren verplicht de
wapens te dragen, en wel van het 17de tot het
45ste leven^laar in het veld en verder tot aan
het 608te leven^aar ter bewaking der stad.
Eerstgenoemden moesten aan 16 tot 20 veld-
tochten (de rniters aan 10) deelnemen, voor
eigen uitrusting zorgen en zonder soldt) die-
nen. In elk legioen waren de verschillende
klassen vertegenwoordigd. De mannen der
eerste klasse, gewapend met een speer (basta),
hehn (galea), pantser (lorica), schild (clypeus)
en beenstukken (ocrea), stonden in het
voorste gelid, de overige klassen, minder
goed gewapend, in de volgende gelederen.
Eén legioen werd in den vorm van den Griek-
schen phalanx opgesteld. Later werd daarbQ
weinig acht geslagen op de indeeling in klas-
sen, hoewel de zwaar gewapenden steeds nit
de eerste 8 klassen afkomstig waren, en de
mannen der laagste 2 klassen dienst deden
ahi lichtgewapenden (velites). Zie voorts onder
iet betrekking tot de vloot vermelden wj) ,
dat deze in den vroegsten tt)d dan alleen
werd uitgerust, wanneer daaraan, zooals in
de Punische Oorlogen, behoefte bestond. Eerst
onder de Keizers had men eene blOvende
vloot, welke zich te Misenum en te Ravenna
bevond. Daarenboven waren er oorlogshavens
aan de RQn en de Donan. De schepen hadden
aan den voorsteven een snavel en werden ge-
noemd naar het aantal roeibanken. De be-
manning, zoowel soldaten (dassiarii) als roei-
jers, stonden niet in zoo groot aanzien als de
soldaten der legioenen en l>ehoorden gewoon-
IQk tot de standen der slaven of der vrijge-
latenen.
Over de rechtspraak werd beschikt door
den Koning, die naar welgevallen een rechter- I
igk ooUegie (consilium) of a^nderigkereohten
en volgens de overlevering bQ zware misdadea
ook bloedrechters (duumvM perdnelUonis) be-
noemde, van welken men zich beroepen koa
op het volk. Zelfe nog in lateren t0d bestond
er eene door den pontifex Papyku bezorgde
verzameling van leges regiae (Koninkldke
wetten), en na het verdrgven der KoBingen
werden deze ter handhaving van het recht
door de consuls (tQdelQk door deeemviri en
tribuni consulares) vervangen. In 866 echter
werden de praetores met de recht^raak belast
en in sommige gevallen deaediles. lamiddela
hadden de Republikeinsohe magistraten op
verre na niet zoo groote macht als vroeger
de Koningen. Men kon zich steeds beroepen
op het volk; de hoogste straf was eene
boete van 80 schapen en 2 runderen, en deze
werd in 480 vóór Chr. door eene bepaalde
geldsom vervangen. Alleen het volk kon een
doodvonnis of een verbanningsoordeel uitspre-
ken. Met betrekking tot het burgerlek recht
werden de praetoren door 2 vaste rechtbanken
bttgestaan, namelQk door de oentumvirale en
de deeemvürale rechtbank. Daarenboven werden
er alleen rechtsprekende rechtersdoor de praeto-
ren aangesteld. De rechtspraak, die in het open-
baar op het Forum en in de comitia geschiedde,
was aan bepaalde, nog al ingewikkelde vor-
men van aanklacht (legis actiones) gebonden;
éene van deze was bQv. de handoplegging
(manus injectio), daarin bestaande, dat de
beide partyen de hand legden op het voor-
werp van geschil, waarna de praetor uitspraak
deed. Was dat voorwerp een stuk land, zoo
begaf laatstgenoemde zich met de rechtvragen-
den derwaarts, en ieder van dezen nam eene kluit
aarde mede. Voorts had men er bltJvendereeht-
banken, die het eerst voor aanklachten wegens
afjpersingen in de provinciën in het Jaar 149
vóór Chr. door de lex Calpnmia verordend en
door 8uaa uitgebreid waren. ZO kwamen in
plaats van het volk. hadden groeten invloed
op staatkundig gebied en werden eerlang,
wegens hare samenstelling nit senators of
ridders, een twistappel tusschen den Senaat
en de volksparttj. BQ haar werd in 187 door
de lex Oassia de geheime stemming door mid-
del van stemtafeUes ingevoerd; ieder rechter
ontving er drie, namelQk éen ter veroordee-
ling met eene O (condemno), éen ter vrQ-
spraak met eene A (absolvo) en éen ter aan-
duiding, dat hy geen oordeel kon uitspreken
met de letters N. L. (non liquet). Eén van
deze drie wierp hQ in de stembus. Onder de
Keizers bleven deze inrichtingen grootendeela
bestaan, althans wat den vorm aangaat De
belangrykste rechterlijke werkzaamheden gin-
gen over op den Keizer, op wien men dch
van alle rechtbanken beroepen kon, alsmede
op den praefectus urbi en den praefectus prae-
torio. De grondslag van het Romeinsche recht
was de wet der Twaalf Tafelen, die nog in
den laatsten tyd der Republiek door de kna^
pen werd van buiten geleerd. ZQ werd echter
in den loop der eenwen uitgebreid en aange-
vuld. Dit geschiedde in de dagen der Repu-
bliek en ook onder de Keizers, hoofdaakeiyk
door de edicta der praetores, waarin zy bg
het aanvaarden van hun ambt de beginselen
blootlegden, waarnaar zy recht wilden spre-
ken. Het sprak echter van zelf, dat de latere
BOME.
59
«TiiImm Jumms Brmtugy van Tmr^vmiui CóüaH'
mwêf den gemaal yan Luerêtiaj en vwiSjMMriui
Zwenüm, haieo vader, <qwt(md en niet alleen
TÊrfmmtu JSup&rhns met sQn geheele geslacht
Terareei; maar ook het koningschap voor altQd
aftehafte^
De eente afdeeling Tan het tQdperk der
BepahU^ loopt tot aan den Eersten Ponischen
Oorlog (510—264). Daarin breidde de Bo-
meinaohe heerschapp^ zich oit oyer geheel
Midden-en Beneden-Itali5,terw||l de regeerings-
▼om lieh allengs ontwikkelde. Het gezag der
Koningen werd toegekend aan twee ConsnU,
die slechts éen jaar regeerden, — voorts aan
den Senaat en aan de comitia cnriata en eenta-
riata. Wél aooht TarqwhnmSuperhuheigeuig
te herwinnen en verwierfde ondersteuning der
y^eates on der Tarqainienses, maar hQ zag
eerlang al zgne pogingen verijdeld door den
alag ^ het bosch van Arsia. Na wendde hQ
aldi tot PomarnM, den machtigen koning van
Clssiam. Deze rokte in 508 voorwaarts tot
aan de Tiberbmg en zou deze onverwQld over-
ge&okken zQu, zoo niet Soraüua CooUm met
TerwonderlOke dapperheid aldaar den vQand
had tegengehouden. Nu omsingelde Ponemna
de stad, en deze zou voor de belegeraars
beswekea zQn, indien PortMMia, door den
heldenmoed van Mitci— Seaewla getroffen,
liaar geme billSke voorwaarden had toege-
staan. De stad moest, naar luid der over-
levering, het aan de Yctjentee ontnomen ge-
bied teruggeven en gQselaars stellen; volgens
anderen echter heeft z0 zich aan JPoneima
overgegeven. EindelSk deed Tar^piUMt nog
eene poging, om met hulp der Latynen zOn
doel te bereiken, maar werd in 496 aan het
meer RegiUns geslagen, waarop hU naar Cumae
terugtrok en kort daarna overleed. Nu sloten
de Bomeinen met de Latynen een verbond
tot onderlinge bescherming en .tot gemeen-
eeliappeigke bestryding hunner v0ajiden, waarin
ook anderen werden opgenomen. Inmiddels
▼eerde Bome steeds oorlog tegen de naburige
▼olken. In 449 behaalde het eene glansryke
overwinning op de SabQuen en Aequers. De
stryd tegen de Yolscers werd voor hen ge-
vaariyk doordien een Bomein, Ooriólawuê ge-
naamd, aan het hoofd der vyanden zegevierend
t€gen Bome oprukte; hU werd echter do<Mr
een gezantschap van vrouwen, waarby zich
■yne moeder en zyne echtgenoot bevonden,
overgehaald, om tot de zyde der Bomeinen
temg te keeren. De oorlog tegen de V^entes
was zeer ongelukkig doordien de FMij meer
dan 300 man sterk, door den vyand in eene
liinderlaag gelokt en omgebracht werden. Tien
jaar (405—896) werd deze oorlog voortgezet
ea eindeiyk de stad Vcji door Mareu»Fwrw9
OamUlMÊ veroverd en geplunderd, waarop de
lawoners ^h als slaven zagen weggevoerd.
Daarna bezweken ook de steden Capena,
Palertt, Sutrium en Nepete, zoodat de Bo-
meinsche heersohappy aanmerkeiyk werd uit-
gebreid. — Binnen de grenzen des Byks had
voorts de ontwikk^faig van het staatkundig
leven geenszins stilgestaan. Het gezag was na
de verdry ving der Koningen schier uitsluitend
in handen der patricisehe aristocratie. Het
eonsalaat en de Sanaat waren alleen voor
patridta toegankeiyk, en de comitia cnriata,
waar alleen patriciërs hunne stemmen uitbrach-
ten, vormden de invloedryke volksvergade-
ring. Ook het dictatorschap, in 428 ing^teld,
werd slechts aan patriciërs toegekend. Op die
wyze was een reusachtig bolwerk opgeworpen
tegen de plebejers, en toen de consul F^tbUiu
ValerWu in het eerste jaar der Republiek
tegen de handelingen der overheden een be-
ro^ op het volk had vastgesteld by de wet,
werd deze niet toepasseiyk gemaakt op den
dictator; ook kon dat beroep alleen geschie-
den in de comitia curiata. De patriciërs nu
maakten met gematigdheid gebruik van hunne
voorrechten zoolang zy zich door den terug-
keer van Tarqvinnu zagen bedreigd; maar
toen dit gevaar geweken was, kenden ^
geene verschooning meer. De pleb^ers waren
door de aanhoudende oorlogen meermalen ver-
hinderd, hun land te bebouwen, en hadden
door invallen van plunderende vyanden groote
schade geleden, zoodat zy genoodzaakt waren
geweest, gelden op te nemen by ryke piM-
ciërs, en deze maakten nu gebruik van de
harde wetten tegen schuldenaars, om dezen,
zoo zy niet aanstonds betaalden, in de ge-
vangenis te werpen en op velerlei wyzeu te
verdrukken. Toen trokken de pleb^ers naar
den nabnrigen Heiligen Berg (secessio in
Montem Saerum), vanwaar zy eerst terug-
keerden, toen zy, gerustgesteld door MênmiUu
Agrippm^ in de benoeming van tribuni plebis
(volkstribunen) een waarborg hadden verkre-
gen tegen verdere ongerechtigheden. De volks-
tribunen (eerst 2, toen 5 en eindeiyk 10)
waren onschendbaar (sacrosancti) en konden
door hunne tussohenkomst (interoessio) el-
ken burger aan de macht der overheid ont-
trekken. Voorts verkregen zy het recht, de
vergaderingen van den Sanaat by te wonen
en de aldaar genomen besluiten door hun
veio (ik verbied) krachteloos te maken. Vooral
echter waren zy machtig door de instelling
der comitia tributa, waar de plebcüers de
overhand hadden; sedert 471 werden zy al-
daar gekozen en bekleedden er het voorzitter-
schap. De stryd tegen de voorrechten der pa-
triciërs nam een aanvang met het verzet der
pleb^ers tegen den maatregel, dat het op
de vyanden veroverde land (domeingrond)
uitsluitend aan de patriciërs werd toegewezen.
Reeds vroeger, maar te vergeete, had de
consul 8pwniê9 Cattmt er op aangedrongen,
dat ook de plebejers aanspraak zonden heb-
ben op dit land, en nu droegen de volkstri-
bunen gedurig nieuwe akkerwetten voor,
zonder evenwel hun doel te bereiken. In 462
ontstond een nieuwe stryd. De tribuun (^W
Terentüim Arta deed het voorstel, dat de
consuls in hun beheer aan bepaalde wetten
zouden gebonden worden. Dientengevolge koos
men 10 mannen ter opteekening der wetten
(decemviri legibus consoribendis), welke deze
op 10 tafelen graveerden. Dit werd in 450
herhaald, en de nieuwe tienmannen voegden
er 2 tafels by. Op die wyze kwam de wet
der Twaalf Tafelen, de bron van hetBimein-
sch recht, tot stand. Het tweede collegie van
tienmannen maakte zich echter schuldig aan
willekeur, zoodat er oproer kwam onder het
volk en de voormalige staat van zaken werd
hersteld. Om het volk tot kalmte te Inrengen,
werden 2 zeer populaire mannen, Lueim
VdUrnu en Mareus Moraümtf tot consuls be-
60
ROME.
noemd. Deze bekiaehtigcteii de onachendbAar-
hdd der yolkatribanen en bepaalden, dat
de comitia tribata geigke rechten tonden heb-
ben met de comitia centnriata, aUmede dat
de benoemtng yan een magistiaat zonder be-
roep op het Tolk ongeoorloofd was. In 445
kwam het volk nog yerder, want toen stelde
men Tast, dat hnwelQken tnaeohen patriciërs
en pleb^ers als wettig werden erkend, terwtfl
voorts werd toegestaan, dat men in plaats
yan consuls krygstribnnen zon knnnen kiezen
en dat ook plebejers deze betrekking konden
bekleeden. Wél zorgden de patriciërs, dat deze
bepaling niet werd toegepast, maar de erken-
ning yan het beginsel was reeds yeeL In 400
weMen echter 4 en een Jaar later 5 kr0gs-
tribunen nit de plebejers gekozen. Ook waren
reeds yroeger S plebejers tot qnaestores be-
noemd.
Het scheen echter, dat die binnen- en bnl-
tenlandsche yoomitgang plotseiyk zon worden
yemietigd, toen in 390 yöor Chr. de Galliërs
Bome belaagden. Deze, een paar eenwen te-
yoren oyer de Alpen getrokken, hadden zich
van Opper-Italië en yan een gedeelte yan
Umbrië meester gemaakt en drongen nn in
Etrnrië door. De Romeinen, door de Etms-
cers te halp geroepen, zonden gezanten naar
de Galliërs, doch toen die gezanten deelna-
men aan den ooriog ter gunste der Etmscers
en éen yan hen zelfe een aanyoerder der Gal-
liërs doodde, terwOl de Romeinen weigerden
daaryoor yoldoening te geyen, rukten de Gal-
liërs aanstonds yoorwaarts naar Rome, yer-
sloegen het Romeinsche leger aan de Allia,
diongen binnen de muren der stad, staken
haar in brand en belegerden de Romeinen op
het Capitool. Een aanslag der Galliërs op
deze yesting werd door het gekakel der gan-
zen yerraden en door de beradenheid yan
Mareuê Manlimt yerQdeld. Ten laatste eyen-
wel zag zich de bezetting door gebrek aan
leyensmiddelen genoodzaakt met de Galliërs
te onderhandelen. Deze zouden tegen betaling
yan 1 000 pond goud de stad ontruimen en de
tribunus consularis Sulpidms was Juist bezig,
het goud den aanyoerder der Galliërs, Brem-
nmsy toe te wegen, waarby deze met den uit-
roep : „Yae yictis ! (wee den oyerwonnenen I)**
ook zUn zwaard by de gewichten in de schaal
wierp, toen Camillms met eene bende Romein-
sche yluchtelingen yersoheen en den Galliërs
eerst in de stad en yeryolgens op eenigen
afttand yan deze eene yolkomene nederlaag
toebracht Intusschen bestaat er ook eene oyer-
leyering, yolgens welke de Galliërs met de
bedongene oorlogsschatting ongehinderd aftrok-
ken. In elk geyal beyond zich de stad na
hun yertrek in een allertreurigsten toestand.
De yerbrande huizen moesten weder worden
opgebouwd, zoodat het minyermogend gedeelte
der beyolking zich weder in zware schulden
stak. Teyens moesten de naburige yolkeren,
die yan de gelegenheid hadden gebruik ge-
maakt tot het herkrygen hunner onaf hankeiyk-
heid, nogmaals tot onderwerping worden ge-
bracht De Romeinen yoerden dan ook weder
oorlog tegen de Etmscers, Voloers, Aequers
en zelft tegen de Latynen, maar de stryd werd
door den dapperen yeldheer (kmiUmt op eene
gewenschte wyze yoleindigd. Ook de Galliërs
waagden in 867 weder een inyal, maar wer-
den door OawmOmt by Alba geslagen. In het
binnenland werd het yolk door i^ne patriei-
sohe schnldeischers zóo in bedwang gehouden,
dat het alle aanmatigfaigen yerduurde. Ja,
toen MakUmy de redder yan het Capitool^
zich yoor het arme yolk in de bres stelde en
met opoifering yan zyn eigen yermogen een
groot aantal schuldenaars loskocht, werdzelfli
hy in de geyangenis geworpen en later, toen
hy zyne weldadige bemo^ingen yoortaette,
op de beschuldiging, dat hy naar de koninkiyke
waardigheid streefde, ter dood yeroordeeld.
Reeds in 876 werd de oude worsteling der
plebejers tegen de patriciërs door de yolks-
tribunen O. lAeinUu Solo en L, SextUu weder
begonnen. Zy stelden de yolgende wetten (leges
Liciniae) yoor: yan de schulden worden de
reeds betaalde renten als mindering afgetrok-
ken en het oyerschietende binnen 8 Jaren be-
taald, — geen burger mag meer dan 600
morgen land bezitten, — In plaats yan tri-
bun! consularee worden steeds oonsuUi be-
noemd, en óen yan dezen is een plebejer. De
stryd oyer deze wetten duurde 10 Jaren, en
men yermeldt, dat wegens het yeraet der
tribunen yan 876 tot 871 geene consuls ge-
kozen werden. In 867 echter werden die wet-
ten aangenomen, waarna de pleb^ers allengs
toegang yerkregen tot alle hooge bedieningen.
— in 866 tot de dictatuur, In 861 tot het
censorschap, in 887 tot het ambt yan praetor
en in 800 door de lex Ogulnia tot de bedie-
ningen yan augur en pontifex. Voorts was
de bekrachtiging yan de besluiten der comitia
tributa door de comitia centuriata niet langer
yerplichtend.
Thans was het Romeinsche yolk krachtiger
dan ooit. Herhaalde aanyallen der Galliërs
werden yooral door het beleid yan T, Tor-
puUus en M. VaUriui Cbrmw afgeslagen. Ook
tegen andere yolken warden yoorspoedige oor-
logen gevoerd en de zelfopofferende yader-
landsliefde der Romeinen bleek uit het yoor-
beeld yan If. Ctenw, die zich yrywilUg in
eene op het Forum zich openende kloof stortte,
om de stad te redden. Een schitterend tyd-
perk der Romeinsche geschiedenis nam yoorts
een aanvang in het Jaar 848 met de oorlogen,
die 70 Jaren duurden en de verovering van
Midden- en Beneden Italië ten gevolge had-
den. Die oorlogen werden gevoerd tegen de
Samnieten, tegen de Latynen, waarin de ze-
gepraal by den Yesuvius onder de consuls
IfaiittMf Torquai%k9y en P. DtÖMê door de zelf-
opoffering yan laatstgenoemde werd gefcodit,
en nogmaals tegen de Samnieten. De merk-
waardigste Jaren van dezen oorlog zyn:884y
toen L. JPapUrius Cwrtor en Q. FMun R^*
lianuiy de eerste als dictator en de tweede
als magister equitum, glansryke overwinnin-
gen behaalden, terwyi laatstgemelde wegens
ongehoorzaamheid aan den dictator ter dood
yeroordeeld en ter nauwemood van de vol-
trekking van dit vonnis verschoond werd, —
821, toen het Romeinsche leger, in de Fur-
enlae Gaudinae ingesloten, onder het Juk moest
doorgaan, — en 810, toen Q. FMm in Etrurië
doordrong en eene schitterende zegepraal op
de Etmscers verwierf. Een derde ooriog tegen
de Samnieten (898—290) dreigde met groot
gevaar, daar de vyaad door de Galliërs, Etms*
cers en Umbriërs werd ondersteund, doch het
ROME.
61
weri a4>^wend door den thig bQ Senttmim,
waariB zi^ weder een Deeiusy eea loon van
dea boTeogenoemde, voor- het vaderUnd op-
offiBfde. Een laatste groote oorlog werd gevoerd
tegen Tarentnm, de machtigste Oriekscbe stad
aan de kast in Beneden-Italifi. Die oorlog
(280^272) is merkwaardig, omdat de Bomei-
•en daarin moesten strQden tegen Pifrrkui,
koning van Epims, door de inwoners van
Tarentom te halp geroepen. F^hut behaalde
hooMnkelQk door middel sgner olifanten tot
tweeaaaal toe eene overwinning op de Bo-
neiiieiiy doeh leed daarbO soo groote verlieien,
dat hg in 278 ItaU6 verOet, om Sicilië te
veioveren, loodat de Romeinen de meeste
vganden weder tot onderwerping konden
Wél keerde hg in 275 naar ItalUS
lerag, maar werd door den consul Ourimê
Dmiaim bg Beneventnm gesbigen, waarna de
strgd eindigde met de verovering van Taren-
tom. De inwoners der steden in Latiom en
Campania ontvingen, als mnnieipia, meestal
bet Bomeinaebe burgerrecht en den naam van
Latgnaebe bondgenooten (socii latini nomini);
andere overwonnen volkeren verloren een ge-
deelte van hnn grondgebied en waren verplicht
tot het leveren van krggsvolk, en over Midden-
en Beneden- Italië verbreidde men een net van
Bomelnsehe koloniën.
De volgende afdeeling van het tweede tgd-
perk loopt tot 183 voor Chr. Daarin bloeide
de Bepnbliek door eendracht, vaderlandsliefde
en oorlogskracht Men schatte het leger op
700000 man. Wddra ontstond de Eerste Poni-
sehe Oorlog of de strgd tegen Carthago, dat sich
van het eiland Sicilië wilde meester maken.
Hg werd eerst op Sicilië gevoerd, maar in
260 bouwden de Bomeinen in korten tgd eene
oorlogsvloot, waarmede sg onder bevel van
<7. Dwüim een seetriomf bg Mylae behaalden.
Ka eene tweede overwinning bg den berg
Ecnomus werd de oorlog naar Aflrika overge-
bra^t, maar hier leden zg in 255 eene gewel-
^Uge nederlaag, waarbg hun bevelhebber
Béffimi werd gevangen genomen. Daarna werd
de strgd voor^pezet totdat de overwinning der
Someloen bg de Aegadische Eilanden met
eene door de vrgwillige gaven der burgers
nitgemste vloot de Carthagers noodzaakte,
vrede te sluiten, waarbg zg zich verplichtten,
Sicilië af te staan, eene groote som gelds te
betnlen en zich van eiken aanval op de bond-
genooten der Bomeinen te onthouden. Daar-
door was Garthago evenwel slechts tgdeigk
venEwakt In 237 vertrok Eamücar Bareat
naar Spaitfe, om aldaar nieuwe troepen te
vemmelen, en veroverde een groot gedeelte
van dat rgke land. Na zgn dood (229) werd
^hg opgevolgd door zgn schoonzoon Masdnibdly
die het begonnen werk voortzette, en na
diens overigden (221) door zgn zoon Mcmmbal,
die in 219 het met de Bomeinen verbondene
Saguntum aantastte. De Bomeinen hadden in-
middels ook Sardinië aan de Carthagers ont-
rokt, door twee oorlogen in Illyrië hunne heer-
sehappg aldaar bevestigd en de overvrinning
behaald op de Cbdliërs in Opper Italië, waarna
zg aldaar de koloniën Placentia en Cremona
Steden verrgzen. Toen zg nu de verovering van
Sagnntum in Spanje vernamen, zonden zg een
gezantschap naar Garthago, om de uitlevering
<van Mamtihal te vragen, en toen deze gewei-
gerd werd, nam de Tweede Punische Oorlog
(218—201) een aanvang. JTojiimM wilde Bome
vernietigen ; hg trok over de Alpen en behaalde
overwinningen aan de Ticinus, aandeTrebis,
aan het Meer van Trasimene en bg Cannae,
maar zgn plan leed schipbreuk op de trouw
der Bomelnsehe bondgenooten, op de trage
komst der bnlptroepen uit Spanje en op de
nederlaag van Masdr^ibal aan de Metaurus.
Nu erlangden de Bomeinsche wapenen de
overhand, en toen P. Comeliui 8^io, later
Aflieanmê geheeten, naar Afrika vertrok en
de sidderende Carthagers hunnen groeten veld-
heer derwaarts riepen, werd deze in 202 bg
Zama geslagen. BQ den vrede, die daarna tot
stand kwam , moesten de Carthagers al hunne
bezittingen buiten Afrika prgs geven, 10000
talenten (80 millioen gulden) betalen en alle
oorlogschepen op tien na lütleveren, terwgi
Ifarimtia als koning over geheel Numidië,
in hunne buurt werd geplaatst om het oog
op hen te houden. Met dezen oorlog was een
andere verbonden tegen Fkilippm F, koning
van Macedonië. Deze had in 215 met JZomniof
een verbond gesloten, en nu verklaarden de
Bomeinen hem den oorlog, waarop na den
slag bg Cynocephalae (197) een vrede gesloten
werd, die den Koning machteloos maakte. Van
de koningrgken, voortgesproten uitdewereld-
heerschappg van AUxmnder dê Grooiêj waren
nog 2 aanzienigke in wezen, nameigk het
E^ptische en het Syrische. Het eerste had
reeds voorlang een verbond met de Bomeinen
aangegaan, en in 192 ondernamen dezen den
oorlog tegen JjU^oekm JII dê QrooUy die bU
Magnesia aan de Sipylus het onderspit moebt
delven en een vernederenden vrede sloot
Er bleef nu den Bomeinen slechts over, al
die veroverde landen in wingewesten te her-
scheppen. Dit geschiedde met betrekking tot
CarUiago door den Derden Punischen Oorlog
(149—146), die met de verwoesting van
C^rthago door Sd^ Afrieamu eindigde. Met
Macedonië werd in 171—168 op nieuw oorlog
gevoerd, koning F^nmu bg F^dna geslagen
en gevangen genomen en Macedonië wél aan-
vankeigk vrg verklaard, maar in 146 na een
opstand in eene Bomeinsche provincie veran-
derd. In Griekenland was in 196 de vrgheid
verkondigd, maar na de nederlaag van Pertmu
werden 1000 Grieken van het AchaeTsch Ver-
bond naar Bome gebracht en aldaar gevangen
gehouden. Toen nu deswege in Griekenland
een opstand uitbarstte, zonden de Bomeinen
een leger derwaarts, vernietigden de zwakke
oorlogunacht der Grieken, verwoestten Corinthe
en herschiepen het land onder den naam
van Achaia in een wingewest In Syrië en
Egypte ontstond voorts de Bomeinsche provin-
cie Asia. Moeieigker was de strgd in Spapje,
waar men gedurig te worstelen had met een
nieuwen opstand. Die onder VWiathnt werd
echter door het vermoorden van dezen ge-
dempt en die der Numaatgnen door Scipio
Afneamuê met geweld bedwongen.
Het Bomeinsche Bgk omvatte nu, behalve
geheel Italië, de provinciën SicUlë, Sardinië
met Corsica, Spai^e, Aflrika, Macedonië,
Achaia en Asia, alzoo bgna alle beschaafde
landen der Oudheid. Die gewesten, door Bo-
meinsche stadhouders bestuurd, werden voor
Bome de bronnen van onmeteigkergkdommen.
62
ROME.
welke hoofdzakelUk aaa de heenohende ge-
BUchten toevloeiden. Zoo ontstond in plaats yan
de partQ der vroegere patriciërs die van den adel,
wier leden ook opUmaten werden genaamd.
Tevens werd Rome het centmm eener van
alle kanten opgekomene, minvermogende be<
volklng, en eene botsing tosschen die beide
partQen, van welke de laatste de eerste ver-
reweg in getalsterkte overtrof was te voor-
alen.
De geschiedenis dier botsingen vormt de
derde afdeeUng (188—81) van dit tgdperk.
De gebroeders lUerUu en CkifMs Oraeckus
(sie aldaar), van vaders- en moedersatlde nit
aansienigke geslachten gesproten, kosen uit
edele beginselen de agde des volks. De oudere
vernieuwde als volkstribnun de lex Licinia
omtrent het grondbexit; door het overtollige
land der rQken onder de armen te verdeelen,
wilde hU een welvarenden boerenstand doen
ontstaan. ZQn broeder, nog hartstochtelUker
dan htf, ging een stap verder en wilde het
regeeringsgesag op de volksparty overbrengen.
Beide broeders vonden daarbU een treurig
uiteinde, en daardoor ontstond een stryd tus-
sohen de senaat»- en de volkspartV, die ein-
deiyk den ondergang der Republiek veroor-
■aakte. Luigen ti|d bleef de uitkomst dier
worsteling onbeslist. Aanvankeigk heerschte
de Senaat door den schrik , dien het ombrengen
van de Graechmsêe» en van hunne aanhangers
verbreidde. Daar echter de verregaande self-
lucht der aansienlQken gedurig duidelOker
bleek en de oorlog van Jtiffwrtha (111—106)
in de eerste Jaren op eene flauwhartige wQze
gevoerd werd, verkreeg weldra de volksiMurtg
de overhand, aoodat de volksman C. Marius
(zie aldaar) in 107 consul werd. Er ontstond
echter eene aanmerkelfike verand^ng, toen
S. SertfiUus QUmoia en L, Apvlejut Saiwrniiu
een opstand van het gemeen uitlokten en
alzoo ManMu dwongen, aich daarvan los te
rukken en lich met de senaatsparty tot on-
derdrukking des volks te vereenigen. Daar-
door kwam de heerschappy in handen van
den Senaat. Intusschen werd in 91 door eene
gematigde minderheid in den Senaat eene
poging gedaan om eene schikking tot stand
te brengen. Voor een groot deel toch liep de
stryd over het bezit der rechtspraak, welke
door C. Qtaoohnt van den Senaat naar de
ridders was overgebracht, zoodat dezen zich
aan de zyde des volks schaarden. In den
geest van genoemde minderheid leverde nu de
tribuun M, Limus Drunu eene reeks van
wetten in, waardoor de rechtspraak tot den
Senaat zou terugkeeren. Die poging tot ver-
zoening echter werd door de meerderheid ver-
ydeld en had ten gevolge, dat de bondge-
nooten, in hunne hoop op het Romeinsche
burgerrecht te leur gesteld, naar de wapens
grepen. Zoo ontstond de Bondgenootenoorlog
(90—89), welke eindigde met de toekenning
van het Romeinsche burgerrecht aan allelta-
liaansche bondgenooten. Daardoor verdub-
belde het aantal Romeinsche burgers, doch
dezen konden wegens den a&tand geene volks-
vergaderingen by wonen, zoodat de belangrykste
besluiten door de proletarii te Rome genomen
werden. Qemakkeiyk kon derhalve tribuun
P. 3ulpiemt Bufm in 88 onderscheidene re-
volutionaire wetten doordryven, alsmede het
besluit, dat in den oorlog tegen MUkriiaUê
het opperbevel van den consul P. OoméUmê
SuUa op C. Marwi aou worden overgebracht
Doch Suila trok aan het hoofd van ^n leger
uit Campania naar Rome, doodde of verbande
aldaar ^ne tegenstanders en nam de noodige
maatregelen om het gezag der senaatsparty te
handhaven. Daarna verliet hy Rome enitaliö
en voerde oorlog tegen MWmdatêê^ zonder
zich om de gebeurtenissen te Rome te be-
kreunen. Inmiddels maakten de aanhangers
van Mariuê onder aanvoering van L, Oormelius
(Xtma zich meester van de heers<diappy te
Rome en behielden haar tot aan de terug-
komst van SuUei. Voorts keerde Jfarims terug
uit Afrika, werwaarts hy de wyk genomen
had, en aanvaardde in 86 voor de zevende maal
het consulschap, doch overleed weinige dagen
daarna. Toen SmUa in 88 verscheen, rukten
de aanhangers van Matriiu hem met een ge-
ducht leger tegemoet, maar zy werden in den
bloedigen burgeroorlog (88—21) geheel en al
vernietigd. Nu werd SMa dictator, versterkte
de senaatsparty, hergaf de rechtspraak aan den
Senaat en maakte de volkstribunen machteloos.
Daarna legde hy in 79 het dictatorschap neder
en overleed niet lang daarna.
8mUa had doen zien, dat de beslissiog in
den burgeroorlog af hankeiyk is van het l^er,
en dit laatste was een uitstekend werktuig
geworden in de hand van heerschzuchtige
bevelhebbers, nadat ManuM in 107, in s^d
met de wet, ook de proletarii in de legioenen
had ingeiyfd. Weldra ontstond er verzet tegen
de door SiMa verordende beperkingen van de
macht des volks. De consul Jf. AemUiiu Le-
pidui (78) hield oproerige toespraken, verza-
melde een leger in E^rurië en trok naar
Rome. Hy leed er de nederlaag, maar de
volksbewegingen duurden voort tot 70, toen
Om. PompéjuB de voornaamste eischen der
ontevredenen inwilligde. Deze, reeds vroeger
wegens zyne dapperheid Magmtu bygenaamd,
verwierf nieuwe lauweren door ^ne voor-
spoedige oorlogen tegen Sertorims en tegen
épa/rtaeuê. zoodat hy in 70 consul werd,
waarna hy aan de tribuni plebis hun voor-
malig gezag teruggaf en de ridders herstelde
in het bezit van een gedeelte der rechtspraak.
Daardoor verwierf hy de volksgunst en zag
zich benoemd tot opperbevelhebber tegen de
zeeroovers en tegen MUhndaUê. Na eene
voorspoedige voleindiging van deze oorlogen
had hy zich gemakkeiyk tot beheerscher van
Rome kunnen opwerpen, doch hy dankte aan-
stonds het leger af, en nu kwam de Senaat, die
zich krachtig gevoelde door de onderdrukking
der samenzwering van OatiUna (zie aldaar),
in verzet tegen zyne beschikkingen in Azië
en tegen de belooning van het leger, zoodat
Fompéjut een verbond sloot met O. JvU%9
Camair en M. lAmnitu Oroênuy om zyne
eischen door te dry ven. Aldus ontstond het
Eerste Driemanschap (60), zoodat deze drie
mannen gezameniyk heerschappy voerden. In
68 sneuvelde Orauu» tegen de Parthen,
en in 49 barstte uit wederzydschen nayver
een oorlog uit tnsschen Fompéjuê en Cb«Mr.
Deze laatste overwon met zyn in Qallië ge-
oefend leger eerst de legatie van PoMp^Win
Spanje, daarna JPomp^ut zelven in 48 by
Pliarsalus en het overschot der party van
BOME.
63
:Pomp6iu$ in 46 b)f ThApsoa in Afirika en in
45 bQ Manda in Sp*qje. Daardoor verwierf
h8 de aUeenheerachappü te Bome. — Door het
▼ermoorden van Caeior (44) dreigde de bnr-
geroorlog nogmaals nit te barsten. O. Odamanmê^
de aangenomen soon van CMtor en dienten-
geyolge Cajnê Juliut Caesar Oetaoianus gehee-
ten, bestreed in yerbond met de senaatspartQ
Mmvmê Axtommy keerde de wapenen te^en
de Benaatspartg en bracht in 43 het Tweede
Driemansehap tot stand met Jf. Aniomviu en
Jf. Aj&niXlm» Lwidus. De voorstanders van de
senaatsparty, £, Brutus en C. Oasnuê^ wer-
den in 42 by Phüippi overwonnen, waarop
Atdommê ayn tyd en syne kracht verkwistte
in weelde en overdaad aan het Hof van
Cleópaira of in nietsbeteekenende oorlogen
tegen de Parthen en Armeniërs, terwyi Oe-
ianioÊÊut in Italië ayne tegenstanders overwon
of nit den weg münde en zyn leger in veld-
tochten versterkte. Na eene langdurige span-
ning kwam het tosschen de beide mededin-
gers — Ltpidms was reeds verdwenen — tot
een oorlog; AnUnmu werd in een zeeslag by
Aetiam overwonnen (31) en bracht lich in
Egypte om het leven (30).
Op die wyse verkreeg OetcmanMt te Bome
de alleenheerschappy, welke hy door ayne
schranderheid en gematigdheid tot aan zyn
dood behield. Met zyn optreden als Keizer
begint alzoo het derde tydperk, dat van het
Keiaerryk, hetwelk dunrde tot aan den val
van het Westersch-Bomeinsohe Keizerryk in
476 na Chr.
De heerschappy van OctavUmusj door het
leger verworven, werd ook door de legioenen
en hulptroepen en vooral door de praetori-
aanaohe benden te Bome gehandhaafd. Om de
republikeinen niet te kwetsen, hield hy de
vo<mnalige instellingen en bedieningen in
stand, maar zorgde tevens, dat hem door den
Senaat de voornaamste waardigheden werden
opgedragen. Dat lichaam verleende hem in
27 voor Chr. den eeretitel van ^f^^w^Kf. Hy
wilde de orde, door de burgeroorlogen ver-
stoordf herstellen en de burgers op nieuw
gewminen aan gehoorzaamheid aan hnnne
overheid. Het was een zegen voor Bome, dat
hy geene militaire eerzucht koesterde en dus
by het volbrengen van zyne vredelievende
taak den oorlog zooveel mogeiyk vermeed. Niet-
temin moest in Spanje (27 — 19) gestreden wor-
den, en hy nam zelf deel aan dien stryd. Van
meer belang echter waren de oorlogen aan de
Donan, waar de Sicambriërs aan If . LoUiuSf
den stadhouder van Beneden- Germanië, eene
nederlaag toegebracht en zellb een adelaar
geroofd hadden. Deswege trok zyn stiefzoon
Drmtus^ later deswege Germanicus genoemd,
by herhaling naar Duitschland en de Neder-
huiden (12—9), en nadat deze door een val
van het paard was omgekomen, werd zyn
werk door Tiberius, den ouderen stiefzoon
van Amguttuij en door L, DomiHm met goed
gevolg voortgezet, zoodat de Bomeinen het
noordwesteiyk gedeelte van Europa tot aan
de Elbe ab veroverd land beschouwden. Die
voordeden evenwel gingen verloren in het
jaar 9 na Chr. door de nederlaag van QuinH-
Ims VcMTus in het Teutobnrger Woud, zoodat
de Bomeinen hunne landen niet verder dan
tot aan de Byn tegen de Qermanen bescherm-
den. Aan de Donau ontstond, nadat Bhaetië,
Yindelicië en Pannonië in wingewesten ver-
anderd waren, ten gevolge van een oproer in
laatstgenoemde provincie, een hevige oorlog,
die van 6—9 duurde, terwyi lUerims daarin
ter nauwemood de overhand belüeld. Voorts
werden in de jaren 26 — 21 voor Chr. veldtochten
ondernomen in Europa en in Ethiopië, doch
zy brachten den Bomeinen weinig roem;
An^ftutmê werd echter hoog geprezen, omdat
Phraortesy koning der Parthen bedreigd door
een pretendent en door een Bomeinsch leger,
hem de Bomeinsche gevangenen en veldtee>
kens terugzond, welke by hem aanwezig
waren. De zegenryke regeering van AugmstMB
eindigde met zyn dood op den 19den Augustus
14 na Chr. Hy werd opgevolgd door T{b«ria$
Claudiut Nero, den aangenomen stie&oon van
Av^/Mttmê en den zoon van Livia (later JuUa
en Auguda genoemd). By den aanvang van
zyne regeering waren de legioenen aan de
Byn en aan de Donau opgestaan, en juist daar
bevond zich het belangrykste gedeelte van het
leger. Die opstand werd met moeite gedempt,
die aan de Donau door DmnM, den zoon van
JSibenaty en die aan de Byn door OêffMmooê^
den zoon van Drusut Oermamotu; deze deed
daarop tot het jaar 16 toe by herhaling in-
vallen in Duitschland, terwyi hy by den laat-
sten van deze tot over de Weser voorwaarts
rukte en aan de Duitschers onder Armiims
een bloedigen slag leverde op het Idistavisns-
veld. TUerius, het voorbeeld van Aufftisiui
volgend, vermeed zooveel mogeiyk den oorlog;
hy vertoefde tot het jaar 26 te Bome of op
het eiland Capreae (Capri), en hield zich y vo-
rig bezig met regeeringszaken. Hy bezat eene
pryzenswaardige eerzucht en zyn bestuur
was voor de wingewesten niet minder welda-
dig dan dat van zyn voorganger ; daarentegen
ergerden te Bome velen zich aan zyne ach-
terhoudendheid, zyn wantrouwen en zyn
hoogmoed. Hy behandelde den Senaat als een
werktuig, hetwelk hy bezigde om op de aan-
klacht van delatores (verklikkefs) een groot
aantal aanzieniyke mannen te doen veroor •
deelen. Zyne rechterhand was de praefectos
praetorio X. Adimg SejamoMy die de praetori-
aansche benden in 23 een vast legerkamp binnen
de stad deed betrekken, om voor zich aelven den
weg te bereiden tot de heerschappy, den zoon
van TUerius en de meeste familieleden vaui
Qermanieuê uit den weg ruimde en in 26 Ti-
herius overhaalde, op Capreae de eenzaamheid
te zoeken. Hy werd. wel is waar in 31 als
beschuldigd van samenspanning tegen den Kei-
zer, ten val gebracht, doch maakte slechts
plaats voor een dergeiyk werktuig, Maero
genaamd. TiJberius werd op zyn sterfbed, toen
hy uit eene flauwte scheen by te komen,
door dien onmensch verstikt en liet de heer-
schappy achter aan den eenige der zonen van
OermtmieMiy die nog in leven was, aan Ce^ut
{Caesar Augustus Qemumieus), reeds als kind
door de soldaten spottenderwys GoZ^jmla ge-
heeten, omdat hy kleine soldatenschoenen
(caligae) droeg. Deze beschouwde zyne waar-
digheid ab een vrybrief om alles te doen
wat hem behaagde en sleet den korten tyd
zyner regeering met de onzinnigste uitspattin-
gen, brasseryen en wreedheden. Hy werd den
248ten Januari 41 door een tribunus der prae
64
ROME.
torianen Termoord. De praetorianenTerhieyen
toen Tfèenmë C^midUu Ifero, den broeder Tan
Omiumietu, tot Kdier. Dese had een goeden
wil, maar was aeer iwak van verttand, zoo-
dat hQ de speelbal werd van iQne vrouwen,
eerst yan de ledelooie Jl£ê$$alima, daarna van
de heerselunohtife A^rippima en van sQne
▼rVgelaten riaven, jModat ook onder iSn be-
stnor Rome het tooneel was yan loslMindig-
heid en wreedheid. Intnsschen werd Manri-
tanië in een wingewest veranderd en een
beg^ gemaakt met de verovering van Bri-
tannië; ook groef hQ eene nienwe haven te
(Htia en lorgde voor eene doelmatige water-
lo<»ing van het Lacns Fneinns, dat zyne oe-
vers gednrig met overstrooming bedreigde.
Zyne gemalin J^rippina bezigde haren in-
vloed vooral, om haren zoon nit een vroeger
hnwelQk, Z. DamUiuêj met achterstelling van
BritmmietUj den zoon van OUmdUu^ van het
bezit van den troon verzekeren; zQ zorgde
alzoo, dat hy met Ootavioy de dochter van
Clamdmi, in het hnwelOk trad en door laatst-
genoemde als zoon aangenomen werd, waarna
hU den naam van Nero ClaudUu Drmnu
Oamar ontving. Daarop bracht A^rippima ha-
ren echtgenoot door vergif om het leven, en
Nero aanvaardde het bewind. Zjjne regeering
(54—68) geleek op die van Oal^ila. Htf
vermoordde Brii€Êmnout (66), zQne moeder
J^^rippima (69). z^ne gemalin Oetama (62),
syn leermeester Seneoa (65) en een groot
aantal aanzieniyke Romeinen, — voorts alle
te Rome gevestigde Christenen, die hQ in
64 na den groeten brand van het aansteken
van dezen beseholdigde en onder de vreese-
IQkste martelingen deed ter dood brengen. Hf)
gaii zich over aan verregaande uitspattingen
en brassergen en stelde er eene eer in, als
zanger en tooneelspeler te schitteren; hy trad
dan ook te Rome en elders in Italië als kun-
stenaar op en volbracht in 66 eene reis naar
Griekenland, om er aan wedstryden deel te
nonen. ZQne veldheeren Corhulo en Vêtpa-
«WMNW voeÉrden voorspoedige oorlogen tegen
den Koning der Parthen en tegen de Israë-
lieten; eer^genoemde werd in 67 naar €Me-
kenland geroepen en ontving er van Nero
bevel, zich zelvoi om het leven te brengen.
De Romeinen verdroegen de willekeur en de
wreedheid des Keizers tot in 69, toen ztjn
stadhouder in Gkülië, C. JuUmê Vimdex, door
het leger ServUu Suépieimê Oalha. stadhouder
van SpaiUe, tot Keiier deed uitroepen. De
opstand in Gkülië werd wel is waar door
VêTjfwmt gedempt, maar QaXba trok met
«yne krUgsbenden naar Rome, en Nero werd
op de vlucht volgens zQu eigen last dooreen
zQner vrQgelaten slaven gedood.
Het was voor Rome eene belangrtfke ge-
beurtenis, dat met Nero het keizerlQk Huis van
JMiu OÜMdimê uitstierf. Zy toch veroorzaakte,
dat verschillende legerafdeelingen hare bevel-
hebbers tot Keizers uitriepen, zoodat het
Ryk weder door burgeroorlogen geteisterd
werd. Qdlha werd in Januari 69 door M. 8al-
frims Oiho met hulp der praetoriaansche ben-
den van den troon geworpen, en laatstge-
noemde, plaats makende voor A, VUeUms^
door de legioenen van Beneden-Germanië tot
Keizer uitgeroepen, doodde zich zelven (16
April 69). Tegenover ViteUmt echter werd
door de legioenen van het Oosten TUm$ Fla-
vku Veepattcmu» tot k^zer gekozen, en deze
aanvaardde in December 69, na het overwin-
nen van VUéUimBy de heerschappy. Hy her-
stelde de orde in het leger en in het Ryk,
en onder zyn bestuur werd in het Jaar 70
door TUut den oorlog tegen de IsraSlietea
met de verovering en verwoesting van Jeru-
salem geëindigd. Ook een opstand der Bata-
vieren onder CHmlitj zich uitbreidend over
een groot gedeelte van Qallie, werd door
PeHUttê OerèaUt gedempt, en de bemachtiging
van Britanniê door (M. JuUus A^rieola voort-
gezet Veepatumue was de eerste van eene
reeks van voortreffeiyke Vor^n, alleen door
DomiHamue ontderd. Zyn oudste zoon TUtu
MamMi Vetpantmme verwierf door zyne uit-
muntende hoedanigheden gedurende den kor-
ten tyd van zyn bestuur (79—81) in zoo
hooge mate de toegenegenheid des volks, dat
hy den eemaam ontving van de „liefde en
de wellust van het menscheiyk geslaeht
(amor et deliciae generis humani)". In dien
tyd werden Pompeji en Herculanum by eene
uitbarsting van den Yesuvius onder de aseh
bedolven. De regeering van DomH%am$ (81—96),
den Jongeren zoon van Fespaeiamu, was we-
derom eene aaneenschakeling van uitspattin-
gen, brasseryen en wreedheden, vooral na
het ontdekking der samenzwering van Saimr-
mmu$. De oorlogen, welke hy voerde tegen
de Katten, Sarmaten en Daders, waren niet
eervol voor de Romeinen, terwyi hy Agrieola^
die in BritanniS lauweren behaalde, uit afgunst
terugriep. De ellende van zyn tyd werd in
de dagen van J£. Ooeoeftu Nerva (96—98) en
vooral in die van M, ülpUu Trafammê (98—
117) zooveel mogeiyk verzacht. Eerstgenoemde
was door den Senaat uit dat lichaam geko-
zen, maakte zich verdiensteiyk door zyne
welwillendheid en zachtmoedigheid en be-
stemde TVafamu tot opvolger. T^ae vergrootte
het Romeinsche Ryk door voorspoedige oor-
logen. Hy voegde er Daciê aan toe, I^welk
zich uitstrekte tot aan de Zwarte Zee, onder-
wierp Armenië, veroverde Hesopotamië, trok
over de Tigris, bemachtigde Ctésiphon, de
hoofdstand der Parthen, noodzaakte den Ko-
ning om te vluchten en zou wellicht zyne
veroveringen nog verder hebben uitgestrekt,
zoo hy niet gestorven ware. Ook deed hy
te Rome grootsche gebouwen en de naar hem
genoemde zuil venüzen. Zyn opvolger P.
Adku Sadriamu (117—138) bezat een ge-
heel ander karakter, en toch was zyn be-
stuur weldadig voor het Ryk. Hy zorgde
slechts voor het behoud des vredes en liet
de veroveringen van zyn voorganger aan de
andere zyde van de Eufraat uit eigen bewe-
ging varen, terwyi hy in Britannië en (}er-
manie vestingwallen langs de grenzen deed
aanleggen of versterken. Ter bevordering der
volkswelvaart bezocht hy byna alle gewesten
des lands, doorgaans te voet Eerst in de
laatste jaren van zyn bestuur gaf wantrouwra
aanleiding tot wreedheden, terwyi hy geen
anderen oorlog van eenig belang voerde dan
tegen de oproerige Israëlieten in 185, wier
laatste hoop op het herkrygen der zelf-
standigheid toen vernietigd werd. Op hem
volgden de beide AnUmijnemy nameiyk Auto-
Fiu$ en Mareut Awreinu AjêiommUf
ROME.
65
teet wies de reeki van TOortreiVéltlke Vonten
eett dade nam. De regeering vao eentgenoemde
(IM— 161) WM orer het geheel rustig en
Toonpoedlg, aoedat de geeehiedente enkel
i(ne deogden en yerdlentten prgst Niet min-
der loffe^k wae het karakter van zOn aange-
Bomen men en oprolger (161—180), maar
s|n bertanr was minder geiegend. Langen
tVd had h9 te worstelen tegen Lu^tu Verus,
dto desgeigks naar de Keizerigke waardigheid
deag. Toch hraeht hg vele nuttige Instellingen
teC stand, en zOne veldheeren Siaiimi Friteut
en Atiiimê Coidtu Toerden een roemrüken
eotlog tegen de Parthen. Te betreoren was
het, dat de overwinnende legers de pest
nedehrachten nlt het Oosten. Voorts hield hQ
net moeite de Tolkeren aan de Donan In be-
dwang, en moest ook nog een yeldtoeht onder-
aemen tegen Gsmuw, die zich In het Oosten
tot keizer had opgeworpen, maar door zQne
eigene soldaten werd gedood.
Het yenral der Rgks, zich reeds onder
Jlormf Awrtiimê openbarend, kwam na den
dood van dezen nog dnldeltfker aan den dag.
In het noorden werden de Romeinen bedreigd
door het Toorwaarts dringen der Germaansche
Tolken en in het Oosten door het Nieow-
Fenisehe Rgk, zich in 226 op de painhoopen
Tzn dat der Parthen yerheffend. Daardoor
tiad de militaire maoht weder op den yoor-
grond, en de InTloedrgke legioenen kwamen
in Tenoeking, honne aanvoerders tot Keizers
■It te roepen. De volgende Keizer, Oórnmodm
(180^197), de onwaardige zoon van Marew
AmrèUn, sloot met de vQanden een smade-
igken vrede en gide naar Rome, om zich
déar aan zQne sehandelQke lasten over te
geven. By bracht zQne dagen door met zich
tal het openbaar te vertoonen als zwaardvech-
ter en als Romdnschen MireuUg, terwyi hQ
het regeeringsbeleld overliet aan verachteigke
ganateilngen. Eene samenzwering veroor-
naakte ^ dood, en zQn opvolger PerHnax,
door den Senaat gekozen, werd door de onte-
vredene praetorlanen vermoord, en nn ging
de overmoed dier soldaten zoo ver, dat zg
den troon voor 25000 sestertiên (ongeveer
SOOO galden) ieder aan den rtfken senator
^iémt Jtditmmê verkochten. Er stonden echter
drie tegenkeizers op, JPeseenmUu J^tger^ do-
êm$ AWimu en SepHmku Severus, en laatst-
de behield de overhand. Smtimius
(198--211) herstelde het aanzien des
door een veldtocht tegen de Parthen
(198), doeh hg vestigde zffn gezag bepaalde-
igk op de praetorlanen, wier aantal hQ tot
IK)000 vermeerderde. Ka volgden CaraiDaila
(111—817), Maerimus (217—218) en Mdu^d-
èaUu (218—222). De eerste en derde over-
troIRni in Uwbandigheid en wreedheid hnnne
sieehtite voorgangers. Oaraealla, die in 212
asB alle vrpe bewoners des Rt)ks het barger-
reeht verleende, werd gedood door Maerinmiy
den bevelhebber der praetorlanen, die eerlang
een dergeigk lot onderging, waarna Sdiogd-
ftalM, eigeiülk SauiMnu^ als 14-Jarige knaap
tot Keiser nitgeroepen werd. Nadat ook deze
door de praetorlanen was vermoord, beklom
AJëMmdêr SnmmÊ (222—285) desgeigks als
14-Jarig Jongeling den troon, maar ontwikkelde
ilek tot een welwillend en zelfttandig Vorst Hf
ondernam, zonder belangrQke gevolgen, een
xin.
veldtocht tegen de Perzen, begaf zich voorts
naar de grenzen aan de Rgn, maar werd al-
daar door zOne mnitende troepen omgebracht.
IfeKriflfitfiM, de aanlegger dezer mniterQ, een
Thraclêr en een rnw soldaat, maakte zich mees-
ter van de heerschappQ (235—288). HQ voerde
steeds oorlog en wekte door wreedheid en heb-
zacht de algemeene ontevredenheid, zoodat na
een opstand in AfHka een vader en zoon, beiden
Gordiaitus genaamd, genoodzaakt werden, den
Keizerigken titel te aanvaarden. Toen dezen
na het dempen van den opstand waren ge-
dood, benoemde de Senaat twee zyner leden,
Pupiému en BatHmtu tot keizers. Maximinus
trok na naar Rome, maar werd by de bele-
gering van Aqnileja door z||ne soldaten ge-
dood. Fupiému en BdlHmut werden nn door
de praetorlanen gedwongen, een derden
€hrdiamu, een Id-Jarigen knaap, als mede-
keizer te erkennen en daarna vermoord, zoo-
dat Oardianus III de alleenheerschappó ver-
kreeg (238—244). Deze, door zt)n nitmantenden
leermeester Minthem bQgestaan, streed met
roem tegen de Perzen, maar werd vervolgens
door den bevelhebber der praetorlanen, PM-
V^[tputy een Arabier en deswege Arabê genaamd,
omgebracht Deze regeerde van 244 tot 249 en
werA van den troon geworpen door Deem$
(249—251), die zQn roem bezoedelde door
eene bloedige vervolging der Christonen. Na-
dat hy gesnenveld was in een slag tegen de
Oothen, werd CMlus (251—254) zyn opvol-
ger, eerst tegelQk met den door den Senaat
benoemden So$til%anu9^ doch lator alleen.
Daarop volgde AemülianHs (254) en toen
Vdlerianuê (255—260) met z0Q door hem tot
medebestnnrder gekozen zoon GaUiênusi^b^ —
268). Naast deze beiden verhieven zich in
onderscheidene wingewesten, doorgaans op
aansporing der troepen, tegenkeizers, wier
aantal tot 80 klom, terwgi zg bnrgeroorlog
en verwoesting brachten over het Rgk. Daarbg
kwamen voorts vgandeigke Invallen van de
Franken, Alemannen, Gothen en Perzen, die
de provinciën nitplanderden, en eindeigk eene
vreeseigke pest, die van 251 tot 265 woedde
en de helft der bevolking wegsleepte, weshalve
dat tgdperk hoogst rampzalig mag worden
genoemd. VaUrianus werd in 260 door de
Perzen verslagen en gevangen genomen en
bracht daarna zgn leven door in eenesmade-
igke gevangenschap, en Oalliénua baadde zich
in overdaad, totdat hg door eene samenzwering
in zgn leger werd gedood. De volgende Kei-
zers Olaudiuê (268—270), Awrdiamu (270—
276), Tdeitut (275-276), Próbus (276—282),
Oarus (282—288) en diens zonen Oariituê
(288—285) en iTtimmaawf (288— 284) hebben
wel is waar een einde gemaakt aan die tal-
rjfke mededinging en ook voorspoedige oor-
logen gevoerd , maar zg waren niet in staal,
een bigvenden toestand te scheppen, en hnnne
heerschappg nam doorgaans een einde met sol-
datenoproer en moord. De besten van hen
waren Aurèlianw en Ptobut, De eerste deed
wel is waar afMand van Daclë, maar wist
aan de Donan de Gk>then met kracht te be-
tengelen, versloeg de Alemannen, die reeds
in Itali6 waren doorgedrongen, en maakte een
ehide aan het door Odenathuê gestichte en
door Zwobia dapper verdedigde Rgk van Pal-
myra. Profm$^ een nitstekend krggsman, ver-
5
ROME.
dieef de Gemumen uit GhüU6 en venrolgde
hen tot yer in hun eigen land, yenterkte de
door Sadncmm voltooide rerdedigingBlinie
▼an de Btfn tot aan de Donan door een mnnr,
dempte meer dan éen opstand in de winge-
westen en deed door iQne soldaten wgnbergen
aanleggen aan de Bgn en aan de Donan. Ook
hg werd door lOne soldaten yermoord, en
ign opvolger CXinM werd almede het slachtoffer
eener sameniwering. NMmêriamuê overleed ge-
durende ign terugkeer van een yeldtoehtte^n
de Penen, waarop (7. AmréUus Vai0nui Dio-
dêüamui door het leger tot Keiier uitgeroepen
werd. OcÊrinui streed in 285 tegen hem bg
Mnrtium, maar werd door i||ne eigene troe-
pen gedood, soodat DiocUtiamm de alleen-
heersohappl) aanvaardde.
Met IHooleHanut (284—806) begint een nieuw
tydperk van de geschiedenis des Keiaerrgks
door de instellingen, waardoor hy het wag-
gelende BQk op een nieuwen grondslag wilde
bevestigen. Hf| splitste het in 4 deelen en
stelde 8 landvoogden aan, namelük Maximia-
mu als Avffuttnê en OtUêriui en CkmiiamüuÊ
GSUontf als OMMMVf, — den eerste over ItaliS
en Afrika, den tweede over Illyrifi en den
derde over Qallifi, Spanje en BritanniS, ter-
wQl hQ lelf heerschappQ bleef voeren over
Adë, Egypte en Thracifi, zich tevens met
het opperbestuur belastende. H]) bevrQddehet
Keiaerigk geiag van den overgebleven invloed
van den Senaat en van de piaetorianen door
moomedia in Bithynifi tot residentie en alaoo
tot middenpunt des B||ks te verheffen en aan
Mammiamuê te bevelen, iQn letel niet te
Bome, maar te Mediolanum (üilaan) te ves-
tigen. Om aan de Keiierlüke waardigheid
grooter glans te verleenen. versierde hfl dch
met den diadeem, aanvaardde den naam van
„dominus". londcNrde zich af en stelde een aan-
tal hoofiBcne vormen vast Ook legde hQ de
grondslagen voor eene rangschikking van amb-
tenaren in klassen, welke onder OonstatUifH
dê QtaoU werd voortgezet Dit alles ging goed
zoolang hg door persoonigk overwicht de een-
dracht onder de verschillende beheerschers
handhaafde; de oproerige bewegingen werden
gedempt, de grenzen des Bgks verdedigd en
voorq^ocfdige oorlogen gevoerd tegen de Perzen
(287), zoodat het ^dperk van DioeUtiamu als
gezegend kan worden beschouwd. De Chris-
tenen waren echter van dien zegen uitgesloten
en vooral in 808 aan bloedige vervolgingen ter
prooi. Toen evenwel JHooleHamu in 805 het
bewind nederlegde en ook Maximimmu over-
haalde agn voorbeeld te volgen, stortte het
door hem gestichte gebouw eerlang in óen.
Volgens een door hem genomen besluit wer-
den nu de Caesares Oomiamiimmi Chhnu en
QaUrwê tot Arngmü verheven en iSSf^ntf en
Mawmmtu Data tot Caetaret benoemd.
Toen echter in 806 OoniianHnmi overleden was,
trad diens zoon OonttanHmu tegen den wil
van CfaUrioi als Caesar op. Te Bome werd
Maaeniku^ de zoon van Maximiamu tot Caesar
uitgeroepen, en ook laatstgenoemde keerdein
807 naar Bome terug, om deel te nemen aan
de heerschappg. Gateruu zond wei is waar
in 807 een leger onder Severut ter bestrgding
van Maxêntims en Maximiamu naar Italië,
maar de bevelhebber werd geslagen en gedood.
Nadat nu Limmius in zgne plaats tot ^i^^iw^ I
benoemd was, had men niet minder dan 6
Augusti, nameigk : GaUriu$j Maximimt, Omh
êiaiUimuit lAdttimt, Maximiamu en Maxemüms,
Van deze verdween : Maximimmu het eerst vaa
het tooneel; hg wilde te Bome zgn zoon
doen vallen, maar leed de nederlaag en nam
de vlucht naar zgn schoonzoon OotutoMÜmuUk
QalUe, die hem ia 810 vermoordde. MaxmUimê
werd door OmgioMtimu overwonnen bg den
Pons Milvius en verdronk in de Tiber. Maxi-
mimtê werd in 818 door Xiommi» m AManopel
geslagen en stierf op de vlucht, en BaUnoê
was reeds in 811 overleden, zoodat alleen
CkmêiamÜÊimê en lAemku overbleven. Tnssdbien
die beiden kwam het in 814 tot een oorlog,
die na de herhaalde nederlaag van Liemku
met eene nünneigke schikking eindigde. Hg
barstte echter wederom uit in 828. lAeimmê
moest tot tweemaal toe, bg Adrianopel en
Chalcedon, het onderspit delven, viel in han-
den van OomUmtixmê en werd, in strgd met
diens gegeven woord, in 824 te Thessalonica
omgebracht
Zoo werd Omaiamian^ doorgaans, maar met
zeer twgfelachtig recht de Qtoaie genaamd,
alieenheerscher (824—887). Hg vestigde zgn
zetel te Byzantium, naar hem Constantinopel
geheeten, verfraaide deze stad, en verdeelde
het Bgk in 4 praefecturae, 18 diooeses en 115
provinoiae. Voorts scheidde hg het militairen
burgerigk bewind, bevorderde de aanstelling
van een welgevormd korps ambtenaren en
verhief het Christendom tot staatsgodsdienst
Beeds gedurende den strgd tegen i^ne mede-
dingers naar den troon had hg steun gezocht
bg de Christenen en hun bescherming ver-
leend, terwgi zgne tegenstanders in het ver-
volgen der Christenen bleven volharden. Vol-
gens zgn eigen verhaal had hg vóór den slag
tegen Maxemüm bg den Pons Milvius een
visioen gehad, bestaande in een kruis met
het opschrift: „In hoc signo vinces (in dit
teeken zult gg zegenpralen)**. en na dientgd
was een vaandel met een kruis en met dit
opschrift (labarum) zgn veldteeken. Dow het
Edict van Milaan (815) schonk hg aan de
Christenen vrUbdd van godsdienst en helde
zelf tot het Christendom over, zoodat hg op
het oecumenisch condlie te Nicaea het voor-
zitterschap bekleedde, oftchoon hg eerst in
zgn laatste leven^aar zich liet doopen. Het
door hem ingevoerde stelsel van bestuur deed
de belastingen met schier ondrageigk gewicht
drukken op de provinciën, en ook op ^n
huiseigk leven agn donkere vlekken aan te
wgzen. Toch moet men van hem getuigen,
dat hg met kracht en beleid regeerde, d»
grenzen des lands tegen de invallen der Qer-
manen en Sarmaten beveiligde en alle oproe-
rige bewegingen wist te betoomen. In 887
werd hg opgevolgd door zgne z<men Oomtmtku
en Ckmgiamëj die reeds vroeger tegeigk met
twee neven van hun vader tot Oaetarm waren
benoemd, maar thans die neven en vele andere-
nabestaanden van OomimU^ deden ombren-
gen en zelven ais Afigmti het Bgk onderling^
verdeelden. Oomtiam werd in een opstand,
door den tegenkeizer MagnmUmê aangevoerd ,.
gedood (850), en nadat laatstgenoemde en nog
twee andere tegenkeizers overwonnen waren,
aanvaardde OonêtatUiim de alleenheerschappg»
In 860 evenwel werd zgn neef Jtüammj de
ROME.
67
eenige nog levende bloedverwant van Oom*
stmiij» dê Orooiêy door het leger tot keiier
uitgeroepen. Dese had sedert 865 in Qallië op
eeiie roemrOke wQze oorlog gevoerd tegen de
Franken en Alemannen en aan deie laatsten bf|
Argentoratnm (Straatsborg) eene bloedige ne-
deriaag toegebraeht (857). Daar men hem niet
ala AwffUituê wilde erkennen, trok hQ op
tegen Oomstamümj die echter vroeg genoeg
overleed (861X om een veldslag te voorkomen.
JuUamUf die nu de tengels van het bewind
aanvaardde (861—368) spande al zUne krach-
ten in, om de voormalige grootheid van het
Bomeiiuche B||k te herstellen. HU ondernam
een veldtoeht tegen de Peraen en mkte in 868
zegepralend voorwaarts tot aan dtéeiphon,
doch werd tot den terugtocht gedwongen en
overleed aan eene wonde op den 268tenJani
vaa dat Jaar. Merkwaardig is iQne poging
om sonder middelen van geweld het Christen-
dom ter i4de te schniven en den alonden volks-
godsdienst te herstellen, weshalve by den
naam van Apoêiaia (de A(Vallige) ontving en
door de Chritteltike schitivers van dien en
vaa lateren tt|d met onverdienden smaad over-
hiden werd. Zffa opvolger Jommw (868— 864)
sloot met den Koning der Penen een ver-
nederenden vrede. HQ werd vervangen door
VaUuHmamtt I (865—874), die het bewind
over het Oosten opdroeg aan zUn broeder VoUmé
(864^-878) en i||n lOon OraHamu tot mede-
keiaer benoemde, welke laatste den vieijari-
MB VaUnHmoMMi II tot medekeizer verhief.
In 876 werden de WestGtothen, die door
de Hnnnen waren voortgestuwd, welke laatste,
van de overzQde der Wolga komend, zich
eerst op de Alanen geworpen en dezen ge-
deelteiyk verdreven, gedeelteltJk zich met
ben vereenigd hadden (het begin der Qroote
Yolksverhuising), door Keizer VaUns wel-
willend in het Romeinsche KeizerrOk opge-
nomen. Door de KeizerlQke ambtenaren ge-
teisterd, grepen zt) echter naar de wapen&
brachten in 878 in den bloedigen slag bU
Adrianopel den Kdner eene geweldige neder-
laag toe, waarin hf| zelf sneuvelde en z^n
legOT nagenoeg vernietigd werd, en bezochten
met plottdering en verwoesting het geheele
huid tusBchen de Adriatische en de Zwarte
Zee. In dien tfid van bitteren nood benoemde
Oraüamus een uitstekend veldheer, den Span-
jaard TkeodoiHUf niet ten onrechte de Qroote
goiaamd, tot Keizer in het Oosten, en deze
bracht het door een voorspoedigen oorlog en
door onderhandelingen zoo vór, dat de Qothen
in 382 zich vestigden iuThraoi^en dat 40000
hamer mannen dienst namen in het Bomein-
sdie leger. Ook verleende hy krachtigen b0-
stand aan het Weetersche B4|k. Hg nam wraak
over den dood van GraüamUf die in een
opstand van den tegenkeizer Mawimmi was
omgekomen, door dezen te doen sneven, en
toen VaUntimmuê II (892) door ArbogoêUêj
opperbevelhebber van het leger, omgebracht en
door JSwgemuê vervangen was. bracht hQ in
884 laatitgenoemde ter dood. Nu was Theodo-
«Miff korten tQd alleenheerseher, daar hQ in
896 overleed, waarna zQue zonen ArcadUtê
en Bonariue het bewind aanvaardden, de
eerste over het Oostersch, de tweede over het
Westersch Keizerrtk.
De geschiedenis van laatstgenoemd Rgk,
xin.
thans voor goed van het Oost-Bomeinsche
gescheiden, vermeldt in dit laatste tQdperk
hoofdzakelijk worstelingen tegen de Qermaan-
sche volken, weshalve de residentie reeds in
408 naar het sterke Ravenna werd verlegd.
Eerlang echter werd het aangevallen door de
West-Gk>then, die onder aanvoering van .l^oriJi;
bO herhaling in Italië doordrongen. ZQ wer-
den aanvankeigk afgeweerd door den dapperen
StiUekoj den voogd van MoHonuê (895-428).
Hy bracht Alarik in 408 eene nederlaag toe
by PoUentia en Verona en dwong hem tot
den terugtocht Eerst nadat SHHeko door een
Hof kabaal ten val gebracht en gedood was,
keerde AUurik in 408 voor de tweede en in
410 voor de derde maal terug en rukte tel-
kens voorwaarts tot Rome, dat in 408 zich
vrykocht door goud, maar in 410 veroverd
werd, waarop de Qothen aanvankeigk naar
Zuidltalie trokken, maar na den dood van
Marik zich naar het zuiden van GtAhS be-
gaven, waar zy in 415 onder JFallia, den
tweeden opvolger van Alarik, het West-Gh)-
thische Ryk stichtten met Tolosa (Toulouse)
als hoofdstad. Reeds in 406 was een andere
gevaariyke aanval desgeiyks door SHlicko
met goed gevolg bestreden, nameiyk die der
Wandalen, Sneven, Alanen en Burgundionen
onder Eadagije ; hun leger was door Stüieko
omsingeld en nagenoeg geheel vernietigd. In
datzelfde Jaar echter overstelpte een ander
gedeelte dier volkeren geheel Qalli6, vanwaar
de Wandalen, Sneven en Alanen naar Spanje
trokken. Na den dood van JBowortM en na
den val van den overweldiger JoAoMMf werd,
door den invloed van den Oost-Romeinschen
Keizer, ValeniiMUi III (425-455) op nea-
Jarigen leeftyd tot Keizer verheven. Xydens
zyn bestuur begaven zich de Wandalen (429)
naar AArika om er een alkonderiyk Ryk te
stichten. Voorts drongen de Hunnen inC(alli9
door (441), doch werden er door de ver-
eenigde West-Qothen en Franken onder aan-
voering van den Romeinschen veldheer .iI^^Nim
op de CJatalannische velden (Ch&lons) geslagen,
waarna zy zich naar Italië begaven, omdiUtr
te plunderen en te roeven. Men vermeldt
echter, dat zy door den Usschop van Rome,
Leo 7, werden overreed om terug te keeren,
en» toen Koning AUüa in 458 stierf, werd
die groote voikerenvereeniging ontbonden,
waarna zy zich in verschillende oorden ves-
tigden, de Oost-Oothen in Pannonië, de (}epi-
den in Moesië en een gemengde stam, uit
Herulers, Skiren, Rugen en Turcilingers be-
staande , in Dalmatië. Valemiknmme werd in
455 door Peêromue Mdwimuê vermoord, waarna
deze den troon beklom. JSudotrioj de weduwe
des vermoorden, riep de Wandelen uit AMka
tegen den moordenaar te hulp, en deie plun-
derden Rome eu brachten JHèmimme om het
leven. Nu maakte Atniiu zich voor korten
tyd meester van het bewind, maar werd ia
456 van den troon geworpen door JBMimt,
den bevelhebber van de vreemde hulptroepen,
die vervolgens Keizers aanstelde en aikette,
terwyi hy zelf eigeniyk heerschappy voerde, —
ernst Mttforiamte (457—461), daarop IMut
Severui (461—465), voorts na een tweejarig
keizerioos tydperk Antkemiuê (467—472) en
eindeiyk (Hybriut. Nadat Bkitmer en Ol^briui
in 472 overleden waren en Anihemhe (478)
5»
C8
ROME-BOMEINSCH£ LETTERKUNDE.
en JWfM Ntfos (474-475) korten tyd irere-
deerd hadden, aanvaardde 0/«r<M, aanvoerder
der hnnrbeaden, de rol van B'uAmer en yer*
hief zUn zoon Mamulm Augustus^ met den
gpotnaam van Av^füstulus bestempeld , tot
keiser. GMorende de heerschapptJ van dezen
Keiier, die toevallig de namen droeg van den
grondlegger van Eome en van den stiehter
van het Keizerryk, naderde dit laatste ztjn
ondergang. Beeds in 476 deed Odoaotr aan
het hoofd van de Henders en van andere
met hen verbondene volken een inval in
Italië, belegerde Ofêiit» in Pavla, bracht hem
na verovering dier stad om het lefen, nood-
zaakte Bomuln* Auffustut het bewind neder
te leggen en trad zelf op als Koning van
Italië. De volkeren, die hem vergezelden,
vestigden zich in Italië, daar hnn het derde
gedeelte van den grond werd toegekend, en
daarmede nam het West-RomeinBche Keizer-
rtfk een einde.
Bome is ook de naam der hoofdstad van
Oneida Coonty in den Noord-Amerikaanschen
Btaat New York. Zg ligt aan de Mohawk-
Eivier en aan het vereenigingspant van het
Erie- en Black-Riverkanaal, atemede aan dat
van verschillende spoorwegen en telt mim
12000 iÉwoners (1880). Er zlfn breede stra-
ten, onderscheidene parken, 15 kerken, 10
openbare scholen, eene académie, eene biblio-
theek, verschillende spaarbanken en eenige
fabrieken.
Bomeinsohe Curie is de naam van het
Kabinet of van het korps ambtenaren van
den Paos. zy worden verdeeld in cardinalen,
praelaten en cnrialen, welke laatsten het onder-
geschikte personeel uitmaken. Die ambtenaren
zt|n tot verschillende oollegiën samengevoegd,
zooals het consistorie, bestaande uit de car-
dinalen onder het voorzitterschap van den Fans,
de congregatiën, het secretariaat, de cancellaria
apoetolica. de secretaria brevinm enz.
Bcmieinflohe letterkunde. Men kan de
geschiedenis der Romeinsche letterkunde in
5 t0dperken verdeelen. Het êênte loopt van
de stichting van Rome tot op Liows Amdró-
me%u (S40 vóór Chr.). Daarin bestaat nog
geene eigenlQke letterkunde. De eenige over-
blüAelen uit dit tydperk z|}n enkele liederen,
welke reeds onverstaanbaar waren voor de
latere Romeinen, eenige proeven van ruwe
dramatische poëxO, eenige fhtgmenten van
wetten en een aantal opschriften. — Het ^ip«mI0
tydperk begint met de invoering van de
Grieksclie en het ontstaan van eene Romein-
sche letterkunde. Toen de Romeinen hunne
kryoftochten tot in (Griekenland en Azië uit-
strekten, hielden Qrleksche beschaving en
letterkunde haren vreedzamen intocht in Rome;
zy wonnen er veld in weerwil van den tegen-
stand van den Senaat (161 vóór Chr.). Zy
werden er voorts gesteund door de komst van
een A^eensch gezantschap, uit drie wysgee-
ren bestaande, en weldra behoorde kennis
der Grieksche taal en letterkunde er tot den
goeden toon ten huize der aanzieniyke Ro-
meinen. Zellb CcUo gevoelde zich gedrongen,
op gevorderden leeftyd Grieksch te loeren,
en ieder Romelnsch staatsman moest zich
toeleggen op de wysbegeerte en welsprekend-
heid der Grieken. Dit tydperk duurde tot
aan den dood van 8Mt (78 vóór Chr.). — Het
dêfde tydperk. doorgaans de „gouden eeuw*'
der Romeinsene letterkunde geheeten, loopt
van den dood van 8uUa tot dien van AuffUitut
(14 na Ctir.). Toen had zich de taal tot hare
hoogste volkomraheid ontwikkeld, en er
ontstond onder den invloed der Grieksche be-
schaving en onder de begunstiging van Keizer
At^ugtut eene prachtige letterkunde. De jeug-
dige Romdnen werden door Grieksche leer-
meesters onderwezen en reisden vervolgens
naar Athene, om aldaar hunne opvoeding te
voltooien. In dat tydperk schitterde Mareuë
TSiUhu (Xcero als redenaar, rechtsgeleerde en
wysgeer, en leverden SoratUu Flaeamgj Vir-
SfUius Maro en OadUu Nato hunne onsterfe-
lyke gedichten. ~ Het vierde tydperk of „de zil-
veren eeuw" begint met den dood van Angngtm
en strekt zich uit tot dien van TV^'omM
(14—117); daarin kwam de Romeinsche let-
terkunde zoowel door den invloed van buiten,
als door binnenlandsohe dwingelandy en zede-
bederf allengs in verval. Sohry vers en dichters
konden zich niet vry genoeg bewegen. Intus-
schen blodde in dat ^dperk het hekeldicht, als-
mede de gerechteiyke welsprekendheid, hoewel
deze hare voormalige eenvoudigheid en kradit
grootendeels verloren had. — Het vijfde tydperk
eindeiyk loopt tot aan den val van het West-
Romeinsche Ryk (476). Daarin voerden holle
klanken de heersohappy en luidden de La-
tynsche taal en letterkunde ten grave.
Tot de oudste proeven der Romeinsche
poëzy behooren de gezangen der SaUsdie
priesters en de liederen der Arvalische Broe-
ders, enkele voorspellingen en orakelqireuken,
tafel-, zege- en tooverliederen, IQkzangen,
dramatische fragmenten, opschriften, die de
daden van zegevierende veldheeren verkon-
digden, en spotliederen. De „saturae" waren
goYmproviseerde kluchten, en oorspronkeiyke
treurspelen zocht men by de Bomeinen te
vergeeft, zy schepten meer behagen in de
spelen der gladiatoren, in dierengevechten
enz., dan in het ernstige treurspel. Het Ro-
meinsche drama ble^ steeds eene navolging
van het Grieksche. In de geschiedenis van
het Romeinsche treurspel onderscheidt men
twee tydperken, van welke het tweede een
aanvang neemt met de eauw van AngmUu.
De eerste die met een drama optrad, was
Utim9 A*dfó»huê (240 vóór Chr.). Op hem
volgde ÖHêfui NoêviMi, van wiens stukken
nog eenige titels bekend zyn. Q.J^aint legde
zich toe op de behandeling van Grieksche
onderwerpen. Grooteren roem beiiaalden Po-
cuviui en AUUu. Van de overige Romeinsche
treuTspeldichten is, behalve de rhetorische
drama's van Sênêoa^ niets bewaard gebleven,
dan de titels. Het biy^Ml (komedie) onder-
scheidde men in het aan Grieksche tooneel-
spelen ontleende (comoedia palliata) en in
het nationale biyspel (comoedia togata). Dit
laatste bereikte zyne hoogste volkomenheid in
de biyspelen van PUmtm en TèrmKHnUj die
talryke navolgen vonden. Gok hadden de
Romeinen groot behagen in mimische stukken,
die door DeeUmu Laberiug en JPMiUut <6yn»
geleverd werden en, verbonden met muziek
en dans, den naam van pantominen ontvingen.
De schepper van liet Romeinsche epos is
Quimtut JSunius, die in zfne „Annalee** de
geschiedenis van Rome en de stichting der
ROMEINSCHE LETTEEKÜNDE.
69
stad tot op ztfn tQd toe in hezémeten be-
haadelde. De heldendichten van dit en van
het Tolgeade tgdperk tot aan de eeaw van
Anffutiuê sgn alle verloren gegaan. De yoor-
naamste der epische dichters van Rome is
^Miu$ Firffüiui Mcêto (70—19 vóór Chr.),
die in s^n „AentflB" een yoortreffel0k werk
leverde. ZQne navolgers ontleenden hunne stof
gedeettelQk aan de Grleksohe mythologie en
gedeeltoigk aan de Romeinsche geschiedenis.
Tot de beste voortbrengselen van dien aard
behooren de „Pharsalia" van 3f. Annaevs
LMeamuê (36—66) en de onvoltooide nArgo-
nantica" van C. Valmius Flaecus (70 na Chr.).
Voorts schreef C. IXliut lialicuê (geboren 26
na Chr.) eene „Ponica" en Papimus StoHui
0ets jonger dan de voorgaande) eene „ThebaYs'*
en eene onvoltooide „AchilleYs**. EindelQk
heeft men eenige epische gedichten van Clau-
diui ClaudiimMê (400) alt Alexandrië, zooals:
j^ptos Proserpinae**, — „Qigaatomachia",
— „De bello Gildonico'*, — en ,,De bello
Oetico".
Tot de voortrelTeltikste dichterlQke verha-
len behoort de „Metamorphoseon" van Ooidhis
(t 17 na Chr.). Ook heeft men onderscheidene
vertalingen der gedichten van Momérut, Tot
de beschrOvende gedichten l)ehooren de „Mo-
sella*' van Awonius (4de eenw) en de „Phoe-
niee**. Cok bestaan er onderscheidene lofdich-
ten op de Reisers. *
Het leerdicht werd ingevoerd door SnmM$
en later vooral beoefend door TerentUu Varro
en Tiiui LuereHus Carusj die het voortreffe-
IQk gedicht: „De rernm natura" achterliet.
Ook de vertaling der „Phaenomena** van
Araius door (Xoero en de „Epistola ad Piso-
nes'' van HoraHm sQn leerdichten. Voortref-
feigk op dit gebied sQn voorts de „Cteorgica**
van Fkj/üUuy en de „Ars amandi'\ „Remedia
amoris*\ „Medicamina fooiei", „Halienticon"
en „Fasti van Ovidims, In dien tfid schreef
AewtUuu Maeer nit Verona eene „Omitho-
gonia" en eene „Tberiaca", en Chraüus
een „Kynegeticon". Een ander leerdicht met
denselfden titel is afkomstig van M, Awrdnu
OU^mpiui Nemetianui (310 na Chr.), en nit
de 3de eenw is ook het gedicht: „De medi-
cina*' van Q. Serenut Samoniüus bewaard ge-
bleven. Voorts heeft men aardr^kskandige
gedichten van Bmfus Fettus Avienug en van
Frueiammê, een dichterlek dagboek: „De
reditn sno" van BuiiUus Cflaüdim NumcUta-
«Hf, een „Astronomicon** van MamUMêf een
„Aetna** van LnciUus enz.
Het hekeldicht der Romeinen onderscheidt
óeh door oorspronkeiykheid. Het didactisch
hekeldicht werd het eerst geschreven door
JBnniMt, en nadat ook Tèrwfina Varro op dat
gebied veel goeds geleverd had, erlangde de
satire door O. LueiUus (148-102 vóór Chr.)
eene meer bepaalde richting: sQ giq>te de
heerschende ondeugden en gebreken met on-
meêdoogenden spot. Met Q. HaraÜMt Flaeeus
(76—8 vóór C^.) neemt een nieuw t^dperk
der Romeinsche satire een aanvang. HU maakte
de ondeugden en gebreken belacheiyk door
se voor te stellen als de gevolgen van dom-
heid en dwaling. Geheel anders waren de
hekeldichten van AvlUê Ptniuê Flaeousi^—
64) en van Jkeimus Jwmu Juvenalia (geboren
omstreeks het Jaar 47 na Chr.). In die dagen
van verdorvenheid en dwingelandfl moest de
satire weder een emstigen toon aanslaan om
de ondeugd met hartstochteigke bitterheid te
Het lierdicht der Romeinen ademde een
Grieluchen geest en werd beoefend door O,
Valefim CcUtdluê en vooral door den onna-
volgbaren Maratius, — voorts door Caeritu
Bmuutj Solêfus Bat9u$j Vesirieiui Spurvma
en Petronius. In hel begin der 3de eeuw
dichtte AuJut S^Hmitts Severüs sQne „Opus-
cula mralia". De t^d, waarin het „Pervigilium
Veneris** vervaardigd werd, is onzeker. Vooral
leverden de Romeinsche dichters voortreffelUke
elegieën, nameigk CtUuUuSy ProperHui Ti-
htUus en Ooidi^* Van laatstgenoemde zfin
de „Amores**, „Libri tristium'*, „Epistolae ex
Ponto** en de „Heroldes** afkomstig. De vervaar-
diger van de „Elegia ad M. Valerium Mes-
salam** is onbekend. Herdersdichten werden
vervaardigd door Virpliüg, TUu$ Oalpurmu$
Sieulusj Claüdius CÜtudianuê en AuêonUu.
Fabelen werden gedicht door Phaednu (30
na Clir.) en puntdichten vooral door M, Val&-
leriut MarüaUs (40 na Chr.).
Tot de oudste overblQfiielen van het Ro-
meinsche proza behooren de „Leges regiae
(Jus Papirianum)*', de door de Pontifices vast-
gestelde Kalender (Faati), de „Annales Pon-
tiflcum**. de „Libri Pontiflcum**, de „Annales
lfazimi*> de „Libri maglstratuum*' en de
„Libri lintel**, — voorts gedenkboeken van
aanzienlQke geslachten, elogia (opschriften op
de beelden van voorvaderen) en lykredenen.
Zeer te betreuren is het, dat de Wet der
Twaalf Tafelen, het Jus Flavianum en het Jus
Aelianum zQn verloren gegaan.
Het schrQven der geschiedenis werd te Rome
aan practische oogmerken dienstbaar gemaakt,
namel))k aan de l)evordering van den luister
des Rtfks. De geschiedenis was voor den Ro-
meinschen staatsman de beste leidsvrouw op
z0ne staatkundige loopbaan. Zy werd dan
ook in verband gebracht met de welspre-
kendheid en bereikte te Rome eene hooge
trap van ontwikkeling. De welsprekendheid
werd later hoofdzaak, en daarin ligt het eigen-
aardig karakter der Romeinsche geschiedenis.
De oudste geschiedkundige geschriften stju
dooT den brand van 889 vóór Chr. grooten-
deels vernield. Eerst ton t^de van den Tweeden
Punischen Oorlog vinden wQ weder beginse-
len van geschiedenis. Toen traden de annalisten
op, en de oudste van deze is Q. Fabku
Pieior. ZQu tQdgenoot X. Otmitiff Alimêmtuê
schreef in de Grieksche taal eene geschiedenis
van Rome, van de stichting der stad tot op
z0n tyd. Voorts betreuren wQ het verlies der
„Origines** van Jf. Poreiu$ Caio (knMorvu
(234—149 vóór Chr.X waarin de geschiedenis
van Rome en van de overige Italiaansche
steden behandeld werd tot aan het Jaar 161
vóór CShr. Ook van andere annalisten kennen
wy weinig meer dan de namen. Tot de voor-
treffelOkste geschiedkundige werken der Ro-
meinen beh^Hren de „Commentarii de bello
Gallico*' en de „Commentarii de b^lo civiU**
van C. JifZi«f Cb«ar, — de „Vitae ezoellen-
tium imperatorum van Cotndim Nêpoê (f 30
vóór Chr.), -^ de „Bellum Catilinarinm** en
de „Bellum Jugurthinum*' van C. Salluêtius
Oritput (86—36), — eene niet tot ons ge-
70
ROMEINSOHE LETTERKUNDE.
komene geecbiedenis der burgeroorlogen tos-
BOben Caesar en Fompüuê van C, AnmUi
PóUio, — eene gioote Bomeinscbe gescbie-
denifl van T. LiviÊU (geboren 59 yóor Chr).
In 142 bo^en, van welke 85 zfln bewaard
geUeren, — de „Historiae PiiiUppicae et
totioB mnndi origines et terrae sitns'*, in 24
boeken, waarvan een door Juftimus yervaar-
digd nittr^uel tot ons kwam, — de „Historiae
Bomanae libri II" van O, Veüefut Patérerdut. —
de „Faotomm dletoramqae memorabillom llbri
IX" van ValênuM Maximus, — en bovenal de
voortreffelüke geschiedkundige werken van C
ComeUus TücUus. Van minder belang zyn:
„De rebos Alexandri Magni" van Q. Ourtius
Bufas, — de „Yitae XII imperatomm" van
C. Suetojnus, — en ^^Pitome de gestis Ro-
manomm" van L, Amaeus Flarus. Voorts
heeft men nog de „Scriptores historlae
Aognstae" van verschillende schryvers, — de
werken van S, Aurdim Vietor, — het ti^re-
viarinm historiae Romanae" van Sutropius, —
het „Breviarinm remm gestarom popnli Ro-
man!" van Sexius Bufus, — de ,,R6ram
gestarom libri XXXr* van Ammianus Moreel'
limu, — en „Historiamm llbri VU adversns
paganos" van Paulés Oroskts, De laatste drie
leefden niet lang vóór den ondergang van het
Westersoh Keizerryk.
De welsprekendheid vormde in den bloeitQd
der Romeinsche letterkunde het voornaamste
bestanddeel der beschaving» Een nitstekend
redenaar was te Rome een man van groeten
invloed. Intosscben werd de welsprekendheid
eerst stelselmatig beoefend, nadat de Romeinen
sich hadden bekend gemaakt met de Grieksche
wHsbegeerte en webprekendheid. Qrieksche
rhetorenscholen werden In 155 vóór Chr. ge-
sticht en in 94 eene Lattjnsche door Flotius
OaUus. De eerste redenaar was volgens CHoero
een sekere M. Conuüws Ceihegui, Op hem
volgden Jf. Foreius Oato, Scipio Africanus
mimor met zjin vriend Laelinsy O. OarbOf Ti-
herius en Cajus Graoekus, Ourio enz. Vooral
wordt M. AemUius Lepidns (consul in 148
vóór Chr.) door Oüsero geroemd. Wyders wor-
den M. Aniomus (100 vóór Chr.), L, Lunmns
Orassus en Cajus JutUti Caesar Strabo als
redenaars vermeid. Tot den bloeitgd der Ro-
meinsdie welsprekendheid behooren: Q. Hor-
tensius Orialus, de vriend en mededinger van
C(eero, C. Serth(miu8 Curio, O, LuAnius Cal-
vM Julius Caesar en bovenal M. TStüius Cicero
(sie aldaar). Na dien tt|d zonk de welspre-
kendheid tegelijk met de vr0heid in het voor
deze door de Keizers gedolven graf. Men ver-
vaardigde proeven van welsprekendheid (de-
clamationes, controversiae, suasoriae) en l>e-
d^te den schralen arbeid met een pronk van
fraaie woorden. De plaats der vroegere rede-
naars (oratords) werd ingenomen door leeraars
in de welq>rekendheid (rhetores). Tot dezen
behoorden: BuiUiüs Lupus en M. Annaei^
Sémeooy alsmede de voortreifeiyke M. Fabm
Quintüiamts (zie aldaar). Vooral werd onder
de Keizers veel werk gemaakt van lofredenen,
en die van Flimus de Jongere (108 na Chr.)
op Trajanus is eene der schoonste proeven van
Romeinsche welsprekendheid. Voorts ver-
melden wtf nog: Jf. Comdiun Frouto, Lueius
A^lpuê, AquUa Bomanus, Julius Victor en
Mariuê VietoriMus,
Onder de wUsgeerige werken .der Romeinen
bekleeden die van Cioero de eerste plaats.
Verdiensteiyk zQn voorts op dat gebied: de
geschriften van L.Anmaeas Sé»eea,YtaiFUmus
de Oudere, van (7. JuUus Solmus, van Apul^us
en van Boëthius (470 na Chr.).
Van eene wetensohappeiyke behandeling
der wislninde en andere daarmede verbondene
wetenschappen vindt men eerrt sporen kort
vóór de eeuw van Augustus. In de dagen van
Cüsero leefde de wis- en sterrenknndige P.
Ififfidims Figulus, wiens tahryke geschriften
zyn verloren gegaan. In den ^d van Trtiyamus
behandelde BaOms, in de 4de eeuw J. Firmi-
eus Matemus de meetknnde; tegen het einde der
5de eeuw schreef Joê^AtiM over de rekenkunde
en eene eeuw later Sulpicius GaUba over de
sterrenkunde. Onder Caesar en Augustus schreef
M. yitrieius Fottio een grootendeels bewaard
gebleven werk in 10 boeken: „De architec-
tura", en later (75 na Chr.) leverde S. Julius
Frontinus zyne 2 boeken: yDe aquaednctibus
nrbis Romae". Over de krijgskunde bezitten
wy óen werk van Mggimus: „De castrameta-
tione" en van Flaeius Vegetius Beuatus een
„Epitome institntionum rei miiitaris (370 na
Chr.)". Omtrent de landmeetkunde bezitten
wy onderscheidene geschriften der Romeinen,
doch men heeft met betrekking tot de schry-
vers geene volkomene zekerheid. Op het ge-
bied der aardrykskunde leverde de Spanjaard
Fomponius Mda het wwk: „De situ orbis"
en omstreeks 98 na Chr. Tdeitus zyn „Ger-
mania". Voorts heeft men eene „Cosmogra-
phia" van AelMeus Ister, — „Itineraria Anto-
nini Augusti" enz.
Van de geneeskundige geschriften noemen
wy 8 boeken „De medicina" van Aulus Cor-
ndius Celsus, — de „Compoeitiones medica-
mentorum" van Soribonius Largus, — de
„Acutarum et chronicarum passionnm libri
VIII" van Cadius Aurdia»us, — eene volks-
geneesleer in verzen van Serenus Sammonieus,
— een „Enporiston" van Tkeodorus FriseiaMus,
-^ en een Medicamentorum liber" van Cu,
Mareeüus, lyfiwts van Keizer Tkeodosius I.
Hierby vermelden wy: „De arte veterinaria"
van VegetiUks en „De arte coquinaria" van
Caélius jtf moMM. — Over den landbouw schre-
ven Jf. ForcMs Cato Censorius (geboren 284
vóór Chr.), wiens werk: „De re rustica" be-
waard bleef, — M. Teren tius Varro (geboren
116 vóór Chr.), de geleerdste Romein van
zyn tyd, wiens werk: „De re rustica" desge-
lyks tot ons kwam, — L. Jumus Moderatus
ColumeUa en FalUsdius,
Op het gebied der taalkunde schreef Jf.
Tereniius Varro, van wiens werk: „Delingua
latina" 6 boeken zyn bewaard gebleven. Voorts
leverde Nigidius Figulus zyne „Commentarii
grammatici", — en Verrius Flaeeus het uit-
voerige werk: „De verbomm rtgnifieatu",
waarvan een uit&eksel tot ons üi gekomen.
Tot de schryvers over taalkunde behoorde
voorts onder Nero nog Jf. VdUrius Frobus,
en onder Sadriauus schreef C TsreuHus
Soaurus eene spraakkunst, welke met andere
werken van denzelflen schryver is verloren
gegaan, terwyi eene kleine verhandeling van
hem: „Be orthographla" is bewaard gebleven.
Aulus Qaii^ (t 150 na Chr.) schreef de
„Noctes Atticae", en van de overige schry-
B0HEIN80HE LETT£BKUNDE-B01IEIN8CIH£ TAAL.
71
▼en over ttllnmde Yennelden wtf : Dwaiui,
Mari»9 FmIoHmm, Fianku Sonmatêr Okmri'
m»9j Tarmfimtnê Mamru9, Fufymhui Diomêdêif
Maenèmgj Marüamêg CapéOa^ Itidonu en
Otudodonu.
Den eigenlttke roman zoekt men bf| de
B<mieinen te vergeeft. In den geeet van den
fonan evenwel schreef Ftiramtu At^iUr^lto»
jySatirae**, die de liefdeaavontoren van een
vrSgelalen slaaf bevatten. In de eenw der
AMÜ^mümê» leverde X. Ajml^ zt|n ,»Meta-
Borpboseon sive de asino aaree Ubri XI".
Van de brieven vermelden wQ die van (Hoero
welke belangrfike ophelderingen geven aan-
gaande de omstandigheden van iQn t0d. Voorts
heeft L. Annaêu$ Sèuta ons 124 brieven van
w^sgeerigen inbond aan if|n vriend LueUiiu
aehtergelaten. Van anderen aard, maar aeer
tMeloid iQn de brieven van P^mmm de Jomi
^Mv. Voorts heeft men er: van Jf. OorMsUmi
Vrwto, van Q. Awrdimê 8gmmaehu$ en van
O. SUUmi JfioUiaaris Stdommt (geboren in
428 na Ghr.)
Bomeinsohe munten. Men is van mee-
ninffy dat het ondste Bomeinsche geld geen
t^timpéi droeg (aes mde). Later had men groote
gegoten koperen mnntcni, namelQk: as, semis,
trienSy qnadrans, sextans en nneia met de
mwe godenbeelden van Jami$j Jt^pUer^ Faüas,
MArctie»j Mfreunuê, Sama en een sehip op
de keerstlde. Later werden die koperen man-
ten meeriaalen liehter gemaakt, de eerste maal
na den Eersten Poniseben Oorlog. De oudste
as woog ongeveer 800 tot 860 wichtjes. Zil-
veren mnnten, zooalB de denarins (19 as),
qninariiiB (Vs denarins) en sestertins (V4 de-
narins), werden eerst sedert 869 vóór Chr.
geslagea, en de meeste sUveren mnnten der
Bepnbliek i||n van veel lateren tQd. Mont-
meesters waren de tresvhri (onder Cboaor
qnataorviri) monetales of ambtenaren, aan
wie het mnntrecht was toegekend. Met nit-
■ondering van vele stokken, werden onder de
Bepnbliek eerst aeer laat, nameigk ten t0de
van SuUa, gooden mnnten vervaardigd. Op
de monten der Bepnbliek siet men meestal
op de voorsOde het hoofd van Sama en
op de keenUde eene &miUesage van den
ambtenaa^mnntmeeBter, bQv. den roof der
Sabgnsehe maagden op de denarii van X. 71-
imius Sabimuê, De eerste Bomein, die iQne
eigene berttenis <h^ de monten plaatste, was
Ckmtnr; dit geschiedde waarsehSnigk eerst in
het laatste ja«r van ign leven. Sedert dien
tgd vindt men er het beeld van BrmUu^ van
het Driemanschap {Oeitmamuiy Antammi en
Léfiêm) ens. Sedert Ait^utfui was het aan*
mnnten van kopergeld een recht van den
Senaat, doc^ idlveren en gooden monten
werden op last des Kdxers geslagen. Oroote
gooden en aUvwen penningen zUn leldiaam ;
eetst Auffugtuê sloeg groote goodstokken en
Domitiamui groote good- en silverstokken,
terwfll TVqiamu aeer groote en tevens seer
Iraaie koperen stokken deed vervaardigen.
De lilveren monten werden allengs slechter
van gehalte en veranderden tegen het einde
van de 8de eenw schier geheel en al in koper.
DèoéUêimmêeüMècfimmiaMMi brachten den de-
narins van loiver sUver weder in omloop,
en sedert ObMfoM^» 120 OrooU werd de goo-
den solidas (Vn*to van een pond) gemonten
met het egfer 72 of de GMeksehe letters OB
(ook 72) gestempeld. Naar denselfden standaard
werden no de monten geslagen onder alle
volgende Keisers, tot aan Bómuhu A^iutubu
toe. De nranten der Byzantynsche K^ien,
meestal van good of koper, selden van zilver,
loopen tot aan den voorlaatsten Keizer, Jo-
hamm PaUuologiM VII i het schgnt, dat zjio
opvolger geene monten heeft doen slaan. De
konstwaarde der ondste Bomeinsche mnnten
is meestal zew gering. Doch met Cae$af nemeft
de karakteristieke portretten een aanvang,
dieu schoon in verschillenden stf)l oitgevoerd,
aich oitstrekktti tot in de derde eeow. Op de
keersQde slet men gewoonljfk droge allego-
rieën, maar ook wel eens keorigetafereelen.
Vooral onderscheiden zich de groote bronzen
medailles door eene ideale voorstelling der
koppen en door eene fraaie mythologische
keerzUde. O^er het geheel vormen zt) een
belangrUk holpmiddel bti tfidrekenkondige na-
sporingen.
Bomeinsohe taal (De) of Latfinsche
taal, óen van de rykste takkra van den
Indogermaansohen taaistam, was oorspronke-
IQk ómi der verschillende, maar onderling
vermaagschapte tongvallen (Etroscisch, Um-
brisch, Messapisoh en Sabellisch), bg de vol-
keren van het aioode Italifi in zwang. Tege-
mk met de oitbreiding der Bomeinsche heer-
schappQ en met de onderwerping dier volkeren
verkreeg de taal der overwinnaars de over-
himd, zoodat er door geweld van wapenen
eenheid ontstond. De Latynsche taal, zooals
de overheersohende genoemd werd, ontwik-
kelde zich zeer langzaam en was gedorende
6 eeowen verstoken van alle letterkonde,
zoodat zV, gel0k men oit enkele overbiyfiM-
len kan opmaken, mw en ongevormd bleef en
geene aanspraak kon maken op welloidend-
held. £indel||k werd zQ eenigermate beschaafd
door de voortbrengselen der dichters en sedert
de eerste helft der derde eeow vóór Ghr.
door den invloed der Grieksche letterkonde.
JBmmui wist haar, in navolging der Grieken,
tot heximeters te smeden, en zoo ontstond
allengs in de hoofdstad eene meer beschaafde
taal (lingoa orbana). Het proza werd vooral
door (Seero ont?Hkkeld en tot behandeling
van wOsgeerige en wetenschappeigke onder-
werpen geschikt gemaakt Van dien tyd af
was de schr0ftaal aan bepaalde vormen ge-
bonden. Deze werd in de eeow van Attguttiu
ongemeen rierigk, doch die sierlOkheid on^
aardde weldra in gemanierdheid. Na TVt^'amu
nam de ontwikkeling der Bomeinsche taal
een einde, en haar verval dagteekent van de
tweede eeow. zg werd toen meer en meer
door boitenlandsche bestanddeelen ontreinigd,
vooral door den invloed der mystieke wfjiri^-
geerte van het Oosten. De volkstaal (lingoa
volgaris of rostica) had daarvan minder te
Igden en behield steeds de ood-Italiaansche,
mwere vormen, welke de schrQftaal verban-
nen had. Deze taal werd door de kolonisten
en soldaten naar de wingewesten overgebracht
en oit hare vermenging met de taal van de
oorspronkeiyke bewonen dier landen ont-
stonden de BosMansche talen. Na den val
van het Bomeinsche B0k bleef intossehen de
Bomeinsche taal niet alleen in den mond der
overwonnenen bewaard, maar werd ook als
72
BOMEIÜïSCHE TAAI^BOKEINSCH RECHT.
eeoe meer besdiMide door de oTerwinnaMn
aangenomen. Hierdoor was zy aan menige
▼erandering en Terbastering blootgeateldy aoo-
dat sy allengs liare soiverheid yerloor. Aan
vreemde woorden gaf men een LatQnscken
▼orm, de klinkers werden Terzwakt of ver-
wisseld, men lette niet meer op de regels
der spraakkunst, veranderde het gebmik der
voorzetsels, liet de eindverbuiging varen enz.
Door de bemoeiingen van Boükinê en Coituh
doms hield men nog hier en daar de stadie
der Romeinsche letterkunde in eer en eenige
beoefenaars der spraakkunst zoditen het toe-
nemend taalbederf tegen te gaan. Doch de
invloedrQke Christeigke geestelükheid, die
het verbasterd LatQn« tevens de taal der
Segeering, iiad aangenomen, toonde zich af-
' keerig van de ond-Romeinsehe letterkunde
wegens haren Heidenschen oorsprong. Slechts
hier en daar onderhield men in kloosters en
scholen de beoefening der klanieke letter-
kunde en de kennis der klassieke Aomeinscbe
taal. By de ontwikkeling der sehotostieke
wUsbegeerte en by de stichting der universi-
teiten kwam echter het Latyn, als taal der
wetenschap, weder in zwang. Zy werd in
Kerk en Staat meer algemeen gebMigd, en
toen na den val van Constantinopel (146B)
het Westen op nieuw was bekend gemaakt
met de schatten der oude klassieke letter-
kunde, werd de beoefening der Bomeinsche
taal eene noodzakeiykheid (zie FkOol^).
zy werd de taal der geleerden, der geeste-
lyken en der staatslieden. Men sprak Li^
aan de vorsteiyke Hoven, op den leerstoel
en in de scholen, — ja* zy werd de taal
van het diplomatiek verkeer en eerst ten
tyde van Lodêwijh XIV door het Fransch
vervangen. Tegenwoordig is het Latyn nog
altyd de gebruikeiyke taal der B. KathoUeke
Kerk. Diuirenboven kan de wetenschap die
taal nog niet missen, noodat zy nog altyd
geleerd wordt op de scholen, welke ter voor-
bereiding dienen voor eene hoogere weten-
schappe^ke vorming. Immers vele bronnen
van wetenschappeiyk onderzoek zyn alleen
toegankeiyk voor hen, die in de taal van het
oude Bome werden ingewyd.
Het Bomeinsche alphabet bestond oorspron-
keiyk uit 16 letters: ABCDEIKLM
N O P Q B S T. Later kwam G er by,
waarvoor aanvankeiyk G gebezigd werd, toen
F en H, daarna V en in den laatsten tyd
der Bepubliek X Y Z. Op die wyze had men
28 letters verkregen, waarby reeds vroeg de
C de plaats van K had ingenomen. Het ver*
schil tusBchen de schriftteekens I en J, U
en y is niet oud. Met betrekking tot de uit-
spraak waren de klinkers over het geheel
geiykvormig aan de thans gebruikeiyke, hoe-
wel de % vermoedeiyk als ons oe werd uitge-
sproken, doch de uitspraak der letters in ver-
schillende klankverbindingen is In den loop
der tyden niet steeds dezelfde gebleven, —
vooral die der C was geheel anders dan in
onzen tyd.
Beeds de Bomeinen begonnen hunne taal
wetenschappeiyk te behandelen. Onder het
groote getal hunner taalbeeefenaars schitteren
inzonderheid Vairto en CMfor. In de midden-
eeuwen verhief men zich niet boven de vor-
men van éen der taalkundige stels^ looals I
wy in het werk van Aéixiu Jhtiatuê aantfef*
fén, doch reeds in de 15de eeuw neemt de
bewerking der Bomeinsche spraakkunst door
de Italiaansche humanisten een aanvang. Yaa
dezen noemen wy Lammüus Vaüa (1480—
1460), die in ayne „Libri IV elegantiaram"
eene verzameling leverde vaa scherpzinnige
opmerkingen over de Bomeinsche sprukkunst
en den bouw der volzinnen. In de 16de eeuw
schreven over dat onderwerp Aldug MemuHuêj
TAomat Liuaegr, PhilipfuM Mdamehihom^ Sm-
manuel dê Ahtarez en Franeiêoo Scuufiêz de
loê JBrotatj wiens geschrift: „Minerva, sive
de causis linguae latinae oommratarius" hoogst
belangryk werd door de aaateekeningen van
PiftJSMMiM. Voorts vermelden wy: „£^ causis
linguae latinae Ubri XIII" yaA Caesar Seali^fet,
— de M^cAmouktica philosophica" van Ob«-
parus SoioppiuSf — en de » Aristarohus, sive de
arte grammatica Ubri Vn (1536 en later)*'
van den uitstekenden Chrkardms Jokaames
Vossius. Uit de 18de eeuw noemen wy de
„Inatitutiones linguae latinae (1725)" van JBimI-
dimann en de „Grammatica Marehica (1718)".
Voor M^iooigebruik werd menige voortreff^^yke
Latynsche spraakkunst geleverd, byv. door
Vossius, SekeUer, Bröder, Madmg enz., en
onderscheidene letterkundigen hebben over
bepaalde afdeelingen der La^nsche grammatica
uitmuntende monographieön gese&even. Tot
de beste woordenboeken der Bomeinsche taal
behooren: de „C!omu eopiae (1498)" vaa
Psrolii, — de „Thesaurus (1681)" van au-
phanus, — de „Novus linguae et emdltonia
Bomanae thesaurus (1749)" vaa €hsner, —
„Totius latinitatis lexicon" van ForeeUimi, -^
de woordenboeken van SokeUer, Peüsous, mm
den Ss enz. Het middeneeuwsch Latyn werd
behandeld door Du Oamge in zyn „Qlossarium
ad scriptores mediae et infimae latinitatis", en
de geschiedenis der Latynsche taal door OdUp-
Httff in bet werk: „De fatis linguae latinae" en
in nieuweren tyd door Hertog in ayne „Un-
tersuchungen fiber die Biidungsgeechichte der
griechischen und lateinischen Spraohe (1871)".
Bomeinsoh reoht. In het oudste Bomein-
sche recht is het privaatrecht op het nauwst
met het public recht verbonden en gezameniyk
onder de hoede van den godsdienst gesteld.
Volgens de overlevering i^ de priesters de
handhaven en uitdeelers van het recht en
rechters in burgeriyke zaken, terwyi de rech^
spraak samenhangt met velerlei voorschriften
van godsdieastigen aard. Het recht ontstond
lang den weg der gewoonte. De „leges regiae
(Koninkiyke wetten)", die nog door tydge-
nooten van Pompomus in de Sde eeuw na
Ghr. worden aangehaald, zyn enkel door de
priesters verzamelde gewoonterechten en pries-
teriyke rechtsregels, wier oorsprong men aaa
de Koningen toekende. Het eerste merkwaar-
dige werk van wetgeving was de Wet der
Twaalf Tafelen, een kort maar volledig begrip
van het toen geldend recht; zy werd op
aandringen der Plebejers in 461 vóór Ohr.
door daartoe benoemde deeemviri (tienmannen)
vervaardigd, om een einde te maken aan de
willekeur en de rechtsonzekerheid, welke uit
de haadliaving vaa het gewoontereeht door
patricische consuls en priesters voortvloeidea.
Later — ia het tweede tydperk — werd het
nationaal reoht vaa het Bomeinsche volk (joa
R0MEIN8CH BECHT.
78
eivile) ventor ontwikkeld, gedeeltelVk door
watten en gedeeltelgk door gewoonten, die da
raelitagelaerdeo looveel mogeiyk op den grond«
slag dar Twanlf Taftlen lockten te yeetigen.
Beirim ontsprong in de ediotn der overheden,
inaonditlieid der pnetoren, eene nieowe reokts-
kron (Jmi kononuekun), wtardoor de oode ker-
komalen naar de bekoefken yan dan tüd ge-
wViigd of met nienwe bepalingen yermeerderd
werden. De wetgevende mackt werd gedeelta^k
door kat gekeeie yolk in de oomitia eentnriata,
gedeeltelük (na de Lex Hortensia, 286 yóor
Ckr.) éoot Jiet plebs in de eomitia tribota
nitgeoefead. Ook de Senaat erlangde tegen
bat einde yan dit tydperk eene wetgevende
maekt, maar maakte daarvan zelden gebruik
ten bekoeve van ket privaat reckt. De ontwik-
kaling van ket reekt door verklaring der wetten
en door vaststelling van ket gewoontereckt was
vo<»tB de taak der Jnristen. Hoewel eenigan
van hen tegen ket einde van dit tijdperk ahi
sekrtverB optraden, was knnne weriuaamkeid
niet van wetensckappeiyken, maar van prae-
tinkea aard. Zy bestond in eene sebrifteltfke
aiteensetting der reehtsaken, in het onderriek-
ten der partyen en in het ondersteunen van
dese voor het gerecht Inaonderiieid werd het
reeht ontwikkeld door de edicta despraetorea,
wéllM, sekoon slechts geldend voor het Jaar
hnnner ambtsbekleeding, veelal door hunne
opvolgers herhaald werden en alioo op den
itaRir een samenstel van wetsbepalingen vorm-
den. In die edicta werd, in tegenstelling tegen
kat nationaal rackt ( jns Qniritom), ket volken-
radit Ow gentinm) vastgesteld, dat ziek nit-
stiekte over het verkeer van Bomeinscke
bnrgars met andere volken.
In ket derde tydperlc, loopende tot Qm-
MiaÊdijm de QrooU^ bleven aanvankeiyk de
repnbllkeinsehe instellingen althans in sehtfn
bestaan; er werden dus nog altyd wetten,
aeaaatsbeahüten en edksta van den praetor
uitgevaardigd. Inmiddels werd het edietam
onder IZoiirMMM (182 na Chr.) door den praetor
Sdlviui Juiiamiê in een nienwen en duuna-
man vorm gebracht, en de Senaatsbesluiten
verkondigden doorgaaas sleckts ket welbe-
kagen van den alieenkeerscker. Daarenboven
verkregen de verordeningen van den Keiaer
in de venehillende vormen van edicta, man-
data, decveta en rescripta kraokt van wet,
aoodat itf in den monarckalen Staat de eenige
reditsbron vormden. Tock werd de rechts^
leerdkeid door de Juristen aanmerkelQk ont-
wikkeld. Deie nameiyk, minder dan keden
tan daga onder den last der geleerdkeid ga-
bnkt, door de gewoonte van steeds te worden
geraadpleegd alttfd in het midden der nken
en, daar de bekleeding van ket reekterambt
een bnrgerplickt en de bezigheid van den
aakwaamemer aan Jongere lieden overgelaten
was, bevryd van werktnig^yken arbeid,
seUepen eene recktswetensekap, die voorbeel-
dig kan worden genoemd, en gaven aan ket
Romeiasek reekt eene onschatbare waarde
voor de gasohiedenia. Zy hebben derecktsbe-
ginaelen met redematige JniBtkeid toegepast,
op de nietigste omstaaSgkeden by de bekan-
daUng van een recktsgeding gelet, de eiscken
van kat practiseke leven bevredigd en kunne
denkbaaldan op de maeat volkossene wyae
ia woorden gebnekt Hun invloed werd tron-
niet weinig vermeerderd door de om-
staadigkeid, dat aan de uHstekendsten onder
ken de bevoegdkdd werd verieend, om in
naam des Keiaers (az auctoritata prindpis)
adviezen (req^onsa) te geven, welke by over*
eenstemming tot aanw^ing dienden voor de
reekters. De Bomeinscke Juristen leverden tevena
een groot aantal gesokriiften van versokillenden
aard; van de bewaard geblevene vermelden
wy de excerpten, die de pandecten vormen,
de „Institutiones** van €fi^ (zie aldaar) en
flraginenten van de geaekriften van Ulpiimuê
en JPthilm. Tot de voornaamste rechtsgeleerden
van dien tyd behoorden : L&beo, OmniOf 8aH»ugj
iMM, PamUi en ModetHitMÊ.
In het vierde tydperk, loopende tot Jutü-
mamiê (560 na Ghr.). is het overwicht van
Bome in ItaliS vernietigd. Tegeiyk met de
oplossing van den Bomeinscken volksaard in
de ruimte der wereldkeeraekappy verdween
ook de rechtswetenschap. Ken bepaalde zich
141 ket vervaardigen van uittreksels uit rechts-
geleerde werken van vroegeren tyd, by ket
van buiten loeren der rechtsiagels in de scholen
en tot de toepassing daarvan voor de reckt-
banl^ Zonder zeUitandig ondenoek gehoor-
zaamde men blindelings aan het gezag der
Juristen van het voorgaande tydperk. De be-
kende aankalingswet van Keiaar r<rf«i#iaiaaw
III (426) erkent zeUti als beginsel, dat mende
rechtsgeleerde geschriften als wetten moet be-
sckouwen en bindt den reckter by verschil
van gevoelen aan de meerderheid van stem-
men. Het volk was van de wetgeving en van
de toepassing der wetten uitgesloten. Deze
laatste was bepaaldeiyk opgedragen aan Kei-
seriyke ambtenaren, en de Oonstitutiones der
Keiaers vormden de eaiige reebtsbron. £indeiyk
werd door Jntimuaimê ket geldend recht ge-
eodificeerd. Nadat reeds Tkeododus IJ in 488
eene officieele verzameling van Kerkeiyke
Oonstitutiones (Oodez TkeodosianuB) bezorgd
kad, deed Jmtimiamê in 128—684 eene der-
g^ke verzameling (Oodex) der reektskraeht
bezittenda Oonstitutionea, een aantal excerpten
met de degeiykste recktsgeleerde werken (Di-
gesta, Pandeetae) en een beknopt leerboek
van bet reekt (Institutiones) naar ket modéi
van dat van Gajna bewerken en verleende aan
dit gebeel eene volkomene rechtsgeldigkdd,
terwyi ky alle andere bepalingen afhckalle.
Deze drie werken vormen sMt de latere wet-
ten (NoveUae) van Jmtimmmê het Oorpua
Juris Oivilis, hetwelk datgene omvat, wat wy
het Bomeinsoh recht noesMu. Dat uitbreide
geschrift strekt aick uit over alle doelen van
ket groote reektsgebied en bekelst ket Staat»-,
Kerkeiyk-, straf, proces- en bnrgeriyk reekt
Hat is evenwel niet zoozeer een wetboek ala
eene vamamaling van bouwstoffen daarvoor.
Toch is de eigenaardige samenstelling van
dat werk van ket kóogste belang, daar het
ons bekend maakt met de gevoelena der uit-
stekendsle Bomeinscke reektageleerden in ver^
sckillende tyden en ons alzoo in staat stelt,
de ontvrikkeüng van ket reekt na te gaanhf
een volk, dat by uitnemendkeid vatbaar was
voor de beoefening der rechtsgeleerde weten-
schap. Met ket ,|Oorp«i Juris" van Jïw#Mt«Mt
is ket gebouw van ket Bomeinsek reekt ala
' reeht voltooid. Tock werd te Oen-
74
BOMEINSCH RECHT.
Btaatinopel onder BanUui Mmeêdo en «Qn
BOon Lto VI eene omwerking vsn dat bo^
in de Gridciohe taal in gereedheid gebraeht,
welke onder den naam van „Imperatoriae
Ckmstitationes** is liewaard gebleven.
In de Germaansohe Staten, welke sicbTer-
hieven op de pninhoopen van het Wett-Bo-
meinaehe Byk, bleef het Bomefnaeh recht Toor
de inboorlingen van kracht De Germaaniohe
Vonten yervaardigden echter eerlang beknopte
▼ersamelingen, waarin eenige fhigmenten van
Keiieriyke Gonstitntione» en eenige reohtige-
leerde geechriften werden opgenomen, aooala:
het ,,£diotam Theodorlcl*' roor het Ooit-
Gothische rgk, de „Lex Romana Yiilgotho-
mm'' of bet ,,BreTiarinm Alarieianam" en de
„Lex Romana Borgondionnm (517—526)". In
Italië werd door JuMtimamuê na den val van
het OoBt-Gothisehe RQk Etfn wetboek afgekon-
digd, met nitsondering van de „Noyellae*',
en het kwam er geennlna geheel in vergetel-
held, looals blUkt uit den „Braohylogne'* en
andere geechriften der 9de, en 11de eenw.
Het Romeinsch recht ontwaakte ale het ware
nit iQne sluimering, toen na het temgrin-
den van een Tolledig handschrift van het
,iOo^pQS Joris" op de rechtsgeleerde school te
Bologna door Imeriits en BQne leerlingen (de
glossatores) daarover voorlezingen werden ge-
houden. De glossatores bepaalden zich tot
eene doorlooi^nde verklaring van den tekst,
doch daardoor eerst werd het mogeltlk, een
overzicht te verkrygen over het uitgebreide
veld van het Romeinsch recht, en hunne uit-
leggingen, door Aoemnmi in de „Glossa ordi*
naria" bQeengebracht, hebben ook thans nog
eene wetensohappelOke waarde.
Als het wetenschappelUk ontwikkelde recht
van een zeer beschaafd volk beantwoordde
het Romeinsch recht aan de eischen van in
beschaving vooruitstrevende volk^en, aan
die van een toenemend onderling verkeer
en aan het verlangen naar eene verbeterde
rechtsbedeellng, terw^l die behoeften door het
nog In zQne kindsheid verkeerend nationaal
Ckmaansoh recJit niet bevredigd konden wor-
den. Uit alle beschaafde landen van Europa
stroomden dus talrVke leerlingen naar de
scholen der beroemde Italiaansohe rechtsge-
leerden en keerden met de aldaar verkregene
reditskennls naar hun vaderland terug. Be-
schouwde men in de middeneeuwen de leer
van Ariitótda als onfeilbaar en deGrieksche
en Romeinsche kunst en letterkunde als „klas-
siek", evenzoo achtte men het Romeinsch
recht het eeoig redematige, ja, men gaf daar-
aan den naam van „geschreven rede", wes-
halve het, zooal niet ov«ral kracht van wet
ontvangende, in leer mimeren kring werd toe-
g^NUt Dit werd niet weinig bevorderd door
de geestellikheid, die op haar gebied het
Romeinsch recht zocht te handhaven en met
s||ne beginselen haar Kerkeiyk recht in over-
eenstemming bracht. Behalve Engeland en
Skandinavië hebben dan ook alle beschaafde
Enropeesche Staten aan de ontwikkeling van
het Bomeinsoh recht deelgenomen. De poet-
glessatores {OêofinéhUf BésHohu, overleden in
1857, Baidm$, overlecton in.l400,en and^en), die
in uitvoerige commentaren de rechtsgeleerdheid
onderwierpen aan de heerschappQ der scho-
lastiek, maar er door nieuwe gewoonterechten
aan toe te voegen de brulkbaarh^d van het
Romeinsche recht bevorderden, behoorden
meestal te huls In Italië. De Frsnsche school,
waarin Ch^aams als scherpzinnig wetver-
klaarder en DonêOms (f 1591) als schrander
stelselbouwer optraden, poogde met hulp der
humanistisehe studiën het lEtemeinsch recht In
zQne oorspronkeiyke zuiverheid te herstellen.
Bovenal schitterde op dat gebied de Neder-
landsche school, met Mtiffo GrotHU aan het
hoofd, terwtfl wy ook de Spaansche rechtsge-
leerden Feret, Suarsz enz. niet onvermeld
mogen laten. In de 17de eeuw beyverde men
zich het Rom^nsch recht geschikt te maken
voor de behoeften van dien tf|d, zooals blf|kt
uit de geschriften van 8tnn>ê (f 1692), 8.
Str^k (t 1700) ra Seiatér (f 1705), maar
in den aanvang der 18de bakende men, naar
het voorbeeld van Tkomaaiuê, met nanwge-
aethdd de grenzen af der verschillende rechts-
geleerde wetenschappen. Het gevolg hiervan
was, dat men het Romeinsoh recht aftchtidde
van het Germaansch en dit laatste atender-
10k behandelde. Van hen, die deze richtittg
volgden, noemen wfj: JETeinêeeius (f 1741),
SeUfdd (f 1782), Mofaeker (f 1798), aehömmm
(t 1814), MambM (f 1824), Olüek (f 1881),
Saue (t 1831), JB. A>awgmürg (f 1881), Gü'
Êohm (t 1887) en miUewbrueh (f 1843), ter-
wgi T%ihaut (t 1840) en JMm (f 1851) een
beteren weg Insloegen. Het onderzoek van de
geschiedenis van het recht en alaoo eene meer
nauwkeurige kennis van dit laatste werd
wUders bevorderd door Bu^o (f 1844) en
vooral door Savi^tty^ de stichters van de his-
torische school. Tot de vermaardste rechtsge-
leerden onzer eeuw, die bekend staan als
viytige beoefenaars van het Romeinsch recht,
behooren nog : FwAia (f 1849), Löir (f 1851),
AméUê, wm BtihmtumSolMtg (f 1877), Böekmg
(t 1870), BHnz, Fdn (f 1858), Framike
(f 1873), Jhéri^, KéOer (f 1880), JS«rfd/y,
M» Sekewrly Slnimni (f 1868), «o» Vang^row
(f 1870), W&oktêT, WiMdtchmd, TT. Moider-
Ma», Kappeyne «mi de OoppeUo enz.
In de Germaansche landen heeft het Ro-
meinsch recht niet alleen als redematig recht,
maar ook als positief recht kracht van wet
verkregen. Dit werd bevorderd door boven
reeds genoemde omstandigheden, alsmede door
den toestand van het inheemseh recht, het-
welk verschillend was by de verschillende
stammen, ja, in de verschillende steden, ter-
wyi de behoefte des tyds eenheid eischte,
alsmede daardoor, dat de Daitsehe Keizers,
als opvolgers der Romeinsche Caesars, de
wetten van dezen, voor hen in het algemeen
hoogst gunstig, eenigermate als Inheemseh
beschouwden. Terwyi de „Sachsensplegel
(1230)" nog vry is van den invloed van het
Romeinsch recht, vindt men daarvan reeds
sporen in den „Schwabenspiegel (1275)". In
de 15de eeuw werd het Romeinsch recht door
de rechtsgeleerde doctoren in toepassing ge-
bracht, doch eent in de 16de en 17de eenw
als algemeen g^end erkend. Toch gaf de
toepasabg van het Romeinsch recht op C(er-
maansche rechtstoestanden, door geheel an-
dere zeden en gewoonten b^eerseht, aan-
leiding tot rechtmatige klachten en wel eens
tot hevigen tegenstand. Hét Romelnaeh recht
heeft dan ook het Gtormaansehe niet geheel
R0MEIN8CH BEOHT— BOMER.
76
kiiniieii Tordringen, Booh dch aan den invloed
Tsa dit laatste knnnen onttreklLen. Tronwena
bei Bomel&cli recht is slechts in ssooyeraan-
genomen als het in het „Corims Joris Civilis*'
Terrat en yoor soover dit laatste door de
gUwsatoros toegelicht is. Voorts sQn aolke
bepaUngen als niet ran toepassing beschouwd,
welke betrekking hebben op het staatsrecht
•of <9 instellingen, welke in de Germaansche
landen niet aanweaig sgn, alsmede soodanige,
die in str^d sBn mot aldaar erkende rechten.
Alaoo yerschilt het kede»daag9ek Boméinsoh
ceoht aanmerkelQk van dat, hetwelk wQ in het
„Corpns Jaris'' aantreffen ; alleen het eerste
Ican men als het in de Germaansche landen
geldende aanmerken.
Sedert het midden der 18de eeuw open-
baarde zich een sekere tegenstand tegen het
Bomeinsch recht Daardoor ontstonden in 1794
het algemeene Pruisisch landrecht, waarnaast
bet Bomeinsch recht enkel als hulprecht bleef
bestaan, en het OjstenrOksch wetboek van
1811. In de dagen der Fransche oyerheer-
scking werd in vele Staten ran Europa, ook
in ons Vaderland, de Fransche wetgeying
ingeyoerd. In 1815 yerlangde 7%ibaue het tot
stand komen eener algemeene Duitsche wet-
geying. Hoewel dit aanyankelgk door het
gesag yan iSudt^wy is tegengehouden, werden
toch in de meeste Duitsche Staten allengs
nieuwe wetboeken yan strafyordering en bur-
geriyke reehtsyordering ingeyoerd en het Bo-
meinsch recht meer en meer yerdrongen, en
in onsen t^d streeft men in het nieuwe Duit-
sche KeizerrOk naar eenheid van wetgeying
en rechtspraak, soodat men eerlang, wanneer
niks door alle beschaafde Staten is nageyolgd,
4UUI het Bomeinsche recht enkel eene weten-
«chappeigke waarde aal mogen toekennen.
Ook in ons Vaderland, bepaaldeigk in de
Koord-Nederlandsche gewesten, gold sedert de
16de eeuw het Bomeinsch recht als subsidiaire
wetgeying naast de landrechten, de gewoonte-
fechten en de plakkaten. Die toestand heeft
▼oortgeduurd tot aan den 248ten Februari
1809, toen hier te lande, bg onze inigying
bp Ffankrük, het „Wetboek yan Napoleon*'
werd ingeyoerd en teyens het Bomeinsch
recht uitdrukkeHIk afjgeschaft Intusschen is
onze hedendaagsche burgerlgke wetgeying
grootendeels uit het Bomeinsch recht geput
Bomer. Onder dezen naam yermelden wg:
Olê of Olaf JZAmt, een yerdiensteiyk ster-
rrakundige, geboren te Aarhuus den 25sten
8q;itember 1644. In 1671 begaf hg zich met
den Franschen sterrenkundige Pieard naar
ParOs, waar hQ yan Lodew^h XIV eene toelage
ontylng, astronomische waarnemingen deed en
tot lid der Académie benoemd werd. Hier
droeg hg den 22sten Noyember 1676 zgne
beroemde yerhandeling yOor, waarin hg uit de
<miatandigfaeid, dat de yerdnisteringen der
«erste maan yan JApiter niet steeds na geigke
iassehentgden werden waargenomoi, de ge-
volgtrekking opmaakte, dat het licht zich niet
pk»toeigk yoodiilant, maar eene meetbare snel-
beid bezit Ckutim bestreed de juistheid yan
dit geyoelen, maar het werd in bescherming
gnomen door Su^heiu en Nemiom. In 1681
keerde Röw^gr met den titel yan Koninkigk
wiskunstenaar terug naar Kopenhagen, waar
bg zgne sterrenkundige waarnemingen yoort-
zette en de parallaxis der yaste sterren zocht
te bepalen. Hg was de eerste, die den me-
ridiaaniLgker en den m^diaancirkeL bene-
yens den hoogte- en azimuthoirkel bezigde.
Ook ontdekte hg in 1674 de epicycloTde en
hare doelmatigheid yoor de gedaante yan tand-
raderen. Hg oyerleed als burgemeester yan
Kopenhagen en Deensch staatsiraad den 19den
September 1710. Zgne waarnemingen zgnniet
door den druk openbaar gemaakt en zgne
schrifteigke nalatenschap wmrd bg een brand te
Kopenhi^n in 1728 eene prooi derylammen.
Ffiêdriek ton Römtr^ een Wflrtembergsch
staatsman, geboren den 4den Juli 1794 te
Erkenbrechtsweiler auf der Alp. Hg bezocht het
godgeleerd seminarium te Tlibingen, trad in
1814 in dienst bg het Würtembefgsche leger,
studeerde sedert 1816 te Tübingen in de rech-
ten, werd in 1819 auditeur te Stuttgart en
zag zich in 1880 benoemd tot lid yan den
Baad yan oorlog. Voorts werd hg lid der Ka-
mer van Volksyertegenwoordigers en behoorde
er tot de woordyoerders der liberale partg.
Daar echter de Begeering hem het noodige
yerlof weigerde, yerwisselde hg den staatsdienst
met de balie, doch aanyaardde in 1848 de
portefeuille yan Justitie, en gyerde nu eyen-
zeer yoor de opheffing der uit de dagen yan
het leenrecht oyergebleyene lasten als tegen de
aanmatiging der democratie. Nadat hg lid was
geweest yan het Vdor Parlement te Frankfort,
erlangde hg zitting in de Duitsche Nationale
Vergadering, waar hg deel nam aan de sa-
menstelling der grondwet Voorts bracht hg te
Stuttgart eene wet tot stand totsamenroe^ng
eener Constitueerende Vergadering. Toen yoorts
de Koning in Maart 1849 weigerde, de Duit-
sche Bgkswet te erkennen, yroeg hg mei de
oyerige ministers zgo ontslag, maar behield,
toen de Koning toegaf, zgne betrekking. Na-
dat het BompParlement naar Stuttgart was
yerhuisd^ weigerde hg op beslisseuden toon
de besluiten yan dat lichaam te erkennen
en deed het eindeigk door den sterken arm
uiteei^agen. Vóór nog de nieuwe Kamer,
waanran hem ook het lidmaatschap opgedra-
gen was, zich yereenigde, nam hg, omdat
hg het met zgne ambtgenooten niet eens kon
worden oyer de toetreding tot den Driekonin-
genbond, zgn ontslag, waarna het geheele
Kabinet bezweek. Nu bepaalde hg zich weder
bg de rechtq»raetgk, werd echter in 1851 yoor-
zitter yan de Tweede Kamer en oyerleed te
Stnttgart den Uden Maart 1864.
Rcibert Romer ^ een zoon yan den yoorgaande,
geboren den Isten Mei 1828 te Stuttgart. Hg
studeerde te Tübingen en Heidelberg in de
rechten, yest^e zich in 1846 te Stuttgart als
adyocaat, werd in 1862 priyaatdocent te Tü-
bingen en zag er zich in 1856 tot Mütenge-
woon en in 1867 tot gewoon hoogleeraar
benoemd. In 1864 yerying hg zgn yaderinde
Tweede Kamer, behoorde er yan den beginne
af tot de yoorstanders der eenheid yan Duitsch*
land en werd de stichter der nationaalliberale
partg in Wttrtemberg. In 1871 werd hg Ud
yan de hoogste haadelsreohtbank des Bgkste
Leipaig en yan 1871 tot 1876 was ng Ud
yan den Daitsohen Bgksdag. Hg schreef : „Die
Beweidast hinsichtlich des Irrthums nach
gemeinem Otyihrecht (1852)", — „Die be-
dhigte Noyaftion naeh den Bdmischen und
76
ROMER— fiOMBIEL.
beiitigeii gemeinen Recht (1866)'*, — «Dia
VerfiusoDg der Norddentaeheii BuBdes and
die Sfiddentsehe Fi^lieit (8de druk, 1867)**,
— „Gmndsilge des Wttrtembergiaolieii £rb-
reelitB (1872)'', — en „Das Wttrteml)ergi8elie
Unterpfandrecht (1876)". HQ orerleed den
28eten October 1879.
IHêdrieh AMf BömoTf een Terdienatelük
geoloog, geboren den 14den April 1809 te
Hildeslieim Hy studeerde te Göttingen en
Beriyn in de rectiten, liekleedde yerschillende
betrdLkingen bQ bet mgnweien, werd in 1845
leermar in de aard- en deUMofknnde aan de
mOnscbool te Klanstbal, in 1862 directeur dier
inrichting, moest in 1867 om redenen van ge-
sondheid igne betrekking nederleggen en over-
leed te Klausthal den 25sten November 1869.
HQ schreef: „Die Yersteinerungen des nord-
deutschen Oolithengebirges (1836; supplement,
1838)". — „Die Yersteinerungen des nord-
deutschen Kreidegebirges (1840-1841)", —
„Die Yersteinerungen des Hangebirges (1848)",
— „Beitrige sur geologiscben Kenntnis des
nordwestlichen Harsgebirges (1860—1866)", —
en het geologisch g^eelte der „Synopsis" van
Leumii,
S&rmmm B^fmer, een broeder yan denvoor-
gaande, senator te Hildesheim en aldaar gebo«
ren den 4den Januari 1816. Deie leverde eene:
„G^gnoetisehe Karte von Hannoyer und den
angrensenden Lindem (1862)" en behoort tot
de leden yan den Duitschen RQksdag.
Ferdimmd Bitmer, een broeder yan de beide
yoorgaanden, desgeltfks een yerdiensteiyk geo-
loog en geboren te Hildesheim den 5den Januari
1818. HU studeerde te Göttingen, Heidelberg
en Berltfn, reisde in Noord-Amerika, yooral in
Texas, yestigde zich in 1848 als priyaatdocent
te Bonn en werd in 1855 professor aan de
uniyersiteit te Breslau. Yan ztine geschriften
noemen wQ: „Das rheinische Uebergangsgebirge,
eine palftontologisch-geognostische Monographie
(1844)", — „Texas, mit besonderer Racksicht
auf deutsche Auswanderung und die physi-
kalischen Yerhilltnisse des Landes (1849)", --
„Die Kreidebildungen yon Texas und ihre
organischen Einschlflsse (1852)", — „Die Siluri-
sohe Fauna des westlichen Tenessee (1860)",
— „Die fossile Fauna der Silurische n Diluyial-
geschiebe yon Sadewiti bei Oels (1861/', —
„G^iogie yon Oberschlesien (1870, 2 dln)",—
en „Litliaea palaeoaoica, oder Beschreibung und
Abbildung der ittr die einxelnen Abtheilungen
der palaeoioYschen Formationen bezeiclknend-
sten Yersteinerungen (1876)".
Budolf Oomdis Senérik BOmêr^ een Ne-
derlandsch letterkundige. HQ werd geboren te
Gudewater den Uden December 1816, stu-
deerde en promoyeerde te Utrecht in de the-
ologie en werd predikant te Deil en Easptfk.
Behalye sBne dissertatie schreef hf} een „G(e-
schledkundig ovenicht yan de kloosters en
abdyen in de yoormalige graaftchappen Hol-
land en Zeeland (1854, 2 dln)", door de
Leidsche Maatschapptf met goud bekroond, —
en „DiehtstuKfes (1856)", — vertaalde uit bet
Italiaanseh: ,Hector Fiéramosca" yan cT^^m^^
en uit het Noorsch: „Hammerich, HandeUn-
gei yan den eersten Bkaadinayisehen kerkdi^
te Kopenhagen (1858)", en leverde bgdnigea
in een groot aantal JaarboeKles en tydsehrifteii.
Bomer (Frans Florus), een Hongaarsch
ondheidknndige, geboren te Presaburg den
12den AprU 1815, trad in de Grde der Bene-
dietgnen, werd na het voleindigen lOner
studiën hoogleeraar te Raab en wydde dch
bO voorkeur aan de natuurkunde. Gedurende
den omwentelingsooiiog van 1848—1849 diende
liQ bO het korps pionniers der Hongaarsche
armee, doch werd hierop om staatkundige
redenen eerst te Olmtttz en vervolgens te
Josephstadt in den kerker opgesloten. Toen
bU na verloop van 5 jaren a0ne vrSheid her-
kregen had, werd hQ eerst huisonderwt|aer te
PrMiburg, toen hoogleeraar te Raab, vervol*
geus directeur van het Koninkiyk gymnasium
te Pest en eindeigk hoogleeraar in de oud*
heidkunde aan de universiteit en custos der
arehaeologische afdeeling van het nationaal
museum. Als natuurkundige heeft hy eene
beachrtiving geleverd van een groot gedeelte
van HongarQe. Later wQdde hg zich uitatn^
tend aan de geschiedenis en oudheidkunde
en volbracht reiaen in verschillende Staten van
Europa. In 1860 werd hQ lid der Hongaarsche
Académie, en redigeerde van 1864 tot 1878
de archeologische geschriften van dat lichaam.
Tot mne belangrykste werken behooren : „A
regi Pest (Het oude Pest)" en eene Hongaar-
sehe vertaling van de „Monuments epigraphi*
qnes du Musóe National Hongrois (1878)'*«
In 1874 is ht) tot abt van Jinos benoemd.
Bomilly (Samuël), een uitstekend Engelsch
rechtsgeleerde van Fransche afkomst, geboren
te Londen den Isten Blaart 1757, werd in 1788
advocaat en verkreeg door sÜn geschrift over
de vormen en huishoudeigke reglementen vaa
het Britsch Parlement in 1806 in het minis-
terie Fo^^OrmivUU de betrekking van ad*
vocaat-generaal en den titel van ridder, terwQl
hy voorts gekosen werd tot lid van het
Lagerhuis. Hier onderscheidde hy xich als
redenaar, was in het beruchte proces tegen
Lord MdvUle éen der commissarissen van het
Lagerhuis en rapporteur van het comité en
leverde opmerkeiyke opstellen over den sla*
venhandel. Na den dood van Fox verloor hy
lyne betrekking aan het ministerie en werd
éen der hoofdleiders van de oppositie. Hy
verdedigde de staatlrande der afgetredene mi*
nisters, sprong ia de bres voor de emancipatie
der R. Katholieken en wees op de noodia*
lykheid eener Parlementshervorming. In 1818
xag hy lich door Westminster gekosen tot
lid van het Parlement, maar bracht sich den
2den November van dat jaar in eene vlaair
van swaarmoedigheid om het leven. Hoogst
belangryk is zyn geschrift : „Observations on
the criminal law of Eagland (1810)". — Zyn
aoon Jok» Bownllf, desgeiyks een verdienste*
lyk rechtsgeleerde, geboren in 1808, werd in
1851 master of the roU (directeur der kanse*
larV), in 1865 Lord lUm^ji vam Barry, be*
sorgde de uitgave van oud-£ngelsche ooffcon*
den en van de „Memoirs" i^s vaders, en
overleed te Londen den 24sten December 1874.
Bommel (Dietrieh Christoph von), een
Dnitsoh geschiedschryver, geboren te Cassel
den 17den AprU 1781, studeerde te Ifarborg
en GOttingen in de godgeleerdheid en letteren^
legde lich inaonderheid toe op de Gostersohe
talen en de aardryksknnde, werd in 1804
buitengewoon hoogleeraar te Marburg en ng
sich in 1805 aldaar benoemd tot gewoon
BOMMEL -ROMÜLUB AUGUSTUS.
77
boogieenuir in de weliprekendheid en in liet
Orieksch. In 1810 begaf bQ licb in deie be-
trekking naar Cliarkow, maar keerde in 1815
als professor in de geschiedenis naar Marburg
terug en werd in 1820 als bistoriograaf naar
Oassel beroepen. In 1828 sag bf| zioh in den
addstand opgenomen, werd er in 1829 diree-
teor van de bibliotheek en yan het mnsenm,
en orerleed aldaar den 2l8ten Jannari 1859.
HÜ schreef eene ,,Oeechichte ven Hessen
(1820—1848, 8 din)**, loopende tot 1650, doch
het verrolg ; „Oeschichte yon Hessen seit dem
WestiXlischen Frieden (1858—1858, 2 dln)**
is onvoltooid.
Bomp (De) is de weinig gelede hoofdmassa
yan "b menschen lichaam, waaraan het hoofd
en de vier ledenmaten (armen en beenen)als
het ware zOn vastgehecht. Men verdeelt den
romp in 4 hoofdafdeelingen, namel|fk in den
hals, in het bovenigf of de borst met de mime
borstholte, in het onderl0f of den bnik met de
bnikholto en in het bekken met de bekken-
holte. Het steansel van den romp is de wer-
velkolom, die een kanaal voor het roggemerg
bevat en eene slangvormige kromming heeft
Aan de 12 borstwervels sgn de 24 ribben
vastgehecht, die sich aan de voorsjlde met
het borstbeen vereenigen. Het onderste ge-
deelte der wervelkolom vormt met de beide
bekkenbeenderen een sterken, beenigen ring,
waaraan de onderste ledematen ztln vastge-
hecht. De bovenste ledematen zgndoorschon-
derbladen en slentelbeenderen met den romp
vereenigd en de vele en krachtige spieren van
den romp dienen gedeelteiyk om de wervelko-
lom te bewegen, gedeelteiyk om de bnikholte
te vemanwen, gedeelteiyk om de ademhaling
te bevorderen, alsmede om de beweging der
ledematen te hestoren.
Bomtilas en iQn broeder B^mus waren
volgens de sage de stichters der stad Rome
en de grondleggers van den Romeinschen Staat
Omtrent hem wordt door de sage het volgende
medegedeeld: N4m%tor^ koning van Albalonga,
werd door ztfn broeder jtfflutZitM van den troon
gestooten en sgne dochter tot priesteres van
Vegta gewQd. Niettemin was een tweetal
sonen de vmcht van haren omgang met Ma/rs.
Toen gaf Amüwg bevel aan sfin dienstknecht,
beide kinderen in de Tiber te werpen. De
rilier echter had hare boorden overstroomd,
soodat de dienstknecht de mand met de twee
kinderen op dat ondiepe water plaatste. Di^
laatste begon te dalen en de mand bleef han-
gen aan een vQgeboom aan den voet van den
Palatynsehen heuvel. Hier werden de kinderen
geioogd door eene wolvin, totdat de herder
Fmulidtu hen vond en toevertronwde aan
affne echtgenoot Acea Lamreittia, Hier werden
80 onder de namen Bomulut en Bmnuê opge-
voed, en nadat zS tot krachtige Jongelingen
waren opgewassen, volbrachten zS met een
aantal rawe makkers gednrig rooftochten in
den omtr^, totdat JSmnw door de herders
van Ntmiior gegrepen en bQ AmklUu gebracht
werd, die hem ter beschikking stelde van
Jféimior. Dit leidde tot eene herkenning. De
hdde broeders namen nn met hnnne getrou-
wen den Koninkiyken burcht van AmuUtu stor-
menderhand in, deden hem sneven en herstel-
den 1^4mUor in ztfne waardigheid. Albalonga
•echter was een te beperkt tooneel voor de
bedryvigheld der beide broeders; deze ver-
trokken met een aantal volgelingen naar den
PalatOnschen heuvel, het oord, waar zy gered
waren en opgevoed. Nadat hier eene stad was
gesticht, opperde men de vraag, wie van de
bdde broeders haar zUn naam verleenen en
over haar heerschen zou? Men besloot, de
beslissing aan de Qoden over te laten. Tot
dat einde begaf zich MommUu naar den Pala-
t0nschen en Semns naar den Aven^nscben
heuvel. Weldra zag Bemuê zes gieren. Nau-
weiyks was dit ter kennis gebracht van Bo-
wMrfi», toen deze er twaalf ontwaarde. Hier-
over ontstond twist, en in het gewod van
den str0d werd Remu$ gedood. VolgMu eene
andere sage heeft BammUu hem in toom ge-
dood, omdat Memut spottend over den la^
stadswal was gesprongen. Nu bestempelde
Bommim de stad met den naam van Romaen
heerschte er als koning van 758 tot 716 vóór
Cbr. Nadat hf) het aantal inwoners, door het
openen van een asylum (vrQplaats) op het
eapitool vermeerderd had, schonk hQ het
leven aan de belangrlfkste staatkundige in-
stollingen, te weten hQ benoemde een Senaat,
verdeelde het volk in tribus en curlae en
schiep onderscheidene priesterigke betrekkin-
gen. Vooral echter was hy een uitstekend
krOgsbevelhebber. Daar de burgers zUnerstad
geene vreuwen hadden, legde hQ een groot
feest aan, en toen de inwoners der naburige
plaatsen, inzonderheid de SabQnen, aldaar
met vrouwen en dochters verschenen, werden
laatstgenoemden door de krVgslieden wegge-
roofd. Daardoor verontwaardigd trokken de
omwonende stammen weldra tegen Jtomuluê
ten strijde. Deze echter overwon eerst de
Caeninensen, doodde hun Koning Aeran en
bracht diens wapenrusting als spolia oplma
aan JapUer IWeiriug ten offSer. Moelelüker
*was zQn strtjd tegen de Sab0nen. Deze had-
den zich reeds van het Capitool meester ge-
maakt en waren op het punt, eene beslissende
overwinning to behalen, toen de geroofde
Sabgnsche maagden zich tusschen de str0ders
wierpen en eene verzoening tot stand brachten.
De SabQnen vereenigden zich nu met de Ro-
meinen tot éen volk, dat den naam van
Qairites droeg, en vestigden zich op den Mons
Capitolinus en den Mons Quirinalis. De Senaat
werd met 100 Sabgoen aangevuld, en hun
koning Tiiug Tstiiiu deelde met Jtamuluê de
heersehappU, totdat hQ nes Jaar daarna to
liavinium werd gedood. Daarenboven voerde
Boimilus oorlog tegen de naburige steden Fi-
denae en Yc^li ; eerstgenoemde werd ingenomen
en tot onderwerping gebracht, en ook de be-
woners van Voji moesten het onderq^ delven
en een gedekte van hun grondgebied aan de
Romeinen afMaan. BomuUu regieerde 87 Jaar,
doch toen hg in 716 op het Oampus Martius
eene volksvergadering bgwoonde, werd de
hemel plotseling verduisterd, en toen het Ucht
temgkeerde, was de Koning verdwenen. Een
aanzienigk man, FróeuUu JuUm^ verkondigde
daarop aan het verbaasde volk, dat hg door
de Ooden in den hemel was opgenomen, wes-
halve BomulMê na dien tgd onder den naam
van Qmrimuê als een God werd gehuldigd.
BomultiB Augustus of, zooals hg later
spottenderwgs genoemd werd, Bommlm Anffti»-
imkUf werd in 475 na Cbr. door zgn vader
78
BOMULÜS AUaUSTUS-EöNNE.
Oruiegj aanyoerder der Treemde hulptroepen,
op den Bomeinscken Keiientroon geplaatst,
maar reeds in 476 door Odoaoêr van sBne
waardigheid beroofd, waarna het West-Ro-
meinsche Keiaentjk beiweek. SomuUu wevd
met een jaargeld van 6000 soUdi naar een
kasteel in Campania verwesen.
Bonaldshay is de naam van twee der
Orkney- eilanden aan den noordoosteHIken uit-
hoek yan Schotland. Het zuideigke telt op
47 Q Ned. mgi 2500 inwoners en heeft eene
goede hayen, en het noordeiyke op 10 Q Ned.
mgi ruim 500 inwoners en is in het beasit yan
een ynurtoren.
Bónay (Hyaeinth), een Hongaarseh schry-
yer, geboren den Idden Mei 1814 te Stnhl-
weissenburg, trad in de Orde der Benediety-
nen, was gemimen tyd werksaam te Baab
als hoogleeiaar in de wysbegeerte, werd in
1847 lid yan de Hongaarsehe Académie, nam
na de omwenteling de wQk naar het buiten-
land en yestigde sich in 1850 te Londen. Van
^ne geschriften yermelden wQ : „Darlegungen
aus dem Bereich der empirischen Psychologie
(1846)". — „Charakteristik der englischen,
ftanaösischen, dentschen, italienischen, russi-
sehen, spanischen Nation yom psyohologischen
Qesichtspunkt (1847)", — „Der weise Feuer-
anbeter, urweltliche fMnneringen (1860)", —
en „The Yoguls and a Vogiü legend of the
creation of the earth (1866)". In 1866 keerde
hg naar Hongarge terug, lag zich in 1867
en 1869 gekozen tot afgeyaardlgde naar den
Bgksdag, in 1871 benoemd tot sectieraad in
het Hongaarsehe ministerie yoor Eeredienst
eu Onderyrgs en werd in 1873 groot-proost en
wObissohop te Freszburg.
Bonoesvalles, een deel der Pyreneeën
in de Spaansohe proyincie Nayarra, strekt
zich uit tosschen Pamplona en St Jean Pied
de Port. Er yerheft zich een eyenzoo genoemd
gehucht met eene yermaarde abdfl. Volgens
de oyerleyering werd aldaar in 778 de ach-
teihoede yan Kard de QrwU door de Ara-
bieren geslagen en kwam de dappere Boland
er om het leyen. Zie BoUmdélied,
Bonday oorspronkeigk Amnda, eene stad
in de Spaansche proyincie Malaga (Andalusië),
ligt in de Siërra de Ronda opeenrotsgeyaarte,
dat aan 3 zt)den in eene kloof ter diepte yan
70 Ned. 'el afdaalt, en aan deBiyierOuadiaro,
oyer welke 8 trotsche bruggen zQn gelegd.
Er yerhefièn zich yele aanzienigke gebouwen,
waaronder een kasteel, — yoorts i^n er ge-
weermakerOen, laken- en hoedenflabrieken en
byna 20000 inwoners. Hare omstreken leyeren
uitmuntend ooft, oigyenolie en wgn, alsmede
yoortreffeigke paarden, en in hare nabQheid
yerheffen zich de bouwyallen yan het aloude
Ancinipum.
Bonde (De) bestaat uit éen offieier en
eenige manschappen, die zich des nachts gaan
yergewissen yan de waakzaamheid der uitge-
zette wachtposten in yestingen, legerkampen
enz. Voor elke ronde komt de wacht in *t
geweer. — Langs in de hayen gelegene oor-
logschepen wordt de ronde gedaan in eene
boot
Bondeau is de naam yan éene dichtsoort
yan Franschen oorsprong, eenigszins op een
sonet geiykend. Het bestaat uit 13 tien- en
elAylbige Jambische yersregels met 2 rgm-
uitgangen, een staanden en een slependen.
De eerste keert 8- of 7-maal en de tweede
5- of 6 maal terug, en de eerste woorden yan
den eersten regel yindt men in den 8Bten en
13den als refrein.
Bondo is de naam yan een beyallig mu-
ziekstuk met óen hoofdthema en yerschiUende
ondergeschikte thema*s. Volgens Mar» zün
er 6 soiMTten yan rondo's naar g«^UuDg yan het
aantal gebelgde thema's. Deze moeten zeer be-
yallig ^n en eene zekere oyereenkomst hebben.
Bondo*s worden yooral gebedgd tot slot yan
sonat6*s. Voortreifeigke rondo's werden gele-
yerd door Maydn^ Motari^ Beetkove», Sekt^-
heri, JFeber en MmdeUtokm.
Bonge (Johannes), de aanyankeigke grond-
legger yan de Duitsch Katholieke Kerk en
geboren te Bischoftwalde in Silezië den 19den
October 1818, studeerde te Breslau in de
theologie en bezocht in 1839 de B. Katho-
lieke school. Nadat htf in 1840 de plaats yan
kapellaan te Grottkan had ingenomen, werd
hg wegens artikels yan zQne hand, in de
„Sfichsische Vaterlandsblfttter" geplaatst, in
Januari 1843 geschorst, waarna hi| zich te
Laurahfltte in Opper-Silezië bezig hield met
het onderwazen yan kinderen yan aldaar ge-
yestigde ambtenaren. De tentoonstelling yan
den Heiligen Bok te Trier deed hem een yan
1 October 1844 gedagteekenden open brief
aan bisschop Arnddi te Trier in gemelde
„Vaterlandsblütter" opnemen, die eene groote
opschudding yerwekto. Daarop werd hy In
den ban gedaan. Nagenoeg te geiyker tyd
ontstond te Schneidemflhl onder ^ de leiding
yan den priester Ozenikp eene Duitsch Katho-
lieke gemeente, die zich op denzelfden grond
yan de B. Katholieke Kerk lossoheurde. Bwgê
nu zocht door geschriften en door redeyoe-
ringen iets dergeigks tot stand te brengen in
de yoomaamste B. Katholieke steden, name-
lyk eene afiKsheiding yan Bome en de stich-
ting yan eene Duitsch Katholieke Kerk. In
zyn geschrift: „Die Bömische und Deutsche
Schule" wees hQ op de noodzakeiykheid eener
yerandering yan het onderwQs, en in zUne
„Neue und doch alte Feinde" stelde hQ de
yyandige geyoelens in het licht, waarmede
de Protestantsche rechtzinnigheid dezekerke-
lyke beweging begroette. Li 1848 waagde hy
zich op het gebied der politiek. Hy werd af-
geyaardigd naar het Vóór- Parlement en yoegde
^ch yeryolgens by de party der Badicalen.
In Juni kwam hy met Boj/rhoffer en Gtrw^aim
Mèiiermeh in naam der Donocratie in yerzet
tegen de yolbrachte yerkiezing yandeuByks-
bestuurder, yertrok in 1849 naar Londen,
keerde ten geyoige yan de amnestie in Maart
1861 naar Breslau terug en aanyaardde er de
betrekking yan geesteiyke by de Christeiyk-
Katholieke gemeente. Veryolgens begaf hU
zich naar Frankfort aan de Main en stichtte
er in 1863 de yereeniging tot henrorming yan
den godsdienst Zyne aanhangers hebben zich
geyoegd byde Oud-Katholieke party, die zich
na het Vaticaansch Concilie (1870) onder
DSllUtger (zie aldaar) heeft geyormd. Sedert
1873 woont hy te Darmstadt, waar hy de „Neue
religiöse Beform" redigeert.
Bönne (Ludwig Moritz Peter yon), een
yerdiensteiyk Duitsch schryyer, geboren den
18den October 1804 te Glückstadt, studeerde
RöNHE-ROOD.
79
te Bonn en te Berign, trad in 1825 in Pnii-
•iacken Btaatsdienst en werd in 1828 kamer-
gcrechtfliMOonor te Berl)|n. In laatstgenoemd
Jaar aanvaardde hfi voorts de betrekking van
lands- en stadsrechter te Müasterberg en
lag zich in 1882 als lands- en stadsgereehtsdi-
reetenr naar Hirschberg en in 1846 als op-
periandsgerechtsraad naar Breslan rerplaatst.
Daarna bekleedde hfi yerscbillende recbteriyke
betrekkingen te BerlQn en werd in 1869 yice-
president Tan het Hof van Appèl te Ologao.
Van 1849—1863 was hy bQ herhaling lidyan
de Eerste Kamer en van 1868—1862 lid yan
het Hols van Afigeraardigden, waar hy tot
de party der ond-liberalen behoorde. In 1868
werd hy op lyn yenoek gepensioneerd, maar
bleef afgeyaardigde naar den Dnitsohen Byks-
dag en wydde lich yoor *t oyerige aan we-
tenschappeiyken arbeid. Van zyne gesohrilten
yermelden wy: „Ergftnanngen nnd Erlftute-
rangen der prea8iisehenBechtBbttcher(1837—
1861, 6 dln en 6 sopplementdeelen; 6de drnk,
1874, 4 dln)", -r „Die Verfassnng nnd Ver-
waltnng des prensiisehen Staats (1860—1856,
9 dlny*. — „Das Staatsrecht der prensaisehen
Monarchie (1856—1863, 2 dln; 3de dmk,
1869—1872)*', — „Das Verfassangsreoht des
dentsehen Reictis (1872)", op nieuw bewerkt
onder den titel: „Das Staatsrecht des dent-
sehen Beichs (1876—1877, 2 dln)", — „Die
Yer&ssnngsorknnde fttr den prensaisehen Staat
yon 31 Jannar 1860 (1860; Sde drok, 1850)",
— en „Das Geseta über die Presse yon 12
Mal 1861 (1851)".
Bonner (Henriette), een yerdiensteiyke
Nederlandsche schilderes, de dochter en leer-
ling van den dierenschilder Snip en geboren
te Amrterdam den 31sten Mei 1821, is er door
yyerige stadie der anatomie en door eene
ongemeene gaye yan waarneming yooral in
geslaagd om de guitige streken yan katten
en ka^es op eene geestige wUae op het doek
te brengen, terwyi hare stukken aich teyens
onderscheiden door eene uitstekende ordon-
nantie en een aangenaam koloriet Ook de
groote tentoonstelling te Amsterdam in 1883
en de stedeiyke yan 1886 prykten met keu-
rige yoortbrengselen yan haar penseel. Zy
ontying de gouden medaille op de tentoon-
stelling te *8 Grayenhage in 1861 en 1865, op
die te Amsterdam in 1868 en 1880, op de
Wcfeldtentoonstelling te Oporto in 1866, — de
groote medaille yan Neérlands Koning met
diploma in 1874, de gouden Byksmedaille te
Antwerpen in 1879 en elders onderscheidene
zilyeren medailles. Zy is lid yan yerdienste
yan Natura Artis Magistra te Amsterdam en
woont te BmsseU
Bonsard (Pierre), een Fransch dichter,
geboren den lOden September 1525 op het
kasteel Mapoissonnière in Yendómois, was de
telg yan een Hongaarschen stam, werd page
yan Koning Jaeobm V yan Schotland en keerde
daarop naar het Hof yan den Hertog vcm Or-
léam terug, die hem met aendingen belastte
naar Ierland, SchotUnd en Zeeland. Nadat
hy de gunst yan het Huis Valoia yolop ge-
noten had, yerliet hy in 1541 wegens toene-
mende doofheid het Ho^ bestudeerde de clas-
sleke schryyers der Oudheid en socht met
syne yrienden Baif, Mmreiusy JoddU^ BeOay
en anderen de letterkunde yan hare midden-
eeawBChe bo^n te beyryden en tot de na-
yolging der Ouden terug te leiden. Hy oyer-
leed ahi prior yan St Oosme te Tours den
27sten December 1685. Hy is door sommigen
yergood en door anderen yeracht. Het ontbrak
hem niet aan kennis, aan besef yan het eigen-
aardige der kunst en aan geyoel yoor het
schoone, maar hy ging te yer in ^n yyer
yoor datgene, wat hy classiek noemde, en
beschouwde den yorm te yeel als hoofdnak.
Maar ook die yorm was yan aeer bedenkeiy-
ken aard, daar hy hulde bracht aan den wan-
smaak door Latynsche en Qrieksche uitdruk-
kingen met zyne moedertaal te yermengen.
Aanyankeiyk yerwierf hy roem door eene
yertaling yan den „Plutus" yan Ar%$tóp1ume8^
welke te Parys met groeten byyal werd op-
geyoerd. Daarop yerwierf hy in de Jeux flo-
raux te Toulouse den prys en teyens den titel
yan „Poète firan^is", door syne yrienden in
dien yan „Prince des poötes fran^is" yeran-
derd. Hy onderscheidde zich niet door oor-
spronkeiykheid en scheppende kracht, maar
bezat toch groote dichteriyke gayen. Hy
schreef 6 boeken met oden, 2 met hymnen,
4 met sonetten en 2 met eologen, alsmede
het onvoltooide heldendicht, „La Frandade".
zyne „Oeuyres" syn in 1567 in 4 deelen en
later by herhaling in het licht yerschenen.
Boo van Alderwèrelt (Joan Karel Hen-
drik de), een geyierd Nederlandsch krygs-
kundige, geboren te Harderwyk den 6den
Augui^ 1822, ontying zyne opleiding aan
de militaire académie te Breda, klom op tot
den rang yan m^)oor der in&nterie en werd
door het kiesdistrict Leeuwarden afgevaardigd
naar de Tweede Kamer der Staten-Oeaeraal,
waar ^ne degeiyke, scherpe, nooit rustende
oppositie meer dan éen minister van Oorlog
tot aftreding noodzaakte. In 1877 aanvaardde
hy in het ministerieJE'aiipyiM zelf de porte-
feuille van dat departement, doch yond teyens
goed, dathy te Leeuwarden ahi lid der Tweede
Kamer herkozen werd. Zyne uitgebreide plan-
nen tot reorganisatie yan ons leger enz. wer-
den echter yerydeld door eene smarteiyke
ziekte, die hem op den 31sten December 1878
ten grave bracht. Hy schreef, behalve eene
„Handleiding" tot de kennis der Vaderland-
sche geschiedenis; eene „Oeschiedenis yan het
7de Regiment Infanterie (1867)", — „Deyes-
tingooriog en de vestingbouw in hunne ont-
wikkeling beschouwd (1864)", — „Bydragen
tot de kennis yan ons verdedigingstelsel
(1864)", — en „De yal van het tweede Kei-
zerryk (1875, 2 dln)", terwyi hy onderschei-
dene brochures in het licht zond en opstellen
plaatste in yerscbillende tydschriflea.
Bood is óene der kleuren yan het spec*
trum en wel die, wier stralen zich door
de geringste breekbaarheid onder de lichtstralen
ondemcheiden. Men onderscheidt yuurrood,
hyacinthrood, steenrood, scharlaken- of purper-
rood, bloedrood, vleeschrood, karmynrood,
cochenillerood, appelbloesemrood, rozenrood,
kersrood, bruinrood enz. Vele delfttoffen zyn
rood gekleurd, yeelal door yzeroxyde. De
yelerlei schakeeringen yan rood, welke men
by de bloemen opmerkt, zyn zeer onbestendig
en worden door alkaliën in blauw of groen
veranderd, doch de roode yerfttoffen der wor-
tels zyn veel bestendiger. Merkwaardig is
80
ROOD— ROOD RUSLAND.
het mtUmerood, hetwelk alt teer verkregen
wordt en ook in lichmamsdeelen van sommige
dieren ontsttat Nüfnbêrger rood is roode oker,
Fmriiêok rood menie en Pêni$éh rood basiach
ohroomraor lood.
Boodborslde (Lnsciola mbecola) is de
naam yan een mmgvogel uit de flunilie der
Zmgmn (SylvUdae) en onderscheidt lich van
de roodataar^ en nachtegalen door de be-
treIckelSke lengte d6r8lagpennen;bObetrood-
borsQe nameigk is de eerste slagpen half loo
laag als de tweede, terwyi de derde en vierde
langer dan de Toorgaande en even lang sBi^-
Het is kleiner dan de nachtegaal; syn nelE,
rog, Tlengels en staart iQn olQf klenrig bruin,
B||n aangericht, keel en borst geelachtig rood
en de boik «i de yederen der pooten wit
Zfn snavel is swartachtig bruin, iQne oogea
Ettn bQna iwart en zQne pooten yuUbrain.
Het Toedt sioh met insecten, bewoont geheel
Europa en het brengt xelHi een zachten winter
bfl ons door. Het roodborstje is volstrekt niet
schuw, heeft een lacht, alleraangenaamst
stemgeluid en bouwt syn nest op den grond,
waarin het wgOe 5 of 6 geelachtig witte,
eenigssins bruin gevlekte eieren legt
Boode Kruis, zie Om^oe.
Boode Torenpaa (Yörös-Morony) is de
naam van een diep ingesneden bergpasinhet
luidelflke randgebergte van Siebenbfirgen,ten
suidoosten van Hermannstadt, eene doorbraak
der Aloeta naar de s|Kle van WalaohQe en
alioo genaamd naar een rood geverfd op
eene rots gelegen kasteel. Aan atjn luideltlken
ingang lagen weleer de Gastra TnO*iuii wes-
halve hg ook wel „Poort van Tn^anus'* wordt
genoemd. Tot tweemaal toe (1442 en 1498)
leden de Turken aldaar eene nederlaag in
den strQd tegen de Hongaren, en in 1849
trokken de Russen door deien pas uit Wa-
laehVe in Siebenbflrgen.
Boode Zee (De), door de Arabieren
JBoAr ü Akmar of Bakr d Hodtja» geheeten,
is eene golf in het noordwesteigk gedeelte van
den Indisehen Oceaan, welke lich in noord-
westelQke richting uitstrekt tusschen AsiS en
Afrika en Arabië van Egypte scheidt, loodat
dese slechts door de thans ook doorsnedene
landengte van Su6s met elkander verbonden
agn. De oorsprong van den naam deier Gk>lf
is omeker. Zy heeft van de Straat Bab-el-
Handeb (22 Ned. mQl breed), die haar met
de Ooif van Aden in gemeenschap stelt, tot
aan Sute eene lengte van 2140 Ned. mQl en
eene grootste breedte — op 16® N. B. ^van
860 Ned. mtfl. ZQ wordt aan de uiteinden
allengs smaller en ontleent haar water hoofd-
aake^k aan de Indische Zee, daar slechts
tgdeigke stortbeken, maar geene rivieren itoh
derwaarts spoeden. In het noorden splitst sy
aieh in twee boeiems, die het Sinaltisch
Schiereiland insluiten. De oostelQke, te voren
naar de stad Aelana (Alla) Sinus Aelaniticus
geheeten, draagt thans den naam van (Mt
vaa Akaba, en de weflteigke, vroeger Sinus
Heroopolites, dien van (Mt van Suës. Waar
in den Bybel sprake is van de Roode Zee,
wordt de westeigke boeiem bedoeld, aldaar
ook wel Scheiteee (Rieteee) genoemd, omdat
ig met bamboesriet begroeid en seer ondiep
is. Haar water heeft eene fraaie blauwe
kleur, doch dese is boven de klippen lich-
ter en groenachtig. Hare kusten sgn over
het geheel woest, lEandig of rotsachtig en
schraal bevolkt, en daarachter verheffen zich
bergen ter hoogte van 1800 tot 2800 Ned.
eL De eb en vloed leveren er een versddl
van waterstand van 1 tot 2 Ned. el, en in
het midden is sg 400—600, Ja, <9 enkele
plaatsen 1000 vadem diep, terwgi men langs
de kust talrgke koraalriffen en koraaleilan-
den aantreft, die er de scheepvaart bloot-
stellen aan gevaren, welke nog vermeerderd
worden door de heiraschende winden en het
ontbreken van veilige havens. Groote leil-
schepen kieaen alsoo gewoonigk den weg
rondom de luidspits van Afrika, doch stoom-
booten houden het midden van de Roode Zee,
terwgi kleine Arabische vaartuigen nabg de
kust hier en daar achter de koraalrüfen veilige
wgkplaatsen vinden. Van ouds is de scheep-
vaart er leer levendig. Reeds in de dagen
van SaUmo lond men er uit de havens van
Eiiongeber en Elath schepen naar Ophir.
Onder de heerschappg der. JPtolematutwm en
der Romeinen nam de scheepvaart uit Berenioe
en Mjus Hormus naar IndiS eene hooge vlucht.
In de middeneeuwen dreven er yeneti6,(}eaua,
Pisa, Karseille en andere aaq^de Bliddelland-
sche Zee gelegene steden een levendigen
transitohandel. Na het ontdekken van den
waterweg rondom de Kaap de Ooede Ho<9
en na de vestiging der Tnrluohe heerschappg
in Egypte kwam het handelsverkeer op de
Roode Zee langzamerhand in verval, doch
het nam weder toe door den Britsch-Indischen
handel van Bombay over Sn6s, vooral na het
graven van het Kanaal van Snés (aie aldaar).
Thans wordt de Roode Zee beiocht door de
stoombooten van verschillende groote maat-
schappgen, terwgi het verkeer langs de kusten
bevorderd wordt door Arabis<Ae zeilschepen
en Egyptische stoombooten, welke laatste om
de 14 dagen zich naar DJsidda, Saoeakim en
Massaoea begeven, en vanhier naar Sn6zterag-
keeren. Andere belangrgke havens heeft men
er te Koeseffr, Tenba (Jembo) en El Woed^.
Bood krijt is eene delfMof, welke bestaat
uit een innig mengsel van leem met rood
gaeroker, rood gzerozyde of eene verscheiden-
heid van rood leemgzersteen, diebgSaalfeld,
Nümbeig, in Hessen, in Tyrol enz. ia den
leisteen voorkomt. Het is bruinachtig rood
van kleur en verft af, zoodat het tot teekenen
en schrgven kan gebruikt worden. De Engel-
sohe en Fransche roodkrgtstiften worden echter
vervaardigd door het rood krgt fUn te wrgvea,
te slibben, met gom aan te roeren en daarna
te laten drogen.
Boodliggend of rood-doodUffgend noemen
de mgnwerkers te MansMd de laag, welke
ligt op de door hen weggenomen koperlei
en geen erts bevat, zoodat zg voor hen dood
is. Die naam is voorts gebezigd ter aanduiding
van de onderste lagen der dyuformatle, welke
men te voren roeden zandsteen heette. Zg
komt in Daitschlaad voor en bedekt gewoon-
igk onmiddeligk de steenkolenbeddingen; ge-
woonigk bestaat zg uit dikke lagen vaa een
conglomeraat (samenklonteringsgesteente), dat
aan een gzerhoudend bindmiddel zgne roode
kleur ontleent en overbigfelen bevat van coni-
feren, boomachtige varens en paardestaarten.
Bood Busland, ook Botkrmutmh Bmum^
ROODBUSLAND— ROOFDIEREN.
81
Stu of het RiuriBch woiwodeaolutp geheeten,
WM een befltsndde^ ran het Toormalig Ko-
ningrOk Polen en omratte het hedendaagsche
tot Ooetenrpk behoorende Galicid en Lodo-
miri6 met het landschap Chelm, alaoo het
nddoosteiyk gedeelte ran het gonvernement
LnbUn. De naam Is afkomstig ran het door
den Kletn-Ronisehen stam der Roethenen be-
woonde gewest aan den noordoosteltiken Toet
der Carpathen, waar eenwen lang Russische
Vorsten nit het Huis van Bmrik heersehappQ
▼oerden, totdat sU door de Hongaren ens.
werden verdreven. Reeds door Wladiwtir de
Groote (980) werden de Teijaagde Slawen na
de Teroveiing van de stad Ttjerwen bQ Ros-
tand ingeigfd en men noemde het landT^er-
wenni^a Rnssia. Daar echter het Poolsohe
woord „t^fermnoi" de beteekenis heeft van
rood, 100 is daardoor de naam van Rood
Rusland ontstaan.
Boodververij (De) is een belangrQketak
▼an ngrerheid. Z0 bedient aieh doorgaans ran
meeto^Py cochenille, lakdye, roodhont en saf-
floer en in onsen t^d yooral van anilincTerf-
stoffen, welke op dit gebied eene belangrQke
omwenteling veroonaakt hebben. Zyde verft
men gewoonigk met anilinerood. Rozen- tot
karmSnrood verkrOgt men door middel van
diamantfiiehsine. Men verwarmt water tot 37°
€., doet er opgeloste fhcbsine bO (voor5Ned.
pond licht rosenrood 16 Ned. wich^es füchsine),
terwgi men donkerder schakeeringen erlangt
door de hoeveelheid fticlisine te vermeerderen.
Men dompelt daarin de K0de en wascht ze ver-
volgens in kond water, waaraan iets zwavelznor
Is toegevoegd. Heeft men aan de zi|de vooraf
een knrknmabad gegeven, dan verkrygt men
ponoeao. Met saAranlne-, cerise-, magdaiarood
en grenadinerood verft men de stof rechtstreeks
in een warm, seepbevattend bad, waarna men
se aftpoelt met kokend water, waarin eenig
wOnsteenzovr Is opgelost Eene scharlakenklenr
vokrOgt men met anilineponcean of gerano-
slne, en nog fraaier met eoslne of primeroae.
Om met cochenille eene rozenklenr te geven,
verft men de stof In een lanw warm bad met
eocheniUe ammoniacale en verlevendigt de
klenr met asQnznnr. Door grooter cochenille-
gehalte verkrtlgt men karmozt|n. Saffloerkar-
n^n geeft kersrood en scharlakenrood. Het
saffloerbad vermengt men met citroenznnr.
Ook wol verft men het fraaist met ftichaine,
op dergelOke wQs als de zflde. Om met coche-
nille rozenrood te verven, kookt men (op 10
Ned. pond wol) 250 Ned. wich^es wgnsteen,
IMX) Ned. wichQes tinchloride- oplossing en
125 Ned. wich^es cochenille eenige minuten
met water, dompelt de stof er in en laat het
^■"ocht onder gedurig omroeren een half uur
koken. Begeert men eene scharlakenklenr,
dan lost men In water (tfzeren en koperen ketels
moeten hierbO vermeden worden) 800 Ned.
wich^es wensteen, 125 Ned. widi^es zuring-
luni^ 100 Ned. wichijes chloortin, 80 Ned.
wiohQës tinrood, 80 Ned. wichtjes flavine en
800 Ned. wich^es cochenille op, koelt de
oplossing af met eenig koud water, dompelt
de stof er in en laat het vocht koken. Deze
kleur is zeer fraai, maar niet zeer vast. Dit
laatste geldt evenzeer van alle scharia-
kenanlHnékleuren, welke daarenboven duur
«On. De meest eehte klenr verkriigt men
xin.
door het lakdye, als men verft met eene
oplossing van 800 Ned. wichtjes wensteen,
250 Ned. wichtjes chloortin, 80 Ned. wich^es
suringznnr, 80 Ned. wichtjes flavine en 500
wich^es lakdye. Dit laatste, moet men vooraf
met kokend water (de helft van ztip gewicht)
aanmengen en er eene gelijke hoeveelheid
van eene chloortinoplossing b0voegen. Men
laat de stof een half uur in die oplossing
koken. — Om katoen en Hnnen rosenrood te
verven, brengt men de goed gebleekte stoffen
in een kond saffloerkarmtjnbad, roert ze hierin
om, totdat de klenr niet donkerder wordt,
en brengt ze daarna In een met wQnsteenznnr
klaargemaakt bad. Door de grootere of kleinere
hoeveelheid saffloerkarmHn brengt men de
verschillende schakeeringen voort. Om onecht
Tnrksch rood te verkrijgen, legt men de stof-
fen des nachts in een afkooksel van IVs pond
snmak, bewerkt ze daarna een uur lang met
eene salpetersure tinoplossing (8° B.) en verft
ze daarna in een koud bad, waaraan men een
afkooksel van 10 Ned. pond roodhont heeft
toegevoegd. Roode aniUnekleuren worden voor
katoen weinig gebruikt, omdat deze aan pümt-
aardige vezels niet zulke fraaie schakeeringen
geven als aan dierlijke. Men dient hierbij niet
te vergeten, dat menig bestanddeel van deze
talrijke verfstoffen vergiftig is.
Boodvonk (scarlatina), een door koorts
vergezelde huiduitslag, onderscheidt zich door
eene helder roode of aardbeziënachtige klenr
der huid, welke zich algemeen verspreidt of
op enkele, niet verhevene plekken te voor-
Bchyn treedt, alsmede door dergelijke roodheid
van het slijmvlies, vooral van de tong,terwyi
de tongtepeltjes hoogrood, opgezet en zeer
gevoelig z|jn. Voorts vertoont zich daarb|j
keelontsteking. Eén en ander eindigt met
afschilfering der opperhuid, doorgaans in den
vorm van lappen. Meestal vertoont zich de
roodvonk epidemisch en zQ verspreidt zich
daarenboven door eene eigenaardige besmet-
telijkheid, welke het gevaarlijkst schijnt te
wezen in de afschilferingsperiode. Ctowoonltjk
ontwaart men btj het uitbarsten der ziekte
eene aanmerkelijke versnelling van de pols,
die 180 tot 200 slagen doet In de minuut De
verschgnselen klimmen gedurende 7 tot 8
dagen, waarna z|j weder geleidelijk alÉemen.
De behandeling bestaat fo een eenvovdlg,
zacht nitwasemend dieet bfj eene matige
kamertemperatuur. Door sommigen wordt het
insmeeren der huid met vet aanbevolen.
Vertoonen zich daarby andere verschgnselen
van zorgwekkenden aard, zoo raadplege men
een kundigen arts.
Boofdieren (Ferae, Carnivora) moest men
In mimeren zin alle dieren noemen, welke zich
met andere dieren voeden. Oeweonigk echter
bedoelt men met dien naam eene orde van
zoogdieren, die uMrtultend leven van vleesch
en bloed. In den bouw van hun lichaam ziet
men gewoonigk kiaoht, snelheid engemakke-
Iffkheid van beweging vereenigd. Hnn schedel
(zie begaande flgnnr) is kort, gedrongen, rond
en sterk; de hersenen s|jn klein, de groeven
aan de slapen diep, de Jnkbogen sterk naar
buiten uitgelegen en de kauwq»leren onge-
meen ontwikkeld. De kaken zQu des te korter
en gedrongener, de opst^gende takken der
onderkaak des te broeder en de kop i» des
6
82
BOOFDIEREN-aOOK.
te ronder, naarmste het dier rooteichtiger is.
De drie soorten yan taaden iQn in beide
kaken aanwezig; de snytanden, meestal ten
getale van 6, ijin doorgaans klein, schnlBa
geplaatst en leer scherp, — de hoektanden
groot, gekromd, pnntig en loodanig geplaatst,
dat ae bjj het slaiten van den bek langs
elkaftr Tallen. Achter de hoektanden Tolgen
eenige kleine, kegelvormige, pnntige, óenwor-
telige kieMn, welke den naam van valsche
maiütanden dragen. De rQ der eigenlOke,
meerwortelige maaltanden begint met eene
groote kies, loo scherp als een mes en Tan
onderscheidene scherpe ponten yoonden, den
yleeschtand of seheorkies, waarop soms onder-
scheidene knobbelkieien yolgen, welke yan
stompe yerheyenheden t^n yoorzien. Hoe
rooflmcbtiger een dier is, des te kleiner is
het aantal zyner knobbelkieaen. en bV het
nattigen yan gemengd yoedsel hebben dese
eene breede kroon, sooals wjl bQ den beer
opmerken. De weeke lippen der roofdieren i^u
steeds met kneyelharen beiet, en yan hnnne
sintoigen i^n gesicbt, gehoor en reok uitstekend
ontwikkeld. Hanne[teenen zlJn gescheiden en
yan de grootste roofdieren yeeUü afbeeldingen
geyonden worden, zttn ondeiscbeidene kleinere
roofdieren yoorgeételd op neyensgaan de plaat.
Eyenals de yinpootigen yroeger als water-
roofdieren aan de orde der yerschenrende dieren
werden toegeyoegd, rekenden yele dierkandi-
gen yroeger ook de Jfwee^mM^f (Inseetiyora),
b|fy. den mol, den egel, de spitsmois enz., tot
de roofdieren.
Boof^ogels (Baptatores) onderscheiden
zich onder de yogels door de yolgende ken-
merken: de boyensnayel is haaksgewtfs om-
gebogen en somtgds yan éen of twee tand-
yormige nitsteeksels yoonden. De krachtige
gangpooten hebben zityoeten, gewapend met
zeer sterke, gekromde klauwen. In de ylengels
yindt men 10 slagpennen yan den eersten rang,
en het darmkanaal is als dat yan yleescbetende
dieren zeer kort. Tot deze orde behooren 3
ftuniliën, nameigk die der (Herem (Ynltoridae),
Vdlke» (Falconidae) en ÜUem (Strigidae). Zie
yerder onder deze namen. Op neyensgaand
tweetal platen zttn de merkwaardigste roof-
yogels afgebeeld.
Book is eene stof, welke uit brandenae
De Bchedel van een leeuw.
met kromme, scherpe klauwen gewapend; bt|
sommige kan het klauwlid opgetrokken worden.
241 hebben niet minder dan 4 teenen, en by
sommige yindt men er 5. De wUO^ hebben
eene dubbele ry tepels aan den buik. De Jongen
worden blind geboren en het duurt lang
yoordat zy in hun eigen onderhoud kunnen
yoorzien.
De dieren dezer orde wyken onderling af,
yooral in het gebit en in hun lichaamsyorm of
habitus en yooral ook in de wyze, waarop
de ledematen met den grond in aanraking
komen. Sommige toch, ztXMÜs de beer, zetten
by het gaan den geheelen yoet op den grond,
en men noemt hen Zocigantgtrê (Plantigrada),
— andere den halyea yoet, en men geeft aan
deze den naam yan SaLfkootgcmgin (Semi-
plantigrada), — en de meeste zetten alleen
de teenen op den grond, en men heet hen
Tèmigtmgmn (Digitigrada). Tot deze laatste
behooren de Katten (Felida), de Hyena*s
(Hyaenida) en de Honden (Canida), — tot de
Halteoolgangers de Stinkratten (Viyerrida) en
de Harters (Muatelida). Men raadplege wyders
de artikelen onder die namen. Ter^l aldaar
of tot eene bepaalde temperatuur yerwarmde
lichamen in den yorm yan een neyel opetygt.
Die stof is gedeelteiyk damp- of gasyormig en
bestaat gedeelteiyk uit yaste deeltjes, welke
den rook zichtbaar maken, door de gasyormige
bestanddeelen medegesleept worden en met de
gecondenseerde gasyormige bestanddeelen op
koudere yoorirerpen neerslaan. Heeft deze
neerslag eene zwarte kleur, dan geeft men
daaraan den naam yan roet net roeken ia l>y
het gebruik yan gewone brandstoffen stee^
een teeken yan onyolkomeae yerbranding, en
naar mate de yuurhaard gebrekkiger is inge-
richt, sQlgt meer rook uit den schoorsteen op.
Daar rook de lucht op eene onaangename
wyze yerontreinigt, is men er — yooral in
Engeland — reeds lang op bedacht geweest,
om den rook te yerbranden of te yerwyderen.
Dit kan op yerschiilende wyzen geschieden,
nameiyk: mechanisch, door het wasschen der
yerbrandingsproduoten, — door eene ywbeterde
inrichting der roosters, waardoor de lucht beter
tot de brandstof kan toetreden, — door lucht
naar de yerbrandingsproducten te brengen op
eene plaats, waar zj) nog warm genoeg zyn
KLEINERE 1
GeïlluBtroerde Encyclopacdie. 3de druk.
ROOFDIEREN.
■ticyon veaaücos).
9. Wezel (Mustela viilgaris) in het winterkleed.
Bij het artikel: Koofdiereu.
ROOFVC
6a. KouiBgswouNv (Milvas regalia). 2a. Trekvalk
(Falco peregrinas).
Ba. Sohedel vnn den arend.
(ioïllustreorde Encyclopaedic. 2de druk.
^GELS. I.
B\ KlRuw van d«n arend.
1. Secretarisvogel (Gypogeranus. aerpeutarius».
Bij hot artikel : UoolviiKela.
ROOFVO
Geïllustreerde Eucyclopuedie. 2de druk.
GELS. II.
^ptiron p»rttauptcrnB /,
Bij hot artikel : Boofrogcls.
BOOK-BOOBDA.
83
om Tolkomen te TerbrandeD, — door den rooster
ongeigk of slechts gedeelteltik Tan brandstof
te Yoonien, — en door een regelmaügen aan-
voer Tan brandstof.
Het mechanisch wasschen geschiedt door
den rook te laten strOken door eene mimte,
waar hO een 4|nen regen ontmoet ^ maar
deie inrichting beeft het nadeel, dat ^ door
sterke afkoeling de trekking vermindert
Tot de verbeterde roosters behooren de trap-
rooster, de rooster met verdiepingen vanl^-
gem en de kettingrooster van Zudker^ die
eene meer volkomene verbranding bevorde-
ren. Eene inrichtiiigy om lacht tot de ver-
brandlngsprodacten te doen toetreden, is de
gesi^eten vanrbmg van Fnrkeij — en tot de
inrichtingen, waarby de rooster ongeltik of
gedeelte^k van brandstof wordt voormen,
behoort die van DwmSrg. Zolk een rooster is
in het midden verhoogd en heeft alxoo den
vorm van een ladeL Daartoe dient ook de
dubbele vonrhaard van Fakhaim. EindelVk
heeft men een groot aantal inrichtingen tot
regelmatigen aanvoer van brandstof, ao^kf die
. iBBrWedgwi
met omgekeerdenJnfihtflteoom.
en vooral die van SimUgff welke later door
CoUiêr en Deern verbeterd werd. Het isdnide-
igk, dat een doelmatige aanvoer van brandstof
uitstekende diensten bewSst voor eene vol-
komene verbranding.
Booktopaas, sie KwarU.
Boom, ne onder BoUr en lidk.
Boomsoh Katholieke Kerk, de Ka-
tkoUoUmut.
Boon (Albrecht Theodor £mil, graaf von),
Praisisch veldmaarschalk en minister van
Oorlog, geboren den SOsten April 1808 te
Plenshagen bQ Kolberg, ontving sedert 1816
sttne opleiding op de luiidettenscmool te Kalm,
sedert 1818 bQ het kadettenkorps te Berigo,
trad in 1821 in dienst bff het 14de regiment,
in&nterie, bezocht in 1824—1827 de alge-
meene kitlgaschool te BerlQn, waar hQ zich
met Ifver toelegde op de tactiek en op de
aardrgkskonde, en werd in 1827 opvoeder en
in 1829 leeraar by het kadettenkorps te Ber-
ign. Toen verschenen igne alom verspreide
.AnOngsgrande der Erdkande (1884; 12de
drnk, 1868)" en de „Grandzttge der Erd-,
YOlker- and Staatenkande (1882-1840; Sde
drok, 1847~-1866, 8 dln)*'. In 1838—1836
was hy werkzaam b|f de topographische op-
metingen van den generalen staf. In 1885
werd hg als leeraar aan de krtfgsschool en|in
1886 als kapitefai bQ den generalen staf ge-
plaatst en tevens tot lid van de hooge militaire
examencommissie benoemd. Daarop leverde
hy eene ^MilitSrische Underbeschreibnng von
Eoropa (1887)*^, alsmede een eerste gedeelte
van de militaire monographie: .Die Iberische
Halbinsel (1889)". In 1842 zag hy zich bevor-
derd tot nu^oor en by den generalen staf van
bet 7de armeekorpe, doch in 1848 weder naar
Beriyn verplaatst en werd tevens belast met
bet militair onderwys van Prins JMedriek Karl,
dien hy voorts naar de nnlversiteit te Bonn
en op zyne reizen naar Italië en Frankryk
vergezelde. In Maart 1848 werd hy by den
generalen staf van het 8Bte armeekorps ge-
plaatst en eerlang tot chef daarvan benoemd,
en woonde in 1849 den veldtocht in Baden
by. In 1850 werd hy luitenant kolonel en
XIII.
kommandant van het SSste regiment en in
1851 koloneL In 1856 verkreeg hy het kom-
mando over de 20ste brigade infiinterie in
Posen en in 1858 dat van de 14de divisie in
Dttsseldorf. Eene memorie, ingeleverd in 1858
aan den Prins Begent, over de gebreken van
het leger en over de noodzakeiyke verbeteringen
wekten diens opmerkzaamheid, en von Boon
werd in 1859, nadat hy in Mei tot luitenant-
generaal was bevorderd, benoemd tot lid der
commissie voor de reorganisatie van het leger.
Na het aftreden van JBomn zag hy zich den
5den December 1859 met de portefeuille van
Oorlog en den 16den April 1861 ook met die
van Marine belast De cordaatheid, waarmede
hy optrad by de verdediging dier reorganisatie,
vooral nadat zy door de liberale meerderheid
van het Huis van Afgevaardigden bestreden
was en de daarvoor noodige gelden geweigerd
waren, maakte hem tot een gunsteling van
Koning WUMmy die de hwschepping van het
leger als zyn eigen werk beschouwde, doch in
het Huis van Afgevaardigden gaf zyne stoute
taal aanleiding tot herhaalde botsingen. Kwam
hy aanvankeiyk veel te kort in parlementaire
vormen, hy maakte ze later tot zyn eigen-
dom en ontwikkelde zich tot een uitstekend
redenaar. Zelft wist hy de oppositie te gemoet
te komen en zieh naar den wensch der Kamer
te voegen, zonder evenwel de hoofdzaak
prys te geven. Terwyi hy alzoo de reorgani-
satie in het Parlement in beginsel verdedigde,
bracht hy haar, in Q>yt van alle geldeVke
bezwaren, practisdi ten uitvoer, en wel op
zoo voortreiléiyke wyae, dat in 1866 de mo-
' Melmaking zonder eenige stoornis plaats greep,
het leger voltallig en uitmuntend uitgerust
was en by het einde van den oorlog meer
manschappen telde dan in den beginne. De
Koning benoemde hem den Ssten Juni van
laatstgenoemd Jaar tot generaal der inflmte-
rie, verleende hem de Orde van den Zwarten
Adelaar en schonk hem eene aanzieniyke
dotatto. Met niet minder roem was hy werk-
zaam in 1870, en de Koning herhaalde zyne
dankbetuiging door de verdienste van wn
Boon te erkennen by de viering van zyn
50-Jarigen diensttyd op den 9den Januari 1871.
Op den 16den Juni daaraanvolgende werd hy
in den gravenstand opgenomen en met eene
nieuwe dotatie beloond. De portefeuille van
Marine legde hy den Sisten December 1872
neder, maar werd, toen von BUmarék afttand
deed van het voorzitterschap van het Pruisi-
sche ministerie, den Isten Januari 1873 tot
diens plaatsvervanger en tevens tot generaal-
veldmaarschalk benoemd, terwyi hem gene-
raal von Kamekê als plaatsvervanger in het
departement van Oorlog werd toegevoegd. Den
9den November 1878 ontving hy op ^n ver-
zoek zyn ontslag als eerste minister en hoofd
van het departement van Oorlog en begaf zich
naar Gfltergotz by Potsdam. In 1874 verkocht
hy dit landgoed, woonde na dien tyd by af-
wisseling op Neuhof by Ck>burg en op Krob-
nitz by Görlitz en overleed den 23sten Fe-
bmaH 1879.
Boorda is de naam van een aanzieniyk
Friesch geslacht. Van de leden vermelden
wy: JPopke Boorda y in 1468 grietman van
Idaarderadeel ; — Fndmk Boorda^ in 1521
grietman van Scboterland en reeds in 1515
6*
84
ROORDA-BOOS.
mede aCe^vaardigd naar den Hertog mm Qddêr^
om hem te vertoeken, in Friesland te komen;
in 1521 werd hy in een gereeht van het
volk van den Bisschop van Utrecht tegen
de Gelderschen door het eerste gevangen ge-
nomen, en in 1545 behoorde hy tot de mede-
onderteekenaars der resolutie tot bescherming
van *slands privilegiën; — Frams Roofda^
in 1538 olderman van Sneek en grietman
van Wymbritseradeel; — Waite Boordaj
doctor in de rechten, grietman van Hennaar-
deradeel en in 1539 door de Staten afigevaar-
digd naar de Landvoogdes; — PopkeRoorda,
mede onderteekenaar van het Verbond der
Edelen en als voorstander der Hervorming
in 1568 door den Bloedraad verbannen; —
SéMte Moarda, desgeiyks tot het Verbond
der Edelen behoorend; — Emurt Eoorda^ een
vryheidlievenden Fries, in 1572 gevangen ge-
nomen en in 1576 overleden; — Jokaumet
Moardat een verdiensteiyk rechtsgeleerde en
in 1579 raadsheer in het Kamergerecht van
Spiers; hy hield sich aan de syde vanSpai^e
en werd deswege eenigen tyd op de kasteelen
Loevestein, Woerden en Rammekes gevangen
gebonden, waarna hy het land verliet; •—
Kard Boorda, mede- onderteekenaar van het
Verbond der Edelen; hy werd gebannen,
swierf gendmen tyd in Dnitschland en Frank-
ryk rond, behoorde tot de yverigste voorstan-
ders der onafhankeiykheid van Friesland en
Jaren lang tot de gemeennamste vrienden
van Graaf Lodewyh vtm Nasêo», was tevens
een man van groote geleerdheid, sooals biykt
nit syne ^Rndimenta religionls christianae
(1591)'' en overleed den lOden November
1601; — en Wjjfbrand Boorda^ gewooniyk
W$b9 W^bes van Gouifim geheeten, loitenant
onder hopman Sieitk vm Jkikama en Spaansch-
gesind evenals deie; in 1677 maakte hy op
vermetele wyie lich meester van het kasteel
te Leeuwarden en hield er den drossaard
MaUnettê gevangen, waarna de burgers hem
voor eene som van 3300 galden overhaalden
om af te trekken ; hy voerde voorts by Zoutkamp
bevel over een schip, dat door hopman Tjaaird
Tjéthêi door in stilte derwaarts iwenmiende
soldaten genomen werd, sneuvelde in 1584
vÓOT Oterdum en werd in de Aakerk te Gro-
ningen begraven.
Tot een ander geslacht behoorden : AJbra-
ham Roorda, in 1620 grietman van Idaarde-
radeel, lid van gedeputeerde Staten van Fries-
land en een y verig tegenstander van het Huis
van OraiOe; — Andrku Boorda, waarschyn-
lyk een broeder van den voorgaande, in 1611
benoemd tot hoogleeraar in de logica te Fra-
neker, later rentmeester-generaal van de do-
meinen en van het Bildt; — en Kard Boorda^
grietman van Idaarderadeel , commissaris-
politiek by verschillende synoden, lid van
Gedeputeerde Staten , een tegenstander van
het Huis van Oramfe en wegens syne geleerd-
heid door JTtihmr „een ciersel van ons land''
genoemd (f 16 Januari 1670).
Eindeiyk vermelden wy nog: Taco Roorda^
een Nederlandsch geleerde. Hy werd geboren
te BritBum den 19den Juli 1801, promoveerde
te Groningen in 1824 in de theologie en werd
in 1825 eershalve doctor in de letteren. Eerst
werd hy predikant te LuUegast in Groninger-
land, toen in 1828 buitengewoon hoogleeraar
in de Oostersche talen te Amsterdam, in 1845
gewoon hoogleeraar in de taal-, land- en
volkenkunde voor Nederlandsch IndiS te Delft
en in 1864 hoogleeraar aan de Ryks-instelling
voor Indische taal-, land- en volkenkunde te
Leiden. Hy overleed aldaar den 5den Md
1874. Van syne geschriften vermelden wy:
„Ontwikkeling van het begrip der philosophie,
tot inleiding in de bespiegelende wysbegeerte
op het tegenwoordig standpunt der weten-
schap (1835)", — „Proeve van Javaansehe
poë^l uit het Javaansehe heldendicht de
Br&t& JoedH of de stryd der Barathas (1841)",
— „Het boek RacUa Virangon of de geschie-
denis van Nabi-Moesa (1844)", — „Zielkunde
of beschouwing van den mensch als besleld
weien (1842; 3de druk, 1864)", — „De vry-
heid van den mensch in de bepaling van syn
wU (1859)", — „Handleiding tot het onder-
wys (1858)", — „Over de deelen der rede
en de redeontleding of logische analyse der
taal tot grondslag voor wetenschappeiyke
taalstndie (1852; 2de druk, 1855)", — „Over
dichtmaat, versmaat en versbouw ens. (1863)",
— ^ A»^>^^on ftgi^ ^w. ^^ rfltnn* van de ver-
schillende spreekgeluiden ens. (1866)", — en
„Het geloof en de gelooAgronden van een
modem Christen (1871)".
Roorda vam Ikfiioffaf sie JBjftin^a,
Boos (Rosa Tbtim.) is de naam van een plan-
tengeslacht uit de ftunilie der Sotaoêë». Het om-
vat meerendeels heesters, die in het bedt syn van
stekels, van verspreide, oneven gevinde blade-
ren, gezaagde blaadjes, aan den bladsteel vastge-
groeide steunbUacUes, van alleen of tot scherm-
De tbecroos.
vormige trossen vereenigde bloemen en kleine,
harde, sydeharige vruchten, die met de vlee-
sige, sappige kelkbuis eene schynvrucht vor-
men. Men heeft een groot aantal soorten:
volgens LimdUif 78 en daarenboven 24 twy-
félaehtige, volgens Waüroth 24 met 235 ver-
scheidenheden en volgens Steudd 217. Zy
B00&
85
beriaden zieh alle met sleehts een drietal uit-
aoadeiiBgen op het noordelVk halflrond tnaachen
20 en 10^. De Honda- en Kaneelroien orer-
■chrgden in Finmarken den TOsten breedtegraad
en in Abe«ini6 grodt een roos op 9^ N. B.
Asifi telt 99, Eoropa 85, Amerika 14 en Afrika
8le6lit8.4 soorten. Gewoonl^k onderscheidt men 8
groepen, te weten: PimpêrndrotM (Pimpineilifo-
Ua), welke laag s||n Tan stam, zelden klimmen,
rechte stekels van ongeiyke lengte,alleenstaande,
xelden gepaarde bloemen en breed- langwerpige
of ronde blaadjes hebben, zooals: de gele
roos (R. Intea MilL)^ waarsehgnlOk afkomstig
oit Aiiatisch Turkye, met gele of rood
gestreepte bloemen, wier bladeren in Grie-
kenland tot het bereiden van thee worden
gebeilgd, — B. hemisphaerica Merrm. met
blanwgroen loof en licht-gele bloemen, — en
de eehte Pimpemélroos (B. spinosissima X.),
een leer lagen, sterk vertakten heester met
gele bloemen; •— Kamtlroxe», doorgaans met
weinig of geene
stekels, ongeigke
stennblaa^jes en
gewoonigk roode
bloemen, zooals de
eigenlfke kaneel-
roos (B. einnamo-
mea X.)» met ka-
neelbminen bast
om de Jonge tak-
ken , in Znid-
Dnitsehland en
diar in de berg-
streek groeiend,—
de bergroos (Bosa
alpina X.), in de
bergstreek van
Midden- Eoropa te
Tinden en nanwe-
mks 3 Ned. palm
hoog, — de Virgi-
nisehe roos (B.
Tirginiana MUI.),
in Noord-Amerika
te Tinden, — de
glansbladige roos
(B. Ineida JSirh.)
met talrQke Ter-
takte stengels en
aeer kleine bloe-
men, — - en de
roodbladige roos pi^ o
(B. mbrifolia ^'
FiU.)y een Trg hoogen heester, met blanw-
aohtig roode takken, flraairoode, blanwaohtig
groene bladeren en lichtroode bloemtrossen;
— TVMTOfo» (Hortenses), rechtstandige, niet
zeer hooge heesters met stekels en klierdra-
gende borstels, looals de roos Tan Damascns
(B. DassMoena MUL) met styTO takken en
tw9gen, gekromcte, wel eens roode stekels,
aan de ondenyde behaarde bladeren en tot
trosTormige bloemsehermen Toreenigde bloe-
men, reeds in de dagen der Ondheid oit het
Oosten naar Beneden-Italiö OTcrgebraeht, wel-
lieht de Termaarde roos Tan Paestnm, doch
in de 16de eenw nogmaals naar Eoropa OTer-
geplant, waar sy de moeder werd der Bosa
belgiea en der pompoenrooe, — de York-
Laaeasterroos (B. Tariegata) met witte en
roode bloemen, somtyds op denieUden stam.
— demaandrooB(B.menstnia), — decentiiblia
X. met Btyve takken en ongeiyke, gekromde
stekels, — de proTonceroos (B. proTincialis
MUI.) met kleine, ronde, meestal gepaarde
bloemen, — de mosroos (B. moscosa ^i/.) met
moeachtige klierborstels aan den kelk, — en
de Fransche roos (Bosa gallica L.); — Sonds-
romen (Caninae), opstaande, sterk Tertakte
heesters met min of meer gebogen stekels, Tr{|
breede stennblaadjes, meestal gOTinde kelk-
slippen en lederachtige vrachten, zooals de
Tiltbladige roos (B. tomentosa Sm,), die Vj^
Ned. el hoog wordt en eetbare Trachten op-
ICTert, — de appelroos (B. villosa X.), met
sterk behaarde, smalle bladeren en veelbloe-
mige, schermvormige trossen, — deeigeniyke
hondsroos (B. canina X.) met een 2 Ned. el
hoogen stam, ellipsvormige, naakte of Tan
onder behaarde blaadjes en donkerroode Trach-
ten en de witte roos (B. alba X.), die byna
4 Ned. el hoog wordt en enkele, witte bloe-
men draagt; —
Bumddraxen (Co-
rymbiferae) met
opgaanden, kroi-
penden of klim-
menden stengel ,
min of meer ge-
kromde stekels,
smalle steunblaad-
Jes en Tcelal in
schermTormige
trossen gerang-
schikte bloemen,
zooals: de veld-
roos (B. arTonsis
Budê.) met krol-
pende of klimmen-
de stengels ter
lengte Tan 2 Ned.
el en witte, zelden
lichtroode bloe-
men, — de altyd-
groene roos (B.
semperTirens X.)
met een krnipen*
den of klimmenden
stengel ter lengte
Tan 5 Ned. el,
doorgaan s dicht
met stekels bezet,
met aan beide zy-
den glanzige, OTcr-
biyTcnde bladeren
en witte bloemen, — de eigeniyke bondel-
roos (B. moltiflora TIMMft), met een opgaan-
den stam, OTcrhangende, stekelige takken,
behaarde twygen en bladeren en talryke licht-
roode bloemen (in 1804 uit China naar Eoropa
OTcrgebracht), — de moskosroos (B. mofl»hata
MUI,) met opgaanden stengel, — de noiset-
roos (B. noisetteana 1%. et B.) met roode
bloemen en als trenrroos bekend, — en de
prairieroos (B. setlgera {Mteh».) met een zwak-
ken, soms klimmenden stengel: — Bdelrozen
(Nobiles), met opgaanden, doen Taak zwak-
ken stengel, gekromde stekels, Try groote
steonbladen en groote bloemen, zooals de eehte
edelroos (B. chinenesis Jaeq, of B. indica) met
zwakken stam, zwakke takken, onbehaarde
bladeren, smalle stennblaadjes en donne
bloemstelen, in China, wellicht ook in Japan
De bourbonroos.
86
BOOS.
te huis behoorend en ia 1789 naar Europa
overgebracht, — de theeroos (R. fragrans JUd.)
met nog al stÜTe takken, minder gekromde,
roode stekels en groote, geurige bloemen, de
eerste in rang onder de rozen en sedert 1810
in Europa oyergebracht, — demaaadrooe (EL.
semperflorens Omrt,) met een lagen stengel,
dunne takken en sedert 1789 of 1802 in ons
werelddeel groeiend, — de Bourbonrooe (B.
borbonica Red,), afkomstig van het eiland
Bourbon, ens.; — Banhrage» (Banksianae),
heesters met een opgaanden, schier rankenden,
in den regel met stekels beaetten stengel, aoo-
als de Bankroos (B. Banksiae JZ. Br.) met
witte of gele, leer welriekende bloemen; — en
JEnkdbladige roten (Simplicifoliae). lage, op-
gaande heesters met enkdvoudige bladeren, loo •
als B. simplicifolia SdUwb. met gele bloemen en
in Siberië en Tartarjje te vinden. Wy geven
hierby afbeeldingen van de theeroos, de Bour-
bonroos en de Fransche roos : van dexe laatste
ziet men in a een bloemtak, m h eene vrucht,
beide in natuur-
lyke grootte, in e
een vruchtbeginsel
metstyi op5-vou-
dige grootte, in d
eene kiem op 6-
voudige grootte,
en in « en ^meel-
draden op 6-vou-
digé grootte. Men
kweekt tegen-
woordig duiaende
verscheidenheden
vanroi9n,diemen
van het saad van
betrekkeiyk wei-
nig soorten verkre-
gen heeft. De roos
behoort tot die ge-
wassen, welke on-
der den invloed
van bodem en kli-
maat zeer licht
van voorkomen
veranderen , ter-
wyi zy daarenbo-
ven ontaarden
door bevruchting
van de éene ver-
schddenheid met het stuifmeel van eene
andere. Deze planten gedyen in eiken vrucht-
baren tningrond, doch by voorkeur in een
ieemigen zandgrond, op eene vrye, zonnige,
tegen de koude beschermde plek. Men verplant,
. de rozen in den herfM of in het voorjaar
en de petrozen worden in April in de opene
lucht gebracht. Men vermenigvuldigt ze door
stekken, afleggers of worteluitloopers. Tot
stamroos is de hondsroos het meest ge-
schikt, maar men vergete niet, tegen den
winter den stam naar den grond te buigen
en met stroo te bedekken. Het middenpunt
van het gebied der rozen is Centraal- Azië,
tevens de wieg van het menscheiyk geslacht
Reeds vroeg wekte deze plant de aandacht
door hare schoone bloemen, en in een Tq)oe-
dengraf, dat waarschyniyk TOOOJaaroudwas,
vond men eene munt met het beeld eener
roos. By de Indiërs, Syriërs en Egyptenaren
werd de roos op godsdienstige i^ae gehnl-
Fig. 3. Rosa gallica
digd, en Mêrodalmt verhaalt, dat de Babylo-
niërs by fèesteiyke gelegenheden zilveren rozen
droegen, aan staven vastgehecht Over Phry-
gië, Thracië en Macedonië bereikte de roos
het eigeniyke Griekenland. Zy vrerd er aan
Apkródiie (Venns) gewyd; zy ontstond vol-
gens den mythus uit het bloed van Adomt of
by de geboorte van JphródieeuïthetYtJïhtBx
afvallend schuim der zee. Tevens echter was
de roos geheiligd aan DUmgnu (Baochns) en
diende op gastmalen en in den bloemkrans
tot sieraad, zy is het zinnebeeld der schoon-
heid, maar tevens dat der vergankeiykheid,
zoodat te voren de graven met rozen werden
bestrooid. Beeds vroeg werden de rozen naar
Italië overgebracht, en de deftige Romeinen
tooiden zich by het gastmaal met een diadeem
van rozen. Voor óen gastmaal moest Nero
meer dan 8 tonnen gouds voor rozen uitge-
ven, en de Sybarieten legden zich neder op
eene legerstede van rozenbladeren. In het
Christendom werd de roos wegens hare schoon-
heid, haren geur
en hare genees-
kracht in verband
gebracht met de
Madonna, doch de
rozenkrans der B.
Katholieken is van
Boeddhalstischen
oorsprong. Daar-
entegen wUdt de
Paus sedert de
middeneeuwen
eene gouden roos,
die hy in heUige
olie dompelt en
met muflkus be-
strooit, waarna hy
er zyn zegen over
uitspreekt en haar
ten geschenke
geeft aan een per-
soon, die zich by
uitnemendheid
verdiensteiyk ge-
maakt heeft jegens
de Kerk. Ook in
de Kerkeiyke or-
namentiek komt
de roos te pas.
De oude Germanen hielden in het voor-
Jaar volksvergaderingen op door rozenha-
gen omringde plaatsen, en de roos werd
by hen reeds vroeg in verband gebracht met
de liefde. Zy werd gepUmt op de graven van
Jongelingen en maagden, diende tot sieraad
by feesteiyke samenkomsten, werd in menig
adeliyk wapen opgenomen en ook als beel-
tenis op munten geplaatst Als sierplant drong
zy door in alle tuinen, en vele van deze er-
langden Juist door de rozen eene ongemeene
vermaardheid. Het kweeken van rozen was
vooral in Frankryk in zwang ten tyde van Kei-
zerin JoneMm, en in Dnitsohland was de ver-
zameling in de Keurvorstèiyke tuinen te Cassel,
alsmede op het Pauweneiland by Potsdam be-
roemd. Frankryk en België kweeken tegenwoor-
dig de meeste nieuwe soorten, maar de Engel-
sche en Duitsche worden voor schoener gehou-
den. Op de bloemmarkt te Parys worden Jaar-
lyks meer dan 100 000 rozenstammen verkocht.
BOOS-SOOTHAAN.
87
Boos (Eryaipelai) la eene aandoeniiig der
oitweiidife huid, voortTloeiende nit eene ont-
itddng Tan de boTenlmag (pin paplUaris) der
lederfanid. ZQ onderseheidt nch door eene rood-
heid der hnid, welke geene naawkenrige gren-
lea beeft, Toor vingerdrakking wQkt, maar na
bet opbonden van deae aanetonda terugkeert,
door verhoogde temperatoor, spanning en
■welUttg van bet deel en eene groote geroe-
Ugbeid. Men beeft twee boofdaoorten van roos,
namelOk wmn en vdltt^ De eerate ontstaat
doorgaaaa met de gewone Tersobynselen van
nitslagilekte, namel(|k een algemeen gejoel
▼an liekellikbeid, galacbtige verscbDnselen,
gestoorden eetlnst, gebrek aan atoelgang, mia-
seUkbeld, een Mtteren amaak, trek naar snnr,
dorat en koorta. Na éen of twee dagen Tolgt
daarop de roos, meestal in bet aangeiicbt (bel-
roos). Breidt sQ siob nit in de diepte tot op
de onderste laag der lederbnid, dan noemt
men baar phUgwimodêê. Vormt sy rocbtbelien
onder de opperbaid, loo bestempelt men baar
met den naam van Maderroas (E. poatoloaam),
— Teroorsaakt sQ anebtige zwelling, dan
heet men baar S, oêdêmaêodeê^ — ala sQ de
hnid verhardt ÜL $ekrkodêtf — en ala sQ een
kwaadaardig karakter aanneemt S, maliffimm,
^anyrwomw, earbuneuUumm, Behalve bet ge-
laat, worden er veelal de boraten yanaoogende
▼ronwea, alamede de voeten door aangetaat
Een eigenaardige vorm van roos ia bet St An-
tbonievnnr ei de gurddtooÊj welke zich bepaalt
tot de linker of rechter zQde van den romp,
nooit over de middell0n gaat en na eenigen
tQd met pniatifee eindigt, welke ineenvloeien
of zelfttandig bleven, verdrogen en vervolgena
veretteren. De rooa \è intnaacben in den regel
geene gevaariVke ongeateldbeid, daar de hnid
eodang na Jeoken en aftcbilferen tot den
gezonden toestand terogkeert ZQ wordt be-
streden met ontstekingwerende geneesmidde-
len en door bet bedekken der hnid met wat-
ten of met eoUodiom. — De «olidU roos vertoont
sieb bO inwendige verwondingm en onder^
sebeidtzieb door eene meer pnrperacbtige klenr.
Boos is de naam van een vermaard knn-
steaaarsgealaobt Jokamn MmÊuidh JESom, gebo-
ren in 1681 te Ottemdorf in de Pfbls, kwam
reeda ala knaiqi te Amaterdam, wgdde zieb
bier onder de leiding van im Jartkêtj Qraai
en dé Bie aan bet landaebap- en dierenaobil-
deren en vestigde zich vervolgens te Frank-
fort aan de Main, waar b|| in 1685 overleed.
Uitstekende doeken van dezen kunstenaar
vindt men in de musea te Weenen, BerlQn,
Ifaiieben, Dresden enz. Ook beeft bD voor-
treffaiyke etsen geleverd. — zyn broeder
Tiéodoor, geboren te Wesel in 1688, was een
historie- en portretsebilder, desgelQka een leer-
ling van ^ Pm en woonde te Hanheim en
Stiaatabarg en eindeigk ala HoftobUder te
Stnttgart fly overleed in 1698. — Onder de
zonen van Jokamt AiMfioft onderaobeidde zich
vooral PAOJpp JPêietj bOgenaamd So«a «U
Ti9oH, een vermaard dierenacbilder. HQ waa
geboren te Frankfort aan de Main in 1657,
ontwikkelde zich te Bome onder Bramdi en
overleed aldaar in 1781. — De kleinzoon van
Jokmm Hwkmriék, genaamd Joêefh en bQge-
naaaul Roêo^ geboren te Weenen in 17S8,
genoot onderwas in de sebilderknnst vanzOn
vader efaeUmOf sebilderde fraaie landschappen
met vee en overleed als directeur van bet Mu-
seum en Keizeriyk raadsheer te Weenen in 1805.
Boosenboom (Margaretba), eene verdien-
steiyke Nederlandacbe bloemen- en vmchten-
scbUderes, geboren te *b Gravenbage den
24aten October 1848, weet op eene amaakvolle
wyse rozen en druiven op bet doek te toove-
ren en ontving de gouden medaille op de
tentoonatelling te *8 Gravenbage en eene me-
daille op de wereldtentoonateiling te Weenen
in 1878. Voorta wordt baar doek: getiteld,
„Herinnering (eene met rozen en klimop ve^
aierde en gedeelteiyk met rouwfloera bedekte
guitare)", door baar in 1879 te Botterdam ten
toon gesteld, ongemeen geroemd als fUn^i^a
opvatting en keurig van uitvoering.
Booses (Max), een verdiensteiyk Y laamacb
letterkundige, geboren te Antwerpen den lOden
Februari 1886, ontving tot 1858 zyne oplei-
ding in zyne geboorteatad, atudeerde daarna
2 Jaren in de wyabegeerte en letteren te Luik
en werd in 1860 atudeermeeater aan betathe-
naeum te Antwerpen, waarna by in 1868 in
de letteren promoveerde en in 1864 te Namen
en in 1866 te (}ent aan bet athenaeum (gymna-
aium) leeraar werd in de Nederlandacbe taal
en letterkunde. Nu ia by conaervator van bet
Muaeum Plantyn-Moretna te Antwerpen. Van
zyne geacbriften vermelden wy: „Een drietal
verhandelingen over de geacbiedenia der let-
terkunde (1855)*', — „Open brief over bet DLe
Nederlandacb letterkundig Congröa (1868)",—
„Willem Ogier, Antwerpach tooneeldicbter
der XVUde eeuw (1872)*', — „Keua uit de
werken van J.F.Willema enz. (1874, 5 din)",
— „Levenaaobeta van J. F. WUlema (1874)",
— „Pater Poirtera in zyn leven, zyne wer-
ken, zyne leer, zyn tyd en zyne orde (1874)",
— „Kunatrei^je door bet noorden vanFrank-
ryk (1875)'% — „Keua van Nederlandacbe
redevoeringen , ten gebruike der geaticb-
ten van middelbaar onderwya (1876)", —
„Schetaenboek (1877)", — „Le Muaóe Plan-
tin-Moretna (1878)", — „Over de Alpen
(1880)", — en „Catalogue du Muaóe Plantin
(1881)", — „(ïeacbiedenia der Antwerpeche
acbilderacbool (1879)", — „Nieuw aebetaen-
boek (1882)", — „Oorreapondance de Plantin
(1888 en 1886)", — „Chriatopbe Plantin im-
primeur (1882)", — „Derde schetaenboek
(1885)", — „L'oeuvre de P. P. Bubena
(1886)", alamede tahryke bydragen in veracbil-
lende tydacbriften, Jaarboekjea en dag-
bladen.
Boothaan (Jobannea Philippua), generaal
der Jezitfeten, geboren te Amaterdam den
28Bten November 1785, waa de telg eener
oorapronkeiyk Protestantsche (iamilie, bezocht
het athenaeum in zyne geboorteplaats, en
vertrok in 1804 naar Boaland, waar by den
18den Juni van dat jaar lid werd van de Orde
der Jezuïeten. Hy onderwees er aanvankeiyk
in bet coUegie te Dtlnabnrg taalkunde en
welsprekendheid, studeerde vervolgens te Po-
losk in de godgeleerdheid, ontvüig in 1812
de priesterwyding en was pastoor te Orszan,
toen de JezuTeten uit Bushmd gebannen wer-
den. Daarop vestigde by zieb te Brieg in
Wallis en aanvaardde in 1629 de betrekking
van leeraar by het collegie van Francisoode
PauU te Taryn. In 182t word by vicaris-
provinciaal van ItaUö en* op* den 9den Juli
ROOTHAAN— RO«A.
van dat Jaar generaal der Orde, waaraan hg een
klimmenden invloed wist te becorgen. HQ sticht-
te 8 nieuwe provinciën, 2 in Italië, 2 in Frank-
rQk, éene in Dnitschland, éene in België, éene
in Nederland en éene in liaryland inrdeVer-
eenigde Staten. Hf} overleed den 6den Mei 1858.
Böpell (Richard), een verdienstelOk ge-
BchiedschrOver, geboren te Danteig den 4den
November 1808, studeerde te Halle en te
Berltjn, vestigde zich als fnrivaatdocent in de
geschiedenis te Halle, werd in 1841 professor
te Breslaa, was in 1860 lid van het Parlement
te Erfürt, in 1861—1868 en 1868—1876 lid
van het Hnis van Afgevaardigden in Pruisen,
en is sedert 1877 als vertegenwoordiger van
de universiteit te Berltfn lid van het Huis
der Heeren. HU schreef: ^Die Orafen van
Habsburg (1832)'*, — „Oeschichte von Polen
(dl 1, loopende van 860 — 1800, voortgezet door
J. Goro)", — „Die orientalische Frage in ihren
geschichtlichen £ntwickelung(1854)",— en „Po-
len urn die Mitte des 18 Jahrhnnderts (1876)'*.
Bopij is de naam van eene Oost-Indische
gouden en zilveren munt van veranderiyke
waarde. Te voren gold eene gouden ropQ
(mohoer) 16 zilveren. In den Jongsten tQd
echter werden in Britsoh-Indië zilveren en
gouden ropQen gemunt, die onder den naam
van OosMndische O>mpagnierop0en aldaar
algemeen gangbaar zQu. Men heeft er in zil-
ver \/gSte, V4de, Vi^e ropQ en ook stukken van
1 of 2 ropyen. — en in goud van 6, 10, 16
en 80 ropyen. Eene ropü heeft de waarde van
omstreeks 114 cents Nederlandsch, doch eene
uit Perzië van slechts 98 cents.
Boqueplan. Onder dezen naam ver^
melden w0:
Camillê EoqueplcMj een uitstekend Fransch
schilder. Hy werd geboren den 18den Februari
1802 te Mallemort (Bouches du Bbdne) en
oefende zich onder de leiding van baron Oroif
waarna hy fnoAe genrestukken leverde. Ook
zyne landschappen en zeestukken zyn zeer
verdiensteiyk. In het historisch museum te
Yersailles ziet men van zyne hand: „De slag
by Elchingen". Hy overleed te Parys den
16den October 1865.
Neitor Boqueplan^ een Fransch schryver en
een broeder van den voorgaande. Hy werd
geboren te Mallemort in 1805 studeerde te
Parys in de rechten, was er medewerker aan
verschillende dagbladen, vooral aan „Fi-
garo", behoorde tot de redactie van dit laatste
en zag zich sedert 1840 belast met de directie
van onderscheidene schouwburgen, byv. van
de Variétés, van de Opera (1847—1857), van
de Opéra Comique (1857—1860) en eindeiyk
van den CbMelet (1869). Hy overleed den
24sten April 1870. Hy schreef: „Nouvelles 4
la main", — „Histoire de Napoleon racontée
par une grand* mère k ses enflints (1885)**,—
„Begain de la vie Parisienne (1843)'*, — „Les
coulisses de TOpéra (1866)**, enz.
Boquette (Otto), een Duitsch dichter,
geboren den 19den April 1824 te Krotoschin
(Posen) uit een Fransch geslacht, bezocht
het gymnasium te Frankfort aan de Oder
studeerde eerst te Heidelberg, waar hy reeds
vele fhiaie liederen dichtte, en daarna te
Halle, en maakte zich bekend door zyn
sprool^e : „Des Waldmeisters Brautfkhrt (1851 ;
438te druk, 1876)** en door zyn „Orion**. Na
langdurige reizen in Zuid-DuitsehUnd, Zwit-
serland en Opper-Italië, die hem o. a. stof
leverden voor het gedicht: „Der Tag vonSt
Jakob (1853; 3de druk, 1853)**, vestigde hy zich
te Beriyn, was van 1854—1857 leeraar in de
Dnitsche taal en letterkunde aan het instituut
van BhehmoHn te Dresden en keerde daarop
terug naar Beriyn, alwaar hy in 1860 professor
werd in de geschiedenis aan de militaire aca-
démie, welke betrekking hy reeds het volgende
Jaar nederlegde. Sedert 1869 is hy werkzaam
als professor in de Dnitsche lett^unde en in
de geschiedenis aan de Polyteehnisohe school
te Darmstadt Van zyne werken vermelden
wy voorts^ „Liederbuch (1852, 2de druk onder
den titel: „Gedichte, (1822)**, — de sage:
„Herr Heinrich (1854; 2de druk, 1857)*', —
het dramatisch gedicht : „Das Beich der Trüume
(1853; 3de druk, 1869)**, — - de roman : „Hein-
rich Falk (1868, 8 dln)**, — „Hans Haide-
kukuck (1854; 5de druk, 1864)", — „ErziUi-
lungen (1859)" , — „Nene Ërzfthlungen (1862)**,
— „Snsanne (1863/', - „Luginsland (1867)**,
— „Dramatische Dichtungen (1867—1876 2
dln)", — „Gevatter Tod (1873)**,— „Novellen
(1870; 2de druk, 1875)**, — „Welt und Haas
(1871, 2 dln)**, — „Bebenkranz zu Wald-
meisters sUbemer Hochzeit (1876; 5de druk,
1885)**, — en „Euphrosyne (1877)*'. Ook schreef
hy nog: „Leben und Dichten Christian Gttn-
thers (1860)**, — „Geschiehte der Deutschen
Llteratur (1861—1862 2 dln; 2de druk, 1871—
1872)", — „Deutsches Lesebuch fttr höhere
Lehranstalten (1877, 2 dln)**, — „Das Buchsta-
birbnch der Leidenschaft (1878, 2 dln)", — en
„Die Prophetenschule (1879; 2de druk, 1882)**,
— „lm Hause der Vftter (1878)**, — „Idyllen, £le-
gien und Monologe (1882)**, — „Inga Svendson
(1883)**, — en „Neues NoveUenbuch (1884)**.
Böraas, een bergstat^e in het Noorweegseh
ambt Zuid-Drontheim, op eene bergvlakte niet
ver van de bronnen van de Glommen in
een woest landschap gelegen, is een station
van den spoorweg Christiania-Drontheim en
tevens vermaard wegens ryke kopermynen,
die reeds in 1646 werden ontgonnen en nog
altyd een overvloed van erts opleveren. Men heeft
er eene bevolking van 3538 inwoners (1875).
Borsohaoh, eene merkwaardige haven-
plaats aan de Bodensee'in het Zwitsersohe
canton 8t. Gallen, telt ongeveer 4 868 inwo-
nen (1880) en is het vereenigingspunt van den
spoorweg Chur-Winterthür-Zurich met den
oeverspoorweg Constanz-Borschach. Ook neemt
er de spoorweg met tandraderen een aanvang,
gaande naar Heiden en in 1875 geopend. Daaren-
boven is zy door stoombooten met alle belangry-
ke oeverplaatsen aan het Meer verbonden. Men
heeft er wél-ingerichte en druk bezochte baden.
Bosa. Onder dezen naam vermelden wy;
SUto BotOf bygenaamd Badaloeekio, een
Italiaansch schilder en graveur, geboren te
Parma omstreeks het Jaar 1585 en overleden
te Rome, een leerling van AnmbaU Carraeei
en een vriend van Xcm/hmo». Zyne sehllderyen
— men heeft er te Reggio, Gualtiéri, Parma
enz. — zyn weinig bekend, maar zyne gra-
vures des te meer. Met Lamprameo etste hy de
Bybelsche tafereelen van B^faSUn het Vaticaan
(1607, 23 bladen), — voorts alleen 6 bladen
naar fresco*8 van Oomggio in den Dom te
Parma, eene Heilige Familie naar SehidoM^
ROSA— BOSACEËN.
89
de Viar EraiigeUiten naar Bmfaelj Amor en
Pan naar Jt^oHimo Omrraoeij de groep van
Laoooon, den Doop ran Christna en het Hn-
weÜk van de Heilige CaUiarina.
SahtOorê Bmoy een Italiaaascli schilder,
terens diehter en toonknnatenaar, geboren te
Benella tg Napels den SOaten Juni 1616.
HQ wtldde lich eerst aan de mniieky daarna
ak leerling van Ribera en FdUone aan de
sehilderlranst Op 18-Jarigen leeft0d ondernam
14 eea toeht door Apnlië en Galabrië, om de
ftaaiale ponten in schets te brengen. In de
Abffonen viel hQ in handen ran bandieten,
en men rerhaalt, dat hy eenigen tgd deel
nam aan hnnne rooftochten. Na zOn terugkeer
te Napels bevond hQ lioh in bekrompene
omstandigheid, aoodat hQ K||ne teekeningen
voor spotprttaen moest verkoopen. Ook te
Bome, werwaarts htf lich in 1634 begaf,
bad 14 aanvankelQk te worstelen met gebrek
ea nood, doch nadat hg st|ne gaven door on-
vermoeide vigt en eene nanwgeiette stadie der
natonr nog meer ontwikkeld had, vonden
ztfne sohilderQen alleags grooter bgval. Daar
14 voorts met spoed werkte, verwierf hy
eerlang e^ aaasienigk vermogen en xtine
vrontng werd de ver^erplaats der mannen
van geest en talent te Rome. Terwgi hQ nn
door iVtte beminnelüke eigenschappen vrien-
den en begunstigers verkreeg, maakte hD
sieh door ^ne bUtende geestigheid evenioo-
vele vyanden. Yocnral geeselde I4) de Académie
van San Lnea, die hem dan ook uit haren
kring verwyderde. Volgens sommigen werd
hy leUi mt Bome gebannen. Zooveel is zeker,
dal hy de stad der Zeven Heuvelen verliet
en lich, gehoor gevende aan eene uitnoodi-
giag van Hertog Qvnoaami Cmrlo de' JMici,
naar Florence begaf; waar hy vele jaren ver-
toeftle. Sommige sehryvers vermelden, dat
hy in 1647 naar Napels temgkeerde en deel
nam aan den opstand onder MataenSUoy maar
na de herstelling der Spaansohe heersehappy
de wyk nam naar Rome, waar hy den 15den
Maart 1678 overleed. Op zyn graf in de Kart-
haiaer Kerk aldaar verheft zich het door
FioriiOo gebeitelde beeld van dezen schilder.
Zyne eigenaardige richting openbaart zich
vooral in zyne landschappen in geweldige
op elkaar gestapelde rotsgevaarten, in on-
weerswolken en lichtstrepen, waardoor hy
sterk op het effect werkt, zonder steeds
aan de waarheid getrouw te biyven. Hy
stoffeerde zyne stukken met bandieten, solr
daten, tooverkollen enz. Ook ak historie-
êehttder heeft hy veel voortreffeiyks geleverd,
zooals biykt uit een „Slagveld" inhetLouvre,
en de ,»Samenzwering van Catilina" in het
Paleis Pttti te Florence. Vele stukken van
Quieaim^ Satm bevinden zich in Engeland,
maar men heeft er ook in het Louvre, te Drea-
den, Beriyn, Weenen, MOnehen enz. Ook
graveerde hy 86 bladen, terwyi hy tevens
hekeldichten in het licht zond.
.Piéiro MoêOj een Italiaanseh oudheidkun-
dige, geboren in 1816 te Rome uit een ge-
slaeht, hetwelk beweert af te stammen van
aélmtcre Mo$a. Hy wydde zich aan de schoone
bouwkunst, was tot 1848 architect van Prins
Jiof^fkeee en werkte na dien tyd aan eene
groote topographisohe kaart van het oude La-
fium, waardoor hy de ligging der aloude gra-
ven aan de Via Appia wilde bepalen. Sedert
1860 bestuurde hy in dienst van de Fraasohe
Regeering de oudheidkundige nasporingen in de
legerplaats der praetorianen te Albano, werd
in 1861 conservator van het zoogenaamde Kei-
zwiyke Paleis in den Famesischen tuin en
leidde er de opdelvingen. In 1868 werd htf
lid der Académie te Parys. ZQne geschriften
zyn opgenomen in de „Annalen** van het Ar-
chaeologisch Genootschap te Rome, en hy
stond er tot 1874 aan het hoofd der opgra-
vingen. Hy is thans lid van den Senaat en
inspecteur-generaal der musea. Van zyne
afzoDderiyk uitgegeven geschriften noemen wyi
„Snlle Scoperte archeologiche della dtti e pro*
viDcia di Roma (1878)".
Bosa-Bonheur, zie Bonketir.
Bosaoeön is de naam van eene tweezaad*
lobbige plantenfiunilie. Zy omvat kruiden, hees»
ters en hoornen met afwisselende, meestal hand-
vormige of gevinde bladeren, met aan den blad-
steel vastgi^roeide steunbladen en met volko-
mene, regelmatige, in byschermen, hoofdjes of
trossen gerangschikte bloemen. Het onderste
gedeelte van den kelk is korten uitgespreid of
ook kruikvormig verlengd, aan den zoom 4- of
6-, zelden 8- tot d-spletig en soms van een by-
kelk voorzien, wiens bladeren met de kelk-
slippen afwisselen. De bloembladen en meel-
draden zyn op den kelk ingeplant, de eerste
in geiyken getale en afwisselend met de kelk-
slippen, de Uatste in grooteren getale, slechts
zelden niet grooter dan dat der kelkslippen.
De meeldraden zyn vry en draadvormig, de
hehnknoppen binnenwaarts gekeerd, 2-h<riüdg
en overlangs openspringend. Meestal heeft men
onderscheidene éenbladige vruchtbeginsels op
den vruchtbodem; zy bevatten doorgaans éen
zaadknop, zelden twee. De styi op elk
vruchtb^nsel is eind- of min of meer zy-
standig, «ikelvoudig, priemvormig, afvallend
of biyvend, en de stempel enkelvoudig of
penseelvormig. De vrucht bestaat uit talryke»
éenzadige dopvruchten; somtyds echter ont-
staat eene schynvrucht door besachtige ver-
weeking van de vruchtbodem of door verdik-
king van de kelkbuis, welke de dopvruchten
omsluit. By sommige Rosaceën worden de dop-
vruehten zelve besaohtig. Slechts zelden vindt
men éene enkele, door de verharde kelkbuis
omgevene dopvrucht By vele eindeiyk ont*
staat uit de vruchtbeginsels eene éen- of veel-
zadige graanvrncht De zaden hebben geen
kiemwit, eene rechte kiem en slechts zelden
bladvormige zaadiobben. Men splitst de Ro-
saeeSn in de volgende onderafdeelingen:£oMM
met een kruikvormig uitgezetten kelk, talryke
meeldraden en vele op de kelkbuis geplaatste
vruchtbeginsels, welke in doosvruchten veran-
deren (Rosa); — Dryadeim^ met een uitge-
spreiden kelk en talryke, op den vruohtbodem
geplaatste, meestal éenzadige dopvruchten
(Fragaria, Potentilla, Agrimonia, Alchemilla,
Sanguisorba, Poterium, Oeum, Dryas, Rubus
enz.), — /SjpwvaofAi, gewooniyk met 6 kraas-
vornüg geplaatste, éen- tot veelzadige graan-
vruchten (Spiraea, Kenia enz.), — - Nemradeim
met 10 meeldraden en evenzoovele onderling
en met de kelkbuis saftmgegroeide vruohtbe-
ginsels, — eene iSunilie, welke omstreeks 700
soorten omvat, die meerendeels in de gema-
tigde en koude gewesten groeien. In de
90
BOSACEËN— SOSCIUS.
meeste Bo§aeeëii yindt men Bamentrekkende
beatanddeelen, alsmede aetherische olie of
hars. Die, welke sappige yniehten of schyn-
Yinchten dragen, waa^ men suiker, slQm,
appel- en oitroennrar aantreft, behooren tot
de kweekplanten (Fragaria, Baba8),en onder de
lieesterachtigeBosacedn (Rosa, Spiraea, Kerria,
Bnbos ens.) heeft men fraaie sierplanten.
Bosalia (De heilige), eene nicht van Wil-
lem de Goede, koning van Napels, Tersaakte
reeds vroeg de vermaken der wereld en leidde
in eene grot van den Monte Pellegrino bQ
Palermo als klnisenares een heilig leven. ZQ
is de beschermheilige van Palermo en hare
gedachtenis wordt aldaar van 11 tot 16 Jnli
met groeten luister gevierd.
Bosaniline, eene door A. W, RoftMim
ontdekte organische base, ontstaat door ozydatie
van een mengsel van aniline en tolnidine. ZU
is in aniveren toestand kleurloos en verbindt
^ch met znren tot zoaten, die in gekristalli-
seerden toestand lich prachtig gro^i meteen
metaalachtige weerschUn vertoonen en in water
of alkohol opgelost prachtig rood zQn. Fachsine
is sontraor rosaniline van de samenstelling
CaoHjoNaHa.
Bosaiio. Onder dezen naam kent men
eene stad in den Mezicaanschen Staat Cinaloa
en aan de evenaoo genoemde rivier, 59 Ned.
mt|l van de pUats, waar zQ zich uitstort in
de Stille Zee ; te voren had men in hare na-
byheld goud- en zilvwmt|nen, en thans is zQ
de stapelplaats van een levendigen handel
tnsschen de haven van Mazatlan en de bin-
nenlandsche steden, terwQl zy ongeveer 7 000
inwoners telt; — eene stad in de Znid-Ame-
rikaansche republiek Paraguay, aan de rivier
van dien naam, met 8000 inwoners; — en
eene stad in den Staat Santa Fé der Argm-
tynsche Confederatie, op den rechter oever
van de Parana, met ruim 42000 inwoners
(1884), onder welken zich vooral vele Italianen
en Fransohen bevinden; deze is het midden-
punt van een drukken handel, welke bevorderd
wordt door het stoombootverkeer en door den
spoorweg naar Oordoba en Tucuman.
Bosas (Don Manuei Ortez de), dictator
der ArgentQnsohe Oonfederatie, geboren te
Buenos Ayres den 80sten Maart 1793, was de
telg van een Spaansoh geslacht, maar bracht
de dagen zQner jeugd door op landhoeven
onder de (ïaucho*s, wier zeden en gewoonten
hU zoo volkomen aannam, dat zQ hem later
als éen der hunnen beschouwden en hem bQ
het volvoeren zyner eerzuchtige plannen bij-
stand verleenden. Nadat hg in 1828 als op-
perhoofd der Foederalisten in den strijd tegen
de Unitariërs was opgetreden, zag hy zich
den 8sten December 1829 tot kapitein-generaal
van Buenos Ayres benoemd en alzoo tot op-
perhoofd der Argentynsche Bepubliek. Hü
bekleedde die betrekking gedurende 28 Jaren
en verkreeg allengs eene dictatoriale macht
Htl deed zyne t^nstanders bü duizenden
ombrengen en kende geene grenzen voor de
aanmatiging zijner heerschzuoht Op den Sden
Februari 1868 werd hy door Urqmza, gou-
verneur van Entre Bios, met hulp van Bra-
zilië en Uruguay, van zyn gezag beroofd.
Hy kwam den 268ten April 1862 tePlymonth
en woonde na dien tyd als pachter bg
Soothampton. Zyn verbazend groot vermogen,
in landeryen en vee bestaande, werd door
het Yoorloopig Bewind der Argentynsohe
Bepubliek ten behoeve van den Staat ver-
beurd verklaard en hy zelf in 1861 by ver-
stek ter dood veroordeeld. Intnsschen kreeg
hy later een gedeelte van zyne fortuin terug
en overleed den 14den Maart 1877.
Bosoher (Wilhelm), een verdiensteigk
staathuishottdkundige, geboren den 2l8ten(>c-
tober 1817 te Hannover. studeerde te Göttin-
gen en Beriyn, zag zich in 1843 tot buiten-
gewoon en het volgende Jaar tot gewoon
hoogleeraar te (Kettingen benoemd, maar ver-
trok in 1848 in die betrekking naar Leipzig,
waar hy in 1861 den titel van hofiraad ont-
ving, zyne voorlezingen aldaar strekten zich
uit over staatkunde, staathuishoudkunde, pO'
litie, flnandën, statistiek en geschiedenis der
staatswetenschappen. Met Knisi was hy de
grondlegger van de historische methode der
volkshuishoudkunde. Hy vestigde vooral zyne
aandacht op de onderlinge betarekking van de
volkshuishoudkunde met den Staat, de kunst,
de zeden, de letterkunde enz., en tevens be-
zigde hy voor de praetisohe toestanden van
het maatschappeiyk leven en voor de stelsels
der staathuishoudkunde den maatstaf der ge-
schiedkundige verschynselen. Men ontwaart
die richting reeds in zyne dissertatie: „De
historicae doctrinae apud sophistas miyores
vestigiis (1838)". Daarop volgde: „Leben,
Werk und Zdtalter des Thukydides (1842)"
en van zyne overige geschriften vermelden
wy zyn „System der Volkswirtschaft" en zy-
ne „Oeschichte der Nationalökonomik in
Deutschland (1874)"; het eerste, door Wo-
Umehi in het Fransch vertaald, zal uit 4
doelen bestaan, van welke tot nog toe drie:
de „Orundlagen der Nationalökonomie (1864;
12de druk, 1876)", de „Nationalökonomie des
Ackerbanes (1869; 7de druk« 1873)" en de
„Nationalökonomik des Handels und (}ewwb-
fleiszes (1881; 4de druk, 1884)", in het Ucht
verschenen zyn, terwyi het vierde de staat-
huishoudkunde der flnanciewetenschap zal
omvatten, — „Grundrisz zu Vorlesnngen über
die Staatswirtschaft (1843)", — „UeberKom-
handel und Theuerungspolitik (1847 ; 3de druk,
1862)", — „Zur Gteschichte der englisohen
Volkswirtschaft aus dem geechichtlichen Stand-
punkt (1861)", — „Znr Orflndungsgeschichte
des ZoUvereins (1870)", — „Betraohtungen
fiber die WlUirungsfrage der deutsehen Mftnz-
reform (1872)". Ook leverde hy vele belaag-
ryke bydnigen in tydschriften, en hy wordt
geroemd als een man met uitgebreide kennis,
een Juisten blik en een schrander oordeel.
Bosoins, een vermaard Bomeinsch too-
neelspeler in de dagen van (Xóero, was ge-
boren als slaaf omstreeks het Jaar 134 v6or
Chr. in het dorp Selenium by Lanuvinm,
maar kocht zich vry en aanvaardde den naam
van Qmmtue Boieiue Gdüme. Vooral onder-
scheidde hg zich door zyn gebarenspel, zoo-
dat hy de gunsteling werd van het Bomeinsche
volk en groeten roem verwierf. Tegen de
gewoonte der toenmalige tooneelspelen trad
hy gewooniyk op zonder masker. Hy overleed
omstreeks het Jaar 61. Cioero was zyn pleit-
bezorger in een proces tegen Fanmut Ohemrea,
en diens als zoodanig gehondene pleitrede is
bewaard gebleven.
ROSCOE-BOSECRANS.
91
Bosooe. Ooder deien naam Termelden wQ :
Wiükm Roscoe^ een Terdiensteltik Engelsch
getchiedBohry^er, geboren den daten Maart
1758 te LWerpool. Hg maakte als klerk bQ
een advoeaat zich bekend met de letterkunde
van sOn Taderland en schreef reeds op 16 jari-
gen onderdom het leerdicht :,,MonntPieasant*\
hetwelk met groeten bQ^al ontvangen werd.
Lii^ werd hy zelf advocaat, wUdde zich
daarenboven aan de fraaie letteren en droeg
niet weinig bQ tot de stichting van de vRoTal
Insiitntion of Liverpoor*. Ook streed hy met
groeten y ver voor de aftchafflng der slaverny,
vooral in het gedicht: ,,The wrongs inAfrica
(1788)'*. Aanvankeiyk was hy een warm voor-
staader der Fraasche Omwenteling, en van
de balladen, waarin hy haar verheeriykte, is
„Millions be freef* de meest bekende. Korten
tyd was hy lid van het Parlement, doch be-
paalde zich op gevorderden leeftyd vooral by
de geschiedenis. Zyue belangrykste geschriften
op dit gebied zyn: „Life of Lorenzo de' Medici
(1797; 2de druk, 1846)'' met de daarby be-
hoorende „Ilinstrations historical and critical
(1822)", - en «The life and pontiflcate of
Leo X (1805; 2de drnk, 1875)". Later werd
hy deelgenoot in eene bankierszaak, welke
hem bniten zyne schuld groote verliezen be-
rokkende. Hy overleed den dOsten Juni 1831.
SmH JBmftM Rotcoe^ een verdienateiyk
scheikundige en geboren te Londen den 7den
Januari 1888. Hy studeerde aldaar en te Hei-
delberg, werd in 1858 hoogleeraar in de schei-
kunde aan Owens College te Manchester en
zag zich in 1868 benoemd tot fellow der Rojal
Society. Hy bepaalde zich voorts te Heidelberg
onder de leiding van Buntm tot photochemische
proeven, die hem in staat stelden om de eerste
nauwkeurige bepalingen te leveren over de
chemische werking van het licht Ihuurop hield
hy zich bezig met de spectraalanalyse en deed
onderzoek naar de verbindingen van het vana-
dium en Tan het wolfranium. Hy schreef:
jJjesBons in elementary chemistry", in het
Dnitsch en Nederlandsch vertaald, — voorts
een: „Treatise on chemistry (met 8ehorlenmêr\
— „Lectures on spectrum analysis (5de druk,
1878)",' — en bezorgde met HuxUw en Bdtfomr
Stewari eene uitgave van : „MacmiUan's science
primer series". In 1884 werd hy wegens zyne
uitstekende verdiensten met de ridderiyke
waardigheid bekleed.
Bosooxnmon is de naam van een graaf-
schap In de lersche provincie Connaught. Het
heeft eene oppervlakte van nagenoeg 44 Vs D
geogr. myi, een golvenden bodem, uitgebreide
veengronden, maar ook vruchtbaar land. De
Tomrnaamste rivier is er de bevaarbare en
vischryke Shannon, die er eenige groote meren
vormt. Landbouw en veeteelt zyn er de voor-
naamste bronnen van bestaan. In 1875 had
men er 22% bouwland, 59% weilanden 19%
bosoh, en men vond er toen 8000 paarden,
1000 muildieren, 8000 ezels, 106000 runderen,
200000 schapen, 81000 zwynen en 22000
geiten. Tot de uitvoerartikelen behooren er
▼las, wol, hoomvee, zwynen en pekelvleesch.
De bevolking biyft er steeds verminderen ;zy
telde In 1841 ongeveer 258000 en in 1884
•leohts byna 182000 zielen. De evenzoo ge-
noemde hoofdstad heeft 2 800 inwoners (1881).
Bose. Onder dezen naam vermelden wy :
Hèinrich Bose, een verdiensteiyk scheikun-
dige, geboren te Beriyn den 6den Augustus
1795. Hy legde zich toe op de scheikunde
eerst te Beriyn, toen te Stokholm onder Ber-
zêUui en daarna te Kiel, vestigde zich in
1822 als privaatdocent te Beriyn, werd erin
1828 buitengewoon en in 1885 gewoon hoog-
leeraar en overleed aldaar den 27sten Januari
1864. Hy was een uitstekend beoefenaar der
chemische analyse en heeffc veel merkwaar-
digs op het gebied der scheikundige weten-
schap tot stand gebracht. Hy schreef: „Aus-
ftlhrliches Handbuch der analytischen Chemie
(1851)", hetwelk in onderscheidene Europee-
sche talen is overgezet
&Mtiav Bose, een verdiensteiyk aard- en
delflitof kundige en een broeder van den voor-
gaande. Hy werd geboren te Beriyn den lOden
Maart 1798, nam in 1815 deel aan den vry-
heidsoorlog, wydde zich in 1816 te Königs-
hutte by Tamowitz in Silezi6 aan de myn-
wetenschap, studeerde voorts te Beriyn in de
aard-, delfMof- en scheikunde, was In 1821
werkzaam in het laboratorium van Bêrzdius,
werd in 1822 custos van de mineralogisohe
verzameling aan de universiteit te Beriyn,
reisde in Frankryk en G^rootBritaiUe, aan-
vaardde in 1826 de betrekking van buitenge-
woon hoogleeraar te Beriyn en vergezelde
in 1829 AUxander wm JZiiMio2<{< naar Siberië.
In 1889 werd hy gewoon hoogleeraar en in
1856 directeur van het mineralogisch museum.
Sedert dien tyd wydde hy zyne vaoantiën
hoofdzakeiyk aan een geognostisch onderzoek
van het Beuzengeber^. In 1850 ondernam
hy voorts met MUêekerUek eene geologische
reis naar den Vesuvius, den Etna en de Lipa-
rische Eilanden en in 1852 naar de uitge-
brande vulkanen in het zuiden van Frankryk.
Hy overleed te Beriyn den 15den Juli 1878.
Hy leverde monographieën van onderscheidene
soorten van delfttoffen. Van zyne geschriften
vermelden wy : „Elemente der KrystallographIe
(1888; 8de druk, 1878, tweede deel van^SSodtf-
heek, 1876)", — „Reise nach dem Ural, dem
Altai und dem Kaspischen Meere (1807—1842,
2 dln)", — „Ueber das KrystalHsationasystem
des Qoarzes (1846)", — - „Das Krsrstallochemi-
sche Mineral^stem (1852)", — „Beschreibung
und Eintheilung der Meteoriten (1864)", —
en «Ueber die Krystallisation der Diamanten
(1877)".
Bosebery (Archibald Phillpp Primrose
graaf van), een Engelsch staatsman, geboren
te Londen in 1847, ontving zyne opleiding te
Oxford en werd in 1868 opvolger van zyn
grootvader in de waardigheid van pair. In
1878 werd hy tot rector van de universiteit
te Aberdeen en in 1880 tot rector van die
te Edinburgh gekozen. In 1881 werd hy onder-
staatssecretaris by het departement van Bin-
nenlandsche Zaken en in Februari 1886 aan-
vaardde hy de betrekking^ van Staatssecretaris
voor Bnitenlandache Zaken in het nieuwe
Kabinet QladêUmey doch verloor haar weldra
by het aftreden van dit laatste.
Boseorans (Wllllam Starke), een Noord-
Amerikaaaseh generaal, geboren den 6den
November 1818 te Delaware County In den
Staat Ohio, ontving zyne opleiding te West-
point, werd In 1841 luitenant der genie, maar
nam weldra zyn ontslag en vestigde zich in
92
BOSECBAKS— ROSEN.
1853 als cMel iogenienr te Cinciniiati, waar
hy deel nam aan venchillende nUverheida-
ondernemingen. In 1861 lag hQ zich benoemd
tot kolonel van een Ohioregiment, rergezelde
Mae CUllan naar West-Virginia en onder-
scheidde zich al dadeiyk door beleid en moed.
In het gevecht by Bich Montain (11 JoU
1861) veroverde hy met 4 regimenten de
vyandeiyise verschansbigen en werd bevorderd
tot brigade-generaal. Als opperbevelhebber der
armee van WestVirginia versloeg hy den lOden
September de znideiyke generaals Flogd en
Wisê by Sammersville en hield gedurende den
winter zich staande in West-Virginia. In Juli
1862 werd by in plaats van Haüeek belast
met het opperbevel van het Mississippileger.
Op den Sden October 1862 werd hy in zyn
hoofdkwartier te Corinthe door eene vyandeiyke
legermacht onder Friee en van Dim aange-
viülen, maar hy bracht hen na eene twee-
daagsche worsteling met groot verlies aan het
wyken. Hierna werd hy opperbevelhebber der
West-armee, versloeg den 8den Januari 1853
de in Murfreesboroogh gelegene hoofdmacht
der (ïeconfedereerden onder Bragg en bezette
Murfreesboroogh. In het vooijaar van 1863
noodzaakte hy den vyand, achter de Tenessee
terug te trekken, zoodat geheel Midden-Te-
nesaee in handen bleef der Unionisten. Toen
hy in September voorwaarts rukte naar het
zidden, leed hy echter in de bergstreek by de
rivier Chicamauga eene nederlaag, zoodat hy
naar Chattanooga moest terugkeeren, alwaar
hy in October door generaal Thomat vervangen
werd. In 1864 werd hy kommandant van het
Missouridepurtement, doch nam in 1866 zyn
ontslag uit den dienst In 1868 benoemde
Jókmon hem tot gezant te Mexico, doch QtatU
riep hem weldra terug.
Bosegger (Petri Kettenfeier), een Oosten-
ryksch dichter en prozaschryver, geboren den
Sisten Juli 1848 te Alpl by Krieglach in
OpperStiermarken, is de zoon van behoeftige
landlieden , ontving slechts een zeer gebrekkig
onderwys en kwam op 17 Jarigen ouderdom
in de leer by een kleermaker, met wien by
jaren lang van de éene boerdery naar de
andere trok. Tevens las hy allerlei boeken en
begon ook zelf verzen en verhalen te schry ven.
Door tnsBChenkomst van den redacteur van
den „Tagesposf* te Graz, aan wien Botegger
eenige proeven van zyn talent had medege-
deeld, zag hy zich in 1866 in de gelegenheid
gesteld, de handelsacadémie aldaar te bezoe-
ken, waar hy tot 1869 de leasen bywoonde,
waarna de Staten des lands hem tot zyne
verdere ontwikkeling gedurende 3 Jaren een
Jaargeld verleenden. Hy schreef: „Zither und
Hackbret, gedichte in Obersteirischer Mundart
(1870; 2de druk, 1874)", — „Tannenbarz und
Fiehtennadeln (1870)", ^ „Geschichten aus
Steiermark (1871)", — „Wanderleben, Skiz-
len (1871)*\ — „Gestalten aus dem Volk der
österreichischen Alpenwelt (1878)", — „In der
Einöde (1872)", - „Aus dem Walde (1872)", —
„G^eschichten aus der Alpen (1873, 2dln)",—
„Die Schriften des Waidschulmeisters (1875)",
^ „Das Volksleben in Steiermark (1876, 2
dhi)", — „Sonderlinge aus dem Volk der
Alpen (1876, 3 dlo)", — „Streit und Sieg,
Novellen (1876, 2 dln)", — „Mann und Weib
(1878, 2 dln)", — „Lustige Geschichten (1879)",
— „Bilder von Deflregger (1879)", — „Aus
meinem Handwerkerleben (1880)", — en „Der
(ïottsucher (1881)". Zyne „ Ausgewfthlte Sdirif-
ten" verschenen in 1861—1888 in 80 afleve-
ringen. Thans is hy redacteur van den „HeUn*
garten", een by het volk zeer geliefd maand-
schrift, te Graz.
BoeeUini (Ippolito), een Italiaansch be-
oefonaar der (Jostersche talen, geboren te
Pisa den ISden Augustus 1800, studeerde
aldaar en vervolgens nog 8 Jaren te Bologna
onder de leiding van den vermaarden Jfceco-
fanti en werd in 1824 hoogleeraar in de
Oostersche talen aan de universiteit te Pisa.
Sedert 1825 wydde hy zich hoofdzakeiyk aan
de studie van het Egyptisch, verleende zyne
hulp aan ChampdUwn by het onderzoeken van
hiëroglyphen te Bome, Napels en Turyn en
volgde dezen later naar Parys. In 1828 werd
hy aan het hoofd geplaatst van eene Toscaan*
sche expeditie naar Egjrpte, welke zich met
eene Fransche onder de leidingvan (^ampUlum
vereenigde, waarna de beide ezpeditiSn ge-
meenschappeiyk gedurende 16 maanden hure
krachten besteedden aan een nader onderzoek
der hiéroglyphen in Egsrpte, waarop RoidUfd
zyn werk in het licht gaf: „I monumenti dell*
Egitto e della Nubia (1832—1841, 8 dln met
2 dln platen)". Een derde deel met platen
werd eerst in 1844, een Jaar na zyn overiyden
(4 Juni 1843), in het licht gegeven. Voorts
vermelden wy van hem: „Elementa linguae
aegyptiacae (1847)", terwyi hy het onvoltooide
handschrift van een„Dizionariohi€roglyphioo"
heeft nagelaten. Hy overleed te Pisa den 4den
Juni 1843.
Bosen is de naam van een vryheeriyk
geslacht, afkomstig uit Bohemen, maar tegen-
woordig in Busland, Zweden, Pruisen, Slees-
wyk-Holstein en Denemarken gevestigd. Van
zyne leden noemen wy: Chorg Andreat v<m
Bosen, een Bussisch generaal, geboren in
1774. Hy trad in 1789 in Bussischen krygs-
dienst, nam deel onder Soewaraw aan de veld-
tochten in Polen en Italië, werd in 1806 kolo-
nel, in 1809 generaalm^joor, in 1818 brigade-
generaal en in 1812 bevelhebber der eerste
brigade van de garde, aan wier hoofd hQ
zich in den slag by Borodino, in het gevecht
by Moshaisk en by het vervolgen der Fran-
schen onderscheidde. In de veldslagen btf
GroBzgörschen en Bautzen was hy divisie-
generaal, — voorts streed hy met het korp»
van Otiermann by Kulm en als luitenant-
generaal by Leipzig, by Arcis sur Aube en
by Montmartre. In 1831 was hy aanvoerder
van het 6de korps infanterie tegen de Pool-
sche opstandelingen, sloeg hen in den bloe-
digen slag by Grochow, maar moest b0
Dembe-Wielki en Iganie voor ShrtgnecJci het
onderspit delven. Na het dmnpen van dien
opstand zag hy zich belast met het opperbevel
over ai de troepen in den Cauoasus, bracht
Kati Moeüa eene nederlaag toe en veroverdi»
stormenderhand de vesting Gimry. Toch kon
hy Sfamyl niet tot onderwerping brengen.
Weldra werd hy tot senator en lid van het
krygscomité te Petersburg benoemd en over-
leed aldaar den 24sten Augustus 1841. ^
Qeorgj baron von Boêên was een Bussisch dichter
en een vriend FoetfHn, Hy trad in 1827 op
met „Drie gedichten", welke met byval wer-
BOSËN.
93
den ontvangen. Daarop volgden in 1828: „Het
geheim*' eo in 1838: „De geboorte van Iwan
de Verschrikkeltfke**. Met KotuftM deed hg
een dichtwlUk JaarboeKJe in het licht ver-
«ohtfnen. Yoorta vermelden wQ stlne treor-
spelen: „Rosland en B&thori (1834)'*, —
„Baamanow (1836)'\ — en „De doehter van
Iwan in (1839)". Zgne opera: „Het leven
van den Ccaar (1837)" werd vermaard door
de mnziek van GUnka. HU overleed te Peters-
burg den 6den Maart 1860.
Onder den naam JSomii vermelden wQ
▼oorts:
Friêdrick AuguH Bot9n^ een verdienatelSk
beoefenaar der Oostersche talen, geboren te
Huinover den 2den September 1816. H0 stu-
deerde te Leipiig, legde te Beriyn onder de
leiding van Bcpp zich toe op het San^riet,
en gaf daarop zyne „Ra&ces sanscritae
(1827)" in het licht. Daarop vertrok hf} als
hoogleeraar in de Oostersche talen naar Lon-
den, bezorgde er eene nitgave der Arabische
algebra van Mohammed &0» Moeia (1831),
maar legde in 1831 zt|n hoogleeraarsambt
neder, werd secretaris van het Aziatisch (Ge-
nootschap, en belastte zich met het sohrgven
▼an artikelen in de „Penny Cydopedia", met
de revisie van het Sanscriet-Bengaalsch woor-
denboek van Ma^Uon (1838) en met de ver-
vaardiging van een catiiogns der Syrische
handsdirfften In het Britsch Mosenm. Eene
bewerking der „Veda's" bleef steken door zQn
overladen op den 2den September 1837; daar-
van verscheen slechts: „Rigveda-Sanhita, liber
primas, sansorite et latine (1838)'*.
Qeorg Rosen^ een broeder van den voor-
gaande en desgelQks een Qverig beoefenaar
der Oostersche letterkunde. Hy werd geboren
4e Detmold den 21sten September 1821, stu-
deerde te Berljjn en te Leipzig, maakte zich
▼erdiensteltlk door z|jne „Rudimenta Persica
<1843)" en vertrok, door de Regeering onder-
steund, in 1843 met Kook naar het Oosten.
De nitkomsten van zyne nasporingen verza-
melde hy in zyne verhandeling: „Ueber die
Bprache der Lazen (1844)" en in zyne „Os-
setische Grammatik (1847)". Sedert 1844 was
hg werkzaam als tolk by het Pruisisch ge-
zantschap te Constantinopel, werd in 1853
Pnrisisch consul te Jerusalem en in 1867
consul generaal van den Noord Duitschen Bond,
later van het Duitsche Rgk te Belgrado, doch
keerde in 1876 naar zyn vaderland terug. Zeer
verdiensteiyk maakte hy zich door eene onder
den titel: „TuUh-nameh (1856, 2 dln)" uitge-
gevene vertaling van de Turiische overzetting
van het oud-eerwaardige „Papegaaienboek",
-eene verzameling van Oostersche sprookjes
en vertellingen. Voorts hield hy zich bezig
met oudheidknndige nasporingen in Palaestina
en schreef o. a. „Das Heram SJerif zu Jerusa-
lem nnd sein Verhiiltnis zu dem Jüdischen
TempelpUitz (1866)*', alsmede eene „Geschiohte
der Turkel vom Sieg der Reform 1826 bis
som Fariser Traktat 1856 (1866— 1867, 2 dln)",
terwgi hg onderscheidene wetenschappeiyke
1>gdragen leverde in het „Zeitschrift der
Dentschen Morgenl&ndischen Gtesellschaft".
JmUhu Moêon, eigeniyk NicóUoê Duffek^ een
Oostenrgksch kluch^ en bigspeldichter. Hg
werd geboren den 8Bten October 1833 te
Praag, studeerde aldaar, had wegens de be-
trekking van zyn vader (directeur van het
koor en vervolgens lid van het orkest) eene
nitmuntende gelegenheid om den schouwburg
te bezoeken en werd daardoor opgewekt tot
dramatischen arbeid. Hy zag zich als ambtenaar
geplaatst in Siebenbtlrgen, vervolgens in Oeden-
burg, waar men reeds in 1859 zyn stuk:
„Convenienz und Liebe" had opgevoerd, ver-
kreeg voorts te Praag eene betrekking by de
politie, doch nam in 1867 zyn ontsl^, daar
reeds verschillende stukken van zyne hand
te Weenen en te Beriyn met goed gevolg
waren vertoond. Eerlang werd hy dan ook
secretaris by het Carltheater te Weenen. Al-
gemeen bekend werden zyne biyspeien: „Die
Kompromittirten (1863)*', — „lUnner von
heute (1864)", — „Hohe PoUtik (1865)", —
„Held der Reklame (1866)**, ~ „Nullen (1867)*',
— „Kanonfutter (1869)*', — „Eln Engel", —
„Zitrone", enz. Daarenboven schreef hy een
groot aantal kleinere stokken, zoodat er wel
vy ftig van hem werden opgevoerd. Trouwens hy
schry ft slechts voor den dag van heden, weshalve
zyne voortbrengselen den toets der degeiykheid
moeieiyk kunnen doorstaan. Sommige dienen
alleen om eene leverschudding te verwekken
of aan de tooneelspelers gelegenheid te geven
tot belacheiyke overdryving. Eoien leverde
voorts feuilletons in dagbladen. Tot 1874
bleef hy aan het Carltheater verbonden, en
na dien tyd leefde hg van zyoe pen. Zyne
„Gesammelte Dramatische Werken" verschy-
nen sedert 1870; daarvan zyn 11 deelen in
het licht gezonden.
Jóhann Oeorg Otto Mose» (GraaO « oen
Zweedsch historieschilder, geboren te Parys
in 1843. Hy ontving zyne opleiding aan de
académie te Stokholm en aan de schilderschool
te Weimar, trad in kennis met den Belgischen
schilder Leys en keerde naar Stokholm terug,
waar hy met: „Sten Sture*s intocht in Stok-
holm na de zegepraal by den Brunkeberg in
1471" de Koninkiyke medaille behaalde en
na eene reis naar het Oosten tot lid der Zweed-
sche Académie van Sohoone Kunsten benoemd
werd. Op de Skandinavische Tentoonstelling
te Stokholm in 1866 leverde hy eene reeks van
fïraaie stukken, waarna hy , gesteund door een
staatsstipendinm, op eene studiereis van vyf
Jaren Itali6, Frankryk en Duitschland bezocht,
maar het langst by Legt vertoefde. Nu schiep
hy zyn grootste stuk, nameiyk: „Koning Erik
XIV tusschen zyne gemalin Katharina en zyn
snooden raadsman GÖren Persson (sedert 1871
in het Nationaal Museum te Stokholm)**. Voorts
vermelden wy van hem: „Eene ond-Vlaamsche
bloemmarkt" en het uitmuntend portret van
den vader des kunstenaars. Na zyn terugkeer
in zyn vaderland werd hy in 1872 lid der
Académie en in 1875 professor aan de daar-
mede verbondene schilderschool. Hy leverde
een groot aantal portretten, alsmede: „De
Egyptische danseres**, — „De wandelende
Jood**, — „De verjaardag**, — en „Koning
Erik XIV in de gevangenis, bezoek ontvan-
gend van zyne gemalin Katharina". Ook be-
zorgde hy eenige fraaie gravures, tafereelen
nit de geschiedenis van Zweden voorstellend,
— en zyne teekeningen: „De goede Herder"
en „Het einde (een kunstenaar, door den dood
overrompeld)** worden zeer geroemd. Hg is
thans directeur van laatstvermelde schilder-
94
BOSEN- BOSENKRAKZ.
Bchool en ook lid van de Deensohe Académie
Tan Sohoone Kansten.
Bosenberg (AdolO» een achrHver over
knnstaangelegenheden en geboren te Bromberg
den SOsten Jannari 1860, Btodeerde in de
wtfsbegeerte en ondheidknnde te Beriyn en
promoveerde iddaar in 1872. Daarna reisde hQ
in DnitBchland, OoBtenrgk, Italië, Frankrgk
en de Nederlanden, behoort sedert 1876 tot de
redactie van het dagblad : „Die Post'* en schreef:
.Die Erinnyen (1871^, — „Sebald and Banhel
Beham, zwei Maler der dentschen Benaissance
(1876)", — „Die Berliner Malerschale (1879)",
— en „Bnbensbriefe (1881)". In: „Knnst ana
Kttnstler" van Dohmê leverde hf} opstellen over
Lueoi MM Leiden, Gkiberiij Donatello, Faima
Veeckio, Sansovino ens.. bezorgde eene nienwe
nltgave van de: „Kflnstlerbriefen (1879—1880)"
van ChM en van de : „C^eschichte des Kostflms
(1881)" van Eadnet en bewerkte met lAöki
de getUastreerde werken: „Die Architektar
Berlins (1877)" en „Die Architektar Deatsch-
lands (1879)". Eindeiyk schreef hQeene: „Ge-
schichte der modernen Kunst von 1789 bis
anf die Gegenwart".
Bosenbuoh (Karl Heinrich Ferdlnand),
een verdlensteiyk aardkundige, geboren te
Einbeck in Hannover den 24sten Jnni 1836,
vestigde zich in 1869 als privaatdocent te
Freibnrg en werd in 1878 te Straatsborg
en in 1877 te Heidelberg hoogleeraar in de
aard- en delfetofkande. Hy schreef: „Mikro-
skopische Pbysiographie der Hineraliën and
C^esteine (1877)". Met C. Klein en Beneoke
redigeerde hg van 1879 tot 1884 het : „Nenes
Jahrbach fttr Mineralogie, Geologie and Pa-
Iftontologie".
Bosendaaly een vlek in de Nederlandsche
provincie Noord- Brabant, heeft eene Hervormde
en eene R. Katholieke Kerk, onderscheidene
leerlooieryen, een belangryken vee- en graan-
handel en omstreeks 8000 inwoners. Het is
merkwaardig als het snypant van den spoorweg
van Antwerpen naar Rotterdam met dien van
Breda naar Bergen-op Zoom en Ylissingen.
Bosengarten of Cfrosxer Eoeettgarten (ter
onderscheiding van het gedicht: „Laarin",
dat ook wel KUinêr Moeengarien wordt ge-
heeten) is de naam van een episch gedicht
uit de Daitschemiddeneen wen, volgens Orimm
vermoedeiyk oit het midden der ISde eeaw.
Zyn inbond is in korte trekken de volgende :
Ckriewthildf eene dochter van Gièich, koning
van Boorgondiö, die te Worms zyn verbiyf
hield, had aldaar een rozenhof, wier bewa-
king was toevertroawd aan zekeren Sitgflried,
die de hand van Ckriemhild begeerde, en aan elf
Boorgondiërs. CMiemhUdrichi eeneaitnoodiging
tot de Koningen DieUich vam Bem (Verona)
en Stsel vam Swmnenland, om met de bewakers
van dien tnin te vechten. Werden deze door
hen overwonnen, dan zon CHüch zyn Byk
van den overwinnaar in leen ontvangen, aan
wien daarenboven met zyne makkers een
krans van rozen en een kns als loon der
zegepraal werd toegezc^. De aitgenoodigden
verschynen; aan han hoofd bevindt zich
JHetridk met 12 van zyne Amelongen, tot
welken Sildèbrand en zyn strydlnstige broeder,
de monnik lUan, behooren. De Bourgondische
helden lyden de nederlaag, hoewel Siegfried
en na hem vooral Volleer eene ongemeene
dapperheid ten toon spreiden. Met meester»
hand is in dit gedicht de koddige monnik
llêan geteekend, die, na een 20-Jarig verbiyf
in een klooster door zyn broeder opgeroepen
om deel te nemen aan den tocht naar Worms,
geene tengels kent voor zyn vechtlust, in den
Bozentuin de dolste streken uitvoert en na
zyn terugkeer de monniken plaagt en bespot.
Men heeft van deze sage een zestal verschillende
bewerkingen, van welke éene in 1886 door
Qriwim is uitgegeven.
Bosengarten (Albert), een verdiensteiyk
architect en schryver over architectuur, werd
geboren te Gasaei in 1809, bezocht de Académie
aldaar en deed er de synagoge verryzen. Nadat
hy na inlevering van het ontwerp van een
zomerpaleis den académischen prys en een
reisstipendinm voor drie Jaren verworven had,
begaf hy zich in 1839 naar Parys en oefende
zich onder de leiding van den architect Henri
Labrouiie en den Undschapschilder Mnbertf
bestudeerde gedurende twee jaar in Italië de
overbiyftelen der antieke bouwkunst en vestigde
zich vervolgens te Homburg, waar hy naden
brand van 1842 onderscheidene nieuwe ge-
bouwen stichtte. Voorts bouwde hy er later:
Het Schrödergesticht (1862), — de graf-
kapel van den vryheer wm Sekrödery — de
synagoge, — het Israëlietisch weeshui^ —
en het oude mannenhuis. Van zyne geschriften
vermelden wy: „Architektonische Mittheilun-
gen fiber Italien (1847—1860, met Rungey\
— „Beitrage zur neuen Folge von Runge*s
Backsteinarchitektur Oberitaliens (1863)," —
„Architektonische Briefe (1864)", — „Archi-
tekturbilder aus Paris und London (1860)", —
en „Architektonische Stilarten (1867 ; 3de druk,
1874)".
Bosenkilde (Adolf Marius), een Deensch
tooneelkunstenaar en humoristisch schryver.
geboren te Kopenhagen den 16den Februari
1816, bezocht de universiteit aldaar, maar
verliet weldra de academische loopbaan en
betrad in 1837 den koninkiyken schouwburg.
Sedert 1839 was hy eenige Jaren verbonden
aan de schouwburgen te Christiania en aan
het casino te Kopenhagen, maar keerde in 1867
terug tot den Koninkiyken schouwburg en
overleed den 14den October 1882. Hy onder-
scheidde zich vooral in komische rollen, reisde
in Rusland en schreef o. a. de vaudeville
„En Jëde i Mandal (Een Jood in Mandal)",
die te Christiana werd opgevoerd, — voorts:
Anders Tikjëb, en jydsch Deyns Reiseerin-
dringer (1861; 9de druk, 1870)"
„Carstens
Skriftemaal (1863)", —„Lars ogMelle (1863)",
— en „Mettem Saisonerma (1872)".
Bosenkranz (Johann Karl Friedrich), een
Duitsch wysgeer, geboren den 238ten April
1806 te Magdeburg, studeerde te Beriyn,
Halle en Heidelberg, vestigde zich in 1828 als
privaatdocent te Halle, werd er in 1831 bui-
tengewoon hoogleeraar, en in 1833 gewoon
hoogleeraar in de wysbegeerte te Kënigsberg.
was in 1848—1849 voordragend raadsheer bQ
het ministerie van Eeredienst en woonde na
dien tyd, nagenoeg blind geworden, als ge-
heim regeeringsraad te Königsberg, waar hy
den 14den Juni 1879 overleed. Hy behoorde
tot de meest ontwikkelde en getrouwste leer-
lingen van Hegel en heeft zich als schryver
niet aUeen op het gebied der wysbegeerte.
ROSENKRANZ— ROSENTHAL-BOKIN.
95
maar ook op dat der geBchledenis en der fraaie
letteren bekend gemaakt Van de lange reeks
ifner geschriften Termelden wQ: nGeashichte
der deotschen Poesie im MltteUlter (18d0)", —
„Handlraeh einer allgemeinen Gesohichte der
Poesie (1882—1888, 8 dln)", - «Zor Ge-
sehiehte der dentschen Literator (1886)'\ —
^Die Natorreligion (1881)'*, — „Encyklopaedie
der theologischen Wissenschaften (1831; 2de
drok, 18i5)*\ — ^Kritik der Schleiermacher-
sohen Olanbenslehre (1886)*', — „Psychologie
oder Wissenschaft vom snliti^cti^®>^ ^^^
(1877; f de drok, 1863)'*, — „Kritische Erlftu-
terongen des Hegel'schen Systems (1840)'*,—
„Vorlesongen flber Schelling (1842)", — „K5-
nigsberger Skisaen (1842, 2 dln)'*, — „Kritik
der Principien der Stransz'schen Olanbenslehre
(1845)'*, — „Die Pftdagogik als System (1848)**,
— „Aesthetik des Hlisalichem (1853)", —
„Die Poesie and ihre (ïeschichte (1855)", —
„Wissenschaft der logischen Idee (1858— 1859,
2 dln)'*, — „Ooethe and seine Werke (1847)", —
„Hegel als dentscheNationalphilosoph (1870)'*,
— „Stodien (1889—1844, 5 dln)", — en „Neae
Stadiën (1875—1877, 8 dln)". Ook beiorgde
ht met J*. W, Sekmbert eene nitgave der wer-
ken Tan Kami in 12 deelen (1838—1840).
Bosenlaui is de naam van een fraaien
gletseher in het Bemer Oberland, bekend
wegens de sehoone klear Tan het Qs. Hg ligt
een paar aar gaans ten aniden van Heiringen
en treedt alt de geweldige sneenwmassa's tas-
sohen den Well- en Oestellhom te Toorschtin,
maar is in de laatste jaren aanmerkelijk in
omvang Terminderd.
Bosenmtlller. Onder deaen naam Ter-
melden wg:
Jokmm €horg BoêemmWêr^ een Terdienstel0k
godgeleerde en kansehredenaar. Hg werd ge-
boren te Ummerstadt bg Hildburghausen den
19den December 1786, stodeerde te Altdorf
in de theologie, werd in 1778 professor in
de godgeleerdheid te Erlangen, in 1788 te
Oiesaen en in 1785 te Leipdg, Toorts in
1798 domheer te Meissen en in 1806 prelaat
en oTerleed den 14den Maart 1815. Hg heeft
een hondertal geschriften in het licht gegeven,
meestal Tan stichteigken aard. Wg Termelden
alleen: „Scholia in Novam Testamentnm
(1777—1786, 6 dln; 6de drnk, 1815—1881)'*.
Bmti Friedncik Karl BoiênmüUer, een Ter-
diensteigk beoefenaar der Oostersche talen
en een lOon Tan den Toorgaande. Hg werd
geboren den lOden December 1768 te Hesiberg
bg Hildbarghansen, stodeerde te Leipaig,
werd er in 1795 boitengewoon en in 1813
gewoon hoogleeraar en OTerleed den 17den
September 1835. Van zgne geschriften noemen
wg: „Scholia in Vetos Testamentom (1788—
1885, 11 dln in 23 banden)'*, waarTan hg
ook een „Compendinm*' loTcrde, — „Hand-
boek der biblischen Altherthumsknnde (1828—
1881, 4 dln)", — en „Analecta Arabica
(1825-1888, 3 dln)".
JokoMn Okruiian Botenmüller, een Tordien-
steigk ontleedkandige en een broeder Tan den
TOorgaande. Hg werd geboren teHeszbergbg
Hildbarghaasen den 15den Mei 1771, studeerde
te Leipiig en Erlangen in de geneeskunde
ondenocht reeds als stodent de beenderen-
holen bg Maggendorf, werd in 1794 prosector
bg de anatomie te Leipzig en in 1800 hoog-
leeraar aldaar en OTerleed den 228ten Febraari
1820. Hg schreef: „Beitr^ zar Zergliede-
rnngskunst (1800, 2 dln)", — „Chirnrgisch-
anatomische Abbildongen fOr Aenste and
Wandarate (1804—1812, 8 dln)**, — en „Hand-
bnch der Anatomie des menschlichen förpers
(1801 ; 6de drnk, 1840)".
Bosenstein (Samnel Siegmnnd R), een
uitstekend geneeskandige, geboren te Berign in
1832, studeerde in zgne geboorteplaats eerst
in de wgsbegeerte en TerTolgens in de na-
knnde, promoToerde in 1854 op eene disserta-
tie : „De cyclopia inter animaüa observata**,
waarmede hg eene academische prgsrraag be-
antwoord had en die Tcrrolgens in „Virchow's
ArchiT" werd opgenomen, was Tan 1856 tot
1858 assistent Tan Wagner in het gasthuis te
Dantzig, Testigde zich als practiseerend genees-
heer te Berign en werd er in 1868 priTaat-
docent aan de unlTcrsiteit. In 1865 werd hg
op aanbeveling Tan TVatibe en Vwehow benoemd
tot gewoon hoogleeraar aan de uniTersiteit
Oroningen, waar hg zgn ambt aauTaardde
met een redcToering OTer: „Die Beziehungen
zvrischen Wissenschaft and Praxis in der Me-
dioin". Hg bleef er werkzaam tot 1872 en
Tertrok in dat Jaar naar Leiden, waar zgne
intrêerede handelde OTor „Het tegenwoo^ig
karakter der geneeskunde", waarin hg wees
op de merkwaardige rol der micro-organismen
bg besmetteigke ziekten. Een beroep, hem hi
1882 te Amsterdam aangeboden, wees hg Tan
de hand. Hg loTerde onderscheidene belaag-
rgke opstellen in „Virchow's ArchiT'*, Tan
welke wg noemen: „Ueber den zusammen-
hang Ton Herz- en Nierenkrankheiten**, —
„Ueber die Aetiologie der parenchym-Nephri-
tis**, — „Ueber Diabetes meUitns**,— en „Ueber
Epilepsfit satumina", — Toorts in het „Klin.
Wochenschrift" te Berign: „Ueber Tuberculose
der Hamorgane", — „Zur Lehre Tom Pulsns
bigeminus", — en „Zur Kenntoiss derprimft-
ren Meningitis cerebri simplex**, alsmede in
het „Klin. ArchiT ftirdieMedicin: „Zur Theo-
rie des Herzstosses**. Zyn hoofdwerk Is ech-
ter : „Die Pathologie und Therapie der Nieren-
krankheiten (1863—1886)". Ook behandelde
hg in de „Encyklopftdie" Tan Z%em$9m de
ziekten Tan het endocardium.
Bosenthal (Isidor), een Terdiensteigk
physioloog, geboren den 16den Juli 1836 te
Labischin in het Pruisische district Bromberg,
stodeerde te Berign, Testigde zich aldaar au
priTaatdocent, werd er in 1867 buitengewoon
hoogleeraar en is sedert 1872 gewoon hoog-
leeraar te Erlangen. Hg loTcrde onderscheidene
opstellen in wetenschappeigke tgdschriften en
schreef daarenboven: „ElektricitStslehre fOr
Mediziner (1862; 2de druk, 1869)**, — „Die
Atembewegungen und ihre Beziehungen zum
NervuB vagus (1862)**, — „Zur Kenntois der
Wftrmeregulimng bei den warmblfltigen Thieren
(1872)**, — „Ziele und Aussichten der Oesund-
heitspflege (1875)", — „Bemerkungen über die
Tb&tigkeit der automatischen Nervencentra, be-
sonders fiber die Atembewegungen (1875)", —
en „AUgemeine Physiologie der Muskeln und
NerTen (1871)**. dg is redacteur Tan het:
„OentralbUtt fOr die mediz. Wissenschaften**
en Tan de Duitsche uitgaTe der: „Internatio-
nale wissenschaftliche Bibliothek**.
Bosenthal-Bonin (Hugo), een Duitsch
96
ROSENTHAL-BONIN-ROSMABIJN.
letterkundige, geboren den 14den October 1840
te Palermo, studeerde te BerlQn en te Par||8
in de natnnrknnde en in de letterkunde en
reisde vervolgens in Spai\)e, Italië, Grieken-
land, TurkQe, Califomië en Japan, werd hier
correspondent van een handelshuis, was voorts
«Is koopman op verschillende plaatsen werk-
saam, bepaalde lich toen bQ de beoefening der
letteren en werd in 1872 lid der redactie van :
^Ueber Land und Meer". Hy schreef: „Ein
Heiteres Bnch (kleine blOspelen, 1867)", — de
novellenbundels: „Der Heirfithsdftmon (2de
druk, 1879)" en „Unterirdisch Fener (1878)",
— en de romans: „Der Bemsteinsncher (1880,
2 dln)" — „Die Donna Anna (1880)", — en
^Der Diamantschleifer (1881)".
BosettO} in het Arabisch JEUueJUdj het al-
-oude BolhUnnêj is eene stad in Beneden-Egypte,
op den linker kant van den mond van den
westelQken hoofdarm van de Ntji, heeft on-
ilerscheidene moskeeën en is door tuinen om-
88 dln) en schreef daarbQ een „Saggio sngli
amori dl Tasso e sulle cause della sua
prigione (1832)". Voorts leverde hO de ge-
schiedkundige romans: „La monaca di Monia
(1829, 8 dln; 2de druk, 1876)", — „Luisa
Strozzi (188S. 4 dln)", — en „U conté Ugolino
(1843, 3 dln)^\ Van syne dramatische werken
noemen wQ: „Torquato Tasso (1886)", en
Jegens de kunstgeschiedenis heeft h]j lich
verdiensteiyk gemaakt door aQne „Storia della
pittura itaUana (1838, 4 dln; 2de druk, 1848—
1854)". Eene verzameling van sQne verstrooide
geschriften verscheen in 1837 in 6 deelen.
Boskoff (Georg Gustav), een verdiensteiyk
Protestantsch godgeleerde, geboren te Press-
burg den 308ten Augustus 1814, studeerde
aldaar in de rechten, belastte zich met de op-
voeding van den Jeugdigen Graaf Bada^ en
begaf zich in 1829 naar de universiteit te
Halle, waar hU zich toelegde op de godge-
leerdheid en de wijsbegeerte. Hy voleindigde
De rosmarijn.
jgeven. Zy ia met Damanhoer en Alexandrië
4oor een spoorweg verbonden en telde vroeger,
voordat Alexandrië door hetS£ahmoediéhkanaal
den handel tot sich getrokken had^ 40000 in-
woners, welk aantal in 1882 tot 16666 was
gedaald. Onder dezen bevinden sich vele Grie-
ken en Kopten, die er sich besig houden met
•ny verheid en handeL In de nabyheid der stad
ürerd in 1799 het vermaarde opschrift in drie
talen gevonden, hetwelk ter ontcyfering der
'hiërogl^hen groote diensten bewees.
Bosini (Giovanni), een Italiaansch dichter
en geachiedsehryver, geboren den 248ten Juni
1776 te Ludgnano, studeerde te Livomo,
Florence en Pisa in de rechten, werd in 1803
'hoogleeraar in de Italiaanache letterkunde al-
daar en overleed er den 16dfin Mei 1855.
Eene verzameling van zyne gedichten ver-
scheen te Pisa in 1819 in 2 deelen. Hy be-
zorgde eene nieuwe uitgave der „Storia
'dltaUa (1819, 10 dln)" van CMeeiatrdim, als-
•ook van de werken van Tcuso (1821—1832,
zyne studiën aan het Evangelisch seminarium
te Weenen, werd in 1846 leeraar aan die
inrichting en zag er zich in 1850 benoemd tot
gewoon hoogleeraar. De godgeleerde ftusulteit
te Heidelberg schonk hem in 1852 het docto-
raat en in 1864 nam hy zitting in den Gos-
tenrykschen raad van onderwys. Hy behoort
tot de mannen der vryzinnige richting, en van
zyne geschriften vermelden wy: „Die hebrSi-
schen Alterthflmer in Briefen (1857)", —
„Die Simsonasage nachihrerEntBtehung,Form
und Bedeutung und der Heraklesmythus
(1860)", — „Die Gegensfttslichkeit in der
religiösen Anschauung der NaturvOlker", —
„B^n^iiBitunwandlungen auf dem Geblete der
Religionen",— „Geschichte des TeufeU (1869)",
— „Die Periode der gerichtlichen Hezenver-
folgung in Deutschlsnd", — en „Das Beligions-
wesens der rohesten Naturvölker (1880)". Ook
is hy medewerker aan het „Bibellezikon" van
Sehenhd.
Bosmarijn (Salvla Eosmarinus) wordt 6(
BOSHABUK
«la een aluBderlVk] geslielit ia de flunilie
4er lAfUommgmk (LaMitae) Magenomea óf
▼olgMM Sptmmm en QMMm^ eene loort Tan
het geslaeht 8alo\a uit die ftunlUe aangemerkt
Zg is een altVdgroeaelieestermeCasehgraawe,
.fltemp-Tierkante takken enmetTiltlgetwVgen.
De bladeren iVn eenigirins lederaelitig, aan de
randen omgekrold, van boven gegroefd-rimpeUg
en glaniiff donkeigroenf van onder grUeaehtig
beript ttaelitandige, dnnne tal^ee dragen
eenige bloemen, die eebtnbaar in tronen ifn
gerangschikt De kdk heeft eene aliseknotte,
S4andige borenlip en eene S-tandIge onderlip.
De bloembnis ia gesloten, klokrormig en mid-
den op de onden0de bnltig, de borenlip ge-
epieten met omgeslagen slippen, de onderlip
8-spletlg; de sgdellngiehe afdeelingen van deie
itn halftongig en omgeslagen, denriddensteis
aan de basis wigrormig en yan boren eirond. De
8 meeldraden i0n boogrormig. De bloemen
iQn witaehtig met grgsblanwe rlekken. Deie
heester groeit op rotsen en moren langs de
kost der Middellandsche Zee en bloeit gedn-
rende het geheele jaar sMt een leer qpeoery-
aehtigen genr. De bladeren en bloemen werden
▼oorheen als Herba et Flores roris marini in
de geneeskunde gebmikt Men liet in begaande
lignnr in • een steng^ op Vsdedernatnnrigke
grootte, in h eene bloem van ter syde op
4l-?ondige grootte, in ü eene bloemkroon van
ter syde, in é laatrtgenoemde uitgerold, in «
deae van voren op 4-Toudige grooibe en in f
eene Tmoht op 6Tondige grocite.
Bosmini (Carlo de), een Italiaansoh ge-
sehiedschrgTer, geboren in 1766 te Boveredo,
studeerde te Innsbruck in de rechten en legcto
lich verrolgens toe op de geschiedenis. Sedert
1808 vertoefde hg te Milaan bg sgn vriend,
den marchese TWmOcio en overieed aldaar
den 9den Juni 1887. Hg lond levensbeschrg-
▼ingen in het licht van OsmKm, Mmos,
OtforNM, #0 JWlr», THiwMo eni. en schreef
eene Istoria di MUano (1880-1881, 4 dln,
loopende tot 1685)'', alsmede een bundel „Versi
(1788)".
Bosmini-Serbati (Antonio), een Ita-
Uaansch wgsgeer, geboren in Maart 1797 te
Soveredo in lyrol, was de telg van een
aanilenigken stam, studeerde te Padua, om-
helsde in 1881 den geesteigken stand met het
• voornemen, aan den godsdienst een degeigk-
wgsgeerigen grondslag te geven, trad door
de stichtiag van een godsdienstig genootsefaap,
dat van de Broeders en Zusters der Liefto,
in 1888 op als kerkeigk hervormer, schaarde
lich in 1880 aan de agde van némont in
1848 aan die van Paus Bw» IX en werd in
het ministerie Bom minister van Onderwgs,
do^ verwgderde cich hg het uitbarsten der
omwent^ng te Bome van het staatkundig
tooneel en overleed te Stresa den Isten Juli
1866. Hg was een voorstander van het idea-
lismus van Dmmrêm, doch hoewel hg den
Paos in baUngsehap naar (SMta vergeelde,
werd ifn ges(3irllt: «Over de vgf wonden
der Kei^** op aandringen der Jeiuloten op
den Index geplaatst Zgne genamenigke ge-
schriften i4n in 1848^1844 in 17 deelen in
het licht gegeven. Daarvan vermelden wg*.
•Nuovo saggio suil* orighie délle idee (1886,
8 dhi)**, — en „Filosofla del diritto (1844)**.
Bomy (Léon de), een verdiensteigk be-
-RM^ ^
97
losny
XHL
der Oostersohe talen, geboren den
6dsn Augustus 1887 te Loss (departement du
Nord), studeerde te Pargs in de Oostersche taal-
kunde en geschiedenis, aanvaardde in 1868 het
hoogleeraarsambt in het JiHprasch aan de
Nationale boekerg aldaar en is sedert 1868
hoogleeraar in het Japansch aan de bgsondere
school voor Oostersohe talen. Hg schreef:
„Introductkm k Tétude de la languejaponaise
(1857)*', — „Aper^u gte4ral des langues
sómitiques et de leur histoire (1868)**, —
„Dictionnaire Japonais^fran^is anglais (1858^
1870, onvoltooid)**, — „Manuei de la ieeture
Japonaise (1859)**, — „Les ócrituies flgura-
tlves et hiérogljrphiques des difli&rents peuples
anciens et modemes (1860; 8de druk, 1870)**,
— nB^OMU de teztcs japonnais (1866)**, —
•Dictionnaire des signes idéographiques de la
Chlne (1864—1866)**, — „Etudes asiatiques
de géographie et d*hi8teire (1864)**, — „Aper^
dé la laague oorósnne (1867)**, — „Vocabu-
laire chinois-oeréen-aino (1867)*', — „Variétés
orientales (1868; 8de drak, 1869)'*, — „CSonrs
de Japonais (1859)'*, — en „L'interprétation
des anciens testes mayas (1875)". Ook redi-
geert hg het „Bulletin" van het door hem
gesticht genootechap voor Amerikaansehe en
Asiatische volkerenkunde.
Bosolsaur, aie OoraUme.
BofiS. Onder deaen naam vermelden wg :
8ir Johm Bouy een Britsch leeman, ge-
boren in Schotland den 84stsn Juni 1777.^1
trad in 1786 in leedienst, onderscheidde lioh
in den oorlog tegen Frankrgk en werd kom-
mandMit van een oorlogschip. In 1818 zag hg
lich bekleed met het opperbevel over de
schepen „Isabella" en „Alexander", uitgerust
ter ontdekking van eene noordwesteliPie door-
vaart, doch hg keerde weldra onverrichter zake
terug. Aangespoord door de beter gelukte
pogingen van Porry, bracht hg in 1889 alles
voor eene nieuwe expeditie in gereedheid, sleet
4 winters in de gsgewesten der noordpool,
ontdekte de magnetische pool en het schier-
eiland Beothia fdix en keerde in October
1888 naar Engeland terug. Hg gaf verslag van
dien tocht in zgn: „Narrativeofaseoondvoyage
in seareh of a North-West passage (1884)".
Den 88sten Mei 1850 zeUde hg uit met het
schip „Felix" ter opsporing van JWwJrlie,
bereikte in September het Wellingtonkanaal,
overwinterde in de Assistance-baai, maar
moest in September 1861 zonder eenig goed
gevi^g temgkeeren. Inmiddels was hg tot
s(^ont-bg-nacht benoemd. Hg overleed den
SOsten Augustus 1856. Hg had nog hi het
licht gegeven: „A treatise of navigatien by
Bteam (2de druk, 1887)", — en „Bear admfaral
Sir John Franklin, a narrattve (1857)".
Sir jMMf Clarh Eou, desgeigks een ver^
maard zeeman en neef van den voorgaande.
Hg werd geboren te Londen den IMenAprU
1800, trad neer jong in zeedienst, vergeielde
In 1819*1885 Sir Sdmifrd Farry op zgne 8
tochten naar de poolstreek, was in 1889— 1888
als tweede bevelhebber de reiskameraad van
ign oom op een dergeigken tocht, werd in
1884 fregatkapitein en nam hi 1888 deel
aan de door de Admiraliteit verordende op-
meUng van Oroot-BritoAJe en Ierland. In
1889 aanvaardde hg het d)[»perbevel over de
door de Begeering uitgeruste expeditte naar de
98
ROSS— B06BEEUW SAINT-HILAIBE.
zuidpool, liooMnkeltik om WMnendiicen te
doen omtreat het aardmagnetiamiiiy deed met
de aehepen ^Ereboa** en ,,Terror" ia 18il en
1842 tot driemial toe pogingen om tot de
nidpool te naderen, drong door tot 78^4' Z. B.,
ontdekte een nitgeitrekt yaat land, door een
yamaor ter koogto raa 60 Ned. el omgeven,
en meef dientengevolge nog 266 Ned. mQl
van de nulgnetische nidpool rerwUderd. De
belaagrüke waamemingmi, op deien tocht ge-
daan, sVn opgenomen in sifn „Voyage o/
diBcoyery and research in the Sonthem and
Antarctic Seas (1846, 2 dln)*'. In 1848 werd
hem het kommando opgedragen over de sche-
pen i^Entreprise" en „Investi^aor", bestemd
ter opsporing Tan FramkUM. ^ overwinterde
in Leopoldshayea, doonooht in het Toorjaar
van 1849 de noordelijke en westelüke kasten
van North-Somerset tot op 72^' N. B., als-
mede het Wellingtonkanaal, maar mocht het
gewenschte doel niet bereiken. Hg overleed
te Aylesbnry den 8den April 1862.
BofiS en Oromarty, een graafiKshap in
het noorden van Schotland, toaschen de
Noordaee en de Straat Minch (van den Atlan-
tischen Oceaan), die het vaste land van het
graafcchap aAcheidt van het daartoe behoorend
eiland Lewis, bestaat dgenlUk nit 2 graaf-
schappen, nameiyk fioss en het nit kleine
deelen samengevoegde Cromartj, en telt op
148 Q geogr. mgi omstreeks 81 000 taiwoners.
Ten oosten dringen de Moray , Oromarty en
Domoch Firth diep in het land do<ff en vor-
men er de vr|| eifene en vmchtbare schier-
eilaaden Black Isle en Easter Ross. Voor
't overige bestaat het graaüM^p nit eene
woeste, slechts voor schapenfokkerji' geschikte
bergstreek, met diepe dalen en talrtke meren.
De hoogste berg is er de Ben Attow (1 220
Ned. el hoog), het grootste meer het Lodi
Maree, en tot de aaniienUkste rivieren be-
hooren er de Oikd en de Oaaon. Van de
vele watervallen is er die van Glomach, 107
Ned. el hoog, de vermaardste. Aan de west-
kost heeft men vooral gneis en Oambrischen
leisteen, in het binnenland Silnrischen leisteen
en in het oosten rooden aandsteen. Yaa de
geheele oppervlakte is slechts 6% onder den
ploeg en eerst in den laatsten tUd heeft men
er bosschen aangelegd; in 1876 telde men er
86S000 schapen, 42000 randeren, 7000paar-
den en 7 600 lEwgnen. De visscheóry is er eene
beUngrOke bron van bestaan. De inwoners
spreken er nog de Keltische taal; zü sQn
wel arm maar zeer gastvrij. De hoofdstad
van het graaftohap is Tain.
Bosse (William Parsons, graaf van), eea
tJverig beoefenaar der sterrenkonde, geboren
den 17den Jnni 1800 op het kasteel Birr btf
Parsonsstown, Kings Ooonty in Ierland, droeg
tot aan den dood ztJns vaders den titel van
Lord Orwuuutowu, Hy stndeerde te Dublin en
Oxfbrd, had van 1821—1824 litting in het
Parlement en werd later lord-loitenant van
Kings Ooonty. In 1826 stichtte hy op zyn
landgoed Parsonstown een observatoriom en
vestigde vooral lyne aandacht op de verbetering
van den telescoop. Nadat hy een groot objec-
tief vervaardigd had, deed hy in 1864 een
renientelescoop in orde brengen, welke hem
12 000 pond sterling kostte. Dat werktuig had
600-maal de kracht van het ongewapend oog
en hy zag daardoor, dat de nevelvlekken oit
sterren bestonden. Ook heeft hy zich zeer
verdiensteiyk gemaakt door zyne pogingen
om de ellende der lagere volksklassen in
Ierland te verzachten. Hy gaf: «Letters on
the stete of Iieland (1847)" in het licht, als-,
mede: „A few words on the relation of laad-
lord aad tenant in Ireland (1866)'\ gericht
tegen de denkbeelden van Bri^kt, welke hy
als commonistisch afkeorde. Hy werd voorzitter
van de Royal Society en overleed te Monka-
town den Isten November 1867.
Boaaeola (EmmannSl), eea verdiensteiyk
Ylaamsoh letteriLondige, geboren te Antwerpen
den Uden Joli 1818, was eent als bontwer-
ker in het bedryf van zyn vader werkzaam,
zag zich daarna geplaatst als klerk op het
kantoor van een bankier en werd eindeiyk
makelaar in eifocten. Hy behoorde tot de eer-
sten, die na 1830 werkzaam waren, ter op-
beuring van het vaderlandsch tooneel, terwyi
hy optrad als een yverig voorstander der
Ylaamsche beweging en tot den bloei der
letteren zocht hy by te dragen door het oit-
geven van het tydschift: „De Vlaemsche
letterbode (1848—1845)**. Voorts schreef hy
„Herman de dronka^d, drama in éen bedryf
(1880)'*, — „Het dorpsmeiiUe, biyspel met
zang in óen bedryf (1840)*',-- „De verfhmschte
landmei^es, biyspel met zang in éen bedryf
(1841)", — „De witte lykbidder of het feest
in den keider, kluchtspel in óen bedryf (1842)",
— „Alfried en Karolina , of de stemme des
bloeds, drama in 2 bedryven (1852)", —
„(Gedichten van BeUamy, met eene levens-
schets van den dichter en inleiding (1844)", —
„Richilde, geschiedkundig drama (met P. F,
MM Kerkhovem, belcroond (1841)", — „Iets om
te lachen enz (1846)", — „Brouwers gevan-
genis op *t kasteel van Antwerpen, biyspel
in éen bedryf (1849)", — „De Koning of zyn
broen biyspel met zang in éen bedryf (1849)",
— „Laster en onschuld, drama in 6 bedry veo
(1861)", — „Theodoor van Ryswyck of schuw
de plaetsen, waer de plagen vallen, biyspel
in éen bedryf (1852)", — „De duivenmelker,
biyspel in éen bedryf (1854)", — „De dorps-
meeting, biyspel met zang in een bedryf
(1857)", — „Twee baronnen als *t o belieft,
biyspel in éen bedryf (1849)", ~ „Het witte
bal, zangspel (1860)". — „Een dief in huis,
biyspel (1861)", — „Een man die groen ziet,
tooneelspel (1861)", — „Twee zusters, biy-
spel (1861)", — „Rosalinde, tooneelspel in 3
bedryven (1861)", — „Liberaal en KathoUek,
biyspel (1861)", — Lena, tooneelspel (1861)",
— „Stille waters hebben diepe gronden, biy-
spel (1861)", — „Adriaen Brouwer, zangspel
(1861)", — „Antoon van Dyck te Saventhem,
zangq)el (1866)", — „Anna Breughel, zang-
spel (1868)", — en „Francis Alard, historisch
verhaal uit den tyd der Hervorming (1874)".
Ook leverde hy vele bydragen in Jaarboelges,
dag- en weekbladen enz.
Bosseeuw Saint-Hüaire (Eugéne Fran-
9ois Achille), een Fransch schryver, geboren
den 9den Augustus 1802 te Parys, bepaalde
zich hy het onderwys, werd in 1829 leeraar
in de geschiedenis aan het Lycée Louis ie
Orand, in 1808 plaatsvervanger van LacretdU
als professor in de oude geschiedenis aan de
Faculté des lettres te Parys en in 1856
BOSSEEUW SAINTHILAIBE— ROSSETTL
99
diens opTolger. Sedert 1872 ia bQ lid der Aca-
dteie. HS aehreef: ,»Bienii et les Colonna.
oa fiome aa XIV siècle (1825, 2 dln)", —
^Etudes sur rorigine de la langae et des roman-
ces espagnoles (1889)*\ — „Histoire d'Espagne
depois les premieiti temps histeriqoes Jnsqa* k
la mort de Ferdlnand II (1844- 1879, 14 dln)**,
— ^Ge qu'il fiiat k la France, étude faistoriqae
(1861)**, — „Etndes religienses et littéraires
(1863)", — „Les legendes d^Alsace (1868, 2
dln)", — „La déUvranee (1871)'*, — en „Dis*
grace de la princesse des Urains (1874)**.
BoBsell 7 Iiopes (Cayetano), een S^Aansch
gesehiedBelirti?er en bibliograaf, geboren in
1816 te AraTaca (provincie Madrid), studeerde
in de hoofdstad, werd in 1844 redacteur van
bet „Boietin ofloial de instruccion pablica**en
leverde opstellen in de voornaamste tQdschrif-
ten. In bet volg^ide Jaar zag bg sicb benoemd
tot bibliotbecaris der Nationale BoekerU, ver-
kreeg vervolgens een leerstoel in de biblio-
gcapbie aan de Escuebidiplomatica, was voorts
Jaren lang directeur-generaal van openbaar
onderwQs en werd in 1880 directeur der Na-
tionale BoekerQ en van de Yereeniging van
archivarissen, bibliothecarissen en antiquaren.
ZQne: „Uemoiria del combate de Lepanto**
werd in 1858 door de Eoninkigke Académie
bekroond. Voorts schreef hg: ,^xpedicia del
C!ardinal Jlmenea de Cisnéros i Oran*' — ver-
volgde de „Historia de Espafia** van MarioÊta
en MUkma en leverde in de „Historia de Fe-
Upe II** en in de „Historia del reinado de
los reyes católicos** vertalingen naar JPretcati.
Ook vertaalde hg de „Divina commedia** van
Damle^ het „Paradise lost** van MiUon en den
„Orlando Furioeo'* van Jriotio en leverde eene
re^LS van deelen der „Bibliotheca de autores
eqiafioles*'. HU werd voorzitter der Vereeni-
ging van schryvers en kunstenaars en over-
leed te Madrid den 268ten Maart 1883.
Bossem (Maarten van), een vermaard
krUgsoverste uit de dagen van Kard F, werd
geboren te Bommel en zag zich in 1588 benoemd
tot stadhouder van Friesland, waar bQ dapper
streed, maar de luievelaryen der Qelderschen
niet kon verdragen, zoodat hg zUn ambt
nederlegde. Vervolgens werd hU gouverneur
van het Sticht van Utrecht en maarschalk.
In 1528 volbracht h0 een stouten tocht naar
Holland; met 2 000 man voetvolk en ruiterfi
rukte hy onder de Oostenrjjksche banier langs
Montfoort en Woerden naar *s Qravenhage.
De bezetting van Leiden liet hem uit onwe-
tendheid voorbytrekken tot Voorschoten, waar
hg eenige huizen in brand stalL. Voorbg Rys-
Wgk door het Haagache Boach getrokken,
deed hg de Gtolderache vaandela ontroUen en
bestormde het vlek. Hier was de ontsteltenis
zoo groot, dat men nauweigks zich in staat
bevond, iets te bergen. Het Hof werd door
de Qelderschen ingenomen, maar niet geplun-
derd. Véle woningen echter werden eene prooi
der roolkuchtige krggsknechten, en men kocht
de verdere plundering af voor 20 000 gulden,
waarna de met buit beladene bende naar
Utrecht terugkeerde. In 1542 deed van Eo$sem
een inval in Antwerpen, plunderde onder-
scheidene dorpen in de Meierg en veroverde
bet kasteel EUM>gBtraten bg verdrag, terwgi
hg den Prins wm Oramje in eene hinderlaag
lokte en tot den terugtocht naar Antwerpen
XIU.
dwong. Ook mm Mosiem trok derwaarts en
eischte de stad op, doch daar hg niet voor-
zien was van geschut, moest hg eerlang af-
trekken. De Qelderschen plunderden nu in
Brabant, maar werden voor Leuven zoo ern-
stig afgewezen, dat zg naar Luxemburg
trokken, om zich aldaar met het Fransche
leger te vereenigen. Qedurende den oorlog
van WUUmy hertog van Cleef en Qulik, tegen
Kard T, onderscheidde zich van Boêsem door
stoute ondernemingen. Nog in 1542 bedreigde
hg Holland met een inval, waarvan vele steden
zich vrgkochten. In het volgende Jaar ver-
brandde hg eenige dorpen in Luxemburg,
trok daarna met 25 vendels voetvolk en 1 200
ruiters naar Amersfoort, dat zich bg verdrag
overgaf, en deed daarna op nieuw de Meierg
uitplunderen. Weldra trok Karel TmetseOOO
man voetvolk en 8 000 ruiters naar Qelder*
land, zoodat Willem zich haastte afttand te
doen van dit gewest Van Bottem schaarde
rich daaiop aan de zgde des Keizers, wien
hg gedurende vele Jaren gewichtige diensten
bewees. In 1451 werd hg naar Mechelen ge-
zonden, om er troepen te verzamelen, en
terwgi Sendrik II het volgende Jaar een
inval deed in Luxemburg, waar van Botum
gezag voerde als gouverneur, hield laatstge-
noemde op eene vreeseigke wgze buis in
Lotharingen en Champagne. In 1555 werd
van Bo9êêm in het Keizerigke leger bg Qivet
aangetast door de pest; hg kon nog naar
Antwerpen vervoerd worden, maar overleed
kort daarna. Hg is een type van een onver-
saagd, maar tevens wreed en gewetenloos
bendenhoofd uit den aanvang van den nieuwe-
ren tgd.
BossettL Onder dezen naam vermelden
wg:
Oabride Bandtij een Italiaansch dichter
en geleerde, geboren den Isten Maart 1788 te
Basto op NapoUtaansch grondgebied. Hg begaf
zich in 1804 naar Napefi, waar hg het aanvan-
keigk gehanteerde póiseel met de diohtveder
verwisselde en de betrekking erlangde van con-
servator aan het Koninkigk museum. De reso-
lutie van 1820 vond in hem haren Tkfrtaeur^ zgne
prachtige hymne: „Sei pur bella con gli astri sul
crine'* werd algemeen door het Znidltaliaan-
sche volk gezongen. Na de Restauratie verborg
hg zich in het gewaad van een Engelscb zee-
officier op een Engelscb schip, en de gebeur-
tenissen van dien tgd ontlokten hem krachtige
liederen. In 1812 begaf hg zich naar Malta
en in 1824 naar Londen, waar hg zich ves-
tigde en een uitvoerigen commentaar schreef
op de „Divina Commedia** van Dante (1826—
1827, 2 dln). Daarin begverde hg zich. de
hervormings- en anti-pausgezinde gevoelens
van Dan/ê in een duideigk licht te plaatsen
en de denkbeelden van het Jonge ItaliS met
die van den grootsten Italiaansohen dichter te
vereenzelvigen. Toen hg daarover werd aan-
gevallen, schreef hg ter zgner verdediging:
„SuUo spirito antipapale (1880)**. In 1881
zag hg zich benoemd tot hoogleeraar in de
Italiaansche taal en letterkunde aan Kings
College te Londen en schreef: „H mistere
dell* amore platonico svelato (1840)**, — „Drie
onderzoekingen over Bealriee van Daniê'\ opge-
nomen in een werk van 8 deelen over dat onder-
werp (1852), — een bundel „Politieke gedichten
7*
100
R0S3ETTI— R08SI.
(184S)*\ — ea eene veriameUBg fieöixkien
uit de dagen der Jeagd (1847)". Schoon ht
<lch met kracht Terzette tegen bet wereldltfk
gexag van den Paos, bezat hQ een godadien-
Btig gemoed, sooab biykt nit de gedicfaten:
„U tempo OTYcro Dio e Taomo, aalterio
(1840)" en n^'arpa eyaageUca (1852)". HQ
overleed te Londen den 268ten April 1854. In
de rU der staatkundige Italiaansehe dichten
verheft licb BaueiH ala de derde naast QnuH
en Bêréket en overtreft deaen lelfé in de stont-
beid en helderheid van zUn politiek programma.
Jkmie Qabriele Botêettiy een lOon van den
voorgaande en geboren te Londen in 1828.
Hg beeft zich bekend gemaakt door het
werk: ^^Tbe etfrly lUllan Poeta (1868; 2de
dmk, 1873)'\ door eene vertaling der «Vita
noova" van J)a$iU en door een bundel ^BiX-
lada and Sonnets (1881)'% welke bg berha-
ling word uitgegeven, terwQl b|| niet zonder
roem tevens het penseel hanteerde. Hy overleed
te Birchington bQ Bfargate den 9den April 1882.
WUliam Miehad Eouetii^ een Engelacb schrQ-
ver en een broeder van den voorgaande. H(|
werd geboren te Londen den 25Bten Septem-
ber 1829, bezocht er King's College's school
en werd in 1845 ambtenaar bQ de belastingen.
Tevens was htj y verig werkzaam op letterkun-
dig gebied, leverde eene vertaling van den
^Inferno" van Daniê^ redigeerde : „The Qerm",
verzamelde zyne critische opstellen in: j!PivLQ
art, chiefly contemporary notices (1867)'', be-
zorgde eene uitgave der werken van ShdUy
(1870; 2de herziene dmk, 1879, 3 dln), alsmede
eene bloemlezing uit Engelsche en Amerikaan-
Bche dichtwerken onder den titel: „Hozon's
popular poets" en schreef: „Lives of funons
poets (1878)", — „Criticism on Swinburne's
poems and ballads (1866)", — en de dlchterigke
novelle: „Mrs Holmes Gre7(1869)". Eindeigk
leverde hy uitgaven van de gedichten van
W. Bldke en W. Whitmtm en van andere
oude Engelsche dichters.
Maria Franeetea Botsetti, eene Engelsche
schryfster en eene zuster van de voorgaanden.
Zy werd geboren te Londen den 17den Fe-
bruari 1827 en schreef: The Rivulet (1846)", ~
„Idiomatic Italian exercises (1867)", — en „A
shadow of Dante (1871)" en overleed den
24sten November 1876.
Ckrittina GabfiMa BotsefH^ desgeiyks eene
Engelsche schryfster en eene zuster van de
voorgaande. Zy werd geboren te Londen in
1830 en behaalde groeten roem als dichteres,
zy leverde: „Gk)blin Market, and other poems
(1862)", — „The Prince's progress, and other
poems (1866)", — „Commonplace and other
short stories (1870)", — „Sing-song, a nursery
rhyme-book (1872)", — „Speaking likeness
(1874)", — en „Annns Domini. A prayer for
every daj in the yeu (1874)". Hare gedichten
zyn verzameld in 1875.
Oonêtaatin Rotsettiy een Boemeensch dichter
en staatsman, geboren te Boekharest in 1816.
Hy trad eerst in krygsdienst en bepaalde zich
vervolgens by de beoefening der letteren. Eerst
leverde by vertalingen van gedichten van
Bfftimy VoUaifê en Lamartwe en in 1840 een
bundel gedichten in de Roemeensche taal. In
1845 vertrok by naar Parys, trad er in het
huweiyk met eene Engelsche en vestigde ver-
volgens een boekhandel te Boekharest By de
revolutionaire beweging in Roemenië werd k|
tot lid van het revolutionair comité gekozon,
in de gevangenis geworpen, maar den volgen-
den dag door het volk bevryd. Nu werd hy
commissaris van politie te Boekharest en ver-
volgens minister van Binnenlandsche Zaken.
terwyi hy tevens een democratisch dagblad
redigeerde. Als lid van het gezantschap naar
het leger van Foêod-Patfa werd hy in hech-
tenis genomen, maar door het kloek beleid
van zyne echtgenoot bevryd. Tydens de reactie
nam hy de Wyk naar Parys, maar keerde in
1861 naar zyn vaderland terug. In 1881 be-
lastte by rich met de portefeuille van Binnen-
landsche Zaken in het Kabinet Bratiémoe, maar
legde haar in 1882 neder. Ook bedankte hy
voor het lidmaatschap der Kamer van Afge-
vaardigden, maar werd herkozen en den 288ten
November* 1882 tot vice-president van dal
lichaam benoemd. Hy overleed den 19den
April 1885.
Bossi. Onder dezen naam vermelden, wy:
PeUegrino Lmgi Odoardo, graaf Boisi, een
verdiensteiyk Italiaansch staatsman, geboren
den 13den Juli 1787 te Carrara. Hy studeerde
te Bologna en werd in 1812 hoogleeraar in het
strafirecht aldaar. Daar hy echter door Mmrai in
1815 belast was met de betrekking van civiel
commissaris in de Legatiën, nam by na diens
val de vlucht naar Frankryk en vestigde zich
vervolgens te Ctenève, waar hy voorlezingen
hield over geschiedenis, rechtsgeleerdheid en
staathuishoudkunde. Hy werd er in 1819
hoogleeraar in het Romeinsch recht en in het
strafirecht en in 1820 lid van den Grooten
Raad der Republiek. Als lid van het bestuur
der Republiek leverde hy in 1832 het ontwerp
eener nieuwe grondwet (Pacte Rossi), zag
zich tot regeling van de zaken der Poolsche
uitgewekenen naar Parys gezonden, trad er
in 1833 in Franschen staatsdienst en verwierf
in 1834 een leerstoel voor staathuishoudkunde
aan het CJollége de France, — voorts eenige
maanden daarna dien voor constitutioneel recht
aan de rechtsgeleerde school te Parys. Ia 1838
werd hy lid der Académie des Sciences Ho-
rales et Politiques en in 1839 pair. Nu legde hy
zyn professoraat neder en nam in 1840 zitting
in den staatsraad, waar hy zich eerst met
aangelegenheden van onderwys en vervolgens
met buitenlandsche zaken bezig hield. In 1845
vertrok hy als buitengewoon gezant naar
Rome, ontving in 1846 den rang van ambas-
sadeur en werd in den gravenstand opgenomen.
Hy bevorderde de verkiezing van Pm» JX,
en vooral de hervormingen, door dezen Paus
aanvankeiyk beoogd. Na de Februari- omwen-
teling van 1848 verloor hy zyn gezantschaps-
post Wegens zyne yverige belangstelling in
de ontwikkeling van ItaliS werd hy te Bo-
logna tot volksvertegenwoordiger gekozen, en
na den val van Mamimi (14 September 1848)
belastte hy zich in het nieuwe Kabinet van
den Paus met de portefeuille van Binnen-
landsche Zaken, alsmede voorloopig met die
van Politie en van Financien; hy aanvaardde
alzoo de moeieiyke taak, de Pauseiyke heer-
schappy met de eischen der liberalen te ver-
zoenen. Hy werd echter reeds den 15den
November, by het openen van de Kamer
van Afgevaardigden, op de buitentrap van het
paleis der kanselary door Santa Cotutanünif
ROSSI— ROSSINI.
101
66Ö dweepiiek nuUeaa!, vermoord. Dit gra-
wdMuk was hot soiii tot don opstand, die
des 29aten Noveiiiber gerolgd werd door de
Tlaelit Tsa den Paos. Van de gesehrlften van
R(mi noemen wQ: ,,Traité da droit pénal
(1889, 8 dln; 2de dnik, 1866)**, ~ „Traite dn
drott eonatftot&onnel Fran^is (18S6; 2de druk
1877, 4 dln)" — en „Coors d'éoonomie poll-
tiqne (1839—1841, 2 dln; 4de dmk, 1866)**.
Gitm Bmttktm dê BosH een uitstekend
Itailaanaoh ondkeklkandige. Hg werd gebo-
ren den SSsten Febroari 1822 te Bome en
ontring aldaar eeae wetenaehappeiyke op-
leiding.
Voorts sioh wgdende aan de arebaeologie,
behandelde hV de Christeigke opschriften nit
de eerste eenw oneer Jaartelling en bepaalde
lieh toen bQ een grondig ondersoek der Ca-
tacomben (sie aldaar). Van lOne hoogst merk-
waardige geschriften Termelden wQ: „Inserip-
ti<mes chr^tianae nrbis Romae septimo secnlo
antlquiores (1857)**, — „Roma sotterranea
erlstiana (1865—1867, 2 dln met pbtten)**,
— en „Mnsald christiani (1872 enz.)'** Ook
leTcrde hV belangr|ike opstellen in het door
hem geredigeerde „BoUetino dl Archeologia
Cristiana**. HQ is hoogleeraar aan de aniver-
telt te Rome, lid van de Fontificia Accademia
d*Afeheologia , sedert 1876 eerelid yan de
Académie te Weeoen en lid yan onderschei-
dene geleerde genootsdiappen.
Brnetto Moii^ een Termaard Italiaansch
tooneelspeler, den soon yan een yoormallg
officier Tan Ntq^oUom I en geboren te Liyomo
in 1880. HO verUet de Académie te Plsa,
waar hy in de rechten stndeerde, om zich aan
het tooneel te yerblnden en trad reeds in
1846 te Genua op. Later behoorde h0 tot de
leerlingen yan den uitstekenden acteur Modema,
speelde in 1847 te Milaan, in 1862 te Turyn
en in 1865 ten ttfde yan de Wereldtentoon-
stelling te Pargs met JUiiorL Daarna yolbracht
hV kunstreizen in de Oude en Nieuwe Wereld,
en trad op te Weenen en te ParQs (1866),
en hier lelfb in het Thé&tre Francais. In 1869
begon h0 te Lissabon zich met hoofdrollen
uit de stukken yan Skaktpmre te belasten en
bezocht yoorts de yoomaamste steden yan
Eiffopa. Z|ne meest yermaarde rollen zOn die
yan OtheUo , Hamlet, Faust, de Cid, Lode-
yr||k XI (hl een treurspel yan Dthvoigné) en
Nero (in «Nerone artista** yan Omm). HQ is
een realist, die ook het yreesellfke en gruwe-
Qke op indrukwekkende wQze weet yoor te
stellen. Als dramatisch schryyer leyende hQ
eindelik onderscheidene stukken, btfy: „Adèle
(yoor JKtftori)**.
Hmriette^ grayin JSom, zie Somiag.
BoflMinl (Oioachimo Antonio), een uitste-
kend Itaüaansch operacomponist geboren den
t9«ten Februari' 1792 te.P««ro indenKerke-
Qken Staat, was de zoon yan een rondzweryend
hoomblaaer en yan eene zangeres yan den
tweeden rang. De knaap blies reeds op zQu
zeyendejaar den waldhoorn enzongmetzOne
moeder in den schonwlrorg. Hg ontying eerst
behooriHk muaiekonderw|s in 1804 yan
AwgOo Tnei te Bologna, die 2 Jaar langsgne
oefndngen op het klayler bestuurde. Nadat
m weder eenigen t^d met zQne ouders rond-
gezworyen had, bezocht hg in 1807 het lyceum
▼oor muziek te Bologna en ontying er yaa
pater M«dUi onderwas in het componeeren.
H0 kon echter onder den schooldwang ^
ongeduld niet beteugelen. NauwelQks meende
hg genoegzame kennis te hebben opgedbMn,
toen hg zelfttandig wilde werken. Weldra
bracht hg eene cantate : „H pianto d*amionia**
in gereedheid, yoorts eene symphonie en onder-
scheidene strgkkwartetten. Zgne eerste opera
.La cambiale dl matrimonio (1810)** yond
weinig bgyal. Daarop yolgden in 1811: L*equi-
yoco strayagante** en „Demetrio e Polibio'*. Zgn
klimmende roem bezorgde hem eerlang een
groot aantal bestellingen, waaraan hg met
gyer yoldeed. In 1812 deed hg 5 opera's op-
j,L*h]ganno felice**,— „Ciro in Ba-
bilonia**, — .La scala dl sete**, — y^lA pietra
del paragone^ — en ,)L*occasione fa 11 ladro**,
welke hem den lof yerschaften yan een groeten
rgkdom yan ylndlng. Vooral yerwierf hg groe-
ten roem door zgne opera: ^Tancredi**, en in
dat Jaar yerschenen ook: Lltallana in Algeri
en „Il figlio per assardo**. In 1818 werkte hg al-
leen yoor Milaan, waar zgn „Anreliano in Pal-
mira** en „Il Turco in Italia** nauweigks
werden opgemerkt, terwgi in 1815 zgne opera
„Elisabetta** groot opzien baarde. Daarop yolgde
in 1816 te Rome de opera: „Torwaldo cDor-
llsca**, en yeryolgens^a wereldberoemd stuk:
„n barbiere dl Seyiglia**. In dat Jaar schreef hg
ook de operette : „La (}aazetta** en de heroïsche
opera: „Otello**, beneyens „La Cenerentola**, —
in 1817: La gazza ladra** en „Armida**, —
in 1818: „Adelaida di Borgogna**, — „Moeé
in Egitto**, — en „RIcclarde e Zoraide**, — in
1819: „Ermione**, — „Edoardo e Crlstina'*, —
en „La donna del Lago**, — in 1820 : „Bianca
e Falièro**, — en „Maometto II**,— in 1821:
„MatUda di Ciabrano**, - en in 1822: „Zel-
mira**. Laatstgenoemde, met hulp yan zgne
echtgenoot, eene uitstekende zangeres, te
Weenen opgeyoerd, yond aldaar yele bewon-
deraars. Daarop schreef hg: „Semiramide**,
en begaf zich oyer Pargs naar Londen, keerde
naar Pargs terug en werd directeur der Ita-
liaansche opera en later intendant-generaal
der Koninkigke muziek en inspecteur-generaal
yan het gezang in Frankrgk op een tractement
yan 20000 francs. Hg werkte er intusschen
ook yoor de Groote Opera en schreef in 1825
ter gelegenheid yan de kroning yan Keird X
de opera: „Il yiagglo k Reims** en in 1826
zgn „Maometto**, later omgewerkt tot „Le
stege de Ck>rinthe**, waarna hg ook zgn
„Mosé** herschiep in : „Mofte en Egypte*", —
en in 1829 het uitstekende kunstgewrocht:
„Guillaume Teil**, waarmede hg zgne loop-
baan als operacomponist eindigde. Na dien
tgd leyerde hg een „Stabat mater'*. — eenige
cantates en „Sofarées musicales. Een proces
wegens het hem ontnomen rgk^aargeld yrerd
door hem gewonnen. Nadat hg eenigen tgd
mede-ondernemer was geweest yan de Ita-
liaansche opera te Pargs, begaf hg ztoh in
18S6 weder naar Italië, keerde in 1866 terug
naar Pargs en oyerleed op zgn landgoed bg
Passy den ISden Noyember 1868. Roitimi
was een yolbloed-Italiaan en daardoor de
auiyer nationale operacomponist der nieuwere
Italiaansche school. Vruchteloos zocht men
bg hem eene waardeering yan het ideaal der
kunst. — hg streefde slechts naar het genot
yan het oogenblik. Het was hem yoldoende
102
BOSSmi— BOSTOCK.
door MBgrÜpeiide melodieën de linnen te
Btreelen; daarom was allee op liet effect be-
rekend. Niettemin beeft men in igae operare
gedeelten, die aicb door eeoe ongemeene
friaehbeid en door onTergaakelKlKe Bcboonbeid
onderaobeiden. ZQn ,,Barbiere di Se^iglia**
en ifGnillaiime Teil" snllen niet licbt van bet
repertoire Terdwffnen.
BoBSum, zie J^omm».
Bost. Ondw deien naam yermeiden wQ :
Johamn OhrUfoph Bóit, een yerdienstelük
Daitscb di<^ter. uy werd geboren te Leiprig
den 7den April 1717, stadeerde aldaar en
Bobreef naar aanleiding Tan den atrfld van
JMederike Karolime Neiiw tegen OoUtéhêd bet
b^eldicbt: „Das Vorspiel", waarin laatstge-
noemde bespotteiyk werd gemaakt Wél wist
CMUeked te bewerken, dat bet gedicbt werd
▼erbenrd yerklaard, maar bet werd weldra in
Zwitserland op nieaw nitgegeven. In 1742
belastte by sicb met de redactie van de
„Spenerscbe Zeitong" te Leipsig, docb keerde
na verloop van een Jaar naar Berljfn temg
en werd in 1776 secretaris en bibliotbeoaris
van Graaf BrW. te Dresden. Toen de operette
van Wtiiu: „Der TenfeMst los (1752)" door
Gi>ttschêd en ctlne aanbangers beftig werd
aangevallen, leverde Rogt in 1753 s0n
„Scbreiben des Teafels an Herm O., Eanst-
riobter der Leipziger Bttbne, in Knittelversen",
en zorgde dat bet gedicbt aan Chtiehed^ die
zicb Jaist op reis bevond, op ieder station
werd aangeboden. Mott werd in 1760 opper-
secretaris by de belastingen te Dresden en
overleed aldaar den 19den Jali 1765. Van
zyne overige gescbriften vermeen wQ: „Scbii-
fererzftblongen (1742)", — bet gedicbt: „Die
Bcböoste Nacbt (1763)", — „Die gelernte Liebe
(1743)", — en „Vermisobte Gedicbte (1768)".
Alêxander Roti, een dramadicbter, geboren
te Weimar den 228ten Maart 1816. HU sta-
deerde te Jena, was daarna werkaaam by de
magistrataor, maar nam in 1848 zyn ontslag,
om zicb onverdeeld aan de letterkande te
wyden, en overleed den 15 Mei 1875. Hy
beeft eene lange reeks van volksdrama^s ge-
sobreven, die in Midden-Doitscbland met
groeten byval werden opgevoerd. Daartoe be-
booren : „Lndwig der Eiseme, oder das Wan-
dermüroben aas der Babi". — Eaiser Badolf
in Worms", — „Landgraf Friedricb mit der
gebissenen Wange", — „Das Begiment Madlo",
— „Bertbold Scbwarz" enz., verzameld onder
den titel van „Dramatiscbe Dicbtangen (1867 —
1868, 6 din". Daarna scbreef by nog: „Der
unglttabige Tbomas (1875)", enz.
Beinhold Roti, een verdiensteiyk beoefenaar
der Oosterscbe letterkande en geboren te
Eisenberg den 2den Febraari 1822. Hy sta-
deerde te Jena, begaf zicb vervolgens naar
Engeland en werd in 1851 lector in de Oos-
terscbe talen aan bet zendelingenseminariam
te CJanterbury, — voorts secretaris van de
Boyal Asiatic Society te Londen en in 1869
opperbibliotiieoaris en bericbtgever over weten-
Bcbappeiyke aang^egenbeden by bet Indiscb
Departement aldaar. Van zyne gescbriften
noemen wy: „Misoellaneoas papers relating
to Indo-Cbina (1886, 2 din)". Dok leverde by
«itgaven van de : „Select works (1859—1665,
5 dbi)" van WiUm en van de : „Miscellaneoas
essays (1880) van Mod^ion,
ValmUw OkruHam Friêdriek Roti, een v«-
dienstdyk opvoedkandige, geboren den 16den
Dctober 1790 te Friedriobsrode in bet land van
Gkytba. Hy stadeerde te Jena, werd leeraar aan
bet gymnasiam te GK>tba, in 1842 directear
van die inricbting en overleed aldaar den 6den
October 1862. Van zyne gesebriften noemen
wy : „Grieebiscbe Grammatik (1816 ; 7de drnk,
1856)",— „ Anleitang zam Uebersetaen aas dem
Deoticben ins Grieebiscbe (met WütUmamn,
dl. 1, 11de drak, 1876; dL 2, 4de drak, 1861)",
— „(ahriecbiscbe Scbnlgrammatik (2de drak,
1869)", — „Griecbiscb-deiitscb Wörterbacb
(4de drak, 1871)", —en „Deatscbgriecbiscbes
Wörterbacb (10de drak, 1874, 2 dia)". Voorts
bezorgde by eene nieuwe nitgave van bet:
„Novnm lexicon Graecam (1831—1838)" van
Dënoan en redigeerde de door bem en Jaoobt
gesticbte: „Bibliotbeca graeca". Ook was by
sedert 1842 bestoorder van de levensverzdce-
ringbank voor Daitscbland.
Bostgaard (Frederik), een Deenscb ge-
leerde en diebter, geboren den SOsten Aagas-
tas 1671 te Krc^lerap, reisde veel in bet bai-
tenland en bekleedde aanzleniyke staatsambten.
Hy overleed den 25sten April 1745. Hy be-
vorderde met grooten yver de ontwikkeling
der wetenscbap en werkte zelf gedorende 25
jaar aan een Deenscb woordenboek, betwelk
later door Lawffèbeh tot deel 25 werd voort-
gezet en, scboon enkel in bandscbrift aanwezig,
de grondslag werd der latere Deenscbe woor-
denboeken. Ook scbreef by prysen nit voor
goede gediobten, vervaardigde zelf verzen en
maakte zicb verdiensteiyk wegens de biblio-
tbeek wetenscbap, vooral door zyn „Prcilet
d*ane nonvelle métbode poar dresser Ie cata-
logae d'ane bibliotbèqoe (1628)".
Bostook, de grootste en merkwaardigste
stad van Mecklenbarg en éene der aanzien-
lykste koopsteden der Daitscbe Oostzeekast,
verbeft zicb op den linker oever van de War-
now, die bier veel broeder wordt en 12 Ned.
myi noordeiyker zicb uitstort in de Oostzee, —
voorts aan den Frledricb-Franzspoorweg en
was te voren omgeven door veirtingwerken,
welke tbans in firaaie wandelplaatsen berscba-
pen zyo. Zy bestaat nit de Oad-, Midden-
en Kieawstad en nit eenige voorsteden. De
Midden- en Nienwstad zyn regelmatig en met
zorg aangelegd en maken met bare deftige
kerken, met bare talryke scbepen en met
baar levendig bandelsverkeer een goeden in-
drak. Het aantal inwoners bedraagt er met
bet garnizoen (2 bataUons infiEinterie) byna
40000, en onder dezen bevinden zicb 160 B.
KatboUeken en 140 Israëlieten (1885). Er zyn 4
land- en 2 waterpoorten, onderscbeidene raime
plelaen, zooals de Nieuwe Markt met een
flraai koperen standbeeld van JBUeW, vervaar-
digd door Schadow, enz. Van de openbare
gebonwen aldaar noemen wy een 54al ker-
ken, onder welke men de Mariakerk aantreft
met een gedenkteeken tw eere van onzen aaa-
vankeiyk bier begraven Si^ de Orooi^ —
bet paleis van den Grootbeitog (in 1702 ge-
bouwd), — bet raadbuis in spitsboogstyi met
siwiyke gevels, — de boofdwacbt, — bet ge-
reobtsbof, — de universiteit, — bet sociëteitsge-
bouw, — den Bobouwbarg, — bet stads zieken-
buis,— betmilitabrebizaret— enbetkrankzin-
nigengesticbt Men beeft er een Hoog Hof van
ROSTOOK— R08T0W.
108
Appöl, een coasiatorie, eene kanelarg, <mder-
seheidene ferechtsliOTeii, eene milTeniteit, in
141S door de Hertogen van Me^lenbnrg ge-
gticht, Tan 1437—1448 naar Oreifrwald en van
17^—1789 naar Bfltaow Terplaatot, maar
fai laalatgeBoemd Jaar te Boatoek herit^d.
Ia het winterludOaar van 1885—1886 waree
er 819 etvdenten. Voorts heeft men er eene
merkwaardige boekerQ met 140 000 deelen, een
homiletiaeh-kateobetiaoh eeminarinm, een ana-
tomiaoh en aathropotomieeh mvseiim, een
loOtomisehphyBiologisch, een pathologiaoh en
een pliarmacologiadi instltant, een IMorisch
semi&Mtam, 4 genees- en heelkundige hospi-
talen, een klassiek en een Daitseh-letterknn-
dig seminariom, een mantkabinet, een nraseom
▼oor natanrigke historie, een scheikundig
laboratorlam, een wiskundig kabiaet, eene
sterrenwacht en een landbouwkundig proeftta-
tion, alsmede een gymnasium, reaalseholen
▼aa de eerste en tweede orde, eene leevaart-
sohool en onderscheidene genootschappen, be-
aerens vele Inriehtittgen van w^dadigheid.
Den 19den September 1886 is er op de „Wall-
promenade*' eea gedenkteeken onthuld ter eere
Tan den r^aiger in Afrika dr. Paal Pi^^ De
stad is eigenares Tan aaaaienigke goederen
en Tan een boseh aaa de Oostaee met eene
attgebreidheid van 5600 bunder. Voor den
graanhandel is Bestook éene der belangrUkste
kof^Mteden aan de kust der Oostaee. Behalre
graan worden er aansiealOke hoereelheden
wol, Tlas, Tleesch ens. attgeroerd, terwlfl
koloniale waren, Qseren voorwerpen, wtfa,
steenkolen, petroleum, hout en haring er tot
de iuToerartikelen béhooren. De stod was
in 1885 in het beait van 811 schepen. Ook
ign er druk beaochte markten, en de n0Ter-
beid b^MMlt er Mb Tooiml tot de Torvaardi-
giag van katoenen maauAusturen, stroohoe*
den, behangselB, seep, speelkaarten, watten,
chocolade, cidiorei, TeriMoflbn, wageasmeer,
aaQn ena. WQders heeft men er yaergietergen,
maehinenfiibrleken, wagenmaketfen, oUeslage-
rtfen, saagmoiens, brandew0astoker||en, looie-
rfen, blerbrouweiVen ena. Op de talrQke
scheepstiminerweffen worden er houten en tlao'
ren schepen gebouwd. Ook de Tissche^ iser
▼an belang. Volgens eene in 1788 met Groot-
hertog JVMrMJhMfgesiateno overeenkomst
heeft de stad eene afiMnderltfke, republikein-
Bche grondwet, eene uitgebreide wetgevende
macht, eeae oaaflumkeigke politie en een wétt-
standig binaenlands^ bestuur met aanmerke-
Itlke rechten. Tot 18S7 beaat «0 de medebe-
schermheerachappB overdeunivmitrit.Opden
Landdag vormt deae stad een alkonderltlken
stand, en éen van hare 3 burgemeesters Is med»
lid vaa het direetortam op de Laaddagen^alsook
lid der gedepoteerde commisBie. De haven vaa
Bostodt Is het 13 Ned. mul vandaar gelegea
Wamemlnde met 8000 Inwonen en een dnd(
benodd aeebad. Het vaarwater van de Wamow
heeft Oaas tot aaa Bestook eeae geriagsta
dl^e van 4 Ned. eL — Bostoek of Botice
ontving ia de lldeeeuwvan éMMMb, vorst
der Obotrltea, steddVke rechten, doch werd
In 1181 door WMmar /, koning van Dene-
■Mrken, veroverd en verbrand. In 1170 opge*
bouwd, herkreeg a» In 1818 steddüke rech-
ten, was van 1289—1814 de aetel van een
eigen Verstenhnis, maar vervid toen aan
Mecklenburg, dat in 1888 voor Bostoek de
Deensohe leenheersohapplf erkende. Zy be-
hoorde tot de Hansa, bleef ia 1681 het eigen-
dom van de bdde Hecklenborgsche l||aen en
viel eerst in 1685 ten deel aan Hecklenburg-
Schwerin. In 1712 werd zQ doo' de Zweden
veroverd, in 1715 door de Denen en in 1716
door de Bussen beaet, doch in 1719 in hare
aloude rechten hersteld, en in 1788 verkreeg
zji door bovengemelde overeenkomst eene
groote mate van lelibtandigheid.
Bo0toptsiin (Fedor WasiUewit^, graaf
van), een Busslsoh generaal, geboren den
28sten ICaart 1765 in de provincie Orel, werd
eerst page van Keizerin (hiharima II, kwam
als luitenant in dienst bg de Keizerigke garde
en werd in 1796 door Keizer JPaml tot gene-
raal, opperhofinaarschalk en minister van
Bnitenlandsche Zakea benoemd en in Sep-
tember 1799 in den stand der Bossische Bgks-
graven opgenomen, maar viel wegens aQn
verzet tegen het door den Keizer in 1801
met Frankrtik gesloten verbond in ongenade.
Nadat hfl eerst in 1810 weder in dienst ge-
teeden was, erlangde hH kort vóór het uit-
barsten van den oorlog van 1818 de betrek-
king van gouverneur-generaal van Moskou,
prikkelde het volk tot gewelddadigheden
Jegens de vreemdelingen en ontwierp het plan
tot den brand van Moskon, nadat hQ vooraf
zQn eigen paleis in de nabgheid dier stad
aan de vlammen had prQs gegevea. Wól
loochende hQ dit in zQn geschrift: „La vérité
sur nncendie de Moscou (1888)**, maar erkende
toch later, dat hg er toe had medegewerkt
In 1814 vergezelde hg Keizer AletMnder I
naar het Congres te Weenen, bezocht in 1817
Karlsbad, vertoefde daarna eene redu vaa
Jarea te Pargs en overleed te Moskou den
80sten Januari 1826. Zgae gezamenigke werken
in de Buaslsche en Fransche taal, waaroader
zich 8 l^lspelen, opmerkingen gedurende
eene reis door Dnitschland en de geestige
„Mémoires écrits en dix minutes** bevinden,
zgn in 1852 door ^miitiM in het licht gegeven.
Bostow. Onder dezen naam vermelden wg
2 Bttssische steden. De éene ligt in het gou-
vernement Jaroslaw, is door 4 dorpen bg
wgze van voorsteden omgeven, strekt tot
aetel voor een aartsbisschop, heeft 81 kerken,
5 kloosters en 4 scholen en telt ruim 12000
inwoners, (1888) die zich vooral met tuinbouw,
visscherg en een levendlgen handel bezig hou-
den. — De tweede verheft zich in het gou-
vernement JekaterinBolaw, op den rechteroever
van de Don en bg den mond der Temerlnkar
en telt bgna 71000 inwoners (1881). Er zgn
5 Chrieksche en éene B. Katholieke kerken, 2
BTuagogen, 2 gymnasia, éene reaalsehool ea 4
aadere scholen, een zieken-, een armen- ea een
vondelingenhuis enz. Het gedeelte der stad aaa
de rivier is aeer goed geboawd; het heeft
gaslicht, eene waterleiding, een schouwburg
en goede hdtels. De stad heeft voor dea handel
eene hoogst gunstige ligging aan eenebreede
rivier en is tevens het vereenigingspunt vaa
ondcfacheidene spoorwegen. De handel bepaalt
er zich hooMaakeigk tot graan, koolzaad, tabak,
wol, talk, boter, halden, leder, gzer, haal,
kabeltouw, pek ena. De waarde van dea
uitvoer bedroeg er in de jarea 1868—
1874 taawhan 187, en 16Vi millioen roebel,
104
RO0TOW— BOSZBACH.
en in 1874 kwamen er 40 seeiehepen en
8241 kngtvMitnigen in de hairen, behalve
hel aantal rlTiencliepen, dat in 1871 niim
1100 beliep. In de itad bebooren 807 sehepen,
wMionder 10 stoombooton, te hoia. Tet de
takken raa nyrerlieid rekent men er aekeeiM-
boow, leilmakerll, wolkammeril, beeebnit-
bakkerV, macaronibeveidinf, looierQ, tabaks-
kerrertly aeepsieder|| ens. Ook beeft men er
Merbronwergen, eene klok- en eene taer-
gieterg en eene fttbriek raa ebemiiehe prae-
paiaten. Vooral ook it de Timherll, Torbon-
den met de bereiding yan kaviaar en yiaek-
Ifm, aldaar van groot belang.
Bostra of MowZt noemde men de met
tier bealagene Toorstevena der alonde ooriog-
e^epen. Dientengevolge gaf men dien naam
ook aan het redenaanigestoelfee op hetForam
te Rome, omdat het venierd was met de
YOoriteTens van ooriogschepen, door de Bo-
meinen bQ de Terovering van Latinm (888 vóór
Cbr.) boit gemaakt.
Bosweyde (Heribertos), een Nederlandseh
grteade, geboren te Utrecht den SSsten Janoari
1596, voc^e lieh bf de Orde der Jesnleten,
Btadeerde te Donai en werd alhier en later te
Antwerpen leeraar in de wysbegeerte. HQ
▼ormde het plan, de levens van de Heiligen
der R. Katholieke Kerk te venamelen en
naar de rangorde der vierdagen ia het licht
te geven. Hd legde dan ook de grondslagen
van den reuenarbeid, die onder den naam van
„Aeta Sanctomm** na iQn dood door BMmidmt
en anderen is voortgeset. Voorts beQverde aieh
JtoMMydi in al zyne werken de B. Katholieke
Kerk tegen de Protestanten te verdedigen.
Hg overleed te Antwerpen den 7den Oetober
1629, en van xgne talr0ke geschriften ver-
melden wQ: «Fasti Sanctomm, qoomm vitae
ia belgicis bibUothecis mannseriptae (1607V\
— „Dispotatio de ilde hereticis servanda etc.
(1610)**, — «ICartyrologinm ronaanm ete.
(1618)**, — „Vitae patmm etc. (1618)**, —
„t Bosch der Eremyten en Eremytinnen van
Aegjpten en Falestinen ens. (1616)'*, — „Ge-
nerale legende der Hejlighen (1619 en later)**,
— „Ctonerale KerokelQcke Historie enz. (1688)**,
— en „Leven der H. H. Maaghden, die van
Christos tQden tot deeie eenwe in den staat
van sayverheidt ia de wereldt geleeft hebben
(1626 en later)**.
Bosa (Lndwig), een verdiensteMIk ondheid-
knndige, geboren den 22Bten Jali 1806 te
Horst in Holstein, studeerde te Kiel en te
Leipsig in de letteren, ondernam in 1882
^ene reis naar Griekenland en werd conser-
vator der antiquiteiten in den Peloponnesas.
Nadat hg met de Begeering in moeleigkheid
was gerMkt over het vrge gebmik der oad-
heden, nam hg in September 1886 agn ontslag
en leeMe te Athene als privaatdocent, totdal
hg aldaar in 1848 gewoon hoogleeraar werd in
de ondheidknnde aan de pas gestichte Otto-
oaiversiteit Door de Septemberomwenteling
van 1848 verloor hg deze betrekking, waarna
hg een beroep naar Halle aannam, hoewel
hg nog een Jaar in Griekenland bleef, om de
oadheidknndige nasporiagen, onder 4ae lei-
dlag begonnen, naar behooren te regelen. Hg
leed aan eene folterende mggemergkwaal
en makte den 6den Angnstns 1869 dooraelf-
en einde aan agn leven. Van sgne
geaehriften vermelden wg : een in *t Kieuw*
Griekseh geschreven „Handbneh der Arehioh>-
gie der Knnst (dl 1, 1841)**,— „Inscriptiosea
graecae inedltae (1884—1846, 8 afl.)**, —
„Beschreibmig nnd Abbildnng der AkropoUa
vea Athen (1889)**, — „Beisen aaf den grie-
ohiaehen Insela des Asgeisehen Meers (dl
1—4, 1862)**, — „Beisen nnd Boisetonten ia
GMechenlaad (dl 1, 1841)**, — „Qrieehisshe
Kdnigsreisen (1848, 2 dln)**, — „Die Demen
von Attika nach lasehriften (1846)**, — „Klein-
aaiea and Deotsdüand (1860)**, — „Das The-
sekm nnd der Temprt des Ares ia Athen
(1852)**, — „Hellenika oder arehSologiseher,
philologiseher, hiitoriseher nnd epigraphischer
AaMUae nad Abhaadloagen (1846, 2dln)**,—
„ArohMogische AoMtae (1856— 1861, 2 dln)*V
— en „Erinaemngen nnd Mittheilnngen aoa
Grieehenland (1868)**.
Bosaibftoh, een kMn dorp in het Pmisi*
scha regeeringsdistriet MersciKurg, is merk-
waardig wegens de asgepraal, door JVwfmlriit
Ofêêiê aldaar den 5den November 1757 behaald
op de Fransehen en het Bgksleger. Hg had
igne booMmacht moeten aehteriaten ia 8ileai«
oader bevel van den Hertog imni Beomm, om
aldaar de Oostmrgkache armee in het oog te;
honden en kon slechts beschikken over 22 000^
man en 72 stnkken geschut, terwgi devgaad
48000 man mei 100 stnkken telde. Niettearin
deed Fr^dmk II op den 4den November agn
leger oprukken, om de positie van agne
vladen te verkennen. Daar hg echter wegena
de gestddheid van het terrein een aanval
ongeraden achtte, betrok hg eene positie tas-
sohen Bosabach en Bedra. Door dit temg-
wlHien aangemoedigd, besloten de vganden
slag te leveren; zg souden daarbg londom de
linker flaak van het Praisische legertrekken
en die van de agde van Beichartawerben aan-
vaUea. Om deaa beweging te masquocren, be-
aelto ia dea oehtend van den 5den Graaf
ammt'Getmmm met eene divisie de hoogte van
Sehartau en begon het Pruisisehe l^[er te
beschieten. Bent te 11 ure rukte het eigen-
igke leger voorwaarts naar Pettstidt. In de
voorhoede bevondt sieh de miterg der Bgn-
troepen en der Fnmschen, — daarop volgde
hel Fraasche voetvolk en daaraa iets verder
aaar de rechter zgde de Bgksinlknterie. JV0-
êmrik II kon het aaavankeigk niet gelooven,
dat de ygand om agn linker vleugel wilde
heentrekken en dezen den aftocht naar de Saaie
atagden. Eerst op den n^ddag gaf hg bevel,
de tenten af te breken, belastte zich met het
bevel over het voetvolk en vertrouwde hel
kommaado over de miterg toe aan SeifdüU,
Des namiddags te 2V9 uor was hel leger reeds
op weg naar den linker vleugel; vooraan be-
vond zich de miterg, daarna kwam het voet-
volk en ter rechter zgde van dü laatste het
geschut Deae geheele beweging echter werd
door eene heuvelreeks voor het oog van den
vgand verborgen. De vgaadeigke miterg, het
voetvolk voomittnellend en meenende, datzg
zich reeds achter het leger des Konhigs be-
vond, trok, toen de kolonaes Beichartawerben
bereiktea, aldaar mei spoed voorbg en aetle
harea tocht voort aaar de liaker agde, om de
Pruisen, die naar men BMcnde teragtrokkea,
hel ontsnappen te beletten. Doch te 87^ uur
plantte Fr§dmk het geschut op een heuvel
ROSZBACH— BOSZMSSZLER.
10&
(dan JaniiaheiiTel) en opeade h«tyiuir,terw||l
SÊgdlUz met al sóae nüterQ een aanTal deed
op de rechter flank der ?Qanden,die na een
korten tegenstand achter Beiohartswerben op
de Tlnoht geworpen werden. Inmiddels had de
FnuMche inüuiterie alch onder het vnui van
het Pmieische geachnt in 4>ataUon8 aoeken
te scharen en de artillerie teyens moeite gedaan
om eene positie in te nemen; doch voordat
het zoo ver gekomen was, overschreed de
Pruisische inihnterie de henvelketen, belaagde
met 7 bataDonsonderPrinsAtNrt«& de rechter
flank der Franschen en Joeg door een snel
geweervnor, gesteund door het kartetsenvonr
der stukken, het Fransche voetvolk op de
vlneht De BQkstroepen konden niet eensaan het
schieten toekomen. Nu Joeg S^jfdUU los met
stine eskadrons op den verwarden hoop der
vluchtelingen, verstrooide se en maakte velen
krügsgevangen. Graaf SaitU-Oêrmam was ge-
gedurende den slag werkeloos gebleven op de
hoogte van Schartan, en iQn korps, alsmede
dat van Loudcm^ trok terug naar Freiborg.
Des avonds te 6 ure was de vgandelUke rui-
terg reeds over de Unstrut getrokken, maar
het voetvolk hield er lich den geheelen nacht
mede besg en de armee verstrooide Biehnaar
aUe lyden. De Pruisen verloren aan gesneuvel-
den 3 oificieren en 162 man, terwQl het aantal
hunner gewonden d76 bedroeg, maar het ver-
lies der vtfanden beliep 1700 doeden, ruim
2000 gewonden en 6000 gevangenen, onder
welken skh 8 generaals en 800 officieren be-
vonden. In handen van den overwinnaar vie-
len 72 stukken geschut, 7 vaandels en 16
standaarden.
Boasbaoh (August WilheUn), een letter-
en oudheidkundige, geboren te Schmaalkalden
den 26sten Augustus 1828, studeerde in 1844—
1848 te Leipiig en Marburg, vestigde si(^ in
1862 als privaatdocent te Tflbingea, sag er
sich in 1864 benoemd tot buitengewoon hoo^
leeraar en werd in 1866 beroepen als hoog-
leeraar in de letteren en oudheidkunde te
Breslaa, waar hQ by voortduring werkiaam
is- Van lyne geschriften vermelden wü:
«Metrik der Qriechischen dramatiker und ly-
riker, nebst den begleitenden musisehen Kun-
sten (met JTutfk^l, 1864—1866; 2de druk,
1867—1868)*', — „Untersuohungen flber die
römisohe £he (1868)*', — „Bdmische Hooh-
leits- und Ehedenkm&ler (1871)'\
Bosnhirt (Konrad £ugen Fraaa)*', een
verdiensteitik rechtsgeleerde, geboren te Bam-
berg den 26sten Januari 1768, studeerde te
Tsimrtshnt, Erlangen en CUHtingeo, was sedert
1812 werkttam by de magistratuur, werd in
^817 hoogleeraar te Erlangen en in 1818
te Heidelberg en overleed aldaar den 6dea
Juni 1878. Van zyne geschriften vermelden
wtt: ,»Beitr«ge zum tömÉsehen Becht und
■um römisoh-deitfschen Kriminakeeht (1820—
1824, 2 afl.)'*, — „Lehrbuch des Krimtautl-
reekts (1822)'\ — „Batwiekelnng der Grund-
sfttae des Straflrechts (1822)'\ — i,£inleitung
in das Erbreeht und Darstelluag des gaaien
IntMtaterbreeht (1881)'% — „Die Lehre voa
den VermSfihtnissen (1186^ 2 dln)'\ — „Ge-
sehicbte and System des deutschen Strafrechts
(1888—1889, 8 dln)", — «Das testamentarisebe
Brbrecht bei den Bömern (1848, 2 afl.)', —
«Gemeftnes deutsches CivUreeht (1841—1848,
8dln)", — „Das ftansösische und badische
Civilrecht (1842)'\ — „Kanonisches Becht
(1867)'', — „Manuale latinitatis Jnris canonici
(1862*', — en „Aeussere Ëncyklopftdie des
Kirchenreehts (1866—1867)". ibt Watmkifni^
redigeerde hy het „Zeitschrift für Civil-und
Krimlaalrecht (1881—1849, 6 dln)".
Koggmann (Wilhelm), een yverig beoefe-
naar der kunstgescliiedenis en geboren te
Seesen in Brunswyk den 298ten Mei 1882,
studeerde te Jena. Tttbingen en Göttingen
eerst in de theologie en vervolgens in de ge-
schiedenis. In 1866 vestigde hy zich als pri-
vaatdocent te Göttingen en schreef: „Betrach-
tungen flber das Zeitalter der Beformation
(1868)", — en „Die makkabiUsche Erhebung
(1860)". In het niOaar van 1860 werd h||
onderwVaer van Prins Bernhard vam Sahêm"
Meinitiifem en bleef als zoodanig werkzaam tot
1869. Inmiddels schreef hy: „Orest, Tragddie
des Aeschylos (1867)", sleet met zyn leerling
den winter van 1868 op 1869 te Napels, op
SiciliS en te Bome en leverde na zyn terugkeen
„Vom Gtostade der Kyklopen und S&enen
(1869)". — en „Eine protestantische Osteran-
dacht hl St Peter za Bom (1871; 2de druk.
(1872)". Nadat hy eenige Jaren te Wolfenbflttel
had gewoond, werd hy in 1872 tot hoo^eeraar
in de kunstgeschiedenis te Weimar benoemd
en schreef: „Meister Lukas (1872)". In 1872-<
1878 vergezelde hy bovengenoemden Prins op
eene reis naar het Gosten en schreef: „Die
Lage des alten Trotia", — en „Ein Besuch anf
den Berg Athos". In 1878 werd hy professor
in de kunstgeschiedenis te Dflsseldorf en kort
daarop voordragend adviseur by de generale
directie der Iconinkiyke verzamelingen voor
kunst en wetenschap te Dresden, waar hy;
„Die kflnstlerische Ausschmflckung der Al-
brechtsburg zu Meisaen (1878)" ter perse legde.
Bogonisaler (Emil AdolO» een verdien-
steiyk natuurkundige, geboren den 8den Maart
1806 te Leipzig, studeerde in 1826 aldaar in
de godgeleerdheid, maar bepaalde zich weidra
by de natuurkunde en werd in 1827 leeraar
te Weida en in 1880 hoogleeraar in de natuur-
lyke historie aan de bosch- en laadbouw-
académle te Tharand bfl Dresden. In 1848
zag hy zich aljgevaardigd naar het Dnitsohe
Parlement; hier voegde hy zich by de linker
zyde en nam ook deel aan het Bompparlement
te Stuttgiurt Hy werd deswege van hoogver-
raad besehuldigd en wel is waar vry^espreken.
maar in 1860 van zyn ambt beroofd. Hy
vestigde zich toen te Leipzig en overieed
aldaar den 8stea April 1867. zyn merkwaar-
digst geschrift is voorseken „Ikonographie
der europAischen Land- en SflszwassermoUas-
ken (1886—1862, 8 dln, met een 4de dl van
EMU^ 1877)". Voorts zocht hy door populaire
geaehriften de natnurkunde dieartUasi te maken
aan de opvoeding des volks. Wy vennelden
van hem: „Anleitnng zum Studium derThier-
welt (1847—1866, 8 dhi)", — „Das Wich-
tigste vom ianern Baa und Leben der Ge^
wftchse (1848)", — „Beitrige aar Veratelne-
rungskunde (1848)", — „Der Menseh lm
Spiegel der Natur (1860-1867, 6 dln; tweede
druk, 1868)", — „PopnUlre Vorlesangen aas
dem Geblete der Natar (1862, 2 dln)", -
„Die vier Jahresaeitett(1866; 6de druk 1877)",
— „Flora im Winterkleide (2de druk, 1866)", —
106
R0SZlfö8ZLER~R0TH.
.Das flflflWUBer-Aqnariiim (1867; 3de dnik,
1875)", " J>ie QeBchichte der Erde (1866; 8de
drnk, 1875)*\— ,,1>er DatorgeeehiehtUche TIn-
terrlcht (1860)", — „Der Wald (1868; 2de
dnik 1871, met J^tcAo»)", — „Die Tbiere des
Waldea (1868—1867, 2 dln)", — en „Pttr
freie Standen (1868)". In 1853 volbracht hV
eene reis door bet soidoosten van Spanje en
gaf Terrolgens zOne „Reiseerinneningen aas
Spanien (1854; 2de dralc, 1857)** in hetlicbt.
H0 beboort met dr. O. üle tot de stiebters
▼aa bet tQdscbrUt: „Die Katar** en redigeerde
tevens bet nataarliandig voUcsblad: „A.a8 der
Heimath**. Vooral bierin l>evorderde bQ de uit-
breiding der Hnmboldtvereenigingen. Eene
door bem lelven vervaardigde levensbescbrQ-
ving: „Hein Leben and Streben im Verkelir
mit der Natar** is in 1874 door Bun in bet
licbt gegeven.
BosBtrappe (De) is de naam van eene
granietklip in bet Hangebergte. ZU verbeft
Bieb ter boogte van 167 Ned. el steil nit bet
dal der Bode en men heeft op baren top een
prachtig oitsicht. Haar naam is ontleend aan
eene holte op haren top, voor den indruk
gehouden van den voet van een roe, waar-
mede^ eene Prinses, door een reus vervolgd, van
deie hoogte naar beneden sprong. Tegenover
de Bosrtrappe, aan de andere stde van het
dal der Bode, verrgst de Hezentanxplats ter
hoogte van 260 Ned. el, — en aan den voet
van dit rotsgevaarte ligt het hotel : „Der Wald-
kater**, vanwaar men langs een uitmantendea
weg zich naar Hubertosbad kan begeven.
BoBEWitha, aie SroiwUhs,
Bot afkomstig van rtipta (een brok of
gedeelte) noemt men in de krQgskande eenige
achter elkander opgestelde soldaten, terwQl
de naast elkander geplaatste een ^«ImI vormen.
Het rot telt zooveel man als er gelederen
achter elka&r staan. Het bestaat b9 de infanterie
ten hoogste uit 3 en by de kavallerie uit 2
man. Ontbreekt de tweede man, dan heeft
men een hlimd rot.
Bota of Maia romana was te voren een
Hof van Appèl te Bome, bestaande uit 12
praelaten en bevoegd om in appèl te oordee-
len over vonnissen in den KerkelOken Staat,
welke geveld waren in processen over eene
waarde van meer dan 500 scodi. De naams-
oorq>roag dezer rechtbank is onzeker.
Botang, zie Calamu$.
Botatie noemt men de omwenteling van
een lichaam om eene lUn, welke den naam
draagt van rotatie-as. 2^ is, zoo zy niet ge-
regeld wordt, by projectielen de oorzaak van
misschoten en men bezigt Juist den getrokken
loop, om het projectiel tot eene rotatie rond-
om de lengte-as of rondom de as, samenval-
lende met die der ziel, te dwingen. Niettemin
wykt ook het projectiel van een getrokken
loop rechts of links uit het schootvlak ten ge-
volge van den invloed van de zwaartekracht
en den tegenstand der lucht Hen geeft aan
deze afwllkiiig den naam van derivatie.
Botatietoest^ (Electromagnetisch), zie
JSUetro- mojSfHéHimut,
Botgans (Anser bemicla Hl,) is de naam
van een vogel uit de ftuniUe deir SmtdachHffe»
en uit de orde der Zwemtc^ (Natatores). Zy
is ved klefaier dan de granwe of wilde gans (A.
cinerens) en niet veel grooter dan de gewone
wilde eend. Kop en hals zyn zwart, kort en
stomp; de oogen zyn klein en donker bruhi.
De rugvederen en de dekvederen der vleugels
zyn ^B, — de vederen van de borst en
van den voorbnik grauwaehtig grys, met
smalle, lichtere randen en die van den achter-
balk wit, alsmede de dekvederen van den
staart. Voor 't overige is deze vogel zwart.
Hy komt des winters aan onze stranden,
vertoeft er tot Mei en begeeft zich alsdan
naar noordeiyker gewesten. Hy voedt zich
met zeeplanten en kleine zeedieren.
Botgans (Lucas), een verdiensteiyk dich-
ter, geboren te Amsterdam in October 1645,
legde zich met yver toe op de kennis der
fhuiie letteren, inzonderheid op die der La-
tynsche schryvers. By het uitbarsten van den
oorlog van 1672 trad by in dienst, doch toen
het gevaar geweken en de kans op bevorde-
ring verdwenen was, nam by zyn ontslag en
vestigde zich op de hofttede Kromwyk. toe-
beboorende aan zyne grootmoeder en gelegen
tuflschen Brenkelen en Haarsen. Hier hield
hy zich bezig met de studie der letteren,
schreef een groot aantal gedichten en over-
leed aan de kinderziekte op den Sden No-
vember 1710. Wy vermelden van hem: „(Ge-
dichten op Gk>adestein aan Joban Hujdecoper
(1690)'*, — „Oedichten (1691)**, —„Koning
Willem de derde, heldendicht met platen
van B» de Hooglke (1690, 2 dln)*', — en de ver-
maarde „Boerenkermis (1706; 2de druk, 1734)*'.
In 1721 werden zyne gedichten verzameld
en uitgegeven onder den titel van „Poëzy
van versdieidene mengelstefliMi**, waarin ook
zyne treurspelen: „SciUa** en „Eneas en Tur-
nus** voorkomen, welke tevens afifionderiyk in
het licht verschenen zyn.
Both. Onder dezen naam vmrm^den wy:
Albreekt Wükdm Both^ een verdiensteiyk
knüdkandige, geboren te Döltingen in Olden-
bnrg den 6den Januari 1757. Hy studeerde
en promoveerde te Halle in de geneeskunde,
vestigde zich daarna te Yegesack by Bremen
en zag zich weldra benoemd tot landphysicus
der Weserstreek in het hertogdom Bremen.
Het uitst^end gevolg beoefende hy tevens
de kruidkunde, ontving den titel van „Medi-
einalrath** en overleed den 16den October
1884. Van zyne talryke geschriften vermelden
wy: „Anweisang fttr Anfilnger, Pflanzen
zum Ntttzen and Yergnttgen zu sammeln und
■ach den Linnèlscben Sjsleme zu bestim-
men (1778)'*, — „Abbandlung fiber die Art
and Nothwendigbeit Natur^MChichte auf
Scbulen zu behandeln (1779)". — „Verzeich-
niss derjenigen Pflanzen, welene nacbAnzahl
and Beschaffenbeit nicht in den geharigen
Klassen des Linnèlscben Systems stehen
(1781)'*, — „Tentamen florae Qermanicae
(1788—1800, 3 dln)", — „Novae plantarum
species (1824)", — en „Manuale botanicum*
(1830)**.
Juitne Ludwi^ Adolf Batk^ een verdienste-
lyk aardkundige. Hy werd geboren te Ham-
burg den 15den September 1818, wydde zieb
aan de studie der pbarmaeie, was van 1844—
1848 apotheker te Hamburg, vestigde Mb.
toen te Beriyn en werd er in 1867 lid der
Académie van Wetenschappen en faoogleeraar
aan de universiteit Van zyne gesdiriften ver-
melden wy: „Die Kugelförmen im Minend-
BOTH-BOTHËB.
107
reich (1S44V\ — i^Der YesaT nnd die Urn-
getalg von Neapel (1867)*', — „Die Gestelns-
MBÊtjwBn in Tabellarifleher Uebergleht imd
mit Kritiselien ErHhitennigeil (1861)**, —
.Beltrige sur Petrognphie der platOBiseben
Oeiteiiie, gesttitzt aaf die yob 1861—1868
▼eHMfentUchten AnaijBen (1870)**, — „Bei-
Mge etc^ gesttHit anf die von 1869—1878
TeHlffènttiobten Analysea (1874)**, -- „Ueber
den Serpentin nnd die genetieehen Besiehon-
gen deaaelben (1870)*', — „Ueber die Lelne
TOB MetamorpbiHnai and die Entetelmng
der kristalUniBelien Schiefer (1871)**, — „Stu-
diën «m Monte Somms (1877)**, — en „ Allge-
meine ekemiaebe Geologie (Iste dL 1879 ; 8de
dL lite en 8de afdeeling, 1888 en 1885)**. Ook
beeft b0 de nügave beiorgd van bet werk yw
MütckêrUdk: „UeberdioTnlkasiMbenErsebei*
nnngen in den Eifel (1866)**.
Paml Jbidclf wm IMh^ een Terdienateltlk
beoefenaar van bet Ctermaaneeb recbt, gebo-
ren te Nflmberg den Uden Jnli 1880. Htf
ftndeerde te Hfioeben promoyeerde in 1848
te Erlangen op eene dinertatie: „Ueber Ent-
•tèhug der Lex BjOnTariorom*', vestigde
aicb te Mflncben abi prl?aatdooent, werd ia
1860 buitengewoon boogleeraar in de reebten
te Marburg, nadat by door sQne „GteBcbiebte
des Beoefieialwesens (1860)** een goeden
naam Terworven had, en aaaraardde In 1868
bet ambt van gewoon hoogleeraar te Bostook,
In 1868 te Kiel en in 1868 te Mancben,waar
btl later ook tot opperbibUotbecaris aan de
uniyersiteitsbibliotheek werd benoemd. In
1868 werd bU buitengewoon, in 1868 gewoon
Md der bistorisohe klasse Tan de Bdersobe
Aeadómie Tan Wetensobappen. Van s|}ne ge-
sehrifton noemen wft nog: „Kurhessisebee
Priratreebt (1866—1868 dl 1, met MHbomy\
— „Mecklenburgisebes Lebenreobt (1868)**, —
„FeudaUtit und Untertbanenyerbaad (1868)**,
— „Zur Ctesebiebte der Bayrischen Volksreehts
<1866)**, — „Ba^rrtocbes OirUrocfat 1870-
1876, 4 dia)**, — en „Deutsebes Priiratreobt (dl
1 en 8, 1880)**. Met JBMiof/ren andere stichtte
VI in 1861 bet „Zeitsehrift für Beobtsge-
ecblehte**, en hg is lid der Btfksoommissie
tot het ontwerpen van een wetboek ran
burgerigke reehtsTordering voor Dnitscbland.
Bmiolf Batk^ 'een yerdiensteiyk beoefenaar
der Oostersehe letteren en geboren te Stutt-
gart den 8den April 1881. Hg studeerde te
Tttbingen, Berign, Parus en Londen, Testigde
ddi in 1846 te Tfibfaigen en is ersedertl866
boegleeraar ia de Oostersehe talen en opper^
bibliothecaris der unirersiteitsboekertl. Van
aOne geschriften vermelden wf}: „Znr litera-
tnr und (ïeschiobte des Veda (1846)**, —
.Ueber den Atbarva^Veda (1886)**, — „Der
Mjthns TOB den fttof Menscbengeechlecbtem
(1860)**, — en „Ueber die VOTsteUuag vom
Sebleksal in der indiseben Spruchweisheit
(1864)**. Ook gaf b0 met anderen een
JSamdLTitwMerbueb (1868—1876, 7 dln)** in
bet lidit en beiorgde lütgaven van de „Nimkti**
van Téskm en van den „AtharvaVeda**.
Wilkdm At^Mii i^M, een verdiensteigk
geneeskundige, geb<nen den 89sten Juni 1888
te Lftbdea in de Nederlaasits. Hg studeerde
te Berign, promoveorde aldaar in 1866, was
in venebillende hospitalen werluaam, klom
op tot een beogen rang als offieier van ge-
londbeld en werd in 1878 leeraar aan de
polyteebnlsobe school te Dresden. Hg schreef:
„MilitXranttiebe Studiën (1867—1868, 8 dln)'*,
— „Ghruüdrisi der phTsiologische Anatomie ftlr
Tumlebrerbildungsinstalten (8de druk, 1878)**,
— en „Handbuch der Militargesundheitspflege
(met Leut, 1878—1877, 8 dln)'*. Voorts vol-
bracht hg onderscheidene wetenschappeigke
reilen, vertrok in 1868 naar het leger te
Chftlons, werd in 1867 naar de Kgverheids-
tentoonstelling te Pargs geaonden en was in
1876 lid der Jury op de tentoonstelling te
Pbiladelphia.
Bothe (Bichard), een uitstekend Protes-
tantsch godgeleerde, geboren te Posen den
888ten Januari 1809, studeerde te Heidelberg
en Berign, werd in 1888 predikant bg bet
Pruisiseb gesantschap te Bome, in 1888
boogleeraar aan het godgeleerd seminarium
te Wittenberg en in 1888 tweede directeur
en ephorus van dese inrichting. lo 1887 werd
hg hoogleeraar, universiteitspredikant en direc-
teur van het theologisch seminarium te Hei-
delberg en in 1869 te Bonn, maar keerde in
1864 als professor naar Heidelberg terug en
overleed aldaar den 80Bten Augustus 1867. Hg
schreef o. a.: „Die AnfSage der Christlldien
Kirche und ibrer Vertessung (1887)**, —
„Theologische Ethik (1846—1848, 8 dln; 8de
druk, 1867—1871)**, — en „Zur Dogmatlk
(1868 ; 8de druk, 1869)**. Onderscheidene werken
van dezen geleerde sgn eerst na zgn dood
door igne vrienden in het licht gesonden.
Boihenburg (Adelheid von), van haar
zelven vam ZotlrMD, eene verdiensteigke schrgf-
ster, geboren in 1887 op het landgoed Krum-
kavel bg Soldin in de Neumark , ontving hare
opleiding te Posen en te Berign, trad in 1860
In bet buweigk met den kapitein wm Ratkmi^
6«r^, woonde met hem in verschillende gami-
soensplaatsen — sedert 1877 te Darmstadt —
en schreef eene reeks van novellen, die in
den „Belchsbote** werden opgenomen, alsmede
de verhalen : „Katharine aus Angerbach (1878)'*,
— „Aus dem Tagebucb einer Haushalterin
(1879)**, — en „lm Umkreis von vier Meilen
(1880)**. — benevens den roman: „Verwor-
renes Gam".
Bother of Komiêff JMltt is de naam van
een Germaansebmiddeneeuwsch gedicht uit
den Longobardisoben sagenkring. Het is door
een rondreiaenden dichter naar een ouder
stuk omstreeks in het midden der 18de eeuw
vervaardigd en moet wegens ign vorm als
éen «Ier oudste middeneeuwscbe h^dendicb-
ten werden beschouwd, hoewel de daarin be-
handelde sage tot de Jongste der oud-Germaaa-
Bobe sagen behoort. De boofdsakeigke inbovd
is de volgende: Koning J2oa«r, te Bare
(Bari in ApuUS) gevestigd, wenscht te huwen
en lendt twaalf Graven naar Ckmstantinepel,
om voor hem RetUndê^ de dochter van Ko-
ning OoMtamüjm^ tot eebtgenoot te vragen.
Laatstgenoemde echter is verontwaardigd
over dat aanaoek en werpt de afjireaantea in
de gevangenis. Daarop trekt Bóihêr met een
leger naar Ooastantinopel, vergezeld door
eene bende renaen, onder welken zich de ge-
vreesde AjÊf^ruamê bevindt Onder den naam
van Diêtfkh begeeft hg er zich tot den Ko-
ning, verwerft zgne gunst en eertaag ook de
liefde der doebter, verlost Ck>nstantlnopel
loe
B0THEB-B0TH8CH1LD.
▼aa een TSaadeltik leger en neemt onder be-
gmatiging van het slaggewoel met Mêrtmdê
en met si de zünen de rlneht naar iVn rader-
land. Het gelakt echter aan eenapeelman
des Koniaga, SêrUmde door list naar Con-
stantinopel temg te roepen. Toen trekt JEMk&r
op nienw naar Ck>nstantinopely waar Jniat de
teniloft van zUne nitverkorene met een ander
ion worden gevierd, sluipt in de feestsaal,
maar wordt herkend en ter dood verwenen.
In het boseh evenwel, waar dit vonnis non
worden ten uitvoer gebracht, honden sich zyne
vrienden verborgen en komen weldra te voor-
Bchyn; de renaen doen het meerendeel zUner
vVanden sneven, en de Koning geeft iÉ|ine
toestemming tot het hnweiyk van Soiher en
Mèriimde. Laatstgenoemde was volgens de
sage de moeder van JPipjfn en de grootmoeder
van Xard de Orooiê, De beste nitgave van
dit gedicht is die van JGT. BMchtrt (1871).
Bother (Christian von), een Pmisisch
staatsminister, geboren den 14den November
1778 te Rappertsdorf in SUeaiG, werd in 1697
geplaatst by de poUtie en in 1806 bQ het
departement ven Oorlog. Onder het ministerie
SardÊA&rg (1810) werd hg raad van de re-
kenkamer, in 1816 gevolmachtigde hy de ver-
deeling der oorlogacontribntie, welke Fraak-
ryk betalen moest, in 1880 chef van den
aeehandel, in 1831 directeor der Koninkiyke
bank, waarna hy in den adelstand opgeno-
men werd, daarop president van het bestnnr
der staatsschulden en in 1886 minister. In
die betrekkiqg maakte hy aich neer verdien-
steiyk door de instelling van eene commissie tot
ddging der staatsschulden en van eene crediet-
bank voor grondbezitters, door den aanleg
van vele Aibrieken en knnstwegen en door
het ontwerpen der Botherstichting ten be-
hoeve van onverzorgde dochters van overle-
den staatsambtenaren. Na de gebeurtenissen
van Ifaart 1848 nam hy zyn ontslag, begaf
atek naar zyne goederen in Silezië en over-
leed aldaar den 7den November 1849.
Botherham, eene stad in het Ëngelsche
graa&ehap York, aan het vereenigingspunt
van de Don en de Bother en aan den Mid-
landspoorweg, 10 Ned. myi ten noord-
oosten van Sheifield, bezit eene Latynsche
school, een seminarium der Independenten, eene
yaergietery, spykersmederyen , machinenfkbrie-
ken, pottebakkeryen enz. en byna 85000 in-
woners. (1881).
Bothsohild (Het huis), het aanzieniykste
en rykste bankiershuis onzer eeuw, heeft op
de geldmiddelen en de staatkundige beweging
van Europa een hoogst belangryken invloed,
zyn sttohter is J<dy0r ^fiMliii £oMmMM Hy was
de BOon van een uiterst eenvoadig Israèlietisch
handelsman, aanschouwde het levenslicht te
Frankfort aan de-Hain in 1748, verloor vroeg
zyne oaders, bezocht, tot rabbyn bestemd,
eenige Jaren de theologische school te Fifarth,
doeh liet zyn- voornemen varen, oefende lieh
in zyne geboorteplaats op een Icantoor en vond
eene plaats in eene bankierszaak te Hannover.
Met een klein vermogen keerde hy naar
Frankfort temg, stichtte er een wisselkantoor
en trad in het hnweiyk met QUd Sokmapptr.
zyne viyt en de degeiykheid van ayn karak-
ter vermeerderden zyn crediet, zoodat zyne
zaak boven verwachting bloeide. Door zyne
kennis van zaken der munt kwam ky meer-
malen in aanraking met den Landgraaf , later
Keurvorst, WüAtim I van Hessen, die hem in
1801 tot zyn Hof-agent benoemde. In het vol-
gende Jaar sloot -JBaiktcküé de eerste aamlen-
4|ke leening met de Deensche Begeering, ten be-
drage van 10 millioen thaler. Toen in 1806 de
Kearvorst van Hessen de wyk nam voor de
naderende Franschen, vertrouwde hy de zorg
voor zyne geldmiddelen toe aan RoihickUdf en
het gelukte dezen, niet zonder levensgevaar ,
het vermogen van den Keurvorst te behouden*
Hy overleed den 19den September 1812 en liet,
behalve 5 dochters, 6 zonen na. De oudste van
dezen kwam aan het hoofd der zaak te Frankfort,
en de anderen stichtten nieuwe bankierriiui-
zen te Weenen, Parys, Londen en Napels,
die wel zelibtandig werkten, maar tevens ge-
meenschap onderhielden met het Huis te Frank-
fort Nadat zy reeds, met uitzondering van
Naihmm, in 1815 door den Keizer van Ooe-
tenryk wegens beiangryke diensten in den
adelstand waren opgenomen, zagen zy zich
allen in 1822 tot viifheeren benoemd. Anêdm
Mdjfer, geboren den 12den Juni 1772, werd
in 1818, ais chef van het stamhuis, Pruisisck
geheam-oommercieraad, voorts in 1820 BeierMli
consul en Hof bankier en overleed kinder*
loos den 6den December 1856. Hy werd op-
gevolgd door zyn neef Karl (een zoon van
zyn evenzoo genoemden broeder), geboren den
5den Augustus 1820 en lid van het Huis der
Hoeren in Pruisen. — Salanumf geboren den
9den September 1774, vestigde zich te Wee-
nen en overleed aldaar den 27Bten Juli 1865,
hy werd eerst opgevolgd door zyn zoon
Atuélm SaloMtom^ geboren den 29sten Januari
1808 en overleden den 278ten Juli 1874, en
toen door zyn kleinzoon Alhert, geboren den.
29sten October 1844. ~ Naihanj geboren den
16den September 1777, had in 1798 de firma
te Manchester gesticht, maar verplaatste haar
in 1813 naar Londen. Hy bewees gedurende
de geldorisis van dat Jaar beiangryke diensten
aan het Britsche Kabinet en kwam zeer in
aanzien. In 1822 werd by w Oostenryksch
consul-generaal, en overleed te Frankfort aan
de Main den 18den JuU 1886, opgevolgd door
zyn zoon £toiM2, geboren den 27sten November
1808. Hoewel reeds vroeger tot lid van het
I^ement gekozen, k<m hy er, wegens den
eed, eerst in 1858 zitting nemen, en zyn zoon
üftUMamil^ geboren den 86ten November 1840,
is desg^ks lid van het Lagerhuis en erfeiyk
baronet en werd in Juni 1885 tot pair ver-
heven. — Karl, geboren den 248ten Apri^
1788, werd chef van de in 1820 te Napel»
gevestigde zaak, toefde veel te Frankfort,
werd in 1829 consul generaal van Sicilië ea
overleed te Napels den lOden Maart 1856»
zyn evenzoo genoemde zoon werd. zooals w|^
reeds gezegd hebben, chef van het huis te
Frankfort. — J^iöob (James), geboren den
15den Mei 1792, werd in 1812 chef van een
Huis te Parys en in 1822 Oostenryksch consul-
generaal aldaar. Nadat hy de Fransche lee-
ningen gesloten had, nameiyk in 1880 van 80
mUUoen, in 1831 van 120 mUUoen, in 1828^
van 150 millioen «en in 1844 van 200millk>en
francs, sag hy zich door LomU Pküippe be-
noemd tot grootofficier van het Legioen van
Eor. Hy overleed den 15den November 1868,
R0TH80HILD— BOTTEBDAM.
109
opgevolgd door igo loon Alfoiuê^ goborea
den Istan Janiutri 1837. De geraehten om-
treit liet ontseCteBd Termogen der fiunille
B9ik9tèild benHten enkel op TermoedenB.
Botrou (Jeftn de), ees Franaeh dichter,
tereiiB een Triend en tgdgenoot yan Chmeiüej
gelioren in 1009 te Drenx in Orléaaftis, ont-
leotde tVne stoklcen tan de Spaansobe van
Lap$y xoeals: „La belle Alfrède", — ,)Laare
peraeootée*', — „Oocaelons perdnet**, — „La
bagno de ronbli*' ens., en SSaeco lererde
hem de stof Toor zyn „Heronie monrant**.
Beter ereawel iSn de oorspronkelgke stukken:
„Venoeslai (1647)", — „CosroCs", — en
^SaintGeneste (1646)*'. DeM drama's streren
die Tan Oommüe op zyde. Ook heeft hQ on-
derwheldene blQspelen geschreven. HQ OTOr-
leed den 278ten Jnni 1660, en 2||ne werken
sQn door VioUet U Dhc in 1822 in 5 doelen
hl het licht gegeven.
Bötsoher (Heinrich Theodor), een ver-
dienstel0k dramaturg, geboren den lOden
September 1808 te Mittenwalde in Branden-
burg, studeerde te Beriyn en te Leipsig in
de philologie en vertrok in 1828 als professor
naar het gymnasium te Bromberg. Omstreeks
dien tyd verscheen zyn geschrift: „Aristopha-
nes und sein Zeitalter (1827)*'. Voorts leverde
hg: „Abhandlungen zur Philosophie der
Kunst (1837—1847, 5 dln)", — „Die Kunst
der dramatischen Darstellung (1841—1846, 3
dln; 2de druk, 1864)", — en „Shakespeare in
«einen hOchsten Charaktergebilden (1864)".
Om nuttig te wezen voor het tooneel, begaf
hg zich naar Berign, waar het ministerie
JRdUom hem belastte met het ontwerpen
van een plan tot stichting eenertooneelschool.
De uitvoering daarvan werd echter vergdeld
door de omwenteling van 1848. De betrekking,
•die hg bekleedde aan den Koninkigken Schouw-
turg, liet hg Taren in 1861 en overleed, na-
genoeg geheel van het licht der oogen beroofd,
op den 9den April 1871. Tan zjjne overige
geschriften vermeiden wg nog: „Dramaturgische
Bkizzen und Krittken (1847)", — „DasSchau-
epielwesen (1843)", — „UeberByronaManfted
<1844)", — „Seydelmanns Leben undWiriten
<1846)". — „Dramaturgische und ftsthetische
Abhandlungen (1864 en 1867)'*, — „Drama-
•tuigische Bifttter (1866)", — en „Entwicke-
4ung dramatischer Charaktere aus Lessings,
13cldllers und Goethe's Werken (1869)".
Botteok (Karl WenzeslausRodeckervon),
een uitstekend Duitsch geschiedschrgver, ge-
boren den 18den Juli 1776 te Frdbnrg in de
Breisgau, studeerde aldaar in de rechten en
«ag zich in 1798 benoemd tot professor in de
:ge8chiedeni8 aan de universiteit van zgne ge-
boortestad en in 1808 tot professor in de
•etaatswetenschappen. Weldra echter verbeurde
*hg door zgne vrgzinnige denkbeelden de gunst
der Begeering. Aan zgn geschrift: „Für die
ȣrhaltung der Universitftt Freiburg" had deze
dnriehting Tan onderwgs hoofdzakeigk haar be-
houd te danken, en hg werd In 1819 door
haar aij^evaardigd naar de Eerste Kamer, waar
'hg en Weicker de woordvoerders waren der
oppositie. Nadat in 1826 de reactionaire partg
zgne herfclezing vergdeld had, zond men hem
in 1831 naar de Tweede Kamer, waar hg
.gedurende 10 Jaar het eminentste lid was der
Jberale pa-ig en vooral gverig streed voor
de vrgheld van drukpers en voor de afiBchaffing
der tienden. Om die reden werd hg door een
beslait van den Bondsdag beroofd van zgn
hoogleeraarsanftyt, de uitgave van den door
hem gesHehten „Freisinnige" en van de „Po-
litisehe Annalen" verboden en zgne verkiezing
tot burgemeester van Freiburg niet beknuA-
tigd. Hg overleed den 26sten November 1840,
en In 1863 verrees te Freiburg op het Do-
minicanerplein een gedenkteeken te zgner
eer. Van zgne geschriften vermelden wg:
„Allgemelne G(eschichte (1812—1817 , 9 dln;
26ste druk, voortgezet door 6S^er, 1866—
1867, 11 dln)", — verkorte „Allgemelne WeK-
gesehichte (1830-1834, 4 dln; 8ste druk, ver-
volgd door ZUmHermann, 1868- 1872, 7 dln)",
— „Lehrbuch des Yemnnftrechts und der
.Staatswissenschaften (1829— 1836, 4 dln; 2de
druk, 1840)",— en „Sammlung kleiner Schriften
(1829—1837, 6 dfii)". Met JFeleJker leverde
hg het „Staatslexicon (1834—1844, 12 dln;
8de druk, 1866—1866, 14 dln)". — Zgn zoon
Karl von BotUck^ geboren in 1812, werd ad-
vocaat te Freiburg, plaatste zich in 1849 in
Baden aan het hoofd der democratische partti,
nam na het dempen van den opstand de wgk
naar het buitenland en keerde ten gevolge
eener amnestie in 1866 in Baden terug. —
Een andere zoon, Hrnmanm von Baiteck, ge-
boren den 26sten Augustus 1816, leverde o. a.:
„Poëtische Yersuche (1838)", vestigde zich als
privaatdocent te Freiburg, maar overieed reeds
den 12den Juli 1846.
Botterdanij eene arrondissementshoofd-
stad in de Nederlandsche provincie Zuid-
Holland, aan de Haas en aan de nitwatering
Tan het rivierQe de Botte, 18 Ned. mgi van
den mond van eerstgenoemde, is na Amsterdam
de belangrgitste koopstad van Nederland en
door hare gunstige lifi^ng de natuurigke haven
voor de schepen, die de Bgn en de Haas
bevaren. De gemeenschap met de zee is door
het nieuwe kanaal naar den Hoek van Holland
aanmerkeigk verbeterd. Schepen met een diep-
gang van 66 —70 Ned. palm kunnen nu met onge-
broken lading voor de stad komen ; deze groote
Torbetering zal zeker in mime mate bgdragen
tot de welvaart van haar bewoners. Men heeft
er uitmuntende havens, zoodat de zeeschepen er
de magazgnen in het midden der stad zonder
moeite kunnen bereiken. Voorts brengt de
nieuwe spoorwegbrug over de Maas de stad
in verbinding met het zuiden (over den Moerdgk
met Antwerpen, Brussel, Pargs, Londen enz.),
terwgi er tevens spoorwegen zich vereenigen
uit Amsterdam over Haarlem, Leiden en 's (3^
venhage, uit Dordrecht, uit Utrecht over Qouda
enz. De oude stad met de drukke, met winkels
bezette straten als Hoogstraat, Hoofdsteeg,
Blaak enz. vormen thans slechts een klein
gedeelte van het geheel, daar aan alle kanten
nieuwe wgken verrezen zgn. Vooral vindt men
er firaaie gebouwen op het Nieuwe Werk (aan
de Maas en zich aansluitend aan de Boompjes),
en dit gedeelte verschaft aan hen, die met
stoombooten den oever naderen, een fraai
stadsgezicht. De Westersingel, Eendraohtsweg
en MauritBweg hebben ook als woonplaats
Toor de welgestelden eene aantrekkeigke
ligging. Vooral echter is de uitbreiding aan
den linker MaasooTer eene hoogst belangrgke;
weldra zal daar eene stad Terrezen zgn, wer-
110
BOTT£BDiJI— BOTUMAH.
waarts eene brug voor rytnigen en Toetgsagecs
neTeiifl die van den spoorweg over de I£mm
Toert Dit nienwe w]|k trekt gaande?reg de
groote vaart geheel tot zich. De groote stoom-
sehepen vinden er oitmontende ligplaatBen en
dehnlp der nieuwste middelen om honne kost-
bare ladingen te lossen en op te slaan. Onder de
nienwste halpmiddelen verdient vooral ver-
melding de kolentip, voor rekening der gemeente
daargesteldy om dit belangr0ke oonsomtie-arti-
kel, dat per spoor van Doitsohland wordt aange-
voerd, in den kortst mogelUken tyd over te laden.
Deze kolentip is deeenigeop het geheele vaste
land. De laatste uitbreiding van Rotterdam is
de vereeniging met Delftshaven, eene uitbrei-
ding aan den kant der Maas, die ook de
scheepvaart in de toekomst zeer te goede kan
komen. Onder de 25 kerken van verschillende
kerkgenootschappen vindt men er de Groote of
Laurentiuskerk met een toren ter hoogte van
90 Ned. el, een uitmuntend orgel en de praal-
graven der admiraals Wiite OomeUsz.de WUh
(in 1668 by Elseneur gesneuveld), Cortenoêr^
vam Brakel enz., — de Zuiderkerk — en de
pas voltooide St.Anthoninskerk. Andere merk-
waardige gebouwen zün er : het stadhuis , —
het museum Boymans met fraaie schildeii)en
en gravures, gedeeltelijk door den brand van
Februari 1864 vernield, maar na dien tyd
herbouwd en verrekt, — het gymnasium,
waarvan vooral het trontispice en het beeld
van üfiMTDo, door Stracké vervaardigd, ?er-
melding verdienen, — het gebouw van de
Yachtdub, — de beurs, — het nieuwe zieken-
huis , — het prachtige sociëteitsgebouw in
den bierentuin, — het nieuwe station van den
HoUandschen spoorweg en het post- en tele-
graaf kantoor. Men heeft er standbeelden van
Denderiui Sratmue (sedert 1622), van Tolhnê
(door StraekS) en van ^Hjebert Kard van
Hc$endorp (van Gm/i). Tot de inrichtingen van
onderwys behooren er: eene académie voor
beeldende kunsten en technische wetenschap-
pen, eene muziekschool, een gymnasium, 3
hoogere burgerscholen, eene zeevaartschool,
eene ambachtsschool, scholen voor gymnastiek
en een doofstommeninstitnut, — voorts zyn er
vele inrichtingen van weldadigheiden eenige ge-
leerde genootschappen. Tot deze behooren: het
Bataa&ch Genootschap voor proefondervinde-
lyke natuurkunde en de Vereeniging voor ge-
schiedenis. De dierentuin, schoon niet zoo ryk
voorzien als de Amsterdamsche , is éen der
fraaiste en grootste van Europa; vooral door
den schoenen aanleg van den tuin txekt zy in
hooge mate de aandacht van de vele vreem-
delingen, die haar bezoeken. Het aantal in-
woners bedroeg er op den Isten Januari 1884
byna 170000. Botterdam is eene hoofdmarkt
voor graan, tabak en koloniale waren en heeft
daarenboven bloeiende fabrieken, nameiyk:
eene groote machinenftibrieken eene yzergietery
aan de overzyde der Maas (op Fyenoord),
suikerraffinaderyen, Jenever- en likeurstokeryen,
tabakskerveryen enz. De scheepstimmerwer-
ven verkeeren er echter, althans voor het
tegenwoordige, in een kwynenden toestand. —
— Botterdam wordt reeds in de 11de eeuw
vermeld. De stad is in 1272 door muren
omringd en met stedeiyke rechten begiftigd.
In 1480 werd zy ingenomen door Jonker JPraM
van Brederode^ die haar verdedigde tegen
Aartshertog MammiUaam. De SpaiUaarden ver-
overden haar in 1672, doch in 1680 verkreeg
zy zitting en stem in de Statenvergadering^
van Holland. Sedert dien tyd heeft zy aich
met ongemeenen spoed ontwikkeld.
Botterdam (Jan Baptist Antoon van),
een Ylaamsch letterkundige, geboren te Ant-
werpen den 28sten Maart 1826, ontving aan-
vankeiyk onderwys van zyn vader, kwam
vervolgens op een handelskantoor, was ala
reiziger werkzaam en werd mederedacteur vaa
het Joumals d'Anvers, doch legde in 1874 om
redenen van gezondheid die betrekking neder.
Hy schreef een groot aantal novellen, zooals:
Het huis van Joostens (1846)", — „De twee
Spanjaarden (1846)", — „De twee vrienden
(1846)", — „Klara (1846)", -- „De oude en
Jonge wolven (1848)", — „Kinderen en kin-
derspelen (1866)", — „Een onverbeteriyke
dronkaard (1866)", — „Een vreemde heer in
een hotel (1866)", — „Het steenen kruis
(1866)", — „Eene onverschrokkene vrouw
(1866)", — „Spel en drank (1866)", — „Leo-
poid de Eerste (1866)", — „Een drama in
den kelder (1866)", — „De dochter des vis-
schers (bekroond, 1866)", — „De smokkelaars
(1867)", — en „Oude vrienden (1866)".
Kotti, éen der kleine Soenda eilanden, ligt
ten zuidwesten van Timor en is daarvan ge-
schelden door eene smalle straat. De noord-
oosthoek ligt op 10°38' en de zuidwesthoek
op 19°66' Z. B. Het heeft een lengte van 12
en eene grootste breedte van 3 of 4 uur gaans
en staat onder het bestuur van den resident
van Timor, die te Koepang op Timor zyn
verbiyf houdt Het land is er afwisselend
vruchtbaar en kalkachtiff, en de bevolking
bedraagt er ongeveer 76000 zielen. Tevoren
was het eiland verdeeld in 6 regentschappen,
doch thans bestaan er 18 districten, door
dorpshoofden bestuurd. Het Nederlandsche
zendelinggenootschap heeft er zendelingen, en
vele inlanders zyn er tot het Christendom
overgegaan.
Kottmann (Karl), een beroemd landschap-
schilder, geboren den Uden Januari 1798 in
de nabyheid van Heidelberg, begaf zich in 1822
naar München en gevoelde zich vooral aan-
getrokken door de bergstreek. In de Jaren
1830—1883 schilderde hp op last van Koning
Lodewijh / de 28 beroemde fresco's in de bo-
gengangen van het Hof en in 1836 vertrok
hy op aansporing des Konings naar Grieken-
land, om er studiën te verzamelen voor een
aantÏJ landschappen, die de noordeiyke bogen-
gangen zouden versieren. Het schoone van
deze reeks van 23 stukken is vooral gelegen
in het betooverend lichteffect. Botimann was
met geestdrift bezield voor de plastische schoon-
heid van Italië en verwaarloosde dan ook
geenszins het koloriet Hy overleed te MOn-
chen den 6den Juli 1860, en de Koning plaatste
zyn borstbeeld in de nieuwe Pinacotheek,
terwyi de kunstbroeders te MQnchen te zyner
eer een gedenksteen deden verryzen aan het
Stamberger Meer.
Botiuuah, een Britsch eiland in de Stille
Zee, ten zuidoosten van Melanesië tusschen
de Ellice eilanden ten noorden en de Fidsji-
eilanden ten zuiden, is aan alle kanten door
koraalriffen omgeven, heeft geene haven en i
vulkanisch van aard, met boschryke heuvels
BOTÜMAH— BOÜEN.
111
bedekt en niim Toonien Tan kokospalmen.
Het telt op ^4 D Ned. mfjl btfna 3000 inwo-
nen Tan Maleische afkomst en tot het Chris-
tendom b^eerd. In de hoofdplaats Fangwot
en in de overige dorpen heeft men be?alUge
en xindeiyke woningen. Het werd in 1791 door
Sdwards ontdekt en GrenTÜle geheeten en het
is volgens een besloit van de Koningin (30 De-
cember 1880) aan de Britsche kolonie der Fid^i-
eilanden toegevoegd en den Idden Mei 1881
onder het bestnnr van laatstgenoemde eilanden
gesteld.
Boubaiz, eene stad in het Fransche de-
partement da Nord en in het arrondissement
Lille (Bgssel), aan het evenzoo genoemde
Kanaal en aan den noorderspoorweg , heeft
eenige rechtbanken en scholen, een mnsenm
voor nOverheid, eene boekerQ, genootschappen
voor landbouw, wetenschappen en kunsten,
hospitalen en omstreeks 80000 inwoners (1880).
Bonbaiz is over het geheel eene nieuwerwet-
sche stad; de meeste huizen en straten zQn
nog geene halve eeuw oud. Tot de belang-
rijkste gebouwen behooren er: de kerk van
St. Maarten, het stadhuis en de beide hospi-
talen; ook heeft de stad een openbaren tiün
en een schouwburg. Z|) is het middenpunt
van eene aanmerkelijke ny verheid, zich vooral
bepalende tot geweven stoffen van katoen,
wol en zyde. Er zyn 78 wol- en 12 katoen-
splnnertten , — voorts 300 fabrieken, van wel-
ke 260 wollen, katoenen en linnen stoffen
leveren. Voorts heeft men er een levendigen
handel. — Het Kamaal va» Boubaixj 27,4 Ked.
myi lang, vereenigt zich op Belgisch grond-
gebied met de Schelde.
Boudaire (Frangois £lie), een Fransch
schryver. bekend wegens zyn ontwerp om de
Sahara m Tunis en Algérië onder water te
zetten, werd geboren te Gueret (departement
Crenze) den 6den Augustus 1836, nam deel
aan den oorlog van 1871 en werd by Wörth
gewond. Reeds vroeger was hU met triangu-
latie in Algérië belast en daarby viel zyne aan-
dacht op de laagte van den bodem, waarna
hy in de „Revue des Deux Mondes** het op-
stel plaatste: „Une mer* intérieure en Afirique**,
dat groot opzien baarde. In de volgende jaren
tot 1879 onderzocht hy de Afrikaansehe ge-
westen en bleef de inundatie bepleiten. Maar
al is deze ook mogeiyk, toch zyn de kosten,
die daar?o<Mr moeten aangewend worden, zóo
groot — zooals door SlacAe in Oostenryk en
door Autinori in Italië is aaugewezen — , dat
zelfiB in Frankryk zyn ontwerp door velen is
afgekeurd.
Bouen, de hoofdstad van het Fransche
departement Seine Inférieure en de voormalige
hoofdstad van Normandië. ligt in eene fraaie,
door heuvels omslotene vlakte op den rechter
oever van de Seine en aan den spoorweg van
Parys naar Havre, die er zy takken heeft naar
Dieppe en Amiens. Zy is de zetel van een
prefect, van het 3de armeekorps, van een
aartsbisschop en van onderscheidene consuls.
Men heeft er een Hof van appèl, een gerechts-
hof, een Hof van assises, 6 vredegerechten ,
eene handelsrechtbank enz. Vooral heeft men
er vele inrichtingen van onderwys, nameiyk:
eene theologische faculteit, een lyceum, een
groot en een klein seminarium, eene voor-
bereidende school voor geneeskunde en artse-
ntfmengkunde, eene school voor wetenschap
en letterkunde, eene kweekschool van on-
derwyzers, eene hydrographische school, scho*
len voor kruid-, schei- en natuurkunde,
schilder- en teekenkunst, handelsrecht, boek-
houden, geometrie en mechanica, eene land-
bouw- en eene nyverheidsschool, vele lagere
scholen en een instituut voor doo&tommen.
Daarenboven vindt men er: eene Académie
van Kunsten en Wetenschappen, een oudheid-
kundig genootschap, onderscheidene andere
vereenigingen, eene boekery met llOOOOdeelen,
360 wiegedrukken en 2960 handschriften, een
museum van schilderyen, een van aardewerk,
een van oudheden, een van natuuriyke historie
en een van ny verheid. Tot de inrichtingen van
weldadigheid behooren er: eene bank van
leenïDg, 3 ziekenhuizen (waaronder het Hotel-
Dien met 17 zalen en 600 bedden), een blin-
deninstituut, een krankzinnigengesticht, een
weeshuis 4 crèches , 6 asyles en 10 vereeni-
gingen tot onderlinge ondersteuning met 9 000
leden. Er zyn 6 voorsteden; van deze ligt
St Sever op den linker oever van de Seine
en is met eene steenen brug van 6 bogen
en door eene hangende brug met de eigeniyke
stad verbonden. Het eigenaardig antiek voor-
komen van Rouen is door het verbouwen van
oude straten en huizen grootendeels verdwe-
nen; niettemin is de stad met haar bevalligen
omtrek èene "^der merkwaardigste provincie-
steden van Frankryk. Het aantal kerken is
er sedert de groote Revolutie van 37 tot 14
gedaald. De fraaiste van deze is de hoofdkerk,
die van Notre Dame. Deze werd in 1200
verwoest, maar ten tyde van Jan tonder Land
hersteld. De voorgevel, in 1609—1533 gebouwd,
heeft veel geleden, maar bezit nietteïmin eene
verrassende schoonheid. Deze kerk heeft 8
torens, waaronder éen ter hoogte van 149
Ned el; van binnen is zy 130 Ned. el lang
en wordt door 3 rosetten en 130 meerendeels
fraai beschilderde ramen verlicht. Langs het
koor vindt men 26 kapellen met praalgraven,
waaronder de prachtige van Lauit de Bréxé
(gemaal van IHane de PoiHers), van de beide
cardinalen d'Amhoise en van den Prins de Oray,
Ëindeiyk ziet men er 2 marmeren hoofdaltaren
met fraaie standbeelden, kostbare schilderyen,
een prachtig orgel en eene sieriyke sacristy-
deur. Ook de kerk van St. Ouen is een in-
drukwekkend gebouw in spitsboogstyi , in het
westeiyk gedeelte met 3 en in het oosteiyk
met 6 beuken; zy is 136 Ned. el lang, 26 Ned.
el breed en 43 Ned. el hoog, terwyi 6 veel-
hoekige kapellen het koor omgeven. Rondom
deze kerk heeft men een openbaren tuin met
het standbeeld van BóUo en een Romaanschen
toren uit de 11de eeuw. Het merkwaardigste
wereldiyke gebouw is er het paleis van Justitie,
in 1493—1499 gesticht, met prachtige zalen.
Voorts heeft men er het aartsbisschoppeiyk
paleis, het stadhuis, den klokketoren, het oude
stadhuis, het belastinggebouw, het entrepdt-
magazyn, de beurs, 3 schouwburgen enz.
Ook mogen wy het Hotel du Bourgtheroulde
(uit de 16de eenw) met vele reliéfb en de
woningen, waar Jawoenet^ JSoiddieu, Dtdong en
Armand Cairrd het levenslicht aanschouwden,
niet met stilzwygen voorbygaan. Er zyn 6
boulevards, 431 straten en 36 pleinen, onder
welke zich de Oude Markt bevindt, waar
llt
BOUEN-ROÜHER.
Jwmu XAte Terbrand werd, de Nieuwe
BUritt met fonteinen en eene obelisk, het
Stadhuisplein met een bronaen niitentandbeeld
▼an NapdUtm I enz. De bonlevards, in 1770—
1780 giedempte stadsgrachten, omgeven de
onde stad. Hen yindt er voorts een standbeeld
Tan OornêUle op de bmg en een ran Boiddlm
by de benrs. WQders zQn er 36 fonteinen,
eene nienwe waterleiding en koude, Szer-
houdende bronnen, Tot de meestgeliefde wan-
delplaatsen behooren er, bebaWe de boulevards,
de Cours de Ia Reine, 800 Ned. el lang en
net 4 rQen prachtige olmen bepoot, de Square
de Solferino, de Cours Boieldieu, de Avenue
du Mont Riboudet en de Jardin des Plantes. Het
aantal inwoners beloopt er nagenoeg 99000
<1881). ZQ houden sich vooral bedg met han-
del en nQverheid, inxonderheid met katoen-
vgverheid (Rouennerie); in en om de stad bevin-
<len zich 160 katoenspinneryen, benevens eene
menigte weefotoeien. Ook is er een aanzien-
lyke wolhandeL Andere takken van ngverheid
zQn er: zeepziedergen, kaarsengietertfen, styf-
selmakergen, IQmkokerllen, leerlooierUen, sui-
kerrafBnadeiiien, tabakskerverQen, machinen-
fabrieken, scheepstimmerwerven enz. De
voornaamste handelsartikelen aOn er: steen-
kolen, olie, katoen, garens, koffie, wollen
goederen, graan, timmerhout, ooft, wol,
suiker en w0n, en er bestaan verschillende
instellingen ter bevordering van den handel.
De stad heeft, schoon op een afttand van 120
Ned. mQl, in den mond der Seine eene ui^
muntende zeehaven, waar b|} vloed stoom-
booten van 800 ton kunnen binnenloopen. In
1875 zi|n er 1086 uit andere landen komende
schepen met byna 241 000 ton (waaronder 604
stoombooten) uitgevaren en 953 schepen met
byna 223000 ton (waaronder 588 stoombooten)
binnengekomen. Daarenboven zyn er nagenoeg
evensoovele kustvaartuigen uitgezeild en
binnengeloopen. De voorhaven van Rouen is
QuiUeboeuf aan den mond der Seine. — By
de ouden droeg Rouen den naam van Roto-
magus; zy was de hoofdstad der Velocassiërs
en onder Oontianiiin de QrooU die der Provincie
Lugdunensis. In de middeneeuwen heette de
stad Rothomum en Rodamum.In 841 werd zy
door de Noormannen ingenomen, die er rich
in 859 voor goed vestigden. Sedert de 10de
eeuw was zy de hoofdstad van Normandië en
de zetel der Hertogen van dit gewest, zoodat
zy zich sedert Wülem dê Veroveraar onder
Engelsche heerschappy bevond, hoewel ak
een Fransch leengoed. In 1204 werd zy door
jPkiUpput Afigueiuë aan Koning Jan tonder
Lattd ontrukt De Engelschen heroverden haar
in 1419, maar in 1449 kwam zy weder inde
macht van Frankryk. In 1431 werd er de
Maagd van Crléans verbrand. Vooral had zy
veel te lyden in den oorlog der Hugenoten;
deze hielden zich hier genesteld en het ge-
lukte eerst in 1562 aan Kard IX de stad na
eene hardnekkige verdediging tot onderwer-
ping te brengen. Mendrik IV belegerde haar
in 1591—1592 te vergeeft en bemachtigde haar
eerst in 1594 door capitulatie. Zy werd in
1633 door een orkaan en in 1774 doorbrand
grootendeels vernield. Cok veroorzaakte in
1687 het verdryven der Hugenoten haar groote
schade. Den 25Bten Februari 1848 werden er
. by een oploop de Engelsche katoenspinneryen
verwoest, en in April daaraanvolgende hadden
er barrikadengevechten plaats wegens de ver-
kiezingen. Voorts rukte den 6den December
1870 generaal von MaiUenffd er binnen met
een Duitsch legerkorps, en zy bleef in handen
der Duitschers tot aan den 228ten Juli 1771.
Boués (geradbraakten) is de naam^waar-
mede men ^dens het regentschap van Hertog
Phüippe d'OrUane de losbandige genotzoekers
bestempelde. De liederiyke makkers van dezen
Hertog hadden dien aangenomen om zich te
onderscheiden vau hunne bedienden, die pen-
darde (galgenbrokken) werden genoemd. Later
gaf men hem aan alle losbandige aanzieniyken,
en men bedoelt daarmede nog altyd dezulken,
die, verstoken van alle zedeiyke beginselen,
hunne verdorvenheid onder een vernis van
voornaamheid en geestigheid trachten te ver-
bergen.
Bougé (Olivier Charles Camille Emanuël,
vicomte de), een Fransch Egyptoloog, ge-
boren te Parys den Uden April 1811, was de
telg van een oud geslacht, studeerde in de
rechten, maar bepaalde zich hoofdzakeiyk by
de talen, wydde zich sedert 1844 uitsluitend
aan de studie der Egyptische oudheden en
werd in 1849 conservator der Egyptische
verzameling in het Louvre en 4 Jaar daarna
staatsraad in de afdeeUng voor Binnenlandsche
Zaken en voor Openbaar Onderwys. Reeds in
1852 had hy door zyne geschriften zoo groo-
ten roem verworven, dat hy tot lid van het
Jnstituut werd benoemd. Na den dood van
Lenorwufnt (1859) werd hy professor in de
Egyptische archaeologie aan het College de
France en overleed den Isten Januari 1878.
zyne verhandelingen ^n opgenomen in de
„Revue archéologique" en in de „Mémofares"
van het Instituut. Ook vertaalde hy van een
papyrus in het Britsch Museum den voor 3 000
jaar vervaardigden roman: „De twee broe-
ders*' en gaf eene „Chrestomathie égyptienne
(1868)" in het licht.
Bouget de laaie, zie MarteUlaite.
Botilier (Eugène), een Fransch staatsman,
geboren den 30sten November 1814 te Riom,
bezocht het marine-instituut te Angouléme,
studeerde daarna te Parys in de rechten en
werd advocaat te Riom, waar hy na den
dood van zyn oudsten broeder in het bezit
kwam van diens winstgevende practyk. In
1848 nam hy als republikeinschgezind aXge-
vaardigde zitting in de Nationale Vergadering,
maar ging eerlang over tot de rechter zyde,
werd daarna Ud van de Wetgevende Verga-
dering, waar hy zich aan de zyde van Prins
Lodewijk Napoleon schaarde, en zag zich den
31sten October 1849 tot minister van Justitie
en voorzitter van het Kabinet benoemd. Nadat
hy den 26sten October 1851 was afgetreden,
belastte hy zich na den staatsstreek weder
met dezelfde portefeuille, legde haar evenwel
wegens de verbeurdverklaring der goederen
van het geslacht Orlêame den 228ten Januari
1852 neder, werd president van den staatsraad
en aanvaardde het voorzittterschap in de af-
deeling voor wetgeving. Van 3 Februari 1855
tot 23 Juni 1863 stond hy aan het hoofd van
het ministerie van Handel, Landbouw en
Openbare Werken en legde daarby eene groote
bekwaamheid aan den dag. Hy bevorderde
het vryhandelstelsel van Napoleon III tnfXo^
BOUHEB-ROULETTE.
113
het Yerniurde handelstnetast met Eogeland.
Na den dood yan BUlamU werd hQ den ISden
Ootober 1868 minister Tan Staat, belast met
het Terdedigea der Begearingsontwerpen, en
bekleedde dese betrekkfiig tot in 1870. Steeds
was hy bereid, de staatkande der Begeering in
het Wetgevend Liehaam tegen de aanyallen
der oppositie in bescherming te nemen. Torens
▼oegde h0 aioh naar alle kronkelingen der
Napoleontisehe politiek; hQ schroomde niet,
te yerdedigen wat hQ kort te voren met z^n
bemeht ^Jamais" onmogelQk had verklaard ,
en te bestrgden
wat hQ te voren
gebiUUkthad, en
daar b{| heden de
eischen der open-
bare meening het
verderf van
FrankrQk en mor-
gen de kroon van
het constitntio-
neele gebouw
noemde, erlangde
hy grooten in-
vloed bt) NapoUtm
III, ja, maakte
Biohdoordekanst
om lelA de be-
denkeiyke daden
van het Tweede
Eeiierr||kmeteen
stalen voorhoofd
als de verhevend-
ste wQsheid te
fnïlzen, xoo on-
misbaar aan het
Hof, dat OUtoMT
hem den 12den
Juli 1867 den »vi-
ce-keiser** noem-
de. Hy genoot ech-
ter soo weinig
achüng, dat hy
syn geaag by den
aanvang van het
nienwe liberale
tydperk (1869) niet
kon handhaven ;
in Januari 1870
legde hy sgne be-
trekking neder ,
maar werd tot
Toonittervan den
Senaat benoemd
en behield zUn
invloed. Aan het
hoofd van dat li-
chaam richtte hy
den 16den Juli
1870 tot den Keiaer eene zeer oorlogzuch-
tige redevoering. Na den 4den September
b^gaf hy zich naar het buitenland, moest
by de verkiezingen voor de Nationale Ver-
gadering in 1871 tot tweemaal toe de vlag
stryken en werd eerst den Uden Februari
1872 op Corsica btmoemd, waar Alèaiwei
plaats voor hem maakte. Openiyk stelde hy
zich nu aan het hoofd der kleine Bonapartis-
tisehe party en had den 22sten Mei den moed,
het Tweede Keizorryk tegen de aanvallen
van Audiffnt-Patqmaf te verdedigen. Hy be-
XUI.
hoorde er tot de conservatieve groep der Bona-
partisten, die met yver opkwamen voor de
rechten van den Keizeriyken Prins. In 1876
werd hy herkozen, en by de oorlogsverklaring
der drie monarchale partyen aan de Bepubliek
op 16 Mei 1877 stond hy aan het hoofd der
Bonapartisten, terwyi hy voorts na de aftre-
ding van Mao Tliahon zyne rol voor goed had
afgespeeld. Hy overleed den Sden Februari
1884.
Boulades noemt men in de muziek de
op- en afloopende notenreeksen, welke tnsschen
de wezeniyk tot
het stuk behoo-
rende noten ter
versiering worden
aangebracht. By
spaarzaam ge-
bruik en eene
Juiste uitvoering
hebben zy door-
gaans een treffend
effect.
Boulette is de
naam van een ha-
zardspel, waarby
men een toestel
bezigt, die in by-
gaande figuur is
voorgesteld. Hy
bestaat uit eene
ronddraaiende
schyf, die in een
aantal geiyke vak-
ken (gewooniyk
38,nameiykl— 36,
O en 00) is ver-
deeld, welke om
het andere rood
en zwart zyn ge-
kleurd. De schye
draait langs een
iets hoogeren ,
gootvormigen
rand , die naar
haar afbelt en
waarin de bankier
een ivoren bal-
letje doet rond-
loopen, terwyi hy
tevens de schyf
in tegenovergestel-
de richting doet
draaien. BQ het
verminderen der
beweging valt het
balletje op éen
der vakken, en de
kleur en hetnom-
mer van dat vak
Roulette.
besUssen over winst en verlies. Immers op het
groene tafeltapyt heeft men afdeelingen voor
rood en zwart (rouge et nofa*), voor even en
oneven (pair et impiür), voor klein en groot
(manque et passé). Die afdeelingen winnen of
verliezen naar mate het winnend cyfsr rood
of zwart, even of oneven, en onder en boven
de 18 is. Op die afdeelingen plaatsen de spelers
hun inzet Op de nul, de dubbele nul en de
cyfers wordt de inzet by het winnen 86-maal
betaald, en de inzet der niet winnende cyfers
is voor den bankier. Voor den inzet op even
8
114
BOULETTE— ROUSSEAU.
en onereo, rood en Bwart, groot en klein ont-
vangt men êXb winner liet dnbbele. Komt het
bAlle^e in het Tnk der O, dnn Terliesen swart,
groot en even, — komt het op dat der dnbbele
nnl, dan verlieaen rood, klein eaoneren.Ook
bfl dit spel heeft de baakier de gonatigite
Boulez (Joeeph Emanvel GhiBlain), een
nitstekend Belgisch ondheidkundige, geboren
den 6den Febmari 1806 te Nivelles, studeerde te
Lenven en beantwoordde reeds yroeg twee prts-
vragen met sQne eommentationes: «DeCameade
Cyrenaeo (1826)" en «De vita et scriptis
Heraclidis Pontiflcis (1828)". Ka itfne pro-
motie lette htl itjne stndiön voort te Hei-
delberg en te BerlQn, en werd in 1832 hoog-
leeraar in het Grieksch aan het athenaenm
en in 1886 aan de nniversiteit te Gent In
1868 werd ht) administraten^inspectear van
deie instelling, bekleedde dit ambt tot 1878,
en overleed te G^t den 16den Maart 1878.
Hg was lid van de Belgische Académie van
Wetenschappen en sedert 1867 directenr van
de Classe des lettres. Van lyne geschriften
vermelden w|i nog: eene uitgave der „Novae
historiae" van PtóUmaeuê Mepkamtumj —
„Mólanges de philologle, d'histoire et d'anti-
qnités (1838—1844, 7 afl.)", — en „Choiz de
vases peints dn mnsóe d*antiquitós de Lelde
(1864)".
BouBseaiL Gnder deaen naam vermelden
wtJ:
Jêtm BapHiiê Btmêê^om^ een Fransch dich-
ter, geboren te ParQs den lOden April 1670.
Hg was de loon van een schoenmaker, ont-
ving eene lorgvoldige opvoeding, ging in
1688 als page van den Franschen gesant Bo»-
f^pêom naar Denemarken, daarna als secretaris
van den maarschalk Tdüard naar Engeland
en werd onder MomUS bQ de afdeeling finan-
ciën geplaatst Daar men hem voor den ver-
vaardiger hield van eenige onkiesche hekel-
dichten, waarin hooggeplaatste personen wer-
den aangevallen, sag hO lich in 1712 nit
Frankr||k verbannen. Eerst ging htf naar
Zwitserland, waar hff een begunstiger vond
in den Franschen gezant, Graaf Dduc, en ver-
volgens in 1714 met Prins J7i^«fm(t naar Wee-
nen. Na verloop van twee Jaren kwam htf weder
onder verdenking van het vervaardigen van
hekelr||men en moest ook laatstgenoemde stad
verlaten, waarop hg na het overladen van
Lodewifk XIV naar Par^s terugkeerde. Daar
men intossohen weigerde, zyn proces aan eene
herziening te onderwerpen, vertrok hU in 1721
naar Londen en nadat hfl voorts s)|n ver-
mogen b0 de handelmaatBohappQ te Ostende
verteren had, leefde hy te Brnnel van den
onderstand van eenige vrienden, en overleed
in de nabffheid dier stad, te Genette, den
17den Maart 1741. Zgne „Gden" werden in
z^n tgd zeer geroemd, en Amait bezorgde in
1820 eene volledige nitgave van ztjne werken
in 5 deelen.
Jetm Jtteqnm Mousseau, éen van de ver-
maardste en invloedrUkste Fransche schr||vers
der 18de eenw. HU werd geboren te (s^ëve
den 28sten Jnni 1812. Z0ne moeder, de doch-
ter van een Protestantsch predilLant, stierf
bO zyne geboorte en zt|n vader, een onbe-
middeld unrwerkmaker, leerde hem reeds
vroeg lezen en gaf hem naast enkele weten-
sehappel|ke werken alleriei romans !n handen.
Vooral echter gevoelde de Jeugdige Momiteam
zich geboeid door de levensbesohrSvingen van
Fïmimrekmtj en daardoor ontwaakten in zVn
binnenste liefde tot de vrgheid en bewonde-
ring van groote daden, terwVl tevens zQne
verbeelding niet weinig geprikkeld werd. Toen
zQn vader wegens eene zaak van eer de vlocht
moest nemen, kwam de zoon bff een predi-
kant, LamiêreUr genaamd, waar hO gelukkige
dagen doorbracht, doch wegens eene ten on-
rechte hem toegediende tuchtiging werd hQ
opgenomen in het huis van zQn oom Bêmttrd,
AiuivankelOk zou hQ zich nu op de kennis
der rechtsgeleerdheid toeleggen, maar toen het
bleek, dat htf daarvoor ongeschikt was, kwam
hfl in de leer bQ een graveur. Hier zonk htf
onder den invloed van verdorvene makkers
allengs dieper, zoodat hQ zich zelfé aan dief-
stal schuldig maakte en eene harde behande-
ling van ^n meester te verduren had. Na
verloop van eenigen t0d nam hU de vlucht,
doolde rond in de naburige dorpen en bereikte
eindeigk Consignon in Savoye, waar de pas-
toor hem met welwillendhdd bejegende en
aan mevrouw dê Waremt te Anneey aanbeval.
Deze, eene dame van fyne beschaving en van
een bevallig voorkomen, maar tegelUk van een
zwak karakter en wulpschen aard, was haren
in Waadtland wonenden echtgenoot ontvlueht
en tot de B. Katholieke Kerk overgegaan,
waarna zy — tegen een Jaargeld van 2000
francs — zich beijverde, proselieten aan dat
Kerkgenootschap te bezorgen. De 16-Jarige
Bauuêom werd eerlang door haar geboeid, in
een bekeerlingenhuis te TurOn in het B. Ka-
tholieke geloof onderwezen en tot den schoot
der moederkerk gebracht. H0 koesterde de
hoop, dat men bt) z||n overgang tot het B.
Katholiek geloof ook verder voor hem zorgen
zou, doch hy ontving na het voleindigen der
plechtigheid slechts eene kleine somme gelds
en werd daarmede aan zyn lot overgelaten.
Hy bevond zich dus radeloos in eene vreemde
stad onder vreemden. Eene soldaten- en eene
koopmansvrouw ontfermden zich over hem en
bezorgden hem eene plaats als bediende in
het huis van eene adeliyke dame, na wier
dood hy eene dergeiyke betrekking aanvaardde
by Graaf de Chtuxm^ eerste stalmeester dea
Konings. Toen men aldaar by toeval zyn aan-
leg en zyne bekwaamheid ontdekte, zocht een
bloedverwant van den Graaf, de abbó de Qau-
mm, voor zyne verdere ontwikkeling te zorgen
en onderwees hem in de Latynsche taal. Doch
ook hier was het verbiyf van Bom$$eau niet
van langen duur. Met een lichtzinnigen land-
genoot trok hy de wyde wereld in, terwyi
een draaiorgel in beider onderhoud moest
voorzien. Zoo bereikten zy Anneey, waar
Bamêêou weder een bezoek bracht aan me-
vrouw dê Waremt, Deze overreedde hem, om
zich tot geesteiyke te bekwamen; hy bezocht
nu een theologisch seminarium, waar het
verbiyf hem echter verbitterd werd door de
gestrengheid van den leeraar, en daar hy
groote neiging gevoelde tot de muziek, deed
zyne beschermster hem onderwys geven door
den muziekmeester Le Mattre, Toen deze
voorts wegens botsing met de geesteiykheid
de wyk moest nemen, vergezelde Bowseam
hem tot Lyon, vanwaar hy naar mevrouw
BOUSSEAU.
116
êê Warmu tenigkaerde. ZQ was echter
vit Anneey vertrokken, en nn begaf hff
ilefa op goed geluk naar Zwitserland, kwam
er by een (aooals hy lich noemde) Griek-
•ehen patriarch als tolk in dienst, was eenl-
gen tgd mnziekonderwtlaer te Lansanne en
te Nrachfttel en hervond eindelQk te Cham-
béry mevronw de Waren», Eerst poogde hy
als Bchryver en mosiekmeester in zyn onder-
houd te voonien, doch daarna leefde hy op
kosten van' mevrouw de Wairmuj met wie hy
het landgoed Anz Charmettes by Chambóry
betrok xonder lyn voormaligen swerfltist aan
banden te leggra. Tossehen die beiden bestond
intosschen meer dan eene wofte liefdeebetrek-
king. Te vergeeft poogde hy het gedrag te be-
stnren der lichtzinnige vronw, die lu»r vermogen
in tafafke dwaie ondernemingen verkwistte.
Hy werd nek van verdriet en verveling en be-
zocht in 1737 de baden van Montpellier. Gedo-
rende die reis kwam hy in betrekking met aan-
zieniyke, maar aedelooze vroawen, en toen hy
naar mevrouw de Warmu temgkeerde, vond
hy zyne plaats bezet door een fHsenr. zyne
voormalige beminde deed hem voorstellen,
maar JBo«mmm, wiens zedeiyk gevoel nog
niet geheel was uitgedoofd, wees ze van de
liand, verliet haar huis en begaf zich als
hnisonderwgser naar Lyon. Intusschen had
hy zich niet alleen op de hoogte gehouden
der Fransehe letterkunde, maar zich ook op
de wiskunde toegelegd. Hy had de werken
doorsnuffeld van Budidet, Locke, LeibniZf
Deeearteê en MdUbranéhe^ gevoelde de begeerte
ontwaken om zelf als sc£ryver op te ^eden,
en besloot naar Parys te gaan en aan de
Académie een nieuw ontwerp voor te leggen
ter vervanging van muzieknoten door getallen.
Hy voerde dat voornemen uit in 1741. Hoe-
wel hy zyn stelsel geen ingang kon verschaffen
by de Académie, werd hy toch opgenomen
in den kring van beschaafde mannen en vrou-
wen, zoodat hy in kennis kwam met Dideraty
d'AUmberiy Voliawe^ Fomtenelle^ Martvaux
enz. Nu werd hy secretaris by Graaf de Mon-
M^, Fransch gezant te Venetië; doch de
eigenzinnigheid en gierigheid van dien Graaf
waren oorzaak dat hy na 18 maanden naar
Parys terugkeerde, om zich door middel van
zyne pen het noodige te verschaffen. Nadat
hy eenigen tyd artikels over muziek in de
„Encyclopédie," geleverd had en vruchteloos
by val had zoeken te verwerven op dramatisch
Sbied, viel hem in 1749 eene prysvraag in
nden, uitgeschreven door de Académie te
Dyon en aldus luidende: „Of de herleving
der wetenschappen en kunsten een gunstigen
invloed hadden gehad op de verbetering der
zeden?*' Samtêeau schreef daarop een ontken-
nend antwoord en wist uit de geschiedenis
aan te wyzen, dat de herleving der weten-
schappen overal en altyd hand aan handwas
gegflian met toenemend zedebederf. Dit gevoe-
len wist hy op zoo eigenaardige wyze te be-
vestigen en met zulk eene schitterende wel-
sprekendheid te bewyzen, dat de Académie
hém een prys toekende en zyn naam eerlang
genoemd werd onder die der vermaardste
Fransehe schryvers. Zyn „Discours" gaf aan-
leiding tot het ontstaan van talryke wedr-
leggfaigen; men overlaadde hem met bezoeken
en hy werd algemeen bewonderd en gevierd.
xni.
Het bericht, dat zyn antwoord bekroond was,
maakte op zyn gemoed een diepen indruk.
Hy nam het ernstig besluit, aan de deugd
getrouw te biyven, zich uit den kring der
losbandige aanzieniyken te verwyderen en
zich by de studie te bepalen. Hy werd in dat
voornemen bevestigd door eene ziekte, welke
hem omstreeks dien tyd aantastte. Hy trok
alzoo zyne zyden kousen uit, legde zyn de-
gen af, verkocht zyn uurwerk en droeg eene
ronde pruik. Voorts gaf hy zyne „Lettre sur
la musique" in het licht en wilde zyne krach-
ten wyden aan de muziek, daar zyn drama:
„Narcisse" geen byval gevonden had. Zyne
opera: „Le devin du village (1762)" werd
toegejuicht, en byna had dit voorrecht, alsmede
de loftuiting van Lodew^k XV, hem doen
wankelen in zyn besluit Hy overwon echter
deze weifeling, wees een Jaargeld, hem door
den Koning aangeboden, van de hand, zond
aan de markiezin de JPompadour eene aan-
zieniyke som terug, die ^ hem voor het
aftchryven van muziek had doen toekomen, en
begaf zich met de zeer weinig ontwikkelde
JÜnrèse Levaeeewr naar Genéve, waar hy
tot de Protestantsche Kerk terugkeerde en
het burgerrecht, hetwelk hy door ^ne vroe-
gere gelooAiverzaking verloren had, herkreeg.
Met genoemde T%erète had hy kennis ge-
maakt te Parys, onmiddeliyk na zyn terug-
keer uit Venetië. Schoon niet wettig gehuwd,
leefde hy met haar als in echteiyken staat en
bracht hare kinderen naar het vondelingenge-
sticht, oordeelende, dat zy ddar eene betere
opvoeding zouden eriangen, dan hy hun be-
zorgen kon. Ook bezocht hy Savoye, waar
hy een groot gedeelte van zyne Jeugd had
doorgebracht. Hy vond er mevrouw de Waretu
ter prooi van armoede en ellende, zoodat hy
haar zooveel mogeiyk ondersteunde. Te Cham-
béry, waar hy genümen tyd vertoefde, schreef
hy eene verhandeling over het ontstaan der
ongeiykheid onder de menschen. Dit „Dis-
cours sur Torigine et les fondaments de Tiné-
galité parmi les hommes (1768)", een ant-
woord op eene door de Académie te Dyon
uitgeschreven prysvraag, geeft ons den sleutel
in handen tot zyn verdere werkzaamheden
als schryver en verkondigt reeds de sociaal-
democratische denkbeelden van onzen tyd.
Soueeeam wilde de menschen brengen tot een
natuuriyken toestand door de vorming van
een democratischen Staat, ~ geenszins tot
een denkbeeldigen, ruwen natuurstaat Hy
trad op als pleitbezorger der natuur; — van
nature zyn alle menschen geiyk, en om die
reden vorderde hy de republiek. Nu schitterde
zyn roem met nieuwen glans: men vergeleek
hem als denker met Momiêequieu en als proza-
schryver met VóUaiire, Op dringende uitnoo-
diging keerde hy in 1766 naar Frankryk terug,
waar hy overal met groote toejuiching werd
begroet. Daar hy echter een afkeer had van
de levenswys der aanzieniyken, deed zyne
begunstigster, madame d'Spmay, in hetbosch
van Montmorency eene kleine woning voor
hem bouwen, de vermaarde „Hermitage".
Déar bracht hy ongeveer 2 Jaren in eenzaam-
heid door en daania schreef hy in Montmo-
rency zyne beste werken. Het eerste van deze
was: „Julie, ou la nouvelle HelolïM (1766)",
dat schier verslonden werd en onderscheidene
8*
116
BOUSSEAU.
Asvolgiogen deed ontstaan. Het tintelt van
hartstocht en diep gevoel en bevat fraiüe be-
schrOvingen van nataurtafereelen, vooral van
het Meer van Qenève. De „Nieuwe Helolto'*
behoort tot de boeken, die een verbalenden
invloed oefenden op de wereldgeschiedenis,
daar zj), op het gevoel werkende, aan de
revolationaire beweging der 18de eenw ook
die gemoederen deden deelnemen, welke door
den spot van VoUairt duurvan waren ver-
vreemd. Zjj luisterden naar de ernstige taal
der waarheid, waarmede Eougseou lioh venette
tegen de ontaarding en de geknnsteldheid van
den maatschappelOken toestand, ontwaarden
in het aantrekkelijk gewaad van den roman
de diepe verdorveiüieid des volks en gevoelden
het verlangen naar het goede en edele, naar
eene doortastende hervorming van het dage-
lyksch leven aan de hand van den wegsle-
penden verhaler, die in de liefdesgeschie&nis
van 8t, Freuw en JuUe een „Hooglied van
den hartstocht'* leverde. De „Nieuwe Hólolse''
is tevens de eerste moderne roman. De mis-
leidende ontleding van het gevoel der liefde,
van hare vreugde en smart, de nauwkeurige
voorstelling van de bysonderheden dier be-
trekking, de welsprekende geest der lel&ucht,
die lich by alle afdwalingen en ondeugden
steeds in een verheven licht weet te plaat-
sen, — - dit alles behoort tot het wesen van
den modernen roman. Drie Jaar later sond hy
zyne beide andere hoofdwerken: het„Contrat
social** en den „Emile, ou de Téducation"
in het licht. In het „Contrat Social'\ de
grondwet der moderne democratie, vereenigt
hy de draden, in de beide prysantwoorden
gesponnen, tot een radicaal stelsel Hy poogt
de beginselen van een redematigen regeerings-
vorm vast te stellen door de menschen te
nemen, zooals ly syn, en de wetten, aooals
zy moesten wezen. De grondslag zou dus
een maatschappeiyk verdrag moeten zyn,
waarby ieder zich Jegens allen verbond, door
als het ware zich zelven en zyn bezit aan
den Staat af te staan. Anders toch kan men
den rechtsstaat niet verklaren, daar er oor-
spronkeiyk geen recht van den sterkere en
geen recht tot het houden van slaven bestaat.
£r moest derhalve geiykheid wezen van alle
staatsburgers, daar zy by hunne vereeniging
hetzelfde, nameiyk hunne natuuriyke vryheid,
hadden ten offer gebracht; uit die geiykheid
ontstaat voorts de burgeriyke vryheid zoodat
geiykheid en vryheid onafiBcheideiyk verbon-
den zyn. De souvereiniteit is het eigendom
des volks, en de wet de uitspraak van den al-
gemeenen wil; de souvereiniteit is onver-
vreemdbaar en ondeelbaar, en de algemeene
wil kan niet dwalen. Met geiykheid bedoelt
Eoutteau intusschen niet, &X alle personen
geiyk zullen zyn in macht en rykdom:hy wU
slechts, dat de macht niet in geweldenary
ontaarde, maar binnen de perken der wet
biyve, en, met betrekking tot den rykdom,
dat niemand zoo veel bezitte, dat hy zyn
evenmensch kan koopen, en niemand zoo
weinig, dat hy genoodzaakt is, zich te verkoo-
pen. Dit „Contrat sociai'* baarde geweldig
veel opzien: de ingezetenen van Polen en van
Corsica richtten tot Rtmuecm zelfs het ver-
zoek, eene grondwet voor hen te ontwerpen.
Hoewel hy hieraan geen gehoor gaf, schreef
hy toch: .Lettres sur la lègislation des Cor-
ses** en „Considéraiions sur Ie gouvernement
de Pologne (1778)**. Van meer belang is zyn
„Discours sur réconomle politique*', in 1765
in de „Enoydopódie** opgenomen, waarin hy
de volkshuishoudkunde niet, evenals Snntk^
Sajf enz., beschouwde als de leer Tan het
voortbrengen, het behouden en het verdeelen
van den rykdom, maar als die van het v^yze
en wettige staatstsbestuur, tot het algemeen
welzyn werkzaam, waarby hy ook reeds twee
eischen derhedendaagsche socialisten, nameiyk
eene progressieve belasting en onderwys van
Staatswege, op den voorgrond stelt Zyn meeet-
beroemd geschrift, nameiyk „Emile**, over
de opvoeding handelend, verscheen in 1762.
Het heeft den vorm van een roman, waarin
een knaap naar de beginselen van Bousieau,
die trouwens, zooals wy zagen, zyne eigene
kinderen verzaakte, wordt opgeleid tot aan
den volwassen leeftyd, waarin hy kennis maakt
met een mei^e, dat naar dergeiyke grondstel-
lingen werd opgevoed. Zyne opvoedkundige
hoofdregels zyn vooral, dat de kweekeling door
voorbeelden leeren moet en dat hy onder de
leiding van den opvoeder zelf moet zoeken
en vinden. Hy wil JSmiU vormen tot een na-
tuuriyk, zelfiBtandig denkend, gevoelig, krach-
tig, Uverig en deugdzaam mensch. Hy is een
vyand van het werktuigeiyk van bulten leeren.
Zelfis wil hy den knaap gedurende den kin-
deriyken leeftyd niet met godsdienstonderwys
vermoeien, omdat het kind nog niet geschikt
is een denkbeeld te vormen van God en de
wereld. Anders is het, volgens Sauuea»^ met
de meines; deze wil hy reeds vroeg doen
deelnemen aan het godsdienstonderwys, omdat
zy, volgens zyne meening, niet bestemd zyn,
om zelflitandig over dergeiyke zaken te oor-
deelen. Smtie moet niet alleen algemeene
kennis verwerven, maar ook arbeiden en
hiertoe éen of ander handwerk leeren. Over
het geheel wyst Mouneau er op, dat eerlang
groote veranderingen zullen plaats grypen in
de Europeesche maatschappy, zoodat het ge-
raden is, dat niemand op zyn rykdom, maar
ieder op eigen kracht vertrouwe. Groote op-
schudding baarde voorts de in den „Emile**,
voorkomende „Confession de foi d*un vicaire
savoyard**, waarin de schryver in verhevene
bewoordingen een natuuriyken godsdienst ver-
kondigt Op uitnoodiging der gemalin van
den Maarschalk de LuxtmbowTs/ betrok voorts
Rouêêeam met zyne Therèsê eenige vertrekken
van haar kasteel en sleet er, afgezonderd van de
wereld, zeer gelukkige dagen. Dit voorrecht
evenwel was niet van langen duur, want de
talryke vyanden, die hy door zyn „Contrat
sociar* en door bovengenoemde „Qelooftbe-
lydenis** had wakker geschud, spanden samen
tot zyn verderf. Reeds den 9den November
1762 nam het Parlement te Parys het besluit,
den „Emile** te verbranden en den vervaar-
diger van dat boek in de gevangenis te wer-
pen. lUmaeam moest derhalve de vlucht nemen.
Op het gebied van Bern waande hy zich in
veiligheid, doch daar de aartsbisschop van
Parys een herderiyken brief tegen hem uit-
vaardigde en het gemeentebestuur te Genève
den „Emile** door beulshanden deed verbran-
den, gaf de Begeering van Bern hem te kennen,
dat hy het land zoo spoedig mogeiyk moest
BOÜSSEAU— ROÜSSET.
117
OBtroimen. liomitmm vond daarop eene wQk-
plaatB in het Pniiaiaelie eanton Neacbfttel,
waar de gonvenieiir, Lord Kèiihj hem met
welwillendheid bejegende. HQ vestigde lieh
in het dorp Moitien in den Val de Traven
en sehreef vanhier een brief aan den Aarts-
biaehop van FarVs en aan den eeraten Syn-
dicQS der repnbliek Oenöve. In deien laatste
deed hQ afttand van lyn burgerrecht en Joeg
daardoor de bnrgers der stad en den Grooten
Baad in het harnas tegen den Kleinen Baad,
die hem op eigen geiag veroordeeld had.
Daarop versehenen nog het strydsehrift: y^Bons-
aean k Christophe de Beanmont, archevéqoe
de Paris*' en de beroemde „Lettres de la
Montagne*\ waarin hQ de gelooftvrgheid in
bescherming nam tegen de leerbegrippen der
Kerk en tegen de willekenr der politie. Daar-
door echter klom de toom lyner vQanden.
Z8 wisten den Protestantsehen predikant van
MoitierB over te halen, de misstappen van
Botumm openlflk van den kansel aan de ge-
meente bekend te maken en haar tegen hem
op te hitsen, loodat de dweepsieke gemeente-
naren sOn hnis vernielden en hem uit het
dorp verdreven. Nu nam hQ de wSk naar het
Peterseilaad in het Bieler Meer, doch daar
dit tot het eanton Bern behoorde, sonden de
Patricita van Bern hem het bevel, naar
elders te verhniien. Daarop deelde Lord ITeUh
hem mede, dat het aan lYedêrik II, die hem
als een onafhankelOk ondenoeker der waar-
heid hoogachtte, niet onaangenaam son zQn,
aoo hH sieh naar Potsdam begaf. Aanvanke-
IQk wilde de balling daaraan gehoor geven,
doch toen hy te Straatsburg eene nitnoodiging
van Buwtê ontving, om sich naar het land-
goed van deien te begeven, vertrok hQ met
een brief van vrdgeleide, hem door een vriend
besorgd, over Par§s naar Engeland. Niet lang
echter dmirde de harmonie der beide w|fs-
geeren, want Simê was een kond verstande-
menseh, terwtjl de Qdele Jtouuêom met sgne
eigene denkbeelden dweepte. Toen voorts Lord
Waipolê een verdichten brief van den Koning
van Pmisen aan Eauêteam openbaar maakte,
kwam deie, die door veelvondige vervolgin-
gen achterdochtig was geworden en meende
dat J7«flM met stjne vtlimden heulde, in vol-
slagen onmin met s||n gastheer. Sedert 1767
woonde h0 weder in Frankrgk , waar hg
onder voorwaarde, dat hg niets tegen den
heersehenden godsdienst en tegen de Regeering
schrgven sou, oogluikend geduld werd, en h0
woonde hg afwisseling te Bourgoin, Monquin
en Trye. In laatstgenoemde plaats trad hg
onder den naam van Bêmm met Tkêrèie in
het hnweigk. Nadat hg eindeigk in 1770 ver-
gunning had verinregen. naar Pargs terug te
koeren, vestigde hg er iich in de Boe Platrière
(welke thans ign naam draagt) en voltooide
aldaar op58-Jarigen leefigd i4|ne „Confessions**,
waarin hg voorgaf met onverbloemde, hier
en daar het gevoel • kwetsende oprechtheid
de geschiedenis van zgn geheelen levensloop
te lullen mededeelen, maar waarin hg uit louter
gdelbeid sich aehren nu eens misgrepen toe-
dichtte, waarvan hg vreemd was, dan weder
werkeigk begane overtredingen in een valsch
licht voorstelde. In een lang Armenisch gewaad
en in eene swaarmoedige stemming wandelde
hg in die dagen onder de Pargzenaars rond,
hield sich beiig met musiek en knddkunde,
schreef: „Lettres sur la botanique**, — „Dia-
logues'*, ens^ dichtte eenige fhutie romances
en voorsag door het aftecfirgven van musiek
in sgn onderhoud, totdat hg in Mei 1778 van
den Bfarkies de Oirardin de uitnoodiging ont-
ving, te Ermenonville bg Pargs een buitenver-
bigf te betrekken. Hier overleed hgplotseigk,
nadat hg van eene wandeling was terugge-
keerd, op den Sden Juli van laatstgenoemd
Jaar, — volgens sommigen door eigen toe-
doen. Zgn stoffeigk overschot werd in het
park van Ermenonville op het Populiereneiland
begraven, zgn standbeeld echter werd gedu-
rende de Groote omwenteling in het Pantheon
geplaatst, en xgne landgenooten deden op het
Rouflseau-eiland bg Genève een levensgroot
standbeeld verrgsen. Van sgne versamelde
werken zgn ui^^ven beaorgd door Feyroim
(1782—1790, 86 doelen) met de „Genvree
posthumes (1782-1780, 12 dln)*\ door RaekelU
(1865, 13 dln) en anderen. Nog verschenen
van hem: „Oeuvres et correspondances in-
ödites (1861)" door Streokeitêm-MauÜtm. Hg
schreef ook nog eene „Dictionnaire de mu-
sique (dl 1 en 2, 1767)" en het melodrama:
„Pygmalion", benevens eenige liederen en
romances onder den titel: „Les consolations
des misères de ma vie". Zgne talrgke brieven ^
sgn niet alleen belangrgk voor de geschiedenis
van sgn leven, maar ook voor die van sgn tgd.
De verbalende invloed, door dien man, eigenigk
niets meer dan een schitterend dwaallicht, op
tgdgenoot en nakomeling uitgeoefend, behoort
trouwens tot de opmerkeigkste psychologische
verschgnselen.
Tkêodore Mouêtêou, een uitstekend land-
schapschilder, geboren te Pargs den 15den
April 1812. Hg was een leerling van BmoMd
en van OuUUm-Letkère, verkreeg op de We-
reldtentoonstelling van 1867 de groote gouden
medaille en overleed te Barbizon den 22Bten
April 1867. Met Dtipré is hg de schepper van
het paysage Intime. Zgn „Bosch van Fontai-
nebleau bg zonsondergang" is een der firaaiste
doeken van het Luzembourg.
Bousselaere, eene stad in de Belgische
provincie West Vlaanderen, aan de Mandelbeke
en aan den spoorweg van Kortrgk naar Brugge,
heeft een fraai stadhuis, eene deftige hoofdkerk,
onderscheidene katoen-, cichorei- en vlasfh-
brieken, veel handel en ruim 16 000 invroners.
Bousset (Camile Fóliz Michel), een
FrauBch geschiedschrgver, geboren te Parg»
den 16den Februari 1821, werd in 1841 leeraar
aan het college St Louis aldaar, in 1848
professor te Grenoble, in 1845 aan het Lycée
Bourbon (later Lycée Bonaparte) te Pargs.
in 1864 historiograaf en archivaris van het
ministerie van Oorlog, vergeielde in 1870 het
hoofdkwartier van het Bgnleger en werd in
1871 M der Académie. Hg schreef: „Précis
d*histoire de la revolntion fran^aise (1849)", —
„Histoire de Louvois et de son administration
politique et militaire (1861—1868 4 dln; 8de
druk, 1864)", een uitstekend werk, 3 Jaar
achtereen door de Académie bekroond. —
„Le eomte de Gisors 1798—58 (1868)*\ —
„Les volontaires de 1793 (1872; 8de druk,
1874)", -- „La grande armee de 1813 (1871)",
— „Histoire de laguerredeCrlmée(l877)^—
„La cooquéte d'Alger (1880)", — en „Clorrespon •
118
BOUBSET— BOTEBEDO.
daiiee de LoakXYetdaiiiaréolialdeNoiiaillei
(1885, 2 dln)".
Boussillon, eene yoormalige Fnuiiohe
provincie, tiuMchen Limgoedoc en de Middel-
landBohe Zee, de Pyreneeën en het graaüwhap
Foix gelegen, vormt thuiB ongeveer bet de-
partement Pyrenóee OHentalee. Hare hoofdstad
was Perplgnan, en zQ ontleende haren naam
aan eene rivier en aan de onde hoofdstad
BoBoino. In 50 voor Chr. veroverden de Bo-
meinen het land en behielden het tot 462,
toen sy door de West Qothen verdreven wer-
den. In 720 werd het ingenomen door de
Santceenen, doch deie moeeten bet in 759
prQs geven aan JPijMu dê Korie^ die het b0
Aqnitaniö voegde. Kmrd de Chroaiê deed bet
hestoren door eigen Graven; de eerste van
deien was Chmeelm, en hnnne waardigheid
werd in 915 erfeiyk. Na bet uitsterven van
bet Qrafeltik Hnis (1168) verviel het graaftohap
volgens een testament van 1172 aan Mfontm
IIj Itoning van Aragon, maar bleef onder
de leenbeerschappO van Frankrijk. Mfomui
verleende het in 1185 met CSerdagne aan lyn
broeder SoMcko. Voorts deed Lodewiji IX in
1258 afttand van zQne soavereiniteitsrechten
op BooBsillon. hetwelk nn geplaatst werd
onder de leenheerBchappy van Aragon. Toen
nn Jacebui JI, een lOon van Smutho^ in
venet kwam tegen zyn leenheer, werd Bons-
sillon als een vervallen leen met Aragon ver-
enigd en bleef in dien toestand tot aan J<mJJ.
B0 den opstand van Barcelona verpandde J<m
BoQSsillon aan Lodew^ XI van Franfaryk
(1462). De ingezetenen kwamen tegen laatst-
genoemde in verzet en werden bierbll door
de inwoners van Aragon ondersteand. Niette-
min veroverden de Franschen in 1478 Per-
pignan en hielden Boossillon in bezit, totdat
in 1498 Kcutd VIII bet vrUwillig overgaf
aan Ferdimmd II van Aragon. Het graaftohap
bleef nn bg SpaiUe tot 1642. In dat Jaar
maakte Loiêwijh XIII zich meester van Per^
pignan en tevens van het geheele land, en in
1659 bg den Vrede der Pyreneeön werd éen
en ander aan Lodew^k Xir afgestaan. Sedert
dien tgd behoort het aan Frankrgk.
De noiinmi van BaustUUm^ meestal rood van
kleor, zgn vol vaar, en sommige soorten,
zooals de maskaatwyn Bivealtes, behooren
tot de beste, die Frankrgk oplevert Vooral
ook wordt de roode Grönaohe geroemd.
BotiBtftn, een Fninsch diplomaat, geboren
in 1886 te La Ciotat (departement Bouohes
da Bh6ne), bevorderde met veel beleid te Smyr-
na, Caïro, Damascas, in Palaestina en te Alex-
andrië de belangen van zQn vaderland. lo 1874
werd hg consul-generaal en chargé d'aflUres
te Tunis en verkreeg er — vooral tegenover
zgn mededinger, den Italiaanschen consul
Maceio — groeten invloed, zooals bleek uit
de gebeurtenissen van 1880 en 1881. Het ver-
drag tusschen Frankrgk en Tunis bezorgde
hem hier ter plaatste eene schier onbeperkte
heerschappg. Inmiddels was hg er door de
Fransche Begeering tot gevolmachtigd mi-
nister benoemd. De beschuldigingen, voor
Moekêfort in den „Intransigeant*' tegen hem
ingebracht, noopten hem om in persoon te Pa-
rgs voor de rechtbank te verschgnen, maar
de besoholdigde werd in het geigk gesteld.
Wöl vertrok Bouitam weder naar Tunto, maar
hg werd wegens het afkeurend oordeel, door
velen over den oorlog aldaar uitgesproken,
in Februari 1883 tot gezant te. Washington
benoemd.
Bout is een Engelsch woord, dateigenigk
MMRéMTo^^ of oploop beteokent, maar sedert
bet begtai der 18de eeuw gebezigd werd van
de groote ^assemblóes** der aanzienigken. Thans
evenwel is het weinig in gebruik.
Bouüne, afkomstig van rouié (weg), is
een woord, dat men door w^kommi zou kun-
nen vertalen. Gewoonigk wordt daarmede eene
a^ece vaardigheid aangeduid in éen of ander
wei^ of bed^f^ — eene vaardigheid, welke
niet zoozeer door theoretische studie als door
practische oefening verkregen werd.
Bouvier (Maurice), een Fransch minister,
geboren te Aix den 17den April 1842, studeerde
in de rechten en vestigde zich als advocaat
te Marseille. Hg behoorde tot de republikeinscbe
partg, bestreed het Eeizerigk Bewind en werd
in 1870 secretaris-generaal van het department
Bouches dn Bh6ne. Het volgende jaar zag hg
zich gekozen tot lid van de Nationale Verga-
dering en voegde er zich bg de linker zgde.
Als verslaggevw omtrent de organisatie der
rechterigke macht in Egypte behartigde hg
met gver de belangen van Frankrgk. Sedert
1870 is hg lid van de Kamer van Afgevaar-
digden, zag zich door den laster vervolgd en
werd in November 1881 minister van Koop-
handel en Koloniën. Beeds den 26sten Januari
des volgenden jaars legde hg evenwel de por-
tefeuille neder, om zich daarmede wederom
te belasten in het Kabinet JWry van 18 Oc-
tober 1884 tot 80 Maart 1885. Hg behoort
tot de warme verdedigers van den vrgen
handel.
Boux (Karl), een verdiensteigk schilder
en een zoon van Jacób Wükdm JEUmx (geboren
in 1771 en overleden in 1831), die zich des-
geigks als een bekwaam schilder en graveur
heeft bekend gemaakt, aanschouwde het
levenslicbt te Heidelberg den 15den Augustus
1826, bezocht in 1844 de académie te Dttasel-
dorf, voorts te München, Antwerpen en Pargs,
woonde vele jaren te Karlsruhe en bevindt
zich sedert 1868 te Minchen. Aanvankeigk
schilderde hg historische genrestukken in den
trant van Wouw&muuu^ zooals: „Vluchtende
ruiters", — „Toon^l uit den Dertigjarigen
Oorlog" enz., bepaalde zich vervolgens bg de
idylle en schilderde tafereelen uit de werken
van CHsthe en bracht in den laatsten tgd
vooral rundvee op bet doek. Hg wordt geroemd
wegens zgne oompositie, zgne correcte teeke-
ning en zgn natuurigk koloriet.
BoTeredo, eene districtshoofdstad in Tyrol
met een zeUMandig gemeentebestuur, ligt aan
den mond der Leno en aan de Etsen (Adige),
alsmede aan den spoorweg van Bozen naar
Verona. Men heeft er eene rechtbank, eene
Kamer van Koophandel, 2 voorsteden, eenige
firaaie straten, ondw welke de Corso Nuovo
met een aantal fraaie gebouwen den eersten
rang bekleedt, 7 openbare pleinen, evenzoo-
vele kerken, een oud kasteel, een paar kloos-
ters, een gymnasiom, eene reaalsdiool, een
schouwburg, eene Académie met eene goede
bibliotheek en nagenoeg 10000 inwoners. Deze
stad is de hoofdzetel der zgdesplnnerg in Tjrrol
en bezit ook onderscheidene andere flibrleken.
BOYBBEDO— BOTAABDB.
119
Niet ver Tmadiwr Ugt laera, bekead wegens
iUb oitmiiiiteBden wOn.
BoYlgno of Trmi§no^ eene eted in Istrië
aan de Adriatisehe Zee en het eindpunt van een
sytak Tan den q^oorweg van DiTasn naar
P<ria, ia de aetel van eenereehtbank, yan eene
Kamer van Koopliandel ens. en beiit eene
fraaie domkerk, een klooetar, onderselieidene
Bckoopetimmerwerven en ongeyeer 10000 in-
wonen. Tot de middelen yaa iMStaan liehoo-
ren er inaoaderiieid: handel en scheepvaart,
viatcherQ, besohnitbakkerg , het verbonwen
van wtfn en olf|venoUe enz. In de liaven
deaer stad ^n in 1875 binnengeloopen 2866
aehepen met eene laadruimte van 1668S0ton.
BoYigo, eene Italiaansehe provincie op
Yenetiaaaech grondgebied, ligt aan de Adria-
tiseke Zee en is voor toverige omgeven door
de provinciën Ferrara, Yerona, Kantoa.
Padna en Yenetl9. Zy telt op 86,1 Q geogr. myi
mim 218000 inwonen (1881). De bodem bestaat
er nit vlakke, aUnviale gronden, die flanw
afbellen naar de lee en van de Po en de Etseh
(Adige) en van onderscheidene kanalen door-
sneden iQn, terwOi lich hier en daar groote
moerassen bevinden, die er het klimaat on-
gesond maken. Door l>edtfkittg der rivieren
keeft men er de waarde van den grond aan-
merk^k verhoogd. De voornaamste voort-
brengselen 80n er maXé, graan, rtfst, hennep,
wifn en moerlieiiënlM>omen.
De evenaoo genoemde Aoo/Utioi, aan de Navi-
gUo Adigetto en aan den spoorweg vanPadoa
naar B<^ogBa gelegen en slechts gedeiBltelUk door
gesloopte ringmnren omgeven, prQkt met een
onden burcht, met een Yenetiaanschen Idokke-
toren, met een onvoltooiden Dom, met eene
koepelkerk, met een stadhuis, alwaar sich
eene veraameling van schilderden bevindt, en
met 2 sohoawburgen. Zy is de letei van een
profeet, van een bisschop (van Adria), van
een gerechtshof en van eene Kamor van Koop-
handel en heeft een gymnasium, een bis-
sehoppeiyk seminarinm met eene bibliotheek,
eene technische schooL eene académie van we-
tenschappen met eene boekery (80000 doelen),
onderscheidene inrichtingen van weldadigheid
en (als gemeente) omstreeks 11000 inwonen
(1881), die aleh met landbouw, wol- ensyde-
spinnorg, ververQ, graanhandel ena. besig
Bowe (Nicholas), een Engelsch dramatisch
dichter, geboren in 1673 te Berkfort in Bed-
fordshire, wydde aioh eerst aan de rechtsge-
leerdheid en daarna aan de dichtkunst GMu-
rende 8 jaar was hy ondentaatssecretaris, en
Omnrffê I s^onk hem onderscheidene winst-
gevende bedieningen. Hy overleed den 6den
December 1718 en ayn stoffeiyk overKhot
werd in de Wcitadasterabdy bygeaet, alwaar
s(|ne weduwe te syner eer een firaai gedenk-
teken deed verrVaen. Yaa synetrempelen
veraMlden wf: ^The ambitious stepmother",
— „Tameriane*', — „The «sir penitent", —
„ülysses", — „Lady Jane Grejr". —en „The
royal eonverts". Ook beaorgde iiy eene uit-
gave der werken van /SAdbgMrv en eene
levensbeeckryving van dien dfehter. De geaa-
meniyke werken van Bowe syn meermalen in
het Hcht venehenen.
Bowtoy Bagis, eene stad in bet Bngelsche
grsatehap Stafford, 18 Ned. myi ten westen
van Birmingham, beait groote yaerihbriekeoi
ankersmederyen, yaergieteryen, geweermake-
ryen, pottebakkeryen ena. en tolt ongeveer
24000 inwonen.
Bozane, de dochter van den Sogdiaan-
schen Yorst Ojogairtêt^ „de parel van het
Oosten" genoemd en krygsgevangen ge-
maakt door de HacedoniSn, werd wegens
hare schoonheid de gemalin van AUeumderde
QrooU en schonk 8 maanden na den dood
van dezen, wiens andere weduwe, Stottwa^
sy door sluipmoordenaan deed ombrengen,
het leven aan een zoon, Jlexander Aegoi^^Q
naar de beschikking des vaden met ^rrMomff
koning zou worden van Macedonië. Roxamê
bracht hem derwaarts en sloot er vriendschap
met O^MfMM, de moeder van Alexamder. Met
deae werd sy in 816 vóór Chr. to Pydna
door Otuêander gevangen genomen, na het
vermoorden van Ol^mpiat to Amphipolis in
hechtenis gehouden en in 811 met haren zoon al-
daar omgebracht. Haar huwdyk met .ii2«MMkl0r
werd voorgesteld op eene beroemde schildery
van den Bomeinschen schilder Aetitmj en
hetzelfde onderwerp is behandeld door Sodoma
op syne desgeiyks vermaarde schildery in de
Famesina to Bome. De lotgevallen van BoMtm
leverden aan Desmmrei en anderen de stof voor
treunpelen.
Boxburgh, een graafechap In het zuiden
van Schotland en aan Engeland grenzende,
tolt op 81,6 Q geogr. myi 54000 inwonen
(1881). Het omvat de landschM>pen Teviot-
dale en Liddesdale, benevens eengedeeltovan
Tweeddale. Het land is er zeer heuvelaohig, en
de hoogsto top heeft er eene hoogto van 814
Ned. el; het wordt besproeid door de Tweed,
de Teviot en de Jed, bezit onderscheidene
meren, een gezond klimaat en een grazigen
bodem. De voomaamsto voortbrengselen iyn
er graan, aardappelen, eenig ooft, runderen,
schapen en stoenkoien. Men had er in 1876
byna een half millioen schapen en omstreeks
17600 runderen. De hoofetad van het graaf-
schap is Jedburgh met 4000 inwonen. In dit
graaftchap liggen de schilderachtige bouwval-
len van de abdy Mdrose, door fTaiUr 8cott
bezongen, alsmede zyn kasteel Abbotsford.
Boxburgh (William), een verdieostoiyk
kruidkundige, geboren in 1769 to Underwood
in Schotland, oefende zich to Edinbnrgh in
de kruidkunde, trad op Jeugdigen leeftyd in
dienst der Engelsche Compi^rnle, venamelde
en beschreef planten in Britsch Indi0 werd
directour van een botanischen tuin to CaicUtta,
vertrok om redenen van geaondheid in 1814
naar zyn vaderland en overleed to Edinbnrgh
in 1816. Yan zyne geschriften vermelden wy:
het prachtwerk „Plants of the Ooast of Ooro-
mandel (1796-1819, met 800 platen)** —
„Hortus Bengalensis (1814)", — en „Flora
indica, or descriptions ofindian plants (1820—
1824, 2 dln)". fl^ was lid van onderscheidene
geleerde genootschaiH^n, byv. van de Sodetaa
Linnaeana, en een paar plantengeslachten zyn
naar hem genoemd.
Boyaaras (Herman Johan), een Neder-
landsch beoefenaar der kerkgeschiedenis, ge-
boren to Utrecht den 8den October 1794, trok
in 1816 als student met de vry willige Jagers
to velde, promoveerde In 1818 in de theologto,
werdt predikaat te Meerkerk en zag zich in
120
BOTAABDS-ROTER^COLLARD.
1828 benoemd tot bnitoBgewoon en 8 Jaar
later tot gewoon hoogleeraar aan deUtrecht-
sche hoogeschool. Omstreeks het Jaar 1826
stichtte hy met st|n vriend N. O. r%ti het
yArohief voor Kerkeiyke geschiedenis inson-
derheid in Nederland" en bleef daaraan z))ne
krachten wQden tot aan sQb dood, welke
Tooryiel op den 2den Jannari 1864. Behalre
een groot aantal opstellen in genoemd „Ar-
ohief* schreef hg o. a.: „Proeye over den
geest en het belang ran het boek Daniël
(1822)**, met goad bekroond door het Haagsch
Genootschap, — „Hedendaagsoh kerkrecht bQ
de Hervormden in Nederland (1884—1887, 2
dln)", — „(Geschiedenis der invoering en ves-
tiging van het Christendom in Nederland (1842;
3de dmk, 1841)", bekroond door de Tweede
klasse van het Koninkigk Nederlandsch In-
stituut, — en „Geschiedenis van het geves-
tigde Christendom en de Christoiyke Kerk in
de middeneeuwen (1849—1868, 2 dln)*\
Boyen (van). Cnder deaen naam vermelden
wt|:
Adriaam mm Bogen, een verdienstelVk Ne-
derlandsch kruidkundige, geboren te Leiden
den 17den November 1704. HQ werd aldaar eerst
lector in de kruidkunde en in 1782 hoog-
leeraar in de kruidkunde en geneeskunde.
Met eerstgenoemd vak bleef h0 belast tot
1766, terwQl hQ het onderwas In de genees-
kunde voortiette tot in 1776, toen hem een
eervol emeritaat werd toegestaan. HQ over-
leed den 28Bten Februari 1779. Hg schreef
o. a.: „De anatome et oeconomia plantarum
(1728)**, — „Florae Leydensis Prodromus
(1740)", — een aantal „Grationes**, — en
onderscheidene Latgnache gedichten.
Mmêdrik wm Boyen, een verdiensteigk be-
oefenaar der oude letteren en der Nederiand-
sche poösg. Hg werd geboren te Noordwgk
aan Zee in 1760 en lag lich na het volein-
digen zgner studiën benoemd tot lector in de
geschiedenis en in de Grieksche taal te Vlis-
singen. De omwenteling van 1794 deed hem
de staatkundige loopbaan betreden. Voorts be-
noemde Koning WUlem I hem tot staatsraad
in buitengewonen dienst en tot ridder, later
tot kommaadeur der Orde ean den Nederland-
schen Leeuw. Eenigen tgd bekleedde hg de
betrekking van administrateur der postergen,
en hg was lid van verschillende geleerde ge-
nootschappen. Behalve een Latgnsch dichtstuk
op de Buyter heeft men van hem onderschei-
dene Nederlandsche gedichten.
Boyer (Louis), een verdiensteigk Zuid-
Nederlandsch beeldhouwer, geboren den 2den
Augustus 1768 te Mechelen, ontving aldaar
onderwgs aan de teekenacadémie en behaalde
er in 1810 den prgs in het teekenen naar het
levend model. Daarna bleef hg 3 Jaar onder
de leiding van den beeldhouwer C^eel en ver-
wierf in 1816 den prgs in de beeldhouwkunst
met het standbeeld van Sébé bg de Blaat*
sohappg van Schoone Kunsten te Antwerpen,
en de gouden medaUle met igne allegorie op
het huweigk van den toenmaligen Prins en de
Prinses tan Ormje op de tentoonstelling te
Mechelen. In 1819 vertrok hg naar Pargs en
een Jaar later vestigde hg lich te Amsterdam.
Hier beitelde hg het standbeeld van OlaMm
OMlu, dat hem in 1821 den groeten prgs te
Brussel beaoigde. Hg behaalde dien deigeigks
in 1828 met iga „Ghrleksche herder, vluch-
tende voor eene slang**. Daarop .toette hg 4
Jaar (1824—1828) in Italië, vooral te Rome
en te Napels, en werd toen te *sGravenhage
beeldhouwer van den Koning der Nederlanden.
Voorts werd hg lid der 4de klasse van het
Koninkigk Nederlandsch Instituut en in 1887
directeur der Koninkigke Académie te Am-
sterdam. Van igne kunstgewrochten vermelden
wg een borstbeeld van BemArandt, eene groep
van „Paul et Virginie**, borstbeelden van Wü*
Zmw J en van igne gemalin, alsmede van een
Grieksch meisje, de groep „La venve du sol-
dat**, een bas-réliefmet „De HeUige Familie**,
een „Ecce Homo**, een borstbeeld van Leo XII,
een standbeeld van SraewMu, den kolossalen
leeuw van het monument van vam Sptijik aan
den vuurtoren te Egmond aan Zee, het stand-
beeld van de Bm/ter te VUssingen, het stand-
beeld van Louren» Jams. Ooeter te BUtarlem,
het beeld van de Eendracht op het monument
voor het Metalen Kruis te Amsterdam en het
gedenkteeken voor 8mon SUfl, te Harlingen.
Hg was ridder der Orde van den Nederland-
schen Leeuw, kommandeur van de Orde der
Bikenkroon en groot-dignitaris dier orde en
overleed in Juni 1868.
Boyer-CoUard (Pierre Paul), een Fransch
geleerde en staatsman, geboren den listen
Juni 1763 te Sompuis in Champagne, werd
kort véor het uitbarsten der Bevolutie advo-
caat bg het Parlement te Pargs, in 1789
president van de sectie Saint Louis, na het
bestormen der Bastille lid van de municipali-
teit der hoofdstad en later secretaris van dit
lichaam. Door sgn krachtig venet tegen de
regeeringloosheid haalde hg sieh den feilen
haat der Jacobgnen op den hals. Na de vlucht
des Konings nam hg sgn ontslag uit sgne
stedeigke betrekking, en na de omverwerping
van den troon (10 Augustus 1791) spoedde
hg lich naar Sompuis, waar hg lich verbor-
gen hield. Het departement Maine koos hem
tot afisevaardigde; in Mei 1797 werd hg lid
van den Baad van Vgfhonderd, maar sa^
sich na den staatsstreek van den 18den Fruc-
tidor daaruit verwgderd. In 1810 werd hg
hoogleeraar in de wgsbegeerte aan de Faculté
des lettres en had een aanmerkeigken invloed
op de hervorming der Fransehe philosophie,
daar hg de stichter werd der doctrinaire schoot
Jonffroy, Connn en éMro^ behoorden tot sgne
leerlingen. In 1814 benoemde de Koning sgn
getrouwen aanhanger tot staatsraad en direc-
teur-generaal van den boelüiandeL Gtedurende
de Honderd Dagen legde Boyer-OoUard dese
bedieningen neder, waarop hg na de Tweede
Bestauratie soorsitter van de commissie voor
Openbaar Gnderwgs en alsoo lid van het
Kabinet werd. Tevens nam hg als volksver-
tegenwoordiger sitting in de Kamer en was
er werlLsaam als een gverig verdediger van
het oonstitutioneele stelsel, soodat hg in 1820
bovengenoemde voorsittersbetrekking verloor.
Na voegde hg sich bg de oppositie, was in
die richting als dagbladschrgvw werksaam en
werd de leider der Doetrinairen. In 1828 werd
hg in 7 distrieten tot afgevaardigde gekosen
en daarna tot voorsitter der Kamer benoemd.
In die betrekking overhandigde hg in Maart
1880 aan Karel X het vermaarde adres der
221 afgevaardigden. Voor *t overige lag het
BOYEB-COLLABD— BOZENKBUISEBS.
121
Biet in iQn plani made te werkea tot dea
Tml der Bamhimij hoewel hQ als eenpopnlafar
▼erdediger der eonstitntie de nitbanting der
JnU-omwenteling niet weinig heeft bevorderd.
Onder het nieowe Bewind keerde hQ tot het
ambteloos leven temg en overleed den 4deB
September 1845.
Bosenbokje (Cerambyx mosehatna X.) is
de naam eener tor nit de ÜBunilie der Bokiorrem
(Cerambidda) en oit de orde der SekUd-
ximigfüge imêoUm. (Coleoptera). Het ontleent
^n naam aan zün geur, welke eenigninB naar
dien van roien aweemt. Het leeft gewooniffk
op wilgenboomen, Ib 2 tot 2VsNed.dnim lang,
heeft een BchninB naar voren geplaatsten kop
met lange q»rieten, die by het wijQe loo lang
iQn ^ het lichaam en by het mannetje nog
langer, een min of meer platgedrukt, knobbelig,
aan de ayden van een stomp dorentje voonden
borstotnk en lange, niet seer harde, met 8 ri-
ehel^es vooniene deksehilden. De pooteniyn
vry lang en de dyen in het midden verdikt
De larve leeft in het hout
Bosenhout is de naam van onderschei-
dene welriekende houtsoorten, vooral ultBra-
silië en Siam afkomstig. Zy hebben op een
Het rosenhout (Convolvulus scopariua),
lichtrooden grond donkerroode vlammen. Voorts
riekt het wortelhont van Gonvolvnlns soopa-
rins, dat op de Canarische Eilanden groeit
100 sterk naar roien, dat de daaruit getrok-
ken olie tot vervalsohing van roienolie ge-
besigd wordt (sie bygaande figuur).
Bozenkrans (rosarium) noemt men een
krans van kleine aan een snoer geregen kralen
van tweeërlei grootte of kleur. Naar volgorde
van die kralen wordt een bepaald aantal „Pater
No8ter*s** en „Ave Maria's** achter elkander
gebeden. Men onderscheidt een groeten en een
kleinen rozenkrans. De groote bevat, naar
het aantal Psalmen, 16-maal 10 kralen voor
„Ave Maria's en tusschen ieder tiental éen
voor een „Pater Koster", soodat ter gedach-
tenis van elke der 6 biyde gebeurtenisaen
(Maria boodschap, ontvangenis, geboorte van
Jesus, kraamsuivering en terugvinding vaa
Jexus in den tempel), van elk der 6 smar-
teiyke gebeurtenissen (doodsangst in G^etse-
mané, geeseling, kroning met de doornen-
kroon, kruisdraging en kruisiging) en voor
elk der roemwaardige geheimenissen (opstan-
ding, hemelvaart, uitstorting van den Heiligen»
GtoMt, hemelvaart van Maria en hare kro-
ning in den hemel) 10 „Ave Maria V gebeden
worden. De kleine of gewone rozenkrans heeft
slechts 6 tientallen kralen. Men begint deien
met een „Pater Koster'* en eenteraet(3 „Av&
Maria's"), die men aan het eerste tiental doet
voorafgaan, terwyi men den groeten rosen-
krans met het „Credo" begint Men houdt
het er voor, dat de roienkrans afkomstig ia
uit het Oosten, waar kluisenaars en monniken
slch reeds vroeg van kleine steentjes bedien-
den, om het aantal hunner gebeden te bepa-
len. De roienkrans in syne tegenwoordig»
gedaante werd omstreeks het Jaar 12(^ inge-
voerd door den Heiligen DomUneus. Het feest
ter eere van den roienkrans wordt op den
eersten londag in October gevierd. Ook de
Mohammedanen bedienen sich van eenroien-
krans met 99 kralen, die sy door de vinger»
laten giyden, terwyi sy de 99 eigenschappen
van God uitspreken, welke in den Konn
worden vermeld.
Bosenkruisers is de naam der leden
van een geheim genootschap der 17de eeuw»
die zich eene algemeene verbetering der Kerk
hadden ten doel gesteld, nameiyk eene zui-
vering van deze van het gnostisch mystieis-
mus en van het scholastiek orthodoxismus,
ten einde haar terug te brengen tot een zuiver
Bybelsch standpunt, terwyi ^ tevens het heil
der Staten en der ingezetenen op een dege-
lyken grondslag wilden vestigen. Dit denkbeeld
ging uit van Joktum VaUÜm Amdreë (f te
Stuttgart in 1654) en werd door hem toege-
licht in de drie vlugschriften : „Fama ihiter-
nitaüs (1614)", — „Confcssion der SocietiU
der Boeenkrenaer (1618)", — en „Chymische
Hochseit von Christian Boeenkreuto (1616)", die
weUicht gedeelteiyk van satyrieken aard syn
en de toenmalige goudmakery in een bespot-
teiyk daglicht stellen. De ven^uurdiger noemde
zich in deze naamlooae vluffwhfiften een rid-
der van het rozenkruis, omdat hy, doelende
op zyn naam, een Andreaskruis met 4 rozen
(het zinnebeeld der geheimhouding) in zyn
wapen voerde, hetwelk later met het raad-
schriit: „(Trux Cbristi Corona Christianorum"
het algemeene wapen der Bpsenkroisers werd.
In de laatste der drie brochures deelde hy
mede, dat een Duitsoh edelman, Okruümm
122
BOZENKBUISERS— BUBATTINO.
BoêeMlermUj in 1378 het Ootton beioclit en
yan de Indische Wftwefa de verborgenheden
van den iteen der wtlsen en van het elixir
deg levens vernomen hsd, waaromtrent in
1604 s(dirifteltke aanteelceningen in lyn graf
waren ontdekt De Fratemitas Christiana,
in 1C20 gesticht, bleef ten gevolge van den
Dertigjarigen Oorlog in een kvrSnenden toe-
stand. Daarentegen maakten eerlang dweepers,
mystieke wtjsgeeren en goodioekersiioh mees-
ter van het door ^«irea geopperde denkbeeld,
en in 1622 ontstond te *s Gravenhage eene
vereeniging van RozenlumiBers, welke hare
vertakkingen had te Amsterdam, Kttmberg,
Hamburg, Dantiig ens. en aich tot in Italië,
vooral te Mantua en Venetië uitbreidde. De
leden deaer vereeniging noemden sioh de ware
Boienlmiisers en hielden CSkriitkm Eote voor
haren grondlegger. De «mimm Boienkrulsers,
die in 1766 -1768 als bezitters van een hoo-
geren graad der YrUmetseiarg ontstonden,
beflverden zich hunne Orde voor te stellen
als afkomstig van de vroegere Roienkruisers.
Daarenboven vwkeerden sy in den waan, dat
de eigenigke geheimen der VrUmetselartl in
eene wolk van theosophie, magie en alchemie
gehuld waren en alleen voor de hoogst-inge-
w0den werden ontsluierd. O-, Soki^fer te
Leipzig bezigde, evenals GiffUottro, het ge-
loof der onnoozelen aan een met buitengewone
kennis toegerust verbond der Rozenkruisers,
om zich voor een agent van dat verbond uit
te geven en vele lichtgeloovige aanzieniyken
op te lichten, IH}v. den Hertog vam KoerUmd^
GraafiM^ den Saksischen minister OOM Wwrwib^
den lateren Pruidsehen minister Wöün«reïa.
— By de Fransehe Yrymetselaars is de graad
van ridder of prins van het Boaenknüs (Ie
smiverain prinee Bose eroix) de zevende of
hoogste van den Rite Francais.
IlOEenobel is de naam van eene groote
gouden munt, door Bduard III van 1348—
1377 geslagen, ter waarde van omstreeks
een guii\)e. Op de voorzyde ziet men een
schip en eene roos, en op de keerzyde eene
8-bladige roos, waarin zich 4 gekroonde
leeuwen en in het midden eene ster bevinden.
Bosenc^e, door de Engelschen aiiar ge-
naamd, is eene aetherische olie, die door destilla-
tie van rozenbladeren met water verkregen
wordt Men bereidt haar in Oost-Indië, China
en Perzië en voor den Enropeeschen handel
in de ten zuiden van den Balkan gelegene
districten KissanUk, Philippopel, Eeki 8Sgn,
T^irpan enz. De rosenolie, in het zuiden
van Frankryk verkregen, wordt aldaar tot
parfhmerieën gebruikt Men destilleert de
rozen, nadat ^ vroeg in den morgen verza-
meld zyn, in hoeveelheden van 12 — 26 Ned.
pond in koperen destilleerketols en verkrygt
alsdan ongeveer 0,04% olie. De opbrengst was
in Boemelië gedurende de Jaren 1867—1871
Jaariyks gemiddeld 400000 mitskal (elk van
4,8 Ned. wiohQe). De olie wordt bewaard in
platte, met vilt bedekte, luchtdicht geslotene
tinnen of ook in kleine, langwerpige, met
goud versierde glazen flesclues, en komt over
C<mBtantinopel in den handel. Zy is lichtgeel,
riekt sterk naar rozen, heeft een soorteiyk
gewicht van 0,87—0,89 en bestaat uit eene
▼loeibare, znurstofhoudende olie en een kris-
taUlseerbaar, zuurstofvry, reukeloosstearopton.
Dit laatste is inzonderheid in groote hoeveel-
heid aanwezig in de oliën uit koudere gewes-
ten, zoodat deze veel spoediger vast worden
dan die uit warmere landen. Turksehe oUe
wordt vast by 11—16%. Meer nog dan by het
koopen van eenige andere zelfttandigheid dient
men by het koopen van rozenolie op zyne
hoede te wenen tegen vervalsohing.
Bozijnen of gedroogde druiven worden
vooral in het zuiden van Europa en Klein-
Asië in groote hoeveelheid in den handel ge-
bracht De grootere soorten verkrygt men van
groote, langwerpige druiven, die men een-
vou^g in de zon en alleen in geval van nood
door kunstmatige warmte droogt. De beste
rozynen, vooral voor het dessert bestemd,
komen als trosrozynen, de overige in afton-
deriyke bessen in den handel. Men heeft
Smymasche rozynen (uit Ti^i^e, Voerla,
Karaboemoe, Oos en Samos afkomstig), 8ul-
tanarozynen (zonder pitten, uit Klein-Azië)
en zeer groote Damasceensche rozynen. De
Italiaansche en Fransehe rozynen worden
meerendeels naar Engeland verzonden. By
ons worden, behalve Smymasche, vooral
Spaansche rozynen gebruikt, uit Malaga, Va-
lencia en Allcanto aangevoerd. Kleine ro^nen
noemt men krenUm (zie aldaar).
BOBza (S^ndor), een berucht Hongaarsch
rooverhoofdman, geboren te Szegedin den
17den Juli 1838, was reeds vroeg het opper-
hoofd eener bende, doch onderscheidde zich
tevens door edelmoedigheid Jegens huiplwhoe-
venden. Oedurende de Hongaarsche revolutie
diende hy als aanvoerder van een korps vry wil-
ligen tegen de Serviërs. Hy werd in 1866
gevangen genomen en ter dood veroordeeld,
welk vonnis veranderd werd in levenslange
gevangenis. Ka acht Jaren werd hy vrygeiaten,
maar aanstonds verzamelde hy weder eene
rooversbende, waarmede hy in 1868 zeifis een
spoortrein overviel. Eindeiyk werd hy naar
Szegedin gelokt, aldaar gevat en wederom
tot levenslange kerkerstraf verwezen. Hy
werd te SzamosUJvar achter de grendels
gebracht en overleed aldaar den 22sten No-
vember 1878.
Buardi (Johannes), geboren te Leeuwar-
den in 1746, was eerst hoogleeraar in de
geschiedenis, welflq[»rekendheid en Grieksche
taal te Deventer (1771) en vervolgens in de
Grieksche en Latynsehe letterkunde te Gro-
ningen (1781). Hy schreef eenige Latynsehe
gedichten, en overleed den 26sten Juni 1816.
Bubattino (Baffiieie), de aanzieniykste Ita-
liaansche scheepsreeder onzer eeuw en geboren
te Gtonua in 1810, overleed op zyne Villa
alla Foce naby zyne geboorteplaats op den
Isten November 1881. In 1843 bouwde hy
zyne eerste twee schepen en bevoer de wate-
ren tussehenlGtenua , Sardinië en Tunis, en
sedert 1876 was hy belast met den postdienst
langs de geheele Aflrikaansche kust, waartoe
hy een aanmerkeiyk subsidie ontving van de
Italiaansche Begeering. Zonder subsidie ech-
ter opende hy eene wekeiyksohe vaart van
Suéz door de geheele Boode Zee met Assab
als stapelplaats en tevens eene druk besochte
lyn van Gtonua naar Oalcutta en Singapore.
Door zyne rusteiooze werkzaamheid en zyn
klonen ondernemingsgeest heeft hy den blo^
van den handel in Italië krachtig bevorderd.
BÜBATTIKO— RUBENS.
123
Ook werkte hy mede tot de berrydiag van
ItaUe door stfae ttoomaekepen tot dat einde
— bÜT. ten behoeve van den tocht van Gari-
hUdi naar Sicilifi (1860) — beschikbaar te
stellen. Onder syn naam verkreeg Victor
Swtemud de eerste Italiaansche kolonie, het
reeds vermelde Assabj dat jaren lang voor een
eigendom van BubatHmo gebonden werd, tot-
dat de Italiaansche Begeering het in 1880 in
bedt nam. Den 7den Joli 1880 sloot hg het
meriLwawdig verdrag, waardoor h|i den
spoorweg Tnnis — Ooletta verkreeg en aanlei-
ding gaf tot de expeditie der Fransehen naar
Tonis (1881). Korten tgd was RiAattmo Ud
van het Italiaanseh Parlement, waar hy tot
de linker zyde behoorde, en in 1881 ver-
eenigde sich de maatsohappy Rkbatümo met
eene andere, nameiyk met het aanzieniyk
hiis V. Florio êH Oomp, te Palermo.
Buben. Ondw desen naam vermelden wy:
Jtmbem^ volgens de Hebreenwsche sage den
oudsten aoon van den aartsvader Jaiob en
den stamvader van een Israëlietischen stam,
die na de verovering van Kanalbi syn gebied
betrok aan de oversyde van de Jordaan,
tnascben de Amon en het stamgebied van Dam.
Ckristiam Smbm^ een verdiensteiyk schilder,
geboren te Trier in 1805. Hy ontwikkelde
sich sedert 1828 te Düaseldorf onder de lei-
ding van Oormdimt en toefde sedert 1826 te
Mfinchen als medewerker aan de cartons voor
glasschilderingen in den Dom van Regensburg
enz. In 1836 sag hy sich belast met het leveren
van compositlën ter versiering van het kasteel
Hohensohwangan. Daarop schilderde hy genre-
stokken in olieverf en was vervolgens werk-
saam voor het Knnstgenootschap te Huinover.
In 1841 werd hy directenr van de académie
te Praag, waar hy het Belvedère met mnur-
sehilderyen versierde. Ook beschilderde hy
▼oor den Prins wm 8afm eene prachtige saai
en penseelde voor de kerk te Tnman 3 altaar-
stakken. Van 1852—1872 was hy directeur
van de académie te Weenen en overleed al-
daar den 9den Jaii 1875. Onderscheidene
stokken van ayne hand syn door de graveer-
naald algemeen verspreid, vooral ook syn
„Colnmbns, eene nieowe wereld ontd^Lkend".
Bubens (Petros Paolos), de grootste Bel-
gische schilder, geboren den 29sten Joni 1577
te Siegen, waar syn vader, een aanaieniyk
man te Antwerpen, eene wykplaats gevonden
had, vertrok na den dood van desen in 1587
naar Antwerpen, werd er eerst page, maar
wydde zich weldra aan de konst onder de
leiding van Tkeodoor Vèrkat^t, van Noort en
vooral van Oito vam Veen, In 1598 werd hy
in het schildersgild te Antwerpen opgenomen,
begaf zich in Mei 1600 naar Italië en toefde
vooral te Venetië, om er de werken van
TWaan en JPaolo Veroneêe te bestodeeren.
Hier leerde hy den Hertog Vineenxo ChmMoga
van llaatoa kennen en trad in syn dienst
De verzameling van den Hertog, waarin sich
freseo^s van QimUo Bamano, stokken van
Mamt^^na ens. bevonden, schonk hem eene
gvastige gelegenheid tot verdere oefening. Na
een lang&rig vertoef te Rome begaf hy sich
in 1603, als overbrenger van kostbare geschen-
ken van den Etertog, naar het Spaansche Hof
te Madrid, en na syne temgkeer in 1604
sehilderde ky bet tryptichon voor de kerk der
Jesitfeten te Mantoa. Voorts vglbracht hy tot
1608 stodiereisen naar Rome, Florence, Bo-
logna en Gtoaoa. In dien tyd schilderde hy:
de Heilige Ignatios, — de drie Gratiën, —
en het portret der Marchesa Spincïa. De ty-
ding van de siekte syner moeder deed hem
in den her&t van 1608 naar Antwerpen terog-
keeren, en de smart over liaar afiiterven, de
belofte van Hertog Albreokt fwn Brabant, die
hem tot Hofbchilder benoemde en syne liefde
jegens Mizabeik Branij met wie hy later in
het howeiyk trad, deden hem aldaar biyven.
Hy deed naar syn eigen ontwerp een prachtig
hnis boawen, waarin hy syne ryke verzame-
ling plaatste. Weldra werd zyn atelier door
een groot aantal leerlingen besocht Tot de
schilderstokken van Bkhem oit dien tyd be-
hooren: eene Heilige Familie (in het moseom
Wallace), — het altaar van den Heiligen
lidefonso (te Weenen), — en een tafeieel,
hem selven en syne vronw voorstellend, in
een prieel geseten (te Mttochen). Vooral klom
syn roem door de „Oprichting van het Krois"
en de „Afneming van het Krois" (beide te
Antwerpen). In 1620 ontbood Maria de'
Medici hem naar Parys, om het Palais dn
Loxemboorg met merkwaardige tafereelen uit
hare levensgeschiedenis te versieren. Bidtmu
vervaardigde aldaar slechts de schetsen, waarna
hy de schilderyen te Antwerpen voltooide. In
1628 sond de Aartshertogin J«a5eZ2a hem naar
Spanye, om den Koning te onderrichten omtrent
den treurlgen staat van saken in de Neder-
landen. Btibene verwierf het vertrouwen des
Konings en schilderde gedurende syn verbiyf
te Madrid verschillende stukken, die hem dek
titel besorgden van secretaris van den gehei-
men raad. In het volgende Jaar belastte de
Landvoogdes hem met eene sending naar En-
geland, om er het sluiten van den vrede voor
te bereiden. Hier schilderde hy desgeiyks ondw-
scheidene stukken. Ook laier werden hem
staatkondige sendingen opgedragen. Na den
dood van syne eerste vrouw hertrouwde hy
in 1630 met de schoone Mdene Fromentf die
meermalen voor hem geposeerd had. Toenhy
voorts met bestellingen overladen werd, on-
wierp hy alleen de schetsen, maar liet de
uitvoering over aan syne leerlingen, terwyi
hy er gewooniyk de laatste hand aan legde.
Bubens hield by afwisseling syn verbiyf in
de stad en op syn landgoed Steen. Na 1635
schilderde hy niet veel meer dan eenige land-
schappen en overleed na een langdurig
lyden aan de Jicht te Antwerpen op den
30sten Mei 1650. By de plaats, waar in de
St Jacobskerk aldaar syn stoffeiyk overschot
is bygeset, vindt men een voortreilèiyk stuk
van ^ne hand, nameiyk: „De Heilige Maagd
met het Kind**. Zyne nalatenschap werd ver-
kocht voor de som van meer dan een millioen
gulden. In 1843 verrees te syner eer te
Antwerpen een door Boyer gemodelleerd bron-
sen standbeeld, en in 1877 is het derde eeuw-
feest syner geboorte te Antwerpen en te
Siegen met groeten luister gevierd. Babem
legde er sich op toe te schilderen naar het
leven en den indruk te verhoogen door een
firaai koloriet Hy onderscheidde sich daardoor
van de school van van JSjfeè^ dat hy den in-
druk van het geheel steeds voor oogen hield,
zyne kinstgewrochten dragen, meer dan die
124
RUBBNS-RUBIACEËN.
▼an eenig anéer schilder, den stempel yan
oonpronkeltikheid, ftiscbheid en levendigheid
T«n Terbeelding. OelQk Bêmbrcmdt de schilder
is yan het halfdonker, soo is JSmbMê de
BchUder van het licht. Met betrekking tot
r^kdom van vinding kannen alleen Bafaelen
AUtmUU jyUfttt met hem vergeleken worden.
Züne flgnren, vooral de vronwelUke, sOn in-
tnsschen niet schoon: iQ zt|n veelal te vleesig,
vaak celfii misvormd. Toch is hy in de ver-
wonderI0ke natunrlUkheid van het naakt door
niemand overtroffen. HU was de eerste, die
niet alleen naar naakte modellen schilderde,
maar ook gestalten schiep, voor wie, evenals
voor somm^en der Grieken en Romeinen, de
na^theid eene behoefte was. BQ voorwerpen
echter, die de nitdrokking van den boogsten
sedelVken adel vereischen, schenkt bQ door-
gaans geene bevrediging. Zffne Chfuiu»- en
JUTotioiMafiguren onderscheiden zich niet door
waardigheid. Daarvan is eene Madonna in bet
Esenriaal nitgesM)nderd, die, opeen wereldbol
staande, eene kronkelende slang vertreedt, —
^smede eene Hana op de voorstelling van
de Aanbidding der Herders in bet Koninkigk
Mnseam te Madrid. Vooral schittert stine
grootheid in de voorstelling van LwftAa^ die
den duivel nitdryft (in het Belvedère te
Weenen), alsmede in stfne dramatische stuk-
ken: „De val der Engelen*', — „De val der
verdoemden**, — en Het laatste oordeel** alle
drie in de Pinacotheek te Mttncben. Voorts
heeft men van hem onderscheidene BSbelsche
tafereelen, zooals: „8aIomo*s eerste recht'*, —
„Simson, door Delila van zyne haarlokken
beroofd", — ^ „Christas en de boetvaardige ion-
darea**, — „Het laatste oordeel** (alle in de
Pinacotheek te Mttncben), — „Lot met slne
vroaw en dochters door twee Engelen uitge-
leid uit Sodom (te Blenheim)**, — „De overspelige
vrouw voor Christus (te Leight Court)**, — en
vooral de .^Afteeming van het Kruis** in den
Dom te Antwerpen. Oeheel vrQ en ongedwon-
gen beweegt lich de kunstenaar op het gebied
der Grieksche mjrtbologie. Het firaaiste stuk
van deae categorie is voorzeker „De Amazonen-
slag'* in de Pinacotheek te Mttncben, terwfjl
ook „De Apotheose van Hercules'* in het Nieuwe
paleis te Madrid zeer wordt geroemd. In vele
stukken vervuilen Vemus FandewiOê en Bacehtu
de hoofdroL Ook heeft hQ tafereelen geleverd
van Loi en zQne dochters en van Suzanna in
bet bad. ZQne neiging tot het zinnel0ke open-
baart zich echter vooral in de Bacchustafe-
reelen, van welke 13 door de graveemaald
algemeen zün verspreid. Z|)ne tooneelen van
Satyrs en Nymphen tintelen van levensgenot.
Daurentegen kon hU dramatische onderwerpen
op eene schrikwekkende wOze behandelen.
De voortreffelQkste stukken van dien aard
zQn: „De Kruisiging van Petrus (te Keulen)**, —
„Juditb, het hoofd van Holofemea van den
romp scheidende*', — en „De kindermoord te
Bethlehem". Aangenamer indruk maakt h0,
waar hQ aardsche pracht en luister voorstelt
en zoowel zi|n klenrgevoel als z0ne mees-
teriyke nabootsing van verschillende stoffen,
alsmede zffne geniale compositie aan den dag
legt. Daartoe leverde de „Aanbidding der Ko-
ningen** een uitmuntend onderwerp, dat hO
trouwens ook tot twaalflnaal toe behandeld
heeft, voorts de levensgeechiedenis van Maria
de* JIMfci, de „Triomf van Keizer Karel V^*
„De Sultan aan het hoofd van zQn leger'*, ens*
Ook het vrooiyke, onschuldige kinderleven had
voor hem veel aantrekkeiyks, zooals biykt
uit het fnaXt stuk met zeven kinderen inde-
Pinacotheek te Mttncben. Mede als dierenschil-
der bereikte hQ een hoogen trap van volkomen-
heid, daar hy den moed, de kracht en behendig-
heid der dieren op eene treffende wyne wist voor
te stellen. Wy vermelden hier: „Daniël in den
leeuwenkuil** en „Simson, die een leeuw ver-
worgt**, alsmede zyne leeuwenjacbten (te Dres-
den en te Mttnchen) en zyne wolvenjacht (in
de verzameling van Lord A$Umrton). Van
zyne landschappen werden 86 in phiat ge-
bracht, en men ziet daarin, dat hy er zich op-
toelegde, de natuurtafereelen van zyn vader-
land van de bevalligste zyde voor te stellen,
zyne genrestukken dragen den stempel van eene
geestige opvatting en van eene vrye behandeling.
Van ^ne portretten vermelden wy een stuk
in het paleis Pttti te Florence, bekend onder
den naam van „De vier philosophen'*; daarop>
zyn Justug LiptUu^ Mugo de Gtoot^ Phüwpue
Rubenê en de kunstenaar zelf geplaatst, voor-
treffidiyk zyn ook de portretten van Rubens^
en zyne vrouw op het kasteel te Windsor,
alsmede zyn portret op het kasteel te Blen-
heim en dat van zyne vrouw en van zyn kind te
Mttnchen. Bovenal echter roemt men het por-
tret van doctor van Tuide» in de Pinacotheek
te Mttnchen, alsmede dat van een meisje in
de verzameling van Bobert Fed te Londen.
Er zyn weinig kunstenaars, die zoo groeten,
zoo wegslependen invloed oefenden op hunne
tydgenooten, en deze invloed van Ruben»
strekt zich uit tot alle takken der schilder-
kunst. Tot zyne vermaardste leerlingen be-
hoorden: J. Jordaens, Tk, van Tnlden^ C. de
Orayer^ M, Fepijn^ A, Diepenbeeck^ C. Sehmiy
JB. QnelUnue, J. van Sgmonê, F. van Mol en
J, van Hoeek. Daarenboven heeft hy eene
school gevormd van uitstekende graveurs»
zooals J, van Rtdetoeriy Fonüue en Vortter-
many terwyi men ook van Rmbens zelve»
eenlge etsen aantreft.
Bubia Tbair»., zie Meekrap.
Bubiaceèn is de naam eener tweezaad-
lobbige plantenfiunilie. Zy omvat een aantal krui-
den, maar meerendeels heesters en boomen met
ronde of vierkante, vaak knooplg gelede sten-
gels. De bladeren zyn tegenovergesteld, de
Bteunbladen vry of met de basis der bladere»
samengegroeid en soms byna geiyk aan deze,
zoodat zy daarmede schynbaar een krana
vormen. Deze laatste zyn enkelvoudig, gaaf,
gestoeld of zittend. De bloemen zyn meestal
volkomen, regelmatig en in byschermen, aren
of hoofcUes geplaatst De kelk vormt om
den bovenrand van het onderstandig vrucht-
beginsel somtyds een aiigfeknotten, gaven*
somtyds een 2- tot 6-spletigen of getanden,
overbiyvenden of afvaUenden zoom. De
bloemkroon staat op den kelk; zy ia
trechter-, schotel-, klok- of radvormig, 4- tot
6 spletig met geiyke of eenigszins ongeiyke
slippen. De meeldraden staan op de bloem-
kroonbuis en wisselen af met de slippen
van deze; zy hebben draad- of priemvormige
helmdraden en 2-hokkige helmknoppen. Het
onderstandig vrucbtbeginsel bestaat uit 2 of
meer vmchtbladen, heeft evenzoovele hokken
KÜBIACEËN— BUBIO Y DIAZ.
125
•en ia op den top gekroond met eene min of
meer ontwikkelde, Weeiige BchQf en Tooraien
van een stfjl met een 2- of meerspletigen
stempel. De anatrope of amphitrope zaadknop-
pen komen aflMnderigk of in grooteren ge-
ttüe in ieder hok in den binnenkook voor ; zQ kun-
gen ook hangend of klimmend weaen. De
vmoht ia eene splitymeht, eene dooBvmcht,
eane bes of eene steenbes met óen- of veel-
sadige hokken. De asaden syn op den rog
bol of samengedrukt en bevatten meestal
een dicht, vleesig, kraakbeenachtig kiemwit
en eene rechte of gekromde Idem. De Babia-
eeën worden verdeeld in 2 onderafdeelingen: de
CaffMtceëm met éen-, selden tweezadige vracht-
hokken, waartoe vele vreemde en alle inland-
sehe geslachten behooren, en de Oinckonacein
met veelzadige vrachthokken, slechts buiten-
landsche geslachten omvattend. Deze familie
telt in ongeveer 260 geslachten nagenoeg
1900 soorten, welke men meerendeels in de
keerkringslanden aantreft. Vele onderscheiden
zich door eigenaardige alkaloïden (chinine,
chineonine, caffeïne) of door samentrekkende
en bittere bestanddeelen. Ook bevatten zU
merkwaardige organische zuren (chinaznnr,
koffiezanr). Men vindt in deze familie belang-
rijke geneeskrachtige gewassen, planten voor
dageiyksch gebroik en andere, die verfatoflfen
opleveren.
Bubioo (De), een grensrivier^e tosschen
CisAlpOnsch GaUië en het eigenlUke ItaU6,
aan de kost der Adriatische Zee, niet ver
van Ariminom, is vermaard door den over-
tocht van CbMor in 49 vóór Chr., waarmede
de burgeroorlog een aanvang nam. Hoewel
een Paasel|jke bul van 1756 besliste, dat de
Babico dezelfde rivier is als de hedendaag-
sche Lnsa, blQkt het toch uit de afstanden
der Tabula Pentingeriana, dat men daarvoor
eene andere rivier moet honden, welke ge-
vormd wordt door de Pisatello, Fiuminioo
en Bngona.
Bubidimn (Bb), een alkalimetaal, vindt
men in de natuur sterk verspreid, maar ner-
gens in groote hoeveelheid. Het vergezelt ge-
woonltjk het kalium en komt voor in lepidoliet,
litiiionglimmer, petaliet, veldspaat en triphyl-
lien, alsmede in de tot nu toe voor melafler
en amandelsteen gehoudene uitbarstingsge-
steenten van de PiHlz en in het basalt Het
komt wQders voor in de teelaarde en is dus
ook voorhanden in de asch van vele plan-
ten. Ook vele bronnen, zooals die van Dflrk-
heim, Ebensee, Aussee, Nauheim enz., bevat-
ten robidium. Om het te bereiden, slaat men
een mengsel van de alkalimetaalchloriden ,
uit gemelde planten bereid, neer met platina-
chloride; daarna maakt men gebruik van de
verschillende oplosbaarheid der dubbelzonten
om deze te scheiden, ontleedt het verkregen
rabidimnzout, bereidt hierait koolzuur rabi-
dlum en scheidt hieruit het metaal af, op
geiyke wUze als kalium uit koolzuur kalium,
met behulp van koolstof. Babidium is zoo wit
als zilver en glansrOk; het heeft een soor-
tel||k gewicht van 1,52*, een atoomgewicht
van 85,2, is bU 10° C. nog zoo week als was,
smelt bg 88,5'' C, verandert by gloeihitte in
eengroenachtig blauwen damp, ozydeert zeer
sterk in de luchten ontleedt het water, waar-
bij, evenals bg kalium, de daarbQ zich ont-
wikkelende waterstof ontbrandt. Koolzuur
rabidinm BbsCO^ vormt kleurMoze, smeltbare,
waterhoudende, in water genuüskeltlk, maar
in alkohol moeieigk oplosbare kristallen. Het
rabidinm werd in 1860 door Bwuem door
middel der spectraalanalyse ontdekt; zUn
spectram onderscheidt zich door donkerroode
lynen, welke reeds bg aanwezigheid van
eene uiterst geringe hoeveelheid ohloorrabi-
dinm ontstaan.
Bubini (Qiovanni Battista), een beroemd
Itallaansch zanger, geboren den 7den April
1795 te Bomano 1^ Bergamo, wekte als
kleermakersleerling te Bergamo de aandacht
door zgne welluidende stem, erlangde gele-
genheid om deze te oefenen, werd koorzanger
en trad met klimmenden roem op in bgna
alle groote schouwburgen van zgn vaderland.
Sedert 1825 volbracht hg ook kunstreisen, be-
paaldeigk naar Pargs en Londen, en in 1842
met Lint naar Dnitschland en Busland. Bg
het klimmen zgner Jaren begon zgne stem
haren klank te verliezen, zoodat hg zich allengs
van het tooneel verwgderde. Hg overleed in
zgne geboorteplaats den 2den Blaart 1852, een
vermogen van 3 millioen flrancs nalatend.
Bubinstein (Anton), een uitstekend kla-
vierspeler, geboren den SOsten November 1829
te Wechwotynetz bg Jassy, ontving het eerste
onderwgs in het klavierspel van zgne moeder
en later van VUUnng te Moskon. Voorts kwam
hg op eene kunstreis in kennis met lAui,
Nadat hg eenige kunstrdzen volbracht had
door Zweden, Engeland, ons Vaderland en
Duitschland, wgdde hg zich sedert 1845 te
Berign onder de leiding van Dtihm aan de
studie der compositie, vertoefde van 1846 —
1848 als mnziekonderwgzer te Weenen en
te Petersburg, werd in 1848 kamervirtuoos
van de Grootvorstin Sdena^ in 1860 kapel-
meester der Bussische opera te Petersburg en
later directeur van het Keizerigk conservato-
rium aldaar. In 1871 werd hg in den Bossi-
schen adelstand opgenomen. Enbvutmn is een
uitstekend kunstenaar. Als componist was hg
schier op elk gebied op eene loffeigke wgze
werkzaam, en als pianospeler voert hg heer-
schappg over een repertorium, dat de voort-
brengselen van alle groote meesters omvat.
Van zgne eigene stukken vermelden wg zgne
symphonieen: „Oceaan" en „Bichard Hl*', de
opera^s: „Het verloren paradgs*', — „De to-
renbouw van Babel", — „Lalla Bookh'*, —
„De kinderen der heide", — „Feramors", — •
„De Makkabeën", — „Toms de Gek", — „Di-
mltri Donskoi", -- „De wraak", — en „De
Siberische Jagers". Voorts schreef hg: „Don
Qaixote", benevens een groot aantal stukken
van kleineren omvang In Maart 1885 deed
hg zich weder in ons Vaderland hoeren en
werd er met geestdrift toegcdnicht. — Ook
zgn broeder Nieola%$ was een uitstekend
klaviervirtuoos, werd directeur van het conser-
vatorium te Moskon en overleed te Pargs den
28sten Maart 188^.
Bubio y Diaz (Vicente), een Spaansch
schrgver, geboren in 1836 te SeviUa, bepaalde
zich tot de beoefening der wis- en natuurkun--
dige wetenschappen en verwierf door zgne
geschriften over chemie en over verschillende
takken der wiskunde groeten roem. Hg is
thans directeur van het Istituto provincial de
126
RUBIO T DIAZ-BttCKERT.
Cadli en preddent van de KoninklUke Aca-
démie van W^Dsehappen aldaar, alsmede lid
▼an ondencheideiie geleerde genootaohappen.
Op last der proTineie vertegenwoordigde h0
haar op de tentoonstelling te Londen en te
FEnrtls en was in 1876 president der Jary,
belast om de binnen- en boitenlandsche ge-
sehriften over de middelen tot opbeuring der
ntfrerheid te ondenoeken. ZQne wetenschappe-
Itjke leerboeken lyn op vele scholen in Spanje
en op Coba ingevoerd. Voorts vermelden wQ
van atlno geschriften: ^Estndios sobre la
evocaeion de los espiritns", — en tot sOne
gedichten, in tgdBchriften verstrooid, behoort
de legende: „Adelma*' en „Una comedia de
aflcionadoe**.
Bubus, zie Braambei.
Bucellai (Qiovanni), een ItaHaansch dich-
ter, geboren te Florence den 20sten October
1475, werd in 1494 als bloedverwant der
Medici met dezen verbannen en toefde vervol-
gens te Bome, waar hQ zich met het beoefe-
nen der dichtkunst onledig hield. In 1612
keerde htf met de Medid temg naar Florence
en bekleedde er onderscheidene eervolle be-
trekkingen, die hg echter bQ de benoeming
van zQn neef Leo X tot paos nederlegde, om
in den geesteigken stand te treden. De Fans
riep hem aan zQn Hof en zond hem vervol-
gens als nnntins naar Frangots I, koning van
Frankryk. De dood van Leo beroofde hem
van het uitzicht op den cardinaalshoed, maar
Clement VII benoemde hem tot gouverneur
van den Engelsburg. H0 overleed in die be-
trekking in 1625. Zgne „Bosmunda (1626)"
is naast de „Sofonisba'' van Tristino het oudste
Italiaansche treurspel. Ztjn „Oreste" daaren-
tegen is niet veel anders dan eene verwaterde
navolging der „Iphigenia" van JBur^Mee, ZQn
roem als dichter borust intusschen hoofzake-
lyk op zyn leerdicht over de btjen: „Le api
(1683 en later)*V eene vrije navolging van het
4de boek der „(ïeorglca" van Virffüitu. Zyne
gezameniyke werken verschenen in 1772.
Bnohonnet (Louis), president van het
Zwitsersche Eedgenootschap voor het jaar
1883, werd geboren in Engeland den 18den
April 1834, ontving zgne opleiding te Lau-
sanne, studeerde er in de rechten, voltooide
zQne studi6n in Engeland en te Parfls en
vestigde zich in Zwitserland als advocaat In
1868 werd hy lid van den Groeten Baad in
Waadtland, in 1866 leider der radicaal-demo-
cratische partg en in 1868 lid van den Staats-
raad, waar men hem in 1873 tot voorzitter
koos. Als hoofd van het departement van
Openbaar Onderwtls en van Oorlog leverde
hO belangrtlke wetsontwerpen in, leidde in
1873 de onderhandelingen tot vereeniging der
verschillende BpoorwegmaatschappQen in wes-
telijk Zwitserland en zorgde door zQne be-
moeiingen te Partjs, dat de Jougnespoorweg
tot stand kwam. Ofok andere nuttige zaken
werden door hem bevorderd. In 1881 bekleedde
hy in den Nationalen Baad de betrekking van
vice president, werd nogmaals in den Bonds-
raad gekozen, waar hy zich eerst met de
portefeuille van Handel en Landbouw en later
met die van Justitie en Politie belastte. In
December 1881 werd hy tot vice president en
in December 1882 tot president van het Eed-
genootschap benoemd. Nadat hy in 1884 op-
gevolgd was door WeM nam hQ als lid voor
het canton Waadt weder zitting in den Bonds-
raad.
Bttokert. Onder dezen naam vermelden wy:
Friedriek Bikikert, een uitstekend Duitseh
dichter. Hy werd geboren den 16den Mei 1788
te Schweinfürt, studeerde te Wttrzburg in de
rechten, maar bepaalde zich vooral by de beoefe-
ning der letteren en vestigde zieh te Wttra-
burg. Nadat zyne «Jugendlieder" in het licht
verschenen waren, schreef hy: zyne „Gtohar-
nischte Sonette", — „AmarvUis*', — | „Agnes*
Todtenfeier**, — „FOnf Mftrlein" enz. In 1814
leverde hy onder den naam van Freimmnê
Beimar zyne „Deutsche Gedichten". Twee
Jaar later belastte hy zich met de redactie
van het dichteriyk gedeelte van het «Mor-
genbiatt" van Cóita. Te Stuttgart, waar hy
zich vervolgens gevestigd had, zond hy den
„Kranz der Zeit (1817)" en „Napoleon, eine
politische Komddie (1816-1818)" in het licht
In 1817 begaf hy zich naar ItaU«, waar hy
geruimen tyd te Bome den omgang genoot
van uitstekende kunstenaars. Na zyn terug-
keer vertoefde hy by afwisseling ten huize
^ner ouders te Ebem in Franken, te Coburg,
NOmberg en elders, totdat hy door zyn hu-
weiyk in het bezit kwam van een bevallig
landhuis te Neusesz by Ooburg, waar hy het
grootste gedeelte zyner latere Jaren sleet In
1826 werd hy hoogleeraar in de Oostersche
taal en letterkunde te Erlangen. By voorkeur
trouwens vertoefde hy met zyne verbeelding
in het Oosten en schreef: „Die Yerwandlun-
gen des Abu Seid von Serug oder die Maka-
men des Hariri (1826; 5de druk, 1876)", —
„Nal und Dami^anti, eine Indische G^eschiohte
(1828; 6de druk, 1874)", -- „Hebrttische Pro-
pheten (1881)", — „Schiking, chinesisches Lie-
derbuch (1883)", — „Morgeniandische Sagen
und Geschichten (1887, 2 dln)", — „Erbau-
liches und Beschauliches ausdemMorgenlande
(1887- 1888, 2 dln)", ~ „Bestem und Suhrab
(1888 ; 2de druk, 1846)", — „Brahmanische
Erzfthlungen (1889)", — „Leben Jesu. Evan-
geliënharmonie in gebundener Bede (1889)",
— „Amrillais, der Dichter und KOnig (1843)",
— „Hamftsa oder die ültestenarabischen Yolks-
lieder (1846, 2 dln)" enz. Na de troonbe-
klimming van IHedru^ WUkelm IV werd
BMekert in 1841 naar Beriyn geroepen, doch
hy gevoelde er zich niet op zyn gemak, zoo-
dat hy in 1848 voor goed naar zyn buiten-
verbiyf terugkeerde. Van zyne gedichten ver-
melden wy nog: „Oestliche Bosen (1822)",
— „Hans- und Jahreslieder (vervaardigd in
1882—1889)", — „LiebesfMlhling (1821; 10de
druk, 1876)" — en „Die Weishelt der Brah-
manen (1886-1839, 6 dln; 9de druk, 1876)".
Van minder belang zyn de dramatische stuk-
ken: „Saul und David (1844)",— „Herodes
der Grosze (1844)", — „Kaiaer Heinrieh IV
(1846, 2 dln)", — en „Christoforo Oolumbo
(1846)". Hy overleed den 31sten Januari 1866
te Neusesz, waar in 1869 een gedenkteeken
te zyner eer verrees. Zyne gedichten onder-
schelden zich door rykdom van denkbeelden
en door sieriykheid van taal; behalve het
meesterschap over deze laatste bezat hy de
gave, de ideeën, met het oog des geestes
waargenomen, in een aanschouweiyken vorm
voor te stellen, zyne gedichten werden by
BttCKEBT—RüDOLP.
127
herhaUog gemaeniyk uitgegeven.
LeopM ImmmmU Eü^okêH, een ▼erdienatelSk
ProteetantBch godgeleerde. HQ werd geboren
In 1797 te Groetbennersdorf in de Oberlanaits,
8tadeerde te Leipsigy werd in 1844 boogleeraar
te Jena en overleed aldaar den 9den Aiwil
1871. HU beeft belangrijke commentaren ge-
leverd op de merkwaardigste brieven van
FmUm», - alsmede ,,Theologie (1851—1852,
2 dln)", — nI>M Abendmabl (1856)'\ — en
^Der BationalismoB (1858)'*.
HmMfiek Rüekerty een Doitsob gesobiedsohrll-
ver en beoefenaar der Oermaanscbe letterkunde.
Htt werd geboren te Cobnrg den 14den Febru-
ari 1828, studeerde in 1840—1844 te Erlangen,
Bonn en Berltfn in de letteren, vestigde sich
als privaatdocent te Jena, werd in 1852 boog-
leeraar te Breslan en overleed aldaar den
Uden September 1875. Van zUne geschriften
vermelden wQ: „Annalen der deutschen Ge-
sebichte (1850, 3 dln; 2de druk, 1861, vervolgd
in 1878)*', — .Gescbichte des Mittelalters
(1852)", — „Gesohiohte der Neuzeit (1854)",--
„AUgemeine Weltgeeohichte(1861)",--„Lehr-
buob der Wdtgeschichte in organiscber Dar-
BteUuBg (1857, 2 dln)", — „Kulturgeschichte
des deutschen Volks in der Zeit des Ueber-
gangs ans dem Heidenthum in das Christen-
thum (1858 en 1854, 2 dln)", — uitgaven van
geschriften der Oud-Doitsche letterkunde, zoo-
als: „Lobengrin", „König Bother", „Heliand",
enz., - en „Geschichte der neuhochdeutsehen
Sohriftsprache (1875, 2 dln)".
Budbeok (01of)t een vermaard Zweedsch
gekarde, geboren den ISden September KïSO
te Westerns in Westmanland, legde zich toe
op het verkrQgen van algemeene kennis en
verwierf op 21-jarigen ouderdom reeds groeten
roem door de ontdekking der Ijnnphatische
vaten. HQ werd hoogleeraar in de krnidkunde
en later in de ontleedkunde aan de universiteit te
Ups^ en overleed den 15den December 1702.
Ztfn belangrgkst geschrift is getiteld: „Atland
eUer Manbeim, Atlantiea sive Manheim, vera
Japheti posterorum sedes et patria (1675 —
1698, 3 dln)". — ZQu zoon Olof, geboren den
15den Maart 1660, verwierf den vaderiyken
leerstoel, werd in den adelstand opgenomen,
leverde: ,jApponia illustrata (1701)" en „Ich-
thyotogia UbUca (1705-1722)" en overleed
den 238ten Maart 1740.
Büdeaheiin, een stadje met ruim 3400
inwonerS) in het Pruisische district Wieebaden,
aan de Bgn tegenover Bingen en aan den
spoorweg van Wiesbaden naar Oberiahnsteln
gelegen, is vermaard door zyne voortreffelijke
wgngaarden, die eene uitgebreidheid hebben
van 210 Ned. bunder. De beste soorten z|)n
er: Bfldesheüner Berg, — Hinterhaus, — en
Bottland.
Budhart (Ignaz von), een Beieraeh staats-
man, geboren^ den Uden Maart 1790 te Weisi-
main in Opper-Franken, studeerde te liandshut
in de reehtmi, werd in 1811 geplaatst aan de
universiteit te Marburg, schreef eene: „Ge-
sehiehte der Landstftnde in Bayem (1817)"
en aanvaardde eene aanzienl0ke betrekking
te Mfbichen. Twee Jaar daarna werd hQ er
ministerieel adviseur bQ het departement van
Financiën en lid van de Académie van We-
tenschappen, in 1823 directeur der „Finanz-
kammer" bj) de regeering te Bayreuth en in
1826 te Begensburg. Hg schreef voorts: „Ueber
den Zustand Bayems (1826-^1827, 3 dln)"
werd meermalen tot vertegenwoordiger geko-
zen, ontving in 1882 adeldom en begaf zich
voorts als commissaris-generaal en als regee-
ringspresident naar Passau. In 1886 werd htf
staatsraad in Beierschen dienst, minister van
Binnenlandsche Zaken en voorzitter van den
Baad van den Koning van Griekenland. Hy
nam echter weldra ^n ontslag en overleed
te Triest den Uden Mei 1885. ^ZQn jongere
broeder, Chofy Thomas Smdhart, geboren te
Weiszmain den 27sten Maart 1792, studeerde
in de rechten te Erlangen en te Landshut,
werd in 1827 professor aan het lyceum te
Hamberg, in 1847 professor in de geschie-
denis te Mttnchen en aanvaardde er in 1855
de betrekking van archivaris van het Bps-
archief. Hjj overleed aldaar den lOden Decem-
ber 1860. Van z0ne geschriften noemen wQ:
„Thomas Morus (1828)", — en „Aelteste Ge-
sehiehte Bayems (1841)".
Büdiger (Fedor WasiUewit^, graaO, een
Bussisch generaal, geboren omstreeks hetjaar
1780, trad reeds vroeg in dienst en voerde in
1812 en 1814 in Duitschland en Fraakrgk
als generaal-m^oor bevel over eene brigade
huzaren van het korps van Wittsfmuieim. In
1827 en 1828 streed hg met roem in den
oorlog tegen de Turken, alsmede in 1831 in
Polen. Hg werd generaal der kavallerie,
voerde in 1885 bevel over het Bussische leger
bg Kallsch en bezette in 1846 Krakau. Ge-
durende den Hongaarsehen veldtocht van 1849
vocht hg bg Waitzen en Debreczin, vervolgde
Oörsiei naar Arad en sloot met hem de ciH[)i-
tulatie van Vilagos. In 1840 werd &g Ud van
den Bgksraad, vertrok in 1854 als gouverneur
naar Warschau, zag zich in 1855 benoemd
tot chef der garde en overleed te Karlsbad
den 228ten Juni 1856.
Budolf , in het oud-Hoogduitsch RtwMLf
(Boem wolf). Onder dezen naam vermelden wg :
Benige Dwimike Kmtmê en Kwiimgm^ na-
meigk:
BiÊdolf MM Sekwaben, tegenkoning van JSTah-
drik IV en een zoon van Graaf Ktmd wm
Mkeimfeldem. Hg schaakte in 1057 Jlo^At^ de
elfjarige dochter van Keizerin 4^fMt, uit een
klooster en noodzaakte deze alzoo , niet alleen
hare toestemming te geven tot zgn huweigk
met Matküdoy maar ook hem het hertogdom
Schwaben af te staan en het bestuur over
Bourgondid op te dragen. Niettemin plaatste
hg zich reeds in 1066 aan het hoofd van de
samenzwering der Vorsten tegen Hendrik IV
en poogde zelf de Kroon te verwerven. Vooral
gedurende den opstand der Saksers in 1073 —
1075 gedroeg hg zich op eene trouwelooze en
dubbeihartige wgze, maar had geen moed tot
een openigk verzet. Hg nam deel aan den
veldtocht van Hendrik tegen de Saksers in
1075 en streed aan het hoofd der Schwaben in
den slag bg Hohenburg. Nadat echter in 1076
Hendrik IV door Paus Gregoritu VII in den
ban was gedaan, riepen onderscheidene Vor-
sten, waaronder ook Brndolf^ een Bgksdag
bgeen, om den Koning af te zetten en een
opvolger te kiezen. Wegens de onderwerping
van Hendrik werd de verkiezing uitgesteld
tot in het vooijaar van 1077; zg had plaats
den 15den Maart, en schoon Hendrik van den
128
EUDOLP.
ban ontheven was, viel de keos op JBudoJ/; na-
dat deie aftlaad had gedaan Tan de inveetitnnr
der binchoppen en het kiesrecht der Vorsten
erkend had. Thans echter week de voorspoed
van zyne sBde. Zelft in s||n eigen hertogdom
vond h0 vyanden , soodat hfl zich genoodsaakt
sag, zyne toevlucht te nemen tot de Saksers.
Deie schaarden, door haat tegen Sendrik
gedreven, sich getronw aan zyne igde,
en ook de Panseigke legaten b^i^nnstigden
den „Papenkoning". Lang woedde de burger-
oorlog flonder tot eene beslissing te komen.
Wél behaalde BmMf meer dan éene over-
vfinning, zoodat h0 door Chrêgoruu VII als
wettig Koning werd erkend, — wél zege-
praalde hg den 15den October 1808 bO Mölsen,
niet ver van Meiseburg, maar verloor er de
rechterhand en ontving eene doodeigke wonde
in den onderbuik, zoodat hQ den volgenden
dag overleed.
Bmdclf I WM J7aM«r^, oudsten zoon van
Graaf AUtreckt IV van Sébêmrg en van
SmiMng wm JTjfèiM:^. ^0 ^^^ geboren den
2den Mei 1218 op het kasteel Limburg in de
Breisgau, vergezelde in 1241 zyn doopvader,
Keizer JVvdtfrUf JJ, naar Italië en ontving
aldaar den ridderslag. Nadat zyn vader in
Palaestina bezweken was , kwam TMtAf in
het bezit van de helft van het graafschap
Hi^burg in Zwitserland. Door zQn huweigk
met QHftnMa^ eene dochter van Qraaf
BerthM vam MokmiUrg e» Maigerloch vermeer-
derde hS zyne bezittingen met het kasteel Orten-
burg en met onderscheidene goederen in den
Elzas. In 1249 deed ImnooêrnHms IV hem in den
ban, omdat Bmdolfeen aanhanger was van Keizer
Frêi&rik IIj — en nogmaals in 1254, omdat hQ
het jaar te voren, strQdende tegen den bisschop
van Basel, eene voorstad van deze plaats aan
de vlammen had pr||s gegeven. In herhaalde
veeten vergrootte hQ de bezittingen van zUn
Huis. Als bondgenoot van Straatsburg over-
won hg den bisschop dier stad, Wolikm von
0€rMiêók, bti Hausbergen in een open veld-
slag (1262). Na den dood der Graven wm
K^wrgj zQne neven, verkreeg hQ in 1266 ook
dit graaitehap en werd alzoo de machtigste
Vorstin Schwaben en Opper-Bourgondië. Terwgi
hg, op nieuw oorlogende tegen den bisschop
van Basel, deze stad beleerde, ontving hg
de tgding, dat hg den 29sten September 1278
te Frankfort gekozen was tot Duitsch koning.
TTtffMT tan Bppmutémy aartsbisschop van
Mainz, die op eene reis door Zwitserland naar
Rome Budolf had leeren kennen, wist de
aandacht der Keurvorsten op hem te vestigen.
Beeds den '24sten October werd hg te Aken
gekroond. Hg was een ridderigk en godvruch-
tig Vorst, die zich onderscheidde doorgezond
verstand en groeten gver. Hg bezat eene
lange, magere gestalte en een adelaarsneus,
maar had voor *t overige een zeer eenvoudig
voorkomen. Om de goedkeuring van den
Paus op deze verkiezing te verkrggen, moest
Bmdaf alle door OUo IV en Fredêrik II
verleende inwilligingen op nieuw bevesti-
gen. De Koning begverde zich in de eerste
plaats, om het vuistrecht te vernietigen. Toen
op de door hem daartoe uitgeechrevene Bgks-
dagen te Nflmberg, Wflrzburg en Augsburg
Koning Ottokar van Bohemen niet verscheen,
deed Bmdolf hem den 256ten Juni 1276 in den
Bgksban en trok aanstonds door Beleren heen
naar Oostenrgk. De iMvolking ontving hem
met goiuich, doch Weenen bood weerstand.
Vóór deze stad sloot Bndolf met Oetohar eene
overeenkomst, volgens welke de Koning van
Bohemen Oostenrgk, Stiermarken, Carinthië
en Krain aan het Bgk zou teruggeven en
Bohemen in leen ontvangen. Intusschen ver-
brak Oüokar reeds in 1277 den vrede, maar
verloor den 26sten Augustus 1278 op het
Marchfeld bg Hainburg den slag en het leven.
Emdolf liet Bohemen in het bezit van JVmtd^
den mindeijarigen zoon van Ottokar; Oosten-
rgk, Stiermarken en Kraïn kende hg toe,
met goedvinden der Keurvorsten, aan ^
zoon AlbfdMj en Carinthië aan Graaf Mnn-
hard van T^rol. Nu wgdde hg al zgne krach-
ten aan het herstel van den blnnenlandschen
vrede. Beeds in 1281 had hg op eeuBgksdag
te Nflmberg de vaststelling van een landvrede
voor Franken doorgedreven en den duur
daarvan op 6 Jaren bepaald. In 1286 werd
dezelfde maatregel verordend voor Schwaben en
Beieren, en in 1287 volbracht hg het werk
des vredes op groote schaal door de vemira-
wing van deS^kswet van Kainz, «Tgekondigd
door Fredêrik IL Vele roofiloten werden ver-
woest en de ridders, die den vrede verstoorden,
met geweld tot rust gebracht Ook in het
noordeigk gedeelte des lands wilde hg het
aanzien van het Keizerigk gezag herstellen en
riep te Erfürt een groeten Bgksdag bgeen, die In
Deceml>er 1289 geopend werd en tot in het
volgende Jaar duurde. Nadat hier de algemeene
landvrede door de Vorsten bezworen was,
zorgde de Koning, dat hg stipteigk gehand-
haafd werd. Alleen in Thttringen werden meer
dan 60 roo&loten vernield en 29 ridders
als roevers terecht gesteld. Nadat BudcHf in
1291 ter bevestiging van den landvrede een
Bgksdag gehouden had, riep hg te Frankfort
een tweeden bgeen, om ^n zoon Aïbreeki
tot keizer te doen kiezen, doch de Keur-
vorsten weigerden, zich derwaarts te begeven.
Toen hg te Germersheim zgn einde voelde
naderen, begaf hg zich naar Spiers, de be-
graaftilaats van onderscheidene Keizers, en
stierf aldaar den 16den Juli 1291. Hg heeft
zich vooral door het krachtig handhaven van
den blnnenlandschen vrede verdiensteigk ge-
maiÜLt.
Bmdolf IIj een zoon van MaximiUaan II
en van Maria wm Ootienr^kf eene dochter
van JCard V. Hg werd geboren te Weenen
den 18den Juli 1652, ontving zgne opvoeding
in Spanie, werd in 1672 koning van Hon-
garge, in 1676 koning van Bohemen en van
Duitschland en beklom den ISden October
1676, na den dood zgns vaders, den Keizer-
igken troon, waarna hg zgn zetel vestigde te
Praag. Hg was stompzbinig en traag, en toch
hoogst nagverig op zgne waardigheid, van
welke hg zich eene ovwdrevene voorstelling
vormde. Toen hg opmerkte, dat de wer^d
weinig gezind was, om aan zgne verregaande
eischen te gemoet te komen, bepaalde hg
zich tot den kring zgner luimen en liefheb-
bergen, maar ontvlamde in toom, zoodramea
eenig gezag aan zgne handen wilde ontne-
men. Hg verzamelde allerlei kunstgewroehten
en wetenschappeigke zeldzaamheden, stichtte
eene groote stoeterg, deed prachtige tuinen
BUDOLF-BÜE.
129
aanleggen, en wgdde lich aan de gondmakerO
ea de sterrenwiehelarli. Intonohen stelde hy
7)f€ko Srakê en KepÜur In de gelegenheid,
linnne naiporingen voort te letten. Het beleid
der saken liet hy over aan onwaardige gon-
«tcdingen, die sOne uitspattingen en lyne vrees
voor den dood ato middelen besigden, om hem
ie beheenehen. Hy veroorloofde en bevorderde
aelft het toenemen der Spaansch-JeanïetiBche
veactie, waardoor de godsdiensttwisten wer-
den aangevnord. Alleen in den erfopvolgings-
«bryd over Golik nam hy doortastende maat-
cegelen, om aan lyn neef, den Aartshertog
Lêopdld^ een vorstendom te beiorgen. Hy was
4e eer^ die aan syoe broeders geldeiyke
toelagen (apaaages) uitkeerde in plaats van
hon gedeelten van het aartshertogdom Oos-
tanryk toe te kennen. De Oostenryksche lan-
den waren onder syn bewind aan de grootste
verwarring ter prooi. Door den inval van den
Pa^ia van Bosnifi in Croatifi in 1591 ontstond
een nienwe oorlog tegen de Turken, waarin
deie in 1598 en 1594 Sigeth en Raab ver-
overden, waarna Mokautmed III 'm 1596 Aarts-
hertog MaximiUaam eene gedachte nederlaag
toebracht Ook Hongarye en Siebenbargen kwa-
men in opstand en Stepham Boc9kay mkte
aegevierend voorwaarts in Oostenryk, Stier-
marken en Moravië. Toch bleef Rudolf wer-
kloos, zyne broeders en neven moesten zich
derhalve met de saken bemoeien. MMhvu
sloot in 1606 op eigen geiag vrede met Mo-
huKÊmei Illy ontnam met geweld van wape-
nen in 1608 aan UuMf de Kroon van Hon-
garye, alsmede Oostenryk en lioravi6, nam
^ndeiyk den 20sten Maart 1618 zelfé Praag
in bezit en noodzaakte RudUfy tegen een
Jaargeld van 400000 florynen de Kroon van
Bohemen neder te leggen, nadat de Boheem-
•ehe Standen hem reeds den 9den Juli 1609
den m%|estdtsbrief hadden afgeperst. Na vormde
Brndólf het avontonriyke plan om met halp
der Evangelische Unie de verloren Kronen
te herwinnen, maar hy overleed ongehawd
eeo 20sten Januari 1612 en werd door syn
broeder MatUMat opgevolgd.
Komagem van Bowrgandiëj nameiyk:
'BmMf L, een lOon van QmaXKoêwraadvan
Amxmm. Hy werd in 888 door de aanzleniy-
ken des Umds tot Koning aitgeroepen en
door Keizer Arnmlf in ^ne waardigheid be-
vestigd. Na eene vreedzame regeering overleed
hy op den 25Bten October 912. — Hy werd
opgevolgd door zyn zoon Eudolf 11^ die ge-
ftedig oorlog voerde om syoe heerschappy uit
te breiden. In 921 door Adcdbert vom Ivrea
op den troon van Italië geplaatst, versloeg
hy zyn tegenstander Bêrmkfanmg in 928 by
Firenaoola, verliet Italië in 924 en deed
daarvan atbtand in 938 ter gunste van Stiffo
«M ProoMOff, waarvoor hy laatstgenoemd ge-
bied in ruil omtving. Hy overleed den Uden
JuU 937. — zyn kleinzoon RudUf III. over-
leden den 6den September 1082, was de laatste
onaf hankeiyke koning van Bourgoadië.
Budolf, aartshertog en kroonprins van
Oostenryk, geboren den 2lBten Augustus 1858.
Hy ia de eenlge zoon van Keizer Franz JoHmh,
genoot eene degeiyke opvoeding, werd in 1877
meedeijarig verklaard en trad het volgende
laar in krygsdienst In 1880 werd hy generaal-
mit|oor en in 1883 lnitenan^veldmaarsohalk.
xm.
Den lOden Mei 1881 is hy gehuwd met prinses
Siêpkamiój eene dochter van den Koning van
België. Ëy schreef: Fttufsehn Tage auf den
Donau (1881; 2de druk, 1885)**, — en „Eine
Orientreise (1885)''. Voorts is hj) medewerker
aan „Die Oesterreichisch Ungarische Monar-
chie in Wort und Bild (1885 enz.)**.
Budolphijnsohe tafels, alzoo genoemd
naar Keizer Budolf II, noemt men de sterren-
kundige berekeningen van den loop der be-
melliohamen, door Kepler. Zie voorts onder
Kepler.
Hudolphi (Karl Asmund), een verdien-
steiyk natuurkenner, geboren te Stokholm
den 14den Juni 1771, studeerde te Greife-
wald, Jena en Beriyn in de geneeskunde,
werd in 1797 hoogleeraar te Greiféwald, ver-
trok in 1810 als hoogleeraar in de genees-
kunde naar Beriyn en overleed aldaar den
29sten November 1832. Reeds te Greifowald
schreef hy voortrefléiyke werken over de tn-
gewandswormen en over de ontleedkunde der
planten, terwQl hy zich later uitsluitend bezig
hield met de anatomie der gewervelde dieren.
Te Beriyn bevorderde hy met kracht de be-
oefening der vergeiykende ontleedkunde en
stichtte er het zodtomisch museum. Van zyne
geschriften vermelden wy: „Entozoorum sive
vermtum intestinalium historia naturalis (Am-
sterdam, 1808—1810, 8 dln)**, — „Grundrisz
der Physiologie (1821—1828, 8 dln, onvol-
tooid)**, — „Anatomie der Pflanzen (1807)* ,
— en „Beitrage zur Antropologie und allge-
meine Naturgeschiohte (1812)**.
Budolstadt, de hoofdstad en residentie-
plaats van het vorstendom Schwarzburg-Rudol-
stadt, ligt aan de Saaie op de plek, waar
deze, zich in twee armen verdeelend, de
Wiisten Bach opneemt, en aan den spoorweg
Groszheringen-Saalfeld, in óen der fhudste ge-
deelten van Thfiringen. Zy bestaat uit de oud-
stad en de eigeniyke stad, is de zetel van
het ministerie, van de Begeering, van het con-
sistorie en van andere staatslichamen. Men
vindt er 4 kerken, 2 kasteelen (Heidecksburg
en Lud wigsburg), een gymnasium, eene reaal-
school, eene kweekschool van onderwyzers,
onderscheidene andere scholen, eene openbare
boekery met 62000 doelen, eenige instellingen
van weldadigheid en onderscheidene fabrieken,
~ en op de nabygelegene uitspanningsplaats
Anger een schouwburg. Men heeft er met het
garnizoen (een bataUon infanterie) nog geen
10000 inwoners.
Bue (Pieter de la), een verdiensteiyk Ne-
derlandsch geleerde, geboren te Middelburg
den SOsten Mei 1695, studeerde en promo-
veerde te Leiden in de rechten en wwd in 1718
schepen en in 1749 raad der stad Middelburg,
thesaurier en voorzitter van het CoUegie van
Kleine Zaken. Met Joam Stêengrachty Pieter
Boddaert en anderen hield hy wekeiyks eene
dichtUevende byeenkomst. Te zamen gaven zy
uit: „Atreus en Thyestes, treurspel naar het
Fransoh van CrébiUon (1717)*', — „DichtUe-
vende tydkortingen, bestaande fai gedichten
van onderscheidene stoffen enz. (1718)**, — en
„Schets der heeriykheid**. In 1725 werd de la
Bue provinciaal rekenmeester van Zeeland,
doch eene zware zenuwziekte, die hem in 1741
aantastte, üet by haar wyken eene onover-
winneiyke zwaarmoedigheid achter, die hem
180
RUE-RUGE.
tot aan zOn dood, op den Isten December
1770, ongOBchikt maakte voor elke geregelde
werksaamheld. Van B||ne geechriften vennel-
den wtl nog: „DeChriBteigke geloofebelt|deniB
en het gebed des Heeren in rgm gebracht
(1729)", — „Böbetetoflén (1781)", — ,8tich-
teigke gedichten (1782)", — „(Geletterd Zee-
land, rerdeeld in drie afdeeUngen, berattende
in noh de schrOTerB, geleerden en knnatenaars
enz. (1784)", — „Staatkundig en heldhaftig
Zeeland eni. (1786)", — en „Bechtvaardige
rerdediging yan Zeeland^s luister enz. (1725)".
Buelas (MiguSl), minister van Buitenland-
sche Zaken in Mexico en geboren te Zacatecas.
studeerde te Mexico in de rechten en werd
adrocaat, eerst in zQne geboorteplaats en toen
te Mexico. HU was meermalen lid van het
Congres der Unie, werd in 1875 senator en
onderscheidde zich door scherpzinnigheid en
welsprekendheid. BQ den val van den president
Lerdo de Tefada behield hQ zitting in den Senaat
als rertegenwoordiger ran Zacatecas en zag
zich in Januari 1879 belast met de portefeuille
van Buitenlandsche Zaken. In die betrekking
maakte hQ zich zeer rerdiensteiyk, daar hg de
goede verstandhouding tusschen Mexico en
Frankryk herstelde. HQ kon echter z||ne taak
niet Toleindigen; meermalen moest hy haar
wegens ongesteldheid aan een plaatsTerranger
toerertrouwen en hy overleed den 228ten
September 1880.
Buelens (Estelle), eene Belgische schry Mer,
geboren den 278ten Mei 1821 te Brussel en
yan zich zelve Orweeoeur^ trad in 1848 in het
huweiyk met den ambtenaar aan de bibliotheek
Ckarlêê Mmdens te Brussel en overleed aldaar
den 20sten Maart 1878. Eerst op gevorderden
leeftyd trad zy op als schryfeter en wel onder
den pseudoniem Müekd FUwry en schreef:
,Une histoire du pays (1868)". Van hare overige
novellen en romans, verschenen onder den
pseudoniem CfaroKMe Oram^ej vermelden wy:
,yUne expérience in anima vüi (1867)", —
„Choses recues (1867)", — „Un lendemain
(1868)", — „Gtontilhommerie d^ai^ourd'hui
(1868)", — „La servante (1872)", — „Mi-la-
sol (1872)", — „Deux nouveUes (1872)", —
„Le bon vieux temps (1878)", — „L*Océan
(1874)", — „Un mariage k BruxeUes (1875)",
— „Un paradoxe (1875)", — „Le sermon de
rabbé Gtoyet (1876)",— -Un héros (1877)", —
„Vieux Bruxelles (1877)'\ — en „Romans et
nouvelles (1878, 2 dln)".
Bufflni (Giovanni Domenico), een Engelsch-
Italiaansch sohry ver^ geboren te Genua in 1807,
studeerde aldaar, werd in 1880 advocaat, vo^e
zich in 1888 by het „Jonge ItaUë" van Ifocctiii,
waarvan hy verslag geeft in: „Ramorino et la
jeune Italië (1884)", vertoefde als vluchteling
in Frankryk en Zwitserland en vestigde zich
in 1886 in Engeland. Om redenen van gezond-
heid keerde hy in 1842 terug naar Frankryk.
In 1848 zag hy zich gekozen tot lid van het
Parlement in Sardinië en in 1849 werd hy
zaakgelastigde voor Sardinië te Parys, maar
legde na den slag van Novara zyne betrekking
neder en begaf zich weder naar Engehind. In
1858 legde hy er onder den pseudoniem Lorenzo
Benomi in het Engelsch eene autobiographie
ter perse, die met by val ontvangen werd. Voorts
schreef hy de romans: „Doctor Antonio (1855)",
— „The Paragreens (1856)", — „Lavinia (1860
en in 1877 in t Italiaansch vertaald)", — „Vin-
cenzo, or sunken rocks (1858)", — ,A quiet
nook in the Jura (1867)", — en „Carlino".
Hy overleed te TagUa aan de Riviera den
8den November 1881. In 1875 had hy zieh
derwaarts begeven.
Bug (De) is de achterzyde van den romp;
hy wordt by den mensch allengs smaller naar
de zyde van den nek en vindt aan de andere
zyde zyne grens in het twaalfde ribbenpaar.
In ruimeren zin rekent men tot den rug ook
de lendenstreek, zoodat zyne grenzen zieh
alsdan tot aan het darmbeen uitstrekken. De
zydelingsche grenzen van den rug vindt men
aan den buitenrand der breede rug^ier. Dp
het midden van den rug ontwaart men eene
groef met twee wallen. In de groef liggen de
doornuitsteeksels der mgwervels, en de wal-
len worden door spieren gevormd. De huid
van den rug is dik en betrekkeiyk niet zeer
gevoelig. Zy bedekt eenlge groote, platte spie-
ren, welke gedeelteiyk tot beweging van den
arm, gedeelteiyk tot eene boven- en beneden-
waartsche beweging der ribben dienen. Eene
zeer dikke en samengestelde spiermassa ligt
onder genoemde platte spieren; zy dient
hoofdzakeiyk voor de beweging van den romp.
Tusschen de spieren en de huid is voorts
een sterk vlies gelegen, dat de spieren
op hare plaats doet biyven. De beenderen
van den rug, waaraan al die spieren zich
vasthechten, zyn de wervelkolom en de ribben.
In de weeke deelen van den rug vindt men
slechts kleine bloedvaten en zenuwen.
Buge. Onder dezen naam vermelden wy:
Amdd Buge een verdiensteiyk Dnitseh
schryver, geboren den 18den September 1802
te Bergen op het eiland Rugen. Hy studeerde
te Jena en te Halle in de wysbegeerte en
nam er levendig deel aan de studentenveree-
nigingen (Burschenschaften), zoodat hy een
Jaar te K(^nick en 5 Jaar in de vesting Kol-
berg in hechtenis moest doorbrengen. (Gedurende
dien tyd bestudeerde hy met y ver de klassieke
schryvers, leverde vertalingen van T%eóerUn9^
AeschyUu en SópkooUt en had een groot ver-
maak in de werken van Jeam JPatU en van de
Engelsche Humoristen. Na het herkrygen zy-
ner vryheid in 1880 zag hy zich als leeraar
geplaatst aan het paedago^um te Halle, en
twee jaren later vestigde hjy zich aldaar als
privaatdooent Na het uitgeven van zyne
„Platonische Aesthetik (1882)" stichtte hy in
1887 met Sekierme^et de „Hall*sche Jahr-
bttcher fttr Kunst und Wissenschaft", doch
toen deze wegens hunne vryzinnige richting
onder de censuur werden gesteld, vertrok h$
met zyn tydschrift. dat nu den naam van
„Deutsche Jahrbflcner" ontving, naar Dres-
den. Het imiMetieFalkeiutem ontnam echter
eerlang aan dat tydschrift de vergunning om
in het licht te verschynen. Bnge vertoefde
daarna eenige Jaren te Parys en in Zwitser-
land en vertigde vervolgens te Leipzig onder
den naam van „Verlagsbureau" een boekhan-
del, waar onder zyne redactie de „Politlsohe
BUder aus der Zeit (1848, 2 dln)", — „Poë-
tische BUder aus der Zeit (1848, 2 dln)% —
en „Die Akademie, ein philosophisches Ta-
sohenbuch (1847—1848)" met bydragen van
SetgeTy Oresiacker, Freytag^ MMelj Fröbel^
Sarimatm enz. in het licht verschenen. Na
RÜGE-RUGENDAS.
131
het uitlMurBten der bewegiiig van 1848 gaf hQ
eent ta Leipzig en daania te Beriyn het de-
mocratisch dieigblad: „Die Beform*' in het licht
en werd lid van het Parlement te Frankfort,
waar htf tot de nitente linker lyde behoorde,
maar zieh gedroeg als een onpracttuch doc-
trinair, weshalre hg in de „Epistolae obsca-
romm riomm ad Amoldnm Boginm, philo*
aophnm mbmm nee non abstiactiflBimnm**
Tinnig werd doorgehaald. Wreyelig over die
beriaping, begaf hfl sdoh op reis en werd
door de Nationale Vergadering vervallen ver-
klaard van B||n lidmaatechap. Omatreeks dien
tOd (October 1848) woonde hU te Berljjn het
C!ongrö8 van Democraten bQ, om ctJn „Reform"
te doen aannemen tot orgaan van deae party.
Wegens den staat van beleg werd echter de
uitgave van dit blad verboden, en h|| zelf
moest den 21sten Januari 1849 de stad ver-
laten. Nn keerde hy naar ctJne zaak te Leip-
zig terog, nam deel aan de volksbewegingen
in Mei en moest na het dempen van den op-
stand (1850) de vlocht nemen naar Engeland,
waar hQ met MoMtwi^Ledru-BoUin en anderen
een Enropeesch democratisch comité vormde.
Later woonde hy te Brighton, en in 1866,
reeds voor den oorlog, verklaarde hy zich in
brieven aan Doitsche dagbladen een voorstan-
der der boitenlandsche politiek van wm BU-
marckf waarna hy in 1877 als schadeloosstel-
ling voor de opheffing van den „Beform'* en
voor de verbeurdverklaring zyner drukkery
een Jaargeld uit de Dnitsche Byksschatkist
ontving van 8 000 mark. Hy overleed te Brigh-
ton den Sisten December 1880. Van zyne
geschriften vermelden wy: „Schill und die
Seinen, Trauerspiel (1830)", — „Der Novel-
list (1839)", — „Zwei Jahre in Paris (1847, 2
dln)**, — „Novellen aus Frankreich und der
Schweiz (1841)",— „Unser System (1860)",
„Bevolutionsnovellen (1850)", — „Die Loge
des Humanismus (1851)", — „Die neue Welt,
Trauerspiel (1856)". — „Aus firttherer Zeit
(1863—1867, 4 dln)'*, — „Zwei Doppelromane
in dramatischer Form (1865)", — Manifest an
die deutsche Nation (2de druk, 1866)", —
„Aufrnf zur Einheit (1866)", — „Der Krieg
(1867)", — „Bianca della Bocca (1869)\—
„Beden ttber Beligion, ihr Entstehen und ver-
gehen, an die Gtobildeten unter ihren Vereh-
rem (nieuwe druk 1875)", — en onderschei-
dene vertalingen.
Sophuê Bmgêy een verdiensteiyk aardrykskun-
dige, geboren den 26sten Maart 1831 te Do-
mm. Hy stadeerde te Gdttiagen en te Halle,
promoveerde in 1864 aan laatstgenoemde uni-
verrit^t, vestigde zich in 1872 als docent aan
de polytechnische school te Dresden en is
thans professor in de geographie en ethnogra-
phie aldaar. Hy behoort tot de stichters van
het Geographisch Genootschap te Dresden.
Behalve onderscheidene aardryksknndige leer-
boeken schreef hy: „Das Verhaltnis der Erd-
kunde zn den anderen Wissenschaflten (1874)",
— „Weltanschauung des Columbus", — en
„Die Tnranier in Chaldtta (1876)". Ook be-
zorgde hy de tweede uitgave van de „€to-
schichte der Erdkunde (1878)'* YKnFeêehden
de derde van den: „Hausschatz der L^nder-
und Volkerkunde" van Schöppner.
Rügen, een eiland in de Oostzee, niet ver
van de kust van Pommeren, tegenover
XUI.
Stralsnnd gelegen en tot het Pruisische district
Stralsund behoorende, is door de Strelasond
of Bodden (2 Ned. myi breed) van het vaste-
land gescheiden, heeft eene lengte van 52
en eene grootste breedte van 41 Ned myi en
beslaat met eenige kleine eilanden eene opper-
vlakte van ruim 17V3 D iT^ogr. myi. Men
vindt er aan de kust tairyke baaien en land-
tongen. De kern van het eiland vormt een
driehoek. Evenwydig aan dé noordoostzyde
van die kern strekt het schiereihind Jasmund
zich uit, door eene smalle heidestrook met
het eiland verbonden en In den Stubbenkammer
eindigend. Met Jasmund is wederom het
schiereiland Wittow vereenigd, gelegen tegen-
over de noordpunt van den driehoek en pry-
kend met het voorgebergte Arkona, waarop
zich weleer een vermaarde tempel verhief.
Aan de noordwesteiyke zyde vindt men de
eilanden Ummanz en Heddens5e, die tevoren
hoogst waarschyniyk evenzeer verbonden
waren met de kern. De bodem is er in het
westen vlak en zonder bosch, maar begint
naar het midden van het land te ryzen, zoo-
dat hy zich in den Bugard by Bergen 101 en
in den Granitz 105 Ned. el boven de opper-
vlakte der zee verheft. Het noordoosteiyke
schiereiland Jasmund heeft eene steile, rots-
achtige kust en fraaie loofboomwouden. In
het algemeen is de grond er zeer vruchtbaar,
vooral op Wittow, de korenschuur van het
eiland. Het eiland is met tallooze zwerfblokken
als bezaaid, de straten zyn er mede geplaveid
en de tuinen ommuurd. Jasmund bestaat aan
de noord- en noordoostzyde uit een hoog
krytgebergte met horizontale vuursteenlagen.
Hier heeft men den Groeten Stubbenkammer,
wiens hoogste punt, de KOnigsstuhl, rich
schier loodrecht 133 Ned. el uit de wateren
der zee verheft, — alsmede verder oostwaarts
den Kleinen Stubbenkammer, iets minder
hoog, maar niet minder steil. Li de kloof
tusschen deze beide rotsgevaarten vindt men
een naar het strand loopend voetpad en eene
heldere waterbron. Achter den groeten Stub-
benkammer ligt de Stubbnitz, een beukenwoud
ter lengte van 16 en ter breedte van 4 Ned.
myi, in welks midden zich het langronde
Herthameer en aan welks zuideiyk uiteinde
zich de badplaats Saszmitz bevindt. Verder
westwaarts verheft zich de Burgwall, door
sommigen voor de grondvesten gehouden van
den Herthaburcht. Ook heeft men er onder-
scheidene hunebedden en andere overbiyAelen
der Oudheid. Het aantal inwoners van dit
eiland, gevestigd in 2 steden, 3 vlekken en
onderscheidene dorpen, bedraagt omstreeks
46000 (1880). Landbouw, veeteelt en visschery
zyn er de voornaamste bronnen van bestaan.
Ieder schiereiland heeft er zyn afeonderiyken
tongval en zyne eigenaardige zeden en ge-
woonten. De hoofdstad is Bergen, op de kern
van het eiland gelegen. Aan de zuidkust ver
heft zich het vlek Putbus, de hoofdplaats van
het graafechap van dien naam. Er komen veel
reizigers, daar het eiland eene verbazend
groote verseheidenheid van natuurtooneelen
aanbiedt.
Hugendas. Onder dezen naam vermelden
wy:
Gêorsf FkUipp Biê^^mdas, een beroemd schil-
der van veldslagen. Hy werd geboren den
9*
188
RUGEKDAS— BUHMOHR.
17deii November 1666 te Augslnirg, ont?iiig
onderwtlB yan een grayeiir, mur TerwiMelde
weldra de grayeemaald met het penseel en
had Itais Fisehei te AngBbnrg en yervolgens,
na een tweejarig yerblUf te Weenen, MoUnari
te Venetië tot leermeester. Te Rome werd hg
in het gUd der kanstenaars opgenomen, doch
in 1696 keerde hy naar Angsborg terag en
sag er zich genoodsaakt, wederom de graveer-
naald ter hand te nemen. Hy lererde o. a.:
,,De belegering yan Angsbnrg in 1703*' in
6 bladen. In 1710 werd hy directeur der pas
gestichte teekenacadémie in zyne geboortestad,
en hy overleed den lOden September 1742.
JohoM» Lorenz Bugendoê^ een achterklein-
zoon yan den voorgaande en desgeiyks een
verdiensteiyk schilder van veldslagen. Hy werd
geboren te Angsbnrg in 1775 en overleed als
professor en directeur der school voor Schoone
Kunsten aldaar den 19den December 1826.
Moritt Eugemdat^ een verdiensteiyk dieren-
schilder en een loon van den voorgaande. Hy
werd geboren te Aogsburg den 29sten Maart
1802^ genoot het onderwys van Atbreéhl Adam
te Mttnchen, vergezelde in 1821 als teekenaar
Lamgtdorff op eene reis door Brazilië, geraakte
met hem in oneenigheid, doorreisde het land
met zyn schetsboek en verkocht dit na zyn
terugkeer in 1825 aan den kunsthandelaar
Snsfdmamn te Parys. Weldra verschenen nu
zyne „Malerische Reisen in Brasilien (1827—
1885, met 100 steendmkplaten)**. Van 1827—
1829 vertoefde Rugendoi te Rome en in het
zuiden van ItoUë. Van 1881—1888 reisde hy
in Mexico, — in 1884 in Califomie en Chili,
waar hy tot 1840 vertoefde en vanwaar hy
tochten deed naar Araucanië, Patagonië en de
Pampa's van Buenos Ayres, — in 1841—1848
in Pem, — in 1844 in Bolivia, — en in het
volgende Jaar aan de kusten van Patagonië,
aan den mond der La Platarivier en te Mon-
tevideo, voer de Parana op en begaf zich
langs de Uruguay naar Rio de Janeiro, van-
waar hy in 1847 over Parys naar Mfinchen
terugkeerde. Zyne verzameling van 8853 stu-
diën werd in 1848 door aankoop het eigendom
van de Beiersche Regeering. Het aantal zyner
stukken in olieverf is gering. Hy overleed
den 29sten Mei 1858 te WeÜheim in Opper-
Beieren.
Buggegraat en Ruggemerg, zie Wer-
vdkolom,
Bugiërs is de naam van een groot en
machtig volk, dat weleer aan de kust van
NoordGermanië tusschen de Oder en de
Weichsel gevestigd was. Het behoorde tot
het verbond der Gothen, verhuisde zuidwaarts
naar de Donau en onderwierp zich in de
5de eeuw aan AtHh^ wien het op den tocht
naar Gallië vergezelde. Na diens dood her-
kreeg het zyne onafhankeiykheid en woonde
in het hedendaagsche Oostenryk. Onder ko-
ning Fdeiheus breidde het zyne heerschappy
uit over Noricum, doch bezweek in 487 voor
OdoaeêT. De Koning werd krygsgevangen
gemaakt, maar de ontkomene Rttgiërs brachten
zyn zoon Frederik by de Oost-Gothen en
wisten Koning Tkeóderik over te halen tot een
oorlog tegen Odoaoer (889). De Rugiërs ves-
tigden zich nu met de Oost-Gothen in Italië
en deden in 541 pogingen, om een eigen
koning, Erarich, te benoemen, die echter
weldra door de GhHhen werd omgebracht De
ROgiers verdwenen by den val van het Oost-
Gothisehe Ryk.
Buhla» door het volk „die RnhF' geheeten,
is een vlek in het TtMnger Woud, ruim een
nnr gaans van het station Wutha van den Thfl-
ringer spoorweg. Het is een uur gaans laag,
zich uitstrekkend door een eng dal en telt
omstreeks 4600 inwoners. Het behoort gedeel-
teiyk tot Saksen-Weimar en gedeelteiyk tot
Saksen-Coburg. Men heeft er eene druk be-
zochte badinrichting en eene zich krachtig
ontwikkelende nyverheid. Men vervaardigt er
vooral pypenkoppen en sigarenpypen van meer-
schuim en hout, portemonnaies, voorwerpen
van yzer en staal enz., en de ingezetenen
onderscheiden zich door een eigenaardigen
tongval.
BtUüe von Lilienatem (Johann Jacob
Otto August), een Pruiirïsch generaal en
schryver, geboren den 16den April 1780 te
Beriyn, trad in 1795 in dienst, werd in 1807
mi^oor en gouverneur van Hertog JB^mkard
wm Weimar en vergezelde dezen in den
oorlog van 1809 tegen Oostenryk. In het mO^'
van 1811 begaf hy zich naar zyne goederen
in Saksen maar trad in 1813 als vrywilliger
in de gelederen van het korps van LüUow^
werd chef de bureau by Sehamkont en ont-
wierp het plan voor het gevecht by Hainau.
In December van dat Jaar werd hy commis-
saris van de Duitsche legervorming onder
SteiMf in 1815 chef van den generalen staf in de
Rynprovinciën, in 1816 kolonel by den groeten
generalen staf te Beriyn, in 1820 generaal-
miOoor en in 1822 chef van den groeten gene-
ralen staf. Sedert 1816 was hy voorzitter der
commissie van regeling der studiën aan de
militaire school en in 1826 werd hy directeur
dier commissie. In 1845 zag hy zich benoemd
tot luitenant-generaal en in 1844 tot directeur-
generaal van het militair onderwys. Hy over-
leed te Salzburg den Isten Juli 1847. Van
zyne geschriften vermelden wy : „Bericht eines
Augenzeugen von den Feldzug des Fflrsten
von Hohenlohe-Ingelfiogen in September und
October 1806 (1807, 2 dln ; 2de druk, 1809)'\ —
„Zur (ïeschichte der Pelasger und Etmsker
(1881)*\ — „Universalhistoriseher Atlas (1827,
dl 1 en 2)'*, — „Historiogramm des preuszi-
schen Staats von 1820—1880 (1884)'*, —
„Rudimente der Hydrognosie (1889)'*, — „Va-
terlttndische Geschichte von der frühesten Zeit
bis um das Ende des 18 Jahrhunderts (1840,
dl 1)", — en „Oro-hydrographische Karte von
Sachsen (1809)**.
Buhmkorff (Klos van), zie Indwfüe.
Bnhmohr. Onder dezen naam vermel-
den wy:
Karl Friêdriek Ludwig FéUz wm Brnhmohry
een verdiensteiyk beoefenaar der kunstge-
schiedenis, geboren den Oden Januari 1786 te
Reinhardsgrimma by Dresden. Hy bezocht
het gymnasium te Holzminden en wydde
zich te Gëttingen aan de studie der kunst. Te
Dresden, waar hy den omgang genoot van
Tieoky ging hy over tot de R. Katholieke
Kerk, bezocht in 1804 Rome en Napels en
vestigde vooral zyne aandacht op de oudheden
van Pompei. Na zyn terugkeer (1806) ves-
tigde hy zich op i^ne go^eren in Noord-
Doltschland, vertrok in 1816 weder naar
BUaMOHB— RUILING.
183
Italië en yenamelde ta Florenee bouwstoffeii
yoor ^ne ^Italieiiisclie ForBchnogen (1826—
1881, 8 dln)*'. Eene derde reis derwaarts in
1828 vencliafte hem gelegenheid tot verrQ-
king van het Koninkiyk moBeom te BerlQn
en tot' de nitgave van B||ne „Drei Reisen
nach Italien (1831)'*. Daarna toefde hg yeelal
te Dreaden, doeh daar igne betrekking tot
Tiedc minder aangenaam werd, ging hQ eerst
naar Kopenhagen en kocht in het roorjaar van
1842 een hnis te Lübeck, waar hg plaats Tond
voor sgne boeken en plaatwerken. Hg overleed
eehter reeds den 26flten Juli 1843 te Dresden.
Van lUne gesehriften vermelden wg nog: „Ge-
sehidite d^KOniglichenKnpferstiohsammlnDg
xn Kopenhagen (met ThUle^ 1836)*\ — - „Hans
Holbein der Jttngere in seinem Verhftltnisa
nun dentsehen Formsehnittwesen (1836)", ~
„Znr Gesohiehte der Theorie der Formschnei-
deknnst (1827)", — „Geist der Kochkonst
(1832)", — „Deatsche Denkwfirdigkeiten (1822,
4 dln)", — „Novellen (1833 en 1836, 2 dln)",—
het gedicht: „Kynalopekomachia (1835)", —
en „Schnle de HOfllchkeit (1834—1836, 2
dln)".
Theodar Wilkdm Ekrêtrup BuAmakry een
Deensch novellist en dichter, geboren te Ko-
penhagen den 2den Augustus 1807. Hg was
eenige jaren mederedacteur aan het blad:
„Berlingske politiske Tidende", volbracht in
1832 met hulp van de Regeering eene reis door
Duitschland en Zwitserhuid en werd in 1844
ambtenaar bg het gemeentebestuur te Kopen-
hagen, in 1863 te Herredsfoged in Gram en
in datzelfde jaar te Hadersleben, waar hg tot
in 1864 bleef. In de daarop volgende 10 jaren
volbracht hg reizen in het zuiden van Europa,
in Egypte en Palaestina en keerde vervol-
gens terug naar Kopenhagen. Hg heeft onder-
scheidene gedichten en eene reeks van histo-
rische novellen in het licht gegeven, zooals:
„Peter Tordenskjold (1842, 2 dln; 6de druk,
1872)", — „Niels Juel og Hans Sans Samtin
(1846, 2 dln; 6de druk, 1876)", — „Grevens
Fejde (1860, 4 dln)", — „Historisken For-
tailinger (1873)", — „FortftUinger (1874)",—
en „Historiske Billeder Ara Christian den
Fjerdes tid (1863, 2 dln)".
Rohnken (David) of BuknkemUtSj een uit-
stekend beoefenaar der Oude letteren, geboren
den 2den Januari 1723 te Stoipe in Achter-
Pommeren, studeerde te Königsberg, Wit-
tenberg en Leiden en maakte op laatstgenoemde
plaats gebruik van de lessen van Tiberimê
Menutêrkm». Dezen werd hg in 1767 als
lector toegevoegd, ontving in 1761 eene aan-
stelling aldaar tot professor in de geschiedenis
en welsprekendheid en overleed den 14den
Mei 1798. Hg behoorde tot de vermaardste phi-
lologen ^er eenw, en van zgne geschriften
noemen wg: „Epistolae criticae (1749—1761;
2de dmk, 1827)"* — eene uitgave van den
„Timaeus (1764; 2de dmk, 1789)", — eene
van den „Hymnus in Cererem van Eomêfm
(1780; 2de druk, 1827)" — eene van „RutUius
Lopos (1768 en later)", — eene van „Yelle-
Jns Faterenlus (1779, 2 dln; 2de druk, 1830)",
— eene der „Opera van Mwrêltu (1789, 8
dln)", — „Elogiom Tiberii Hemsterhusii (1766
en later)", — „Gpnscula oratoria, philologica
et critica (1797)" — „Lectionesacademicaein
antlquitates Romanas (1818)", — „Dictata in
Terentium (1826)", — Dictata in Suetoninm
(1880)", — en „Dictata in OvidU Heroidas
(1831)". Zgn leven is beschreven door Wyt-
tênbaek,
Bnhrort, eene stad in het Pruisische
district Dflsseldorf, aan de Rgn en aan den
mond van de Ruhr, door een zgtak met den
spoorweg Keulen— Minden en door een anderen
met MtUheim aan de Rgn verbonden, is
tevens het aanvangspunt van den spoorweg
Gladbach— Aken en onderscheidt zich door
de ngverheid zgner bewoners. Hun aantal is
ruim 8000 (1876). Men vindt er eene groote
rivierhaven, uitgebreide scheepstimmerwerven,
vele febrieken en een levendigen handel in
steenkolen, graan, hout enz. Het spoorweg-
verkeer over de Rgn wordt er bevorderd door
twee groote booten, welke de waggons over-
brengen.
Buigbloem, dezelfde als Menvanihat (zie
aldaar).
Builing. De mensch, die enkel voor
levensonderhoud te zorgen heeft, is gewoon-
igk niet in staat, den prgs te bepalen van de
voortbrengselen der natuur, maar hg begint er
over na te denken, wanneer zgne begeerten
zich verder uitstrekken en alzoo zgne behoeften
grooter worden. Hg gevoelt, dat hg voor eene
zekere hoeveelheid dier voortbrengselen het
verlangde zou kunnen verkrggen en komt
tevens tot het begrip van waarde. Het komt
er slechts op aan, iemand te vinden, die het
begeerde bezit en wil a&taan tegen datgene,
waarover de behoefte gevoelende beschikken
kan. Doet zoo iemand zich voor, dan kan tot
beider genoegen eene omwisseling of ruiling
plaats hebben. Het spreekt wel van zelf, dat
met de toenemende behoeften der menschen
de zucht naar ruiling vermeerderde. Men legde
zich toe op het verzamelen of voortbrengen
van ruilbare voorwerpen, en zoo ontstond in
de maatschappg de zegenrgke verdeeling van
den arbeid. Daarbg ontwaakte bg velen de zucht
naar winst en naar den hieruit voortvloeien-
den rgkdom. Men verzamelde, vervaardigde
en verruilde meer dan men voor zgne be-
hoeften noodig had en verkreeg langs dien
weg voorraad van ingeruilde waren. Deze
werden vervoerd naar plaatsen, waar zg
wederom op de voordeeligste wgzen konden
worden verruild, en zoo ontstond de wel-
vaartscheppende handel en eerlang een al-
gemeen ruilmiddel, aameigk het geld. .
Na de invoering van het geld heeft de rui-
ling veel van haar gewicht verloren. Intusschen
bigft ^ nog steeds het middel om met onbe-
schaafde volken handel te drgven, terwgi zg
ook in eene beschaafde maatschappg nog al-
tgd eene belangrgke plaats vervult. Grond^se-
naars kunnen daardoor hunne wederzgdscne
belangen bevorderen en erfgenamen daar-
door de aanwgzing door loting verbeteren,
waartoe hun in art. 1126 van ons burgerigk
wetboek de bevoegdheid is verleend. Hoewel
nn ruiling veel overeenkomst heeft met koop
en verkoop, ziet men daarin het eigenaardige,
dat twee personen, die milen, tegeigk kee-
pers en verkoopers en dus ook aan beider
verplichtingen verbonden zgn. Ook heeft de
Nederlandsche wetgever de gevolgen van het
voorschrift van ons recht, waarbg de koop en
verkoop van eens anders goed nietig wordt
184
RUILING— RUITENSCHILD.
▼arklaardy a&onderltik voor de oyereenkomflt
Tan ruiling geiegeld.
Buimte en tijd zQn begrippen, die wg
moeielIJk van elkander kunnen scheiden, om-
dat Ij) met onze voontelling Tan alle aaken
Terknocbt zyn. Hoogst moeieiyk echter is het ,
de Traag te beantwoorden, wat roimte en
tyd eigenltik zQn londer eenig Toorwerp.
launers dan bigft ons niets OTer dan eene
oneindige nitgebreidheid en eene eeuwigheid,
en daarran kunnen wU ons onmogelt|k eene
Toorstelling Tormen. WQ IcTcn en bewegen
ons in de ruimte en in den tUd, en toch
Bchynen deie twee geene werkeiykheid te be-
zitten, zy ilin geene eigenschappen der dingen
en ook geene Toortbrengselen onzer Terbeel-
ding. Riümte en tyd worden dan ook door
Kamt als Tormen Tan ons denkTcrmogen be-
schouwd.
Tan boTen sa&mgegroeid, en de stempel ia
8—6 hoekig en gesleufd. De lederachtige dooa-
Trucht springt met kleppen open, en de zaden
komen in geringen getale in de hokken toot.
De ruitachtige planten behooren alle in de
Oude Wereld te huis, inzonderheid in de ge-
matigde streken Tan het noordeiyk halfhmd,
het meest aan de kusten der Middellandsche
Zee. zy boTatten fai de kliertjee der kruid-
achtige doelen eene bitterstof, eene scherpe hars
en eene aetherisohe olie. Tot deze familie en
wel tot het geslacht Ruta behoort de bekende
wijnruU (Ruta graTOolens L) met een ronden,
onbehaarden stengel ter hoogte Tan 6 Ned.
palm, gesteelde, twee- tot driemaal gOTinde
bladeren en in tuilen geplaatste bloemen. De
Bchutbbulen zyn klein en lancetTormig, de
bloembladen geel en aan den zoom gekield,
maar zonder tanden, en de kelkbladen lan-
De gewone ruit (Rata graveolens).
Rmt, %w PareUdcffram.
Buitaohtige planten (Rutaceae) is de
naam Tan eene plantenfamilie, welke een aan-
tal OTorbiyTende kruiden en heesters omTat.
zy onderscheidt zich door afwisselende of
tegenoTergestelde, gaTe of ingesnedene, klier-
achtig g^ppelde bladeren en tot tuilen of
trossen' Tcreenigde bloemen, die aan de uitein-
den der takken zyn geplaatst Die bloemen
hebben een 4* of 5-deeligen kelk en 4 of 5
genagelde bloembladen, terwyi de meeldraden,
4—10 in aantal, rondom eene klierachtige,
onderstandige schyf zyn geplaatst. Deze om-
geeft den Toet Tan het .Truchtbeginsel, dat uit
8 —5 onderling Tergroeide Truchtbladen bestaat.
De Btyien zjjfn Tan onder gewooniyk Try en
cetTormig en gespitst. Deze plant is donker
groen en heeft een eigenaardigen, specery-
achtigen geur. Zy groeit op schrale heuTels
in het midden en in het zuiden Tan Europa.
Wy geTon hierby de afbeelding Tan deze
plant, nameiyk in a die Tan een stengel op
^'sde der natuuriyke grootte, in h die eener
Trucht, in e die eener bloemkroon met 8 meel-
draden en in <l die eener bloemkroon ^met 10
meeldraden, alle in natuuriyke grootte.
Bnitensohild (Gerrit), een Nederlandsch
godgeleerde, geboren te Leeuwarden den 15den
Mei 1802, studeerde te Franeker en te Leiden,
promoToerde in de theologie op eene disser-
tatie : „Specimen in locum 1 Petr. 1 : 8—12'*,
was aohterTolgens werkzaam als predilcantte
RUITEN8CHILD-RUM.
135
Voorfcoot, Zatfen en 'sGravenhage en werd
Ho4>rediker Aldaar. H0 gaf eenige leerredenen
in het licht, was medebestanrder van het
Haagsch Qenootachap tot Terdediging Tan den
Chriatelfiken Godsdienst, lid der Leidsehe
Maatich^ril ▼>& Nederlandsche Letterkunde,
ridder der orde van den Nederiandschen Leeuw,
kommandenr, rerrolgens grootolfioier der orde
Tan de Eikenkroon en OTerieed den 6den
Deeember 1877.
Bniterij (De) of TundUme^ naar getal-
sterkte het tweede wapen in de Earopeesche
legers, moet door snelheid en stontheid van
aanTal eene groote uitwerking te weeg bren-
gen. Hare Torming en oefening kosten Teel
tVd en geld, en hare aauToering Tereiseht
Teel beleid. Men heeft lichte mitery, Tooral
geschikt Toor den Toorpostendienst, en sware
miterli, geschikt, om door de Tyandeigke ge-
lederen heen te breken en het geTCcht te
besUssen. De nritery wordt doorgaans in het
leger ingedeeld in regimenten, welke een ie-
ker aantal eskadrons beratten. Twee of drie
rc^^enten Tormen eene brigade, en twee of
drie brigades eene diTisie. SomtQds worden
2 of 8 dirisiën tot een kaTalleriekorps Ter-
eenigd.
De oudste miterg Tindt men waarschynltlk
by de Egyptenaren. Daarna ontmoeten wtl
se in het Assyrische B0k, — TOorts by de
Israëlieten ten tQde Tan SaUmo en bQ de
Persen in de 6de eeuw. Zy bestond uit boog-
schutters te paard. De Grieken hadden geene
ruitery Tóor den Peloponnesisehen Oorlog,
maar toen werd zQ door Spammondat aan-
merkeiyk uitgebr^d. De Grieksohe ruiters
Tormden sware ruiterQ, met harnas en lans
gewi4>end, do^ er waren ook lichte ruiters,
nam^k bereden boogschutters, in dienst
De Bomeinsche ruiters der legioenen be-
hoorden tot de lichte ndtery en streden meestal
te Toet; eerst na den Tweeden Punischen
Oorlog had men er sware mitery, die te paard
deel nam aan het geTccht.
Li de middeneeuwen Tormden de ridders
in Europa eene zware mitery, die by de in-
Toering der Tuurwapens Terdween. In Duitseh-
land onderscheidde men in de eerste helft der
16de eeuw drie soorten Tan ruiters, de ku-
rassiers, de speermiters en de schutters te
paard. De beide eersten Toerden de lans; de
kurassier in» met syn paard Tolkomen ge-
hamast, — de speermiter zelf slechts gedeel-
teiyk en zyn paard in het geheel niet, ^ en
de schutter had slechts een stormhoed, een
Tuurroer en eene korte speer. In de tweede
helft dier eeuw werden alle lansruiters Tan
pistolen Toorsien, en in Frankryk werden
haakbussehutters te paard ingeiyfd, die te
Toet Tochteo. In de 17de eeuw Tcrdwenen de
lansruiters by onderscheidene legers, en in
de 18de eeuw had men hoofdsakeiyk kuras-
siers en dragonders, welke laatsten, aauTan-
keiyk Toor den dienst te Toet en te paard be-
stemd, aUengs Terdrongen werden door de
uhlanen en huzaren. By de Siawische Tolken,
inzonderheid by de Kozakken, bleef de speer
steeds het wapen der mitery ; ook in ons land
heeft het lang geduurd Toordat de lanciers met
de kurassiers in dragonders en deaen later in
huzaren werden herschapen.
Buis (Hipölito),eenTerdien8teiykSpaan8ch
Ismidkundige, gepUatst aan den koninkiyken
tuin te Madrid, heeft zich Tooral bekend ge-
maakt door eene reis, welke hy als eerste
luruidkundige en als chef der expeditie in het
laatst der Torige eeuw in Pem, Ctiili en an-
dere landen Tan Zuid- Amerika heeft Tolbracht.
In 1777 begaf hy zich derwaarts met zyn
landgenoot Favon, Vooral wilden zy onderzoek
doen naar den kinaboom. Zy blcTen er tot
1788 en hadden alzoo gelegenheid, de ryke
inlandsche flora aldaar gade te sUan. Na hun
teragkeer maakten zy de uitkomsten hunner
waarnemingen openbaar in onderscheidene be-
langryke werken, Tan welke wy noemen:
,yFlorae PemTianae et Chilensis prodromus
(1790)'*, — «Systema TegetabUium florae Pe-
mTianae et Chilensis (1789)", — en „Fiom
Pemriana et ChUensis (1798—1804, 4 dln
met 425 afbeeldingen)". — Voorts maken wy
melding Tan Juan SuUj een Spaansch dichter
uit het midden der 14de eeuw. Wegens zyn
losbandig leTcn werd hy te Toledo in de ge-
Tangenis opgesloten en Terraardigde aldaar
in 1848 zyne „Poesias, die uit omstreeks 7 000
Torzen b?staan en zoowel door Sanohêt
in zyne: „Collection de poesias castellaflos
anteriones al siglo XV (1790)" als door Jswêr
in de: „BIblioteca deautorese8pafiole8(1864)"
zyn uitgegeTcn.
Bule Britannia is het Engelsche Tolks-
lied, door Tkomtom gedicht en door Ante op
muriek gebracht. Daarin wordt de aloude Brit-
sche Tryheid Tcrheeriykt en aan Britaoje de
heerschappy ter zee toegekend.
Bulhière (Ciande Carloman de), een Ter-
diensteiyk Fmnsch gesohiedschryTer, geboren
in 1735 te Bondy by Parys, omhelsde den
krygsdienst, TOcht gedurende den ZeTCAJari-
gen Oorlog in Doitschland, Torgezelde in 1760
den Baron de Brtieml op eene gezantschaps-
reis naar Petersburg, Tcrllet in 1765 het leger,
zag zich in 1771 geplaatst by het departement
Tan Buitenlandsche Zaken, werd in 1787 lid
der Académie, en OTcrleed den dOsten Januari
1791 te Parys. Van zyne geschriften Tcrmel-
den Try: „Aneedotes sur la rÓTolution de
Eussie en Tannée 1762 (1797 en later)", —
„Eclaircissements historiques, sur les causes
de la réTOcation de Tódit de Nantes (1788, 2
din)", — en „Histoire de Tanarchie de Pologne
et du démembrement de cette république (1807,
4 dln; 4de druk. 1862,Sdln)".Zyne„OeuTres
complètes" Tcrscnenen in 1819 in 6 deelen.
Bum is een alkoholhoudend destillaat, dat
uit het sap Tan suikerriet en uit melasse Ter-
kregen wordt. Afral Tan suikerriet en het
schuim, dat by de bewerking Tan het sap op-
treedt, IcTeren den scherp zuren negermm. Me-
lasse, welke uit Indische suiker in Europa Tcr-
kregen wordt, geeft geen goeden mm. TochTer-
zekert men, dat de beste Indische mm uitzuiTcre
melasse wordt bereid. Volgens Horewood brengt
men in West Indië bet schuim, dat by het inko-
ken Tan het sap ontstaat, met een gedeelte Tan
dit laatste in eene kuip, Tcrmengt het met
melasse en water en laat éen en ander gisten,
waarna men tot de destillatie OTcrgaat. Eerst
de tweede destillatie geeft mm, die gemid-
deld 72 -77 gewichtsprooenten alkohol bcTat
Daaraan deelt men op kunstmatige wyse een
aangftnaam bouquet mede. Jonge mm is scherp
Tan smaak en heeft ii\ groote mate een be-
186
RÜM—BUND.
dwelmend vennog^n; eent na lang Uggen
komt hQ tot rflpheid. Men Yerrangt echter de
werking van den tQd ook wel door toevoeging
van het sap van ananasaen. De Jamaicamm
wordt voor de beste soort gehoaden, en daarop
volgen die van Barbados, van Antigna, van
de Eilanden onder den Wind en van BraiiliS.
In Enropa wordt de mm vooral ingevoerd
door de Engelsohen nit Caba, Portorico, de
Britsch West Indische Eilanden, Nederlandsch
en Britsch Gnyana, Manritios en OosMndi6;
maar de OosMndische ram heeft meer van
arak dan van eigenlijken mm. Deie laatste ia
in iniveren toestand kleurloos of eenigsiins
geel, hoewel men er wel eens eene bmine
klenr aan geeft. HQ wordt intnsschen zeer
dikwtlls met wtfngeest en water versneden.
Ook bereidt men zoogenaamden mm op kunst-
matige vrlize van wQngeest en water, waar-
aan men een aroma geeft door éen of ander
essence, vooral door mmeesence, den mieren-
zuren aethylaether, hieraan toe te voegen.
Om eehten ram daarvan te onderseheideu, ver-
mengt men 10 kubieke Ned. duim van dit vocht
met 8 kubieke Ned. duim Engelsch zwavel-
zuur van 1,84 soorteiyk gewicht. Na af-
koeling is de geur van echten mm nog zeer
goed te ruiken,* maar die van het kunstpro-
duct verdwenen. Heeft men eene soort van
mm, die hoofdzakelOk uit wttngeest en water
bestaat, zoo ontwaart men na de behandeling
met zwavelzuur den geur nog van echten
rum, bijaldien deze er slechts ten bedrage
van 10% in aanwezig is.
Bumburg, eene stad en de hoofdplaats
van een evenzoo genoemd district in het Ko-
ningrQk Bohemen, ligt aan de grenzen van
Saksen en aan een paar spoorwegen en telt
ruim 10000 inwoners. Ztj is de zetel van eene
reehtbank en heeft eene burgerschool, drie
volkBBchoIen, eene evangelische school, eene
B. Katholieke en eene Protestantsche kerk,
een Capuctjner klooster enz. en ztJ is vermaard
wegens de gewevene stoffen, die er vervaar-
digd worden.
Bxunford (Benjamin Thompson, graaf van),
een man, die zich door nuttige werkzaamheid
onderscheiden heeft, werd geboren den 26sten
Haart 1768 te Rumford (thans Concord) in
New Hampshire in Noord-Amerika (volgens
anderen te Wobura in Massachusetts), bezocht
de hoogeschool te Oambridge, waar hy zich
op de natuurkunde toelegde, werd omstreeks
het Jaar 1772 leeraar te Bradford, vervolgens
te Bumtord, trad by het uitbarsten van den
onafhankelijkheidsoorlog als mi^oor in dege-
lederen der Koninkiyke militie en werd, toen
de Engelsehen uit Boston temgtrokken, in
Maart 1776 met eene lastgeving naar Enge-
land gezonden, waar hy zich by het depar-
tement van Oorlog zag geplaatst. In 1782
keerde hy met den rang van eskadronschef
naar Amerika terug, organiseerde aldaar de
ruitery en onderscheidde zich by meer dan
éene gelegenheid. Na het sluiten van den
vrede trad hy als luitenant-generaal en staats-
raad in Beierschen dienst en was er met yver
bezig aan de verbetering van het leger. Hy
stichtte scholen voor de kinderen van soldaten,
en flibrieken ten behoeve der armen; ook
vond hy spaaricaehels nit en de naar hem
genoemde, voeduma Bumfordsche soep. De
Keurvorst benoemde hem dan ook tot graaf
vam Ewmford en tot luitenant-generaal vaa
het leger. In 1799 keerde by. naar Engeland
terug, waar hy proeven deed omtrent de»
aard en de toepassing der warmte, als vice-
president van de Boyal Society aaaaieniyke
sommen nitsehreef voor nuttige uitvindhigen
en yverig medewerkte aan de oprichting van
de Boyal Institution, eene school veori^ver-
held. Toen by later te Munchen vertMfde,
ontwierp hy er het plan voor eene doelmatige
reorganisatie der Beiersche Académie van We-
tenschappen. In 1802 ging hy naar Parys,
trad er in 1806 in het huweiyk met de we-
duwe van ZoooMMT, vestigde zich in 181t
te Auteuil en overleed aldaar den 20sten
Augustus 1814. Hy schreef: „Becherches sar
la chaleur (1804—1813)'*, — „Becherches sur
Ie bois et Ie charbon (1818)", — en „Essays
politieal, economical and philosophical (1786 —
1808, 8 dtn)*\ Zyne gezameaiyke werken zyn
in 1876 in 6 doelen uitgegeven door SUU,
Bumohr (Karl Friedrich Ludwig Felix
von), zie EMimokr.
Bumph ((}eorgEberhard)of J2«Mf»iUi»,eea
verdiensteiyk kruidkundige, geboren te Solm
in 1676, studeerde te Hanau en begaf zich
vervolgens naar Portugal, waar hy zich 8
Jaar bezig hield met nasporingen op het ge-
bied der natnuriyke historie. Daarna trad hy
in dienst der Nederlandsche Oost-Indische
Compagnie en zag zich benoemd tot consul
te Amboina. Hier verzamelde hy bouvrstoiVBn
voor eene geschiedenis van de vestiging der
Nederlanders op dat eiland, doch zyn werk
is om politieke redenen niet in het licht ver-
schenen. Daarenboven beschreef hy met zorg
en yver de op Amboina grodende gewassen.
In 1669 werd hy blind, doch hy bleef op hei
eiland gevestigd en overleed aldaar in 1693.
Eerst 40 Jaar daarna verscheen door de zorg
van JanSurmann zyn hoogst belangryk werk:
„Herbarium Amboinense plurimos complee-
tens arbores, flmtioes, herbas etc, quae in
Amboina reperiuntur (6 dln met platen)*'. Ook
heeft men van hem de „Amboinsche Bari-
teitkamer'* met 60 platen.
Bund (Bos L,) is de naam van een zoog-
dierengeslacht uit de fiimilie der SMoomifftm
(Oavicoraia), en uit de orde der Serktmwm'9
(Bnminantia) of Tweehoevigen (Bisulca). Het
omvat groote, plompe dieren met b'aitenwaarts
gekromde of gewondeae, althans aan den top
ronde horens, met een meestal onbehaarden
snuit, een korten hals (veelal met een vleezig
aanhangsel of halskwab), een langen, gewoon-
lyk in een kwast eindigenden staart en 4 te-
pels. Het ontbreekt oorspronkeiyk slechts in
Australië en Zuid-Amerika, werwaarts het
later met uitstekend gevolg is overgebracht
Daartoe behoort de musknsos ; deze onderscheidt
zich door aan de basia vwbondene, sywaarts
gebogene en aan de punt opstaande horens,
een nagenoeg geheel behaarden snuit, een lang
baarkleed en een korten staart. De ^eniyke
MnêJtuiOi (B. moschatus Blamv.) is betrekkeiyk
klein, heeft korte, dikke ledematen, een kor-
ten hals, een groeten, broeden kop met een kor-
ten, stompen snuit en bruin haar net eene licht-
bmine vlek op den rug. Hy leeft in kudden
van 20 tot 26 stuks in Noord-Amerika van
60^ N. B. af naar het noorden, voedt lich
RUNDVE]
Koe van Podoliach ra?.
■>■
2. Koe nit Bern.
7. Kop eener kr
8. Stierenkop van
9. Kop eener koe vi
3. Koe van het sborthorn-ras.
10. Stierenko
(JeYllustreerde Kncyclopaedie. 2de druk.
ERASSEN.
: i«e uit de Algan.
vjn N«»jlprlaTi(Ï!»oh ras.
e v»ii Nederlancifloh ras.
4. Stier uit Schwyz.
5. Koe van Nerterlandsoh ras.
jVop uit de Algan.
6. Stier van ongehoornd Schotsch ras.
Bij het artikel: Bund.
RUND.
13T
met gras en moerasplanten, in den winter
met mos, is leer ring, en valt, wanneer hQ
gewond wordt, de mensehen aan. Hetvleesch
van den stier lieeft een walgingwekkenden
mvalnisrenk, maar wordt door de Eskimo's
gegeten. — De jak (B. gronniens X.), met een
kort voorhoofd, sikkelvormig voor- en op-
waarts gebogen horens, een op dien van het
paard gelQkenden staart en korte, dikke,
krachtige pooten londer kwabben, wordt mim
2 Ked. el lang, is dicht behaard en gewoon-
IQk swart van klenr; htf bewoont de hoog-
gelegene gewesten van Midden Azië en wel
tot op eene hoogte van 6000 Ned. el boven
de oppervlakte der see. In de landen, waar
hQ voorkomt, is hQ tevens haisdier, maar
b^ft in tammen staat selden sniver swart
Men gebruikt hem als lastdier en ook om op
te rf^en, terwtJl zffn vleeseh gegeten wordt.
Tot de eigenlfike runderen behoort de tAo€
(B. indieus X.), die lich onderscheidt door
■eer k(Hrte, platte horens en vooral door éen
of twee bulten op den rug. H|) is afkomstig
nit Bragalen en heeft lich verspreid overeen
groot deel van Azifi en ook in Afrika. Tot
de rassen van dit rund behoort de leboe der
Brahmanen met een grooten bnlt, een langen
met een kwast versierden staart en leer kleine
horens. Op dezen gelakt de ^t/rOraoNMiWM^of
(B. AiHcanns), die in Abessinië en aan de
Kaap en vooral in het binnenland van Afrika
gevonden wordt en zeer dikke horens draagt.
De gaifal (B. frontalis Xomi.) is een welge-
bonwd rund ter lengte van bSna 8 Ned. el,
met betrelLkelIjk korte, dikke, sikkelvormig
gekromde horens, zwart of donkerbruin liaar;
deze bewoont de boschryke hoogvlakten van
Indië en Ceylon. In de provincie Sergoja,
in het gebergte Mflnpad leeft de gawt (B.
Ganrus S. iSi».), welke dVs Ned. el lang
wordt, — en op de Soendarcilanden de klei-
nere BaUmg (B. Bateng Eaffl.)j die gemakke-
mk getemd wordt, en de karbouw (B.bubalus
var.)'^ zie onder het woord Karbouw,
Tegenover de wilde runderen staan de ras-
sen van het tamme rund, welke met den naam
van Bo9 Tamnu zQn bestempeld, hoewel zU
geene eigenl||ke soort vormen, maar door de
kruising van verschillende soorten zQn ontstaan
De Oerof , (B. nrus), weleer over geheele Europa
verbreid, wordt als de stamsoort der hedendiulg-
sche rundveerassen beschouwd. Naast dezen
bad men weleer den Bot hraoyeeroê Ow.y ter-
wül men ook overbltfftelen van andere soor-
ten (B. trochoceros, longifrons en frontosus)
heeft opgedolven. De thans nog levende ras-
sen kan men verdeelen in 3 groepen, nameiyk
Bo9 priimgemMê, Hiertoe behoort: het Po-
doHteke raty dat inzonderheid in Busland, de
Donauvorstendommen, Hongartle, Stiermar-
ken en ook in Italië is verspreid. Het is door-
gaans grQs met eene donkere klenr op den
kop, aan den buik en aan de pooten en met
eene donkere streep over den rug. De meeste
dieren van dit ras leven in steppen en zün
er dikwQls wegens gebrek aan voedsel en
drinkwater aan besmettelQke ziekten blootge-
steld. De ko^en geven veel melk en de ossen
z0n voor den arbeid zeer geschikt Vooral die
uit Stiermarken zfln zeer getrokken. — Tot
dezelfde groep behoort het ras der lage Ion-
domj hetwelk verspreid is over de kustgewes-
I ten der Noord- en Oostzee. Het bekleedt den
' eersten rang onder de runderen als melk- en
mestvee, maar is niet bgzonder geschikt voor den
veldarbeid. Het omvat het Nederlandsche vee.
Dit onderscheidt zich door voortreffelQke eigen-
schappen; het geeft eene groote hoeveelheid
mellÊ, bereikt een gewicht van 600— 700 Ned.
pond, is zwart- of roodbont van kleur, V/^
Ned. el hoog, lang van hals en heeft door
kmising met het Engelsche korthoornvee eene
aanmerkelijke verbetering ondergaan. Vooral
in den laatsten tQd heeft men er zich sterk
op de veredeling van het rund toegelegd, en
het aanhouden van stamboeken komt er meer
en meer in zwang. Het Belgische vee is in
het algemeen minder voortreffelUk. In Olden-
burg heeft men het vee der vette nuuschlanden
en dat der schrale zandgronden. Het beste vee
vindt men er in Bnijadinger-enin Jeverland;
het is er meestal donkerbruin of zwart. Ook
in Sleeswük-Holstein maakt men dezelfde on-
derscheiding. Het vee in West-Pruisen heeft
veel overeenkomst met het Nederlandsche.
Bot hraék^emrot. Tot dit ras behoort vooral
het vee in Zwitserland en in de Beiersche
Alpen. ZQue kleur is bruin tot licht grtfs,
terwyi de buik en de pooten gewooniyk lich-
ter van kleur z0n. Het heeft eene hoogte van
1 tot IVs Ned. el en een gewicht van 200 tot
800 Ned. pond. De beste koeien geven er 10
Ned. kan melk daags, en deze is rQk aan
vaste bestanddeelen.
Bot Jronionu. Dit ras, dat vooral in de Alpen-
streek van Znid-Dultschland voorkomt onder-
scheidt zich van het voorgaande inzonderheid
door zyn zwaren lichaamsbouw en door syne
bonte klenr. Men heeft runderen van dit ras,
die 1600 Ned. pond zwaar worden.
Het behoeft nanweigks gezegd te worden,
dat men door kruising dezer verschillende
rassen velerlei verscheidenheden verkrOgt. In
Frankryk kan men het vee in 8 groepen ver-
deelen, naar gelang het meer met éen der
genoemde 3 rassen overeenkomt. Dat van
Bretagne gelQkt op Bos primigenius, — dat
der zuideiyke bergstreek op Bos brachyceros,
en dat der oostelOke gewesten op Bos fron-
tosus. Vooral in Groot-BritaiUe maakt men
veel werk van de veefokkerü; daar heeft
men het vee der Kanaaleilanden, klein van
stuk, goed melkgevend en geelachtig gr^s
met witte vlekken, -^ het langhoornig ras der
noordwesteiyke graafiMhappen van Engeland
en Ierland, donkerbruin met eene witte streep
op den rug en beter geschikt voor de vet-
weiderQ dan voor de boterbereiding, — het
korthoornige of Durhamras in de oostelttke
gewesten van Engeland, dat veel melk geeft
en tevens uitstekend geschikt is voor de
slachtbank, dewgi de ossen wel eens 1 600
Ned. pond zwaar worden, — het middelmatig
gehoornde ras, het oorapronkelljk in Engeland
te huis behoorend vee, dat echter zeer ver-
edeld is, — en het ongehoornde ras, dat,
naar men wil, nit Skandinavië derwaarts is
overgebracht
Merkwaardige rundveerassen zQn aflgebeeld
op nevensgaande plaat
Het kalf^ dat na eene dracht van gemid-
deld 186 dagen geboren wordt, laat men in
de eerste 4 of 6 weken bQ de koe, of het
wordt inmiddels met versche melk gevoed.
1S8
RUND— BUPERT.
Na dien tgd is het in staat vaste spQaen te
nuttigen, schoon het eigenigk tot aan den
onderdom van 12 maanden de melk niet geheel
kan missen. BQ ijine geboorte heeft het kalf
gewooniyk 4 — 6 tanden, na yerloop van 14
dagen 8 kiesen, en met 8 weken 8 sntltanden
en 12 kiesen. Na verloop van 6 maanden
vertoont zich de eerste bigvende kies, 8 maan-
den later de tweede, en eerst na 2 jaar de
derde. Na VUde Jaar wisselt het demiddenste
sntltanden, na 2Vi jaar de beide voorste melk-
tanden enz., zoodat het wisselen eerst met 4-
jarigen onderdom een einde neemt Na ver-
loop van het eerste jaar behoort het kalf tot
het jongvee; men heet het een pinky en het
vronwellke dier draagt alsdan den naam van
waart. De voeding der runderen geschiedt in
de weide met gras en klaver, of ook wel op
stal, daar de stalvoedering door rost de vet-
vorming bevordert en tevens eene groote
hoeveelheid mest oplevert. De stalvoede-
ring is vooral in gebmik b0 febrieken,
waar af^l tot voedsel kan dienen, hoe-
wel sommigen ook aan eene groene stal-
voedering de voorkeur geven. In ons kli-
maat worden de koeien in elk geval
des winters op stal gezet en met hooi,
stroo, aardappelen, IQnkoeken enz. gevoed.
De runderteelt is in alle beschaafde landen
een belangryke tak van nijverheid. Immers
vleesch, boter, kaas, koehniden enz zjjn voor
den mensch langzamerhand onmisbaar gewor-
den. Het aantal mnderen op ieder duizendtal
inwoners bedraagt in Rusland 848, — in
Duitschland 884, — in Oostenryk 854, — in
Frankrgk 813, — in Oroot-Britannië 816, —
in Italië 140, - in Spanje 185, — in Roe-
menië 598, — in Zweden 895, — in Neder-
land 875, -^ in België 274, — in Denemar-
ken 694, — in Zwitserland 884. — in Finland
518, — in Noorwegen 587, — in Servië 909,
— en in Portugal 119. Uit vele landen, ook
uit ons Vaderland, wordt rundvee uitgevoerd.
Bundfiijit-Singli, koning van Labore,
geboren den 2den November 1784 te Guga-
ranvala in de nabyheid van de stad Labore
en een zoon van Maka Sm^A, bestuurder van
een district der Sikhs, volgde op 12 jarigen
leeftQd dezen op onder de voogdQschap zQner
moeder als beheerscher over MisoeL Op vol-
wassen leeftQd wist h|| zQn gebied aanmer-
kéigk te vergrooten en zag zieh in 1799 be-
leend met Labore. Door het verdrag van
Loedianah (5 December 1805) werd b^>aald,
dat de Sedledi^ grensrivier zon wezen tus-
sohen zQu grondgebied en dat der Briten,
zoodat hy zQne veroveringen enkel naar de
zyde van Pend^aub en Afglianistan kon uit-
strekken. Nadat hg in 1818 Attok door ver-
raad en in 1818 Moeltan stormenderhand in-
genomen had, viel in 1819 Ka^mir in z||ne
handen, waarna hy den titel aanvaardde van
Maharadqja (Orootkoning) van Pend^aub.
Toen voorts eenige officieren uit het leger van
NapoUo» zyne krygsmacht op Europeeschen
voet hadden georganiseerd, wierp hy zich op
tot alleenheerscher in geheel Pend^aub en
ontrukte in 1829 Pe^awar aan de Afighanen. In
1888 sloot hy een verbond met de Engelschen
en overleed den 27Bten Juni 1889.
Biineberg (Johan Ludvig), een verdien-
steiyk Zweedsch dichter, geboren den 5den
Februari 1804 te Jakobstad in Finland, stu-
deerde te Abo, vestigde zich in 1880 als
leeraar te Helsingtors, werd in 1887 lector
aan het gymnasium te Borga en in 1844 hoog-
leeraar aldaar, maar legde in 1857 zyne be-
trekking neder, om zic^ onverde^d aan de
dichtkunst te wgden. In 1868 werd hy door
een aanval van beroerte getroffen en overleed
te Borga den 6den Mei 1876. Hy was in 1880
gehuwd met de begaafde schryMer .FVMaK&»
C^karloUe Tenyttrifm. Zyne gedichten onder-
scheiden zich door helderheid van denkbeel-
den, door zuiverheid van vorm en door warme
vaderlandsliefde. Van zyne dichteriyke voort-
brengselen noemen wy : „Serviska folksangar
(1888)", — „GrafVen i Perrho (1881)", door
de Zweedsche Académie bekroond, — de idyl-
len: „Ëlgskytteme (1882)"en„Hanna(1836)",
— „Nadeschda (1841)", — „JulqvaUen (1841)",
— „Kung Fjalar (1844)", — „F^nrik StaU
Sftgner (1844 en later)", — en „Sm&rre Berftt-
telser (1854)". Ook heeft hy vele fraaie gods-
dienstige liederen geleverd en het nieuwe
Zweedsche gezangboek voor Finland geredi-
geerd. Eindeiyk noemen wy zyne dramatische
stukken: „Kan ^ (1871)" en „Kungama pa
Salamis (1868)". Zyne gezameniyke werken
zyn in 1851—1861 in 6 deelen in het Ucht
versohenen.
Bunen zyn de oudste sohriftteekens der
Germanen. Zy zyn afkomstig van het Phoe-
nicisch, en het sohynt, dat alle Germanen ze
bezigden, bepaüdeiyk de (}othen, Franken,
Angelsaksen en Skandinaviërs. Zy werden
zelden gebruikt voor een samenhangend ge-
schrift, maar in steen, metaal of hout ge-
houwen of gegrift, weshalve zy een rechtiy-
nigen vorm batten. In handschriften komen
naast het Latynsche alphabet zelden runen
voor. zy waren geene klank-, maar woord-
teekens. JKim, in het meervoud runar of rtmsr,
beteekent geheim, en volgens de „Edda" zyn
de runen door Odin uitgevonden en aan be-
voorrechte stervelingen medegedeeld. ZQ wer-
den dan ook gebezigd tot voorspeUingen en
bezweringen. De oudste vermelding van runen
vindt men by Tdmius. Men had too verrunen,
bestemd voor verschillende oogmerken. Men
onderscheidt een klein alphabet van 16 tee-
keus, alleen in het Noorden in zwang, en
een groot alphabet van 24 teekens, by de
Noord- en Zuid-Germanen en Angelsaksen in
gebruik. Zy werden geschreven van de rechter
naar de linker hand, en ook wel omgekeerd.
Het oudste voorwerp met runen, de „Gouden
hoorn" van (hillehuus by Tenderen, is ver-
moedeiyk afkomstig uit de 4de of 5de eeuw.
Niet veel jonger zyn de steenen van Tune,
Vamum, Tanum enz. De opschriften met het
kleine alphabet klimmen niet hooger op dan
tot de 9de eeuw; men heeft er in Gottland
eene groote menigte, en onder deze nog uit
de 16de eeuw. Sommige daarvan bevatten
stafrymen. Men vindt veel merkwaardigs over
de runen in „The old northem mnic monu-
ments of Scandinavia and England (1866—
1868, 2 dln)" van Siêpkèiu, Ook Chrimm,
Lamthy Moffium^ Magwium^ -B^i^^ Jmmii,
Wimmëty Bwrg enz. hebben daarover zeer
belangryke werken g^verd.
Rupert (St), EMpneht of Srodhêrt^ een
apostel van het Christendom in Duitschland,
RUPEBT-RUPSKLAVEB.
189
geboren omatreeks het midden der 7de eenw
en alMammende van ket Frankische Vorsten-
geelAcht, werd bisschop te Worms, doopte
Hertog TAêodoor II van Beieren, zette ^n
bekeeringswerk voort langs de Donaa tot aan
liorch en stichtte rervolgens het bisdom Sali-
borg, waar hQ den 27sten Maart 717 orerleed.
De B. Katholieke Kerk viert s||n gedachtenis-
feest op den 24sten September. Te syner eere
werd in 1701 door den aartsbisschop yan
Salsbnrg de Bapertnsorde gesticht, welke in
1802 is afgeschaft
Bnpp (Jalins), éen van de stichters en
leiders der Yr||e gemeenten en geboren te
KOnigsberg den ISden Augustos 1809, studeerde
aldaar in de wüsbegeerte en godgeleerdheid
en beiocht het seminariam te Wittenberg.
Later Testigde hy sieh als privaatdocent te
KSnigsberg en werd er in 1836 leeraar aan
het gynmasinm en in 1842 gamisoenspredi-
kant Zyn rondborstig Terset tegen het Atha-
nasiaansch symbolnm yeroorsaakte in Septem-
ber 1846 het verlies van syn ambt, waarna hy
met syne vrienden den 19den Jannari 1846 de
Protestantsehe gemeente te Königsberg stichtte,
welke zich eeriang met de „Protestantsehe
vrienden** der provincie Saksen verbond. Hy
verdedigde de zaak der Protestantsehe vry-
beid en der vrye Protestantsehe gemeenten in
onderscheidene geschriften, zooals: „DerSym-
bolzwang nnd die protestantische Gewissens-
nnd Lehrfreiheit (1848)", — „Yon der Freiheit
£in Zengnis fOr das Évangelinm vom Stand-
pnnkte des protestantischen Disddententhoms
(1866, 2 dln)**, — en „Das Sektenwesen nnd
me Freie Gemeinde (1869)". Voorts was hy
medewerker aan het: „Christliches Volksblatt
(1844)*' en gaf met anderen : „Die freie evan-
gelische Kfarche**, — de „KOnigsberger Son-
fagqKMt", — en de „Beligiöse Beform", het
centraalorgaan der vrye gemeenten van Duitsch
land, in het licht. Ook schreef hy : „Gregors
von Nyssa Leben nnd Meinnngen (1884)**, —
en „Immannel Kant Ueber den Charakter
seiner PhUosophie nnd das Verhftltnis derselben
znr G^genwart (1867)**. Hy werd afgevaardigd
naar de Pmisische Tweede Kamer, waar hy
tot de „FortsehrittqMurtei** behoorde en over-
leed te KQnigsberg den Uden Juli 1884.
Büppell (Wilhelm Peter Edoard Simon),
een reiziger en natnnrkenner, geboren te Frank-
fort aan de Main den 20sten November 1794,
ondernam in 1817 nit Italië eene reis naar
Egypte ; en naar het Sinaïtische Schiereiland,
waarvan hy verslag gaf in de „Fandgmben
des Orients**. Daarna bereidde hy zich voor
op eene ontdekkingsreis in Aflrika. Hy trok
in 1822—1827 door Nnbië, Sennaar, Kordofan
en Arabië en verzamelde er een schat van
geographisehe, ethnographisehe en natnnrknn-
dige w^enswaardigheden. Behalve : „Beisen in
Knbien, Kordofltn nnd dem Petrftischen Arabien
(1889)** leverde hy een : „Atlas znr Beise im
nërdliehen Afrika (1826—1880, 20 stukken)**.
Kadat hy zich in den zomer van 1829 naar
Leiden en in het vooijaar van 1880 naar
Farys begeven bad, vertrok hy van Livomo
naar Egypte en kwam in Febmari 1888 te
Oondar in Abessinië. In 1884 keerde hytemg
naar Eoropa en schreef: „Nene Wirbeltiere
sor Faona Abeesiniens gehörig (1886—1840)**,
— «Beite nach Abessinien (1888-1840, 2
dln)**, — en „Systematische Uebersicht der
Yëgel Nord- nnd OstafHkas (1841)**. Wat hy
op zyne tochten verzamelde, plaatste hy in
het mosenm te Frankfort. Ook bezorgde hy
er aan de stedeiyke boekery eene verzameling
van munten en Egyptische oudheden en later
eene van Aethiopische handschriften. Hy over-
leed aldaar den Uden December 1884.
Bupreoht. Onder dezen naam vermelden
wy:
Bupreeht Klem (nameiyk CUmem), den
oudsten zoon van Keurvorst Bnpreoki II van
de Pfslz. Hy werd geboren den 6den Mei
1862, volgde zyn vader op in 1898, zag zich
in 1400 tot Duitsch Koning gekozen en werd
in het begin van 1401 te Keulen gekroond.
In datzelfde Jaar begaf hy dch naar ItaUë,
om de Kroon te ontvangen uit de handen van
den Paus en zyn tegenstander, Hertog Chileazso
van Milaan, tot onderwerping te dwingen,
maar werd door dezen by Brescia gesUigen.
Wegens gebrek aan geld kon hy zyne onder-
neming in Italië niet doorzetten. Na zyn terug-
keer in Duitschland beyverde hy zich, den
landvrede te herstellen, doch zyne pogingen
leden sehipbrenk, zelfs by de Vorsten, die
tot zyne verkiezing hadden medegewerkt.
Evenmin gelukte het hem, een einde te ma-
ken aan de kerkeiyke twisten. Nadat hy nog-
maals te Aken was gekroond, overleed hy
den 18den Mei 1410.
Eupreehif derden zoon van Ftêdenk V van
de Pfalz en van JBlizabeth van Engeland. Hy
werd geboren den 27sten December 1619 te
Praag, streed dapper in den Dertigjarigen
Oorlog tegen de Keiseriyke benden en werd in
1688 gevangen genomen, doch in 1642 op
vrye voeten gesteld, waarna hy in dienst trad
van zyn oom Karel I van Engeland, die hem
den titel schonk van Hertog va» CktHbêrïand.
Hy streed in den burgeroorlog met goed ge-
volg aan het hoofd der Koninkiyke ruitcnry.
totdat hy wegens de overgave van Bristof
door Fmirfauf verbannen werd (1644). Na de
terechtstelling van Kard I voerde hy met een
gedeelte der vloot een kaperoorlog tegen En-
geland, maar nam in 1664 met zyne schepen
de wyk naar Frankryk. Na de Bestauratie
keerde hy naar Engeland terug (1660) en
werd er met eerbewyzen overladen. In 1664
en 1666 onderscheidde hy zich in den oorlog
tegen de Nederlanders en voerde in 1678 in
de zeesUigen van Schooneveld en Kykduin
het bevel over de vereenigde Engelsche en
Fransche vloot Voorts hield hy zich veel met
natuur-, schei- en sterrenkunde bezig, en over-
leed als viceadmiraal en ab gouverneur van
Windsor op den 29sten November 1682.
Bups, zie riimder.
Bupsklaver (Medicago L.) is de naam
van een plantengeslaoht uit de familie der
Vlinderhloemi^en (PapUionaoeae). Het onder-
scheidt zich door een 6tandigenof6-Bpletigen
kelk, een stompen kiel, 2broederige meel-
draden, 8-tallige bladeren en eene trosvormige
bloeiwyze, terwyi de vruchten meestal spiraal-
vormig gewonden zyn. Van de soorten, welke
in ons Vaderland groeien, vermelden wy: de
Imtmte (M. saüva X.), de ^ rwpsJdavtr (M.
media X.), Aeuisvormige mpfJ^JoMf (M.falcata
D.), de kcpkLwêr (M. lupulina X.), de ^eolMê
mptkUnêr (M. maculata X.), de AtMim m^HoMr
140
RÜPSKLAVEB-RÜSLAND.
(M. minima X.) en de g^iainde rwftJilavêr (M.
denttenlata L,). Deie soorten stn vooral van
elkander onderscheiden door de gestekelde of
ongestekelde peulen, door de versohillende
kromming Tan deze en door het aantal laad-
korrels.
Burik of Boerik, de stichter der Bossische
monarchie, werd met iQne broeders Sineuten
IVoêwor door de Finnen en Sla wen te hnlp ge-
roepen, veroverde in 862 het land van Nowgorod
tot aan het hedendaagsch Klein-Bosland en
vestigde in 864 te Nowgorod lyn letel. Na het
over^den van lyne broeders regeerde h0 al-
leen van de Newa tot aan de Oka tot in 879.
Z0n geslacht behield eeuwen lang de heer-
schappO in Bosland, totdat het door de Tar-
taren verdreven werd. Later kwamen wederom
telgen van dien stam als grootvorsten en csaren
aan het bewind, totdat het Huis van Burik
in 1808 met Feodor ItMiiiowUf; nitstierf. Thans
bevinden dch in Bosland nog 24 geslachten,
die Burik als hun stamvader beschouwen.
Busous L. is de naam van een planten-
geslacht uit de fiunilie der LüiaeeH, Men kent
daarvan drie soorten, die aan de kusten der
Middellandsehe Zee voorkomen. Het z0n lage
heestergewassen, die rich onderscheiden door
bladvormige takken, aan wier onder- of boven-
zode zich de bloemen vertoonen. Deze hebben
een 6-bladig bloemdek; de mannelQke bloemen
z0n voorzien van drie helmknopjes en de
vTonlreiyke van een st(|l met een knopvormlgen
stempeL De vrucht is eene 8-hokkige en 6-
zadige bes. De meest bekende soort is de
stêkdmjffi (B. aculeatus X.) met kleine, ge-
kromde takken, waarop de bloemen aan de
bovenzyde geplaatst z0n. De wortelstok (Badiz
Busci) werd voorheen tot de geneeskrachtige
middelen gerekend.
Buaellae was in de dagen der oudheid
éene van de Twaalf Bondsteden. Zy lag ten
oosten van het Lacus Prelius op eene rots
aan de naar Bome leidende Via Ciodia en
werd in 802 vóór Chr. eene Bomeinsche ko-
lonie. Deze plaats, in het middeneeuwsoh
Latyn Bosellae of Bosellum geheeten, was tot
in 1188 de zetel van een bisschop, maar me eit
dat voorrecht in laatstgenoemd Jaar afstaan
aan Orosseto. Allengs kwam zU in verval,
maar er worden nog vele overbiijflselen uit
vroeger dagen gevonden.
BuBh. Onder dezen naam vermelden wQ :
Btmjamin Buêk^ een verdienstelOk Ameri-
kaansch geneeskundige, geboren te Lyberry
btf Philadelphia den 24sten December 1745.
HO studeerde te Edinburgb, vestigde er zich
als arts en werd in 1769 hoogleeraar in de
scheikunde te Philadelphia. Ook behoorde h0
tot de onderteekenaars der onaf hankeltfkheids-
verklaring, werd belast met de directie van de
munt en overleed te Philadelphia den 19den
April 1818. HO schreef o. a.:„Medicalinquiries
and observations (1789—1798, 6 dln; 8de
druk, 1809, 4 dln)'', — „An account on the
bilious remittent yellow fever (1794)", — en
«Diseases of the mind (1812; 5de druk,
1885)'*. Deze werken zOn ook in het Duitsch
vertaald.
Bidkard Bmh^ een zoon van den voorgaande
en een Amerikaansch staatsman. HO werd
geboren te Philadelphia den 29sten Augustus
1780, studeerde aldaar in de rechten en be-
kleedde achtervolgens de betrekkingen van
advocaat-generaal, staatEseeretarii, gezant te
Londen, secretaris van de schatkist en gezant
te Parijs. In 1826 vertrok hO naar Engeland
om het recht van de Vereenigde Staten op
het door Jmmei 8mitkion beschikte legaat voor
de Smithsonian Institution te doen gelden,
waarin hO naar wensch slaagde. In 1849 keerde
hO tot het ambteloos leven terug en overleed
te Philadelphia den 80eten Juli 1859. Van
zOne geschriften noemen wO: „Memoranda of
a residence at the court of St James (18S8)'\
gevolgd door een tweede deel : „Comprising
incidents, official and personal from 1819 to
1825", en van die deelen verscheen in 1878
eene derde uitgave, — en „Washington in
domestic life (1857)". Ook leverde hO in 1815
eene verzameling van de wetten der Ver-
eenigde Staten.
Buskin (John), een verdienstelOk £n-
gelsch schrOver over kunstaangelegenheden,
werd geboren te Londen in Februari 1819,
studeerde te Oxford, behaalde er een prOs
met zQn gedicht: „Salsette and Eiephante
(1889)" en bepaalde zich vervolgens bfl de
kunst. HO schreef eene brochure ter verdedi-
ging van TWfMr en van de Engelsche laiid-
schapschilders in het algemeen, en hervatte
dit pleidooi, na een langdurig vertoef in Italië,
in het groote werk : „Modem painters (1848 —
1860, 5 dln; 2de druk, 1873)". Dat boek
baarde groot opzien en wekte veel tegenspraak.
Voorts schreef hO: „PraeBaphaeUtism (1851)",
— „Stones of Venice (1851—1858, 8 dln; 2de
druk, 1867)", — „On the nature of Qothic
architecture (1854)", — „Leotnres on archi-
tecture and painting (1854)", — „The poUücal
economy of art (1857; 2de druk, 1867)", —
„The clements of perspective (1859)", — en
„Notes on the Turner Gallery at Marlborough
House 1856 (1857 en later)". HO werd be-
noemd tot professor in de Schoone Kunsten
te Oxford en schreef dientengevolge :„Lecturei
on art (2de druk, 1875)", — „Aratra Pentelid:
six leotnres on the clements of sculpture (1870)",
— „Ariadne Florentina: six lectures on wood
and metal engraving (1878)", — „Momings
in Florence (1875)", — „Val d'Amo", — en
„The storm cloud of the 19th century (1884)".
Ook doet hO sedert den zomer van 1885 eene
levensbeschrOving van hem zelven in het licht
verschonen. ZOne gezamenlOke werken zOn
in 1871—1874 in 11 deelen in het Ucht ver-
schenen.
Busland, (zie nevensgaande kaart), het
grootste rOk der aarde, is geliegen tusschen
84''40' N.B. (de grens van Afghanistan) en
78''26' N.B. (de noordpunt van Azië) en tus-
schen 85''10' O.L. van Ferro (de grens van
Pruisen) en 207**55' O.L.- van Ferro (de oost-
punt van Azië) en heeft eene oppervlakte
van 407226 O 8«ogr- mOl* Van dat aantal
mOlen heeft EuropMsch Busland met Fin-
land en Polen 98000, het stadhouderschap
van den daucasus 8590, het Transcaqiiseh
gebied 9500, Siberië 227865 en Midden- Azië
54750. DaarbO komen nog de Gaspische Zee
met 8000 en het Meer van Aral met 1214
Q geogr. mOL Busland grenst ten noorden
aan de noordelOke Uszee, ten oosten aan den
Groeten Oceaan, ten zuiden aan een gedeelte
van dit laatste, aan Korea, China, Karategin,
RUSLAND.
141
BoekharOe, AfgfaaDistaii, Perzië, Tarkach Ar-
menië, de Zwarte Zee en Roemenië en ten
weeten aan Roemenië, de Boekowina, Galicië,
Proiien, de Ooatzee, Zweden en Noorwegen.
De langste rechte IQn, die men er trekken
kan, loopt in Eoropa van den Waranger Fjord
aan de grensen van Noorwegen tot aan de
snidknst van de Krim en is 3000 Ned. myi
lang. By deze lengte heeft bet Ryk van Ka-
lis^ tot Slatonst in den Oeral eene breedte
Tan 2850 Ned. myi. De grootste affatanden
Tindt men er van den Waranger Fjord tot
Astara (3930 Ned. mQl) of tot aan hetTbian-
qiangebergte aan de grensen van China (4280
Ked. myi) en van Kallsch over Moskon tot
«an Petropawlowsk in Kamt^jatka (15285
Ned. mgi).
De bevolking van het geheele Ryk wordt ge-
schat (1882) op 102 541 696 zielen. Van dezen be-
vinden zich in EnropeeschRnsland 77617697,
in Polen 7083475, in FinUnd 2060782. in
den Caneasns 6534853, in het Transcaspisch
gewest 650000, in Siberië 4093535 ^n in
Mdden-Azië 5151354, waarbQ de inwoners
Tan Merw enz. niet medegerekend ztfn. Men
beeft er 1161 steden en de aanzieniykste van
deze zQn: Petersburg met bUna éen millioen
inwoners. Moskon met ruim 753000 inwoners,
Warschau met 406000 inwoners, Odessa met
-217000 inwoners, Riga met 170000 inwoners,
Ki^inew met 130000 inwoners, Charkowmet
160000 inwoners, Kiew met 127000 inwoners
«n Tiflis met 104000 inwoners. Van al die
bewoners behooren 65% tot de orthodoxe
•Orieksche Kerk en 10% tot de dissenters van
4eze, — voorts 8% tot het R. Katholieke,
•4^5% tot het Protestantscbe, 6% tot het Mo-
iiammedaansche, 4% tot het Israëlietische en
1% tot het Gregoriaansch-Armenische kerk-
genootschap; de overigen z0n Heidenen of
aanhangers van andere ChristelQke secten.
Wat de nationaliteit betreft behooren er in
Eoropeesch Rusland tot den Slawischen stam:
40 millioen Groot-Rnssen, 16 millioen Klein-
fioasen, 150000 Serviërs en Boelgaren, S^j^
•millioen Wit Russen, 5 millioen Polen en
^000 Gzechen, — tot de Lithaners ongeveer
-2 millioen Lithaners, ruim éen millioen Let-
ten en eenige duizenden Samogetiërs, — tot de
«Grieken 75000, — tot deRoemeniërs 750000,
— tot de Israëlieten 3 millioen, — tot den Fin-
schen stam bQna 2 millioen FinnoKareliërs,
éen millioen Mordwinen enz., — tot den Tar-
taarschen stam bQna 2 millioen Tartaren, —
terwHl er nog onderscheidene andere stammen
^vertegenwoordigd zQn, vooral in de niet Euro-
peesche gewesten.
Het Russische Ryk is thans verdeeld in 77
gonvemementen, 19 gewesten, 3 districten,
4 militaire afdeelingen en 6 stedeli)ke gon-
vemementen. De gouvernementen van Euro-
peesch Rusland ^n verspreid over Groot-
Baslaud, Klein-Rusland, Zuid- en Nieuw-Rus-
land, West-Rusland, de Baltische gewesten, Oost-
Rusland, Polen, Finland en den Caucasus.
Ieder gouvernement is wederom gesplitst in
arrondissementen .
WQ bepalen ons thans tot ISwropeeseh Mut-
huêdy terwgi omtrent Finland en Polen éen
en ander gevonden wordt in de artikelen
-onder dien naam.
Met betrekking tot den bodem vermelden
wg het volgende: tusschen de Oastzee en
het Oeralgebergte, tusschen de Zwarte Zee
en de NoordelQke IJszee ligt de groote Rus-
sische laagvlakte, ook wel de Sarmatische of
Sc3rtiBche genaamd, oorspronkeiyk eene zee-
bedding, maar door geleidelQke opstuwing
droog gelegd en in het zuidoosten door de
volkerenpoort van den Oeral met de Siberisch-
Toeranische laagvlakte verbonden. Alleen aan
de verste oosteltfke en zuidel|}ke grenzen
dier vlakte verheffen zich bergen, nameiyk
het Oeralgebergte en de Taurus. De Oeral is
eene zeer eenvormige bergketen, op wier
kam de toppen zich slechts weinig boven de
gemiddelde hoogte van dezen verheffen. De
westelijke helling is zeer flauw en de berg-
rug in het algemeen zoo afgerond, dat men
ter nauwemood de lyn der waterscheiding
kan bepalen. Naar de zyde van Azië echter
is de helling veel steiler. De Oeralketen vormt
intusschen eene merkwaardige grens tusschen
de beide werelddeelen. De loof boom wouden
van Rusland strekken zich uit tot aan hare
helling zonder haar te overschrgden, terwtfl aan
haar oosteigken voet slechts onmeteigke den-
nenwouden en steppen te vinden z||n. De
NoordelQke of Woeste Oeral loopt van de
Karische Zee zuidwaarts tot aan de bronnen
der Petqjora; hQ is met Qs- en sneeuwvelden
en uitgestrekte venen bedekt. De Midden- of
Ertsryke Oeral is het meest toegankeiyk ge-
deelte der bergketen. HQ onderscheidt zich
door met bosch begroeide koepels van aan*
merkelijke hoogte, zooals: de Dene^kin Kamen
(1633 Ned, el) en de Kont!i)akowskoi Kanten
(1560 Ned. el) op 60"" N. B. Eerst ontdekte
men hit^r uitgebreide lagen van gzersteen,
doch later ook koper-, zilver-, goud- en platina-
erts. Vooral heeft men er een groeten rykdom
van prachtige gesteenten, zooals marmer,
malachiet, Jaspis, porfier enz., terwUl er ook
smaragden, beryllen, topazen, en zirkonen in
aanzienlijke menigte voorkomen. Op 55\-:°
N. B. neemt de Zuideigke ofWoudrykeOerül
een aanvang. HQ bestaat uit 8 bergketens,
welke door de dalen der Oeral- en der Bjeli^a-
rivier gescheiden ztfn. Naar het zuiden wor-
den de loofboomen allengs door grazige weiden
vervangen. — De Obstjtqji Syrt, ten westen van
de Oeralketen zich tot aan de Wolga uitstrek-
kend, is l^en tak van die keten, maar een
lage landrug. — Het Taurische gebergte, 30
Ned. mtjl breed, verrijst aan de zuidkust van
het Krimsche Schiereiland, ten deele onmid-
dellijk uit de Zwarte Zee, en bereikt in den
Tfdatyr Dagh (Tentberg) eene hoogte van 1 528
Ned. el. Aan s0ne zuidelijke helling groeien
kostelijke druiven en de geheele plantengroei
heeft er een subtropisch voorkomen. Voor *t
overige heef! men op de groote Russische
vlakte, zich 100—160 Ned. el boven de opper-
vlakte der zee verheffend, geene bergen. —
De Oeralisch Baltische Landrug is eene voort-
zetting van den Duitschen en loopt van den
benedenloop van de Weichsel in eene noord-
oostelijke richting voort, om zich tot de
Waldaihoogte (320 Ned. el) te verheffen.
Deze hoogvlakte, ook het Wolchonskiwoud
of de Alaunische Hoogte geheeten, bevat de
bronnen van de Wolga, Msta, Düna en
Dnjepr. ZQ vervolgt haren loop tot aan de
bron der Pet^ora in het Oeralgebergte. Ein-
142
RUSLAND.
del|)k vennelden wQ nog den OeralischCar-
patlschen landrag met de hoogvlakten van
Volhynie en Podolië, — de Wolgahoogten
langs den rechter oever van deze rivier, — de
hoogvlakte der meren van Finland, — en
de hoogten van Olonesk. Men schat denitge-
breidheid der onvruchtbare vlakten, toendra's
en steppen op 18000 Q geogr. mul. Hetgon-
vemement Archangel b. v. is bedekt met
toendra's of moerassige, veenachtige vlakten,
begroeid met korst- en bladmossen en gedu-
rende het grootste gedeelte des Jaars in een
bevrozen toestand. Des zomers strekt de dooi
er zich niet verder oit dan ter diepte van 3
Ned. palm, zoodat men er ook in dat seizoen
reist met sleden, die door het grondQs ge-
dragen worden. Het zoidelOk gedeelte van
Bosland, van Bessarabië tot aan het zuiden
van de Ukraine, is het land der onafzienbare
steppen. Na het smelten van de sneeuw in
het voorjaar verandert het geheele gebied der
Pontische steppen in zwart slib en is eerlang
met gras en bloemen bedekt In den heeten
zomer wordt het bruin en zwart en de grond
door talrijke scheuren gespleten. Zoodra echter
de herfbtregens lafenis brengen, wordt de
steppe nogmaals met trïach groen bedekt De
winter is er lang en ruw en ontzettend wegens
z|tne sneeuwstormen. Men heeft er geen bosch.
Bogge en tarwe, meloenen en dergelSke
vruchten vinden er een uitmuntenden bodem,
maar hebben vaak door aanhoudende droogte
en door sprinkhanen veel te lyden.
Rusland is in het algemeen met alluviaal-
en* diluviaalvormingen bedekt. Met uitzonde-
ring van triaslagen, die slechts op enkele
plaatsen, meestal als bonte mergel, te voor-
schQn treden, is de geheele Sarmatische Vlakte
rtjk aan versteeningen, vooral in de rivier-
dalen. Het nauwkeurigst heeft men tot nu
toe de Silurische lagen aan de Oostzee, de
Devonische in LQfland en de Juravorming hy
Moskou onderzocht De oudste bezonkene
lagen vindt men in Finland, en hier vormen
de uitbarstingsgesteenten de volgende groepen:
gneisgraniet, — granietporfler, syenietgraniet
en dioriet, — gabbro en hippuriet. In het
gouvernement Olonez heeft men ook kristal-
IQne gesteenten, en het Laurentiaansche en
Huronische stelsel strekken zich noordoost-
waarts tot diep in het noorden uit. Lauren-
tiaansch gneis vormt de kern vanhetTiman-
gebergte^t uit Devonische ensteenkolenlagen
bestaat. De Silurische vorming treft men aan
in de Oostzeeprovinciën, inzonderheid in
Esthland, maar ook op het Di^eprgebied en
in Podolië, — Devonische lagen in LQfland
en Qroot-Rusland, — en steenkolenbeddingen
vooral aan de Donez en by Moskou. De
kristaliyne gesteenten in de Krim liggen er
gewooniyk naast Jnravormingen, en de meeste
bergen behooren er tot de trachietgesteenten.
In de noordeiyke helft van Ruskmd heeft men
voomameiyk klei en zand, — en deze heb-
ben er hier en daar eene verbazende dikte.
Onder de klei en het zand in het gouverne-
ment Moskou bevinden zich de gest^nten der
krytvorming. In het midden en zuiden van
Rusland is eeue uitgebreidheid, welke zich
over 22 gouvernementen uitstrekt, bedekt met
zwarte aarde (t^emo^om), vermoedeiyk ont-
staan door verdorde en vergane grasdeelen.
Deze zwarte aarde heeft hier en daar eene
diepte van 6 Ned. el.
De rivieren van Rusland behooren tot het
noordwesteiyk of tot het zuidoosteiyk stroom-
gebied, gescheiden door den OeraUsch-Balti-
schen Landrug. Die van het eerste storten
meerendeels zich uit in de Oostoee en in de
Uszee, ~~ die van het tweede in de Zwarte
en in de Caspische Zee. Na het smelten van
de sneeuw in het vooijaar en na de talryke
regenbuien in den herfst is er overvloed van
water, doch in den zomer is er , tot groot
nadeel voor de scheepvaart, het peil zeer
laag, terwyi z0 des winters met i)s z0n be-
dekt. Tot het gebied van de Oostzee behooren
de Weichsel (met de Boeg en Piliza), de
Warthe (in Polen ontspringend), de Niemen ,
de Windau, de Dttna (van de Wadaihoog-
vlakte afdalend), de Koerische Aa, de Lyf-
landsche Aa, de Salls, de Torgel (of Peniau),
de Narowa, de Loegiu deNewa,deK]rmmene,
de Ule£ en de Tomea (de grensrivier naar de
zyde van Zweden). In de Witte Zee en de
Noordeiyke Uszee storten zich uit: de EoU,
de KJem, de Whygh, de Onega, de Dwlna,
de Mesen en de Pet^ora. Naar de Zwarte Zee
vloeien: de Dnjestr (uit Galicië komend), de
Di^epr (de derde Europeesche rivier in rang,
ter lengte van 1 780 Ned. myi), in het gou-
vernement Smolensk ontspringend, met de
Beresina, de Pripet, de Sosh enz. als zyrivie-
ren, en de Boeg, — en naar de zee van
Azof : de Don (met de zyrivieren de Woro-
nesh, de Choper, de Medwjediza, de Sal, de
Manyt^ en de Donez). Tot het gebied der
Caspische Zee behooren: de Wolga, de groot-
ste rivier van Europa (3488 Ned. myi lang),
uit de meren der Waldaihoogvlakte ontsprin-
gend, met de zyrivieren de Twerza, de
Mologa, de Wetloega, de Eama enz. op den
linker en de Samara, de Oka en de Soera op
den rechter oever, en de Oenürivier met de
Sakmara en de Hek als zyrivieren. In Rus-
land vindt men de grootste meren van Europa,
zooals het Ladogameer (329 Q geogr. myi),
het Onegameer (117 Q geogr. myi), het II-
menmeer (17 Q geogr. myi), het Peipoesmeer
(63 Q geogr. myi), het Bjelojemeer (20 G
geogr. niyi), het Segmeer (23 O geogr. myi),
en vele andere. Voorts bezit Rusland een uit-
gebreid net van kanalen, die waterwegen
vormen tusschen de verschillende rivieren en
aangrenzende zeeën of ook dienen, om ge-
vaariyke tochten over onstuimige meren te
vermyden.
Het kUmaat is in Rusland, hetwelk zich
over 25 breedtegraden uitstrekt, zeer verschil-
lend; zelfs is de gemiddelde zomerwarmte in
het noorden er geringer dan de gemiddelde
winterwarmte in het zuiden. De overgang is
er echter wegens den effen bodem zeer ge-
leideiyk. Het Ryk heeft een vastelandsklimaat,
zoodat er een groot verschil gevonden wordt
tusschen de zomer- en wintertemperatuur, en
dit verschil is des te aanzieniyker naar mate
men verder voortschrydt naar het oosten. Men
heeft er in het algemeen eene geringere ge-
middelde warmte van het Jaar dan in wes-
teiyk Europa op dezelfde breedte. Ook in
Rusland is het verschil groot, want Mitau,
Wladimir en Jekaterinenburg liggen alle op
561/2° N3. en hebben achtervolgens eene ge-
RUSLAND.
143
middelde JaarlUkaohe temperataar van + 6,1°,
+ 3,6'' en + 0,6'' C. De gemiddelde Jaarigk-
flche warmte bedraagt op Nova Zembla (73^19'
N^.) — 9,6**, te Peteraborg (69**66' N^.) +
8,76'' en te Sebastöpol (44''36'' N.a) + 11,6° C.
Ifet betrekking tot den plantengroei onder-
scheidt men in bet BoaaiBche ryk leven gor-
dels, wier grenien niet met de parallelcirkels,
maar met de isothermen samenvallen en van
het noordwesten naar het soidoosten afdalen,
namelUk: den Qsgordel, sich uitstrekkend over
het noordeiyk gedeelte van Nova ZembU^
het verblfff der walrussen, robben, Qsberen
en poolvossen, — den moerasgordel, hoofd-
lakelQk met rendierenmoe begroeid, zich uit-
strekkend over het noordoostelijk gedeelte van
het gouvernement Archangel, waar de toen-
dra's bevolkt stn met rendieren, honden,
pelsdragende dieren en des zomers met wilde
gans^ — den boschgordel op de suidelQke
helft van het schiereUand Kola en op een
gedeelte van het stroomgebied der Petijora,
met dennen- en lorkenboomen en veel eek-
hoorns, — den eersten landbonwgordel, of
dien der gerst, zich uitstrekkend tot 63°
N. B., met uitgebreide bosschen van naald-
boomen, — den tweeden landbonwgordel of
dien van de rogge en van het vla^ tevens
het gewest der nHverheid, zich zuidwaarts
uitstrekkend tot 61° N. B. en de Oostzeepro-
vincién omvattend; merkwaardig zjjn hier de
prachtige loof boomen wouden, en onder de die-
ren de oeros en de eland, — den derden land-
bonwgordel of dien van tarwe, tabak en boom-
vruchten, de graanschuur des RUks, zich uit-
strekkend over Bessarabië, Podolië, Volhynië,
Kiew, Poeltawa,T^ernigow , Charkow.Koersk
Woronesh, Tambow, Pensa, Sembirsk, Sara-
tow en Samara, - den vierden landbonw-
gordel of dien van de maïs en van den wUn-
stok, nameiyk het gebied der Pontische step-
pen, waar paarden- en sohapenfolLkerli de
hoofdbronnen van bestaan uitmaken.
De Bufleen zyn middelmatig van lengte,
maar zeer gespierd en kunnen groote
vermoeienissen verduren. Zy hebben door-
gaans kleine, levendige oogen onder schrale
wenkbrauwen, een kleinen, doorgaans op-
gewipten neus en een zwaren baard. ZQ zQn
welwillend en gastyrU. De woning van den
geringen Bas is meestal een blokhuis zonder
verdieping en in streken, waar het hout ont-
breekt, eene in den grond gegravene leemen
hut (semUanka). Eene dubbele Jü van naast
elkander geplaatste blokhuizen vormt een
dorp. Tegenover de deur, in een hoek, ziet
men het beeld van een Heilige, voor wien een
licht brandt Ieder binnenkomende maakt eene
buiging voor dat beeld en slaat een kruis
voordat hg de bewoners begroet, welke hem
ten bewQze hunner gastvryheid zout en brood
(chlebsol) aanbieden. Overal vindt men er
dampbaden. De Bus vergenoegt zich met zeer
eenvoudige spQzen , met zwart brood van on-
gebuild meel. gerst, zuurkool, pannekoeken
van boekweitenmeel, uien, knoflook, visch
en paddestoelen. Zgn meestgelief koosde drank
is „kwas'*, dat men bereidt door zemelen en
meel in water te laten gisten en er een en
ander ter verbetering van dat brouwsel bQ te
voegen. Ook wordt in Bnsland veel brandewijn
en thee gebruikt. Tot de loffeigke trekken
van het Boasische karakter behooren vader-
landsliefde, godsdienstigheid en getrouwheid
aan den Keizer; minder prtjzenswaardig ^n
by den Bus eene lichtzinnige zucht tot navol-
ging, een streven naar zinneiyk genot, nei-
ging tot bedrog en dievery en omkoopbaar-
heid. De Bassen z|jn op het gebied van kunst
en wetenschap wel eens als uitstekende na-
volgers opgetreden, maar de geest der uitvinding
is hun vreemd. De Klein-Bussen munten in
vele opzichten uit boven de Groot Bussen :
hunne dorpen zQn veel beter gebouwd, en ^
tellen onderscheidene geleerden en dichters. —
De Polen, ten getale van 7 millioen, wonen
op het stroomgebied van de Weichsel; —
Boelgaren en Serviërs vindt men er in de
gouvernementen in Besaarabië en Cheraon.
Het voormalig verachil van atand in Boa-
land ia aedert de opheffing van het lyfeigen-
achap (1861), de beperking van de rechten van
den adel en de iJgemeene bevoegdheid tot
grondbezit eigeniyk vernietigd. Niettemin ver-
deelt men er de inwoners nog altQd in adel,
ezemten, geestelijkheid, stedeiyken stand
(kooplieden en nSverheidsmannen) en lande-
lyken stand (boeren). De oude adel of die der
Bojaren is door JBeUr de QrooU (1722) geigk
gesteld met den adel door verdienste, en tegen-
woordig verkrijgt men erfel|jken adeldom door
den rang van staatsraad of dien van kolonel,
alsmede door het ontvangen van bepaalde
ridderorden. De Bussische adel is vrQ gebleven
van het leenrecht, en slechts zelden vindt men
er b|j den adel een mi^ioraat of fidei com-
mis. Adellijke titels, zooals die van graaf en
baron, s|jn er uit de Oostzeeprovindën door-
gedrongen. Slechts hier en daar vormt de adel
nog een staatkundig lichaam. Tot den stand
der exemten behooren de ambtenaren, geleer-
den, kunstenaars en eerebnrgers. Tot denste-
deiyken atand rekent men vooral kooplieden en
nSverheidamannen. Men heeft er kooplieden
van het eerate gild, die het recht bezitten van
een rechtatreekMhen handel met het buitenland
en eene Jaarl|jkache belaating van 660 roebela
betalen, en neringdoenden of kramera. De
overigen z|jn meerendeels voormalige lijfeige-
nen, door een Keizerlijk besluit vrggeatelden
thana op de goederen van hunne voormalige
hoeren of op een eigen atuk grond levende.
De oppervlakte van Europeeach Bualand,
met uitzondering van Polen en Finland, heeft
eene uitgebreidheid van 464 millioen Ned.
bunder, van welke ongeveer 188 millioen
met boach ztjn bedekt. De boaachen z|jn ech-
ter niet gelijkmatig over het land verdeeld,
zoodat men in het noorden overvloed heeft
van hout en in het zuiden gebrek. Menachat
er voorts het bouwland op 96 millioen, het
groenland op 66 millioen en de onvruchtbare
gronden op 312 millioen Ned. bund^. De
landbouw bekleedt er eene voorname plaats
en levert gerst, haver, rogge en tarwe, voorts
in het zuiden ook maïs, tabak, suikerwortelen,
w|jn en velerlei tuinvruchten. Van het hoog-
ste belang is er de veeteelt en vooral de
paardenfokkerij. Behalve een groot aantal
staatsstoeteryen heeft men er 2600 van par-
ticulieren met 700 hengaten. Yoorta heeft men
er een millioen achapen, eene menigte zwynen
en veel byenkorven en zydewormen, terwyi er
ook nog het rendier, de buffel en het kameel
144
RUSLAND.
tot de hoisdiereii geteld worden. Tot de dieren,
wMurop men jacht maakt, behooren er de beer,
^ wolf, de das, de vos, de haas, de eland, de
ree, de leehond, alsmede velerlei vogels. Van
ongemeen gewicht eindel|)k is de vischvangst
In de BoMische wateren.
De bodem van Bnsland bevat een rykdom
van kosteltke metalen, namelQk gond, pla-
tina, silver, lood. koper, sink en Qier. Zg
worden hoofdsakeqk gevonden in het Oeral-
gebergte. Ook heeft men er uitgestrekte an-
thraciet-, steen- en broinkolenbeddingen, en
men vjBrkrOgt er eene groote hoeveelheid aont;
voorts ontbreekt het niet aan minerale bronnen.
De nQverheid ontvrikkelt sich in Rosland
■met groote kracht Sommige van hare voort-
brengselen hebben van onds een goeden naam,
^ooals leder, kabehouw. zeildoek, vischlflm,
seep eni., en ook in net vervaardigen van
linnen, katoen, laken, syden stoffen, papier,
porselein, gooden en zilveren voorwerpen be-
hoeven de Bassen niet onder te doen voor
andere volken. In de groote steden heeft men
er voorts velerlei fabrieken van verschillenden
aard. Ook het handelsverkeer is er, inzonder-
heid na den aanleg van spoorwegen, aanmer-
•keigk toegenomen. Tot de invoerartikelen
behooren er vooral: katoen en katoenen ga-
rens, mwe metalen, machines, verfMoffen,
Towe zQde, wol, steenkolen, thee, olie, wt|n,
kofBe, tabak en zout, — en tot de uitvoer-
artikelen: graan, vlas, ignzaad, hout, talk,
hennep, wol, borstels, leder, pelter|}en, lin-
nen en vee. In 1884 bedroeg er de waarde van
-den uitvoer btjna 564 en die van den invoer
ruim 491 Vi millioen roebels, terwQl het aantal
schepen, in de Oostzee, de Zwarte Zee en de
Witte Zee binnengeloopen, ruim lddOO,endat
der nitgezeilde ruim zooveel bedroeg (1882). De
Bussische koopvaardQvloot bestond in 1878
uit 8648 schepen, waaronder zich 259 stoomboo-
ten bevonden. De binnenlandsche handel, schoon
nog altgd gebukt onder het gemis van voldoen-
de wegen en vervoermiddelen, is door den aanleg
van kanalen en spoorwegen sterk vermeerderd,
maar nog steeds voor aanmerkeltke uitbreiding
vatbaar. Sommige Jaarmarkten sffn er wereld-
beroemd, inzonderheid die te Nishné Nowgorod.
De meren en groote rivieren worden er door
stoomhooten bevaren, en in 1888 hadden er de
spoorwegltfnen eene gezamenlQke lengte van
24475 Ned. mQl, zonder die van Finland te
reenen met eene lengte van 1191 Ned.mQl;
daarenboven waren nog 1657 Ned. mQl in
aanbouw. Die spoorweglSnen vormen een net,
hetwelk zieh uitstrekt van de Oostzee naar de
Zwarte Zee, en de mazen van dit net worden
allengs dichter. In 1888 hadden er de tele-
graafdraden eene lengte van 105161 Ned.
mOl, waarlangs op 8171 stations meer dan 10
millioen depêches werden bezorgd. Voorts
heeft men in Busland vele verzekeringmaat-
schappQen, alsmede onderscheidene banken,
en de eenheid van munt is er de roebd (zie
aldaar).
Het onderwgs laat in Bnsland veel te wen-
schen over. In 1888 waren er slechts 21666
lage scholen met nog geen millioen leerlin-
gen, zoodat de minister van OnderwQs ver-
klaarde, dat het aantal scholen althans 6-maal
zoo groot zon moeten wezen. In 1885 werd
van BVkswege ten behoeve van hetonderwys
ruim 20 millioen roebels besteed. Seminaria en
kweekscholen van onderwijzers bestaan er ten
getale van 60. Voorts heeft men er districts-
en stadsscholen, progymnasia, zeevaartscho-
len, nQverheidsscholen, tooneelscholen, land-
bouwscholen enz. Tot de birichtingen van
middelbaar onderwQs behooren er de gymnasia
en de reaalscholen. ledere gouvemementshoofcl-
stad heeft althans een gymnasium. In de 9
schooldistricten van Europeesch Busland (zon-
der Finland) bestaan 125 gymnasia, welke
door 48681 leerlingen worden bezocht, en 44
reaalscholen met 8208 leerlingen. Ook i^in er
148 progymnasia en 68 gymnasia voor meines,
terwUl Petersburg daarenboven onderscheidene
mei^esseholen telt Behalve deze staatsscholen
heeft men een groot aantal btfzondere scholen.
Tot die van hooger onderwas behooren de
historischphilologische scholen te Petersburg
en te NJeshin en 8 universiteiten In de voor-
naamste steden; men telde er in 1888 in het
geheel 12606 studenten. Voorts vermelden wQ
nog: het Alexanderlyceum te Petersburg, 4
godgeleerde academiën en 58 seminaria, een
instituut voor Oostersehe talen te Moskou, de
rechtsgeleerde school te Petersburg en de
militaire académie aldaar. Ook heeft men
te Petersburg als geleerd lichaam de Académie
van Wetenschappen, terwijl in de hoofdstad,
alsmede te Moskou en elders, onderscheidene
geleerde, kunstlievende en nuttige genoot-
schappen gevonden worden. WQders heeft men
vooral te Petersburg (zie aldaar) beroemde
musea en voortreffelQke boekerQen. De voor-
naamste van deze is de KeizerlQke bibliotheek ;
zU telt 900000 boekdeelenen 80000 handschrif-
ten. De boekhandel en de dagbladpers verkeeren
er intusBchen steeds in een k wOnenden toestand.
De dagbladen der residentiën en boekwerken,
die althans 20 vellen druks bevatten, kunnen na
het stellen van voldoende waarborgen onge-
hinderd verschynen, maar alle overige werken
en alle provinciale dagbladen zQn onderwor-
pen aan de censuur. Ook de bnitenlandsche
dagbladen staan onder het opzicht eener ge-
strenge censuur.
In Bnsland is de Keizer (Ozaar) een onbe-
perkt alleenheerscher, bekleed met de hoogste
wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende
macht. Voor hem gelden slechts eenige huls-
hondeigke bepalingen, namelQk dat het BQk on-
deelbaar Is, — dat hQ geene Kroon mag dragen,
welke hem dwingt, elders z||ne residentie te
vestigen, — dat de troon erfel0k is volgens
recht van eerstgeboorte, — en dat de Keizer
den GriekschOrthodoxen godsdienst moet be-
laden. In de Oostzeeprovincifin en in Finland
heeft men echter een landdag, — in de eerste
een van den adel, in het tweede een van
vier verschillende standen. De tegenwoordigi
Keizer is Alexander III, geboren den lOden
Maart (26 Februari) 1845 en sedert den 18den
(Isten) Maart 1881 bezitter van den troon.
ZQu beknopte titel luidt: „Keizer en alleen-
heerscher aller Bussen, Czaar van Polen en
Grootvorst van Finland". HQ wordt bffgestaan
door eene kanselartf, In 4 afdeelingen gesplitst.
Men beeft er wHders de gewone departementen
van algemeen bestuur, een BQksraad, eene
Synode en een dirigeerenden Senaat, die over
de uitvoering der wetten waakt en tevens
\ ter hoogste instantie over alle reehtsgedingea
RUSLAND.
145
besUst. Aan het hoofd van elk goa?eniement
berindt licb een goareniear, b^gesUan door
een Yiee-gonyernenr, en bQ Keiierllfke (Jkase
Tan 18 Janoari 1864 is bepaald, dat de bevol-
king der gonvemementen en arrondissementen
mannen kan kieien, om hare belangen te
behartigen.
De rechtsbedeeling in Bosland is in den
laatsten tffd aanmerkeigk verbeterd; men heeft
haar van het administratief beheer geseheiden,
mondeigke behandeling en openbaarheid der
nken, gelQkheid van het recht en rechtbanken
▼an gezworenen ingevoerd. De verschillende
instantien voor borgerigke en straffakensffn:
de alleenrechtsprekende kantonrechter, van
wien men sich beroepen kan op eene vergadering
van kantonrechters, — arrondissementsrecht-
banken, waaraan voor gevallen, vraarin met
verlies van bnrgeriyke rechten bedreigd wordt,
rechtbanken van gesworenen zt|n toegevoegd,
— hoven van appèl, — en de Senaat De
kantonrechters (vrederechters) worden nit eene
door den gonvernenr opgemaakte Ijjst van
bevoegde personen door alle standen voor den
tgd van 8 jaar gekoien, doch de overige
rechters op voordnusht van den minister van
Justitie door den Keiser benoemd. De jury
bestaat nit 8 leden der arrondissementsrecht-
bank en 12 gefworenen, die by meerderheid
van stemmen over het schuldig en niet-sohnldig
beslissen. In Finland en de Oostzeeprovincifin
echter is de rechtsbedeeling op eene andere
leest geschoeid. EindelQk bestaat in geheel
Bosland het stelsel van binnen- en buiten-
landsche pusen.
Met betrekking tot de geldeiyke aangele-
genheden vermelden w0, dat de inkomsten
des Bgks over 1885 B0n geraamd op 802, de
uitgaven op 866 en de geheele staatsschuld op
byna 75 millioen flortfnen, ruim 42^'^ millioen
pond sterling en ruim 828 Vs millioen roebel,
terwQl er schatkistbiUetten in omloop waren
ten bedrage van ruim 716V3 roebel. — De
reguliere troepen in Europeesch Rusland tellen
8805S ofideren, 1728196 soldaten, 222986
IMtfrden en 8596 stukken geschat DaarbQ
komen de Kozakken met 8 856 officieren, 141 969
soldaten, 188086 paarden en 212 stukken
geschut; voorts hebben er de irreguliere tree-
den 148 oficieren, 6188 soldaten en 5882
vaarden, zoodat de geheele Russische krQgs-
macht, behalve de schutterQ, bestaat uit
1917904 man, 866854 paarden en 8808 stuk-
ken geschut Er bestaat algemèene dienstplicht
en er z0n zeer vele militaire scholen.
Ook bezit Rusland een groot aantal vestingen.
De vloot is er samengesteld uit 89 pantser-
■ehepen, 92 oorlogsstoomers. 185 transport-
ttoomschepen, 117 torpedoschepen en 8 zeil-
•ohepen. Te samen hebben zff 942 stukken
geschut, beschikken over48851paardenkracht
«n bezitten eene ruimte van 285644 ton.
Daarenboven heeft men er nog 7 groote
stoombooten, die in tyd van oorlog als kruisers
worden gebezigd. In 1885 was de vloot bemand
met 115 admiraals en generaals, 145 zeeofftcie-
ren, 450 loodsen, 180 officieren der artillerie,
120 ingenieurs, 500 machinisten en 25600
onderofficieren, matrozen enz. Ook ontbreekt
het er niet aan zeevaartscholen.
Omtrent Ariatisch Rusland raadplege men
Otmeaavs, aOberië en TóerhetUm,
XIIL
Met betrekking tot de sf^^ekiedemt van Rus-
land vermelden wQ het volgende: de oudste
bewoners des lands waren Scythen en Sar-
maten, doch in de tweede eeuw onzer jaar-
telling vestigden er zich de Gothen tusschen
de Don en de Donau. Ook trokken de Aianen,
Hunnen, Avaren, Boelgaren en Slawen ach-
tereenvolgens derwaarti, terwUl de Chasaren
in de zesde eeuw de landen innamen tusschen
de Wolga en de Don. In het noorden van
Rusland woonden de Ti|)oeden en Scythiseh-
Finsche volkeren. In 862 verschenen er de
Skandinavische Waragers (Noormannen) onder
aanvoering van JSmtü; en van zUne broeders
Sineuê en Troewor te Nowgorod en verdron-
gen er de met hen vermaagscbapte Noordsoh-
Oothische Russen. Oleg^ de opvolgers van Bmnk
als voogd van zQn neef Igor iOlaf), voee-
nigde in 882 den Slawisehen Staat Kiew met
Nowgorod, verhief Kiew tot hoofdstad des
R0ks, ondernam in 906 een tocht naar Con-
stantinopel en trad als wetgever op. Daarna
regeerde O^a, de weduwe van Jj^ar, als
voogdes van den mindeijarigen Swaeiotlmw,
liet zich in 955 te Oonstantinopel doopen en
maakte de Russen bekend met den Grieksehen
eeredienst Swaeioilaw sneuvelde in 972 in
een oorlog tegen de Pet^enegen, en ^n
zoon Wtadimir 1 (980^1014)^ begunstigde
als alleenheerscher het Christendom, doch
verdeelde het groote Rgk onder z||ne 12 zonen,
waardoor bloedige burgeroorlogen ontstonden.
Jaroilaw regeerde van 1019 tot 1054 als
grootvorst te Kiew, waarna wederom bin-
nenlandsche verdeeldheden het RQk verscheur-
den. ItjatltÊW, een zoon van Jarotlmw^ nam
de vlucht naar het Hof van den Duitsohen
Keizer Smtdrik IV, en in 1118 werd Wlaêi-
Mtr Ily bügenaamd Manamoök, grootvorst
van Kiew. ZQu zoon Joerfi Dol^foroeky stiehtte
Moskou (1147), alsmede een nieuw groot-
vorstendom met Wladimir als hoofdstad. Se-
dert 1228 had het land veel te igden van
de invallen der Mongolen onder Difenffis-hktmy
en na verloop van 15 jaren was geheel Rus-
land, met uitzondering van Nowgorod, in
hun bezit, zoodat het onderworpen bleef aan
de Gouden Horde, waaraan de Grootvorsten
cynsbaar werden. Daarenboven moesten de
Russen oorlog voeren tegen de Zwaardbroe-
ders, de Polen, de Lithauërs en de Zweden.
Jaroélaw II, grootvorst van Wladluür, ver-
overde Finland, ea Eitn won AUofomderNeiMk^
versloeg in 1241 de Zweden aan de Newa.
Demiil, de Jongste zoon van laatstgenoemde,
deed in 1800 te Moskou het Kremlin verrQ-
zen en regeerde er als grootvorst In weerwil
van de zegepraal van IHmiiri of DêmêMm IV
op de Mongolen (1880) bleven de Russen —
ook Nowgorod — aan hen schatplichtig, doch
na de vernietiging der €k>uden Horde door
JSmtm (1895) verbryzelde Iwtm II WaaOfe'
wUêf (1462—1505) het vreemde juk en ont-
rukte een gedeelte van Klein-Rusland aan de
Lithauers. Zgn opvolger WoêMj IvoamoiwiUj
(1505—1588) aanvaardde den titel van Czaar
en vereenigde Pskow en Smolensk met z||n
gebied. Iw<m IV JFoênifêtmi^ (1588-1584),
btgenaamd de Wreêdê, was een dwingeland,
maar beflverde zich, het barbaarsche volk
eenigermate te beschaven, riep handwerkslie-
den en kunstenaars uit den vreemde, vaardigde
10
146
RUSLAND.
wetten oit, Bloot in 1683 een handelsrerdrag
met Nuaèiik van En geland, stichtte het
korpe der Strelitsen en Teroverde Kaaan en
Astrakan. ZQn lOon Feodar IwmtmUtj (f 1589)
was de de laatste heerscher nit den stam Tan
Rwrxk, Daarop ontstonden er twisten tnieohen
yerschillende Kroonpretendenten. In 1610 werd
Wladitlaim^ de zoon Tan Koning Si^ummmd
IJJj tot Keiier gekoien, en na het verlagen
van deien in 1618 MiekaSl Feodorouni^ Bo-
mtmow tot erfel|)k csaar verheven. Deie werd
in 1646 opgevolgd door stn lOon AJUxti
MUèaÜowiiêf, die Smolensk en KleinBosland
weder met het B0k vereenigde, een wetboek
vaststelde en de nflverheid bevorderde. ZQn
zoon FiBodor AUx^ewUsj, in 1676 aan
het bewind gekomen, deed in 1682 de ge-
slachtsregisters van den adel verbranden en
werd in datzelfde Jaar opgevolgd door zQn
minderjarigen halfbroeder FêiêTy die tengevolge
van de listen z0ner znster Sei^iia den troon
aanvankelQk deelen moest met z||n stomp-
zinnigen broeder Jwam^ maar onder den naam
van Fêiêr de Chrooie van 1689^1726 als
alleenheerseher optrad, aan Bnsland eene plaats
bezorgde in de rg der Enropeesche Staten
en het door den slag bg FodUtwa (8 Jnli
1709) tot oppermachtige mogendheid van het
Noorden verhief (zie onder FtUt). ZQne
gemalin CMharina I (1726—1727) regeerde
onder de leiding van UmUtjïkowy en FtUrll
(1727—1780) onder die der leden van het
geslacht IM^oroO^. Dnder Anma (1780—
1740), een nicht van Ftier ds Qrooü, kwa-
men laatstgenoemden ten val, en er ontstond
een Kabinet van vreemdelingen. Yan dezen
hadden Mümmeh en Otienumn groeten invloed
op de bnitenlandsche staatkunde. Door de
verheffing van At^ffuti III van Saksen op den
troon van Polen bleef ook dit land aan Ras-
land onderdanig. In 1787 werd Koerland als
een Russisch leen opgedragen aan Firom. De
oorlog tegen de Torken, in 1789 eindigend
met den Vrede van Belgrado, verhoogde de
macht van Rusland, terwHl onder de redering
van mUdbeth (1741-1762) de invloed van
Rusland op de Enropeesche aangelegenheden
toenam. Den 17den Augustus 1768 kwam de
Vrede van Abc met Zweden tot stand, waarb0
de rivier Kymene als grensrivier werd aan-
gewezen. In den Zevenjarigen Oorlog ver-
bond Rusland zich met Oostenryk tegen de
Pruisen. Caikarima IIj na den val van haren
gemaal Feter III (9 Juli 1762) de teugels
van het bewind opvattend, breidde bQ de
eerste verdeeling van Polen (6 Augustus 1772)
de grenzen van Rusland uit tot overdeDüna
en de Di\)epr, verkreeg van de Turken door
den Vrede van Koet^oek-Kainard^ii (22 Juni
1774) Azow, Kinbum, een gedeelte van de
Krim enz., verdeelde in 1776 het RQk in
gouvernementen, verwierf door inl|)ving van
de Krim de heerschappü over de Zwarte Zee
en den sleutel van Turkye, vergenoegde zich
bQ den Vrede van Jassy (9 Juli 1792) met
den afrtand van het gebied van Ocsakow en
met de vaststelling van de Di^estr als grens-
rivier van Rusland naar de zQde van Mol-
davië en Bessarabië, verkreeg daarvoor b0
de tweede verdeeling van Polen (17 Augustus
1798) een groot deel van Lithauën, Volhvnië,
en een stuk van Podolië en deelde eindeltik
het overschot van het Poolsehe Rijk met
Pruisen en Oostenryk (1794). BQ haren
dood (17 November 1796) had zQ meer dan
10 000 Q geogr. mOl met onderscheidene mü-
lioenen inwoners aan het RQk toegevoegd.
Haar opvolger P«mI I (1799—1801) bemoeide
zich met de zaken van Europa, nam deel
aan de coalitie tegen Frankryk en verbond
zich in 1800 met de Noordsche Mogendheden
tot eene gewapende neutraliteit. Hg werd
vervangen door Alexamdmr I (1801—1826);
deze zag zich in 1806 tegen zifn wil betrok-
ken in den oorlog tegen Frankryk verkreeg
bO den vrede van Tilsit (7 JuU 1807) ten
koste van Pruisen aanmerkelQke voordeelen,
in 1808 (in den oorlog tegen Zweden) Fin-
laad en ONost-Bothnië tot aan de Tomefi en de
Alandsellanden, hielp de overmacht van Frank-
ryk fhuiken, verwierf in den raad der Vorsten
van Europa eene overwegende stem en zorgde
voor zffne veiligheid aan de westeiyke gren-
zen door zich het koningrOk Polen toe te
eigenen. Voorts bevorderde hO de wetenschap
en de nyverheid (zie onder Alexonder). ZQn
dood bespoedigde de uitbarsting eener samen-
zwering tot verdr0ving van het Huis Bowum-
Mow en tot invoering van een republikeinschen
regeeringsvorm. Die samenspanning werd ver-
nietigd door Keiser Nieolaai (1826—1866)^
die met militaire gestrengheid regeerde. Hy
voerde oorlog tegen de Perzen, die den 26sten
September 1826 b0 Elizabethpol het onderspit
moeeten delven voor Vorst FatkewUtf. In het
volgende Jaar werden het klooster Etqjmiadsin
en de stad Eriwan veroverd, en by den Viede
van Toerkmanüilai verkreeg Rusland de pro-
vinciën Nachit^ewan en Eriwan, 80 millioen
roebels en aanmerkeiyke handelsvoordeelen^
Wegens het uitbiyven der vervulling van de
voorwaarden van het Verdrag van Akjerman
(6 October 1827), met betrekking tot devrye
vaart onder Russische vlag op de Zwarte Zee
en het zelfMandig beheer van de Donauvor-
stendommen en Seórvië, werd oorlog verklaard
aan de Porte en trok den 7den Mei 1828 een
Russisch leger over de Proeth. Het rukte
voorwaarts tot aan &l)oemla en trok vervol-
gens naar de Donau terug, terwyi FatkewUH
in Azië Kars en Acbaltzik stormenderhand
innam. Den Uden Juni 1829 behaalde D\Mi^
eene overwinning by Koelewt^i, — voorts werd
SiUstria ingenomen en trokken de Russen over
den Balkan en namen Adrianopel in bezit,
waar den 14den September de vrode gesloten-
werd, die aan Rusland eene aanmerkeiyke
verbetering der grenzen aan de monden van
de Donau en in Oaucasië bezorgde. — Rusland
betoonde zich afkeerig van de Fransche om-
wenteling van 1880 en evenzeer van de vry-
zinnige bewegingen in België, Portugal, Spanje,,
enz. Den 29sten November van dat Jaar ston-
den de Polen op, doch hunne krachten schoten
te kort, en terwyi Rusland maatregelen nam tot
volkomene iniyving van het land, verbond
zich de Czaar op het nauwst met Pruisen
en Oostenryk. In April 1888 verleende het
zyne hulp aan Turkye, bedreigd door Méke-
mêd-AUy en den Ssten Juli van dat Jaar kwam^
tnsschen Rusland en Turkye te Hoenkiar-
Skelezzi een of- en defensief verbond tot
stand. In November 1839 ondernam Rusland
zonder vrucht eene expeditie naar Khiwa..
BUSLAND.
147
£r ontstonden botsingen der Russische en
Engelsche belangen in PerziC en Gaacasië,
iraar 8Jamj/l (sie aldaar) aan het hoofd der
bergYOlken tegen Bnsland in verzet kwam.
In Bosland zelf werkte men Qverig aan de
verbetering van het leger, aan de rnssifieatie
der verschillende volkeren (terwyi men den
invloed van het baltenland zooveel mogeiyk
zocht te keeren) en aan de opbeoring van den
landbouw, de nyverheid en den handeL In
1842 werd het grondbezit van de Grieksche
en Boomsch-Katholieke Kerk staatseigendom
verklaard, waarna men alle onderdanen tot
het Qrieksch-Eatholieke geloof zocht te bren-
gen. Door de gebeurtenissen van 1848 ver-
flauwde de vriendschappeigke verstandhou-
ding van Bnsland met Oostenr||k en Pruisen,
en de Doitsche belangen, bepaaldeiyk met
betrekking tot SleeswifkHolstein, werden
niet door den Ozaar bevorderd. Hy bezette
in den zomer van dat Jaar met Turkge de
Donanvorsfendommen, en op 1 Mei 1849
drong een Bossisch leger onder FasJcewUsf in
HongarQe door en noodzaakte Görsfei den
13den Augustus bQ Vilagos de wapens neder
te leggen. In October 1850 was Keizer Nico-
laas te Warschau scheidsrechter tusschen
Oostenrijk en Pruisen. Tegen het einde van
1852 deed Bosland aan QrootBritaiUe het
voorstel van eene regeling der verdeeling van
het Tnrksche Bj]k. waarbfl Frankryk uitge-
sloten bleef, maar het werd in 1853 door de
Britsche B^geering van de hand gewezen. Den
16den Maart van dat Jaar eischte Busland b0
monde van zyn gezant Ment^ikof het pro-
tectoraat over de Qrieksche Christenen in
TurkUe, en na de weigering der Porte deed
het BoBsiBche leger een inviU in Moldavië en
Walachye. In October namen voorts devOan-
deiykheden tusschen Busland en Turkye een
aanvang. Den 12den Maart 1854 sloten Frank-
ryk en Engeland een verbond met de Porte
en namen met deze deel aan den oorlog tegen
het alleenstaande Busland. In Juli van dat
jaar vertrokken, tengevolge van den eisch
van Oostenryk, de Bossische troepen uit de
Donauvorstendommen; in Augustos werd Bo-
marsund veroverd door een Engelsch eskader,
en in September vertrokken Fransche. Engel-
sche, Tnrksche en later ook Sardiniscne troe-
pen naar de Krim, waarna de belegering
van Sebastdpol een aanvang nam. Den 2den
Maart 1855 overleed Keizer 2^ïco2a<M, en onder
zyn zoon AUxander II werd. na het vruchte-
loos afloopen der vredesonaerhandelingen te
Weenen, de stryd voortgezet. Den 8dten
September werd de Malakoftoren stormender-
hand ingenomen en Sebastópol door de Bas-
sen ontruimd. Daarentegen capituleerde den
278ten November de Tnrksche vesting Kars,
waardoor de militaire eer van Bosland zich
voldaan gevoelde, zoodat den SOsten Maart
1855 te Parys de vrede gesloten werd, waarby
Busland de monden van de Donan en Bessa-
rabië afirtond, de neutraliteit van de Zwarte
Zee erkende en aan de zelfttandigheid van het
Tnrksche Byk zyn zegel hechtte. Daardoor
echter was Bnsland verbitterd op het ondank-
bare Oostenryk. Den 27sten September 1857
had te Stuttgart eene byeenkomst plaats van
AUxander II en Napoleon III^ terwyi tevens
de verstandhouding tusschen Bosland en de
XIII.
Vereenigde Staten van NoordAmerika veel
gunstiger werd. Voorts verkreeg Bnsland door
de verdragen van Aigoen (28 Mei 1858),
Tientsin (18 Juni 1848) en Peking (14 No-
vember 1860) toegang tot China voor zyn
handel en een uitgebreid gebied aan de Amoer.
Ook kwamen na de gevangenneming van
^amyl (6 September 1859) de volkeren van
den Caucasus tot onderwerping. Wyders maak-
ten de Bassen aanmerkeiyke vorderingen in
Midden Azië, waar zy ten gevolge van een
oorlog tegen Kbokand en Bokhara den 248ten
Februari 1865 de nieuwe Bussische provincie
Toerkestan verkregen. — In het binnenland
werd na de troonbeklimmlng van ^Zéurawfer II
vermindering van belastingen ingevoerd, als-
mede een recrutendienst van 6 Jaar, ophef-
fing der afzondering van het buitenland en
hervorming in alle takken van bestuur, ter-
wyi de ontwikkeling der stoffeiyke en ver-
standeiyke krachten des Byks met yver be-
vorderd werd. Sedert December 1857 werden
voorbereidende maatregelen genomen tot af-
schaffing van het lyfeigenschap, en in Sep-
tember 1859 werden afgevaardigden uit den
adel naar Petersburg ontboden, om deel te
nemen aan de redactie der emancipatiewet
Den 3den Maart 1861 verscheen het Keizeriyk
manifest, waardoor den 17den Maart 1863 onge-
veer 1 Vs miUioen lyfeigene dienstboden en meer
dan 20 millioen lyfeigene boeren de vryheid
verkregen. Den 208ten September 1862 werd
het gedachtenisfeest van het duizendjarig be-
staan van het BassLsche Byk door den Keizer
te Nowgorod gevierd. Weder ontstonden er
onlusten in Polen, zoodat dit gebied geheel
en al gerussificeerd werd (zie onder FóUn\
en ook in de Oostzeeprovincifta werd het
Duitsche element meer en meer onderdrukt
Binnen de grenzen des lands deden zich stem-
men hooren ter gunste van een vertegenwoor-
digenden regeeringsvorm (1865), maar zy von-
den by den Keizer geen gehoor. Door de
Ukasen van 10 October 1862 en van 2 De-
cember 1864 werd de rechtsbedeeling gereor-
ganiseerd, en den 21sten Januari van laatst-
genoemd Jaar werd de reeds vermelde ver-
tegenwoordiging in de districten en gouver-
nementen ingevoerd. Inmiddels breidden de
geheime genootschappen, waaraan inzonder-
heid de Nihilisten deel namen, zich gesta-
dig uit, en den lOden April 1866 waagde
DimUH EarakoMw een aanslag op den Keizer.
Nu werd de drukpers nog meer aan banden
gelegd, terwyi later, ten gevolge van de be-
handeling der B. Katholieken in Polen, alle
diplomatieke betrekkingen tusschen Busland
en den Paus, alsmede het vroeger gesloten
concordaat werden opgeheven. In Ma»rt 1867
verkocht Busland zyne bezittingen in het
noordwesten van Noord-Amerika aan de Ver-
eenigde Staten voor eene som van V^de
millioen dollars. In October 1861 verleende
Bosland zyne tusschenkomst aan den Emir
van Bokhara, die bedreigd werd door zyn
wederspannigen zoon; voorts werd in Juli
1869 de erfeiykheid van den geesteiyken stand
opgeheven en aan de B. Katholieke bisBChop-
pen de deelneming aan het Vaticaansch Con-
cilie verboden. In December van dat Jaar
namen Bussische troepen de Baai van Kras-
nowodsk aan de znidoosteiyke kust der Cas-
10*
148
RUSLAND.
plsche Zee in bezit als Bteanpont voor de
▼erdere krygsondernemingen tegen Ehiwa.]In
Jannari en Maart 1870 werden de adressen
van den Lyflandschen en Esthlandschen Land-
dag omtrent de beBcherming der bedreigde
provinciale en nationale rechten der Oostiee-
provinciën overhandigd aan den Keiser, doch
door deien ter syde gelegd. Den 288ten Jnli
1870 verklaarde de Ciaar lich onsff dig in den
Dnitach-Franachen oorlog, en den Sisten Oo-
tober daaraanvolgende deelde GarUfakow aan
de Mogendheden mede, dat Rusland, schoon
mede-onderteekenaar van den Vrede van Parfls
<1856), zich aan de bepalingen daarvan niet
langer gebonden achtte met betrekking tot
zyne v^e beweging op de Zwarte Zee, —
waartegen Engeland en Oostenryk protesteer-
den, hoewel op eene conferentie te Londen
(18 Maart 1871) gemelde bepalingen ter gunste
van Rusland en Turkye werden gewózigd.
Voorts werden in Rusland voorbereidende
maatregelen verordend tot invoering van den
algemeenen dienstplicht, terwUl in Juni 1871
een oorlog werd ondernomen tegen den Sultan
van Koeld^a aan de grenzen van China. Ook
werden in 1872 de vriendachappel0ke betrek-
kingen tusschen Rusland en Duitschland allengs
Inn^r. In 1878 werden de militaire hervormin-
gen en eene belangrQke wUziging van het belas-
dngstelsel tot een goed einde gebracht, en in den
zomer van 1876 kwam het Oostersche vraag-
stuk door een opstand in de Herzegowina op
nieuw aan de orde. Om daaromtrent beslissende
maatregelen te nemen en een einde te maken,
zoo men leide, aan de mishandelingen, waar-
aan de Grieksche Christenen in de Turksche
gewesten waren blootgesteld , hield de Czaar
in het midd^ van Mei van laatstgenoemd
Jaar, vergezeld door zyn kanselier Qottnakow^
te Berign eene samenkomst met den keizer
van Duitschland en met «on ^wifiar cl;, waarby
ook Graaf Andratty (uit Oostenryk) tegen-
woordig was. De val van AhdodAtU (29
Mei 1866) te Constantinopel was eene misre-
kening voor Rusland, daar deze Sultan aan
den invloed van den Czaar gehoorzaamde.
Nadat voorts alle pogingen der Groote Mo-
gendheden, om aan het bloedvergieten aan de
Donau een einde te maken, schipbreuk hadden
geleden, nam Rusland het besluit, alleen de
banden aan het werk te slaan. Er werd, na
het sluiten van een wapenstilstand van 2
maanden, te Constantinopel over de oplossing
van bet Oostersche vraagstuk eene conferentie
gehouden, welke op niets uitliep, daar Enge-
land den Sultan aanmoedigde tot verzet tegen
de eisohen van Rusland en de Czaar zich ook
niet liet blinddoeken door de beloften omtrent
wOzigingen van den Turkschen regeerinsvorm.
H0 formuleerde zUne eischen in een negental
artikelen, welke hQ aan de conferentie voor-
legde, zonder eenige hoop op aanneming, terwUl
htl tevens de krtfgstoerustingen onverpoosd
voortzette. Den ISden November 1876 werden
zes armeekorpsen mobiel gemaakt, waarna
Grootvorst Nioolaoêj als opperbevelhebber zich
den 5den December in het hoofdkwartier te
Kiqjenew b0 het leger voegde. De conferentie
had geen ander gevolg, dan dat de wapen-
stilstand met Servië en Montenegro 2 maanden
verlengd werd. Ook op eene nota, door gene-
raal IgnaHmoy Russisch gezant bQ de Porte
ingediend, werd geen acht geslagen, en de
conferentie nam een einde op den 20sten Ja-
nuari 1877. Nu maakte Ru^nd verdere toe-
bereidselen tot den strQd, verzekerde zich
zooveel mogelQk van de onzQdigfaeid der
machtigste Staten en gaf bevel tot het mobiel
maken van nog 8 armeekorpsen en van een
korps grenadiers, als reserve voor het actieve
leger. Inmiddels bezocht IffnaHmo de hoofd-
steden der Groote Mogendheden en wist dezen
een Londensch protokol te doen teekenen,
waarin aan de Porte dergelQke eischen werden
gedaan ais te voren op de conferentie, opdat
door de verwerping van dat protocol door de
Porte deze laatste de schuld zou dragen van
het uittiarsten van den oorlog. Na die ver-
werping werd dan ook te Petersburg een
groote krygsraad gehouden en besloten het
geheel leger mobiel te maken en zich op alle
gebeurtenissen, ook op vreemde ondersteuning
van Turkye, voor te bereiden. Den 20sten
April begaf Alexander zich van Petersburg
naar Ki^jenew, waar hQ 3 dagen daarna aan-
kwam, en daags daarna verzond men langs
telegrafischen weg aan de Mogendheden het
bericht der oorlogsverklaring. De Keizer bleef
in het hoofdkwartier tot den 2den Mei en werd
bg ztin terugkeer met gcüubel ontvangen.
Voorts had men langs de grenzen van Armenië
eene tweede armee onder Grootvorst Mickaêl
geplaatst en nog 2 korpsen aan de kust der
Zwarte Zee. Reeds tydens het verbiyf van
den Keizer te Ki^jenew (in den nacht van 23
op 24 April) overschreden de Russische troe-
pen de Proeth en de grenzen van Armenië.
De tocht door Roemenië ondervond geenerld
belemmering en de Donau werd op 2 plaat-
sen, by Hirsowa en by Simnitza, overgetrok-
ken. Nu drong het éene korps na het andere
in Boelgarye door, en ook de Keizer voegde
zich weder by het leger. Om den vestUig-
vierhoek te kunnen aantasten, werden de
Jantra- en de Lomliniën geforceerd. De eerste
viel na een gevecht by BJela in handen der
Russen, waarna ook Timowa, de oude hoofd-
stad van Boelgarye, veroverd werd, en 8
dagen daarna trok generaal Cherko langs den
Sjipkapas over het gebergte, terwyi ook
Nicópolis na een hevigen stryd bezweek.
Thans echter kwamen er dagen van tegen-
spoed. De Russen waren door de behaalde
voordeelen zorgeloos geworden en hadden hun
leger over eene aanzieniyke ruimte van de
Donau tot aan den Balkan uitgebreid, zoodat
zy by een aanval van OtmaM-Fatja^ die van
de zyde van Widdin oprukte, op den 20sten
en 21sten Juli eene bloedige nederlaag leden,
terwyi tevens GcmtIto uit Roemelië werd terug-
geworpen, en zy niet zonder moeite zich in
het bezit van den Syipkapas handhaafden.
De dOsten Juni viel de vreeseiyke slag by
Plewna voor, waarby de aanval der Russen
met groot verlies door de Turken werd af-
slagen. Nu werd met afwisselenden voorspoed
gestreden, en de Turken bleven vooreerst in
het bezit van Plewna, hoewel het eindeiyk
aan Qoerko gelukte, de gemeenschap van
Osman-Fatfa met Sophia af te snyden. Ook
in het oosten van Boelgarye bleef de stryd
onbeslist In Armenië hadden de krygsge-
beurtenissen een dergeiyken loop. Ok d&ar
vonden 8 Russische kolonnes aanvankeiyk
RUSLAND.
149
weinig tegenatand, en reeds was BiO^d in-
genomen en de vesting Ears belegerd, toen
het bleek, dat het leger sich ook hier
te sterk had verdeeld; immers deed de
Tnrksclie bevelhebber de Bossen tot 2-maal
toe liet onderspit delven (26 en 26 Jnni).
Mh drong UmaSlrFaija door op Bosslsch
grondgebied, loodat men filings Bajesid moest
ontruimen en het beleg van Kars opbreken.
Toch keerde de kans, en de Boasen brachten
Moeètkar b0 Aladja eene zoo geweldige ne-
derlaag toe, dat hy naar Erzeroem terugtrok,
waar hQ den 4den November bO Dewe Boyoen
op nieuw geslagen werd, zoodat Kars wederom
belegerd en den 18den Novemberstormender-
himd ingenomen werd. In Boelgarye moest
Plewna den lOden December capitaleeren, en
nu trok Cherko bQ Sophia en BadeUlty by den
SJipkapas over den Balkan. Het Turksche
l^ipkaleger werd den 9den Januari 1878 ge-
▼cngOT genomen en de armee van SuUman-
Ftuja bS Philippópel op de vlucht gedreven.
ZondOT tegenstand namen de Bussen nu Adri-
anopel in bezit, en terwQl de Sultan zich
haastte, een wapenstilstand te sluiten, drongen
zQ oostwaarts door tot aan de Zee van Marmora.
Gemelde wapenstilstand van Adrianopel (31
Januari) werd reeds den Sden Maart gevolgd
door den Vrede van San Stefano, vóór de
poort van CJonstantinopel gelegen. Daarin
werden den Turken door Ignaiiew harde voor-
waarden opgelegd, namelQk afetand van Ba-
toem, Ardaïian, Kars en Bi^esid In Armenië,
van de Dobroed^a in BoelgarQe, onafhanke-
IQkheid van Roemenië, Servië en Montenegro,
aanmerkeiyke gebiedsvergrooting van de Isatst-
genoemde twee Staten, de stichting van een
Bnssisehen vasallenstaat BoelgarQe, die alle
oorden omvatte, waar Boelgaren woonden,
dns ook een groot gedeelte van Boemelië en
Maeedonië, en eindel]|k eene aanzienlijke som
voor oorlogskosten. Die vrede wekte in Europa
eene ongemeene verbazing en daarenboven den
naSver van Engeland. De Britsche vloot ver-
toonde zich in de Zee van Marmora, waarzQ
ter bescherming van Constantinopel ten anker
ging, en Sdluüury^ de Engelsche ministervan
Bnitenlandsche S^ken, verklaarde, dat onder-
scheidene bepalingen van het Verdrag van
San Stefano onaannemelijk waren. In Busland
beschouwde men deze verklaring als eene
Odele bedreiging, en men kwetste het openbare
rechtsgevoel nog meer door te vorderen, dat
Roemenië wederom Bessarabië aan Busland
sou aflrtasn. Toen de Engelsohen zich gereed
maakten tot den strfjd, meende men hun schrik
te kunnen aai^agen door het uitrusten van
kapersehepen in Amerika en door het aan-
knoopen van betrekkingen met Afghanistan,
en Qcftjahm gaf op den eisoh van Engeland,
het Verdrag van San Stefano op een Con-
gres te Beriyn te laten onderzoeken en goed-
keuren, een weigerend antwoord. Toen echter
Bnsland begreep, dat Engeland de zaak zon
doorzetten, terwQl de Czaar zich niet in staat
gevoelde, met goed gevolg een tweeden oor-
log te ondernemen, moest het zich insohik-
kdQk betoonen. Nadat Sfoewalow, Busaiseh
gezant te Londen, den Sisten Mei met
Saliêbmrjf onderhaadelingen had aangeknoopt,
verschenen Chrijak&w^ Sjoewahw en OubrU
als Bussisehe gevolmachtigden op het Congres
te BerlQn. De voorwaarden van den Vrede
van San Stefisno werden aanmerkelQk gewij-
zigd, Bfljesid teruggegeven, Boelgarye aan-
merkelijk kleiner gemaakt en in 2 deelen,
Boelgarye en Cost Roemelië, verdeeld enz. De
voordeelen in Armenië werden door het protec-
toraat van Engeland over Aziatisch Torkye
aanmerkeiyk verminderd. Niettemin is de macht
van Rusland in het Oosten door dezen oorlog
niet weinig versterkt, zoodat het eene groote
schrede genaderd is tot het langgewenschte
doel — het bezit van Constantinopel. Het
had zich Intusschen een zwaren last opge-
legd door de organisatie van Boelgarye en
Oost-Roemelië. Eerst moest in het Rhodope-
gebergte een geweldige opstand derPomaken
worden gedempt, doch vervolgens (Februari
1870) is in Boelgarye aan den te Timova
byeengeroepen Landdag eene vryzinnige grond-
wet verleend, terwyi afgevaardigden uit
Roemelië aldaar wenschen zitting te nemen.
Daarna werd een nader tractaat tusschen Rus-
land en Turkye geteekend, zoodat eerlang de
Russische troepen den Turkschen bodem ont-
ruimden. Voorts vermelden wy nog , dat Bns-
land in het laatst van 1878 en in het begin
vau 1879, inzonderheid langs de oevers van
de Wolga, door eene vreeseiyke pest geteisterd
werd, die evenwel van korten duur was, en
dat tot onafhankeiyk vorst van Boelgarye,
gekozen werd, Prins Aleaamder wm Meam-
BaUmAerg (Mei 1879).
De openbare meening in Busland, die zich
van een oorlog tegen Turkye en Engeland
gouden bergen had beloofd, is over de uit-
komst van den stryd geenszins te vreden.
De ontzettende offers aan goed en bloed ,
daarvoor gebracht, worden volstrekt niet opge-
wogen door de vermeerdering van grondgebied
in Armenië en Bessarabië. Het geschreeuw
over de verdrukking der Christenen in Boel-
garye is verdwenen, nadat men met eigen
oogen zag, dat die Christenen in veel gun-
stiger toestand verkeerden dan de Bussisehe
boeren. De panslavistische volksberoerders
moesten een diep sülzwygend bewaren, toen
de schadeiyke invloed van den oorlog op de
algemeene welvaart, op handel en vertier,
duideiyk aan den dag kwam. Nu staken de
Nihilisten weder driest het hoofd omhoog, en
ontzetting maakte zich meester van de Bus-
sisehe regeeringsleden by den aanslag van W$ra
SatioeU^ op den commissaris van polide
TrefptQw te Petersburg, terwyi de dader doer
de jury werd vrygeeproken. Ook op ambte-
naren te Odessa hadden dergeiyke aanslagen
plaats, en generaal Kemumow werd den 16den
Augniitus 1878 en KrapotkiMj gouverneur van
Charkow, in het laatst van Februari 1879
vermoord, terwyi in April van dat Jaar door
Solowiew een aanslag ondernomen werd op het
leven van den KeUer. Den Isten December
van dat Jaar, toen de Keizer van Livadia
naar Moskou terugkeerde, werd de spoorweg
door dynamiet verwoest, doch alleen de aeh-
teraankomende bagagewagen leed schade. Den
17den Febmari 1880 had in het Winterpaleia
eene dynamietontploffing plaats, waarby de
Keiaeriyke ftunllie desgeiyks ongedeerd bleef.
Nu werd generaal Loriê Mêiücow met eene
soort van dictatuur belast, om een einde te
maken aan dergeiyke aanslagen. Keizer AUm-
160
RÜ3LAND.
amdet vierde den 2deii Maart 1880 het gedenk-
feest sff ner y|ifentwintig1arige regeering, verloor
zQne gemalin door den dood, trad in het
hawelOk met Vorstin JMgofoelci^ maar werd
den ISden Maart 1881 op de straat door een
onder het rytnig geworpen bom gedood. ZQn
ondste lOon beklom daarop als AUxmder III
den troon. Wél hoopte bet volk op vrQgeviger
instellingen, maar de Csaar bleef vasthouden
aan het absolntismns. ZQne kroning had plaats
op den 27sten Mei 1888 te Moeken. De nihilis-
tische woelingen bleven intnsschen aanhouden
en gedurig werden aanzieniyke staatspersonen
daarvan de slachtoffers. De houding van Bus-
land met betrekking tot de andere Qroote
Mogendheden was niet b0zonder vriendsehap-
peigk zoolang QorUjaJcow en Ignatiew er hun
Uivloed deden gelden. Maar toen dezen in 1882
aftaden, werd onder de leiding van wm Gier$
de verhouding veel vredelievender. Deze ge-
zindheid werd niet weinig bevestigd door de
samenkomst van den Czaar met den Keizer
van Duitschland en van OostenrQk in Septem-
ber 1884 te Skiemiewicze, waar rich ook von
Bismarekj von Giert en Kalnohf bevonden,
terwQl voorts de Czaar in Augustus 1886 we-
derom een bezoek bracht aan Fran* Jotêpk^
keizer van OostenrQk. De aanvankeiyke onte-
vredenheid van den Czaar op Alexamder van
Boelgar||e scheen voorts in 1886 voor welwil-
lende gevoelens geweken, maar toen deze Vorst
ook Oost Roemelië met zQn gebied vereenigd
had, gaf de Keizer doorslaande biyken van
aQn wrevel. De kleine Busslschgezinde partQ
in Boelgartfe bracht er eene volslagene omme-
keer van zaken tot stand. Vorst Alexander
werd door sa&mgezworenen gevangen ge-
nomen en over de grenzen gebracht, terwyi
Rusland door de zending van den barschen
«n vermetelen generaal Kamlhart niets onbe-
proefd liet, om er zifn aliesbeheerschenden
faivloed te doen gelden en zich thans beQvert,
om er een werktuig van den Czaar als vorst
op den troon te plaatsen. De binnenlandsche
toestand van Rusland is voorts verre van
gunstig. Sehoon er oppervlakkig de kalmte
bewaard bli)fr, zQn velen van meening, dat
de druk van het despotismus er eerlang eene
bloedige omwenteling zal doen ontstaan.
Aangaande de Ruttisehe Kerk vermelden
wy nog het volgende: reeds Olga^ de gemalin
van den Grootvorst Igor^ had zich (zooalswO
reeds gezegd hebben) in 966 te Constantinopel
laten doopen en wordt thans onder den naam
van HéLena als eene heilige vereerd. Haar
kleinzoon Wladimir I noodzaakte zjjn volk
tot het aannemen van den Christelijken gods-
dienst en te Kiew werd een metropoUtaan
benoemd, die onderworpen was aan den pa-
triarch te Constantinopel. Het Grottenklooster
<Petqjera) te Kiew werd de kweekplaats der
Russische bisschoppen en heiligen. Wegens
het oonpronkeltjk verband van de Russische
«net de Grleksche Kerk werd ook eerstge-
noemde van de Latj)nsche Kerk losgescheurd,
en de pogingen van onderscheidene Pausen,
om de inwoners van Rusland tot den schoot
van het R. Katholidsmus terug te voeren,
Ueven vruchteloos. Ook in den tt)d, toen de
Russische Grootvorsten af hankeiyk waren van
de Tartaren, onderging de Russische Kerk
geenerlei verandering; zelfli werden de we-
reldlüke geestelQken en de kloosterlingen van
het hoofdgeld vrQgesteld. De verplaatsing van
den zetel van den MetropoUtaan, eerst naar
Wladimir (1299) en toen naar Moekou (1828),
was een geschikte maatregel, om de Russische
Kerk aan het gezag van den Patriarch te
Constantinopel te onttrekken, en laatstge-
noemde erkende in 1688 den Russischen Me-
tropoUtaan als een zelfttandig patriarch, al
werd ook de benoeming van dezen tot in het
midden der 17de eeuw te Ck>nstantinopel be-
krachtigd. Na dien tyd bestond de Russische
hiérarchie uit een patriarch, een metropoUtaan
en 6 aartsbisschoppen. Feter de Cfroote echter,
die zich in zUne plannen belemmerd zag door
den Patriarch, Uet na den dood van patriarch
Madriamu (1700) züne betrekking onvervuld,
totdat hy de Kerkel0ke zaken geregeld en
den 268ten Januari 1721 de HeiUge Synode
als het hoogste KerkelQk Uchaam ingesteld
had, waarna de waardigheid van patriarch
op den regeerenden Czaar overging. Dit Cae-
saropapismus deed echter weinig afbreuk aan
de zelfttandigheid der Kerk, daar deze met
hare vormen reeds diepe wortels geschoten
had in het volkskarakter. Wél vervielen in
1764 alle kerkelijke goederen aan den Staat,
maar de schatkist belastte zich daarentegen
met de opleiding, bezoldiging en verdere ver-
zorging der geestelQken. — Piter de Otoote
verleende in 1702 aan de R. KathoUeken en
Protestanten vrijheid van godsdienstoefening
in het geheele R0k, maar die vrQheid werd
allengs binnen enger grenzen besloten. Reeds
na de eerste verdeeling van Polen zocht Cs-
ikoftitta II de inwoners van het nieuwe gebied
door het snoer van den godsdienst aan dch te
verbinden, en een milUoen Polen scheidde
zich af van de R. KathoUeke Kerk. Dezen,
met den naam van Ctoünieerden bestempeld,
hadden in Rusland bisschoppen te Orqja, Brest
en Chelm. Keizer ITieolaaê stichtte in 1828
een eoUegie voor de GMekschGeünieerden,
hetwelk aan dit Kerkgenootschap eene meer
zuivere Grieksch-kerkeigke inrichting moest
bezorgen, en den 2&8ten Maart 1889 werd het
plechtig in de Russische Kerk opgenomen. De
Protestanten hadden in de Oostzeeprovinciën
veel te IQden en werden gestadig aangespoord,
om tot de Russische Kerk over te gaan, en
deze vond vele nieuwe beigders onder de
Tsjoeküilen in Siberië. Eerst in de 19de eeuw
ontstond het geloof aan de wereldbeheerschende
bestemming der Russische Kerk. Inzonderheid
koesterde Keizer Nieolaai bQ de toenemende
gisting in den schoot der R. KathoUeke Kerk
in Duitschland en elders, naar men wil, eenige
hoop, dat het westen van Europa tot haar
zou overgaan. Hoe sterk het KeizerlQk Huis
zffne geloofebeigdenis op prtfs stelt, blQkt uit
de bepaling, dat Russische Prinsessen, elders
huwende, haar geloof moeten bewaren, ter-
wgi vreemde Vorstinnen, met Russische Prinsen
zich in den echt verbindend, tot de Grleksche
Kerk moeten overgaan. Omtrent de Boêkolni-
kern of aanhangers van verschillende secten
in Rusland, raadplege men het artikel onder
dat woord.
De gdoofileer der Russische Kerk bleef na
hare emancipatie van de Grieksehe geigkaan
die van deze, zooals zQ in de belQdenis van
Fetruê MogUew enz. is vervat. De Heilige
BUSLAND.
151
Synode, door JP^^ de Choote geeüoht, be-
stond aaBTankelQk nit 12 leden, doch dit getal
in later wel eens Termeerderd of yerminderd.
ZO worden door den Keixer nit de biflachop-
pen, arohimandrieten, hegnmenen en proto-
popen benoemd. Ook is daaraan een wereldiyk
lid als opperste proenrator der Kroon met het
recht van een onvoorwaardelijk veto toegeyoegd.
De Sjrnode is geaeteld te Petenborg, doch
ook te Moakoa bestaat een van haar afhan-
fcelQk coüegie. De Bnssische geesteiykheid
bestaat nit kloostergeestelQken, naar han ge-
waad ook wel „Zwarte geestelOken" genaamd,
die Yoor hoogere geestelOke waardigheden
bestemd syn en ongehuwd biyven, en wereld-
Iflke geestelijken, ook „Witte geesteigken*'
geheeten, tot de lagere geesteiyke bedienin-
gen geroepen en bevoegd om te ha wen, maar
riechts eenmaal. De ordmisgeesteiyken vormen
8 klassen, namelQk de praelaten, tot welken
al de bisschoppen behooren, die wel is waar
onderworpen z^n aan de Heilige Sjrnode,
maar tevens SEOlfiitandig hnnne exarchieén he-
storen, ten getale van 40, — archimandrieten
(abten) en hegamenen (priors), nit welkende
bisschoppen benoemd worden, — en monni-
ken. Men had in 1861 in Rusland 410 mon-
nikenklooeters met 8000 monniken en slechts
7 nonnenkloosters met 800 nonnen. Onder de
wereldlijke geestelQken bekleeden de proto-
popen den hoogsten rang. De diakenen, snb-
diakenen, lectoren, kosters en aangers ont<
vangen desgelQks eene soort van w0ding. De
geheele geesteiykheid wordt door den Staat
bezoldigd, is vr|f van belastingen en staat
in gee^iUke laken onder het bestanr der
bisschoppen en der Heilige Synode. Voor de
opleiding der priesters is eerst ten t|ide van
AUxander 11 iets gedaan; sy syn in den re-
gel zeer onwetend en eene wetenschappeigke
godgeleerdheid zoekt men bQ hen te vergeeft.
De verdeeling der Bnssische kerken in voor-
portaal, tempel en het heilige, waar alleen
de gecMteldke toegang heeft, is van Byzan-
tgnschen oorsprong; z|) syn vierkant en in
het midden door een koepel gekroond, die
door 4 kleine koepels is omringd. De klok-
ketoren bevindt zich naast de kerk, — van
orgels maakt men geen gebmik en men bidt
er staande of op het aangezicht liggend. Het
gebed van den priester wordt afgewisseld door
het gezang der gemeente, dat eigeniyk slechts
nit 8 volzinnen bestaat: „Gk)spo<U posmiloeil
(Heer, erbarm n onzeri)**, - „GtospocU pomo-
Umssaf (Heer, w0 bidden n!)", — en „Podal
Gospo<Ul (Qeef znlks, HeerI)*'. De mis wordt
er slechts eenmaal daags gevierd, en bQ de
commnnie worden brood en wQn in den kelk
gemengd en met een lepel aitgedeeld. De feee-
ten der Bnasisehe Kerk komen in het alge-
meen overeen met die der andere Christeiyke
kerkgenootschappen; tot hare eigenaardige
feesten behooren: dat der waterw0ding (op 6
Jannarl, op den dag, die in het midden valt
tnsschen het Paasoh- en Pinksterfeest, en op
1 Angostos), waarbO de heiligenbeelden in
het water gedompeld worden, — het gedach-
tenisfeest van alle in den stryd gesneavelde
soldaten (21 October), — en het feest der
paardenwQding (9 Mei). Op den eersten zon-
dag van den vastentQd (den orthodoxen zon-
dag) wordt ook tluuis nog ieder Jaar onder
een groeten toeloop van volk de vloek nitge-
sproken over alle kerkelQke en staatkand^
kettert). £indel0k worden er in de kerken
slechts zelden leerredenen gehonden, zoodat er
doorgaans niet eens preelutoelen aanwezig zyn.
De Bnssische l€^Ufrh¥»d9 is zeer merkwaar-
dig, omdat zy op een gegeven tydstip niet
alleen den besohavlngstoestand van het volk,
maar ook de gesteldheid der staatkandige en
maatschappeiyke partyen vertegenwoordigt
Men heeft er inzonderheid vele tydschriften,
welke daarvan de organen zyn, zooals : de
„Enropeesche Bode", de „Yaderlandsche An-
nalen", de „Bnasisehe Bode", „De Daad
(DJelo)", „Oud- en NieawBosland" enz., welke
maandelijks in den vorm van een vry groot
boekdeel in het licht verschynen. De oorsprong
der Bnssische letterkunde moet men zoeken
by de Slawen aan de Donan, van wie zy te
geiyk met het Christendom in Bosland werd
verspreid. Omstreeks 865 hebben twee Griek-
sche monniken, Ojfriüus en MeikodUu, nit de
schriftteekens van verschillende > volken het
Slawisch alphabet samengesteld. De kerkboe-
ken werden in het Boelgaarsch geschreven
en vormden den grondslag der schirlJftaal. Het
ondste gedenkteeken dier taal is het „Evan-
gelie van Ostramir", geschreven in het Jaar
1066 of 1057. Voorts heeft men daarin den
„Isbomik van Swjatoalaw (1073)", eene lofrede
op den Boelgaarschen Czaar SSnmoii. Door be-
middeling der Boelgaren verkreeg Bosland eene
menigte geesteiyke legenden en wereldiyke
sagen, voor een groot deel nit Byzantium of
nit het Oosten afkomstig, een verwonderiyk
mengsel van apocryphe geschriften, geschie-
denissen, fsbelleer en legenden van heiligen.
In het midden der 11de eenw leefde Nettor^
de eerste der Bossische geschiedschry vers, een
monnik te Kiew; van hem is het verhaal af-
komstig van het vermoorden der Bossische
Vorsten BorU en BUby alsmede de oodste
kroniek van Boshind, loopende tot 1110, doch
hiter vervolgd. Tegen het einde van de 11de
eenw ontstond het heldendicht van den „Veld-
tocht van Igor tegen de Polowzen". Daarna werd
de Jeogdige letterkunde in hare ontwikkeling
gestuit door de heerschappy der Tartaren, en
vervolgens door eene afschnweiyke dwinge-
landy. Eindeiyk begon in den aanvang der
16de eenw het licht der beschaving opnieuw
te gloren. Iwtm IV TTaMO/Myi^' (1588— 1584)
stichtte scholen en deed in 1564 de eerste
Bnssische boekdrukkery te Moskon verryzen.
Polen, dat inmiddels reeds aanmerkeiyk was
vooruitgegaan in verlichting, had voorts een
belangryken invloed op de Bussische letter-
kunde. Die invloed deed zich inzonderheid te
Kiew gevoelen, en van de geleerden, welke
zich vandaar naar OrootBusland begaven,
noemen wy Simeo» von Polozk (f 1681) en den
heiligen DmUri Bosiowihi (f 1709). Op hun
aandringen werd in 1679 te Moskoo eene
Slawonisch OriekschLatynsche académie ge-
sticht; Ja, ten tyde van Czaar AUgél Miekai'
UnoUff (den vader van JPêUrde Oroote) vinden
wy gewag gemaakt van dramatische stukken,
die ten huiM van den Bojaar Artemo» Smyê-
jewiUf Maiw&fêw werden opgevoerd. Zelft de
gemalin en de pleegdochter van den Czaar
waren daarby tegenwoordig. Er werden we-
reldiyke drama's gedicht door TkeopktMtuê
1&2
RUSLAND.
TfokcpowiUff den oitotekandeii sehrtlver en
den raadsman Tan Pêimr de Chrootê.
Met laatstgenoemde begint een nienw tQd-
perk der Russische letterkunde. Tot de dieh-
ters Tan dien tQd behoorde Toorts JMtiooknM
Kamtemir (1709—1744), die st|ne opleiding
had ontrangen te Parys en hekeldichten schreef.
Hg werd gCTOlgd door Watüü TrêdiakawsH
en Lamamostow (1711—1765), den grondlegger
▼an den Rnssischen Tersbonw, — TOorts door
AUttoMdêT Soemarohom (1717—1777), den eer-
sten Rnssischen dichter, die treurspelen schreef
in alexandrQnen, terwyi hü tOTcns aan alle
andere dichtsoorten stjne krachten beproefde,
en door den begaafden Knja^jnim (1740—1791),
wiens laatste drama door Co^iartm» II Ter-
boden werd, omdat het eene Toorstelling be-
Tatte Tan de Temietiging der republiek Now-
gorod door het MoskOTitisch absolntismus.
De Keizerin heeft intusschen Teel Toor Rus-
lands letterkunde gedaan. ZQ Tond het Tan
belang, dat de gewichtigste maatschappelUke
en staatkundige TraagstulLken op het gebied
der letteren werden besproken; aelTC stichtte
10 hekelende bladen, ondersteunde begaafde
mannen en schreef blOepelen, noTcllen ens.
Nog in 1788 Taardigde aO eene ukase uit,
waarin het bexit Tan priTate boekdmkkerüen
werd toegestaan. In dien tQd bcTorderden te
Moskou Nomikow en ifln TroeggestorTcn Triend
SekwtMTie den bloei der letteren. Zü deden
boekdrukkerfjen, boekerQen, boekwinkels en
t^dschriften TeirQKen en stichtten lelfs een
geleerd genootschap, waarin de beschaafdste
en kundigste mannen werden opgenomen.
Vóór Nomikow bestonden te Moskon 2 boek-
winkels, waar jaarlt)ks Toor eene som Tan
10000 roebels aan boeken Tcrkocht werd, en
door hem klom dat aantal tot 20 en die som
tot 200000. DaarenboTcn Tcrspreidde ht) gratis
eene menigte boeken OTcr het geheele ROk.
Uitmuntende biyspelen werden gelCTerd door
Demi %am Witin (f 1792), en door aÜne dich-
terlQke talenten schitterde de Hofdichter GdbriSl
Derêkawim (1748—1816), wiens beroemde ode:
„Aan Ck>d" in bdna alle Europeesche talen is
OTorgezet. Groeten roem Terwierf TOorts Ka-
ramn» (1766—1816), die aanTankeiyk TCrta-
Ungen IcTcrde Tan geschriften TOor de Jeugd,
maar eerlang ten bebocTe z0nerTormingnaar
het westen Tan Europa Tcrtrok. Gedurende
aQne afwezigheid werden de omstandigheden
niet gunstiger TOor de Russische letterkunde.
Poor de Fransche RcTolntie Terschrikt, Ter-
anderde Catharima geheel en al Tan stelsel; de
priTSte boekdrukker^en werden opgehcTen, de
iuToer Tan bnitenlandsche boeken Tcrboden en
alle geschriften aan eene censuur onderworpen.
Het genootschap Tan NomHow werd ontbon-
den en h0zelf in de gCTangenis geworpen.
Nog Töor zt|n terugkeer uit Europa zond nu
Karam»m zyn beroemde „BricTen Tan een
Russisch reiziger" in het licht, waarin hQ in
keurige taal schetsen IcTcrde Tan West-Euro-
peesohe toestanden en personen. Ook stichtte
hO den «Europeesche Bode" en was in Tr^zin-
nigen geest werkzaam. Intusschen kwam eene
krachtige conserratieTe partV, met Sfitikoto,
Toondtter der Académie, aan het hoofd, tegen
hem in Terzet, noodat er een hCTige stryd
ontbrandde. Inmiddels ICTerde ZMraÊmim fnaae
gedichten, onderhoudende noTelien en eene
„Geschiedenis Tan Rusland". NoTens hem
Tcrmelden wQ zyn Triend DmUrifew (1760—
1887), die met Okemmker (tl784) beschouwd
kan wotden als de Toorlooper Tan den fakhék-
dichter ZtyZoio. Tot de tienrspeldiohters Tan
dien tyd behoorde Omtow (1770— 1816). Voorts
bereikte J^fcêkowtJn (1788—1852), een jonger
tQdgenoot Tan Karamnm, als dichter een hoo-
ger standpunt Tan deze. Was MmMmiêr I in
den beginne TrQheidlieTend gestemd, zoodat
de dichters het waagden, hunne stem te^en
allen dwang te Tcrheffen, eerlang Terscheen
de tyd der reactie, en by de troonbeklimming
Tan Ntüolaaê werden ^ Tcrdrukt en TCTTolg^
noodat JBil^ew door Terworging tot iwygen
werd gebracht en Bmioe^mo^ Oék^fmoski en
anderen in de mynen Tan Siberië of als sol-
daten in den Gansasus hun Ictcu eindigden.
Na dien tyd is de geschiedenis der Russische
letterkunde een martelaarsboek. Tot de popu-
lairste dichters Tan dien tyd behoorde de reeds
genoemde Kiylow (1768—1844), wiens fabelen
Tan nationalen humor tintelen. Al die mannen
baanden intusschen den weg TOor JleaomdÊt
FoetjkiM (1790—1887), den grootsten Russischen
dichter, met wien een nieuw tydperk begint
Foê^km trad aauTankeiyk op als een aan-
hanger der Romantische school. Zyne „Gde
aan de Tryheid" genoot de goedkeuring Tan
Keizer JJUxamdêr^ maar wei4 later gestreng
Terboden. Omtrent zyne lotgOTallen en werken
raadplege men het artikel onder zVn naam.
Rondom hem Tormde zich een kring Tan
dichters, Tan welken BoroHMiKy (1792— 1844),
JatUam (1805—1847) en DtMg (1798—1881)
de Toomaamsten waren. Daaïrtoe behoorden
ook nog de Troeg gestorTcn Wememtimow en
de ongelukkige Pol^aew^ die reeds als student
in de gcTangenis werd geworpen en daarna
in het soldatenpak gestoken, in 1888 in een
hospitaal oTcrleed. Wegens zyne groote talen-
ten werd hy na zyn dood tot officier benoemd.
Vreeeeiyk was in dien tyd de druk der censuur
en het toezicht eener barbaarsche policie op
alle wetenschap en beschaTing; het aantal
studenten zelfs werd beperkt tot 800 op elke
uniTcrsiteit, de wysbegeerte Tan de tabel der
lessen gebannen, het tydperk der Fransche
RcTolntie in de geschiedboeken doorgehaald,
elke betrekking met het buitenland bemoele-
lykt en het drukken Tan alle boeken Tcr-
pacht aan Bodgarm en QtH9J^ de uitgcTers
Tan „De Noordsche By". Niettemin TcrTolgde
de beschaTing haren weg en werd daarby
niet weinig geholpen door JPotmoof (1796—
1846), die ten slotte desgeiyks onder den
druk der autocratie Terpletterd werd. Na het
Jaar 1840 ontwikkelde zich de Russische let-
terkunde Tooral aan de uniTcrsiteit té Moskou,
waar Jeugdige sohryTers zich óf in de richting
der nationale OTerleTcringen óf in die der
Westersche beschaTing bewogen. Van de eer-
sten noemen wy: Son^akow (1804—1860),
Aksakoto (1791—1859) en KwiêiewH^ den vet-
zamelaar der Russische Tolksliederen, — en
Tan de laatsten: Aleteamdêr Sarxe» {Itkamdêt^
1812—1870), Ogmriw en boTcnal JBétnM,
Naast Poetjkin Terheft zich de uitstekende
dichter Lmmumtow^ op 26-Jarigen leeftyd in
ballingschap bezweken (1841). In zyne Toort-
brengselen ontwaart men de radelooae wor-
steling Tan den Tryzinnigen geest tegen de
RUSLAND— HU8SEQGER.
16S
0¥«niiaohtige antocratie. In dien tQd schreef
Toorto de yoortreffemiute Bossiache proza-
•dirtfyer Qogol (1810-1862) sOne romans,
aoTCdlen en tooneelstnkken. WQderB vermel-
den wV Bmtedikiawj Grayin Boêtopifim^ Vorst
Wj4iemêiij Graaf Solokoéb^ SagoMn en
LoÊJêUmkow. Tegen het Jaar 1850 werd de
reactie nog geweldiger, aoodat Toergenjêw
sich verbannen sag naar sOne goederen, en
eerat gedurende den Krimoorlog werd de toe-
stand beter. Henem gaf in Engeland het tyd-
sehrift: ^De Klok (Kolokol)** in het licht, om
^ne landgenooten nit den slaap te Iniden.
Men liet het onde stelsel varen, en aoowel de
aisehaffing van het lyfeigenschap als de reor-
ganisatie der rechtsbedeeling waren teekenen
van gunstiger tyd. Iwam Toérgea^eto (aie al-
daar), geboren in 1818, was in 1846 opgetreden
en lette met kracht zyne werkzaamheden
▼oort, en de begaafde Chmttjwrow stond hem
tronw ter s0de, geholpen door mannen als
IMroI^McHo (t 1861), CMgarjew (f 1864),
^itêorew en Ttfemi^ewiki. Als dichter van
den tegenwoordigen ttfd vwmelden wQ ^eArot-
êo» (geboren in 1822) en als hekelend proza-
sehrgver SaUikowy terwyi wQ als romanschrg-
vets JPiiêêmskif LêêsJcow, Krestsowkiy JPamia-
Jowêkif Beêjetmkow^ en Mdnikow vermelden,
die echter allen overtroffen werden door Lêo
TVMo». Tot de uitstekende Russische letter-
kundigen behooren nog: Taroê SjemUlmüco
(1760), Doamtwtki, die geruimen t0d in de
mVnen van Siberië heeft doorgebracht, de lier-
diehter Midkaw^ die het voortreffelQk drama:
„De twee werelden" schreef, Feit (geboren
in 1825) en vooral de tooneeldichter Ottroufskiy
terw^l in Rusland ook enkele ontwikkelde
vrouwen als schrOflBters zOn opgetreden.
De wetenschappeiyke letterkunde der Russen
is op verre na niet zoo rQk als de dichteriyk-
romantisehe. Zy schittert nog het meest op
het gebied der geschiedenis. Enkele werken,
zooala dat van Earamtiny hebben wQ reeds
genoemd. Voorts vervaardigde Oefirialaw eene
omvangryke geschiedenis van Pêier de Qroaie
en Maemriut eene uitmuntende geschiedenis
der Russische Kerk (1857—1877, 8 dln),
terwyi de Académie van Wetenschappen te
Petersburg voor de uitgave van belangryke
geschiedbronnen zorgt. Men heeft eenige ver-
dienateiyke reisbeechrgvingen en aardrOkskun-
dige werken, door Russische geleerden opge-
steld, doch nagenoeg geene over w0sbegeerte.
Het aantal stichteigke boeken is er zeer groot,
—de rechtsgeleerdheid en de geneeskunde vin-
den er sleehts enkele degelQke vertegenwoordi-
gen, doch de natuurkundige wetenschappen
worden er met Qver beoefend. De wis- en
sterrenkunde vinden er uitstekende voorstan-
ders en kunnen over kosteiyke hulpmiddelen
beschikken, bepaaldeiyk op het observatorium
te Poelkowa, vermaard door de waarnemingen
▼an WUMm en Otto Strwoe^ terwyi wQ ein-
deiyk op het gebied der taalkunde het voor-
trefféiyke «Woordenboek van het Sanskriet
(1855—1875, 7 dln)" vermelden, door de Aca-
démie van Wetenschappen in het licht ge-
zonden.
Eindeiyk hebben wQ éen en ander mede
te deelen omtrent de Biuntéhe taai. Deze
vormt met de Servische, Boelgaarsche enz.
een bepaalden tak van den Slawischen taaistam
en is daarvan het belangr0kst gedeelte. Even-
als het Christendom, zoo ontvingen de Russen
ook hun alphabet nit Byzantium, maar de
Grieksche letters ondergingen daarbO aanmer-
keiyke wyzigingen, te^7j]l er tevens nieuwe
teekens voor eigenaardige Russische klanken
werden ingevoerd. Het hedendaagsohe Russi-
sche alphabet bestaat nit 36 letters, doch 2
van deze zQn leesteekens. Er zt)n 13 klinkers^
harde en zachte en tot onderscheidene twee-
klanken verbonden. De uitspraak is zeer ver-
schillend naar gelang zQ al of niet den klem-
toon hebben en al of niet by het begin van
een woord of van eene lettergreep staan. Het
Russisch heeft voorts dezelfde medeklinkera
ais het Nederlandsch, met uitzondering van
de 9, doch daarenboven eene zachte «, eene
zachte sch («;),eene ttch {Ui) en eene met éen tee-
ken geschrevene $chUck (j^^j). De medeklinkers
worden verdeeld in harde, zachte en vloeiende.
De Russische zelfstandige naamwoorden hebboi
3 geslachten en behoorden tot 3 verbuigingen,
welke in 7 naamvallen eigenaardige eindUan-
ken hebben. De Russische byvoegeiyke naam-
woorden hebben een volledigen en verkorten
vorm. De werkwoorden behooren tot 3 ver-
voegingen en hebben 3 tyden, den tegenwoor-
digen, verleden en toekomenden, alsmede eene
gebiedende en eene onbepaalde wys. De aan-
voegende wys ontbreekt, doch vele werk-
woorden hebben een afsonderiyken vorm ter
aandiüding, dat eene handeling by herhaling
plaats heeft. Het plaatsen van den klemtoon
is in het Russisch zeer moeiiyk» maar de
woordschikking veroorlooft eene groote mate
van vryheid en het geluid der taal is niet
onaangenaam, zoodra men zich gewend heeft
aan hare talryke sisklanken. Als schryftaal
bestaat zy eigeniyk eerst sedert den tyd van
Peter dé Qroote. Zy vervalt in onderscheidene
tongvallen, hoofdzakeiyk genoemd naar de
gewesten, waarin Rusland is verdeeld. De
voornaamste tongval is de Groot- Russische ;
hy wordt het zuiverst gesproken te Moskou.
In Duitschland is meer dan éene voortreffe-
lyke Russische spraakkunst uitgegeven, zooals
die van Joel en Fueks (5de druk. Frankfort
1876), — voorts vermelden wy eene beknopte
van Piklemann (7de druk, Reval, 1876) en
eene van QoUftoetaw (11de druk, 1875), terwyi
als woordenlH>eken het Russisch- Duitsche van
Oldelop (1825, 4 dln) en van Lemtröm (1871),
en het Russisch-Fransche van Etiff (1860, 2
dln) worden aanbevolen.
Bussegger (Joseph), een verdiensteiyk
Duitsch reiziger, geboren te Salzburg den
18den November 1802, wydde zich te Schem-
nitz aan de beoefening van het mynwezen,
trad in 1825 in Oostenrykschen staatsdienst
en werd opzichter der mynen te Böckstein by
Gasteia. Nadat hy in 1836 op last van den
Onderkoning van Egypte dit land uit eenge-
ognostisch oogpunt onderzocht had, drong hy
in 1838 door in de binnenlanden van Afirika
tot aan de goudwasscheryen van Kiamil. Later
bezocht hy Palaestina, den Griekschen Ar-
chipel, Griekenland, ItaU6, Sicilië, Duitsch-
Und, België, Frankryk, Engeland, Schotland
en Skandinavië en deelde zyne ervaringen
mede in het werk : ,|Reisen in Europa, Asien
und Afrika (1841—1850, 7 dln met atlas)".
In 1843 werd hy bestuurder der zoutgroeven
154
RUSSEGGEB— EUSSELL.
te Wielioska in Galictö, in 1850 diiecteor der
mOn- en bosch-aoadémie te Schemnitz, in
1848 lid der Acjidémie van Wetenschappen
te Weenen en overleed den 208ten Jani 1863.
Htissell is de naam van een ond Engelsch
geslacht, hetwelk, naar men meent, met Wil-
Um de VrnwertMor in Engeland gekomen is
waarna het in 1589 de waardigheid van pair
en in 1570 den titel der Qraven van Bedford
ontving. De vermaardste telg van dexen stam is:
John ButeèUj een uitstekend Britsch staats-
man. H0 werd geboren den 19den Aogostns
1792, was de derde zoon van den zesden her-
tog va» Bedfordf studeerde te Cambridge,
werd reeds in 1813 lid van het Parlementen
was er sedert 1819 met 0ver voor eene her-
vorming der kieswet werkzaam. ZQne voor-
stellen in 1819 en 1822 werden by de eerste
lesing, doch dat van 1826 eerst bQ de tweede
lezing verworpen. In dien strQd had h0 zich
allengs aan het hoofd geplaatst der Whigs,
en hf zag zich in die hoedanigheid bevestigd,
toen hy in 1828 met kracht en met goed ge-
volg y verde voor de opheffing der Test act
In 1830 was op nieuw Parlementshervorming
zyne leus, en schoon hy niet aanstonds de
overwinning behaalde, ontstond door zyn toe-
doen de gisting, die de aftreding van den
Hertog vaM Wdlimgton na zich sleepte. In
November van dat Jaar zag Lord Grey zich
belast met de vorming van een nieuw Kabinet;
Buitell werd hiervan geen lid, maar erlangde
toch de betrekking van algemeen betaalmeester.
In Maart 1831 diende hy zyne vermaarde
reformbill in, welke eerst door het Hooger Huis
verworpen, maar in 1832 aangenomen werd;
doch in 1834, by het aftreden der Whigs,
legde hy zyne betrekking neder, om zich in
1^5 met de leiding der oppositie tegen het
Torykabinet te belasten. Weldra moest dit
laatste bezwyken, en in het ministerie Md-
lowrne werd Mutteü staatssecretaris van Bin-
nenlandsche Zaken. Intusschen wisten zyne
tegenstanders zyne herkiezing in Devonshire
te beletten. Hy werd de ziel van het Kabinet
en nam deel aan de hoogst belangryke her-
vormingen van dien tyd, inzonderheid aan de
verbetering der armenwet, der wet op het
openbaar onderwys en der wet op de rechter-
lyke organisatie. Tevens wist hy de Chartlsten
en Radicalen in toom te houden. In 1848 trad
hy af, werd door Londen weder afgevaardigd
naar het Parlement en ondersteunde het mi-
nisterie Peel in zyne bemoeiingen tot bevor-
dering van handelsvryheid en van verbetering
van het lot der arbeidende klasse en tot hand-
having der rust in Ierland. Na het aftreden
van JPed vormde hy een nieuw Kabinet en
bekleedde daarin de waardigheid van eerste
minister en van lord der schatkist. Met kracht
streed hy voor de vryheid van handel, doch
trad af in 1852, was weder werkzaam als leider
der oppositie en werd in het coalitiebewind
JJbefdieM minister zonder portefeuille. In 1853
stond hy het beheer van Buitenlandsche
Zaken, voorloopig door hem waargenomen, af
aan Lord Olarendom en werd na het uitbarsten
van den oorlog tegen Rusland voorzitter van
het Privy Council. In Januari 1855 nam hy
syn ontslag als minister en werd eerlang door
syne ambtgenooten gevolgd. In het nieuwe
ministerie Paknertiw aanvaardde hy de por-
tefeuille van Koloniën en nam deel aan de
vredesonderhandelingen te Weenen. I^iar hy
hierby vele aanvallen te verduren had, legde
hy de portefeuille neder; doch nam in 1859
weder zitting in het ministerie Palmênton als
minister van Buitenlandsche Zaken en werd
den 30aten Juli 1861 als graaf Bmeeell van
ArdeaUa tot pair benoemd. Gedurende den
Italiaanschen oorlog verzette hy zich niet
tegen de annexatie van Savoje door Frankryk.
— by den Poolschen opstand in 1863 leedhy
eene nederlaag, daar de Russische Regeering
zyne nota*s ter zyde legde, — - in den Ame-
rikaanschen oorlog bood hy vruchteloos zyne
tusschenkomst aan, — en in den Duitsch-
Deenschen oorlog trok hy party voor Dene-
marken* Eén en ander was weinig geschikt
om zyn aanzien als staatsman te vermeerde-
ren. Toen PdUnereUm den 18den October 1865
overleed, trad hy als eerste minister in diens
plaats, terwyi hy het bewind van Buitenland-
sche Zaken toevertrouwde aan Graaf (Xarendan.
In 1866 diende CKadetonê eene nieuwe reform-
bill in, maar deze vond zoo groeten tegenstand,
dat BuiteU den 26sten Juni van genoemd jaar
zyn ontslag nam. Na dien tyd heeft hy geen
staatsambt bekleed, maar bleef met yver in
het Hoogerhuis werkzaam, waar hy zich in
1875 aan het hoofd stelde der anti-Turksche
beweging. Hy was een bekwaam, eeriyk, rond-
borstig en vaderlandlievend staatsman, die zich
als redenaar niet zoozeer door een verheven
styi al wél door helderheid van denkbeelden
onderscheidde. Smarteiyk werd hy getroffen
door het verlies van zyn oudsten zoon, die
op den 9den Januari 1876 overleed. Van de
geschriften van BuesèU vermelden wy : ^Essay
on the history of the English govemment
and constitution (1821; 2de druk, 1873)'*, —
„Memoirs of the affairs of Europe, Arom the
peace of Utrecht to the present time (1824—
1829, 2 dln)", — -Life and times ofC. J.Por
(1859—1867, 4 dlnV*, — „The etablishment of
the Turks in Europe (1827)**, — „The causes
of the French revolution (1832)**, — het treur-
spel „Don Carlos (1823)**, — „Letters on the
state of Ireland (1869)**, — „Seleotions firom
the speeches of earl Russell 1817—1841 and
firom despatehes 1859-1865 (1870, 2dln)**,—
„The foreign policy of England 1570—1870
(1871)**, — „Rise and progrees of the christian
religion in the West of Europe (1873)**, —
en „RecoUections and suggestions (2de druk,
1875)**. Hy stierf den 288ten Mei 1878. —
Voorts vermelden wy:
Odo Buseelly een Britsch diplomaat, geboren
den 208ten Februari 1829. Reeds in 1849 werd
hy attaché by het Britsch gezantschap te
Weenen en was later werkzaam by de am-
bassades te Parys, Weenen, donstantinopel
en Washington, zag zich in 1858 benoemd
tot gezant te Florence, werd in 1870 onder-
staatssecretaris by het departement van Bui-
tenlandsche Zaken, vertrok als vertegenwoor-
diger van Engeland naar het Duitsche hoofd-
kwartier te Versailles en werd in 1871 gezant
te Beriyn. Tevens was hy sedert 1872 Hd van
het Privy CounciL In 1881 werd hy pair en
hy overleed te Potsdam den 25sten Augustus
1884.
Charlei WUUam BuêsM, een Engelsch ge-
leerde, geboren in 1812 te Killongh in het
RUSSELL-BUSZ.
155
lerBche maf^hap Down. Hy studeerde eerst
te Drogneda en yerFolgens te Maynooth, en
werd hier hoogleeraar in de kerkgeschiedenifl.
HQ Bcbreef o.a.: i^Life of cardintd Mezso&nti
<1858; 2de druk, 1863)", — „Calendar of state
IMpers: Ireland, James I (1872 - 1873, 3 dln)*',
— en „Palimpsest literature (1867)".
WUliam Moward BusseUy een Engelschdag-
t>lad8chrOTer en Jaren lang werkzaam als
teriohtgever van de „Times". Hg werd geboren
te Lilyrale in het graafschap Dublin in 1821,
-studeerde te Dublin, werd in 1850 advocaat
en begaf zich in 1854 als speciaal correspon-
dent Tan de „Times" naar de Krim. HO woonde
de veldslagen bQ aan de Alma, byBalaklawa
en by Inkjerman, was tegenwoordig by de
verovering van Sebastópol, — voorts by de
kroning van Keizer AUxtmder II te Moskou
en bevond zich gedurende den opstand inin-
dië in het gevolg van Lord CVycf^, terwyi zyne
brieven in de „Times" steeds met groote be-
langstelling werden ontvangen. Nadat hy in
1858 in Engeland was teruggekeerd, stichtte
hy de „Armj and Navy Qazette". Wegens
^ne geschokte gezondheid kon hy in 1859
den oorlog in ItaliS niet by wonen, en ook
van het krygstooneel in de Yereenigde Staten
keerde hy spoedig terug, nadat hy zich door
de beschryving van den rampspoedigen slag
van BullRun (21 Juli 1861) het ongenoegen
-der Noordeiyken op den hals had gehaald. Na
het openen van den Duitachen veldtocht van
1866 werd hy naar het Oostenryksche hoofd-
kwartier gezonden, bevond zich by den slag
Tan Königgrfttz en ontsnapte ternauwernood
aan het dreigend gevaar. Gedurende den
DuitschFranschen oorlog bevond hy zich in
het hoofdkwartier van den Pruisischen Kroon-
prins en was zoowel tegenwoordig by de
capitulatie van Sedan als by de belegering
Tan Parys. Van zyne geschriften vermelden
wy: „Letters th>m the Crimea (1855-1856)",
— „The war from the landing at Gallipoli
to the death of lord Baglan (1855)", — „The
war trom the death of lord Raghin to the
peace at Paris (1856)", — „The ezpedition
to the Crimea (nieuwe druk, 1876)", — „Diary
in India (nieuwe druk, 1875)", — „My diary
in North and South (nameiyk in Amerika)",
— „Canada, its defences (1875)", — „The
adventures of dr. Brady (1869)",— „My diary
in the East (1869)", — „My diary during the
last great war (1873)", — „The Prince of
Wales tour in India (1877)", — en „Hespe-
rothen : notes firom the West (1882, 2 dln)".
Bussisch bad, zie Bad,
Hust (Johann Nepomuk), een verdlensteiyk
geneeskundige, geboren den 5den April 1775
te Jauemik in Oostenrykseh Silezië, studeerde
te Weenen en werd achtervolgens hoogleeraar
in de heelkunde te Krakau (1808), geneesheer
aan het hospitaal te Weenen (1810), hoogleeraar
«an de geneeskundige militaire school teBer-
lyn (1815), hoogleeraar aan de universiteit
aldaar (1818) en arts by den generalen staf
(1822). Hy overleed op zyn landgoed in
Bilezie den 9den October 1840. Van zyne
geschriften noemen wy: „Helkologie (1811, 2
41n; nieuwe druk, 1837-1842)", — „Arthroka-
kologie (1817)", — en „Die ftgyptisehe Augen-
«ntzflndnng (1820)".
Bustige (Heinrieh von), een uitstekend
historie- en genreschilder, geboren den 12dea
April 1810 te Werl in Westfalen, bezocht in
1828 de académie te Dttsseldorf, vertrok in
1836 naar Frankfort aan de Main en onder-
nam vandaar studiereizen naar verschillende
landen. In 1845 werd hy professor aan de
school voor Schoons Kunsten te Stuttgart en
inspecteur van het Wtlrtembergsch museum
enz., terwyi hem als ridder der eerste klasse
van de Orde der Kroon van Wflrtemberg
adeldom werd toegekend. Hy bezit 3 tentoon-
stellingsmedailles en is een zeer ontwikkeld
en y verlg kunstenaar, zoodat het aantal zyner
doeken op 3000 wordt geschat Dok leverde
hy een bundel gedichten (1845) en de histo-
rische drama^s: „Filippo Lippi (1852)", —
„Attila (1853)", — „Konrad Widerhold (1856)",
— „Kaiser Ludwig der Bayer (1860)", — en
„Eberhard im Bart (1863)", benevens een
bundel: „Reime nnd Trilume in Dunkelarrest
(1876)".
Bnstow (Wilhelm), een verdiensteiyk
schryver over militaire aangelegenheden, ge-
boren den 25sten Mei 1821 , trad in 1838 in
de Pruisische gelederen en werd in 1840
tweede luitenant ingenieur. Toen het Jaar 1848
aanbrak, keurde hy het dempen van revolu-
tionaire bewegingen door de gewapende macht
onbewimpeld af en schreef de opzien barende
brochure: „Der deutsche Miiit&rstaat vor und
wührend der Revolution (2de druk, 1851)".
Aanstonds werd hy in hechtenis genomen, en
daar het ergste te voorzien was, ontvluchtte
hy in 1850 naar Zwitserland, waar hy mede-
werker werd aan de „Geschichte des grie-
chischen Kriegwezens" van JTiik^^jr en in 1856,
na het ontvangen van het burgerrecht, Ms
majoor werd geplaatst in het eedgenootschap-
peiyk leger. Hy schreef onderscheidene weten-
schappeiyke werken van krygskundigen aard,
voegde zich in 1860 by Garibaldiin Beneden-
Italië, voerde het opperbevel in de gevechten
by Capua, bewerkte door zyn beleid den gun-
stigen uitslag van den slag aan de Yoltumo
en keerde vervolgens naar Zwitserland terug,
waar hy achtervolgens de werken: „Der
Deutsch-D&nische Krieg von 1864 (1864)", —
„Der Krieg von 1866 in Deutschland und
Italiën (1666)", — „Der Krieg um die Rhein-
grenze 1870 (6 dln 1871)", — „Der Krieg in
der Turkey von 1876 (1876)", — „Der orien-
talische Krieg in seinen neuesten Phasen,
1877 und 1878** en nog onderscheidene andere
in het licht zond. In 1870 was hy tot kolonel
bevorderd, doch daar hy slechts vacatiegelden
genoot voor dagen van dienst, bevond hy zich
gedurig in geldeiyke ongelegenheid. Grievende
teleurstellingen, ongesteldheid des lichaams
en daaruit voortvloeiende wrevel waren oor-
zaak, dat hy zich op den 14den Augustus
1878 te Riesbach by Zttrioh met drie pistool-
schoten om het leven bracht.
Buss (Karl), een verdiensteiyk schryver en
omitholoog, geboren te Baldenburg (West-
Pruisen) den 14den November 1833, legde
zich toe op de pharmacie en studeerde ver-
volgens in de natuurkunde te Beriyn, waar hy
ook thans nog gevestigd is. Van zyne talrUke
populaire geschriften vermelden wy: „Natar-
whnenschaftliche Blicke ins tSgliche Leben
(1865; 2de druk, 1876)", — „In der flreien
Natur (1865 - 1868, 2 dln)", — „Meine Preunde
156
BUSZ-BÜTHNER.
(tafereelen uit het dierenrQk, 1866, 2de druk,
1878)", — „BathgeberaufdemWocheiimarkte
(1867)", — „Waareoknnde für die Fnaenwelt
(1868, 3 din)", — „Natnr- and Kalturbilder
(1868)", — „Arznei- and Farbewaaren (1869)",
— „Deatscbe Heimatsbilder (1872)", — „Haai-
wirthsohaftolexikon (1870)", — ^Handbach für
VogelUebhaber (1870—1873, 2 dln)", — „Darch
Feld and Waid (2de drak, 1875)", — „Die
fremdlfindische Stabenvögel (1875—1880, 8
dln)", — »Der EanarienTogel (1872; 8de dmk,
1880)", — „Die Brieftaabe (1877)", — en „Der
WellenBittich (1880)". Ook redigeert hO de
tydBchriften : „Die geflederde Welt" en „IbIb".
Hutaceön is de naam van eene planten-
familie nit de groep der TwêeeaadloNn^em, ZQ
telt omstreeks 600 soorten, die in de warmste
gedeelten van den gematigden gordel en in de
keerkringsgewesten groeien. Zg omvat boomen
en heesters en slechts weinige krniden en dese
hebben meestal samengestelde bladeren met Teel
aetherisohe olie. De bloemen syn in den regel
tweeslachtig en regelmatig en bestaan nit 4 of
5 kelkbladen, even zooveel kroonbladen,4tot
10 of meer meeldraden en vier of vQf vracht-
bladen. De vrachten zQn seer verschillend.
Tot de Bataceén rekent men thans ook de
Diosmeën en de Anrantiaceëo.
Hutenberg (Christian), een verdiensteiyk
ontdekkingsreiziger, geboren te Bremen in 1851,
stadeerde te Jena in de genees- en nataarkande
onder BSekel, met wien hy eene reis naar
Dalmatië volbracht In 1877 vertrok hy naar
Zaid-AfHka, reisde in het Kaapland tot aan
de overzyde der DraoJerivier, in Natal en de
Transvaal en begaf zich vervolgens over B(aa-
ritias naar Madagascar. Hier bezocht hy onder-
sclieidene plaatsen op de noordwesteiyke kast
en aanvaardde in Mei 1876 een tocht door
het nog onbekende zaidwesteiyke gedeelte van
het eiland en wilde zich over Marnndava naar
de ooBteiyke kast begeven, maar bezweek op
die reis te BeravL
Hutgers (Johan), een Nederlandsch staats-
man en uitstekend Latynsch dichter, geboren
te Dordrecht den 288ten Aagastas 1589, ge-
noot het onderwys van den beroemden Vóttius^
stadeerde te Leiden, voorts te Orléans, Biois
en Parys, vestigde zich als advocaat te *s Qra-
venhage, vertrok met den ambassadenr Jaoob
v€M Dijk naar Zweden, verwierf er de ganst
van den Bykskanselier Oxemtiëma en aag
zich weldra benoemd tot raadsheer des Ko-
nings. Als Zweedsch gezant bracht hy onder-
scheidene onderhandelingen met Nederland tot
een goed einde, weshalve Qustaaf Adol f hem
met den Byksadeldom en met eene gonden
keten begiftigde. Voorts was hy gezant in
Bohemen, Denemarken, Nederland enz. en
bleef in laatstgenoemde Bepnbliek in die be-
trekking gednrende 12 Jaren; hy overleed dan
ook te 'sQravenhage op den 268ten October
1625. Men heeft van hem: „Variarnm lecti-
onom libri VI", — een aantal Latynsche ge-
dichten, door Nicolaai Seimgims verzameld, —
en „Lecüones Venusinae ad Horatiam".
Buth, eene Moabitische, vergezelde na den
dood van haren echtgenoot hare schoonmoeder
yacmi naar Bethlehem, trad hier in het ha-
weiyk met den welgestelden landbonwer JBoat
en werd de stammMder van het geslacht van
David, Het boek des Oaden Testaments, met
dan naam van „Bnth" bestempeld, bevat het
bevallig dichteriyk verhaal van deze byzon-
derheden; de schyver daarvan is onbekend.
Buthenen, Boetkenem, Soe$nmên of Boei-
niaken is de naam van een Slawischen volks-
stam, in het oosten van Gküieië en in het
noordoosten van Hongarye aan beide zyden
der Carpathen gevestigd; zy tellen mim 8
millioen zielen en vormen een krachtig en
gehard menschenras, dat met het vee zyn
verbiyf hondt in leemen of bonten batten.
Byna allen zyn landbonwers, hoewel in het
gebergte ook herders, houthakkers en kolen-
branders worden gevonden. Zy hebben geen
burgerstand, want de adeliyken zyn Polen,
en de handel alsmede het handwerk berust er
by de Israëlieten. Men heeft er geen anderea
meer aanzieniyken stand dan dien dergeeste-
lykheid. De priesters zyn de bestuurders der
Buthenen , die tot de Yereenigde Qrieksche
Kerk behooren, doch by al hunne vroomheid
nog vele Heidensche gebruiken hebben over-
gehouden. Daar tot 1845 in de Poolsche taal
onderwys is gegeven, wordt de school door
de boeren zeer slecht bezocht, zoodat zy by
het bezit van eene ryke volkspoëzy en van
eene zeer kneedbare taal zich op een lagen
trap van ontwikkeling bevinden. De bodem is
er ongemeen vruchtbaar, maar wordt op eene
zeer ondoelmatige wyze behandeld. Er ver-
schynen eenige tydschriften in de Butheensehe
taal, en aan de universiteit te Lemberg vindt
deze beoefenaars en voorstanders. De Buthen^
werden steeds door de Polen verdrukt, zoodat
er meermalen een opstand uitbarstte tegen den
adel, terwyi de boeren tevens steun zochten
by de Bussen. Nog treuriger dan in Oalicië
is de toestand der Buthenen in Hongarye,
waar zy gestadig aan de knevelaryen der
Magjraren zyn blootgesteld.
Huthenium (Bu) is de naam van een
element en wèl van een platinametaal^
dat vooral in osmium iridium en met zwavel
verbonden als lauriet wordt aangetroffen. Het
is wit, hard, bros, kan tot poeder gewreven
worden, heeft een soorteiyk gewicht van 11 —
11,4 een atoomgewicht van 104,5 is na os-
mium het pUtinametaal, dat het moeieiykst
smelt, ozjdeert gedeelteiyk by het smelten en
vervluchtigt onder verspreiding van een eigen-
aardigen reuk. Het lost in koningswater lang-
zaam op, wordt door smeltend kaliumhydro-
zyde licht geoxydeerd en verbindt zich by ver-
hitting met chloor tot zwart, kristaliyn ruthe-
niumchlomre (BnCl^). Gloeit men het in de
opene lucht, dan verkrygt men donkergrys,
onoplosbaar rutheninmozydule (BuO), en by
voortgezet gloeien blauwzwart, onoplosbaar
rutheniumsesquioxyde (BUiOg). Daarenbovwi
heeft men nog een ander oxyde (BuOi),
rutheninmzuur- en permtheniumzuuranhy-
dride (BUO4). Butheniumchloride (BuCU) is
bruin, hygroscopisch en oplosbaar in water
en alkohol. Eene chloorkaliumverbinding
(KsBuCle) is bruinrood, kristaliyn en oplos-
baar in water, maar niet in alkohol. Het
rnthenium werd in 1845 door CUm$ ontdekt.
Huthner (Anton, edele von), een bekend
Alpenbeklimmer , geboren te Weraen den
21sten September 1817, studeerde te Krems-
münster en te Weenen en beklom vervolgens
meer dan 300 hooge Alpentoppen. Gednrende
RUTHNEE-RUYSCH.
167
een reeks Tan Jaren was hQ voonitter der
▼ereeniging van AlpenbeHtügerB te Weenen.
Van 1849 tot 1860 practiseerde h|| aldaar als
advocaat, verbaiade toen naar Steyr en is
sedert 1875 te Salsborg als pleitbezorger
werkzaam. Van syne gesehriften vermelden
wV: ^Die Alpenlünder Oesterreicbs nnd der
Scbweia (1843)", — „Ans den Tauern (1864)",
— „Ans Tirol, Berg- nnd Gletscherreisen
(1866)" , — en het nog niet voltooide pracht-
werk: ^uas Kaiserthnm Oesterreich."
Butiel is de naam van een watervrQ metaal-
oxyde; het bestaat nit titaninmdioxyde (TiO^),
maar onderscheidt zich van dit laatste door
syn kristalvorm. Men vindt het in znil-, haar-
of naaldvormige kristallen van het qnadratisch
stelsel, in korrelige aggregaten en in korrels.
Het is donkerrood of bruin, doorscbynend tot
ondoorzichtig, heeft een metaalachtigen dia-
mantglans, eene hardheid van 6—6,5, een
floorteiyk gewicht van 4,18—4,2 en komt in-
zonderheid voor in kleine hoeveelheden in
kristallDne silicaten en in bergkristal.
Butüitis LupuB, een Bomeinsch redenaar
oit den tyd van A^uitus^ schreef: „Deflgnris
sententiarum et elocntionis" in 2 boeken, waar-
van Buhtikemm (Leiden, 1768), Molm (1863)
6n anderen goede uitgaven hebben bezorgd.
Bütüneyer (Ludwig), een Zwitsersoh pa-
laeontoloog, geboren te Biglen (canton Bern),
bekleedt sedert 1855 de betrekking van profes-
sor in de vergeiykende ontleedkunde te Basel.
Hj) schreef: „Fauna der Ptlahlbanten In der
Schweiz (1861)". — „Beitrftgo zur Kenntnisz
der fossielen Pferde (1863, met „'Neue BeitrUge",
1876)", — „Crania helvetica (met -ff«, 1864)",
— „Die Grenzen der Thierwelt (1868)", —
„Ueber Thai- nnd Seebildung (1869)", — „Die
Veründernngen der Thierwelt in der Schweiz
eelt An wesenheit der Menschen (1875)", — „Die
Binder der Tertmrepoche (1878-1879, 2 dln)",
— „Ueber die Art des Forschritts in den or-
ganiÏBchen (^eschöpfen (1876)", — „Beitriige
zn einer natttrliehen Qeschichte der Hirsche
(1880-1884, 4 dln)", — en „Beitriige zu einer
geschichte der Hirschfamilie (1881—1883,
2 dln)".
Butland of RiUUmdêhwe, het kleinste
g^raafbchap van Engeland, ligt tusschen Lin-
coln, Northampton en Leiceeter en telt op
nagenoeg 7 O g^ogr. myi byna 22000 inwo-
ners (1881). De bodem is er heuvelachtig en met
welige weiden bedekt en de voornaamste
rivier is er de Weiland. Van de oppervlakte
is 47% bouwland en 43% weiland, en land-
bouw en veeteelt ztfn er de voornaamste bron-
nen van bestaan. De hoofdstad is Oakham met
byna 11000 inwoners.
Buvo di Puglia, in de dagen der oudheid
BM en in de middeneeuwen Rttlmm geheeten,
is eene stad in de Itallaansche provincie Bari
delle Puglie. Zy is de zetel van een bisschop
en telt ruim 18000 inwoners. Men heeft er
eene hoofdkerk en de oude kerk San Qiovanni
Rotonde en de ingezetenen leggen er zich vooral
toe op de wynteelt. In Apnlische graven
vindt men er vele oude, beschilderde vazen en
onderscheidene van deze zyn geplaatst in het
museum te Napels.
Buwkruid (Aspemla X.) is de naam
van een pUntenge^acht uit de familie der
EMaeeH. Het onderscheidt zich door 4 zeer
korte kelktanden, eene trechter- of buis-klok-
vormige bloemkroon meteen4slippigenzoom,
4 meeldraden en eene dubbele dopvrucht zonder
kelkslippen. Van de inlandsche soorten noemen
wy lAewvromoen hedtiroo (A. odorata L,) met
eene geheel vdtte, niet ruwe bloemkroon, lan-
cetvormige, ten getale van 6—8 in langgesteelde
byschermen geplaatste bloemen en met haak-
vormige borstels bezette vruchten. Men vindt
deze plant in dicht beschaduwde boaschen.
Buysbroek (Johannes), een middeneenw-
sche mysticus, geboren in 1293 te Ruysbroek
by Brussel, werd vicaris in de kerk van
Ste Gndnle in laatstgenoemde stad, maar nam
op 60-Jarigen leeftyd met eenige vrienden de
wyk naar het Augustyner klooster (ïroenen-
daal by Waterloo, waar hy prior werd en in
1381 overieed. Zyne mystiek bezorgde hem
den naam van dodor exstadeut; zy is eene
theïstische en kerkeiyke en kwam in verzet
tegen de pantheïstische dweepery van die
dagen. Zy openbaarde zich vooral in zyne
afkeuring van den verkoop van kerkeiyke
bedieningen, van de werkheiligheid en van
het zedebederf, — alsmede in de inrichting
van zyn klooster tot eene apostolische ver-
eeniging van broeders. Hy was een voorlooper
van Geert Qrootey en zyne geschriften zyn
gedeelteiyk in het Latyn, gedeelteiyk in het
Vlaamsch opgesteld.
Buysoh. Onder dezen naam vermelden wy:
Frederik Jtwjfseè, een uitstekend Nederlandsch
ontleedkundige. Hy werd geb<n>en te *s Gra-
venhage den 23sten Maart 1638, studeerde te
Leiden en te Franeker in de geneeskunde en
werd in 1665 hoogleeraar in de anatomie te
Amsterdam, waar hy zich in 1685 tevens
behistte met de lessen in de krnidkunde. Hy
verrykte de wetenschap met de ontdekking
der khipvliezen in de melk- en watervaten,
en zyne methode om de fltine bloedvaten met
eene versty vende massa op te spuiten, alsmede
om met liquor balsamicus ontleedkundige
praeparaten te bewaren, bezorgde hem groeten
roem. Hy stichtte het eerste anatomisch
museum en verkocht in 1717 een gedeelte
zyner verzameling aan JPêUr de Gtoote^ —
voorts een ander gedeelte aan Stamslamsj
koning van Polen, ten behoeve der universiteit
te Wittenberg. Eerstgemeld gedeelte is ook
thans nog te Petersburg voorhanden. Hy
overleed den 23sten Februari 1781, en zyne
„Opera anatomico-medico-chirurgica" werden
in 1736 in 5 deelen uitgegeven.
Baehd Buffsehy eene dochter van den voor-
gaandeen eene beroemde bloemen- en vruchten-
schilderes, zy werd geboren te Amsterdam in
1664, trad in het hnweiyk met den portret-
schilder Fool^ werd opgenomen in het gild
te *s Gravenhage, zag zich benoemd tot Hof-
schilderes van den Keurvorst van de Pfiftlzen
woonde van 1708 tot 1716 te Dttsseldorf, zy
overleed te Amsterdam in 1750. Hare bloem-
stukken worden voor hooge pryzen verkocht
Hendrik ^lM»M20r JSiMtcil, een verdienst^k
Nederlandsch zeeman, uy werd geboren te
Zutfen den 7den Februari 1767, woonde als
adelborst den slag by Doggersbank by, waar
hem het linker kakebeen verbryzeld werd,
onderscheidde zich by verschillende gelegen-
heden en werd in 1793 bevorderd tot kapitein-
luitenant In 1797 voerde hy bevel over het
158
RÜY80H-BÜYTEE.
Uniflchip ,De GelOkheid'', dat by Kamperdiün
reddeloos gesehoten werd, soodat hy zich
moest overgeven. Na eenJaarnitdeEngelBChe
gevaDgeoBchap ontalageii, werd hy luipiteia
ter lee en kommandant van het linieschip
,,Schrikverwekker*\ vertrok naar Oost ladië,
maar verloor zyn schip. Later werd hy be-
velhebber van het linieschip .Chatham" en
sag zich benoemd tot schoat-bg-nacht en be-
velhebber van de marine op de Zeenwsche
stroomen. Na den mislukten aanval der Engel-
sohen in Zeeland werd hy baron van het
Koningryk en ontving het kommandenrskrois
der Unie. Na de iniyving van ons Vaderland
ging hy over in Franschen dienst en werd
ridder van het Legioen van Eer, doch na den
val van het Keizeriyk keerde hy in Nederland-
Bchen dienst temg. Koning Willem Jnam hem
op in den Nederlandschen adelstand en versierde
hem met de Willemsorde 8de klasse. In 1830
werd hy vice-admiraal en overleed in 1839.
ArU Jtm/tekf een vrachtbaar Nederlandsch
tooneelschi^ver. Hy werd geboren te Rotterdam
den 24sten Febmari 1797, was wynkooper
en lid van den gemeenteraad te Vllssingen en
overleed aldaar den 258ten Ootober 1871. Van
zyne talryke tooneelstnkken noemen wy : „De
twee ringen of de schipbreuk by Egmond
(1829)", — »Het wisselrecht of de kas aan
toonder (1831)*', — „Gerechtigheid en wraak of
de vader rechter over zyn zoon (1838)* \ —
en vooral: .Het bankbiljet van dnizend galden
(1858)**, bekroond door de Koninkiyke Msat-
schappy van Letterkande en door het Neder-
landsch Konstverbond te Antwerpen.
Buysdael (Jacob). een beroemd Neder-
landsen landschapschilder, waarschyniyk ge-
boren in 1625 en overleden in 1681, wordt
door velen voor den grootsten landschapschilder
gebonden, die ooit heeft bestaan. In zyne
voortbrengselen vindt men po6iy en waarheid
tot een harmonisch geheel vereenigd. Zyne
teekening is correct, zyn lichteffect verrassend,
zyn koloriet .krachtig en warm. zyn penseel
is naar gelang van het onderwerp na eens
oitvoerig en teeder, dan weer breed en pittig.
Ongeveer 400 stnkken van dezen kanstenaar
zyn bekend. Hnn heerschende toon Is een
krachtig groen , in zyne latere werken wat
meer brain. Ook leverde hy strandgezichten
en zeestokken. In het moseam te *s Graven-
hage heeft men van zyne hand o. a. een fraai
panorama, nameiyk een gezicht op Haarlem, —
een strandgezicht en een landschsp met een
waterval, — in het Hyksmaseam te Amsterdam
een paar landschappen en nit hetmaseamvan
der Hoop aldaar een bosch met een watervaL
Voorts heeft men stokken van hem te Dresden,
Beriyn, Mflnchen, Parys, Branswyk, Peters-
barg en in de voornaamste Engelsche mosea.
Vele daarvan zyn in plaat gebracht. — Ook zyn
broeder Salomon J2«y«(2cM;, geboren te Haarlem
in 1610, heeft onderscheidene stakken ge-
schilderd^ inzonderheid g^chten op Holland-
sche binnenwaters.
Buyter (De). Onder dezen naam vermelden
wy:
Sermam de Jtujfiêr o( dê Bmiefjeeik ooBeJokoo-
per van *s Hertogenbosch. Met 3 makkers, even-
als hy in monnikspyen vermomd, begaf hy zich
in 1570 naar het slot Loevestein en ontrnkte
dit aan de Spaansche bezetting. Hier versterkte
hy zich en wist er weldra 25 man byeen te
krygen. Aloa echter zond Lorenzo Perea der-
waarts, die het klein aantal dapperen voor
zyne overmacht deed zwichten. Toen alle hoop
op redding vervlogen was, wierp Sermtm de
En^ier de lont in een vat baskraid, zoodat
vriend en vyand onder de instortende pain-
hoopen werden begraven.
Miehid Adriaamsz. de Rwjftery een beroemd
Nederlandsch vlootvoogd. Zyn vader was bier-
drager te Vlissingen en MieJM aanschonwde
aldaar het levenslicht op den 248ten Haart
1607. Nadat hy eerst in eene lynbaan was
werkzaam geweest, stak hy in 1618 als boots-
mansleerling in zee, werd in 1631 staarman
en verkreeg in 1636 het bevel over een schip,
ter kaapvaart nitgerast, en later over een
koopvaardyschip. Toen ontving hy van de
Staten eene aanstelling tot kommandant van
het schip „de Haas*' met den rang van schoat-
by -nacht op de vloot, die ter hnlp werd ge-
zonden aan Jo&o IF^ koning van Porta^.
Op de hoogte van kaap 8t Vincent ontmoette
hy de vyandeiyke vloot en onderscheidde zich
zoozeer, dat de Koning hem begiftigde met
eene goaden penning, hangende aan eene
gouden keten. Daarna werd by weder koop-
vaardykapitein en zag eindeiyk geheel van
de zeevaart af. Hy veranderde evenwel van
meening, toen hem by het aitbarsten van den
oorlog tegen Engeland (1662) het bevel over
de vloot, bestemd tot geleide der West-
Indische koopvaardyschepen, werd opgedragen.
Nadat hy deze door het kanaal had gebracht
en op de retoorvloot wachtte, behaalde h|
op de hoogte van Pljmoath eene roemryke
overwinning op het Engelsch eskader onder
admiraal Aecue. Nadat hy zich voorts ver-
eenigd had met den vice-admüraal WUte Oor-
neliix. de WUk^ leverde hy op nieaw slag aan
de Engelsche vloot onder Blaken doch zonder
beslissende aitkomst Na zyn terngkeer in het
Vaderland werd hem het bevel opgedragen
over het eskader van laatstgenoemden vice-
admiraal by de vloot van Marie» Sarperiezj
Tromp Deze verdreef de vloot van Blahe alt
zee en dwong haar in de Theems binnen te
loopen (1 Febraari 1658). Toen zy voorts op
nieaw zee koos, had by Portland de Drie-
daagsche Zeeslag plaats. J)e Etijfter woonde
onder Tnmp onderscheidene zeegevechten bj).
totdat deze vlootvoogd in Angastas in dat by
Katwyk sneavelde, en werd in Maart 1654
benoemd tot vice admiraal, waarna ^hy zich
te Amsterdam vestigde. Na het slaiten van
den vrede met Engeland volbracht hy twee
tochten naar de Middellandsche Zee, om de
Algerynsche roevers te tachtigen. — voorts
naar de Oostzee, waar hy, vereenigd met de
Deensche vloot, Nyhorg bemachtigde en door
den Koning van Denemarken begifügd werd
met eene goaden keten en een gedenkpenning.
In 1662 stevende hy op nieaw naar de Mid-
dellandsche Zee en in 1664 nogmaals. Inmiddels
hadden de Engelschen vyandeiykheden ge-
pleegd op de kast van Afrika, en de Bttfftêr
zeilde derwaarts en hernam de veroverde
forten. By het uitbarsten van een nieuwen
oorlog tegen Engeland werd hy benoemd tot
laitenant admiraal by de admiraliteit van Am-
sterdam en tot bevelhebber der vloot. Hy liep uit
de haven, maar zocht de Engelschen te vergeefs.
RUYTEE— BYBINSKI.
159
In Jani van het Tolgende Jaar stak zftne
▼loot weder in zee, en op den lOden van die
maand nam de vreeselQke Vierdaagsche Zee-
slag een aanhang, waarin de Bityier meester
bleef van het slagveld, maar ontsettende
verliesen leed. Met spoed werd onse vloot
hersteld, aoodat sy reeds den 4den Jali weder
in zee kon steken, en den 4den Aagostoshad
op nienw een zeeslag plaats, die wegens de
werkeloosheid van den admiraal Tromp en de
lafhartigheid van^ onderscheidene scheepsbe-
velhebbers ten onzen nadeele nitviel. In Joni
1667 werd de stoate tocht naar Cliatham onder-
nomen, het schitterendst heldenfeit, dat de
Muiter heeft volbracht. Na werd de vrede met
Engeland gesloten, en de Buyter kon 4 Jaar
lang de aangenaamheden smaken der haiseiyke
rost. In 1672 echter moesten wQ strQden tegen
Engeland en Frankrük, en de Bwter behaalde
den 7den Jani van dat Jaar bQ Soalsbay eene
roemrtfke overwinning, — en Jnist een Jaar
later verwierf h0 nogmaals de zegepraal op
de vereenigde Fiansche en Engelsche vloten.
Eenige dagen daarna werd de strQd hervat,
en de vffand nam de w|jk naar de Theems.
EindelQk behaalde de Buyter den 208ten Angns-
tas van dat Jaar eene overwinning op de ver-
eenigde vloten op de hoogte van KQkdain.
Gedarende den daarop volgenden winter werd
in Nederland eene gedachte vloot in gereed-
heid gebracht, en deze stak den 19den Mei
1674 onder bevel van de Buyter in zee en
zette koers naar Martiniqae, maar keerde in
September na eenige krügsverrichtingen van
ondergeschikt belang in het Vaderland terag,
en in September des volgenden Jaars zonden
de Staten eene vloot onder bevel van deBuyter
tot hnlp van den Koning van Spanje. In
December zeilde hg naar Sicilië, ontmoette
op ,den dsten Jannari 1676 de Fransche vloot
onzer admiraal Duqueene tasschen Stromboli
en Saline, waarna een zeegevecht een aan-
vang nam, dat dien dag daarde, doch eerst
den 22sten Maart in het gezicht van den Etna
werd hervat. Hier werd de Buyter door een
vgandeigken kogel getroffen en zwaar ge-
wond, maar steeds bevelen gevende in de
ki^nit nedergelegd; de overwinning werd
l>ehaald, doch men besloot den volgenden
dag naar de baai van Saragossa te stevenen.
Hier begon zich den 26sten de wondkoorts te
verheffen, zoodat hy den 29sten April des
avonds tasschen 9 en 10 aar den laatsten
adem nitblies. Twee dagen daarna ontving
men op de vloot het bericht, dat de Koning
van Spai\]e den dapperen vlootvoogd tot
hertog verheven had met een Jaariyksch
inkomen van 3 000 dakaten, welke voorrechten
door genoemden Vorst, bQ het vernemen der
trenrige tyding van zQn dood, aan den zoon
des overledenen werden toegekend. Het IQk
van de Buyter werd gebalsemd en in het
koor der Nieawe Kerk te Amsterdam bQ-
gezet Een marmeren praalgraf versiert zgne
rastplaats. Ook te Vlissingen (1841) verrees
een gedenkteeken te zgner eer. 2)0 JZify^ was
niet slechts een schrander en kloekmoedig
bevelhebber, maar onderscheidde zich tevens
door oprechte vroomheid en door een edelen
inborst. Qeraert JffrojicI^ schreef eene nitvoerige
levensgeschiedenis van dien vlootvoogd.
SHgd de Buyter^ een zoon van den voor-
gumde en vioe-admiraal van Holland en
West-Friesland. HQ werd geboren den 2den
Mei 1649, trad op zOn 15de Jaar in zeedienst
en was 4 Jaar later reeds kapitein ter zee en
bevelhebber van een schip. In dien rang vol-
bracht hjj een tocht naar Engeland om den
gezant Meerman af te halen en werd toen
ridder geslagen met den titel van Jonker. In
1672 nam hg deel aan den slag bg Soalsbay,
waar hg bigken gaf van moed en beraden-
heid en zwaar gekwetst werd. Als schoat-bg-
nacht kraiste hg met 2 schepen in het kanaal
en verontrnstte de Fransche kast. Na het
overigden van zgn vader ontving hg den
Ütel van hertog met het daaraan verbonden
Jaargeld, maar vergenoegde zich met. dien
van baron. In 1678 werd hg vice-admiraal en
overleed weinige Jaren daarna. Hg was
ongehawd, en de Koning van Spanje deed
titel en inkomen overgaan op den zoon van
zgn zwager Johan de WUte^ gehnwd met
zgne znster Comelia.
Bybinak, eene arrondissementshoofdstad
in het Bnssische goavemement Jaroslaw op
den rechter oever van de Wolga, is het mid-
denpant van het groote Rossische kanaalstel-
sel, dat de Oostzee en de Witte Zee, door
bemiddeling van de Newa, de Dwina en de
Wolga, met elkander vereenigt. Er zgn rnim
16000 inwoners en dit cgfer klimt in den
zomer door den toevlood van scheepstimmer-
lieden tot 100000. Men heeft er 11 kerken,
4 scholen, 2 hospitalen, eene openbare boe-
kerg, eene benrs, eene bank enz., — voorts
groote scheepstimmerwerven, tonwslagergen,
bierbroawergen en spiritnsstokergen en in
den omtrek vele linnenwevergen. Eindeigk
is er veel verkeer, omdat de ladingen er alt
de groote Wolgaschepen in kleinere kanaal-
vaartnigen worden overgebracht, terwgi tevens
een levendige handel er de welvaart bevordert
Er verschgnen Jaarigks ongeveer 7000 sche-
pen en de waarde der daardoor aangebrachte
goederen — vooral graan, ign- en hennep-
zaad, talk, boter en visch — wordt geschat
op 30 tot 40 millioen roebels, terwgi er door
den plaatseigken kleinhandel voor 2 millioen
roebels wordt omgezet Deze stad is tevens
aanlegplaats der stoombooten, die de Wolga
bevaren, zoodat zg ook daardoor gemeen-
schap heeft met de voornaamste steden, aan
die rivier gelegen.
Bybinaki (Matthias), een Poolsch gene-
raal, geboren in 1784, ontving zgne opleiding
aan de académie te Lemberg, werd in 1806
geplaatst bg den generalen staf en diende
vervolgens onder Fouiatowtki in het leger
van het hertogdom Warschan. Hg nam deel
aan de oorlogen van 1809, 1812 en 1813 en
werd als regimentskommandant in den vol-
kerenslag bg Leipzig gevangen genomen en
naar Hong^e gebracht. Voorts diende hg
in het Bnssische leger als kolonel tot 1830.
Bg het bericht van den opstand in Polen snelde
hg met zgn regiment naar Warschan, vocht
aanvankeigk voorspoedig, belastte zich tegen
het einde der worsteling met het kommando
van den gesnenvelden generaal ZymwM en
leverde op den Isten April 1831 den slag bg
Wawre. Den 9den September van dat Jaar
werd hg generalissimas van het leger, doch
moest weldra de wgk nemen op Prnisisch
160
RYBIN8KI-RZIHA.
I^bied. Eerst woonde hH te Mariënwerder,
maar vertrok in 1832 naar ParQB en oyer-
leed aldaar den 17den Januari 1874.
Bydberg (Abraham Yictor), een yerdien-
«teiyk Zweedsch Bchrgver, geboren te Jönkö-
ping den 18den December 1829, beaocht het
gymnasiam te Wexiö, studeerde te Lund in
de rechten en behoort sedert 1852 tot de
redactie van het „Oothenburger Ebindelsblad*'.
Van lUne geschriften noemen wQ: ,,Singoalla
<8de druk, 1876)", — „Den siste Athenaren
(1869)**, — „Bibelns l&ra om Kiistus (1862;
Sde druk, 1868)", — „Medelüdens Ifagie",—
.Bomerska dagar", — en „Bomerska sSgner om
Paolus och Petrus". Ook leverde hy eene ver-
taling van den „Faust" van Cfötkê, De univer-
eiteit te Upsala benoemde hem in 1877 eers-
halve tot doctor en de Zweedsche Académie
kende hem eene bekroning toe en nam hem
op onder hare leden. In 1882 verscheen een
voortrefTelOke dichtbundel van desen geleerde.
In den laatsten tffd hield hy voorlezingen over
wQsbegeerte aan de universiteit te Gk>then-
bnrg en in 1884 werd hQ hoogleeraar in de
l^esdiiedenis der beschaving aan de universi-
teit te Stokholm.
Bydqyist (Johan Erik), een verdiensteiyk
Zweedsch letterkundige, geboren in 1800, be-
kleedde gedurende eene reeks van Jaren de
betrekking van opperbibliothecaris der Natio-
nale Bibliotheek te Stokhohn en overleed
«Idaar den lOden December 1877. Zyn voor-
treffeiyk werk: ^De basis der Zweedsche taal"
werd op kosten van den Staat uitgegeven.
Sedert 1849 was hy lid der Zweedsche Aca-
démie en sedert 1865 president van het (Ge-
nootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Byle (John Charles), een Engelsch godge-
leerde, geboren in 1816 in de nabyheid van
Macciesfleld, ontving zyne opleiding te Eton,
«tndeerde te Oxford en werd hulpprediker te
Ezbury. Daarna bekleedde hy het leeraarsambt
te Helmlngham en Stradbroke en werd in
1869 deken van Home en in 1871 domheer
van Norwich. Van zyne werken, die met groe-
ten byval ontvangen werden, noemen wy:
^Expoeitory thought on the Ciospels (1856^
1859, 6 dln)", — „Plain speaking, I and U
«eries", •— ^Hymns for the church on earth",
— „Sphitual songs, I and II series (1861)", ~
^CIïiMian leaders a hundred years ago", —
«Coming events and present duties", — „Bis-
hops and clergy of other days (1869)", — en
„CJhurch reform papers (1870)". Daarenboven
«chreef hy een groot aantal kleine tractaten
van godsdienstigen inhoud.
' Byletjew (Kondraty Fedorowit^), een Bns-
«isch dichter, geboren te Petersburg in 1795,
diende eerst by de artillerie en werd daarna
■assessor by het crimineel gerechtshof te Peters-
burg. Een in 1820 vervaardigd hekeldicht op
'Graaf Ardki^efmo maakte hem bekend in ge-
heel Busland. Hy werd lid van geheime ge-
nootschappen en was vervolgens éen van de
iioofdaanleggers van den opetend van 26 (14)
December 1825. Hy werd met anderen terech^
gesteld en met de koorde gestraft. Zyne ge-
dichten ademen eene vurige vaderlandsliefde.
Hy leverde het epos: „Wojnarowsky" en waa
medewerker aan een letterkundigen almanak,
en zyne verzamelde werken i^ in 1861 te
Leipzig en in derden druk in 1874 te Peters-
burg in het licht verschenen.
Bsessow, eene stad in West-Gküioiê, aan
de Wisloka, is een station van den spoorweg
van Krakau naar Lemberg en telt ruim 11 000
inwoners (1880), voor de helft Israëlieten. Men
heeft er een gymnasium, eene kweekschool
van onderwyzers en eenige fabrieken.
Bzewoeski (Hendrik), een Poolsch sehry-
ver, geboren den 7den Mei 1791 te Slawoeta
in Yolbynië, volbracht in zyne Jeugd uitge-
strekte reizen en schreef vervolgens: „(Gedenk-
waardigheden van den Pan Severln Soplica
(1889, 4 dln)". Later was hy werkzaam als
Journalist, eerst te Petersburg en toen te War-
schau en overleed den 26sten Februari 1866.
„Listopad (1845)", wordt voor zyn besten roman
gehouden. Yoorta leverde hy een aantal ver-
halen en gaf hy de „Mémoires" van JBartko-
lomamu JÜMèalowM (1856—1857, 8 dln) in
het licht Uit zyne nagelaten papieren ver-
scheen nog een gedeelte van zyne „Geschie-
denis der beschaving".
Bziha (Franz), een verdiensteiyk ingenieur,
geboren den 28sten Maart 1881 te Hainspack
in Bohemen, ontving zyne opleiding aan de
technische hoogeschool te Pnuig, was daarna
werkzaam ais assistent-ingenieur by den aan-
leg der spoorwegen over den Seimnering en
over het Karstgebergte en onderscheidde zich
zoo zeer by het boren van tunnels, dat hy in
1856 belast werd met het bonwen van een
tunnel by Czemitz. niet ver van BaÜbor. In
1857 had hy mede het bestuur over den aan-
leg van tunnels op den spoorweg van de Buhr
naar de Sieg en in 1861 op dien van het
moeieiykste gedeelte van den spoorweg van
Kreiensen naar Holzminden. In 1866 trad hy
in dienst van Brunswyk, bracht er den aanleg
van spoorwegen tot stand en zag er zich be-
last met het beheer over de bruinkolengroeven.
In 1870 ontwierp hy spoorwegen in Bohemen
en Saksen en van 1871—1874 bevorderde hy
den aanleg van 4 spoorwegen in Bohemen,
waarna hy als hoofdingenieur by het Oosten-
ryksche handelsministerie werd geplaatst In
1876 echter nam hy zyn ontslaig en woont
sedert dien tyd als civiel-ingenieur te Weenen.
Van zyne talryke geschriften vermelden wy:
„Lehrbuch der gesammten Tunnelbaukunst
(2de druk, 1874, 2 dln)", — „Die neue Tun-
nelbanmethode in Eisen (1864)", — „Der
englische Einschnittsbetrieb (1872)", — en
„Die Bedeutung des HafBus von Triest fttr
Oesterreich (2de druk, 1873)". De door hem
uitgevondene methode om by het bonwen van
tunnels, in pbiats van eene bekleeding van
hout, eene van yzer te bezigen, heeft op den
latoren aanleg van tunnels een gewichtigen
invloed gehad.
S— SAAR.
161
s.
S is de aohftttende letter van ons alpliabet
ZU vomit een aisklank en ia leer TermMg-
Mhapt met de % welke in FrieBland door-
gaans eren aeherp als de « wordt nitgeq>roken,
terwQl elders de « schier tot eene « w(»dt
▼erndit In sommige Nederlandsche woorden,
welke te yoren met eene m werden geschreren,
sooals tmikerj tommi^iem, xamm^ is deie toI-
gens de nieawste spelling door eene « Tor-
▼angen. ZQ is eene leer yeranderlQke letter,
Booals blffkt nit het telwoord mm», dat in
het Santtoiet vertolkt wordt door «optos,
maar in het Griekseh door kepta^ doch in het
LatQn door 9§pt9m. In het Fransch heiigt
men de « Toelal tot Torming van het meer-
▼ond, maar sy wordt alsdan in den regel
niet nitgeaproken. Op onde Fransche mnnten
dnidt de letter 8 aan, dat sf} te Troyes ge-
dagen syn. De Chrieksohe <r beteekent als
c0(èr 200, en V 200000, — de Liatilnsche «
90, en 8 90000. Yoorta beduidt 8 by Latynsche
namen van personen Sèahu en « wel eens
«MW, MOir, mmioIm, muo^im, «^mmi, ttgncmt^
apeiy MMTÏ^M, êdlmUmj — in de mnsiek móIo
of nmttfük^ en 8 in de scheikunde êMhm
(zwavel). 8. A. is in Frankryk Stm AUetse
(ZQne Hoogheid).
Saadi (fiyeieh Moslioh-ed-d!n), een beroemd
Perziseh diehter, geboren in 1184 te l^irai
en dientengeTdlge ook «2 ^'iraci geheeten, ont-
ving lUne opleiding aan het Hof van Atdbek
JJboê Bêbfy volbracht verre reiien, bleef ver-
volgens aan liet Persische Hof en overleed den
Uden December 1291. Behalve een „Divan
(Dichtbundel)'*, beiitten wy van hem een
„Gk)eli8tan (Bmientnin)", onder anderen uitge-
geven door Jokmmm (Londen, 1877), eensede-
fcundig werk in prosa, afgewisseld door ge-
dichten, — ahmede een „Bostan (Boomgaard)*',
in het licht gesonden door Chraf (Weenen
1858)**, geheel in verzen, — en eindeiyk een
aantal kleinere verhalen, fitbels, vertiandelingen
enz. Zyne gesameniyke werken verschenen in
het Perzisch te Calcutta in 1791—1795 in 2
deelen.
SaadUa Qaon (8aadia ben Joseph), een
vermaard rabbyn, geboren in 892 te Fsjoem
in Egypte, werd in 928 C(aon of opperhoofd
der Israélietlsche hoogeschool te 8oera by
Babyion, en overleed in 942. Hy bezat eene
uitgebreide kennis en schreef in het Arabisch
eene „CMoofiB- en zedeleer**, die door Juda
ift» TObom (1160) in het Hebreeuwsch vertaald
werd. Ook leverde hy eene Arabische over-
zetting van de boeken des Ouden Teetaments,
vooizien van uitlegkundige noten.
Saadoèllah-Bey, een Turksch staatsman,
geboren den 7den Juli 1888 te Erzeroem en
een zoon van JSksad-Poêfa (een aansieniyk
ambtenaar en tevens een verdiensteiyk dichter),
aanvaardde in 1855 een betrekking by het
vertalingsbureau, werd in 1869 secretaris van
den 8taat8raad, in 1871 eerste tolk van den
Divan en directeur van het bureau voor zaken
der drukpers, in 1878 onderstaatssecretaris by
het departement van Onderwys, in 1874 mi-
xin.
nister der archieven en president van het Hof
van Cassatie, in 1876 eerste secretaris van
8nltan Moerad F, in 1877 gezant te Beriyn,
in 1878 gevolmachtigde by de vredesonderhan-
delingen te San 8teAino en by het Congres
te Beriyn, en zag zich in 1882 benoemd tot
Paqja en in 1883 verplaatst als gezant naar
Weenen.
Saaie (De) is de naam van meer dan éene
rivier; wy vermelden:
De Frankiêcke SadU of Saal^ welke door het
Beiersche district Beneden-Franken kronkelt.
Zy ontspringt ten oosten van Königshofen, by
het dorp Alsleben uit het Salzloch, stroomt
eerst west-, daarna znidwestwaarts, neemt
onderscheidene rivieren op en stort na een
loop van 112 Ned. myi by G^emfinden zich
nit in de Main. By GriLfendorf wordt zy over
eene lengte van 15 Ned. myi bevaarbaar,
doch draagt voor *t overige slechts houtvlotten.
De 8ak$itehê Saale^ die ter hoogte van 728
Ned. el boven de oppervlakte der zee op het
Fichteigebergte, aan de westeiyke helling van
den Orooten Waldstein in het Beiersche regee-
ringsdistrict Opper-Franken ontspringt, door
de vorstendommen Reusz en Schwarzburg-
Itodolstadt, de hertogdommen Heiningen en
Altenburg, het groothertogdom Weimar, het
Pruisische district Merseburg, het hertogdom
Anhalt en het Pruisische district Magdeburg
kronkelt en aldaar na een loop van 364 Ned.
myi ten zuidoosten van Barby in de £lbe
valt zy besproeit de steden Hof, Saaiburg,
Saalfeld, Rudolstadt, Kahla, Jena, Kamburg,
Kösen, Naumburg, Weiszenfels, Merseburg,
Halle, Bemburg, Nienburg en Kalbe. Zy volgt
hoofdzakeiyk eene noordeiyke richting en is
van Naumburg af bevaarbaar. Van Saalfeld
tot Merseburg stroomt zy door een vruchtbaar
dal met vele wyngaarden. Ook heeft zy vele
zyrivieren en een stroomgebied van 393 O
geogr. myL
De SaUlmrstcke Saaie of iSooIaei, eene Zuid-
Duitsche rivier, ontspringend in het Glemmdal
in het hertogdom Salzburg, aan de grenzen van
TyroL Zy vloeit eerst oost-, daarna noord-
waarts, bereikt by Steinpasz het grondgebied
van Beieren, stroomt langs Beichenhall en
stort zich uit in de Salza.
Saalfeld, te voren een zelfstandig vorsten-
dom, behoort sedert 1826 tot het hertogdom
Saksen-Meiningen en telt op 8 Q seogr. myi
omstreeks 28000 inwoners. — De evenzoo
genoemde koofdtiadf zich verheffend op den
linker oever der Saaie, heeft 8 421 inwoners
(1885) en onderscheidene takken van ny verheid.
Saar (De), de voornaamste zyrivier van
de Moesel, ontstaat by Hermelingen nit de
Witte en Boode Saar, stroomt met groote
kronkelingen eerst door het Byksland Elzas-
Lotharingen en komt by Saargemfind op het
gebied van Byn-Pruisen. zy is van Saarge-
mfind af over eene lengte van 119 Ned. myi
bevaarbaar. Hare geheele lengte is 246 Ned.
myi en hare breedte by den mond 146 Ned.
eL zy ontvangt onderscheidene zyrivieren en
is door het Saarkanaal (64 Ned. myi lang) met
het Byn-Marnekanaal verbonden.
11
162
SAAB-SABELLICUS.
Saar (Ferdinand yon), een OottemUkich
dichter, geboren te Weenen den SOsten Sep-
tember 1888, werd loitenant bQ het leger,
maar nam in 1859 zgn ontslag, om lich on-
verdeeld aan de letterkunde te wflden. HQ
gaf eent de treurspelen: „Hildebrand (1868)**,
en „HelnrichB Tod (1867)" in het Uoht, —
▼oorts: „Innooena, ein LebensbUd (1866; 8de
druk, 1874)", — „Die beiden de Witt (1875:
2de dmk, 1878)**, — „Oesterreiehisehe Novel-
len (1877)**, — -An der Donao (1879)", —
„Tempesta (1881)^ — en „Gedichte (1882)**.
Saarbrüdken, eenearrondiaaementrtioofd-
Btad in het Pmiaiache district Trier, ligt aan
de Saar; men yindt er eene Kamer van Koop-
handel, 2 Protestantsche kerken, een gym-
nastnm, eene ambachtsschool, 8 hoogere bnr-
gerseholen Toor meines, een weeshuis, een
be^eshuis, een ziekenhuis, onderscheidene
fhbrieken, een leTcndigen steenkolenhandel en
ruim 10000 inwoners. Aan de oversQde der
rivier verheffen sich de steden St Johann en
Halstatt-Burbach, en de belde steden Saar-
brücken en St Johann tellen te samen 261 095
inwoners (1885). Saarbrficken is het vereeni-
gingspunt van een sestal spoorwegen en vooral
wegens de nabOgelegene steenkolenlagen leer
belangrQk. Deie strekken lich uit van Saar-
brficken tot Ottweiler en hebben eene lengte
van 24 Ned. myi en eene oppervlakte van
^Vi D geogr. mgL Daaruit dolf men in 1875
meer dan 91 miUioen centenaars steenkolen.
— Het arrondissement Saarbrficken heeft op
7 n geogr. mUl 124244 inwonen (1885).
SaargemUnd, eene arrondissementshoofd-
stad in het BOksland Eins-Lotharingen, ligt
aan het vereenigingspnnt van de Blies en de
Saar en is een station van verschillende spoor-
wegen. Men heeft er een gymnasium, eene
luM^fere burgerschool voor meiilea, onderschei-
dene ihbrieken, een krankitnnigengestlcht en
bgna 10000 inwoners (1880). — Het arrondis-
sement van dien naam telt op ruim 14 G
geogr. mUl 64221 inwoners (1880).
l^kavedra, zie OervatUêê en Bivoi.
SaaZy in het Csechisch Zcdêo^ is de hoofd-
stad van een Boheemsch district, ligt op eene
hoogte aan de Eger, waarover eene ketting-
brug is gespannen, en aan een tweetal spoor-
wegen, die hier elkander kruisen. ZH telt on-
geveer 10000 inwoners en is vermaard wegens
den hopbouw.
Saba, een eiland der kleine Antillen, ten
noordoosten van St Enstatius gelegen, is eene
Nederlandsche beiitting, die op 27 Q ^od. mQl
ruim 2000 inwoners telt Het is rotsachtig
en schraal, besproeid^ en de katoenbouw is er
het voornaamste miadel van bestaan.
Sabadilla Bnmdty zie Lmêhrmd,
Sabaeërs, in het Arabisch SAdj is de
naam van een oud volk, dat het snidwestdOk
en vruchtbaarst gedeelte van Oelukkig Arabië
bewoonde en door uitgebreiden handel eene
groote mate van welvaart verwlerl Hiervan
getuigen nog de bouwvallen van hunne voor-
maUge hoofdstad Mariaba (Mftrib). By dat volk
heerschte het SabaeTsmus of de Sterrendienst
Inzonderheid vereerden z0 de planten, waaraan
zQ een groeten invloed toekenden op het lot
der menschen.
Sabfd Adam, is de naam van een geslacht
uit de ftunilie der JPo^mm. Het omvat planten
zonder schacht of met een middelmatig langen
schacht, met groote, handvormige, giisachti(f
blauwe bladeren, kleine, vuil-witte of groene,
tweeslachtige, tot vertakte kolven vereenigde
bloemen en ronde, donkergroene bessen. De
weinige soorten van dit gedacht behooren té
huis in Amerika tusschen 18 en 84^ N.B., en
& PcHmêUo Lodd., een boom van middelmn^lg»
grootte, bereikt er de noordeiyke grenaen
van den palmengordel. Deae boom levert uit-
muntend scheepsttmmerhont, en van z0ne bla-
deren vervaardigt men sterke hoeden. Daartoe
wordt & metrieaMa Mari. in Mexieo gekweekt
Voorts wordt van 8. Adamund het merg gegeten.
Sabanilla of atmmiOoj eene stad in den
staat Bolivar, tot de Zuid-Amerikaansche re-
publiek Oolumbia behoorende, ligt aan een»
evenaoo genoemde baai der OanOblsche Zee
en aan een arm der Magdalenarivier. Zt is
aan laatstgenoemde de belangrUkste uitvoer-
haven; zy wordt dan ook door de stoombooten
van Hamburg en Bremen geregeld bezocht , en
men verscheept er hooMaakeiyk tabak, koffie,
katoen, verf hout, steennoten enz. In 1874
verschenen er 198 schepen; zQ is door een
spoorweg met Barranquilla verbonden.
Sabbath of pUek^ rmi noemt de IsraC*
liet de wQze, waarop hQ den laatsten dag
der week, van vrydagavond tot zaterdag-
avond, aan den godsdienst besteedt De sabbath
werd door JfocM ingesteld in het vierde der
Tien Oeboden. Daarin wordt eene volkomene
rust van de gewone dageiyksche Uohaams-
bezigheden voorgeschreven. Zyne godsdienstige
wyding echter erlangde de sabbath eerst na
het stichten der synagogen. Later werd be-
paald, dat een Israëliet zich op dien dag niet
verder van zQne woning verwtderen mocht
dan 2 000 schreden, en men gaf aan dien afMand
den naam van satbaiktreit. — Voorts had
men bQ de Israëlieten in Palaestina het tah*
hatiêfaar. Immers het Moasltoch staatsrecht be-
paalde, dat telkens gedurende het aevende
jaar het veld niet bearbeid en bezaaid en de
wynstok niet gesnoeid mocht worden. Wat het
land en de wffugaard in dat Jaar opleverden ,
was algemeen eigendom. In zulk een jaar
werd ook de invordering der schulden nltge*
steld, en op het loof huttenfeest werd alsdan
de Wet plechtig voorgelezen.
Sabel (Mustela zibellina) of sabeldier is de
naam van een dier, hetwelk tot het geslacht
der Marterê behoort en vooral Siberié boven
den 58sten breedtegraad en Noord-Amerika
bewoont HQ nestelt in holle boomen of in den
grond, springt met vaardigheid van den éenen
tak op den anderen, slaapt bQ dag en gaat b|^
nacht op roof uit De kleur van den sabel i»
donkergrys, bleekrood, bruin of zwart De don-
kere, dicht behaarde, glanzige vellen zQu het
kostbaarst; de firaaiste komen van Kamt^atka»
Men heeft ook witte sabels, die om hunne zeld-
zaamheid duur verkocht worden. Depris dier
vellen bedraagt 80 tot 150 gulden het stuk.
— Men geeft den naam van mM ook aan
een blank krOgswapen van gekromden vorm.
Sabellious, eigeniyk Marouê AMtotduê^
Ooceku, de hersteller derkkusieke stadiën in
Italië, geboren in 1486 te Vicovaro, werd in
1475 professor in de welsprekendheid te Udine
en in 1484 te Venetië, waar hy fai 1506over-
leed. Hy scheef eene algemeene geschiedenia
SABELLICUS— SACHAUN.
les
onder 4en titd: ^Rbapsodiae hiatorianim En-
neades (1498— 1604. 2 dln)", — voorts: „HIb-
toria remm Venetuuram (1487)", — en „De
Yeneds masistratibns (1488)", alsmede noten
op onderacbeidene Latgnsche geeehriften. Ztfne
„(^^era omnia" versehenen te Basel in 1506
in 4 deelen.
Sabéllius, presbyter te PtolemaXs in
AMka, leefde in 240 en was de ontwerper
eener driefienlieidBleer, volgens welke Vader,
Zoon en Heilige Geest slechts versehillende
openbaringsvormen s0n van denselfden God.
Dit gevoelen, êobeUiamitmui geheeten, vond
vele aanhangers (Sabellianen), maar ook vele
bestrQders, bepaaldeltfkby hen, die genoemden
als i^nderl|ke personen aanmerkten.
Sabjjnen is de naam der oorspronkelQke
bewoners van Middenltalie. zg sgn biyk-
baar van Indo (^ermaanscben stam. Hun naam
wordt doorgaans a(|B;eleid van hnn stamvader
Saèimuj een zoon van hunnen god Sanetu.
De oadste sporen van dit volk vindt men in
de omstreken van Amitemom, aan den voet
van de hoofdketen der Apennjlnen, vanwaar
zO in de vallei van Beate (Biétt) aMaalden
en zich zuidwaarts uitbreidden tot dicht bU
Bome. De SabQnen van Cures vereenigden
^ch met het Bomeinsche volk, doch de ove-
rigen voerden gedurig oorlog tegen de Bomei-
nen, totdat zU in 290 vóór Chr. door Jf. Owriui
Dtntatu9 tot volkomene onderwerping werden
gebracht. Voorts erlangden zQ door volksver-
huizing de overhand bg vele aangrenzende
stammen, zoodat zQ zelft tot in CampaniS
doordrongen. Van hunne steden vermelden
wg, op hun eigen gebied: Amitemnm, Beate,
Cures, Eretum, en Nomentum, — bg de
PaelJgniSrs: Corfinium en Sulmo, — en in
Samninm: Aesemia, Bovianum, Aquilonia,
Benevoitum, Venafirum, AUiihe en Candium.
Tot de rivieren behooren er: de Nar. de Aesis,
de Atemus, de Frento en de Liris, en tot
de meren : het Lacus Fucinus en het Laeus
Velinus. Al die volkeren waren vermaard
wegens hunne dapperheid en zgn eerst onder^
worpen door eene reeks van ooriogen, welke
van 348 tot 266 aanhielden. Vooral de Sam-
nieten boden een heftigen tegenstand en ont-
vingen door den Bondgenootenoorlog (90— 88)
het Bomeinsche burgenecht.
Sabine (Edward), een verdiensteigk na-
tuurkundige, geboren te Dublin den 14den
Dctofoer 1788, omhelsde den krggsdienst en
nam voorts deel aan den tocht van JPamf tot
het opsporen van eene noordwesteigke door-
vaart (1818—1819), waarbg hg waarnemingen
ftoed omtrent het magnetismus en den slinger.
Om deze voort te zetten, begaf hg zich naar
Siërra Leone en naar de oostkust van Noord-
AmerüLa. De uitkomsten van zgn onderzoek
maakte hg openbaar in de „Phllosophical
TransactioBs", ahmede in »A pendulum
ezpedition (1826)*'. Voorts schreef hg :„Beport
on the variations of the magnetie intensity,
observed in différent points of the earth*s
surihoe (1888)", terwgi hg zich zeer verdien-
Bt^k maakte door zgne bemoeiingen tot
het stichten van meteorologisch-magnetische
observatoria in de Engelsche koloniën. In
1859 werd hg generaalmi^oor bg het arse-
naal te Woolwich. Sedert 1818 is hg Ud der
Boyal Society en zag zich in 1871 tot pre-
XUL
sident van dat genootschap benoemd. Eindeigk
schreef hg nog: „Gn the cosmicia features of
terrestrial magnetism (1862)*' en werd in
1869 in den ridderstand opgenomen. Hg over-
leed te Blchmond den 26sten Juli 1888.
Sabinianiis was paus van den ISdai Sep-
tember 604 tot aan den 228ten Februari 606.
Hg werd geboren in Toscane, bekleedde den
H. Stoel als opvolger van Qr^orius dê Orooie
en maakte zich zeer gehaat door zgn gierig-
heid in een tgd van hongersnood. Men meent,
dat het gebruik van torenklokken door hem
het eerst is ingevoerd.
SabinuB (Georg), een Dnitsch geleerde en
dichter, heette eigenigk SekiUer en werd ge-
boren te Brandenburg den 23sten April 1608.
Hg studeerde te Wittenberg in de letterenen
rechten, reisde in Italië, trad in het baweigk
met een dochter van MèUmkthoH en werd in
1538 hoogleeraar in de dichtkunst en welspre-
kendheid te Frankfort aan de Oder en in 1644
eerste rector der universiteit te Könlgsberg^
doch begaf zich in 1555 in dienst van Joaekim 11^
Keurvorst van Brandenburg. Hg werd voorts
gezant in Italië en overleed te Frankfort aan
de Gder den 2den December 1560. Hg schreef
o. a.: „Sabini carmina (1568)*\
Saooharimetrie noemt men het bepalen
van het suikergehalte, inzonderheid van vloei-
stoffen. Daartoe maakt men gebruik van den
êocekarimeier. Deze kan een polarisatietoestel
zgn of ook een areometer, die rechtstreeks
het suikergehalte procentsgewgs aanwgst. Zie
voorts onder Sutkir.
Saoohini (Antonio Maria Gasparo), een
verdiensteigk Itaüaansch componist, geboren
te Napels den 258ten Juli 1734, ontwilLkelde
zich onder de leiding van DwtamUy was te
Bome en vervolgens te Venetië als kapel-
meester werkzaam, toefde daarna te Stuttgart,
MÜnchen en Londen en overleed den 7den
October 1781 te F^s, waar hg Hofkompo-
nist was der Koningin. Zgne opera*s, ten
getale van omstreeks 50, onderscheiden zich
door eenvoudigheid en bevalligheid. Tot de
beste rekent men: „U avaro deluso (1776),—
voorts: „Glimpiade", — „H gran ad", —
„Montesuma", — en „Ghimene". Het marmeren
standbeeld van dezen kunstenaar werd ge-
plaatst in het Pantheon te Bome.
Saohalin, ook Krafto en Karafoêêo ge-
heeten, een Bussisch eiland in de Zee van
Gchotsk, telt op 1 155 Q geogr. mgi onge-
veer 16000 inwoners. Er zgn uitgestfekte
Bteenkolenbeddingen. Men verbouwt er graan
en verschillende groenten, en de wilde dieren
zgn er dezelfde als in het naburig Siberië.
Het klimaat is er zeer guur, daar de gemid-
delde Jaarigksche warmte er op 48<> N. B. -f
1,5" C. bedraagt. De hemel is er gemiddeld
253 dagen in het Jaar betrokken, en in het
midden van Mei is zelfii het zuideigk gedeelte
van het eiland nog met sneeuw bedekt De
inboorlingen houden er zich vooral bezig met
de visscherg, de Bussen met het delven van
steenkolen en met den handel. Eerst in 1787
maakte Lapérouse bekend, dat Sachalin een
eiland is, en tot in 1857 werd het op Engel-
sche kaarten als een schiereiland voorgesteld.
Het noordeigk gedeelte was in het bezit van
Busland, terwgi de Keizer van Japan zich
het zuideigk gedeelte toeëigende. Door een
164
SICHALIN-SACKËN.
▼erdrag vAn 22 AugustoB 1876 Terkreeg Bna-
land ook het zaideldk gedeelte in rail toot
de Koerileo, en te Petenburg werden aan-
stalten gemaakt, om in het Tervolg ook der-
waarts, evenals naar Siberië, veroordeelden
te genden.
Saohau (Karl Edoard), een verdiensteliik
orientaliH, geboren den 20Bten Jnli 1845 te
Nenmünster in Holstein, stadeerde te Kiel en
Leipsig, bestndeerde daarna Oostersche hand-
schriften te BerlUn en te Londen, werd in
1869 baitengewoon en in 1872 gewoon hoog-
leraar te Weenen en vertrok als xoodanig in
1876 naar Berign. Hy leverde: ,,Almaarrab''
van ChNoéim (1867)*\ — .Tbeodori Mopsae-
steni fhigmenta Syriaca (1S70)*\ — «Chrono-
logie orientalischerVölker (1878)'* van Alberum,
— „Syrisoh Römisehes Rechtsbaoh aas dem 5
Jahrh. (met Brwu^ 1880)". — «Ueber die Lage
von Tigranocerta (1880)*^ — en „Reise in
Syrien and Mesopotamien (1888)".
Saoher-Masooh (Leopold von), een ver-
dienstelUk Oostenrtfksch romansohrt|ver, ge-
boren te Lemberg den 27sten Janaari 1882,
stadeerde te Praag en te Graz in de rechten
en vestigde sich in laatstgenoemde stad in
1865 als privaatdocent in de geschiedenis. HO
schreef: „Der Aabtand in Qent nnter Kaiser
Karl V (1867)", doch verUet weldra de aca-
demische loopbaan, om sich onverdeeld aan
de flmüe letteren te wjjden. Zyn roman
„Das Yermüchtnis Kains (1870)" baarde groot
opalen, en vertalingen van sommige g^eel-
ten daarvan verschenen in de „Bevne des
Deaz Mondes". Voorts leverde h||: Falscher
Hermelin (1873)", — „Bossische Hofgeschich-
ten (1878—1874, 4 dln)", — „Liebesgeschich-
ten aas verschiedenen Jahrhanderten (1874)",
— een tweede gedeelte van „Das Verm&oht-
nis Kains (1877, 2 dln)", — „Der Emissar
(2de drnk, 1878)", — „Kaanita (2de drak,
1873)", — „Die geschiedene Fraa (2de drak,
1873)" — „Der neae Hiob (1878)" — „Ein
Mann werd gesacht (1879)", — „Silhoaetten
(1879, 2 dln)", — „Basyl der Schatsgrftber
(1880)", — „Die Aesthetik des Hüszlichen
(1880)", — „Galisischen Geschichten (1881)",
— „Neae Jadengeschichten (1881)", — en
„Die Ideale nnserer Zeit (3de drak, 1875)".
Inzonderheid laatstgenoemde roman is met
groeten bQval ontvangen. SacherMatook is
een realist, die de wonden der maatschappü
Bonder verschooning peilt. In 1873 verhaude
bQ naar Brack aan de Mar, keerde vervolgens
terog naar Gras, begaf zich in 1880 naar
BoedaPest, waar hg de „Belletristische Blfttter"
uitgaf en vestigde zich in 1811 te Leipzig,
waar hQ de internationale revue „Auf der
H5he" redigeerde. ZQne echtgenoot. Aurora
v<m Bümelin, geboren in 1846, is onder den
naam van Wanda von Jhmajew deegelüks als
schrOfster opgetreden.
Sachs. Onder dezen naam vermelden wi|:
Hans Sachs, een schoenmaker, maar tevens
de vruchtbaarste dichter van z0n tQd. Hy
werd geboren te Nttrnberg den 5den Novem-
ber 1493 en overleed aldaar den 258ten Janaari
1576. HO volgde den dichttrant der oude
meesterzangers en pastte dien op zeer gelak-
kige wOze toe op de omstandigheden van
zQne dagen, aoodat hO den volksgeest wist
uit te drukken en tevens te leiden. ZOne op-
leiding aan de LatOnscke school en lyn wer^
blOf als leerling in den vreemde waren be-
vorderlOk geweest aan zQue ontwikkeling,
en hy vond in het bloeiende Nttmberg een
overvloed van stof voor zangen. Ook maakte
hO gebruik van den BObel, van de werken
van Grieksche en Bomeinsche schrOvers, van
reisbesohrOvingen, kronieken enz. In 1567
had hO 4275 gedichten, 1700 verhalen, punt-
dichten eni. en 2(^ dramatische gedichten in
34 groote handschriften verzameld. ZO wer-
den in foliodeelen in het licht gegeven en
later hO herhaling gedrukt. Eene nieuwe uit-
gave, bezorgd door oon KdUr, verschOnt in
de werken van het letterkundig genootschap
te Stuttgart; zO is thans tot het 11de deel
gevorderd.
Jnliaê SackSf een verdienstelOk kruidkundige,
geboren te Breslau den 2den October 1832.
HO studeerde te Praag, vestigde zich aldaar
als privaatdocent en werd in 1861 professor
in de knüdkunde te Poppelsdorf bO Bonn, in
1867 te Freiburg en in 1868 te Wttrzburg.
HO schreef ondwscheidene opstellen in de
door hem geredigeerde „Arbeiten des botani-
schen Institutsin Wflrzburg (1873)", — voorts:
„Handbuch der Ezperimentalphysiologie der
Pflanzen (1866)", — „Lehrbuch der Botanik
(3de druk 1873)", — „GrundzOge der Pflanzen-
physiologie (1873)", in onderscheidene talen
vertaald, — en „(jkischichte der Botanik vom
16 Jahrhundert bis 1860 (1875)".
Saohsenspiegel is de naam van het
oudste Duitsche wetboek, waarin het midden-
eeuwsch recht het uitvoerigst is opgenomen.
Na de ontbinding van het Frankische Byk was
het recht, met uitiondering van stedeiyke en
Hofirechten en van het leenrecht, enkel door
gewoonte en overlevering bewaard gebleveu.
Dat ongeschreven recht is in den „Sachaen-
spiegel" als land- en leenrecht opgenomen.
Het landrecht werd in het Neder-Saksisoh ge-
schreven door Bike von Eephnoy ridder te
Anhalt, in 1230, — en het leenrecht iswaar-
schOnlOk eene bewerking van den „Vetos
auctor de beneficiis" van dezelfde hand. De
„Sachsenspiegel" erlangde eerlang een groot
gezag, dat zich van de Nederlanden tot aan
Polen en Lyfland uitstrekte. Het wetboek
werd meermalen in het lAtOn, inhetPoolsch
en in het Nederlandsch vertaald. Later ver-
schenen de „Deutschenspiegel" enz. (in het
midden der 13de eeuw)", de „Sohwabenspiegel",
enz. De „Sachsenspiegel" heeft thans nog
geldigheid in de Groot-HertogelOke en Hertoge-
MJke landen van Saksen, in Anhalt, Schwarz-
burg, Beasz, Silezië, Holstein, Lauenbnrg,
de stad Lfineborg en Wolfenbfittel.
Saoken. Onder deaen naam vermelden
wO:
Fainan Gottluè, Fürst von dor OsUn-Saekon,
een Busslsch veldmaarschalk, geboren in
1752. Hg streed onder Soewarow tegen de
Tarken, in 1794 tegen de Polen, — voorts
als generaal-miOoor in Zwitserland, in 1807
by Poeltoesk en Eylau, in 1812 in Volhynië
en verloor in dat Jaar den slag bO Wolko-
wysk. Ook nam hQ deel aan den Volkeren-
slag bO Leipzig en werd kommandant van
Paijls. Na het eindigen van den oorlog werd
hO veldmaarschalk, hielp in 1831 den Pool-
Bchen opstand dempen, zag zich in 1832 in
SACKEN-SACY.
165
«en Tontenstand ops^enomen, en overleed te
KIew den 19den April 1837.
DemetrUu wm dêr Oêien-Saekm^ een Ros-
siseh generaal, geboren in 1793. HQ nam in
1812—1815 deel aan den oorlog tegen Frank-
rSk, in 1827 aan dien tegen Penie, in 1828
aan dien tegen TnrkUe, werd in 1848 gene-
nuü der kavallerie, 1855 kommandant van
Sebaatópol en sag zieh tevens in den graven-
stand opgenomen en tot lid van den Byk»-
raad en tot a^fndant-generaal van den Keizer
benoemd. Hy overleed op zQn landgoed in
het gouvernement Cherson den 15den Haart
1881.
JSdtuifdf vrtiheer vom Saksemy een verdien-
stelijk ondheidknndige, geboren te Weenen
den 8den Maart 1825. 00 studeerde en pro-
moveerde aldaar in de wQsbegeerte en werd
in 1845 amanuensis en in 1854 custos bQ het
Keizerlfk kabinet van munten en ondheden,
nadat hg reeds in 1849—1852 de rangsehikking
der Ambraser venameling voltooid en sich in
1851 ala privaatdoeent in de middeneeuwsohe
oudheidkunde te Weenen gevestigd had. HQ
werd voorts lid der directie van het Germaansch
Museum, atomede van de centrale oommissie
tot opsporing en instandhoudlDg der antieke
bouwgewroehten, en lag sich in 1871 benoemd
tot directeur van het kabinet van munten
en oudheden en in 1878 tot regeeringsraad.
HQ schreef o. a.: «Die K. EL Ambraser Samm-
lung (1855, 2 dln)*\ — „Die vorzfiglichsten
Bttstungen und Waflèn der K. K. Ambraser
Sammlung (1860 en 1862 2 dln)*', — „Kunst-
werke und CMUhschaften der Mittelalters und
der EenalBBance in der K. K. Ambrasar Samm-
lung (1864)", — „Katechismus der Baustile
(1861; 6de druk, 1872)", — „Katechismus der
Heraldik (1862 ; 8de druk, 1880)" — „Die Samm-
langen des K. K. Mflns- und Antikenkabinets
(met Kemieff 1866)", — - „Die antiken Bronzen
de K. K. Mttns- und Antikenkabinets (1871)",
— en „Die antike Skulpturen des K. K. Mflns-
und Antikenkabinets (1872)".
Sacrament heeft op kerkeiyk gebied de
beteekenis van gew^ pleMighady maar be-
duidde bV de Romeinen den eed in het alge-
meen en den soldateneed in het bdxonder,
alsmede de borgstelling, die het aanvangen van
een pleitgeding moest voorafgaan. In de „Vul-
gata" is het Grieksche woord fiv^piov door
9aerammU$m vertaald, en men heeft hieraan
alzoo het denkbeeld gehecht van eene tferbor-
gmihM, De Kerkvader AMffUêümu noemt het een
„uitwendig teeken van eene heilige zaak", en
volgens de Scholastieken is het „een zichtbaar
teeken van eener onzichtbare genadegift, inge-
steld ter onzer rechtvaardiging", terwQl door
deze laatste verstaan werd „het genot der
zegeningen van het Evangelie, door de Kerk
verleend". Het aantal dier sacrementen Ib in
de B. Katholieke Kerk zeven, namelflk: de
doop, het vormsel, het avondmaal, de biecht,
het laatste oliesel, het priesterschap en het
huweltfk. In de Westersohe Kerk is daarom-
trent een verbindend artikel vastgesteld door
het Concilie van Florenee (1439) en vervolgens
door dat van Trente (1547), terwtfl de wer-
kende kracht van het sacrement gesteld wordt
in de handeling zelve (in opere operato),
waarmede hare ondelgbaarheid (indelebilitas)
samenhangt De Kerkhervormers echter be-
weerden, dat de kracht der sacramenten af-
hankelQk is van ben, die ze ontvangen, en
de Protestanten van onzen tgd hebben alleen
doop en avondmaal als door Jwuê ingestelde
plechtigheden behouden. ÏAUhêr en MelaneJUhan
meenden in hun tUd de biecht nog in be-
scherming te moeten nemen, terwQl eerstge-
noemde geloofde aan eene werkeiyke aan we-
zighdd van het lichaam van Chri$iu$ in het
avondmaalsbrood, — een gevoelen, dat door
Cküvifn bestreden werd, zoodat hierdoor de
sacramentstrijd ontstond, die aanleiding gaf
tot de scheiding van Luthersohen en Her-
vormden. De Kwakers, die zich van uitwen-
dige plechtigheden onthouden, geven aan het
woord sacrament de beteekenis van inwendige
gemoedsbeweging.
Saoramento (De), de voornaamste rivier
van den Noord-Amerikaanschen Staat CaUfor-
nië. ontspringt op den Mount Shasta, vereenigt
zich bO Pittsburg met de Pittrivier en stroomt
dan tusschen de Sierra Nevada en het Kust-
gebergte door een breed, vruchtbaar en
goudlak dal. Nadat zf| zich voorts met de
Joaquin vereenigd heeft, valt zy na een loop
van 450 Ned. mgi in de Suisunbaai, welke
door de Carqnineestraat met de San Pablo-
baai, het noordelQk gedekte der Baai van
San Franeiseo, gemeenschap heeft. ZU is van
haren mond af over 75 Ned. m01 voor groote
en over 300 Ned. m01 voor kleinere schepen
bevaarbaar. Van hare talrOke zyrivieren s0n
de Eldorado (Feather) en de Rio de los Ame-
rieanos (American Fork) de voornaamste. —
Ook de hoofdtiad van den Staat, op haar
linker oever, btl den mond der American
Fork en aan het einde van den Paciflc>
spoorweg, 120 Ned. mUl ten noordoosten van
San Frandsco gelegen, draagt den naam van
Sacramento. Zy is regelmatig aangelegd en
heeft omstreeks 21000 inwoners. In 1880 had
zQ 160 werkplaatsen van nOverheid, 14 kerken,
2 colleges, een kwe^school van onderwfiaers,
2 bibliotheken, een hoqiitaal en 2 weeshui-
zen. Zy is wegens hare gunstige ligging aan
de rivier de hoofdstapelplaats der voortbren-
sden van het nabygelegen binnenland. —
Saermmmto is ook de naam der hoofdstad van
een evenzoo genoemd dqiartement in de Zuid-
Amerilutansehe republiek Uruguaf. ZQ ligt op*
eme rotsachtige hoogte aan de La Plata,.
tegenover Buenos- Ayres, heeft eene kleine ha*
ven en telt ongeveer 6000 inwohers.
Saoril^nm, zie KerJeroof,
Saoristij noemt men in de R. Katholieke
kerken het vertrek, waar gewOde -boeken,
vaatwerk, gewaden enz. bewaard worden en
waar de geestelflken de kerkelQke handelingen'
verrichten, w^ke niet in het openbaar plaatS'
hebben.
Saoy. Onder dezen naam vermelden wQr
Aniaime Isaae de 8Ü9utrê^ baron iê Saoyr
een uitstekend beoefenaar der Oostersche let-
terkunde. Hy was geboren te Parys de»
21sten December 1758 en zag zich in 178t
benoemd tot raaddieer in het muntoollegie en
in 1785 tot lid van de Académie des Inscrip-
tions. In laatstgenoemde werd hy tevens lid
van het comité, door de Académie benoemd
tot de uitnve van merkwaardige handsehriften
mt de Koninkiyke Bibliotheek, terwyi htf
tevens belangryke bydragen leverde in de
166
SACT-SAFFLOER.
.Notioes efc eztniita". Oedureiide de dagen Tan
het Sdurikbewiad bemo^de hj| lich oitsloiteiid
met sgne itadite. Btf de itiebtiBg van het
Institait werd hy lid Tan dH lichaam en in
1806 proAMKor in het Perzisch aan het CoUége
de Franee en lid yan het Wetgevend Lichaam,
— Toorta na de eente Beatanratie censor en
lid der eommiasie Toor openbaar onderwUt*
In 1831 erlangde hV de betreltking van con-
servator der handschriften in de Konlnkiyke
Bibliotheek en in het volgende Jaar die van
pair. Hg overleed den 21steh Februari 1888.
Van aQne gesohriilen vermelden wV: «Gram-
maire Arabe (1810. 2 dln; 2de dmk, 183ir, —
„Ohrestomatie arabe (1806, 8 dln; 2de dmk,
1829)'*, — „MÖBsofres sur diverscs antiqnités
de la Perse (1798)", — .Principes de la
grammaire générale, nüs & U por^ des en-
fants (1798; 8Bte dmk, 1852)**, — „Galila et
Dhttna (1816)*', — .Mémoires d'hiatoire et de
littératore orientales (1818)**, — en „Exposé de
la religkm des Dmses (1888, 2 dln)**. HU was
mededichter van de Société AsiatiqaeteParys
en de eerste vooraitter van dit genootschap.
Htf heeft de boefening der Oostersche talen
ook in andere landen ongemeen bevorderd.
SamMd Vtimade aSivetirt dê Saqf, een
verdiensteltlk Fransch dagbladschrUver en een
BOon van den voorgaande. Hy werd geboren
te Parys den 17den October 1801, studeerde
in de rechten, wydde aioh vervolgens aan de
studie der Iraaie letteren en werd in 1828
een yverig medewerker aan het „Journal des
Débats**. Hy lag zich in 1866 tot Ud der
Académie, in 1866 tot senator en in 1867 tot
kommandeur van het Legioen van Eer be-
noemd en overleed den 14den Febrnari 1879.
B^ schreef o. a.: „Yariétés littéraires, morales
et htetoriqnes (1868, 2 dln; 2de dmk, 1861)**.
Sa da Bandeira (Bernardo de), eenPor-
tugeeseh staatsman , geboren te Estremadura
ia 1796, stndewde te CoYmbra en te Parfs,
was een voorstander der revolutie van 1820
en Yerdedigde in 1828 de constitatie tegen de
oontrarevolutie, aoodat hy na de zegepraal
van deze verbannen werd. Na het verleenen
der grondwet door Dom Fedro keerde hy
terug, diende onder SMaéka en werd tot
tweemaal toe minister van Marine. (Gedurende
de Beptemberomwenteling van 1886 nam hy
weder zitting in het ministerie, maar plaatste
zich vervolgens openiyk aan Int hoofd van
den opstand van September 1846, aoodat hy
al zyne ambten en waardighedeo verloor. Hy
herliTeeg ze echter door de amnestie van 10
Juni van het volgende Jaar en trad in de
Ck>rte8 in de goederen der oppositie, totdat
hy in 1856 weder minister van Marine en ia
1860 van Oorlog werd. In 1865 zag hy zich
belast met de vorming van een Kabinet, het*
welk zich staande hield tot 1870. Hy over-
leed dim 6den Januari 1876.
Sadduoeeën is de naam van eene godsdien-
stige secte der Israëlieten. Ten onrechte ver-
meld de overlevering een zekeren ZEtio^,eén
leerling van AiU^amu Sooka (200 Jaar voor
Chr.), als haren stichter. Deze wasvermoede-
}&, een hoegepriester van dien naam uit den
Mili van DmM. De Sadduceeën vormden in
firaël den priesteradel, welke tegenover de
veel talryker volkqiarty der Farizeeën zfn
gezag zocht te handhaven. Zy verwierpen de
overlevering en hielden uitduitend de geschre-
vene wet voor het richtsnoer van hun leven.
Daarom waren zy afkeerig van de vwwach-
tbigen, die de Farizeeën omtrent de toekomst
koesterden, alsmede van de opstanding des
vleesdhes en van de vergelding. Voiffts ver-
kondigden zy des menschen vryen wil en
beweerden, dat *s menschen geluk en ongeluk
afhankeiyk zyn van zyne eigene gedragingen,
terwyi de Farizeeën alles onderwierpen aan de
gï^déiyke voorbeschücking. Sommige stellin-
gen dezer secte werden later verdedigd door
de Karanten.
Sadée (Philip), een verdiensteiyk Neder-
landsch schilder, geboren te *s (j^venhage den
7den Februari 1887 en een leerling van den
kunstschilder J. JB. J, vtm dm Bary, oefende
aich aan het atelier van laatstgenoemde en
vertrok vervolgens naar de schilderacadémie
te Dflsseldorf. Wddra echter keerde hy inhet
Vaderland terug en schilderde vooral taferee-
len uit het visschersleven aan het Scheve-
ningsche strand, die zi^ inzonderheid door
correctheid rjtok teekening en weldoordachte
zekerheid van compositie onderscheiden.
Sa de Miranda (Franoisco de), een
Spaansch en Portugeesch dichter, geboren te
COImbra den 278ten October 1495, studeerde
in de rechten en bekleedde eenigen tyd eene
rechteriyke bediening, doch nam daarna zyn
ontslag, volbracht een reis door Spanje en
Italië, zag zich daarna g^laatst aan het Hof
van JoSo III in Portugal, begaf zich toen
naar zyn buitenverbiyf by Ponte de Lima,
en overieed te Tapada den 15den Maart 1558.
zyn „Idyllen** zyn gedeelteiyk in het Spaansch
en gedeelteiyk in het Portugeesch geschreven,
en zyne nationale zangen (cantlgas)de6geiyka.
Voorts neemt met hem de geschiedenis van
het Portugeesch tooneel een aanvang. Zyne
biyspden onderscheiden zich door natuuriuyk-
heid en levendigheid van dialoog. Zyne dich-
teriyke werken zyn in 1595 en later in het
licht verschenen.
Sadowa, zie Köi^grüU.
Saemundr, zie JSdda.
Saenredun. Onder dezen naam vermel-
den wy:
Jam Samndam, een beroemd Nederlandsch
schilder, geboren volgens sommigen te Leiden
in 1570, volgens anderen te Zaandam in 1565.
Hy beoefende aanvankeiyk de schilderkunst
onder de leiding van Jakob de &hêyn, maar
gaf teter de voorkeur aan de graveerkunst.
Hy overleed te Assendelft in 1607. Er zyn
ongeveer 250 prenten van hem bekend.
JPieiér Samrêdam, een schilder van gebou-
wen en kerken en een zoon van den voor*
gaande. Hy werd geboren te Assendelft in
1597 en ontving ondÏMrwys van JV»w Pigiên.
€hrMêt. zyne gezichten op en in kerken,
raadhviaen, kasteelen, pleinen enz. bezorgden
hem groeten roem, zoodat hy te Haarlem in
het gild van St. LucaA opgenomen werd. Men
vindt van hem in het Byksmnseum te Amster-
dam: twee „Ctozièhten fn de Groote Kerk te
Haariem*'. Ook in het buitenland, byv. te
Turyn, vindt men zyne «takken. Hy overleed
te Haarlem in 1666.
Saffier, zie K&rund,
Saffloer of latUtdêofftéan noemt men de
gedroogde, donker roodaohtig-gele, bulsvor-
SAFFLOER— SAFTLEYEN.
167
mige bloenen van Ca^fluumigtinctoriiu, welke
plant in E^^pte, Peni€, Oosl-Indië, Mexico,
Colmnbia, Kienw-Znld-Walee , Spaide,Hon-
gartfe, Tbtringen en de Ptelz verboawd wordt.
De ingenmelde wffloer wordt terstond in de
■chadiiw ge*.
eerst met wa- \kWXMj
ter van eene
geleklenrstof
beyrQd. ' In
Egypte
knenst laen
daartoe de
bloemen on-
der molen- ^i/; W
wascht den
brti met wa-
ter en droogt
de overblB-
Tende massa
tot kloiten.
Opdergeigke
wt)ae handelt
men ook te
Bombay,
maar dePer-
sische en
Bengaalsehe
saffloer komt
in den vorm
Tan koeken
in den han-
del. Laatst-
genoemde
twee soorten
worden Toor de beste gebonden. De saffloer be-
vat, behalTo gemelde gele kleurstof, ook eene
roode,earlAasiMM (CuHisO?) genaamd, welke tot
bet verven van sgde, alsmede tot blanketsel ge-
bruikt wordt. Wy geven hierby eene afbeelding
van bovengenoemde plant, namel|)k in a van een
stengel op Vsde der natuurltike grootte, in h
van een bloempje op 3/4 der natuurlijke grootte,
in c van een meeldraad op 8- voudige grootte,
in d van een stamper met den stempel, in «
van eea stuifkneelkorrel op 100 voudige grootte,
in f van eene vrudit op ^/gde der natunrltfke
grootte en in ^ van deie laatste, van boven
geilen, op 8*voudige grootte.
BaflOraüan (Orooas), eene plantaardige Ideur-
■tof, noemt men de stempels van Oroouê saümu,
eene plant wier bloem een stQl draagt ter
lengte van eenige Ned. duim. Die styi verdeelt
iteh aan den top in 8 draadvormige, orai^e-
roode stempels. Deae laatste worden verza-
meld en 100 snel mogeltfk gedroogd. Van
8000 bloemen verkrVgt men 600 Ned. wichtjes
versehe of 100 Ned. wichQes gedroogde saf-
fraan. Deie is bruinrood^ heeft een speeerü-
achtigen geur, smaakt bitter, is zeer hygro-
■eopiseh en bevat polyehroTet (erocine) met
een sterk kleurend vermogen, vet, drulve-
Buiker, een organisch zuur en 8^9% minerale
stofÜBn. Men verbouwt deae plant vooral in
Spaaje, •- voorts in Frankrgk, ItaUë, Ma-
cedonië. Noord-Amer&a, Perzië, Arabië en
Penn^lvanië. ZQ was reeds in overouden md
ala geaeeskrachtige en veribtofleverende plant
b^end. Vooral in Zwitseriaad wordt 4 als
4>eoer| gebruikt, en de it|ke Arabische vroa-
Carthamus tinctorius.
wen verven daarmede de oogleden, de vin-
gertoppen en de teenen. WQ geven hierbg
eene afbeelding van de safliraanplant, namelf)lE
in a die eener bloem, in h die eenw bloem
met bladeren op Va ^^ nataurlfjke grootte,
in e die van
een stamper
op de dub-
bele grootte,
en in d die
van een ge-
deelte van
het netvor-
migomkleed-
sel van den
bol op Svou-
dige grootte.
Zie onder
Orotm»,
Saflïranine
is de naam
eener kleur-
stof, waarvan
het zoutzure
zout als een
geelachtig
rood poeder
in den handel
voorkomt en
tot het kleu-
ren van zyde
gebezigd
wordt. Het
saffranine
zelf is eene
base van de
samenstel-
ling CJ1H30N4, die door de werking van een
weinig aoutzuurtoluYdine op orthoamido azo-
toluol gevormd wordt.
Saftl6T6XL Oader dezen naam vermelden
wtf:
OonèdU aaftUvmf een schilder en etser,
geboren te Botterdam in 1606. HQ schilderde
168
SAFTLEVEN-SAGrrTARIUS.
in den trant van Bromomt «n TmAan veelal
tooneelen oit bet leren der soldaten en der
boeren, docb ook wel landaebappen , en
eenige Tan ztfne werken s|tn gegraveerd.
Herman SaftUnem, een broeder Tan laatst-
genoemde en een beroemd schilder. H0 werd
geboren te Rotterdam in 1609, vestigde zich
te Utrecht en schilderde boofdzakeiyk land-
schappen aan de RUn en stadsgezichten van
i|tne woonplaats. Zjj z||n met groote zorg
gepenseeld, en vooral de werking van het
Inchtperspectief is uitstekend. Men heeft er
in het BOksmusenm te Amsterdam, alsmede
te Dresden, Mttnchen en Berign.
Safvet-PaiBija (Mehemed), een Torksch
staatsman, geboren te Constantinopel omstreeks
het Jaar 1816, trad in dienst bjj de Tarksche
administratie en werd in 1837 chef van het
vertalingsburean, in 1847 secretaris van het
paleis en in 1854 lid van Tansimatraad. In
datzelfde Jaar zag hg zich geplaatst als onder-
staatssecretaris by het ministerie van Bniten-
landsohe Zaken, — in 1861 werd hy minister
van Koophandel, daarna president van den
Staatsraad, in 1865—1866 gezant te Parys,
toen minister van Justitie en in 1872 minister
van Buitenlandsche Zaken. Hy vertegenwoor-
digde de Porte op de conferentie te Constan-
tinopel, yverde voor het aannemen van het
Londensche protocol en verliet in Juli 1877
het Kabinet. Reeds in Februari 1878 belastte
hy zich weder met de portefeuille van Buiten-
landsche Zaken, onderteekende den Vrede
van San Steftmo (8 Maart 1878), werd groot-
vizier, maar legde eerlang om redenen van
gezondheid die betiekking neder. In 1879 was
hy wederom gezant te Pi^s, daarna nogmaals
minister van Buitenlandsche Zaken, keerdein
1882 tot het ambteloos leven terug en over-
leed te Constantinopel den 17den November
1883.
Sagan is de naam van een vorstendom in
Neder-Silezië. Zyne hoofdplaats is de arrondis-
sementshoofdstad Sagan aan de Bober en aan
een drietal spoorwegen. Deze heeft een fraai
kasteel, 4 kerken, een gymnasium, een semi-
narium en ruim 12000 inwoners.
Saga, zie Noordiche taal- en letterlmndê.
Sagasta (Don Pr&zedes Mateo), een
Spaansch staatsman, geboren den 21sten Juli
1827 te Torrecilla de Cameros, werd inge-
nieur by den Spaanschen noorderspoorweg
en zag zich na de omwenteling van 1854 af-
gevaardigd naar de Constitueerende Cortes.
Na het dempen van den opstand der radicalen
te Madrid in Juli 1856 nam hy de wyk naar
Frankryk, doch keerde na de afkondiging
der amnestie in zyn vaderland terug en werd
professor aan de school voor ingenieurs te
Madrid, progressistisch lid der Cortes en
redacteur der „Iberia**, doch vluchtte na den
mislukten opstand van 22 Juni 1866 op nieuw
naar Frankryk. Na den opstand van 1868
werd by minister van Binnenlandsche Zaken
en een yverig aanhanger van PHm, terwyi
zyne eerzucht tegenover ZoriUa hem meer en
meer deed overhellen tot de conservatieve
party. In October 1871 werd hy voorzitter der
Cortes. In het begin van 1872 moest hy eohter
aftreden wegens het besteden van staatsgelden
aan de verkiezingen, doch in 1874 werd hy
onder Serrauo minister van Bnltenlandsohe
Zaken, den 18den Mei van dat Jaar mW
nister van Binnenlandsche Zaken en den 4den
September minister-president, maar moest den
30Bten Deoember daaraanvolgende zyn oi^alag
nemen. Na dien tyd beoorde hy tot de libe-
rale leden der Cortes. Hy tnul op als een
voorstander der dynastie van Mfoutut XII^
vereenigde zich in 1876 met Marium (kmfoê
en de Centralisten tegen het ooniervatieva
Kabinet Camova en zag zich, na ket^entshig
van dit laatste (8 Februari 1880) tot voorzit-
ter benoemd van een liberaal minislerie. In
1883 echter nam hy zyn ontslag en werd in
December van dat Jaar tot president der Cor-
tes benoemd. Door zyne oppositie tegen het
algemeen stemrecht en tegen dé heniening
van de grondwet bracht hy het ministerie
Fotada-Herrêra ten val en verydelde de ver-
eeniging der liberale partyen. Na den dood
van Mfantut Xf/ werd hy belast met de vorming
van een nieuw ministerie, dat den 28eten
November 1885 het bewind aanvaardde.
Sage (Eene) is in het algemeen een ver«>
haal, dat van geslacht tot geslacht mondeiyk
overgebracht wordt Heeft zy betrekking op
een geechiedkundig persoon, dan noemt men
haar eene hittoriteke ioffe, waartoe ook de
hêtdmuage behoort, die een bekenden held
tot hoofdpersoon heeft. Gebeurtenissen, die
van de Goden vermeld werden, leverden de
stof voor de godmiage of den mythns, en
op het gebied van den Christeiyken godsdienst
gaven de lotgevallen der Heiligen aanleiding
tot de legende. Voorts heeft men plaaUdijIca
sagen en diereneagen. De gezameniyke sagen,
die op denzelfden persoon, byv. Ko^ng .<lr#itf,
Diêdrik fXM Bem^ Attüa, Kaïrd de Qrooie^
enz. betrekking hebben, vormen een sagen^
hing. Door l^t opsporen van „Deutsche
Sagen (1816—1818, 2 dln ; 2de dndcj 1866)'*
hebben zich vooral de gebroeders Gnmm ver-
diensteiyk gemaakt.
Saginaw-oity, eene stad in een evenzoo
genoemd graafbohap van den Noord-Ameri-
kaanschen Staat Michigaa, Ugt op den linker
oever van de Saginawrivier, is een vereeni-
gingspnnt van verschillende spoorwegen en telt
ndm 10000 Inwonefs (1880), van welken na-
g^oeg de helft van elders is gnomen. Men
heeft er voorts eene hoogeschool, 8 bibliothe-
ken , 9 kerken en een groot aantal ikbrieken,
Sagittcuia L. ia de naam van een plan-
tmgeslaoht nit de fiunilie der JUtmaeeSn. Zy
omvat éenhnizige planten met een diiedeeligen
kelk en 8 witte bloemkroon bladen. De man-
neiyke bloemen zyn van talryke meeldraden,
de vrouweiyke van talryke stampers voorsieny
welke met een vieezigen bloembodem tot een
bolrond geheel vereenigd zyn. De eierstok ia
bovenstandig en éenhokkig en de vrachtjes
zyn droog en plat In ons Vaderland groeit in
slooten en vaarten het p^lkruid (S. sagitti-
folia X.), eene waterplant met eivormige
lucht- en lintvormige waterbladeren, — voorts
met vry i^roote bloemen, die aan eene vlee*
zige spil van aibtaad tot sftatand by paren
of in 8-tallige kransen byeenstaan. De man-
neiyke bloemen zyn boven de vrouweiyke
geplaatst
Sagittarins (Caspans), een Doitseh ge-
geleerde, geboren te Lftn^urg den 288ten
S^tember 1648, stadeerde te HelmBtidt,werd
SAaiTTAKIÜS-SAGÜNTüM.
169
«eetor te8ulliBldeiiteJeiia,TOort8hooi^eenuir
te Jena en orerleed dea 9den Maart 1694.
Van iB ne geeofariften Doemen wV : „Nnéleiis
hktoriae Gennanioae (1676)", — ,,AntiqiütateB
gentillaoii et ehristiaBismi Thnringiei (1686)**,
Fig. 1. De sagoboom.
^ i^Theologiache Lehn&tie Ton dem reoht-
miaugen Pietisnio (1691)**, — en „Introdactio
in hiatoriam eccledasticam (1718)**.
Sago (De), een belangrOk voedingsmiddel
in het aaiden van AaiS, wordt rooral ver-
kregen Tan ver-
flehUlende soorten
▼an palmboomen,
mr. van JÊfêtro-
jylom Kümg nit
cfe groep der Lo-
rieaeeën, van If.
JBwiqiJUt Ua/ri,
(lie begaande
flgaur) en vanJf.
2mp0 MmtU Deie
laatste soort groeit
in Siam, op Am-
boina, Samétra,
Boméo ena. op
moerassige plaat-
sen. Yerlangt men
sago, dan yelt men
den boom, splQt
hem open en haalt
het merg er nit.
Dit laatste, tot
poeder gebraeht,
doet men ia eene
knip; het wordt
met water geani-
▼erd en door eene
>Mf gegoten,
waarop de tomIs
aehterbltlTen, en daarna met rost gelaten^
aoodat het poeder beaiakt. Dit beiinkel
is het mwe sagomeel. Eea boom, die 15 Jaar
oud is, kan 400 Ned. pond sago oploTeren.
Er BQn nog onderscheidene andere palmboo-
men, waarvan sago verkregen wordt, aooala
Owffpha umbrctouUfera^ Arwga êtuohaHfêrOf
Sonumê fMdUf&rmi» ena. Voorta verkrQgt men
dat meel van versehillende soorten nit de fluni-
lie der Oycadeën, b0v. van Ogoeu cwdMaUg L^
een boom ter hoogte van 12 Ned. el met
bladeren ter lengte van 8 Ned. el. WQ geven
daarvan eene afbeelding in flg. 2, nameigkin
a van een vroawelQk vmohtblad op de helft
der natnnrlQke grootte, in 6 van een meeldraad-
blad van onder, in e van dit laatste van bo-
ven, en in d van een stolde van de bladspU
met een vinblad. Op Java behoort Oorypka
Otbcaiga tot de sagoleverende hoornen en in
Westindië Orm)doxa óUraoea^ alsmede Jfo-
whot uHüiïïma en Jf. ^tpi, welke gewassen
ook naar Oost-Indid s||n overgebracht. In ons
land wordt veel aoogenaamde sago bereid
van aardappelmeel. Daartoe verwarmt men
dit laatste in vochtigen toestand tot 70 of
80° C, perst het vervolgens door eene door-
boorde plaat en verdeelt de daar doorheen
gedrongen cylinders aanstonds in stnkjes, die
een weinig gedroogd, daarna in een omdraaiend
vat rond gerold en eindeVk in een omwen-
telenden cylinder geheel gedroogd worden. De
gewone, meest gebruikte sago is niets aadera
dan aardappelmeel.
Sagopalm. De voornaamste Sagopalmen
hebben wfl in het artikel Sago vermeld. -
Sagoékin. (Michafil Nikol%|ewit^l) , een
verdienstelVk Bnssiseh sohr0ver, geboren in
1789 in hot gonvemement Pensa, trad in
1812 als officier bV de landweer in dienst en
woonde vervolgens abi adjudant van generaal
Leunt de belegering van Dantiig b0. Daarna
wydde hg sQn tyd aan de beoefening der fraaie
letteren, aag zich in 1817 benoemd tot lid
van het beatnnr
van den Keiaer-
Itjken sehonwbnrg
te Petersborg en,
nadat hg onder-
seheidene bigspe-
len geschreven
had, in 1820 te
Moskou. Ooka0ne
romans vonden
groeten bgval, in-
zonderheid :
„Joeiji Milos-
lawski, of de Ras-
sen in het Jaar
1612 (1829; 8ste
druk, 1861)**. In
1881 werd htf
directeur van den
Holbohoawburg te
Moskou met dea
titel van staats-
raad in werkeig-
ken dienst en te-
vens directeur van
het wapenmuaeum
in het Kremlin.
r.: o r. 1 u Hfl overleed te
Fig. 2. De valsche sago. Moskou den 5dea
Juli 1852.
Sagnjn, de Okagrijn.
Saguntom was weleer eene stad in His-
I paaia Terraeonensls, op het gebied der Ede-
170
SAOÜNTÜM-SAHARA.
tanen, aan de rivier Palantias, niet ver yan
de kust in eene ▼mcktbare landatredL. Tol-
gens de sage was s|t door Grieken uit Za^jn-
thus, b0 welken dch later Bntvlers nit Ardea
voegden, of door .a;fr«tfi^(Héreole8)ge8tfekt Zg
ber^te door een nitgebreiden handel eene hoo-
ge trap Tan bloei en sloot yervolgena een ver-
bond met de Romeinen, weshalve zy door Mduni-
hü (219 vóór Chr.) na eene heldhaltige verdedi-
ging veroverd werd. Acht Jaar daarna viel sQ
echter weder in de handen der Bomeineo. Hare
bouwvallen veriieffen aieh bg het hedendaagaoh
Hnrviédro, dat deswege ook Sagnntnm is ge-
naankL
Sahara (De), eene groote woesttin in
Noord-Aürika, strekt van den AtlaatiBohen
Ooeaaa lich oostwaarts nit tot aan de Egyp-
tische en NnUsehe Oasen over eene lengte
van 5 200 Ned. myi en heeft eene breedte van
omstreeks 1600 Ned. mfP, noodat sQ eene
oppervlakte beslaat van 114000 Q geogr.
m01. Kigeniyk is hare oppervlakte nog veel
grooter, omdat mede het grootste gedeelte van
Egypte en NnbiS, iJsmede de landen ten
oosten van de Boode Zee en van de Per-
aisehe Gkdf tot haar gebied behooren. Tevens
breidt s0 aieh door haar stnitead van jaar
tot Jaar nit. aoodat sg hier oi daar reeds de
Niger bereikt. Het kostgewest der Sahara,
snidwaarts tot den mond der Senegal, bootaat
nagenoeg geheel en al nit miver wit sand,
dat hier en daar doinen en henvels vormt
ter hoogte van 100 Ned. eL Op sommige
plaatsen tredm rotsen en klippen daamit te
voorsehln. De seebodem langs de knst bestaat
desgeigks nit land, hetwelk door de sdiier
altgd waaiende oostenwinden derwaarts wordt
gestnwd.
Men splitst de Sahara in verschUlende
doelen. Het kustgebied langs den AtUntisohen
Oceaan, van den mond der Senegal tot aan
de grenaen van Ifiaroeoo, is eene leer een-
vormige vlakte ter lengte van 1500 en ter
breedte van 180—220 Ned. mQl. Het Hoog-
land van Taganet en El Hodh, tm noord-
oosten van den mond der Senc^l, schgnt
eene oppervlakte te hebben van 2- tot 8000
Q geogr. mgi en eene gemiddelde hoogte
van 600 tot 600 Ned. el. Hier verheffen sich
rotagevaarten en henvelketens van landsteen
en donkere kiezellei. Op dit Hoogland volgt
de Laagvlakte der Zee, met zandheuvels en
kleael bedekt, doch hier en daar ook hoo-
rnen dragende. Tnsschen deze en de grenzen
van Maroeco heeft men den WoestQngordel
met enkele oasen en het zoute meer Gilta.
terwgi verder naar het noorden de grona
weder begint te rffzen en een zandsteen-,
leisteen- en kalkgrond, ten gevolge der regel-
matig temgkeerende regens, er met een schraal
planSenkleed is bedekt. Het minst bekend is
voorts in het zuiden de groote Laagvlakte
ten zuiden van Timboektoe tnsschen 18 en
88^ N. B.. doorsneden van de karavanenwe-
gen tassehen Timboektoe en Haroceo. De
boden^ die ten noorden van Timboektoe al-
lengs rQst, schgnt in den £1 D^jof (Lichaam
der Woes^) op 21"* N. B^ waar beddingen
van steenzout het voormalig bestaan van een
■out meer schgnen aan te wOzen, het diepst
te dalen. Het Hoogland (Hammada) ten zui-
den der Wadi Dra vormt eene nkgebreide
hoogvlakte, die ten noorden van Bel Abban
zich in veleriel vormen vertoont en vervol-
gens naar de z||de der Wadi DrasteiiaMaalt,
terwgi zQ zioh westwaarts In eenige hoege,
steile bergkefeens van zaadsteen, kwarts ea
leisteen verheft, tnsschen welke men vrucht-
bare, boschrUke dalen aantreft. Meer bekend
is de Laagvlakte van Tafllelt en Tocat, aan
den zuideijken voet van het hoogland van
Maroeco en AlgériS zich van Tafllelt uit-
strekkend tot Insalah met eene lengte van
790 en eene breedte van 220 Ned. mgi. Het
meest bezocht is het lage bekken van War-
gla, eene ronde vlakte, met eene uitgebreid-
heid van 5000 Q geogr. mQl zich uitstrek-
kend tnsschen 29 en 85'^ N. B., en, als
grootendeels tot AlgériS behoorend, onder
den naam van Algcignsche Sahara bekend,
hoewel z0 oostwaarts de grenzen van Tunis
en Tripoli overschr||dt. In het zuiden van
deze Laagvlakte verheft zich de bergstreek
van Hogar en Asgar, ten noordwesten door
de duinen van £1 Gfolea verbonden met de
terraslanden van zuideigk Algérië. Hier ver-
rast eindelijk de Hoogvlakte van Tademait
die met haren zuidelQken en westeiyken zoom
(D^lebel Tidikelt, 600 Ned. el hoog) steU af-
daalt naar de gewesten Tidikelt, Toeat en
Gk>erara en onderscheidene beken uitzendt naar
de Wadi Akaraba, terwSl naar het noord-
oosten de Wadi Mia en hare zgrivieren door
de hoogvlakte kronkelen, zich voortspoedend
naar het Bekken van Wargla. Lage heuvels
vormen den overgang naar de hoogvlakte van
Mo^dlr en naar het bronnengebied der Wadi
Akaraba. Verder zuidoostwaarts verheft zloh
tnsschen 22 en 25'' N.B. de Hoogvlakte vaa
Ahagar, van welke de Wadi Ighargar af-
daalt De hoogte van dese vlakte is ongeveer
1800 Ned. el, terwQl de hoogste t<9pen,zooals
de Tahat en Ilaman, de Oeatellen, deHikena
en de Oedan er tot boven de 2000 Ned. el
opklimmen. Van den oosteiyken zoom naar de
Wadi Igharghar loopt naar het zukloosten de
Hoogvlakte van Taflli met den Asgar (1 800 Ned.
el hoog). Tnsschen deze en den breedteoirkel
van Ghadames eindelQk vindt men eene steen-
achtige, hier en daar zandlge vlakte. In het
zuiden van de Hoogvlakte vaa Ahagar ligt het
berggewest Air of Asben op 17— 19V4^ N. B. De
berggroep van Timge (1 800—2 000 Ned. el hoog),
het Eghellal- en het Baghsen gebergte (1800—
1 600 Ned. el hoog) vormen hier groiotsche rots-
gevaarten, door lagere groepen omgeven. Diepe,
soms vruchtbare en bosohrgke dalen vervangen
er het barre zand. Yan den oosteM|ken zoom
van het bekken van Wargla en van het hoog-
land van Ahagar, oostwaarts tot aan de Li-
bysche woestQn en noordwaarts tot aan de
beide Sjrten der Middellandsohe Zee, strekt
eene vlakte zich uit van 18- tot 20000 Q
geogr. mgi, namelSk bethoogtaadvanFezaan,
meerendeels met rotsklompen ra gerolde stee-
nen bedekt en grootendeels tot Tripoli be-
hoorend. De zoom dezer hoog^kte (5- tot
600 Ned. el hoog) bereikt bV Lebda de knst
der zee en loopt langs deze tot aan Kaap
Mesrata. Tnsschen 27 en 29"" N. B. vindt men
In het oosten daarvan de Soedakbergen. Verder
oostwaarts heeft men te TibertI hetHoo^and
der Tiboe Be^ade, waar de Toesride zich
verheft als de hoog^ bekende herg der Sahara
SAHARA.
171
<S6eo Ned. el hoog). Oost- en Noordwaarto
daalt iV Af i>s<ur de Libysehe woestgn, die
^vaa Dar Foer (16"* N.B.) zicli noordwaarts
vitatrekt tot aan de Qroote Syrte, de Hoog-
vlakte van Barka ea de monden van de NVI.
Het yerst noordooetwaarts eindelQk ligsen de
oasen Siwah, Baohariëh, Faraftnk, uaokel
en Chargeh.
DoOT de Jongste reiaen van Earopeaaen in
4e Sahara en door bV de bevolking ingewonnen
iMriehten is gebleken, dat de vroegere voor-
flteUIng van het groote gebrek aan water in
du» woestfn neer overdreven is. De tahrUke
▼ersteeningen, w^e de bodem er bevat»
waaronder van schelpdieren, die thans nog
leven in de aldaar nabflgel^n seeëa, over-
tuigen ons, dat de Sahara te voren onder het
leewater bedolven was. De dninen bereiken
er eene hoogte van 100 Ned. el en schrOden
famgsaam voort van het oosten naar het westen,
terwgi sS oasen en dorpen onder het malle
sand be^ven. Zg iQn op sommige plaataea
helder wit, op andere roodaehtig van kleor
torwOl de rotsgevaartea, meestal van vnlka-
nisehen aard er zwart aUn. Ook vindt men er
kalk etk nndsteen. Het graniet vertoont lieh
eerst ten aaiden van den 17den graad N.B.;
ten noorden van deae Itfn treedt het alleen in
de hoogte toppen van het Atlasgebergte te
voorschQn. De bergen der Sahara dragen den
Arabisehen naam van j^D^bel". Het grootste
gedeelte deier woestgn wordt echter door
hoogvlakten ingenomen. Eene met scherpe
steenen bedekte hoogvlakte wordt ,,hammada'*,
eene met kleine, gladde kieselsteenen „serir**
geheeten; beide hebben een bodem van leem,
bier en daar tot steen verhard en door yier-
ozyde rood gekleurd. De vlakten aan den
soom der Sahara, waar de eerste sporen van
plaatengrod aieh vertoenen, heeten „sahel".
Voorts heeft men er laagvlakten, ,,hofra" of
,di^f * genaamd, met een bodem van klei of
zand. De oase Siwah ligt 28 Ned. ^beneden
de oppervlakte der zee, en bet is zeer waar-
sefagnljlk, dat ook andere gedeelten der
Sahara beneden den zeespiegel gelegen zffn.
Op de plaatsen, waar zich water verzam^
ontstaat in de Sahara eene oase; zelfs in het
barste zand roept duurzame vochtigheid er
een weligen pUmtengroei te voorsc^fn. Men
«nderscheldt verschillenden soorten van oasen,
naar gelang z0 van nature of kunstmatig
worden beqnroeid. De eerstgenoemde soort
«plltst men weder in zoodanige, die door
bovenaardseh of onderaardseh stroomend water
«ntstaan. Tot die met bovenaardseh stroomend
water behoort de oase der Wadi Dra (in het
sttiden van Ifaroeco), welke haren oorsprong
verschuldigd is aan de Drarivier, en de oaeea
van Opper-Tailelt, bevochtigd door de Sis,—
en tot die met onderaardseh stroomend water
de oase van het eigenlQke Tftiilelt,ten zuiden
van Ertib, de meeste oasen in het noorden
van Toeat en ondersoheidene kMnere ten
zuiden van het Atlasgebergte. De kunst-
matig besproeide zQn die, waar bet water
alet zeer ^Hep in den bodem verborgen is,
soodat het daarait kan wordea opgehaald,
bf|v. de oase Kaoear en een gedeelte van
Fessan, de oasen van Soef en TidikeK. Het
woord ffOase" is er aan de inboorlingen on-
bekend, zg geven daaraan den Arabisehen
van n^n (bron).'' Eene diepe bron noemt
men „X^."' In de geheele Sahara vindt men
geene enkele rivierbedding, welke aanhoudend
van bovenaardseh water voorzien is. Ook de
Dra in het zuiden van Maroceo bereikt slechts
zelden de zee, maar onder de aarde stroomt
z|t steeds voort De naam van eene rivier-
bedding is ffWadi" en van eene rivier „irhar-
har'*. OpmerkelQk is de aanzienlVke menigte
van meren in de Sahara, niet alleen in de
laagste gedeelten, maar ook op de hoogvlakten.
Hier moet een onderaardsche watertoevow
aanzieniyk wezen om bQ de gestadige ver-
damping der meren het uitdrogen te verhoeden.
De bodem van uitgedroogde meren draagt
den naam van use&itl^'*; gewoonltfk is deze
een moeras met eene zouUievattende hoven-
korst
In de Sahara heerscht de oostpassaat, die
geene vochtigheid aanbrengt en slechts zelden
vervangen wordt door een zuideiyken wind,
die zioh in ItaliS onder den naam van sirocco
en in de Alpen onder dien van f&n doet
kennen. Ten gevolge der droge lucht ver-
toonen er zich ele^rische versch0nselen in
den dampkring, inzonderheid het weerlicht
BQ vi^komene windstilte is de lucht er on-
gemeen doorsehOnend, en luchtspiegelingen
komen er dikwUls voor. De stand van den
barometer is er niet zeer veruiderl(jk, doch
die van den thermometer des te meer. Deze
laatste kan in ieder jaargetVde op éen dag
wel eens 20° O. dalen of Uimmen. In Fezaaa
neemt men in den winter wel eens — 8° O.
waar, en op denseliden dag in de schaduw +
20° O. De felste koude kaa er tot — 4° C.
dalea, en de grootste hitte, byv. in Kaoear,
namiddags in de schadaw zelfii tot meer dan
+ 50° C. klimmen.
De Sahara verschaft aan slechts weinig
dieren een voldoend voedsel, maar men sMene
niet, dat er onmetelOke vlakten gevonden
worden, waar naaweiUks eea graiije groeit.
Moge de plantengroei ook ontbreken in de
steenachtige hammada «i in de dninen van
Areg, overal, waar zich wadi's bevindea, ver-
toonen sieh ook gewassen, al is de verschei-
denheid van deae niet groot De Sahara is
het vaderland der dadelpalmen, die er diehte
wonden vormen en op eilanden in den oceaan
geigken. Alleen op het groote gebied der
woestlfn (met ArabUS en het land tot aan de
Indns) komt de dadel tot rQpheid. Voorts
heeft men er een dwergpalm (HTphaene Ar*
gun), maar dan ook slechts eenige nüasoea's
en de Taauurix gallica, welke tot de boomea
kunnen gerekend worden. Op die gedeelten
van den bodem, welke geen zont bevatten,
vindt men wVders eenige bladerlooie heester-
gewassen (Beiaaia, CalUgonnm, Ephedra), en
op den natriamhoadenden groad vertooaea ^eh
de Halophjrten; onder deze heeft menMader-
looze sapplanten (Haloenemam, Artbeeaemam).
Planten met sappige bladeren groeien er voorts
op een met zont beswangerden bodem, als-
mede SahKiMn, ZygophylMn en Staticefin.
De grassen der Sahara komen gsdeefteli^
overeen met die der Asistisohe steppcL en
sommige groeien op pollen. De dikke halmen
eener Stipaeee (Arislida pangens) bereiken er
eene hoogte van 2 Ned. el en versehaflto een
goed voedsel aan het kameel Merkwaardig
172
SAHABA.
sgn er de roos van Jerieho (Anastatlea
hieroohantica) en het eetbare mannamoi
(Rumelia escnlenta), hetwelk door den storm
wordt losgerokt van den grond en elders in
Udne linkjes als een mannaregen nedervalt
De meeste heesters en halfbeesters zQn er
▼an doornen voonien en de bollen der bol-
gewassen blOren er leer klein. Het aantal
planten, dat in de AlgerQnsehe Sahara te hnis
beho<Mrt, wordt geschat op TÜfhonderd.
In het noorden der Sahara heeft men de
dieren van Oost- Afrika, en in het iniden der
Sahara die van Zoid-Afrika. Deie twee gewesten
sffn ongeveer door den keerkring geseheiden.
Groote roofdieren, bQT. leeuwen, loekt men
in het midden der Sahara te vergeeft. Onder
de vogels is er de struisvogel de merkwaar-
digste, terwQl het éenbaltig kameel, hetmnd,
het paard, de geit en het schai^ er de tamme
dieren vertegenwoordigen. Tot de deUMoffen
behooren er kenkensost, salpeter, natron,
aluin, antimoninm en tliererts.
De bevolking der Sahara behoort in het
algemeen tot den stam der Berbers. De Ara-
bieren hebben er hunne taal gebracht, maar
zich tevens met de Bert>ers vermengd. De
Berbers van den Atlantischen Oceaan ten
westen tot aan Toeat en Timboekloe noemt
men Mooren, en deie zt|n niet leMen met
Negers vermengd. Voorts heeft men er de
Toearegs ten getale van 150- tot SOOOOO,
wier oostelQke grens ongeveer samenvalt met
den groeten Karavanenweg van Tripoli naar
Koeka. Daarop volgen de Tibboe, die onge-
veer het midden houden tusschen de Berbers
en de Negers. WHders heeft men er Israëlieten
(meestal in de oasen gevestigde kooplieden)
en Negers. Het aantal bewoners der Sahara
wordt 'geschat op 4 millioen. ZQ houden zich
voomamelUk bezig met veeteelt en handel en
behooren ^|na allen tot de zwervende volken.
De Grieken waren met de Sahara, welke
z9 de woesttfn (''EpmioQ) noemden, weinig
bekend. In ouden tyd wilde men niet gelooven,
dat zieh in het binnenbmd van Libye bewoon-
bare oorden bevonden, en eerst JStródotm
vernam van jBUarokm^ den hoogepriester van
den tempel van Ammon, dat 6 jongelingen
door de woestgn getogen waren — vermo^e-
Ifk de eerste kwravaan, die in den Soedan
doordrong. De Garthagers onderhielden hoogst
waarschQniyk met de Aethiopi6rs een druk
handeteverkeer. Toen voorts de Romeinen de
noordkust van Afrika veroverd hadden, aochten
z9 hunne heerschappH zoo ver mogel^k in bet
binnenland uit te strekken, ja, volgens den
reiawtfner van FmUm^êr hadden zQ een kara-
vanenweg, die ziüdwaarts liep tot aan het
hedendai^ische Agades. Later namen de Ara-
bieren den noordelVken zoom van Afrüui in
bezit en brachten den Islam aan hetgeheele
woestyngewest en hunne taal tot aan den
Soedan en Senegal. Door hunne reizigers,
Lêo Aflrioomu en Ibm Boioeiaj werden de
binnenlaaden der Sahaia nader bekend, ter-
wVl de nasporingen der Europeanen eerst in
da voorgaande eeuw een aanvang namen. De
beste berichten zQn nog geen vflftig jaar oud,
In het westeigk gedeelte reisden Poim^ (1860)
en VUimiU (1800), beiden Franaehen, en in
1828 reisde B^ni Cmüi van Timboektoe naar
IdbüPoeoo. De landen fai het zuiden van Itfa-
roeco (Toeat) werden bezocht door BMfSf
en die in het zuiden van AlgériS door Duve^rimr
en in 1875 door Loftgécm, Over hetmiddenste
gedeelte werd licht verspreid door de merk*
waardige expeditie van XieAorcIfmi, Barik en
Ooêfwfff, — over de Tibboelanden door JTocA*
%a2, — en over de Ubysche woestVn door
BoUfs. In den jongsten ttfd heeft men velerlei
ontwerpen gemaakt, om van de groote opper-
^akte partg te trekken ten nutte der mensch-
h^d, ja, zelfr om haar in eene uitgestrekte
binnenzee te herseheppen, *t geen eehtw alleen
uitvoerbaar zon wezen in de laagste gedeelten.
Anderen wilden er spoorwegen aanleggen,
btjr. Boklfs van Tripoli naar Koeka. Intu»-
schen zQu daarbV de hitte, het gebrek aan
water, de zandduinen en de vtfandige gerind-
beid der inboorlingen zeer groote bezwaren,
zoodat men zich voor *s hands met de oude
karavanenwegen zal moeten vergenoegen. De
handel is er zeer levendig en tostaat in het
omruilen van vee en zout tegen stofgoud,
slaven, ivoor en graan, in het bezit van de
bewoners der Nigerlanden. Steeds brengen de
bewoners der Sahara goud, ivoor, aluin, gom,
struisvederen enz. naar de kust van den At-
lantischen Oceaan en van de Middellandsehe
Zee, vanwaar zQ zich wapens, buskruit en
kleederen verschaifen. In het oostelOk gedeelte
is de handel minder levendig, omdat de be-
woners er door de Libysche woest||n van de
N011anden gescheiden st|n. Intuaschen staan
zQ in verband met hunne westelOke naburen
door den weg, die van Wadai over Borgoe
en TibOLti naar Fezzan loopt, waar hg zich
met den groeten eentraalweg der Sahara ver-
eenigt. Laatstgenoemde neemt een aanvangt
aan de Ifiddellandsche Zee bg Tripoli en
loopt over Moerzoek in Fezzan en over BUma
en Kaoear naar Koeka aan het Tsadmeer. Een
andere hoofdweg loopt van Moerzoek west-
waarts naar Ghat en dan zuidwaarts naar
Agades, vanwaar zich onderscheidene wegenr
tot in het hart van den Soedan lütstrelLken,
(naar Gagho, Woemo, Sokoto en Kano). Uit
Algérië loopt een handelsweg naar TimlKMk-
toe, over (ïardiüa en El Ckilea, naar Toeat
en verder naar Mabroek aan de Niger. In het
westen der Sahara heeft men een karavanen-
weg van de Senegal naar Zuid-llarocoo. Al-
gétié en Senegambië zoeken langs karavaan-
en waterwegen om strQd zich meester te
maken van den handel der Sahara.
In den jongsten ttfd zQu reeds pogingen aan-
gewend, om een spoorweg door de Sahara te
leggen, ten einde de noordkust van Afrika
met de vruchtbare landen van den Soedan
te verbinden. Deze aanleg heeft echter in den
barren bodem, het heete klimaat en de vüan-
deigke gezindheid der inboorlingen schier
onoverkomemke bezwaren. Beeds is in Egypte
een spoorweg geopend van de Midd^landsche
Zee naar Sioet, die ongetwtffèld tot Khartoem,
het vereenigingspunt van 'de T^^tte en Blauwe
Ngi, zal worden verlengd. Vooral hebben zich
in FrankrQk BtipMekel, JPitml SoMUêty Ltmymm
en Jkh$$e beQvord, om eene spoorwegMMi vftn
Algérië over Timboektoe naar Sene^unbi^
aan te bevelen en de genoemde zwarigheden
ais niet onoverkomeltk voor te stellen. Daar-
entegen heeft RoUfk^ de bekende ontdek*
kingsreisiger, aan een spoorweg van Tripoll
SiLHABA-SAINT-ANDBEWS.
178
Koeka de yoortLear gegeren, waarroor
btf gegronde redenmi sanToert De ingeniear
JhÊpomeM van MontpéUier, die op last der
Bfiigeeriog in 1877 in Algörië Toorloopige
^opnemingen deed, verklaarde ^h vóór een
«poorweg vandaar over £1 Golea naar Toeat
en verder naar Timboektoe. Op dien giond
^rerd door het ministerie van openbare Wer-
ken in Frankryk in 1879 een crediet van
200000 francs geopend ten behoeve van voor-
bereidende werkiaamheden. Voorts werden
verschillende expeditidn nitgeionden, om de
beste tracés voor een spoorweg in het zoiden
van Algörië op te sporen, waartoe door de
Kamers 600000 francs was toegestaan. Die
van den ingeniear Okoittf bracht den weg van
Cl Aghoeat tot aan £1 Gtolea lorgvnldig in
Icaart en ondenocht het gedeelte naar Insala
in Toeat. £ene tweede onder loitenant-kolonel
MaiUn had in last, lich van Wargla naar
-het gebied der Toearegs te begeven, om in de
richting naar Ahagar een weg te zoeken, maar
èt keerde tenig wegens de moeilOkheden ,
die zich dasrbU voordeden.
Inmiddels heeft men zich met het onderzoe-
ken dier plannen tot het noorden der Sahara
moeten b^^en, en het is ook niet waarsohUn-
IQk, dat een spoorweg door de eigenlSke
woestijn van de Senegal naar de Niger, voor
«erst tot stand aal komen. Terecht vraagt
M<are Mamrd, of een spoorweg langs de Sene-
gal tot aan de Feioewatervallen eenig not
aal aanbrengen, terwQl h0 het als eene groote
dwaasheid beschouwt, een spoorweg van St
LooiB naar Bakel, van Bakel naar Medina en
van Medina naar Timboektoe aan te leggen,
daar hQ onmogelftk eene biliyke rente kan
oplevOTen.
Saïd of St Said is de Arabische naam van
OpperËgypte. Zie onder JB^iê,
SaM-Pafióa (Mohammed), <mderkoning van
£S7Ptc, geboren in 1822, was de vierde zoon
van MAtmêd Mi en de opvolger van z|tn
neef Ahbas-Fa^a. HU kwam den 14den Jali
1854 aan het bewind, schafte eenige drukkende
monopoliën af en beperkte den slavenhandeL
In het algemeen doorzag hU met schranderen
blik de belangen van ayn herland, was zeer
verdraagzaam Jegens beladers van andere kerk-
genootschappen en vermaakte zich wel eens
maanden lang met de exercitiën der soldaten
en het verzamelen van geld voor zyneenigen
aoon. Om zich zooveel mogelUk los te maken
van de Porte, vergunde hQ aan Frankryk
groeten invloed op zQn regeeringsbeleid en
l)evorderde zoowel den aanleg van het Suéa-
kanaal als de belangen der Fransche expedi-
tie tot het opsporen van de bronnen van de
Ntfl. Zelft volbracht hy in Mei 1862 eenereis
naar Frankryk en overleed den 18den Janu-
ari 1868.
Saïd-Paeóa (Mehemed), bUgenaamd KuU-
fuk, een Tnrkseh staatsman, bevorderde in
1860 onder FoeadFatfa het dempen der on-
losten in Sjrië, waarna hem de waardi^eid
van Pa^a werd toegekend. Daarna trad hg
op als gouverneur van de eilanden van den
Archipel en van Cjrpms en stond bU het begin
Tan den Russisch Tnrksohen Oorlog (1877—
1878) aan het hoofd, der San^aks, Toelt^a
en Timowa, t^rwgi hj| deel nam aan den strQd.
Ka den vrede riep Sultan AhdodMamid II
hem tot het secretariaat van zgn Kabinet en
benoemde hem tot lid der herv<Mrming8com-
missie, waarna h0 met Poifcfr-Pa^a rondreisde
ia Klein Azië. In 1879 werd hy eerste minister,
doch zyn verzet tegen de eisohen van Engeland
kwam hem in 1880 op het verlies van zyne
betrekking te staan. Hy slaagde er in de uit-
eenioopende gevoelens over de grenzen van
Griekenland en Montenegro tot eenheid te
brengen en eene schikking te treffra met de
schuldeischers van den Tnrkschen Staat. Door
een proces tegen de moordenaars yan Sultan
Abdod-Aiit wist hy zyn tegenstander JfuOacl-
JPa^a uit den weg te ruimen. Den 2den Mei
1882 ontving hy wederom zyn ontslag, aan-
vaardde in Juli nogmaals de portefeuille, werd
in December 1882 grootvizier en bekleedde
deze betrekking tot in den herfot van 1885.
Saigoen, sedert 1862 de hoofdstad der
Fransche kolonie Cochinchina in Achter-Indië,
is tevens de belangrykste plaats voor den
Europeeschen handel tussohen Singapore en
Hongkong. Zy ligt op de delta der Saigoen-
riviar, 96 Ned. myi van de zee, maar is ge-
durende den vloed toegankeiyk voor zeeschepen
en bezit eene seheepstimmerwerf. een taig-
huis, eene kerk, scholen, onderscheidene regee-
ringsgebouwen en telt 15000 en met de
naburige Ohineezenwyk Cholen ongeveer
50000 inwoners. De Europeesche wyk is regel-
matig aangelegd en met flraaie huizen vereerd.
Deze stad is eene vryhavea, en het voornaam^
ste artikel van uitvoer is er ryst
Sailer (Johan Michaël), een B. Katholiek
godgeleerde^ geboren den 17den November
1751 te Aiesing in Opper-Beieren, werd in
1770 Ud van de Orde der Jezuïeten, in 1784
professor te Dlliingen, in 1799 te Ingolstadt,
in 1800 te Landshut, in 1821 eerste domcapi-
tularis te Begensburg, in 1822 coa^jntor en
vicaris-generaal in het bisdom Begensburg, in
825 domproost der hoofdkerk en in 1829
bisscdiop aldaar. Hy overleed den 20sten Mei
1832. Hy is de stichter en vertegenwoordigd
van eene zeer gemoedeiyke en tevens ver-
draagzame richting in zyne Kerk. Zyne
„SammUiche Werke'* zyn in 1830—1842 in
40 doelen in het licht verschenen.
Saima, een fraai Meer met talryke eilan-
den. Ugt in het zuidoosteiyke gedeelte van
Finland en heeft eene oppwvlakte van 40 O
geogr. myi. Het ontvangt binnen zyne rots^
achtige oevers het water van onderscheidene
Finlandsche meren en heeft zelf langs de
Wnoxen, die wegens hare veelvuldige water-
vallen niet bevaarbaar is, zyn af voer naar het
Ladogameer. Het Saimakanaal verbindt het
Meer met de Finsche Golf.
Saint- Andrews, eene académiestad ia
het Schotsche graaftchap Fife en aan eene
baai, heeft een schilderachtig voorkomen, telt
ruim 6000 inwoners en was gernimen tydde
zetel van den aartsbisschop van Schotland.
De hoofdkerk, in 1169—1318 gebouwd, was
weleer éen van de prachtigsto bedehuizen
der Christenen, maar werd in 1559 door
Protestantsche dweepers verwoest. Naast haren
bouwval verheft zich die der kerk van den
heiligen Mt^ulmê, den stichter der stad, die
er in de 9de eeuw met het gebeente van den
heiligen AMdreat aan wal stapte en er een
klooster deed verryzen. De overbiyCBclen van
174
SAINTANDBËWS-SAINT-DENIS.
het aftTtabiaaelioppeigk paleis, op eeiie alefle
fotB aan lee gelegen, sQn thans een laadmerk
▼oor de sehippen. Het domkapittel en de
ahdy waren in het beiit van TontelVke in-
komsten en de aldaar in 1400 geplaatste nnl-
▼ersiteit is de oudste van Schotland en eene
der ondste van noordeigk Eoropa. ZQ bestaat
ait het United CoUege en het 8t Ifary CoUege
en heeft 18 hoogleeraren en ongeveer 160
studenten. In de kerk deier universiteit pre-
dikte w^eer Jokn Kmm, Onder de overige
inriehtingen van onderwQs is het Madras-
Gollege de merkwaardigste; het is tegeiyk
gymnasinm en hoogere hurgerschool, vraagt
sleehts een gering sehoolgeld en beschikt over
een groot aantal beunen. De haven der stad
is van weinig beteekenis en wordt enkel door
kustvaarders en visschers gebruikt
Saint- Amand, sie Arnmu^.
Saint- Aulaire (Louis Clair de Beaupoil,
graaf de), een Fransch staatsman en schrOver,
geboren den 9den April 1778, trad in 1811
als kamerheer in dienst van JSf^paUom^ werd
in 1812 prefect van het departement ICame en
in 1814 van het departement Haute-Oaronne,
maar legde die betrekking neder bQ den
terugkeer des Keiners. Na de Tweede Restau-
ratie tag hg ileh benoemd tot lid der Kamer
van Afgevaardigden en voegde lieh bt) de
Doetrinairen. In 1818 werd h|| herbenoemd
en schaarde aich als schoonsoon van doi
Hertog DeeoKêi aan de sf|de van het ministerie.
In 1881 benoemde LotUtw^k FkUifë hem tot
buitengewoon gesant te Bome en in 1838 tot
pair. Daarop werd hg ambassadeur te Weenen
en van 1840—1848 te Londen, totdat de
Februari-omwenteling hem beroofde van die
betrekking. HQ overleed den 12den Januari
1864. HU heeft sioh verdiensteigk gemaakt
door het schrgven van eene „Histoire de la
Fronde (1827, 8 dln)" en is deswege tot lid
der Académie benoemd.
Saint-Brieuo, de hoofdstad vanhetFran-
sehe departement Cdtes dn Nord, ligt aan dè
Oouet, 6 Ned. mgi van haren mond en alaoo
van den Atlantischen Oceaan, voorts aan den
Westerspoorweg, en is de letel van een prefect,
van een bisschop, van eenige rechtbanken en
consulaten ens. Men vindt er een seminarium,
een lyceum, eene boekerg met 27000 doelen,
een museum voor oudheidkunde, een voor
natuurigke historie, onderscheidene instellingen
van weldadigheid en omstreeks 16000 inwo-
ners, die zteh vooral met Mriekwerk, vis-
scherg en handel besig houden. Hare haven-
plaats is Le Legué.
Saint Oloud, een sta^e met omstreeks
4000 inwoners in het Fransche departement
Seine et Oise en op den hooggdegen oever
der Sdne, Is merkwaardig wegens het aldaar
in 1870 verwoeste kasteel. Dit bestond uit
een groot hoofdgebouw met 2 paviUoenen en
2 vleugels, bevatte prachtige aaien met kost-
bare kunstgewrochten en eene bibliotheek
met 12000 deelen en was omringd door een
groot park met waterwerken. Het werd door
Hertog FkU^pê vam OrUcmê^ een broeder van
Lodewijk XIV gebouwd en later door Jf«rJ0
AmUmett9 vergroot Aldaar werd den 18den
Mei 1804 door Napoleon I het keiierrgk af-
gekondigd, en NofoUon III onderteekende
er in Juli 1870 de oorlogsverklaring aan
Fnrisea. In dien oorlog werd op den ISdea
October 1870 het kasteel door de Franschea
uit het fort op den Mont Yalérlen noo hevig
gebombardeerd, dat het eerlang in bnund
stond en verwoest werd. Een groot gedeelle
der kuastgewrochten en de boekerg ign
echter gedurende dat bombardement door de
Duitschers naar Versailles overgebracht.
Saint-Oyr is de naam van een luurteel
en dorp bg Versailles in het Fransche depar-
tement SeIne et Oise, aan den spoorweg van
Pargs naar QraaviUe. Hier stichtte Lodêtd^k
XIV^ op veraoek van madame dé Mainimom^
eene kostschool voor jonge Juffrouwen. Later
werd deae inrichting herschapen in een hos-
pitaal en ia 1808 in eene militaire school, die
thans nog bestaat en gemiddeld 300 leerlin-
gen telt
Saint-Oyr (Laurent), graaf ^osmoM, maar-
schalk van Frankrgk, g^ren te Toni den
16den April 1764, was eerst miniatuurschilder
en vertrok in 1782 naar Bome, maar trad
bg den aanvang der Bevolutie in Franschea
dienst, werd in 1794 divisie-generaal en voerde
als soodanig bevel in Holland en ItaU6. Wel
moest hg in 1799 agn ontslag nemen, maar
Kapolmm I plaatste hem weder aan het hoofd
eener divisie in Italifi, daarna in Dnitschland,
benoemde hem in 1801 tot staatsraad en tot
geaant in Spai^e en in 1803 tot opperbevel-
hebber van het oceupatleleger te Napels, in
1804 tot chef der kurassiers en in 1806 tot
grootoffider van het Legioen van Eer. Hg
verkreeg daarop onder Jfiw«^Mi een komnumdo
in Opper Italië, bestuurde de belegering van
Venetië, beaette in 1806 Napels, woonde de
veldslagen in Pruisen en Polen bg, werd ia
1807 gouverneur van Warschau, voerde in
1808 bevel over het 7de legerkorps in Cata-
lonië, moest wegens de rampspoedige belege-
ring van (}erona het kommando nederieggen
en werd eerst in 1812 weder in de gelederen
geroepen. Hg streed aan het hoofd van het
9de armeekorps tegen Wihifmuitm aan de
Duna, onderscheidde aich bg Polosk en aag
aich tot maarschalk benoemd. In 1813 voerde
hg bevel over het 14de armeekorps bg Dresden,
werd er gouverneur, d^^iituleerde den Uden
November van dat Jaar en werd met de be-
aetting krggsgevaagen en naar Hongarge ge-
bracht Na den val van KamoUom keerde hg
terug naar Pargs, werd pair van Frankrgk
en ontving het kommandeurskruis van den
H. Lodewgk. Bg de terugkomst van NapoUom
deed hg sgn best, om de beaetting van
Orlóans getrouw te doen.bigven aan dea
Koning, maar ontkwam ter nauwemood
aan de handen der woedende soldaten. Nh de
Tweede Bestanratie werd hg minister van
Oorlog, daarna staatsraad, in 1816 gouver-
neur van Straatsburg, in 1816 bezitter vaa
het grootkruis der Orde van den H. Lodewgk,
in 1817 minister van Marine en vervolgens
weder minister vaa Oorlog. Daar hg de wg-
siging der kieswet afkeurde, legde hg sgao
betrekking neder en overleed den 17dea
Maart 1830.
Saint-Denia, eene arrondisnomentshoofd-
stad in het Fransche departement Seine, ^
Ned. mgi tep noorden van Pftrgs, op den
rechter oever der Seine en aan hare^frivier
de Bouillon, alsmede aan een kanaal en aaa
SAINT-DENIS^SAINTE^BEÜVE.
175
ées K<KatoBpoorifeg, telt ongereer 41000
tewaaezs (1881) en besit, behalTe eene groote
BiemoMchool met 460 leerlingen (een geBticht
-vma de Orde van het Legioen Tan Eer) en
te^Ske €!üiiieken, in de AbdQkerk de aloude
iMgraai^laatfl der Koningen van Franlortlk. In
dat prachtig gebonw, in Bpitsboogetgi opge-
troklLeii, met 2 torens, Toorte met portalen,
bogensaagen enz. reniierd, ?indt men o. a.
de praalgraven Tan Zodewijk vam Orléamêiden
aoon van Kard F) en raa B0ne genAlin
VmUmtim «o» Müam, van Zodewijk XII en
zgne gemalin AsÊina vom Bretagne (Tan Jmtm
Jmgti wX Tonre), Tan Franë I (Tan Pmtt^
Bcmiempê\ Tan SÊménk II en Tan BQne ge-
maHn CaUÊrma dtf JfaeUoi (Tan ^wmanm Füom)^
Tan Koning DagobêH ens. In hetgebeel waren
er bV den aanTang der BeTOlntie 25 Koningen
vaa Frankrflk, 10 Koninginnen en 84 Prinsen
en Prinaemen ter aarde besteld. Andere merk-
TTaardige gebouwen te SaintDenis zQn: de
aieuTTe kerk, in 1867 TOltooid, de Toormalige
abdQ en de belde hangende bmggen, welke
de stad in Terband brengen met den anderen
oever der Seine en met het eiland St. Denis.
De Btad ontleent haren naam aan den Heili-
gen Diomgmu^ die in 273 als martelaar op
den Montmartre te ParOs onthoofd werd en
toen Tolgens de legende z||n afgehouwen
booAl in de handen nam en er mede TOortUep,
door engelen Tergeaeld, tot aan het dorp
Gatnliaonm, het hedendaagsche St. Denis,
waar hQ in eene kapel begraTon werd. Daar
deed Koning Dagobirt^ een zoon Tan Chlota-
firn II, in 680 eene prachtige kerk Torrgaen
(later onder Lodew^k VII, geheel Terbonwd)
en hQ itishtte er eene abdQ, die door schen-
kingen soo rQk werd, dat onderscheidene
Koningen Tan FranlLrijk zich abten Tan St
Denis noemden. De Termaarde oriflamme.
eene drleslippige roode Tlag, was het Taande!
der abten Tan St. Denis er „Montjoie de
St Denis" de wapenkreet der Fransche rid-
ders. Nadat Lodew^k de ffeüigê er het OTor-
sehot Tan al z|fne Toorgangers liad doen bV-
zetten, bleef deze abdtj de begraafplaats Tan
al de Koningen Tan Fnuikr|jk.lntn8schen had
zfl gednrig Teel te igden Tan de Engelsohen
en Tan de Hogeaoten, en deze laatsten behaal-
den er onder Otmdé en CcHiffny den lOdenNo-
Tember 1567 eene belangrijke OTerwinning.
De abt Tan St Denis genoot steeds aanmer*
iMlSke Toorrechten : hQ was lid Tan het Par-
lement, bezat rechtq>raak in geesteiyke en
wereldlfke zaken OTer de stad en haar ge-
bied, alsmede het muntrecht, en kon gemUie
Terleenen aan Teroordeelden. YreeselOk werd
echter de abdQ mishandeld tQdens de BeTO-
lutie. Niet alleen werden de standbeelden der
Heiligen en Koningen aan den Ingang der
kerk ontlioofd en de oudheden en kostbaar-
heden geroofd en Tomield, maar ook in
Augustus en October 1798 op last der Natio-
nale CkmTentie al de l||ken en beenderen der
Koningen opgegraTon en in twee kalkgrocTon
bedolTMi, waarna hunne looden doodldsten en
ook het looden kerkdak Tersmolten werden.
In 1806 herstelde Napoleon I het kapittel Tan
St Denis en bestemde de kerk tot begraaf-
plaats der Keizers Tan Frankrtfk. Na 1816
CTenwel sloegen de Bourhom$ met kracht de
handen aan het werk : de beenderen werden
irit de kalkgrooTen gehaald en ook de OTor-
bigflwlen Tan Lodemyk XVI en Tan Jforw
Awteümtie opgegraTon en te St Dmis bOgeaet,
— Toorts de gedenkteekens en praalgraTen
Tümieuwd en Telekunstgewroehten uit andere
kerken Tan FrankrUk derwaarts OTcrgebracht
Sedert 1840 Mgt de stad binnen denloiagder
Testingwerken Tan Parys en is door onder-
seheidene forten omringd, zoodat z|f in het
begin Tan 1871 door de Pruisen werd gebom-
bardeerd en Teel schade leed. Kort daarna
werd ztl door Duitsohe troepen bezet en bleef
tot October 1871 in handen Tan deuTOand.
— Den naam Tan St. Denis draagt ook een
dorp in Henegouwen, waar den 14den Au-
gustus 1678 de Nederland^s onder Prins
Wülem III eene OTerwinning behaalden op de
Franschen onder den maarM^ialk de Luxtm-
hourg^ — alsmede de hoofdstad Tan hetFian-
sche eiland Beunion, welke 86000 inwoners
telt
Sainte-BeuTe (Cliarles Augustin), een.
verdienstelOk Fransch schr||Ter en Termaard
criticus, die op het gebied der letterkundige
„essays" in FrankrQk de eerste plaats be-
kleedt, werd geboren te Bonlogne sur Mer
den 28sten December 1804, ontTlng zQne op-
leiding aan het College Charlemagne te Par||s,
studeerde in de geneeskunde en hield zich
reeds als student met letterkundigen arbdd
bezig, bQ welke hfl zich eerlang uitslaitend
bepaalde. HQ was een tJTerig Toorstander der
romantiek, zooals blflkt uit stfn roman: „Jo-
sèphe Delorme (1829)'*, — uit den dichtbun-
del: „Consolations (1830; 2de druk 1868)**,—
en lüt zQu „Tableau historique et eritique de
la poésie Fran^aise du XYI siècle (1828)**,
TerT<^gens uitgebreid tot 2 doelen met gewy-
zigden titel (1840; 2de druk, 1876). Later
OTenwel heeft h0 de romantische school Tor-
laten. In 1860 werd hQ conserTStor der Bi-
bliothöque Mazarin en in 1848 lid der Acadé-
mie. Toen ^<i»iN>2Mm ///zich Tan den Keizertg-
ken zetel had meester gemaakt, Tond h0 in Samte-
Bemve een 0Terig medewerker aan den „Moni-
teur**. Sawte-Bemüe werd professor in de LatQn-
sche poSzO aan het College de France, maar de
Bepublikeinschgezinde studenten maakten het
hem onmogeigk, coUegie te gOTcn. Nu zaghü
zich korten ttfd geplaatst aan de Ecole nor-
male, en in 1866 benoemde de Keizer hem
tot senator. HQ OTcrleed den ISden Cctober
1869. Z|jne uitstekende opstellen zün meestal
Terschenen in dagbladen, nameltk als feuille-
ton in den ,,Constitutionner*, den „Moniteur'*
en den „Temps**, en in tydschriften, zooals:
de „ReTue de Paris** en de „RoTue des Deux
Mondes**, doch werden ook afkonderigk uit-
gegOTon als: „Causeries de lundi (1851— 1861,
5 dln)** en „NouTcauz hmdis (1863—1869, 11
dln)**. Daaraan zün de „Galérie des femmes
celèbres (1858 en 1854)** en de „Portraits
littéraires** meerendeels ontleend. Tot derge-
10ke Tcrzameling behooren ook : de „Portraita
contemperains (1847, 3 dln, 3de druk, 1869,
2 dln)** en de „Portraits de femmes (1844;
2de druk, 1845)**. ZQn roman : „Yolupté (1885,
9de druk, 1877)** Tindt nog altQd Tole lezers.
Voorts schreef hQ: „Histoire du Port Boyal
(1840—1848, 3 dln ; 2de druk, 1860, 5 dln)**, —
„Chateaubriand et sou groupe littéraire (1860,
2 dln ; 3de druk, 1878)**, — „Etudes sur Chrimm
176
SAINTE-BEÜVE— SAINTEVEBMONT.
(1868)**, — ,»Le génénl Jomini (1869)", —
^TaUeynuid (1870)", — „Madame Deibordet
Yalnuwe, sa yie, sa correspondanoe etc. (1870)**,
— „ProndhOD, sa vie et sa Gorrespendanoe
(1870)", — ea „Etades sur VirgUe et Qaiate
de Smyne (1857, 2de dnik, 1870)*'.
Sainte-Claire Deville. Onder draeii
Daam rermelden wt):
Okarlei ScntUe-dakê DniUe^ een verdienste-
10k FnmBch geoloog en meteoroloog en gebo-
ren op het eiland St Thomas den 26sten
Febroarl 1814. Hg beaooht de éeole^des mines
te Parus, volbracht wetenschi^pemke reizen
en werd in 1857 lid der Académie, daarna
voorsitter van het Meteorologisch Glenootschap
en in 1872 inspectenr-g^enud van alle mete-
orologische stations in Franlaük. HQ overleed
te Partfs den lOden October 1876. Van sgne
geschriften noemen wl): y,lE,tidM góologiqnes
sar les tles deTénériffèet de Togo (1846)**,^
„Voy
géologiqae auz AntiUcs et aox tles
de Tónóriffe et de Togo (1847)", — „Recher-
ches sar les prindpaaz phónomènes de mété-
orologie et de physiqne terrestre aox Antilies
(1861)**, — en „Sar les variations périodiqnes
de la temperatare (1866)**.
Mêmri EMmmê SmmU Clairê DwUU een oit-
stekend scheikandige. geboren den Uden
Maart 1818 op St Thomas. HQ stadeerde ia
Fraakrtjk en werd in 1845 leeraar te Besan-
9on en in 1851 professor in de scbeikande
aan de Ëcole normale en aan de Sorbonne
te Parus. Eerst deed hg proeven over de
harsen en bepaalde zich vervolgens bQ de
anorganische chemie. HQ ontdekte in 1849
het salpetenaar anhydride, ondenocht de
koolzare aoaten der metalen en vestigde in
1855 zgne aandacht op het alamininm. In dit
Jaar bracht hg de eerste alominiambaren op
de tentoonstelling te Pargs. Met JTöUer deed
hg proeven omtrent het boriom en het sili-
otam, en met Dèbray volbracht hg een merk-
waardig onderaoek omtrent het platina, dat
hg met halp der knalgasvlam tot smelting
bracht Met Ocmtob paste hg de gevondene nit-
komsten omtrent het alnminiam ook toe op
het magnesiam en legde alsoo den grondslag
voor de magnesiamindastrie. Van groot be-
lang waren voorts sgne ondersoeldi^pen over
de dissioclaüe van scheikandige verbindingen
hg een hoogen warmtegraad, waarna hg lich
besig hield met eene Csbriekmatige voort-
brenging van snarstof. Hg schreef o. a.: „De
ralaminiam, ses propriétes etc. (1859)'*, ^ en
„Metallorgie da platina etc. (met i>0&niy, 1868,
2 dln)**. Hg overleed te Pargs den IstenJiUi
1881.
Bainte-Croix of Samia CHm, een Deensch
West-Indisch eiland, éen der Maagden-Eilan-
den, heeft eene nitgebreidheid van nagenoeg
4 O geogr. mgi en telt ongeveer 23000 in-
woners. Het verheft zich in het noorden tot eene
hoogte van 352 Ned. el, is ten aaiden en ge-
deelteigk ten noorden door koraalriffen om-
ringd en levert vooral suiker en katoen. De
bossohen zgn er aanmerkeigk gedand. De
hoofdstad is ChristianstiUlt aan de noordknst,
met eene veilige haven. Dit eiland werd door
CMmmbui op zgn tweeden tocht ontdekt, kwam
achtervolgens in het bezit van Nederlanders,
Engelschen en Spanjaarden, voorts in 1851 als
Fransch leengoed in dat der Ifalteeaer ridders.
en werd in 1783 door Denemarken gekocht
Saint-Elme(Ida), eene bem^te Fransehe
schrgfeter en gelnkzoduter, bekend onder den
naam van La Ooniemporavu ^ was geboren in
1778 te Yalombrose, werd de minnares van
onderscheidene generaabi van NapoUom^ zoo-
dat men haar „La veave de la grande armee**
noemde, en deed in 1829—1880 eene reis
naar het Oosten. Na de JnU-omwenteliag
woonde zg te Londen en overleed in 1845 ii
de grootste armoede in het hospice der Ursa-
linciinnen te BrosseL Geroot opzien verwaten
hare „Mémoires d*ane contemporaine (1827,
8 dln; 2de drnk, 1888)*', waarin zg bgzonder-
heden mededeelt over de voornaamste pene-
nen van de Bepabliek en van het Eenta
Keizerrgk. Voorts schreef zg: „Les soirees
d*aatomme (1827, 2 dln)*', — „La contem-
poraine en Egypte (1831, 6 dln; 3 druk,
1833)**, — en „Mille et nne canseriea (1884,
2 din)**.
Sninte-Marie of Natti Boendk^ een eiland
aan de oostzgde van Madagascar, behoort se-
dert 1820 aan Frankrgk, telt op 16Vi D
geogr. mgi rnim 6000 inwoners en is door
een smal kanaal van Madagascar gescheiden.
Men vindt er Port Lonis en het fortLooqaez.
Saintes , eene arrondissementshoofdstad van
het Fransehe departement Charente Infé-
rieare, ligt aan twee spoorwegen enteltbgna
12000 (als gemeente bgna 16000) inwoners.
Men heeft er eene bibliotheek, een college,
eenige hospitalen en onderscheidene Csbrieken.
zg is het oade Mediolanam, de hoofdplaats der
Santonen. Er bestaat nog een triomfboog van
Chrwmmiemê en men vindt er de overt>igfiBelen
van een amphitheater met raimte voor 20000
personen, van eene waterleiding, van baden
en Icanalen.
Saint-Etieiine, de hoofdstad van het
Fransehe departement Loire, niet ver van de
Loire aan het rivierlje Forens en in een groot
steenkolenbekken gelegen, behoort tot de be-
langrgkste indastriesteden des lands, is on-
regelmatig gebonwd, heeft een somber voor-
komen, is in het bezit van eenige rechtbanken,
van een hervormd consistorie, vaneenlyceam
en van onderschddene andere inrichtingen van
onderwgs, van eene boekerg met 12 000 deelen,
van een schoawbarg, van onderscheidene ge-
nootschappen en telt 111000 inwoners (1881).
Het vwm^de steenkolenbekken is 32 Ned.
mgi lang en 8 Ned. mgi breed en levert eene
groote hoeveelheid nitmantende steenkolen.
Voorts zgn er gzergietergen, wapensmedergen,
aan^enigke wevergen enz.
Saint-Evremont (Charles Margaete da
St. Denys, seignear de), een verdiensteigk
Fransch schrgver, geboren den Isten April
1613 te St Denis bg Ck>nstance (Normaadië),
werd opgevoed door de Jezoïeten, stadeerde te
Caen en te Pargs in de rechtsgeleerdheid, trad
daarop in krggsdienst, streed dapper bg Bocroi,
Freibnrg en Nordlingen, verdedigde gednrende
de onlasten der Fronde de zaak des Konings
en zag zich in 1652 tot veldmaarschalk be-
noemd. Een satyrieke brief van zgne hand
over den Vrede der Pyreneeën en over Jftwana
noodzaakte hem tot de vlaeht naar Holland ,
en vanhier begaf hg zich in 1662 naar Enge-
land, waar hg zgne dagen doorbracht aan het
Hof en den 298ten December 1703 overleed.
SAmr-EVBEMONT— SAINT-JOHN.
177
Op latterkmidig gebied rervrierf hQ grooten
lof door sgn bigspel : ,,Le8 académioieiiB (1644)*'.
Voorte schreef kg gedichten, fiibels, brieven,
aamenspraken, wOsgeerlge verhandelingen ens.
en onderscheidde zteh door zyne gave van
opmerking en door een kearigen stOl. Zg
frerden venameld uitgegeven te Londen in
1706 in 8 deelen.
Saint-Félix (Jnlee de), eigenigk ¥ê/m
4?AM0TmÊX^ een Fransch schrUver, geboren
in 1806 trad eerat op met „PoésieB romaines
(1880)** en leverde vervolgens eene lange
re^M van romans, looals: „Cléopatra, reine
d*Eg7pte (1886, 2 dln)**, — „Les nnits de
Bome (1858; 2de dmk, 1864)**, — „Scènes de
la vie de gentilhomme (1868)**, — en „Les
eousines de Satan (1868)**. Ook schreef hQ:
JLe Bh6ne et la mer (1846)**, — „Lestribons
(1842)**, — „Histdre de Napoléon II, rol de
Bome (1858)**, •— en „Les aventores de Ca-
gUoatro (1854)**. Htj was geplaatst bfl de
commissie voor de censnnr bQ het departe-
ment van Binnenlandsohe Zaken en overleed
in 1874.
Saint-Genois (Jnles Lndger Dominiqae
Ghislain, baron de), geboren den 228ten ICaart
1818 te St Qointens-Lenneck in de Belgisohe
provincie Znid-Brabant, stadeerde te Mechelen
en te Gent in de letteren en rechten, werd
in 1886 provinciaal archivaris van Oost-Ylaan-
deren, in 1848 hoogleeraar en bibliothecaris
aan de nniversiteit te Oent, vervolgens lid
van den gemeenteraad en schepen aldaar, en
overleed er den lOden September 1867. HQ
was lid der Koninkiyke Académie van Bel-
M en schreef onderscheidene Fransche en
vlaamsche werken. Daarvan vermelden wQ:
„Anna, historisch tafereel uit de „Vlaemsche
geschiedenis tUdens Anna van BonrgOAJe,
In 1477 (1844)**, — „De grootboekhouder,
eene Oentsche vertelling (1851)**, •— „De
6t Lievens-Zotten in 1467 (1852)**, — „Het
Vlaemaeh in het noorden van FrankrQk (1858)**,
— „Historische verhalen (1852)**, — „Het
kasteel van Wildenbnrg of de mnitelingen
van Oostende (1861)**, — ^n „Levensbericht
van CNMewinns Josephns Angostns, baron de
fitassart (1855)**. Ook leverde hU opstellen
in verschillende tOdschrlften.
Saint-Gtoorgefl (Jales Henri Yemoyde),
-een Franschtooneelschrgver, geboren te ParQs
in 1801, trad op met den roman : „Les nnits
ierribles (1821)** en leverde vervolgens een
groot aantal operateksten. Wg noemen van
faem: „Lndovic (1888)**, — „Le plantenr
<1889)", — „L*e8clave de CïamoënB(184d)**,—
ijLe Laznrone (1844)**, — „Les monsqnetaires
de la reine (1840)**, — „Le val d*Andorre
<1848)**, — „Les amonrs dn dlable (1852)**,
— en „La Bohémienne (1862)**. Van tOne
romans vermelden wQ nog: „Le livre d*henres
<1840)'», — „Un mariage de prince (1849)**,
— en „L*eeplon da grand monde (1851)**. Hg
was eenigen tgd directeur der opéra comiqne,
werd officier van het Legioen van Eer en
•overleed te ParOs den 28st6n December 1875.
SainMïennain (De graaf van), een be-
nefat gelukzoeker der i8de eeuw, gaf voor,
dat hg , 20 of 80 -eeuwen oud, OhrUtuê en de
Apostelen gekend had. Zgne uitgebreide kennis
•en beschaalde vormen verleenden hem toe-
^fang tot de aaaaienigkste kringen en beaorg-
XIII.
den hem de gunst van Lodewijk Zr, Vorst
Orlof, den Markgraaf wm Anébaeh^ den Land-
graaf wm Sêiêên enz. Men vermoedde, dat hg
door diensten als spion groote schatten ver-
wierf, doch hg stierf in behoeftige omstandig-
heden te EckemfSrde in 1784.
Saint-Germain-en-Laye, eene stad in
het Fransche departement Seine et Oise en
in het arrondissement Yersailles , is schilder-
achtig gelegen op eene hoogte aan de Seine
en aan .den Westerspoorweg en bezit eene
drukke markt en omstreeks 58000 inwoners.
Het Bosek van Saint (j^muün-en-Laye heeft
eene uitgebreidheid van 4400 bunder en is
door een muur omringd; dAar verrgst het oude,
vermaarde kasteel, onder Koning Ki»rd Fin
1870 gesticht, sedert Frans I het gewone
verbigf van het Fransche Hof. Het werd dan
ook meermalen vergroot en verfraaid. Onder
Lodew^k XIV was het de woonplaats van
Koning Jaeobn$ II van Engeland, die er in
1701 overieed. Later diende het ook tot ka-
zerne en werd in 1840 tot verbigf voor een
strafbataUon ingericht. Nofoleon III echter
deed het herstellen en plaatste er in 1862
een museum van nationale oudheden.
Saint Hilaire, zie onder BarthéUmjf ea
&9offroy 8(rita-SUaire.
Voorts vermelden wg nog: Angfuüm Fran^iê
OUar Fnmcemal 8aM-WX<wre^ een Fransch
natuuriEcnner en reiziger, geboren te Orléans
den 4den October 1799. Hg maakte zich te
Hamburg bekend met de Duitsche taal en
letterkunde, wgdde zich aan de studie der
kruidkunde en vergezelde den Hertog dé
Lux9mh<mtg naar Brazilië. Hg schreef: „Hls-
toire des plantes les plus remarquables da
Brésil et dn Paraguay (1824)**, — „PUntes
usueUes des BrésiUens (1824—1828)**, —
„Flora Brasiliae meridionalis (1825—1888, 8
dln)**, — „Voyage dans les provinces de Blo
de Janeiro et de Minas GeraSs (1880, 2 dln)*',
— „Voyage dans le district des diamants et
sur le Utoral du Brésil (1888, 2 dln)**, —
„Voyage aux souroes du Bio de St Francisco
et dans la province de Goyaz (1847—1848,
2 dln)**, — en „Voyage dans les provinces
de Sidnt Paul et de Sainte Catharine (1851,
2 dln)**. zgne „Le^ns de botanique (1840—
1841, 2 dln)** werden zeer gunstig ontvangen,
en hg overleed te Pargs in 1858.
Saintine (Joseph Xavier), een verdienste-
igk Fransch schrgver, geboren te Pargs den
lOden Juli 1798, zag zgne geschriften tot
driemaal toe door de Académie bekroonden
bepaalde zich voorts bg dramatischen arbeid.
Den meesten roem echter verwierf hg met
zgn roman: „Picclola (1886)**, welke meer
dan 40 uitgaven beleefde, in bgkans alle Euro-
pésche talen werd overgezet en hem den
Prix-Monthyon bezorgde. Van zgne romans
vermelden wg voorts: „Jonathan le vision-
naire (1825)**, — „Le mutilé (1884)**, — „(Jne
mi^tresse de Louis XTTT (1884)**, — „Antoine
(1889)**, - „Bécito dans U toureUe (1844)**,
— „Les trois reines (1868)**, — en „Seull
(1857)'*. Voorts schreef hg ongeveer 200 too-
neelstukken en overleed den 24sten Januari
1865.
Saint-John (De), eene Noord-AmeriltaaB-
Bche rivier, ontspringt in het zuidwesteigk
gedeelte van den Staat Maine en valt na een
12
178
SAINTJOHN— SAINT-LABIBEBT.
loop YUi 966 Ned. mgi bS de stad St John
in de Fundybaal, tot den AtlAntiachen Ooeaaoi
behooiende. Omstreeks 866 Ned. mOl boTen
haren mond Tormt iQ de Grand Falls ter
hoogte yan 28 Ned. el, en vanhier af is iQ
▼oor kleine envanFrederictownafvoorgroote
schepen bevaarbaar. Dicht bQ de stad St John
verheffen sich echtor klippen in de rivier^
beddingen, die slechts bQ hoog waterschepen
doorlaten. Een groot gedeelte van hare oevers
is met dichte wouden beset. — De stad St.
John, aan haren mond gelegen, verheft dch
op een rotsachtigen bodem, heeft eene roime
haven, een levendigen handel en ongeveer
26000 inwoners (1881). Den 20sten Janil877
is de halve stad door brand vernield.
Sttint-John. Onder desen naam vermel-
den wt):
James AnguiUu SaUit^okit, een Engelsch
schryver, geboren den 24sten September 1801
in het grMftchap Caermarthen. HQ kwam in
1817 te Londen, volbracht groote reilen, vooral
in Egypte en Nnbiö, en schreef onderschei-
dene werken, van welke wy noemen: «Lives
of celebrated tiavellers (1880)", — „Anatomy
of society (1881, 2 dln)", — j^History, man-
ners and cnstoms of the Hindoes (1831, 2
dln)", — „Egypt and Mohammed All (1884,
2 dln)", — „The history of the manners
and cnstoms of ancient Greeks (1842, 8 dln)'*,
— ,»Egypt and Nabia (1844)", ~ «Oriental
album: characters, cnstoms and modes of
life in the valley of the KUe (1848 en 1861)", —
„There and back again in search of beauty
(1868)", — „Oanses and forms of revolution
(1864)", — „Louis Napoleon (1866)", — en
„History of Uie four conquests of England
(1862, 2 dln)". Ook schreef hg nog een
„Life of Sir Walter Baleigh (1868, 2 dln)",
waartoe htf eene reis deed naar Spai^e. H0
overleed den 22Bten September 1876.
Fer^ BoUttghrohe SciiUJohm, een Engelsch
schrgver en een zoon van den voorgaande.
HU werd geboren te Plymouth den 4den Maart
1821, reisde in de Oude en Nieuwe Wereld,
en schreef: „The trappers bride (1865)", —
„The enchanted rock (1846)", — „Amy Moss
(nieuwe druk, 1860)", — „The Indian mal-
den (1868)", — „Indian tales (1868)", — en
^The red queen (1864)", — voorts nog: „The
King's musketeer (1849)", •- „Paul Peabody
(1864)", — en „French revolution in 1848
(1848)". Van 1847 tot 1861 was hy correspon-
dent van de „North British Daily MaU" en
hy beschreef den KrimooHog in „The book
of the war (1864—1866)". — Ook aUn broeder
BcMle^ geboren den 19den Augurtus 1869, heeft
onderscheidene reisbeschryvingen geleverd.
Moraee Jtoteoe SainiJohm, desgeiyks een
Engelsch schryver, geboren in Normandië
den 6den Juli 1880. Hy wydde sich aan de
studie der Oostersche letteren en schreef: „Life
of Christopher Columbus (1850)", •— „History
of the British conqnests in India (1861, 2
dln)", — en „The Indian Archipelago, its
history and present State (1868, 2 dln)". Ook
lyne echtgenoot is als sohryflBter opgetreden
met „Audubon, the naturalist in &e New
World (1866)", — „Masaniello of Naples
(1866)", — en „The court of Anna Carafo
(1876)". — Zyn broeder Spencer was gerni-
men tyd consul op Boméo en schreef het be-
langryke bo^: „Life in the forests of the
far East (1872)".
Saint- Johns, de hoofdstad van het Brit-
sche eiland Newfoundland, ligt er aan de
oostkust, heeft eene uitmuntende, door ves-
tingwerken beveiligde haven, eene prachtige
B. Katholieke hoofdkerk, een aansieniyken
handel en 28000 inwoners. Er worden vooral
stokvisch, robbevelien, aalm, traan en pel-
teryen uitgevoerd.
Saint-Joseph, eene stad in Buchanan-
Ckmnty in den Noord-Amerikaansehen Staat
MisBonri, ligt op den linker oever der Ifissouri
aan een negental spoorwegen. Zy werd in
1848 door den Franschman RobkUmw gesticht,
telde in 1846 slechts 600 inwoners en lag in
1880 dat aantal klimmen tot ruim 82000. Men
heeft er eene spoorbrug over de rivier, onder-
scheidene fraaie gebouwen, 17 kerken en 288
werkplaatsen van nyverheid.
Saint-Just (Antoine), éen der hoofdperso-
nen uit den tyd der Groote Bevolntie en geboren
den 26sten Augustus 1767 te Dödse by Nevers,
dweepte met den republikeinschen regeerings-
vorm, verbond sich in 1790 met Mcèetpierre
en werd in 1792 door het departement Aisne
afgevaardigd naar de Nationale Vergadering.
Hy stemde voor den dood van Lodew^k XVI^
sonder uitstel en zonder toelating van appèl,
en droeg niet weinig by tot den val der
Gironde. Als lid van het Comité du Salut
Public werd hy met Lèbas naar de Byn ge-
Bonden, om er het oog te houden op de ti^
pen. Éier deed hy de guillotine rusteloos
werken en toonde lich een voorstander der
terechtstellingen in massa. Ook spoorde hy
Bobetpierre aan tot vernietiging der party
van J)anton. In April 1794 geleidde hy het
noorderleger tot de overwinningen by Char-
leroi en Fleurus, en vormde daarna met
Bobespiêrre en Oomihan in de Nationale Con-
ventie een alvermogend driemanschap. Toen
Bobespiêrre gevoelde, dat hy syn gesag niet
langer kon handhaven, riep hy SamtJust^
die sich by het noorderleger bevond, te hulp.
Laatstgenoemde spande ^ne krachten in om
syn vriend in de sitting van 9 thermidor
te rechtvaardigen, doch te vergeef en hy
beklom met hem den 28sten Juli 1794 het
schavot. Zyne „Oeuvres politiques" zyn later
in het licht verschenen.
Saint-Eitts of 8i. Christopher is de naam
van een aan de Engelschen toebehoorend eiland
der Kleine AntiUen in Westlndië. Het telt
op 8,2 D geogr. myi omstreeks 80400 inwo-
ners, heeft eene langwerpige gedaante en
torscht op het noordwesteiyk gedeelte den
Mount Misery ter hoogte van 48 Ned. eU
Het klimaat is er seer gezond, en men ver-
bouwt er hoofdzakeiyk suikerriet, indigo,
katoen en zuideiyke vruchten. Het is doos
OoUimhus in 1498 ontdekt, in 1628 door En-
gelscheii, in 1626 door Franschen bevolkt en
by den Vrede van Utrecht (1718) aan eerst-
genoemden afgestaan.
Saint-Lambert (Charles Franyois, mar-
kies de), een Franseh wysgeer en dichter,
geboren den 16den December 1716 te Yézelisfr
by Nancy, werd in 1770 lid der Fransche
Académie en onderhield gedurende 40 jaar eeu^
vertrouweiyken omgang met madame d'Eou-
detoi, bekend uit de „Confessions" van Bous^
SAINT LAMKE»T—SAINT-MARC QIRABDIN.
179
Htf overleed te ParVs den 9den Febmarl
1808. Als dicliter maakle bfl lieh bekend door
zgne ySaisons (1769)", alamede door zyne
«PoéBies (1795, 2 dln)'\ Voorts schreef hQ :
„Catéchlsme nniversel (1728, 2 dlo)**, en
„Oeuvres philosophiqns (1800, 6 dln)'\
Samt-L6, de hoofdstad van het Fransche
departement Manche, ligt op den rechter oever
▼an de Vlre en aan een tweetal spoorwegen,
is grootendeels op eene rots en zeer onregel-
matig gebouwd en telt bgna 9000 en als
gemeente mim 10000 inwoners (1881). Men
heeft er eene openbare boekerQ, een mnseum
voor natnnriyke historie en oudheden en een
schouwburg, — voorts firaaie kerken en onder-
scheidene fkbrieken.
Saint-LoiiiB (Zie nevensgaande afbeel-
ding), de grootste en belangrijkste stad van
den NoordAmerikaanschen Staat Missouri,
op den rechter oever van de Mississippi, 82
Ned. mgi beneden den mond van de Mis-
souri en 1 883 Ned. mgi boven Nieuw-Orleans,
ligt op 8 terrassen, van welke het hoogste
sich 60 Ned. el verheft boven den spiegel der
rivier. Zg is regelmatig gel)ouwd en heeft van
de rivierzOde een indrukwekkend voorkomen.
Men heeft er vele (huüe gebouwen en sier-
igke parken en wandelplaatsen. In het zui-
delfjk gedeelte vindt men het Lafftyettepark,
12 Ned. bunder groot, met het standbeeld
van Wiukui^onj — in het zuidwesteiyk ge-
deelte het Tower Grove park, 112 Ned. bunder
groot, en den botanischen tuin van Shaws, —
in het noordelQk gedeelte, op den hoogen oever
der rivier, het Noorderpark, 73 Ned. bunder
groot, — en 6 Ned. m||l ten westen van het
mlddenpunt der stad en met deze door het
Lindell Boulevard (69 Ned. el breed) verbonden,
het Forest Park, 547 Ned. bunder groot. Eene
prachtige brug, in 1869—1874 door JSads ge-
bouwd, leidt over de Mississippi naar Bast St
Louis; zt) is 680 Ned. el lang, heeft 3 bogen
en kostte 24 miUioen gulden. Tot de merk-
waardigste openbare gebouwen behooren er:
het st^eigk gerechtshof (Court house) met
een groeten yzeren koepel, — het hoog ge-
rechtshof (Four Gourts), het stadhuis, het
belastinggebouw, de beurs, het tuighuis en de
loge der Vrijmetselaars. Voorts heeft men er
groote hdtete, banken, bureaux van dagbladen
enz. in klassieken of in renaissances^l. Van
de 162 kerken der stad vermelden wQ: de
Proteetantsch-bisBchoppeigke Christuskerk, de
Boomsch-EathoUeke hoofdkerk, de Messiaskerk
der Unitariërs en de eerste Presbyteriaansche
kerk. De Israëlieten hebben er eene prachtige
synagoge. Voorts heeft men er een groot aan-
tal instellingen van weldadigheid en onder-
scheidene scholen, voor een groot deel onder
de leiding der Jezoïeten, die zich vooral in
deze stad hebben gevestigd. Tot de inrichtingen
van hooger onderwQs behooren er: de universi-
teit van St. Louis, in 1829 gesticht en door de
Jezitfeten bestuurd, met eene boekery met
17 000 doelen, met een museum en 350 studenten,
— de vrQzinnige Washingtonuniversiteit met
800 studenten en eene afdeeling voor meii||es,
— - de polytechnische school, — - de rechtsge-
leerde school, — het DaitschLuthersche Con-
cordia-college, — de stedeigke High school
(gymnasium en reaalschool), — en het College
der ChristelUke Broeders. Voor de volksbe-
XIIL
sohaving wordt goed gezorgd, — ook voor
het onderwQs in het Duitsch. Tot degeleerde
genootschappen behooren er de Académie van
Wetenschappen, in 1856 gesticht, en de Missouri
Historical Society, in 1865 verrezen. Van de
bibliotheken vermelden wIJ: de Mercantile
Library met 50 000 en de Public School Library
met 56000 deelen. Vluchtelingen, in 1848 uit
Duitschland verdreven, hebben er een belang-
ryken invloed gehad op de wetenschappeiyke
ontwikkeling. Voorts heeft de gunstige ligging
der stad ' haar tot eene stapelplaats van het
westen gemaakt De banken werken er met
een gezamenlijk kapitaal van 150 millioen
gulden, en tot de voornaamste handelsartikelen
behooren er graan, katoen, lood, hooi, zout,
wol, huiden, vee, varkens vleesch en suiker.
Tevens bloeit er de nijverheid, en de waarde der
jaarlOksche productie klom er reeds in 1874 tot
570 millioen gulden. In de voorstad Oarandolet
vindt men groote Ozergieter|jen, plettertjen
enz. Voorts heeft men er vele korenmolens,
varkensslachterijen, suikerraffinaderijen, glas-
blazerijen, tabakskerverijen, machinenfobrieken
enz. Nabj} de stad wordt veel ijzererts opge-
dolven. Het klimaat is er zeer ongunstig: in
den zomer heerschen er by drukkende hitte
kwaadaardige koortsen en in den winter is het
er zeer koud. De bevolking is er inzonderheid
sedert 1839 sterk toegenomen; sQ bedroeg in
dat jaar nog geen 7000, doch in 1880 reeds
350518 zielen, en onder dezen bevonden zich
bIJna 55000 Duitschers. Op de plaats, waar
thans SaintLouis zich verheft, werd den 15den
Februari 1764 door den Franschman Pietre
Ladèdê het eerste blokhuls gebouwd. Nadat
er zich eenige kooplieden in pelterQen gevestigd
hadden, werd de plaats met het overig gebied
van Louisiana, waartoe Missouri in diediBM|ren
behoorde, aan de Spanjaarden afgestaan. In
1800 verviel dit gebied weder aan Frankrijk,
doch werd in 1803 door Bonaparte aan de
Vereenigde Staten toegekend. Na dien tjjd
ontwikkelde zU zich met kracht, doch werd
den 27sten Mei 1849 door een zwaren brand
geteisterd.
Saint-Malo, zie Jlfalo (St).
Saint-MaroQirardin(Fran9ois Auguste),
een Fransch dagbladschrijver, geboren te Parus
den 12den Februari 1831, studeerde aldaar in
de rechtsgeleerdheid, werd in 1826 leeraar aan
het coU^ Louis Ie Qrand, ver?rierf in 1828
met FkUarHe CkaiUi door zQu geschrift:
„Tableau de la littórature fran^aise au XVI
siècle (nieuwe druk in 1862)" den eersten
pr|js der Académie, nam deel aan de redactie
van het „Journal des Débats** en ondernam
in 1830 reizen naar Italië en Duitschland,
waar by vooral den toestand van het onder-
wijs gadesloeg. H|j maakte zQne opmerkingen
openbaar in de geschriften : „Notices politiques
et littéraires sur rAilemagne (1835)'', ^ en
„Rapport sur rinstrucüon intermediaire en Aile-
magne (1835—1838, 2 dln)'', Uter gevolgd
door de „Souvenirs de voyages et d'études
(1852—1853, 2 dln)'\ Na z|jn terugkeer ves-
tigde hg als volksvertegenwoordiger en later
ah lid van den raad van openbaar onderwijs
z|jne aandacht inzonderheid op schoolaangele-
genheden. Voorts was hy dagbladschrijver en
schitterde door zijne voorlezingen in de Sor-
I bonne, waar hü met het onderwijs in de geschie-
180
8AINT-MABC OIBABDIN.
denis en later in de Fnuscbe letterkunde was 1 Termelden wt| nog: ^Coim de litténtiire di»-
belast In 1844 werd bQ lid van de Académie | mallqne on de Vusêge dee paasioni daoa Ie
en leefde in goede Teratandbouding met de
Yfienden van NemoUon. Hy overleed teParya
den i,llden April 1878. Van ayne geacbriften
drame (1844; 11de dnik, 1876—1877, 6 dln)", —
„Soavenirs et réflexions politiqnes d*nn Jonr-
naliBte (1859)'\ — ,,La Syrië en 1861; oon-
SAINTMABC GIBABDIN-SAINT-QUENTIN.
181
difkm das ChrétleiM en Oriënt (1862)**, —
«Litfnitaine et les flilralMee (1867, 8 dln)**,
— en „J. J. Bonneaa, n vie et aeeoavniges
(1876. S dln)**.
Samt-MartiiL een eiland der Kleine
Antmen in Weet-]jidi6, dat op 1,79 Q geogr.
mui mim 6000 inwonem telt, behoort half
aan Frankrgk en half aan Nederland, doch
het Boerendeel der Eoropeeeche bevolking
bestaat nit EngelBchen. Tot de nitroerartikelen
behooren er soiker, nun, katoen, tabak en
aovt
8«int-Martin (Lonls Claade, markies de),
bOgenaamd Lê pkUoicpkê mmomw en geboren
te Amboise den 18den Janoarl 1748, trad in
krOgsdienst en wtfdde iQn vrgen t^d aan de
beoefening der letteren. HQ reisde Toorts in
Doitschland, Zwitseriand, Engeland en Italië
en vestigde ilch eerst te Lyon en daarna te
Pargs. ^ne laatste leyen^iaren sleet hg ten
hniie van den Senator Lêmoif-Laroeke te Annal
bO CbAtillon en overleed aldaar den ISden
()etober 1808. Van sSne geschriften noemen
wQ: .Des errenrs et de U véritö (1776)*', —
j|Tablean naturel des rapports qni existent entre
IMen, l*homme et Tnnivers (1783, 2 dln)**, —
•Eeee homo, Ie nonvel homme (1796)**, — „De
fesprit des ohoses (1800,2dln)**, — ,»Mini8töre
de l'homme-esprit (1802)*', — «L'homme de
désir (1790, 2 dln; 2de druk, 1802)**, ^ „he
erocodil on la gnerre dn blen et dn mal, po6me
epico-magiqne (1800)**, — en .De Dien et de
lanatnre".
Saint-Kasalre, eene leeplaats en arron-
dissementshoofdstad In het Fransohe departe-
ment Loire Inférienre, gelegen op een voor-
gebergte tnsBchen den Atlantischen Oceaan
en den rechter oever der Loire, bedt een
station van den Orléansspoorweg, eenige recht-
banken en consulaten en wordt verdeeld in
de sombere Ondstad en de fraaie Nienvrstad.
Men vindt er leebaden, scheepstimmerwerven,
eene hydrographische school en mim 17000
inwoners. Men heeft er een levendigen handel,
veel scheepvaart en een geregeld stoomboot-
verkeer met Belle Isle, Lorient, Bordeaux,
Lissabon, Yigo en Oadix.
Saint-Kioolaas, de hoofdstad van het
laad van Waas, ligt in Oost-Ylaanderen aan
den spoorweg van Oent naar Antwerpen. ZQ
heeft eene LatQnsche school, eene fraaie hoofd-
keri[, onderscheidene flibrieken en ongeveer
26000 inwoners.
Saint Omer, eene arrondissementshoofd-
stad en vesting van den tweeden rang in het
Fransche departement Pas de Calais, aan de
plek, waar de bevaarbare Aa sich met het
Nenflbssókanaal vereenigt. en aan den spoor-
weg van BQssel naar (Soais, is de setel van
eenige rechtbanken en bedt een lyceum, een
geestelQk coUége, eene ambachtsschool , eene
botert met 16000 deelen, een museum, on-
derscheidene genootschappen, een aantal in-
stellingen van weldadigheid en ruim 17 000
en als lemeente ruim 22000 inwoners (1881),
die sMi met Isbriekarbeid en handel bedg
honden. Het merkwaardigst gebouw is er de
hoofdkerk van Notre Dune, in spitsboogstgi
opgetrokken, met eene sware klok, een uit-
muntend orgel, 11 kapellen en bedenswaardige
sehildergen. Deie stad heeft 2 voorsteden, zy
was gernimen t{d tn handen der Engelschen,
doch werd in 1678 aan Frankryk teruggegeven.
Saint Paul, de hoofdstad van den Noord-
Amerikaanschen Staat Minnesota, ligt aan de
Mississippi, die vanhier af voor groote stoom-
booten bevaarbaar is, bedt 81 kerken, een
athenaeum, eene R. Katholieke aeadómto,
eenige instellingen van weldadigheid, een
schouwburg en 41<X)0 inwoners (1880), —
voorts drie aandenigke bibliotheken en veel
handel. Zff werd eerst in 1840 gesticht
Saint-Peter'B Port, de hoofdstad van het
Engelsch Kanaaleiland (ïuemsey, verheft dch
aan de oostsyde terrasvormig uit lee, en hare
voorsteden sQu met frade villa*s en tuinen
verderd. Er kQu 26 kerken en mim 16000
inwoners.
Saint-Pierre. Onder desen naam vermel-
den wt|: een aan Frankryk toebehoorend
eiland in Noord-Amerika, 76 Ned. mQl van
de zuidkust van Newfonndland, met het
eiland De aux Chiens op nog geen '/« 9^^'
mgi mim 4600 inwoners tellend en voor de
visscherg niet onbelangr^k ; — eene stad op
het Fransch-Wesi Indische eiland Martinique,
met eene uitmuntende haven en 20000 inwo-
ners; — en eene stad op het Fransche eiland
Réunion, in den Indischen Oceaan, met frade
gebouwen, eene goede haven en 28 000 inwoners.
Saint-Pierre (Charles Irönée Gastel, abbö
de), een Fransch schryver, geboren by Barfleur
den 18den Februari 1668, werd in 1702 ad-
moeienier van de Hertogin van Orléans, in
1696 lid der Fransche Académie, doch later
daamit verwgderd, omdat hy in syn werk:
„Trdtö sur 'la polysynodie (1718)*' het regee-
ringsbeleid van Loinoijlc XIV had afgek^rd,
en overleed te Parys den 29sten April 1743.
Van syne talryke geschriften noemen wy nog:
„Projet de paix perpétuelle (Utrecht, 1718,
3 dln)", — .Mémoire sur les pauvres men-
diants (1724)*\ — .Annales poUtiques (1767,
2 dln)", — en „Ouvrages de politique et de
morde (Rotterdam lt38— 1741. 18 dln)".
Saint-Pierre (Bemardin de), de Bttmnr-
dim,
Saint-Priest (Alexis Gdgnard, graaf),
een .Fnmsch diplomaat en geschiedschryver,
geboren te Petersburg den 20sten April 1806,
ontving zyne opleiding te Odessa en vertrok
vervolgens naar Parys. Hy was werksaam
als ambassadeur by verschillende Hoven en
werd in 1841 lid van de Kamer der Pairs,
doch overleed op eene reis naar Moskou den
27dèn September 1861. Van zyne geschriften
vermelden wy: „Histoire de la royanté (1842,
2 dln)" — „Histoire de la cbüte des Jésdtes
au XVni siècle, 1760—1782 (1844)" —
„Hlstoire de la conqudte de Naples par Cor-
tes d*Ai4ou (1847-1848, 4 dln)", —en .Etu-
des diplomatiques et littéraires (1860, 2 dln)".
Saint-Quentin, eene arrondissements-
hoofdstad in het Fransche departement Aisne,
aan het Kanad van Saint-Quentin en aan den
Noorderspoorweg, is de letel van verschillende
rechtbanken, bezit een lyceum en onderschei-
dene andere scholen, eene boekery met 16000
deelen, verschillende genootschappen en eene
onderafdeelisg der Bank van Frankryk, en
telt byna 40000 inwoners (1881). De stad heeft
met hare 3 voorsteden over het geheel een goed
voorkomen en de voormdige vestingwerken
■yn in wandelplaatsen herschapen. Tot de
182
SAINTQUENTIN-SAINT-VINCENT.
merkwaardigste gebouwen behcxMreii er: de
Araaie hoofdkerk met yele standbeelden en
praalgrayen, het stadhuis, het paleis yan
justitie en het lyceum. ZO is éene der meest
nQTere steden uit het noorden yan Frankryk,
— yooral heeft men er yele katoenspinneryeni
weyertjen yan katoenen en wollen stoffeui
bleekertfen ens. Ook yeryaardigt men er beet-
wortelsniker, pi^ier, hoeden, seep en bier,
terwyi er in al die yoortbrengselen een leyen-
dige handel bestaat. •— Het Kanaal yan Saint-
Quentin begint aan de Schelde by Eamerrlfk
en loopt langs de stad Saint Qoentin naar
het stroomgebied der Seine, om zich yeryol-
gens te yereenigen met de Oise; het is 96
Ned. mt)l lang en dient yooral tot yeryoer yan
steenkolen. — By de stad Saint Qoentin leden de
Franschen den lOden Augustus 1567 eene neder-
laag tegen de Spanjaarden onder aanyoering
Tan Sgmond. Den 12den üaart 1814 yiel zQ in
banden der Eoasen, en in den oorlog yan
1870 en 1871 werd sy by herhaling door de
Duitsche troepen beaet en weder ontruimd.
Den 19den Januari yan dat Jaar werd het
^Pransche leger onder FaidJkerbe er door het
Duitsche onder Chebe» geslagen. Laatstge-
noemde maakte ongeyeer 10000 soldaten
krygsgeyangen en yeroyerde 5 stukken geschut
Het aantal dooden en gewonden was aan elke
«yde ongeyeer 3000.
Saint-Bóal (César Viohard, abbó de),
een yerdiensteiyk Fransch geschiedkundige,
geboren te Chambéry in 1639, wydde sioh
te Parys aan de studie der geschiedenis, werd
historiograaf yan Sayoye en yerwierf groeten
roem door ayne: „Histoire de la oonjuration,
que les Espagnols formérent en 1618contrela
république de Venise (1674)". Hy oyerieed in
1692, en zyne werken syn o. a. in 1757 in 8
deelen uitgegeyen.
Saint-Simon. Onder dezen naamyermel-
den wy:
Louii de Rouvroy^ hertog de Saint Simon*
«en yerdiensteiyk Fransch staatsman. Hy werd
geboren den 16den Januari 1675, trad als
petekind yan Lodewijk XIV in dienst, on-
derscheidde zich by Fleurus en by Neerwin-
den, — werd in 1693, als opyolger yan zyn
yader, hertog en pair en zag zich teyens 1>e-
ymlerd tot brigadegeneraaL Gedurende het
Begentschap behartigde hy de 1>elangen yan
den Hertog tan Orléans^ begaf zich na den
dood yan den Regent naar zyne goederen, en
oyerieed te Parys den 2den Maart 1755. zyne
„Mémoires (1756—1758)'* yormen eenebelang-
ryke bron yoor de geschiedenis yan zyn tyd
en bezorgden hem den naam yan „Franschen
Técitus". Een groot deel yan zyne letterkun-
dige nalatenschap is echter door de Regeering
in beslag genomen, en met gedeelten hieryan
zyn latere uitgayen dier „Mémoires" yerrykt,
terwyi eene yoUedige uitgaye nog altyd yer-
wacht wordt. Zyne gedenkschriften zyn gees-
tig yan yorm en yermetel yan inhoud, door-
gaans donker gekleurd, doch niet boyen de
yerdenking yan party digheid yerheyen. Een
uittreksel daaruit leyerde Lanneau onder den
titel: „Scènes et portraits choisis dans les mé-
moires authentiques du dnc de Saint Simon
(1876, 2 dln)".
Ctaude Senry^ graaf de Saint- S'mony een
kleinzoon yan den yoorgaande en stichter
eener socialistische secte. HQ werd geboren
te Parys den 17den October 1760, ootying
onderwys yan d'AUmbert en was reeds in syne
Jeugd met dweepzieke geyoelens yenruld.
Op 17-Jarigen leeftyd begaf hg zich naar
Amerika, streed onder Woikimgton^ zocht by
de Regeering yan Mexico het plan aan te beye-
len om de Zuidzee door een kanaal met den
Atlantischen Oceaan te yerbinden, bemoeide
zich in Holland met eene expeditie tegen de
Britsch-Indische koloniën en in Spanje met
den aanleg yan een kanaal, doch zonder ergens
iets tot stand te brengen. Hy yerloor gedu-
rende de Fransche Omwenteling zyn yermogen,
doch speculeerde met den Graaf ttm Bêdem
in yaste goederen en yerwierf hierdoor eene
winst yan 144000 fhuics. Nu bepaalde hy zich
aanyankeiyk tot de studie, doch yeryiel wel-
dra tot een weelderig leyen, waardoor hy op
nieuw lyn yermogen yerloor, en ging toen <h^
reis. Eerlang werd hy door een huweiyk weder
ryk, maar gaf zich teyens oyer aan eene
yerregaande yerkwisting, zoodat hy tot ar-
moede yeryiel en zich met eene betrekking
yan klerk moest yergenoegen. In 1823 deed
hy eene poging om zich dood te schieten,
yerloor daarby éen oog, wydde zich nu aan
piëtistische leyensbeschouwingen en oyerieed
te Parys den 19den Mei 1825. Tot zyne merk-
waardigste geschriften behooren : „Lettres d*un
habitant de Genèye 4 ses contemporains (1803)",
— „L'organisateur (1820)", — „Sjstème in-
dustriel (1821)", — en „Nouyeau christianisme
(1825)". De dweepzieke taal zyner werken en
de uitspattingen zyner yolgelingen zyn oorzaak
geweest, dat men hem gerekend heeft onder
de mannen, die zich beyyerden, de be-
staande orde yan zaken te ondermynen. Dit
is echter eene dwaling. 8aint-8imon heeft
slechts beweerd, dat de nyyere beyolking
grooteren inyloed moest hebben op hetregee-
ringsbeleid. Zyne aanhangers trokken uit ^ne
leer, met den naam yan Saini Simoniimus
bestempeld, yerkeerde geyolgen. Zie yoorts
onder Enfaniin, De werken yan Sami-Simon
zyn in 1865—1874 met die yan Snfaniim in
36 deelen uitgegeyen.
SaintrViotor (Graaf Paul de), een Fransch
schryver, geboren te Parys in 1827, ontying
zyne opleiding eerst te Freiburg in de Breisgau
en yeryolgens aan het Collegium Romanum
te Rome. Na zyn terugkeer te Parys in 1851
wekte hy yeler opmerkzaamheid door lyne
tooneelcritiek in den ^Pays", zoodat hy, toen
ThécpMle Gamtier in 1855 oyerieed, diens
opyolger werd aan de „Presse". zyne opstel-
len onderscheiden zich door een sieriyken styi,
en toen CHrardin in 1868 aan het hoofd kwam
yan het dagblad: „La Liberté", belastte <S(nji#-
Vietor zich met de zorg yoor het feuilleton.
In 1870 werd hy inspecteur-generaal yan
beeldende kunst en schrei: „Les femmes de
Goethe (1869)", — „Hommes et dieux. Etudes
d'histoire et de littérature (1867; 4de druk,
1872)", — „Barbares et baadits. La Prusseet
la commune (1871)", — en „Les deux masques
Tragédie-Ck>médie".
Saint- Vinoent, een Britsoh eiland der
Kleine Antillen, telt op ruim 6 D Creogr. myi
omstreeks 36000 inwoners, heeft gebergten,
die met oorspronkeiyke wouden bedekt zyn
en zich ter hoogte yanl800Ned.elyerheffen,
SAINT-VINCENT— SAKSEN.
183
een neg werkenden vnlkaan, talrgke beken en
een nangenMim klimaat Tot sQne voortbreng-
selen behooren suiker, katoen, kokosnoten,
arrowroot ens. ZQne hoofdstad is Kingstown.
Dit eiland werd in 1496 door OoUmbuM ont-
dekt en viel in 1768 op wettige wQie aan
Engeland ten deeL Tot de bevolking behooren
Portogeeaen nit Madeira en Indische Eoeli*8.
Samt-Vinoent (John Jervis, baron Mea-
ford, graai), een vermaard Britsch admiraal,
geboren den 20sten Januari 1786, trad reeds
als knaap in dienst der marine, vertoefde ge-
mimen tyd te ParUs en verwierf in den
Amerikaanschen vrUheidsoorlog groeten roem.
Na den Yrede van 1788 werd hy lid van het
Lagerhuis, in 1790 sehont-bQ-nacht^eroverde
in 1794 de Fransohe koloniën in west-Indië
en lag zich bevorderd tot vice admiraal. In
1797 versloeg hQ met 16 liniesohepen en 4
firegatten eene veel sterkere Spaansohe vloot
op de hoogte van Kaap Saint Vincent, loodat
htf tot graaf van MmPVlnceiU en tot baron
van Meaford en in 1799 tot admiraal benoemd
werd. Later werd hQ eerste lord der admiraliteit
en in 1806 voerde hg bevel over de vloot in
het KanaaL Als lid van het Hoogerhuis be-
vorderde hg de expeditie naar Kopenhagen en
verklaarde lich tegen het voortietten van den
oorlog tegen Fraakrgk. In 1816 keerde hg
tot het ambteloos leven terug, doch werd nog
in 1821 tot admhral of the fleet benoemd. Hg
overleed den 16den Maart 1828.
Saïs, in de dagen der Oudheid de hoofd-
stad van Beneden-Egypte. de residentie der
Koningen, met een praohtigen, door een meer
omgeven tempel der Qodin Nmtk, waarin zich
tevens de graven van Osirit en van de Farao'i
bevonden, de aetel der wgsheid, waar de
CMeksehe geleerden de lessen vernamen der
Egyptische priesters, verhief lioh aan een arm
van de Ngi op de plek, waar zich thans het
dorp SaelHager bevindt Nauweigks zgn
er eenige muren overgebleven van deze wel-
eer vermaarde stad, doch het Heilige Meer is
er nog aanwezig. Het verliaal van het ge-
sluierde beeld van Sals is eene Qrieluche
legende van lateren tgd.
SflóBAnBohe Gebergte (Het), eene smalle
beigketen op de grenzen tusschen China en
Siboria, ligt tusschen den Altai ten westen
en het Kossogolmeer ten oosten. Het vormt
een gedeelte van het noordeigk randgebergta
De J^iisBeiI stroomt er doorheen. Zgn hoogste
top, de Moenkoe Sardik, verheft zich ter
hoogte van 8490 Ned. eL De helling is aan
de noordzgde met dichte wouden begroeid,
maar aan de znidzgde kaal. Men vindt er
veel wild, en de bergbewoners zgn Jagers,
die tot een uitstervenden Tartaarschen stam
behooren.
Sakêra of Se^a^ een Egyptisch dorp
aan den zoom der Libysche woestgn, niet
ver van de bouwvallen van Memphis, is ver^
maard wegens zgne pyramiden en grafjplaatsen.
De groep der Koningsgraven bestaat er uit 17
muniden. Yaa deze is de Trappyramide, 62
Ned. el hoog, de merkwaardigste ; zg bevat ver-
moedel|k een graf van Jpit, Men he^ voorts
tg Sakftia ook de overbigflMlenvanhetgroote
kerkhof van A»U, wegens den naburigen
tempel van iSwogHf gewoonigk het Serapeum ge-
naamd. De heilige stier Bèpi (^is), de zoon van
Piakf had een tempel te Memphis en werd na
zgn dood als Otir-JBCapi in deze catacomben
bggezet Daardoor ontstond de naam van
Serapii. Al die graven kwamen in 1860 voor
den dag, toen een storm de bedekkende zand-
laag deed wegstuiven. Het Apiskerkhof is in
8 afdeelingOn verdeeld, van welke de beide
eerste wegens het afbrokkelen van het ge-
steente weder gesloten moesten worden. Daar-
enboven vindt men bg Sakftra dnizende graven
van particulieren. In éen van deze werd de
„Tafel van Sakftra gevonden", éen der be-
langrgkste geschiedkundige documenten van
bet oude Egypte. Eindeigk heeft men er de
prachtige grafttede van 7^ en van zgne vrouw
Nêferkotepês zQ is goed bewaard gebleven en
met muurscbilderingen en beeldhouwwerk
versierd.
Saksen is de naam van een volk en tevens
van een aloud hertogdom van het Duitsche Bgk
in de middeneeuwen. Dat volk, van (}er-
maanscben stam, ontleende volgens WUUkimd
zgn naam aan een wapen, $aek of sax ge-
naamd, een steenen mes, en volgens anderen
aan de omstandigheden, dat zg sassen of ge-
zeten mannen waren, in tegenstelling van de
Snoven, die tot de rondzwervende horden be-
hoorden. Waarschgnigk vormden de Saksen,
evenals de Snoven, Alemannen enz., een
volkerenbond, waarin verschillende oude stam-
men, zooals de Cheruscers, Chanken, Angri-
variCrs enz., werden opgenomen, zg woonden
volgens JPtoUmamu aanvankeigk ten zuiden
van het Cimbrische Schiereiland, tusschen de
Eider, de Elbe en de Trave, alsmede op de
eilanden aan den mond der Elbe (Insnlae
Saxonnm). Vandaar af veroverden zg allengs
de landen ter linker sgde van de Elbe tot aan
de andere i^de van de Eems, tot aan de
Lippe en de Unstrut Voorts vestigden zg
zich als zeeroovers langs de kust der Noord-
zee tot aan den mond der Lohre. Voor de
eerste maal vertoonden zg zich met de Franken
aan de kust van Belgi0 en Bretagne, en met
hunne hulp maakte de MenapiSr Ca/ramnm in
287 zich meester van de heersdiappg in Bri-
tannifi. Na dien tgd deden zg gedmrig stroop-
tochten op de kusten van Britanni6 en Qallië.
In 871 werd een troep Saksen in Armorica
door de Romeinen vernietigd, en 29 gevan-
genen brachten zich liever om het leven dan
dat zg genoodzaakt zouden zgn als zwaard-
vechters op te treden. De Saksen, die, ver-
bonden met de Franken, op Bomeinsch grond-
gebied doordrongen, werden in 878 bg Deutz
geslagen. Van de Nederlandsche kusten (litus
Saxonicum) vertrokken zg in 449 met de
Angelen naar Britannl0 (zie ir<M^ en JTorta),
waar zg zich in 460 meester maakten van het
konüigfargk Kent en hunnen naam gaven aan
Wessez, Sussez en Essex. In hun vaderland
waren de Saksen reeds vroeg verdeeld in Oost-
en Westfhlingen, gescheiden door de Weser , —
in Engem of Agrivari6rs aan de beide zgden
van de Weser, — en in Noord-Albingifin
ten noorden van de Elbe. Volgens hun stand
bestonden zg uit Früingen of Vrgen enLiten
of Slaven. Zg werden niet sterk betrokken ia
den stroom der volksverhuizingen, noodat zg
de grondirekken van het GemuMinsdie volk ge-
trouwer en langer dan andere stammen hebben
bewaard. Koninigen waren er onbekend, en zg
184
SAKSEN.
leefden als Trtfe lUmmen onder gekoiene op-
perhoofden. Slechts In tgd van oorlog he-
noemde men een algemeenen herelhebher, die
echter na het herstel Tan den vrede lüne betrek-
king nederlegde. EeneJaarlUkseheTergadering
yan afgeyaardlgden derafiondwiykegeweeteB
(goën), gehouden te Marklo aan de Weaer,
beraadslaagde oyer de gemeenschappeigke be-
langen, inionderheid oyer oorlog en yrede.
Voor 't oyerige was ieder yrfle grondbeaitter
in eigen hnis en hof onbeperkt heer en meester.
Steden hadden de Saksen niet, maar wel
enkele burchten. Hnn godsdienst was leer
eenyondig; ad hadden geen aÜMnderigken
priesterstand. Zelfs na hunne onderwerping
aan de Franken ten tt)de yan Kaïrüdê QtoaU
bleyen ad hnnne ei^naardige instellingen
handhayen. Voorts werden sQ met de Fran-
ken tot de dapperste yolken yan Germani^
gerekend. Zg ondersteunden de Romeinen in
den groeten slag bU Ch&lons (461). Ook hiel-
pen sti in 631 Koning Tkeodmk yan Anstra-
sië het Ryk der ThOringers yerwoesten
en yerkregen tot loon het land tnssehen
den HaiB en de Unstat Inmiddels wer-
den hunne zuidel0ke gewesten eerlang a^
hankeUlk yan de Franken, yan welken ly
aich gedurig aoohten los te rukken. In 668
moesten aQ het onderspit delyen yoor CMa-
rim$ i, die hun eene jaarmksche schatting
yan 600 koeien oplegde. Toen de Saksen
met de opbrengst in gebreke bleyen, ontstond
er een nieuwe oorlog, waarin laatstgenoemden
de oyerhand behielden en het land der Fran-
ken uitplunderden tot aan Deuta. In 688
trokken 20000 Saksen met de Longobarden
nav Italië, yanwaar stj later naar hun ya-
derland terugkeerden; hier echter moesten ad
aich onderwerpen aan de inmiddels derwaarts
yerhnisden Schwaben. In 626 ontstond tusschen
J^arOooU. hertog der Saksen, en Dc^^oitr/, ko-
ning der Franken, een oorlog, waarin B§rikoald
den slag en het leyen yerloor. De Koning echter
yersohoonde de Saksen yan eene sehatting
onder yoorwaarde, dat ay de Frankische gren-
aen tegen de Wenden louden yerdedigen. BO de
toenemende awakheid der Mwoyingteche Vor-
sten hwkregen de Saksen allengs hunne yoor-
malige yrQheid) en ook de Tbfiringers onder-
wierpen aieh aan hun gesag. Eerst Kard
Matrtd drong hen terug en tuchtigde hen
wegens hunne strooptochten in het land der Hat-
tuariëra (Geldeischen). Na den dood yan Kard
maakten stJ gebruik yan het yeraet dw Hertogen
yan Beieren, AJemannië en Aquitanië om ook
aelyen op te staan. Nadat echter Xardmm
in 742 de yesting Hochseeburg yeroyerd had,
bracht h0 met i^ broeder JPi^ifn de grensbe-
wonende Saksen tot onderweri^g) on yelen
yan deaen omhelsden het Christendom. De
ylucht yan beider halfbroeder Oripho naarde
Saksen wikkelde deaen in een nieuwen oorlog
met Ptf^», die in 747 de Frieaen en Wenden
tegen hen opriep, tot aan de Ooker en in
768 tot aan de Weser voorwaarts rukte en
in 769 de Saksen noodsaakte, hem eene
schatting yan 8000 paarden te betalen. HQ
moest eehter reeds het volgende Jaar weder
legen hen te velde trekken. Eerst de krjjgB-
macht van Kard.de QtooU bracht hennaeen
oorlog van 81 Jaar tot volkomene onderdanig-
heid aan de Franken. Reeds in den eenten
veldtocht veroverde hy den Eresbwg aan ds
Diemei, verwoestte de Irminsauil, trok voor-
waarts tot aan de Weaer en ontving van ds
Saksen gyielaars. alsmede de belofte, dat sQ
de eyangeUq;>rediking der Franken niet lou-
den beletten. Doch bereids in 774, toen Kmrd
aich in Italië bevond, heroverden de Saksen
onder WUUkimd en .^iZMo den Eresburg, deden
een inval in het Frankische Heasengan en
plunderden Fritalar. Kard aond eenit 8 leger-
afdeelingen tegen de Saksen in het veld, rukte
toen, na ayn terugkeer uit Italië (776), langs de
Ruhr voorwaarta, verwoestte Hohen-Siegberg,
trok by Brunsberg over de Weser en ber^kte
de Ockw, waarna de Ooatfldingers onder
Soêiioj de Engem onder Brtmo en de West-
falingers aich overgaven en gyaelaars stelden.
Nauweiyks eehter was Kard afgetrokken,
toen de Saksen op nieuw naar de wapens
grepen en zich weder meester maakten van
den Eresbnrg. Eatd maakte aich dan ook
in 776 op en rukte tegen hen ten stryde tot
aan de bron van de Lippe, en de Saksen
beloofden nu, dat ay onderworpen aouden
biyven, terwyi velen van hen gedoopt werdMi.
Op den Ryksdag te Paderbom (777) versche-
nen dan ook vele Saksische edelen, doek
WUtdemd had de wyk genomen naar de
Denen. Onder aanvoering van deaen kwamen
de Saksen gedurende het vertoef van Kaïtd
d$ Orootê in Spaqje nogmaals in opstand,
verwoestten de Bynstreek, maar leden by de
Eder eene geduchte nederiaag. Op nieuw on-
derwierpen sy aich, toen Kard in 769 en
780 door het land der Saksen toog, waarna
in 782 te Lippspringe een Ryksdag gehouden
werd. Doch in laatstgenoemd Jaar overviel
WUtêkiMd een Frankisch leger aan deSflntel
en verdelgde het Nu tn^ JCsiW weder in per-
soon tegen de Saksen op en nam eene geduchte
wraak, daar hy 4600 gevangenen te Verden
aan de Aller deed doeden. Dit gaf aan alle
Saksische stammen het sein tot den opstand,
en eerst na bloedige gevechten, waarin de
Saksen by Detmold en aan de Haae geslagen
werden, terwyi Kard overal het land te vuur
en te awaard verwoeste, legden WUUkmê
en ayn vriend Albio de wapens neder, bega-
ven zich naar Kaïtd te Attigny en ontvingen
den doop. Een capitulare van 788 regelde
daarop den toestand der onderwMpen Saksen.
Het heidendom en alle oproer tegen den Ko-
ning en zyne Graven werden gestreng gestraft,
ierwyi voor *t overige de Saksen eene groote
mate van vryheid genoten, zelfh van belastin-
gen. Toen ay eehter in 798 opgeroepen werden
tot een veldtocht tegen de Avaren, deden ay
eene poging om het Juk dw Franken te ver-
bryaelen, waarby zy ook moesten stryden
tegen de Obotrieten, bondgenooten van
JTofil. Herhaalde tochten des Konings door
hun land, de verplaatsing dw Saksen naar
andere oorden dea Ryks en de vestiging van
Frankische kokmiëtt in het land der Saksen
vernietigden allengs den tegenstand des volks.
(K Kmd^ aooals Akdo veriiaalt, in 808 te
Meta een plechtigen vrede met de Saksen ge-
sloten heeft, is onzeker, daar het oorlogsvuur
van zelf uitdoofde. Door opteekeniag der in
19 hoofdstakken verdeelde »Lex Saxonum**
bewaarde Kmtd hunne aloude wetten en ver-
gunde hun tevens een zeUMandig beheer onder
KONINKRIJK SAKSEN. PR. 1
6«niitrtr« «r iA Em c^cl^p a «^p , 2^ üruik-
Pit
SAKSEN.
185
door den Koning benoemde GraTon. Him werd
geene icliatting opgelegd; i(| behoefden stechte
tienden te betalen aan de Kerk en larggdie-
den te leveren in tUd van oorlog. Er werden
Madommen gesticht te Osnabrfick (780), Ver-
den (786) en Bremen (787) en vervolgens te
Paderbom, en met welk eene geestdrift iQ
de nienwe leer omhelsden, blttkt nit den
^êliand", ten tgde van Lodmijh de Vrome
bg de Saksen gedicht BQ de verdeeling des
luids onder de ionen van laatstgenoemden
Vorst viel het land der Saksen ten deel aan
Lodewijh de Dmie<^ket. Toen tassehen de beide
bloeders een oorlog uitbarstte, loeht de bS
Fontenoy in 841 geslagene Loikarwe I hnlp
bg deJSaksen, doch de vrtfen en slawen slo-
ien een verbond en stonden op tegen de
Frankische heerschappy en tegen de edelen,
die deie begunstigden; iQ wUden met de
alonde onalhankeigkheid ook het Heidendom
herstellen en werden niet aonder moeite door
Lodêmijh onderworpen. De iwakh^d, waar-
mede de laatste KmrUuijfem het land prlJs
gaven aan de strooptochten der Slaven en
Noormannen, welke laatsten het aartsbisdom
Hambnrg verwoestten, gaf aanleiding tot het
ontstaan dw hertogeigke macht onder deSaksen.
Die betrekking werd bekleed door een aan-
limiyk man, lAmdólf genaamd, en ging na
ign dood in 866 over op sQn aoon Brumo^
die in 780 in een rampspoedigen slag tegen
de Noormannen bQ Hnuborg snenvelde. HQ
werd opgevolgd door ign broeder Otto de
Jhorluekii^ej die zyne heerschappy ook over
Thttringen uitstrekte. De koningskroon der
Franken en Saksra, hem in 911 aangebo-
den, wees hy wegens gevorderden leeftyd
van de hand. Zyn soon en opvolger Bemdrik I
werd in 919 tot koning gekoien. Met desen
neemt de rQ der Saksische Koningen een aan-
vang, welke in 1024 met Semdrik II eindigt
Oéio I verhief het dappere Saksische leger-
hoofd Sêman BiOmmsf tot hertog (940—978).
Deie streed tegen de Slawen, vooral tegen
de WagriCrs en Obotrieten, die door aQnneef
Widkmnm werden aangevoerd (956), en bracht
hen met hulp des Keiiers tot onderwerping.
Onder iQn lOon Bemmrd I werden de lan-
den aan de ovenyde der Elbe weder door
de Slawen veroverd, en dit gevaar bevestigde
de Saksen in hunne trouw aan Keiaer Otto IIL
Tevens deden sy reuiensohreden op den weg
der ontwikkeling. Het silver, uit den Han
opgedolven, bracht hun welvaart, en deiebe-
voriderde den bloei van kunsten en weten-
schappen, looals biykt nit de gedichten van
MroewUka en uit de Saksische geschiedenis
van WiHekmd van Oorbië. Ook onder Berm-
Imrd II mt III duurden de ooriogen tegen de
Slawen voort, en met wrevel lagen de Saksen
na den dood Mendrik II de Koningskroon
van hun stam tot dien der Franken terug-
keereo. Er ontstond eene algemeene verbitte-
ring tnssehen de voorstanders van het geslacht
van BiUmg en aartsbisschop Adaüeri van
Bremen, den begunstigd van het Salisehe
Keiaershuis. Zyn bisdom werd door Hertog
OrdtUf geplunderd en verwoest, en de bis-
schop spaarde geene moeite om den Jongen
Koning BèHdrik IV met haattegen deSaksen
te vervullen. Met Magmu^ den loon en op-
volger van Ordtdf^ stierf het geslacht van
BOUmg uit in de manneiyke lyn. Sei»dr%k V
beleende daarop Graaf Leihmrime mm SÊÊfplm-
hmg met het hertogdom Saksen. Wél werd
hy in 1112 van die waardigheid beroofd en
door OHo de B^ke van BaUenstedt vervangen,
doeh hy herkreeg ie reeds het volgende Jaar.
Eerlang echter stond Loiharime weder aan
bet hoofd der <^»standelingen tegen AMciriJb f;
maar de slagby Welftholi verydelde nogmaals
lyn plan, over de Saksen heerschappy te
voeren. Door lyn huweiyk met Biokmtza^ de
dochter van Sendrik vam Nordhdm (1118),
verkreeg Loihmme de goederen Nordhdm en
Bmnswyk en lag lich in 1125 op den door
Hmidrik V ontruimden troon geplaatst Hy
gaf lyne dochter Qtertrmda ten huweiyk aan
Hertog Hemdrik de Droteehe van Beieren, aan
wien hy in 1127 ook het hertogdom Saksen
toekende. De hoop van Hmidrik^ dat hy wik
op den koningstroon de opvolger van lyn
schoonvader lou syn, werd echter verydeld,
en daar hy weigerde éeniyner hertogdommen
af te staan , deed Koemraad UI hem in den
Byksban en beleende AlhreM de Beer, aan
het geslacht Biüm^ vermaagtschapt, met
Saksen. Daarover editer ontstond oorlog, eo
in 1142 werd 9*ksen toegekend aan SèiuMk
de Leeuw, een lOon van Hendrik de TVotsehe»
In 1155 ontving Mmdrik de Leemo van lyn
neef. Keiier Frederik I, ook Beieren terug.
Nu werd lyne macht loo groot, dat hy wei-
gerde, gehoonaam te weien aan lyn lecóiheer.
Daarom trof hem de ban , en in 1180 werd
het hertogdom Saksen ontbonden. Westfklen
viel ten deel aan den Aartsbisschop van Keu-
len, het Saksische pftüigraaflwhap aan den
Landgraaf vak Thflringen, en met de hertoge-
lyke waardigheid over een klein gebied, na-
meiyk Lauenburg, Holstein eni., werd Berm-
hard vam Atkamiëm, een lOon van JJbreoki ds
Beer, beleend.
Dit Jongere hertogdom Saksen, in omvang
en macht veel geringer dan het voorgaande,
vervulde in de geschiedenis slechts eene on-
dergeschikte rol. De aMammelingen uit het
Huis van Askanié volgden elkander op, en
sedert 1869 had men een hertogdom Sakeem'
Lamembmrg en aak$«m-Witte»befg , die intus-
sehen tegen het einde der middeneeuwen ver-
dwenen.
Saksen (lie nevensgaande kaart), een
Dttitsch Koningryk, naar lyne bevolking de
derde en naar lyne oppervlakte de vyfde
Staat van het Duitsche Byk, ligt tasschen
50nO' en hV^' N. B. en tusschen 11''58'
en 15^4' O. L. van Greenwieh, en vormt,
met uitiondering der kleine gedeelten Ziegel-
heim en Liebsehwiti en Traubenpreskeln, een
gesloten geheel, dat in het oosten en noor-
den grenst aan de Pruisische provincién
Sileiië en Saksen, in het westen aan de pro-
vincie Saksen, Saksen- Altenburg , Saksen-
Wdmar en Beoss, in het nid westen aan Beieren
en Bohemen en in het luiden en luidoosten aan
Bohemen. De geheele grensiyn heeft eene
lengte van 1226 Ned. myL De grootate lengte
(van het westen naar het oosten) bedraagt
210, de grootste breedte 150 Ned. myL Het
B^ heeft natnuriyke gremen naar de lyde
van Bohemen, maar ligt naar de andere lyden
open, en de oppervlakte bedraagt 272,28 Q
geogr. myi. De bodem behoort er nagenoeg
186
SA.KSEN.
geheel tot de Noord-Dottidie berg- en henvel-
stfeek en bettaat Alleen Ungi de Prniaiaelie
grenien nlt een gedeelte van de Noord-Dnitsche
▼lakte. Het land Is door de Elbe in 8 seer
ongeltfke deelen gesplitst Ten oosten van die
rivier vindt men de noordwestelQke toppen
der Sadeten en in het zoidoosten een gedeelte
van het Saksiach-Boheemsohe Zandsteenge*
bergte met de phonolietkoepels van den Laosche
(792 Ned. el hoog), van den Hochwald (7^
Ked. el hoog) en van den Oybin (666 Ned.
el hoog). Yanhiw loopt langs de Boheemsche
grenien het Lansitier gebergte, grootendeels
granietgevaarten, aljgewisseld door basalt, ne*
phelien eni., met kegels ter hoogte van byna
600 Ned. el. Naar het noorden gaat het al-
lengs over in eene sandlge vlakte, aan wiw
lOom zich enkele aaniienlüke toppen verheffen.
Naar de wests)|de vormt deze vlakte een
stellen rand, die naar het dal der Elbe afdaalt
Boven Meisien verrüst het Spaargebergte, en
aan bdde stjden der Elbe, van Tetschen tot
Pima, het Elbe-Zandsteengebergte. eene hoog-
vlakte, 826 Ned. el boven den spiegel der zee
en bestaande oit de qnaderzandsteen , waar het
basalt hier en daar is doorheengedrongen, met
tahüke enge kloven, zonderlinge rotsgevaar-
ten en tafelvormige bergen, zooals den Li-
lienstein (409 Ned. el hoog) en den Hohe
Liebe (417 Ned. el hoog) op den reehter en
den K6nig8tein (860 Ned. el hoog), den
Zsehimsteine (668 en 494 Ned. el hoog), den
Pabststein (428 Ned. el hoog) en den Qoirl
(869 Ned. el hoog) op den linker oever der
rivier. Het hoogste gedeelte van dit gebied,
veelal j^SaksiscA Zwitserland" genoemd, is de
Groote winterberg (668 Ned. el hoog) op den
rechter oever. Op het gebied ten westen van
de Elbe verheft zich het Erzgebergte over
eene lengte van 161 Ned. mgi, van de bron-
nen der Gottlenba tot aan die der Zwickaner
Mnlde en der Zwota en bestaat hoofdzakelSk
^t gneis, glimmerlei, grannliet,oorspronkelOken
leisteen en graniet De kam van het gebergte,
de waterscheiding tnsschen de Eger en de
Mnlde, is eene eentonige, breedte, moerassige,
met bosch begroeide hoogvlakte, 700—860
Ned. el boven de oppervlakte der zee gelegen,
loodat de Voorste (1217 Ned. el) en de Ach-
terste Fichtelberg (1218 Ned. el) er niet hoog
boven uitsteken. In den oosteUlken vleugel
van het gebergte liggen de aanzieniykste top-
pen op Boheemsch gebied. Eenige toppen van
het Saksisch Erzgebergte verheffen zich ter
hoogte van nüm 1000 Ned. el , — van 700 tot
1000 Ned. el zQn er vele.
Saksen is r|jk beqnroeid. Het ligt met nit-
sondering van een klein znidoostelQk gedeelte,
tot het Odergebied behoorend, geheel op het
stroomgebied der Elbe, die het land als be-
vaarbare rivier over eene lengte van 117 Ned.
m||l ia eene noordwestelQke richting door-
stroomt Tot hare sgrivieren behooren op den
reehter oevw: de Kimitzsch, de Lachsbach, de
Wesenitz en de Preisnitz, en op den linker
oever: de Biela, de Gk>ttlenba, de MttgUtz,de
Lockwitz, de Zschonergnmsbadi, deSanbach,
de Triebisoh, het Lommatscdier Wasser, de
Jahna, de DöUnitz en de Lnpper- of Bmeh-
bach. De aanzienlQkste zgrivier van de Elbe
is de Malde, op een stroomgebied van bQna
100 Q geogr. mtfl zelve onderscheidene zy-
rivieren ontvangend. De Witte Eister verlaat
Saksen kort na haar ontstaan, maar keert
boven Pegan in dit Byk terug en stort later
zich uit in de Saaie, — en de Zwarte Eister, in
Saksen ontstaande, vwlaat het land na een
loop van 22 Ned. m|}l. De Spree ontspringt
op het Lansitzer gebergte b|) Algersdorf en
is in Saksen 62 Ned. myi lang De Neisze
spoedt zich na een loop van 86 Ned. myi naar
Pruisen en verenigt zich vervolgens met de
Oder. Alleen de zuideigke zoom des Bgks be-
hoort tot het stroomgebied van de Eger , en
de weeteiyke zoom tot dat der Saaie. Eigen-
lyke meren zoekt mm er te vergeeft, doch
er zQn ondersoheidrae minerale bronnen. Het
klimaat is er in het algemeen zeer gezond en
in de rivierdalen zeer zacht De gemiddelde
Jaarltlksche temperatuur is er te Leipzig 7°,66
C, te Dresden 7''68 C; men telt er jaariyks
gemiddeld 184 regen- en 41 sneeuwdagen.
Dit Eoninkryk is onder de Doitsche Staten
het dichtst bevolkt; het telde in zQu 4 distric-
ten in 1816 bQna 197900, in 1876 ruim
2760000 en in 1880 bOna 8 millioen zielen,
en de bevolking heeft hare grootste dichtheid
in die gedeelten, waar de nifverheid het meest
bloeit Volgens de voorloopige uitkomsten der
volkstelling van 1886 was dat c0fer geklom-
men tot 8 179 168. De bevolking is er volgens
de kerkgenootschappen verdeeld in 8876188
Lutherschen, 72946 B. Katholieken, bfjna
9162 Hervormden, 1467 Dnitsch-Katholieken,
620 Anglicanen, 468 GriekschKatholieken, en
6 128 Israëlieten, behalve ruim 4000 van andere
gélooAbeiydenissen en 810, die tot geenerlei
secte behooren. Het Byk heeft 21 steden met
meer dan 10000 inwoners ieder; tot deze be-
hooren: Dresden met 220000, L^pzig met
149000, Chemnitz met 96000 enZwickaumet
81 000 inwoners, — voorts 80 steden met min-
der en 108 dorpen met meer dan 2000 inwo-
ners. In het geheel zyn er 148 steden en
8118 landgemeenten. Volgens hunne afkomst
zyn de inwoners gedeelteiyk Slawen, gedeel-
teiyk Thüringers, Franken of Wenden.
Van den bodem zyn slechts 2,49% onbe-
woond land; men heeft er: 60,21% bouwland,
2,86% tuin, 11,28% hooiland, 2,10% weiland,
80,96% bosch en 0,12% wyngaarden. Buim
16% der bevolking houdt er zich met land-
en boschbouw bedg, en de landbouw wordt
er met kracht bevorderd. Men heeft er 6
districtslandbouwgenootschappen met 400 on-
derafdeelingen, en de minister van Binnen-
landache Zaken wordt er door een Baad van
Landbouw ter zyde gestaan. Met de universi-
teit te Leipzig is eene landbouwacadémie ver-
bonden en men heeft proefetations te Tha-
rand, Ldckem, Pommrits en aan de veeart-
senyschool te Dresden. Ook bestaan er ban-
ken en credietinrtellingen ten behoeve van
den landbouw. De waarde van den Jaariyk-
schen oogst in Saksen wordt geschat op 288
millioen gulden. Men teek er vooral rogge ,
haver, tarwe, gerst, aardappelen gierst, peul-
vruchten suikerwortelen , vlas en tabak. Aan
de Elbe vindt men 1 708 Ned. bunder wyngaar-
den, die jaariyks gemiddeld 16000 Ned. vat
wyn opleveren. Ook de ooftbouw is er in
sommige streken van veel belang. Niet minder
gewichtig is er de veeteelt; de waarde van den
veestapel wordt er geraamd op 144 millioen
SAK8EN.
187
golden. In 1878 had men er 116 000 purden,
647000 rnnderen, 207000 schapen, 800000
sw|nen enz. De schapenfokkerQ ia er door
den inyoer van 810 merinosohapen (in het
Jaar 1766) aanmerkeigk yerbeterd, soodat er
Termaarde wolmarkten worden gehouden. De
ganzen-, hüen- en lydeteelt laten wQ niet on-
vermeld. Wild is er tegenwoordig weinig meer
te vinden. De boschbonw in Saluen heeft een
Enropeeschen naam verkregen; de boaschen
beslaan er eene oppervlakte van 83 Q geogr-
mQl, en bOna Vs^^ daarvan is de eigendom
van den Staat; de behoefte aan hont is er
intnsBChen zoo groot, dat nog veel van elders
wordt aangevoerd. De viaschery is er in bloei
verminderd; men vangt er vooral karpers,
«noeken en forellen, en in de Elbe steoren,
aalmen enz. De voormalige parelvisscherti is
nagenoeg verdwenen.
De bodem levert er voorts metaalertsen,
om zilver, lood, Q^er, tin enz. te winnen,
alsmede steen- en broinkolen (in aanzienlQke
hoeveelheid), bouwsteen, porseleinaarde en
•enkele edelgesteenten. Bovenal bloeit er de
industrie; in de eerste plaats in het bezigen
4er metaalertsen tot het verlcrflgen van me-
talen, — voorts in het vervaardigen van
weiktnigen en inzonderheid van geweven
«toifen (linnen, damast, monaselien, flanel,
laken, enz), terwtfl onderscheidene andere
takken van nQverheid er glansryk worden
vertegenwoordigd. De handel is er groot van
omvang, en zOn middenpunt is Leii»igy waar
wereldberoemde Jaarmarkten (Messen) worden
geAiouden. De belangrQkste artiken van uitvoer
ign er: wol, geweven stoffen, garen, kant, 0zer
«n Ozerwaren, machines, tin, steenkolen,
porselein, houtwaren, boeken, ooft, zandsteen,
marmer, terpentijn, scheikundige praeparaten
•enz. — en van invoer koloniale waren,
zuidvruchten, zout, graan, zyde, katoen,
wt|n, pelterijen, glas, zeevisch enz. Vooral
4e boekhandel bloeit er te Leipzig, hetwelk
ook in den wolhandel met Breslau en Beriyn
wedQTert. Het verkeer op de Elbe Is er zeer
ievendig. De Saksisch Boheemsche stoomboot-
maatschappi}, in 1886 gesticht, heeft 20
-stoombooten in de vaart op de Elbe en ver-
voert er Jaarlijks 2 millioen personen , en men
heeft daarenboven op de Elbe nog eene
stoomboot- en eene sleepvaartmaatschappy. In
1884 bedroeg voorts de lengte der Saksische
«poorwegen 2208 Ned. mfjl; ook heeft men in
Baksen onderscheidene banken tot bevordering
van handel en verkeer.
In Saksen is door goed ingerichte scholen
uitstekend gezorgd voor de algemeene volks-
ontwikkeling. Men heeft eene universiteit en
«en KoninkWk Genootschap van Wetenschap-
pen te Leipzig (zie aldaar), voorbereidende
«dholen te Meiszen en Qrimma met 6, en 11
gymnasia met 9 klassen, — wgders 11 reaal-
«cholen van den eersten en 13 van den twee-
den rang, alsmede een polyteohnioum te
Dresden en eene niJTerheidsschool te Chem-
nitz, terwijl het tevens aan vaksscholen van
nijverheid niet ontbreekt Verder vermelden
wtl eene mgnacadémie te Freiburg en te
Zwickau, eene boschbouwschool te Tharand
on eene opleidingsschool voor boekhandelaars
te Leipzig. Het volksonderwgs is er geregeld
door de wet van 23 April 1878. Men heefter
26 schoolopzieners, en in 1874 telde men er
2078 Evangelische, 43 R. Katholieke en 2
Israëlietische scholen. Er zijn 16 kweekscho-
len van onderwijzers en 2 van onderwSze-
ressen, alsmede een instituut voor doofstommen
en een voor blinden. Allermerkwaardigst is in
Saksen de Koninklijke verzameling van Kunst
en Wetenschap te Dresden. Het museum van
schilderijen aldaar is éen der belangr^kste van
Europa. Te Dresden en te Leipzig bestaan
Koninklijke Academiën van beeldende kunsten,
kunstgenootschappen en conservatoria voor
muziek. Ook ontbreekt het er niet aan ge-
stichten voor kraniLzinnigen , idioten, zieke
kinderen, inrichtingen van weldadigheid,
spaarkassen enz.
Het koningryk Saksen is eene constitntio-
neele monarchie en een Staat van het Duitsche
Rgk. Het heeft in den Bondsraad 4 stemmen
en in de Bjjksdag 23 vertegenwoordigers. Ten
behoeve van het Rijksleger onderhoudt het
een korps van 67600 man. De actieve armee
bestaat er uit 8 linieregimenten infiuiterie,
éen regiment scherpschutters, 2 bataVona
Jagers, 6 regimenten ruiters en 2 regimenten
artiilerie, öen regiment kanonniers, éen pionier-,
éen spoorweg- en éen treinbataUon. De Kdner
benoemt den opperbevelhebber en de Konhig
de overige generaals. De grondwet is die van
4 September 1831, door latere wetten gewtfsigd.
Door een Koninkigk besluit van 1 Juli 1860
werd de voorloopige staatsregding van 16
November 1848, vooral met betrekking tot de
samenstelling en de rechten der beide Kamen
en tot de verkiezingen voor die beide liehamen,
opgeheven en wederom door de reeds genoemde
grondwet vervangen. De Koning (sedert 29
Oetober 1876 Alürt, geboren den 23sten April
1828) is het souvereine opperhoofd van den
Staat Zonder toestemming der Vertegenwoor-
diging mag hiJ geene vreemde Kroon aannemen
en ook niet bidten de grenzen des lands zyn
verblijf houden. De Kroon is erfelijk in zijn
Huis in de mannelijke lyn volgens het recht
van eerstgeboorte. Sterft zijn Huis (de Alber-
tijnsche lijn) uit, dan wordt het opgevolgd
door de Emeetijnsche IQu. Is er geen prins,
dan gaat de Kroon over op de vrouwelüke
lijn. De Koning wordt met zijn 18de Jaar
meerdeijarig en heeft een staatsinkomen van
2860000 mark, behalve de apanages van het
Koninklijk Huis. Dit laatste moet behooren
tot de B. Katholieke Kerk. De rechten der
ingezetenen staan voor allen op denzelfden
voet onder de bescherming der grondwet.
Het genot der burgerlijke en staatsburgerlijke
rechten is onafhank^ijk van de gelooflibelijde-
nis. Het geheele Koningrijk heeft eene uit twee
Kamers bestaande Vertegenwoordigfaig. Tot
de leden van de Eerste Kamer behooren:
de meerdeijarige Prinsen van het KoninklÜk
Huis, — een afgevaardigde van het aartsbis-
dom Meiszen, — de bezitter der heerlifkheid
Wildenfels, — een vertegenwoordiger van de
bezitters der SchSnburgsche goederen, — «en
afisevaardigde der Lelpiiger universiteit, —
— de bezitter der heerlijkheid Beibersdor^ —
de bezitter der heerlfkheid Köaigsbrik^ —
de evangelische opper HoQiirediker, — de deken
van het B. Katholieke domstift te BantMn,
— de superintendent te Leipzig, — een af-
gevaardigde van het stift te Wurzen, — éen
188
SAKSEN.
y»ii de besitten der Sehdnbiurgeeke leeogoe-
deren. — 12 veer hui leyeo benoemde atjie-
▼nardlgden T«n ryke grondbesitterB, die een
bepeald bedrag in de belasting betalen , —
10 door den Koning door bon- leren benoemde
eigenaars van riddergoederen^ detgelQka een
bepaald bedrag in de belasting opbrengend,
— de eerste overbeidspersonen der steden
Dresden en Leipsig, — de eerste ovwheids-
personen in 6 door den Koning aangeweien
steden, — en 5 door den Koning naar wel-
gevallen benoemde personen. De Tweede Ka-
mer bestaat nit 80 afgevaardigden, nameU|k:
86 van de steden en 46 van het platte land.
ledere Kamer kiest hav vooraitter. De Koning
roept se om de twee Jaar tot een gewonen
landdag byeen, en tot een bnitengewonen ,
aoo vaak deae noodig is. De afj^eyaardigden
worden gekoaen voor den tyd van 6 Jaar, en
om de twee Jaar treedt het derde gedeelte af.
De yerkleiingen atfn reohtstreekseh en geheim.
Kiesbevoegd is ieder staatsburger, die iQn
26ste Jaar bereikt heeft en althans 8 mark in
de Rgkabelasting betaalt, — veriiiesbaar leder,
die sgn 80ste levensjaar voleindigd heeft en
althans 80 mark in de Rgksbelasting betaalt
Het recht van wetgeving ea van oplegging
van belastingen is by de grondwet aan de
Kamers gewaarborgd: voor elke wet wordt
de toestcmuning der beide Kamers en de be-
krachüghig des Koaings vereischt Een staats-
gereehtshof beslist, wanneer Begeering en Ver-
tegenwoordiging het oneens zQn over de ver-
klaring der grondwet In de 4 districten des
BQks heeft men Provindale Staten, die op
daartoe l)estemde tyden vergaderen. De hoogste
staatsambtenaren st|n er de hoofden der ge-
wone ministerieele departementen, — voorts
heeft men er eene Rekenkamer en een staats-
archief. De regeling van de gemeentebesturen
is op nieaw vastgesteld door de wet van 24
April 1878. Voor de steden affn slechts eenige
hoofdaaken aangeweien, terwyi het ontbrekende
door plaatseigke instellingen wordt aangevuld.
Aan het hoofd van den stedelüken raad be-
vindt aich een burgemeester; de beioldigde
raadsleden worden gewoonlQk voor levens-
lang, de onbesoldigde voor den t0d van 6
Jaren benoemd. De stedeiyke raad en de ste-
deiyke afgevaardigden kunnen tot een stada-
gemeenteraad vereenigd worden. In landdgke
gemeenten bestaat de gemeenteraad uit een
voorsitter, óen of meer oudsten en een ge-
meentelük bestuur.
Met betrekking tot de rechtsbedeeling in
Saksen vermelden wtf, dat door het wetboek
van strafrecht van 1 Ootober 1866 en door
het burgerlek wetboek van 1 Maart 1866
openlmarhcdd en mondelftke behandeling ge-
waarborgd zyn. Onder het hooge Hof van
Appèl te Dresden, de laatste instantie in alle
dviele en crimineele saken, bevinden sioh
4 hoven van appèl te Dresden, Leipsig,
Zwickan en Bautsen, — voorts als rechtban-
ken van eersten aanleg 26 arrondissementa-
rechtbanken, waarmede handelirechtbanken
verbonden ai|n, en 107 kantongerechten voor
geringere aaken. In 1868 st|n er de recht-
banken van gesworenen ingevoerd. BQ het
heoge Hof is een advocaatgeneiaal , en by
de arrondissements- rechtbanken aQn ryks-
advoeaten geplaatst. De advocaten aQn onder-
worpen aan het reglement van 8 Juli 1869.
De aaken der Protestantsehe Kerk worden
er, daar de Koning B. Kadioliek is, behar-
tigd door een daartoe aangeatelden minister.
Het hoogste SMkbestnnr is er het Evange-
lisch Bgkseonsistorinm te Dresden, en de
Luthersohe Kerk wordt er vertegenwoordigd
door eene Synode van 86 leeken en 29 geeate-
igken. De Hervormde Kerk heeft oonsistoria
te Dresden en te Leipaig, en ook de B. K»-
tholieke Kerk heeft te Dresden een Consisto-
rium, onderworpen aan het Apostolisch Vica-
riaat aldaar. Alleen in de Lausitz bestaan
nog 2 nonnenIdoosteiB, en nieuwe kloostera
mogen er niet gebouwd worden. Ook de za-
ken der DuitBch-Katholieken en der Israë-
lieten ayn er naar behooren geregeld, en men
heeft eindelOk eene Grieksch-Katholieke Kerk
te Leipaig. — De staatsinkomsten bedragen er
(1888) Jaajrlftks ongeveer 70 millioen mark, en
de uit^^vea evensooveel, terwQl de staatsschuld
een cyfer heeft van bgoa 676^/4 millioen mark.
In het financieel tydperk 1884— 1886 was er
de geldeiyke toestand aoo gunstig, dat de
inkomsten de uitgaven met 17 millioen mark
overtroffen, soodat aansienlOke sommen aan
buitengewone uitgaven konden,besteed worden.
De middeneeuwsche geschied«iis van Saksen
beait weinig merkwaardigs. In 1486 werden
de Saksische landen, Thüringen en Metsaen,
verdeeld tusschen de HertogelQke broeders
Brmt en Mhêrt^ en de eerste van deaen ont-
ving tevens de lceurvorstelt|ke waardigheid.
Zóo ontstonden de Emestgnsehe en Albertgn-
sche lynen. Bovengenoemde uiZfttfr^, bOgenaamd
dê Kloêkmoedi^ is ook in de Nederlandsohe
geschiedenis bekend. Hy streed tegen Kard
dê Stomiê en werd deswege benoemd tot er^
stadhouder van Friesland. HQ was echter
niet in staat^ de Frieaen tot onderwerping
te brengen, en s||n aoon BsMdrik evenmin,
aoodat deae, na den dood sgns vaders (1600),
het overdroeg aan aQn ouderen broeder Oear^
de CMHutrde, die het in 1616 voor 200000
gulden afetond aan Aartshertog Kmrd vtm
OoÊttmr^h. Keurvorst JOnut werd in 1486 in
het kearvorstendom en in het hertogdom Saksen
opgevolgd door a0n oudsten lOon Wnderik de
WijMê^ terwtil de overige landen gemeenschap-
peigk door hem en sQn broeder Jokmm werden
bestuurd. Onder Fredêrik de Wijte werd Sak-
sen de bakermat der Hervorming, en terwfil
de nieuwe leer zich in de Emestgnsche landen
uitbreidde, verschafte sQ zich, trots den tegen-
stand van Qeorge de Otèoori^ ook toegang tot
de Albertlfnsche. Fred&rik overleed ongehuwd
den 6den Mei 1626, en ztfn broeder en opvolger
Jokam de 8l<mdvatiige toonde zich nog yveri-
ger voorstander der Hervorming; h0 werd
het hoofd der Protestantsehe party en tevens
met PhO^ vm Be$$em het hoofd van het
Schmalkaldisch Verbond (1681). Onder zyn
bestuur erlangden de godgeleerden een aan-
merkeiyken invloed, en vooral onder dat van
zt|n zoon Johm Fredetik de Qtooimoediife ^
die de vaderiyke landen, met uitM>Bdering
van het Kearvorstendom, aanvankelOk met
zQn broeder Jdhm JBrmH gemeensohappeltlk
bestuurde, totdal deae in 1642 zich verge-
noegde met Ooburg en een Jaargeld van
14000 gulden. Qeorge ds €hAaarde (van de
Albertgnsche ign) overleed in 1689 en werd
SAKSEN.
189
üipgevoUfi door iQn broeder Hendrik ds Vromej
die Moatonds de Herrormiiig in iQa bertog-
dom iayoerde. HQ werd in 1541 opgerold
door Effn 20 Jarigen soon MaurUt, die eene
groote mate yan selfirtandigbeid aan den dag
legde en niet tot bet Sclimallcaldiscb Verbond
wilde toetreden, hoewel bQ de Heryormde
leer bad aangenomen. Hy sficbtte consistoria
te Leipzig en te Meiasen (zooals voor de
Emestgnacbe landen te Wittenberg geecbied
was), Tan welke dat van Meiazen later naar
Dresden werd yerplaatst, — TOTrOkte de nnlyer-
fllteit te Leipsig met opgeheven kloostergoe-
deren, — deed onderscheidene scholen ycmry-
sen, — blaakte Tan eermebt, zoodat hg naar de
gonst des Keizers doog om de kearvorsteigke
waardigheid te erlangen en belastte zich met
faet Toltrekken van den BOksban, uitgespro-
ken OTer zQn neef den Keorrorst, doch mo^
▼oor dezen afdeinzen. Daar echter Jokan
Ffêdorik de Qrootmoedige zt|n tfld verloor met
de belegering van Leipzig, had de Keizer
den tQd, zQn bondgenoot te hnlp te snellen,
soodat Joha» Frederik op de LochanSr Heide
bQ Mtthlberg door den Keizer werd gevangen
genomen en door de Wittenberger Capitu-
latie (19 Mei 1547) de keorvorstdüke waar-
digheid en zQne landen verloor, waarmede
Hertog JfMirifff beleend werd. Aan de zonen van
den krügsgevangene verbleven slechts eenige
weinige goederen. MaurUt echter was geens-
sins van meening, zich door den Keizer te
laten gebmiken als een werktnig tot onder-
drukking van het Protestantismus en tot
sdchting eener erfeiyke heerschappy. HQ wilde
sich aanslniten aan zQne geloofl^enooten en
daardoor het verkregen gezag bevestigen. Hy
«telde zyn broeder Angutt schadeloos voor
zQne aanspraak op het halve gebied, knoopte
weder betrekkingen aan met het Emestynsche
«tamhuis en verkreeg in 1552 van den Keizer
het Passauer Verdrag, doch werd in den
«lag by Sievershausen doodeiyk gewond en
•overleed den Uden Juli 1558. Zyn broeder
Ai^uit bracht minneiyke schikkingen tot stand
met de Emestynsche ^fn en werd in 1586
opgevolgd door ^n zoon Ohrisiiaa» I, die
•echter weldra overleed (1591). Diens zoon
-Chmtiaan II regeerde tot 1611 en werd ver-
vangt door zyn broeder Joha» Qeorg /, die
de hem aangeboden koningskroon van Bo-
hemen van de hand wees en den Keizer ter
-«yde stond by het veroveren van de Lausits
<en van Silezi^, zoodat hy de eerstgenoemde
nis pand voor zyne oorlogskosten verkreeg.
In 1681 sloot by zich aan by ehutaaf AdoLf
^n streed met de Zweden in den voorspoedi-
gen slag by Breitenfeld. Een inval van 7^a^
JmfM» in 1682 maakte zyn land weder tot
het tooneel van den oorlog, doch nadat G%#-
4aaf Adolf naieaveld was. sloot JokanlGeor^
met den Keizer de Vrede van Praag (30
Mei 1685), verkreeg onderscheidene voordee-
len en verklaarde den oorlog aan de Zweden,
t geen aan het land duur te staan kwam door
de nederlagen by Dömitz en Kyrits en door
4e herhaalde invallen van de Zweden onder
SamtêT en vervolgens onder Torttensomf zoodat
bet zwaar geteisterd Saksen eerst in 1645 ver-
^ademing kreeg door den wapenstilstand van
KStzsebenbroda. Eerst in 1650, na het betalen
^▼an 5 miliioen thaler door het Byk (waarvan
ruim 276 door Siduen), werd Leipzig door
de Zweden ontruimd. De bevolking van 8 mil-
iioen was tot op de helft verminderd, aoodat
Saksen niet langer aan het hoofd kon staan
der Duitsche Protestanten. Voorts leed de
Sakdsche Staat niet weinig door het testament
van Johan Georg (f 8 October 1656), waarby
zyne Jongere zonen Angwi Ohiru^aam, en
Mamriiê met aanzieniyke goederen werden
begiftigd, *t geen door Keurvorst Joham Gtotg
II werd erkend. Door eerstgenoemde ontston-
den de lynen Sakêen-WeuxenfèU, Saktm M&r-
êèburg en Saksem-Zeitz^ die echter binnenreene
eeuw uitstierven. Joham <?0Df^ 11(1666— 1680)
knoopte bedenkeiyke betrekkingen aan met
Lodewijk XVI^ verhief Dresden tot een mid-
denpunt van Fransche en Itaüaansche kunst
in Doitscbland, doch beiemmerde door zyne
verkwisting de ontwikkeling der welvaart,
zyn krygshaftige zoon Joüoji e«of^ JJr(1880—
1691 was de stichter van een staand
leger, waarmede by deel nam aan onder-
scheidene oorlogen, en werd opgevolgd door
zyn zoon JoKan Qearg IV, en deze door «yn
broeder Friedrieh Avjfmt J, die niet alleen
veel geld besteedde, om de Kroon van Polen
te verwerven, maar hiertoe ook den B. Ka-
tholieken godsdienst omhelsde. Zoo keerde de
Albertynsche lyn tot den schoot der zooge-
naamde Moederkerk terug.
De verheffing van FriedirvA Af^utt I tot
koning van Polen (als Avgugt II) was eene
ramp voor Saksen, daar zyne geldverkwisting
oorzaak werd van het vervreemden van be-
langryke goederen en rechten. Tot stadhouder
in Saksen benoemde hy den B. Katholieken
Prins von Tüntenberg, en toen op verlangen
der Standen in 1700 het aan dezen ter ^de
gestelde revisiecoU^e opgeheven werd, ver-
ving hy het tegen den wensch dw Standen
door het geheime Kabinet, hetwelk tot 1880
bleef bestaan. Daarenboven mengde hy ^ch
lichtzinnig in den Noordschen Oorlog, die den
inval van Ka/rd XII in Saksen veroorzaakte
en veel bloed kostte. Hoewel An^giut by
den Viede van Altranst&dt aMand moest doen
van de Poolsche Kroon (1709), maakte hy
zich na den slag by Poeltawa (1709) weder
van haar meester en moest haar met opoffe-
ring van goed en bloed beveiligen. Niettemin
is Saksen aan hem de verfraaiing van Dresden
en de verryking van de kunstverzamelhigen
dezer stad verschuldigd, 't geen door zyn zoon
li^edenk AnguH II (1788—1768, als koning
van Polen Anguti III) werd voortgezet
Deze behield, in spyt van den wettig gekozen
StatMoiu Lesxczgmki, door de hulp van Oos-
teniük en Bosland den Poolschen troon. Het
deelnemen aan den eersten SUezischen Oorlog
met en aan den tweeden tegen Pruisen bracht
aan Saksen geen voordeel; het daalde, by de
klimmende grootheid van Pruisen, onder het
wanbestuur van Graaf Brüklj zoodat weldra
de Zevenjarige Oorlog ontstond, waarby Saksen
tot aan den vrede van Hubertusburg (15 Fe-
bruari 1768) door vriend en vyimd werd
uitgezogen. Daardoor verloor Saksen 90000
zielen en meer dan 100 miliioen thaler, ter-
wyi handel en nyverh^d nagenoeg waren
vernietigd en de Staat onder een schuldenlast
van 40 miliioen thaler gebogen bleef. JFnedneA
I Ckritüaamf de zoon van A^tgutt II, zocht
190
SAKS£N.
gedoreade sgne kortstondiceheeneliMiplidoor
■paaizaamheid de geeUigene wonden te heelen,
en zyn opTolger ISriêdrieh At^uti III bleef in
datieUde spoor; hQ yerbeterde het geldelQk
beheer, de reehtspleging en het onderwQs en
iraf lelf een goed yoorbeeld. De Saksische
landen telden in 1786 op 714V4de O fl^eogr.
myi bgna 8 millioen inwoners, en de Koning
nam met Pmisen deel aan den Beierschen
Snceessie-oorlog, die hem by den Vrede van
Tesehen 6 millioen gnlden opleverde, welke
ten yoordeele des lands werden aangewend.
Met Pmisen bevorderde hg in 1785 de stich-
ting van een Yorstenbond, maar soeht in
1790, bg de spanning tnsschen Oostenrgk en
Pmisen, de aentraliteit van Saksen te hand-
haven en wees in 1791 de Kroon van Polen
van de hand. In 1806 streed hg met Pmisen
tegen Frankrgk, doch toen bg Jena 6000
Saksen waren gevangen genomen, aanvaa^rdde
hg voor Saksen de door Jfi^po^aoa aangebodene
neutraliteit maar moest eene schatting betalen
van 26 millioen francs. Bg den Vrede van
Posen (11 December 1806) ontving de Kenr-
vorst de Koninkigke waardigheid, voegde zich
als sonvereine Vorst bg den Bgnbond en ver-
plichtte lioh tot het leveren van een contingent
van 80000 man. Onderwerping aan den mach-
tigen beschermheer was van nn af het richt-
snoer van de door Qraaf^oftf geleide Saksische
staatkunde. Het hertogdom Warschau werd
door Napolêtm aan Koning Friedriek Auauëi I
toegekend. Op last van den Franschen Keizer
werd het Saksische leger gereorganiseerd en
Torgau versterkt. Het continentaalstelsel be-
lemmerde den handel, maar prikkelde de
Saksische ngverheid. In den oorlog tegen
Bnsland leverde Saksen 21000 man, en toen
de Verbondene Mogendheden naderden, week
de Koning over Plauen naar Begensburg en
Praag. Het aanzoek der Verbondene Mogend-
heden, zich bg haar aan te sluiten, beant-
woordde hg met eene weigering; want hg had
besloten, zgn gedrag naar dat van Oostenrgk
te reg<den. Beeds had hg het gewaagd, hulp-
troepen aan NapdUam te weigeren, reeds had
hg last gegeven, de vesting Torgau noch aan
de FraniMshen, noch aan de Verbondene Mo-
gendheden over te geven, toen de overwin-
ning van NtmoUom bg Lütaen hem in de
grootste ongelegenheid bracht. De minister
Graaf Smffi wm Pd9aek ontving zgn ontslag,
en de Konhig gide naar Dresden, om den
overwinnaar te begroeten. Torgau opende zgne
poorten voor de Fransche troepen, en het
Saksische leger werd ter beschikking van
Napólmm getrteld. Dresden was het hoofd-
kwartier der Fransche positiën aan de £lbe
en Saksen weder het tooneel van den oorlog.
Bg Groszbeeren en Dennewitz leden de Sak-
siache troepen geweldige verliezen, en de
Volkerenshig bg Leipzig besliste over het lot
van den Staat De Koning werd te Leipzig
gevangen genomen en een Bussisch algemeen
bestuur onder de leiding van Repnin nam er
de teugels van het bevrind in handen, waarna
een Saksisch leger deel nam aan den veldtocht
tegen Frankrgk in de Nederlanden. De Fran-
sche bezetting te Dresden en te Torgau werd
eerlang tot de overgave gedwongen, het eigen-
dom des Konings in beslag genomen en de
orde hersteld.
Beeds was door Keiaer AUtumdêt I en Ko-
ning Friedriek Wilhelm III besloten, Saksen
al veroverd land aan Pmisen toe te voegen;
doch op het Congres te Weenen veroorzaak-
ten de nagver van Oostenrgk en de invloed
van TaUeyrand eene wgziging van dit voor-
nemen in dien zin, dat van het Saksisch ge-
bied 367,6 n geogr. mgi met 164000 inwoners
aan Pmisen ten deel viel, terwgi het overige,
271,7 a geogr. mgi met 1188000 inwoners
aan Koning JMedriek Auguêt verbleef: De Ko-
ning van Saksen moest zich daaraan onder-
werpen, en de bgzonderheden der scheiding
werden door de conventie van 28 Augustus
1819 geregeld.
Ofschoon door die splitsing eene groote
verandering was te voorscl&gn geroepen, wer-
den door den Koning en zgn minister Graaf
Simiedel geene hervormingen ingevoerd. Men
hoopte op verbetering na het overigden van
den grgzen Vorst, doch toen na den dood van
dezen (6 Mei 1827) niet, zooals men hoopte,
zgn neef Friedriek At^utt^ maar zgn 71Jarige
broeder AnUm den troon beklom en deze het ne-
potismus, de schgnheiligheid en de aanmatiging
gen der B. KathoUeke geesteigkheid onder zgne
bescherming nam, ontstond er een algemeene
wrevel, die zich in 1830 op den Landdag in
eene heftige oppositie openbaarde. Er ontr
stonden ongeregeldheden onder den indruk
der Julirevolutie te Pargs. Mntiedel werd
door vom Lindenau vervangen. Prins Friedriek
Augutt tot mederegent benoemd en eene her-
ziening der grondwet toegezegd, hoewel Met-
temick daarover zgn misnoegen te kennen
gaf en gewapenden bgstand aanbood. In 1831
had de herziening der grondwet plaats, en
het volgende jaar verving een verantwoordeigk
ministerie van 6 departementen den geheimen
raad. Den 27Bten Januari 1833 werd de eerste
constitutioneele Landdag geopend, en deze bleef
tot den 308ten Januari werkzaam ter bevor-
deering van de belangen des lands. Nadat
Friedriek Auffuet II den 6den Juni 1836 zgn
oom was opgevolgd, schreed hg onvermoeid
verder op den constitutioneelen weg, zoodat
Saksen eerlang weder handel en ngverheid
binnen zgne grenzen zag bloeien. De tweede
Landdag, in 1836 geopend, bracht desgeigks
gewichtige wetten tot stand, en de opening van
den spoorweg van Leipzig naar Dresden in
1839 was het sein tot het leggen van een uit-
stekend spoorwegnet Tevens ontstond onder
de vertegenwoordigers eene vrgzinnige partg,
die op uitbreiding der rechten des volks aan-
drong, terwgi conservatieve ministers hare
wenscben steeds wisten te vergdelen. De op-
positie trad tdkens krachtiger op, en in 1847
werd wegens spoorwegaangelegenheden, aard-
appelzlekte en misgewas een buitengewone
Landdag bgeengeroepen. Zoodra voorts in 1848
te Pargs de Februari-omwenteling uitbarstte,
stelde Leipzig zich aan het hoofd der onte-
vredenen en verzond een adres aan den Ko-
ning, daarbg door andere steden gevolgd.
Toen Friedriek Angnêt de kracht der algemeene
volksbeweg^g beinfcep, ontsloeg hg zgn mi-
nisterie en belaste Bramn met de samenstel-
ling van een nieuw Kabinet Dit bewind,
waarin ook von Ffordiem zitting nam, had tot
programma: het trouw zweren der soldaten
aan de grondwet, opheffing der censuur, vrg.
SAKSEN.
191
liiisige wetten Toor de dnikpen en voor
Tereeniginfi^ny openbaarheid en mondeiykheid
der rechtqpleging, het inToeren der Jury, her-
liening der kieswet ens. De gematigden in
den lande verheogden sich in eene schoone
toekomst en ondersteunden het ministerie;
maar de democratische party was noch geens-
sins tevreden en behield btf de aanvnllings-
▼erkiezingen voor den Landdag en vooral bQ
de verkieiingen voor het Parlement te Frank-
fort de overhand. Onder aulke moeieiyke
omstandigheden werd de Landdag geopend, en
terwtll de vertegenwoordigers der ridderschap
bQ de behandeling der kieswet geneigd waren
tot toegevendheid, betoonde het ministerie
eene eUendige halfheid. Het ontwerp, de
beide Kamers behoudend, werd met weenin
aangenomen. Nu namen de woelingen der de-
mocraten toe, en dese verw^derden de hand-
having der constitotioneele monarchie van hnn
prognunma. Daarby waggelde het ministerie
tosMhen de partyen en betoonde zich vooral
weifelend met betrekking tot de Doitsche een-
heid. Geen wonder alzoo, dat de eerste
I^mddag, volgens de nienwe kieswet gevormd,
nagenoeg geheel uit democratische elementen
bestond, — en wel nit zoodanige, die door
onkunde, onbeschaafdheid en eigenwaan er-
gernis gaven. Het ministerie nam zyn ont-
slag, bleef op verzoek des Konings aan
het bewind, maar legde by zyne botsing met
de Kamers over de publicatie der Duitsche
grondrechten de portefeuilles voor goed neder,
plaats makende voor een overgangsministerie,
bestaande uit SM^ wm Bout enz., dat ge-
melde publicatie onverwyid toestond, zonder
evenwel de toegenegenheid der Kamers te
verwarven. Een votum van wantrouwen, ge-
opperd door de linker zyde, werd wel is waar
met 89 tegen 81 stemmen verworpen; maar
toen de Koning van Pruisen de Duitsche
Keizerskroon van de hand wees, verlangden
de Kamers eene Byksgrond wet ter handhaving
der voiksBouvereiniteit. Daar zy tevens het
heffen van belastingen na den dOsten April
verboden, werden zy tot groote biydschap
der reactie ontbonden. Lnmiddels verklaarde
de meerderheid der bevolking zich vóór eene
Bykggrondwet, doch de deswege naar den
Koning gezondene afgevaardigden ontvingen
een weigerend antwoord. De ministers, die
zich hiermede niet vereenigen konden, zooals:
BèH WeMi^ en wm JZArffM^m», traden af,
waarop de geheimraad Ziéhhuikij een nieuw
Kabinet vormde, waarin wm Bmut en JZo-
heiikorH zitting bleven houden. Plotseiyk be-
stormde een dolle volkshoop het tuighuis te
Dresden, doch werd door de bezetting met
bloedige koppen afgewezen. Eene nog grootere
menigte keerde derwaarts terug, maar een
kartetsvuur redde het tuighuis. Het gezicht
der doeden bracht het volk tot woede; op het
raadhuis vestigde zich eene veiligheidscom-
missie, onthief den magistraat van zyne be-
trekking, benoemde den Griekschen luitenant-
kolonel Mmtuê tot kommandant der burger-
weer en ontbood vryseharen uit andere steden.
Naar een vooraf vastgesteld plan verhieven
zich w^dra 108 barricaden, en de Begeering
verkeerde in de pyniykste ongelegenheid. De
grootste helft van het leger bevond zich on-
der den generaal-nuUoor wm Memiz in Hol-
stein; te Dresden was eene bezetting vaa
slechts 1 880 man. Men ontbood echter troe-
pen, verzocht gewapende tusschenkomst vaa
Pnüsen en deed den Koning, zyn gezin en
de ministers naar de vesting Kïhiigi^Bin ver-
trekken. De geheele Ondstad, met uitzonde-
ring van het tuighuis en van het kasteel,
was in handen der opstandelingen. De gou-
verneur der stad, generaal-mijoor wm «SoMs,
zocht met hen te onderhandelen, doch toen
de vlucht des Konings en der ministers be-
kend werd, haastten zy zich, een Yoorloopig
Bewind te benoemen, bestaande uit Ttt^imer^
Bêubner en Todi\ deze laatste echter onttrok
zich aan die opdracht De eigeniyke aanstoker
van dezen opstand was de Bus JBdkoemm.
Men sprak nu niet meer van eene Byks-
grondwet, maar van eene republikeinsch-
socialistiBche beweging. Daarom trok de ge-
zeten burgerstand zich terug, en ook de
burgerweer uit andere steden keerde huis-
waarts. Zoodoende schepte de Begeering weder
moed; het tuighuis werd versterkt, de minis-
ters BabetiMorsi en von JSmui begaven zich
met eene proclamatie des Konings naar de
Nieuwstad, en uit Leipzig en Chemnitz kwa-
men troepen. Ook verscheen er een bataUon
Pruisen, terwyi het den opstandelingen aan
degeiyke plannen en geschikte aanvoerden
ontbrak. Het vuur van den stryd ontbrandde
weder in den morgen van den 6den M^
Vmchteloos poogden de opstandelingen het
Koninkiyk kasteel in brand te steken, en
tevens konden zy het langzaam voortrukken
der troepen op beide vleugels, *t geen hen
met omsingeling bedreigde, niet beletten.
Na een woedend straat^vecht op den 7den
en 8sten was de opstand gedempt, en op den
9den vielen de laatste versterkte stellingen
der democraten in handen der troepen. De
menigte nam de wyk naar het Erzgebergte,
en velen werden door de nazettende ndtery ge-
vangen genomen. Ook Bakoetum en Meubner
geraakten te Chemnitz in hechtenis. De troe-
pen telden 81 doeden en 87 gewonden, en
de opstandelingen 178 doeden. Dresden was
reeds den 8sten Mei in staat van beleg ver-
klaard, en toen het Frankforter Parlement
de tusschenkomst van Pruisen afkeurde, wer-
den de Saksische afgevaardigden vandaar door
deBegeering teruggeroepen.
Na den opstand keerde de orde spoedig
terug, hoewel talryke inhechtenisnemingen
en veroordeelingen tot de smarteiyke gevol-
gen dier gebeurtenis behoorden. De Begeering
scheen wegens den betoonden bystand meer
genegenh^d voor Pruisen te koesteren, en
de Koning van Saksen trad aelfii toe tot dea
Driekoningenbond; doch naar mate het ver-
trouwen op Oostenryk toenam, gevoelde Sak-
sen grooter geneigdheid om zich van dien
boei te ontslaan. Het verdrag, den 17sten
Februari 1860 met Beieren en Wflrtemberg^
gesloten, gaf aanleiding om er zich kort
daarna aan te onttrekken. De Kamers waren
bedaarder en toegevender Jegens de Begeering^
doch toen de Tweede Kamer ook maar even
eenig biyk gaf, dat zy dit Duitsche vraag-
stuk in behandeUng wilde nemen, werd zy
aanstonds ontbonden, en een paar dagen
daarna verschenen 8 besluiten, van welke
het eerste het onbeperkte recht van vereeni-
19S
SAKSEN.
«ing en irergaclerhig ophief, liet tweede de
pen aan het toeiieht der politie onderwierp,
«n het derde eene w0iifing der kieawet toot-
«telde aan de Tolgena de grondwet van 1881
▼erordende Standen. Deie kwamen nn b||een,
faeretelden de Toormalige staatsregeling en
▼oltooiden alioo het werli der reaetie. l>en
16den Mei 1861 volgde de opheffing der grond-
rediten, — de Doitsche klenren werden afge-
«ehaft, — bO den eed der militairen was
geene sprake yan de grondwet, — de pen
werd aan banden gelegd, — de nnirersiteit
met gestrengheid bejegend^ — en de hoogleera-
ren MommêMj Satipi en Jakm, schoon door
de rechtbank vrQgesproken, werden a(|ge«et
Met de staatknndge reactie ging de kerkelQke
liand aan hand. Op de conferentie te Dresden
liielp de Oostenrükschgeiinde wm Bmut de
pogingen van Pmisen, om Dnitsehland tot
eenheid te brengen, ▼emietigen; Ja. het l>leek
meer en meer, dat Saksen sich schaarde aan
de i(|de Tan OoetenitPc.
Na de woelingen Tan 1848 en 1849 tot-
aonk het staatkundig leven in den slaap der
onrersehilligheid. De verkiesingen voor den
Landdag van 1851 vielen nit in conservatie-
Ten sin, daar de liberalen rich op den achter-
grond liielden. V<m Bmut sag sich genood-
aaakt, tot het door Pmisen heraiene Tol-
verbond toe te treden, en de welvaart begon
vreder in Saksen te bloeien. Intosschen ver-
wekte de dood van Koning Frud/riok At^ugt II
<9 Angnstos 1854) algemeenen ronw. Hg werd
opgevolgd door agn broeder Jokamj londerdat
het regelingsbeleid eenige verandering onder-
ging. In dit en de volgende Jaren werd veel ge-
daan tot verbetering derrechtsbedeelingentot
nitbreiding van het spoorwegnet Ook werden er
liandelsverdragen gesloten, aanzienigke som-
men ten behoeve der knnst besteed en ver-
hoogde snbsadiën aan de universiteit te Ldp-
aig toegekend. Nadat wm Ztekimhf in Octo-
ber 1858 overleden was, belastte zich vtm
Bmut met het voorzitterschap in den minis-
terraad, de Begeering volgde eene meer vrQ-
ainnige richting, en het staatkundig leven ge-
:gon weder te ontwaken. De kieswet werd op
•eene vrgsinnige wQae veranderd en denQver-
•heid meer van h»re banden ontslagen, terwgi
«M Bmui bg voortduring pogingen aanwendde,
om een verbond der Middenstaten tot stand
'te brengen, ten ehide tot tegenwicht te dienen
voor de Groote Mogendheden van DnitschUnd.
'Hg trad in 1880 te voorschgn met een ontwerp
tot hervorming van den Bond, hetwelk noch
te Weenen, noch te Berign bgval erlangde.
Zgne politiek wilde zoowel het overwicht van
Oostenrgk als dat van Pruisen belemmeren,
maar ging mank wegens gebrek aan selAitan-
digheid. Daarbg kwamen nog de verwikke-
lingen omtrent Sleeswgk-Holstein. De Kamen
verklaarden zich voor handhaving van de
rechten der Hertogdommen, maar de Bonds-
vergadering besloot tot de executie, en deze
kaatste werd aan Saksen en Hannover opge-
dragen. Doch ook Pruisen en Oosteni^k
aonden troepen derwaarts, en nadat Dene-
marken bg den Vrede van Weenen (1864)
de Elbehertogdommen aan Pruisen en Oosten-
^k had a^estaan, werd van Saksen ea Han-
nover gevorderd, dat zg aanstonds hunne
:armee8n uit Holstein zouden verwgderen, waar-
aan Hannover terstond en Saksen na eenige
weUèling voldeed.
In den PruisischrDuitschen Oorlog (zie
aldaar) begon Saksen reeds vroeg krggstoe-
rostingen te maken, en de vraag van het Ka-
binet te Berign naar de gedragsign van Sak-
sen bg een aanval op Oostenrgk werd door
Vom Bmuê ontwgkend beantwoord. Tot de
hervorming van doi Bond, zooals die door
Pruisen was voorgesteld, gaf Saksen sieehts
voorwaardeigk agne toestemming, en de Land-
dag keurde de staatkunde der Begeeringgoed
en stond de gelden toe, voor verdere oorlogs-
toeberddselen benoodigd. Op eene ernstige
waarschuwing van Pruisen met betrekking
tot die toebereidselen gaf vtm Bmui ten ant-
woord, dat Saksen zich onzgdig wilde hoiH
den. In het algemeen was de bevolking af-
keerig van Pruisen. Den 19den Mei werd de
Kroonprins AJbêH tot opperbevelhebber be-
noemd van het Sakrische leger, dat zich ten
getale van 88 000 man bg Dresden vereenigde.
Daar het echter bleek, dat op de medewer-
king der overige Middenstaten niet te rekenen
viel, kwam men tot het besluit, bg een aan-
val naar Bohemen te trekken en zich met
het Oostenrgksche leger te vereenigen. Oosten-
rgk deed te Frankfort het voorstel, het
armeekorps van den Bond, buiten Pmisen,
mobiel te maken, en Saksen stemde er vóór.
Het Pralsische ultimatum, dat volkomene
neutraliteit van Saksen in den naderenden
strgd vorderde, werd verworpen; twee dagea
daarna volgde de Pruisische oorlogsverklaring
en reeds den volgenden nacht overschreed
een Pruisisch leger onder Benowrik wm Bit-'
iemfdd de Saksische grenzen bg Strehla^ waarop
een ander korps onder Prins Fried/ndk KoH
voorwaarts rukte naar Löbau. Het vernielen
van een paar bruggen over de Elbe was voor
den vgand eene geringe belemmering, en te
vergeeft hoopte Saksen op eenige hulp van
den Bond. Daar de verdediging van Saksen
niet tot het krggsplan van Oostenrgk be-
hoorde, begaf zich de Koning, na het instel-
len eener regeeringscommissie, met zgn leger
naar Bohemen. De schatkist werd naar Be-
gensburg en het spoorwegmaterieel zoo ver
mogeigk naar het zuiden in veiligheid gebracht.
Van de Pmisische armee bleef de landweer-
divisie wm Bêmthmm tot beoetting van Saksen
achter, terwgi generaal wm der MMê tot
militaire gouverneur des lands werd benoemd.
Deie werd eerlang door wm S^kaek vervan-
gen, die Dresden deed versterken. Het Sak-
siscne leger, volgens den last van Bemdék
met dat van (^am Qaüas aan de Iser ver-
eenigd, leed bg Gitschin en vooral bg K6nig-
grfttz gevoelige verliezen; er werden 24 offi-
cieren en 400 man gedood, 3 officieren en 87
man krggsgevangen en een stuk geschut ver-
loren. Bg den verwarden terugtocht der Oosten-
rgken bewaarden alleen de Saksen eene be-
hoorigke orde en kwamen goed en wel te
Weenen, werwaarts de Koning zich ook begat
Op last van den Keizer van Oostenrgk begaf
wm Bmui zich naar Pargs, om zoo mogeigk
in Napciwm IH eene voonpraak voor Saksen
te vinden. Hg kwam echter te laat, daar wm
BiêmMTok reeds met laatstgenoemde gesproken
had. Pruisen wilde nu bepaaldeigk tot de
annexatie van Saksen overgaan, doch hiertegen
SAKSEN-SAKSEN. ERNESTUNSCHE LUN.
19S
kwam OoBtonrgk met kracht in Tenet, loedat
eindeigk bQ den Vrede yan Berign (21 Oetober
18G6) de onafhankellkheid van Saksen werd
erkend, terwgi dit laatste toetrad tot den Noord-
Doitselien Bond. zoodat sOne troepen onder
liét opperberel kwamen van den Koningvan
Pmisen; liet betaalde wtfders aan Pmiflen 10
millioen thaler en moest sieh voorts nog eenlge
andere voorwaarden laten welgevallen. Daarna
keerde de Koning van Saksen in 4n land
terug en het ministerie werd gewffsigd.
De troonrede, waarmede den 16den Novem-
ber 1866 de Landdag geopend werd, gaf ge-
tuigenis van het vaste beslnit der Begeering,
om aan den nieowen Bond getrouw te blüven.
Het vredesverdrag met Pruisen en de nieuwe
kieswet voor den Noord-Duitschen Bond werden
goedgekeurd, de Koning en de Kroonprins brach-
ten een bezoek aan het Pruisische Hof, en we-
derkeerig verschenen, de Koning en de Kroon-
prfais van Pruisen te Dreeden. Voorts werd
de nieuwe kieswet in haren tegenwoordigen
toestand gebracht en de rechtspraak door ge-
zworenen ingevoerd. De afechaiRng der dood-
straf, in de Tweede Kamer aangenomen, werd
in de Eerste Kamer verworpen. In het algemeen
bestond er groot verschil van gevoelen tus-
Bohen de bMe Kamers. Langiameriiand werd
nu Saksen door de Pruisische troepen ont-
ruimd, en alleen Kdaigstein bleef tot 1 Oeto-
ber 1871 door hen bezet In den Landdag
verkreeg de liberale party weder de meerder-
heid, en in 1870 en 1871 trok het Saksische
kger met het Pruisische tegen Frankryk te
velde. Wgders hield men zich in Saksen bezig
met de verbetering der bfnuenUndsche zaken,
met de regeling van den eeredienst en in 1874
vooral met het volksonderwfls. Ook omtrent
dit onderwerp ontstond verschil tusschen de
Tweede Kamer, die de neutrale school, en de
Eerste Kamer, die de confessioneele school in
bescherming nam. Den 298ten Oetober 1878
overleed Koning Joka» en werd opgevolgd
door at|n oudsten zoon Jïbert, In 1876 kwa-
men wetten tot stand omtrent de gjnoQuasia,
reaalscholen en seminaria, in 1877, werd er
eene inkomstenbdb»tlng ingevoerd, — en dat
Sidcsen met vasten tred voortgaat op de baan
der industrie, heeft in 1875 de n|}verheidsten-
toonstelHng te Dresden op eene overtuigende
m^ab bewezen. In 1878 werd er eene progres-
sieve inkomstenbelasttng ingevoerd, — in 1880
is een nieuw reglement voor de universiteit
te Leipsig vastgesteld, in 1881 een spoorweg-
raad benoemd en ook in de volgende Jaren
werden belangrQke wetten afgekondigd, ter-
wQl er sedert 1 Januari 1886 het weg- en
braggdd is opgeheven. Ook het spoorwegnet
wordt er gestadig uitgebreid.
Saksm. BniestijnBolie lijn. Ten ge-
volge van de Wittenberger Capitulatie van
1647 behielden de zonen van den gevangen
Keurvorst Joèmm Fredenh een aantal ambten,
«Men en burchten, en daarenboven erfde eerst-
genoemde na het herkrggen z0ner vrtjheid nog
eenige van zf|n kinderloos overleden broeder
Johmm Brntt mm Oobwtg (1558). Toen éen der
8 zonen overleed, verviel zQu deel aan de
belde overigen, en zoo ontstonden de IQnen
Wmatmf en CMmy. Nadat voorts éen dezer
belden in 1567 in den Byksban gedaan was,
kwamen de Emestlinsche landen ender het
xm.
beheer van Jokcm WUlem (den derden broe-
der), doch deze moest reeds in 1572 het land
van Ooburg weder aftitaan aan zQne twee
neven, die nu de stichters werden der Itfnen
Cfobursr en Mgenaeh, De beide zonen van Jokam
WUUm (fMM Wemar f 1578) verdeelden het
hmd niet, maar toen in 1602 de oudste van
hen gestorven was, had er eene deeling plaats
tusschen diens 4 zonen en hun oom, zoodat
het Huis van Weimar nu gesplitst werd in de
ignen AUekburs^ en Ni&uwWêimar. Nadat de
l^en Cfobwrs^ en JDitenaek uitgestorven waren,
nam ook met FrederiJc Willem^ een zoon van
den Jongste der 4 broeders, de lt|n Alimihwtg
een einde (1672). Hertog Jóham vam Wdwuur^
de stamvader derhedendaagscheEmestOnsche
l)|n, liet b0 zfin dood (1606) acht zonen na:
de oudste, Johan JBnut J, volgde hem op en
stierf kinderloos (1626), — de tweede, JPVv-
derihf was in Nederlandschen dienst en sneu-
velde bV FleuruB (1622), — de derde, WilMm,
streed gdVk zQne broeders voor FredêHk V
wm de PfaU, geraakte in den slag btf Stadt-
Loo in krUgsgevangenschap, doch keerde in
1625 naar Weimar terug, aanvaardde in 1629
het bewind, was éen der eerste Duitsche
Vorsten, die zich voegde bj) Chutaaf Adólf
van Zweden, doch sloot na den slag bQ
Nordlingen vrede met den Keizer en overleed
in 1662, — de vierde, Aïbre^t, was van
1661—1629 regent der landen van Weimar,
verkreeg Elsenach en overleed in 1644, —
de vQfde, JSmtt de Vromej was hertog van
Ootha, — en de zesde, Benhardj was de
bekende held uit den Dertig|arigen Oorlog.
Toen door vererving ook Gk>tha en JBisenach
aan de lyn Wdmar waren vervallen, verdeel-
den WiUemy AUtreeht en JBmet onderling de
Emestgnsche landen (1640), en toen AJJbreM
in 1645 overleed, verviel z||n gebied aan de
beide overigen, zoodat Elsenach bg Wefanar
werd gevo^. Nog lang bleven dergeiyke
verdeelingen voortduren. Na het uitsterven
der 10n AUenbwrg (1672) kwamen hare goe-
deren aan WMna/r en Chtha^ — en de drie
zonen van Hertog WUlem wm Weimar vorm-
den de l|}nen Weim&Tj JBieenach en JMMi,doch
de goederen van laatstgenoemde twee keerden
in 1690 en 1751 tot het stamhuis Weimar
terug, waarin reeds in 1719 het recht van op-
volging bO eerstgeboorte was vastgesteld. — De
stichter der IQn CMha, JBrmt de Vrame^ zag
na het uttsterven der Itfn AUemèwrg zgn gebied
vergroot, en na zgn dood (1675) regeerden
zQne 7 zonen eerst gemeenschappeltik, maar
stelden vervolgens eene deeUng vast, waarby
de oudste het grootste gebied, maar toch ook
ieder der overigen een alkonderigk gebied
verkreeg. (>p die wffze ontstonden de mnen:
Qoihay gesticht door Fredenk I, — (Mwrg ,
gei^icht door Hertog AJhreM (1680), — Mei-
mnffem, gesticht door Hertog Bemhard (1681),
— - Bömhüdf gesticht door Hertog Bnèrik^ -*
Meekberg, gesticht door Hertog ChrieHaem^ —
BUdhwrghaneei^ gesticht door Hertog JA^m^, —
en BwAfddy gesHcht door J(^um JOmtt. In de
Jaren 1699—1710 namen de HJnen Ojftufy,
Mêeikat^ en BömkUd een einde, maar de boedd-
scheiding had eerst in 1785 door tussehen-
komst des Keizers plaats. De vier overblijvende
lynen, door erfenis verrykt, droegen van nu
af de namen: Chtha, JHeMtÊ^en^ JBüdbrnTgham-
13
194
SAKSEN. £RN£STUNSCH£ LUN-SAKSEN-PBOYINCIE.
M» en CkIbwrg'Saalfdd. In 1806 traden de
Erneatynsche Hertogdommen met ToUe soa-
▼ereiniteit toe tot den Vrede van Posen. In
1825 stierf de Itfn Gotka uit, en verdeelden de
overige 8 onderling liaar gebied, soodat s0
zich na noemden: Hertog van Saktm-Altm-
Jmrg^ — vtm Saktm-Ooburff-Ooika^ — en mm
Saktem Mêmit^fmJBUburgJknuêi^ De Emes-
tQnsehe Staten (aiede kaart, gevoegd byhet
koningrijk Saksen) sloten in 1828 een handela-
verdrag met het koninkrgk Saksen, doek
aeiden dit het volgende jaar op, om een Thfl-
ringseh tolverbond te stiohten hetwelk aieh
in het Dnitsche Tolverbond oploste. In 1844
aanvaardden de Emestynsche Hertogen het
praedicaat „Hoogheid'*. Zg erkenden In 1849
de Ryksgrondwet , maar moeeten aich na de
ontbinding van het Parlement te Frankfort
aan den Bondsdag onderwerpen. De gesamen-
IQke ErnestQnsche landen tellen op 170,59 Q
geogr. myi 800000 inwoners; gezameniyk on-
derhouden 10 de nniversiteit te Jena.
Saksen (Het Pfalsgraaftohap) bestond nit
een aantal Koninkiyke goedden, hoofdiakeiyk
in den omtrek van den Kyffhftoser gelegen en
onder het opaicht van den Pfiilsgraaf geplaatst
De eerste diw Pfklsgraven was Adalbêro of
Bemo (t 982), de grootvader van moeders-
E0de van bissehop Bermward van Hildes-
hdm. Op hem volgde een aantal P£slzgraven,
totdat dit gebied door de Saksische Qonden
Bol van 27 Deoember 1856 aan het hertogdom
Saksen werd toegevoegd.
Saksen, eene Pruisische provincie (aiede
kaart, gevoegd b0 hetkoningryk Saksen), grenst
in het noorden aan Hannover en Brandenborg,
in het oosten aan Brandenborg en 8ileii€,in
het aoiden aan het konlnkryk Saksen en de
Staten van Thüringen en in het westen aan
Hessen-Nassao, Hannov^ en Bronswyk. Schleo-
singen in het Thttringer Wond enSiegenrfiek
aan den bovenloop der Saaie atjn enclaven
van die provincie, terwyi dexe ezclaven be-
vat, behoorende tot de Staten van Thilringen
en tot Bronswifk. Ook is door het hertogdom
Anhalt het district Magdeborg geheel geschei-
den van het overige gedeelte dier provincie.
Deae bestaat oit het op den rechter oever der
Elbe gelegen gedeelte van het voormalig
hertogdom Magdeborg, de gewesten in 1805
door het koninkryk Saksen aiigestaan, voor
aoover sy niet werden toegevoegd aan de
provinciën Brandenborg en Sileiië, en einde-
lyk oit in 1815 weder in beiit genomene
landen in Neder- en Opper-Saksen. De pro-
vincie Saksen heeft eene oppervlakte van
^L58,58 n geogr. myi en hare grootste helft
behoort tot de Dnitsche vlakte, waar heovei-
Btreken, venen en lage landen elkandw af-
wisselen. Tot de bergstreek behooren er
onderscheidene toppen van dea Hars, van
welke de Broeken eene hoogte heeft van 1 141
Ked. eL Ook op de terraslanden van Thfiringen
verheffen er aich bergen van 500 tot600Ned.
el hoogte en in de enclave Schleosingen ver-
ryst de Finsterbeig ter hoogte van 957 Ned.
el. De rivieren van deae provincie spoeden
aich byna alle naar de Elbe, inaonderheid die
van den Hars en van het Thüringer Wond.
Daarvan noemen wy: de Zwarte Eister, de
Havel, de Molde, de Saaie, de Ohre en de
Tanger. Yan de kanalen is er het Plaoensche
Kanaal, tosschen de Elbe en de Havel, heft
merkwaardigst, en men heeft er slechts enkele
meren van eenig belang. Het klimaat is er
het aachtst aan de Saaie en aan de Elbe in
het district Merseborg, waar de wynstok tiert,
en het rowst in het gebergte. De gemiddelde
Jaariyksche warmte is te Halle ongeveer 8,92^ C.
en op den Broeken nagenoeg 3,62® C, en de
Jaariyksche hoeveelheid regen in den Hara
120—150, aan de Elbe en de Saaie 40—50,
en op den Eichsfeld 40—60 Ned. doim. De
geheele oppervlakte bestaat oit roim 59%
boowland, 10Vs% hooiland, 8Vs% weilanden
roim 20% bosch. Behalve in de districten ten
oosten van de Elbe, aan de Molde en in de
Altmark, waar men aandgrond aantreft, en
behalve de hoogere gedeelten der bergstreek
heeft men er aeer vroehtbare landen, inaon-
derheid toaschMi Magdeborg en de Saaie. Hier
worden vooral soikerwortelen geteeld. Voorts
verboowt men er veel graan, groenten en
bloemen (vooral by Qoedlinborg en Eriort),
hop, cichoreiwortel, tabak, vlas, oliegewas-
sen ena. Uitgestrekte bossehen vindt men er
in den Harz, in het Thttringer Wond en ten
oosten van de Elbe. In 1883 had men er
182485 paarden, 624973 ronderen, 1390915
schapen, 719 627 awynen, 261225 geiten en
84610 byenkorven.
De veeteelt verkeert er in een bloeienden
toestand, en er is veel wild. Het ryk der
delfstoffen levert er eene groote hoeveelheid
broinkolen en aoot; de broinkolenbeddingen
strekken aich oit van Osehersleben over Ealbe
tot aan Weissenfels, terwyi er ook elders
worden gevonden, en de steenaootlagen hfi
Stasaftirt hebben eene Eoropeesche vermaard-
hdd, daar ay talryke fïsbrieken van konstmest
deden verryaen. Voorts heeft men er aoote
bronnen, steenkolen, ailverhoodend kopererts,
yaererts, nikkel, vitriool, aloin, marmer, albast
ena. In 1885 bedroeg er het aantal inwoners
2427968, onder welken aich omstreeks 2
millioen Protestanten bevonden; ay ayn ge-
vestigd in 144 steden, in 2997 plattelandsge-
meenten en op 1 053 riddergoederen en honden
aich bealg met landboow, mynontginning en
fabriekwerk, terwyi de handel er bevorderd
wordt door bevaarbare rivieren, het Plaoen-
sche Kanaal, talryke konstwegen en een oit-
montend spoorwegnet, waarvan Magdeborg en
Halle de hoofdstations ayn. Voor het onderwys
is geaorgd door eene nniversiteit te Halle, een
godgeleerd seminariom te Wittenberg, 27 gym-
nasia, 2 Protestantsche progymnasia, 6 rmal-
scholen van de eerste klasse, éene van de
tweede klasse, 6 hoogere borgerscholen.', 4
nyverheidsscholen en 10 kweekscholen van
onder wyaers; — voorts heeft men er 5 ge-
stichten voor doofttommen, éen voor blinden,
éene militaire school te Ertaitf 2 scholen voor
konsten en ambachten ena. De provincie is
verdeeld in 3 districten; ay heeft 2 vestingen,
Magdeborg en Torgao, terwyi er de Provin-
ciale Staten altting honden te Merseborg. De
provincie aendt 20 leden naar den Byksdag
en 88 naar het- Hois van Ai^vaardigden,
terwyi ay in het Hois der Heeren vertegen-
woordigd wordt door 29 leden. Het consistorie
der Evangelische Kerk is er gevestigd te
Magdeborg en de B. Katholieken behooren
er tot het bisdom Paderborn.
SAKSEN-ALTENBURG.
195
Saksen-Altenbnrg (sie dekaart,ge¥oegd
bg het koningrilk Saksen), een hertogdom, tot
het Dnitache B0k behoorende, ligt tanaelien
Wtó' en 61*»7' N. B. en WIT en 12'»44'
O. L. van Oreenwich. Het bestaat nit 2 doe-
len, door het land van Bensi geecheiden,
namelVk het ooBtelQke of Altenborgache en
het westelQke of SaalEisenbargsche, en telt
op 24 Q geogr. mQl rolm 161000 inwoners
(1886), die nagenoeg allen tot het E^angelisch-
LuthenM^e Kerkgenootschap behooren; men
Tindt namelflk in eerstgenoemd deel mlm
111000 sielen op nagenoeg 12 Q geogr. mgi
en in laatstgenoemd deel byna 60000 zielen
op 12Vt n geogr. mQl. Het eerste is omsloten
door het KoningrOk Saksen, de provincie Sak-
sen en Bensi-Gera, en het tweede grenst in
het loidwesten aan SchwanbnrgBadolstadt en
SaksenMeiningen, in het aaiden aan Saksen-
Weimar, in het oosten aan BeossGera, in het
noorden aan de Provincie Saksen en in het wes-
ten aan Saksen Weimar. Het eerste heeft een
golvenden bodem, — het tweede is bergachtig
en beslaat gedeelteigk de hoogvlakte van Thtt-
ringen. Het eerste behoort totdevmchtbaarste
gewesten van Doitschland, — het tweede
heeft een schralen bodem, maar uitgestrekte
wonden. Het eerste wordt besproeid door de
Pleisae met de Sprottanen door de Schnander,
— en het tweede door de Saaie. Het klimaat is
er aangenaam en gezond^ en behalve Saksers
vindt men er 20000 Wenden. Er xgn 10 ste-
den en 487 plattelandsgemeenten. De inwoners
honden er aich hoofdiakeigk bezig met land-
bouw en veeteelt en verkeeren, bepaaldelijk
in het oosteltlk gedeelte, in een welvarenden
toestand. In het ooeteigk gedeelte wordt veel
graan verbouwd, vooral rogge, tarwe, gerst
en haver, — voorts teelt men er aardappelen,
koolzaad, erwten enz. In 1873 had men er
bQna 9000 paarden, 67000 runderen. 80000
schapen, 37000 zw0nen, 11000 geiten en
5000 bOenkorven. De bosschen bestaan er
grootendeels uit naaldhout Het rgk der delf-
stoflén levert er bruinkolen, turf en zand- en
kalksteen. Hen heeft er 108 steenbakkergen,
24 pottebakkeryen, 9 porseleinfabrieken, tal-
rQke spinner||en en weverQen, 26 sigarenfii-
brieken, 12 boek- en steendrukkerVen enz.,
en er worden 176 stoommachines gebezigd.
De handel is er van veel belang en wordt
door spoorwegen bevorderd. Het hertogdom
draagt bQ tot instandhouding der universiteit
te Jena; wQders vindt men er 2 gymnasia,
eene reaalsehool, eene kweekschool van on-
derwQaers, eene handelsschooL 2 landbouw-
scholen, 182 burger- en volksscholen enz.
De regeeringavorm is er een constitutioneel-
monarchale Ml berust op den grondwet van
29 April 1831 en op de wet van 3 Augustus
1863. De tegenwoordige Hertog Snui^ gebo-
ren den 17den September 1826, heeft den
4den Augustus 1863 het bewind aanvaard, en
de vertegenwoordiging bestaat, volgens de
wet van 31 Hei 1870, uit 30 rechtstreeks ge-
kozene afgevaardigden, nameigk 9 uit de ste-
den, 12 uit het platte land en 9 uit de hoogst
aangeslageuMi in de belasting. Kiezer is ieder
staatsburger, die zgn 2Öste levensjaar volein-
digd heeft en directe belasting aan den Staat
betaalt , — vwkiesbaar elk, die 3 Jaar als
burger van het Hertogdom is erkend. De af-
xm.
gevaardigden worden voor den tgd van 3
Jaar gekozen en treden tegeiyk af. Het
staatsbestuur is toevertrouwd aan een minis-
terie met 8 afdeelingen, nameiyk van Bin-
nenlandsche Zaken, Justitie en Financiën.
Het hind is verdeeld in 3 districten, en de
Evangelisch-Luthersche Kerk is er de heer-
schende, terwyi de leden van andere kerk-
genootschappen er dezelfde burgerlijke rechten
genieten. Hen heeft er als hoogste instantie
het Hof van appèl te Altenburg. De Jaarltjk-
sche staatsbegrooting is van 1884—1886 ge-
raamd op 2643661 mark aan inkomsten en
2610769 mark aan uitgaven, terwyi de staats-
schuld nog geen Vj^ millioen mark beditmgt.
In den Duitschen Bond heeft het Hertogdom
éene stem, en het zendt éen afgevaardigde naar
den Duitschen Bjjjksdag. De residentie van den
Hertog is Altenburg.
In het hedendaagsche Altenburg vestigden
zich in den tffd der volksverhuizingen Sorben-
Wenden, en vermoedeltjk werd er omstreeks
1165 door Keizer Fr$derik 1 een burchtgraaf
aangesteld. Het verwiuelde, zooals wfl uit
de geschiedenis der Saksische landen kunnen
opmaken, meermalen van beheerscher, totdat
den 12den November 1826 Hertog Frederik
wm Meinwffm er het gezag in handen kreeg
en de stichter werd van eene nieuwe lyn,
8ak$tM'AjUenbwrg, HQ overleed den 298ten
September 1836 en werd opgevolgd door zgn
zoon Joteph (geboren den 278ten Augustus
1789). Het Jaar 1848 deed ook dikar eene sterke
volksbeweging ontstaan, zoodat er directe
verlüezingen werden ingevoerd en b|} op-
hefiSng der censuur de eedsaflegging *der sol- >
daten op de grondwet werd vastgrateld. Het
ministerie trad af en het nieuwe Kabinet,
met wm PlanUt aan het hoofd, waarschuwde
tegen het misbruik der vryheid. Nu werd op
eene voUuvergadering besloten, den minister
voor den Landdag en den Hertog voor de
Btlksvergadering in staat van beschuldiging te
stellen, en toen Srle^ Douai en Döliizschf de
hoofdleiders der democraten, in hechtenis wer-
den genomen, klom de ontevredenheid tot
woede. Yan aUe kanten stroomden gewapende
mannen b|)een en de stormklokken werden ge-
luid, maar weldra verscheen, op aanzoek van
het ministerie, een duizendtal Saksische schut-
ters uit Leiprig, die het stationsgebouw in bezit
namen en door andere afdeelingen wwden
gevolgd. De ingezetenen snelden nu naar de
barricaden, en eene deputatie begaf zich naar
den Hertog, om tot eene minnelüke schüüüng
te komen, be gevangenen werden in vryheid
gesteld, — de democratische party onder-
handelde met het bewind over hare eischen,
en de vrede werd gesloten, waarna de Sak-
sische schutters vertrokken. De republikein
Ornei^er werd tot minister benoemd, de Land-
dag geopend en eene algemeene amnestie voor
staatkundige misdrUven afgekondigd. De vry-
zinnige besluiten van den Landdag echter
waren oorzaak, dat er eerlang BQkstroepen
uit Saksen binnenrukten, die eerst door Han-
noveranen en daarna door Pnüsen werden
vervangen. Hertog Joseph deed afetand van
het bewind ter gunste van s|fn broeder
Chor^f en deze, zich in reactionaire richting
bewegend, benoemde een nieuw ministerie
en zond Ontciffer als geheim legatieraad naar
196
SAKSEN ALTENBURG— SAKSEN COBÜBG-GOTHA.
Frankfort. In 1860 werd de kieswet van 1840
afgeschaft, en in het algemeen betoonde de
Landdag sich leer onderdanig aan de Be-
geering. In het begin van dat jaar hadden de
BegeeringBtroepen Altenbnrg verlaten en wer-
den er door het nit Sleeswtjk-Holstein te-
ruggekeerde landscontingent verrangen. De
Landdag, in 1850 Tolgens de nienwe kieswet
eamengeateld en in 1851 bijeengekomen, kende
geene oppoeitie, en men scheen gezind, alle
herinneringen aan het. Jaar 1848 nit te wis-
fichen. Hertog Qeorg overleed den 3den Angus-
tns 1852 en werd door zDn Eoon Snut opge-
volgd, en in 1854 werden de domeinen weder
het eigendom verklaard van het regeerend
Hnis, terwQl de rechtbanken van gezworenen
door collegiën van rechtsgeleerden werden
vervangen. In 1855 verdween lelfii de kieswet
van 1850 en werd die vanr 1881 met geringe
wUzigingen weder ingevoerd, doch in 1857
door eene andere vervangen. In 1862 veroor-
loofde de gunstige gesteldheid der schatkist
eene verla^j^ der verschillende belastingen,
en in 1863 werd er het beginsel der vryheid
toegepast op het gebied der nQverheid. In
1866 schaarde Saksen- Altenbnrg zich aan de
zgde van Pnüsen, zoodat de souvereinitelt
van den Hertog gewaarborgd werd, en in
hetzelfde Jaar werd het lid van den Koord-
Duitschen Bond. Na dien tt|d is het hertogdom
onder het bestuur van het ministerie wm
Gerstenberffj die reeds in 1867 aan het hoofd
der zaken kwam, steeds in ontipnkkeling
vooruitgegaan. Laatstgenoemde overleed echter
in 1879 en werd in 1880 door eo» Leipgi^
vervangen.
Saksen-Cobürg- Gk>tha (zie de kaart ge-
voegd bQ het koningryk Saksen), een her-
togdom en tevens écn der Staten van het Duit-
sche Keizerryk, ligt tusschen b&'V en 51"^'
N. B., en 10^16' en XVlb' W. L. van Greenwich,
telt op 35,76 D geogr. myi omstreeks 195000
inwoners (1885) en bestaat uit de beide her-
togdommen Coburg en Gotha, gescheiden door
grondgebied van Pruisen en Saksen-Meiningen
en eenige enclaven.
Het hertogdom Cobwrg grenst in het westen,
noorden en noordoosten |aan Saksen-Meiningen
en in het zuidoosten, zuiden en zuidwesten aan
Beieren. Het daartoe behoorende district Kö-
nigsberg is door het grondgebied van Beieren
omringd. Het heeft op 10,21 Q geogr. myi
56728 ingezetenen (1885) en een golvenden,
bevalligen bodem, die firaaie natuurtafereelen
oplevert en zich in den Senichshöhe bj) Mirsdorf
ter hoogte van 523 Ned. el verheft. De voor-
naamste rivieren z|)n er: de Itz, de Böthen,
de Lauter, de Lauer en de Biberbach, welke
zioh in de Main ontlasten. Het klimaat is er
zeer gunstig, de gemiddelde JaarlSksche warmte
7^,9 C. en de grond over het geheel zeer
vruchtbaar. De inwoners zjn er van Franki-
Bchen oorsprong en behooren byna allen tot de
Evangelisch-Luthersche Kerk. Men vindt er 4
steden, onder welke Coburg, die meer dan
10000 delen tellen, en men houdt er zich
voomameiyk bezig met den landbouw, zoodat
deze er b||na 70% van de oppervlakte in be-
slag neemt; 25% daarvan is met bosch bedekt
Men teelt er veel rogge, gerst, tarwe, haver,
peulvruchten, aardappelen en suikerworteleuL
alsmede veel ooft en eene kleine hoeveelheid
druiven. Van groot belang is er voorts de
veeteelt; in 1883 had men in Gobnrg 1168
paarden, 24335 mnderen, 12265 schapen,
18761 zwQnen en 6222 geiten* De boiscben
bestaan er voor de grootste helft uit naald-
en voor de kleinste helft uit loof boomen. Ook
ontbreekt het er niet aan spinnergen, wever^en,
potte- en steenbakkerQen, porselein- en papier-
fabrieken, looieryen, schoenmakerQen enz. Het
hertogdom is over eene lengte van 48 Ned. mgi
doorsneden van den Werraspoorweg met een
zUtak naar Sonneberg. Er zgn omstreeks 80
volkMoholen ; voorts heeft men er in de hoofd-
stad Goburg (bQna 15000 inwoners) een gym-
nasium, eene reaalschool, eene kweekschool
van onderwüzers enz.
Het hertogdom Go^ ondersoheidene encla-
ven omvattend, grenst in het noorden mi oosten
aan Pruisen, in het zuidoosten aan Schwarz-
burg-Sondershausen en aan Ilmenau (tot Wei-
mar behoorend), in het zuiden en zuidwesten aan
Pruisen en Saksen-Meiningen, en in het westen
aan Saksen- Weimar Eiienach. Van de enclaven
is het district Volkenroda, door Pruisen en
Schwarzbnrg omsloten, het grootst Het Her-
togdom telt op 25,53 O geogr. mQl 137988
inwoners (1885). Men onderscheidt er het
Woud en het Land; het eerste maakt een
gedeelte uit van het ThOringer Woud en be-
slaat bQna '/^de der bovengemelde oppervlakte.
Tot de belangrükste toppen daarvan behooren:
de Groote Beerberg (983 Ned. el hoog), de
Schneekopf (969 Ned. el hoog) en de Insels-
berg (916 Ned. el hoog). De noordoosteigke
heuvelstreek verheft aich in den Wadisenburg
tot 414 en in den (Srossen Seeberg tot 410
Ned. el. De wateren stroomen er gedeelteiyk
naar de Saaie en gedeeltelQk naar de Werra;
tot de eerste behooren de Um, de Unstrut
en de Gera, — tot de tweede de Hasel, de
Schmalkalde en de H5rseL Het klimaat in het
Woudgewest is nog al guur, maar in de noor-
delijke streken zachter en aangenamer; de
gemiddelde Jaariyksche warmte is te (ïotha
7.4'' C. Er zgn 4 steden, en van deze telt
Gfotha byna 23000 inwoners, terwyi het zie-
lental der overige beneden 10000 biyft De
h&ndbouw neemt er byna 61% en het bosch
nagenoeg 30% der geheele oppervlakte in
beslag. Men teelt er deaelfile gewanen ah» in
Coburg, doch de veeteelt is er op verre na
niet zoo aanzieniyk; in 1883 had men er
7024 paaïden, 33801 runderen, 60984 schijn
38788 zvrynen en 20798 geiten. Er is veel
wild, en men delft er bruin- en steenkolen,
yzererts en zont Er bestaan ondersehddoie
yzersmelteryen , fobrieken van yzeren voor-
werpen, geweerfisbrieken , naaldenfinbrieken,
kalkbranderyen, porseleintiibridcen, poitetak-
keryen, pypenfoMeken , glasblazc^yen, sui-
kerfabrieken, bierbroaw^ien enz., en de
handel is er zeer levend%. De Thüringer
spoorweg doonnydt over een Umgte van 60
Ned. myi het land en heeft er onderaoheidene
zytakken. Voor het rolkaonderwys wordt er
veel gedaan: er zyn 190 scholen met 303
onderwyzers, 5 ambaohtscholen, eene kweek-
school van onderwyzers, eene hoogere bor-
gerschool voor Jongens en eene voor meines,
eene gymnasium met 20 leeraren en eene han-
delsschool, — de laatste 5 te Gotha, alsmede
een progymnasium met eene reaatochool te
aAKSEN-COBURG G0THA-6AKSËNMËININGEN.
197
Ohrdraf. Man heeft merkwaardige vename-
lingen voor wetoosehap en konst op het
kaateel Friedenfltefai te Ootha, alsmede een
niraw mnaeom en eene sterrenwaeht aldaar.
Te Qotba eiadeigk st|n de uitgebreide boek-
en kaartendmkkergen Tan Jiutus PêrthêM en
FHsdrieh Andtéa» PerihêM geveetigd.
In het hertogdom Saksen CoborgQotha heeft
men een beperkt monarehalen regeeringsvorm,
rustende op de grondwet yan 8 Mei 1852.
De Hertog — tegenwoordig EmH 11^ geboren
den 21sten Joni 1818 en aan het bewind
sedert den 29dten Januari 1844 — is het op
perhoofd van den Staat. Elk der beide hertog-
dommoi heeft een ateaderllken, doch voor
algemeene belangen hebben iQ een gemeen-
sohappelfken Landdag. Die van Cobarg bestaat
uit 11 en die Tan Gotha uit 19 leden, en
deae vormen te zamen den gemeensehappeigken
lAnddag. De verkiesingen z0n indirect en
geschieden voor een tQdperk van 4 Jaren. Aan
het hoofd van het staatsbeheer bevindt
xich een nünisterie met 2 afdeeiingen, éene
voor Cobiffg en éene voor Gotha, en aan het
hoofd van dat bewind is een minister van
Staat geplaatst De gemeenten worden er door
gekoaene gemeenteraden bestuurd, — de rechts-
bedeeling is er goed geregeld, en deflaanciën
bevinden er sieh in goeden toestand. Het
Hertogdom beeft in den Bondsraad éene stem
en zendt 2 afgevaardigden naar den Duitschen
BVksdag. De steden Coburg en Gotha zQn
beide residenti6n van den Hertog.
Dit hertogdom verwisselde, evenals de
overige Salulsche landen, meermalen van
souverein en voert eerst na de boedelscheiding
van 1826 den naam van Saksen Coburg Gotha.
Het bestuur werd in 1828 gereorganiseerd en
aan een mhiisterie toevertrouwd, aan welks
hooM zich tot aan 1839 Anstam van Ca/rlowUz
bevond. Na hem had korten tQd de vrOheer
cofi 8U^ en sedert 1844 de vrgheer wm Lepel
het bewind in handen. Deze werd echter bU
de troonbekümming van Mnui II in 1844
door den voorlaatste vervangen, waarna de
voonnalige spanning tusschen Yertegenwoor-
diging en Begeering ophield en zeer vrgzinnige
hervormingen ingevoerd werden, zoodat er
zelft in 1848 de rust bewaard bleef. In 1851
werd vom Stei» opgevolgd door von Seebaeh;
in het volgendejaar kwam de thans vigeerende
grondwet tot stand, en in 1858 en 1859 eene
betere reehterlfke organisatie. In laatstgenoemd
jaar kwam de geheime staatsraad FranekêSAn
het hoofd der ministerleele afdeeling voor Co-
burg, terwQl vom SeOach de belangen van Qo-
tha btoef behartigen. In het algemeen stonden
de Hertog en de Begeering aan de zgde van
Pruisen, zooals o. a. bleek in den Pmisisch-
OostenrSkschen Oorlog van 1866. In 1878 kwam
de gemeenschappelQke Landdag tot stand, die
bO afwisseling te Coburg en te Gotha zitting
houdt, en in 1874 werd de wet betreffende de
wSsIgIng der grondwet van 1852 a^rekondigd.
Nog altgd bekleedt de vrQheer von Sedfaeh
ztfne betrekking, doch Franekê is door den
staatsraad Bom vervangen.
Saksen-Hüdburgbauflen, een voor-
malig hertogdom in Duitschland, werd eerst
in den aanvang der vorige eeuw zelfMandig
bestuurd. Het hield echter op te bestaan in
1826, toen het grootste gedeelte deshindsaan
Saksen-Meinfaigen en het overige aan Saksen-
Coburg verviel.
Saksen-Melningen, (zie de kaart, gevoegd
bU het KoningrSk Saksen), een hertogdom en
tevens éen der Staten van het Dnitsche Kel-
zerrOk, ligt tusschen 50°12' en 51"^' N. B.
en 10^ en 18*8' W.L. van Green wich, strekt
met eene sikkel vormige gedaante, 183 Ned»
mQl lang en 16 Ned. myi breed, zich uit van
den noordwesteiyken voet van het Thttringer
Woud naar het zuidoosten, overschrQdt het
Thttringer Woud en loopt oostwaarts langs het
Frankenwoud tot aan den noordeiyken voet van
het Thttringer Woud. Het grenst in het noorden
aan Eisenach, Gotha, de Pruisische heerigk-
beid Schmalkalden, de Pruisische provincie
Saksen, Schwarzenbnrg en Altenburg, in het
oosten aan Weimar, Pruisen, Schwarzburg-
Budolstadt, Beusz en Beieren, in het zuiden
aan Coburg en Beieren en in het westen aan
Eisenach. Voorts heeft het eenige enclaven,
zooals Kranichfeld, Kamburg enz. Het Her-
togdom heeft op bQna 45 Q geogr. mt|l
ooostreeks 207 000 inwoners (1880), die. met uit-
zondering van ruim 2200 R. Katholieken, 117
Baptteten, 82 Doopsgezinden, 1 627 Israëlieten
en ruim 1000 anderen, allen tot de Evan-
gelisch-Luthersche Kerk behooren. Het land
is grootendeelB ben?achtig ; het Thttringer Woud
bedekt er schier de helft der oppervlakte, en
tot zyne hoogste toppen behooren op den
linker oever der Werra: de Blesz bj) Salzun-
gen (847 Ned. el hoog), de Stoffélskuppe
(618 Ned. el hoog), de Cteba (752 Ned. el
hoog) en de Bleaz bU Eisfeld (865 Ned. el
hoog) en op den rechter oever: de Gerbersteln
(728 Ned. el hoog), de Dreiherrenstein (820
Ned. el hoog) en de Kieferle (869 Ned. el
hoog), terwOl zich in het oostelflk gedeelte
des lands de Wetzsteln (794 Ned. el hoog),
de Töpfersbtthl (760 Ned. el hoog) enz. ver-
heffen. De wateren stroomen er naar de Weser,
de Elbe en de Rgn. Tot het gebied van de
Weser behoort de Werra met een groot aan-
tal ztjrivierijes, — tot dat van de Elbe be-
hoort de Saaie, — en de Steinach, deltzenz.
brengen hare wateren door middel van de
Main naar de RQu. Ook zQn er eenige merk-
waardige meren. Het klimaat is er in het
Thttringer Woud nog al guur en voor t overige
gematigd. De gemiddelde Jaariyksche warmte
bedraagt te Heiningen 6/^5*" C. Het Hertogdom
is verdeeld in 4 arrondissementen en telt 17
steden, maar geene van deze bevat 10000 in-
woners. De bevolking behoort er ten zuiden
van het Thttringer Woud tot den Frankischen
stam en ten noorden daarvan tot den Thttrin-
ger stam. Men heeft er van de geheele opper-
vlakte bO 42 % houw- en tningrond ruim
18 % weide- en hooiland en bQna 42 % boach.
De grond is er schraal, en men verbouwt er
vooral graan en aardappelen. In 1878 had
men er 5174 paarden, 66783 runderen, 58 940
schapen, 45186 zwffnen, 26817 geiten en 9000
bQenkorven. Van groot belang is erdebosch-
cuttunr; men heeft er voomameigk naald-
boomen, maar in de omstreken van Heiningen
en Heldborg ook loofboomen. Omstreeks 3 60O
arbeiders sgn er werluaam ' in de mQnen,
waar steenkolen, bruinkolen, kopererts, lei-
steen, marmer, zandsteen, porseldnaarde,
zout enz. worden gedolven, voorts heeft men
198
SAKSENM£INIfifGEN-SAK8£N-W£IMAB EISENAOH.
er ondencheidene yiergieterQen en fobrieken
Tan tjzeren voorwerpen, pottebakkeryen, kalk-
brandergen, 8teenbakkei1|en, gipsmolens, lo-
ciferafobrieken, glasblax^en, poraeldnfabrie-
ken, griffel- en leien£abrieken, weverUen ens^
terwtll er veel bonten voorwerpen, inzonder-
heid speelgoed, worden gemaakt Tevens
bloeien er de bierbroawerQen, de brandewlfa-
BtokerQen, de azQnikbrieken ena. Niet minder
dan 111 stoomwerktoigen x||n er bQ de ny ver-
heid in gebmik. De handel van dit Hertogdom
strekt sich uit over geheel Doitsohland, Ja,
over Eoropa en Amerika. Tot de nltvoer*
artikelen behooren er: vee, huiden, wol,
leder, linnen, katoenen en wollen stoffen,
zont glas, porselein, kaolien, knikkers,
scheikundige praeparaten, hont, houten voor-
werpen, pek, eikenschors en Qzeren voor-
werpen. De spoorwegen doorsnyden het land
met eene lengte van 118 Ned. myi; van deae
is de Werraspoorweg (97 Ned. myi lang)
de voornaamste. Men heeft er 289 volks -
acholen met 466 onderwyzers, 2 gymnasia,
2 reaalscholen, eene kweekschool van onder-
wyzers enz.
Het Hertogdom heeft een oonstitntioneel-
monarchiden regeeringsvorm, rustende op de
grondwet van 23 Augustus 1829 en op de
kieswetten van 20 Juli 1871 en 24 April
1878. Het opperhoofd van den Staat is de
Hertog — thJBms Qeorg 11, geboren den 2den
April 1836 en aan het bewind sedert 20 Sep-
tember 1866. De Landdag bestaat er uit 24
afgevaardigden, onder welken zich 4 bevinden
uit de hoogst aangeslagenen in de grondlasten
«n 4 uit de hoogst aangeslagenen in de directe
belastingen. De burger, die zyn 258te levens-
Jaar voleindigd heeft, is kiezer en ieder kiezer
is tevens verkiesbaar. De keus is rechtstreeksch
en geheim. Er bestaat vryheid van godsdienst,
van drukpers, van vereeniging en van verga-
dering, van petitie, van landverhuizing enz.
Het bestuur is er toevertrouwd aan een mi-
nisterie met 5 afdeelingen; de rechtspleging is
er goed ingericht, en de financiën verkeeren
er Uk een gunstigen toestand. De hoofdstad,
tevens de residentie van den Hertog, is Hei-
ningen. Des zomers echter hondt de Hertog
zyn verbiyf te Liebenstein.
Het hertogdom Saksen Heiningen ontstond
'ten gevolge van eene overeenkomst, in 1681
gesloten tusschen Bernhardy derden zoon van
Hertog Srtut de Vrome, met zyn broeder
Frederikj en verkreeg zUn tegenwoordigen
omvang by de meergenoemde b^elscheiding
van 1826. Reeds in 1821 had Hertog J90r»ilar<2
JBrieh Freund er het bewind aanvaard, en in
1829 kwam de grondwet tot stand. Daarna
werd de rechtsbedeeling verbeterd en de netelige
kwestie der domeinen aanhangig gemaakt, en
in 1848 de kieswet vastgesteld, doch in dat
Jaar namen de onrustwekkende bewegingen
er zoozeer toe, dat Büiersohe hulptroepen
werden ontboden. De verldezingen van den
Landdag in 1849 vielen uit in democratischen
geest, en de geh^me regeeringsraad LtUhsr
werd vooraitter van dit lichaam. Nu werd het
vraagstuk der domeinen op nieuw ter tafel ge-
bracht, zonder het tot eene beslissing te voeren.
In 1861 werd er de Werraspoorweg geopend,
en in 1866 koosSaksen-Meiningendeiyde van
Ooitenryk, zoodat den 19den September het land
door de Pruisen werd bezet. Den volgenden dag
echter legde Hertog BenAard het bewind ne-
der ter guaito van den Erfprins €h(Hy, waarna
reeds den 8sten October de vrede met Pmi-
sen tot stand kwam, waarby het Hertogdom
in den Noord Dnltschen Bond werd opgeno-
men. Voorts zendt het 2 aljjevaardigden naar
den Byksdag. Aan het hoofd van het ministerie
kwam wm JE!rof^^> tn 1873 opgevolgd door
von Cfiêseke, die nog steeds de tengels van
het bewind in handen heeft. Eerst in 1871
maakte de Landdag een einde aan den stryd
over de domeinen en in 1876 is eene nieawe
wet op het onderwys vastgesteld. Voorts zyn
er de kerkeiyke zaken geregeld door de wet-
ten van 4 Januari 1876 en van 1 April 1882.
Sakaen-WeimarEisenaoh (zie de kaart,
gevoegd by het Koningryk Saksen), een groot-
hertogdom eu tevens een Staat van het Duit-
sche Keizerryk, gelegen tusschen 9^68' en
12*^16' O. L. van Greenwich, en 60''26' en
61^' N.B. is omgeven door de Pruisische
provincie Saksen, het koningryk Saksen,
Saksen-Altenburg, de beide lynen van Beusz,
de beide Schwarzburgstaten, Saksen-Heinin-
gen, Sak8en-€k)tha, Beieren en de Pruisische
provincie Hessen-Nassan, en telt op ruim 66
Q geogr. myi nagenoeg 301 000 inwoners (1880),.
welke over 3 arrondissementen (Weimar,
Eisenach en Neustadt) zyn verdeeld. Behalve
ruim 10000 Katholieken en ruim 1200 Israë-
lieten zyn nagenoeg allen beiyders van den
EvangelischLutherschen godsdienst Hen heeft
er by 686 plattelandsgemeenten 81 steden, en
onder deze slechts 3 met meer dan 10000
zielen, nameiyk Weimar met 21000, Eisenach
met 16000 en Apolda met 12400. Gemelde 3
arrondissementen zyn door vreemd grondge-
bied van elkander gescheiden. Het arrondis-
sement Weimar, verreweg het voornaamste in
uitgebreidheid en bevolking, is van Eisenach
door Pruisen en Gotha, — van Neustadt door
Altenburg gescheiden. Tot Eisenach behoort
de Beiersche enclave Ostheim, en tot Weimar
de enclaven Ilmenau, Allstedt en Oldisleben.
Het arrondissement Weimar behoort tot de
heuvelstreek van Thüringen, — in het arron-
dissement Eisenach verheffen zich het Thttrin-
ger Woud en het Bhöngebergte, — en het
arrondissement Neustadt behoort tot het Voigt-
landscbe berggewest. De enclaven Allstedt en
Oldisleben liggen aan de zuidoosteiyke helling
van den Harz, de enclave Hmenau in het
Thttringer Woud en de Miclave Gssheim by het
Bhöngebergte. Ten noorden van Weimar ver-
heft zich de Ettersberg ter hoogte van 463
Ned. el, — voorts heeft men hier de Ghroote
Kalm (663 Ned. el hoog), de Tannich (484
Ned. el), enz. by Bemda In de enclave Il-
menau verryaea de Gickelhahn (861 Ned. el
hoog) Ml de Hohe Tanne (806 Ned. el hoog),
— in het arrondissement Eisenach heeft men
onderscheidMie toppen van het Thttringer Wond,
nameiyk: de Wartburgberg (413 Ned. el hoog),
het Ottowald (641 Ned. el hoog), de Hohe
Vogelheid (726 Ned. el hoog) endeGlöckner
(674 Ned. el hoog), — en van het BhOnge-
bergte noemen wy nog : den Elnbogen (816
Ned. el hoog) en den Bayerberg (719 Ned.
el hoog), terwyi wy eindeiyk nit Neustadt
nog den Keaselberg (430 Ned. el) vermelden.
De voornaamste rivieren des lands zyn de
SAKSEN-WEIMAB-EIBENAOH.
199
Baale en de Wem; de eerste Btroomt door
het ooBtel0k gedeelte Tmn Weim&r, en de
tweede door Eisenaeh. De Saaie kronkelt door
een bekoorlQk dal en ontvangt de wateren
der Ihn, Eister en Unstmt Naar de Werra
stroomen de Felda, de Ulster, de Saki en de
HörseL Op onderseheidene plaatsen ontsprin-
gen er minerale bronnen. Het klhnaat is er
■acht in het dal der Saaie, waar men aelfli
wQngaarden aantreft, maar raw in de berg-
streek, doch de Ineht is er overal loiyer en
Mond. De inwoners honden er lich vooral
beiig met den landbonw en gebmiken hiertoe
55% van de oppervlakte, terwQl mim 10%
aan weiland en 25% aan bossehen moet wor-
den toegekend. Men verbouwt er vooral rogge,
gerst, haver, tarwe en aardappelen, — voorts
erwten, koolsaad, vlas, hennep, hop en veel
ooft, benevens hier en daar w)|n. Ook de vee-
teelt verkeert er in een gnnstigen toestand:
in 1888 had men er 17271 paarden, 110092
rnnderen, 146442 schapen, 101448 iwQnen
en 41291 geiten. De bossehen, hoofdzakeigk
nit denne- en benkeboomen bestaande,
leveren er veel wild. In 1875 had men er
8 tliermVnen en éene steenkolenmQn, éene
gaersmeltorij, 90 steenbakkerijen, 145 potte-
hakkereen en 5 porselein&brieken, — voorts
talrgke wevertfen, vooral veel konsentebrieken
en toawslageryen, papierfabrieken, borstelma-
kerSen enz. In het algemeen bevindt de nt|-
Torheid er sich in een bloeienden toestand
en Etj wordt er door onderseheidene inrich-
tingen van onderwas krachtig bevorderd. In
haiur gevolg heeft zQ een z^er levendigen
handel, zoodat Weimar en Eisenaeh aanzien-
U|ke koopstedoi zQn. Tot de nitvoerarükelen
behooren er graan, ooft, bont, vlierbessen,
potasch, wol, wollen, linnen en katoenen
stoffen, konsen, worst, porselein, glas en aar-
dewerk. Het land is doorsneden van onder-
scheidene spoorwegen, bQv. van den Thflrin-
ger spoorweg (74 Ned. mQl), den Werra-
spoorweg (17 Ned. mgi), den Saaiespoorweg
enz. Het onderwas is voortreffeltik ingericht
in dit Groot-Hertogdom, hetwelk in de eerste
plaats bijdraagt tot de instandhoading der
universiteit te Jena. Voorts heeft men er eene
school Toor beeldende kunst te Weimar, gym-
nasia te Weimar, Eisenaeh en Jena, een
reaalgymnarinm te Eisenaeh, eene reaalsohool
en eene hoogere burgerschock voor mei^ies te
Weimar, scholen van middelbaar onderwifs te
Eisenaeh en Kenstadt, kweekscholen yan
onderwyaers te Weimar en Eisenaeh, hoogere
burgerscholen voor Jongens te Weimar en te
Jena «i 478 volksscholen, zonder de bQzon-
dere seholen te rekenen. Wgders heeft men
er instituten voor doolMommen, voor blinden
enz. Behalve de universiteitsbibliotheek te
Jena (200000 doelen) heeft men eene uitge-
breide boekerO te Weimar (170000 deden,
behalve de handsehiiflen). Ook bevat het Her-
togeigk Kabhiet aldaar beeldhouwwerken,
schildergen ens.
Het Oroot^Hertogdom heeft een constitutio-
neel-monarohalen regeeringsvorm, reeds inge-
steld den 5den Mei 1816 en alzoo de eerste
in DuitseUand, doch den 5den Mei 1850 he1^
zien. Diensvolgens bezit de Ghroot- Hertog —
thans JTofW AUtandêff geboren den 24st0n
Juni 1818 en aan het bewind gekomen den
8sten Juli 1858 — de volle souvereiniteit ,
Yoor zoover deze doordeDuitscheKÜksgrond-
wet van 1871 niet is opgedragen aan het
Bt|k. Hg is echter bQ de wetgeving en het
invoeren van belastingen gebonden aan de
medewerking van den Landdag. Z0n Huis
geniet van de opbrengst der domeinen eene
som yan 540000 gulden, en de troon is bO
eerstgeboorte erfeiyk in de manneiyke i0n.
HQ belQdt den Evangelisch-Lutherschen gods-
dienst. Alle staatsburgers hebben er geiyke
bmgerlOkeen staatkundige rechten. De Land-
dag besteat er uit 81 leden; van dezen wordt
éen gekozen uit de voormalige ridderschap,
4 uit de vermogende grondeigenaara, 5 uit de
ryksten des lands, die hunne inkomsten aan
andere bronnen dan grondbezit onUeenen, en
21 uit de staatsburgers van goeden naam,
die den 80-jarigen ouderdom bereikt hebben.
Manneltlke ingezetenen van 26 Jaren zDn er
kiezers. De gewone Landdag wordt om de 8
Jaar gehouden. De Groot-Hertog kan dien
eene maand verdagen en ook ontbind«i, doch
in dit laatste geval moeten binnen 3 maanden
nieuwe verkiezingen plaats hebben. Volgens
de organieke wet van 5 Maart 1850 bestaat
er het ministerie uit 4 departementen. De
hoogste rechterltfke instantie is er het Hof van
Appèl te Jena, — voorts wordt er eene nieuwe
rechterlijke organisatie ontworpen. De Jaarl^k-
sche begrooting heeft er zoowel voor uitgaven
ah) voor inkomsten een oüfer van ruim 4
millioen gulden, terwyi de staatsschuld er niet
veel grooter is. De residentie van den Groot-
Hertog is Weimar, doch h(t heeft er daaren-
boven onderscheidene kasteden. Het Groot-
Hertogdom heeft in den Dnitschen Bondsraad
éene stem en zendt 8 afgevaardigden naar
den Dnitschen BQksdag.
Oorspronkeiyk behoorde Weimar tot de door
geheel Thüringen verstrooide bezittingen van
de Graven vcm Orlamündêy en eene zQmnvan
dezen aanvaardde tegen het einde der 10de
eeuw den naam van Graaf von Weimar. Na
het uitsterven van deze (1067) keerde Weimar
tot het geslacht Orlamüude terug en werd het
eigendom van éen zgner Jongere telgen. Toen
ook deze tak uitstierf, verleende Keizer Me»-
êrik V het graafi»hap Weimar aan den Pfiitls-
graaf S^ffied. Meermalen veranderde het
land van gebieder en had van verschillende
oorlogen veel te ijjden. — In den aanvang
onzer eeuw was het Hof te Weimar het ver-
bluf der beroemdste Duitsche letterkundigen.
Toen regeerde er Kwrl Amnui^ die door de
besluiten van het Congres te Weenen eene
aanmeriLeiyke gebiedsvergrooting endegroot-
hertogeigke waardigheid verkreeg. HQ ver-
leende in 1816 aan z0n volk eene vryzlnnige
grondwet en vrijheid van drukpers, welke
laatete echter door den aandrang der Groote
Mogendheden eerlang werd beperkt Hj) werd
opgevolgd door zyn zoon Kard FredêHk
(1828—1858), die met w^gezinde ministers
veel heeft gedaan ter bevordering van het
heil des volks. Toch ontstond er oppositie op
den Landdag in 1847, en aan haar hoofd
plaatste zich wmWffdmibn^k uit Eisenaeh.
Toen in het volgende Jaar de volksbe-
weging toenam, vond de Groot-Hertog het
gO(^ laatstgeoMlde tot minister te benoemen.
Weldra echter werd Thüringen door EBks-
200
SAKS£N-W£IMABr£I0£NACH--8ALADIK.
troepen beoet; dese TenobeoeB te Jen» en
namen de leiden der demoorstiBche partg In
hechtenis. £ene nienwe kieswet wcvd vaat-
getteld, en den 208ten September 1849 kwam
de nieuwe Landdag bQeen, die eerlang het
geheele bestuur in vrUdnuigen geeet Teran-
derde. Spoedig echter Ferseheen het tOdperk
der reactie, loodat reeds in 1852 op een bni-
tengewonen Landdag dOTorkregene Toonrechten
werden pr4)8 gegeven. Op den Ssten Juli van
dat jaar overleed KofrA Vr^imk en werd
opgevolgd door den tegenwoordigen Qroot-
Hertog, XatA Alemamdêr^ gebOTMi den 24flten
JaU 1818 en in 1842 gehuwd met prinaee
aofMa der Nederlanden, de suster van koning
WüUm IlL In 1857 werdoi ter gelegenheid
der onthulling van het gedenkteeken van QöiU
en 8cMlUt te Weimar schitterende feesten
gevierd. De OrootHertog begverde lich, de
bydrage der hoogeschool te Jena te veihoogen
en kunsten en wetenschappen te bevorderen.
Op staatkundig geleed schaarde Weimar sioh
aan de i^e van Pruisen. Het halve eenw-
feest der grondwet werd te Weimar in 1866
met luister gevierd. In 1868 werd er eene
vrtlsinnige wet op de drukpers uitgevaardigd,
in 1872 de so1kk>1 van de Kerk gescheiden,
tn 1874 eene nieuwe Ideswet in werking ge-
bracht, en in het algemeen kan men zeggen
dat Saksen -Weimar-Eisenach tot de bevoor-
rechte Staten van Duitschland behoort
Saksen WeimarBisenaoh (Karel Ber-
nard, hertog van), een verdienstelijk krijgs-
man, geboren te Weimar den dOsten Mei 1792,
was een soon van den Groothertog Koird
AtiffMsi en van Xomm, prinses van Hessen-
Darmstadt. HQ genoot eene voortreffelijke op-
voeding, omhelsde den krijgsdienst en woonde
reeds op 14 jarigen leeftjjd den slag van Jena
bQ. Als miyoor bij den generalen staf inSak-
sischen dienst nam h0 deel aan den veldtocht
van 1809 en onderscheidde zich b|j Wagram.
In 1815 echter verUet hij den Saksischen dienst
en trad als kolonel en chef van het regiment
Orai^e-Nassan in de Nederlandsohe goederen,
streed met ongemeene dapperheid in den slag
bij Waterloo, trok naar FrankrQk, keerde
vervolgens naar Nederiand terug, waar hem
het bevel werd opgedragen over eene bri-
gade inftinterie, en zag zich in 1816 bevor-
derd tot generaal-mi^oor. In 1818 werd hü
provinciaal kommandant van Oost-Viaanderen
en volbracht in 1824 m^ de korvet „Pallas"
eene wetenschappelijke reis naar Engeland en
naar de Yereenigde Staten. Eene beschrijving
van die reis werd naar zVne aaateekeningen
door den geheimraad LudêH opgesteld en in
het licht gegeven; ztj is eenigen t0d daarna
in het Nederlandsch vertaald. In den Tien-
daagschen Veldtocht nam hij als luitenant-
generaal deel aan verschillende gevechten,
ontzette Maastricht en zocht den opstand te
Antwerpen te dempen. Den 6den December
1848 werd hij aangesteld tot kommandant
van het leger in Neêrlandschindifi. Hg ver-
scheen aldaar in 1849, kommandeerde de
derde expeditie naar Baii en werd bevorderd
tot generaal der infanterie. In 1852 keerde
hg om redenen van gezondheid naar Neder-
land terug, ontving het volgende jaar pensioen,
nam in 1854 zitting in het comité van defensie
en overleed den Sisten Juli 1862. Hg schreef |
nog: «Précis de la campagne de Java avee
cartes et plans (1884)** en was lid van on-
derseheidane geleerde geaootsebappen.
SakfliBoh Zwitserluid is de naam vaa
eene bevallige Dnitsohe bergstieek, gevonid
door het Zandsteengebergte bg de Elbe aan
beide agden van deae rivier en gelegen in JmI
Saksische distdet Dresden en in aangrenzende
gedeelten van Bohemen. Het strekt zich uil
van Pima tot TetsdMn in Bohemen over eene
lengte van 88 Ned. mgi, is ongeveer 80 Ned.
mgi breed en beslaat eme oppervlakte van
15 Q geogr. mgi. Het dal der Elbe i§ er bet
voonuuiaste, daar alle andere riviecen met
hare dalen zieh derwaarts spoeden. Het Zaad-
steengebergte heeft eene gemiddelde hoogte
van 400 Ned. el, is sterk gekk>ofd ed besU
Juist hierdoor eene greote verscheidenheid*
Loodrechte rotswanden en nuilvormige rotsge-
vaarten, hier en daar boven ellcaader ge-
plaatst, wisselen af met ruime dalen, waar
rgke wgn- en ooftgaarden den grond versieffen,
en met nauwe rotskloven. Tot de voornaamste
gedeeltmi van Saksisch ZwitserUndbefaooren:
de Liebethaler Grund, door de Wesenita
besproeid, de Uterwalder Qrund, de Bistei,
het stadje Hohnstein, de Tiefe Grund, de
Lilienstein, de Kuhstall, de Qroote Winter-
berg, de Belvedère en de Falfcenstein, alle
op den rechter oever der Elbe, — vo<Mrts de
Sohneeberg (724 Ned. el hoog),deKdnig8tefai,
de Pabststein en de Bielagrund op den linker
oever der rivier. Een groot aantal reizigers
bezoekt ieder Jaar de ihudste gedeelten van
dat bevallig oord.
Sakoentala, zie KMkUka.
Sala (Qeorge Augustus Heary) een £a-
gelseh sehrgver, is de zoon van een Italiaan
en van eene Engelsohe zangeres, vrord
geboren te Londen in 1828 en koos ae loop-
baan der letteren. Dtekmu werd sgn moM
en in de tgdschriften van deeea, „Household
Words'* en „All the year round", plaatste hg
belangrgke schetsen en verhalen. Voorts
wekte 4n opstel ever Mogart^ in het „C<»n-
hill Magazine" van l%aekemy zeer de aan-
dacht In 1860 stichtte hg het maandschrift:
„Temple Bar", waarin hg de romans: „The
seven sons of Mammon" en „Strange adven-
tures of Captain Dangerous" in het lioht deed
vefschgnen. Voorts schreef hg: „A joumey
in the North (1859)", — „Make your game,
a narrattve of the Bhine (1860)"— en „Dntch
piotures with some iketches in the Flemidi
manner (1861)". In 1868 vertrok hg als oor-
respondent van den: „Daily Telegrsph" naar
Amerika, vergezelde in 1864 NapoUom III in
die betr^king naar Algiers en vertrok ah»
zoodanig in 1870--1871 naar Duüaohland ea
ItaUë, in 1875 naar Spai^e en Venetté en ia
1876 naar Rusland. Daardoor ontatonden zgne
geschriften: „America in the midst ot war
(1864)", — „Prem Waterloo to the Penin-
sula (1866)", — „Beme and Veniee (1869)",
— „Under the sun : essays mainly written in
hot countries (1872)", — en „America revi-
sited (1882)".
Salade, zie LtOmo,
Saladin, eigenigk StOék «d Mi (Hdldes
gelooft) of Joêiêoef, sultan van Syrifi en
Egyptcs geboren in 1187 <9 het kasteel Tekrtt,
waar a^ vader bevelhebber was, wi^ide
SALADIN-SALAMANDBB.
liek eent aan de wetonsehap en de weelde,
doch Tergeielde in 1167 itjn oom ^'irko^ky
W^ieer Tan Noereddm Méhmoed^ naar Egypte
en onderaelieidde sich oooseer door zQne
dappere daden, dat 4n oom hem aldaar ala
■tadbonder achterliet. HQ vergeidde voorts
ajwhoA in 1168 op een tweeden tocht der-
waarts, nam deel aan de bestorming van
£^wer en werd na den dood van ^Urhoek
(1169) yiiier van Egypte. Door dapperheid,
edelmoedigheid, menschlievendheid, oprecht-
heid en godsdienstijver verwierf hy de alge-
neene toegenegenheid. In 1171 maakte htf
een einde aan het Khali£sat der FaÜmiieMeA
wierp sich op als aUeenheerscher. Na het over-
10den van Koêrêddin (1174) bracht hQ ook Da-
mascns en Syrië tot onderwerping, waarop hQ
den titel van snltan aanvaardde, door d^i
KhaUf Noêêer in die waardigheid erkend werd
en in 1183 sich meester maakte van Hesopotamië.
Ook de Vorsten der Seld^oeken erkenden zUne
heerschappy. Voorts had hj) aioh ten doelge-
sldd, de Christenen vit Palaestina te verdry-
ven en Jemsalem te veroveren. Na onder-
seMdene vooispoedige ondernemingen en
verontwaardigd over de tronwelooshdd der
Ghristeiffidders, leverde hy hun d^i 4den en
6den Joli 1187 den geweldigen slagbyHittin
in de velden van Tiberias, waar Omjf vam
jMiigmm en de grootmeester der Tempelheeren
en der Johannieter ridders werden gevangen
genomen, en veroverde voorts Akka, Sald,
Beiroet ens., waarna den dden October ook
Jenisalem in syne handen viel. Tyms echter
kon hy in 1188 niet overweldigen en Akka
niet ontietten, dat in weerwil van eene dap-
pere verdediging in 1192 door de Kraisvaar-
ders ingenomen werd. Bkkaré Leemomkart
versloeg fisIocN» by Arsoef, veroverde Caesarea
en Ja£Es en bedreigde Jemsalem. Toen werd
een wapenstilstand gesloten, waarby de knst
van Ja£Es tot Tyms in de macht der Chris-
tenen werd gesteld; Adcalon werd gesloopt,
maar Jemsalem en syn gebied bleef onder de
heerschappy van den Soltan. ^SbJeiciMi overleed
kort daarna te Damascos dèn dden Maurt
1198 en werd wegens zyne nitstekende
eigenschappen algemeen betmnrd. Hy liet 17
sonen en éene dochter na en was de stichter
van het Hnis der Ejoebiden,
Salak (De) is een kegelvormige vnlkaan
op Java in de residentie Baitensorg aan de
grens der Preanger Regentschappen. Hy heeft
eene hoogte van 2300 Ned. el boven de opper-
vlakte der aee, en is van den voet tot den
top met een hoogst weelderigen plantengroei
bedekt. Tot de hoogte van 600 Ned. el ver-
bouwt men er ryst en tot op eene hoogte van
byna 1 200 Ned. el vindt men er kofBetoinen.
ZQne laatste uitbarsting dagtekent van het
jaar 1699.
Salamanoa, eene Spaansohe provincie,
vormt het saideiyke derdedeel van het ko-
ningryk Leon en ligt tnasohen de provinciën
Zamora, VaUadolid, Avila, Toledo, Cacéres
en het koninkryk PortngaL Het Und is er
grootendeels vlak en alleen in het solden
wegens de Siërra de Gata bergachtig, maar
tevens ongemeen schoon. De aansieniykste
rivieren zyn er de Donro (grensrivier naar de
syde van Portugal) en hare syrivieren (de
Tormes, de Teltes en de Agueda). Men ver-
bouwt er veel graan, erwten, wyn, kastai^es,
eetbare eikels ens. De veeteelt bloeit er, doch
de fobrieksnyverheid bevindt er sich op eene
lage trap van ontwikkeling, terwyi er vooral
in wol een levendige handel gedreven werdt
Dese provincie telt op 232^ Q geogr. myi
byna 285000 inwoners. — Hare evmisoo ge-
noemde hoofdUad verheft sich amphltheaters-
gewy^ tusschen en op 3 lage heuvels in emie
seer vraohtbare vlakte aan de Tormes, waar-
over eene bmg van 17 bogen is gelegd. ^
is met VaUadolid door een spoorweg verbon-
den en bevat binnen hare hooge, met 10
torens gekroonde muren, vele aanaieniyke
gebouwen, omstreeks 30 kerken en evenzoo-
vele kloosters, van welke echter onderschei-
dene in een staat van verval verkeeren, als-
mede onderscheidene hospitalen en armenhui-
zen. Het plein der Constitutie is éen der
schoonste van geheel SpaiUe. Van de merk-
vraardigste gebouwen vermelden wy: de
moderne hoofdkerk, in spitboogstyi, met 8
groeten beuken en een hoogen toren, — de
daarnaast gelegene oude hoofdkerk, — het
seminario in Florentynschen styi, — het
universiteitsgebouw in spitsboogstyi, — het
Colegio del Bey in Grieksehen tempelstyi, —
het voormalig klooster der Dominicanen met
200 cellen en eene prachtige koepelkeri^ —
en het paleis der AJha'9. De vermaarde uni-
versiteit werd aldaar in 1239 door Koning
Alfomo IX van Leon gesticht en vereenigd
met die, welke in 1209 in Palenda verreien
was. Zy is de rykste hoogeschooi van SpaiUe
en werd in haren bloeityd — in de 16de eeuw
— door 6- tet 8 000 studenten bezocht , welk
aantal thans tot 4- of 600 is gedaald. Tot
dese inrichting behooren eene boekery met
talryke Orieksche handschriften, het semina-
rium van GtffiMifaZ en onderscheidene collegies.
De nyverheid bepaalt zich te Salamanoa by
de vervaardiging van hoeden, laken, wollen
stoffen, linnen, leder, fayence en aardewerk.
Het aantal inwoners bedraagt thans omstreeks
18000, ^ in de 16de eeuw meer dan 50000.
Salamanoa is eene zeer oude stad en heette te
voren Elmantica (Salmantica). Zy werd inde
Panische Oorlogen door Éamnhdl veroverd,
die echter, bewogen door den heldenmoed
der vrouwen, haar weder in vryheid stelde.
In 1812 leden de Franschen er eene beslissende
nederlaag.
Salamander (De) was v<^ns de voor-
stelling der Ouden een vergiftig dier in de
gedaante van eene hagedis. De tegenwoordige
wetenschap echter geeft dien naam aan die
orde der AMiÊpMbiëm welke in volwassen toe-
stand in het bezit zyn van een staart Zy zyn
in het geheel niet v^giftig en tevens volkomen
weerloos en geiyken op hi^gedissen, dodi hunne
huid is niet met schubben bedekt en hunne poë-
ten hebben geene klauwen. Op Jeugdigen leoftyd
ademen zy door kieuwen, later door tongen,
komen dus hierin overeen met kikvorschen, maar
verlieaea den staart niet en geven geen kwakend
geluid. De larven leven steeds in het water,
de volwassene dieren niet altyd. Dese funilie
bewoont het noordeiyk halfrond mi is vooial
goed vertegenwoordigd in Noord-Amedka. In
ons Vaderiand kent men 3 soorten, nameiyk:
den lamdaalamamdet (Salamadra maenlata),
die eene lengte bereikt van 16 Ned. duim, op
202
SALAHANDEB-^ALATIGA.
bet donkergeklearde lichaam 2 rgen Tmn gele
▼lekken draagt, aan de Toorpooten 4 en aan de
aeliteipooten 6 teenen heeft, in Tochtige
lM>aBchen woont en dch met slakken en aard-
wonnen voedt, — den wctitrêaUmandmr (Triton
cristatofl), iets korter dan de voorgaande soort,
met een sgdellngs sterk samengednikten staart,
een grtls of oigfklearig, met zwarte vlekjes
versierd lichaam, en in slooten en poelen
levende, — en den hUmm water$alamandmr
Triton taeniatns), die slechts 7 Ned. doim
lang wordt, op den rjotg bmin is met swarte
vlekken en onder den buik geel ef oraiOe. In
den paartyd heeft het mannetje eene roodachtig
witte kleur en is versierd met blauwachtige
vlekken en aan de rngsgde, evenals de vorige,
vooralen van een kam ; ook deze soort wordt
algemeen in slooten en poelen gevonden. Be-
halve reeds genoemden lamd9alama»dêr of ge-
vlekten salamander (S. macaiata), zfln ook de
nmuiutdctmaméUr (Cryotobranchns Japonicos), de
ferimffde rimpdêUmg (Siphonops annnlatos), de
JtimÊwgaUmai^ier (Siren lacertina), de axolotl
(Amblystoma mexioanom) en de olm (Protens
angoinens), alle baiten onze grenzen te hais
behoorend, afbeeld op nevensgaande plaat.
Salami is de naam eener soort van worst,
vervaardigd van grof gehakt moildier- en
ezeisvleesch met nien, vast gestopt en sterk
gerookt De salami*s komen vooral nlt Bologna.
In Hongar0e worden er gemaakt van mager
zwynenvleesch.
Salamifl. een eiland aan de knot van At-
üca in de Saronische (}olf, tegenover Elensis
door eene smalle straat van Attlcaen Megaris
gescheiden, draagt thans den naam van Koe-
loêri. Het is 12 Ned. m|l lang en ongeveer
evenzoo breed en door eene diepe hsoA in
twee deelen gesplitst, behoort tot den Griek-
schen nomos AtÜca en Boeoti6, is meeren-
deels bergachtig en woest, doch aan de knst
vmchtbaar, zoodat er olQf- en w^ngaarden
gevonden worden, en telt omstreeks 4000 in-
woners (1879). In oaden t||d werd er, behalve
gevogelte en kaas, ook veel honig uitgevoerd.
De hoofdstad Koeloeri, aan de westkust ge-
legen, heeft eene haven en 2200 inwoners.
De Semitische naam van het eiland (van JSooZ
8faUm of Mêêr dêt Vreiêé) maakt het waai^
schQnlIlk, dat het eiland oorspronkelOk door
Phoeniciërs werd bevolkt Daarop verschenen
kolonisten uit Aegina, en reeds in den Tro-
Jaanschen Oorlog wordt Salamis vermeld als
een onafhankelUke Staat onder het bewind
van Ajax^ den zoon van TSlama». Het werd
na eene lange worsteling met de Megarensen
eerst door laatstgenoemden en vervolgens door
de Atheners in beait genomen en bleef na
dien tgd, vooral door de roemrQke overwin-
ning van Tkemittoele$ op de vloot van Xsran
(480 voor Chr.) vermaard geworden, met eene
korte tusschenpooB het eigendom der Atheners
tot 818, toen het zich ^willig onderwierp
aan de heersohappü der MacedoniSrs. In 288
evenwel kwam het door Armkt» weder in de
macht der Atheners. De evenzoo genoemde stad
verhief zi<^ eerst aan de zuidkust en later
aan de oostkust, maar kwam reeds in de tweede
eeuw na Chr. in verval.
Den naam van 8alami$ droeg in de dagen
der Oudheid ook de belangrtfkste, grootsteen
sterkste stad van het eiland Cypmn, Zy was
in het midden def oostkust aan den voet van
den Pediaens gelegen en door de Phoenidfirs
gerticht Men vond er eene ruime haven en
een vermaarden tempel van Zmu (JApiter),
en zQ was reeds in de 6de eeuw vóór Chr.
eene merkwaardige stad, waar Boagoroê^ ko-
ning van het geheele eiland, aOnverblüfhi^d.
In 806 vóór Chr. had er de grootste zeeslag
der Oudheid plaats, waarin Demetrims FoUór-
eeteê aan de Grieksch-Egyptisehe vloot onder
Memdmu en DemetrUu Soier eene geweldige
nederlaag toebracht Later kwam Salamis onder
de heerschappg der PtóUm&muêem en in 58
vóór Chr. onder die der Bomeinen. Ten gevolge
van een opstand der aldaar gevestigde Israë-
lieten in de dagen van TVa/amw werd de stad
grootendeels verwoest. Nog meer echter leed
^ door eene aarbeving onder Omsiawt^n de
CHrootê, Door laatstgenoemde werd zQ weder
opgebouwd en onder den naam van Constantia
tot hoofdstad van het eiland verheven, doch
later onder MeraoUui geheel en al vernield
door de Saraoeenen. Men aanschouwt thans
nog de puinhoopen dier stad bQ Hagios Sergis.
Salangane (Collacallia Otcêj/) is de naam
van een vogelgeslacht uit de ftimilie der Zn^
Iers (Cypselldae Chray), Het omvat kleine
vogels met vrf| lange vleugels, waarin de
tweede slagpen de langste is, met een mid-
delmatig langen, afgeknotten of eenigszins
uitgesneden staart, een zeer kleinen, haak-
vormigen snavel en zeer zwakke pooten
O. et<mleHta Orwf is 18 Ned. duim lang en
80 breed, donker bruinachtig grauw, van
onder lichter, aan de vleugels en den staart
zwart en met eene witte vlek bO de oogen.
Deae vogel bewoont de Soenda eilanden, het
gebeegte van Assam, Nilgerri, Sikklm en
Cejlon en bouwt zQne nesten, die ongeveer
op het vierde deel eener eierschaal gelUken,
in holen tegen den wand van het vocht, dat
zgne sterk ontwikkelde speekselklieren af-
scheiden. Dit verstoft tot eene doorschijnende
witte of bruine massa, en daarin legt dé sa-
langane 2, zelden 8 witte eieren. Ifon vindt
■e in de grootste hoeveelheid in de grotten
aan de zuidkust van Java, waar zj) vaak
met levensgevaar verzameld en als eetbare
vogelnesten ter markt gebracht of vooral naar
China uitgevoerd worden ten bedrage van
ongeveer 800000 Ned. pond in bet Jaar, die
eene waarde vwtegenwoordigen van ongeveer
16 millioen gulden. Zg worden met krachtig
vleeschnat gekookt.
Salangor, een Maleische Staat aan de
Straat van Malakka, is in het binnenland
berfi^htig, bevat veel tinerts en brengt eene
aanzienlOke hoeveelheid rQst, suikerriet en
specergen voort Het land heeft veel geleden
door regeeringlooeheid, verviel dientengevolge
in 5 Staten en werd eindelük afhankeigk
van Siam. Het werd in 1826 door Engeland
uit dien toestand bevrgd. De bevolking be-
staat uit Maleiers en Chineezen, doch in het
gebergte vindt men een kleinen stam van oor-
spronkeigke bewoners, die donkerder van kleur
zQn. De hoofdstad is Loengat
Salatiga, eene assistent-residentie en een
regentschap op Java, behoort tot de reridentie
Samirang. Zg grenst in het zuiden en oosten
aan de residentie Soerakarta, in het westen
aan de residentie Kedoe en in het noorden aan
SALATIGA-SALEUER.
903
4e afdeeliog Ambarawa. zy bestaat nit twee
«üftrieten, te weten : Salatiga en Tenggarang.
Het land is er ongemeen vraehtbaar en men
heeft er eene menigte koffietninen. Het Idi-
maat is er koel, aangenaam en gesond. —
De evenxoo genoemde hoofdplaats ligt 81
IHÜen Tan Poerwodadi op den noordoosteltlken
▼oet van den Merbaboe. Men heeft er vele
goede hnizen, een uitstekend goavemements-
hnis, eene school, een hospitaal, eene Javaan-
sche gemeente, eene bron, de Kali Sen^jogo
genaamd, een kavalleriekampement ens. De
plaats ligt op 7* 19' 9' Z.B. en 110*» 29' 61/
O.L. Tan Greenwich en ter hoogte van 598
Ked. el boven de oppervlakte der zee.
SalawatL op éen na het grootste der
Papoea eilanden, ligt tosschen de noordwest-
pant van NienwGainea en Diijilolo, is 60
Ked. myi lang en tot 46 Ned. n^l breed, en
werd in 1764 door WaUon ontdekt. Langs de
noordknst loopt er eene keten van kalksteen-
bergen, die in den Wagomberg eene hoogte
hereiken van 785 Ned. el. Het overig gedeelte
is eene lage vlakte, met oorspronkeiyke wou-
den bedekt en van onderscheidene rivieren
•doorsneden.
Saldanlia Oliveira e Daiin (JoSioCar-
4os, hertog van), een Portngeesch staatsman,
geboren den 17den November 1791 te Arinhaga
•en van moederszyde een kleinzoon van den
beroemden Markies imm Pombalf studeerde
ie CoYmbra in de rechten en in de natuur-
kunde en zag zich daarna geplaatst bQ het
ministerie van Koloniën. Toen de Fraoschen
het land in bezit namen en het Hof de wt|k
nam naar Brazilië, onderwierp Saldanha zich
aan de vreemde heerschappH, maar kwam in
1810 in Engelsche gevangenschap. Vanhier
vertrok hQ naar Brazilië, trad er in krUgsdlenst
en zag rioh met verschillende diplomatieke
zendingen belast. Na de herstelling der Por-
tugeesche heerschappQ benoemde «Todo Flhem
in 1825 tot minister van Bnitenlandsche Zaken.
Na het overlflden des Konings, onder het
regentschap van Isabellaf werd hQ stadhouder
te Porto en dempte met kracht den opstand
ter gunste van Dom Mi^uël. By de invoering
der grondwet werd hy Minister van Oorlog,
doch nam den 2d8ten Juli 1827 zQn ontslag,
omdat hg de inhechtenisneming van twee ge-
heime aanhangers van Dom Mignêl niet kon
doorzetten. Daarop vertrok hg naar Engeland.
Bg het bericht der troonbeklimming van laatst-
genoemde (28 Juni 1828) keerde hg naar
Portugal terug en deed pogingen, zich aan
het hoofd der liberalen aan de Souga te ver-
zetten tegen de voorstanders des Konings,
maar leed eene geweldige nederlaag, zoodat
hg weder naar Engeland moest vluchten, van-
waar hg zich naar Frankrgk begaf. Diar ver-
zamelden de aanhangers der Jeugdige Koningin
Mofia da Gloria ongeveer 2000 man, om met
hen op de kust van Portugal eene landing te
beproeven-, de expeditie werd echter door de
Engelschen vergdeld, zoodat Saldanha naar
Frankrgk terugkeerde. Hg riep de verstrooide
Portugeezen bgeen en bracht ze bg Dom
Têdroy die zich in Februari 1882 derwaarts
had begeven. Na de verovering van Porto werd
hg tot chef van den generalen staf benoemd.
Een aanval der Mignëllisten onder Bamrmamt
werd door hem afgeslagen, en hg bestuurde
vervolgens den veldtocht in Algarvië, wdke
met de bemachtiging van Lissabon eindigde.
Daarna belegerde hg Santarem en toekende
den 26sten Mei 1884 de capitulatie van Evora
met Dom lüRguSl, waarbg deze afistand deed
van de Kroon van Portugal. Saidanha werd
nu tot maarschalk en in 1885 tot minister van
Oorlog benoemd, maar legde reeds na een
halfjaar de portefeuille neder. Na het dempen
der Septemberomwenteling van 1836, mede
door SManha aangestookt, werd hg vooreen
md van 'lO Jaar verbannen. Eerst de beweging,
welke in 1846 ontstond tegen de gebroeders
Cbdrol, riep hem naar Portugal terug, waar
hg vmchtelooze pogingen aanwendde tot be-
teugeling der revolutie. In 1848 trad hg op
nieuw aan het hoofd van het ministerie, doch
gaf weldra zoo doorslaande bigken van onbe-
kwaamheid, dat hg weder moest aftreden.
Toen de Koningin hem ook uit zgne betrek-
king aan het Hof ontsloeg, organiseerde hg
den Ssten April 1851 een openbaren opstand,
die hem gedurende 5 Jaar als een zoo goed
als onbeperkt dictator over Portugal deed
heerschen. In Juli 1856 werd hg door den
nieuwen Koning, Dom Pedro Ily op aandrin-
gen der C!ortes, ontslagen, waarna hg ook
zgn post als opperbevelhebber van het leger
nederlegde en zich nogmaals aan het hoofd
plaatste der oppositie. In 1862—1864 en in
1866-1869 was hg ambassadeur te Bome,
werd in 1870 weder eerste minister, doch
bleef het slechts korten tgd en ging in 1871
ab gezant naar Londen, waar hg den 21sten
November 1876 overleed.
Saldo (Het) noemt men de uitkomst van
eene credit- en debetrekening. Is het credit
grooter dan het debet, zoo verkrggt men een
voordeelig en in het omgekeerde geval een
nadeelig saldo.
Saleijer of iSüZai;ara is denaam eener eilan-
dengroep gelegen in het zuiden van Oelebes.
Zg bestaat uit Groot-Saleger en een aanzien-
igk getal onbewoonde eilanden, met eene ge-
zamenigke oppervlakte van 28 Q geogr.mgi.
Groot Saleger is door eene straat, desgeigks
Saleger geheeten, ter breedte van 2 geogr.
mgi, van de zuidkust van Celebee gescheiden.
Het is een langwerpig eiland, ter lengte van
20 en ter breedte van 8 uren gaans. Het Ne-
derlandsohe fort defensie aan de westkust
ligt op 60 6' Z.B. Het eiland is zeer berg-
achtig; aan de oostkust rgzen de rotswan-
den steil uit het water omhoog en de voor-
naamste toppen bereiken er eene hoogte van
1000 Ned. el. Onderscheidene onbevaarbare
beken dalen er langs de hellingen naar be-
neden, en in de bosschen heeft men er vele
wilde zwgnen, herten, vogels enz., terwgi de
zee er een overvloed van ^sch oplevert Voorts
vindt men er (Uatiboomen, kapokboomen, bam-
boe, kokospalmen, kanarieboomen enz.; ook
groeien er koffie, rgst, tabak, gierst, maYs enz.
Saleger is berucht wegens zgne koortsen, vooral
gedurende den oostmoesson. De bevolking
bestaat er uit ongeveer 60000 zielen en vormen
een gemengd ras. meerendeels afkomstig van
Makassaren, Boniërs en Loewoeërs. De Salege-
reeeen worden voorgesteld als valsch, lafhar-
tig en afgunstig. Er zgn niet minder dan 14
regenten, van welke die van Bonto Bangoeng
de voornaamste is, maar het burgerigk gezag
20i
SALEUEB-SALESNO.
ia Ia handen yan den Nederlandachen geaag-
hebber, ondergeschikt aan den gonTerneor van
Makaauur. De klapperboom ia er Toor Tden
eene bron van belangryke wtnaten, — anderen
leggen er sich toe op de Tiachvangat, en de
TToawen at|n er ongemeen ervaren in het
weven van katoenen atoffen. Ook legt men er
ilch toe op het winnen van sout. In 1667
werd deae eilandengroep onderworpen aan het
geiag van de Ooet-Indiache Compi^^.
Salem of 8/alam (Vrede) ia de ondenaam
van JenudUm (lie aldaar). — Voorta vermelden
wy onder dien naam: SaUm of Tsferam^ de
hoofdatad van een evenaoo genoemd diatrict in
het Britach Indiache preaidentachap Madraa,
gelegen aan de znidel^ke helling van het fiiji-
wanügebergte, 276 Ned. el boven de opper-
vlakte der aee, met roim 50000 in wonera,—
en de atad 8aUm in den Noord- Amerikaan-
chen Staat Maaaachoaetta, op eene landtong
tnaachen twee baaien in den Atlantiaohen
Oceaan, 22 Ned. myi ten noordoosten van
Boston. Zy ia onregelmatig aangelegd, maar
heeft flinke hniaen, 20 kerken, onderaoheidene
wetenachappeiyke instellingen, b0v. een athe-
naenm, Eaaex laatitnte met eene boekery van
39000 deelen, de Academy of Sdenoe, door
JPeabodff gesticht, enz., veel nyverheid en
handel en rnim 27000 inwoners (1880). Z0
werd in 1626 gesticht en reeds in 1630 tot
stad verheven. Gednrende de omwenteling in
de voorgaande eeuw mstte zy 60 kaperschepen
nit, en de scheepvaart naar het buitenland
ontwikkelde er zich vervolgens met kracht.
Deze is echter in onzen tyd meestendeels naar
New York en Boston verlegd, zoodat in 1876
slechts 70 schepen te Salem te huis behoorden.
— Nog eenige kleine steden in Noord Ame-
rika dngen dien naam.
Salemi, eene stad in de Italiaansche pro-
vincie Trapani op Sicilië, ligt aan den spoor-
weg naar Palermo en telt rnim 15000 inwo-
ners. Men vindt er de bouwvallen van een
burcht nit den tyd der Noormannen. Nadat
ChÊfibaldi te Marsala was geland, trok hy by
Salemi zyne vryscharen byeen (Mei 1860) en
deed er de proclamatie afkondigen, waarbQ
hy het dictatorschap over Sicilië aanvaardde.
Salep is eene geneeskrachtige zelfstandig-
heid, ontleend aan de gedroogde wortelknol-
len van verschillende Orchideën Deze planten
hebben in haren bloeityd 2 knollen: een ver-
welkten, waaruit de plant zich ontwikkeld heeft,
en éen vollen, ronden, handvormig verdeel-
den of gelobden knol, waaruit in het volgende
Jaar de stengel opschiet. Men verzamelt in den
bloeityd de volle knollen, die bitter van
smaak zyn en onaangenaam rieken, wascht
ze, wryft er de bruine opperhuid af en droogt ze
door eene kunstmatige warmte. De knollen van
alle Orchideën bevatten salep. In Midden-
Europa verkrygt men die vooral van Onhu
moriOf «kweti/a, mUUariSf ustmlaiaf Anaoamp-
<w, ftyramidaUty — ook wel van Orekit maeu-
laia en laiifolia en van Oifmnadeitia eoitopêea.
De ronde knollen zyn na het drogen niet
langer dan 3 Ned. duim en niet zwaarder
dan 2 Ned. wichQes, onregelmatig van gedaante,
hard, bros en geelachtig grys; zy bevatten
27% zetmeel, 48% bassorine, 1% suiker,
5% eiwit, 2% minerale bestanddeelen enz.
In den vorm van poeder geven zy met eene
50 vondige gewiohtahoeveelheid kokend water
eene dikke gelei. De salep was reeds aan
Diateoridm bekend, doch eerat Qêoffrojf wee»
in 1740 aan, dat men ze uit Midden-Eoro-
peeache Orchideën verkrygen kan. Men ver-
zamelt hare knollen vooral in den Tannna,
in het Weaterwald, in het Bhëngebergte en
in het Odenwald in Duitachland, alaraede in
Frankryk. De aalep wordt inzonderheid aan-
gewend tegen buikloop, doch in Turkye veelal
Orchis morio.
met honig by het ontbyt genuttigd. Wy geven
hierby eene afbeelding van OrekU moriOf
nameiyk in a van eene plant op de helft der
natnuriyke grootte, in h van een zuiltje van
voren, in c van ter zyde, beide op 5 vondige
grootte, in d van een doorgeaneden vrucht-
beginsel op 4-voudige grootte, en in e van
een atuifmeelklompje (pollinarium) op 8-vou-
dige grootte.
Salemo, eene Italiaanache provincie in
het landachap Campania, komt overeen met
de voormalige Napolitaanache provincie Prin-
cipato Citeriore, grenat in het zuidweaten aan
de provincie Napels, in het noorden aan Oa-
aerta en Avellino en in het ooaten aan Po-
tenza en telt op 100 Q geogr. myi 573698
inwonera (1881). Het land ia grootendeela
bergachtig en met nitloopera der Apennynen
bedekt; alleen hinga de kuat vindt men er
vlakten en tevena vele ongezonde atreken. Tot
de rivieren behooren er: de Sela met de Ca-
lore, de Tuaciano en de Alento, en van d»
voortbrengaelen dea landa noemen wy graan,,
wyn, vlaa, hennep, katoen, penlvmohten,
oiy?en, vygen en ander ooft. Voorta is er veel
vee en langa de kust een overvloed van viach.
Te Saierno, Scafati, Angri en Samo bevinden
zich groote katoenapinneryen, weveryen en
katoendmkkeryen, ook zyn er fabrieken van
hoeden, papier, yneren en koperen voorwer*
pen, glaablazeryen, looieryen, zydespinneryen
enz. De provincie wordt doorsneden van den
apoorweg van Nap^ naar Potenaa, en men
heeft er een groeten weg naar Calabrië ; z|
SALERNO- SALICTLZUUR.
205
is in 4 arrondliBemeiitea verdeed. — De
evensoo genoemde ioofdgtad ligt aan de be-
koorlQke Qolf Tan demeUden naam en aan
den ipoorweg naar Napels, is de letel Tan
een aartsbiseehop, Tan een prefect en Tan
onderscheidene rechtbanken, heeft een gym-
naslam met eene bibliotheek, eene technische
school, een seminarinm, onderscheidene in-
stellingen Tan weldadigheid, Tele fhbrieken,
en omstreeks 22000, als gemeente roim
30000 inwoners. De flraaiste straat is er
de Corso Garibaldi aan den ooTcr, met
een gedenkteeken ter eere Tan Oario
Fuaeana^ en het schoonste gelK>uw de
hoofdkerk Tan San Matteo (in 1084 ingewgd),
met een prachtigen Toorhof, 8 portalen, de
pnalgraTcn Tan Or^orUu VII, Mmrgoirtiha
mm DwroKMo ens. Voorts Termelden wt|: de
kerk van San Domenieo, de aartsbisschoppe-
l^e stallen, het Palano SansoTerini, den
schoawbiurg en de waterleiding. De haTcn der
stad is Torsand, maar zal Tcrbeterd worden.
In 1160 Terrees er eene uniTersiteit, die in
de middeneenwen eene groote Tcrmaardheid
beaat, doch in 1817 is opgehOTen. — Salenio,
het onde Salemom aan den Slnns Paestanos,
was eene Romeinsche kolonie, kwam TcrTol-
n onder debeerschappt|derLoDgobardische
ogen Tan BeneTcntum en werd in 848
TerhCTen tot een Torstendom, af hankeiyk van
den Dnitschen Keiser, doch toen de Salemi-
tanen zich bedreigd sagen door de Saraceenen,
kwamen at) onder de hoede der Keizers Tan
Byzantinm.
Sales (Frao^is de), de stichter eener
ffeestelQke orde, werd geboren den 21sten
Angnstns 1567 op het kasteel Sales bQ Annecy,
studeerde te ParQs in de rechten, trad in den
geesteiyken stand en werd coadjutor te Annecy
en in 1602 bisscho? te OenèTC. Ondersteund
door mcTrouw dê Chantdl deed ht| in 1618 de
Orde der Salesianerinnen Tcrryzen en OTerleed
te Lyon den 28sten December 1622. Hy werd
in 1665 door AUxoMder VII heilig verklaard,
en s|{n gedenkdag Talt op den 29sten Januari.
Van ztJne talrOke stichtel)fke werken Termel-
den wtl Tooial: «Philoletheon**, en ztJne
„OeuTres eomplètes^ sOn bt| herhalinfr ui^e-
gOTon, bQT. door l^ne (1861—1874, 9
dln).
Salfl (Francesco), een TerdienstelQk Ita-
Uaansch schrQTer, geboren den 248ten Januari
1759 te Cosensa in Calabri6, bekleedde ten
iQde der Fransche heerschappQ in Italië Tor-
schülende betrekldngen te Milaan en te Napels,
werd in 1800 hoogleeraar in de geschiedenis
en in de wgsbege^te aan de Brera, in 1807
In de diplomatie en in 1811 in het staatsrecht,
begaf zich in 1814 naar Par||s en OTcrleed te
Fttsy in de nabghdd dier stad op den 5den
^September 1882. ZQu belangrykst geschrift is
getiteld: ^Saggio storico-critico sulla commedia
italiana (1822y\
Salibabo is de naam eener aan Nederland
-onderworpene eilandengroep in OostIndiS,
tosschen de Philippgnsche Eilanden en de
noordoostpunt Tan Oelebes. ZQ behoort eigen-
10k tot de Talant- of TalsTereilanden en is,
als deze, Tulkaaisch Tan aard, zeer Trucht-
baar, leTert rQst en bataten op en wordt door
Xalelers bewoond, die aan het gezag Tan
^gene opperhoofden gehoorzamen. Het Toor-
naamste eiland dezer groep heeft een omTang
Tan 22 Ned. mOl.
Salicine (CHi^O;) komt Toor in den
bast Tan onderscheidene soorten Tan wilgen
en popnlieren, in geringe hooTeelheld ook in
hunne bladeren en TronwelQke bloemen, als-
mede in bCTergeil, wellicht ook in kruidach-
tige SpiraeOn, en wordt Torkregen uit een
geconcentreerd afkooksel Tan wilgenbast, dat
men met loodglit laat trekken, filtreert, Tan
het OTcrtollige lood bevrgdt en uitdampt^
loodat er kristallen OTcrblflTen. Salicine Tormt
kleurlooze prisma's, smaakt zeer bitter, lost
op in water en alkohol, niet in aether, smelt
bg 168^ C, is niet vluchtig, reageert neutraal,
geeft bg het smelten met kaliumbydroxyda
zuringzuur en salicylzuur, met emulsine en
speeksel saligenine (0;H802) en suiker, en
gaat bg inwendig gebruik in de urine over
als saligenine, salicyligznur en salicjlznnr. De
salicine wordt als surrogaat Toorchinine tegen
tusschenpoozende koortsen en ook als maag-
middel TOorgeschreTen.
Salioineiln (De) of wügadUi^m Tormea
eene tweezaadlobbige plantentemitte. Zg omTat
2-huizige boomen en heesters met afwisselend^
enkelvoudige, gave, gaaflrandige. getande of
gezaagde, vinnervige, gestoelde bladeren met
afvallende of overbigvende steunblaa^Jes en dmI
in kaQes gerangschikte bloemen. DekaQeszgm
eindstand^ op zgtakjes. De d^blaadjes der
kaljes zgn schubvormig, vliezig, gaaf of ge-
lobd en ieder van hen draagt in den oksel
eene bloem. Deze laatste bestaat bg de maa-
neigke bloemen uit slechts 2 of uit tabgke
meeldraden met draadvormige, vrge of samen-
gegroeide, op den bodem bevestigde hefan-
draden en 2*hokkige helmknoppen. Het blocM-
dek ontbreekt of wordt verTangen door eene
achter de meeldraden geplaatste, gesteeMa
hocigkller ofdoor eene ringvormige uitbreiding
van den bloembodem. De bloemen der vronw»-
igke kaQes missen eveneens een bloemdek. De
onbehaarde stamper bestaat uit 2 vruchtbladen,
wier randen samengegroeid zgn, is éenhokktei
eindigt in 2 korte, min of meer samengegroelde
stgien met 2- of 8 lobbige stempels en beval
talrgke zaadknoppen. De Trucht is eene 2-
kleppige doosTrucht met talrgke gekroonde
zaden. Deze hebben geen kiemwit en eene
rechte kiem. De zaadlobben zgn platbol en
elliptisch, en het wortel^ie is zeer kort en naar
beneden gekeerd. Tot de SalicineSn behoofen
slechts de geslachten wüg (SaUz) en pojfMtt
(Populns), die ruim 200 soorten tellen. De
meeste Tan haar behooren te huis in de ge-
matigde en koude gewesten Tan het noordeigk
halfrond ; zg hebben in den bast looistor of
salicine, en de populieren in de bladknoppea
een specergachtig gomhan.
SalioylBUur (C7H6OS) =CeH4(0H)C00H
(1.2) of orthooxybenzoteuur komt als saileyl-
zuurmethylaether in de aedierisehe olie t»
Gaultheria procumbens TOor. Het ontstaat door
ozydslie Tan salicylaldehyde, het noogenaanwl
salicyligzuur (O-H^Os), hetwelk in de uit kraM-
aehtige Spiraeasoorten (bgT. Spiraea ulmaria)
Terkiegene aettierische olie is bcTat,— Toerta
door ozydatie Tan salicine, btf het voihltlsa
Tan indigoblanw enz. met kafiumbydrozyde,
alsmede door phenolnatrium te Torhitten fai
een stroom Tan koolsuur. Men Tcrzadlgtdaar-
ao6
SALICYLZÜÜB-SALIEBI.
too natriiimhydroxTde met phenol, droogt het
gevormde phenolnatriam en behandelt dit in
een retort onder langzame yervrarming tot 70° C
met koolnar, loet het gOTormde dinatriom-
ialieylaat op in water, slaat het neer door
aoQtzaor en mivert het afgeaeheiden aalicyl-
laor door het om te kristalliaeeren, door snb-
Hmatie enz. Salicylzaor vormt kleorlooze
prisma's zonder reuk, met een zoetaehtig
zuren smaak en is moeieigk oplosbaar in
kond, gemakkeigk in warm water, alsmede
in alkohol en aether; het reageert zanr, smelt
bg 166°, sublimeert bQ 200° C, onUeedt bO
eene snelle yerhltting in phenol en kool-
zoor en yormt meerendeeis zeer oplosbare,
kristaUiseerbare zonten, welke, eyenals het
salicyhraar zelf, door ferridaonten donkerpaars
gekleurd worden. Het ontstaan van salicylzaor
nit phenol (carbolzaar) en koolzaar gaf aan-
leiding tot het vermoeden, dat het, evenals
oarbolzaar, antiseptisch (bederfwerend) zon
werken, en een
daartoe door
prof. Kolbe te
Leipzig inge-
steld onderzoek
heeft tot de ge-
wenschte uit-
komsten geleid.
In de chirurgie,
byhet behande-
len van ziekten,
waarin micro-
ben eene ontle-
ding van het
bloed veroorza-
ken, bg diph-
theritis, bg
acuut rheumatis-
mus, bg de vee-
artsengkunde
enz. is salieyl-
zuur met uitste-
kend gevolg aan-
gewend, terwgi
het vooral te pas
komt tot het
bewaren van
vleesch, groen-
ten, ingemaakte
vruchten enz.
Het is nietscha-
deigk voor de
gezondheid. Men
moet er slechts
op letten, dat de
vloeistof, waaraan salicylzuur toegevoegd zal
worden , zuur reageert, want alleen vrg sali-
cylzuur heeft een bederfwerend vermogen.
(>ok is het aanbevolen bg de bereiding van
igm, darmsnaren, leder, stgftel, inkt enz. Ge-
durende het zomersaizoen kan salicylzuur in
iedere keuken groote diensten bewgsen.
Salie (Salvia L,) is de naam van een
plantengeslacht uit de fiunilie der LMUmmi^fm
(Labiatae). Het omvat kruiden en huf heesters,
meestal met langwerpige, aan beide zgden
gerimpelde bladeren en tot aren vereenigde
bloemen. De gewone Salie (S. offlcinalls L,),
ook tdw geheeten, is een halfheester ter
hoog te van 6 Ned. palm, behoort in de bergstreek
van Zuid- Europa te huis en wordt ook in onze tui-
Salvia offlcinalis.
nen gekweekt. Zg heeft gestoelde, langwerpige,
4in gekartelde , eenigszins beuMurde , grgze
bladeren en blauwe, ook wel roode en witte
bloemen, en bezit in de welriekende, bitterzoet^
samentrekkend en sigmig smakende bladeren
eene groene of gele aetherische olie. De
bladeren worden tot bereiding van saliemelk
gebezigd. Wg geven hierbg eene af beeldüig
van deze plant, nameigk in a van een stengel
op Vsde der natunrigke grootte, in h van eea
meeldraad, in e van eene bloem, beide op 8-
voudige grootte, in d van een vruchtbeginsel
met een stgi en in e van eene bloem,
beide op de dubbele grootte. — Voorts ver-
melden wg 8, Mdarea L, (muscadelsalie), een
twectjarig gewas uit het zuiden van Europa,
doch ook in onze tuinen wel eens voorkomende,
met een ruigen stengel, hartvormig- langwer-
pige» gerimpelde, ruige bladeren en blauw-
achtig witte bloemen. Deze plant heeft een
sterken, schier bedwelmenden geur. De bla-
deren worden
wel bg bier ea
wgn gevoegd;
ook leveren zg^
met suiker en
gist aan hetgis^
ten gebracht,
den clarywgn»
8, pomifura L»
is een heester,
die in Grieken-
land en Syri$
groeit Hg heeft
grgze, viltige,
aan den rand
golvende blade-
ren en op de
onderlip wit ge-
vlekte bloemen.
Aan zgne Jonge
takken vindt
men ten gevolge
van den steek
eener galwesp
uitwassen , die
een aangena-
men , specerg-
achügen smaak
hebben en door
velen gegeten
worden. Oo)l ge-
bruikt men in
Griekenland den
stengel, de bla-
deren en de bloe-
als thee. Vele andere soorten behooren
tot de sierplanten. In ons land komen nog
voor de hUMloêmige êaUe (S. Verbenaca) en
de VddioUe (S. pratensis), beide overbigvende
kruiden.
Salieri (Antonio), een Italiaansch compo-
nist, geboren den 19den Augustus 1740 te
Legnano, ontving onderricht in de muziek en
begaf zich op 15 Jarigen leeftgd tot zgne ver-
dere vorming naar Yenetiö, vergezelde den
Hofkapélmeester Qasgman» naar Weenen en
genoot van dezen onderwgs in het contrapunt.
Reeds in 1770 werd zgne opera: „Le donne
letterate" met groeten bgval opgevoerd. Na
den dood van Qaumann (1774) werd hg diens
opvolger als Keizerigk kapelmeester te Weenen
SALI££I-SAL18BUBY.
S07
ea Tervurdigde meer dan 40 opera*8, yan
welke wO noemen: „Armida"', — ^Don Chia-
elotti", — .La fiera di Yeneua", — „La lo-
oandiera**, — »I1 talismane'', — „La Semira-
mide'\ — «Lei HoraceB'\ — en ,,Tarare", en
Tooral ook: „Les DanaXdee'', die ia 1784 te
PwOs uitband^ werd toegojoioht H0OTerleed
te Weenen den 7den Mei 1826. Men heeft ook
een aantal andere moaiekstokken van sUne
Saliërs of SaUtoke Franken, lie onder
Dramhm,
Salii of Sprwgetê was de naam van een
priestereoUegie in het oude Rome, ingesteld
Yolgens de sage door Nwma, hoewel de dienst
dier priesters van Pelasgisch-Griekschen oor-
sprong schQnt te weMn en met dien der Samo-
thraoisehe Goden overeenkomt De Salii waren
gesplitst in 2 oorporatiSn, ieder van 12 leden.
De oudsten droegen den naam van JPaUdimj
omdat 4 op ^0 Mons Palatinns waren ge-
vestigdy en de Jongeren om deselfde reden dien
van JsotutUê. Zy droegen eene gestikte tonica
met een koperen borstsieraad, eene opgeschorte
toga praetexta, eene koperen priestermats,
eene speer, een koperen staaQe in de rechter
hand en in de linker of om den hals een
s^iild. Ztl huldigen vooral Mars Qradvout,
Honne liederen waren óf tot alle GK>den ge-
richt (axementa) of tot óen afzonderlOk (versas
Jononüy Ifinervii ena.). Het feest der Salii
bestond in een plechtigen optocht door de stad
met geiang en dans en werd met een kenrigen
maaltQd besloten.
Salinas (Antonio), een Italiaansoh penning-
en oadheidkondige, geboren te Falermo in
1841, beiocht de oniversiteit te Berign. reisde
in uriekenland en werd in 1866 hoogleeraar
in de archaeologie in atlne geboorteplaats en
tevens directeur van het nationaal museum
aldaar. Hy schreef o. a. : ,1 monumenti sepol-
crali scoperti preso la chiesa della Santa Tri-
nitü in Atene (1863)", — „Del Museo natio-
nale di Palermo e del suo avvenire (1874)",
— en „Le monete delle antiche citt4 di Sicilia
(1870)".
Salingré (Hermaan), een Duitsoh klucht-
speldichter, geboren te Beriyn den 17denMei
1838, werd aanvankelQk voor dea haadel op-
geleid, maar sya eerste tooaeelstnk : „Blauer
Moatag" vond aooveel by val, dat hy de letter-
kuadige loopbaaa koos. Als verdaggever voor
Beriyasche dagbUdea bevoad hy aich gedu-
reade dea Dultsch-Fraaschea Oorlog vaa
1870—1871 ia het hoofdkwartier desKoaiags.
Qedureade ayae laatste leveaqjarea was hy
verlamd ea vaa het gezicht beroofd ea over-
leed ia dea aacht vaa dea 4dea op dea6dea
Februari 1879 te Beriya. Vaa s4iae tahryke
kluchtea — oaistreeks 100 — vermeldea wy :
„Der Leibkutscher", ~ „Eia ruhiger Mieter",
— „Alles für meiae Töchter", — „Der Aller-
weltshelfer", — „Der Baum der Erkeaatais",
— „Pech-Sdiulae", — „Pürs Theater lasz ich
meia Lebea", — „Preussea ia Sachsea", —
jJ^etsch lm Yerhör", — „Des Friseurs letztes
Stuadleia", ~ „Die Afrikaaeria iaEalau",—
ea JSeise durch Berlia ia 80 Stuadea".
Salis-SeewiB (Johaaa Gaudeas), vryheer
voa), geborea te Seewis ia Grauwbuaderlaad
uit eea adeliyk geslacht op dea 26stea De-
oember 1762, oatvlag ayae opleidiag ia de
vaderiyke woaiag ea vertoefde daaraa eeaigen
tyd te Pfeffel by Kolmar, trad ia 1786 in
Fraasohea dieast ea werd kapiteia der Zwitser-
sohe garde te Yersailles. By het uitbarsten
der Omwenteling echter nam hy syn ontslag
en keerde in 1793 in syn vaderland terug,
waar hy zich vestigde te Chur. Weldra echter
moest hy wegens ^e staatkundige gevoelens
de wyk nemen naar Zttrich, waar hy beaoemd
werd tot iaspectenr generaal der Helvetische
troepea. Later vertrok hy aaar Bera, waar
hy aaa het Hof vaa cassatie werd g^laatst
Ia 1808 keerde hy aaar Grauwbuaderlaad
terug, bekleedde er oaderscheideae staataamb-
tea, aam ia 1817 als koloael sya oatslag en
woonde ambteloos eninafoonderingteMsIans,
waar hy dea 29stea Jaauari 1834 overleed.
Als dichter wordt hy gewooaiyk ia éenen
adem genoemd met syn vriend MaHhuon, Zyne
„Gedichte" verschenen in 1793 en de 12de
druk daarvan in 1869.
Salisbiiry, de hoofdstad van het Engel-
sche graaftchap Wilts, gelegen op een schier-
eiland by den mond vaa de Bourne en aan
de Avon, aan den spoorweg van Southamp-
ton naar Bristol en aaa het beigia vaa het Salis-
bury-Southamptoakaaaal, met eeae voorstad
op dea aaderea oever vaa de Avoa, is regel-
matig gebouwd ea de setel vaa eea bisschop.
Mea heeft er eeae prachtige hoofdkerk met
dea hoogstea torea vaa geheel Eagelaad, aa-
meiyk 122 Ned. el hoog. Ook aadere kerken
syn er de besichUging waard. Toorts heeft men
er een prachtig paleis van Justitie, een bis-
schoppeiyk paleis, eene schouwburg, eene con-
certziftal, eene bibliotheek met eea mnaeum,
eea semiaarium, eeae kweekschool vaa on-
derwyzers, eene Latynache school ens. en
omstreeks 14600 inwoners (1881). Indenabtf-
h^d der stad bevinden sich eenige merkwaar-
bouwvallen.
Salisbury is in Eagelaad eea adeliyke
titel, ia 1347 door Koaiag Edmard lil aaa
WüUam de Moniaemt0 verleead, ia 1428 door
huweiyk op de Cstmilie IfêmlU ea ia 1472 op
dea Hertog van Clarenee, dea broeder van
Sduard IV, overgegaaa. Nadat dit geslacht
ia 1641 was uitgestorvea, beaoemde Jaoobnêl
ia 1606 Bóberi Oeeil, eea soon vaaLordÜMr-
lei^hj tot graaf van SaUèhaty. Afkoaderiyk
vermeldea wy:
Jamei JBrowiUow WVUam, geboren den 17den
April 1791 ea eea sooa vaa dea ia 1791 tkH;
eerstea markies mM&iKfiiifybeaoemdeaJiMMr
CecU, dea yverigea voorstaader der bescher-
meade rechtea ea lid der Toryparty. Hy was
ia het aiiaisterie Dwrby ia 1868 groot-segelbe-
waarder ea vaa 1868 tot 1869 iordpresideat
vaa dea geheimea raad ea overleed op sya
laadgoed Hatfleld ia Hertfordshire dea 12dea
April 1868.
jRoberi Arikmr TaUbcé Gasa^gne Oecü, mar-
kies van Salubwry, eea sooa vaa dea voor-
gaaade ea geborea dea 3dea Februari 1830.
Hy studeerde te Etoa ea te Oxford, was tot
aaa dea dood syas vaders als Lord Orambomê
lid vaa het Lagerhuis, ea gaf biykea, dal hy
tot de bekwaamste staatsmaaaea der Toty-
party behoorde. Hy belastte sich ia 1866 ia
het aiiaisterie Derh$ met het beleid der ladi-
sche Zakea, maar aam het volgende Jaar syn
oatslag, omdat hy sich met eeae door syne
tos
SAUSBÜBY— SALLÜSTIÜS.
«mbtgenooten ODtworpene reformbill nietTer-
eeoigen kon. In 1869 werd hQ kanselier der
miTerBiteit te Oxford, en in 1874, toen DU-
reM «an het roer kwam, aanvaardde liQ
wederom het staataBeeretariaat Toor ladiS. In
1876 werd hg als buitengewoon geiant naar
de oonforratie te Constantinopel geaonden,
doch beiocht vooraf de Hoven te Pargs, Ber-
lyn, Weenen en Rome, om zich omtrent de
gevoelen! der Chroote Mogendheden b|| eene
aMgeigke botsing taBschen Engeland en Bus-
land te vergewissen. HQ betoonde zieh op
genoemde conferentie seer toegevend tegen-
over de eischen van den Roasischen geaant
I^fitaHmD^ en toen de Porte de voorstellen der
conferentie van de hand geweaen had, verliet
SaUèbmr^ in Janoari 1877 Constantinopel en
keerde over Athene naar Londen tenig,waar
hg fai Maart tot het opstellen van het Lon-
densch protocol Qverlg medewerkte. In het
voo^aar van 1878, na het aftreden van Lord
Hfrfly, verwisselde hQ de portefeuille van
Indle met die der Bnitenlandsohe Zaken en
ondersteunde met al sQne kracht de Ooster-
sche politiek van Lord BeacontflM. Terstond
deed hg aan de Britsohe geaanten eene dr-
eulaire toekomen, waarin hQ verklaarde, dat
Engelaad dan alleen sou toetreden tot het
door Oostenrgk voorgeslagen congres, wanneer
Rasland daaraan het geheele verdrag van San
SteiSuo wilde onderwerpen. Door onderhande-
lingen met Graaf SjomtaUm slaagde hg er in,
RoaUad tot aanmerkeigke schikkingen te be-
wegen omtrent de grensen van Bodgarge en
het grondgebied, dat Turkge in AaiS sou
moeten afetaan. Voorts rioot op zgn last La^foird
met Turkge de conventie van 4 Juni, waar-
doer Cyprus aan Engeland werd af^festaan.
Op het congres te Berign was hg met Lord
Bmoontfldd vertegenwoordiger van Engeland
en werd daarop tot ridder van den Kouseband
en tot eerebnrger der City van Londen be-
noemd, terwgi hg rich voorts begverde, de oor-
logen van Engeland in Afghanistan en Znid-
AfHka tot een goed einde te brengen. Toen
het conservatieve mhiist^e aftrad, legde hg
in April 1880 de portefeuille van Boitenland-
ache Zaken neder en plaatste lich in het Hoo-
gerhuis op de banken der oppositie. Toen in
1885 het ministerie €Had9tonê beaweek, aan-
vaardde SaHêbmrif de betrekking van eerste
minister en de portefeuille van Buitenlandsche
Zaken, doch slechts voor korten tgd, daar hg
reeds in Januari 1886 wederom plaats moest
ruimen voor GladttoMj echter om na weinige
maandm deaen wederom te vervangen.
Salisohe wet (Lex Salica) is de naam
van liet oude, in middeneeuwsch Latgn op-
gestelde volksrecht der Salische Franken. Het
is in de 6de eeuw onaer Jaartelling volgens
een besluit der stamhoofden door vier rechts-
geleerde mannen opgeteekend, maar later door
OUodwi^^ OkUdèberi en Okhtarim gewgzigd
en uitgebreid. Utt de talrgke bewaard geMs-
vene handschriften verkreeg men een viervou-
digen tekst van dit wetboek. Het is o. a. uit-
gegeven door OUmimi (1876).
Sallet. Onéet deaen naam vermelden wg :
FHêdruA wm aaUetj een verdiensteigk Duitsch
dichter, geboren den SOsten April 1812 te
Neisae. Eq| trad in 1824 als kadet in dienst,
kwam hl 1889 als luitenant te Maini en het
volgende Jaar te Trier en beaocht in 1886
de militaire school te Berign, om aich tot
eene leeraarsbetrekking aan de inrichting voor
kadetten voor te bereiden. In 1838 nam hg
agn ontslag en begaf aich naar Breslau. Na-
dat hg reeds onderscheidene dichtbundels in
het licht gegeven had verscheen in 1842 ^n
.Laienevangelium (88te druk, 1878)**, waarin
hg het Ohrtotendom voorstelde als het middel
om den mensch tot goddeigke volkomenheid
te brengen. Dit boek, gekant tegen het ker-
keigk Christendom, verwekte groote opschud-
ding en haalde den dichter de beschuldiging
van atbcYsmus op den hals. Hg ovwleed te
Reichau in Sileaië den 21sten Februari 1848,
en agne „Sammtliche Werke*' agn in 1845—
1848 in 5 deelen in het licht gegeven.
Alflred wm SaUeiy een verdiensteigk pen-
ningknndige, geboren den 9den Juli 1842. Hg
studeerde en promoveerde te Berign in 1866
op eene dissertatie »De Asandro et Polemone**
en is sedert 1870 tweede beambte bg het munt-
kabinet van het Koninkigk museum aldaar.
Hg schreef: „Beitrftge anr Ges^chte und
Numismatik der KSnige des cimmerischen Bos-
porus (1866)", — „Die Filrsten von Palmyca
(1866)**, — „Die Daten der alexandrinischen
Kaisermttnzen (1870)**, — „Die Kttnstler in-
schriften auf griechischen Münaen (1871)**, —
„Untersuohungen ttber Albrecht Dttrer (1874)**,
— „Das kOnigliche Münakabinet, Geschichte
und Uebersicht der Sammlung(met FriedUkt-
(for, 1877)**, — en „Die Nachfolger Alezan-
der des Grosaen in Baktrien (1878)**. Ook
redigeert hg sedert 1874 het: „Zeitschrift fBr
Numismatik**.
Salluatius, eigenigk Oofu» SoIUuHêu Ortt-
pu9, een beroemd Romeinsch geschiedschrgver,
geboren in het Jaar 86 vóór Chr. te Amiter-
num in het land der Sabgnen, was in 52
volkstribuun en trad in deae betr^king op
als tegenstander van Müo en van de partg
der Senatoren. Hg werd in 50, waarschgnigk
uit partghaat, uit den Senaat verwgderd,
maar in 49 door Oaetar, die hem tot quaestor
benoemde, in agne betrekking hersteld, waarna
hg gverig deel nam aan den burgeroorlog. In
46, na het eindigen van dien oorlog, werd
hg stadhouder en versamelde groote schatten,
die hem in staat stelden de vermaarde, naar
hem genoemde tuinen (Horti Sallustiani) tus-
schen den Mons Quirinalis en den Mons
PinciuB aan te leggen. Zgne gemalin was
TerêiUiay vroeger de echtgenoot van CfCoetOy
maar van dcMu gescheiden. Na den moord,
op CdMtor gepleegd, aeide hg het openbaar
leven vaarwel en nield aich beaig met het
beoefenen der geschiedenis. Hg overleed in
85 vóór Chr. Hg schreef de geschiedenis der
samenzwering van OatUima (Bellum Catilina-
rium), die van den oorlog tegen J«(/iir<^ (Bel-
lum Jngnrthinum), — en eene algemeene ge-
schiedenis der Jaren 78—67 vóór Chr. in 5
boeken, doch van deae laatste agn slechta
ih^^enten bewaard gebleven. Niet alleen
behandelde hg onderwerpen uit de geschiede-
nis van Rome, die hoogst belangrgk agn,
maar werkte levens met bet doel om lettei^
kundige kunstgewrochten te leveren. Als na-
volger van ThmojfdMê9 legde hg aich vooral
toe op bondigheid, en ^ne geloofwaardig-
heid wordt in het algemeen niet in twgfel
SALLU8TIUS-8ALMEB0N T ALONBO.
809
ipetrokken. Ten (Nweekte wordm S Mefen aan
OÊêÊor en eene ffDeelamalio** tegen Ofetr»
muk hem toegeeehreren. Ondeneheidene ge-
leefden hebben nitgSTen Tan iVne gesohriften
tMSOfVd.
SaUwürk (Emrt ron), een TerdlenBlemk
•oyroedknndlge. geboren in 1889 te Sigmarin-
gen (HoheoMliem), ftodeerde te BerlQn en te
Tlliingen in de letteren, bepaalde lich bQ
foorkevr bQ de beoefening der nieuwe talen en
werd in 1868 reetor der hoogere borgerBchool
te Heechingen, in 1878 profeeeor aan liet gym-
naainm te Baden-Baden, in 1874 rector van
het paedagogtam te Pfbraheim en is sedert
18T7 oppèrsehoolraad en lid Tan de hooge
aohooloommisBie te Earlsmhe. BehalTe een
aantal degelfke opstellen in tgdschriften schreef
hQ: „Ferientage; pidagogische Erwlgnngen
(1876y*, — ^Herbart and seineJünger (1880)**,
— „Boosseaos £mil, ttbersetit nnd erklirt
<8de drok, 1888—1888, 8 dln)**,
Qedanken flber Eniehing (1888)**.
Salm is de naam Tan een alood Doitsch
grafeigk en Torsteilk Hnis, sedert 1040 in
twee lUnen Terdeeld, namelQk Oher- en Niedar-
Sailm. De eerste Tcrdeelde rich in 8 IQnen.
Eéne Tan deae is de ign Satm-Salm. sedert
1789 in den BQksTorstenstand opgenomen,
mertoe behoort Prins Fdim Scdm-Salmj geboren
den 86sten December 1888, die eerst in de
Praisische en daarna in de OostenrOksohe
gelederen diende en Toorts naar Amerika
Tertrok, waar hg eerst als kolonel en Ter-
Tolgens als generaal Toor de Unie streed. In
1886 trad hQ als generaal , TleogebuUndant
en chef Tan het KeiaerlQk Hnis in dienst
Tan Keiier MtunmUiaan Tan Mexico, dien h||
in 1867 naar Qoeretaro Tergeselde en tot aan
s|fn dood ter iQde stond. Daarna trad hg
weder in dienst ia Pruisen en sneuTclde den
18den AugMns 1870 bQ St. PriTat HQ schreef :
„(ineretaro, BUttter ans meinem Tagebuch
(1868, 8 dln)**. Ook sQne gemalin, die hem
op al zyne Teldtoohten Tcrgezelde, heeft merk-
waardig gedenkschriften uitgegeTon onder
den titel: Zehn Jahre ans meinem Leben,
1868—1878 (1875, 8 din)**. — Zlfn oudere broe-
der AlpTêd werd geboren den 858ten December
1815 en promoTcerde in het Nederlandsohe
leger tot kolonel en kommandant Tan de 18de
«Meeling infhnterie. HQ trad in het huwelük
met de Hertogin C^, wier Tader adjudant
Tan Koning Willem I is geweest. Ongelnk-
IdgerwOie TerTiel zy tot krankzinnigheid,
coodat lO Tcle Jaren geleden in eene maison
de santé werd opgenomen. De twee andere
IQnen s9n 8aim-KffrhÊrg^etï8dlm'Ronim&r, —
Het Huis JUiêdêt-StOm bloeit sedert 1689 in 8
lünen. De oudste Tan dese is weder gesplitst
in de ignen: Salm-JUiffenekeidi-KréMkêim,
— 8alm-S0iffêr9ek«idtSmn9pach, — en Saim*
Rmffwnékmdi'BaiUty — en de Jongere of &ilfl»-
SdffènèkèUU-Dfok is in 1816 opgenomen in
deo Pnrisisehen Torstenstand. — Met laatst-
genoemde ign Terbonden was Oomiameê Ma
Tontin Tan Salm-Dyek, geboren de TMm.
aanschouwde het ICTenslicht te Nantes den
17den NoTcmber 1767. ZQ trad in het hn-
weigk Bset den chirurg Pipd$ty Tolgde hem
naar ParQs en schreef or het lyrisch treurspel:
jBappho (1794)**, dat groeten bQTal Tond.
Voorts IcTerde iQ «ob : «Epttre auz femmes**.
xnL
Als weduwe hertrouwde bQ in 1808 met Ghraaf
Joêeph vem 8dlm-£mff$n€ktiif D^ en g^:
„Eloges** en „Discours acadtoiquee in het Ucht,
waaronder een : „Eloge de Lalande**. Einde-
mk schreef atl nVingt-qnatre heures d*une
femme sensible (8de druk, 1825)**, — „Poésies
(1811 en 1817)**, — en »Mes soizante aanées
OU mes souTcnirs poétiques et litóraires (1888)**.
Zg OTcrleed te Psrüs den 18den April 1845.
Salmanasaar is de naam Tan onderschei-
dene Koningen Tan Assyrië. Salmmoêtmr 1
regeerde omstreeks het Jaar 1810 Tóor Ghr.
en stichtte de stad Chalah. — 8<üm9Manaf 11
regeerde Tan 859 tot 888, streed Toorspoedig
tegen de Koningen Tan Syrifi, Tooral tegen
die Tan Damascns, bracht Babyion tot onder-
werping en rukte Toorwaarts in PeraUl en
MediS. Eene obelisk en 8 geTleugelde stieren,
bO de bouwTallen Tan Chiüah gOTonden, Tcr-
heerUtken sQne daden. — ScHmemanwr 111
regeerde Tan 781 tot 771 en Toeht in Armenië
en Syrië, — en StSLmamanmt IVregeeróB Tan
787 tot 788, moest den opstand Tan Koning
Hasea in Israël dempen, nam laatstgenoemde
gOTangen, maakte zich meester Tan Phoenlelë
en omsingelde Samaria, maar OTerieed gedu-
rende de belegering Tan die stad.
Salmaaius (Claadius), eigenigk Omidê
de Sawmaieej een beroemd geleerde der 17de
eeuw. werd geboren den 15den April 1588
te Sémur en Auxols en studeerde te Parfs
en te Heidelberg in de wQsbegeerte, in de
rechten en daarna Tooral in de letteren, waartoe
hO Tooral aanleiding Tond in a||ne briefwis-
seling met Soaligeri Coêmibamu enz. Na z||n
terugkeer in het Taderiand trad h| in het
huwelOk met eene dochter Tan Msroimr en
leidde een aangenaam en onbezorgd ICTen,
door de beoefening der letteren gekruid. Na-
dat hg menig schitterend aanbod der Italiaan-
sche uniTcrsiteiten had Tan de hand gewezen,
gaf bg in 1681 gehoor aan een beroep naar
de hoogeschool te Lelden. De heecsehzuèht
Tan zgne wederhelft en de gedurige, niet
zeer malsche godgeleerde en staatkundige
twisten met geleerde tegenstanders rerbitter-
den echter zgne dagen. Ook werkte het Ne-
derlandsch klimaat nadeellg op zgne gezond-
heid, zoodat hg na een langdurig Tertoef in
Frankrgk, waar men hem gaarne wilde be-
houden, in 1750 gehoor gaf aan eene nitaoo-
diging Tan Ckriiwaj koningin Tan Zweden,
waartoe hg in Nederland Terlof erlangde. Deeh
de Zweedsche lucht werkte ook niet gunstig op
zgn gestel, en hg keerde reeds het Tdgmde
Jaar naar Leiden terug, waar hg den «den
September orerieed. Van zgne talrgke ge-
schriften Tcrmelden wg: „Pliniaaae ezereita-
ttonee in Solinum (1689, 8 dln; 8de druk
1689)**, — „Scriptores historiae Augustae
(1688)**, — .De subnrbicariis regionibus
(1619)**, — ,De usurls (1688)**, — „De Hel-
lenistica commentarius, pertractaas origtaies
et dialectos Ifaiguae graeeae (1648)**, — „De
caesarie Tirorum et mulierum (1644)**, — en
,De re militari Bomanorum (1657)**, terwgi
hg Tan onderscheidene oude schrgrers uitga-
Ton heeft bezorgd. Hg onderscheidde zich
meer door een Tertiaaenden omTzng daadoor
diepte Tan geleerdheid.
Salmeron y Aloneo (Den NIeolas), een
Spaansch stistsmtn, geboren In 1888 te
210
8ALMEB0N Y ALONSO-SALOHO.
Alhmma lo Seoo in de prorinde Almarl% Bta-
deeide te Granada en te Madrid in de rechten
en wtalkegeerte, werd eerst anistent in de
flumltelt der wüsbe^oerte en letterknnde, yer-
▼eigens aan het institnat San Isodoro aldaar
en Toonag door privaat onderwVs in lyne
behoeften. Op staalkundig gebied omhelsde hy
van den beginne af de putQ der republikeinen
behoorde van 1860 tot 1862 tot de redactie
van «La Discnsion", — daarna tot die der
„Democracia*' vaA Ooitdar en werd in 1866
lid van het democratischrepttblikeinsch co-
mité te Madrid. In 1868 werd hQ als samen-
zweerder in hechtenis genomen en snuMshtte
5 maanden in de gevangmiis; doch na de
Septemberomwenteling werd hQ lid van het
Yoorloopig Bewind te Madrid, maar niet van
de Gortoa. Eerst in 1871 verkreeg hQ er een
aetel en trad er aanstonds op als een oitste-
kend redenaar der repnblikeinsehe partQ. In
1878, nadat AtMdeu» de Kroon had nederge-
legd, aanvaardde htf ondwhet voonittersohap
van Fig%6ru9 de portefeuille van Justitie en
den 18den Juli van dat Jaar werd hg, als
hoefid der Intransigenten, president der uit-
voerende maeht HQ was echter niet bestand
tegen de woelingen der Internationalen in het
Buiden en der Carlisten in het noorden des
lands, loodat htf, omdat de Cortes de dood-
straf in de krOgsartikelen opnamen, den 8sten
September het bewind nederlegde. HU werd
nu weder voonitter dw C!ortes in de plaats
van OaUdmy die de door hem neergelegde
betrekking aanvaardde. Toen hg voorts in
Januari 1874 aan het hoofd der Intransigen-
ten Ooiidat ten val aooht te brmgen, werd
hg met CoêUiar door den staatsstreek van
generaal Pama ter igde geschoven, waarna
hg tot het ambteloos leven terugkeerde. Later
woonde hg eenigen tgd te Pargs en in 1881
werd hg hoogleeraar aan de universiteit te
Madrid, waar hg bg voortduring werkiaam is.
Salxniak oimüammomdk (ammoniumchloride
of ehloorammonium NH4CI) vindt men gesub-
limeerd in de lavaspleten op den Yesuviusen
den Etna, in de soltetara's bg Napels, in Opper-
Asië, Boekharge, bg de brandende gedeel-
ten van vele steenkolenbeddingen en in leer
geringe hoeveelheid in speeksel, maagsap,
urine ens. Het ontstaat door verbinding van
ammoniak (NH,) met chloorwaterstof (HCl)
en wordt meestal verkregen door het neutrali-
seeren van ammoniak, dat bg veriiitting van am-
moniakhoudende vloeistoflisn (looals gaswater
van^teenkolengasjhet voeht van beenderenbran-
dergen en &brieken van bloedloogaout, destil-
laat van verrotte urine) met gebleekte kalk
uit deie ontwgkt Door het verdampen der op-
lossing verkrggt men kristallen van salmiak,
die door sublimatie gesuiverd worden. Yw-
zadigt men eene geconcentreerde oplossing
van keukeniout (cUoornatrium), welke am-
moniak bevat, met kooliuur, dan scheidt rich
dubbelkoolsuur natrium af, en salmiak bigft
in de oplossing. Men verkrggt ook een subli-
maat van salnüak, wanneer men een mengsel
van awaveliuur ammonium met keukenzout
verhit Het gesublimeerd salmiak vormt eene
kleurlooze, vezelig-kristaligne, doorsehgnende,
moeieigk tot poeder te wrg ven massa, zonder reuk
en scherp zout van smaak; het lost op in 2,77
gewichtsdeelen koud, doch gemakkeigker in
warm water en absorbeert bg zgne oplossing veel
warmte. Het kristalliseert in octaëders, die tot
pluimen zgn samengevoegd. Bg het verdampen
wordt de oplossing zuur door het verlies van
ammoniak. Bg verwarming wordt salmiak
vluchtig zonder te smelten, en bg eene hooge
temperatuur ontleedt de damp in chloorwater-
stof en ammoniak, die zich beneden 350^ ۥ
weder met elkaftr verbinden. Met vele metaal-
chloriden vormt salmiak dnbbelzouten. Uzer
vormt met salmiak gzerchlorure, ammoniak
en waterstof; en niet zelden bevat kleur-
loos salmiak gzerchlorure. Men gebruikt
salmiak tot bet verkrggen van ammoniak,
tot het vertinnen en verzinken van gzer,
koper en messing, tot soldeeren, in de katoen-
drukkerg enz., alsmede in de geneeskunde
als middel tegen verschillende catharren. Het
was in den aanvang der 15de eeuw reeda
een handelsartikel. Men meent, dat het door
Armenische kooplieden het eerst werd aange-
bracht en om die reden den naam ontving van
8cA a>rmemaeum. Het werd toen verkregen bg
het verbranden van kameelmest Ook wordt
de naam afgeleid van den tempel van Jt^i^ar
Ammam. waar het vroeger bereid werd, terwgi
het in Lybië uit roet wordt verkregen, i3^fof•
/Voy vond in 1710, dat het uit zoutzuur en
vluchtig alkali bestaat, en weldra werden
groote salmiak&brieken gesticht in Schotland.
Salmini (Yittorio), een Italiaansch dichter,
geboren te Yenetië in 1832 en aldaar overleden
den 22sten Juni 1881, bepaalde zich bg het
drama en schreef, aanvankeigk met Famibriy
een aantal stukken, van welke echter alleen
„D galantuomo", „La rihabilitazione*' en „I
Letterati'* werden opgevoerd. Bg den opstand
geraakten zg beiden in Oostenrgksche gevan-
genschap. Nadat SaUmmi na den vrede van
YillaCranca uit de vesting Josephstad in zgn
vaderland was teruggekeerd , schreef hg het
tooneelspel: „9anto e Patrizio**, dat groeten
bgval vond. Yan zgne overige dramatische
werken noemen wg: „Lorenzino de' Medici",
— „Maometto U", — en „Madama Boland".
Yoorts leverde hg het gedicht: ,1 flgli del
seeolo" en een bundel lierdichten, geteld:
„Polychordon (1879)".
Saloën of SdUom éene der belangrgkste
rivieren van Achterlndië, ontspringt ten noor-
den van de Chineesche provincie Yunnan,
vraar zg den naam draagt van Lon-Kiang,
stroomt in eene zuideigke richting door Laos
en Siam, bereikt op 18"" 40' N. B. bg hare
samenvloeiing met de rivier ThouKhan het
Britsch grondgebied, vereenigt zich voorts bg
Martaban met de Oyne en de Attaran en
stort met twee armen zich uit in de Golf van
Martaban.
Salomo, derde koning over Israël, was
een zoon van Damd en Baih§Aa en regeerde
van 998 tot 958 vóór Chr. GMurende zgn
40-Jarig bewind bereikte zgn volk door handel
en ngverheid, door vrede en welvaart, door
bevordering van kunst en wetenschap het
toppunt van bloeL Groot was vooral de pracht
van zgne hofhouding, ook knoopte hg betrek-
kingen aan met naburige mogendheden, bgv.
door zgn huweigk met eene Egyptische
Yorstin. Hg deed den luistergken tempel te
Jerusalem op den berg Moria verrgsen, stichtte
groote magazgnen, versterkte zgne hoofdstad
SALOMO— SALON.
211
en ook «ndere steden, maakte alle Kanaftni-
tifldie stammen schatj^chtig en bezorgde sich
door eene schrandere regeling det belastingen
aanaienlOke Inkomsten. ZQne Triendschappe-
ItJke yerbintenis met het Phoenicische Vor-
stenhnis kwam den koophandel der Israëlieten
uitstekend te stade. Salomo gaf voorts bigken
Tan sUne wOsheid in gesprekken en raadse-
len, en men vermeldt, dat de Koningin van
Saba in ArabiG hem deswege bezocht en wél
voldaan naar hare Steten temgkeerde. Htf was
een voorstander van een mstig en weelderig
leven, zoodat hg ter naawemood gebrolk
maakte van zOn aanzienlOk leger. Tegen het
einde van z0n leven vervoerden de buiten-
ktndsche vroawMi van zQn harem dezen Ko-
ning tot afgodery. De zware belastingen, door
hem nitgeschreven, gaven aanleiding tot de
Bchenring des Ryks na syn dood. Onder de
boeken des Oaden Testaments worden „de
Spreuken'*, „de Prediker*' en „het Hooglied"
door velen aan Salowto toegekend, doch vol-
gens de beslissing der eritiek zt|n laatstge-
noemde twee van veel lateren tyd, nameiyk
uit de dagen der Perzische of der Macedoni-
sche heersehappy. In de latere letterkunde
van het Oosten wordt Salomo voorgesteld als
de koning der geesten en als een toonbeeld
van wQsheid, en zt)n zegelring als de talis-
man der tooverkunst. De tempel van Salomo
eindeiyk heeft voor Vrymetselaars eene sym-
bolische beteekenis.
Salomo ben Jarchi, éen der geleerdste
Israëlieten, die ooit geleefd hebben, waar-
sehQnlQk geboren te Troyes in Frankryk
omstreeks het jaar 1040, verwierf eene groote
vermaardheid, volbracht eene buitenlandsche
reis door het zuiden van Europa en van Azië
en overleed in 1105. Z|)n beroemd Hebreeuwsch
werk: „Over de vQf boeken van Mozes" werd
in 1376 en later by herhaling gedrukt en in
het Latyn vertaald. Ook schreef hy over an-
dere boeken des Ouden Testaments en leverde
aanteekeningen op den Talmud.
Salomon, koning van Hongarye en een
zoon van Andréas J, werd na den dood van
dezen (1060) door zyn oom Bda van den
troon gestooten en vluchtte naar Duitschland
waar hy zich verloofde met eene zuster van
Smdrik IV en de bescherming van dezen
inriep. Hy werd dan ook door een Duitsch,
leger teruggebracht naar Hongarye en na het
overiyden van Bela te Stnhlweiszenburg ge-
kroond. Hy werd echter door Cfêua en WJa-
diiUmtf zonen van Btia^ van welken hy zich
op verradwiyke wyae wilde meester maken,
in een veldslag overwonnen, zoodat hy enkel
PrsBzburg overhield. Toen hy in 1087 nog-
maals eene poging waagde tot het herkrygen
der heerschappy, leed hy wederom deneder-
laag en stierf in ballingschap te Petschenegen.
Salomon (Oottlieb), een verdiensteiyk
verloskundige, geboren te Dantzig den 268ten
April 1774, studeerde en promoveerde in de
geneeskunde te KOnigsberg, hield vervolgens
voorlezingen over geneeskundige onderwerpen
te Leiden en werd er in 1804 de opvolger
van Bake als stadsvroedmeester en lector voor
de vroedvrouwen, welke betrekking hy waar-
nam tot in 1868, nadat hy reeds in 1845 zyne
practyk had neergelegd. Hy overleed den
7den Augustus 1864. Hy was lid van onder-
xra.
scheidene geleerde genootschappen en ontving
talryke eerebiyken, en van zyne geschriften
vermelden wy: „Handleiding tot de verlos-
kunde (1817, 2 dln; 2de druk, 1826)**.
Salomonseilanden (De) ot Nieuw- ^eor-
Siiay eene eilandengroep in den Stillen Oceaan
en tot Melanesië behoorende, gelegen tusschen
5° en 11^ Z. B. en in de richting van het
noordwesten naar het zuidoosten eenigermate
evenwydig loopend met de Lomsiaden. be-
staan uit 7 groote en eene menigte kleine
eilanden, die te zamen eene uitgebreidheid
hebben van 581 Q geogr. myL Zy zyn berg-
achtig en vulkanisch en hebben wel is waar
met klippen bezette kusten, maar ook eenige
ruime en veilige havens. De grond is er
vruchtbaar, mild besproeid en met dichte wou-
den bedekt De warmte wordt er door de
zeewinden getemperd, zoodat zy zich gewoon-
lyk tusschen 24 en SO"" C. beweegt. De be-
langrykste voortbrengselen zQu er palmboo-
men, broodboomen, suikerriet, hars, speceryen,
wilde zwynen, honden, vampyrs, veel gevo-
gelte en eenig goud. De bevolking telt er
ongeveer 860000 zielen, die tot de Melane-
siërs behooren: zy tatoueeren zich, zyn in het
algemeen beschaafder dan die der meer west-
waarts gelegene eilanden, wonen in hutten,
die tot dorpen zyn gegroepeerd, houden zich
bezig met den landbouw en zyn onderworpen
aan inlandsche opperhoofden, doch zy behoo-
ren tot de menscheneters en voeren onderling
steeds oorlog. De pogingen van R. Katholieke
zendelingen, om hen tot het Christendom te
brengen, zyn tot nu toe vruchteloos gebleven,
terwyi de werkzaamheid der Melaneesische zen-
ding van den Engelschen bisschop Paiteson
(1861) gunstiger gevolgen beloofde. De vyan-
digheid der inboorlingen maakte deze eilan-
den geruimen tyd ontoegankeiyk, en eerst in
den jongsten tyd hebben kooplieden uit Syd-
ney er handelsbetrekkingen aangeknoopt, om
vandaar levensmiddelen, schildpad en zwavel
te halen. De Salomonseilanden zyn verdeeld
in eene oosteiyke en westeiyke reeks. De
eerste begint met de eilanden Sir Hardy en
Buka; daarop volgt Bougainville (110 Q geogr.
myi) met den berg Balbi (8 067 Ned. el hoog);
in het midden der reeks ligt het eiland Ohoi-
senl (110 Q geogr. myi), door de Manning-
straat gescheiden van het eiland Isabel (100
D S^ogr. myi), en aan het znidoosteiyk uit-
einde MaUnta (70 Q geogr. myi) met den
berg Kolowrat (1304 Ned. el hoog). De wes-
teiyke reeks neemt een aanvang met eenige
kleine eilanden, en daarop volgen Gela (80
D seogr. myi) met den Lammasberg 2440
Ned. el hoog) en Bauro of San Cristoval (70
D geogr. myi), voorts ten zuidwesten van
deze Mongava of Rennel. Tot de Salomons-
eilanden behooren wyders nog onderscheidene
kleine groepen , zooals Ontong Java en Lord
Howe, welke laatste 80 eihinden telt — Deze
archipel werd het eerst ontdekt in 1567 door
den Spaanschen zeeman Mendana en pas een
paar eeuwen daarna door Franschen en Engel-
schen teruggevonden.
Salomonszegel, zie Dalhrmd.
Salon (Het) is eigeniyk eene ruime gezel-
schaps- of ontvangstkamer, en die naam wordt
ook gebezigd van den kring, die zich op be-
paalde dagen in zulk een vertrek verzamelt.
2i%
8AL0N-SALP£T£R.
— Vooral gebriükt men dat woord Tan de
zalen in bet Loa?re te Parys, waar tentoon-
BteUinffen Tan BchilderOen worden gehouden,
weshalve men tevens de tentoontteUlng lelve
met dien naam bestempelt.
Saloniki, in het Tnrkach Sdamk, is de
naam van een Turkseh ^aleet, gevormd uit
gedeelten van het onde Macedonië en ThraciS.
et wordt besproeid door de Wardar en de
Karasoe, levert veel graan, tabak, wt|n, ooft,
katoen, galappels enz. en is in 5 liwa*B (arron-
diasementen) verdeeld, welke te samen opTOO Q
geogr. mQl 650000 in weners tellen. — De even-
soo genoemde AooA<«^a(2 ligt op den achtergrond
der Golf van Saloniki, een gedeelte der Aegee-
sche Zee, in een halfrond aan de helling van den
Kortat^i; sQ maakt, nit aee gezien, met hare koe-
pds en moskeeën eene prachtige vertooning.
maar is van binnen in hare nanwe straten vim
en ellendig. Zy is de letel van een gonvemeur-
generaal (Wall), van een Qriekschen metropo-
litaan, van een groot-chakam der Israëlieten
en van onderscheidene consuls. Er verheft
zich eene vervallene, thans door arme lieden
bewoonde citadól; ook ziet men er hooge
muren en torens, 10 groote en kleine mos-
keeën, onderschddene Grieksche kerken en
kloosters, eene B. Katholieke kerk, eenige
synagogen, hospitalen, scholen en talrgke
badinrichtiogen. Tot de merkwaardigste nieu-
were gebouwen behooren er:datderOttoman-
nische Bank, het coUegie der Jezuïeten, het
gebouw der belastingen, het spoorwegstation
en de kazerne. Van de belangrUkste overblfff-
selen der Oudheid vermelden wt|: twee Bo-
meinsche triomfbogen , eene kolonnade van 4
Corinthische zuilen met architraaf en karyati-
den en de Rötonda, naar het model van het
Pantheon te Rome gebouwd. Saloniki is na
Oonstantinopel de aanzienlijkste koopstad van
het Turksche R||k. De haven is er veilig en
ruim en in 1874^1875 zün er 4397 schepen
binnengevallen en uitgezeild. De waarde van
den Invoer wordt er op 80 millloen gulden,
die van den uitvoer op de helft van dat be-
drag geschat. De handel wordt er vooral be-
vorderd door stoombooten van den Oostenrijk-
schen Lloyd en van de Fransche Messagerie
en is er na den Ruasisch-Turkschen oorlog
van 1877 — 1878 aanmerkelijk toegenomen.
Wyders heeft men er eenige &brieken- en
eene bevolking van 129000 zielen (1884),
grootendeels Israëlieten, die uit Spanje af-
stammen. De omstreken der stad z|]n zeer
bevallig. — Saloniki is het oude Thessalonica,
door Catsander omstreeks het Jaar 815 vóór
Ohr. op de plaats der aloude stad Thermae
gesticht Deze stad was zeer versterkt en werd
weldra de voornaamste haven van Macedonië.
Ook lag zU aan de Via Egnatia, die in de
dagen der Romeinsche heerschappy van Dy-
rachium naar Byzantium leidde. Den 18den
April 1876 werden er de Duitsche en Fransche
consuls door het Turksche gemeen vermoord.
Balpen is de naam van een geslacht van
dieren uit de fitmilie der Maniddieren (Tuni-
cata) en de klasse der i(ro|>ZooMiM0l:«2t0rMi (Mol-
lusca acephala). ZQ omvat vry zwemmende,
rolronde of tonvormige, geleiachtige, doorzich-
tige dieren met eindstandige, tegenover elka&r
geplaatste mantelopeningen en band- en plaat-
vormige kieuwen. ZQ leven alleen of in regel-
matige, enkelvoudige of dubbele ketens naby de
oppervli^te der zee. De mond is meestal eeoe
breede, door beweegbare lippen omzoomde
dwarsspleet en leidt naardeademhalingdiolte,
waar zich de kieuwen bevinden. Het voe-
dingskanaal bevindt zich ^wooniyk aan het
achterste gedeelte des liehaams met de overige
ingewanden in de ademhalingsholte. Deze
dieren bewegen zich door zich uit te zetten
en samen te trekken. De leden van zulke
salpenryen zyn tweeslachtig, en hunne Jongen
hebben reeds by de geboorte eene aanmerke-
lyke grootte. Deze biyven echter groeien en
brengen een eierstok voort, waaruit door knop-
vorming een groot aantal tot ryen vereenigde
salpen ontstaat, die rich allengs losmaken en
dan tot vollen wasdom komen.
Salpeter (salpeterzuur kalium, kalisalpeter,
nitmm, KNO^) vindt men nevens andere sal-
peterzure zouten of z.g. nitraten, waar stikstof-
houdende organische stoffen rotten in tegen-
woordigheid van bases; salpeterzuur calcium
en salpeterzuur magnesium, vormen zich
aan muren, waar urine, kanaalwater enz.
doorheensypelt, op Ceylon in grotten eener
rotssoort, die uit magnesia en veldspaat bestaat
en organische bestanddelen beva^ terwyi zy
tevens is blootgesteld aan eene ammoniak-
houdende lucht, welke afkomstig is van de
uitwerpselen van vleermuizen, — voorts onder
dergeiyke omstandigheden aan de Adriatische
Zee in Italië, in Tenessee, Kentacky, aan de
Missouri, in Afrika en op Teneriffe. Voorts heeft
men in Indië (Bengalen en Patna), in Zuid-
Amerika, Arabië, Egypte, Perzië, Spatie en
Hongarye vaak. ovor eene groote uitgestr^t-
heid in den grond salpeter, doch steeds tot eene
diepte, die toegankeiyk is voor de dampkrings-
lucht De zouten, door het water opgelost,komen
aan de oppervlakte en vormen er korsten,
die, schoon met aarde vermengd, ingezameld
worden. Zulke stoffen uit Indië bevatten byv.
2,26—8,8% salpeterzuur kalium, tot 6,8%
salpeterzuur natrium, 8,7% salpeterzuur cal-
cium enz. , en men bereidt daaruit salpeter.
Het gewest tusschen de Maros en de Theisz
levert het gestadig uit den grond opkomend
salpeteropveegsel met 0,25—2,88% salpeter.
In Zwitserland verkrygt men salpeter uit de
stallen, die telkens na 7 Jaren worden opge-
broken. De natuuriyke voorwaarden der sal-
petervorming worden kunstmatig nagebootst
in de salpeterplantages, waar men rottende,
stikstof houdende organische stoffen met kalk en
puin vermengt en steeds vochtig houdt Na
vwloop van eenige Jaren heeft zich daarin
zooveel salpeter gevormd, dat men er met
voordeel salpeter uit winnen kan. De loog van
zoodanige grondstoffen bevat echter ook sal-
peterzuur calcium; men voegt er om diereden
kaliumcarbonaat bjj en veriurygt daardoor al het
salpeterzuur in den vorm van salpeter, hetwelk
ten slotte, bepaaldeiyk ter vervaardiging van
buskruit, zeer zorgvuldig moet gezuiverd wor-
den. Tegenwoordig wordt verreweg de meeste
salpeter uit Chilisalpeter (salpeterzuur natrium)
verkregen door byv. aequivalente hoeveelheden
van dit zout en van chloorkalinm in eene
geringe hoeveelheid water op te lossen en de
verschillende oplosbaarheid van het gevormde
chloomatrium en salpeterzuur kalium als middel
tot scheiding te beogen. Het salpeter, dat zich
SALPETER.
213
dan in kleine kristallen yertoont, wordt elndeigk
door aitwaasehen geioiyerd, totdat het bevrQd is
Tan chloomatrinm. Merkwaardig it)a de onder-
zoekingen Tan SMötimg en Munit over het
ontataan Tan salpeter in den hodem. Zg hebben
ontdekt, dat de Balpeterrorming hot resoltaat
Is Tan een Terloop, dat op de gisting gelakt
en dat de gist, welke hierbg werkxaam is,
niet OTereenkomt met de bekende gistiwam-
men. Om haar op te sporen, legden sy een
weinig tninaarde in eene Tan organismen be-
TrQde oplossing. Toerden Tan organismen ge-
xniTerde Incht aan en konden nn de sal-
petenrormlng waarnemen. Zoo slaagden zy er
in het ferment in den Torm Tan kleine, ronde
of eenlgssins Torlengde lichaampjes te TerkrQ-
gen, die afkonderiyk ofpaarsgewysTerbonden
aanwezig waren. Deze organismen Termenig-
Tnldlgen zich in hiertoe geschikte vloeistoffen,
maar zeer langzaam, zoodat de salpeterTorming
aanTankeiyk zeer weinig Torderingen maakt.
Ook knnnen zQ door Terhitten, nitdrogen en
het Terwyderen der zuurstof licht Tomietigd
worden. De grootste Tt)and Tan het salpeter-
ferment is de sohimmelzwam. Het salpeter-
ferment is algemeen verspreid; men vindt het
in bonw- en tningrond, en in het algemeen in
wateren, die organische bestanddeelen bevat-
ten. Bg voorkeur hecht het zich aan de opper-
vlakte der lichamen, terw01 het niet scbgnt
voor te komen in de opene lucht, daar het
licht door uitdroging Temietigd wordt. BQ een
nader onderzoek bleek, dat zgne werking gebon-
den is aan eene middelbare temperatuur. Bene-
den 5"* C. was de werking zeer zwak, bg 12^0.
werd zg bemerkbaar en bereil^te bg 87^ C.
haar maximum, waarna zg spoedig Tormin-
derde en bg 55^ C. ophield. Toetreding Tan
zuurstof is eene onmisbare Toorwaarde voor de
salpetervorming, alsmede eene zekere mate
van vochtigheid en de aanwezigheid van eene
ormiisehe stof.
volgens genoemde scheikundigen moet alzoo
de salpetervorming in den grond beschouwd
worden als een pbysiologisch chemisch proces
dat afhankeigk is van de aanwezigheid van
bacteriën en men mag tevens aannemen, dat
ook de omgekeerde reactie, nameigk de reductie
van salpeter tot ammoniak, Tan pbysiologischen
aard is, aooals aangetoond is door Oa^on en
DupHii, zg slaagden er oameigk in, die reductie
in kanaalwater, Tcrmengd met ontlede urine,
te doen ontstaan. Het bleek, dat de bacteriën,
die zg onder den microscoop waarnamen, de
oorzaak waren van deze reductie, omdat deze
laatste niet plaats had, wanneer zg in de
vloeistof door hitte, chloroform of kopersulAiat
werden gedood. Bg deze reductie ontweek een
groot deel der stikstof van het salpeterzuur en
de reet vormde ammoniak of misschien amido-
derlTaten der gebezigde organische stof. Déhe-
rtnm en MaquenMê onderzochten de werking
Tan salpeterzure zouten in den bodem en be-
Tonden, dat ook hier, bg niet-toetreding Tan
zuurstof, eene reductie plaats heeft, wanneer
de grond aanmerkeigke hoeveelheden organi-
sche stof bevat Er - ontwikkelt zich stikstof
en onder bepaalde, nog niet met Juistheid
bekende voorwaarden stikstofozydule. Ook hier
kan de reductie door eene verhitting der aarde
tot 110^120^ C. of door chloroform wordm
belet. Wellicht vormen de hierbg werkzame
bacteriën het boterzuurferment van Pattewr^
beschreven onder den naam van Bacterium
Amylobacter. De kiemen van dezen BaciUus
zgn zeer verspreid en komen vooral voor in
stolmest. Qayo» en IhypeHt kwamen bg een
voortgezet onderzoek tot het resultaat dat
zekere microOrganismen de salpeterzure zouten
slechts reduceeren tot salpeterigzure zouten,
zg slaagden er in, zulk een microbion in
zuiTcren toestand af te scheiden en namen
vraar, dat het nitraat in nitriet Terandert en
dat hierbg slechts weinig koolzuur ontstaat.
Dit organismus leeft in Tleeschnat van kippen,
wanneer dit met kallsalpeter verzadigd is en
kan dageigks 10 Ned. wichtjes zout, in éene
kan opgelost, ontleden.
Salpeier kristalliseert in watervrge, ge-
streepte zuilen, die gewoonigk moederloog
bevatten en aan de lucht niet veranderen, heeft
een verkoelenden smaak en lost op in water
onder eene aanzienigke verlaging van tempe-
ratuur; de oplosbaarheid bg O"" O. is 13,3, bg
18° C. 29, bg 60° C. 29 en bg 100' C. 246
gewichtsdeelen. Eene kokende (116° C.)} ver-
zadigde oplossing bevat op 100 deelen water
336 deelen salpeter. Het smelt bg 340° C,
wordt bg afkoeling vast en grofttralig kris-
talign, verliest bg sterke hitte zuurstof, TOorts
ook stikstof , geeft salpeterigzuur kalium , ten
laatste kaliumozyde, werkt in gesmolten toe-
stand dus krachtig ozydeerend, geeft bgv. met
koolpoeder bg verwarming onder levendige
verbranding koolzuur kalium, koolzuur en stik-
stof, met zwavel zwavelzuur kalium en stikstof.
Het oxydeert bg aanmerkeigke hitte de meeste
metalen, verbrandt organische stoffen en geeft
met overtolllgen wgnsteen koolzuur kalium,
door kool zwart gekleurd, bg overtollig salpe-
ter echter alleen wit koolzuurkalium. Salpe-
ter belemmert bg aanhoudend gebruik de spgs-
vertering, werkt prikkelend en bg groote giften
als vergif, doet de snelheid van den bloedsom-
loop en de lichaamswarmte verminderen en
wordt derhalve in de geneeskunde bg ontste-
kingsziekten gebruikt Vooral echter bezigt men
het tot het vervaardigen van buskruit, vuur-
werken, salpeterzuur, schietkatoen enz., tot
koudmakende mengsels, tot het zuiveren van
glas in de glasblazeórgen, als ozydatie- en vloei-
middel bg het bewerken van metalen, tot het
inmaken van vleesch enz. — Yan de stoffen,
die met salpeter In verband staan, noemen wg
voorts:
Saipetenuwr (HNOa), hetwelk men in de
natuur niet in vrgen toestand aantreft, ter wgi
het aan bases gebonden algemeen is verspreid,
inzonderheid als natrium, kalium-, calcium- en
magneslumzout en als ammoninmzout in den
neerslag des dampkrings. Kleine hoeveelheden
salpeterzure zouten (nitraten) bevinden zich
in teelaarde, in bron- en rivierwater. Meestal
Tindt men in deze natuurigke water en ook
salpeterigzuur (HNOi) en wellicht heeft het
salpeterzuur daaraan zgn ontstaan te danken.
ZooToel althans is zeker, dat beide gewoon-
igk nevens elkander aangetroffen worden. Laat
men electrische vonken aanhoudend door een
vochtig mengsel van zuurstof en stikstof gaan,
bgv. door dampkringslucht, dan ontstaan er
eerst roode dampen van stikstoftriozyde en
bg aanwezigheid van water en alkall salpete-
rigzuur, dat voorts in salpeterznurzout over-
2U
SALPETER— SALPETERZUBE AETHEB8.
gaat Daarom treft men beide laren aan in het
regenwater yan onweersboien. Er ontstaat
ook Balpeterznnr, wanneer verBchillende
stoffen, zooalfl waterstof en ammoniak,
in een mengsel yan stikstof en snorstof yer-
branden. By de gewone yerbranding ontstaat
salpeterzanr ammoninm, Eooals biOkt uit het
onderzoek yan den neerslag des dampkrings.
Salpeterznnr ammoninm komt yoor in de
oitgeademde lacht. Ook by yerrotting wordt
salpeterzanr geyormd. Vooral echter en het
oyeryloedigst ontstaan salpeterigznnr en sal-
peterzanr ait ammoniak, byv. wanneer men
koperyyisel of platinazwart met ammoniak
beyochtigt en blootstelt aan de Incht Bi) 300'' C.
yormt platinaspons met lacht en ammoniak of
koolxnar ammoninm of chloorammonium sal-
peterzanr. Ook wanneer ammoniak oyer yer-
warmd mangaansnperoxyde wordt geleid, by
de behandeling yan zwayelznar ammoninm met
chroomznnr kalinm en zwayelznar en by de
werking yan ammoniak en lacht op metby-
tende kali beyoohtigd kryt by lOO"* C. ontstaat
salpeterznarzont. Steeds wordt ammoniak tot
salpeterznnr geoxydeerd, wanneer het zich in
de opene Incht by aanwezigheid yan bases
nit yerrottende, stikstofhondende stoffen ont-
wikkelt. Zoo ontstaat byy. de natnnriyke sal-
peter yooral in warme landen in een grond,
welke kalk, alkaliën, urine en uitwerpselen
beyat, alsmede aan stalmuren. In losse, po-
reuze zelfbtandJgheden, waar ammoniak, water
en dampkringslncht yoorhanden zyn neyens
koolzuur calcium of koolzuur kalium, ontstaat
salpeterzuurzout. Het ammoniak werkt daarby
gedeelteiyk ook als basis, en er ontstaat sal-
peterzuur ammoninm, dat door koolzuur cal-
cium wordt ontleed. De langzame yerbranding
yan den humus yeroorzaakt, eyenals het met
ammoniak beyochtigde koper, de oxydatie yan
het ammoniak. Tot het yerkrygen yan salpe-
terznnr destilleert men nit eene retort 30
deelen kalisalpeter piet 29 deelen,ofl7deelen
natronsalpeter met 14,6 deelen geconcentreerd
zwayelzuur:
KNOj + H28O4 = KeS04 + HNO3
Salpeterznnr Zwayel- Zuur zwayel- Salpeter-
kalium. zuur. zaur kalium, zuur.
Om yoorts salpeterznnr in het groot te be-
reiden, bezigt men slechts de goedkoope
natronsalpeter, destilleert nit gegoten yzeren
eylinders en Iddt de dampen yan salpeterznnr
in eene reeks yan tweehalzige, met elkander
yerbondene steenen kruiken, die een weinig
water beyatten. By het bezigen yan geiyke
moleculen salpeter en zwayelzuur biyft een
zuur zout achter, dat in yloeibaren toestand
uit de retort kan yerwyderd worden, maar
neemt men 2 moleculen salpeter op éen mo-
lecule zwayelzuur, dan wordt het tweede mole-
cule yan de salpeter by een yoldoendeh warmte-
graad door het zure zwayelzure alkali wel is
waar ook ontleed, doch teyens wordt zulks
ook een gedeelte yan het salpeterzaur, en zoo
ontstaat stikstofperoxyde , dat door het water
in de steenen kruiken wel gedeelteiyk terug-
gehouden wordt, maar ter yermyding yan
yerlies het bezigen yan coakstorens yereischt,
waardoor men de gassen leidt, welke uit de
kruiken ontsnappen. Oeconcentreerd salpeter-
znnr. ook dat hetwelk in glazen toestellen bereid
wordt, is door een grooter of geringer gehalte
aan stikstoftetroxyde geel gekleard, daar steeds
een klein gedeelte yan het salpeterzanr ont-
leed wordt. Bood rookend salpeterznnr, dat
roodbruin yan kleur is en yeel stikstoftetroxyde
beyat, heeft een soorteiyk gewicht yan 1,55.
Bet wordt door eene zachte yerwarming en
door het bloot te stellen aan een Inchtstroom
gebleekt en heeft alsdan een soorteiyk ge-
wicht yan 1,6. Buw sapeterzuur beyat byna
altyd chloor, iodinm en andere by mengsels
en wordt door destillatie met eene kleine hoe-
yeelheid salpeterznnr zilyer gezniyerd. Zuiyer
salpeterznnr is kleurloos , rookt in de lucht ,
is zeer hygroscopisch , heeft een eigenaardigen
reuk, werkt zeer bytend en yeroorzaakt op
de huid diepe, pynlyke wonden. Zyn soorteiyk
gewicht is 1,52: het wordt yast by — eO^'C,
kookt by 86'' C. en begint daarby te ontle-
den in water, zuurstof en stikstofperoxyde,
wordt in het licht geel en mengt zich
onder contractie en warmte ontwikkeling
met water. Salpeterznnr werkt sterk oxydee-
rend op nietmetalen en metalen. Het draagt
den naam yan scheiwater of sterk water,
omdat het zilyer oplost, maar goud niet,
doch eene yolkomene scheiding yan die beide
metalen heeft slechts plaats, wanneer de
legeering op 1 deel goud althans 4 deelen
zilyer beyat. Salpeterznnr werkt yoorts krach-
tig oxydeerend op organische stoffen en yormt
uit deze dikwyis zuringzunr en koolzuur.
Sterk salpeterznnr onderscheidt zich door zyn
yermogen, om yoor 1 atoom waterstof de
atoomgroep NO^ in yele organische yerbin-
dingen te substitneeren. Deze substitutiepro-
ducten dragen den naam yan nitroyerbindingen.
Salpeterznnr ontkleurt eene indigo-oplossing en
kleurt de huid, nagels en wol geel. Met zout-
zuur yormt het Icotiingnoaier (zie aldaar). Het
is éenbasisch en yormt slechts éene reeks yan
zouten. Het anhydride (stikstofjpentoxyde N3O5)
ontstaat by de werking yan droog chloor op
droog salpeterznur zilyer, yormt groote
kleurlooze kristallen, is zeer yluchtig, smelt
by 30^ kookt by 47% ontploft by yerhit-
ting, ook wanneer men het lang bewaart
en geeft met water onder sterke yerhitting
salpeterznnr. Het salpeterznur dient yooral,
als oxydatiemlddel, tot het bereiden yan zwa-
yelzuur, phosphoszuur, iodzunr en yan yele
metaalpraeparaten, — yoorts om goud yan
zilyer te scheiden, tot het etsen yan koperen
platen, tot het geel maken yan brons en
mesoUig, tot het bmineeren yan yzer, tot het
kleuren yan goud, tot het bereiden yan nitro-
benzine, nitronaphtnaline, nitroglycerine, schiet-
katoen, picrinezuur, martiusgeel, zuringzunr,
dextrine, tot het geel yeryen yan zyde, en
in de geneeskunde tot bytmiddel, en yerdund
salpeterznur by gebrekkig etterende wondenenz.
Salpeterzure aethers. Aethffladher
(CjHiNOj) ontstaat door het yermengen yan
znfyer, wateryry salpeterznnr met absolnten
alkohol en by het destilleeren yan gewoon
salpeterznnr met absolnten alkohol onder toe-
yoeging yan een weinig ureum (ter ontleding
yan het geyormde salpeterigznnr). Hy yormt^ne
kleurlooze yloeistof , riekt aangenaam , smaakt
zoet met een bitteren nasmaak, heeft een
soorteiyk gewicht yan 1.132 by IV C, kookt
by 87° C, lost op in alkohol en niet in water
en brandt met eene witte ylam , terwyi zyn
SALPETEBZUBE AETHEBS— SALPETERZUBE ZOUTEN.
215
damp, boren het kookponl TerUt, bV de n»-
éodüg eener vlain on^loft. — Amgladthm
(CtHuNOaX wordt op dergelVke wOie beceU,
beeft eene eigenaardigen. reuk , een soetaeh-
tigen, brandenden smaak met eem onaan-
geaamen naemaak , em soorteltlk gewiekt ran
0,9»4 bV 10^, kookt by 148^, brandt meteene
witle Tlam, lost op in alkohol, maar niet in
water en wordt ontleed, wanneer men den
damp bOTea het kookpunt verhit, terwHl
hierbQ wel eens ontploffing plaats heeft Het
Inademen van den damp yeroorsaakt bedwel-
ming enhoofdpün. — MM^loêthêr (CHsNOt)
ontstaat, waaneer men salpeterpoeder oyeigiet
met een warm mengsel van iwaydsnnr en
methylalkohoL HU heeft een Aanwen reuk,
een soorteWk gewiekt van 1,182 bg 20'' C,
kookt btf WPC^ brandt met eene g«de ylam,
lost moeleUik op -in water, gemakkelQk in
alkohol en ontploft bO het Torhitten yan den
damp aeer hevig. Men besigt dien tot het
bereiden van anUineklenrstoflén.
Salpet^nure sonten of nitraten ko-
men gisdeeltelVk voor in de natnnr; zQ iQn
kleorlooe, indien de basis ongekleurd is,
meestal oplosbaar in water en kristalliseer-
baar. Voorts worden sjf bQ verwanaing ont-
leed in salpeterigsnre senten en snorstof of
metaaloxyde, stikstofperoxyde en aourstof,
knetteren op gloeiende kolen en geren
met zwavelannr swavelanre aonten en sal-
peterznar. Men berddt de salpetermre zou-
ten meestal door het oplossen van meta-
len, metaaloxyden of carbonaten in sal-
petérzaur. Saipeterznnr ammoninm (nitmm
flammaas NH4NOS) ontstaat b0 het neutra-
liseeren van saipeterznnr met ammoniak
of koolzuur ammoniak, vormt watervrOe
prisma's, heeft een verkoelenden smaak, is
hygrooeopiseh, lost gemakkeiyk op in water
onder sterke warmte^absorbtie , geeft l^i
verwarming water en stikstofoxydnle, knet-
tert op gloeiende kolen met eene roode vlam
en dient tot het bereiden van koudmakende
mengsels, van geneesmiddelen en van stik-
stofoxydule. — Salpetersuur barynm (Ba
(NOs)i), ^^ koolzuur baryum en salpeterzunr
of zwavelbaryum en salpet^rzaur natrium ver-
kregen, vormt kristallea, welke aan de
lucht niet verandermi, is oplosbaar in 12
deelen water, maar niet in alkohol, dient tot
reagens, tot groen vuur en vuurwerken, tot be-
reiding van barynmsuperoxyde enz. — Sai-
peterznnr lood (Pb(N03)t) ontstaat bQ het op-
lossen van loodoxyde of loodearbonaat in sal-
peterzuur, vormt watervrtfe kristallen, is ge-
makkelOk oplosbaar in water, onoplosbaar in
geeoncentreerd salpeteizuur , smelt by rood-
gloeihitte, wordt daarby ontleed en laat lood-
oxyde achter. Men gebruikt het tot bereiding
van andere loodverbindingen en in de ververy.
— Saipeterznnr yzenaydule(Fe(N03)t) ontstaat
uit zwaveiyzer en verdund koud salpeterzunr en
vormt groene, gemakkeiyk oplosbare kristallen
met 6 moleculen kristalwater. Eene oplossing
van yzer in verdund salpetersuur bevat salpeter-
zuur ammoninm en wordt in de ververy ge-
bruikt — Salpetcnuur yaeroxyde (Fes(N03)e)
ontstaat by het behaadelen van yzer metsalpetor-
zunr van een soorteiyk gewiekt van 1,115,
kristaiyseert met 12 of 18moleeuleB water, is
kleurloos of blauwaohtig, werkt bytend en
geeft met water gedachtig- bruine oplossingen.
Ook de kleurlooae . oplossing van yzerhydro-
xyde in salpeterzunr wordt by verwsnning
geel door de vorming van basisch zont, dat
aich by afwezigheid van vry zuur uit de op-
lossing aibcheidt Uzer geeft, met salpeter-
zunr bO verwarming eene bruinachtig roode op-
lossing. Uit de oplossingen der basische nitraten
slaat yzerhydroxyde duurzaam neder op katoen
en zyde ; zQ komen derhalve te pas in de ververy
en ook by de bereiding van Beriynsch blauw.
— Omtrent salpeterzunr kalium zie men het
eerste gedeelte van dit artikeL -- Salpeterzunr
ealdum (CaCNOs)^) komt voor in de na-
tnuriyke salpeter, in de teelaarde, aan destal-
muren, vaak in bronwater, in de ruwe loog-
dor salpeterziederyen, kristalliseert watervry,
vervloeit; in de lacht, en lost gemakkeiyk op
in water en in alkohol. — Salpeterzunr koper
(Ca(NOji)i) ontstaat by het oplossen van Itoper
in salpeterznur, vormt donkerblauwe prisma's
met 8 moleculen kristalwater, vervloeit in de
lucht, lost gemakkeiyk op in water en alko-
hol, geeft bti verwarming basisch zout, daarna
oxyde, werkt op tin schier even sterk als
salpetersuur en wordt in de ververy gebruikt.
— Salpeterzunr natrium is hetzelfde als Clüli-
salpeter. — Salpeterzunr kwikoxydole (Hg^
(NOj)s) ontstaat by de werking van koud
verdund salpeterzunr op overvloedig kwik,
vormt kleurlooze plaatjes met 2 moleculen
kristalwater, wordt door weinig water onver-
anderd opgelost, geeft mot veel water basisch
zont, laat by verwarming kwikoxyde achter,
wordt in de apotheken gebruikt en komt ook
in hoeden&brieken te pas. Te voren werd
ook het oxydezout in de geneeskunde gebezigd,
hetwelk uit kwikzilver en overvloedig aalpetor-
suur gevormd wordt en moeieiyk kristalli-
seert — Salpeterznur zilver (AgNO^) ontstaat
by het oplossen van zilver in salpeterzunr.
Het wordt bereid uit koperhondend zilver
door de oplossing daarvan in salpeterznur te
verdampen en de rest te verhitten tot het koper-
nitraat iB ontleed en de rest daarna uit te loo-
gen. Het vormt kleurlooze, watervrye kristal-
en, die bestendig zyn aan de ludi^, smaakt
scherp metaalachtig, werkt bytend en ver-
giftig, is oplosbaar in 1 deel kond water,
ook in alkohol en aether, maar niet in ge-
concentreerd zwavelzuur, reageert neutraal,
smelt by roodgloeihitte, wordt vast in kristal-
lynen vorm, is aan het licht onveranderiyk,
maar wordt zwart by de aanwezigheid van
organische stoffen, die er metallisch zilver
uit a&cheiden. Daarom doet zyne oplossing
op de huid of op linnen zwarte vlekken ont-
staan. Deze verdwynen echter wanneer men
er eene oyankaliamoplossing op laat droppelen
of ook door er verdund iodinmtinctnnr op te
gieten, ze te wasschen met eene geooneen-
treerde oploenng van onderzwaveligzuur na-
trium en ze uit te spoelen met ammoniak. Gto-
wooniyk wordt het gesmolten zilvemitraat tot
staaQes gegoten (helsche steen, lapis infemalis,
argentum nitricum fiisum). Het doet dienst by
de photographie, by het bereiden van andere
süververbindingen, tot het verven van het
haar, als bytmiddel en samentrekkend middel
in de heelkunde en ook als inwendig genees-
middel, doch by aaahondend gebruik erlangt
de huid eene donkere klenr. — Salpeterzunr
216
SALPETEBZURE ZOUTEN— SALTA.
Bteoitliim SrCKOs),), hetwelk men op der-
gel0ke wQie yeiirOgt als het buynmieiit,
krtotalUaeert waternü, loet i^emakkeigk op in
wftter en lerert rood vnnr Toor ▼nnrwerken. —
Salpetenonr biamnth (BICNO,), ontstaat hg
het oplossen yan Usmnth in salpetenonr,
▼ormt groote, klenrlooze kristollen met 5
moleenlen water, is seerbOtend, reageert sterk
mnr, smelt zeer gemakkelOk in a^n kristol-
water, wordt reeds hV 80^ C. ontleed en geeft
met water basische lonten. Znlk een aont
Yindt men in de apotheek als bismnthnm snb-
nitrienm (magiBteriam bismnthi); het Tormt
een los en kleurloos, bOna smakeloos poeder,
wordt bO Torwarming en by behandeling met
water ontleed en dient als geneesmiddel, als
blanketsel, ais haarrerf eni. De Fransche
crème de bismnth is het TOTBch en kond
neergeslagen, weinig nitgewassehen basische
sont.
Salpeterig snnr (HNOj) is in vryen
toestand niet bekend, maar in de natnnr aan
bases gebonden alsionten (nitrieten) voorhan-
den en ontstaat op Telerlei wt|zen. Verwarmt
men stoffen, die gemakkelOkgeoxydeerd worden,
sooals letmeel, sniker eni., met salpeterznnr,dan
ontwikkelen aich roode dampen, die sich by
sterke afkoeling tot eene groene, zeer Tlnch-
tige Tloeistof verdichten. Deze laatste bestaat
nit stikstoitrioxyde (N^Os) en stikstofl[>erox7de
(NO)). Leidt men door deze vloeistof stikstof-
ozyde (NO) en het ontwykende gasmeng-
sel door eene warme bnis, dan yerkrggt
men bO nog sterker afkoeling van het pro-
duct zoiver triozyde als donkerblanwe vloei-
stof, welke by zachte verwarming ontleed
wordt in stikstofozyde en stiksto^ieroxyde. In
yskond water lost het triozyde op tot eene
blanwe vloeistof, welke salpeterigznnr be-
val, maar reeds by geringe temperatnorver-
hooging in salpeterznnr en stikstofozyde
ontleedt — De salpeterigzure zooten (nitriten)
zyn vaste stoffen. Zy ontstaan door de
werking van salpeterig znar op bases, door
redactie van salpetersure zouten en door
oxydatie van ammoniak. Zy zyn meestal zeer
gemakkeiyk oplosbaar, gedeelteiyk ook in
alkohol, worden by verwarming ontleed,
evenals de salpeterzure zouten, ook by het
koken der oplossing en door verdunde zuren
onder vorming van stikstofozyde, dat aan de
lucht in roodbruin stikstof^ozyde overgaat.
— Salpeterigsuur ammonium (NH4NOJ) ont-
staat zeer algemeen in de natuur, is kleur-
loos, kristalliseert, is droog en vry vast, wordt
in vochtigen toestand van zelf ontleed, ont-
ploft by verwarming en door een schok en
ontleedt by eene voorzichtige verwarming in
stikstof en water, evenals zyne oplossing in
water. — Salpeterigznnr kalium (KNO2) ont-
staat by reductie van salpeterznurkalium door
aanhoudend smelten by eene hooge temperatuur,
door het te vwhitten met lood of koper, door het
te behandelen met tinstof enz. Het vormt klenr-
looze naalden, is onoplosbaar in alkohol en
komt te pas by de scheikundige analyse. —
Yaa de salpeterigzure aethers ontstaat de aethyl-
aether (C^HsNOj), wanneer men in een cylin-
der rockend salpeterznur, water en alkohol
laagsgewys boven elkander plaatst Het vormt
eene klewlooae vloeistof riekt aangenaam
naar ooft, heeft een prikkelenden smaak en
een soorteigk gewicht van 0,947 kookt bfl
H%b O., is weinig oplosbaar in water en laat
zich mengen zMt alkohol en aether. Hy is het
booMbestanddeel van den spirit» aeteris nltro-
si, die verkregen wordt door destillatie van spi-
ritus met salpeterznnr en tol diureticum dient
— - De amylaether (CtH n NO^) wordt verkregen
ais de voorgaande, riekt speceryachtig, smaakt
naar vruchten, heeft een soort^k gewlcM
van 0,S77, kookt by WC, is onoplosbaar in
water, maar loet op in alkohol en aether,
veroorzaakt, als hy ingeademd wordt, eene
versnelde hartklopping en opstyging van bloed
naar het hoofd, en wordt t^n mlgiaine
gebruikt
Salpètrière (La) is de naam van een
gebouw naby Parys, waar zich eerst eene
salpeterziedery bevond, terwyi het later tot
krankzinnigengesticht werd gebruikt en ein-
deiyk, aanmerkeiyk vergroot, ingericht werd
tot een bdjeshnis (Hospice de la vieillesse
pour femmes). Dit gesticht is het grootste van
die soort in Eun^a en herbergt t^^woordig
8100 behoeftige oude vrouwen en 1840 vrou-
weiyke krankzinnigen, die in 46 verschillende
gebouwen gehuisvest zyn.
Salpiglossis Buk et Pao. is de naam
van een ptantengeslacht nit de ikmilie der
SeropMarineSm. Het behoort te huis in Zuid-
Amerika en onderscheidt zich door eene groote,
gekleurde bloemkroon, bestaande uit eene
trechtervormige buis, die aan de keel zich
klokvormig uitbreidt en in een seheeven,
2-lippigen zoom eindigt Daarin bevinden zich
vier didynamische meeldraden en een vytde
zonder helmknop. De vrucht is eene 2-hok-
kige, veelzadige doosvrucht. De Chileensche
soorten van dH geslacht zyn éei^arige kruiden
met getonde of vindeelige bladeren en lang-
gestoelde bloemen, die aan het bovenste gedeelte
van den stengel g^laatst zyn. De schoonste
soort is 8, êmuaia met tolryke verscheidenhe-
den en by ons onder den naam van irompeiiloeib
bekend.
Salsette. een klein eiland aan de west-
kust van Britschlndië , ten noorden van
Bombay, is vermaard wegens zyne natuur-
lyke grotten , ten getale van ongeveer honderd,
in eene met een bosch bedekte bergketen , —
grotten , die kunstmatig tot tempels en cellen
iyn ingericht. De grootste dier grotten vormt
een vierkant van 86 Q Ned. el , hetwelk door
suilen van desgeiyks met zuilen versierde
voorportalen geseheiden is. Beusachtige stond-
beelden van Boeddha, van BoeddhaYstiscbe
heiligen en van Indische Ooden versleren er
den ingang, de wanden en de gaanderyen.
De oudste aldus herschapene grotten, tevens
de kleinste, dagteekenen, naar men meent,
van den aanvang onaerJaartelUng, de grootste
van de 9de of 10de eeuw na Chr.
Salsola, zie Looghrmd,
Salta, de noordwesteiykste en na Buenos
Ayres de grootste Staat der Argent0nsche
Confoederatie in Zuid- Amerika, grenst in het
noorden aan Bdivta, in het westen aan Ohili,
in het sniden aan Catamarca en Tocubmu,
in het zuiden aan den Gran Ohaco en is in
het oosten door de Blo Yerm^o van^Paraguay
geseheiden. Men vindt er op 1 581 Q geogr.
myi omstreeks 167000 Inwoners (1882). Het
land is over het geheel berga^tig en sommige
SALTA-SALVAGNOLL
til
CofdiUeratoiipen bereiken er eese hoogteTSii
6000 Ked. el Men Fermeldt, dst goud, oilver,
keper, nikkel, Oier en lood er in de« bodem
Toorhaaden wjtm^ doeh sQ bieren tot nn toe
OBanageroerd. Op Teleplnataeniseroyervloed
Tta water, waardoor de Tmehtbaarheid niet
weinig be?efderd wordt De TOoniaainste ri-
▼ieven i|n er, behalve de reediTermeldeBio
Yerm^o, de Lavi^en (eene sUriTier der voor-
gaaade) en de Rio Jnranento, die onder
den naam fan Rio Salade riohsnidooitwaarts
naar de Parana spoedt Alleen de Blo Vor-
m^o ifl er beraarbaar. Het klimaat is er naar
gcjug der hoogte Tan den bodem leer ver-
sdüllend. In de vlakte yerbonwt men er sni-
kerriet tot eene hoogte Tan nUm 600 Ned. el,
benerens t^ tropische Trachten, terw^l de
gronden tossoheo IMO en 2600 Ned. el ge-
schikt stfn Toor graan, wUn en Eoropeesch
ooit Nog hooger tieren gerst, aardappelen
ens. Op de l^ere hellingen en in de dalen
heeft men w^ge wonden. De inwoners be-
staan grootendeeis nit een gemengd ras Tan
Spaajaarden en Galchaqni-Indlanen ; stf honden
ileh hooldnkemk beiig met den landbouw,
Tooral met de teelt Tan suikerriet, alsmede
met Teefokkerg. Tot de artikelen Tan uitToer
behooren er rundoren^ paarden, muildieren
en eiels, terwQl et coca, chocolade en silTor
worden ingOToerd. De binnenlandscbe handel
is er tCTons leer IcTondig, doch het onder-
wüs boTindt er zich in een allertrenrigsten
toestand. — De hoofdstad 8mmMigmddê8aUay
in 1682 door den gouTemeur Emiamdo dê
Ltrmm gesticht, is de letel Tan een bisschop,
heeft breede, goed geplaTeide straten, ligt in
de mild beó»roeide Tlakte Tan het dal Tan
Lerma m telt ruim 11000 inwoners.
Salt Lake, zie Zomtmeer,
Salt^Lake City, de hoofdstad Tan het
Noord-Amerikaansche gebied Utah, aan de
riTler de Jordaan en aan den Utahcentraal-
spoorweg, ligt 1825 Ned. el bOTon de opper-
Tlakte der zee, werd in 1847 door Brigham
Tcmmg^ patriarch der Mormonen , gesticht en
is de hoofdzetel Tan deze secte (rie onder
JfbrmoM»). De stad heeft breede, elkander
rechthoekig snQdende straten, — lage , uit in de
zon gedroogde tichelsteenen gebouwde, door
tuinen omgeTcne huizen en bgna 21000 in-
woners (1880). Zy is Terdeeld in 24 wjjken,
en ieder Tan deze heeft een bisschop en eene
kerk, terw^l er zich Toor de algemeene samen-
komst een tabernakel Terheft ter lengte Tan
75) ter breedte Tan 46 en ter hoogte Tan 19
Ned. el, waarin ruimte is TOor 15000 personen.
Voorts heeft men ereeneuniTersiteit(Deeeret-
nniTorsity), een stadhuis, een schouwburg en
Tde fabrieken.
Saltykow (MichaU Jewgrafówit^l), onder
den pseudoniem Tan aókUt^êdriny is éen Tan
de geestigste Bussisebe schr||Ters Tan onzen
tgd. Hy werd geboren in 1826, bezocht het
iTeemn te Petersburg en trad Terrolgens in
staatsdienst Nadat hQ eenige gedichten in het
licht gezonden had, leTorde hg te 1847-1848
twee satyrieke noTellen , die hem eene Tcr-
baantog naar WJatka op den hals haalden.
Ten gOTolge eener amnestie keerde hg in
1855 tot den staatsdienst terug, wgdde rich
TerTolgens aan de beoefenteg der letteren en
redigeerde het maandschrift: „OtecestTenaya
Zapiskl (Yaderlandsehe Gedenkhoven)*', dat
in 1884 door de censnnr werd opgeheren»
Eene TcrzameUng zfner noTcllen OBTat twaalf
doelen (1877—1878), en na dien tgd heeft
hg Tele andere geschriften nitgegOTen, waarin
hg met ongemeene, hekelende en opgerulnide
geestigheid typen uit het Russische Tolksleren
toekent.
Salueeiren of &^hM^ ki het bewgaender
ToorgeschrcTene militaire honneurs door sol-
daten, troepenaideeltegen, oorlogschepen, for-
ten enz. De officier salueert met den degen >
wanneer de manschappen het geweer preaen-
teeren of bg de parade deflleeren. Ook wordt
gesalueerd met de nederwaartsehe beweging
Tan het Taandel. Bg de marine geschiedt het
salueeren door een bepaald aantal kanonseho-
ten, een salTO geheeten. Voor een soutot^
worden Tan 88 tot 101 schoten aflgeTuurd, TOor
prinsen en prinsessen 21, TOor admiraals en
kommandeerende generaals 17 enz. Ieder oor^
logschip, dat eene buitenlandsche haren be-
zoekt, is Tcrpllcht, de Tlag Tan denbeioehten
Staat met 21 schoten te begroeten en terena
die Tlag aan den Toortop te hgsehen, —
't geen dan met hetzeUde aantal schoten Tan
een fort of schip Tan dien Staat beantwoord
wordt
Saluzao, de arrondissementshoofdstad der
Itallaansche proTtecie Ouneo, tusschen de Po
en de Yralta aan eene heuTelhellteg schilder-
aehtig gelegen en door een zgtak naar S»-
Tigtione met den spoorweg Tan Turgn naar
C!oni Terbonden, bestaat uit eene bOTon- en
benedenstad, is de zetel Tan een bisschop en
Tan eene rechtbank, heeft een lyceum, een
gymnasium, een seminarium, eene technische
school, een instituut TOor Torwaarloosde meis-
jes, zieken-, TondeUngen- en weeshuis, onder-
scheidene fltbrieken, Teel handel te graan,
Tee en wgn, een aanzienigk Terbouw Tan
kastai^es en t^ nUm 10000 en als geaseente
ongeToer 16000 tewoners. Tot de merkwaar-
dige gebouwen behooren er: het oode slot der
MarkgraTen Tan Satezzo, thans eene goTan-
genis, de ftaaie hoofdkerk, het nienwe stad-
huis en de schouwburg. Ton oosten Tan de
stad heeft men Ungs het kanaal Rio Forio
i^raaie wandelplaatsen. Zg is de geboorteplaato
Tan 8iMo Péttiooj wiens standbeeld er in
1868 Terrees.
Salvagnoli (Vtecenzo), een Tordienateigk
Italiaansch rechtsgeleerde en staatsman , ge-
boren den 28sten Maart 1802 te Comlola bg
Empoli te Toscane, studeerde te Pisa in de
rechten en Tcstigde zich als adToeaat te Flo-
rence. TsTcns legde hg zich met gTor toe op
de staathnishondknnde en sehitterde in de ge-
lederen der Terdedigers ran den Trgen handel.
In sgn „Discorso per la dedicazione della
statua a Sallustio Bandtai" Terkondigde hg
zgne staatbuishoudkundige beginselen, moest
in 1888 in den kerker boeten TOor zgne deel-
neaüng aan rcTolutionafare woelingen en wgdde
zich daarna weder aan de baUe en aan zgne
studiën. Hg Terwierf eerlang den roem Tan
den besten pleitredenaar Tan geheel Toseane.
Met zgne Terhandeltegen: «Elogio dl CHro-
lamo PoggI (1886)*' en „Snilo stato poUtieo
della Tooeaaa (1847)*' betrad hg het gebied
der politiek en stichtte Terrolgens met JBic»-
90i% en Lam^uêMin het bhUl: „La Patria".
218
SiLLYAONOLI-^ALYETAT.
Nadat zyne wenacben en die zQner geert ver-
wanten bekroond waren met de afkondiging
eeaer oonatitntie in Toscane, nambOsitting
in bet Parlement en yerlneeg er groeten in-
▼leed. HO bleef eeliter op den weg der ge-
matigde oonatitotiofteele gOToelens, en dit
maakte bem gebaat by de uiterste partOen,
zoodat by aicb eerst naar Camiola enTonrol-
gens naar Nisia begaf. Hy lererde nitstekende
gescbriften, nooals: nSaggio civile sopra Pietro
Verri*' en „Disoorso intomo al monomento
di Yittorio Alfleri", maar groote opscbndding
maakte Tooral syn ^^Diseorso snllindependenaa
deir Italia*\ dat in 1859 weinige maanden Tóor
bet nitlMtfBten van den oorlog tegen Oosten-
ryk in bet licbt verscheen. In bet boTryde
Toscane aaaTaardde by de portefenille Tan
Eeredienst en aanstonds lorgde by Toor de
aftobaffing Tan bet concordaat By de Teree-
niging Tan Toeoane met Piémont werd by
tot senator benoemd, en by OTwleed te Pisa
den 21sten Ifaart 1861.
Salvandy (Narcisse AcbiUe, graaf), een
Franscb staatsman en dagbladscbryTer, gebo-
ren te Condom (Qers) den Uden Joni 1706,
nam deel aan de Teldtoebten Tan 1818 en 1814,
maar Troeg in laatstgenoemd jaar als kapitein
lyn ontslag, was Tan 1819—1821 reqnest-
meester en scbreef daarna in bet „Jonmal
des DébatB". In 1829 sag by zicb door Mctt-
Ü^fnae tot staatsraad benoemd, docb bedankte
in 1829 onder bet ministerie Foligmao Toor
deae betreklüng. In 1882 werd by a^^Taar-
digde naar de Kamer, in 1885 lid der Aoadémie
en den 15den April 1887 belastte by sicbmet
de portefenille Tan Onderwys. Nadat by hierop
eeidgen tyd als Tice-president der Kamer Tan
AijgeTaar^Ugden was werknam geweest, Ter^
trok by in 1841 als genuit naar Ifadrid, in
1848 met toekenning Tan den titel Tan graaf
in deielfde betrekking naar Toryn, aanTaardde
in 1845 weder de portefenille Tan Onderwys
en werd grootmeester der nniTorsiteit De
Febmari-omwentellng Tan 1848 beroofde hem
Tan die bedieningen, en nn beyTorde by zich
met €hmoi. eene fesie tot stand te brengen Tan
de Legitimisten met de Orléanisten. In Maart
1851 bezorgde een besloit Tan den President
der Bepnbliek bem een pensioen Tan 6000
francs. Hy OTcrleed den 15den December 1856.
Van zyoe geschriften Tcrmelden wy: „Don
Alonso on l*Espagne (1824; 7de dnik,1868)",
— „Histohre de Pologne aTant et sons ie roi
Jean Sobiesky (1827—1829; 5de dmk, 1855,
2 dlny*, — „Idaor on Ie barde ebrötien (1824)'',
— en „S^ze mois on la réTolntion et les
rÖTolntionnaires (1881)", — nogmaals nitgege-
Ten onder den titel : „Yingt mols etc/'
Salvatioii army of lAoudtHegêry nameiyk
een leger, hetwelk dient om bebonden te wor-
den Tan de boosheid der wereld, is de naam
Tan eene godsdienstige seete, welke in Enge-
land nit die der Wesleyaanscbe Methodisten
is ontstaan. Zy werd door WiUiam Boath
(geboren in 1829) in 1865 gesticht en op mi-
litaire wyze georganiseerd. Hy zelf benoemde
zich tot generaal, omringde zich met een staf
Tan 44 offideren en plaatste aan bet hoofd
syner 281 korpsen of staüons 887 manneiyke
en Tronwelt^e officieren. De kweekelingen
dragen den naam Tan kadets. Deze secte tdt
ongereer 12000 leden, bestrydt de bestaande
kerlcgenootsehappen als ongeschikt om het
geesteiyk en stoffeiyk welsyn —inzonderheid
der armen — te boTorderen en steK zich ten
doel om Tele zielen nit den slaap op te wrt:ken
en te Terlossen door openbare godsdienstoefe-
ningen met gezang en predicatie, zoowel in
schonwborgen en openbare loealen als Toond
op de straat De leden dezer seete Tersmaden
allen sterken drank, leiden eene eenTondige
ICTenswyze, schnwen wereldiyke boekea en
Termaken, pogen alle booze hartstochten te
bebeerschen en wyden zich Tooral aan de zorig
TOor de armen.
Salvator Bosa, zie Bo$a,
Salva y Feres, een geleerd Spaanach
boekbandelaar, gelKiren te Yaienda, stadeerde
aldaar met zoo groeten yTor, dat hy op 20
Jarigen leeftyd tot boogleeraar in het Gri^cseh
werd benoemd te Alcala de Henares. In 1808
keerde hy naar zyne geboorteplaats temg en
stichtte er het Tolgende Jaar een boeUiand^
Hy bepaalde zfeh nn by de IcTende talen en
gaf Tde bdangryke werken in het licht. In
1820 werd hy lid der Cortes, maar moest in
1828 de wyk nemen naar Engeland, waar hy
zich wederom als boekhandelaar Testigde en
het nÜgeTcn Tan merkwaardige Spaansche
werken Toortzette. Ditz^de deed by teParys,
werwaarts by in 1880 Tcrbnisde. Drie Jaar
later ontTing hy Torlof, naar zyn Taderland
temg te keeren, maar by weigerde daarran
gebmik te maken Toordat ^ne lotgenooten
dezelfde Terganning hadden Tcrkregen. Eerst
in 1885 Tortrok hy weder naar Yaienda, werd
in 1886 lid en secretaris der Oortes, Tertoefde
by afwisseling te Yaienda, Madrid en Parys,
IcTcrde doorwrochte opstellen OTor de Spaan-
sche letterkunde en OTcrieed te Yaienda in
1851.
SalTrerda (ICattbys), een Terdienstdyk
Nederlandsch geleerde, geboren te Appinga-
dam den 7den Februari 1840, stadeerde en
promoTcerde in de wis- en natanrkonde en
zag zich in 1865 benoemd tot boogleeraar te
Groningen. Nadat by hier reeds de betrekking
Tan schoolopziener had waargenomen, werd
hy in 1871 inqwcteor Tan het lager onderwys
in de proTinde Utrecht en in 1872 inspectenr
Tan bet middelbaar onderwys, waarna by zich
Testigde te 's OraTcnhage. Ëy OTcrieed aldaar
den Uden Jani 1886. In 1869 stichtte 1^
met den erTaren opToedkondige H. Boumam
, De Sohoolbode" en behoorde eenige Jaren tot
de redactie Tan dit blad. Yoorts Termdden
wy Tan zyne geschriften: „De betedtenis Tan
Aristótdes toot de ontwikkeling der natnoriyke
geschiedenis (1868)", ~ „Ons landbonwon-
derwys (1869)", — „Dierkande, Iste carsns
(1870)", — en „Handleiding by het onderwys
in de beginsden der dierknnde (2de dmk,
1871)", in 1875 herdmkt onder den titel:
„Handldding by het onderwys in de beginselen
der plant- en dierknnde".
Salvetat (Lonis Alpbonse), een Terdien-
stdyk sebdknndige, gdioren den 17den Maart
1820 te Paifs, ontTing zyne o]^ding aan het
Odlóge Bourbon en aan de Eeole centrale
des arts et manafectures en werd geplaatst
by de porsddnfebriek te SèTres, waar by dch
belast zag met de Idding der scheikundige
werkzaamheden. ToTens (1846) werd- hy pro-
fessor in de techndogie aan laatstgenoemde
SALVETAT— SALZBÜBG.
S19
inriehtiiig Tan onderwÜB, behoorde tot dejary
op de WereldtentoonrtelliDj^ te Londen
<1861— 1862) en ParOs (1855) en WM in 1867
lid en in 1878 yoonitter der beoordeelings-
•commiflrie yan de Parysehe Tentoonstelling.
Van sUne geschriften noemen w)|, behalve
▼ele bydragen in tQdBchriften ens., K||ne:
y^Le^ons de céramiqae (1875, 2 dln met 500
afbeeldingen)'', — en y^Coon de technologie
chimiqne (1874)''. Ook was hQ medewerker
4UUI de nieuwe nitgaye yan het: „Traite des
arts céramiqnes" van Brogniart en beiorgde
met Graaf éTArmaüU eene Fransche yertaling
<1866, 2 dln) van de MGeschichte der Keramik"
yan Manyai.
Salza (Hermaan yon), een vermaard groot-
meester yan de Grde der Doitsche ridders,
geboren omstreeks het jaar 1180 op zyn Ca-
miliekasteel Salsa (Langensalza) in Thttringen,
•ontving zyne opleiding aan hetHofvanLand-
.graaf Zoemraad vcm TMtringen en werd lid der
Doitsche Orde, die hem in 1211 tot grootmeester
benoemde. Met ongemeenen gver beaield, nam
hSi in 1221 deel aan den ongelokkigen Krois-
tocht tegen Damiate en in 1228—1229 aan
4en vierden Kruistocht. Een nienw veld van
werkzaamheid opende zich voor hem by het
verkrügen van het land van Kulm en bt| de
verovering van Pruisen, terwj)! hd zich ver-
•diensteiyk maakte als raadsman van Keizer
Frederik IL Hy vertegenwoordigde dezen in
1224 op den Byksdag te Frankfort, bracht in dat
Jaar een verdrag tot stand tasschen WdUtemar
Il van Denemarken en Mendrik van Sehwerinj
waarna eerstgenoemde het land op den rechter
oever der £lbe temggaf en de sonvereiniteit
des Keizers over Denemarken erkende. Door
sOne tosschenkomst werd voorts de vrede van
4Ban Germano gesloten , en hy alleen was
tegenwoordig by de samenkomst van den
Keizer en den Paos te AnagnL Terwyi hy
in 1235 Frederik II op eene expeditie tegen
diens oproerigen zoon Hendrik vergezelde, ver-
loor hy de belangen van de gewesten zyner
Orde geenszins uit het oog, maar bevorderde
4e vereeniging van de Zwaardbroeders met
de Doitsche Orde. Nadat hy wegens oorlogs-
aangelegenheden eene reis door Doitschland
volbracht had, keerde hy ziek naar Italië temg
•en overleed den 19den Maart 1239 te Barletta
in Apolië. Van ayne nakomelingen bestaat
thans nog de lyn Salta Liekienam.
Salzaoh (De), eene syrivier van de Inn,
ontspringt in het Oostenfyksche hertogdom
•Salsborg op den Krimler Taoem aan de gren-
zen van Tyrol, kronkelt door de Pinzgao,
baant in noordeiyke richting een weg door
4e Kalk-Alpen, waar zy den Loegpas vormt,
wordt by Hallein bevaarbaar, neemt eenige
aivierties op en stort na een loop van 202
Ked. myi by Haming, niet ver van Braonao,
aich uit in de Inn. Haar dal is éen der be-
kooriykste in de Doitsche en Oostenryksche
Alpen.
Salsbronn, een dorp in het Proisische
district Breslao in eene bergstreek aan de
fialzbach, 376 Ned. el boven de zee, ligt aan
4en spoorweg naar Friedland en is merk-
waardig als drok bezochte badplaats. Het is
verdeeld In Ober- en NiederSalzbronn, Hartao
en Nen Salabronn. heeft eene Protestantsehe
«n eene B. Katholieke kerk, eene &briek van
spiegelglas, onder soheidene andere fsbrieken,
Bteenkolenmynea en in het geheel byna 8000
inwoners. De diar aanwezige zoiito bronnen,
10 in getal, zyn de beroemdste van geheel
Silezië. Het water wordt voomameiyk ge-
dronken oit de Ober- en Nieder Salzbrannen
(7,5"" C.) en uit de Mtthlbronnen (6,5° C). Zy
behooren tot de alkalischmoriatische zore
bronnen, hebben in eene Nederlandsche kan
1,327-1,731 Ned. wichtje dobbelkoolzoor
calciom, 0,484—0,559 Ned. wichtje dobbel-
koolzoor magnesiom en 0.458—0,327 wichtje
zwavelzoor natriom, terwyi 1 volomen water
0,732—0,628 volomen koolznor bevat. Andere
bronnen worden er tot baden aangewend. Zy
worden by catharrale keelaandoeningen en
by onderboikskwalen zeer aanbevolen. Deze
bronnen waren in de 14de eeow reeds bekend,
kwamen gedorende den Dertigiarigen Oorlog
in vergetelheid, maar erlangden in den aanvang
der 19de eeow door McgaUa en JBbers eene
nieowe vermaardheid. Thans beloopt het aantal
badgasten Jaariyks gemiddeld 2000, terwyi er
200000 flassohen bronwater verzonden worden.
Salzburg (Het hertogdom), een Oosten-
ryksch Kroonland, gevormd oit hetvoorm^ig
aartsbisdom van dien naam, grenst aan Opper-
Oostenryk, Stiermarken, Garinthië, Tyrol en
Beieren en telt op rolm 130 Q geogr. myi
ongeveer 163 000 inwoners (1880) van Doitschen
oorsprong en byna allen beiyders van den
B. Katholieken godsdienst Een klein gedeelte
van den bodem behoort tot de Beiersohe hoog^
vlakte en het overige tot de hooge bergstreek.
Op de tertiaire heovels volgt de gwdel der
noordeiyke Kalk-Alpen met den Untersberg
(1 856 Ned. el hoog), den Steinemen Meer (2 650
Ned. el hoog), den Ewigen Schneeberg (2650
Ned. el hoog), den Dachstein (roim 3 000 Ned.
el hoog) enz. Verder naar het zoiden bereikt
men den gordel van het overgangsgebergte en
de gevaarten van den Hohen Taoem met den
Dreiherrenspitze (3596 Ned. el hoog), den
Groszvenediger (3673 Ned. el hoog), den Wies-
bachhom (3577 Ned. el hoog) enz., waaraehter
zich de dobbele bergketen van den Niedem
Taoem verheft, waar de met gletschers
bepantserde Haftierspitz ter hoogte van 3093
Ned. el verryst Ook op de berggevaarten
van den Hohen Taoem vindt men gletschers,
en deze beslaan er naar de zyde van Salzborg
eene oppervlakte van omstreeks 6 Q geogr.
myi. Men heeft er voorts onderscheidene berg-
passen, zooals den Loegpas aan de Salzach,
by den ingang van het Arithal, den Lichten-
stoinklam en aan het einde van het dal van
Gastein den Klammpas, enz. De voornaamste
rivier is er de Salzach, waarin onderscheidene
bergbeken, sommige met vermaarde water^
vallen, zich oltstorten. De' Krimler watervallen
zyn de aanzieniykste van geheel Oostenryk.
De moerassen der Salzach in de Pinzgao ^n
meerendeels drooggelegd. By den Loegpas
baant de Salzach rich een weg door het ge-
bergte; zy wordt by GU>lling reeds voor vlot-
ten gebraikt en draagt by Hallein schepen.
Het bovenste gedeelte van haar dal heet Pinz-
gao, het middelste Pongao en het ondenrte
Salzachgao. Voorts stroomen in dit Hertogdom
ook nog de Enns en de Mor, en van de meren
noemen wy het Zellermeer, het Fosehelmeer ,
het Wallermeer en het Trammermeer. Van de
220
SALZBUBG-SALZMANN.
minerale bronnen is de wanne bron ^an Oa-
•tein het meest Termaard. Het klimaat is er
in orereenstemming met de bergachtige ge-
steldheid des lands, alioo neer afvrisselend,
en regen Talt er tot een aanmerkel0k bedrag.
De gmiddelde JaarlOksehe warmtegraad is te
Salibnrg 8* C. en te Oastein 572*" C. De
landbouw worstelt er te Tergeefb tegen de
ongonsttge gesteldheid van den bodem; toch
Terbonwt men er harer en rogge, een weinig
tarwe en klaver. Meer dan 36% Tan den
grond is met bosch en 80% met bergweiden
(Almen) bedekt, welke laatste niet weinig
beTorderlQk it|n Toor de Teeteelt en de mei-
kerg. In 1869 had men er meer dan 167000
mnderen. Onder de Toortbrengselen Tan den
bodem bekleedt het sont de eerste plaats;
wHders delft men er goad, lilTor, koper,
Vier, nikkel, arsenik, gips, tnrf en eene
groote hooTeelheid marmer. De ntJTerheid is
er nog weinig ontwikkeld, doch de handel
wordt er door de Salzaeh en door spoorwegen
ondersteund. Men heeft er 160 Tolksscholen, en
het gewest is in 4 districten Tordeeld. Het
heeft eene proTinciale Tortegenwoordiging,
welke nit 26 afi^eTaardigden bestaat.
De hooldatad-iMfèKf^, de letel Tan het
bestonr des lands en Tan een Torst-aartsbis-
schop, is schilderachtig gelegen in een eng
dal (494 Ned. el boTen de opperrlakte der
aee) op de beide ocTcrs der bruisende Salz-
aeh, die sich hier tusschen twee kalkheuTcls
Toortspoedt en de Beiersche hoogrlakte be-
reikt De stad ligt dus tegelQkertgd in het
gebergte en in de Tlakte, en ia hare nabgheld
Terheflén lich de reuiengeTaarten der Salz-
burger Alpen. De beide deelen der stad stjn
door 4 Ifseren bruggen Terbonden; z|| is ge-
deeltelQk door muren en wallen omringd en
heeft op den rechter ocTor der rivier éene toot-
stad en op -den linker twee voorsteden. Eén
der poorten is een tunnel, ter lengte van 184
Ned. ei door een berg geboord. De stad is
ver van regehnatig gebouwd; de straten sf}n
nauw, krom en donker, bepaaldelQk in het
oudste gedeelte, maar de prachtige marmeren
gebouwen bQ den Untersberg, de tahifke fon-
teinen en gedenkteekenen geven haar een
deftig voorkomen. In den laatsten t|)d atfn er
de vesting werken meerendeels uit den weg
geruimd, terwgi aan weérssyden der Salsach
siermke kaden ign aangelegd. Tot de open-
bare pleinen behooren er het Besidentieplein
met eene groote fontein van wit marmer en
het Domplein met een beeld van Jtfbria, —
voorts het MosaHpleln met het standbeeld van
Monri (aldaar geboren in 1766) en het Ka-
pittelplein. Van de 24 kerken der stad ver-
melden wg in de. eerste plaats de groote,
prachtige Domkerk, in 1614^1660 door San-
timo Solari naar het model der Pieterskerk te
Bome gebouwd, met een flraaien gevel van
wit marmer en van binnen met kostbare
sehilderOen versierd. Niet ver vandaar ver-
heffen lich het klooster en de kerk van St.
Pieter met een fraai hospitaal. Ook andere
kerken i||n er allesrins beiienswaardig. Van de
overige gebouwen Tcrmelden wV : de residentie
met prachtige lalen en een keurig museum Tan
aehüdergen, het kasteel Mhrabel, te Toren het
Terbigf Tan den aartsbisschop, doch sedert 1867
het eigendom der stad, de kaTalleriekaseme,
een in de rotsen uitgehouwen amphitheater,
het stadhuis enz. Tot de inrichtingen Tan onder-
wijs behooren er eene theologisehe üscultdt
(het OTerbigAel der in 1628 gestichte, doch in
1810 opgehoTene uniTersiteit), eene Torloekun-
dige school, een grmnasium, eene leaalschool,
eene kweekschool Tan onderwQiers, een
priesterseminarium, een collegium Borromeum,
een collegium MarianoRupertinum, eene han-
delsschool, eene n|f Tcrheidschool, eene muziek-
school, 2 opToedlngsgestichten Tan geeetellke
zusters, eene boekerQ met 62000 deelen, 4 600
wiegedrukken en 1270 handschriften, eene
boekery Tan het stift Tan St. Pieter met 40000
deelen en 224 handschriften op pergament,
het museum Carolino-Augusteum met Ter-
lamelingen Tan munten, oudheden, planten,
dieren, enz. Ook ztfn er onderscheidene genoot-
schappen en Inst^lingen van weldadigheid.
Het aantal inwoners (1880) bedraagt er ruim
28000. en men heeft er daarenboven eene
bezetting van 3400 man. De nOverheid is er
vertegenwoordigd door 22 fttbrieken en de
handel zeer aanzienlOk. Sedert 1876 is de
spoorweg van Salsburg naar Hallein geopend.
De bergachtige omstreken der stad zQu hoogst
bevallig, en niet ver vandaar heeft men het
Keizerigk kasteel Hellbmnn met een rierigk
park, fraaie waterwerken en een In de rotsen
uitgehouwen schouwburg, alsmede een aantal
andere merkwaardige kasteelen.
Salzburger Alpen (De) vormen een ge-
deelte van de nooraelffke bergiceten derDuit-
sche Alpen. ZQ grenzen in het westen aan de
Kitzbttheler Alpen en in het oosten aan de
Alpen van Salzkammergut, z0n omgeven door
de dalen der Saalach en der Salzaeh en be-
hooren gedeeltelijk tot Beieren en gedeeltelV k
tot Salzburg. De hoogste toppen liggen er in
het midden, zooals de Watzmann (2 740 Ned.
el hoog) en de HochkOnig (2 989 Ned. el hoog).
Aan hunne noordzQde vindt men het bekoor-
igke dal van Berchtesgaden, vanwaar men
over den Hirsehbfihel (1 188 Ned. el hoog) het
Saalaehdal bereikt
Salsksmmergat is de naam van eene
in het hertogdom Oesterreich ob der Enns,
aan de grenzen van Stiermarken en Salzburg
gelegene Alpenstreek, die' op IP/^de Q geogr.
myi omstreeks 18000 Inwoners telt en m^
hare rotsgevaarten en meren tot de merk-
waardigste berggewesten van Europa behoort
Het hoogst verheft er zich de Dachstein
(ruim 8000 Ned. el hoog). Merkwaardig is er
ook de Schaf berg (1 780 Ned. el hoog), wegens
sHn geYsoleerden stand de „Oostenrgksehe
Rigi'* genaamd. De grootste meren ^n er:
het Gmundener of Traunmeer, het Halst&tter
Meer, het Kammermeer, het Wolfgangmeer
en het Zeiler Meer. De voornaamste rivier is
er de Trann, die eenige meren met elkander
verbindt en bQ Roftham een grootschen water-
val vormt In het midden van Salzkammergut
ligt de vermaarde badplaats IschL Er wordt
eene groote hoeveelheid zout gewonnen.
Salsmann (Ohrlstlan Gk>tthelf ), een uit-
stekend opvoedkundige, geboren den Isten Juni
1744 te SOmmerda In Thüringen, studeerde
te Jena in de theologie en werd in 176S
godsdlenstleeraar te Rohrbom bQ Erfturt, in
1772 diaconus en kort daarna predikant In
de Andréaskerk te Erfbrt Opgewekt door het
SALZHANN-SAMARIA.
221
leien derfeechriften van BauaêauBnBtmiow
en door eene iiMwgeiefcte WMraemiiig der
oatwikkeliag Tan i||ne eigene kinderen, tmd
hO op als lolirtlver OTer opToedkondige onder-
werpen en werd inlTSlgodsdienstleeraaraan
hel philaatliropinnni te Desno, waar hQ z||n
nitmnntenden paedagogiaeken roman: ^Karl
▼on Kariiberg, oder ttber das menschliche
Elend (1780—1786, 6 dln)'* Toltooide. In 1784
deed hQ op het door hem aangekochte land-
goed Schnepfenthal een oproedingsgesticht
▼errysen, dat sich eerlang tot een hoogen
trap ran hloei ontwikkelde en ook thans
nog bestaat Hg overleed den Sisten October
1811. Eene ▼enameling a||ner geschriften ver-
scheen in 1845—1846 in 12 doelen. Tot de
meikwaardigste op paedagogisch gebied be-
hoeren: ,,I>er Himmel anf Erden (1797)", —
.Sebastian Kloge'', — „Konrad Kiefer, oder
Anweisnng sn einer vernflnftigen Ersiehong'',
— „Heinrich CkHtsehalk", — „Ameisenbfleh-
lein oder Anweisnng einer TemtUiftigen Er-
li^nng der Enieher'', — en „Joseph Sohwarz-
mantel*'.
Samara of SfOMdr», een Rossisch gouver-
nement, eerst in 1860 nit gedeelten van na-
burige gouvernementen gevormd, is omgeven
door de gouvernementen Easan, Simbirsk,
Saratow, Astrakan en Orenburg, en telt op
2881,54 Qfeogr. mQl 2224098 inwoners (1882).
Aan de Welga is het land vlak, doch in het
miden en oosten bergachtig. De grond is er leer
vruchtbaar en met prachtige graanlanden en
weiden bedekt De voornaamste rivier is er
de Wolga, die er bU eene groote kromming
de rivier Samaro, alsmede de Irgis endeTar-
^foea opneemt De inwoners s0n Bassen en
Tartaren, en men heeft er omstreeks 50 000
Daitsche kolonisten. De hoofdbronnen van
bestisn t^n er graan- en tabaksbouw, veeteelt
<en visschery. Dit gouvernement is in 7 dis-
tricten verdeeld. — De evenaoo genoemde
^utofdttad ligt aan de Wolga en aan den mond der
43amara; sg heeft 25 fiibrieken en ruim 68 000
inwoners (1882), die een levendigen handel
4rOven in graan en sout Deze stad is in 1591
^[estkdit tot een bolwerk tegen de invallen der
Ba^kiren en Kalmnkken en door een walen
eene diepe gracht omringd. In 1798 werden
er nog eenige vestingwerken aangelegd, doch
deie veikeeren thans in een vervallen toe-
«tand, en de stad is in de Jaren 1848, 1850
-en 1854 door de vlammen geteisterd.
SamArang. eene residentie op het eiland
Java, grenst in het noorden aan de Javaiee
«n aan JiHimra, in het oosten aan Bembang,
4n het sniden aan Madioen, Soerakarta en
Kedoe en in het westen aan Pekalongan, en
telt op 94,2 Q geogr. mQl omstreek 1 Vs mil-
•lioen inwoners. De grond is er in het alge-
meen vruchtbaar. De regentschappen Demak
«n Grbboaan z||n meerendeels vlak, alsmede
die gedeetten der regentschappen Kendal en
ftemirang, welke aan het noorderstiand ge-
legen aQn. Het suideigk gedeelte van laatst-
ffenoemde regentschappen, alsmede de afdee-
Ung Salatiga, Is bergachtig; diar verheifen
sid het Oengarangebergte met den (Ja^Jah
Moenkoer (2 800 Ked. el hoog) en de Herbaboe
met den Telemcdo (8800 Ned. el hoog). De
rivieren a||n er van weinig beteekenis en slechts
^oor kleine vaartuigen bevaarbaar, aooals: de
Tangodangin tuaschen Demak en Japara, de
rivier van Demak, de rivier van RamArang
en de Koetoe, terwtfl men er ook een paar
kanalen aantreft. De reede van destadSami-
rang is er de eenige geschikte voor den groot-
handel, doch hare veiligheid laat gedurende den
westmoesson veel te wenschen over. Men heeft
er echter nog eenige inhammen aan de monden
van kleine rivieren. In de nabgheid van het
Oengarangebergte vindt men iwavelbronnen
en op dat gebergte eene warme bron; ook
de modderbaden van Poerwoedadi met eene
warmte van ZT C. ign merkwaardig, terwgi
er tevens plaatsen ^n, waar petroleum op-
welt Tot de merkwaardigheden behooren er
wgders jeenige oude tempels van Boeddha op het
Offligarangebergte; zg verheffen lich ten getale
van negen ternsgewgs aan de helling van den
znidoosteigken t^, den Soemowono, en be-
vatten een aantal verspreid liggende beelden
van Hindoesche Oodheden. In deze residentie
verbouwt men rgst, koflie, suiker, tabak en
allerlei tropische vruchten. In de bossehen
heeft men er tggers en ander wild gedierte,
en de zee levert er een overvloed van visch.
De binnenlandsche handel neemt er gestadig
toe, omdat hg meer en meer door inlanders
wprdt gedreven. Onder de inlandsche be-
volking heeft men er voorts uitstekende
werklieden. De residentie is verdeeld in
de afdeelingen Ambarawa, Kendal, Sami-
rang, Salafiga, Demak en Orobogan. In
al die afdeelingen heeft men asslstentre-
sidenten. Voor het rechtswezen heeft men
in de hoofdplaats een raad van Justitie, wiens
rechtsgebied zich uitstrekt over het ge-
heele middengedeelte van Java. voorts het
resldentsgerlcht en op de hoofdplaatsen der
regentschappen landraden. Er zgn eenige gou-
vemementsscholen, een paar predikanten, en
een spoorweg loopt er van de stad fiamirang
naar de Vorstenlanden. De bevolking bestaat
er uit Javanen, Malelers, Chineezen, Arabie-
ren, Boeglneezen, Bengaleesen en Europeanen.
— De stad Samóirang^ de hoofdstad van de
residentie en van de afdeellng van dien naam,
ligt aan de noordknst van het eiland aan
eene diepe baal. Hen vindt er een fort, eene
haven, eene Hervormde en eene B. Katholieke
kerk, weeshulzen van de belde kerkge-
nootschJHPpen, onderscheidene moekeeèn, een
schouwburg, de Vrgmetselaarsloge La constante
et fldèle, een departement der Maatschappg
tot Nut van 't Algemeen, drie particuliere druk-
kergen. waar weekbladen worden uitgegeven,
eene Kamer van Koophandel, een agentschap
van de Javaansche Bank en van de Handel-
maatschappg, een groot hospitaal, onderschei-
dene Inrichtingen van onderwgs, vele ihbrieken,
een levendigen handel en ruim 69 000 Inwoners.
Samaria Is sedert den tgdderHaeoabaeSn
de naam van Mldden-Palaestlna, hetwelk,
sich uitstrekkende over het stamg^iled van
EphraXm, in het zuiden grensde aan Judaea,
in het westen aan de kusten der Philistgnen,
in het noorden aan Gkdllaea en In het oosten
aan de Jordaan, terwgi op zgu bodem het
bosohrgke gebergte van EphraXm zich verhief.
De bewoners van dit vruchtbaar en bekoor-
igk gewest droegen den naam van Samarita-
nen (zie aldaar), en tot de merkwaardigste
plaatsen behoorden er Slchem (later Neapo-
222
SAMARIA- SAMABTTANEN.
lis, thaas Nsblns) en de hooggelegene stad
Samaria, aan welke het Undaohap ^n naam
ontleende. Deze laatste, door den Israëlieti-
Bchen Koning Omri omstreeks het jaar 850
▼óor Chr. gesticht en onder den naam ran
^omron (door de Grieken tot Samaria rer-
wrongen) tot t^ne residentie verheven, lag
66 Ned. m|fl ten noorden van Jemsalem en was
geroimen tyd de zetel van den eeredienst van
Saai, waartegen de Profeten met alle kracht
yverden. Zy bleef lang de hoofdstad van het
BOk van IsraSl, totdat zV in 7^0 vóór Chr.
door den Assyrischen Koning 8alma»ai$ar na
eene driejarige b^egering werd ingenomen
en verwoest In de dagen der Maecabaeën
was zg weder eene aanzieniyke en versterkte
stad; zQ werd echter door Mj^rcamu na eene
belegering van éen Jaar nogmaals overwel-
digd en geheel vernield. PowméfMt voegde dit
landschap by Syrië, maar Keizer AM^uituê
schonk de stad aan Eêrodes de Qrooiêj die
haar prachtig deed herbouwen en ter eere des
Keizcörs Sebaste (Angnsta) noemde. Later ves-
tigde er zich een bisschop, en de Kruisvaar-
ders herstelden er het bisdom; ook nu nog
heeft men in de Grieksche Kerk een titulairen
bisschop van Sebaste. De puinhoopen der stad
verheffen zich by het hedendaagsche dorp
Sebastieh met de merkwaardige, in eene
moskee herschapene Johanniskerk, door de
Kruisvaarders in de 12de eeuw gesticht
Samarin (Jury), een verdiensteiyk Bus-
risch schryver en de telg van een ryk en
adeliyk geslacht, werd geboren in 1819, stu-
deerde te Hoekou en werd in 1846 secretaris
der eerste afdeeling van den Senaat, zag zich
daarna geplaatst by het departement van Bin-
nenlandsche Zaken en vergezelde als regeerings-
agent de commissie, welke in 1847 tot her-
ziening der stedeiyke wetten naar Biga vertrok.
Hy schreef daarop het werk: „De sociale
gesteldheid der stad Biga'\ Door een ander
boek, nameiyk over het toetreden der Letten
tot de Orthodoxe Kerk en over de verhouding
der Gostneeprovinciën tot het Byk, haalde hy
zich eene vestingstraf van 10 dagen en eene
verplaatsing naar het gouvernement Simbirsk
op den hals. Kort daarna werd hy naar Kiew
geroepen, waar hy als kanselarydirecteur van
BiUkow by het regelen der betrekking tus-
schen de boeren en de grondbezitters eene
ongemeene bedryvigheiï aan den dag legde.
Toen hy in 1862 zyn ontslag genomen had,
bestudeerde hy met yver de opheffing van
het lyfeigenschap in andere landen en wasten
^de dier opheffing als dagbladschryver, als
lid van het comité in het gouvernement Sa-
mara en van de commissie van redactie te
Petersburg werkzaam. Van zyne geschriften
vermelden wy^voorts: „HetBussischBaltische
kustgewest (1868—1876)'*, — en een antwoord
aan generaal Fadefew, den vervaardiger van
het werk: „Wat zullen wy zyn?" Hy over-
leed te Schëneberg by Beriyn den 31sten
Maart 1876.
Samaritanen, door de Israëlieten ook
KtUkim geheeten, is na den tyd der Babylo-
nische ballingschap de naam der bewoners
van MiddenPalaestina of van Samaria. Zy
zyn volgens het algemeen geldend gevoelen
ontstaan uit eene vermenging van Israëlieten,
by de verovering van het Byk Israël door den
Assyrischen Koning Salmamaiêa^ in Palaestiaa
achtergebleven, en van door dien Vorst der-
waarts gezondene kolonisten uit Babel, KuthiL,
Ava, Chamath en Sepharvaim, alsmede van
volksverhuizers uit Hedië en Pende. Hun
eeredienst was de Hozaltehe, vermengd met
Heidensche bestanddeelen. By den terugkeer
der Joden uit Babyion wilden zy deelnemen
aan den opbouw van den tempel te Jerusalem,
maar werden als nakomelingen van afgoden-
dienaars afgewezen, weshalve zy tot list en
laster hunne toevlucht namen, om de terug-
gekeerde ballingen tegen te werken en zoowel
de herstelling van het heiligdom als de ver-
sterking van Jerusalem te verhinderen. De
stichting van een eigen tempel op den berg
Gtorizim by Sichem (409), waarby zy krach-
tig ondersteund werden door Mamuse, den
zoon van den hoogepriester JofadOf voltooide
de scheiding dier beide volkeren en kweekte
den bittersten haat, zooals biykt uit de By-
belsche geiykenis van den „Barmhartigen Sa-
maritaan". De Samaritanen deelden na den
dood van AUwander dé Oroote het lot der
overige bewoners van Palaestina, maar wis-
ten üch aan de mishandelingen, waarmede
Ani(oöhut Epipkanee de Israëlieten teisterde,
te onttrekken door hunne tempels in schyn
toe te wyden aan Jüniiêr Mellmiui, Daarom
werden deze met de hoofdstad Samaria later
door den Israëlietischen Vorst Jokaimêt Myr*
oanus verwoest (120). By herhaling werden
de ellenden des oorlogs over dit gewest uit-
gestort door den Israëlietischen Koning Alexan'
der, en de Samaritanen bleven smachten onder
het Juk der Joden, totdat zy door PowipSju$
daarvan werden bevryd. Later werd Samuia
by het koningryk van Merodee gevoegd, en
na den dood van dezen stond het gedurende
10 Jaar onder de opperheerschappy van Ar-
chdamê. Hierop werden zy onderdanen v«i
den Bomeinschen Keizer, en onder OZaiMNtw
kwamen zy korten tyd onder den schepter
van Herodét J^rippa, In weerwil van hun
haat tegen de ImëUeten namen de Samarita-
nen deel aan den opstand van laatstgenoemden
tegen de Bomeinen; zy verschansten zich op den
berg G^rizim, maar moesten zich aan de Bomei-
nen overgeven, waarby 11600 om het leven
kwamen. Gnder de Byzantynsche heerschappy
vormden de Samaritanen aanvankeiyk eene
vry uitgebreide, hoewel niet zeer talryke
gemeente. Hunne hoofdstad was toen Sichem, en
de berg Gerizim de plaats van hun eeredienst
Tusschen hen en de Christenen ontstonden
vaak heftige twisten, zoodat zy deswege ten
tyde van Keizer Juttimianue uit Nablus werden
verdreven. Na dien tyd maakt de geschiedenis
geene melding meer van Samaritanen, hoewel
ook thans nog eene kleine Samaritaansche
gemeente van omstreeks 186 zielen te Nablus
(Neipolis, Sichem) bestaat Zy bedt eene
synagoge met een oud handschrift der boeken
van JfoMs, en een hoogepriester, naar hunne
verzekering van Adron afstammend, verricht
er den dienst Zy erkennen genoemde vyf
boeken als eene heilige oorkonde, maar verwer-
pen de overige gewyde schriften der Israëlie-
ten, alsmede de mondeiyke overlevering. Het
Samaritanismus had zich uit het grofbte Hei-
dendom allengs tot monotheïsmus ontwikkeld
en toonde zich nauwgezet in het betrachten
SAMARITANEN-SAMBUCUS.
228
der Howltaclie yoonchriften, voonl in het
▼ieren ▼au den sabbath en in het handhaven
der beenQdenii en naderde door s0ne leerbe-
grippen en instellingen tot het Babbynache
Jodendom, doch week er ook in andere
oplichten van af. De tekat van hunne vyf
boeken van ifoMf, met Oad-Hebreenweche
of Samaritaanache letters geachreven, heeft
onderscheidene aan de Septuagint ontleende
tnsBohenvoegsels. Hy werd later overgezet in
het Samaritaanschy eene taal, die het midden
houdt tusschen het Hebreeuwsch en Arameesch
en met tabrgke niet-Semitische woorden is
Termengd. In die taal s0n ook onderscheidene
andere stichteiyke werken geschreven en later
vertaald in het Arabisch, hetwelk thans door
de Samaritanen geproken wordt Belangryk
voor de geschiedenis der Samaritanen zin
de „Commentarii historiae gentis Samaritanae
(1846)" van JugnhoU.
Samarkand, een gebied in Bassisch
Toerkistan, in 1874 ontstaan uit het in 1868
gevormde district Serafi^an, telt ruim 420000
inwoners en grenst in het suiden aan Bokhara.in
het zuidoosten aan Karategin en voor *t overige
aan Busland. Het bestaat voor een groot ge-
deelte uit eene bergstreek, wier voornaamste
keten (Karatijetaoe) toppen draagt van 4800
Ned. el hoog, — voor een ander gedeelte
uit eene leer vruchtbare vlakte, waar eene
dichte bevolking — 7 000 op de Q geogr. myi
— zich op een mildbesproeiden iMdem aan
den landbouw wQdt, en voor *t overige uit
eene zandige steppe. De voornaamste rivier
is er de SenU^an en het belangrOkst uitvoer-
artikel ztjde. — De evenzoo genoemde hoofd'
êtad ligt ter hoogte van 370 Ked. el boven
de oppervlakte der zee in een zacht klimaat
en 6 Ned. mgi ten zuiden van bovengenoemde
rivier op heuvelen, die zich op den voet van
den ^ehri Seb verheffen, telt 36 000 inwoners
en maakt van verre met hare koepelvormige
gebouwen een aangenamen indruk, die evenwel
verdwOnt zoodra men de nauwe straten be-
treedt De voornaamste gebouwen zUn er
eenige medrezzen (hoogescholen), wier leeraren
by de Mohammedanen nog altQd vermaard zgn
wegens hunne kennis van den godsdienst en
van de geneeskunde, — voorts het graf van
Timoer, de praalgraven van eenige heiligen,
eenige moskeeën en de citadel. In Mei 1868
namen de Rossen de stad in bezit, herschiepen
de citadel in eene vesting, deden naast de
Oostersche stad eene Bussische verryzen en
stichtten er eene school.
Samarow (Qregor), zie Jfedü^.
Sambas» een ryk in Boméo*s Westeraf-
deeling, grenst in het noorden aan Serawak,
in het oosten en zuidoosten aan Landak, in
het zuiden aan Mampawa en in het westen
aan de zee. De bevolking, hoofdzakeiyk uit
Chineezen en Di^aks besUande, bedraagt er
omstreeks 46000 zielen. Men vindt er ryke
goudmynen, die door Chineezen bewerkt wor-
den. In het zuideiyk gedeelte houdt men er
zich vooral bezig met den rystbouw, en de
bosschen leveren er eene groote hoeveelheid
gomelastiek. Onderscheidene rivieren be-
sproeien dat land en daarvan is de Sambas
de voornaamste. Dit Byk wordt bestuurd door
een assistent-resident en men heeft er onder-
scheidene Europeesche ambtenaren. — De
evensoo genoemde koofdpUuUty de zetel van
den assistent resident en van den Sultan, ligt
op 1*» 22' 66" N. B. en 109*» 16' 40^ O. 'h. van
Green wich en telt 10000 zielen, meerendeels
Maleiers. wier woningen op palen gebouwd
zyn. Er b eene Nederlandsehe bezetting en veel
handel, vooral in opium. — Het fort Sambas
ligt in het midden eener wildernis aan de
rivier van dien naam en w«rd in 1823 gebouwd.
Sambilioeng of Sambalioeii^f een ryk pp
Boméo's Oostkust, in het zuiden van de land-
streek Berou, grenst in het noorden aan den
Qoenong Taboer, in het westen aan hetMid-
dellandsch gebergte, in het zuiden aan Koetei
en in het oosten aan de zee. Het heette tot
1834 Tan^jong, van dien tyd tot 1860 Batoe
Poetih en verkreeg daarna zyn tegenwoor-
digen naam. Het telt op 662 of volgens anderen
op ongeveer 200 Q geogr. myi 40000 inwo*
ners, meerendeels onafhankeiyke Dijaks,
terwyi de overigen onder het bestuur van een
Sultan staan. Tot dit Byk behooren onder-
scheidene eilanden, en men verbouwt «r ryst,
tabak, aardvruchten, maSa en suikerriet. Ook
vindt men er steenkolen, goede houtsoorten,
getapertitfa, eetbare vogelnestjes, tripanff enz.
De Sultan heulde er met een befaamd zee-
roover, maar hy werd in 1867 door een paar
marineschepen tot zyn plicht gebracht
Sambor, de hoofdstad van een district in
GaliciS, ligt in het dal van de Di^estr en
aan den spoorweg van Chyrow naar StryJ,
heeft eene arrondissementsrechtbank, een gym-
nasium, onderscheidene fiibrieken en 13 686
inwoners (1881).
Sambre (De), eene rivier in het noord-
oosten van Frankryk en in België, ontspringt
in de Ardennes in het bosch van La Haye-
Equiverlesse, stroomt in eene noordoosteiyke
richting door het departement du Nord la^gs
Landrecies en Maubeuge, komt dan in Bel-
gië en stort na een loop van 180 Ked. myi
by Namen zich uit in de Maas. Zy is van
Landrecies af — over 139 Ned. myi — be-
vaarbaar, en hare merkwaardigste zyrivieren
zyn de Éelpe en de Heure. Het Sambrektmaal
loopt van Landrecies zuidwaarts naar de Oise
en verbindt dus de Maas met de Seine; het
heeft eene lengte van 67 Ned. myi. Aan de
oevers der Sambre zyn in vroegeren en lateren
tyd onderscheidene gevechten voorgevallen.
Sambuous L. (vlier) is de naam van een
plantengeslacht uit de fttmilie der CaprifoUa-
oêë». Het omvat kruiden, heesters en ooomen
met een sterk ontwikkeld merg, gevinde bla-
deren, samengestelde, platte tuilen of dicht op-
een gepakte aren en eene sapryke steenvrucht
met 3 éenzadige steenen. De gewone vlier
(S. nigra L.) is een algemeen verspreide heester
of kleine boom met groote, oneven-gevinde
bladeren met 6—7 paren blaa^es, sterk rie-
kende bloemen, die in byschermenzyn geplaatst,
en zwarte bessen. Deze plant groeit in Europa,
in Noord- en Midden- Azië tot in Japan en in
het Himalayagebergte. Hare bloemen worden
als zweetdryvend middel voorgeschreven, en
de met donker sap gevulde lassen met een
zoetachtig zuren smaak dienen tot het berei-
den van vlierstroop (Bob Sambuci), dat ook
tot geneesmiddel dient, alsmede tot het kleuren
van portwyn enz. Haar hout is 4in» geelachtig
wit en hard en levert aan de draaibank en
SM
SAMBUCU8-SAM0AEILANDEN.
aas de menbelmakefQ eene goede gronditof,
Iearw01 het merg tot het maken Tan Flieri^-
tialleUeB gebeslgd wordt Voorts heeft men
3. jBMm L , een kraidachtigen heester ter
hoogte van 1 Ned. eL — en A raeemo$a L^
die eene hoogte bereint ran 8 Ked. el. Deae
laatste, soort yindt men In Znid- en Midden-
Eoropa en AM ; iQ draagt gele, eironde, diehte,
plnlmen en soharlakenroode bessen.
Samland ts éen der onde landsehappen
Tan Ooet-Pmisen, tnsschen de Pregel, het
Frische Haff, de Oostiee, het Knrische Haif
•en de Deime en omvat het hedepdaagsche
4tfrondissement Fisehhansen, een gedeelte van
ëet arrondissement LaUan en het noordeltlk
gedeelte van het arrondissement Ktfnig8b(»tr
met de plaatsen Pillan, Fisehhansen, KOnigs-
iMrg, Taplan en Lablan. Dit landschap is in
het oosteigk gedeelte vlak en in hetweetelSk
gededte heuTolachtig. De westkust tnsschen
Pillan en BrOsterort draagt den naam van
Bamsteenknst Fisehhansen was weleer de
cesidentie der bisschoppen van Samland, doch
de laatste van deie, Cfeor:^ wm FoUiUj om-
èelsde in 1628 de Henrormde leer.
Samnietem (De) Tormden weleer een
machtigen volksstam in Benedenltaliê en gaven
ènn naam aan het landschap Samninm. Dit
was gelegen tnsschen LncaniS, Apnli6, Latinm
•en de Adriatische Zee, droeg nitloopers der
Apennffnen en was vooral in het noordelVk
gedeelte bergachtig en woest en over het ge-
heel meer geschikt voor de veeteelt dan voor
den landbouw. De Samnieten behoorden tot de
49abellische volkeren, die aich in onden tOd
over een aaniienlt|k gedeelte van Midden- en
Beneden-ItaliS verspreidden en vormden een
•eedgenootschap van selfttandige volkeren, die
van de door hen onderworpene Osoers de Os-
•dsche taal hadden overgenomen, welke trou-
wens met vreemde bestenddeelen werd ver-
mengd. De eerste aanleiding tot hunne lang-
4nrige en herhaalde oorlogen tegen de Romeinen
was gelegen in Teanum, eene in Campania
gelegene stad der Ansonische Sidicinen. De
Samnieten deden een aanval op deze stad, en
de Sidieinen, niet in staat haar te verdedigen,
stelden aich onder de hoede der in weners van
Capua. Doch ook deien leden bQ herhaling de
nederlaag en riepen den bystand der Romeinen
in. Hun aanzoek werd eerst van de hand ge-
weien, maar toen die van Capua zich bereid
betoonden zich aan de heerschappQ der Ro-
meinen te onderwerpen, elschten dezen van de
49amnieten, dat ztf hun aanval op Capua
zonden staken. Toen echter laatstgemelden
niettemin een inval waagden op het gebied
van Capua, veridaarden de Romdnen hun den
ooriog. Zoo ontstond de Eerste Samnitische
Oorlog (848—841 vóór Chr.). De consul M.
VaUtius O&rmu behaalde in 848 twee over-
winningen op de Samnieten, éene bft den berg
*Gaurus nabQ Cnmae en éene by Snessula,
^terwlfl de «idere consul A, Oomdims Ooêtugj
•op het grondgebied der Samnieten doorge-
•drongen, wel door de vVanden in een bergpas
opgesloten, maar door den moed en de dap-
perheid van P. Deeiut gered werd en later
'nogmaals eene zegepraal verwierf. Hierdoor
was de overmacht der Romeinen voldoende
^gebleken, doch de overwinnaars sloten met
Aen een billeken vrede, om zich vrger te
kunnen bewegen bQ den naderenden oorlog
t«^gen de Latynen. De Samnieten werden tevens
bezig gehouden door een oorlog tegen .«IIwimh
der, koning van Epirus. Daarna evenwel
wiirten z0, gekrenkt door het stichten der
Romeinsdie kolonie Fregellae op hun grond-
gebied, Palaeópolla. de zustenitad van Nei-
polis, tot vHandeigkheden tegen Rome te be-
wegen, welke ^ zooveel mogeiyk onder-
steunden. Toen de Romeinen naar de oorzaak
vroegen van die handelwilae, gaven de Sam-
nieten een uittartend antwoord. Dit gaf aan-
leiding tot den Tweeden Samnitisohen Oorlog
(826—804), waarin vooral de insluiting der
Romeinen in de CaudVnsche bergpassen (821),
het smadelDk verdrag, aan de omsing^den
opgedrongen, maar door den Senaat en het
volk verworpen, en de uitbreiding van den
oorlog naar Etrurië (811) merkwaardige ge-
beurtenissen zQn. De Romeinsche helden van
dezen oorlog zQn vooral L. Papmm Ownot
en Q. JToMtM RwlUaiimt, De derde Samnitische
Oorlog (299—290) ontstond doordien de Lu-
caners hulp vroegen tegen de Samnieten en ver-
kreeg een dreigend aanzien (296), daar de
Samnieten zich met de Etruscers, UmbrWn
en Gallifirs tegen de Romeinen veroMiigden;
doch ook dit gevaar werd afgewend door den
slag van Sentlnum , waarb|f de consul P. Dmm
zich opoilérde voor zt|n volk, waarna door
verdere overwinningen in 290 de vrede ver-
worven werd. Eindelttk vernieuwden de Sam-
nieten nogmaals den oorlog, toen PjrrrMcr,
koning van Epirus, in 280 in Italié verscheen
en nch aan het hoofd stelde der Italisansche
volken: deze echter werden, nadat Pjfrr&ntin
276 het land verlaten had, weldra weder tot
onderwerping gebracht De uitkomst van dezen
oorlog was. dat de Samnieten wel is waar in
naam bondgenooten der Romeinen werden,
maar ook een groot gedeelte van hun grond-
gebied verloren en door koloniën op hun eigen
land in bedwang gehouden werden. Kog een-
maal grepen ztf naar de wapens en namen
deel aan den bondgenootenoorlog, terwfll zQ
zich in den burgerk^g b0 de partQ van Manm$
vocffden. Z|) werden echter in een Moedigen
veldslag verslagen en vernietigd, en de ge-
vangenen ten getale van 8000 — volgensan-
deren 8000 — op bevel van iSsUa omgebracht
Samoa-öilanden of SchiffenmioMdm is de
naam eener eilandengroep van Midden-Polyne-
si6; zQ ligt in het noordoosten van de Tonga-
eilanden op I8V9— 14Vs Z. B. en 189—178
W. L. van Oreenwich, en bestaat uit 4 groo-
tere en onderscheidene kleinere eilanden met
eene gezamenigke oppervlakte van 64,7 n
geogr. mgi. De nootore eilanden zün: Savui
(Pola), Upolu (OJalava), Tntuila (ICanna) en
Maunatele (Oroot-Mauna of Tan). Zg hebben
meestal hooge, steile kusten zonder doorloo-
pende koraalrüfen, maar er zQn ook weinig
geschikte landingsplaatsen en havens. Het
binnenland is er meerendeels bergachtig, en
op Savaü heeft men toppen ter hoogte van
1800 Ked. el en onderscheidene uitgedoofde
vulkanen. BQ Olosenga had in 1866 eene onder^
zeesche nitbarsting plaats, gevolgd door een
aschregen. Aan de kusten heeft men er vrucht-
bare, mild besproeide vlakten met een tropi-
schen plantengroei; de voornaamste voort*
brengselen zQu er kokospalmen, broodboomen.
SAMOA-EILINDEN- SAMOGITIË.
225
onu^e^ppdi, yams, soikarriet em.
Voorts 'hoeft meo er sw||iieii, honden, pape-
gaaton, doiven en ichildiMidden, terw|l de
aee een orerrloed van Tiech oploTort Het
aantal Inwonen, dat in yroegeran t||d 180000
hedroeg, wae in 1840 tot omstreeks 80000
gedaald, maar in 1874 weder tot hgna B7000
geklommen. ZQ behooren tot den blanken
stam der Znidaee-eilanders en onderscheiden
lieh door eene groote gestalte en een wrtge-
maakt liehaam. Te voren gingen stf nagenoeg ge-
heel naakt, maar ag gewennen tich thans meer
en meer aan de Eoropeesehe kleeding. Het
sQn goede leelieden, die sieb Tooral be^g
honden met de TischTangst, matten en velerlei
■teffon ▼erraardigen en wélgebonwde hntten
bewonen. Hnnne wapens sOn knodsen en slin-
gers, terwQl aO thans ook in het beait sQn
▼aa geweren. Gemimen tyd lagen 20 ten on-
rechte onder verdenking van kannibalismns.
Voorts sQn sü yerdeeld in kleine, selAtandige
Staatjes, onder eigene opperhoofden geplaatst
Door den omgang met Enropeanen zQn eQ
aeer toegenomen in beschaving en onderschei-
den sich door weHriilendheid, vriendelSkheid
en gastvrgheid. Deie eilanden sQn waarschgn-
ÏQk deielfde, die in 1722 door Eog$ê9«m ont-
dekt en met den naam van Boawmanseilanden
bestempeld werden. Inmiddels eigende de
Franschman BomgmmmUe sich in 1768 de eer
der ontdekking toe en noemde ie Schippers-
eilaaden wegens de ongemeene vaardigheid,
waarmede de bewoners er hnnne kleine schepen
bestnorden. Na dien tyd werden zV ^ 1787
beaocht door Lap4rousêj in 1791 door JSdmardê
en in 1824 door Koizélmê^ doch eerst in 1880,
toen WVUamê er EQne lendelingstaak aan-
vaardde, werden die eilanden nanwkenriger
ondenocht Door de LondeiMehe en Wesley-
aaasehe, alsmede door de R. Katholieke xen-
deUngea Is het Christendom er ingevoerd, en
nadat onderscheidene Enropeanen er nch ge-
vestigd hadden, ontwikkelde er sich een leven-
^ handelsverkeer, loodat de Amerikaansche
en de Bngelsche Begeering er oonsols benoem-
den. De bemoeiing van die beide Mogendheden
met de binnenlandsche oorlogen der eilanders
was oonaak, dat deien sich onder de hoede
der Amerilcanen begaven, die den 258ten Mei
1877 iloh in het besit stelden van dese eilan-
dengroep. De vreemdelingen wonen er hoofd-
aakeltlk in de havenplaats Apia op Upoln en
te Leone op Totnila. Aldaar is het handelshnis
€MUffirof olt Hambnrg gevestigd, hetwelk
afn handelsverkeer tot al de naborige eilanden
«itstrekt. Het voornaamste nltvoerartikel iser
kokesolie. De meest beaoehte havens sDn er
die van Apia op Upoln en die van Pangopango
op Manna. De waarde van den invoer in 1884
in de haven van Apia werd geschat op bffna
11/, mUHoen mark en die van den uitvoer op
hetselfde bedrag. Er verschenen in dat Jaar
282 schepen. Er sün vele Dnitschers en de
annexatie deier eilanden door Amerika gaf
aanleiding tot moeüSkheden, die de Doitsche
eonsnl Wébmr en kapitein Moitmpfiiigj kom-
aaandaot van het Dnitsehe oorlogschip „An-
gasta**, lochten nit den weg te mimen. Het
gehikte hnn dan ook, den 8den JnU 1877 met
de geaaghebbers op de Samoa-eilaaden eene
overeenkomst te slniten, waarbQ bescherming
werd toegesegd aan de Dnitsehe ingeaetenen
xm.
met bgvoeging, „dat geen ander Bgk boven
het Dnitsehe son worden bevoorrecht'* Toen
men sich hieraan niet hield, maar aan de
Amerikanen grooter voorrechten toestond, wer-
den er eenige havens door kapitein wm Wer-
MT, kommandant der „Ariadne**, geblokkeerd,
waarna bQ een verdrag van 24 Januari 1879
werd beloofd, dat de rechten der Dnitschers
souden gehandhaafd worden. Deie laatsten
besitten vier plantaacUes op Upolu en éene
op Savaü, gesamenltfk beplant met 120000
kokosboomen, van welke de helft vruchten
draagt Voorts wordt er katoen, tabak en rQst
verbouwd, aoodat de handel op DnltBchland
er in een bloelenden toestand verkeert. Sedert
1880 regeert er Koning MaUetoa Laoêpevoy die
geseteld is te Moelinoeoe bQ Apia op tlpolu.
De residentie van den tegenkoning TVbskmm*
bevindt slch te Leoeloemoega op Upolu. Den
248ten Januari 1879 werd er een vriendschaps-
tractaat gesloten met het Duitsche S0k en
den 28sten Augustus van dat Jaar desgelSks
met Oroot-Brltaantö.
Samoem (De), eigenl|k BakdSammmj
door de Arabieren der woestQn Sambodi en
door de Turken Smmid (van 8am of vergif
en $èl of wind) genaamd, waait vooral in het
westeigk gedeelte van AsiS, faiBonderheld in
Steenachtig Arabi^ in de woestVnen tuaschen
Bassora, Bagdad, Aleppo en Mekka, langs
de kust der PersischeGblf en langs de boorden
van de Tigris. D&ar doet hQ sich gevoelenin
de maanden Juni, JuU en Augustus, maar
het hevigst in Juli, doorgaaas bQ dag, solden
bg nach^ terwtfl hg boven rivieren en meren
s0ne kracht verliest. Een dergeigke wind, die
tal de Sahara ontstaat en Egypte teistert, draagt
den naam Okomim en bQ eene auidelflke,
westeiyke of noordel|^e riiditlng dien van
Sarmaitam, Misschien is de SSroooo eene voort-
aetting van deaen. De Samoem Is niets anders
dan eene heete, droge en wegens het sMde-
gesleepte woestfnsand aeer onaangename incht-
stroom; intusschen Is het verhaal, dat hQ
doodel|k sou weaen en wd eens geheele
karavanen sou hebben vernietigd, een ver-
dichtsel der BedoeVenen. Voordat ëese wind
begint te waaien wordt de gealchtseinder
verduisterd, verliest de dampkring sOne door-
schgnendheid en de Zon haren glans en de
dieren dwalen onrustig rond. Hg strgkt niet
dicht langs den grond, aoodat men sich tegen
hem beveiligen kan door alch ter aarde te
werpen. Stof en aand worden er door onriioog
geslingerd in de lucht, welke daardoor eene
eigenaardige kleur erUngt IQ bigft wel eens
eeiüge uren aanhouden, maar de eigenigke
wervelwind duurt slechtB eenige minuten, en
de hitte klimt daarbg tot meer dan 40^ C.
Hg Is slechts gevaarigk door hetronddwarre-
lend aand, want hg bevat geene vergiftige
bestaaddeden. Terwgi de uitwaseming des
aldan door de verbaaeade hitte
sterk vermeerdert, wordt het gehemelte droog,
»nB|deigke dorst, vergeaeld
van onpasseigkheid. daarentegen werkt^ de
en er ontstaat een onndeigke
Samoem ook weldadig op de geaondheid
door tusschenpooaende koortsen en selib epi-
dendeSn te doen ophouden.
Samogitië is een Bussiseh landschap tai
het aaiden van KoerlandinhethedendaagMdM
gouvernement Kowno. Het behoorde Mdert
15
226
SAMOGITIË— SAM06.
de 14de eeaw aan de Duitaohe Orde, Tenriel
Iftter aan Polen en heeft inwoneiB, die de
▼olkeeigenaardigheden der LithaoSrs onveran-
derd bewaard hebben.
Samcjeden (De), die aiehielvenCAofoiMi
(Mannen) noemen, Tormen een tak van den
AltalBchen stam van het Hoongoolaohe ras en
bewonen een oitgebreld gebied van de Witte
Zee in het westen tot aan de Chatangabaai
aan de Siberisehe Usiee in het oosten. Hunne
▼oomaamste woonplaats Tormen de woeste
toendra's langs de kusten der Usaee en het
stroomgebied van den benedenloop der Pet-
^{ora, der Ob en der JenisseL Daar hun rOk-
dom in rendierkudden bestaat, aOn ztl 9^'
noodiaakt, in de ellendige toendra's te bleven,
waar men geenerlei ontwikkeling yerwachten
kan. Begeren ztl ^^^ luuur de riyieren om er
lich aan de Tisohvangst te wQden, dan ver-
geten s0 onder den invloed der Bussen hunne
taal, godsdienst en leden. Verregaande luiheid,
verbonden met besmettelQke ziekten onderde
rendieren , doet het aantal Samcjeden gestadig
afoemen; hun aantal bedraagt nu slecht 16 000,
van welken sich 5300 in Europa bevinden. Zy
zt|n verdeeld in 8 takken, namelQk: de Joe-
raken, v«i de Witte Zee tot aan de Jenisseï,
de Tawgy, in het oosten van de voorgaanden
tot aan de Chatanga, en de Ostiaken, aan de
Ob en hare zyrivieren. Daarbft komen nog
de Kamassiaen, in het zuiden van SiberiS
aan de rivieren Kan en Mana gevestigd. De
Samojeden in Europeesch Rusland mogen ter
nauwemood aanspraak maken op den naam
van Christenen; veeleer ztjn zQ Heidenen, die
aan een hoogiite wezen (Noem) gelooven,
naast hetwelk zich de Tadebzi bevinden als
uitvoerders van den wil der Oodheid. ZQ be-
wynen hulde aan houten aljgfodsbeelden en
vooral aan den Qsbeer. Voorts hebben zy in-
vloedryke priesters, die tegeiykertyd de ge-
neeskunde beoefenen en als middelaars tusschen
de mensehen en GMen worden beschouwd.
Treurig is er vooral het lot der vrouwen, die
niet alleen als lastdieren behandeld, maar ook
als onrein aangemerkt worden. DeSamoJeden
hebben zich tegen het einde der 15de eeuw
aan de Bussen onderworpen, en Ooêtré» leverde
eene spraakkunst en een woordenboek van
hunne taal.
Samos, door de Turken S^am Adtusy ge-
heeten, éeü van de grootste elanden der
Aegeesche Zee. bfl de Ionische kust gelegen,
de Gk>lf van SeaUnova ten zuiden afsluitend,
en van Klein- Azie door eene smalle straat
gescheiden, is 45 Ned. myi lang, op de breed-
ste plaats 19 Ned. myi breed en heeft eene
oppervlakte v«i 10 n geogr. myi. Het oos-
teiyk gedeelte van het eiland is heuvelachtig,
het midden door een meridiaangebergte bedekt,
dat in het noorden Assoron (thans Elarvoeni,
1140 Ned. el hoog) en verder zuidwaarts Am-
pelos (thans ook Pevka, 750 Ned. el hoog)
genaamd werd, en in het westen verryst ter
hoogte van 1440 Ned. el de Gerceteus (thans
Kerki). Tot de schatten van den bodem be-
hooren er yzer, lood en amaril. Het eiland
is ryk in bevallige natunrtooneelen en in ver-
geiyking met andere eilanden mild besproeid,
hoewel de grootste rivier er slechts 14 Ned.
myi lang is. De westpunt van het eiland
heette kaap Cantharium (thans Kaap Domi-
nieos) en de oostpunt Poaeidium (thans Kaap
Ghstus), terwyi de zuidpunt den naam draagt
van Ka^ C^lonna. In de dagen der Oudheid
werden er olie, vygen, druiven en andere
vruchten uitgevoerd; ook nu nog wordt er
wyn verbouwd en versoheept, en de witte
muskaat van Samos behoort tot de heeriykste
wynen der Grieksohe eilanden. Voorts vindt
men er den steen van Samos, die gebruikt
wordt om goud te poiysten, en de aarde van
Samos, eene soort van leem, waarvan voor-
treffeiyk aardewei^ vervaaidigd werd. —
Samos werd oorspronkeiyk bewoond door Ca-
rifirs en Lelegers, doch deze zyn reeds vroeg
door lonifirs uit Epidaurus verdrongen. Onder
dezen bereikte Sünos eene hooge trap van
ontwikkeling; de bouwkunst en de beeldende
kunst bloeiden er reeds in de 7de eeuw vóór
Chr. in de scholen van Skoeems en TkeodonUf
en door hen werd de metaalgietery en de
kunst van edelgesteenten te bewerken niet
weinig bevorderd. Samos wedyverde met CJo-
rinthe in het bouwen van sehf^en, en een man
uit Samos, Calomu genaamd, was, naar men
meldt, de eerste, die tusBchen de zuilen van
Hercules doorstevende. Vooral was dit eiland
machtig in de dagen vanPoIji<0r0^(532— 522
vóór Chr.), die er eene zeemogendheid stichtte,
maar door den Perzischen landvoogd Oroeieê
door misleidende beloften naar Klein-Aziö ge-
lokt en gedood werd. Zyn broeder i^loaom
overweldigde dit dland met hulp van rerzië,
gaf het p^s aan verwoesting en heenchte er
als Perzisch landvoogd, totdat het in 479 door
den slag van Hycale zyne vryheld herlueeg.
Het behoorde tot den Attischen Zeehond,
zonder schatting te betalen, kwam vervolgens
in opstand en werd in 440 door JBkvÜM on-
derworpen, maar vervulde tegen het einde
van den Peloponnesisohen Oorlog eene belang-
ryke rol, daar de Attische vloot er geruimen tyd
gestationeerd was. Daar Samos tot aan den slag
by Aegospotamos getrouw bleef aan de Athe-
ners, werd het in 404 veroverd door X^vancler,
die er eene oligarchie vestigde en een Spar-
taansch opperhoofd met het gezag bekleedde.
Na dien tyd stond Samos by afwisseling on-
der den invloed der Spartanen, Atheners en
Perzen. In 865 veroverde de Attische veld-
heer TïimóHeMê na eene belegering van 10
maanden de hoofttad, verdreef er de geheele
bevolking en bracht Attische kolonisten der-
waarts. Eent na den dood van Alexamder de
Qro9i9 werd het eiland door PerdiceaÊ aan
de Samiërs teruggegeven (822). Later behoorde
het tydeiyk aan Egypte, streed met AsUiot^^
de Qtooie en IGikridatee tegen Bome en
werd in 84 vóór Chr. met het Bomeinsche
wingewest Azië vereenigd. Ten tyde van de
Keiaen had het eiland zyne voormalige be-
langrykheid verloren. — De oude, evenzoo-
genoemde hoofktad lag aan de zuidoostkust,
waar thans Chora en Tigani zich verheffen,
en in de vlakte ten zuidwesten van die stad
(met deze door een Heiligen Weg verbonden)
vond men den vermaarden tempel van JZ^ro,.
van welken zich thans nog éene zuil vertoont.
Die tempel was in lonischen styi door Ehoe-
eu9 gebouwd, maar werd niet voltooid. Hy
werd door de Perzen aan de vlammen prya
gegeven, maar verrees op nieuw, en vervol-
gens door de aeeroovers en eindeiyk door
SAMOS-SAMWER.
227
Vtirtu en Jf« AnicmvM geplunderd. In den
tyd Tan Sirabo wu die tempel eene soort
▼an mosenm met schilderyen en standbeelden,
en in de dagen van TdcUut eene wj|kplaatB
Toor Tervolgden. Van de stad Samos ia nog de
noordeiyke ringmnur aan de steile helling yan
een berg en een gedeelte van den oosteiyken
ringmnnr met torens en poorten beiraard ge-
bleven; zQ zyn gedeeltelQk in cycloplschen
bonwtrant en gedeelteiyk van teerlingsteenen
opgetrokken. De borcht Astypalaea lag ten
oosten op een kleinen henvel niet ver ran de
Zee. Voorts wordt aan PólyoraU» de aanleg
▼an een havendam en van eene onderaardsche
waterleiding toegeschreven. Daarenboven heeft
men er overblftfielen van eene vrQ lange wa-
terleiding uit den t|)d der Romeinen, vaneen
schouwburg, van in rotsen uitgehouwen wo-
ningen, van baden en van begraaQ;>laatsen.
In 1650 werd Samos door de Turken vero-
verd en geplunderd en bleef na dien tQd on-
der hunne heerschappy. In den Griekschen
vryheidsoorlog behaalden er de Grieken onder
Cmortf in een xeegevecht eene belangryke
overwinning op de Turken, doch volgens het
Protocol van Londen van 1827 werd Samos
in 1830 aan de Turken teruggegeven en den
4den December 1833 door een Firman van
den Sultan tot een schatplichtig vorstendom
verheven. Meermalen, byv. in 1849 en 1850,
kwam er de Qrieksehe bevolking in opstand
tegen het Turksche gezag. — Het eiUnd be-
hoort thans tot het Turksche Q|aleet Dsjesair
en bevindt zich als schatplichtig vorstendom
in een eigenaardigen toestand. De Porte be-
noemt er een Qrieksch Vorst — thans Xora-
theodofff sedert Mei 1885 — en ontvangt
een bepaalden Jaariykachen cyns (400000
piasters), waartoe belastingen worden uitge-
schreven door de volksvertegenwoordigers,
die ieder Jaar eenmaal te Vatby gedurende
eenige weken vergaderen. De bevolking telt
byna 41000 zielen (1884), byna allen Grieken,
die zich met landbouw, handel en scheep-
vaart bezig houden. Rozynen en wyn worden
er in aanzieniyke hoeveelheid uitgevoerd. In
1875 telde de koopvaardy vloot er 252 schepen,
en in de havens van Samos kwamen 55 stoom-
booten en 4169 zeilschepen. In de behoefte
aan onderwys wordt er voorzien door een
gymnasium, eene hoogere burgerschool voor
meines en talryke volksseholen. De hoofdstad
is Vatby met 1500 huizen en 7000 inwoners
het paleis van den Vorst, een gymnasium en
eene goede haven. Een kunstweg verbindt
deze stad met Mytilini en met Chora, den
zetel van den bisschop.
Samothraoe, een eiland in de Aegeesche
Zee, 80 Ned. myi verwyderd van de kust
van Thraci^ tegenover den mond der Hebros
en tegenover het gebergte Ismaros, zelf den
berg Sacoe (thans Phengari, 1800 Ked. el
hoog) dragend, heefteene langronde gedaante
en is 41 Ned. myi lang en 10 Ned. myi breed.
Het was in de dagen der Oudheid niet zeer
vruchtbaar. Volgens JSêródotus hebben er
Pelasgers, volgens anderen Arcadiërs en Tro-
janen onder DarcUmm volkplantingen gesticht
In de staatkundige geschiedenis is dit eiland
van weinig belang. In den slag by Sdlamis
streden zyne inwoners aan de zyde der Per-
zen, — later waren zy schatplichtige bondge-
XIII.
nooten van Athene. Gedurende den stryd in
Macedonië was dit eiland eene soort van wyk-
plaats, byv. voor Arsinoë, de zuster van Pfo-
ïemaeut Kêrcnaum^ en voor PeneuB. In den
tyd van SuOa werd de ryke tempel van Sa-
mothrace door zeeroovers geplunderd. Hoofd-
zakeiyk was dit eiland vermaard door zyne
mysteriën, welke evenhoog werden geschat
als die van Eleusis. Sedert 1457 behoort Sa-
mothrace (Semendrèk) aan de Turken en wordt
gerekend tot het ejaleet DJesair. De oude stad
Samothrace lag op de noordkust, en wat ver-
der naar het zuiden vindt men er thans het
eenige dorp. Gastro of Samothraki genaamd.
In 1878 zyn er onder de leiding van Oonze
en Hattêêr opdelvlngen geschied, en men heeft
er sporen ontdekt van een marmeren tempel
in Dorischen styi, alsmede van een cirkel-
vormig gebouw.
Sampiéro van Bastelioo, heer van Or-
iMMo, een dapper Gorsicaan, geboren in 1497,
bestuurde in 1558 den opstand tegen Genua,
verwekte in 1564 een nieuwen opstand en
doodde zyne eehtgenoot VamMa. die onderhan-
delingen met de Genueezen had aangeknoopt.
Zelf bezweek hy voor de bloedwraak van ^n
zwager Miehde Angelo vam Omano op den
17den Januari 1567. Zyne lotgevallen zyn
meermalen in novellen en drama's — o. a. door
Friedrieh Halm » behandeld.
Samsö, een Deensch eiland tussohen See-
land en Jntiand, op 2 Q geogr. myi 66000
inwoners tellende, behoort tot het ambt Hol-
b&k op Seeland. Het eiland is heuvelachtig
en in een zuideiyk en noordeiyk gedeelte
gesplitst, welke door een smalle landstreek
verbonden zyn. Het is vruchtbaar en levert
veel graan, vooral gerst De hoofdplaats is
Nordby met 800 inwoners.
Samuël, een profeet en de laatste richter
der Israëlieten, was de zoon van Mkana en
Ratma en werd geboren te Ramathaïm in het
gebergte van EphraXm. Van Jongs af werd hy
als dienaar van het heiligdom te Silo opge-
voed, en na den dood van SU (1070) trad
hy op als richter. Het volk echter begeerde
een koning, ten deele wellicht om zich beter
te beveiligen tegen de drukkende overmacht
der Philistynen, en 8«umM moest, na vruch-
telooze tegenkanting, daaraan toegeven en
8a^ tot koning zalven. Intosschen zocht hy
door het stichten van profetenscholen aan het
profetismus zoodanigen vorm te geven, dat
daardoor de Koninkiyke willekeur werd be-
perkt. Weldra kwam hy dan ook in botsing
met aavlj weshalve hy den opstand van DaM
begunstigde. — De beide naar hem genoemde
boeken vormden by de Israëlieten slechts éen
boek, dat door de Alezandrynsche vertaling
in 2 doelen werd gesplitst Daarin Is Damd
de voornaamste figuur. Zy behooren tot de
vroegste geschriften des Gnden Testamentaen
werden waarsehyniyk opgesteld in den bloei-
tyd van het Ryk van Juda.
S'amund of Saemund^ zie :Bdda.
Samwer (Karl Friedrieh Lncian), een
verdiensteiyk rechtsgeleerde en staatsman, ge-
boren den 16den Mei 1818 te EckemfOrde,
studeerde te Kiel en te Beriyn in de rechten,
werd daarna advocaat te Neumünster, trad in
dienst der hertogdommen Sleeswyk-Holstein en
zag zich in 1850 benoemd tot hoogleeraar te
16*
228
SAMWEE-SAND.
Kiel en in 1862 na de lieratelling der Deenache
heenchapptt tot bibliothecarlB en staatnud
te Qotha, waar hQ in 1859 lid werd van liet
ministerie. In 1863—1866 betond hQ sicli in
dienst yan Prins Fredeiik wm A^yiugtmbwrpf
wiens rechten hQ met groeten Sver rerdedigde.
HO schreef: „Die Staatierbfolge der Henog-
thttmer SchleswigHolstein (1844)*' en met
J)rosf»em: y^DIe Henogthttmer Schleswig-Hol-
Btein and das Königrdch Dftnemark (1860)*'.
terwgi hg met wm JHaHim het ,,Becaeii
génöral de traites*' Toortsette. Hg overieed te
Qotha den 8sten December 1882.
San (De) is eene atjrivier yaa. de Weichsel
in Qalicië. Zg ontspringt op dé noordeigke
helling van het Carpatisohe Wondgebergte in
het arrondissement Sambor, stroomt eerst
noordwest-, dan noord-, renrolgens oost- en
dan weder noordwestwaarts, Tormt o^er een
korten alMand de grenaen naar de agde van
Bnsland, wordt bg Jaroslaw beraarbaar en
stort na een loop van 270 Ked. mjfl beneden
Sandomiers aioh nit in de hooMrivier. —
Oolr eene zgrivier der Sa^e in Stiermarken
draagt den naam van Som of Stam. Zg vloeit
door eene bergstreek, die rgk is aan fraaie
natnortooneelen.
Sana, de alonde hoofdstad van het eigen-
igke Temen en thans de hoofdplaats van een
Sandqlak in het Torkseh-Asiatisoh €)}aleet
Traaen, ligt aan de Dftna tosschen twee berg-
ketens en tolt 12- tot 16000 inwoners. Zg is
door tuinen en yiUa's omgeven, heeft vele
moskeeën met 10 minarets, 12 openbare baden,
groote kaïavansera's en onderscheidene palei-
sen. Zg werd den 266ton April 1872 door de
Tnrken ingenomen.
San Antonio, de hoofdstad van Bexar (Tonn-
ty in den KoordAmerikaanschen Staat Texas,
verheft ilch aan de San Antonio- en aan de
San Pedrorivier. De stad bestaat nit drie wgken.
In de eerste bevinden xich de meeste win-
kels, — in de tweede heeft men fraaie woon-
hoiaen, — en in de derde wonen hoofdaakeigk
Mexicanen. Hen heeft er een R. KathoUek
coUegie, een klooster, twee Doitsoh-Amerikaan-
sohe scholen, een hospitaal, een weeshais,
10 kerken en ruim 20000 inwoners (1880).
Sanoho is de naam van eenige Kottm^eM
vam OattiUë^ nameigk: SanOo J, als Koning
van Navarre (zie onder) Sameho IH; —
Sancko II (1066—1072), die van zgn vader
FerdAnand Castilië erfde, aan sgne broeders
Alfimio en OarciaM de Bgken Leon en Gktlioië
ontrokte, en toen hg ook aan zgne snster
Uffocoa hare heerschappg over Zamora wilde
ontweldigen, vóór deze stad vermoord werd ; —
en aaného IV (1284-1296), die gestadig
oorlog voerde tegen de Hooren en de oproe-
rige Christenen. — Voorts is SamAo denaam
van eenige Kimngen vm Navarre, te weten :
Sancko 0areiat, giaaf van Oascogne, die
Pamplona en Aragon veroverde, zich in 906,
Koning van Navarre noemde, met goed ge-
volg tegen de Arabieren oorloogde en in
926 overleed; — en Saneho III Mayor (de
Groote), een zoon van Chrcuu (970—1086).
Hg veroverde het noordeigk gedeelte van
Cas^ë en het ooeteigk gedeelte van Leon,
voerde heerschappg over het noorden van
het Schiereiland en poogde zgn Bgk door be-
vordering van beschaving en godsvmcht te
bevestigen, doch het werd na zgn overigden
weder verbrokkeld. — De naam van Saméh»
werd ook gedragen door twee Xmm^^wi van
ForUÊgal (zie aldaar).
Sanohoniaton was, naar men wil, een Phoe-
nldsch gesehiedschrgver, die ten tgde van-
den Trojaanschen Oorlog bloeide. Voorts ver-
meldt men, dat van zgne geschriften, opge-
dragen aan AUbalj koning van Berytos, eene
vertaling geleverd werd door Fhüo van By-
blos, die in de 2de eenw onzer Jaartelling
eene grachiedenis der Phoeniciërs schreef. Een
gedeelte daarvan is bewaard gebleven en in
1826 door OréfU in het licht gezonden. Het
is voor *t overige waarschgnigk, dat het
woord „Sanchoniaton" geen schrgver, maar
eene verzameling van godsdienstige geschrif-
ten beteekent.
Sanotias (Francisos), eigenigk Sanckei
de loi Brocas, een nitstekend Spaansch le^
terkandlge, geboren in 1613 te Las Brocas
en overleden den 17den Januari 1601 te Sa-
lamanca als hoogleeraar in de welsprekendheid
en in de taalkunde, heeft zich vooral door de uit-
gave van zgn werk: „Hinerva (1687 en later)"
verdiensteigk gemaakt Jegens de beoefenaars
der Latgnsche taal. Zgne gezamenigke werken
zgn in 1766 in 4 deelen door Mafam te Qe-
nève in het licht gegeven.
Sand. Onder dezen naam vermdden wg.-
KaH Ludwi^ Sand, een staatkundig dweeper.
Hg werd geboren den 6den October 1796 te
Wnnsiedel in het land van Bairenth, studeerde
te Tflbingen in de theologie en trad na den
terugkeer van Napoleon van Elba als vrgwU-
liger in Beierschen dienst, doch te laat om
deel te nemen aan den strgd, zoodat hg wel-
dra tot de studie terugkeerde. Te Erlangen
stichtte hg een Burschenschaft (studentenver-
eenlging) en vertrok in 1817 naar Jena, waar
hg desgeigks voor de Burschenschaft gverde.
Met dweepzieke geestdrift voor vrgheid en
vaderland bezield en niet vrg van gdelheid,
vatte hg het voornemen op den te Manheim
gevestigden Kotxebue (zie aldaar), als den
vgand der Burschenschaft, als den spion van
Bnsland, als den vermoedeigken vervolger
van Luden^ Olcen enz., te vermoorden. Hg
vervaardigde in Maart 1819^onderscheidene ge-
schriften, waarin hg de redenen van zgn be
sluit blootlegde en bereikte Manheim den
288ten van genoemde maand. Nadat hg bg
KoUébue was toegelaten, stiet hg dezen met
de woorden : ^Biet, gg verrader des vader-
lands" den dolk in de linker zgde. De ge-
trofiéne stortte ter aarde, en Sand bracht
daarop zich zelven eene wonde toe, dieeven-
wel niet van belang was. Ongehinderd ging
hg de trap af en voor het huis knielde hg
neder en drukte zich met den uitroep: „Leve
het Duttsche vaderland!*' onder de wooSrden:
„Ik dank u, Ch>d, voor deze overwinning!"
langzaam het staal in de linker borst, waarop
hg nederzonk. zgne wonden waren evenwel
niet doodeigk. Alle pogingen om medeplichtigen
te ontdekken waren te vergeefis : Samd beleed
openigk zgne daad en bleef tot het einde toe
het rechtmatige van deze verdedigen. Hg werd
veroordeeld om onthoofd te w(Mdeih en on-
derging dit vonnis op den 20sten Mei 1820.
De dweeperg van Sand riep de bekende
Karlsbader Besluiten in het leven. Zoo groot
SAND.
229
wsrea de ontaettiiig en de ▼erUtteriag in de
reaetlonidre kringen, dat de geleerde de WHte^
hoogleeraar te BerfOn, nit i||ne betrekking
werd ontaet, omdat hft een troostbrief had
geechreTen aan de moeder van SsmL
Qwrgt Stmdf eigenlek Anumiine ImciU
Amrore Dt^m (gehuwd met Dudetxmi)^ eene
beroemde Franaehe romancière, door talent
en inspiratie de ▼oomaamste van hare luste-
ren in ome eenw, werd geboren te PNrQs
den Men Jnni 1804. Haar vader, een los*
ainnig, galant en ridderlQk oiflcier, was de
aoon eener onwettige doehter van den maar-
schalk Mamriis van Saksem. De moeder van
Gwriffe 8amd wordt door deie beschreyen als
eene volbloed Parisienne van leer dnbbelsin-
nige reputatie. Haar haweiyk met den Jongen
Dwfm werd voltrokken in het leger, waar
zy, eigenlSk eene Parysehe modi^te, zich op-
hield als de minnares van een onden, stomp-
sinnigmi generaal. De fttmilie-omstandigheden,
waaronder de Jeugdige Awrore te Nohant, een
bniteaverblQf in Berri, opgroeide, waren bQ
de gestadige botsingen tossehen hare aristo-
crattoohe grootmoeder en hare eigene plebcji-
sehe moeder niet gunstig voor hare luumkter-
vorming ; maar werkten voerteer niet weinig
mede, om bQ haar de kiemen der zeUMandig-
heid tot ontwikkeling te brengen, tegeiyk
met het gevoel, dat z|| het geluk in zich
zelve moest zoeken. Na den dood van haren
vader, die ten gevolge van een val van het
paard overleed, werd de stryd tusschen de
beide vrouwen nog heviger, om eerst bQ het
sterven der grootmoeder (1821) een einde te
nemen. Al wat wfl nu vernemen van het
leven van het buitengewoon begaafde, met
geestdrift bezielde kind, van het omdolen in
veld en woud, van den omgang met de huis-
genooten, de landlieden en de kinderen van
het dorp, van haren invloed op de dieren,
van hare eerste levens- en Uefdedroomen, —
dat alles levert ons het aantrekkeigk beeld
van eene fHssche. dichterlUke Jeugd. Al hare
herinneringen uit oien tg d, zelfii hare vergoding
v«i een half Christeltk, half Heidensch ideaal
van een man, dien zQ OofrmM noemde, z||n
veel kinderlQker en bekooriyker, dan hare
ervaringen op de school der Engelsohe Augus-
tgner zusters te Par|fs, waar zQ 8 Jaar (1817—
1820) doorbracht. Te midden van de uitgela-
tenheid der „diablesses", waartoe zg zelve in
de eefste plaats behoorde, vernam ztf plotse-
igk hemelsche stemmen, had visioenen, ver-
diepte zich in de leaing des Bybels en was
op weg, eene godsdienstige dweepster te
worden, toen een schrandere biechtvader haar
tot inkeer bracht Na haar terugkomst te
Kohant verdeelde zQ haren tyd tusschen li-
chaamsoefeningen en studifti, zonder zich om
regelmaat of richting te bekreunen. Zg lasen
verslond de weiken van Jowww, Skdbpêre^
Bfiron en Ckaieambriandj benevens die van
Mimimqitimt, IMnU en Aritiótdm. Op het
bnitenverbigf du Ple«is (hg Hehm) kwam zg
in kennis met Dudevamt, een onwettigea zoon
van den baron van dien naam, en trad later
met hem in het huweigk. Zg ging in 1822
daartoe over, zoowel wegens de inspraak van
een excentriek gevoel als op grond van haar
verlangen, zich onafhankeük te maken van
hare moeder. Gedurende eene negei^arige
echtverbintenis. die haar 2 kindaren schonk,
werd het verbigf op Nohant niet aangenamer,
't geen men echter niet kan toeschrgven aan
haren echtgenoot Het goedvinden van dezen
vertoefde ^ gedurende de helft van het Jaar
te Pargs. om er adem te halen in een damp-
kring, die in overeenstemming was met de
behoeften van haren geest. Tevens wenschte
zg hare inkomsten te vermeerderen; onder-
scheidene pogingen hiertoe — meüA medewer-
king aan „Figaro'* — leverden niet de ge-
wenschte uitkomsten op, zoodat zg eindeigk
op raad van haren letterkundigen vriend J«2tf«
SoMdêou er toe overging een roman te schrg-
ven. Nu verscheen ; „Rosé et Bianche" zonder
afkeuring, maar tevens zonder groeten bgvid
te verwerven. Des te meer viel deze laatste ten
deel aan „Indiana", waarmede zg in 1832
optrad. Inmiddels had zg ter liefde vanharen
letterkundigen vriend diens halven geslachts-
naam tot „nom de plume*' aangenomen en
noemde zich Qeorgê Sand. In laatstgenoemd Jaar
verscheen : „Valentine" en in het volgende :
„Lélia'', die een storm van sympathie, maar
tevens groeten tegenstand verwekten. De
sehrgftter, die 2 Jaar te voren in studenten-
gewaad, vergezeld van vrooigkepnfiur gelde-
looze makkers, de straten van Pargs door-
wandeld en de musea bezocht had, zag zich
thans in het bezit van datgene, wat zg op
Nohant zoo vurig had begeerd, nameigk van
roem en geld, en toch verklaarde zg in
1886, dat ia zelden het uur der inspiratie
kon afwachten, maar hare fantasie tot schep-
pen moest noodzaken, om zich geld te be-
zorgen. Niettemin verdiende zg met de pen
in 20 Jaar 800000 flrancs. In 1888 reisde zg
naar Italië om er verstrooiing te zoeken van
de vele treurige indrukken en teleurstellingen,
welke zg ondervonden had. Te Venetië knoopte
zg innige betrekkingen aan met den dichter
AJfired de Musset (zie aldaar), en na deze
episode, die op eene hoogst treurige wgze
efaidigde, gedeelteigk besebreven in haar boek:
„Elle et lul", waartegen Faui de Mnssei zgn
„Lui et elle" uitgaf, lokte het vooijaar van 1834
haar uit tot dichterigke voetreizen in de dalen
der Alpen van Tjrrol en Zwitserland. Zg heeft
die geschetst in hare „Lettres d*un voyageur
(1887, 2 dln)'\ Ook Lisxt en de gravin
d'AgQmU vergezelden haar op sommige van
die tochten. In 1886 scheidde zg op goede
gronden gerechteigk van haren man, aan wien
zg later eene aanzienigke som uitbetaalde.
Inmiddels waren hare romans: „Jacques (1834,
2 dln)*', — „Leone Leoni (1835)*', — „Andró
(1835)", — en „Simon (1886)" in het licht
verschenen. Tot de talentvolle personen, die
naar hare vriendschap dongen, behoorden in-
zonderheid CAo|ns en Lamennais en later Le
Batix. Eerstgenoemde vergezelde zg op een
tocht naar lu^orca en beschreef dien in haar
werk: „ün hiver k Mijorque (1842)". Voorts
schreef zg van 1883 tot 1838 in de „Bevue
des Deux Mondes": „Le Sécrétaire intime",—
„Lavinia", — „Mételk", — „Mattéa", — „La
Karquise", — „MaupraV', — „La demiéreAl-
dini", — „Les mattres mosalstes", — en„L*us-
coque". Niet weinig werd hare denkwgze be-
heerscht door den sociaaldemocraat Mu^el de
JBourffês, terwgi zg met Xommmmw bespiegeUn-
gen maakte over eene hervorming der Christe-
230
SAKD-SANDABAK.
lyke maataohappU* DMnran getuigen hare Let-
tres 4 Marde (1837)*', de mystieke roman: ,^I»i-
ridion (1839)'\ — en ^Les s^t eordes de la lyre
(1840)*'. Wegens onaangenaamheden met de
redaetie ▼»! de „BeTue des Denx Hondes"
stichtte 10 met Le Mouxy Lametmau^ Vta/rdot
en i^Rckiewies de ^Bevne Indöpendante" en
schreef de socialistische nnnans: „Le com-
pagnon dn tonr de France (1840)", — „Le
mennier d'Angibanlt (1846)" — „Le péché
de M. Antoine (1847)", — en „Oonsnelo
(1842, 4 dln)", haar meest indrukwekkend
werk, met het verFolg, getiteld: „La com-
tesse de Badolstadt (1843, 4 dln)", — yoorts:
«Pauline (1841)", — „Horace — (1842)", —
„Isidora (1846", — „Teverino (1846)", —
„Lncrezia Floriani (1846)", — „Le piocinino
(1847)", — „Le chatean des désertes (1847)",
— en een aantal bevallige dorpsgeschiedenis-
sen, Booals: „MonnyBobin (18U)", — - „Mel-
chior (1841)", — „La mare an diable (1741)",
— „Jeanne (1844)", — „Francois le Champi
(1847)", — en „La peUte Cadette". De vlam
der Febmari-omwenteling van 1848 ontstak
ook het hart der dichteres; 10 wierp lich in
het gewoel van den strfld, stichtte het week-
blad: „La caose da penple", schreef voor
Ledru Soüin balletins en hoofdartikels, gaf
de opgewonden „Lettres an penple" in het
licht en gevoelde diepe smart b|) het on^
waken uit dien droom. Velen van hare vrien-
den werden verbannen, en i0 ondervond al de
ellende der eenzaamheid. De lost en de kracht
om te werken bleven haar echter bQ, Ja,
hare kunst was door beproevingen gelouterd,
zoodat de dampen van onzuivere hartstochten
en overspannen denkbeelden meer en meer
verdwenen; dit blOkt uit hare geschriften:
„Mont Bevêche", — „La flUeule", — en „Les
mistres sonneurs (1863)". In weerwil vanden
geringen bQval, waarmede in 1840: „Oosima
OU la haine dans Tamour" ontvangen was,
w0dde z0 zich nn met üver aan het drama,
en heeft zQ ook met hare tooneelwerken :
„Molière (1861)", — „Les vacances de Pan-
dolphe (1862)", — „Claudia (1862)", — „Le
mariage de Yictorine (1861)", — „Le demon
du foyer (1862)", — „Le pressoir (1863)", —
„Mauprat (1863)", — „FUminio (1864)", —
„Biaftre Favilla (1866)",— „Fran^oise (1866)",
enz. niet dien roem ingeoogst, waarmede hare
romans werden gekroond, toch heeft zU het
Fransche tooneel met menig uitstekend stuk
verrukt, terwgi haar „Marquis de Villemer
(1864)" met groot g^uich werd begroet
Haar tooneelarbeid is verzameld in het
„Théfttre de Nohant (1864)", — en in „Thé-
&tre complet (1868—1897, 4 dln)". Voorts
leverde zQ in de „Revue des Deux Mondes"
of in ateonderlQke uitgaven: „Les dames
vertes (1869)", — „L'homme de neige (1869)",
— „Jean de la Roche (1860)", — „Constance
Verrier (1860)", — „La familie de Qermandre
(1861)", — „Le marquis de Villemer (1861)",
— „Valvèdre (1861)", — „La viUe noire
(1861)", — „Tamaris (1862)", — „Mademoi-
eeUe La Quintinie (1868)", — „Laura (1864)",
— „La confession d'nne Jeune fllle (1866)", —
„Monsieur Sylvestre (1866)", — „Le dernier
amour (1867)", — „Mademoiselle Merquem
(1868)", — „Pierre qui roule (1870)", —
„Mademoiselle Azote (1870)", — en „André
„Beauvray (1870)". Hare „Histolre de ma vie
(1864 enz. 11 dbi)" bevredigde noch degenen,
die tuk ztfn op schandalen, noch de eigenlQke
letter- en geschiedkundigen, die in het leven
van vermaarde personen een spiegel wenschen
te zien van hunne eeaw. Intusschen moet
men verbaasd staan over de scheppende kracht
van deze begaafde vrouw, inzonderheid wan-
neer men het oog vestigt op den inhoud van
hare werken, op haar gevoel voor natuur-
schoon, op hare grondige kennis van het
menschelQk hart. Het is alsof zü zich neder-
werpt in den schuimenden vloed der denk-
beelden van haren ttfd, deze laat werken op
haar gemoed om ze vervolgens in een stroom
van prachtige volzinnen uit te storten voor
hare bewonderaars. Geen onderwerp is haar
te hoog; onbeschroomd tast zy rond op het
gebied der liefde, van den godsdienst en der
staatkunde, en overal weet zQ te vinden wat
zy zoekt Vooral hare dorpsgeschiedenissen,
die verre biyven van de sombere tafereelen
van wereldzin en verdorvenheid, zyn liefeiyk
en schoon, firisch onrein. — Haar godsdiensüg
geloof vertoonde de grootste veranderiykhei^
het bewoog zich tusschen bUgeloof en verre-
gaande twyfelary, tusschen dweepery en on-
verschilligheid. Jammer dan ook, dat haar
zedeiyk gehalte zoo zwakken grondslag op-
leverde voor een emstigen opbouw ten goede,
zy eischte niet zoozeer, dat de godsdienst
haar kracht in den stryd des levens, maar in
de eerste plaats aangename gewaarwordingen,
prikkeling en genot bezorgde, terwyi zy op
het gebied der staatkunde zich gaarne liet
wiegelen op de golven der dichteAyke droo-
men. Zy overleed op haar kasteel Kohant
den aiten Juni 1876. Na haren dood ver-
schenen nog van hare hand: „Demlöres
pages (1878)" en „QuesUons d*art et de Utté-
rature (1878)". — Haar zoon Maurice 8and
geboren te Parys in 1826, is desgeiyks als
schryver opgetreden. Hy leverde: „Masques et
bouffons (1869, 2 dln)", — „Six mille lieues
4 toute vapeur (1862)", — „CalliAoé (1864,
8 dln)", — „Raoul de la Chastre (1866)", —
„Le monde des papillens (1866)", — „Miss
Mary (1868)" enz. Ook verzamelde hy met
zyne moeder een bundel volkssprookjes onder
den titel: „Legendes rustiques (1868)".
Sandalen is de naam van het oudste
volksschoeisel der Grieken en Romeinen. De
sandaal bestond uit een houten of kurken
zool ter dikto van 2 tot 6 Ned. streep, van
boven en van onder met leder bekleed en
door middel van kruisriemen onder den voet
vastgehecht.
Sandarak is eene harssoort, afkomstig
van Callitris quadrivalvls, een boom uit de
fitmilie der OtipreinnêS», die in Noord-Amerlka
te huis behoort Zy vormt langwerpige, broze,
bleekgele, doorzichtige korrels, die van buiten
een witachtig bestoven voorkomen hebben en
op de breuk glasglanzig zyn, by het kauwen
niet week worden, speeeryachtig rieken en
smaken en in alkohol geheel, maar in terpen-
tynolie slechts gedeeltdyk oplossen. Zy wordt
vooral gebezigd tot het bereiden van vernis
en politoer. Wryft men plaatsen op het be-
schreven papier, waarvan de inkt is wegge-
schraapt, in met sandarakpoeder, dan kan men
daar weder schryven, zonder dat de inkt vloeit
SANDE-SANDELBOOM.
281
Sande (Johjm Tan de), een Terdieii8tel|k
Nederlaadaeh reehtsgeleerde, geberen in Gel-
derland in 1677, studeerde te Wittonberg,
werd adTOcaat te Utrecht, in 1697 hoogleeraar
Ie Franeker, in 1604 raadsheer in het Hof
▼an Friedand en sag zich in 1618 als onder-
ling met BogéfwuM en anderen afgevaardigd
naar de Synode te Dordrecht Ook behoorde
htl tot de 24 rechters, die over OldenbamefMldt^
^ Ofoot, JELoogêrbêtiê eni. moesten oordeelen.
Na dien ttfd bleef hft te Leeuwarden en
OTerleed aldaar in 1681. Hg heeft lich bekend
gemaakt door tSiiï^ „Deeisiones flrisioae",
alsmede door eene „Nederlandsehe Historie,
dienende tot venrolg der Historie Tan Everard
▼an Reydt*', welke eerst na i^n dood is ni^
gegeven.
Sandesu (Léonard Sylvain Jnles), een
▼erdiensteltik! Fransch sohSrUver, geboren den
19den Februari 1811 te Aubnsson in het de-
partement
Creuse, stu-
deerde te Pa-
rfisin de rech-
ten , maar
bepaaldeiieh
weldra btf de
beoefening
der letteren.
Met vnofg6
&nm{ bewerk-
te hy den ro-
man: „Bose
et Blanehe
(1881, 6
dln)". Daar-
na!^ schreef
hy: ,,lfadame
de Sommer-
▼iUe (1844)",
-„Blariana",
— „MUe de
Seigllère",
dat in 1861
werd opge-
voerd in het
Thétoefiran-
^als,— voorts
met Amgitrx
„La pierre de
touche", —
„Le gendre
de H. Poirier", — en „La ceinture dorée*Mn
1858 werd hg Ud van de Fransche Académie. In
1859 verschenen agne werken in twee doelen.
Vooral vond agne novelle: »Jean de Thom-
meray (1872)" groeten bgvaL Hg overleed
den 2l8ten April 1888.
Sande BaJüiuyaen (Julius Jaoobus van
de), een ^ uitstekend Nederlandsch landschap-
schilder, geboren te 'sQravenhage den 18den
Juni 1885, oefende lich onder de leiding van
sgn kunstvaardigen vader en behaalde door
menig fraai landschap, aooals: ^Vgver in het
Haagsehe Boech", — „Zuid HolUndsehe boer-
derg", ^ „De VUetbmg bg Leiden", — „Avond-
landschap", enz. groeten roem en verwierf
in 1866 de gouden medaille op de tentoon-
stelling te *s Gravenhage, in 1871 de groote
koninkigke medaille op die te Amsterdam en
in 1878 de medaille op die te Weenen en in
1876 op die te Philadelphia. — „Zgne zuster
Santalum album.
€hrardiita Jaeóba vam de Sande BaHn^temf ge-
boren den 17sten Juli 1826 te 's Gravenhage,
is als bloemenschilderes desgeigks meermalen
bekroond.
Sandeo is de naam van 2 steden in West-
Gkdicië aan de noordeigke helling der Car-
pathen en in het dal der Doni^ec. De éene,
Nieuw-Sandec, ligt aan het vereenigingspunt
van de Kamenisa en de DomO^c, alsmede aan
een tweetal spoorwegen, bezit eengymnarium
en telt ruim 11 000 inwoners. — De tweede,
Oud-Sandec, ligt bg de samenvloeiing van de
Poprad en de DoniOoo en aan den spoorweg
en heeft nog geen 4000 ingezetenen.
Sandelboom (Santalum L,) is de naam
▼an een plantengeslacht uit de familie der
SantdlaeeSm. Het omvat heesters en boomen
met lederachtige, tegenovergestelde bladeren.
De bloemen zgn eind- of okselstandig, en het
bloemdek wordt gevormd door eene 4-tandige
buis, terwgi
in de keel 4
dikke schub-
ben met de
bloemdek-
slippen afwis-
selen. Yóor
deze laatste
verheffen
zich de korte
meeldraden
met over-
langs open-
spigtende
helmknop-
pen. De stem-
pel staat op
een draad-
vormigen
stgi, en de
1>e8vormige
steenvrucht
is éenzadig.
De witte san-
delboom (S.
album L.)
heefteen dik-
ken stam met
eene bruine
schors , ter-
wgi zgne uit-
gespreide
vormen. De
aan de
takken eene breede kroon
bladeren ^n lancetvormig ,
breed en van onder lichtgroen. Het bloemdek
is geel en later roodbruin , en de blauwach-
tig witte vruchten hebben witte zaden.
Van dezen boom komt het witte en gele
sandelhout (lignum santali album et citri-
nnm). Het is hard en dicht en heeft een
rozengenr. Het groeit vooral in Vöor-Indië
en er wordt veel sngwerk van vervaardigd.
Wg geven hierbg de afbeelding van een tak
in a op Va <^^' natuurigke grootte, in h van
een uitgerold bloemdek op 4-voudige grootte
en in e van een stamper op 6-voudige grootte.
— Het roode ionddkotU komt van Fieroearpm
itmtaUmmt L, fU., een groeten boom met eene
bruine, gescheurde schors uit de fSunilie der
JPapüumaeeë». De takken dragen bladeren met
1 of 2 paren biaacUes, die eirond, aan den
top afgeknot en van onder lichtgroen, doch
882
SANDELBOOM-SANDBABT.
Tan boren donkergroen sgn. De okaelitindige
plnimen dragen gele bloemen met roode stre-
pen. Het jSmgê komi Is bloedkleorig , maar
wordt allengs donkerder. Men besigt het om
te Terren, tot het bereiden nui tindpeeder
eni.
Banden. Onder dOMn naam rermelden
wt|:
Aniomiui Smeert of SandtnUf een Terdien-
stelSk geleerde, geboren te Antwerpen in IbM.
Hg bekleedde onderscheidene kerkelQke betrek-
kingen, die hQ in 1617 nederlegde, om lieh
onverdeeld aan de stndie te wtiden, waartoe
hg aUn intrek nam in de abdQ van Affligen
bi Aalst HQ overleed aldaar den 16den Ja-
nuari 1644. Vui zgne gesehriften vermelden
wg: „De Bmgensibiis emditonis fsma claris
(1624)", — „De8Criptoribn8Flandriae(1624)*',
— „De Gandavensibns emditionis foma claris
(1624)", — „Hagiologinm Flandriae (1626; 2de
druk 1689)", — „Oandavlensinm remm libri
VI (1664)", — „BibUotheca Belgica manns-
cripta (1641—1644, 2 dln)", — „Chorographia
sancta Brabantiae (1669, 2 dln; 2de dmk,
1726)", — en „Flandria illnstraU (1641, 2 dln;
2de dmk, 1786)". Een verloren gewaand werk
van Samdermiy getiteld: „Tomacom illnstratnm",
is eenige Jaren geleden teruggevonden en be-
vindt lich thans te Doornik.
DamSl Samdêrtj een verdiensteigk Duitsch
taalkundige. Hg werd geboren te Altstreliti
den 12den November 1819, studeerde te Berign
en te Halle, kwam aan het hoofd eener school
te AltstreUti, die echter in 1862 ophield te be-
staan en hield dch na dien tgd als privaat-
docent uitsluitend besig met letterkundigen ar-
beid. Hg leverde een uitgebreid „Wörterbuch
der deutschen Sprache (1869—1866, 8 dln)",
dat getuigenis geeft van ongemeene vigt en
volharding, — voorts: „Katechismus der
deutschen Orthographie (4de druk 1878)", ^
„HandwOrterbuch der Deutschen Sprache
(1869)", — „FremdwOrterbuch (1871, 2 dbi)",
— „WOrterbuch der deutschen Sjnonymen
(1861)", — „Kun gefasstes WOrterbuch der
Hauptschwierigkeiten in der Deutschen Sprache
(14de dmk, 1886)*\ — „Deutscher Sprachschats,
geordnet nach Begriffen (1874—1876)", —
— „Vorschiage lur FeststeÜung einer einheit-
lichen Bechtschreibung fttr AUdeutschland
(1878—1878)", — en „Orthographisches Wdr-
terbuch (2de druk, 1876)". Ook schreef hg nog:
JiTolksleben der „Neugrieohen(18U)",- „Das
Hohe Lied Salomonis (1866)", — „Heitere Kin-
derwelt (1868)", — „Deutsche Sprachbridè
(6de druk, 1886)", — „Verdeutschungswdrter-
buch (1884)", — „Ergaaiungswörterbnch der
deutschen Sprache (1878—1886)", — „Lehr-
bttch der deutschen Sprache fttr Schalen
(7de druk, 1886)", — „Satabau und Wortfolge
in der deutschen Sprache (1888)", — „Ans den
besten Lebensstunden. Eigenes und Angedg-
netes (1878)", — „Neugri^hische Ghrammatik
(1881)", — en „Geschichte der neugriechischen
Literatur (1884)". Hg Is Ud van het genoot-
schap voor de geschiedenis en volkerkunde
van Griekenland te Athene.
Sandifort (Eduard), een verdiensteigk
Nederlandsch geneeskundige, gebmren te Dor-
drecht den 14den November 1742, ng aich
in 1771 benoemd tot buitgengewoon hooglee-
raar in de ontleed- en heelkunde te Leiden
en aanvaardde die betr^ikingmeteeaeonttie:
„De optfano anatomieo". Nadat hg het volgende
Jaar bevorderd was tot gewoon hoogleeraar,
werd hg in 1778 ook aangesteld tot professor
in de geneeskunde. Tot tweemaal toe washf
reetor magnifleus, en hg overleed den ISden
Februari 1814. Van igne talrgke, thans ver-
onderde werken noemen wg: „Obeervatlonei
anatomieae pathalogioae (1878; 4 dln)", —
„Ezeroitationes anatomieo-aeademicae(1788^
1786, 2 dfai)", — „Opuscnla analomica selee-
tiora (1788)", — en „Museum anatomieom
aeademiae Lugdnno-Batavae (1789— '1798, 2
dln)", een prachtwerk met 186 koperen plar
ten. — Ook zgn lOon, €hiwrd SamêifaH^ ge-
boren te Leiden den Sisten Januari 1779,
werd aldaar gewoon hoogleeraar in de ont-
leedkunde, en wél in 1810. Hg schreef eenige
geleerde verhandelingen en leverde eenderde
en vierde deel tot het „Museum anatomienm"
van ^n vader, alsmede: „Tabulae cranlomm
diversarum nationum (1888—1840, 2 dln)".
Hg overleed den Uden Mei 1848.
San-Domingo, aie HeUü.
Sandomir of atemdomkr^ eene distrlds-
hoofdstad in het Poolsch-Busslech gouver-
nement Radom en aan de Weichsel gelegen,
is in 1286 gesticht en door Cadmk dê €hrooU
ommuurd. Zg heeft een oud, op eene steile
rots lich verheffend kasteel, een gymnashm,
2 suikerfabrieken en ruim 14000 inwoners.
In de 18de eeuw was zg de hoofd- en resi-
dentiestad van regeerende Vorsten en in 1240
en 1269 werd ag door de Tartaren geplun-
derd en verbrand. Nadat ig onder Chnmirdê
QrooU weder was opgebouwd, verwierf iQ
door handel en ngverheid eene plaats onder
de aanzienigkste steden van Polen, maar
werd in 1666 door de Zweden op nieuw ver-
woest. Er is in 1670 door de distrieten van
alle geloofbbeigdenissen eene synode gehou-
den, die gevolgd werd door het opstellen der
acte, onder den naam van „Consensas San-
domiriensis" bekend. Ook werd er in 1702
een verbond gesloten der aanhangers van
Koning Anffuituê tegen Kard XIL
Sandrart (Joachim von), een beroemd
schilder en graveur, geboren te Frankfort aan
de Main den 12den Mei 1606, genoot eene
geletterde opvoeding en wgdde zich vervolgens
onder de leiding van Jfarto», IttéUmrg^ 8adê-
ler en Sonikoni (te Utrecht) aan de beoefe-
ning der kunst Met laatstgenoemde begaf hg
zich eerst naar Engeland en vervolgens naar
Italië, waar hg te Venetië de doeken van
TUiatm en Vêrowmê bestudeerde en te Bome
het middenpunt werd der aldaar vertoevende
kunstenaars. Hg schilderde met QMo J2m»
en anderen voor den Koning van SpaiUe, en
Clmdê Lorram had veel aan hem te danken.
Hg leverde er teekeningen voor de Oalleria
Oiustiniana, en schilderde op last van Paus
ürhmuê XIII onderscheidene portretten en
historiestukken voor kerken te Bome. Nadat
SÊmdrmri voorts in Beneden-Italié een groot
aantal teekeningen ontworpen had, die men
in gravures aantreft fai het „lünerarium Itar
liae" van Z$Uêr en in de „Arehontologia eos-
mioa" van €MifHêd, keerde hg in 1686 naar
Frankfort temg en vestigde lieh kort daarna
te Amsterdam, waar hg voor MMmdUatm I
van Beieren „De twaalf maanden desjaars"
SANDRABT-SANDWICHEILANDEN.
saa
tm „Eene aUagoritelM ▼oontèUing vaa dag en
■Mkt*" sehilderda. Nadat bem het landgoed
Stoekaa bQ Ingolitadt door arfenis was ten
deel gevallen, Terkocht liQ voor eene aan-
tlMltk» eoB a||ne kanstTenameling te Am-
sterdam, trok derwaarts en yerkrectf don
titel Tan raadsheer van Pfiüa-Nenbnrg.l^ we-
igks echter had hQ sich op aOn kasteel naar
wensch ingericht, toen het in 1647 door de
Fraasehen werd verwoest Na den vrede deed
htl het hwsCeüen, daar EQne knnstgewrochten
diror werden betaald en hQ ontving er be-
loek van Vorsten en edelen nit andere lan-
den. In 1649 ging hQ naar Nfimberg, waar
htl de portretten schilderde der aldaar aan-
welige gesanten. ZQn mei^waardigst stok
nit dien tyd is het tafereel van een groeten
vredemaaltgd, den 25sten September 1649
aangericht door PAüzgraaf Xorel OnttaafYOOt
de KeiiwlSke en Zweedsche commissarissen
in de SQkslanden, met de portretten van 60
personen, thans op het raadhnis te Nflmberg.
Nadat hQ voorts te Weenen de portretten ge-
schilderd had van KehMr FêrdinaMd III en
diens gemalin, alsmede van den Boomsoh-
koning Ferdimamd VI en van den Aartshertog
LêopoUL, werd hQ in den adelstand opgeno-
men en met rgke geschenken begiftiga. Ver-
volgens keerde hQ naar Nflmberg terag en
overleed aldaar den 14den October 1681. In
vele Doitsche kerken en mnsea vindt men
voortbrengselen van sün penseel. Op letter-
kondig gebied leverde hQ: „Deutsche Acadé-
mie der edeln Ban-, Bild- ond Malereikflnste
(1675-1679. 2 dln: 2de druk, 1768—1775. 8
dlny*, — „Adnüranaascnlpturaesenstataanae
veteris (1688)", — en „Insigninm Bomae
templomm prospectns ezteriores et interiores".
8and£|jak (vaandel) is by de Tarken de
benaming van eene onderafdeeling eener pro-
vincie, aan wier hoofd sich een moetesarrif
(ondergoavemenr) bevindt. Een sand^)ak is
eigenlDk hetselfde als een liwa (het Arabi-
sche woord voor vaandel). — Sandndk Sfêrif
(het edele vaandel) is het vaandel van den
Profeet, dat te Coastantinopel bewaard en
jaarlSks in den Bamadan vertoond wordt
Het is volgens de sage afkomstig van Mokam-
MMf en moet, wanneer de Staat of de gods-
dienst in het aiterste gevaar verkeert, in het
leger gebracht en door den Saltan in persoon
ontplooid worden, waarop ieder weerbaar
Mnselman verplicht is ten stryde te snellen.
Dit is tot na toe slechts eenmaal geboord,
nameltk in 1595, toen Moerad III optrok
naar Erlao. Intosschen werden by die gele-
genheid de Torken op de vlocht geslagen, en
sy hadden byna het vaandel verloren.
Sanduaky, de hoofdstad van Srie-Coonty
in den Noords Amerikaanschen Staat Ohio, ligt
aan de Sandoskybaai, 5 Ned. myi van het
Eriemeer, is het veieenigingspont van eenige
spoorwegen en telt byna 16000 inwoners
(1880). Genoemde baai, 82 Ned. myi lang en
8 Ned. myi breed, vormt eene oitmontende
haven. Men vindt er eene hoogesehool, 80
kerken, eenige banken en veel handel, vooral
in viscn.
Sandwioheilanden (De), eene eilanden-
gioep in de Stille Zee, in 1778 door Cook
ontdekt, liggen tosschen 18''d0' en 20''80'
N. B^ en 151*80' en 161** W. L. van Greea-
wich en bestaan nit elf in eene ry g^laatste
en noordnoordwestwaarts sich oitstrekkende
eilanden met eene geiameniyke oppervlakte
van byna 851 Q geogr. myt Daarby ^n 4
groote eilanden (Hamii, Uaoei, Oahoe en
Eaoeai), 4 middelmatig groote (Lawai, Ma*
lokai, Éahoelawe en Niihaoe) en drie aeer
kleine. Daarenboven worden in deselfde rich-
ting tot 190° W. L. nog vele kleine eilan4)eft
aangetroffen. De Sandwicheilanden hebben
voor het verkeer eene hoogst gonstige ligging,,
daar zy sich op halfweg bevinden tOMchen
het oosten van AM en het westen van
Noord-Amerika. De kosten dier eilanden zyn
steil en veilig, daar men er weinig riffien
aantreft; er syn echter weinig ankerpUatsen
en er is slechts éene goede haven (te Oahoe).
Het binnenland is er bergachtig, en op de
oosteiyke eilanden heeft men er lelft bergge-
vaarten ter hoogte van 4000 Ned. el. De
gesteenten syn er van vollumischen aard en
de eerste indrok der met lava bedekte oorden
is er niet aangenaam. Intosschen ayn aan de
oostkust de hellingen der bergen met dichte
bosschen bedekt De besproeiing is er niet
overvloedig, loodat de westeiyke gedeelten
aan droogte en dorheid lyden. Men heeft er
eene eigenaardige flora, die soowel aan Indië
als aan Amerika herinnert, en de fkona telt
er slechts weinig landdieren. Het klimaat is
er gesond en aangenaam, en wegens de hooge
bergen aeer verschillend; de oostenwind is er
de heerschende. Men heeft er 2 Jaargetyden,
den zomer met eene droge, soivere locht en
den winter met regenachtig, ongestadig we-
der. De inwoners, wier aant^ in 1884
roim 80000 bedroeg, voor de helft inboorlin-
gen, terwyi de andere helft oit Ueorlingen,
Chineesen, Portogeezen, Noord Amerikanen,
Doitschers, Engelscben enz. bestaat, zyn, wat
de inboorlingen betreft van Polyneeischen
oorqirong en komen overeen met de bewo-
ners van Tahiti en van de Markiezeneilanden,
maar onderscheiden zich door gonstiger aanleg
en meer beschaving. Honne gocUdienstige denk-
beelden en honeeredienst verschillen desgeiyks
weinig van die der bewoners van Tahiti, maar
honne staatsregeling is veel meer geschoeid
op monarchale leest. By het ontdekken dier
eilanden waren er 8 groote Staten, Hawaii,
Oahoe en Kaoeai, doch door de eerzocht van
het opperhoofd XaMeioiMAa (1789— 1818), den
oitstekendsten man, die ooit in Polynesié op-
stond, zich aanvankeiyk tot koning van
Hawaii verhief en daarna de beide andere
Staten tot onderwerping bracht, is de tegen-
woordige Staat — Sawaii genaamd — ge-
grondvest Onder zyn zoon LikoliMo, die oit
eigen beweging den staatsgodsdienst ophief,
kwamen er Protestantsche zendelingen oit
Noord-Amerika (1820), Uter (1887) door B.
Katholieke gevolgd, zoodat de bevolking voor
-U tot de Protestantsche en voor ^'z tot de
B. Katholieke Kerk behoort. De onbeperkt
monarchale regeeringsvorm, «loor FamêhamAa
I ingevoerd, is door zyn tweeden zoon (JCo-
m^kameka III) in 1840 in een constitntionee-
len herschapen, waarna het meeste gezag,
vooral tengevolge van den levendigen handel,
op vreemde kooplieden en planters (voorna-
meiyk Noord Amerikanen en Eogelsehea) is
overgegaan. De tegenwoordige Koning (sedert
SS4
SANDWICHEILANDEN.
1874) is Kalakaoea I, geboren den lOden Ko-
▼ember 1886. Het Parlement beetaat er uit
om de 2 Jaar btfeen. Van 1872—1874 bedroe-
gen er de inkomsten 1136524 en deoitgayeB
w
g
den Hoogerhnifl van 80 voor hon leven be-
noemde en een Lagerhois van 24—42 voor
een tyd van 2 jaar gekozene leden en komt
1192512 dollars en de staatssclinld (1874)
slechts 855000 dollars. De nitvoer had er in
1874 eene waarde van bQna 2, en de invoer
SANDWICHEILANOEN-SAKGIËILAKDEN.
286
Tan nagenoeg IVi mlllioen dollars. In dat Jaar
kwamen er 115 koopraardgschepen en 48 wal-
TiBchvaarders. De belangrgkste nitroerartike-
len a||n er suiker, ryst, koffie, wol, tabak en
faalden. De hoofdirtad, te^enB de belangrOkite
haven. Is Honoloeloe. — Het grootste eiland,
BawaU geheeten. Is tevens het oostelUkste;
het heelt eene driehoekige gedaante en eene
t>pperTlakte van 188 Q geogr. ni01. De kost is er
niet gevaarigk voor de schepen; er bestaan
8 gebrekkige ankerplaatsen aan de westkust,
en aan de oostkost bevindt sich de baai Hilo
<Waiakea), die eene vrQ goede haven vormt
De westkust is dor en steenachtig, met lava
bedekt en van drinkwater verstoken. Eerst
ter hoogte van 800 Ked. el nemen de bos-
Bchen en plantaa4|es een aanvang op den
door den regen ontbonden lavagrond. De
ooeteiyke kusten sQn er met bosch bedekt en
vooral in het noordoosten heeft men een
vruchtbaren bodem en een weligen planten-
groei. Het binnenland is eene hoogvlakte
(1000 tot 1200 Ned. el boven de oppervlakte
der zee) met 8 vuurspuwende bergen, den ul^
gedoofde Maoena Kea (4258 Ned. el hoog),
den Hoealalai (8048 Ned el hoog) en den Maoena
Loa (4194 Ned. el hoog), die nog altgd
werkzaam bl||ft. In het noordwesten heeft
men het hooggelegene, met vruchtbare weiden
bedekte dirtriet Waimea, het eenige bewoonde
gedeelte van het binnenland, en in het zuid-
oosten eene met bosch bedekte hoogvlakte,
in wier midden zich de merkwaardige krater
Kilaoeëa bevindt. De hoofdplaats van dit
eiland is Hflo, aan de evenzoo genoemde baai,
met bevallige, wólbebouwde omstreken.
SanFemando, eene stad, in de Spaan-
0che provincie CSadix op het Isla de Leon ten
oosten van Cadiz gelegen, is eene moderne
plaats met rechte straten, 2 kerken, 2 voor-
malige kloosters, verschillende kazernen, eene
■eevaartschool, eene sterrenwacht, een leven-
digen handel in zout en ruim 16 000 inwoners.
Zg is door eene schipbrug met het vasteland
verbonden.
San Fraiioisoo, de grootste stad van
den Noord'Amerikaanschen Staat Galifomi6,
ligt in den noordoosthoek van een schiereiland,
hetwelk ongeveer 10 Ned. ei breed is en de Baai
van San Frandsco scheidt van den Oceaan.
ZU verheft zich op 87''48 N. B. en op 122''26
W. L. van Qreenwich en is gebouwd op
eene zacht hellende vlakte, door kale heu-
vels omgeven. ZU heeft breede, elkander
rechthoekig snOdende straten, (zie bSgaande
afbeelding) , vele openbare pldnen en
reusachtige hdtels, maar weinige merkwaar-
dige openbare gebouwen. Een dSk, op de
kruin 20 Ned. el breed, strekt ter lengte van
2546 Ned. el zich uit langs de baai, en de
grootste schepen kunnen er aanleggen. In de
stad wordt het verkeer door paardenspoorwe-
f en bevorderd. Het station van den Zuid-Pa-
ciflcspoorweg bevindt zich te San Francisco,
en dat van den dentraal Paciflcspoorweg te
Oakland, hetwelk men langs een stoomboot-
veer berdkt. De stad wordt uit Lobos Creek
en andere bronnen van water voorzien, terwQl
tevens eene waterleiding ontworpen is uit het
Tahoemeer in de Sierra Nevada. Tot de open-
bare gebouwen behoort er in de eerste plaats
het nog niet voltooide raadhuis; voorts ver-
melden wQ het belastinggebouw, de Munt
en de Beurs. Van de 80 kerken z|fn er slechts
weinige, die zich door een firaaien bou?rtrant
onderscheiden. De Israëlieten hebben er 8
synagogen. Van de openbare boekeryen noe-
men wil die van den handel met 40000 doe-
len, die der Odd Fellowd met 26000 deelen,
die der werkliedenvereeniging met 80000 dee-
len en die der Juristen met 15000 deelen. Tot
de inrichtingen van hooger onderwijs behooren
er 15 colleges, van welke 2 door de JezuYeten
worden bestuurd, 2 pharmaceutische scholen,
eene teekenschool en eene Académie van We-
tenschappen. Voorts heeft men er onderschei-
dene hospitalen, 6 schouwburgen en talryke
clubsgebouwen. Merkwaardig is er deChinee-
Bche wQk met 2 Ghineesche schouwburgen,
Boeddhatempels, speelholen en opiumkelders.
In 1875 waren er 120 sigarenfabrieken met
4000 arbeiders (meestal Ghineezen), 20 laar-
zenfabrieken met 2000 arbeiders, 16 0sergie-
teryen, 4 inrichtingen tot het inleggen van
vruchten, 2 wolweverQen, 20 meubelmakerijen
enz. SanFrancisco is voor den handel onge-
meen gunstig gelegen. In 1876 behoorden er
987 schepen te huis, terwtfl er in 1884 niet
minder dan 727 schepen binnenkwamen en 774
uitliepen. De waarde van den uitvoer bedroeg
in dat Jaar b0na 84 en die van den invoer
ruim 68^/4 mlllioen dollars. De stad voorziet
schier al de Vereenigde Staten van thee en
ontvangt daarenboven eene verbazende hoe-
veelheid koffie, ryst en suiker. Onder de lüt-
voerartikelen zQn edele metalen, tarwe, wol,
kurk en ginseng de voornaamste. De banken
der stad werken met een kapitaal van 860
mlllioen gulden. De bevolking, die in 1860
ruim 56000 zielen telde, was in 1880 tot
ongeveer 284000 zielen geklommen. Dd stad
werd eerst in 1776 gesticht en had in 1848,
toen het goud in Califomië ontdekt werd ,
slechts 1000 inwoners. Na dien tyd werd zQ
een broeinest der grootste ondeugden en mis-
drQven, doch dit gaf aanleiding tot gestrenge
maatregelen, zoodat z0 thans tot de best be-
stuurde steden der Vereenigde Staten behoort.
Allengs echter wordt men er zeer beducht voor
de sterk toenemende immigratie der Chineezen.
— De Bom van San Francisco, met eene
lengte van 45 Ned. mgi, is door schilderach-
tige heuvels omzoomd en heeft door de Gouden
Poort gemeenschap met den Oceaan.
Sangerhaasen, eene arrondissements-
hoofdstad in het Pruisische district Merseburg,
ligt aan de GK>nna en aan een tweetal spoor-
wegen en telt ruim 10000 inwoners (1885).
Men vindt er vier kerken, een gymnasium,
een ziekenhuis en onderscheidene fabrieken.
Zg is éene der oudste steden van Thtlringen. ^
Het orronditêemêMi van dien naam heeft op 14
Q geogr. mQl b||na 71000 inwoners (1886).
SanRi-eilanden (De) is de naam van
eene Oost-Indische eilandengroep tusschen
Celébes en de PhiUppOnen. Zg bestaat uit
ongeveer 50 kleine eilanden met eene geza-
menigke oppervlakte van 18 n geogr. mgi
en 80000 inwoners van Maleisch ras. Al deze
eilanden zQn bergachtig, vulkanisch en zeer
vruchtbaar; de inwoners z0n er gesteld onder
eigene opperhoofden, onderworpen aan den
Nederlandschen resident te Menado. Het
grootste eiland, Sangi geheeten, is 45 Ned.
286
SANGI EILANDEN— SAN LUIS P0T06L
mgi Umg en 16 breed en telt ruim 12000
inwonen met de havenpUatBen Turoena en
Taboekang. De valkaan Qoenong Awe, op
het noordeiyk gedeelte yan het eiland aich
verheffend, richtte er den 2den Maart 1856
groote verwoestingen aan, waarbV omstreeks
6000 menschen om het leven kwamen.
Sangiiisorba L, (Sorbenkraid) is de naam
van een plantengeslacht nit de familie der
Jioêocêë». Het omvat overblijvende kmideni
die op den gematigden gordel groeien; ad
hebben een vertakten stengel, afwisselende,
oneven-gevinde bladeren, eindstandige , tot
aarvormige hoof^es vereenigde bloemen en
eene éenzadige noot 8. offleimdlis (gewoon
sorbenkraid), op droge weiden na den hooi-
oogst bloeiende, heeft een opgaanden stengel
ter hoogte van 60 tot 90 Ned. doim, onbe-
haarde, scherp geaaagde, onder blaawgroene
blaadjes en donkerroodbraine, tot langwer-
pig eironde aren vereenigde bloemen. De
jonge blaadjes worden als groente gegeten.
Sanhedrin, vermoedelQk van het Griek-
sche tjfuêdrum (vergadering) afkomstig, was de
naam van het hoogste nilionale gerechtshof
der Israëlieten te Jerasalem in den tQd van
Jegui. Het bestond oit 71 leden en had het
toezicht op den eeredienst, terwyi het den tyd
der nleawe maan bepaalde, van welken onder-
scheidene feestdagen afhingen. Het beslissen
over leven en dood werd daaraan ontnomen
door de Romeinen; althans de Bomeinsche
procorator moest een door het sanhedrin alt-
gesproken doodvonnis bekrachtigen.
Sanherib, eigeniyk Smaokiinb, koning
van Assyrië (705—681 vóór Chr.), was een
lOon van Sargom^ dempte in 708 een opstand
der Babyloniörs en trok in 701 naar Palaesthia
om de oproerige Syrische Koningen te tach-
tigen, maar belegerde te vergeeft J^lcia in
Jerasalem. HQ werd door den ^:yptischen Ko-
ning Tirhdka bQ Eltekeh geslagen en leed soo
groote verliezen dat hQ Syrië moest ontrui-
men, waarna een opstand in Babylonië nit-
barstte, die in 689 met de verovering der
stad Babyion eindigde. Sanherib verfraaide
Ninivé door het boawen van kanalen, tem-
pels en paleizen. Yan deze laatste is het aan
de Tigris gelegene het grootste van alle As-
syrisehe geboawen; men heeft er 70 vertrek-
ken in ontdekt. Sanherib werd in 681 door 2
z||ner zonen vermoord.
Sanidien of glazig veldspaat is eene
del£itof nit de veldspaatgroep die door
sommigen als eene afzonderlijke soort, door an-
deren als eene verscheidenheid van orthoklas be-
schoawd wordt Het kristalliseert monoclinisch,
en zQne kristallen, in andere gesteenten be-
sbten, sgn doorgaans gegroefd. Men vindt
het echter ook in kristaUIjne, doorzichtige of
doorschijnende, glasglanzige. witte tot grUze
korrels, met eene hardheid van 6 en een
soorteigk gewicht van 2,56—2,6. Z|jne sa-
menstelling beantwoordt aan de formnle:
KaAl^Si^Oifi, maar dlkw||ls is het kaUam
gedeelteiyk vervangen door natriam en ook
wel eens door calciam, magnesiam en barynm.
Men vindt het vooral in de Jongere vnlkanlsche
gesteenten.
San-Hdefonso of La Gramfa, een ver-
maard paleis der Spaansche Koningen, ligt
b0 de evenzoo genoemde plaats in de pro-
vincie Segovia, aan de noordzQde vaa bet
Gaadaramagebergte en aan den weg vaa
Segovia naar Madrid in een bevallig oord.
Het werd ophtiwukFhiUppui F (1724— 1727)
in den trant van het kasteel te Yersailles
S)boawd en van binnen weelderig versierd,
et park heeft eene oitgebreidheid van 1450
Ned. bander; het bevat veel wild, en hier
en daar verheffen er zich prachtige stand-
beelden en waterwerken. Den 12den Angastos
1886 kwamen er de troepen in opstant^ zoo-
dat Koningin Chrieüma de consdtatie vaa
1812 moest aannemen. Thans bevindt er zich
eene koninkl||ke kristaUkbriek.
San-^oséy zie JoiS.
San-Juan, een Staat der Argentynsehe
Bepnbliek, telt op 1566 O K^ogr. mfll ndm
91000 inwoners (1882), strekt zich nit langs do
Cordilleraketen van 82^—30'' Z. B. en is ge-
deelteigk eene bergstreek met evenw^d^
meridiaanketens en vrachtbare dalen, gedeel-
teigk eene schier waterlooze steppe. De
YermeJo, de Jachal en de San Jaan z||n er
de voornaamste rivieren. Het klimaat is er
droog, maar aangenaam; schoon heterielden
regent en nooit daawt, is de hitte er niet
ondrageiyk. Bosch zoekt men er te vergeeft ,
doch op een besproeiden bodem geeft de tarwe
er een 50- tot 200 voadigen .oogst Het voor-
naamste artikel van nitvoer is er wtjn, en er
worden ook vele olUven verbouwd, terwfll
men er in de westeiyke distieten eenig zilver
en goad verkr|)gt. — De eveaaoo genoemde
hoofsiadf San Joan de la Frontera, ligt aan
de Limari, eene z||rivier der San-Jaan en
telt raim 8000 inwoners.
Sankt GktUen , zie ChMUem (St).
San Luoar de Barrameda, eene ha-
venstad in de Spaansche provincie Cadix, op
den linker oever der Gnadalqaivir en niet ver
van haren mond ligt In eene vruchtbare hen-
velstreek, heeft fraaie kerken en kloosters ,
een levendigen wijnhandel en omstreeks 23000
inwoners.
San-Luis, een Staat der Argentynsehe
Bepabliek, telt op 1 102 Q geogr. m0l raim
76000 Inwoners (1882) en is een arm, in het noor-
delijk gedeelte nagenoeg onbewoond, van
boomen en planten verstoken gewest. Tastehen
de meridiaanketens vindt men er zoate sto-
pen, en in het zoiden grenst het land aan de
Fampa^s. Het klimaat is er aangenaam en
gezond; zelden valt er regen, de hemel is er
bIJna altijd helder en het schoonste Jaargetyde
is er de winter. De landboaw staat er op een
lagen trap, en ook aan het winnen van goad,
zilver en koper alt de Sierra de Saa-Loia
wordt niet veel gver besteed. Er is plaa,dea
spoorweg, thans van Rosorio over Villa Maria
naar Mercedes voltooid, voort te netten over
de hoofdstad San-Lnis naar Mendoza en San-
Jaan, en vanhier over de Andesketen naar
Valparaiso. — (benoemde hoofdeiadf San Loia
de la Panta, ligt in een vrnchtbaar dal en telt
ongeveer 4000 inwoners.
San Luis de Maranhao, zie Maranhao.
San-Luis Potoai, éen der binnenlandsehe
Staten van Mexico, door de Staten Noévo
Leon, Tamanlipas, Yeracraz, Qaeretaro en
Zacatecas omgeven, telt op 1298 O i^og^»
myi raim 216000 inwoners (1882). Het westeigk
gedeelte des lands is neer bergachtig, maar
SAN LUIS POTOSI-SANMICHELI.
287
de bodem dtaU er naar de ooBtsOde langsa-
merhand af tot eene heavelstreek en verrol-
gens tot de moeraasige knstrlakte der Mexi-
«aansohe €k>lf. De Toomaamste rivieren zgn
«r de Pannco en de Bio Santander, en yan
4e meren a||B er die van Cliairel en van
Cliila de aanrienigkste. Het klimaat is er
in de bergstreek gezond, maar in de moe-
rassige laagten seer ongeiond. De vmchtbare
bodem levert er vooral maïs, tarwe en ander
graan, aitmnntend ooft, snikerriet ens., maar
de landbonw verkeert er in een verwaarloos-
den toestand. Men heeft er veel schapen en
rnnderen , maar de weleer bloeiende ontginning
der BÜvermOnen is er tot stilstand eekomen,
terwtll er nog altgd kwik en vermUUoen ge-
wonnen worden. De njverheid is er van weinig
belang en de nitvoer bepaalt sich vooral tot
bniden, vee en wol. De bevolking bestaat er nit
een mengsel van Creolen, Negers, nakome-
lingen der Alteken, Indianen en verscheiden-
heden van allerlei klenr. — De evenzoo
genoemde koofdtiad, aan de helling eener
bergvlakte niet ver van de bronnen der
Panneo gelegen, is regelmatig gebonwd, heeft
-eenige fraaie kerken met kostbare schilderQen
Tan onde meesters , ryke kloosters , een collie,
eene waterleiding, een levendigen handel en
(met de voorsteden) ongeveer 70000 inwoners.
San Marino, eene repabliek in Midden-
Italië en de kleinste Staat in Europa, heeft
«edert 15 eeawen zgne onafhankelQkheid
gehandhaafd. Zy telt op 1,12 n geogr. mQl
bQna 8000 zielen en beslaat eenheavelachtig
gewest tnsschen de provinciën Pesaro,ürbino
«n Forli; z|| draagt nitloopers van de Apen-
n0nen en wordt door de Tamaro en de Calore
besproeid. De hoogste top is er de.Titano
(738 Ned. el hoog); hQ is verdeeld in 8
spitsen, ieder met een toren gekroond. Deze
8 torens met het woord „Libertas (vrgheid)**
vormen het wapen der Bepabliek. De grond
is er gedeelteiyk vmchtbaar, gedeeltelQk
«(eenachtig, en de voornaamste voortbren-
selen z^n er graan, kastai^es, wt)n, oiyven
-en zQde. De belangrijkste bron van bestaan is
•er de landbonw met de veeteelt. Aan het
hoofd der Bepabliek bevindt zich een Soave-
•reine Qroote Raad (Generale consiglio prin-
cipe), belast met de we^evende macht HQ
bataat nit 60 voor levenslang gekozene leden.
20 behooren tot den adel, de stedeiyke bur-
gers en de plattelandsbewoners, elk voor een
derde, maar worden niet door het volk ge-
kozen; de ledige plaatsen worden door den
iRaad zelven aangevuld. De lütvoerende macht
■is opgedragen aan twee capitani reggienti.uit
•den Qrooten Baad gekozen. Ieder van nen
'bekleedt zQne betrekking gedurende 6 maan-
den. Eene congregatione economica di stato,
•lüt 12 leden van den Gtrooten Baad bestaande,
xsorgt voor de belangen van den landbouw. Voor
*t overige is het staatsbestuur toevertrouwd
aan 2 staatssecretarissen, aan wie een schat-
meester generaal en een kommandant der
militie ^n ter zQde gesteld. De rechtsbedeeling
geschiedt in straftaken door eene commissie
van 12 leden uit den Qrooten Baad, bygestaan
door 2 buitenlandsche rechtsgeleerden; daar-
enboven heeft men er 2 rechters, beiden buiten-
landsche rechtsgeleerden, voor een tQdperk
>van 8 Jaar benoemd. De inkomsten der Bopu-
bliek bedragen gemiddeld 110000 francs en
de uitgaven b0na evenzooveel, doch er be-
staat geene staatsschuld. Het leger, door
algemeenen dienstplicht b||na 1 200 man sterk,
bestaat uit den generalen staf, de garde van
den Grooten Baad, eene kompagnie artillerie,
een legioen ftiseliers en eene afdeeling gen-
darmes. Volgens eene in 1862 geslotene en
den 278ten Maart 1872 vernieuwde overeen-
komst heeft de Bepubliek zich onder de hoede
gesteld van den Koning van Italië. KerkelOk
behoort zQ tot het bisdom van Montefeltro. —
De hoofdttad San-Marino ligt 16 Ned. mQlten
zuidwesten van Bimini op eene hooge rots
welke men langs de breede kronkelingen van
een nieuwen weg beklimt; zt) heeft enge, steile
straten, een plein met een waterbak, 6 kerken,
een schouwburg, op den top der rots een
ouden, met een toren gekroonden burcht, een
gymnasium, een penningkabinet en ongeveer
1 600 inwoners. Aan den voet der rots verheft
zich Borgo di San Marino met 2 door bogen -
gangen omgevene pleinen en 8 kerken, tenrljl
dit kleine gemeenebest voor 't overige bestaat
uit de gemeenten Serravalle, Faëtono en Monte
Giardino. — Als stichter der stad en eerste
zendeling in deze oorden wordt Maritmt ge-
noemd, die in de 8de eeuw onzer Jaartellüig
leefde. Omstreeks 100 Jaar later kochten de
inwoners van San-Marino eenige nabQgelegene
dorpen, kozen de z||de der Ghibelignen, na-
men deel aan den strtjd tnsschen den Keizer
en den Paus en knoopten in het midden der
18de eeuw vriendschappeigke betrekkingen aan
met de naburige Graven van Montefeltro en
ürbino, die hen onder hunne bescherming
namen, zoodat zQ aan dezen hunne onafhanke-
Itjkheid verschuldigd zQn. Toen Paus Vrbanu$
VIII in 1681 bezit nam van het hertogdom
ürbino als een vervallen leen en het inlt|fde
in den Kerkel0ken Staat, bekrachtigde h0 het
tractaat van bescherming met de Bepabliek,
erkende de onafhankeigkheid van deze en
verleende haar vrQen uitvoer naar zQne Staten.
NapiOeon I nam San-Marino in bescherming en
deed zelfii het aanbod, het gebied der Bepubliek
te vergrooten, doch de Begeering was voor-
zichtig genoeg, het beleefdeigk van de hand te
wyzen. Gedurende de herhaalde omwentelingen
in Italië en na de Bestauratie bleef San-Marino
een vr0e Staat onder de bescherming van
den Paus. In September 1847 werd er de Baad
herschapen in een vertegenwoordigend lichaam,
welks leden door de bevolking gekozen wer-
den. In 1850 zochten voorts vele vluchtelingen
uit den Kerkeigken Staat eene wykplaats te
San-Marino, waarop het Pausel^k bestuur
vorderde, dat de staatkundige wetsovertreders
gebannen en de gewone misdadigers uitgeleverd
zouden worden. Dientengevolge trokken met
toestemming van de uitvoerende macht der
Bepubliek in Juni 1851 omstreeks 800 Oosten-
rgksche soldaten uit Aneona en200PauselVke
gendarmes en liniesoldaten derwaarts. De
publieke wetsovertreders ontvingen passen
naar het buitenland en de overige misdadigers
werden gevankelUk weggevoerd. Na dien tQd
is San-Marino, volhardende in zQne OttzQdig-
heid, volkomen rustig gebleven.
Sanmioheli (Michele), een nltatekend
bouwmeester en vestingbouwkundige, geboren
in 1484 te San Michele bQ Yerona, ontving
238
SANMICHELI-SANSALVADOR.
stlne opleiding te Rome, werd yer?olgeD8
▼ettingboawkimdige in dienst der Bepabliek
Venetië en overleed in 1559. HQ was vooral
werkzaam te Verona, waar hQ vermaarde
paleizen heeft gesticht, en in 1527 voorzag hy
die stad van vestingwerken volgens het stelsel
van hoekige bastions. Zyne poorten zOn sieriyk,
en ook het kasteel San Andrea aan de Lido
te Venetië is door hem ontworpen. Zyn laatste
werk was de bedevaartskerk lladonna dl
Campagna in z||ne geboorteplaats.
Sannazaro (Jacopo), een Lat|jnsch en Ita-
liaansch dichter, geboren te Napeis den 28sten
Joni 1458, was de telg van een Spaanschen
stam en stadeerde te Pontano, waar h|) zich
Aeliiu Sinoêhu noemde. Z0ne gedichten boei-
den de aandacht van Koning FtrÜmand van
Napels en van diens zonen Alfonto en Federi^o,
zoodat dezen hem kozen tot reisgenoot op
hunne reizen en veldtochten. Toen Fedêri^o
in 1496 den troon beldom, schonk hy aan
den dichter de Villa Mergollina. Samuazaro
volgde zyn weldoener, toen deze in 1501 het
land verlaten moest, trok met hem naar
Frankryk, keerde eerst na den dood des
Koninga naar zUn vaderland temg en over-
leed te Napels in 1530. Zyn roem als dichter
in de Itallaansche taal bemst voomameiyk
op zyne idylle: „Arcadia", uit proza enpo^
bestaande en zich onderscheidende door eene
ongemeene sieriykheid en welluidendheid van
taai. Zy verscheen te Venetië in 1502 en is
later by herhaling gedmkt. Ook leverde hy
vele andere firaaie Itallaansche verzen, ge-
zameniyk uitgegeven te Padua in 1723. Nog
grooteren roem verwierf hy door zyne Latyn-
Bche gedichten. Behalve het meer uitgebreide
gedicht: „De partu virginis", schreef hy ele-
gieën, eclogen en epigrammen. Voor een gedicht
op Venetië ontving hy van den Senaat dezer
Republiek een geschenk van 600 zecchinen.
San-Fiér d' Arena, eene stad in de
Italiaansche provincie Genua, in de Riviéra
dl Ponente aan zee en aan den spoorweg ge-
legen, bezit eene technische school, eenige
groote paleizen, firaaie villa's, een openbaren
tuin en omstreeks 16000 inwoners. Men heeft
er onderscheidene Üabrieken en een levendigen
handel.
San-Fiétro, een eiland in de Middelland-
sche Zee, aan de zuidwortkust van het eiland
Sardinië en tot de provincie Gagliari behoo-
rende, heeft eene breedte van 9—10 Ned.
myi, is bergachtig en dor en heeft aan de
kust groote zoutpannen terwyi er tevens
veel werk wordt gemaakt van de koraal- en
thonynenvisschery. Het eiland behoort aan
den Hertog va» San^PUiro en telt ongeveer
5000 inwoners, byna allen gevestigd in de
hoofdplaats Carloforte aan de oostkust Het
aantal binnengevallen en uitgezeilde schepen
bedroeg er in 1875 niet minder dan 1462.
San Bemo,eenearrondi88ementshoofdstad
der Italiaansche provincie Porto Maurizio,
bevallig gelegen aan de Golf van Genua en
aan den spoorweg van Genua naar Nizza,
heeft een uitstekend klimaat en een heeriyken
plantengroei, zy is eene badplaats, voorts de
zetel van een onderprefect, van een paar
rechtbanken, van een gymnasium, van eene
zeevaart- en van eene technische school, be-
zit onderscheidene kwken en paleizen, bene-
vens een aanzieniyken handel en telt ruim
4000 inwoners.
San-SaLvador, de kleinste maar diditst
bevolkte en best bebouwde der 5 Republieken
van Centraal-Amerika , tusschen 13^' en
14*»24' N.B. en 87*^0' en 90**20' W.L. van
Greenwich gelegen, grenst in het zuiden aan de
Stille Zee, in het zuidoosten aan de Fonsecagol^
in het oosten en noorden aan Honduras en
in het westen aan Guatimaia, en heeft eene
oppervlakte van 845 Q geogr. myi. Met uit-
zondering van eene vlakke alluviaalstrook
aan de kust vormt de bodem er eene van
rivierdalen doorsneden hoogvlakte, waarop
een twaalftal vuurspuwende bergen, ter hoo^
van 1500 tot 2100 Ned. el zich verheft. De
merkwaardigste van deze zyn: de Ck>nchagua,
de San Miguël, de Ghinameca, de Apaneca,
de Tecapa, de San Vicente, de San Salvador
en de Santa Anna. Van de rivieren is de
Lempa de aanzieniykste; deze, 220 Ned. myi
lang, ontvangt byna al de wateren van het
binnenland en baant zich een weg tusschen
de vulkanen Tecapa en San "Vicente. Daar-
enboven heeft men er de Rio San Miguël,
de Goascaran en de Rio Paz, en van de
meren noemen wy die van Gniza, üopango,
Camalotal, Ghalchuapa, Zapotitan en Cus-
catlan. Men vindt er een tropisch klimaat,
en daar de grond er zich slechts op weinige
plaatsen boven de Terra Caliënte verheft, i»
er minder verscheidenheid dan in de overige
Staten van Centraal-Amerika. Intussohen is
het in het binnenland vry gezond en aan de
kust minder ongezond dan aan de kust van
den Atlantischen Oceaan; aardbevingen be-
hooren er niet tot de zeldzaamheden, en de
hoofdstad is daardoor van hare stichting tot
aan het Jaar 1854 tot 5-maal toe verwoest De
grond is er over het geheel ongemeen vrucht-
baar en wegens overvloed van water zeer
geschikt voor den landbouw. In de omstreken
der stad Salvador oogst men in éen Jaar vier-
maal maïs van denzelfden akker. De wouden
vertoonen er echter geenszins dien weligen
groei, welken men aan de oostkust van Cen-
traal-Amerika opmerkt Het dierenryk telt er
slechts weinige soorten; de Jaguar en de puma
komen er zelden voor. Ook de delfistoffen zyn
er niet van veel belang, schoon men ereenig
goud, zilver, yzer, lood en steenkolen aan-
treft De bevolking wordt geschat op 613000
zielen, meerendeels Indianen en Kleurlingen,
terwyi het aantal zuivere Blanken er nauwe-
lyks 10000 bedraagt. De Indianen spreken
er de Spaansche taal en beiyden er den Christe-
lyken godsdienst, behalve in het district Costa
del Balsamo, waar zy hunne voorvaderiyke
taal en zeden nog handhaven. De belangrykdte
cultuurplant is er de indigo, doch zy wordt
meer en meer door de koffie verdrongen, en
men verbouwt er daarenboven tabak, suiker,
maïs, ryst, boonen. katoen enz., terwyi er voorts
balsem, kaoet^oek, cacao, vanille, rhabarber
en meubelhout worden uitgevoerd. De veeteelt
is er niet voldoende voor de behoefte van het
binnenland, zoodat er paarden, muilezels en
runderen uit Honduras worden ingevoerd. Van
belang is er wyders de cocheniueteelt, doch
de fabriekny verheid verkeert er nog in hare
kindsheid. Daarentegen is er veel handel ,
zoodat in 1884 de waarde van den invoer op
SAN SALVADOB^-SANSKRIËT.
S89
ndm 3Vt ^ ^ ▼mi den uitroer op ruim
6 millioea doUan werd gesohat. De Tom^
mifiiife httTeoplaataeii iVn er: La Unioii,
La Libertad en Aoiüatla. Het onderwtfs laat
er nog veel te wenaohen over, hoewel de
nniverriteit van San Salvador na die van
Onatimala voor de beste van CentraalAmerika
gehoaden wordt Alleen de gegoede Btadbe>
wonen at||n er ervaren in de sehryfknnst De
inkomsten van den clems s||n er door de
opheffing van de kloosters en de aAchaffing
van de tienden aanmerkelUk verminderd, aoo-
dat de Begeering maatregelen heeft moeten
nemen om in het onderhond der geestelUken
te vooralen. Men heeft er een gemeenebeste-
mken regeeringsvorm; aan het hoofd der uit-
voerende maeht bevindt zich een voor den tyd
van 6 Jaar gekoien president met 2 ministerB,
en de wetgevende macht bestaat uiteen Wet-
gevend Lichaam van 24 en een Senaat van
12 leden, die telken Jare voor de helft aftre-
den en om de 2 Jaar vergaderen. De militaire
maeht beslaat er nit 6000 man, en van deaen
iVn 1000 in dienst In 1884 beUepen de in-
komsten van den Staat 4067000, en de uit-
gaven 4057000 dollars. In 1888 bedroeg de
staatsBchuld 4621489 dollars. De Staat is
verdeeld in 10 departementen. — De evensoo
genoemde Aoofdttad ligt in een fraai dal aan
den voet van den vulkaan San Salvador en
besat vdor de aardbeving van 1864 eene deftige
hoofdkerk, eenige andere kerken, een levendi-
gen handel en 20000, volgens anderen dubbel
looveel, inwoners. Z0 werd in 1428 op de
plaats van de oude stad Cuscatlan gebouwd,
maar in den nacht van den 16den op den
17den April 1864 door eene aardbeving nage-
noeg gehort verwoest Wél bouwde men toen
elders eene nieuwe hoofdstad, doch de Begee-
ring keerde in 1868 naar de oude terug, die,
nadat sQ den 19den Maart 1872 wederom
verwoest en nognuuüs opgebouwd is, thans
ongeveer 18000 inwoners telt Dit land werd
in 1626 en 1626 onderworpen aan de Spaan-
sehe heerschapp0, en sQne onafhankelükheid
dafteekent van 1821. Door het verdiag van
7 Oetober 1842 verbond sich San Salvador met
Onatimala, Nicaragua en Honduras tot een Ver-
eenigden Staat, die echter korten tyd bestond.
In 1846 ontstond er een oorlog tusschen San-
Salvador en Honduras, terwOl eerstgenoemde
Staat een verbond sloot met Onatimala. Deae
2 Staten besloten tot het oproepen van eene
Nationale Conventie, welke evenwel achterbleef
en in 1847 scheidde Onatimala onder Carrero
lich af van de Unie. Daarentegen kwamen in
1861 de afisevaardigden van San Salvador,
Hondunis en Nicaragua bQeen tot een Congres
te Chinandega. Daar Onatimala weigerde toe
te treden, rukten de Verbondene Staten onder
Voêeomedoêf den president van San Salvador,
naar Chiquimula voorwaarts, maar leden den
2den Februari ^an laatstgenoemd Jaar eene
beslissende nederlaag bU Arada. Den 25Bten
Jnü daaraanvolgende vereenigden zich San-
Salvador, Nicaragua en Honduras wederom
tot een Statenbond. Deze echter ging spoedig
weder te niet, zoodat San Salvador in 1868
een soavereinen Staat vormde. Na dien tOd
werd er slechts nu en dan voor eene korte poos
de rust verstoord, namelQk in 1867 door den
oorlog van Walker in Nicaragua en in 1868
door den staatastreek van generaal Battioêy
die eene verandering der grondwet doordreef
en in 1806 tot presidrat gekozen werd. In 1868
verklaarde Onatimala op nieuw den oorlog
aan San-Salvador en had Nicaragua en Costariea
tot Bondgenooten. Na hardnekkigen tegenstand
moest Sarrioê de vlucht nemen uit & hoofd-
stad, en den 12den Februari 1864 hield de
voormalige president 2Mmm er zUn intocht,
vraama deze er zich door de Constitneerende
Vergadering voor den tgd van 4 Jaar tot
president zag benoemd. Eene poging van
Bmriotj om het bewind te herkregen, eindigde
den 29sten Augustus van laatstgenoemd Jaar
met zQne terechtstelling. Na dien tQdwerdde
rust er niet weder gestoord.
SanBOulottes (zonder broeken) noemde
men in den aanvang der Oroote Bevolutiein
FrankrOk de omwentelingsgezinden nit de
heffe des volks, alsmede hunne navolgers,
welke allen zich onderscheidden door eene
allerslordigste kleeding en door gemeene ma-
nieren.
San-Sebastiaii, de versterkte hoofdstad
der Spaansohe provincie Ouipuzcoa, ligt alm
de €U>lf van Biscaye en aan den Noorder-
spoorweg (van Burgos naar Irun), gedeelteiyk
in de vlakte en gedeeltelUk aan de helling
van een berg, op wiens top het Castello de
la Mota zich verheft Zy is eene zeer oude
stad, werd in 1818 door de Engelschen ver-
woest, maar is vervolgens weder opgebouwd
en behoort thans tot de flraaiste steden van
Spai^e. De haven (La Concha) aan de west-
zyde der stad is niet veilig, maar voor groote
schepen toegankeiyk. San Sebastian is de
zetel van den kapitein-generaal der Baskisohe
provinciën, bezit een Araai plein met bogen-
gangen, 2 kerken, een schouwburg, eenige
scholen en fitbrieken en ruim 22 000 inwoners
(1884).
San-Severo, eene arrondiasementshoofd-
Btad in de Italiaansche provincie Foggia, aan
de uitloopers van den Monte Oargano en aan
den spoorweg naar Brindisi, is de zetel van
een onderprefect en van een bisschop. Men
vindt er een seminarium, onderscheidene in-
richtingen van weldadigheid, eene deftige hoofd-
kerk, een levendigen veehandel en byna
17000 inwoners.
Sanskriet (Het), eigeniyk aamthrUaQ^aitX
gevormd), in ouden tyd de volkstaal in het
noorden van Vóorindië, is ontstaan uit de
door Ariërs van Indo-Oermaanschen stam der-
waarts gebrachte en in de Veda's bevraard ge-
blevene oorspronkeiyke taaL Het biykt echter,
dat zy reeds in de 6de eeuw vóór Chr. is
verbasterd, en eene eeuw later was zy niet
langer de algemeene volkstaal. Inmiddels had
zy door eene letterkunde en door eene dege-
lyke grammaticale behandeling eene groote
mate van vastheid in hare vormen verkregen,
zoodat de kennis van het Sanskriet als de
taal, waarin de gewyde schriften der Brah-
manen zyn opgesteld, ook thans nog onmis-
baar is voor de Indische geleerden. De oudste
werken in het Sanskriet zyn evenzeer door
mondeiyke overlevering als door schrifteiyke
opteekening tot ons gekomen. Het aloude
gebied dier taal als volkstaal was in het noor-
den begrensd door het Himalayagebergte,
in het westen door de Indus, in het oosten door
-840
SANSKRIET.
4e BrahiDapoetra en in het solden door Dekan.
Lang! de kust erenwel strekte s|| tich Terder
«It en werd tegelVk met het Boeddhaümw
fuuur Achter-IndiS endeSoenda-eilandenoTer-
^bmeht Als schrSftaal (Kawi^PaU), heeft i||
ook nu nog groeten inyloed op de Indische
volkstalen yan den Drawidenstam. ZO telt
tO klinken, 4 twe^lanken en 84 medeklin-
<kefs. Het schrift draagt den naam Tan De-
^faaligart (Gk>den8chrift) en wordt yan de
linker naar de rechter Éyde geschreden. Alle
woorden, die niet met een klinker, eene m
of « eindigen, worden met het Tolgende woord
verbonden. 'mrVk — 160 in getal — s||n de
4(iaphi8clie yerbindingen der medeklinkers, en
meestal wordt hier^l éen van deie yerkort.
Den woordenschat van het Sam^Lrietkaamen
temgbrengen tot een aantal wortels, die in
4e taal niet gebesigd worden, maar toch de
etammen at||n van alle woorden. Die wortels
iiebben slechts éene lettergreep, en leer
weinige daarvan zQn klanknabootsend. Naast
4e schrVftaal ontwikkelde aich de volkstaal
<Prikriet), die men in opschriften op rotaen
uit de 8de eeuw vóór Chr. aantreft, waarin
ConinklUke bnlletins s||n uitgevaardigd en
waarvan in de Indische drama^s vrouwen,
4ienBtbaren en personen lüt de geringere
klassen lich bedienen. Andere tongvallen van
liet Sanskriet iQn het Bengali, Marathi,
•Ooed^erati, Hind, Pend^anbi eni. Ter be-
^>ef(Bning van het Sanskriet, voor vergel0kende
taalstodie onmisbaar, dienen vooral: „Aas-
fOhrliches LehrgebUnde der Sanskritsprache
<1817)" van Bopp, — „Kritische Grammatik
der Sanskritsprache (4de dmk 1868)" van den-
lellden, — „Handbnch der Sanskritsprache
<1848— 1864, 8 dln) van Bmfe^ en het woor-
denboek van BOikimgh en Roth (1858—1876,
7 dln).
De Sanskritische letterkande is verdeeld
^ver 2 tOdperken, dat der Veda's en dat van
het klassieke Sanskriet Nanwkenrige Jaar-
tallen kan men daarbQ niet opgeven, en er
komt nog bg, dat uit het tweede tJidperiL
alleen die geschriften ifn overgebleven, welke
in hnnne soort het voortreffelülcst waren,
aoodat wt de ontwikkeling der taal niet
kvnnen nagaan. In het eerste tQdperk werden
«lechts onderwerpen van godsdienstigen aard
iMhandeld, en eerst in het tweede is sprake
van wetenschappeigke aangelegenheden. Zie
over dat tgdpeiÏL onder het woord Veda. Het
begin van het tweede tydperk moet men
voorMker aoeken in de 6de of 6de eenw vóór
<^., toen de volksdialeoten aich mwt en
meer ontwikkelden en deoorspronkéltlketaal
in eene doode veranderde. 0|mierkeigk is het
tevens, dat alle wetensehappemke werken in
het Sanskriet in gebonden stgi sgn opgesteld,
en wel in dubbelveraen, van welke ieder 16
lettergrepen bevat, terwgi alleen in de beide
laatste voeten de iambisohe maat dnideigkte
Toorschlfn treedt
De epische poSiQ in het Sanskriet is ver-
deeld in 2 groepen: „de Itihdsa-Pnrftna en de
Kftwya. Tot de eerste behooren de „MahAb-
'hftrata*' en de „Pmana", mythische verhalen,
die de wereldsehepping en de godenleer be-
handelen, afgewisseld door godgeleerde en
wOsgeerige bespiegeltngen, voorschriften om-
trent den eeredienst, legenden ens. Zg a||n
bdrand ten getale van 11, en slechts weinige
van deie werden in h^ licht gegeven. In de
.Upap«r&na" gaat het verhalend karakter ge-
heel verloren en treedt de beschoawing der
godsdienstplechtlgheden op den voorgrond.
Onder de „K|lwya*' of gedichten, die aan
bepaalde dichters (kawi) worden toegekend,
bekleedt de „Bftmiyaaa" van WéOmm de
eerste plaats. Yan de latere vermelden wt de
beide aan KdMdêa toegeechrevene gedicUen
„Baghnwan^" en „Knmjrasambhawa". De
overige, looals de „Bhattikiwya" (uit de 6de
of 7de eeaw na Chr.), de „MIghikftwya" en
de „Nalodaya", komen, wat den inhoad be-
treft, met de .Ifah&bhtota" en „Bamftyana**
overeen. — Het schVnt, dat liet drama bg de
IndiSrs, evenals bg andere volken, oit gods-
dienstige feesten en optoehten is ontstaan, maar
het is vermoed^k ifne volkomenheid ver-
sehnldigd aan den invloed der Grieksehe
drama's, die aan de Hoven der Grieksehe
Koningen inBactrië,Pend^|aabeaGoed^ierate
werden opgevoerd. De onderwerpen ign ge-
nomen oit de ikbelleer, de geschiedenis of het
dageigksch leven. Vermeldenswaardig ign
vooral de groote tooneelstakken, met den
naam van „S4mavak&ra'' bestempeld. Het
hoofdmotief is er steeds de liefde, en met
betrekking tot den vorm bestaan sg nit eene
afwisseling van proia en poëzg. De Qodai,
Koningen, Brahmanen en andere lioogge-
plaatste personen spreke Sanskriet, de vrou-
wen en personen van lageren rsag Prftkriet
Het aantal bedrgven is niet kleiner dan tien.
Tot de beste Indische tooneelstakken be-
hooren de „Mrit^lhakati" van Kmiing S^df-
ifca en de twee stukken van KêUdAêa^ w^-
licht uit éen der eerste eeuwen onier Jaar-
telling. De heldin van het eerste stuk is de
bgsit WoëamUuemB^ die door eene reeks van
beproevingen zich eindeigk de liefde waardig
maakt van den vromen Brahmaan T^ArmdaHm ;
het werd uitgegeven door StmuUr in 1887.
Het meestbekende stuk van KdUddta is: „Sa-
koeittala"; deie, de schoone dochter van een
kluisenaar en de beminde van Koning Doe^'-
mamia, heeft te midden der liefkoierg ver-
suimd, de vereischte hulde te bewgien aan
een aseeet, en deie spreekt in ign toomden
vloek over haar uit, dat degene, aan wien
zg steeds dacht, haar vergeten, lou, maar
voegt er de belofte bg, dat de Koning lieh
het vroeger vo<Hrgevallene lou herinneren,
loodra hg den bg Sakomtéla achtergebleven
ring aanschouwde. Die vloek heeft noodlottige
gevolgen : Sakomidla verUest bg het baden
den ring en wordt aan het Hof door den
Koning niet herkend. Nu vervalt sg tot wan-
hoop en wordt door de Nymfèn weggevoerd
van het Hof. Een viischer vindt den ring in
een vlsch en brengt hem den Koning, wiens
herinnering nu plotseigk ontwaakt, soodath|
ten slotte met i|ne beminde en met ign kind
hereenigd wordt — „Oerwa^** van EéUddm
behandeld de liefde der nymf van dien naam
Jegens Koning Ptirtfrmmw in den trant eener
opera. — Een derde stuk, door velen desge-
igks aan EdUddsm toegekend en „Milawikft*'
genaamd, is de dramatlsehe voorstelling van
eene ingewikkelde fkmillegeschiedenis. —
Een ander verdiensteigk allegorisch-philoo»-
phisch tooneelspel is „Prabodhatitfandrodaya
SANSKRIET.
241
(opgang Tsn de mtan der keoDis)** yan Kri^-
namUray waarin begrippen en stelsel ais
handelende personen optreden. — De lyrische
po^ der Indiërs bepaalt zich hoofdzakeiyic
tot stukken van erotischen inbond en onder-
scheidt zich zoowel door diep en innig geyoel
als door yerwtjfde zinneigkheid. Van Kdliddia
roemt men den „Meghadüta (Wolkenbode)"
of woorden, die een balling aan de wolken
medegeeft om ze over te brengen aan z|jne
beminde, — de „Qhatakarpara (Qebroken
kmik)", — en de ^Bitoesanh&ra (Verzame-
ling der JaargetUden)**. Voorts heeft men
irantdichten Tan BkarUikari en van Amaroe^
en in de „Qftagowfnda" de weelderige lief-
desgeschiedenis van den God KrUjna met de
herderin JEtadAa. Eindeigk heeft men in dit
tydperk spreuken, dierenfabels, sprookjes,
romans, enz.
In de wetenschappeigke letterkunde der In-
diërs bekleedt de spraakkunst eene yoomame
plaats. EQ heeft zich ontwikkeld door eene
nauwgezette studie van den tekst der Veda's.
Aanteekeningen op deze zfln uit het eerste tyd-
perk bewaard gebleyen. Onbekend evenwel z0n
de yoorloopers van het groote werk van Pdmni,
dat In de Westersche Unden eene rechtmatige
bewondering baarde en niet weinig bQdroeg tot
herschepping van het taalkundig onderzoek
in de laatste eeuw. Het onderscheidt zich
door eene grondige opsporing der wortels en
der woordvorming, alsmede door eene ver-
wonderlgke Juistheid van uitdrukking en door
eene met nauwgezetheid gebezigde termina-
logie. VermoedeMik heeft Pdnim geleefd in
de tweede eeuw na Ohr. Wegens zyn diepen
^ is dat werk reeds vroeg van aanteeke-
ningen voorzien; ook van deze zijn eenige
bewaard gebleven, en van volgelingen van
Pémm bezitten wQ desgelijks eenige geschrif-
ten. Daarenboven z|jn later andere taalkun-
dige stelMls ontstaan met eene eigenaardige
terminologie, zooals de „Mugdhabhoda** van
Vopadewa, — de „Sftraswata'* van ^iio«6M^-
waHipdUjdfja^ — - en de „Kitantra" van Sar-
wamoarman. De spraakkunst der Pr&krietdia-
lecten werd behandeld door WwraroeUji en
Semaijtandray en ook een woordenboek van
Armarannka en verschillende leerboeken z^n
tot ons gekomen. De historische werken der
Indiërs zQn zoozeer met fabelen doorweven,
dat zQ nauwelijks dien naam verdienen; dit
geldt vooral van de „R&d^atarangni!" van
KManoy eene geschiedenis van Ka^mir be-
vattend. Van geschriften over aardrijkskunde
sQu tot nu toe alleen de titels bekend. De
sterrenkunde en hare hulpwetensohappen wer-
den reeds in het eerste tgdperk beoefend,
maar hebben zich eerst onder den invloed
der Grieken tot eene aanmerkelijke trap ont-
wikkeld. De Indische sterrenkundigen betui-
gen zelven, dat de Jawana <Grieken) hunne
leermeesters zijn, en dit wordt door hunne
astronomische terminologie bevestigd. Door
de Arabieren, die in de 8ste en 9de eeuw
onzer Jaartelling op hunne beurt de leerlingen
der Indiërs werden, hebben deze laatsten
groeten invloed geoefend op het Westen. Als
de oudste sterrenkundige schrijver der Indiërs
wordt ArytMkata vermeld, en als de laatste,
tevens een lütstekend wiskundige, BUtkofy
die in de 12de eeuw leefde eu eene reken-
XIIL
kunde en eeuwtelkunde schreef. Na hem ver-
zonk de sterrenkunde in de nevelen der ster-
ren wichelary. Zeer groot is voorts in het Sans-
kriet het aantal geneeskundige werken, van
welke sommige een volkomen stelsel der
wetenschap, andere enkele onderzoekingen
omvatten. Vooral de heelkunde werd met
vrucht door de Indiërs beoefend; de rhino-
plastiek is door hen uitgevonden. Ook be-
oefenden zO met Ijver de artsenjjmengkunde.
De geschriften over het recht, de zeden en
den eeredlenst, vereenigd onder den naam
van „Dharma*\ nemen in dit tijdperk een aan-
vang met de „Dharma^ftstra", die aan Mamoe
wordt toegekend. Het wetboek van dezen
schijnt intnsschen Jonger te z^n dan de jongste
gedeelten der .mah&bh&rata", terwijl de overige
56 „Dharma^astra" nog niet zijn uitgegeven.
Jonger dan gemeld wetboek is dat van Tdd-
êjnatoalk^a» In de laatste eeuwen is vooral
in Dekan eene moderne rechtsgeleerdheid ont-
staan, welke zich beijvert, de verschillende
uitspraken der „Dharma^ftstra*' met elkander
te vergeleken. Voorts verwijzen wij naar de
„Akademische Vorlesungen über Indische Li-
teraturgeschichte (2de druk, 1876)" van JTéber,
In den laatsten tijd is de letterkunde van het
Sanskriet verrijkt met eene Indische spraak-
kunst van WkUne^ (1879), terwijl JBökÜMffh
in datzelfde Jaar een aanvang maakte met
de uitgave van een verkort woordenboek
dier taal. Voorts heeft men in Zuid-Indië twee
handschriften van den lang verloren gewaanden
commentaar van Sdyana op de „ Atharwaweda"
ontdekt. Ook heeft Max JfiUUr in het „Jour-
nal" van de Boyal Aaiaüc Society (1880)
mededeelingen gedaan omtrent een handschrift
in *t Sanskriet, dat hem uit Japan is toegezon-
den en eene beschrijving bevat van hetPara-
dQs der Boeddhaïsten. Wyders heeft Sggding
eene uitgave bezorgd van den tekst vanden:
„Ganaratnawuhodadhi (1879)", — P. Goldtmidt
van den „Eavanavaha (1880)", — en Otdenberg
van den „Vlnayapitaka (1879)". Merkwaardige
vertalingen uit het Sanskriet vindt men in
de: „Sacred books of the East (1879—1880)",
uitgegeven door Max MülUr, en belangrijke
mededeelingen omtrent de letterkunde van het
Sanskriet in: „The Indian Antiquary", die te
Bombay in het licht verschönt. Van de „Noti-
ces of Sanskrit manuscripts" van Bdjendra
Ldla Mitra is reeds het zesde deel gedrukt,
en Kiêlbom heeft in 1881 een catalogus gele-
verd van op palmbladeren geschreven teksten
in 't Sanskriet^ door hem in Bombay verzameld.
Daarmede hebben ook ShandarJear en Petertom
zich bezig gehouden. JBwrgeety de archaeoloog
voor Westelijk Indië heeft niet lang geleden
weder een paar deelen „Berichten" in het
lidit gezonden, waarin men uitvoerige mede-
deelingen aantreft omtrent de vermaarde
tempelgrot De oudheden van het president-
schap Madras zijn beschreven door SeuMy en
men heeft voorts belangrijke teksten in t
Sanskriet in de „Bombay Sanskrit series". Te
Labore verschUnt een tgdschrift in het Sans-
kriet onder den titel: „Vldyodaya". In Europa
werd het Sanskriet vooral in Duitschland be-
oefend. Van het: „Sankritwörterbuch in
Kürzerer Passung" van BöUlingh zijn reeds
vier deelen in gereedheid en BMer leverde
een: .Leitfsden für den Elementarkursus des
16
242
SANSKRIET-SANTAANNA.
SaiiBkrits (1888)*'. EindelVk hebben S^ins^
von Sekrödêft von Bradkê^ SilUbraiuUy Wéber^
Bothj Wimducih^ Foulket, JoUy^FiAirer^ Kwnenz.
door honne geschriften niet weinig medege-
werlct om onze kennis van het Siwsliriet en
▼an Indische toestanden nit te breiden.
Sanson (Louis Joseph), een yerdienstelülc
Fransch geneeskundige, geboren te Parflsden
24sten Jannari 1790, was een uitstekend leer-
ling yan Jhifmfirtm en werd reeds in 1806
onderassistent in de hospitalen en in het HÖtel-
Dieu, in 1807 opperassistent en zag zich in
1813 geplaatst by het lazareth der oude garde.
In den slag by Bautzen werd hy door rhen-
matismus aangetast, en hy bleef hieraan steeds
lydem vooral wegens de vermoeienissen en
ellenden, die hy in den slag by Waterloo
verduurde. Na de capitulatie van Parys ver-
fezelde hy het overschot van het leger naar
'ontainebleau, keerde na den val van Napo-
lêou tot de burgeriyke practyk te Parys terug
en heropende zUne ontleedkundige lessen. In
1817 werd hy doctor in de heelkunde, in 1830
hoogleeraar en in 1836 lid van de Koninkiyke
Medische Académie. Hy overleed den laten
Augustus 1841. Van den groeten „Dictionnaire
des sciences medicales et chirurgicales" leverde
hy wellicht het derde gedeelte.
Sansovino, zie Ckmiuoei en Taiü.
Sanssouoi, een koninkiyk kasteel by
Potsdam vóór de Brandenburger poort, is
vermaard als de geliefkoosde verbiyfj^ilaats
van Frederik de OrooU^ later* als het zomer-
verbiyf van Frtednch Wühdm IV. Het werd
in 1745 gebouwd en in 1747 naar het ontwerp
van Knobdtdorf door de bouwmeesters SUde-
hramdt en Sdhrittff voltooid. Het verheft zich
op het terras van Sanssouci, een heuvel ter
hoogte van 20 Ned. el. Het hoofdgebouw is
78 Ned. el lang en 16 diep. Het éene fh>nt
is versierd met een koepel, die door reus-
achtige karyatiden gediagen wordt, en het
andere met eene in een halven cirkel geplaatste
colonnade van 88 Corinthische zuilen. De
aanleg rondom het kasteel is zeer fhuü, en
vóór het terras bevindt zich eene groote
waterkom met eene fontein, wier waterstraal
eene hoogte bereikt van 87 Ned. el. Toorts
heeft men in het park het Japansche Huis,
den Tempel der Vriendschap, het liausoleum
met het marmeren beeld van Koningin Zot»u«,
de grot van Neptunus enz. Ten westen van
het kasteel staat de bekende molen. Daarop
volgen nieuwe wandelparken, de Siciliaansohe
en de Noordsche tuin en de in 1856 voltooide
oranjerie ter lengte van 344 Ned. el. Hier
heeft men de Rafi&ëlgaandery, nameiyk eene
verzameling van 45 uitmuntende copiSn van
stukken van Bafaël, enz. Aan het westeiyk
uiteinde van het park verheft zich een drie-
tal paleizen, en aan zyn ingang van de zyde
van Potsdam ziet men de fhiaie „Friedens-
kirche", eene baidlica, in 1854—1858 gebouwd.
San Stefitno, eene kleine havenstad aan
de Zee van liarmara, heeft eene geschiedkun-
dige merkwaardigheid verkregen door den
Vrede, die er den 3den Maart 1878 tusschen
Busland en Turkye gesloten werd. De bepa-
lingen van dien voorloopigen vrede zyn echter
den Idden Juli daaraanvolgende door het
Verdrag van Beriyn ten gunste van Turkye
aanmerkeiyk gewyzigd.
Santa-Anna (Antonio Lopez de), ook wel
SatUoMa geheeten, president en dictator van
Mexico, geboren te Jalapa den lOden Juni 1797^
diende in 1821 als kolonel onder üfitriiitf, maar
stond na de troonbeklimming van dezen tegen
hem op en droeg veel by tot zyn val. Nadat
hy voorts onderscheidene Jaren ambteloos had
doorgebracht, werd hy in 1829 onder den
president Qitêrrero tot minister van Oorlogen
opperbevelhebber van het leger benoemd. In
1832 kwam hy te Veracruz aan het hoofd van
de bezetting in opstand tegen BmitammUe.
Nadat hy den Isten October by Puébla eene
overwinning behaald had, riep >y Pédrazsa
nit tot president en werd in Maart 1833
diens opvolger. Hy droeg wel is waar eerlang
het voorzitterschap op aan den vioe president
Farias, maar kwam in 1834 tegen hem in
verzet, maakte zich meester van de dictatuur
en deed in October 1845 eene zeer centralis-
tische constitutie afkondigen. GMurende een
veldtocht tegen de afvallige provincie Texas
viel hy den 2l8ten April 1836 in handen zyner
vyanden. Toen hy voorts in Februari 1837
over Washington naar Veracruz terugkeerde,
hadden zyne vyanden zich in het bezit ge-
steld van de heerscbappy, doch nadat hy in
1838 by de verdediging van Veracruz een
been verloren had, verwierf hy in 1841 weder
de onbeperkte dictatuur. In 1844 echter ver-
wekte zUne verregaande dwingelandy een
opstand in het zuiden des lands, en toen de
hoofdstad party koos voor deze beweging^
nam SamiihAnnay door zyne krygsbenden ver-
laten, vermomd de vlucht, maar werd door
de Indianen gegrepen en naar Perote gebracht
Het Congres bracht een zestal beschuldigingen
tegen hem in, waaronder die van hoogverraad,
v^nistering van gelden en misbruik van
gezag, en veroordeelde hem tot levenslange
ballingschap en tot verbeurdverklaring van
zyn aanzieniyk vermogen. Santa Anma begaf
zich naar Cuba, maar reeds in 1846 werd hS
door zyne party teruggeroepen, door het Voor-
loopig Bewind tot generalissimus benoemd en,
hoewel den 22sten en 23sten Februari 1847
by Buénavista door de Noord-Amerikanen
onder generaal Taylor geslagen, tot president
gekozen. Toen den 18den April van laatstge-
noemd jaar generaal ScoH hem by Cerro
Qordo nogmaals eene nederlaag had toege-
bracht, deed hy zich ter beteugeling der voor-
standers van den vrede tot dictator benoemen.
Nadat generaal Sooti de hoofdstad Mexico den
15den September 1847 ingenomen had, nam
Samia Anna de wyk naar Jamaïca. doch de
toenemende regeeringloosheid in Mexico gaf
aanleiding, dat hy in 1853 teruggeroepen werd»
en nadat hy de rust hersteld had, verklaarde
hy zich president der Bepubliek voor levens-
lang. Doch deze eerste stap tot herstelling der
monarchie prikkelde de voorstanders der repu-
bliek tot verzet, en het kwam in Augustu»
1855 tot eene uitbarsting, die zyn val berok-
kende. Daarop toefde Santa-Anna eerst in
Venezuela en vervolgens op St Thomas. Hy.
erkende het keizerschap van Maximüiaan »
zoodat hy naar Mexico teruggeroepen en tot
Keizeriyk Ryksmaarschalk benoemd werd. I&
het voorjaar van 1865 verscheen hy dan ook
te Veracruz, om zich naar de hoofdstad te.
begeven, maar hy werd kort daarna door dei
SANTA-ANNA— SANTA-CEUZ.
248
FranBcheo, die geen yeitroawen in hem stel-
den, uit het land verbannen. Gedurende de
laatste dagen van het Keizerrijk, in Mei 1867,
kwam h0 wederom te Yeracmi met het doel,
de aldaar aanwezige troepen des Keizers en
de repnblikeinsche bezetting te Tampico voor
z)ine zaak te winnen, meenende dat alsdan
het geheele iM^r zQne z|)de zon kiezen. Daar
htj echter te veracroz voorgaf, dat h|j in naam
van de Regeering der Yereenigde Staten han-
delde, werd hg door den kapitein van een
aldaar voor anker liggend Amerikaansch oor-
logschip gevangen genomen en genoodzaakt,
zich naar Havana te begeven. Scmta-Anna
evenwel reisde naar de havenstad Sisal in
den Staat Tncatan, waar de repablikeinsche
bevelhebber hem in hechtenis nam en aan
Juarez uitleverde. Deze deed hem naar Cam-
pêche en later naar het fort San Joan d'Ulloa
brengen en stelde hem vervolgens zonder
onderzoek op vrQe voeten. In December 1867
verwekte nn SaiUarAnma een opstand tegen
Juaret^ welke lang duurde, maar ten laatste
door Poffirio Diat gedempt werd. Ook aan
meer dan éen opstand in lateren tQd tegen
Juairet nam hQ deel en overleed den 20sten
Juni 1876.
Santa-Barbara, eene stad in den Noord-
Amerikaanschen Staat Galifomië, 470 Ned.
mgi ten oosten van San-Francisco, telt ruim
4000 inwoners, maar is merkwaardig als het
eindstation van den ZuidPacificspoorweg.
Santa-Catharina. eene kustprovincie in
het zuiden van Brazilië, telde op 1846,7 n
geogr. mt|l omstreeks 201 000 inwoners (1888),
onder welken zich 111000 slaven bevonden,
welk aantal in 1884 tot 8871 was gedaald.
Langs de kust vindt men er een groot aantal
baaien, kapen, schiereilanden en eilanden. Het
binnenland is eene naar het westen flauw
afbellende bergvlakte met de bronnen der
zQrivieren van de Parand en Uruguay. De
aanzienlijkste hoogte bereikt deze hoogvlakte
aan de oostzyde onder den naam van Serra
do Blar. Er heerscht een subtropisch klimaat,
maar dit is aan de kust door de zeelucht en
op de bergen door hunne hoogte getemperd.
Er valt veel regen, en de vruchtbare oostelUke
helling is met dichte wouden beiüeed. Niet
ten onrechte noemt men deze provincie: „Het
paradQs van Brazilië'*. Het luchtgestel is er
gezond en zeer geschikt voor Europeanen;
trouwens het aantal Duitschers in de aldaar
gestichte volkplantingen bedraagt ruim 40 000.
Er wordt veel timmerhout uitgevoerd. De
hoofdstad is Desterrb, op het eiland Santa-
Catharina gelegen.
Santa^CruE. Onder dezen naam vermel-
den wy:
De MUmdenffroep van SaiUchOruz in Hela-
nesië. Zy strekt zich uit ten zuiden van de
Salomonseilanden van 8^ tot 12"^ Z. B., en van
166*'40' tot 166*»62' O.L. van Oreenwich en
heeft eene oppervlakte van 17 Q geogr. mQl
met 5000 inwoners. De grootste dier eilanden
zQn bergachtig, maar tevens vruchtbaar en
boechrflk, en de kleinere meestal laag en,
evenals de grootere, door koraalriffen omringd.
Tot de voortbrengselen behooren er kokospal-
men, broodboomen, pisangs, bataten, aloë enz.
Men heeft er nagenoeg geene zoogdieren;
slechts zwynen komen er in groeten getale
XIII.
voor, meest in het wild, doch er is overvloed
van visch. De Inwoners z||n meerendeels lAe-
lanesiërs, — op Taumako en Tucopia Polyne-
siërs, en gedeeltelijk Kleurlingen. De Melane-
siërs loopen nagenoeg geheel naakt, tatoeëeren
zich en wonen in tot dorpen vereenigde, op
palen geplaatste hutten, door plantaa^jes om-
geven. Hunne wapens zQn boog en pyi, slin-
ger, speer en knods. Hunne vaartuigen zQn
met veel overleg gewooniyk uit éen boomstam
vervaardigd en wel eens aoo groot, dat ztf
dertig personen kunnen bevatten. Zy bezitten
eene zekere mate van kunstvaardigheid en
onderhouden niet de Europeanen meer gemeen-
schap, dan de inboorlingen der verder west-
waarts gelegene eilanden. De afK>nderiyke
stammen bevinden er zich onder de heerschappy
van eigen opperhoofden. Het voornaamste
eiland, Nitendi, ook Santa-Cruz of Egmont
geheeten, is ongeveer 560 n^^*niyi groot;
het heeft langs de kusten een vruchtbaren
grond en vele dorpen, en in het binnenland
boschryke bergen. Voorts heeft men er Yani-
coro met eene oppervlakte van 164 Q Ned. myi,
Motuiti of Kennedy, 50 Q Ned. myi groot, de
Duff- of Wüsongroep, de Hatema- of Zwalu-
wengroep, Tapua, 72 Q Ned. myi beslaande,
enz.
yanikoro (Recherche of Pitt) bereikt eene
hoogte van 924 Ned. el en Is door vele klip-
pen omringd, waarop in 1788 de Franaehe
ontdelLkingsreiziger Lap^route schipbreuk leed.
Ten noorden van Nitendi bevindt zich Tena*
cora of Yolcano met een werkzamen vuurspn-
wenden berg. Het noordeiyk gedeelte van de-
zen archipel wordt gevormd door de groep der
Matema (Zwaluwellanden) en het noordooste-
lyk gedeelte door de groep der Taumako (Dnff),^
terwyi ver in het ziüdoosten Tucopia zich ter
hoogte van 1 000 Ned. el verhefL Deze eilan-
den werden in 1595 ontdekt door den Span-
jaard Mendofia en later bezocht door den
Engelschman OarUrety die hun den naam gaf
van Koningin Charlotte-eilanden. Daarna kwa-
men er d'Bntrecattemuf (1798), JFUiom (1797),
DiUon (1827), d'UrmUe en Dromdm (1828).
In den laatsten tyd werden vandaar vele in-
woners als ffVrye arbeiders** naar Australië
en naar de Yit^ilanden gebracht Dezemen-
schenroof veroorzaakte zulk eene verbittering
onder de achtergeblevenen, dat dezen den
bisschop Fatte$ony die op Nitendi aan land
wilde stappen, den 4den November 1871 om
het leven brachten. Zy werden door de Engel-
schen met een bombardement getuchtigd, maar
dit belette niet, dat er den 20sten Augustus
1875 de Engelsche kommandant Qoodiiumgh
by eene landing werd vermoord.
Santa-Oruzy een departement in het oosteiyk
gedeelte der Zuid-Amerikaansche republiek
Bolivia. Het telt op 6 777 Q geogr. myi ruim
198 000 inwoners, is meerendeels vlak en draagt
slechts eenlge uiUoopers der Sierra Chiquitos^
terwyi het besproeid wordt door de Mamore
(Madeira), Pilcomayo, Guapahy enz. Het kli-
maat is er warm. De zeer vruchtbare, maar
nagenoeg onontgonnen bodem levert er vooral
suiker, vanille, cacao, koffie, indigo, katoen,
maTs, ryst, aardappelen, geurige harssoorten,
kostbaar hout, paarden en rundvee. De in-
woners, meestal behoorend tot de stammen
van wilde of half wilde Indianen, leven ge-
16*
244
SANTA CEUZ-SANTA-MARIA.
dtodtelUk van de Jacht en vlsMherQ, gedeelteiyk
TAB landbouw en veeteelt, of ook van katoen-
weverQ ens. Door de ontworpen stoomTaart
op de Madeira en door den spoorweg, dien
men er TOomemenB is te leggen, zal de toe-
itand des lands Teel beter worden. — De
hoofdstad 8anta de la Sierra ligt in eene
Tlakte aan de Onapahy, drOft een lerendigen
kaïidel en telt 10000 inwoners.
8amithOr%z is ook de naam der hoofdstad
Yan Teneriffe, éen der Ganarische Eilanden. Z0
is de setel van een Spaanaehen gonvemenr,
van een Hof van Appèl en van een bisschop,
en tevens het middenpnnt van den handel op
de Ganarische Eilanden. Zg bezit eene door
drie forten versterkte haven en telt omstreeks
11 000 inwoners.
Santa Fé. Onder dezen naam vermelden
w»:
StuUchFé, een Staat der Argentynsche Re-
publiek, aan de wests|)de der Parani, met
eene oppervlakte van bQna 1 764 Q geogr.
mgi en met ongeveer 187 000 inwoners (1882).
ZQ wordt door de Parané en door de Salado
met hare iQrivieren besproeid. Het land, 10
tot 20 Ned. el boven den waterspiegel der
ParanA gelegen, is meerendeels vlak en zeer
vruchtbaar, gedeeltelUk met gras, distels en
mimosa*s begroeid en gedeeltelfik door den
landbouw in beslag genomen. Men heeft er
eene belangrUke veeteelt, een lütgebreiden
handel in hiüden, houtskool, haar en wol en
een groeten uitvoer van tarwe, maïs en ooft,
inzonderheid van perziken. — De evenzoo ge-
noemde hoofditady aan de Paranii en aan den
mond der Salado gelegen, heeft veel handel,
scheepvaart en visscherQ en telt ruim 10000
inwoners.
SatUa-Téj de hoofdstad van het Noord-
Amerikaansch territorium NieuwMexico. Zy
ligt in eene zandige landstreek. Men vindt er
een regeeringsgebonw, 2 kerken, eenigen handel
en omstreeks 5 000 inwoners, die meestal zich
van de Spaansche taal bedienen. ZQ is door
spoorwegen met de koloniSn Esperanza en
Stak Garlos verbonden.
SMta-Fé dé BogotOy zie JBogota.
Santalaoeën is de naam van eene twee-
zaadlobbige plantenfiunilie. ZQ omvat één-
jarige of overbigvende kruiden, heesters en
boomen met afwisselende, gave, vinnervige,
lederachtige, somtyds kleine, schubvormige
bladeren zonder stennblaa^es, en volkomene,
somtyds door gebrekkigen groei éenslachtige,
alleenstaande of oksehitandige of ook tot tros-
sen, aren of pluimen samengevoegde bloemen.
zy hebben een enkelvoudig, buisvormig, van
binnen gekleurd bloemdek met gelobden zoom.
Op het onderstandig vruchtbeginsel staat
eene vleezige schyf. De meeldraden be-
vinden zich achter de afdeelingen van het
bloemdek, achter iedere afdeeling éen; zy
hebben korte, priemvormige, behaarde of on-
behaarde helmdraden en meestal 2-hokkige,
overlangs openspringende helmknoppen. Het
éenhokkig vmohtbeginsel bevat op eene mid-
denzuil 2 tot 4 anatrope zaadknoppen. De
eindstandige , enkelvoudige, korte s^l heeft
een knopvormigen stempel en de vrucht
is doorgaans eene noot of steenbes met eene
harde, éenzadige kern. De korte, rechte kiem
ligt onder aan het kiemwit en heeft rolronde
zaadlobben en een naar boven gericht wortelde.
Deze feimilie telt in 15 geslachten omstreeks
ICO soorten, die op de beide gematigde aard-
gordels en in de keerkringslanden van AziS
en Australië meestal door boomen worden
vertegenwoordigd.
SantaLuoia, een Britsch West-Indisch
eiland, tot het gouvernement der Windward-
eilanden behoorende, telt op 11,65 Q geogr.
myi byna 41 000 inwoners (1883) en is bosch-
ryk en bergachtig met een paar toppen van
817 en 826 Ned. eL De grond is er vulkanisch
en ten oosten dier beide bergtoppen (Pitons)
heeft men er by het dorp Souf/Hère eene sol-
fatara. Men verbouwt er suiker, koffie, cacao
en katoen. In 1883 bedroeg er de waarde van
den invoer 191000 en die van den uitvoer
214 000 pond sterling. In dat Jaar waren er
de inkomsten 48000, de uitgaven 37 000 en
de staatsschuld 32 000 pond sterling,
Het bestuur is gevestigd te Castries aan de
westkust met 4000 inwoners. Dit eiland is
den 18den December 1498 door CclwHhfu out-
dekt, werd later een twistappel tusschen de
Franschen en Engelschen en is in 1814 door
laatstgenoemden in bezit genoemden.
Santa-Luoiabaai is de naam van den
mond der rivier Umvolosi aan de oostkust van
Soeloeland in ZuidAfrika. Zy is door een
natuuriyk kanaal met het strandmeer Santa-
Lucla verbonden. Op last van de handelsflrma
Lüderitx te Bremen verkreeg de reiziger JK»-
u:ald den ISden November 1884 door een ver-
drag met Koning Dinizodoê deze baai met een
grondgebied van 405 Q Ned. myi. De kom-
mandant van het Britsche oorlogschip Goshawk
heesch er echter in December van dat Jaar
dd Engelsche vlag en deed er Engelands aan-
spraken op dat gebied gelden, daar het reeds
in 1843 aan de Engelschen was afgestaan. Dien
tengevolge verklaarde de Dnitsche gezant te
Londen in eene nota van 7 ttei 1885 aan het
Engelsche departement van Buitenlandsche
Zaken, dat Duitschland afag van alle plannen
om tusschen Natal en de Delagoabaai grond-
bezit te verwerven. De overeenkomst van
JSÜMwald is alzoo niet bekrachtigd.
Santa Maria, eene stad in de Italiaan-
sche provincie Oaserta, aan den spoorweg
van Rome naar Napels op de puinhoopen van
het aloude Gapua gebouwd, heeft een recht-
bank, een gymnasium, eene technische school,
een conservatorium voor meines, eene hoofd-
kerk, eene tnoAe marmeren fontein, de
grootsche overbiyftielen van een Romeinsch
amphitheater voor 60000 personen en onge-
veer 17 000 inwoners.
Santa-Maria (Domingo), president der
republiek Ghili en geboren den 4den Augustus
1825, studeerde te Santiago en werd reeds op
zyn 22ste Jaar onderstaatssecretaris by het
departement van Justitie en in het volgende Jaar
prefect van éene der binnenlandsche provinciSn
van Ghili. De reactionaire beweging van 1848
noodzaakte hem om zyn vaderUmd te verlaten
Hy vestigde zich te Lima, waar hfl tot
1852 bleef en keerde als advocaat naar Ghili
terug. In die betrekking was hy in de gele-
genheid om naam te maken. Ook als Journalist
was hy yverig werkzaam ten behoeve van
de liberale party. Hy legde eene levensbe-
Bchryving ter perse van den Ghileenschen
SANTA-MARIA-SANTEN.
245
patriot J, M, Infante, alsmede eene historisehe
studie over de grondwet yan Chili, waarna hQ
aan de aniyersiteit tot lid der Juridische fiical-
teit werd benoemd. Aan de staatkmidige be-
weging yan 1858 nam hy soo Overig deel,
dat hy sa het beteugelen daarvan zich naar
elders moest begeven. Nu ging h0 naar Europa,
waar h0 tot 1861 bleef en Frankryk, Spanje
en Engeland bezocht Hy keerde in laatstge-
noemd jaar naar Chili terug, toen P»ez er
de teugels van het bewind in handen had en
een stoet van gematigd liberale mannen aan
zich verbond. In 1863 werd Santa-Maria
minister van Financiën. Toen SpaiOe den
oorlog verklaarde aan de Zuid-Amerikaansche
Republieken in 1865, wensche CovarrvhiaSf pre-
sident der Republiek Chili, vrede te sluiten,
en Santa Maria zag zich belast met de
taak om daarover met den vertegenwoor-
diger van Spanje te onderhandelen. Het
gelukte hem niet zonder moeite, zyn doel te
bereiken: te Santiago werd een verdrag ge-
sloten, maar door de Spaansche Regeering
afgekeurd, en nu werd Santa Maria naar Peru
gezonden, om een verbond tegen Spanje tot
stand te brengen ; hierin slaagde hy niet alleen
in Peru, maar ook in Bolivia en Ecuador. Nu
was hy éen van de populairste personen der Re-
publiek. Den 17den April werd hy tot minister
van Buitenlandsche Zaken benoemd; hy was
de ziel van het fiLabinet, en terwyi de minister
van Oorlog aan het hoofd der troepen ten
stryde trok, zorgde Santa-Maria voor de op-
roeping en de organisatie van troepen en nam
de meest geschikte maatregelen om aan zyn
vaderland de zegepraal te verschaffen. Daar
een candidaat voor het presidentschap geen
minister mag wezen, legde hy de portefeuille
neder en hy zag zich op den 18den September
1881 tot president der Republiek gekozen voor
een tydperk van zes jaren.
Santa-Maria, de hoofdstad van den Staat
Magdalena in de Zuid-Amerikaaasche Repu-
bliek Columbia, ligt aan de CaraYbische Zoe^
werd in 1525 gesticht en heeft eene zeer
goede haven. Deze te voren schoone stad,
die thans nauweiyks 6 000 inwoners telt,
werd in 1825 door eene aardbeving verwoest,
zoodat hare voornaamste gebouwen thans nog
puinhoopen zyn. Ten zuidoosten der stad ver-
heft zich de vulkanische Siërra di Santa
Marta (6000 Ned. el hoog).
Santander. Onder dezen naamvermeiden
wy:
De Spaaiuehe provincie Santander, het noor-
deiykstCy aan de Qolf van Biscaye grenzende
gedeelte van het landschap Oud-Castilië. Zy
telt op nagenoeg 100 Q geogr. myi ruim 245000
inwoners (1885), is ruimschoots voorzien van
rivieren, wouden en weiden, heeft eene aan-
zieniyke veeteelt en bezit in den bodem
yzer, koper, lood, steenkolen en zont. Ook
zyn er onderscheidene minerale bronnen, byv.
die van La Hermida (51—61^). Een spoor-
weg, van Palencia komende, doorsaydt deze
provincie. — De evenzoo genoemde koofdttadj
aan een prachtige baai aan zee tnsschen
met wyngaarden bedekte heuvels gelegen, is
na Corufia de belangrykste handels- en haven-
stad aan de noordkust van Spanje; zelfs is
zy eenigermate de haven van liadrid, terwyi
zy tevens, hoewel oud, zich door hare schoon-
heid onderscheidt. Men vindt er een aantal
kerken en instellingen van weldadigheid, een
uitmuntend ingericht instituut, eene teeken-,
handels- en zeevaartschool, een schouwburg en
eenige letterkundige vereenigingen. Voorts
zyn er vele fabrieken, vooral sigarenftibrieken
en scheepatimmerwerven, en zy telt omstreeks
41 000 inwoners. De ruime, veilige en voor
de grootste schepen toegankeiyke haven is
zeer veilig en van 2 molo^s voorzien; in 1873
was er het aantal binnenvallende en uit-
zeilende schepen gezameniyk 4615, en de
waarde van den invoer bedroeg in dat jaar
58,78 millioen francs, die van den uitvoer na-
genoeg evenzooveel. Men bracht er vooral machi-
nes, suiker, tabak, stokvisch, cacao, geweven
stoffen, steenkolen, teer, petroleum en sterke
dranken, terwyi er inzonderheid graan, ert-
sen, conserven, wyn, likeuren enz. werden
ingescheept Merkwaardig zyn er het kasteel
San-Felice en de vuurtoren by Cabo Mi^.
Santander is des zomers eene druk bezochte
badplaats en heeft door een spoorweg met
Palencia en door stoombooten met een groot
aantal havenplaatsen eene geregelde gemeen-
schap.
Den Slaat Santander in de Zuid-Amerikaan-
sche republiek Columbia, gelegen tusschen de
Magdalenarivier en de oosteiyke AnderiLeten.
In dezen Staat wisselen hooggebergten af met
welige dslen, en men heeft er op 770 Q
geogr. myi ruim 425 000 inwoners. De vrucht-
bare grond levert er eene groote hoeveelheid
suiker, koffie, cacao, katoen en tabak, doch
om de delfstoffeiyke schatten van den bodem
(koper, lood, yzer, zout en steenkolen) heeft
men zich tot nu toe weinig bekreund. De
hoofdstad van den Staat is Bucaramanga aan
de helling der Andes met 9000 inwoners.
Santarem, eene distrietsboofdstad in de
Portugeesche provincie Estremadura, op den
rechter oever van de Taag in eene bekooriyke,
maar tegen overstroomingen niet volkomen
veilige vUkte en aan den spoorweg van Porto
naar Lissabon gelegen, verheft zich gedeeite-
lyk aan de rivier en gedeelteiyk aan de hel-
ling van een heuvel, die met den Alca^aba,
een Moorschen burcht, is gekroond, heeft 13
kerken, 12 voormalige kloosters, een geesleiyk
seminarium, een levendigen handel en btfna
7 000 inwoners (1878). De pUats droeg in de
dagen der Oudheid den naam van Seallabis en
by de Arabieren dien van Syantar en was
in de middeneeuwen de residentie der Portu-
geesche Koningen. — Ook eene handelsstad in
de Braziliaansche provincie Para, aan de
Amazonenrivier en aan den mond der Tapi^os
gelegen, draagt dien naam. 2^ telt 4000 in-
woners en ontwikkelt zich met kracht
Santen. Onder dezen naam vermelden wy :
Jan vam Santen^ een uitstekend bouwkun-
dige, geboren te Utrecht en ook bekend OMkr
de l^inamen V€uanziQ of ü Fiamingo, Hy was
architect by Paus JPauJue V, VermoedelSk
heeft hy zich reeds vroeg naar Italië begeven,
waar hy zich te Rome bezig hield met het
vervaardigen van beeldhouwwerk in hout en
ivoor. Voorts maakte hy onder de leiding vaa
den architect Flamimo Fonzio groote vorde-
ringen in de bouwkunde, zoodat hy door
Fignatdli (later zelf cardinaal) aanbevolen
werd aan den cardinaal Sdpio Borsfkeee^ die
246
SANTEN— 8ANT0NINE.
hem belastte met den boaw der YUU Bor^
gheee te Rome. Na den dood Tan Paimo
werd bU arehiteet yan den Paus en Toltooide
de reetaoratie der kerk van San Sebastiano
buiten de Porta Capena, terwijl hg tevens de
laatste hand legde aan de Villa Mondragone
bQ Frasoati. Ook deed hO de ViUa dl Honte
Cavallo Terrtjaen en was werksaam aan de
yersiering van het Yatioaan. Hg oTerleed te
Rome in 1628.
Lamfêiu of L<mw van StuUeHy een smaakvol
letterkundige en LatQnsch dichter. H0 werd
geboren te Amsterdam den Isten Febmari
1746, stadeerde eerst in zQne geboorteplaatB
en daarna te Leiden en Toonag na sOne pro-
motie in de letteren (1772) door het geven
yan lessen en door het sehrQyen yan disser-
tatiën in syn onderbond. Gedarende den om-
wentelingstryd yan 1796 betrad h0 eenigen tQd
het staatstooneel en werd kort daarna curator
der Leidsehe hoogesohooL H|j overleed amb-
teloos te Leiden den lOden April 1798. ZQne
„Poemata (1767)'* s{|n bU herhaUng gedrukt
en door een tweeden bundel gevolgd, terwQl
h0 zich ook door het uitgeven van enkele
oude schrüvers verdienstelük heeft gemaakt
Santerre. Onder desen naam vermelden wQ :
Jêon BapHiU Satêterre, een verdienstelük
Fransch schilder, geboren te MagnybOPontoise
in 1861, ontving onderwQs in de kunst van
Ze Mmm en i?<Mii?oif2m« en verwierf eerlang
groeten roem. Als schilder naar de mode ge-
noot h(f de bewondering der hovelingen van
Lodêw^k XI F. HQ streefde inionderheid naar
bevalligheid en uitvoerigheid en slaagde hierin
aooieer, dat iQne portretten hemelhoog werden
geroemd, terw01 men sUne historiestukken
tegen goud opwoog. ZQne „Susanna in het
bad*', thans in het Louvre, opende voor hem
de poorten der Académie, en h(f overleed in
1717 als profBSsor aan de Académie van Sehoone
Kunsten te ParQs. Onderscheidene van sgne
kuastgewTOchten sQu in plaat gebracht
Antoimê Joêeph StuUmre^ generaal gedurende
de Oroote Fransche Revolutie. HQ werd ge-
boren te Parys den 16den Maart 1752 en was
eigenaar van eene groote bierbrouwerü in de
voorstad St Antoine. B|) het uitbarsten der
Omwenteling lag hy lioh benoemd tot kom-
mandant van een bataUon, nam deel aan de
bestorming der Bastille en aan de gebeurte-
nissen op het veld van Mars en had groeten
Invloed op de feiten van 20 Juni en 10
Augustus 1792. In September van dat Jaar
werd hy divisie-generaal en bracht den Uden
December den aangeklaagden Koning voor de
Nationale Conventie, nam by de terechtstelling
van dien Vorst de noodige veiligheidsmaat-
regelen en deed de trom roeren, toen Lodê-
w^h XVI op het schavot tot het volk' wilde
spreken. Later rukte hy op met 20000 man
tegen de opstandelingen in de Vendée, maar
leed den 18den September 1798 by Coron niet
ver van Chollet de nederlaag, werhalve hy
door het Comité du Saint Public werd terug-
geroepen. Daar hy een vriend was geweest
van den Hertog «a» Orléant, werd hy in de
gevangenis geworpen, waar hy bleef opgeslo-
ten tot aan den dood van Boietpierre. Daarna
keerde hy tot het ambteloos leven terug en
stierf te Parys den 6den Februari 1809.
Santi (Rafhöl), zie Bafaël.
Santiago, rie Ja^o.
Santiago de Compostela en de Cuba,
lie onder Oompoitda en Ovfta.
Santillana (Inigo Lopes de Mendosa,
markies van), een Spaansch krygs- en staats-
man, geleerde en dichter, geboren den 19den
Augustus 1398 te Carrion de los Condes,
werd door een oom van Koning JSmriquezIII
van CastiliS, nameiyk door Alfomo Émiquex,
opgevoed en onderscheidde sich weldra in den
oorlog, loodat de Koning hem met de stad
Jnnquera begiftigde. Door deel te nemen aan
den stryd tegen de Moeren van Oranada in
1481 en 1488 verwierf hy het maricgraaftchap
Santillana, en zyne medewerking tot de voor-
spoedige uitkomst van den slag van Olmepo
(1446) beaorgde hem den titel van markies
vam SamüUana en van graaf van Jteal de
Mamianarei. In 1446 veroverde hy de stad
Torrya. In den stryd, dien de Castiliaansche
Groeten Jaren lang voerden tegen den al-
vermogenden gunsteling van Jokaimes J/,
den connétable Mvaro de Luna^ legde hy ge-
ruimen tyd eene groote gematigdheid aan den
dag en eerst diens geweldenary tegen leden
van het geslacht Mendoxa bewoog hem, aan
de samenswering deel te nemen, die in 1468
den connétable ten val bracht Na 's Konings
dood onttrok SMiUlana zich meer en meer
aan het openbaar leven, om zich aan de weten-
schap te wyden, en overleed te Quadalaxara
den 26sten Maart 1458. Van zyne geschriften
noemen wy: „Proverbios**, — ^Dialogo de
Bias contra Fortuna", — „Doctrinal dipriva-
dos*', — en „Comedieta de Ponaa*\ Zyne ge-
zameniyke werken zyn in 1862 door Awiodot
de loê iiat in het licht gegeven.
Santini (Giovanni), een verdiensteiyk
sterrenkundige, geboren den 80flten Februari
1786 te Caprese by Borgo dl San Sepulcro in
Toscane, werd priester, maar was van 1818
tot 1858 als opvolger van CiimvteUo werkzaam
als hoogleeraar in de wiskunde en directeur
van de sterrenwacht te Padua, waar hy den
268ten Juli 1877 overleed. Hy heeft zich be-
kend gemaakt door zyne waarnemingen en
onderzoekingen, alsmede door onderscheidene
verbeteringen der sterrenkundige werktuigen.
Van zyne geschriften vermelden wy : „Element!
dl astronomla (1819)", — „Teoria degli
strumenti ottici destinati ad estendere i conflni
della visione naturale (1828, 2 dln)**, — „Della
misura del tempo e dal modo dl regoUure gli
orologi comuni (1847)**, — en „Logarithmen-
tafeU van 1 tot 10000 (1848)**.
Santonine (CisH^sOj) vindt men ten be-
drage van 1,5 tot 2% in het wormkruid (Arte-
misia santonica) en wordt verkregen, wanneer
men het kookt met water en gebluschte kalk,
het uitgedampte afkooksel met zoutzuur doet
neerslaan, den neerslag met ammoniak behan-
delt, in alkohol oplost en de oplossing ont-
kleurt en laat kristalliseeren. Zy vormt kleur-
looze, -platte prisma*8 zonder reuk, is eenigs-
zins bitter van smaak, moeieiyk oplosbaar
in water, gemakkeiyker in aether en zeer
gemakkeiyk In kokenden alkohol. De santo-
nine smelt by 169'=' C, reageert neutraal, ont-
leedt koolswe zouten en wordt in het licht
geel en by toevoeging van eene kali-oplossing
^deiyk rood.Zy is het anhydride vanhetsan-
tonineznur (Ci5njo04) , welks zouten verkre-
SANT0NINE-SA6NE.
247
gen worden door behandeling van santonine
met basee. De aantonine werkt by aanmerke*
igke hoereelheden als vergif, doch levert, in
geringe hoeveelheden gebruikt, een krachtig
middel tegen ingewandswonnen.
Santorin of Tkira^ weleer T%€rm genaamd,
een Qrieksch eiland in de Aegeeeohe Zee en
bet znideltfkate der Cydaden, is 17 Ked. mQl
lang en 1 tot 7 Ned. mgi breed. Het telt in
18 gewesten omstreeks 15000 vielen, heeft
eene Bikkelvomdge gedaante en vormt met
de tegenoverliggende eilanden Theraaia en
Aspronisi een alond ringgebergte, dat in zi|n
lioogstMi top, den EUasberg (664 Ned. el
boog), nit kalk- en leisteen en voor *t overige
uit vnlkanisehe gesteenten bestaat, in wier
midden sich vóór en na ondeneesohe nit-
banüngskegeto hebben gevormd. In 191 vóór
Clur. biv. verhief er neh het eiland Hiéra,
thans Palaeo-Kaimeni, dat later allengs groo-
ter werd, — in 1673 het eiland Micro-Eai-
meni, — en In 1709 het eiland Neo-Kaimeni,
dat by voortduring iwaveldampen uitblaast
Sedert het midden van Februari 1866 eQu in
de nabyheid van Neo-Kaimeni onder gewel-
d^e vulkanische uitbarstingen 2 nieuwe eilan-
den opgedoken, het eiland St. Qeorge en
Aphroessa. Aan de binnemgde hebben de
kusten van Santorin en Therasia loodrechte
wanden ter hoogte van 200 tot 800 Ned. el,
terwyi de see er eene diepte heeft van meer
dan 200 vadem. Aan de buitemtide heeft men
een afbellend strand. In het binnenland heeft
men op den verweerden vulkaniBohen bodem
voortrefléiyke wVngaarden. De hoofdplaats is
Thera of Thira aan de westkust met eene
ankerplaats en vele wUnkelders. Overal vindt
men er overblOfiielen der Oudheid. Dit eiland
was het moederland van het welewioo mach-
tige Cyrene en koos in den Peloponnesischen
Oorlog de sQde der Spartanen. In 1208 ont-
rukte Maroo Samidoj hertog van Naxos, dit
eiland aan den Qriekschen Keiaer, — en daarna
behoorde het aan de Yenetianen, aan wie
het eerst in 1687 door Dtjêr^ddm Barlaroiêa
ontnomen werd.
Santos, eene havenstad der Brailliaansche
provincie SSo Paulo, ligt op de noordkust van
het eiland Sio Yiceate aan den voet van den
Monserrate in een boschrSk, maar ongesond
oord. ZU telt 16000 inwoners en bezit réke
aanzienlUke woningen, onderscheidene kerken
en kloosters, eene haven met een vuurtoren,
gaslicht, eene waterleiding, een openbaar park
en een geregeld stoombootverkeer met Rio de
Janeiro. Ook is sQ door een spoorweg met
laatstgenoemde stad verbonden. Voorts behoort
zQ tot de stations van verschillende stoomvaart-
lynen en heeft een levendigen handel, vooral
in koffie.
Sana del Bio (Julian), een verdiensteltlk
Bpaaasch geleerde en een vertegenwoordiger
der Dnitsche wgsbegeerte in SpuU^ werd ge-
boren in 1814 te Torre Arevalo in de provincie
Soria, studeerde in de rechten te Cordova,
Granada en Madrid en werd leeraar in laatst-
genoemde stad. In 1848 reisde hg op last der
Begeering in Duitschland, om er sich bekend
te maken met de wQsbegeerte, keerde na
verloop van drie jaren tenig en londerde zieh
mf om de versamelde bouwstoffen te verwerken.
Daarna wOdde hg sich van 1849 tot aan s||n
dood aan het onderwas in de geschiedenis der
wOsbegeerte aan de hoogeschool te lladrid.
Hg overleed den 12den October 1869, en daar
hg tot geen kerkgenootschap wilde behooren,
was s0ne begrafenis de eerste in Spax^e, die
verstoken bleef van alle kerkeiyke ceremoniën.
Van sQne geschriften noemen wt|: „C, G. F.
Krause. Sistema de la Filoeofla metafisica.
Primeraparte: Anilisis (1860)*', — „Lecciones
sobre el sistema de la Filosofla (1860)**, —
„Doctrinal de Logica (1863)**, — „Krause:
Ideal de la humanidad para la vida. Con
introduccion y comentarios (2de druk, 1871)**,
— „Cartas ineditas (1876)**, — en „An&lisis
del pensamiento racional (1878)*'.
SSo Carlos de Campinos, gewoonigk
CaÊHpimtu geheeten, is eene stad in de Brasi-
liaansche provincie Sio Paulo tusschen de Bio
Tieté en hare sUrivier de Plracicaba en aan
een tweetal spoorwegen en telt omstreeks
12000 inwoners, onder welken sich vele
Duitschers bevinden. In hare nab0hdd bloeit
de koifieeultunr en men verbouwt er ook
suikerriet
Sao-Franoisoo, eene rivier in Brasilië,
ontspringt in de provincie Minas Gtorafis,
stroomt noordwaarts door de provinciën Bahia
en S&oFranoisco, voorts oostwaarts door
Pemambnco, Aiagoas en Sergipe en stort na
een loop van 2886 Ned. mQl sich uit in den
Atlantischen Oceaan. Op het hoogland is sQ
over een aansienlVken afstand bevaarbaar,
doch van Oapim Ckosso af vindt men verder
naar beneden tot aan Piranhas stroomversnel-
Mngen en watervallen, soodat er spoorwegen
sQn aangelegd van Pemambnco naar Gapim
Grosso en van Bahia naar Joaseiro. EDsar
stroomgebied heeft eene oppervlakte van
11700 Q geogr. m||l. — De prommoie van
dien naam is sa&mgesteld uit gedeelten van
Minas Geraës, Pemambnco en Bahia, en hare
hoofdstad is Barra do Bio Grande aan de
Sio-Frandsco.
Sio-Leopoldo, eene Duitsehe kolonie
(thans een municipium) in de Brasiliaansche
provincie Bio Gkrande, werd in 1824 gesticht
en bestaat uit seven gemeentm, die te samen
meer dan 26000 inwoners tellen, van w^e
de evensoo genoemde hoofdstad aan de Bio
dos Sinos er 4000 besit. Een spoorweg loopt
van Porto Alegre over SOo-Leopoldo naar
Hamburger Berg, en soowel dese lüs de stoom-
vaart op de Sinos en op de Lagda dos Patos
bevordert er het verkeer. Men heeft er over
het geheel eene Duitsehe bevolking, die sich
hoofdsakeltfk besig houdt met den land- en
tuinbouw. In de stad heeft men eene hoogere
burgerschool voor Jongens en meisjes, en
reeds in 1860 telde men in dese kolonie 11
Protestantsche en 9 B. Katholieke kerken.
SaOne (De), in de dagen der Oudheid
JroTj later Smueona en toen 8a<ma geheeten,
eene rivier in FrankrVk, ontspringt bV Yio-
menil in het departement Yosges op de Monts
Faneilles, vloeit met sterke kronkelingen
meestal in suidsuidweBteltike riehttng door de
defNurtementen Haute Sadne en Cdte d*Or,
vormt daarna de grenaen tusschen de depar-
tementen Ain en Bhdne en ontlast sich na
een loop van 466 Ned. mtfl, van welke 866
bevaarbaar s||n, bO Lyon in de Bhdne. Hare
belangrtlkste s|}rivieren sQn op den rechter
É46
SAdNE-SAPABOEl.
oever de Salon, de Yingeaime, de Tille, de
Oache en de Groene, en op den linker oever
de Coney, de Lanteme, de Dnregon, de
Oignon, de Donbs, de Seille en deBeyMouxe.
Zy wordt b0 Port Bor Saöne voor kleine
vaartnigen en by Ch&loni voor stoombooten
bevaarbaar en 19 door bet Cim»l 4« Centre
met de Loire en door het fihóne-Rynkanaai
jnet de Seine en de Ryn verbonden. Twee
departementen zyn naar deze rivier genoemd,
te weten:
Het departement Sauiê-80Ónê, gevormd nit
het noordeiyk gedeelte van Franche Comtó.
Het grenst aan de departementen Yosgee,
Hant Ehin, Donba, Jnra, Cöte d'Or en Hante
Hame en tdt op nagenoeg 97Vt D soogr.
myi byna 296 000 inwoners (1881), onder welken
sich omstreeks 9000 Protestanten bevinden.
Het land is bergachtig; het heeft vmchtbare
dalen en fraaie wonden en wordt door on-
derscheidene rivieren besproeid, van welke
de Sadne, de Oignon, de Lanteme, de Dnr-
geon en de Salon de voornaamste syn. Het
klimaat is er aeer onbestendig, vooral in het
voorjaar. De belangrykste voortbrengselen syn
er graan, aardappelen, penlvmehten, hennep,
koolsaad, snikerwortelen en tabak, terwyi «r
ook de veeteelt bloeit en de bodem er yser,
koper, lood, Ewavel, marmer, albast, steen-
kolen, sont en tnrf oplevert. Ook syn er
minerale bronnen, van welke die van Lnxeml
vermelding verdienen. De voornaamste bedry-
ven syn er: de land-, wyn- en ooftbonw en
de veeteelt. Yoor *t overige bepaalt er sieh de
ny verheid vooral tot ysersmeltery, glasblasery,
paplermakery , pottebakkery, seepsiedery,
snikerbereiding, katoenwevery, looiery en
bierbronwery. Er wordt een levendige handel
gedreven in voortbrengselen van den landbouw.
Men heeft en 1 lyceum, d colleges en 1037
scholen van lager onderwys, en onderschei-
dene spoorwegen doorsnyden de 8 arrondis-
sementen van dit departement, hetwelk Ye-
sonl tot hoofdstad heeft.
Het departement Saóne^-Loirêj gevormd
uit het snidwesteiyk gedeelte van Bourgondië,
nameiyk uit de landschappen OharoUSi, Uk-
oonnato, Antnnois en Chftlonnais. Het is om-
geven door de departementen Cöte d*Or, Jura,
Ain, Bhöne et Loire, Allier en Nièvre en
telt op 156 Q geogr. myi mim 625000 inwo-
ners (1881). Wegens het gebergte van Cha-
rolais, sich verheffend ter hoogte van 760
Ned. el, is het land bergachtig, henvelig en
hier en daar steenachtig, maar het ismeeren-
deels seer vruchtbaar en vrordt door de Saöne,
Loire, Doubs, Arroux, Seille, Qrosne, Ar-
oonee ens. besproeid, terwyi men er ook
eenige kleine meren aantreft. Men verbouwt
er graan, vooral veel tarwe, maïs, gierst,
aardappelen, peulvruchten, vlas, koolzaad,
snikerwortelen, wyn ens., en de mynen leveren
er steenkolen, yzererts en onderscheideDe edel-
gestcMiten. Ook zyn er minerale bronnen te
Bourbon-Lancy. Onder de bewoners onder-
scheiden sich de Chiserots, in het suidoosten
van dit departement gevestigd, door hunne
eigenaardige taal en zeden. Het hoofdbedryf
is er de landbouw en de veeteelt. Yoorts
heeft men er vele ysersmelteryen, machinen-
fabrieken, papiermolens, seepziederyen, ka-
toenweveryen ens., en de handel in land-
bouwproducten en wyn is er van veel bislang.
Men vindt er 1 lyceum, 4 coUóges, 5 byzon-
dere scholen van middelbaar onderwys en 1 08^
lagere scholen. Het departement vervalt in &
arrondissementen en is van onderscheiden»
spoorwegen en van het Cftpal du Centre door-
inedea. De hoofdstad is MiéMi.
(3lU>-]^aulo, eene kustprovincie van Bri-
sili0 onder den Steenbokskeerkring, telt ^
528S D 8«ogr. myi byna 1059000 inwoners
(1883), onder w^ken sich 169 000 slaven bevin-
den, en bestaat uit eene smalle, bergaohtigekust-
strook met vele baaien en eilanden en uit
eene hoogvlakte, door de Serra do Mar van
eerstgenoemde geseheiden. De aansieniykste
rivieren syn er: de Bio Grande (bronrivier
der Parani), de Pardo, de Tieté en de Pa-
ranapanema, welke sich westwaarts naar de
Bio Paiaai spoeden, terwyi alleen de Para-
hyba en de Ignape naar den AtJantieehen
Oceaan vloeien. Het klimaat is er aan de
kust warm, maar door den seewind getem-
perd, doch voor het overige saoht en aange-
naam. De grond is er in het algemeen seer
vruchtbaar, en men verbouwt er vooral koffie,
katoen, tabak, suiker, thee, graan, ryst, ma-
niok, peulvruchten, ooft, kastaiOea, bataten
ens., en men heeft er runderen, paarden, muil-
dieren, geiten en swynea. Te voren verkreeg
men er ook eenig goud, silver, yaer, swavel,
alsmede eenige edelgesteoitMi. Men houdt er
sich hoofdsakeiyk besig met landbouw en
veeteelt, — voorts met de bereiding van sui-
ker, rum, styfiiel, indigo, het vervaardigen
van wollen en katoenen stoffon, touw, garen,
hoeden en leder. Yan meer belang is er de
handel. Yan de Indianen wonen hier de af-
sichteiyke Gk>earoe*s (Cario*s) en overbiyfeelen
van- andere stammen, die door de overige in-
woners der provincie diep veracht worden;
somsdgen verbouwMi mals, maar hun hoofd-
bedryf is de Jacht. De Blanken hebbra er een
ontwikkelden lichaamsbouw; sy syn welwil-
lend, vryheidlievend en dapper en nog altyd
met den ondernemingsgeest hunner vaderen
besield. Op de hoogvhikte heeft men een aan-
tal Dnitsche volkplantingen. — De koofdttad
SJio-Paulo ligt aan de westeiyke helling van
den Serra do Mar, ten suidwesten van Bio
de Janeiro in een aangenaam klimaat, is de
setel van een bisschop, heeft eene rechtsge-
leerde i^ulteit, een seminarium en andm
inrichtingen van onderwys, openbare boeke-
ryen, een schouwburg, onderscheidene fkbrie-
ken en 240000 inwoners. Zy werd in 1552 door
de Jesufoten gestieht en in 1712 tot eene
stad, in 1746 tot een bissohopssetel verheven.
Hare haven is Santos aan de Baai van ^lo-
Yicente.
Saparoea, ook wel Bonimoa en Lia$e
genoemd, is éen der Ambonsche eilanden in
den Molukschen Archipel en ligt in het
noordwesten van Neesa Lant en in het oosten
van Haroekoe. Het eiland heeft op eene uit-
gebreidheid van 2,3 Q geogr. myi eene be-
volking van omstreeks 12000 sielen, van welken
mim 7 000 het Christendom hebben aangenomen.
De bevolking ia verdeeld over de hpofdplaato
Saparoea en 15 dorpen, en slechts Svandene
syn door Mohanusedanen bewoond. Ieder dorp
der Christenen heeft er eene school, en de
gesameniyke scholen tellen meer dan 200O
SAPAROEA-SAPINDACEËN.
U9
leerlingen. Het eiland bestaat uit 2 aohier-
eUanéen, en in het binnenland yerheffén aiek
eenige bergtoppen, die evenwel niet hooger
sgn dan 600 Ned. el. De bodem bestaat er
lioo(dsakel||k nit koralenkalk, en men heeft
er veel bosch. Saparoea is na Amboina het
belangrgkste eiland voor de kraidnagelealtaar,
en men heeft er daarenboven eene groote
menigte kokosboomen. De bewoners van het
ellmad wordea besehreven als traag, trotsch,
aohterdoehtig, eigensinnig en oproerig. Z||
kleeden aieh doorgaans in een zwart gewaad.
Het bestnor is er in handen van een ra4ja
onder het toencht van een assistontresident,
die er voorzitter is van den landiaad. Voorts
heeft men er eenige Enropeesche ambtenaren
en militairen. In Mei 1817 ontstond op Saparoea
een geweldig oproer, waarbij de geheele bezet-
ting van het fort Duurstede, de resident J. mm
dê» B0rg% en zt|n hnisgezin wreedaardig werden
vermoord. Eene expeditie, onder den m^oor
der genie Beetjes derwaarts gezonden, werd
met kracht afgeslagen, zoodat btjna al deoffi-
deren er sneuvelden of hun graf in de golven
vonden, waarbtl de adelborst ÏJToo/lf met groote
dapperheid de vlag redde door haar zwem-
mende mede te voeren en door middel z0ner
pistolen, die hg er mede omwikkelde, in de
diepte te laten zinken. Nu stevende het Aregat
„Maria Beigersbergen" van Amboioa naar de
Baai van Saparoea, om te onderhandelen, en
later werd eene tweede expeditie onder bevel
van den schou^bQ-nacht A, ^. J5«y«i(:e« tevens
commissaris-generaal derwaarts gezonden en
aan land gezet De troepen onder bevelen
van den mi^oor Meyer overweldigden eene
verschansing, waarby 8 officieren sneuvel-
den en o. a. kapitein Krieger gewond werd.
Deze echter zette de onderneming door
en ruste niet voordat h0 Saparoea had ten
onder gebracht, waarna de hoofden van
den opstand gestreng werden gestraft. —
De hoofdplaats Saparoea is de verblQflplaats
van den radja, van den asstBtentresident en
van de overige ambtenaren. Hier heeft men
op 3^84'87'' Z.B. en 120^3886'' O.L. van Green-
wich het fort Duurstede met eene kleine be^t-
ting en eene bevolldng van 1400 zielen.
Saphir (Moritz Gottlieb), een geestig
Duitsch schryver, geboren den Ssten Septem-
ber 1795 te Lovas-Berény in HongarQe, be-
hoorde tot een Israëlietisch geslacht, legde
zich toe op den handel en woonde tot 1825
te Weenen en daarna te Beriyn, waar hy van
1826 tot 1829 de „Berliner SchneUpost iür
Literatur, Theater und Geselligkeif' en van
1827 tot 1829 den scherpen ,^erliner Con-
rier'* uitgaf, terwyi hy zich vervolgens te
Miinohen vestigde. Hier sUchtte hy de tyd-
schriftra: „Bazar ittr München und Bayem
(1880—1833)" en na ew kort vertoef te Parys
den „Deutschen Horizont (1831—1883)" en
den „Korsar". Nadat hy in 1882 den Pro-
testantschen godsdienst had omhelsd, ontving
hy den titel van „Hoftheaterintendanturrath",
begaf zich in 1835 weder naar Weenen, waar
hy met ^dt««f 20 de „Theaterzeitnng" redigeerde
en sedert 1887 het blad: „Der Humorist"
uitgaf, en overleed aldaar den 4den September
1858. Van zyne geschriften, van welke in
1874—1876 eene 8ste gezameniyke uitgave in
10 deeien verscheen, vermelden wy : „Dumme
Briefe, Bilder und Chargen (1884)", — „Hu-
moristisehe DamenbibUothek (1888—1846, 6
dln)", — »Fliegendes Album fttr Ernst, Scherzy
Humor und lebensArohe Laune (1816, 2 dln;
6de druk 1875)", — en vooral: „Konversati-
onslexikon fOr Oeist, Witz und Humor (2de
druk, 1860, 2 dln)". Hoewel geestigheid en
jokkerny in zyne geschriften den lachlust op-
wekken, zyn zy niet van oppervlakkigheid
vry te pleiten.
Sapiéha (Leon), de telg van een vorsteiyk
geslacht in Lithauen en geboren in 1557,
omhelsde als student te Leipzig het Protes-
tantismus en boeide reeds by ^n eerste op-
treden op de Byksdagen de algemeene aan-
dacht door zyne w^prekendheid. Onder
Baihori streed hy in 1579 dapper tegen de
Bussen en droeg er niet weinig toe by, dat
Koning SigistMmd III de Kroon van Polen
behield. Als grootkanselier van Lithauen
verzamelde hy de wetten van dat land en
gaf ze in het licht. De Jezuïet Skorga deed
hem in 1581 terugkeeren tot de R. Katholieke
Kerk, en in 1625 werd hy als groot-hetman
van de Kroon in het strydperk gezonden tegen
Gtutaaf-Addf, koning van Zweden, die een
inval had gewaagd in Lithaueo, en hy be-
haalde inderdaad eenige voordeden op den
vyand. Hy overleed den 7den Juli 1687. —
Ook andere leden van dit geslacht hebben ala
krygsoversten of als geleerden roem ver-
worven.
Sapindaceën is de naam van eene twee-
zaadlobbige plantenfieunilie. Zy omvat boomen»
heesters en half heesters, benevens eenige krui-
den met afwisselende, zeer zelden tegen-
overgestelde, meest éen-, twee- of drievou-
* dig drietallige of enkel of dubbel gevinde
bladeren, wier blaadjes vaak met stipvor-
mige klieren voorzien zyn, meestal zonder
steunblaa^ies en met volkomene of door mis-
lukten groei éenslachtige bloemen, die tot
trossen of pluimen zyn vereenigd, wier onderste
bloemstelen vaak tot ranken vervormd zyn.
De kelk besteat uit 5 bladeren, en de bloem-
bodem vormt eene sohyf, aan wier buitenzyde
de bloembaden afwisselend met de kelkbladen
zyn vastgehecht. Somtyds ontbreekt de bloem-
kroon geheel of gedeelteiyk. De meeldraden
ontspringen gewooniyk aan de binnenzyde der
schyf, en hun aantal is meestal het dubbel
van dat der kelkbladen. De draadvormige
helmdraden zyn vry of met de ba^ samen-
gegroeid, van geiyke of ongeiyke lengte, de
helmknoppen 2-hokkig en overlangs open-
springende. Het vruchtbeginsel is bovenstandigy
de zaadiyst centraal of excentrisch en gewooniyiL
8-hokkig met éen zaadknop in den binnenhoek
van ieder hok. De eindstandige, enkelvoudige
styi heeft zoovele stempels als er hokken zyn in
het vruchtbeginsel, en de vrucht is eene houtige,
ledenichtige of vliezige doosvrucht , eene bes of
eene dubbele vleugelvrucht. De bolvormige of
samengedrukte zaden hebben een korstigen of
vUezigen rok, somtyds een vleugelvormig
aanhangsel, een zaadmantel of een broeden
navel; zy bevatten geen kiem wit en eene
meestal gekromde of spiraalsgewys opgewon-
den kiem met sa&mge vouwen, somtyds tot
eene vleezige massa samengegroeide zaadlob-
ben. Men kent van deze familie 40 geslachten
met omstreeks 800 soorten, die hoofdzakeiyk
260
SAPINDACEËN-SAPOR.
tnnchen de keerkringen en voonl in Amerika
te hols behooren. De meefte bemtten mnen-
trekkende bestanddeelen, — sommige daaren-
boven han en aetheriscbe olie, soodal vele
soorten tot de geneeskrachtige planten worden
gerekend. De bessen van sommige soorten
^n eetbaar en aangenaam van smaak en die
▼an andere leer vOTgiftig, terwtjl nit desaden
olie kan worden geperst.
SaiK>xiaria X. (seepkmid) is de naam van
een plantengeslacht uit de flunilie der ^Umm».
Het omvat ée^)arige of overbldvende krolden
in Enropa, NoordAfrika en WestAsië met
tegenovergestelde, gaafrandige bladeren, fraaie
bloemen en éenhokkige, veelsadige doosvmch-
ten. Het gewoom seepkruid (S. officinalis X.), een
overblUvend kraid, met een kmipenden wor-
telstok, wordt 60 Ned. duim hoog, heeft
lancetvormige bladeren en groote, eenigsiins
PdUfgdla $mèega, in den bast van QmUajaMa-
ponaria^ in Spiraêaeeëm eni. Men verkrQgt ie
door bQv. aeepwortel met alkohol te koken
en de na bekoeling sich afscheidende sa-
ponine te zuiveren. Z0 is amorph, sonder
klenr of geor, prikkelt het slOmvlies van den
nens, smaakt loetaohtig en daarna scherp en
loet gemakkelSk op in water en alkohol,
maar niet in aether. Bene oplossing van water
met slechts 0/)01 saponine schuimt als leep-
water. Zy reageert neutraal, wordt bQ ver-
warming ontleed en ook door aoutzonr ont-
leed in sapogeaine (PuBnOi) en soiker.
Plaatselijk werkt de saponine krachtig, vooral
op de dwarsgestreepte spieren.
Saponiet of Meepitêen in eene delfstof nit
de klasse der leolieten. Men heeft dien naam
toegekend aan verschillende magneslnmaln-
miniamsliicaten , die in Silezië, in Zweden
Saponaria offUsinalia.
roode bloemen, groeit in geheel Enropa, ook
in ons Vaderland, op vochtige gronden, wordt
ook wel in tuinen gekweeld en is naar
Amerika overgebracht. De wortel smaakt eerst
zoetachtig, daarna scherp, bevat saponine en
doet het water schuimen, waarin hg gekookt
wordt, zoodat men hem bezigt tot het was-
schen van fUne goederen. W| geven hierbtl
eene afbeelding van deze plant, nameigk in a
Tan haar bovenste en in 5 van haar onderste ge-
deelte op Vs der natuurlijke grootte, in e van een
stamper op de dubbele grootte, in d van eene
openspringende doosvrucht in natuurigke groot-
te, in 0 van een zaadje en in ^ van eene doorsnede
Tan dit laatste, beide op 6-vondige grootte.
Saponine (C33H54O18) vindt men in on-
derscheidene planten uit de familie der SUe-
neëHj en voonü in Saponaria offidnality Agro-
Hemma Qiihago en OyptophUa Stritthium, in
enz. gevonden worden.
Sapor of SjjMoer is de naam van eenige
Koningen van Perzië uit het geslacht der
Sauamden , te weten : Sapor J, een zoon van
ArtaxêTxei en dezen opvolgende In 241 na
Chr. Hg noodzaakte in 244 den Bomeinschen
Keizer Phüippus Arabs een voor dezen on-
voordeeligen vrede te sluiten, veroverde in
een nieuwen oorlog Armenië en Mesopotamië,
nam in 2e0 bg Edessa Keizer VaUriammg ge-
vangen, verwoestte Syrië en Klein-Azië , maar
werd door Odenaiküt van Palmjra overwon-
nen en overleed in 271. — Sapor II ds Otooie.
Deze, een zoon van f ormtMtot /J, volgde zQu
vader op in 809, heroverde in 841 Atropatene,
bracht den Romeinen in 448 bg Singara eene
nederlaag toe, deed in 869 vruchtelooze po-
gingen om Mesopotamië te veroveren en werd
in 863 door JtUxannt geslagen, na wiens dood
SAPOR-SARAGOSSA.
251
Jomaniu een schandeiyken vrede met hem
•éloat en hem al het land ten oosten van de
Eufraat^ en Armenië afttond. H(| overleed In
980. — ^apof III eindelQk regeerde van 383
lot 388.
Saporogisohe Kozakken, zie KoxakJcem.
Sapotaceën ia de naam van eene tweezaad-
lobbige plantenfiimillie. ZQ omvat boomen en hee-
flten, die meestal van melksap voozien zyn , met
afffinelende, gave, kort gesteelde, lederach-
üge , van boven glanzige , van onder behaarde
bladeren zonder stennbladen, met volkomene,
Tegelmatige bloemen , alleen of opgehoopt op
okselstandige bloemstelen geplaatst. De kelk
ia 4- tot 8-slippig, de bloemkroon, op den
bloembodem geplaatst, éenbladig, afvallend,
met een dergeiyk (zelden met een twee- of
drievoudig) aantal slippen als men by den
kelk opmerkt De meeldraden, zt)n in debnis
of keel der bloemkroon ingeplant. Behalve de
▼mehtbare meeldraden, in geiyken getale
als de bloemkroonslippen voorhanden , vindt
men er gewoonlUk evenzooveel zonder helm-
knoppen. De vrUe, priemvormige meeldraden
dragen 2-hokkige, overlangs openspringende
lielmknoppen. Het vrachtbeginsel is boven-
standig, zittend en veelhokkig, en ieder hok
i>evat aan de basis van den binnenhoek een
-anatropen zaadknop. De enkelvoudige s^jl
lieeft een gaven of flauw gelobden stempel.
De vrucht is eene veel- of éenhokkige bes
met éenzadige hokken. De zaden hebben eene
iiarde schaal, weinig kiem wit en eene rechte
kiem. Deze ftmille telt in 12 geslachten om-
streeks 90 soorten, en de meeste van deze
tlragen eetbare, smakeigke vruchten en bevatten
veel olie in het zaad.
Sappe noemt men in de krygswetenschap
«ene ontgraving, waarvan de aarde geworpen
wordt in eene rQ schanskorven, op den be-
ganen grond geplaatst, terwijl die schanskor-
ven overdekt worden met drie £EU9cines. By
-de halve sappe» worden de schanskorven éen
voor éen gevuld, en by de vlucMiffe sappe
plaatst men de schanskorven tegeiyk naast
«Ikander om terstond tot de vulling over te
f;aan, terwyi de voUe sappe op de volgende
wyze wordt gesteld: van een viertal goed
gewapende sappenrs plaatst de eerste, door
een rolkorf gedekt, den schanskorf, dien hy
iiaastig vult, een gat gravende van 0,5 Ned. el
breed en diep , en be^ft zich op zyne knieën
^laarin en plaatst den tweeden schanskorf
naast den eersten, daarachter dezelfde out-
-gnving herhalend. Tusschen de beide schans-
korven brengt hy een sappebundel of 2 op
«Ikair geplaatste zandzakken. Heeft hy 3
schanskorven geplaatst, dan gaat de tweede
in de sappe en bekroont de schanskorven met
8 fsscines, waarna hy de sappe verwydt met
0,17 Ked. el ; dit laatste geschiedt ook door
den derden en vierden, zoodat de sappe tot eene
kubieke Ned. el wordt ontgraven. — Voorts
lieeft men imgedekte, gedekte^ dubbde en staande
tappen , alsmede dubbele draaisappen , welke
kier en daar om traversen heenloopen. De
Boldaten, tot den aanleg van sappen bestemd,
dragen den naam van sappeurs, Zy zyn in
ons leger met de mineurs tot éen bata^on
vereenigd.
Sapphiscli vers (Een), alzoo genoemd
naar de Qrleksche dichteres Sappho , telt elf
lettergrepen , op de volgende wyze in voeten
verdeeld: — u — - — u u — u — !:!.Drie
zulke verzen vormen met het adonisch vers:
- ^ ^ — de sapphische strophe.
Sappho, eene beroemde Grieksche dich-
teres, leefde tusschen 628 en 568 vóór Chr.
zy was geboren te Eresus aan de westkust
van Lesbos of te lütylene, maar nam om
ons onbekende redenen de wyk naar Sicilië.
Wy weten niet, hoelang zy hier vertoefd
heeft Eenigen tjjd was iü gehuwd met een
rUk man uit Andros en schonk het leven aan
de „liefeiyke, op gouden bloemen geiy kende**
Cléis. In lateren tyd woonde zy te Mitylene ,
omgeven door een stoet van maagden, die zy
met geestdrift voor de dichtkunst vervulde.
Dit gaf aanleiding tot schandeiyken laster,
en deze werd vooral uitgestrooid door deAt-
Usche Gomici. Daardoor is wellicht ook de fiibel
ontstaan van hare minnery met den Jeugdigen
Fhaon^ welke aan van Lennep de stof voor
eene opera (muziek van van Bree) en aan
OfiUpaner voor een treurspel geleverd heeft.
Men verhaalt nameiyk, dat ly, door dien
Jongeling versmaad en verlaten, zich van de
Leucadische rots in zee heeft geworpen. Ge-
loofswaardige getuigenissen der Oudheid en de
beginselen, welke zy in hare gedichten ver^
kondigt, logenstraffen echter dit verhaal. Wél
zyn bare gedichten door den adem der liefde
bezield, doch dit getuigt geenszins tegen haar,
terwyi Aloaeusy die haar persooniyk kende en
eerbiedigde, haar zelfis eene „heilige" noemde.
Op meer dan éene plaats verrees haar stand-
beeld. EUure gedichten werden door de Alexan-
drynsche geleerden in negen boeken verdeeld,
en beroemd is vooral haar lofzang aan ^P^^'
dite (Yenus). De bewaard geblevene fh^fmen-
ten zyn o. a. gedrukt in de „Poetae lyrici
graeci (1869)" en in de „Anthologia lyrica
(1868)" van Berak.
Sara of SanA, de dochter van Terah, was de
halfzuster en echtgenoot van AbraAam, Vol-
gens het Bybelsch verhaal schonk zy hem
op 90Jarigen ouderdom IzaSJc en overleed te
Hebron 37 Jaren daarna.
Sarabanda is de naam eener vermoedeiyk
uit Spanje afkomstige dansmelodie, — alsmede
van een bepaalden stap van het paard in de
manége.
Saraoeenen of Sarraceenen is de naam van
een door Ammiamus MarcdUnus vermeld volk,
dat in het noorden van Gelukkig Arabië ge-
vestigd was. Ten onrechte wordt deze naam
met dien van Sara in verband gebracht Hy
is reeds vroeg in de middeneeuwen door
Christeiyke schry ven gebeoigd om al de Ara-
bieren of ook om in het algemeen de Moham-
medanen aan te duiden.
Saragossa of Zaragoza^ eene provincie
in het Spaansche koninkryk Aragon , is om-
geven door Catalonië en eenige provinciën van
dragon, nameiyk Teruël, Soria, Navarra en
Hnësca en telt op nagenoeg 311 O ^r^o^*
myi byna 401000 inwoners (1877). Zy be-
slaat een groot gedeelte van het stroomgebied
der Ebro, is meerendeels vlak en dor, maar
levert toch veel graan (tarwe), oiyvenolie,
wyn, zuidvruchten, hennep, saffraan, ooft en
groenten. Tot de bestbebouwde streken be-
hooren er het land tusschen de Ebro , het Kei-
252
SARAQOSSA - SARATÓQA.
zenkanaal en het Kanauil yan Tanste, de
omstreken yan Tarazona, Borja en Garinena,
benevens de dalen der Jalon en Gallego.
In den bodem vindt men er antimoniom,
lood en koper, en er zijn vele minerale
bronnen en sontgroeven. Deze proyincie is
yan onderscheidene spoorwegen doorsneden
en in zeyen districten verdeeld. — De even-
zoo genoemde hoofdstad, op den rechter oever
der Ebro en aan de monden der Gallego en
Hnerva gelegen, alsmede aan het Keizerska-
naal en aan den Oosterspoorweg , verheft zich
184 Ned. el boven de oppervlakte der zee,
is verdeeld in de eigenl0ke stad op den rechter
oever en de voorstad op den linker oever der
Ebro, welke door eene steenen bmg van 7
bogen verbonden zijn, en bestaat, metnitzon-
dering van het door de Franschen verwoeste
en daarna vemienwde gedeelte, uit een dool-
hof van oaderwetsche, sombere straten. Zy is
door een ouden, met 8 torens gekroonden
munr omgeven en wordt door het aan de
westzQde gelegene Gastillo de A^aferia ver-
dedigd, dat weleer de residentie was der
Moorsche en ChristelOke Koningen van Aragon,
later de zetel en gevangenis der Inquisitie,
waarna Fhüippus V het in eene citadel her-
schiep. Daarenboven is de stad van andere
vestingwerken voorzien. Tot hare merkwaar-
digste gebouwen behooren: de aartsbisschop-
pelijke metropolitaankerk of Gatedral de la
Seo, een antiek gebouw in spitsboogstyi, met
5 beuken, — de Gatedral de la Virgen met
torens en 5 koepels en met een Madonnabeeld,
dat vele bedevaartgangers derwaarts doet
reizen, — de Loi^a of het oude beurspaleis,
met eene met 50 zuilen versierde zaal, — en
de Torre nuéva, een hooge, scheef staande
toren. Deze stad is de zetel van den kapitein-
generaal van Aragon, van het provinciaal be-
stuur, van een Hof van Appèl en van een
aartsbisschop; men heeft er 21 kerken, 12
nonnenkloosters, terwfjl er te voren ook 38
monnikenkloosters waren, eene in 1474 ge-
stichte universiteit met eene boekery van
18000 deelen, eene académie voor schoone
kunsten, een priesterseminarium en andere
inrichtingen van onderwUs, een schouwburg
en onderscheidene weldadige stichtingen De
fraaiste wandelplaatsen z||n er: de Salon de
Santa Engracia en de Paseo del Monte Tor-
reco. De fabrieknyverheid is er in minder
bloeienden toestand dan voorheen, doch de
himdel biyft er levendig. Het aantal inwoners
bedraagt er ruim 84000 zielen (1877). ^
Men verhaalt, dat Saragossa, in de dagen der
Oudheid Salduba genaamd, door de Phoeniciërs
is gesticht. Augustus plaatste er in 27 vóór
Ghr. eene volkplanting, welke bU Colonia
Gaesarea Augusta Salduba noemde en tot
zetel verhief van een gerechtshof, waaraan
152 gemeenten onderworpen waren. In 712
werd de stad door de Mooren veroverd, en
in 1118 kwam zU door Alfonsus I weder
onder de heerschappy der Ghristenen. In 1317
werd er het bisdom in een aartsbisdom ver-
anderd. Met geheel Aragon koos Saragossa
party tegen Fhüippus V en voor Koning
Kaïrel III van Oostenrijk^ maar moest zich
in 1707 aan eerstgenoemde onderwerpen. Hier
echter viel ook den 20flten Augustus 1710 de
slag voor, waarin laatstgenoemde het onder-
spit moest delven. Vooral werden de inwo-
ners beroemd door den moed, waarmede z(
onder Falafox in twee belegeringen (van
Juni tot Augustus 1808 en van 21 December
1808 tot 21 Februari 1809) dapperen weer-
stand boden aan de veldheeren van Napoleon J.
Nadat de Franschen in Mei 1808 zich van
de hoofdstad van Spanje hadden meester ge-
maakt, werd JPalafox te Saragossa tot kapi-
tein-generaal benoemd, en toen de Fransche
generaal Leftbvre den 14den en 233ten Juni
de troepen van Palafox geslagen had, werd
de stad belegerd en den 3den Augustus een
aanvang gemaakt met het bonöoardement
Reeds den 4den Augustus drongen de Fran-
schen door tot het klooster Santa Engracia^
doch zy konden het in de daarop volgende
week niet verder brengen dan tot de bemach-
tiging van slechts 4 huizen, en generaal Ver-
dier, de plaatsvervanger van Lefébvrey hief na
de vlucht van Koning Joseph uit Madrid en
na den aftocht van het Fransche leger naar
Vittoria, den 15den Augustus de belegering
op. Doch reeds in December van dat Jaar
nam de tweede belegering een aanvang. De
stad was inmiddels op nieuw versterkt en de
bezetting tot 30000 man vermeerderd. Het
even sterke leger der vyanden verscheen
den 19den December voor hare muren. Deze
begonnen den 9den Januari 1809 de stad te
beschieten, en drongen den 26sten Januari
door 3 bressen binnen. Zy hielden echter
slechts enkele huizen in handen. Hoe hoog
de nood ook klom, toch verwierp PaZa/b#
ieder voorstel tot capitulatie.' Inmiddels bleef
de stryd in de huizen dageiyks aanhouden, en
eerst den 7den Februari kon de vyand een
aanval doen in het midden der stad. Hier
ontstond eene geweldige worsteling, terwyi
tevens de pest een groot aantal der verdedi*
gers wegrukte. Eindeiyk slaagden de Fran-
schen er in, door mynen een gedeelte van
het universiteitsgebouw in de lucht te laten
vliegen, en den 18den maakten zy zich meester
van de voorstad, waarna ook de stad bezwy-
ken moest. De belegerden hadden toen niet
meer dan 9000 weerbare mannen. Er werden
onderhandelingen aangeknoopt, en deze ein-
digden den 20sten Februari met een eervol
verdrag. Ramon Valdidares heeft deze belege-
ring in zyn heldendicht: „Iberiade (2de druk^
1826)" verheeriykt.
Sarasate (Pablo de), een uitstekend
Spaansch vioolkunstenaar, geboren te Sara-
gossa den 24sten December 1846, deed, nog
geen 10 jaar oud, zich hooren voor Koningin
Isabella en verruitte allen zoozeer door zyn
talent, dat die Vorstin hem met eene kost-
bare ond-Italiaansche viool en met een jaar-
geld begiftigde. Als jongeling bezocht hy het
conservatoire te Pa^s, waar hy zich yverlg
oefende in de muziek, vooral onder de leiding
van Alard, en onderscheidene pryzen ver-
wierf. Daarna volbracht hy kunstreizen door
Frankryk, Spanje, België, Nederland, Engeland,
de Levant en Koord- en Zuid- Amerika en deed
in 1877 zich hooren in Duitschland. Algemeen
wordt hem de naam van „tweede Paganim'^
toegekend.
Saratóga is eene druk bezochte liadplaata
in den Amerikaanschen Staat New Yoik, met
iodium- en yzerhoudende bronnen, groote
SARATÓGA-SARCASMUS.
253
bótela en badbaisen en rnim 8400 inwoners
<1880), die in Juli' en Aogiutiu tot 20000
▼ermeerderen.
Saratow of StaraioWf een Bossisch goa-
▼ernement. weleer tot het Tartaarsche vor-
fitendom Astrakan behoorende, grenst in het
noorden aan de gouvemementen Pensa en
Simbirsk, in het oosten aan Samara, in bet zuiden
aan Astrakan, in het zuidwesten aan het land
der Donsche Kozakken en in bet westen aan
Woronesb en Tambow en telt op 1534,46
D g«ogr. myi ruim 2113000 inwoners (1882).
Het land is in bet oosten heuvelachtig, vooral
aan den oever der Wolga, die steile boor-
den beeft, en de bodem meerendeels zeer
^oed, behalve in het zuiden, waar zich water-
loose, zandige en zoute steppen uitstrekken.
De voornaamste rivier is er de Wolga, welke
ider onderscheidene groote zandbanken en
«ilanden vormt en de Teri^ka opneemt. In
het westeiyk gedeelte van bet gouvernement
stroomen de Cboper, de Medwjediza en de
Uowja naar de Don, welke, laatste echter
bniten de grenzen biyft van dit gewest Er
heerscht een vastelandsklimaat, en de voor-
naamste voortbrengselen z{Jn er graan, suiker-
wortelen, tabak en ooft, — voorts paarden,
runderen, schapen, visch en bOen. Behalve
Rossen wonen er Tartaren, Mordwinen, T^oe-
waschen en meer dan 60000 Duitsche kolo-
nisten in ruim 100 aan de Wolga gelegene
dorpen. Deze laatsten beiyden den Protestant-
flchen godsdienst, terwQl de overigen meest
allen tot de Qrieksch-Russische Kerk behooren.
De hoofdbronnen van bestaan zijn er land- en
tuinbouw en veeteelt, terwgi de ny verheid
«r inzonderheid vertegenwoordigd wordt door
looierD, talkkokery en zeepziedery, alsmede
door brandewiJnstokery en door zoutpannen
aan de meren. De handel wordt er door de
rivieren zeer begunstigd, daar z0 de inwoners
in gemeenschap brengen met de Zee van
Azow, met Ni^né-Nowgorod en met de Caspi-
flche Zee. Het gouvernement is in 7 districten
▼erdeeld. — I)e evenzoo genoemde hoofdiiad^
aan de Wolga, heeft laken-, zeep-, gas- en
talk&brieken en bQna 110000 inwoners (1882),
die een levendlgen handel dr0ven in graan en
aont. In October en November wordt er eene
jaarmarkt gebonden, en in baren omtrek wordt
veel ooft verbouwd. Deze stad is in 1599 op
den linker oever der Wolga gesticht, om de
invallen der zwervende horden te keer te
^[aan; doch deze hadden haar 6 jaar later
geheel verwoest, zoodat de inwoners zich naar
den rechter oever begaven. De Kozak Stekka
Badzin verontrustte haar gedurig en veroverde
haar in 1671. In 1700 werd er het aantal
ingezetenen door eene militaire volkplanting
vergroot. PotffaUfno plunderde de stad in 1774,
«n zy werd in 1781 door (%iM(fma/Itoteen
«tadhonderiyken zetel verheven. Na dien tyd
ontwikkelde zy zich met kracht, hoewel iQ
in onze eeuw reeds 5-maal door brand werd
vernield.
Sarauw (Christian Friedrich Konrad), een
verdiensteiyk schryver over krygszaken en
^boren te Sleeswyk den 2den Juli 1824,
«tndeerde te Kiel eerst in de letteren, daarna
in de rechten, zette zyne studiën voort te
Heidelberg, keerde daarop temg naar KieL
irad in 1848 als vrywilliger in dienst by het
Sleeswyk-Holsteinscbe jagerkorps, was weldra
officier, zag zich daarna by bet Deensche leger
geplaatst, werd in 1864 kapitein en nam in
1872 zyn ontslag, waarna by zyn tyd besteedde
aan letterkundigen arbeid. Op last der Deensche
Begeering volluracht by in 1869 eene reis naar
Rusland en by bezocht van 1872 tot 1877
Rusland, Oostenryk en Duitscbland. Hy schreef:
„Ruszlands kommercielle Mission in Mittelasien
(1860)", — „Das ruszische Reich in seiner
flnanziellen und ökonomischen Entwickelung
seit dem Krimkrieg (1873)", — „Die ruszische
Heeresmacht (1875)", — „t)er ruszisch-türki-
sche Krieg 1877—1878 (1878)", — „DieFeld-
züge Karls XII (1880)". Weinige jaren geleden
heeft hy zich te Kiel gevestigd.
Saravia (Adrianus) of de SBiraoia, geboren
in 1530 te Hesdin in het tegenwoordig Fran-
sche departement Pas de Calais, promoveerde
in Engeland tot doctor in de godgeleerdheid,
begaf zich in 1561 naar Nederland, was er
werkzaam by de Waalsche gemeente te Ant-
werpen en zag zich in 1582 benoemd tot
hoogleeraar te Leiden. Vyf jaar daarna ont-
ring hy zyn ontslag als verdacht van mede-
plichtigheid aan eene samenzwering. Nn begaf
hy zich naar Engeland, ging over tot de
Episcopale Kerk en werd kanunnik te Canter-
bury (ïCantelberg), waar hy den 15den Juui
1612 overleed. Zyne talryke geschriften zyn
in 1611 gezameniyk te Londen in het licht
verschenen.
Sarawak of SerawaJcj een landschap op de
noord westkust van het Oost-Indische elÜEmd
Bornéo, heeft eene uitgebreidheid van 65 Q
geogr. myi met omstreeks 200000 inwoners.
Het was voorheen een onaf bankeiyk Maleisch
vorstendom, maar behoort sedert 1841 als
zelfstandige Staat aan den tot ra^a verheven
Engelscbman Sir James Broohe^ die er land-
bouw en handel bevorderde, de zeeroovery
uitroeide, aan bet „koppensnellen" een einde
trachtte te maken en veel deed om de be-
schaving te doen toenemen. De Koningin van
Engeland verhief hem tot baronet en hy begaf zich
in 1863 naar zyn vaderland, de regeering
overlatende aan zyn neef CharletJohnnmBrooke^
die in December 1868 overleed en opgevolgd
werd door een anderen neef, StuaH Johnson
Brooküf die er met den titel Toewan Moeda
(Jonge Heer) thans het bewind in handen
heefL Volgens eene beschikking van Sir Jamts
vervalt dit gebied na het uitsterven van het
geslacht BrooJce aan Koningin Fte/onaofhare
wettige erfgenamen. - De evenzoo genoemde
hoofdstad^ die door de inboorlingen Koetshin
genoemd wordt, ligt aan de Soengei Moratabas,
een tak van de Sarawakrivier en telt 18000
inwoners, £r is een levendige handel in getah-
pert^ja, eetbare vogelnesten enz.
Sarbiewski (Matthias Kasimir), een ver-
diensteiyk Latynsch dichter en de Sarmatisehe
Moraüus genaamd, werd geboren in 1595, werd
leeraar aan de Académie te Wilna, genoot te
Rome de gonst van Paus Urbanms VIII, werd
Hofprediker by Koning WladisUms IV en
overleed te Warschan den 2den April 1640.
zyne „Lyricorum libri HT' zyn in 1625 en
later by herhaling in het licht verschenen.
Vooris werden in 1769 zyne „Opera posthuma"
gedrukt.
Saroasmus is de bittere hoon en degrie-
254
SARCASMUS-SARDUNEN.
▼ende spot, dien iemand met verbeten lippen
uitspreekt. Vooral Demótthenes en Cieero wis-
ten het sarcasmns in hunne redevoeringen op
eene treffende wQze te bezigen.
Saroey (Francisqne), een Fransch schrijver,
geboren te Donrdan den Ssten October 1827,
bezocht de Ecole normale te Parus en werd
leeraar achtervolgens te Chaumont, Lesneven,
Rodez en Qrenoble. Wegens z{jne vryzinnige
denkbeelden op kerkeiyk gebied zag h|| zich
genoodzaakt z0n ontslag te nemen, en onder
de psendoniemen Saiani Vinei en S. de Suttièoes
schreef hy het feuilleton van den „Figaro**.
Later schreef hy hoofdzakelQk voor de „Revue
Européenne" en ook staatkundige artikelen
voor den .Ganlois", alsmede tooneelcritiek
voor de „Opinion nationale". Zgne vinnige
taal haalde hem vele onaangenaamheden en
meer dan éen tweegevecht op den hals, o. a.
met Aurilien SehoU en met Clément Duoernoit.
Van zUne geschriften noemen wQ: „Le nouveau
seigneur du village (1862)", — „Le mot et
la chose (1862)", — „Etienne Moret (1876)", —
en „Le piano de Jeanne (1876)". Voorts schrOft
hg tooneelcritiek in den „Temps", strijdt met
Qver tegen het clericalismus en maakte zich
ook bekend door: „Le siège de Paris (1871)".
Sarcine (Sarcina ventriculi), door Goodsir
ontdekt in de uitwerpselen van zieke magen,
vooral van chóleralijders, scheen aanvankeiyk
by deze laatsten een kenmerkend verschynsel te
wezen, doch het bleek weldra, dat het bU de
meest verschillende maagongesteldheden voor-
komt. De Sarcine behoort tot de Bacteriën,
dus tot de groep der Schixomyceten, Z|| bestaat
uit eene kleine plantencel , evenals de andere
bacteriën, doch onderscheidt zich van deze
doordat hare cellen niet tot draden, maar tot
dobbelsteenvormige massa's met elka&r ver-
bonden zQn, ten gevolge mede vandengelei-
achtigen bouw harer celwanden. Ook buiten
het levend organismus, in voedingsvloeistoffen
voor bacteriën en op resten van organische
stoffen heeft men haar gevonden : overigens
is van de sarcine weinig bekend , en daar
cultuurproeven tot nog toe niet gelukken,
is ook eene ziekteveroorzakende werking
van dat bacterium onzeker.
Saroophaag (vleeschverteerder) is oor-
spronkelijk de naam eener steensoort, die by
de stad Assus in Troas gevonden werd, ge-
makkelijk kon gespleten worden en lichamen,
die in daarvan vervaardigde doodkisten gelegd
werden, in 40 dagen (met uitzondering van
de tanden) deed vergaan. Z0 is eene soort
van aluinlei, waarmede men de wanden der
de oudste welke men kent, zyn meestal vai»
kalksteen, doch ook wel van basalt of marmer
en van binnen met hiëroglyphen en figuren
versierd. Er zyn ook saroophagen van rood
of zwart graniet, waarin koningen en pries-
ters werden bygezet In Attica vindt men
hier en daar in de levende rots uitgehouwene
en met een steenen deksel geslotene sarco-
phagen, alsook met leemen deksels, waarop
men de gedaante ziet van den overledene. Da
Romeinen hadden ook sarcophagen, en deze
werden op de graven geplaatst Ook in de
middeneeuwen waren steenen doodkisten in
gebruik; in ons Vaderland werden er gevon-
den, afkomstig uit dien tyd. Op het Campo
Santo te Pisa vindt men meer dan 70 antieke
sarcophagen.
Sardanapalus, volgens de sage, door
Ctetias overgeleverd, de 80ste en laatste Ko-
ning van Assyrië, is berucht geworden wegens
zyne zwelgery en zyne verwyfdheid. Zonder
zich met regeeringszaken te bemoeien, ver-
keerde hU slechts te midden zyner vrouwen,
kleedde zich als dezen en vermaakte zich met
het spinnen van wol. Toen Arhaeet^ stadhou-
der van Medië, in 883 vóór Ghr. zyne hoofd-
stad Ninivé aantastte, plaatste hy zich met
zyne vrouwen en schatten op een brandstapel^
die 15 dagen bleef branden. Volgens de ge-
schiedenis evenwel heette de laatste Koning van
Assyrië Assnr idil tZi, en deze verbrandde zich
eerst in 606 by de verovering van Ninivé.
Sardes, de vermaarde hoofdstad van het
oude Lydië en de residentie van Oroetue^
alsmede van de Perzische en Seleucidische
landvoogden, lag, door eene citadel beveiligd,
in eene vruchtbare vlakte aan den noordeiyken
voet van den Tmolus (2000 Ned, el hoog) en
op de beide oevers van- de gouiafvoerende
Pactolus. Zy werd in 500 vóór Chr. door de
loniërs gesticht, in 205 door Antioekut dê
Oroote verwoest, herstelde zich, maar zag
zich ten tyde van Tibérius door eene aard-
beving geteisterd en werd eindeiyk in de 14de
eeuw door Timoer vernield. Xerxee hield vóór
zyn Griekschen veldtocht en de Jongere CJ^t
vóór dien tegen zyn broeder te &rdes zyn
verbiyf. Men vindt van deze stad eenige over-
biyftolen naby het tegenwoordige dorp Qofrt,
Sardjjnen of sardellen (Clupea sardina
Ckv,) zyn visschen uit het geslacht der Ha-
ringen, die zich van C, pilehardus en Alauta
püehardus (zie bygaande figuur) niet onder-
scheiden, zy zyn ongeveer 10,5 Ned. duim
lang, hemelsblauw, van onder zilverkleurig
en bevinden zich vooral in de Middellandsche
Alausa pilchardus.
doodkist gewooniyk bekleedde. Dientengevolge
werden alle steenen doodkisten met den naam
van sarcophaag bestempeld. De Egyptische,
Zee aan de kust van Frankryk tot Aftika
toe. Sardynen en an^ovis worden vaak tege-
lykertyd gevangen en onderscheiden zich in
SARDUNEN— SARDINIË.
266
bet gebniik alleen door de yenchilleiide w||- j
zen van inleggen. ]>e sardynen der Middel-
landache Zee zyn doorgaans niets anders dan
an^ovis. Sard^nen worden yooral gevangen
aan de knst van Bretagne, licht geaonten, in
kokende olie gedompeld en in blikken bussen
verzonden. Ook op onze knsten worden erin
menigte gevangen en nit Amsterdam in den
handel gebracht.
SarcUnië (Sardegna), een tot het koning-
ryk Italië behoorend eiland in de Middelland-
sche Zee, op 3a°64' tot 41°18' N. B., en 7°6'
tot 9^60' O. L. van Oreenwich, ten zuiden van
Corsica en door de Straat van Boni&cins (11
Ned. mgi breed) van dat eiland gescheiden,
is 186 Ned. myi van Elaap Argentaro, het
naaste Italiaansche vasteland, verwijderd.
Wegens zt|ne gedaante werd het door de
Ouden b|) eene zool vergeleken; het vormt
nameltik een rechthoek ter lengte van 367 en
ter breedte van 101 tot 144 Ned. myi. Het
heeft baaien aan de noord- en zuidkust en is
omgeven door 44 grootere en kleinere kust-
eilanden. Zyne oppervlakte bedraagt 442,08 Q
geogr. myi. Aan de zuidkust vindt men de
Voorgebergten Carbonara, Spartivento en Ten-
lada, alsmede de Qolven van Gagliari en
Palmas , — aan de noordkust de Kapen Fal-
cona en Testa, het eiland Asinara en deQolf
van dezen naam. De oostkust is steil, ge-
scheurd en donder goede havens, en men
vindt er de eilanden Maddalena, Gaprea (het
verbiyf van Chinbaldi)^ Mortorio, Tavolara
enz. De westkust heeft zachter helling, en
men vindt er de Baai van Oristano, Kaap
Cacda en de eilanden Antioco en SanPiétro.
Het binnenland is er bergachtig, doch de
hooge granietgevaarten beslaan slechts de oos-
10ke helft van het eiland. Ongeveer halfweg
tu9schen het noordeiyk en zuideiyk uiteinde
verheft zich de Monte Qennargentu (Janna
argenti, 1917 Ned. el hoog) en in het noor-
delQk gedeelte de Monte Limbara (1819 Ned.
el hoog). Hier ontwaart men eene verbrok-
kelde, tertiaire kalksteenvorming, welke ge-
heel en al overeenkomt met die van Corsica.
In het midden van het eiland heeft men eene
tertiaire formatie ter hoogte van 380 Ned. el
boven de zee, en daarop verryst de Monte
Ferm (1060 Aed. el hoog), een uitgedoofde
vulkaan, in wiens krater het dorp Lussargiu
gelegen is. Verder naar het noorden, bf| de
bronnen van de Temo, van de Bio di Porto
Torres en van de Oziéri, heeft men onder-
Bcheidene vulkanische trachietkegels. Het zuid-
westelijk gebergte, zich in denLinastot 1242
Ned. el verheffend, is door eene laagvlakte
van de overige bergstreek gescheiden, name-
lijk door het wegens zQne vruchtbaarheid
vermaarde Campidano, dat zich van Cagliari
tot Oristano uitstrekt. Eene andere kleine
laagvlakte dient in het noord westelQk gedeelte
tot aüBcheiding van het gebergte La Nurra.
Hier stort de Bio di Porto Torres zich uit,
éene van de weinige rivieren van Sardinië,
wier bedding des zomers niet waterloos wordt
De voornaamste rivieren en beken zQn en
de Fiumendosa, de Coghinas, de Tirso, de
Temo en de Samaasi. Het geringe verval van
den benedenloop doet hier en daar moerassen
ontstaan en maakt de kustgewesten ongezond.
Men vindt er aan de kust en in het binnen-
land zoute meren en 60 minerale bronnen,
vraaronder de druk bezochte van Benetntti.
Te Cagliari bedraagt de ho<^^ warmtegraad
87,76''C., en de laagste 2° C. De plantengroei
is er ryk en welig en kan verdeeld worden
in 8 gewesten, nameiyk: een noordeiyk ge-
west, dat met de natuur van Corsica over-
eenkomt, een middengewest, dat geiykvormig
is aan den plantengroei in het zuiden van
Frankryk, en een zuideiyk gewest, dat op dien
van Noord- Afirika geiykt. De grond is er in het
algemeen zeer vruchtbaar, maar het leenstelsel
en de ellendige landbonwwetton, eerst vóór
korten tyd gewyzigd, hebben er de ontwik-
keling van den landbouw belet Ongeveer
38% van den grond, die weleer de graan-
sehuur van Italië was, is met bosoh bedekt,
en de uitgestrekte vlakten in het zuiden
geiyken op woeste steppen, door verwilderde
kudden bewoond. Niettemin groeien er alle
soorten van graan en peulvruchten, — voorts
ziet men er limoen-, oiyven-, vygen- en
granaatboomen. Ja, zel& den mastix- en lau-
rierboom, den dwergpalm en andere gewassen
van het zuiden. De wynbouw is er aanzieniyk
en levert Jaariyks Vt millioen Ned. vaten,
terwyi de wynsoorten er op de Spaansche
geiyken en in deugd wedyveren met die van
Cyprus. De beste soorten zyn de Nasca, de
Malvoisie van Bosa, de Muragus, de Monaoa
en de Giros. Ook teelt men er suikerriet,
indigo, katoen en tabak. De veeteelt is er
van groot belang; men vindt er omstreeks 1
muloen grofwoUige schapen, wier melk eene
goede soort van kaas oplevert, — voorts
geiten, runderen, ezels en paarden. De her-
ders vormen er eene soort van nomaden, doch
zyn geene eigenaars der onder hun toezicht ge-
stelde kudden. In de wouden heeft men er
herten, wilde zwynen en moeflons, — de
zuidkust krioelt van flamingo's en de byen
leveren er geurigen- honig, terwyi de schor-
pioenen en de tarantula's er lastig zyn. De
rivieren en de zee leveren er een overvloed
van visch, en ook de kpraalvisschery bezorgt
er aan menigeen het bestaan. In den bodem
heeft men er eene verbazende hoeveelheid
looderts, — en men vindt er ook zilver- en
yzererts, antimonium, mangaan, bruinkolen
en veel zout Merkwaardig zyn er voorts de
gedenkteekenen van vroegeren tyd, vooral de
„nurhags", eigenaardige bonwgewrochten uit
den vóór Romeinschen tyd, bestaande uit
eenige boven elkander gebouwde vertrekken
ter breedte van 1,6 en ter hoogte van 2 Ned.
el, met in den muur aangebrachte nissen; men
telt er in het geheel meer dan 8000. Ook vindt
men er veel bronzen afgodsbeelden. In 1884
bedroeg het aantal inwoners van het eiland
70619^ zoodat de bevolkingsdichtheid er zeer
gering is. De Sarden zyn een mengsel van
verschillende volken, doch meerendeels Ita-
lianen. Hunne taal bevat Qrieksche, Spaansche
en Fransche woorden, doch bezit meer wel-
luidendheid dan de tongvallen van noordeiyk
Italië. De inboorling is in vele opzichten een
natuurmensch, middelmatig van grootte, re*
gelmatig van bouw, maar sterk van lichaam
en zeer vlug. Hy heeft eene ongemeene vat-
baarheid voor beschaving en groeten aanleg
voor de dichtkunst Hy is moedig, hartstoch-
teiyk in zyne liefde en onverzoeniyk in zyn
266
SABDINIË.
haat, loodat de bloedwraak er niet tot de
■eldiaambedeii behoort. De gastvrgheld is hem
heiUg. Zgne kleediog^ bestaat nit een lederen
rok londw moawen (coUeta), door een gordel
om het middel samengebonden; daarenboven
nit een p^s van 4 geiten- of schapenyellen,
detgeiyks zonder moawen, terwQl eene soort
van groven wollen doek over den schender
geworpen en op de borst vastgemaakt is.
Over eene lange linnen broek draagt hfl een
vronwenrok van £^f, zwart laken, en aan de
voeten schoenen met slobkonsen. Op de Phry-
gische mnta van roode wol zet hQ een lagen
hoed van wasdoek met een broeden rand. De
landbonwers, niet de herders, scheren den
baard en vlechten het haar. De vrouwen
kleeden zich met een laag uitgesneden IQfJe,
-een rok met vele plooien en bonte strepen
•en steken het gevlochten haar in een Spaansch
net. Hier en daar hollen zt| zich in schar-
laken en dragen een witten sluier. De huizen
hebben er geene deuren of vensters en wor-
den van binnen gewoonlijk zeer zindeigk ge-
bonden. Het belangrgkste meubelstuk is er
4e handmolen, die door een ezel in beweging
wordt g^braoht. De volksontwikkeling is er
zeer achterigk, daar ongeveer 90% der in-
woners onbedreven zt|n in het lezen en schrQ-
ven. Schoon er universiteiten zQn te Cagliari
•en Sassari, heeft de wetenschap er niet
veel te beteekenen. Te voren waren de lan-
der)|en er meerendeels leengoederen, doch de
6taat heeft ze van de baronnen aangekocht
en aan de bewerkers in eigendom gegeven
tegen opbrengst van eene Jaariyksche rente.
Ook de ngverheid bevindt er zich op eene
zeer lage trap, daar de inwoners weinig
^heeften hebben; om die reden is ook de
handel van dit eiland, in weerwil van 15
nitmnntende zeehavens , van weinig belang.
Zoowel de invoer als de uitvoer van de provincie
Cagliari bedraagt omstreeks 8 miUioen lire in
het Jaar. De voornaamste uitvoerartikelen
zUn er loodglit, lood, Qzererts, zeezout,
kaas, wQn, huiden, vee, thonynen, tarwe en
oliezaad, terwgi er koffie, geraffineerde sui-
ker, petroleum, zeep, katoenen en wollen
stoffen, timmerhout, yzeren voorwerpen, steen-
kolen enz. worden ingevoerd. In 1875 was in
•de gezameniyke havens van het eiland het
^etal der binnengekomene en uitgezeilde sche-
pen 5100. Van 1871 tot 1874 is er een spoor-
weg aangelegd van Cagliari naar Oristano
(94 Ned. mUl)metzOtakkenvanDecimomannu
naar Iglesias (87 Ned. myi) en van Porto
Torres over Sassari naar Oziéri (67 Ned. mQl).
Het eiland is verdeeld in 8 provinciSn, name-
lyk Sassari in het noorden (195 Q geogr. mQl
met 260 478 inwoners) en Cagliari in het zuiden
<W n googr. myi met 419972 inwoners).
Er zQn 8 aartsbisdommen en 8 bisdommen,
en de hoofdstad is Cagliari.
De oudste bewoners van Sardinië waren
Phoeniciërs, onder wier hoede er zich ook
Grieken vestigden. Deze en ook andere kolo-
nisten werden omstreeks het jaar 500 vóór
<3hr. door de Carthagers, op wie de heer-
(Khappti over Sardinië was overgegaan, met
hardheid behandeld. e| hadden den gemeen-
«chappeiyken naam van Sarden, maar waren
in verschillende stammen verdeeldenstonden
"Mogeschreven als boosaardig, trouweloos en
Ini. De voornaamste kolonie der Carthagers
was Sulci, aan het zuideiyk uiteinde van het
eiland. Door de oproerige Carthaagsche huor-
benden te hulp geroepen, stapten er in 240
de Romeinen aan land en veroverden Olbia.
C. StUpieiut bracht later aan eene by Sardinië
toevende Carthaagsche vloot eene nederlaag
toe en maakte zich meester van het grootste
gedeelte van het eiland (238), dat van dlea
tyd af met Corsica een Bomeinsch wingewest
vormde. Doch eerst in 120 slaagden de Romei-
nen er in, het eiland geheel te onderwerpen.
In 40 werd het door MeMot^ den vrygelaten
slaaf van 8. Pompêjuê^ in bezH genomen en
tegen de Driemannen verdedigd, terwyi hH
het later overgaf aan OeimioMiu. TVberim
zond 4000 Israëlieten derwaarts en ten ttfde
van N«ro werden de verbannenen er heen-
gebracht In de 5de eeuw onzer Jaartelling
maakten de Wandalen zich meester van dit
eiland en plaatsten er eenige duizenden Nu-
midiërs. De Romeinsche veldheer MareèlUmuê
maakte een einde aan de heerschappy der
Wandalen, en na den val van het Ryk van
dezen in AMka kwam Sardinië onder het ge-
zag der Byzantynsche Keizers en behoorde
tot de praefeetuur AfHka. In 740 werd het
door de Saraceenen bezet, die het echter eer-
lang moesten ontruimen, en even dapper ver-
ydelden in 9de eeuw de Sarden de verove-
ringsplannen der Moeren uit Spa^|e. Om eene
voldoende bescherming te eriangen, droegen
de Sarden de opperheerschappy over het eiland
in 820 op aan Lodew^h de Vrome^ en desa
deed door GtSAf Bemifaems van LueoadeAMr
kaansche kust verwoesten, waardoor hy aan
Sardinië eenige jaren van rust bezorgde. Toeh
werd in de tweede helft der 9de eeuw geheel
Sardinië door de Saraceenen overweldigd. Na-
dat in 1004 Paus Johamie» XVIII de Cliris-
teiyke Mogendheden ter verovering van Sar-
dinië opgeroepen en het bezit van het eiland
aan dengene toegezegd had, die de Saracee-
nen zou verdry ven, waagde zich in 1005 Plsa,
werwaarts vele Sarden de wyk hadden geno-
men, aan die taak en volbracht haar in 1007. ^
Doch reeds in 1015 keerden de Saraceenen
terug en brachten aan de mannen van Ptsa
eene nederlaag toe, maar deze verbonden zich
met de Genueezen en hadden in 1022 het
eiland weder in bezit Zy plaatsten er rechters,
wier waardigheid eerlang erfeiyk werd. Eene
nieuwe verovering van het eiland door de
Saraceenen in 1050 duurde slechts korten tyd.
Weldra echter maakten de dwingelandy van
genoemde rechters en de yverzucht der burgers
van Pisa en van (ïenna, die beiden de opper-
heerschappy over het eiland begeerden, dit
laatste tot het tooneel van een bloedigen
stryd. In 1104 verhief Keizer Fredenk I Sar-
dinië tot een koningryk en kroonde er een
aanzieniyk ingezeten, Bor%mm^ een gunsteling
der Oenueezen, tot koning : deze behield ech-
ter niet lang zyne waardigheid. In 1188 werd
wel is waar door Paus CUmeiu III de vrede
tusschen de twistende partyen tot stand ge-
bracht, doch nu veroverde met hulp der krygs-
knechten van Pisa de Markgraaf WüUm van
Massa de provinde Cagliari en Arborea en
kreeg, in weerwil eener in 1194 door de Oe-
nueezen hem toegebrachte nederlaag, allengs h^
geheele eiland in zyne macht. Daarop deed
SARDINIË.
267
Paos Innoceniitu III zt|ae rechten op Sardinifi
ipelden, nuiar kende b0 schikking aan den
Markgraaf het bezit toe van Cagliari en Ar-
borea* In 1207 verhief zich Lamberto ait Pisa
tot heer der provincie Gallnra en wist zich,
trots het verzet van den Pans, tot 1212 in
het bezit daarvan te handliaven. Na den dood
van den Markgraaf verviel Cagliari aan diens
dochter Bensdieta,- daar zt| zich echter voegde
naar het welbehagen van den Pans, wekte
z{| den wrevel der borgers van Pisa, die in
1218 onder Ubaldo VucowH de provincie Ca-
gliari in bezit namen. Nadat Senedieta in
1224 zonder erfgenamen overleden was, be-
yverde l/baldó zich, zt|n gebied gestadig nit
te breiden, en overleed in 1238. Zyne weduwe
Addatia trad in het hnweiyk met den onwet-
tigen zoon van Keizer Frederik IJ, met JSiteto,
door zSn vader tot koning van Sardinië ver-
heven. Toen deze in 1349 door de Bologneezen
was gevangen genomen, maakten de burgers
▼an fissL zich wederom meester van het eiland
«n benoemden er rechters. Daardoor ontston-
den groote twisten, dewül * de hebzachtigste
rechters zich onafhankelQk wilden maken van
Pisa en tevens de Graven van DonoraiicOf als
wettige opvolgers van Koning Simo^ hunne
rechten erkend wilden zien. De strQd tusschen
Fisa en Genua eindigde in 1399 met den af-
stand van Sassari aan laatstgenoemde. In-
middels had Pans Sonifaeius VIII in 1286
Koning Jaodbus II van Aragon, die Sicilië
daarvoor aan Koning Ka/rd van Napels moest
toekennen, met Corsica en Sardinië beleend.
Na herhaalde nederlagen huldigden eindelijk
de burgers van Pisa den Koning van Aragon
als heer van Sardinië, terwyi zQ tegen eene
jaarlQksche schatting het gezag over Cagliari
en Castro behielden. Van toen af behoorde
Sardinië geruimen tyd tot Aragon. Samen-
zweringen, door de Genneezen beraamd, brach-
ten echter in de 14de en 15de eeuw het eiland
meermalen in rep en roer, en dikwijls brandde
er de fakkel van den burgeroorlog. De vrede
van Utrecht maakte Sardinië van Spai^e los
en bracht het onder de souvereiniteit van Oos-
tenrijk. Hoewel Spai^e het in 1717 weder in
kezit nam, moest het dit eiland op uitdruk-
kelijk verlangen van Engeland, Frankrijk en
Oostenrijk eerlang nogmaals ontruimen. Sedert
1720, toen Oostenrijk Sardinië tegen Sicilië
in ruil gaf aan Savoye, vormde het met dit
laatste en met Pièmont het koningr^k Sar-
dinië, maar vervulde daarbij eene onderge-
Bchikte rol. Eerst in den Jongsten tyd werden
handen aan het werk geslagen tot bevordering
van de zedelijke en stoffel0ke ontwikkeling
der inwoners van het eiland. In Maart 1799
vluchtte de Koning van Sardinië derwaarts,
om eerst na den val van het Fransche Kei-
serrijk in zijne Staten terug te keeren.
Sardinië (Het koningirijk), tot 1860 de
naam van een Koningryk in Italië, dat het
eiland Sardinië, het hertogdom Savoye, het
vorstendom Piémont, de hertogdommen Aosta
en Montferrat, het graafischap Nizza en het
hertogdom Genua omvatte, en alzoo door
Franlcrijk, Zwitserland, het Lombardisch-Ve-
natiaansch Koningrijk, Parma, Módena, Tos-
cane en de Middellandsohe Eee omgeven was,
telde op 1874,81 Q g^S^r* mO^ nüm 6 mil-
lioen inwoners. Tot dat koBing^ behoorden,
xm.
behalve het eiland Sardinië, de tegenwoordige
Italiaansche provinciën Alessandria, Cuneo,
Genua. Novara, Turijn en het grootste ge-
deelte van Pavia, alsmede het aan Franki^k
afgestane Savoye en Nizza. De hoofdsiaid was
Turün.
. Nadat Hertog Vietor Amadeut Uvan Savoye
den koningstitel aanvaard en Sardinië tegen
Sicilië ingeruild had, vormden bovenvermelde
landen het koningrijk Sardinië. In 1730 stond
hij de Kroon af aan z^n zoon KardJBmamuëll^
en toen h|}, nog geen jaar daarna, zich we-
der van het gezag wilde meester maken,
werd hy in hechtenis genomen en overleed
in 1732 in den kerker. In 1733 belastte zich
Earel Smanuël met het opperl>evel over de
vereenigde Fransche en Sardinische troepen,
versloeg de Oostenrijkers in den Poolschen
Successie-oorlog den 29sten September 1734
by Parma en den 19den September by Guas-
talla en veroverde Milaan. By den Vrede van
Weenen (1736) verkreeg hy Novara en Tor-
tona. In den Oostenrykschen Successie-oorlog
verbond hy zich met Franlcryk in de hoop,
dat Milaan hem ten deel zou vallen, doch
daar Frankryk het in handen wilde spelen
van de Spai^aarden, onderteekende hy in
1743 het verdrag van Turyn en Bormio en
stelde voor* Engelsch geld een leger van
45000 man ter beschikking van Oosteniijk,
waarvoor hy het graafschap Anghera met
Vigevanasco, de heeriykheden Bobbio en
Piacenza en een gedeelte van het vorstendom
Pavia verkreeg. Een Spaansch leger onder
den Infant Don Fhilippus^ hetwelk zich reeds
van Chambéry had meester gemaakt, bracht den
Koning den 5den Maart 1744 by Campo Santo
eene beslissende nederlaag toe. Twee nieuwe
vyandeiyke legers, welke hem uit zyne ver-
schansingen by Villaftanca verdreven, maakten
hem weerloos; Piacenza, Alessandria, Valenza
en Tortona vielen in 1745 in *svyand8 handen,
en hy zelf leed den 27sten September by Bassi-
guano de nederlaag. Daarentc^n veroverde hy
den 8sten Maart 1746 Asti en eenige andere ste-
den en behaalde den 16den Juni de overwinning
by Sant-Antonio. De vyanden werden nu uit
Savoye verdreven, en de Koning deed zelfb
een inval in Dauphiné en Provence. By den
Vrede van Aken werd hem dan ook alles
toegestaan, wat Oostenryk beloofd had. Voorts
bevorderde hy de welvaart van zyn land
door den aanleg van Icanalen, door het sluiten
van een handelsverdrag met Milaan en door
de invoering van het „Corpus Carolinum**, een
herzien wetboek. Hy legde belasting op de
geesteiyke goederen, benoemde zelf vele amb-
tenaren en verwierp de geldigheid van Pan-
seiyke bullen, die niet door hem bekrachtigd
waren. Hy werd in 1773 opgevolgd door zyn
zoon Vtctor Amadéus III^ die roekeloos af-
brak wat zyn vader had opgebouwd. Als
schoonvader van den broeder van Lodemjk
XVI, koning van Frankryk, sloot hy in 1792
een verbond met Oostenryk, zoodat de Fran-
schen in zyne Staten binnenrukten. Zonder
eenigen tegenstand werden Savoye en Nizza
bezet en ingeiyfd in de Fransche Republiek.
Om deze landen terug te erlangen, toekende
Vietor Amadéus tot het verkrygen van geldeiy-
ken onderstand eene overeenkomst met Enge-
luid, en toen hy 50000 man onder zyne beve-
17
S68
SARDINIË.
len had, bnoht htf de Franschen unhetwg-
ken. Deien echter drongen reeds in 1794 weder
door de bergpusen, en schoon zt| met holp van
Ooetenryk nogmaals teroggeworpen werden,
trokken Sekérêr en Kdlermamm weder met 2
kolonnes voorwaarts, sloegen den 22sten en
268ten November de legers der Oostenrykers
en SardlniSrs en betrokken de winterkwartieren.
Nadat voorts in 1706 Bonaparte het opper-
bevel over het Fransehe legdr aanvaard en bQ
Montenotte, Dego en Millesimo de verbondene
legers schier vernietigd had, sloot Vietor
AmadSus den 15den Mei een wapenstilstand en
8 dagen later den Vrede van Tmryn, waarbQ
Savoye en Nina aan FrankrQk werden afge-
staan. Hy overleed in 1796, en werd vervan-
gen door zt|n zoon Eard JSwumuël II, een
dweepiiek en bekrompen vorst De Lignrische
Bepnbliek verklaarde hem in 1798 den oorlog,
maar Frankryk beloofde hem bOstand en be-
zette de citadel van TorOn. Het Directoire te
ParQs maakte echter gebruik van de ontevre-
denheid des volks, door zware belastingenen
door de voorrechten van den adel gewekt, en
noodzaakte den Koning, onder voorwendsel
dat ht) vQandige plannen smeedde tegen de
Bepnbliek, afttand te doen van al zyne ge-
westen op het vasteland. Kttrd JBmamtil be-
gaf zich na over Liivomo naar Sardinië, en op
den vasten wal werd het geheele bestnnr op
de Fransehe leest geschoeid. In het door bur-
gertwist geteisterde land week het vertrouwen,
kwUnde de nUverheid, en de hongersnood werd
er nog verergerd door een Oostenryksch-Bus-
sisch leger, dat in 1798 de Franschen ver-
dreef. De volkswoede barstte nu los tegen de
voorstanders der nieuwe orde van zaken en
het Voorloopig Bewind te TurOn bezweek. In
1800 echter herstelde de slag van Marengo de
heerschapptl der Franschen in ItaliS en het
Fransehe bestuur te Turyn. Karel Smamuël II
stond den 4den Juni 1802 de Kroon af aan zyn
broeder Vietor JSnKMi»AJ en overleed als Jezule-
tisch geestelQke te Bome in 1819. Den 1 Iden Sep-
tember 1802 werdPiémont met FrankrQk veree-
nigd en in 6 departementen verdeeld, en
eerst na den val van NapoUo» {ISlé) vervie-
len de landen van Sardinië weder aan het
voormalig Vorstenhuis, vermeerderd met het
hertogdom Qenua en met de souvereiniteit over
Monaco. Tevens werd op het Congres te
Weenen de erfopvolging zoodanig geregeld,
dat na het uitsterven van de regeerende man-
nelQke IQn de Kroon zou ten deel vallen aan
de Itfn Savojfê-Carigfnam. Den 20sten Mei 1814
hield Vietor Smamel zt|n intocht te TuriJB.
Hy bekreunde zich weinig om de regeering,
maar des te meer yverden syn biechtvader
(de abt Boita) en de Koningin, om den voor-
maligen toestand te herstellen. De Jezuïeten
werden teruggeroepen, de inquisitie hersteld
en nieuwe kloosters gesticht, terwyi de Wal-
denzen en de overige Protestanten, alsmede de
Israëlieten zich vele beperkende bepalingen
moesten getroosten. Ook voerde men de vroe-
gere rechtspleging weder in , terwyi het volk
door hooge belastingen werd uitgezogen. Vol-
gens eene belofte, aan Oostenryk gedaan,
ontving het volk geene grondwet De Fran-
sehe Bevolutie en de ontwikkeling van het
staatkundig leven onder het republikeinsch
bewind hadden echter eene liberale strooming
doen ontstaan, die zich zelft tot dón adel
uitstrekte. Weidra werd de gisting algemeen,
en eene afdeeling der Carbonari beraamde eene
samenzwering ter afkondiging van de Spaan-
Bche C!onstitutie; aelAi Prins Zard AJhert
tam Sano^Oatnmumy de vermoedeiyke troon-
opvolger, was daarin betrokken. Zoo werd de
omwenteling in Piémont voorbereid. Den 9den
Maart 1821 barstte de opstand uit in Ales-
sandria en daags daarna te Tortona, en by
het gerucht van de nadering der Oostenrykers
liepen de troepen over tot de opstandelingen.
Met moeite bracht de Koning eenige regimenten
byeen en trok met deze van Villa MoncaUéri
naar Turyn, waar echter den Uden Maart de
opstand ^n vaandel had opgestoken. Nu deed
hy den ISden Maart a&tand van den troon
ter gunste van zyn broeder Xard IMix en>
begaf zich naar Nizza. De nieuwe Koning
bevond zich echter nog in Mödena, en de
volksmassa bestormde Prins Zard Albert met
het verzoek, zich aan het hoofd van den Staat
te plaatsen. Deze verklaarde zich hiertoe be-
reid en voldeed aan den algemeenen wensch
door met de driekleur in de hand de Spaan-
sche Constitutie af te kondigen. Eene Junta ,
handelend in naam van het koningryk Italië,
en een nieuw ministerie werd l>enoemd en tot
het oprichten van eene nationale garde be-
sloten en Zard Alhert zwoer den |eed van
trouw aan de grondwet en aan den Koning
Karél Fêliw. Deze laatste echter haastte zich een
manifest uit te vaardigen, waarin hy elke con-
stitutie verwierp en verklaarde, dat hy, ingeval
van nood, de tusschenkomst van Oostenryk
en Busland zou inroepen. Nu achtte JTcret
Attert de liberale zaak verloren en verliet
Turyn, terwyi eene algemeene moedeloosheid
zich meester maakte van de bevolking. Den
7den April trokken 20000 Oostenrykers onder
Bvbna over de Ticino. Eene kleine bende van
voorstanders der Constitutie werd by Novara
geslagen. Den lOden April bezette deUa Torre^
met Koninkiyke troepen de hoofdstad, en
Bnhna bereikte den Uden April Alessandria,.
dat zich desgeiyks onderwierp. Onder de hoede
der Oosteniyksohe bi^onnett^n, die tot 182&
in het land bleven, nam nu de reactie haren
loop. Allen, die in de omwenteling betrokken
waren, werden als hoogverraders vervolgd,,
de Jezuïeten begunstigd en de bevordering,
der ambtenaren af hankeiyk gemaakt van de
waarneming hunner kerkeiyke plichten. De
Protestanten zagen zich in 1827 gedwongen,
hunne eigendommen te vervreemden en het
land te verlaten, en de hoogescholen werden
met argusoogen bewaakt. Een Koninkiyk be-
sluit van 1826 behelsde o. a., dat het loeren
lezen en schryven slechts veroorloofd was aan
hen, die een vermogen bezaten van 1500 lire.
Kard Füix overleed, als de laatste der regee-
rende lyn, den 27steu April 1831.
Volgens de bep»uus«n van het Congres te
Weenen werd hy opgevolgd door Karü Al-
hert, prins van SavoyeCarignan. Nadat deze
getuigenis had gegeven van zyne bekeering
van de vroeger l>eledene staatkundige gevoe-
lens door in 1828 deel te nemen aan den
veldtocht van den Hertog wm ^iiyofi^dMe tegen
Spanje, was hy als stadhouder naar het eiland
Sardinië gezonden, en thans, by het aanvaar-
den der regeering, huldigde hy het absolutis»
SARDINIË.
tisoh stelsel van zQn yoorganser. De onder-
drukte volksgeest poogde zich lacht te ver-
schaffen in samenzweringen, die telkens door
zwaarder onderdmkkingen werden achtervolgd.
In 1840 werd een concordaat gesloten met
den Pans, dat de heerschappQ der geestelOk-
heid voor goed bekrachtigde. Maar de klim-
mende moeieltlkheden van Oostenryk in ItaliS,
de toenemende wrevel der Lombardgers, de her^
vormingen, door Rome en Toscane toegestaan,
waarbtt Engeland eene aanmoedigende rol ver-
vulde, — dit alles deed bQ den voormaligen car-
bonaro plotseiyk weder het denkbeeld ontwaken
van een Italiaansch KoningrQk. Als de Koning
zich niet verlagen wilde tot een gehoorzamen
vazal van Oostenryk, moest hy zich aansluiten
aan de nationale strooming, en eene nationaid-
Italiaansche staatkunde was onmogeiyk zonder
een liberaal bestnur in het binneiUand, zonder
constitntioneele instellingen. Daardoor namen
in 1847 de zaken in Sardinië een geheel an-
deren keer. De vQandige bewegingen tegen
OostenrSk vermeerderden, vooral te Genua,
en werden door den Koning bevorderd, die
in October persoonlek deelnam aan eengroot
volksfeest in laatstgenoemde stad. Den Uden
October van dat Jaar benoemde htf plotseiyk
een ministerie naar den wensch des volks, en
nu volgden de concessiën elkander op, byv.
openbaarheid en mondeigke behandeling in
stnUzaken, eene gemeentewet, de stichting
van een Hof van Cassatie en eene wet op de
drukpers. £r werden voorbereidselen gemaakt
tot het sluiten van een tolverbond tnsschen
Sardinië, Rome, Toscane en Lucca, en ein-
deigk werd den Men Maart 1848 de nieuwe
grondwet afgekondigd, waarna geheel Italië
met grenzenlooze geestdrift het „Zwaard van
ItaUë (la Spada dltalia)'' to^uichte. Nu
plaatste zich Kwtd AJbert openigk aan het
hoofd der nationale beweging, benoemde den
dsten Maart den uitstekenden patriot ^a2&o tot
zfln eerste minister, vaardigde den 24sten
Maart eene proclamatie uit, waarin hy aan
ztine broeders in Lombardye, die den 18den
Maart te Milaan waren opgestaan, hulp be-
loofde en rukte daarna met 60 000 man zonder
oorlogsverklaring in Lombardge. Den 268ten
Maart hielden de Sardinische troepen hun
intocht in laatstgenoemde stad. Badkiky had
intusschen de linie van de Mincio bezet Den
8Bten April tastte Kaïrel Albert met 8000 man
de Oostenrykers bg Goito aan en bracht hen
aan het wgken. Den volgenden dag maakte
hy zich meester van den overgang over de
Mincio bg Mozambano, en SadeidM moest
terogtrekken naar Yerona. Karel A&eri om-
singelde nu Peschiéra en deed den 6den Mei
een aanval op de hoogten van Santa Lucia
en Croce Blanca bg Yerona, welke echter
afgeslagen werd. Nu bepaalde hg zich bg de
belegering van Peschiéra. Inmiddels trok
Badetxkjf, om deze stad te ontzetten, den
27sten Mei van Yerona naar Bfantua , veroverde
de schansen van Curtatone, verstrooide de
aldaar aanwezige Tosoaansehe en Napolitaan-
sche korpsen, rukte den SOsten Mei verder
naar Goito en viel den Koning in de rechter
flank. Doch ^n aanval mislukte, en Peschiéra
moest zich overgeven. Nu trok BadHzkjf terug
naar Mantua, doch de Koning durfde hem
niet achtervolgen en had het in 4 weken nog
XIU.
niet zoover gebracht, dat de gemeenschap van
den vgand met Tyrol verbroken was.Terwgi
te Ti^n den 8sten Mei het Sardinisch Par-
lement geopend werd, — terwgi voorts de Lom-
bardgers den 29sten Mei en de Yenetianen den
dden Juli het besluit namen zich bg Sardinië
te voegen, bleef het leger in zgne uitgebreide
stellingen aan het Meer van Garda en aan de
Po werkeloos. Den 288ten Juli werden de
Sardiniërs door RadêUky aangetast en na twee
dagen strgdens den 26sten Juli na een dap-
deren tegenweer in den beslissenden slag bg
Cnstozza vernietigd. Het leger was zoo uit-
geput, dat er van stand houden geene sprake
kon zgn. Den 3den Augustus kwam de Koning
te Milaan, gevolgd door het overwonnen leger.
Om door eene nuttelooze volharding het koning-
rgk Sardinië niet in een hacheigken toestand te
brengen, besloot de Koning, op raad van zgne
generaals, met de Oostenrgkers te onderhande-
len over een wapenstilstand en over den vrede.
Bg het bericht hiervan barstte den 5den Augustus
te Milaan een opstand uit, en het volk bedreigde
zeUb den Koning, totdat de Piémonteesche
troepen hem aan het gevaar ontrukten. Daarop
werd de overeenkomst betreffende de overgave
wn Milaan geteekend, en Kard Albert ver-
liet de stad, waar RadêUky den volgenden
dag binnentrok. Den 9den Augustus werd tns-
schen Oostenrgk en Sardinië een wapenstil-
stand gesloten en het Lombardisch-Yenetiaan-
sche Koningrgk, Parma en Módena door de
Sardinische troc^n ontruimd. Deze noodlot-
tige afloop van den met geestdrift ondernomen
oorlog had ook op de binnenlandsche aange-
legenheden van Sardinië een treurigen invloed.
BaXbo had reeds den 26sten Juli zgne porte-
feuille nedergelegd, en het fiisieministerie
Catati nam den 7den Augustus zgn ontslag.
De radicalen en republikeinen, die Rard
AUbert als een verrader ver wenschten, hielden
zich niet stiL Te Genua ontstond den 8sten
Augustus eene republikeinsche volksbeweging.
De Koning en de Regeering begverden zich
inmiddels, het leger te reorganiseeren en te
versterken en het Koninkigk gezag te hand-
haven. Het onstuimig verlangen van de Kamer
van Afgevaardigden en van het volk naar de
voortzetting van den vrgheidsoorlog, dat zich
vooral den 12den en 13den October op volks-
vergaderingen te Turgn openbaarde, bewoog
eindeigk den Koning, eén nieuw ministerie
uit de radicale partg te benoemen. Het kwam
onder voorzitterschap van QioberH tot stand
en erkende in zgn programma wel is waar
de noodzakeigkheid der monarchie, maar
tevens die der nationale eenheid en onafhan-
keigkheid, alsmede de ontvrikkeling der con-
stitntioneele instellingen in een democratischen
geest. Den SOsten December werd de Kamer
ontbonden, en de nieuwe verkiezingen (16 Janu-
ari 1819) gaven getuigenis van oorlogzuchtige
gezindheden. Ook het ministerie verlangde
oorlog tegen Oostenrgk, maar wilde, gesteund
door de overige Yorsten van Italië, tevens de
radicalen in bedwang houden. Het deed
alzoo voorstellen tot het sluiten van een ver-
bond aan den Paus en aan den Koning van
Napels en verklaarde zich zelfii bereid zgne
tusschenkomst te verleenen ter gunste van
den Groothertog van Toscane, waar de radi-
I calen de republiek hadden afgekondigd. Doch
17*
260
SIBDIKIË.
de Vorsten wesen het bondgenootschap van
de band, en toen die stap van het ministerie
bekend werd te Tuiijn, moest bet aanstonds
vallen, terwijl er tevens eene beweging werd
voorbereid om ICard AVbert van den troon te
werpen. De Kamer maakte in een adres van 8
Maart 1849 den Koning indachtig aan EQne
daden ten behoeve van de onafliankelt|kheid
van Italië en begeerde, dat hy den omrlog
zou verklaren. Dit geschiedde den 12den Maart.
De Poolsche generaal ChrzamowM werd aan
het hoofd van het leger geplaatst en de
vttandelükheden zouden den 20dten Maart een
aanvang nemen. De geest van het leger, hoe-
wel nn 120000 man tellende, was echter van
den beginne af niet zeer opgewekt, zoowel
wegens de treurige ervaringen van het voor-
gaande jaar als wegens het besef, dat het op
geene hulp van elders kon rekenen, terwt)l
het daarenboven geen vertrouwen bad op
zQue aanvoerders. Het Oostenrtjksche leger
daarentegen, 70000 man sterk, had een vol-
komen vertrouwen op den gi^Jsen veldheer
en was wegens de overwinningen van het
voorgaande Jaar met een uitmuntenden geest be-
zield, Den 20stenMaart trokdeHertogtMt» Bmma
met 12000 man btl Magenta over de Ticino
en vond op den weg naar Milaan geenerlei
beletsel. De Sardiniërs meenden nu, dat de
Oostenrykers, evenals in 1848, Lombardye
vrüwillig wilden ontruimen. Eadetzhf echter
had in alle stilte zfjne vQf korpsen IH| Pavia
geconcentreerd, overschreed den 20sten Maart
op den middag over . 8 bruggen de Ticino,
ontmoette den 21sten des avonds te 5 uur de
Sardiniërs by Mortara, en het gevecht ein-
digde met de nederlaag van laat^enoemden.
Op den 23sten des namiddags werd hun hoofd-
leger, 51000 man sterk, hetwelk öhfgamow$k%
by Novara vereenigd had, door RadeUTcff 9AXk'
getast De uitkomst bleef onzeker tot des
avonds 6 uur. Toen viel het 4de OostenrUk-
sche armeekorps de Sardiniërs in de rechter
flank, en dit besliste den slag. Een concen-
trische aanval op de stellingen der Sardiniërs
deed dezen bezwttken, en te 8 uur was de
nederlaag geleden. In de stad, waar de vluch-
tenden eene wykplaats zochten, heerschte de
grootste verwarring. Dadeiyk zond Kard
Alhertj die op het slagveld vruchteloos den
dood had gezocht, onderhandelaars naar het
vyandeiyk hoofdkwartier. Daar dezen op eene
overmoedige wtjze werden b^egend en Karêi
ALbert de meening koesterde, dat zyn persoon
het struikelblok was voor de onderhandelm-
gen, deed hy aanstonds afrtand van de Kroon
ter gunste van zyn oudsten zoon Vieior
JEmannH en trok na middernacht onder een
aangenomen naam door de Oostenryksche
voorposten heen, om zich naar Porto in Por-
tugal te begeven, waar hy den 20eten Jiüi
overleed. Den 24Bten, nadat de Jeugdige Koning
eene byeenkomst had gehad met MadeUky^
begaven zich de generaals OuaUo en Cadomo
naar het vyandeiyk hoofdkwartier en sloten
te Yignale een wapenstilstand ter voorberei-
ding van den vrede. Diensvolgens was Sardinië
verplicht, de vrykorpsen te ontbinden, gedu-
rende den wapenstilstand toe te staan, dat het
land tusschen de Po, de Sesia en de Ticino,
alsmede de helft der vesting Alessandria door
20000 man Keizeriyke troepen op kostenvan
Sardinië werd bezet, de Sardinische vloot
uit de Adriatische Zee terug te roepen en
zyne armee op voet van vrede te brengen.
De vredesonderhandelingen zouden nu aan-
stonds een aanvang nemen.
De tydtaig van de nederlaag en van den
troonafstand van Ka/rd Albert verwekte te
Turyn eene onbeschryfeiyke versh^fenheld.
Aanstonds echter bestormden de behoudsman-
nen den nieuwen Koning, Vioiar JEmammSlII,
met verzoekschriften om de voormalige orde
van zaken te herstellen als het eenige middel
tot behoud van Piémont. De ministers namen
allen hun ontslag. Den 27sten Maart vergaderde
het Pariement en zond eene deputatie aan
Karèl Albertj om aan dezen in zyne balling-
schap de erkenteiyke gevoelens te betuigen
van het in rouw gedompelde vaderland, uet
nieuwe ministerie de Launag-PUuHU moest
zich de moeieiyke taak getroosten, de voor-
waarden van den wapenstilstand aan de Ka-
mer voor te lezen, hetwelk een stormachtig
protest ten gevolge had. Gehoor gevende aan
den onbedwingbaren hartstocht, besloot de
Kamer tot eene permanente zitting, gelastte
de Regeering alle weerbare mannen op te roe-
pen tot een stryd op leven en dood en be-
dreigde het ministerie met eene aanklacht van
hoogverraad, indien het gedoogde, dat Ales-
sandria door de Oostenrykers werd bezet
Doch de Kamer moest reeds den volgenden
dag by kalmer nadenken orkennen, dat de
uitvoering van deze besluiten tot de onmoge-'
lykheden behoorde. Na weinige dagen bezat
Vietor SmanuSl het vertrouwen des volks.
Den 80sten Maart legde hy in tegenwoordig-
heid van de Senatoren en Kamerleden den
eed af op de grondwet, waarna hy de Tweede
Kamer ontbond en de verkiezingen bepaalde
in het midden van Juli. Een kortston^ na-
spel van den oorlog was de opstand te Genua
in de laatste dagen van Maart; men wilde
zich aldaar losmaken van Sardinië en de
voormalige republiek herstellen. Den 28sten
en 29sten van die maand heerschte er eene
verregaande verwarring, en den Isten April
ontstond er een bloedige stryd. Des nachts
werd het tuighuis bestormd, en generaal
dê Axarta sloot den 2den April eene overeen-
komst met de opstandelingen, volgens welke
hy binnen een etmaal met zyne ontwapende
carabinieri de stad ontruimde, het geschut
achterlatend, waarna er een Yoorloopig Bewind
werd benoemd. Doch reeds in den ochtend
van den 4den April kwam generaal XaJfannora
met 24000 man voor de stad, verklaarde haar
in staat van beleg en maakte zich na eene
hardnekkige worsteling van 2 dagen grooten-
deels van haar meester. Eindeiyk werd door
tusschenkomst van buitenlandsche consuls den
Oden April een driedaagsehe wapenstilstand
gesloten en den lOden April de stad in handen
van den generaal overgegeven. Langer dan
4 maanden duurden de vredesonderhandelingen
met Oostenryk. Wél wilde Sardinië stoffèiyke
offers brengen, maar het wenschte tevens de
eer ongeschonden te handhaven. De toepassing
van het Oostenryksche regeeringsbeleid werd
door T^ioior SmamuSl op beslissenden toon ge-
weigerd. Hy verkreeg dan ook de binnen-
landscbe onafhankeiykheid van Sardinië en
amnestie voor de Lombwdyers en Venetianen,
SIRDINIË.
261
die in de Sardinische geledeien gestreden had-
den. De Ooftenryken eiaehten daarentegen
eene schadelooflatelling van 230 millioen francs.
Btl dien eiseh staakte Piémont de onderhande-
lingen, totdat Oostenrijk, onder den inWoed
van Frankrgk en Engeland, afkwam tot 76
millioen en noh bereid verklaarde Alessandria
te ontruimen. Den 6den Angustos 1849 werd
de vrede te Milaan geteekend.
Het nieuwe ministerie, met den edelen patriot
Moitimo d' AiegUo aan het hoofd, deed toe-
legging van een onyeranderd handhaven der
Constitnüe, van een vrQzinnig binnenlandsch
bestnnr en van hervormingen in liberalen geest.
Het besloot, van den weg der reactie verwQderd
te bl)}ven, maar door een goed beheer en
eene oprecht liberale politiek Sardinië in staat
te stellen, sUne taak op een geschikt oogen-
blik met meer kracht en vaster hoop dan
ooit te aanvaarden. Het kostte intnaschen
moeite, de hartstochteiykheid der radicalen tot
bedkren te brengen. Toen de nieuwe Kamer,
hoofdaakelQk uit liberalen en radicalen be-
staande, beswaar maakte het vredesverdrag,
haar in November 1849 voorgelegd, goed te
keuren, werd sU aanstonds ontbonden, en in
de nieuwe Kamer, die den 208ten December
vergaderde, hadden de gematigde liberalen de
meerderheid. Toen sQ den 9den Januari 1860
net vredesverdrag met 112 tegen 17 stemmen
had goedgekeurd, nam het tidperk van her^
vormingen een aanvang, waarop het buiten-
land met verbazing het oog vestigde. De mi-
nister van Justitie Sioeardi droeg de naar hem
genoemde wetten voor over de opheffing van
de geestelQke rechtspleging en van andere
voorrechten der geesteiyken. Een tweede ont-
werp strekte tot invoering eener burgeriyke
bekrachtiging van het huweiyk, en beide
werden in weerwil van eene hevige oppositie
door de Kamer en den Senaat aangenomen. De
aartsbisschop van TnrQn, JVoxfoiti, was de
eerste, die de geesteiykheid opriep tot verzet
tegen de nieuwe Kerkel0ke wetten, maar de
Begeering daagde hem voor de rechtbank, deed
hem by nietverschOning in hechtenis nemen
en veroordeelde hem wegens ongehoorzaam-
heid aan de wet tot eene maand gevangenis.
De openbare meening gaf haren byval te
kennen by dien doortastenden maatregel,
waardoor de staatkundige invloed van den
clerus vernietigd werd. Het optreden van
Cavour als minister van Landbouw en Han-
del leidde tot eene reeks van nieuwe her-
vormingen. In weerwil van den tegenstand
van adel en geesteiykheid werden de fldeï-
commissen, de miOontten, de eerstgeboorte-
rechten, de geesteiyke tienden enz. opgeheven.
Veel, schoon nog op verre na niet genoeg,
werd voor het onderwtis gedaan, terwyi de
aanleg van bruggen, wegen en spoorwegen
met kracht bevorderd werd. Met vaste hand
en militaire volharding bestuurde La Marmara
de reorganisatie van het leger. Door talrQke
verbeteringen werd het binnenlandsch beheer
vereenvoudigd. Met onvermoeiden Qver, uit-
stekend doorzicht en uitgebreide kennis was
Cavauff die in April 1861 zich ook met de
portefeuille van Financiën belastte, werkzaam
tot wyziging van de oude zeevaart- en invoer-
rechten naar vrQzinnige beginselen. In den
geest van den vrQen handel werden handels-
en scheepvaartverdragen gesloten met Frank-
ryk, België, Nederland, Engeland, Zwitser-
land, Portugal, Spanje, de Yr^e Duitsche
steden, het Tolverbond, Oostenrgk enz. De
belastingwetten werden herzien en de finan-
ciën, die door het uitbetalen van de oorlogs-
schatting aan Oostenryk veel geleden hadden,
op geregelden voet gebracht. Met betrekking
tot het buitenland werd de politieke richting
van Engeland gevolgd. Daarenboven heerschte
tusBchen den Koning, de Regeering en het
volk eene bewonderenswaardige eensgezind-
heid. Na den dood van Findli (23 April
1862) werd de meest begaafde en welspre-
kendste leider der gematigde linker zQde,
Saiaxd, tot president der tweede Kamer ge-
kozen. D'AzegUo nam daarop zQn ontslag,
hetwelk door den Koning werd aangenomen,
die hem echter tegeiykertffd belastte met de
vorming van een nieuw Kabinet. Dit gaf aan-
leiding, dat Cavomr zt|n portefeuille neder-
legde. Zonder den weg der hervormingen te
verlaten, legde evenwel het nieuwe Kabinet wei-
nig zelfvertrouwen aan den dag en scheen niet
bestand tegen den invloed der buitenlandsche
diplomatie. Ongetwt|feld was de toestand van
Piémont na den staatsstreek in FrankrQk
(2 December 1861) moeieiyker geworden,
want het had, behalve het niet weinig be-
dreigde Zwitserland, slechts vyandige nabu-
ren, die het parlementaire stelsel gaarne ver-
nietigd zouden zien. Door de Oostenryksche
en zelft door de Fransche diplomatie onder-
steund, verlangde de H. Stoel bQ voortdu-
ring nieuwe concessiën van Piémont en maakte
de opheffing der wetten van Siccardi tot
voorwaarde van eene vriendschappelijke ver-
houding, terwyi de geestelQkheid zich met
klimmende aanmatiging verzette tegen de
Regeering , de grondwet en de constitutioneele
instellingen. De clericale beweging werd nog
hartstochtelijker, toen in Juni 1862 het mi-
nisterie de wet op het burgeriyk huwelijk
indiende, welke den 6den Juli na een hevigen
tegenstand aangenomen werd. Hierdoor was
de geestelijkheid op het hoogst verbitterd, en
er ontstond eene gevaariyke crisis. De bis-
schoppen in Piémont en Ligurië, uit den
vreemde door den verbannen aartsbisschop
Frmttoni opgestookt, slingerden protesten en
banvloekbedreigingen naar het hoofd der voor-
standers van het burgerlijk huwelijk en de
bisschoppen van Savoye zochten in een geza-
meniyk schryven de organisatie van den wet-
teiyken tegenstand te bevorderen. Ook de
Paus verklaarde den 19den September, dat
hy het burgeriyk hnweiyk geiykstelde met het
concubinaat. Eén en ander werd ondersteund
door den Franschen gezant HU de Sutenval, die
l>etrekkingen aanknoopte met de invloedryiute
tegenstanders der Regeering. Niettemin toonden
alle provinciën en alle groote en kleinere
steden zich gunstig gestemd voor het burger-
iyk huweiyk, en vandaar werden verzoek-
schriften opgezonden aan de Tweede Kamer
en aan de Regeering, om de geesteiyke goe-
deren staatseigendom te verklaren, de kloosters
op te heffen enz., zoodat de clericale en de
liberale party onverzoeniyk tegenover elkan-
der stonden. D'Azeglio vroeg wegens zyne
geschokte gezondheid en zyne botsingen met
den Franschen gezant den 20sten October
262
SABDINIÊ--SARDOU.
1862 iVn ontslag. De Koning wenaohte ver-
loening met den H. Stoel en belastte derhalve
niet Oawmr^ sooals door d^A^gUo was aan-
geraden, maar BaHo met de vorming van een
nienw Kabinet, doch toen laatstgenoemde
daarin niet slaagae, moest hg er wel toe overgaan,
C{i90ifr tot eerste minister te benoemen. Beeds na
de eerste zittingen van de Tweede Kamer kwam
er trouwens eene ftuie der beide middenpartOen
tot stand, waardoor de voormalige meerder-
heid onder i^AzêgUo Sicoardi CavatÊT hersteld
werd, zoodat men tot belangrijke hervormin-
gen kon overgaan, zooals scheiding van Kerk
en Staat, onschendbaarheid der vrife drukpers,
vryheid van onderwQs, volkomene vrUheia
van handel, herstellUig van het financieel
evenwicht, herziening van het belastingstelsel,
bespoediging en verbetering der rechtspraak,
vermeerder^g der gemeenteljike autonomie,
bevordering van het verkeer, enz.
Na den opstand te Milaan van 6 Februari
1868 werd de verhouding tnsschen OostenrQk
en Sardinië weder zeer gespannen. Wel inter-
neerde of verwijderde de Begeering de Lom-
bardyers, die op Sardinisch grondgebied eene
wUkplaats hadden gezocht, maar dit was
Ooetenryk niet voldoende. Tegen het einde van
Fetouari werden de goederen der uitgewekene
LombardQers verbeurd verklaard, en men deed
vruchteloose moeite, om de Oostenrtfksche Be-
geering tot opheffing van dien maatregel te
bewegen. De zittingen der Kamers waren in
1864 hoofdzakeltik gewQd aan de behandeling
van flnancieele onderwerpen en van zaken van
binnenlandsch bestuur. BelangrQk vooral was
een wetsontwerp tot opheffing der geesteigke
lichamen, dat wel is waar in verzwakten
vorm door de Eerste Kamer werd aangeno-
men, maar toch aanleiding gaf tot de ophef-
fing van 884 kloosters, wier goederen ten bate
van de schatkist en vooral van het openbaar
onderwtfs werden aangewend. Merkwaardig
en gewichtig was voorts de deelneming van
Sardinië aan den Krimoorlog; hierdoor kwam
-een bondgenootschap tot stand met Fingeland
«n Frankryk tegen Busland, en de Koning
van Sardinië nam op zich een hulpkorps van
16000 man te leveren, terwgi Engeland aan
Sardinië een millioen pond sterling voorschoot
tegen 4%. De Kamers, die door de verkiezin-
gen van 8 December 1864 eene ministerieele
kleur hadden gekregen, gaven daarvoor hare
toestemming, en nu werden in April 1866 de
Sardinische troepen op kosten van Engeland
naar de Krim gebracht, waar zy bleven tot
in het vooijaar van 1826. Dit bondgenootschap
verschafte aan de buitenlandsche politiek, door
Cavour geleid, een krachtigen steun en schonk
aan Sardinië den moed, in den raad der Mo-
gendheden zich in den naam van Italië te
doen gelden. Het verwierf de welwillende
beschaming van Frankryk en Engeland, die
de weifelende houding van Oosten^k in den
Krimoorlog afkeurden, t geen voldoende bleek
in November 1866 door de reis van Vieiar
JBmtumil naar Parys en Londen. By de vredes-
onderhandelingen te Parys (26 Februari tot
18 April 1866) werd Sardinië vertegenwoor-
digd door Cawmr en door den gezant aan het
Fransche Hof, den markies Viüamarvta, Dezen
stelden het Fransche en Engelsche Kabinet
in het bezit van eene nota over den staat-
kundigen toestand van Italië en vooral van
den Kerkeiyken Staat, waarin geklaagd werd
over de voortdurende bezetting der Legatiën
door Oostenryksehe troepen, terWyi de wensch
werd te kennen gegeven om althans de Le-
ntiën los te maken van den H« StoeL Het
Fransche Kabinet bracht die aangelegenheid
ter sprake in de zitting der Conferentie van
den 8sten April, doch de Oostem^ksche ge-
volmachtigde verklaarde eene inmenging in de
binnenlandsche zaken van Staten, die op de
C!on(èrentie niet waren vertegenwoordigd, on-
gepast en ongeoorloofd. De Conferentie schoof
dus deze zaak ter zQde, waarop de Sardini-
sche Begeering den 16den April eene nieuwe
nota inleverde, in welke gewezen werd op het
gevaar, waarin Sardinië verkeerde als de eenige
taat. die zoowel het hoofd moest bieden
aan ae drukkende overheersching van Oosten-
ryk als aan den revolutionairen geest in Italië.
Tevens begon Italië zich op nieuw te bewe-
gen, en Sardinië maakte zich gereed, zich
aan het hoofd dier beweging te plaatoen. De
wisseling van nota*8 met Oostenryk werd al-
lengs onaangenamer en leidde in Maart 1867
tot terugroeping der gezanten. In dat Jaar werd
Alessandria aanzieniyk versterkt Tevens ver-
zekerde zich Oawmr van de gunst van Bus-
land, waaraan hy eenig land by Villafiranca
in de nabyheid vanNizzatotsteenkolenstation
afttond. De geheime onderhandelingen met
Napolêom werden voortgezet en by een bezoek
van Oavaur te Plombières ten einde gebracht.
De bekende toespraak van NapoUo» III tot
den Oostenrykschen gezant op den Isten Ja-
nuari 1869 gaf het sein tot een opstand in
Sardinië. Omtrent den oorlog, die daarop uit-
barstte tnsschen Oostenryk en het met Frank-
ryk verbondene Sardinië, alsmede omtrent de
stichting van het koningryk lialië raadplege
men het artikel onder dat woord.
Sardoniaohe laoh (Sardonius risus, sar-
doniasis) noemt men een lach, die gepaard
gaat met krampachtige verwringing der ge-
laatstrekken. Men meent, dat de naam ont-
leend is aan een op Sardinië groeiend kruid
(Sardoa herba), welks gebruik lulk een lach
deed ontstaan.
Sardonyx (De) is eene verscheidenheid van
den kamêool (zie aldaar). Hy is rood en wit
gestreept en werd door de Ouden vooral ge-
bezigd tot het vervaardigen van gesneden
steenen (intaglio's). Hy is minder hard en ook
minder bros dan de onyx.
Sardou (Victorien) een gevierd Fransch
tooneeldiohter, geboren te Parys den 7den
September 1831, studeerde eerst In de genees-
kunde, legde zich daarna toe op de geschie-
denis en gaf tevens, om in zyn onderaoud te
voorzien, les in de geschiedenis, de wiskunde
en andere vakken, leverde bydragen In tyd-
schriften en encyclopeadieën en trad daaren-
boven op als tooneeldichter. Zyn eerste stuk:
„La taverne des étudianto** vond geen byval.
Meer voorspoed viel hem echter ten deel,
nadat hy door zyn huweiyk met mctiuffrouw
de Brécaurtf eene tooneelspeelster die hem
gedurende eene ziekte verpleegd had, in be-
trekking kwam met m^ufvrouw Déjaui^ di-
rectrice van het théfttre-D^jaaet Zyne tooneel-
stnkken: „Monsieur Qarat**, — „Les Prés
Saint-G^rvals (1860)",— „Les pattes de mou-
SARDOU-SABMATIË.
268
^ihé*\ — «Piccolino (1861)'*, — 9L68 ganaches
<1862)'', — „Les femmes fortes", — „Nes
intimes (1861)'\ — en ,»DoiiQQichotte(1864)*'
bezorgden hem groeten roem. Van zt|ne latere
stokken noemen wQ nog : .Les diables noirs
<1863)", — ,,Pemande", — ^Perreol" —
^ILies pommes dn yolsin (1864)**, — „Les vienx
irar^ona (1865)**, — „La familie Bonotton
(1866)", — ,Nofl bons ▼illageois (1866)", —
„IjA maison nenve (1866)**, — en „La haine
<18S0)**. Zgne nieuwste stokken stitt:„L*e8plon
(1876)", — „Dora (1877)**, — „Les bourgeois
de Pont Arc7 (1878)*', — ,Jjes noces dePer-
nande (1878)", — „Daniel Bochat (1879)**, —
„DiYor^ons (1880)**, — „Odette (1881)**, —
„Pédora (1888)**,— en „Théodora (1885)'*. Deae
dichter, in het bezit van een yorsteigk ver-
mogen, bewoont een prachtig huis te Mably
en is op dit oogenblik de inyloedrUkste en
Tolgens sommigen de beste tooneeldichter yan
Frankrtlk. HQ is tevens de stichter van de
aefaool der Sardonïsten. Hg werkt met geest-
drift en met ongemeenen spoed. Geen van
xOne stukken heeft hem meer tQd geko^tdan
6 weken, behalve z(|n drama „Patrie", waarin
hg de Bchriktooneelen schildert derSpaansche
dwingelandg in de Nederlanden. Hg is echter
hoogst nanwgeset in het voorschrgven der
eostumes ene, en daarmede staat sgne neiging
in verband, om geschied- en oudheidkundige
geleerdheid in zgne stukken ten toon te sprei-
den. Zgne drama's zgn wel niet stuitend onze-
deigk, maar met betrelddng tot het bezigen
yan allerlei kunstmiddelen is hg niet zeer keu-
rig. Ook loochent hg het niet, dat hg een
groot deel van zgn succes aan behendige let-
terdieverg verschuldigd is. Voorts Jaagt hg naar
effect en brengt hieraan alles ten offer, zoodat
zgne kunst veelmeer eene bedwelmende dan
eene bevredigende en weldadige werkhig
heeft. In Juni 1877 zag hg zich tot Ud der
Académie l>enoemd.
Sargasflum Aff. (aeekroos) is de naam
yan een plantengeslacht uit de fltmUie der
BrmMwiêfm (Pucoideae). Het loof van dit ge-
slacht doet zich voor als een vertakte stengel
met bladachtige aanhangsels, en de kiemhuii^es
sgn dooevruchtvormig en veelhokkig. Van de
soorten noemen wg 8, vul^^e Ag, met lan-
oetvormige bladeren en daartusschen geplaatste,
bolronde, gestoelde blazen, die de plant drg-
yende houden, en met in okselstandige trossen
geplaatste kiemhui^les, — en i9. laeeifenm
Ag, (Pneus natans X.) met smallere bladeren,
spits toeloopende blazen en een rgk vertak-
ten stengel. Deze laatste soort vormt in den
Atlantischen Oceaan dovende eilanden en is
vooral opgehoopt in de 8a/tga$9ozee^ die ten
westen van de Azorische Eilanden tusschen 19
en 84® N.B, en 84 en 860 W. L van Oreenwich
eene oppervlakte beslaat van 60000Qgeogr.
mgi. Col/imbu9 had 14 dagen lang te worstelen
met deze verbazingwekkende waterweide. Deze
vfiersoort bestaat er uit een mengsel van doode
en levende planten, welke onvruchtbaar zgn,
terwgi dit wier, vastgegroeid aan de rotsen
der Amerikaansche kust, in een vruchtbaren
toestand verkeert Toch ontstaat volgens ka-
pitein XofM dit wier in volle zee. daar uit de
oude wierplanten nieuwe ontspruiten. De Sar
gassoree ligt op het gebied der westeigke
en znideigke winden, die de wiermassa's
voortstuwen naar het oosten en noordoosten,
waar zg echter opgehouden worden door een
zuidwaarts vloeienden arm van den Golfttroom,
zoodat zg haren tocht niet kunnen voortzetten,
maar eene draaiende beweging aannemen en
zich ophoopen.
Sargon (Sarroekin), koning van Assyrië
(725—705 voor Chr.), veroverde in 722 8a-
maria, reeds door zgn voorganger Salmanof
sar IV omsingeld, en bracht de inwoners naar
Medie, terwgi hg Babyloniers en Arabieren
naar het Israëlietisch grondgebied deed trek-
ken. In 720 veroverde en verwoestte hg de
steden der oproerige Philistgnen en versloeg
Koning Sahako» (Seveh) van Egypte, die er
hulp wilde bieden, bg Baphia. Daarna bracht
hg de noordeigke stammen der Arabieren,
alsmede Oyprus, Cilici6 en Tyrus tot onder-
werping, dempte in 715 den opstand der Me-
di€rs en nam Dejooes gevangen, veroverde
Babylonië en noemde zich koning van Baby-
Ion. Om zgne daden te verheerigken, bouwde
hg boven Ninivé eene nieuwe residentie, Doer
Sarroekin, het hedendaagsche Chorsabad, met
prachtige paleizen. Hg werd in 705 vermoord.
Sarmatië (Sarmatia), in ouden tgd het
land tusschen de Weichsel en de Wolga en
ook thans nog de Sarmatische laagvlakte ge-
naamd, is door de Tanate (Don) in eene
Europeesche en Aziatische helft gescheiden.
Onder de bergen der eerste helft worden ge-
noemd: de Peuke, het gebergte Amadoka,
de Alaoenische Bergen en het Bhipaettche
Gebergte, welk laatste v(^ns het gevoelen
der Grieken de noordeigke grenzen der be-
kende aarde vormden, — en onder de rivieren:
de Borysthenes (D^fepr), de Hypanis (Boeg),
de Tyras (Di^estr) en de TanaXs (Don). Naar
de Sarmatische Zee (Oostzee) stroomen: de
VistuU (Weichsel), de Gouttalos (Pregel ?),
de Chronoe (Niemen) en de Bhubon (Dnna?).
Behalve in het zuiden was het land woest en
weinig voor den landbouw, maar des te meer
voor de veeteelt geschilct Als de voornaamste
steden worden genoemd: Tenais (ten westen
van Azow), Olbia (aan den mond van de
Borysthenes), Ordesus (bg Odessa), Niconion
en Tyras, en in het binnenland Kioaba (Kiew)
en Serimon (bg Jekaterinoslaw). De bewoners
van dit land, Sawromaten of Sarmatem gehee-
ten, komen reeds voor bg Hmródotus en om-
vatten volgens ^ioUmaeut 4 groote volks-
stammen, nameigk de Aestuërs, van het Prische
Haff tot aan de Pinsche Golf, — de Vene-
den of Wenden, meer zuidwaarts tusschen
de Weichsel en de Memel, — de Bastemen
tusschen de Weichsel en de Oarpathen, —
en de Jazygen, aan den noordeigken oever
van de Palus Maeotis (Zee van Azow). Tus-
schen dezen woonden onderscheidene kleinere
stammen. Of de Sarmaten met de Scythen
tot denzelfden stam behoorden, is moeieigk
te besUssen. Zg worden beschreven als blond
van haar en woest van voorkomen en daar-
enboven getatoeëerd; zg leidden een zwer-
vend leven en waren voortreffeigkste krggs-
lieden, ruiters en boogschutters. Hunne wapen-
rusting bestond uit een helm, een lederen
kolder, een met leder overtrokken schild,
een zwaard, eene lans en een boog. Ook de
vrouwen trokken mede ten strgde en voerden
de wapens, evenals de mannen. — De Azia-
264
SABMATIË-SABTHE.
tische helft strekte lioh ait tot aan de Gas-
pische Zee en den Cancasos en werd bewoond
door talrijke stammen, zooals de ThuBsageten,
Hunnen, Senriërs, enz. Hunne steden waren
Phanagoria en Hermonassa. Het BQk der Sar-
maten werd in de 3de en 4de eeuw overwel-
digd door de Gothen; later worden zQ nog
▼ermeld met de Qepiden en daarna yerdwUnt
hun naam uit de geschiedenis.
Samo, eene stad in de Italiaansche pro-
vincie Salemo, ligt aan de Sarno (Semus), die
lusschen Torre deir Annurciata en Cas-
tellamare zich uitstort in de Golf van Napels.
Zy is een station van den spoorweg van
Napels naar Avellino, de zetel van een bis-
schop en telt bfina 17 000 inwoners (1881).
Men heeft er 15 kerken, eenige fabrieken
en zwavel- en yzerhoudende bronnen.
Saron is de naam van eene vruchtbare,
met een ryken plantengroei en met welige
weiden bedekte vlakte in Palaestina, tusscben
Jafla (Joppe) en den berg Carmel, met eene
lengte van 10 en eene gemiddelde breedte van
4 uren gaans. Aan haar zuideiyk uiteinde ligt
de landbouwkolonie Sarona, in 1468 door
Wflrtembergers gesticht. De „roos van Saron"
is eene dicbteriyke uitdrukking, die reeds in
het Oude Testament voorkomt.
Saros, een Hongaarsch eomitaat aan de
Cizen van Galicië, is door de comitaten
plin, Abaoejvar en Zips omgeven en
telt op bOna 69 Q geogr. myi ruim 168 000
inwoners (1880), meestal Slowaken en Boe-
thenen. Langs de noordeiyke grenzen verheffen
zich de Beskiden, wier met bosch en weide
bedekte uitloopers zich over het gebeele eomi-
taat uitstrekken. De voornaamste rivieren zyn
er de Tareza, de Topla en de Hemad, welke
door bekooriyke dalen stroomen. Men beeft
er vooral zandsteen, graniet en trachiet, doch
de delfstoffèiyke schatten van den bodem zyn
er, met uitzondering van den edelen opaal,
niet van groot belang. Het klimaat is er guur,
maar gezond. In de dalen verbouwt men er
alle soorten van graan en vooral vlas, hen-
nep, tK>ekweit en ooft. De hoofdstad is Eperies.
SiBurothamnus, zie Brem»
Sarpi (Paolo), een verdiensteiyk Italiaansch
geschiedschryver, geboren te Venetië den
12den Augustus 1552, trad in de Grde der
Servieten, vertrok op 26-jarigen leeftyd als
provindaal der Orde naar Bome en werd er later
generaal- procurator. Hy werd by de Inquisitie
beschuldigd van geheime verstandhouding met
de Ketters, en dit verhinderde zyne verdere
bevordering. Eindeiyk koos de Yenetiaanscbe
Bepubliek hem in haren stryd tegen Paus
jPamlui V tot haren theoloog en raadsman,
en hy verdedigde de vryheid der wereldiyke
regeering tegenover het gezag van den Paus
op zoo beslifisenden toon en met zooveel moed,
dat hy door den Paus in den ban werd ge-
daan. Herhaalde aanslagen op zyn leven nood-
zaakten hem, zich te Venetië in een klooster
te begeven, waar hy den 2den Januari 1622
overleed. Hy behoorde tot de verlichtste B.
Katholieken van zyn tyd, bestreed met on-
verschrokkene volharding de aanmatiging van
den Paus, bet blinde geloof en het Jezuïetis-
mus en koesterde in vele opzichten Protestant-
sche gevoelens. Zyne kennis strekte zich uit
over alle doelen der menscheiyke wetenschap.
zyn voornaamste geschrift is de „Istoria det
concilio Tridentino (1619; latere druk, 1858^
4 dln)'*, waarin hy aanwtjst, dat de hereeni-
ging der Protestanten met de B. ELatholieke
Kerk alleen door de intrigues en den hoog-
moed van den Heiligen Stoel verhinderd werd.
Eene uitgave zyner gezameniyke werken ver-
scheen te Napels in 1789—1890 in 24 deelen.
Sars (Michaël), een verdiensteiyk natuur-
onderzoeker, geboren den SOsten Augustus
1835 te B^en in Noorwegen, studeerde te
Christiania in de godgeleerdheid en werd aeh-
tervolgens godsdienst leeraar te Kinn en te
Manger. In die l>eide aan zee gelegene plaat-
sen hield hy zich bezig met de beoefening
der natnuriyke historie en schreef eene reeks
van merkwaardige verhandelingen over de
ontwikkeling en gedaantewiss^ing der la-
gere dierklassen en het eerste deel van zyne
belangryke „Fauna littoralis Norvegiae (1846)".
Hy bezocht de Lofoden en Stiermarken,
bestudeerde in 1852 en 1858 de &una der
Middellandsche Zee en werd in 1854 hoog-
leeraar in de zoölogie te Christiania. HJj ia
de eerste die een behooriyk licht verspreid
heeft over de geslachtswisseling en op het
verband wees tusschen de medusen en polypen.
zyn laatste werk: „Mémoire pour servir k la
connaissance des crinoides vivants (1861)'*
baarde groot opzien, omdat hy daarin aan-
toonde, dat eene sedert onderscheidene geolo-
gische tydperken als uitgestorven beschouwde
dierengroep ook thans nog leefde in de diep-
ten der zee by Noorwegen. Hy overleed den
228ten October 1869.
Sarthe (De), eene rivier in het noordwes-
ten van Frankryk, ontspringt by Moulins la
Marche in het departement Ome, kronkelt er .
in eene zuidwesteiyke richting doorheen, vormt
daarna de grenzen naar de zyde van het de-
partement Sarthe, stroomt met een groeten
boog eerst zuidoost-, daarna zuidwestwaarts,
ontvangt er de Ome, de Huisne en de Vogre
en wordt by Le Mans bevaarbaar. Daarna
bereikt zU het departement Maine-et-Loire,
verrykt zich met de wateren der Loire, vormt
met een arm der Mayenne het eiland St
Aubin, en daarna door hare vereeniging met
de Mayenne by Angers de Maine en stoi^
daarna zich uit in de Loire. Zy heeft eene
lengte van 276 Ned. myi en van deze zyn
128 bevaarbaar.
Het departement Sarthe^ gevormd uit het
oosteiyk gedeelte van het voormalige Maine
en een klein gedeelte van Anjou, is omgeven
door de departementen Ome, Enre^t-Loir,
Loir-et-Cher, Indre-et-Loire en Maine-et-Loire,
en telt op 113,10 H geogr. myi byna439000
inwoners (1882). Het land is, met uitzondering
van eenige heuvels, vlak en vrachtbaar en
alleen in het zuidoosten vindt men zandige,
onvrachtbare heidevelden. De voornaamste ri-
vier is er de Sarthe. Het klimaat is er ge-
matigd en gezond, en de voornaamste voort-
brengselen S^n er tarwe, gerst, rogge, haver,
groenten, vlas, hennep, wyn, ooft en hout.
De veeteelt is er van groot belang; men heeft
er 60 000 paarden, 187 000 runderen, 101000
zwynen, 62 000 schepen en 30 000 geiten. Ver-
maard zyn voorts de kapoenen en poularden
van Le Mans, terwyi er vele ganzen, eieren
en zwynen worden uitgevoerd naar Parys.
SAETHE—SAS.
265
De bodem levert er steenkoleo, turf, Ozererts,
leem en marmer. Men beeft er onderscheidene
)|zerflmelterQen, klokkengieterQen, fabrieken
Tan yseren Toorwerpen, potte- en steenbakke-
rgen, glasblazerOen, papierfabrieken, katoen-
spinneryen, weTerOen enz. De bandel is er
leer levendig. Van de inrichtingen van on-
derwtts noemen wQ: een lycenm, 5 colleges,
6 bUzondere scholen van middelbaar onderwas
en 591 scholen van lager onderwQs. Door
dit departement loopt de spoorweg van ParQs
naar Le Mans met ondersdieidene vertakkin-
gen. Het is gesplitst in 4 districten, en de
hoofdstad is Le Mans.
Sarto (Andrea del), een beroemd schilder,
heette waarschQnltik VoMnucki en werd geboren
te Florence in 1488. Hier kwam hQ in de leer by
een goudsmid en wekte door zQne vaardigheid
in het teekenen de opmerkzaamheid van den
schilder en hontgraveur Oian BcurtU, die hem
onderwfjs gaf en in de gunst van Piêro di
Cotimo aanbeval. Later was dd iSiorto eenigen
tyd werluaam bg Frandabigio, Tusschen 1509
en 1514 schilderde hg frescotafereelen uit het
leven van lUtppo Benuxi in het voorportaal
der kerk Sant' Annunziata te Florence. Voor
de broederschap dello Soalzo had hg reeds
vroeger een «I^P van Christus" al fresco
geschilderd, en nu vervolgde hg den cyclus
van voorvallen uit het leven van Jóhamneê de
Dooper. Deze kunstgewrochten onderscheiden
zich door natunrigkheid, door een streven
naar karakteristiek, door eene ge«»tige groe-
peering, door een harmonisch koloriet en door
correctheid van teekening. In het daarop
volgende tweede tydperk van zgn kunstenaars-
leven ontdekt men eene grootere vrgheidvan
beweging, een breeder penseel en een warmer
koloriet Daartoe behooren: „Maria boodschap'*,
thans in het paleis Pitti, onderscheidene Madon-
nabeelden en Heilige familiSn. Daarin vinden wg
intusBchen geenszins de ideale vroomheid en tee-
derheid van Bafael en Corrcggio^ die evenwel tot
zekere hoogte opgewogen worden door eene
groote natnurigkheid en frischheid, hetwelk
inzonderheid van de kinderfiguren mag ver-
zekerd worden. In 1518 begaf hg zich op uit-
noodiging van den Koning van Frankrgk
naar Pai^s. maar keerde reeds in het volgende
Jaar naar ItaliS terug met den last, er nieuwe
en oude kunstgewrochten aan te koopen. Hg
verkwistte echter het hem toevertrouwde geld
en verborg zich eenigen tgd te Florence,
waar hg voor de broederschap del Scalzo en
voor het Servietenklooster eenige voortreffe-
igke stukken schilderde, o. a. eene „Pieti**
in olieverf, thans in het Belvedère te Wee-
nen, en de beroemde „Madonna del Sacco"
al fresco, eene groep van drie figuren. Hg
overleed te Florence in 1580. Men vindt
schildergen van hem, behalve in Italië, in
het Koninkigk museum te Berign, in de Ko-
ninkigke verzameling te Dresden, in de Pi-
nacotheek te MUnchen, in het Belvedère te
Weenen, te Londen, Pargs en Madrid, in de
Hermitage te Petersburg enz. Ais zgne voor-
naamste stukken worden beschouwd : „ Johan-
nes de Dooper", eene „Afheming van het
Kruis", drie „Aankondigingen aan Maria" en
eene „Hemelvaart van Maria" in het paleis
Pitti te Florence, — eene „Madonna" van
1517 in de Uffizii, — een portret in het Na-
tionaal museum te Londen, — eenige „Heilige
Familiën" in het paleis-Borghese te Bome,
— eene andere te Napels, — eene „Offerande
van Abraham" in het museum te Dresden,
— de reeds genoemde fresco's in het klooster
deir Annunziata, — een „Avondmaal" in het
klooster San Salvi te Florence, — en schil-
dergen in den Dom te Pisa.
Sartorius von Waltershausen. Onder
dezen naam vermelden wg:
Qeorgy vrgheer Sartoriut wm WalUrthautêMj
een verdiensteigk historieschrgver. Hg wera
geboren te Cassel den 25sten Augustus 1765
studeerde te Göttingen in de theologie, maar
wgdde zich later aan de beoefening der ge-
schiedenis. Hg zag zich geplaatst bg de biblio-
theek te Qöttingen en werd er in 1791 pri-
vaatdocent, in 1797 hoogleeraar. In 1814
bezocht hg op last van den Hertog van Wemar
het Congres te Weenen, maar keerde in het
begin van 1815 terug om deel te nemen aan
de vergadering der Hannoversche Standen. De
Koning van Beieren benoemde hem tot vrg-
heer, en hg overleed den 21sten Augustus
1828. Van zgne geschriften vermelden wg:
„Qeschichte des hanseatischen Bnndes (1802 —
1808, 8 dln)", — „Urknndliche Qeschichte
des Ursprungs der dentschen Hansa (1830, 2
dln)", — „Yersnch fiber die Begierung der
Oatgothen wllhrend ihrer Herrschait in Italien
(1811)", door het Fransche Instituut be-
kroond, — en „Von den Elementen des Na-
tionalreichthums und der Staatswirtschaft nach
Adam Smith (1806)".
Wdifgamg^ vrgheer wm JTalthersJkauttmf een
verdiensteigk geoloog en een zoon van den
voorgaande. Hg werd geboren te Göttingen
den 17den December 1809 en volbracht groote
reizen, bgv. naar Sicilië en in 1846 met
Bunsen naar Ushind. Nadat hg zich te Göt-
tingen gevestigd had, schonk hg zgne mine-
ralogische verzameling aan de universiteit en
was er werkzaam als professor en directeur
van het mineralogisch en palaeontologisch ka-
binet Hg overleed den 16den October 1876.
Van zgne geschriften noemen wg: „Physisch-
geographische SIdzze von Island (1847)", —
„Geologischer Atlas von Island (1853)", —
„Die snbmarinen Ausbrfiche in der TertÜür-
formation des Val di Noto (1846)", — „Atlaa
des Aetna (1848—1859)", — „Die vulkanischen
Gesteine in Siciüen und Island und ihre sub-
marine Umbildung (1853)", — „Untersuchun-
gen fiber die Kümate der Gegenwart und
Vorwelt (Haarlem, 1865)", — en „Gauss zum
GedUchtnis (1865 en 1877)".
Sas (Eene) noemt men een mengsel van
brandbare zelfotandigheden, dienende om een
aanhoudend vuur te veroorzaken en dan
hramdtoi genaamd, of om een vuurstroom te
vormen, waardoor een vuurgevend lichaam
in beweging wordt gebracht en dan drijfiot
geheeten. Men onderscheidt voorts vl^ge en
trage sassen, naar mate de verbranding met
meer of minder spoed plaats heeft. Tot het
bereiden eener sas wordt elk bestanddeel af-
zonderigk ^n gemaakt en daarna de houts-
kool of ook het salpeter, de zwavel en het
meelpoeder, zoo éen en ander voor zunder-,
buizen- en vuurpgisassen moet dienen, door
eene gazen zeef gezift. Daarna worden de
bestanddeelen op de wrgftafel gestort en ver-
2G6
SAS-SASSAPARILLE.
mengd. — Ook aan eene scbotalaifl geeft men
den naam van tot.
Saskat^ewa, eene rivier in het westelijk
gedeelte van BritBch Noord-Amerika, ontspringt
met twee armen nit de gletschers der Bocky
Hoontains, stroomt na beider Tereeniging
door bet Cedarmeer en stort dcb nit in het Win-
nipegmeer. De Nelson, welke vanhier naar de
Hndsonsbaai vloeit, kan als haar benedenloop
worden beschouwd en zQ heeft met deie eene
lengte ▼an2400Nedmt|l. Daarvan zgn 1460 Ned.
mQ! bevaarbaar en sedert 1877 voor de stoomboot-
vaart geopend. — Het <«Tï^orMM»Saskati||ewa,
in 1882 gevormd, grenst ten oosten aan bet
Winnipegmeer, ten zniden aan Assinlboln,
ten westen aan Alberta en ten noorden aan
North-West-Territory.
Sassafiras Nèn la de naam van een plan-
tengeslacht nit de familie der LimrimêSm. Het
omvat boomen met afvallende, vaak drielob-
hige bladeren, kleine, groenaohtig witte bloemen
aan de uitein-
den der éeiOa-
rige twtlgen,
tabrijke , door
schnbvormige
bladeren aan
de basis om-
ringde , tot
schermen ver-
eenigde bloe-
men en eene
door het schaal-
vormig over-
blUftel van den
kelk aan de ba-
sis .omgevene
steenvmcht
3, offleindlu
Neet is een
boom ter hoog-
te van 12—15
Ned. el, in de
wonden van
Noord-Ameri-
ka van Canada
tot aan Florida
groeiende, met
groote, ovale,
gave, drielob-
bige bladeren
met eene roode
nerf^ gele bloemen in hoofdvormige scher-
men en kleine, blauwe, eironde steenvruch-
ten. Van deae plant, wier wortel en schors
in de apotheek te vinden zyn, geven wQ hier-
bQ eene afbeelding, namelSk in a van een
tik met eene vrucht op Vsde der natuurlQke
grootte, in h van eene mannelUke bloem, in
e van eene vronwelQke bloem, in d vaneen stam-
per, alle op 4-vondige grootte, en in «en fytat
een meeldraad op 5-vondige grootte. Het hout
van den wortel is glanzig en gr|fsachtig wit,
tot rood overgaande, llch^ zacht, van donker-
roode mergstralen voorzien en met eene dikke,
kurkachtige, van buiten grQsachtig-bmine en
van binnen roodbruine schors Indekt. Het
hout, dat meestal geiaspt of in kleine stnlOes
in den handel komt, heeft een sterken, fen-
kelachtigen reuk en een zoeten, specerOacbti-
gen smaak en bevat hars, looistof en eene
aethérische olie. Deze laatste is kleurloos.
zuurstofhoudend en zwaarder dan water, ter-
wgi bg de afkoeling daarin kristallen van
sassaflraskamfer ontstaan.
Sasaaniden, zie onder Pertië,
Saasaparille (Smilax L,) of Sanapariüe
is de naam van een plantengeslacht uit de
fitmilie der jij}Mr«^0Ak Het omvat altyd-groene,
klimmende halfheesters, meestal met houtige,
heen en weer gebogene, vaak zeer lange en
sterk vertakte stammen met luchtwortels en
soms met dorens, met afwisselende, tweerQYge,
gestoelde, veelal hartvormige bladeren, soms
met ranken, met okselstandige bloemhoof<Ues
of schermen, en 1- tot Szadige bessen. 8.
atpera X., in het zuiden van Europa, in het
noorden van AfHka en de Levant groeiende,
heeft een kantigen, stekeligen stengel, spies-
vormige, doomiggetande, lederachtige blade-
ren en witte, welriekend( ' '
bloemen. Deze soort klimt
15 Ned. el langs de
van
ScLSsafras officinalis.
tot eene hoogte
boomen op. De
bloemen wer-
den door de
oude Qrieken
met klimop tot
kransen ge-
vlochten , en
de roode
vruchten
steekt men ook
nu nog in
bloemruikers.
Eene verschei-
denheid van
deze, S.mauri-
tanica , heeft
grootere, roo-
de , dunnere
bladeren en
groeit nog hoo-
ger. Wg geven
hierbg eene af-
beelding van
deze plant, na-
melUk in a van
een vruchtdra-
genden tak en
in h van een
bloeienden
tak, beide op
Vsde der na-
tuurlUke groot-
te, in c van eene vrouwelOke en in d van
eene manneiyke bloem, beide op 3-vou-
dige grootte. Voorts vermelden wt) : 8, Ckima
X., in China, Japan en Cochinchina te vinden,
met hartvormig-ronde, korte, toegespitste bla-
deren en tot schermen vereenigde bloemen.
De geneeskrachtige sassapariUe komt van 8.
mediea 8cklecM,, aan de oostkust van Mexico
te vinden, — van 8, offieinalU Eth en 8. i$pki-
liüea JS*. B, Zth uit Columbia, van 8, papfraeea
Duh. enz. De bgwortels zyn meer dan 8 Ned.
el lang, 7—9 Ned. streep dik. geelbruin tot
donkerbruin en vertoonen op de doorsnede 2
gele of rood-bruine ringen. ZQ hebben nage-
noeg geen reuk, eerst een sigmigen, daarna een
bgtenden smaak en bevatten behalve de ge-
wone bestanddeelen , parigline of parilline,
eene uit koolstof, waterstof en zuurstof be-
staande verbin^ng van nog niet nauw-
keurig vastgestelde samenstelling, die in
SASSAPARILLE-SATHAS.
867
«Ikohol en warm water gemakkeiyk oplost ,
terwQl deie oploasing bQ het tehadden sterk
«choimt Dese wortels werden in 1545 door
^e SpaiOaarden naar Enropa gebracht, waar
men ie Toorsohreef tegen sypbilis; z0 vormen
-éuk ook het hoofdbestanddeel van het bekende
Becoetnm Zittmanni. Andere soorten, looals
JS. ndundifóUa L. en 8, gauapanlla L. BQn
inaAe sierplanten.
Sassari, eene ItaUaansche provincie, om-
werd geboren in 1858, kwam wegens hare
politieke gevoelens reeds vroeg in aanraking
met de rechtbank, werd in de gevangenis ge-
worpen en begaf dch later naar Peters-
borg, waar sQ den 5den Febmari 1878 gene-
raal TVfpow met een revolverschot gevaarlek
wondde. De Jmry sprak haar vrQ en toen men
haar niettemin in hechtenis wilde nemen,
ontstond een volksoploop, waarby bO ontsnapte.
Zg vestigde zich daarna in Zwitserland.
Smilax mauritanica.
vat de noordeiyke helft van het eiland 8ar-
-dimë (zie aldaar) en is in 5 districten verdeeld.
— De evenzoo genoemde hoofdstad ligt aan de
helling van een berg in een vruchtbaar, mild-
1)eeproeid landschap en is door een spoorweg
met Porto Torres en Oziéri verbonden. ZQ is
•de zetel van een prefect, van een aartsbisschop,
van een paar rechtbanken en van onderschei-
dene inrichtingen van onderwijs, zooals eene
nniversiteit, een seminarium, een lyceum, een
-gymnasium en eene technische school. Men
iieeft er een schilderachtig gelegen kasteel,
onderscheidene paleizen, een nieuwen schouw-
burg, eene groote marmeren fontein, Araaie
wandelingen, een levendigen handel in olQFen-
olie, graan, kaas en huiden en byoa 31000
inwoners (1881). Hare haven is Porto Torres,
op een afttand van 19 Ned. myi aan het uit-
-einde van den spoorweg gelegen, tcFens een
station der stoombootlUnen tusschen Livorno,
<3enua en Bastia.
Sassofbrrsto, eigenigk QiamhaiHsta Salvi,
-een verdienstelijk schilder, in 1605 te Sasso-
ferrato geboren, bestudeerde te Bome en te
lïapels de meesterstukken van Bafail, Dom-
nidinoj CMdo Beni en AUam en schilderde
•een groot aantal Madonna*s. HQ overleed te
fiome in 1685. Zgne stukken z0n met groote
zorgvuldigheid bewerkt en helder van koloriet
Men vindt er in btfna alle musea en in de
meeste kerken van Bome.
Sassiüitsó (WJera), eene tlverige aanhang-
ster van de Nihilistische party in Rusland,
Satan, zie Duivel
Satara of 8atta/ra^ een district in het
Britschindisch presidentschap Bombay, aan
de oostelQke helling der WestGhats, telt op
253 D geogr. mgi 1116000 inwoners, btfna
allen Hindoe*s. Dit gewest wordt besproeid
door de Kistna en levert eene groote hoeveel-
heid tarwe, rQst, katoen, suiker, tabak enz.,
maar werd in 1876—1877 wegens groote
droogte door hongersnood geteisterd. — De
evenzoo genoemde siad^ naby de bron der
Kistnik gelegen, telt ruim 24000 inwoners ;z||
werd in 1818 door de Engelschen in bezit
genomen.
Satelliet, zie Maan,
Saterland is een landschap in het Olden-
burgsche arrondissement Kloppenburg, heeft
eene lengte van 18 en eene grootste breedte
van 8 Ned. myi en is door de rivieren de
Marke en de Ohe, die te zamen de Leda
vormen, van de naastgelegene landen geschei-
den. De grond levert er graan, vooral boek-
weit, en de veeteelt is er van groot belang.
Daarenboven heeft men er veengraverQ, vis-
scherO, scheepvaart en handel. Dit landschap
omvat de gemeenten Scharrel, Bamsloh en
Strueklingen met 3400 B. Katholieke inwo-
ners, die als nakomelingen der oude Friezen
nog steeds vertegenwoordigers zQn van de
taal en zeden hunner vaderen, zooals door d«
Saan Seiiema en Fostkumut is aangewezen.
Sathas, een Qrieksch geschiedschrgver,
geboren in 1842 te Gkilazidi, het oude Oean-
268
SATHAS-SATURNALIÊN.
thla, in Loeris, atndeerde te Atliene aanvan^
keltfk in de geneeskunde, maar gaf in 1865
eene kroniek van zgne geboortestad in liet
Uckt, waarna b(t op raad van Lombaricê^
minister van Onderwtfs, sicli tot de gescliie-
denis bepaalde. Ondersteund door het Qriek-
scbe Ftolement, ondenocht htf de archieven
der lonisehe Eilanden en de kloosterbibliothe-
ken van het vaste land, waarna hg sQne:
„Anecdota graeca (1867, 2 dln)'* in het Ueht
gaf. In 1868 sag hQ zyn geschrift : „NsoiAAify/x^
^/AoAoy/d{*' door de nniversiteit te Athene be-
kroond. Daarin vindt men de levensbeschrfj-
vingen van alle Qrleksche letterkundigen van
1453 tot 1821. en in een supplement geeft hU een
verslag van het ontstaan der Nieuw Qrleksche
taal. Daarop volgden in drie deelen: „De
geschiedenis van Griekenland onder de Turk-
sche heerschappO (1869)", „Historische ver-
handelingen'' en „Geschiedenis van het patri-
archaat van Constantinopel in de 16de eeuw
(1870)". Op eene reis in 1870 doorzocht hg
de boekeryen van westeigk Europa, om bouw-
stoffen te verzamelen voor eene geschiedenis
van Griekenland in de middeneeuwen, en
leverde: „Mff0-«f«y/xif ^i^A/o^ifxif (Middeneeuw-
sche bibliotheek, 1872 enz., in eene reeks
van deelen)", — „Kpifr/xov Qéxrpov ^ a-vx^oyij
iivexiórMv acu êtyvrnvroiv ipa^i^rvy (eene verza-
meling van drama's, 1869)", — en eene daar-
aan voorafgaande inleiding onder den titel:
Ivroptk^v ioxffuov xtpt roV ^g^rpov KCtt rtfc
fiovatKijq Tüv Bu^mmvSiv (1878)". Thans heeft
hy Piurtls tot woonstede gekozen en geeft er
bQu uitgebreid werk: „Documents inédits rela-
tifli k rhistoire de la Grèce au moyen^ge
(1880 enz.)" in het licht
S'dtherberg (Karl Herman), een Zweedsch
dichter, geboren den 15den Juni 1812 te
Botkjrrka (Södermanland), stud^rde te Lnnd
in de geneeskunde en werd als officier van
gezondheid geplaatst op de oorlogskorvet
„Karlskrona" gedurende eene expeditie naar
de Hiddellandsche Zee in 1844— 1845. In 1847
aanvaardde hjj het bestuur over het gymnas-
tisch-orthopaedisch instituut te Stokholm en
bleef in die betrekking werkzaam. HQ heeft
zich als lierdichter bekend gemaakt en leverde
vooral fraaie natunrtafereelen. Van zyne dich-
terlijke voortbrengselen vermelden wij: „Blom-
moma vid vagen (1841—1846)", — „S&nger
fr&n Boden (1847)", — „Alprosor (1856)", —
„Dikter &ldre och nyare (1862—1863)", — en
de drama's : „Kaima (1870)" en „Blomsterkun-
gen (1879)". Van zQue reis in de Middelland-
sche Zee leverde hy een boeiend tafereel in:
„Udflvgter p& hafvet (1845—1846)".
Salijn noemt men zyden atlas en in rui-
meren zin elke op atlas geiykende stof met
eene glanzige oppervlakte, by welke de sche-
ring, zonder een keper te vormen, van boven
los ligt en uit diner garen bestaat dan de
inslag. Eene sterke appretuur verleent aan het
satyn een ongemeenen glans. Men heeft alzoo
zyden satyn (satin de chine, satin turc enz.),
wollen satyn (wollen atlas, lasting), en ka-
toenen satyn (Engelsch leder). Eindeiyk heeft
men saiinetj gewooniyk eene halfzydon, bont-
gestreepte f^of van katoenen garen met zyden
strepen, doch ook wel eene wollen of katoe-
nen stof.
Hen bezigt voorts het woord «a^MiearM voor
het glad en glanzig maken van papier, in-
zonderheid van I>ehang8elpapier, hetwelk ge-
schiedt door middel van satineermachines.
Deze bestaan uit pletroUen met een sterken
druk. Men heeft er met yzeren rollen, tusscben
welke het papier gebracht wordt, nadat dit tus-
schen 2 gepoiyste zinken platen is gelegd, en ook
met éene yzraen rol en met eene tweede va&
geperst papier. Ook gebruikt men, ter be-
spoediging van het werk, dubbele satineer-
machines.
Satire (Eene), een hekel-, spot- of straf-
dicht, kan zich kleeden in verschillenden
vorm en optreden als drama, als epos, als ro-
man en vooral als dichteriyke brief. De satire
wendt zich tot het zedeiyk geweten en haalt
de verkeerde zeden en gewoonten van anderen
over den hekel, terwyi zy die op de wyze
van Soratius aan den spot of op die van
Juvenalis aan de verachting prys geeft. De
satire heeft zich vooral ontwikkeld by de
Bomeinen. Nadat zy van JBnniut een behoor-
lyken vorm verkregen had en door LueUUu
tot een letterkundig kunstgewrocht verheven
was, werd zy met uitstekend goed gevolg
beoefend door Soraiius^ Pertiiu en JuveHcUU.
Als versmaat gebruikt zy den hex&meter
en den iambus. In den nieuweren tyd werden
ook satiren in proza geschreven. Onder hen,
die zich op het gebied der satire verdiensteiyk
hebben gemaakt, vermeiden wy in Duitsch-
land: Wieland, Jean PauL, Eciener^ Hetmer-
ling en vooral JTffut^, — in Italië: Ariotto,
Alemanni en Alfiéri, — in Spanje: Cervanie»
de Saavedra en Quevedo, — in Frankryk:
Molière^ Begnier^ BoUeam, Voltaire, ClumMr
en BSranggfy — in Engeland: P<ype^ Stoift en
Th, Jlfoorêf — en in Nederland: Vanddf
Justus vam Effen en A, Fokke Simonsx,
Satledsj (De) of SedUi^', eigeniyk 8ai€h
droe en by de Ouden Sjfpüinê en JSeiydrut,
is eene aanzieniyke rivier in Westeiyk Indië,
de meest oosteiyke der vyf stroomen van
Pendiljaub (Vyfstroomenland) en ontspringt
op de noordeiyke helling van het Himalaya-
gebergte in Tibet, verlaat op 80°55 N. B. en
81°10' O. L. van Greenwich het groote berg-
meer Rakas Tal, volgt eerst eene noordwea-
teiyke, daarna eene zuidwesteiyke richting,
baant een weg door de Himalayaketen, bereikt
met een watersohat van 825 teerlingmeten
de vlakte, vereenigt zich met de T^jenab en
stort eindeiyk zich uit in de Indus. Zy is van
haren mond af tot aan Adamwahana, tegen-
over Bahawapoer, bevaarbaar.
Satrapes, in het Perzisch ghoitra-pmH
(heer der provinciën), was by de oude Perzen
de naam van den stadhouder van een gewest.
Daar de satrapen met groot gezag waren be-
kleed, voerden zy by het verval des Byks erae
onbeperkte, vaak drukkende heerschappy. In
den bloeityd was Perzië in 20 satrapieën of
landvoogdyen verdeeld.
Satureja X., zie Botmenkmid.
Saturnaliën (Satumalia) noemt men fses-
ten der oude Bomeinen, welke volgens de
sage door Jamue werden ingesteld ter gedach-
tenis aan den gelukkigen natunrstaat der
menschen in vryheid en geiykheid tydens de
regeering van Saiurmu. Ongetwyfeld vormden
zy aanvankeiyk eene soort van nieuwjaars-
viering, zy werden eerst regelmatig gehouden
SATUENALIËN- S ATUENUS.
sedert het Jaar 497 Töor Chr. Dit dnorde in
den beginne éen dag (19 December en na de
verbeterde tgdrekening van (kma/r 17 Decem-
ber), doch Angiuiiu Toegde er 3 dagen aan
toe, en TShmtvu en CcXig^a ieder nog éen
dag. Gedurende die feesten waren alle open-
bare en private besigheden geschorst en
heersehte er eene volkomene rryheid. Men
ontboeide de gevangenen, en de slaven zaten
aan tafel met hnnne heeren, Ja, werden door
desen bediend. De vermogenden hielden open
tafel, en de aanzittende gasten bekransten
xieh met myrtenloover en begiftigden elkander
met rozen en dergelUke geschenken. Dit ge-
eebiedde tevens in den hnis^gken kring, en de
Kerstgeschenken zyn ongetwQfeld daarvan een
overbltifïBeL Ook waren velerlei spelen, wed-
rennen, gladiatorengevechten en maskeraden
daarmede verbonden.
Satumia Sohrank is de naam van eenge-
«lacht van vlinders nit de familie der Sjfinnert,
<Bombycida). Het onderscheidt zich door groote,
breede vleugels, die in het midden met eene
ronde, oog- of wigvormige vlek zQn versierd. De
«ehier naakte, hechts van behaarde wratten
voorziene rupsen spinnen zeer dichte, flesch-
vormige cocons. Dit geslacht is in alle wereld-
deelen vertegenwoordigd, maar vooral in
Am^ka. De Europeesche soorten zQn: de
jfroote naektpawwoog (S pyri Borlch,)^ de
kUkie en de midddmat^e nacMpcmwoog (S.
carpini BwrJck en S. spini Borkh.), Van onder-
eehieidene soorten, bgv. 8, Cynthia, in andere
wwelddeelen worden de cocons verzameld tot
het verkrQgen van ztjde.
Saturnüiiis (Lucius Appnlcjus), een Bo-
meinsch volkstribnnn in het Jaar 100 voor
Chr., gaf, gesteund door den praetor ServUUu
^laiêeia en aanvankelQk onder de hoede van
€. MariuSf toen voor de 6de maal consul,
eene reeks van oproerige wetten, maar werd
eindel0k door de senatoren en door een aantal
<yrdelievende burgers, met Marwê aan het
boofd, genoodzaakt met z0ne aanhangers
-eerst naar het Capitool en vervolgens naar
den tempel van -JépUer Capitoliimt de w)|k
ie nemen. Hier moest hd wegens gebrek aan
prater zich overgeven en werd in een oploop
;gedood.
Satumus (Kronoe), in de Qrieksche my-
-thologie een zoon van üranns (den Hemel)
•en €h»ea (de Aarde) en de Jongste der THiatu,
onttroonde z|}n vader, maakte zich meester
van de heerschapptl en trad in het huweiyk
«net zt|ne zuster JLUa. Daar zt|ne moeder
bem voorspeld had, dat ook hu door éen van
«yne kinderen van den troon zou geworpen
worden, verslond htf dezen terstond na de ge-
boorte, maar Zeus (JüpUer), de Jongste zoon,
werd door Bkea gered, doordien zQ Satumug
4n plaats van het kind een in windselen ge-
wikkelden steen toereikte. Toen Zeu$ den
volwassen leeftgd had bereikt, noodzaakte
bQ, bügestaan door de Oceanide Jfe^w, door
middel van een drank zQu vader, de ver*
awolgene kinderen weder uit te spuwen, en
aanvaardde toen met zQue broeders denstryd
tegen Saiumnt en de overige TUaiUj waarin
de laatsten het onderspit moesten delven.
Saturnuê bevond zich na dien tQd in den
Tartarus, maar volgens anderen voerde hg
jnet Badamanikeê heerschappti op het Eiland
der Gezaligden. — De met hem samenge-
smolten Italiaansche godheid Satumus, onder
wiens heersohappO de gouden eeuw bloeide,
is oorspronkelOk een geheel ander wezen,
nameigk de God van den oogst. Deze had
Opê tot gemalin en werd* naast den zonnegod
JoMUi g^laatst en, als de grondlegger en
begunstiger van den landbouw in Italië, als
bevorderaar der beschaving gehuldigd. Te
zlfner eer werden de SalwmaLiëm (zie aldaar)
ingesteld. De Grieksche SatwmmM of liever
Kfonoê had een heiligdom te Athene en te
Olympia, — en te Rome verhief zich de
tempel van Satumus naast dien van Concordia.
Daarvan ztjn nog drie gecanneleerde mar-
meren zuilen bewaard gebleven. froxM wordt
voorgesteld als een gi^saard met een over
het achterhoofd getrokken gewaad en met
eene harp in de hand. De overeenkomst van
zyn naam met het Grieksche woord xptfvo« (tyd)
heeft aanleiding gegeven, dat sommigen hem
ook als den God van den t{|d beschouwen.
Satumus, na Jüpiter de grootste planeet
van ons zonnestelsel, is omgeven door eene
groep van ringen en door een achttal manen.
De gemiddelde afstand van dat hemellichaam
tot de Zon is 190,7 millioen geogr. mffl,
de excentriciteit van zQue met de ecliptica
een hoek van 2^4940^ makende loopbaan
slechts 0,056, en alzoo zQn grootste afttand van
de Zon 202 en zQu kleinste 179 millioen geogr.
mQi. Hy volbrengt z||n 1200 millioen geogr.
mgi lange loopbaan in 10759,5198 dagen of
29 Jaren 166 dagen, 22 uren, 16 minuten en
32 seconden en vordert alzoo Jaariyks slechts
12 tot 18"^, dus dageiyks ongeveer 2', zoodat
wU hem ongeveer 2V3 Jaar in hetzelfde
teeken van den dierenriem waarnemen. Zyne
ware omloopssnelheid is 1,3 geogr. myi in de
seconde. Zyn synodische omloopstgd, nameiyk
de tyd van zyne éene conjunctie met de Zon
tot de andere, is 1 Jaar 12 dagen en 20 uren,
en zyn afétand van de Aarde wisselt tusschen
159 en 122 mülioen myien, zoodat zyne
schynbare middeliyn 15 tot 2> boogseconden
bedraagt. Deze middeliyn is echter in ver-
schillende richtingen geenszins dezelfde, waaruit
volgt, dat Soitwmut geen bol, maar aanmer-
keiyk afgepUt is. Deze afj^latting bedraagt
volgens Hersehd V1094 > doch volgens Bessel
Vio>j » terwyi de microscopische metingen van
het observatorium te Parys (1847) een bedrag
leverden van V9'2« zoodat de schynbare aequa-
toiiale middeliyn op gemiddelden afiitand
17,498 en de middeliyn langs den meridiaan
15,766 boogseconden bedraagt Hieruit volgt,
dat de aequatoriale middeliyn 9,527maal zoo
groot is aUi die der Aarde, en dat zyne as
eene lengte heeft van 14590 geogr. myi.
zyne oppervlakte is 90,8maal, zyn volumen
865-maal, zyne massa 101-maal zoo groot als
die der Aarde, wanneer men met Bussel aan-
neemt, dat de massa van Satumus TT^Tvate
(volgens Mejfer yVrvSte) ^^ ^^ ^^^ ^® Aarde
^^^^8te van die der Zon bedraagt. De ge-
middelde dichtheid van Satumus is 0,12 van
die der Aarde of 0,64 ten opzichte van water. Dit
bedrag is evenwel volgens de bepaling van
Leverrier nog kleiner. De sterke afj^latting
van Satumus is evenredig aan zyne snelle
aswenteling, door WiUiam Serschd op 10
uren 16 minuten 0,4 seconden en door A,
270
SATÜRNUS.
MaU op 10 nren 14 minnten en 24 Beoonden
bepMüd. Die snelle aswenteling is oomak,
dat de zwaartekracht op Satomns, er in de
poolstreken met die onier Aarde overeen-
komende, op den eyenaar ten bedrage ran
Vede yerminderd wordt, terwyi op onze Aarde
die vermindering slechts Vissste bedraagt By
eene gelUkvormige dichtheid zon dea4>latting
nog grooter moeten wezen, waamit men op-
maakt, dat de dichtheid van het middenpnnt
af vermindert. De intensiteit van het zonn^eht
is er gemiddeld slechts Vsiste van die op
Aarde. HU kaatst het licht evenwel sterk
temg, en volgens de photometrisehe waarne-
mingen van Seidêl en ZölUur bedraagt ztfne
helderheid, den ring niet medegerekend, on-
geveer 0,48 van die van Capella en 0,13 van
die van Sirlns, en Zöüuer schat zUn temg-
kaatsend vermogen op Vi- Het ringenstelsel
heeft nog grooter glans.
De rhigen van Satomas z||n een merk-
waardig verschgnsel, hetwelk in ons zonne-
stelsel alleen bU deze planeet wordt aangetroffen.
Het werd het eerst opgemerkt door Galüêl
met de aanvankelUk hoogst gebrekkige kykers,
waarvan hg zich bediende (1610). Z|ne waar-
neming was echter verre van Juist, want hy
zegt, dat Satomns nit drie elkander aanrakende
sterren is samengesteld, dat men door een
zwakken kyker de planeet waarneemt in de
gedaante van een citroen, terw|}l men door
een sterkeren kgker de beide zydelingsche
sterren zelfii goed van de grootere middenster
onderscheiden kan. Weldra verdwenen de
ztldeUngsche aanhangsels, om na korten tQd
zich weder te vertoonen. Galilil ontwaarde
nn ook de donkere tnsschenniimte tnsschen
den ring en de planeet, zonder evenwel den
wezeniyken toestand te doorgronden. Later
(1647—1666) zag MeveUui te Dantzig de
planeet voorzien van handvatselvormige nit-
Bteeksels, wier veranderingen hjj nauwkenrig
beschreef. Eerst SMjfpkeMs (1655) nam waar,
dat Satnmns omgeven is door een vrQ
zwevenden ring. Domemco Cassimnam daarop
(1675) eene donkere streep waar en merkte
op, dat die ring nit 2 concentrische ringen
bestaat, van welke de buitenste helderder
schittert dan de binnenste. Beide ringen zlJn
door Waiiam Mersehd (1789—1792) nauw-
kenrig beschreven. Tnsschen den binnenring
en de planeet ontwaarden in 1850 Bond te
Cambridge (Vereenigde Staten) en Dawes in
Engeland een zeer matten donkeren ring, die
ongeveer een derde der tusschenmimte vult.
Deze laatste is aan de binnenzOde tot op het
midden zyner breedte doorzichtig en verder
ondoorzichtig, zooals door Trouvdot te Cam-
bridge (Vereenigde Staten) werd waargenomen.
Beeds sedert Shcrt heeft men gevonden, dat
de buitenste ring in lagen is verdeeld, zoodat
lYouvdoi in hetgeheelvgf ringen onderscheidt
De aftnetingen der twee door Ccunni waar-
genomen ringen zQu door Bêud en Siruve
bepaald in boogseconden; zQ leverden de vol-
gende cyfers: buitenste straal van den bui-
tensten ring 20,047, — binnenste straal daarvan
17,644, — buitenste straal van den binnensten
ring 17,237, — binnenste straal daarvan
13,334, — en straal van Satumus 8,995,
zoodat de lengte van eerstgenoemden straal
19 000 geogr. myi, de breedte van den ring
2300 geogr. mgi, die der tnsschenruimte 890
geogr. mgi, die van den binnensten ring 3 700
geogr. mgi en de afttand, van dezen tot de
oppervlakte der planeet 4100 geogr. mgi be-
draagt De dikte van deze ringen is waar-
schynlUk niet grooter dan 20 geogr. mQl en
hunne gezamenlijke massa volgens Bm9€l
slechts Vil 8^0 dor massa van Satumus. De
vlakken der verschillende ringen vallen niet
volkomen samen, maar liggen toch ongeveer
in het vlak van den evenaar der planeet Op
de ringen ontwaart men velerlei oneffenheden,
zoodat Sisnokd daardoor kon waarnemen^
dat de omwenteling van het ringenstelsel
samenvalt met die der planeet. I^ riagen
zQn voorts, zooals het eerst door Sekwabê te
Deasau (1827) opgemerkt en vervolgens door
Ha/edmg^ Siruve en anderen bevestigd werd,
geenszins concentrisch met de planeet, en
het vlak van het ringenstelsel maakt met dat
van den loopbaan der Aarde een hoek van
28 Vs^ Daarom vertoont het zich nooit inden
vorm van een cirkel, maar veeleer in dien
van eene ellips, wier grootste schgnbare halve
as op middelbaren aliitand eene lengte heeft
van 20,047 boogseconden, terwQl de verander-
lijke kleine halve as tot 9,55 boogseconden
kan toenemen. Is Satumus z6o geplaatst, dat
het verlengde vlak van den ring door de Zon
gaat, dan wordt alleen de smalle zQde van
den ring door de Zon verlicht, zoodat de
eUipe verdwijnt en in eene dunne lichtstreep
overgaat De ring onttrekt zich desgeigics
aan onze waameming, wanneer zQn verlengd
vlak door de Aarde gaat, alsmede wanneer het
zQne niet verlichte zQde naar ons toekeert.
Omtrent de manen van Satumus raadplege
men het ariikel Planeet, Opmerkelijk is de
omstandigheid, dat de omloopstyd van de derde
Maan vrU nauwkeurig tweemaal zoo groot is als
die van de eerste, en de omloopstyd van de
vierde tweemaal zoo groot als die van de tweede.
W|j voegen er nog b|j, dat volgens photo-
metrisehe vergelijkingen van Saitamus met
ztjne manen Piekerwg voor de middellonen der
acht trawanten de volgende waarden gevon-
den heeft in Ned. m|jl:
Minos 470 Bhea 1197
Enceladus594 Titan 2259
Tethys 916 Hyperion 310
Dione 871 Japetus 783
Meyer uit (}enöve berekende uit zQne waar-
nemingen van 1881 nieuwe elementen voor
zes van deze wachters. Hier beteekent a de
halve groote as der loopbaan, uitgedrukt in
stralen van den aequator der planeet, en T
den omloopstijd.
T.
Enceladns
Tethys . .
Dione. . .
Bhea . . .
Titan . . .
Japetus
di^en.
uren.
minuten.
3,866
1
8
53
4,812
1
21
18
6,168
2
17
41
8,608
4
12
25
19,911
15
22
41
67,930
70
7
49
6,92
25,62
9,29
11,57
23,16
24,84
Omtrent de stoffelijke gesteldheid van Sa-
tumus heeft men geene zekerheid; men weet
niet eens of deze planeet zich in een vasten
of in een vloeibaren staat bevindt. Pekoe
is van meening, dat de ringen uit eene
SATURNÜS— SAÜMUE.
271
vloeistof bestaan, welke dichter is dan water.
Op de planeet KQn» evenals bQ JApiter, aan
den evenaar evenwQdige strepen waargeno-
men, die voor de aanwesigheid pleiten van een
waterdamp bevattenden dampkring, *t geen
door de q^ectraalanalyse bevestigd wordt Ook
de verandering in de weerkaatsing van het
licht gedurende den bQna 15-Jarigen winter
wQst op meteorologische verschijnselen. —
De oude scheikundigen bestempelden lood met
den naam en het teeken van Satomus.
Satyr of tater is in de Grieksehe fkbel-
leer de naam van daemonische medgezellen
van Dumjfsuê (Bacchns), volgens sommigen
de Bonen van SJtrmes (Mercorins) en Ipkthime
of van den satyr Süenut. Zy worden voorge-
steld als ruwe, woeste klanten met borstelig
haar, een stompen, opgewipten neus, lange
ooren en een geiten- of kleinen paardenstaart
Als vrienden van overmatig wflngenot hebben
s|] een bokaal of een thyrsus in de hand ; ook
ziet men hen voorgesteld als fluitspelers of als
dansende met nymfen, hoewel steeds als ge-
drochtelQke, den menschen vtfandige weiens.
— Van de Satyrs is de naam afkomstig van
het Attische satyrdrama, eene klucht, waarbg
het tooneel steeds een boschrQk landschap
voorstelde, waar rondspringende satyrs den
lachlust van het publiek zochten op te wekken.
Het werd vertoond na het ernstige treurspel,
om de aanwezigen ten slotte met opgeruimde
gewaarwordingen te vervullen. Slechts éen
satyrdrama, de „Cyclope*' van üuripidêtj is
in zyn geheel bewaard gebleven; van andere
bezitten wQ slechts fragmenten.
Satyriasis is eene ziekte van het mannelQk
geslacht, zich openbarend in overspannen ge-
slachtadrift, en alzoo een tegenhanger van de
nymphomanie by de vrouwen. Zy vertoont
zich inzonderheid by beleediging van het
achterhoofd en by sommige aandoeningen van
de kleine hersenen. Voorts kunnen de oorzaken
dier ongesteldheid zeer verschillend zyn. De
lyder zoeke die zooveel mogeiyk weg te nemen
en wachtte voorts herstelling van koude baden,
een doelmatig dieet en eene afleiding verschaf-
fende werkzaamheid.
Sau, zie Save.
Sauer (Karl Marqnard), een Duitsch let-
terkundige, geboren te Mainz den 18den Juni
1827, legde zich met yver toe op de nieuwe
talen en werd leeraar aan een opvoedingsge-
sticht te Frankfort aan de Main. In 1850 be-
zocht hy de universiteit te Weenen, deed met
goed gevolg examen in nieuwe talen, vertoefde
twee Jaren in Italië, werd professor aan de
handelsschool te Leipzig, vertrok vanhier naar
Praag en zag zich in 1870 benoemd te Triest
tot directeur der Fondazione Rivoltelle, eene
handelsacadémie. Hy schreef eene Fransche,
Italiaansche, Engelsche en Spaansohe spraak-
kimst, alsmede de romans: „Einder der Zeit
(1870, 8 dln)", — „Die Splritisten (1871, 3
dln)", — „Beklame (187B, 8 dln)", —en „In-
termezzo (2de druk, 1878)", — alsmede : „Ales-
sandro Manzoni, eine Studie (2de druk, 1871)*'.
Sauerland is het zuideiyk gedeelte der
provincie WeetfaUn (zie aldaar) en gelegen
tusschen de Sieg, de Buhr en de Hdhne.
Saul, de eerste koning van IsraCl, regeerde
van 1056 tot 1033 vóór Chr. Hy was een
zoon van KU uit den stam van Benjamim en
onderscheidde zich door eene groote gestalte,
alsmede door dapperheid en moed. Hy be-
vrydde Jabes van de Ammonieten en werd
daarna door het volk te Gilgal tot Koning
uitgeroepen. Terstond aanvaardde hy den stryd
tegen de Philistynen, veroverde hun verschanst
kamp by Michmas en overwon de Amalekieten
by den berg Carmel. Ondersteund door zyn
zoon Jonathan en den krygsoverste Abner^
bevrydde hy Israël uit de handen zyner be-
lagers en handhaafde de eenheid des volks.
In tyd van vrede leefde hy zonder konink-
lyke praal op zyne hoeve te Qibea met
s^ne zonen en vrienden. Hy vereerde Jehova
met yver, bewaarde met nauwgezetheid diens
geboden en ontrukte de Ark des Yerbonds
aan de Philistynen. Niettemin ondervond hy
groeten tegenstand van de zyde van SamuSl,
die het verlies duchtte van zyn invloed als
priester en rechter, zoodat de Koning worstelen
moest tegen de vyandige gezindheid der
priesters. Toen hy zyn wapendrager David^
aan wien hy zyne dochter iüehal tot vrouw
had gegeven en die alles aan hem te danken
had, van eene samenzwering tegen den troon
beschuldigde en wilde dooden, nam deze de
vlucht (1036) en verwekte een opstand in het
zuiden van Juda, die echter, schoon bevor-
derd door een inval der Philistynen, door
Soul gedempt werd. Als hierop 2>aoi<2dewyk
nam naar de Philistynen en dezen oprekkende
tot een oorlog tegen Israël, trok Soul hem te
gemoet by den berg Qilboa en leverde er
een slag (1033), die echter aan Israël eene
nederlaag bezorgde. Toen 8aul dit vernam en
tevens de tyding ontving, dat drie zyner
zonen gesneuveld waren, stortte hy zich in
zyn zwaard. Zyn hoofd werd door de Phi-
listynen in den tempel van Da^on ten toon
gesteld, zyn romp te Jabes begraven en zyn
dood door de Israëlieten zeer betreurd. Zyn
eenig overgebleven zoon Ishoeeth behield de
heerschappy aan de overzyde van de Jordaan,
maar werd in 1025 vermoord.
Sauloy (Louis Félicien Josephe Caignant
de), een verdiensteiyk Fransch oudheid- en
penningkundige en tevens een beoefenaar der
Oostersche letteren, geboren te Byssel den
19den Maart 1807, bezocht de polytechnische
school te Parys en zag zich eenige Jaren
daarna als luitenant der artillerie geplaatst
aan de applicatieschool te Metz, waar hy
zich met yver op de penningkunde toelegde.
In 1836 behaalde hy met zyn „Essai de
classiflcation des suites monétaires byzantines"
een prys by de Académie des Inscriptions en
in 1839 werd hy correspondeerend lid van het
Instituut, in 1838 professor aan de militaire
school te Parys en in 1842 lid van de Aca-
démie des Inscriptions, in 1860 senator en in
1853 kommandeur van het Legioen van Eer.
Sedert zyne vestiging te Parys had hy zich
tevens viytig toegelegd op de ontcyfering van
Oostersche opschriften, en van zyne werken
vermelden wt): „Voyage antour de la Mer
Morte (1852—1854)", — „Etudes de lanumis-
matique Judaique (1857)", — „Les campagnes
de Jules César dans les Gaules (1860)", —
„Voyage en Terre Sainte (1865)", — en „Les
demiers Jours de Jerusalem (1866)".
Satuntir, eene arrondissementahoofdstad
in het Fransche departement Maine-eMiOire,
272
SAUMUR— SAU8SAYE.
op den linker oever der Loire en aan den
«poorweg van Orléans naar Nantea, is ver-
4eeld in de onregelmatig gebouwde boTenstad
-en de firaaie, regelmatig aangelegde beneden-
«tad. Men heeft er een paar rechtbanken, een
•collóge, eene openbare boekerf) met 12000
4eelên, eene Termaarde kavallerie- en rOschooL,
■«ene stoeterd , eene wynboawschool, een
mnseom, een botaniachen tnin en bOna 18000
•inwonen (1881), die doh bezig honden met
wtinbonw, vervaardiging van rozenkransen,
linnenwevery, een levendigen handel enz.
Merkwaardig z^n er het nabijgelegen kasteel,
thans een tnlghnis, eenige kerken, het stadhnis,
de schouwburg en eene steenen brug ter lengte
'van 248 Ned. el naar een eiland in de Loire,
•met hare voortzetting vanhier naar de voor-
stad Croix Verte, ter lengte van 204 Ked. el.
.In den omtrek dezer stad vindt men vele
JBtomeinsche en Keltische oudheden.
Sauppe (Hermann), een verdienstelQk
Duitsch letterkundige, geboren te Wesenstein
*bi| Dresden den 9den December 1809, studeerde
•te Leipzig en vertrok in 1833 als leeraar aan het
gymnasium naar Zürich, waar hy zich voorts
als privaatdocent vestigde en in 1838 buiten-
gewoon hoogleeraar werd. Voorts behoorde
hg tot de directie der cantonnale onderwfjzers-
•bibliotheek en werd in 1846 directeur van
het gymnasium te Weimar en in 1856 hoog-
leeraar in de letteren te Gtöttingen. Hy leverde
-uitgaven van verschillende Grieksche werken
-en schreef o. a. over de nog aanwezige ge-
schriften van Fhilodemuêj — eene „Epistola
^sritica ad Godofredum Hermannum (1842)", —
„Ueber die Quellen des Plutarch ftlr das Leben
des Perikles (1867)", — „De demis urbanis
Jlthenarum (1846)", — „Ueber die Griechische
Mysterieninschrift aus Andania (1860)", —
.„Sohulreden (1866)", — en eene verzameling
van werken van Grieksche en LatQnsche
schrOvers (met Satiptf 1848 enz.).
Sanriërs (Sauria) noemt men die orde
van kruipende dieren (Reptilia), welke men
met den naam van hagedissen bestempelt,
waartoe in ruimeren zin ook de HydrosawriSn
behooren, welke bepaaldelQk door de kroko-
dillen vertegenwoordigd worden. Gewooniyk
verstaat men onder Sauriërs de hagedissen
van vroegere tQdvakken, zooals de fossiele
Nothosauriës uit de triasvorming, het geslacht
^laeodui J^, uit de schelpkalk, de PMo-
MouriSrs uit de Jura- en de krfftvorming en de
lekikifosawriërs, hoofdzakelQk uit de juravor-
ming, en eindeiyk nog andere fossiele ge-
alachten, zooals Matatamrut^ Palaeoatawnuy
Dimosawrus , Anomod<mHa en PtêrodactyUu,
Het lichaam der Saurifirs is langwerpig,
dikwgis rohrond, de huid met schubben of
met harde knobbels, maar nooit met een
schild bedekt ZQ hebben gewooniyk 4 pooten
-met genagelde teenen; het borstbeen en de
ribben zyn bewegeiyk en de kaken van
«tanden voorzien. De eierschaal is hard en
kalkachtig en de jongen ondergaan geene
.gedaantewisseling. <)nze inlandsche hagedissen
vormen, behalve den hazelworm (AnguisTra-
gilis), nog een drietal soorten.
Saurin. Onder dezen naam vermelden wy :
JSUê Samrint ^n verdiensteiyk kanselrede-
naar. Hy werd geboren den 28Bten Augustus
71639 te Usseau in Frankryk, studeerde te
Die, Nimes en Genève en aanvaardde in 1662
een beroep by de Protestantsche gemeente te
Embrun. Beschuldigd van oneerbiedigheid Je-
gens éen van de Sacramenten der B. E^atho-
lieke Kerk, trok hy naar Holland en werd
er achtervolgens predikant by de Waalsche
gemeente te Delft en te Utrecht Godgeleerde
twisten berokkenden hem veel verdriet, en
hy overleed in 1703. m schreef o. a.: „Défense
de la véritable doctrine de l*£glise Beformée
sur Ie principe de la foi (1697)", — „Beflec-
tions sur les droits de la conscience (1697)", —
en „Traite de Tamour de Dien (1701, 2 dln)".
Jaequei Saurin^ een uitstekend kanselrede-
naar, geboren te Ntmes den 6den Januari
1677. Hy studeerde te (}enève en was als
student reeds beroemd wegens zyne welspre-
kendheid. In 1700 begaf hy zich naar Londen,
waar hy gedurende 4 Jaar met uitstekend
gevolg het evangelie verkondigde, en in 1706
werd hy beroepen naar *s Gravenhage, waar
hy onder buitengewonen toeloop tot aan zyn
dood — den 308ten December 1730 — werk-
zaam bleef. Behalve een aantal bundels met
„Sermons sur divers teztes de TRcriture
sainte (1708—1726)" schreef hy: Discours
historiques, critiques, théologiques et moraux
sur les événements les plus mémorablee du
Vieux et du Nouveau Testament (1720 -1739,
6 dln)", — „Abrégé de la théologie et de U
morale Chrétienne, en forme de catéchisme
(1724)", — „Etat du Christianisme en France
(1726—1727)", — „Dissertation sur ie men-
songe (1630)", enz.
Saurureën (hagedisstaartplanten) is de naam
van eene t weezaadlobbige plantenfamilie. Zy om-
vat kruidachtige, overbiyvende water- en moe-
rasplanten met een kruipenden, beschubden en
knolvormigen wortelstok. De stengel van vele
soorten is enkelvoudig, knoopig geleed en
van bladeren voorzien, die van andere zeer
kort, alleen door een bladerenroset omgeven en
tot bloemsteel dienend. De bladeren zyn af-
wisselend, gesteeld en hebben eene met den
bladsteel samengegroeide scheede. De bloemen
staan op een bloemhoof^je by elka4r, dat on-
bedekt of aan de basis door gekleurde bloem-
scheeden omgeven is. De bloemen zyn twee-
slachtig en elke bloem wordt gewooniyk door
éen of twee gekleurde dekbladen gesteund. Zy
hebben 3 tot 6 vrye of aan de basis van het
vruchtbeginsel sa&mgegroeide meeldraden, met
priem- of eenigszins knodsvormige helmdiaden
en binnenwaarts gekeerde helmknoppen. Het
vruchtbeginsel is bovenstandig en bataat uit
3 tot 6 afeonderiyke vruchtb^nsels, die aan
de basis of ook wel geheel met elkander zyn
samengegroeid. In de binnenhoeken der hok-
ken vindt men 2, 4 of 8 orthotrope zaadknoppen.
De vrye spits van het vmohtbeginsel vormt den
stempel. De vrucht is eene doosvrucht of eene
gelobde bes, en de eironde of rolronde zaden
hebben eene dikke, lederachtige schaal en eena
rechte, omgekeerd hartvormige kiem. Deze
&milie omvat slechts weinige geslachten, en
deze behooren vooral te huis in de keerkringa-
bmden van Afrika, in Japan en in Noord-
Amerika.
Saussaye (Dani61 Chantepie de la), een
verdiensteiyk Kederlandsch godgeleerde, ge-
boren te *sGravenhage den lOden December
1818, studeerde te Leiden en werd in 1842
SAUSSATE-SAVAOE.
2M
predOuuit t»0 de Waalsche feneente te Leeu-
warden, rertnk 6 Jaar later naar Leiden,
▼anwaar hQ lieh in 1862 nipr Botterdam
t>egaf, en aanvaardde den 2l8ten November
1S72 het heof leeraarBambt te Groningen met
•eene redevoering: ,»Over de plaats der tbeo-
logische wetenschap in de encyclopedie der
wetenschappen". Met KQn gewonen Qver, maar
•eer kort was hg werkzaam, daar hg reeds
^en ISden Fehmari i87S overleed. Hg was de
Tertegenwoordiger eener eigenaardige richting,
welke de wetenschap looht op te boawen op
<te ervaring des gelooft. Hg heeft een groot
aantal opstellen geleverd in de doer hem ge-
redigeerde tgdschriften^ „Ernst en Vrede" en
„Protestantsche Bgdragen", alsmede in onder-
scheidene andere godgeleerde en stichtelflke
maandwerken. Voorts gaf hg vgf handels
leerredenen (1860—1865) en onderscheidene
iMrochnres in het licht en schreef daarenboven:
«BgbélstadiSn (1869—1868)**, — „Leven en
richting (ft66)*', — ,De brief aan de Hebreefo,
▼oor de gemeente nitgelegd (186S, Sdin)**,—
.Be soogenaamde middenpurtg in de Yzaet-
landsche kerk (1866)**, — „Vertroostingen.
Twaalf redenen (1872)**, enz.
Sau80iire (Horace Benott de), een beroemd
nataaronderaoeker, geboren te Conches bg
Genöve den 17den Febroari 1740, stadeerde
te €lenéve 4n de natanrkande en werd er op
22Jarigen leeftgd hoogleeraar in de philosophie.
Op lateren leeftfd nam hg deel aan hetvast-
(Btellen der «ieawe wetgeving in zgn vader-
land en werd lid van den Raad van Twee-
honderd. Hg overleed ie Oenève den 228ten
Janoari 1799. Hg heeft rich vooral leer ver-
dlensteigk gemai^t jegens de aardknnde en
behoort tot de grondfeggers van deie weten-
tKbap, — alsmede Jegens de nataartcandige
aardrgkskonde en hiermede verbondene we-
tenschappen, terwgi hg Bich tevens beaig
hield met de anatomie der pianten. Hg deed
reizen in Frankrgk, Nederland, Engeland,
Italië en Sicilië, beaooht de Alpen, inzonder-
heid de gsvelden van Chamoaniz en was de
eerste, die den top van den Hontblanc beklom
(1787). waar hg hoogtemetingen volbracht door
middel van den barometer. Ook de planten-
geographle is veel aan hem verschnldigd, en
fay is de oitvinder van een dectrometer, hy-
grometer en dergeigke instramenten. Voorts
was hg stichter en voorzitter van het genoot-
Bchap voor konst en bevorderde in die betrek-
kingr de fitbriekngverheid te G^enève. Van
sgne geschriften vermelden wg: „Voyagedans
les Alpes (1779-1796. 4 dln)**. ~ Zgn zoon
TASoiore. geboren te (ienève den 14denOcto-
her 1767, heeft desgeigks als natnnronderzoe-
ker een goeden naam verworven. Hg was bg
herhaling lid van den raad van Genéve en
schreef het voortreffeigke werk: „Recherches
ehimiqnes sar la végétation (1804)**.
Ssuveur (Jales), een verdiensteigk Bel-
gisch beoefenaar der statistiek en geboren te
Brossel den 8sten Aagastas 1827, stndeerde
aan de vrge aniversiteit aldaar, werd in 1856
ehef de bnreaa bg het departement van Bin-
nenlandsche Zaken, in 1878 directear-generaal
▼an Openbtor Onderwgs en in 1878 secretaris-
generaal van het ministerie van Onderwgs in
België. Sedert dat dit ministerie na de ver-
Uesinffen van 1884 en den val van het
xin.
E^abinet JV^ Orham door sgne opvolgers
opgeheven is, werd Sauveur secretarisgene-
raaJ van het ministerie van Binnenlandsche
Zaken. Hg leverde onderscheidene bgdragen
In tgdschriften en schreef: „Mémoire sar la
révision de la lógislation des coars d*eaa non
navigables ni flottables (1858)**, door de Be-
geering bekroond, — „Histoire de la législa-
tion médicale beige (1862)'*, — „LégisUtion
vidnale beige (18^)**, — „Législation et Jaris-
pradence vicinale beiges (1868, 2 dln)**, —
„Statistique de dépenses da service ordinaire
de rdnseignement primaire poar la période
1843—1872 (1874)**, — „Statistlqae du moa-
vement des commones et des principales cir-
oonscriptions poUtiqaes, administratives on
Jodiciaires de 1880 k 1875 (1878)**, — „Statistlqae
Générale de rinstraction pabliqae en Belgiqne
(1878—1880)**, — en „Boyaame de Belgiqae:
Etat intellectael (1881)**.
Savage. Onder dezen naam vermelden wg:
Biekard Saooffê^ een Engelsch dichter, gebo-
ren te Londen den lOden Janaari 1697, ver-
maard wegens zgn trearig lot en losbandig
leven. Hg was de onwettige zoon van de
Gravin MmodetfiM en van Lord Bioert, werd
door eerstgenoemde aan eene behoeftige voed-
ster toevertrouwd, voor wier zoon hg doorging,
kwam in de leer bg een schoenmaker en
vernam eerst na den dood dezer pleegmoeder
het geheim van zgne geboorte. Te vergeeft
smeekte hg de Gravin, hem als zoon te erken-
nen; haar afkeer van het pand harer misda-
dige minnarg ging zoo ver, dat zg pogingen
aanwendde, het toekennen van de gratie des
Konings te verhinderen, toen haar zoon zich
in dronkenschap aan een moord had schuldig
gemaakt en deswege ter dood veroordeeld
was. Hg werd voorts wegens schulden gegg-
seld en overleed in de gevangenis den Isten
Augustus 1743. Als dichter onderscheidde hg
zich door eene schitterende verbeelding, rgk-
dom van denkbeelden en oorspronkeigkheid,
zooals bovenal bigkt uit zgne gedichten: „The
wanderer** en „The bastard**. Dit laatste,
waarin hg op eene indrukwekkende wgze de
geschiedenis van zgne geboorte en zgne ver-
dere lotgevallen verhaalt, wekte eene onge-
meene opschudding, zoodat het in korten tgd
In duizende exemplaren over geheel Engeland
was verspreid. Zgne werken, met eene voor-
treifeigke levensbeschrgving van den dichter
door Jokmom, verschenen in 1776 in 2 doelen.
Die levensgeschiedenis werd door ChUxkow
behandeld in een treurspel.
Joku 8a9ag9y een Amerikaansch schrgver,
geboren den ISden December 1828 te Dublin
in Ierland. Als betrokken in de staatkundige
beweging van 1841 begaf hg zich naar Ame-
rika, waar hg werkzaam was op het gebied
der Journalistiek. Voorts schreef hg: „Laysof
the Éstherland (1850)**, — „Modem revolutio-
nary history and literature.of Ireland(1856)**,
— „Penian heroes and martyrs (1868)**, —
en het epos: „Eva, a goblin romance**. Zgn
drama: „SybU (1865)** vond bg de opvoering
groeten bgval. Zgn dichtbundel: „Faith and
Fancy (1864)** wordt zeer geroemd en zgne
liederen, gedurende den Am^kaanschen bur-
geroorlog gedicht : „Thestarry flag** en „Themus-
ter of the North** leven in den mond des volks.
Wi woont thans te Fordham bg New York.
274
SAVAII-SAVABY.
Savaii» het grootste en meert wertelijk
gelegene eiland der Samoagroep (zie Samoa-
eilanden), verheft zich met z0n wertelQken
Kaap Falealnpo of Felialnpo op 172''45' W.L.
van Ghreenwich, is 70 Ked. mfll lang en 40
Ned. mQl breed en telt op ruim 30 Q geogr.
mt|l omstreeks 12600 inwoners. (1876). De
znidknrt is er rotsachtig en steil, doch de
noordkust minder woert en hier bevindt zich
de eenige ankerplaats Mataotoe genaamd, van
het eihwd. Van de knrt naar het binnenland
heeft men hoogvlakten, waarboven uitgedoofde
vnikanen kegelvormig verrazen. De hoogste
van deze kntters is de Moea bQ het dorp
Aopo, en deze was wellicht eene eeuw gele-
den nog werkzaam. Het eiland is omzoomd
van eene smalle strook zeer vruchtbaar en
volkryk land met eene uitgebreidheid van
240000 Ned. bunder, en het onbewoonde bin-
nenland is bedekt met maagdelQke wouden,
waarin palmen, platanen, citroen- en brood-
vruchtboomen gevonden worden. Voorts wordt
het eiland door talrQke beken besproeid. Safo-
toelaftü aan de oortkurt is er de voornaamste
zetel der volksbestuurders. Men heeft er de
Duitsche handelskolonie Vaipouli en aan de
baai van Matoatoe eene Duitsche fMioTy. In
den laatsten tyd heeft eene Engelsche firma
nagenoeg vjjf zesde deelen van het eiland door
aankoop verworven, maar er tot nu toe slechts
óene plantage aangelegd.
Savannali (De), eene rivier in de Yer-
eenigde Staten van Noord-Amerika, ontspringt
op de grenzen der Staten Zuid Carolina en
Gfeorgia uit eene vereeniging van de Kiowee
met de Tngaloo, vloeit zuidzuidoostwaarto,
vormt de grens van die beide Staten en valt
na een loop van 800 Ned. myi beneden Savan-
nahCity in den Atlantischen Oceaan. ZQ is
van hiuren mond tot aan laatstgenoemde stad
(29 Ned. mgi) voor groote schepen en van
Juni tot November tot aan Augusta voor
rivieritoombooten bevaarbaar. 60 Augusta
wordt de vaart door een waterval verhinderd,
doch men, kan dezen door een in 1846 ge-
graven kanaal vermeden. — De <fa<{ Satxinnah
of Savannah-dity, de hoofdplaats van het
graafjwhap C^tham in den Staat Oeorgia,
tevens de grootste stad en de aanzienigkste
handelsplaats van dezen Staat, is aan de
Savannah gelegen, heeft rechthoekig elkander
sntldende stratra met 24 als parken aangelegde
pleinen op de kruispunten, een beiastingge-
bouw, onderscheidene openbare scholen, vele
geleerde genootschappen, een schouwburg,
eene Vrfimetselaarsloge, eene concertzaal, een
hostaal, 2 weeshuizen, gedenkteekens ter
eere van de generaals Fiicuhi en &reene en
bt)na 81000 inwoners (1880). In de stad vindt
men het Forsyth Park met eene uitgebreid-
heid van 12 Ned. bunder. Het vele geboomte,
waarby zich orai^eboomen enz. bevinden,
hebben haar den naam van „Woudstad (Forest
City)'* bezorgd. De fabrieknüverheid heeft er
zich sterk ontwikkeld zoodat er zich 120 in-
richtingen van nUverheid bevinden, en men
heeft er een levendigen handel, die door eene
uitmuntende haven en door een drietal spoor-
wegen bevorderd wordt. In 1876 behoorden
er 68 zeeschepen te huis, en de waarde der
ingevoerde goederen bedroeg in dat Jaar
1200000, die der uitgevoerde 44400000 gul-
den. Zg werd in nSS door OgèUlorpêgeBdebtj
in 1778 door de Engelschen veroverd en in
1779 door de Amerikanen en Franschen te
vergeefli belegerd. Ook in den jongsten bur-
geroorlog vervulde z|t eene beUngrgke rol.
Het fort Pulaski aan den mond der rivier
moert zich reeds den Uden April 1862 over-
geven, maar de stad verdedigde zich tot den
22sten December 1864. Op dien dag hield
generaal Skerman er zQn intocht. Thans echter
heeft z0 zich van de door dien oorlog gesla-
gene wonden geheel hersteld.
Savannen is de naam, die door de eerste
Spaansche kolonirten in Noord-Amerika ge-
geven werd aan de uitgestrekte, boomlooze,
gewoonlQk met een eenvormigen plantengroei
bekleede lage ^vlakten aldaar. Thans bestem-
pelt men ze veelal met den Franschen naam
„prairieSn (weiden)", terwyi dergelQke streken
in Zuid-Amerika „pampas'* of „llanos" —
voorts in het noordwesten van Midden-Europa
«heidevelden", in Hongarjjen „poeszten", in
ZuidBusland en West- Azië „steppen" en in
Siberië „toendra's" worden genoemd. Derge-
lUke vlakten behooren gewooniyk tot de Jongste
vormingen en bestaan uit zand of gerolde
steenen, leem en kl^. Ook zQn zU wel eens
met eene zoutkorrt bedekt, en groote gedeelten
daarvan bestaan uit venen en moerassen. Op-
merkeiyke eigenaardigheden der Amerikaan-
sche savannen, in vergeiyking met de step-
pen der Oude Wereld, zQu de groote, tot
aan zee zich uitstrekkende rivieren, welke
door hare diepe, kloofvormige beddingen na-
genoeg niets bQdragen tot de besproeiing des
lands. In .het noorden is hrt gebied der sa-
vannen eene hoogvlakte, terwyi het zuidwaarts
naar de zyde der Qolf van Mexico langzamer^
hand afdaalt. Het noordwesteiyk gedeelte der
hoogvlakte is eene zoutwoestyn met zout-
planten (Ghenopadiaoeën en Artemiseën), en
in de meer znideiyke gelegene prairieën vindt
men keerkringsgewassen, by v. agave- en yucca-
soorten en vooral cactusvormen. In het noord-
oosten zyn grazige steppen de verbiyf^laats
van den bison en van teUooze knaagdieren.
Zie voorts onder Amerika.
Savary (Anne Jean Marie Bene), hertog
van Rottgo, een Fransch generaal, geboren
den 26rten April 1774 te Marcq (Ardennes),
trad in 1790 in dienrt by het leger, woonde
als kapitein de veldslagen by aan de Byn
onder Omtinej Fiehegm en Moreanj werd
bataUonschef en vertrok met Deea^ naar
Egypte. Na zyn terugkeer streed hy in den
slag by Marengo en werd vervolgens door
Bonaparte tot diplomatieke zendingen gebezigd
en wyders tot kommandant van het keur^
korps der gendarmerie en tot brigade-generaal
bevorderd. Sedert 1802 bestuurde hy de ge-
heime policie van Bonaparte en had de hand
in de voltrekking van het doodvonnis aan
den Hertog van JBn^Men, Nadat hy als divisie-
generaal deelgenomen had aan de veldslagen
by Austerlitz en by Jena, aanvaardde hy in
1807 als opvolger van Zonnet het bevel over
het 6de armeekorps te Warschau, dekte na
den slag by Eylau Warschau tegen de Bussen
en behaalde eene overwinning by Ostrolenka.
Na de veldslagen by Heilsberg en Friedland
werd hy door Napoleon tot hertog vanBovi^
en kort daarna tot gouverneur van Oost-Pruir
SAVARY— SAVIGNY.
276
Ben benoemd. By den Vrede van Tilsit vertrok
bg als gesant naar Petersburg en voerde in
1808 bet bevel in Spanje. Ka den veldtocbt
van 1809 kwam by aan bet boofd van bet
ministerie van Policie en bleef er werkzaam
tot 1814. By den terogkeer van NapaUom
werd by pair en opperbevelbebber der gen-
darmerie. Toen by voorts Napoleon naar
St Helena wilde vergezellen, werd by op de
„Belleropbon*' gevangen genomen en naar
Malta gebracbt, vanwaar by eebter in April
1816 ontsnapte naar Smyrna. In 1817 begaf
byzicb naar Ooetenryk, om licb aldaar te^n
bet over bem uitgesproken doodvonnis te ver-
dedigen. Nadat by te Grai onder bettoezicbt
der policie was gesteld, veroorloofde men
bem in Juni 1818 naar Smyrna terug te koe-
ren. In 1819 verscbeen by te Parys vry willig
voor de recbtbank en werd vrygesproken en
in zyne waardigbeid bersteld, maar ontving
geene nieuwe aanstelling. In 1823 ging by
naar Bome en keerde eerst na de Juli-
omwenteling naar Frankryk terug. Lodew^k
PUU^ bekleedde bem in 1881 met bet
opperbevel in Algérië, waar by Bona veroverde
en met yver de kolonisatie bevorderde, maar
door zyne dwingelandy zoo grooten wrevel
verwekte, dat by reeds in 1834 teruggeroepen
werd. Hy overleed den 2den Juni van dat Jaar.
Save (De) of Sam^ eene rivier in Oosten-
ryk, ontspringt in bet westeiyk gedeelte van
Krain door de vereeniging der Wurzener
Save en der Wacbeiner Save, vloeit in eene
zuidoosteiyke riebting door Krain, de grens
vormend naar de zyde van Stiermarken, daarna
door Croatië, vormt voorts van den mond
der Unna de grens tusschen Slavonië aan
de éene en Bosnië en Servië aan de andere
zyde en valt by Belgrado in de Donau. Zy
is meer dan 700 Ned. myi lang, docb na
bare komst in de laagte zeer traag van loop
en laat na bare overstroomingen koortswek-
kende moerassen acbter. In den Jongsten tyd
beeft men een aanvang gemaakt met bet
regelen van baren loop. Bergkloven scbeiden
bet bekken van Erainburg van dat van Lai-
bacb en dit laatste van de Groatiscbe vlakte.
Hare voornaamste zyrivieren zyn: in Krain
de Kanker, de Zeyer, de Feistritz, de Lal-
baeb en de Gurk, — uit de Alpen van Stier-
marken de San. — uit Groatië de Sottla, niova
enz. — en op den recbter oever de Koelpa. Uit
bet zuiden, van Turkscb grondgebied, ontvangt
zy de Unna, de Bosna, de Drina en andere
kleine rivieren. By den mond der Sottla ligt
de Save 129 en by baar eigen mond 64 Ned.
el boven de oppervlakte der zee.
Savery (Thomas), óen der voorloopers van
Wali met betrekking tot de uitvinding van
bet stoomwerktuig en geboren omstreeks bet
Jaar 1650 te Sbilston in Devonsbire, ontving
onderwys in de wis- en werktuigkunde en
werd ingenieur. Met yver legde by zicb toe
op ket bedenken van nieuwe werktuigen en
toestellen, ook om scbepen by windstilte in
beweging te brengen. Voorts kwam by op de
gedacbte om stoom als beweegkracbt te bezi-
gen, vooral om water uit mynen te putten en
ontving voor een daartoe gescbikten toestel
in 1698 octrooi. Zyn werktuig was eebter nog
zeer gebrekkig en werd eerst na zyn dood
(1716) aanmerkeiyk verbeterd. Intusscben komt
XIII.
bem de eer toe, dat by de eerste is geweest,
die bet gebruik van stoom op bet gebied der
ny verbeid beeft ingevoerd.
SaTfet-Facóa, een verdiensteiyk Turkscb
staatsman, geboren in 1815, trad reeds vroeg
in staatsdienst, zag zicb geplaatst by bet
bureau van vertaling der Verbevene Porte,
werd secretaris van Ahdoel Medtjid^ lid van
den Ryksraad, in 1864 gouverneur der Donau-
vorstendommen, in 18^ voorzitter der com-
missie tot regeling van de nieuwe constitutie,
in 1865—1866 ambassadeur te Parys, en by
berbaling minister van Onderwys en van
Buitenlandscbe Zaken, bepaaldeiyk sedert
1876. Voorts bekleedde hy de betrekking van
groot-vizier, maar moest deze in December
1878 afstaan aan Khêreddim-Paxja^ waarna by
in Januari 1879 tot Turkscb gezant te Parys
werd benoemd. Ka het aftreden van £ibr«(2(ii}i-
Pa^a op den 30sten Juli 1879 belastte by zich
met de portefeuille van Buitenlandscbe Zaken,
maar werd reeds den 19den October daaraan*
volgende door Sauxu-Patja vervangen, waarna
bem de betrekking werd opgedragen van
boofdcontroleur van alle takken van Byks-
beetuur in Tnrkye. In bet begin van December
1882 bad by een paar dagen als ministervan
Buitenlandscbe Zaken zitting in bet Kabinet,
gevormd door Aekmed Vesik-Pcu^'oj en toen
dat bezweek werd by geheim raadsman van den
Sultan en verkreeg een woonverbiyf in bet pa-
leis van den Monarch. Hy overleed te Gonstan-
tinopel den 17den November 1888. Hy was een
y verig vertegenwoordiger van de vredeeparty.
Savi^sliano, eene stad in de Italiaanscbe
provincie Guneo, aan den spoorweg van
Cuneo naar Turyn en aan den zytak naar
Saluzzo, heeft een gymnasium, eene technische
school, een Koninkiyk opvoedingsgesticht voor
weezen en verwaarloosde kinderen en telt als
gemeente ruim 14000 zielen (1881). De bevol-
king houdt er zicb vooral bezig met bet winnen
en weven van zyde, laken en linnen, met het
vervaardigen van papier, kaarsen, bier en
weegschalen, en men heeft er een levendigen
handel in hennep, graan en vee. Er zyn oude
veetingwerken, breede straten, fraaie paleizen,
terwyi er zich een triumfboog verheft ter
eere van Vietor AmadSug L
Savigny. Onder dezen naam vermelden wy:
Marie Julee Cka/t Ldorgne de Sam^jt, een
Fransch natuurkundige, geboren te Provin
in 1778. Hy vertrok met if«K>Zaoii naar Egypte,
werd lid van het Egyptisch Instituut en leverde
daarna, in verband met zyne verzamelingen,
aan de Boode en Middellandsche Zee byeen-
gebracht^ de beide deelen met beroemde ver-
handelingen over de ongewervelde dieren.
Eerlang echter werd hy blind en overleed
te Parys den 5den October 1851' Vooral heeft
hy de stelselmatige verdeeling der insecten
en wormen bevorderd, en van zyne geschriften
vermelden wy: „Mémoires sur les oiseaux
d*£gypte*\ — en „Mémoires sur les animaux
sans vertébres (1816)".
Friedrieh Karl aómgny^ een uitstekend be-
oefenaar van het Bomeinsche recht. Hy werd
geboren te Frankfort aan de Main den 21sten
Februari 1779, vestigde zich na voleindiging
zyner rechtsgeleerde studiën als privaatdocent
te Marburg en werd er in 1808 buitengewoon
hoogleeraar. Nadat hy door zyn voortreffeiyk
276
SAVIONY-SAVONAEOLA.
werk: „Daa Recht des Besitvea (1808; 7de
drak, 1866)'* grooten roem yerworren en on-
derBcheidene wetenschappeiyke relsen in
Dnitackland en FrankrOk ▼olbracbt bad, werd
hg in 1808 professor te Landshnt en in 1810
te BerlQn, — Toorts in 1811 lid der Académie
van Wetenschappen, in 1816 geheim Jostitie-
raad, in 1817 lid van den Staatsraad, in
1819 lid Tan het Hof Tan BeTisie in de
RynproTincie en in 1826 lid der commissie
Tan wetsheniening, welke betrekking hV door
de Tolksbeweging Tan 1848 Terloor. Hg OTer-
leed te Berign den 25sten October 1861. HQ
behoorde tot de leiders der Historische School.
ZOne denkbeelden OTer de grondslagen Tan het
recht ontwikkelde htl in hetTermaarde geschrift:
„Yom Bemf nnserer Zeit für (ïeeetegebnng
nnd Beohtswisaensehaft (1814; 8de dmk, 1840)^
ZQne beide Toomaamste werken zQn: „Qe-
schichte des römiscben Rechts im MittelaHer
(1815—1881, 6 dln; 2de dmk, 1884—1851,
7 dln)'', — en „System des hentigen römischen
Rechts (1850—1849, 8 dln)", Tenrolgd in zlfn
„Obligationenrecht (1851—1858, 2 dln)*\
Sedert 1815 gaf hg met lüehhom en anderen
het .Zeitschrift für gesehichtliche Becbtswls-
senschaft (15 dln)'' in het licht. Zgne „Vermi-
«chte Schriften" Terschenen in 1850 in 5 deelen.
Tarl IHêdriok wm Scn^ftHf^ een Doitsch
staatsman en een loon Tan den Toorgaande.
HQ werd geboren te Berl|n den 19den Sep-
tember 1814 en door lyne R. Katholieke
moeder, eene zoster Tan den dichter Btmdamo^
naar de gestrenge beginselen harer Kerk op-
geyoed , besoeht gedurende een half Jaar het
CoUegio Romano te Rome, Toorts CTcn zoo
lang het Collegio San Sebasteano te Napels,
studeerde te 1881—1885 te ParOs, BerlQn en
Httnchen in de rechten, trad in 1886 in
staatsdienst en bepaalde zich in 1888 bQ de
diplomatie. Eerst werd hg geplaatst bg de
ambassade te Pargs, toen te Londen en was in
1840—1842 secretaris Tan legatie te Dresden,
toen te Linabon en werd in 1844 gezant te
Cassel. In 1845 ging hg als bnitengewoon
gezant weder naar Portugal en bezocht op
de temgreis Marocco en Madrid. Daarna was
hg tot 1847 raad Tan legatie te 's QraTenhage.
In het Kabinet BroMdmJmrg ManUmffd werd
hg Toordragend raadsheer in het departement
Tan Buitenlandsche Zaken , Tergezelde de
Pmisische troepen naar Saksen en Baden
en werd in het ni^aar Tan 1849 buitengewoon
gezant te Karlsruhe en teTens diplomatisch
raadsheer Tan den Prins Tan Pruisen, die
tot militair gouTemeur Tan de RgnproTincie
was benoemd. In 1859 ging hg als gezant
naar Dresden, in 1868 naar Brussel en trad
den 14den April 1864 op als Tertegenwoordiger
Tan Pruisen bg den Bondsdag. Hier Ter-
klaarde bg met protest tegen het Bondsbe-
sluit Tan 14 Juni 1866, dat Pruisen het
deelgenootschap aan den Bond plechtig op-
zeide, en bestuurde met von Bismarch de
Tredesonderhandelingen met de Duitsche Staten.
Als gCTolmachtigde bg de beraadslagingen OTcr
het ontwerp Tan grondwet Tan den Noord-
Duitsohen Bond, erlangde Saviffw grooten
inTloed, Tooral daar von BUmarek gedurig
door ongesteldheid Tcrhinderd werd, er aan
deel te nemen. Men Tcrwachtte dan ook, dat
hg tot Bondskanselier zou worden benoemd.
doch daar dit achterbleef, Terliet hg in 1867
den staatsdienst, werd lid Tan den Rgksdag
en Tan het Pruisische Huis Tan AfgcTaar-
digden en Toegde zich als R. Katholiek
en uit nagTer tegen wm BUmarek bg de
Centmmpartg. Schoon hg niet als redenaar
optrad, werkte hg des te gTeriger in het
TerlxMgen en bracht in 1874 bg de Terkiezingen
te Frankfort aan de Main het monstenrerbond
Tan de ültramontanen met de Sociaaldemo-
craten tot stand. Hg OTcrleed te Frankfort
den Uden Februari 1875.
Savoe. Baéhamoê of Sawo^ éen der kleine
Soendaeiianden in den Indischen Oceaan, ligt
ten zuiden Tan Flores en ten westen Tan
Rotti. Dit eiland maakt met laatstgenoemd
eiland eene afdeeling uit Tan de Residentie
Timor. Het is 80 Ned. mgi lang en 28 Ned.
mgi breed, en telde te Toren bgna 82000 in-
woners, wier aantal na de Treeseigke pokken-
epidemie Tan 1869 tot de helft Terminderd is.
Het binnenland is er bergachtig en het klimaat
gezond. De TOomaamste Toortbrengselen zgn
er: maTs, rgst, suiker, tabak, katoen, indigo,
waaierpalmen en andere keerkringsgewassen.
Het is Tcrdeeld in 5 Torstendommen onder
Ra4)a's, die schatplichtig zgn aan Nederland.
Te Seba, de hoofdplaats Tan het eiland, is
een Nederlandsche piosthouder geTcstigd.
Savona, eene arrondissementshoofdstad in
de Italiaansche proTincie Oenua, aan de Golf
Tan (}enua en aan den knstspoorweg, die zich
hier met de ign naar Tnrgn Tereenigt, is be-
Tallig gelegen, — heeft eene kleine, door een
fort bcTeiligde haTcn en is de zetel Tan een
bisschop, Tan een onderprefect, Tan een paar
rechtbanken en Tan onderscheidene consulaten.
Men Tindt er een lyceum, 2 gymnasia, een
technisch Instituut, eene koninkigke zecTaart-
school, eene boekerg, een groot hospitaal,
niet minder dan 21 instellingen Tan weldadig-
heid en bgna 80000 inwoners (1881), die zich
met scheepsbouw, touwslageriJ, zeilmakerg,
looierg, het Tervaardigen Tan gzeren Toorwer-
pen, potte- en steenbakkerg, zeepziederg en
Tooral ook met ooft-, wgn- en groentebouw
en BcheepTaart bezig houden. In 1875 kwamen
er 890 schepen binnen met eene laadruimte
Tan bgna 87000 ton. Tot de Toornaamste
gebouwen behooren er: de rgkTcrsierde Dom,
de schouwburg, het paleis Tan het geslacht
déUa Baverê enz., en in den omtrek der stad
Terheifen zich fraaie Tilla's.
Savonarola (Girolamo), een beroemd
Italiaansch herTormer en de telg van een
aanzienigk, te Padua gcTestigd gedacht, werd
geboren den 21stexi Februari 1452 te Ferara,
ontring eene geleerde opToeding en legde
zich met gTer toe op de scholastieke wgsbe-
geerte Tan Tkomat A^^muat. Zgn ernstig
karakter maakte hem afkeerig Tan de gdel-
heden der wereld en zgne sombere gemoeds-
stemming werd nog Tcrhoogd door eene
ongelukkige liefde, zoodat hg zich den25sten
April 1475 te Bologna in een klooster begaf.
Hier Tcrgewiste hg zich Tan den treurigen
toestand Tan het godsdienstig ICTcn en ontring
er aanleiding tot zgn gedicht: .Grer het
Tenral der Kerk". De oorlog bracht hem in
1482 naar Florence, waar hg in het klooster
Tan San Marco zgn intrek nam, en Tanhier
reisde hg rond, om OTcral zielschokkende pre-
SAVONABOLA— SAVOYE.
277
diestifo te honden tegen de ondengden der
wereld en de gebreken der Kerk. In 1489
keerde by op verzoek van Xotmco êê^ Mêdiei
nnar Jblorence temg en mg er lieh gekoien
tot prior Tan laatstgenoemd klooster. Nn legde
bV als leeraar, scbrÜTer en prediker eene
ongemeene werkiaambeid aan den dag en
bleef met kracht aandringen op rnrige gebe-
den, verbonden met de werken des gelooft
en der liefde, terwül hg het onbeduidende
der uitwendige godsvereering aanwees. Zon-
der eenige verschooning ontslnierde by de
gebreken in de staatkunde en in het kerkelQk
leren en eischte de vryheid der volkeren als
een onvervreemdbaar recht Doch eerst by de
komst der Fransehen in Italië en by hetver-
driiven der Mèdid (1494) nam zyne grootste
poutieke bedry vigheid een aanvang uy wilde
Kerk en Staat vereenigen en tot eene theo-
cratisch-repnblikeinsche, op volkssouvereini-
teit gevestigde gemeente samensmelten, zyne
aanhangers, die hem als een profeet vereerden,
ontvingen wegens hunne nanwgeiette, ern-
stige levenswys den naam van /ro^cfdli (gees-
te^ke broeders) of piagmmi (huilebalken),
terwyi hunne aristocratische tegenstanders
dien van o/rrabioH (dollemans) droegen, onder
welke vooral de compagnaeei (eenvoudige ge-
lellen) met bitteren haat tegen Sawme^rcia
waren vervuld. Niet minder groot was Jegens
hem de vyandige gesindheid der geesteiyken.
zyne stni^redicatiën veroonaakten, dat te
Florence wetten werden uitgevaardigd ter be-
teugeling van in het oog loopende ondeugden
en tot handhaving van tucht en goede leden.
Kaart- en dobbelspelen werden verboden, de
lichte vrouwen verbannen, ergernisgevende
schilderyen, musiekinstrumenten, aanstoote-
lyke boeken, byv. de „Decamerone** van Joo-
eoeeioy onder het lingen van psalmen openiyk
verbrand ens. Paus AUaandmr VI wilde aan-
vankeiyk den hervormer langs den weg der
minneiyke schikking tot swygen Inrengen
en liet hem lelft den cardinaalshoed aanbie-
den, maar Sawmatrola wees dien met veront-
waardiging van de hand. Hierop werd hy ter
verantwoording geroepen naarBóme, terwyi
men hem het houden van predicatién ver-
bood. Smwmarolm bekreunde lich zoo min
om het éen als om het ander, maar zocht in
een brief aan den Paus de tegen hem inge-
brachte beschuldigingen te ontzenuwen. De
door den Paus ge^hte uitlevering van
Savommrola werd door de Signoria geweigerd,
doch weldra gaf de wisseling der bestuurs-
leden te Florence de macht in handen van de
vyanden des Hervormers, aoodat het genoot-
schap der eompagnacd het besluit nam, hem
op den HemelvaitftBdag in 1497 op den kansel
te vermoorden* Hy werd echter in den daar-
door ontstanen oploop door de kloekheid
zyner vrienden gered. De Signoria echter vond
nu goed, hem het prediken te verbieden, en
de Paus sprak den 12den Mei den banvloek
over hem uit Nu hield SavotuMrolm zich bezig
sMt het opstellen van zyn geschria: „De
zegepraal des Kniiaes*', en reeds in Februari
1498 beklom hy weder den kansel, om heviger
dan ooit de verdorvenheid der B. Katholieke
KeA aan te tasten, terwyi hy in brieven de
Koningen opriep tot een vry oondUe. Intus-
schen had hy vooral onder de Franciscaner
monniken erge vyanden gemaakt, en toen een
monnik van het klooster San Marco, fra
Domêmeoj aanbood, dat hy door het vuur zou
gaan, ten bewyae dat de leeringen en voor-
spellingen van SdooMToIa waarheid behelsden,
byaldien iemand van de tegenstanders zich
aan diezelfde proef wilde onderwerpen, nam
een Franciscaner monnik de uitdaging aan,
doch dit godsoordeel werd niet gehouden,
omdat Ihmmieo eene hostie wilde medenemen
door het vuur. Het volk, hetwelk in de ver-
wachting, dat ter gunste van Savtmarola een
wonder geschieden zou, in groeten getale
was samengevloeid, begon nu aan zyne god-
deiyke zending te twyfelen, en zoodoende er-
langden de compagnaeei de zegepraaL Den
volgenden dag (8 April 1498) werd het
klooster van San Marco stormenderhand in-
genomen, Sawmarola geboeid naar het paleis
der Signoria gebracht en voor eene rechtbank
gesteld, welke uit tegenstanders van den be-
schuldigde bestond. Om hem bekentenissen af
te persen, gebruikte men foltertuigen, en men
schroomde niet het protoool der verboeren te
vervalschen, toen hy herriep, wat hy onder
de oniydeiyke smarten eener elf dagen voort-
gezette pyniging verklaard had. Doch zelfs
dit schandeiyk bedryf gaf geen genoegzamen
grond tot zyne veroordeeling. De Paus echter,
aan wien de processtukken werden medege-
deeld, sprak het doodvonnis over hem uit als
ketter, scheurmaker, kerkbestryder en volks-
verleider. Hy liet den eisch van uitlevering
varen en stelde zich tevreden met het zenden
van twee commissarissen, die het vonnis naar
Florence moesten overbrengen en de voltrek-
king bywonen. Deze deden den ongelukkige
nogmaals pynigen, en daarna beidde de
Signmria, dat hy met zyne medestanders Do*
wtemeo da P«fcui en SÜveêiro Mar^ffl eerst
gewwgd en daarna verbrand zon worden,
*t geen geschiedde op den 28sten Mei 1498.
Eene verzameling zyner weriLon, hoofdzake-
lyk van wysgeerigen en sUchteiyken inhoud,
verscheen te Lyon in 1638— 1640 in 6 deelen
en in 1845 in 4 deelen. In 1875 verrees te
Ferrara een marmerra standbeeld te zyner eer.
Sayoye (Savotla), een hertogdom, hetwelk
te voren tot het koningryk Sardinië behoorde,
maar door het verdrag van 24 Maart 1869 aan
Frankryk werd afgestaan, Ugt tusschen Zwit-
seriaad, Piémont en de ransche departe-
menten Isöre en Ain en telt op 183 D geogr.
myi 540525 inwoners(1881).Savoveishethoog8t
gelegen gewest van Europa; het draagt in
het noordoosten de Penninische Alpen met
den Mont Blaac en in het oosten de GnUlioke
Alpen met den Klonen St Bemard, terwyi
het in het zuiden grenst aan de Ck>ttische
Alpen met den Mont Cenis. Het wordt be-
s|weid door de Isöre en de Are, de Arve, de
Dranoe en de Bhdne, welke laatste te voren
de grens naar de zyde van Frankryk vormde
en alle wateren des lands opneemt, alwaar
zich ook meren en minerale bronnen bevin-
den. Het klimaat komt er overeen met dat
van Zwitserland. De grond is er steenachtig
en niet zeer vruchtbaar, zoodat de landbouw
er schrale oogsten erlangt, doch de veeteelt
vindt er voortreffeiyke welden, en er zyn ook
aanzieniyke bergwonden met veel wild, na-
meiyk wolven, beren, gemaen, steenbokken
278
SAVOYE.
en marmotten. Het it|k der delfttoffen levert
er lilver, koper, üwr, lood, steenkolen en
Eoot De SavOTaarda cO>^ ^n arm, maar
eeriyk, tevreden en vlOttg volk; kQ spreken
een Fransch dialect, vermengd met Italiaan-
sohe woorden en beladen den R. Katholieken
godsdienst Daar z|t in bon eigen land geene
voldoende middelen van bestaan vinden, be-
geven afi zich in groeten getale naar hetbal-
tenland, vooral naar de noordeiyke gewesten
van FrankrOk en naar Partjs, waar zQ als
schoorsteenvegers, schoenpoetsers enz« eenlg
geld verdienen, waarmede c0 naar hun ge-
liefd vaderland temgkeeren. Het voormalige
Sardinische hertogdom was verdeeld in 7
provinciën en had Chambéry tot hoofdstad.
Tegenwoordig vormt het de departementen
Mautê Savoiê en Savoie, Het eerste, het noor-
ddQk gedeelte des lands nitmakend, grenst
in het noorden aan hel canton Genöve en het
Meer van Gtonéve, in het oosten aan het canton
Wallis en de Italiaansohe provincie TmiJn,
in het aaiden aan het departement Savoie en
in het westen aan het departement Ain en telt
op 78,42 geogr. Q mgi mim 274 000 inwoners
(1881). Het is eene bergstreek, waar dch in
het zoidoosten de hoogste toppen der Mont
Blancgroep verheffen, heeft bekooriyke dalen,
bQv. dat van Ghamonnix, bezit behalve een
gedeelte (100 Q Ned. m(tl) van het Meer van
Genève de meren van Annecy, Montrlond en
Franchat, alsmede onderscheidene minerale
bronnen en wordt door de Bhöne, de Arve
en de Drance besproeid. De meren van Oenéve
«n van Annecy worden door stoombooten
bevaren. Men verbouwt er tarwe, haver, aard-
appelen, hennep, vlas, tabak, ooft en wtJn, —
dezen laatsten op 7366 Ned. bunder. De veeteelt
is er van groot belang en er wordt veel kaas
gemaakt. De fsbrieknyverheid wordt er ver-
tegenwoordigd door talryke User- en papier-
fabrieken, katoenspinneryen, wol- en zydewe-
veiUen. Het onderwys wordt er bevorderd door
2 colleges, 2 scholen van middelbaar onderwys
en 645 lagere scholen. De spoorweg van Boluz
naar Annecy loopt door dit departement en
die van Genöve naar Coloz (Lyon) langs zyne
westeiyke grenzen. Het is in 4 arrondissemen-
ten verdeeld en heeft Annecy tot hoofdstad.
Het departement Sawriê omvat het zuideiyk
gedeelte des lands, grenst in het noorden
aan Haute Savoie, in het oosten en zuiden
aan de Italiaansohe provincie Turyn en het
departement Hautes Alpes en in het westen
aan de departementen Isère en Ain en telt
op 134,57 n geogr. myi ruim 267000 inwo-
ners (1881). Aan zyne noordoosteiyke grenzen
verheft zich de Montblano, aan zyne ooste-
lyke de Kleine St Bernard benevens de Mont
Iseran, en aan zyne zuideiyke de Mont Cenis.
De voornaamste rivier is er de Isère, welke
er een aantal kleine rivieren opneemt De
grond is er weinig geschilct voor den land-
bouw: van meer gewicht is er de veeteelt,
inzonderheid de schapenfokkery. Het land is
in het algemeen schraal en levert slechts weinig
graan, maar men heeft er uitgestrekte wouden,
en ruim 11000 Ned. bunder zyn er met wyn-
gaarden bedekt De uitgestrekte weilanden
worden er afgegraasd door 143000 runderen,
107000 schapen en 29000 geiten, terwyi de
zydeteelt er 48000 Ned. pond cocons oplevert
Men vindt er onderscheidene delürtoffon, die
in eenige hoogovens worden uitgesmolten, —
voorts marmer- en zoutgroeven, minerale
bronnen, steen- en pottebakkeryén, papier-
en likeurfabrieken en zydeweveryen. Tot de
inrichtingen van onderwys behooren er :• 1 ly-
ceum, 5 scholen van middelbaar onderwys
en 987 scholen van lager onderwys. De spoor-
wegen van Turyn over Snsa (met den Mont
Cenistunnel) en van Chambéry naar Culoz
(Lyon en Genöve) met de zytakken van Mont-
méiian naar Grenoble en van Aix les Bidns
naar Annecy doorsnyden het departement, dat
in 4 arrondissementen is verdeeld.
Savoye (Sapaudia) vindt men reeds in de
4de eeuw vóór Cbr. vermeld als door de Al-
lolm>gen bewoond. De Romeinen veroverden
het in 122 vóór Chr. en voegden het by (Pallia
Transpadana. In 447 na Chr. werd het een
deel van het Bourgondische Byk, by den val
van dit laatste (534) eene Frankische provin-
cie en verviel in 897 aan het Arelatische
Byk en met dit laatste in 1032 aan Duitsch-
land. Sedert 879 werd het bestuurd door Gra-
ven als vazallen des Byks. Tot de machtigste
van dezen behoorde de Markgraaf van Susa,
wiens geslacht in 1036 uitstierf. Zyn gezag
verviel daarop by erfenis aan den Gnuif de
Mamriemne^ den stamvader der Hertogen van
Savoye. De eerste van hen, in de geschiede-
nis vermeld, Berooid (Berthold), een Sakser,
werd door Rndolf III^ laatsten koning van
Arelate, in 1016 tot stadhouder en door Keizer
Hendrik UI tot Byksvicaris benoemd. Zyn
opvolger, Amadiue J, verkreeg door zyn hu-
weiyk met Addkeid, de dochter van Moffin-
ffiêdy Snsa, Aosta, en Turyn en overleed in
1072. zyn zoon Sumbert II verwierf in 1034 .
de heeriykheid Tarentaise. Onder diens zoon,
Amadéut II, werden al die bezittingen in
1111 door Mendrik V tot een ByksgraafiMshap
verheven; hy was de eerste die behalve den
titel van markgraaf van Turyn ook dien van
graaf van Savoye voerde. Tkomae I verwierf
door aankoop de stad Chambéry en Waadt-
land. alsmede van Koning JPhiUppui onder-
scheidene Byksleenen en stierf in 1233. Zyn
zoon en opvolger Amadéut III veroverde in
1235 Turyn en werd als getrouw aanhanger
van Keizer Frederik II door dezen tot hertog
van Chablais en Aosta verheven en stierf in
1253. zyne neven Thomas II en Amadéut IF"
werden de stichters der beide lynen Piémout
en Savoye. Eerstgenoemde verkreeg het kas-
teel Pignerol, alsmede Toulouse en overleed
in 1282. zyn oudste zoon Fkilipi^ trouwde
in 1301 met Itabdla de ViUehardoum, die
hem Achaia en Morea ten hnweiyk bracht.
Het eerste verruilde hy in 1307 aan KatéllI^
koning van Napels, tegen het graafschap Alba
in de Abruzzen. Toen dit geslacht met Lode-
wijk die in 1305 de hoogeschool te Turyn
stichtte, uitstierf, verviel Piémont weder aan
de lyn Savoye. De stichter van deze, Anui-
déut V (lY), vergrootte lyn gebied, o. a. door
het graaibohap Anti, en bepaalde in 1307 het
erflrecht in zyn Huis by eerstgeboorte, alsmede
de ondeelbaarheid des lands. Hy zag zich tot
Byksvorst en Byksvicaris benoemd en overleed
in 1323. zyn zoon Bduwrd (1323— 1329) stond
een groot gedeelte van zyn gebied af aan den
Dauphin van Viennes, maar ayn broeder .«iyaio»
SAVOYE-SAX.
279
(1329—1848) verwierf door aanhuweigUng
het bekeer orer Hontferrat Amadêm VI (V)
breidde iUn gebied oit door ▼erovering en
aankoop, werd door Keiser Kard Xr tot
Bykflfltadhonder in een gedeelte Tan Zwitser-
land benoemd, streed in Griekenland tegen
de Tuken en overleed in 1488. Z0n soon
'AwtadéuÊ VII (VI) verwierf de besohennheer-
■ehapptl over Niiia, Yintimiglia en Bareelo-
nette en stierf in 1891. Z||n loon Amaiém
VIII (VII) verkreeg door aankoop in 1401
bet graafaebap Genevois, vergrootte lUn ge-
bied met ondeneheidene andere gewesten,
werd in 1416 door Keizer %ttMtt»i{ tot hertog
van Savoye verheven, maar legde in 1484 het
bewind neder en werd in 1489 onder den
naam van Fèlix V tot pans gekoaen, deed in
1448 aliitand van die hooge waardigheid en
overleed in 1451 als cardinaal. ZQn loon en
opvolger Lodêw^h (1440—1466) stelde in 1445
de onvervreemdbaarheid vast der Kroongoe-
deren van Savoye, verkreeg desgelQks onder-
scheidene gewesten en trad in het haweigk
met Amia vam Lungnam^ dochter van Jchtm II,
koning van Cypms. Zfjne opvolgers waren:
AmadéUi VIII (f 1412), — Fkilièert I (f 1482),
— Eartl 2, die lynerechten op kloekmoedige
wüie verdedigde tegen Paos Skvinê V en aan
den Markgraaf van Salmzo, die lyne sonve-
reiniteit niet wilde erkennen, al t!Qne landen
ontrokte (f 1489), — Xara II (f 1496), —
FULipfUê II (t 1497), — FkUibert II (f 1505),
— en diens broeder Kard III. T0dens de
regeering van laatstgenoemde beaetto Fratu I
van FrankrQk een ^eelto van Savoye (1585),
om lieh aldaar ter bestrtfding van den Keiaer
een doortocht te versohaffen. Genöve en Wallis
hadden lieh reeds in 1583 onder de hoede
van het Zwitsersohe Eedgenootschap begeven,
en Bern beiette in 1536 Waadtland, Ghablais
en Gex. Toen voorts de stryd naar Piémont
was overgebracht en by den wapenstilstand te
Nina Savoye loodanig tassehen Frankryk en
Gostenryk verdeeld werd, dat eerstgenoemde
de bezette plaatsen en laatstgenoemde Asti,
Yercelli en Fossano verkreeg, verloor Kard
al zyne landen. Hy overleed in 1558 en werd
opgevolgd door zyn zoon JBmmmil PhüiUrt,
die als veldheer van Eard V en FiUpt II
van Spai^e ia den oorlog tegen Frankryk
lauweren verwierf. Hy verkreeg in 1559 door
den Vrede van Ghfttean Cambresis de door den
Keizer bezette plaatsen, in 1560, met oitzon-
dering van Pignerol, Savigliano en Salnzzo,
de door Frankryk en in 1564 de door de
Zwitsers hem ontrokte landen en sloot in
1570 met laatstgenoemden een wapenstilstand
voor dea tyd van 25 jaren. Nadat hy in 1574
einddyk ook Pignerol en Savigliano van Frank-
ryk herkregen en in 1576 het vorstendom
Oneglia door verroüing en het graafschap
Tenda door aankoop verworven had, bezorgde
hy door het boowen der dtadél te Toryn eene
hoofdstad aan het land en legde door het op
stopel zetten van galeien te ViUaflranca den
grondslag voor eene oorlogsvloot Op hem
volgde in 1580 K&rd JBmmmail, die Pignerol
en andere vaste plaatsen aan Lodênmk XIII
moest aCitaan en in 1680 overleed, ^n zoon
Fintor Amaiém, wiens Jongere broeder Tho-
ma$ de stichter werd der VjiiiBaivojf^-Oangmm,
herkreeg in 1681 by den Vrede van Ghiérasco
zyne landen en stierf in 1687. Gnder zyn
zoon Kmd Mmammil II vervielen in 1659 door
het oitsterven van het geslacht der Graven
fNNi €huêoou de bezittingen van dezen aan
Savoye. Op hem volgde in 1675 zyn zoon
Vietor AmaéUtu II, die in 1686 bondgenoot
werd der vyanden van Frankryk, zoodat een
Fransch leger zich weldra meester maakte
van geheel Savoye, doch hy zag zich by den
Vrede van Vigevano in het bezit zyner lan-
den hersteld. Na dien tyd voegde zich Savoye,
dat in het bezit was van belangryke militaire
wegen, nn eens by Oostenryk, dan weder by
Frankryk, totdat de ontwapening zyner troe-
pen door een Fransch leger den Hertog ein-
deiyk aanspoorde tot een openbaar verbond
met Oostenryk (1708). Hy verloor Vercelli,
Ivrea, Sosa, Pignerol en Ghiérasco aan
Frankryk, werd zelf in zyne hoofdstad To-
ryo belegerd en zag zich eerst door de over-
winning van JBtÊffemmê (7 September 1706)
weder in het bezit gesteld van zyne landen.
By den Vrede van Utrecht (1718) erlangde
hy belangryke voordeden, verkreeg den ko-
ninkiyken titel en de toezegging der erfop-
volging in SpaiOe na het oitsterven van de
manneiyke lyn der B<mrb<mê aldaar, en ter-
stond Sicilië, dat hy den 248tenAognsta8 1720
tegen Sardinië omroiide. Na dien tyd vorm-
den Savoye en Sardinië het konlngryk Sardimë
(zie aldaar). Savoye werd in 1860 aan Frank-
ryk afgestaan. De oodere lyn stierf oit op
den 27sten April 1831, waarop de Jongere
lyn Savo^ê-Oarignem den troon tÜBklom.
Sawit^ (AlexeJ NikoliOewit^), een Bossisch
sterrenkondige, geboren den 29aten Maart 1811
te Bjelowodsk in het goovemement Gharkow,
stadeerde te Moskoo, nam deel aan de op-
meting van het hoogteverschil vandespiegds
van de Gaspische Zee en van die van Azow
en werd in 1840 hoogleeraar in de sterren-
koode aao de oniversiteit te Petersborg. Hy
schreef io het Bossisch: „Toepassing der
practische astronomie op geographische plaats-
bepaling (1846 en later)*', — „Beginselen der
wiskondige aardrykskonde en cosmographie
(1850)'', — „Toepassing der waarschyniyk-
heidstheorie op de berekening van astronomi-
sche waarnemingen (1857)", — en „Beginselen
der differentiaal- en integraalrekening (1861)".
Sawoe, Sawo of Sawa is de naam van eene
eilandengroep, die tot het Nederlandsch-
Indische residentschap Timor behoort Zy ligt
in het midden tosschen de zoidwestpont van
het eiland Timor en het meest noordoosteiyke
der Soemba-eilanden en bestaat oit drie groote
eilanden, van welke het oosteiykste, Groots
Sawoe genaamd, zich oitstrekt tosschen 10^7'
en 10**35'50' ZJB. en 12l°42 24' en 121^54'
O.L. van Greenwich, terwyi KieinSawoe iets
westeiyker gelegen is. Tosschen die beide be-
vindt zich het eiland BeiUoor. Hen heeft er een
Nederlandschen 4>o6thooder en voor 't overige
eene Maleische bevolking.
Sax (Emil), een ervaren staathoishood-
kondige, geboren den 8sten Febroari 1840 te
Jaoemig in Oostenryksch SUezië, stadeerde
te Weenen, werd in 1867 secretaris der Oos-
tenryksche commissie by de Wereldtentoon-
stelling te Pary 8, voorts ambtenaar by de Kamer
van Koophandel te Weenen en vestigde zich
daarenboven als privaatdooent aan de tech-
280
8AX-SAY.
Diiche koogasebool en later ook aan de
Hntyeniteit aldaar. Sedert 1878 was k|
lecretaria btl het Keiaer Ferdioanda Noorder-
qpoorwegbeatniir en in 1879 werd hQ profèoor
aan de nntyeniteit te Praag. Ook lag hg ileh
in dat Jaar benoemd tot lid Tan de Kamer
▼an Afgevaardigden in OostenrUk. Hg aehreef :
„Die Wohnnngssoitaade der arbeltenden Klas-
sen and ihre Reform (1869)'*, — ,»DerNenban
Wiens in Znsammenhang mit der Denan-
regnlimng (1889)", — „Ueber Lageriiftnser
nnd Lagerseheine (1889)**. — „Die Oekonomik
der Eisenbahnen (1870)* , — en „Die Ver-
kekrsmittel der Volks- nnd Staatswirtschaft
(1876—1879, 2 dln)'*.
Saxe (Christdphoms), een TerdienstelVk
gesehied- en ondheidkandlge, geboren te £p-
peadorf in Saksen den ISden Jaaoari 1714^
studeerde te Leipaig en maakte lich weldra
door sSne geleerde Terhaadelingen looieer
bekend, dat hV door eene aanzienigke flunilie
te *B GraTonhage werd nitgenoodigd, om lich
met de opvoeding van de ionen desboiseste
belastra. Desen werkkring Terwisselde hg in
1768 met het ambt van buitengewoon en in
1765 met dat van gewoon hoogleeraar in de
oadbeidknnde, geschiedenis en welsprekend-
heid te Utreeht, waar hg den 6den Mei 1806
overleed. Van igne talrffke gesehriften noe-
men wg alleen het hoofdwerk : „Onomasticon
literarinm (1759—1798, 8 dln)**.
Sazhoom (De) is een blikken blaasinstm-
ment, door JB. 8ax (geboren in 1818)tePargs
oitgevonden, met eene kegelvormige bnis en
een mondsink als dat van een klarinet Men
beeft 4 soorten van sazhooms, nameigk : sopraan
(B), alt (Es), tenor (B) en Bas (Es). Zg hebben
een aangenamen, swaarmoedig geklenrden toon.
Wegens de dikke bols is de schaal oni^er en
de Intonatie moeieigk. Hg wordt vooral ge-
bmikt bg de Fiansche militaire muziek.
Sazifiraga L. of SUtmbreêk is de naam van
een plantengeslacht nit de familie der Saai-
prageSm, Het omvat vooral overbigvende krol-
den in de kondere gewesten of op hooge
borgen, met wortelbladeren, schaars van bla-
deren vooniene stengels, alleenstaande of tot
tnilen vereenigde, meestal witte bloemen en 2-
hoomige, 2-hokkige, 4iadige doosvmchten.
Van de soorten noemen wg : 8, gramiaia L^
in onie weiden te vinden, 8 Ned. palm hoog,
met talrgke kiemknopjes aan den wortelstok
en in Mei en Jnni met sierigke, witte, tot een tnil
vereenigde bloemen; — S.wmbroia £., met kraak-
beenig gerande wortelbUderen, en witte, geel en
rood gestippelde bloemen in langwerpige tnilen ;
— 8. tarmmUata L. (jodenbaard) met rood
behaarde, wit geaderde, aan de onderagde
roode bladeren, eenigsxlns kleorigen stengel
ter hoogte van 473 Ned. palm en witte of
bleekroode bloemen, nit China afkomstig en
als hangplant algemeen bekend, — en 8,
croênfolia L. met ovale, lederachtige, gladde
wortelbladeren, een onbehaarden stengel en
roode bloemen in een opeengepakten tnil, in
Siberië te hnis behoorend en in Midden-Eoropa
als sierplant gekweekt. Andere steenbreek-
soorten behooren tot de fraaiste Alpenplanten.
Saxifragöen is de naam eener twee-
saadlobbige plantenfhmilie. Zg omvat krolden
en heesters, ook boomen, met afwisselende
of tegenovergestelde, soms kraasgewgs ge-
plaatste, «riselvóo^e, gave, genagde of
haad- of vindeelige bladeren, bg de knüdea
aonder, bg de heesters met afrallende steaa-
blaacUes en met volkomeae, regelmatige, tot
verschillende bloelwgaen vereenigde Mmnnen.
De kelk bestaat nit meestal 6 vrge of min of
meer sameagegroeide blaacUes, en de 6 bloem*
bladen sgn geplaatst op een bloembodem, door
de kelkbois bekleed, en wisselen af met da
kelkbladen. De aldaar zich verheffrade en
meestal in geigken getale als de bloembla-
den voorkomende en met deae afwisselende
meeldraden hebben draadvormlge, vrge helm-
diaden en ovale, 2-hokkige, overlaaga
openspringende helmknoppen. Het bovenstandig
of half-onderstandig vmchtbeginsel bestaat ge-
woonigk nit 2, aelden nit 8of6vrachtbladeny
die gescheidene of min of meer vereenigde
holOes vormen en van boven overgaan in
gescheidene of ss&mgegroeide stgien met
enkelvoudige stempels. Langs de volkomene of
onvolkomene tnsschensohottea vindt men door-
gaans talrgke anatrope nadknoppen en de
vracht is meestal eene in hokken verdeelde
doosvmcht De talrgke kleine laden hebben
veel vleeiig kiemwit en in de as daarvan eene
rechte klem. De Saxifhigeën worden verdeeld
in de groepen der Saxiflrageën, Cnnonieën,
Hydrangeën en Escallonniefia. Eeistgenoemde
groep bevat de kmidacbtige soorten, hoofdsa-
keigke in de Enropeesehe gebergten groeiende.
Saadfraginen is de naam vui eene orde
in het natnnrigk plantenstelsel onderde TVmv-
MatÊtOMigm en VedUoêmèladiffm. Zg onder-
scheidt lich door eenige éenbladige stampers
of een meerhokklg, geheel of half onderstandig
vmchtbeginsel, met veelal talrgke, kiemwit-
hondende nden, dnideigk te onderscheiden
kelk- en bloembladen en rondom den stamper
gerangschikte meeldraden. Zg omvat de fa-
miliën der Saxiflrageën, CrassolaoeSn, Ela-
tineën, Ribesiaceën en Philadelpheën.
Sazo, bggenaamd Ommmaiiomi (de Ge-
leerde), de vader der Deensche geschiedenis,
leefde in de 2de helft der 12de eeow, maar
van igne lotgevallen is slechts weinig bekend.
Men weet alleen, dat hg secretaris was van
JiêèUmj bisschop van Boeskilde. Volgens eene
onde sage was hg proost te Boeskilde, had
den bgnaam van Longos en overleed in 1204.
Zgne vermaarde «Historia Danlca*', op last
van genoemden bisschop vervaardigd, is in
solver Latgn geschreven en loopt van de
oudste tgden tot 1185. De eerste 9 boeken
schetsen de oudste voorvallen in Denemarken
op grond van onde liederen en verhalen der
Uslanders en bevatten levendige taforeelen
uit de onde heldensagen, fraaie, aanschon-
weigke voorstellingen van gevechten en avon-
turen, VUI leden en gewoonten der oude
Denen, doch geene eigenigke geschiedenis. De
laatste 7 boeken daarentegen bevatten een
meesterigk taforeel van den tgd, waarin de
vervaardiger leefde, vooral van dien van
Koning Waléemmr /, en vormen eenebelaag-
rgke geschiedbron. Het werk is bg herhaling
uitgegeven, bgv. door FtUnm (1514), 8ie-
pkammê (1644), Kioiz (1771) en Jr«22flr (1880—
1858, 8 din). Ook is het in venchillende
talen overgeaet
8ay . Onder deaen naam vermelden wg :
Jmm BwpHtiê iSoy, eea beroemd Fransch
SAY— SAYN UND WITTQENSTEIN.
281
■taatimifllMmdkiuidife, geboien te Lyon den
6deii Jianari 1767. Hg begaf lieh b« den
aaavMig der Groote Betolntie naar Pa^s,
werd door Mirmhtmm bf de redactie ^aa den
yOonrrier de Prorenee** geplaatrt en lag sieh
in 1792 tot seeretaris van OUnük^^ minister
▼an Finaneiën, benoemd. Na den 18den Bm*
maire werd hS lid van het Tribunaal, maar
als tegenstander van NapUmm eerlang nit dit
Uehaam verwgderd. Na de eerste Restauratie
nam bS litting in de Aeadémie yan Weten-
schappen en orerleed den 16den November
1882. Zgne belaagrülKste geschriften i|n:
«Traite d'éeonomie pelitiqoe (1808; 8ste drak,
1876)*S — «Gatéehisme d'éoonomie politiqne
(1815; 4de drok, 1868)**, — en «Conrs complet
d*économie politiqne pratiqne (1829, 6 dln;
8de dmk, 1862, 8 dln)**. ZQne „MóUnges et
correspondance d*éeonomie politiqne (1888)**
werden na si|n dood door ^n schooniooa
C3MtU» OomU in het licht gegeren. 8mf heeft
de leer van Admm SMta in Frankrgk bekend
gemaakt en Tooral de theorie vui den afut
(des débonchés) uitgewerkt, daarbü aantoo-
nende, dat men slechts diar op debiet kan
rekenen, waar de kooper de aangevoerde wa-
ren met eenige Toortbrangselen betalen kan.
Jeam Baptuiê Lhm Sag^ een Fransch staats-
man en een kleinsoon van den Yoorgaaade.
Hg werd geboren in 1826, erlangde door den
dood van a0n schoonioon Bërüm een belang-
r0ken invloed op het „Journal des Débats^*,
was gendmen tQd directeur van den Noorder-
q^oorweg en medewerker aan Tcrschillende
populaire bladen, waarin hg het financieel
bestuur van het Keiierrt|k bestreed, lag lich
in Februari 1871 gekoien tot lid van de
Nationale Yergaderiag, waar hg tot het linker
centrum behoorde, voorts den 5den Juni
van dat Jaar benoemd tot prefect vui het
Seinedepwtement , om de geldiaken vui
Pargs te regelen, was van 7 December 1872
tot 24 Mei 1878 en van 10 Maart 1875 tot
16 Mei 1877 Minister van Financien en nam
in 1876 litting in den Senaat In 1879, na
het aftreden van Dufamre, verlneeg hg litting
in het Kabinet Wadditigfiamf om in December
VUI dat Jaar met laatstgenoemde sgn ontslag
te nemen. De Regeering benoemde hem in
Mei 1880 tot geiant te Londen, maar leeds
op den 25stra van die maand werd hg ge-
koien tot president vui den Senaat, welke
betrekking hg den 14den Juni daaraanvol-
gende aanvaardde met eene redevoering,
waarin hg igne gehechtheid aan den repu-
blikeinschen regeeringsvorm betuigde. Den
SOsten Januari 1882 belastte hg sich met de
portefeuille van Financiën in het ministerie
Fr^fehtêi en nam den 298ten Juli daaraan-
v<agende met dit laatste sgn ontslag. Hg be-
schouwt de financiën van Frankrgk geensiins
van eene gunstige igde en vindt het beden-
keigk, dat de Regeering belastingen aitehaft
en tevens het bedrag der vlottende en der
rentegevende schuld roekek>os laat klimmen.
Sedert 1876 is hg lid der Académie.
Sayce (Archibald Henry), een verdienste-
igk Ëagelsch taalkundige en éen der uitste-
kendste Assyriologen van onien tgd, geboren
den 25sten September 1846, stadeerde te
Oxford, waar hg in 1869 tot fellow van
<)ueen*s College en in 1876 in plaats van
Mm WaUft tot deputy-professor in de verg»-
igkende taalkunde benoemd werd, en schreef
o.a.: »An As^yrian grammar for comparative
purposes (1872)**, — , An elementary Asqrrian
grammar and reading book (1875)**, — «Lec-
tures on the Assyriaa syilabary (1877y*, —
„Babjlon literature (1877)**, — „Introduetton
to the sdence of languages (1880)**, — „The
langnages of the Homeric poems (1881)**, — „On
the inscriptions of Van (1888)**, — agne uitste-
kende „Prindples of comparative philologr
(1874; 2de druk, 1875)** en talrgke opstellen
in tgdschriften.
Sayn and Wittgenatein, een voortaialig
Duitsch onmiddelbaar Rgksgraafechap in West-
fislen, had eene uitgebreidheid van 25 Q geogr.
mgi en bestond uit twee deden, Hachmiburg^
thans tot het hertogdom Nassau, en Altan-
kirchen, thans tot de Pruisische Rgnprovincia
behooiende. Het aloude geslacht der graven
wm SoffUy wier stamburcht Sayn In het even-
aoo genoemde dorp in het arrondissement
Coblena gelegen is, bestond reeds in 1112 en
stierf uit in de manneigke ign in 1848,
waarna het graafechap ten deel viel aan Add»
kMj de inster van den laatsten Graaf en ge-
huwd met den Graaf txm 8po»hmm. Van de io-
nen uit dit huweigk verkreeg in \2USmènk
het graafschap Sponheim en €hdfiriêd het
giaaitehiH[» Sayn. Laatstgenoemde trouwde met
de EriJBpravinJa^to era üoM^iir^, en diens aonea
Jokam en JSiiffdbtri werden in 1294 de stichters
van twee ignen, dl» der (braven era 8ëffn en
die der Heeren van VMndmr. De kldnioon
van Sngdbêrif VaUaijfm genaamd, trouwda
met de Erfgravin AdMM era Wüigmuiêm en
aanvaardde nu voor zich en igne nakomelingen
den naam van Aiy» ra Wtiêgenêtmm. Toen in
1605 de oudere ign 'uitstierf, verviel het
graafechap aan de Jongere. Doen reeds in 1606
had wedór eene verdeeling plaats, daar Graaf
Lodêwijh door sgne drie ionen werd opge-
volgd, die evenioovele ignen stichtten, name-
igk de eerste, 50y»-IPt<4fra«feMi-J9«rMfr^, door
Gêorpêj en dese ign splitste lich in 1694
wederom in drie ignen, van welke de oudste,
den vroegeren naam n behoudend, in 1792
in den Rgksvorstenstaad werd opgenomen^
doch de souvereiniteit in 1821 aan Pruisen
afetond. Tot deae ign behoorde Prins Avigtut^
geboren den 6den Maart 1788, luitenant-generaal
in dirast van den Hertog vam Nautm^ van 16
Mei tot 20 December 1849 Rgksminister van
Oorlog en in 1852 benoemd tot minister in
het hertogdom Nassau. Hg was een hartstoch-
teigk tegenstander van Pruisen, en overleed
den 6den Januari 1874. De ign Smgn-WUi'
gmuMiihKmMmrg bezat slechts den gnfeigken
rang en is in 1861 uitgestorven, ^ en de
derde ign, Smgm- WUigmuUm^Litdungébmrg^ werd
in 1884 in den vorstenstand opgenomen. —
De tweede hooAlign, aafm-WUigmaUim-Btijfny
in 1607 door Graaf WVUm gesticht, stierf
uit met diens loon JBnui in 1641, waarop de
bdde dochters van deien, Srnuimê en Jra«-
mtiêj twee ignen deden ontstaan, nameigk
Sagw- WU^êtiÊtém'SaekmAmry^ wier bedttingea
in 1799 aan Ifamtm'WmXbwrg ten ded vielen^
en Smgm-WUtsmètUim-JUmiJtiitktm^ wier goe-
deren in 1808 het eigendom werden van
Noittm-ünngm. — De derde hoofdign, Ssy»-
WiUg^wtnm HohtnêUm^ gesticht door Xoib-
SAYN ÜKD WITTGBNSTEIN-SCAMANDER.
w^h dê Joi^mre (f 1634), ia in 1804 in den
Vontenstjuid opgenomen.
SsyouB (Pierre André), een ▼erdiensteiyk
FruiBcli letterkundige, geboren den Sden No-
▼ember 1808 te Oenöve, stadeerde aldMnr in
de wQBbegeerte en werd er rector «an liet
college en in 1846 lioogleeraar in de letteren
bQ de philoaophiiohe fooolteit. Toen desedeehter
in 1848 opgebeyen werd, begaf hQ sich naar
Part|8 en aanvaardde er eene betrekking bQ
het ministerie van OnderwQs, en in 1869 werd
by onderdirecteor van Zaken van niet B. Katho-
lieken Eeredienat. H0 overleed te Par||8 den
828ten Febroari 1870. Z0ne voomaamBte ge-
schriften zt|n: „Etades littéraires sar Calvin
(1888)^ — ^Etades littéraires sar les ócrivains
de la réformation (1841; 2de drak, 1854)*\ —
„Histoire de' la Itttératore ftmn^aise k Tétimn-
ger (1868, 2 dln)", -^ en „Le dixhaitième
siècle k Fétranger (1861, 2 dln)**. Ook gaf hg
in het licht: ^Mémoires et oorrespondance de
MaUet dn Pan (1861, 2 dln)". Twee sgner
geschriften over letterkonde werden door de
Académie beluroond.
Sbirren was te voren de naam van po-
litieagenten in Italië, bepaaldel)|k in den
KerkelU ken Staat. Zy waren op militaire wQse
gewapend en gekleed.
Soabiosa L, of êckm/rfthrmd is de naam
van een plantengeslacht oit de fiunilie der
JH/pêoeeëm, Het omvat éénjarige en overblth
vende kruiden en heesters, wier bloemen,
evenals die der Sa&mgesteldbloemigen, met
een omwindsel si|n voonien. Van de soorten
noemen wQ : 8. cdUmbaina L, (moerasscharft-
kroid), met blaawachtige bloemen in voch-
tige weiden voorkomende. 8, atnmipurea L^
afkomstig nit het aaiden van Eoropa, met
groote donkerroode bloemen, behoort tot de
sierplanten.
Scala (Della) is de naam van een adelltfk
Italiaansch geslacht, dat na den val der fit-
milie BomoMo van 1260—1387 heerschappü
voerde te Yerona. Moëtmo dtUa 8edla werd
in 1260 podesta van Yerona, in 1262 capitano,
stond als GhibellOn Koemradijn vm 8ekuHMb6m
getrouw ter aOde en werd in 1277 vermoord.
Zyne nakomelingen werden met Yerona be-
leend en verwierven daarenboven de steden
Padna, Yicensa, Treviso enz. Ckm grande dèUa
Scala (1811—1889) was de voornaamste steun
der GhlbeHgnen in ItaUë, en Damtêj uit sOne
vaderstad verbannen, vertoefde eenigen t0d
aan ayn Hof. Mattimo II deU 8cala beaweek
in den oorlog tegen Yenetië en het geheele
geslacht werd in 1387 door het huis Vuetmü
uit Milaan van het bexit van Yerona beroofd.
De laatste telg van de ftimilie deUa Scala
overleed in 1698 in Beierschen dienst
Soidiger. Onder dezen naam vermelden
wU:
JuUac Oaeêar SoaUgcr^ een uitstekend let-
terkundige, geboren, den 238ten April 1484 te
Biva aan het Meer van Garda. HU heette
eigeniyk déUa Scaloy diende eerst als page
bH MaximUiaam I, daarna als soldaat onder
Fratu vam Valoic, vestigde zich in 1629 als
geneesheer te Agen in Frankrtfk en overleed
aldaar den Sisten October 1668. HO was een
geleerd en schrander man, en van zyne tal-
^ke geschriften vermelden wQ: „De cauais
linguae latinae (1660 en later)*\ — „Poetices
sive de arte poëtica libri YII(1661 en later)**,
— „Epistolae (1600)**.
Joteph Jtku ScéUgcr^ een beroemd Fraaseh
letterkundige en een zoon van den voorgaande.
HO werd geboren te Agen den 4den Augustus
1440, wQdde zich eerst te Bordeaux en te
Parffs aan de studie der klassieke talen en
der Oostersche letteren, vertrok in 1666 met
den bisschop van Poitiers naar Italië en het
volgende Jaar naar Engeland en Schotland,
studeerde nog eenigen tOd te Yalence en be-
kleedde van 1672 tot 1674 een hoogleeraars-
ambt te Genöve. In de daarop volgende Jaren
toefde hfl op verschillende plaatsen, inzon-
derheid in het zuiden van Frankryk, werd
in 1693, nadat hO de Protestantsche leer om-
helsd had, naar Leiden beroepen, om er de
plaats van lApnm» in te nemen, en overleed
aldaar den 26sten Januari 1606. Zgn hoog-
moed als geleerde en zOne strydlustigfaeld
waren niet geringer dan die van zOn vader,
maar hO overtrof dezen ver in kennis en oor-
spronkelOkheid. Hg is éen der uitstekendste
letterkundigoi, die ooit geleefd hebben; zOne
tydgenooten hielden met verbazing het oog op
hem gevestigd en hg werd met recht bewon-
derd door de nakomelingschap. Ook waar hy
met al te groote vermetelheid voortschrydt
op het gebied der letteren, moet men hulde
brengen aan zün schrander doorzicht, aan zyne
geestryke gissingen. Hy bewoog zich op het
veld der hoogere en lagere critiek met eene
verwonderiyke gemakkeiykheid, veroverde
ten behoeve der wetenschap grooter gebied,
dan zy ooit te voren bezeten had, en ontdekte
in de opschriften, de penningkaade en vooral
in de tydrekenkunde nieuwe hulpmiddelen
om haar té bevorderen. Dit alles b^kt vooral
uit zUne kleinere geschriften: „Opuscula varia
antehac non edita (1610)*' en „Epistolae (1627)**,
die zich tevens onderscheiden door eene sier-
lyke latiniteit Yan zyne uitgebreide taalken-
nis getuigen voorts zUne vertalingen nit het
GMeksch in het Latyn, en omgekeerd. Hy
hield zich zoowel bezig met de beoordeeling
en verklarhig van klassieke schryvers als met
de stelselmatige rangschÜLking van verschil-
lende vakken van wetenschap. Yruchten van
eerstgenoemden arbeid waren „Coi^ectanea
in Terentium Yarronem de lingualatina(1666)**,
— „Emendationes in Theocritum, Moschnm
et Bionem (1689)**, — „(Tatullus, TibuUus,
Propertius (1677)**, — „Manilii astronomicon
(1676)**, — „Yirgilii Catalecta (1673)**, —
„Festus (1676)**, — „PubliUus Syrus (1698)**,
— „Apuleüus (1600)*', — „Caesar (1606)**
enz., — en van den laatstbedoelden bovenal:
„De emendatione temporum (1683 en later)**,
— „Thesaurus temporum, complectens Eusebii
Pamphili Chronicon (1606 en later)", — „The-
saurus inscriptionum (1602)*', — „De renum-
maria (1616)**, — en „De arte cretioa diatribe
(1619)*'.
Scalpeeren noemt men erae gruweiyke
handelwyze der Indianen of Roodhuiden in
Amerika. Zy grypen nameiyk het haar van
een gedooden of overwonnen vyand met de
linkerhand vast en rukken de alzoo geq^an-
nen huid na het doen van eenige insnydingen
met gew^d van den schedel, om haar — de
scalp — als zegeteeken mede te nemen.
Soamander (De) is éene der b^de hoofd-
SCAMANDËR-SCARLATTL
888
TiTieren Tan het land Tan Troje, en Tolgens
de langen van Som^nu t||n aan hare oeven
▼ele dappere daden der Grieken en Trojanen
Tolbraeht Ztf ontsprong op den berg Ida en
stortte lieh nabQ Ilinm in see.
Soammoniuin (diagrydinm), eene gom-
"hars, het ingedroogde melksap van Ckmvcl'
vuhu Scamtitoma X., hetwelk in de omstreken
▼an Smyma en Aleppo nit den blootge woel-
den wortel dier plant door insn||dingen ver-
Icregen en in schelpen opgevangen wordt, is
bruingeel tot donkerbmin of nagenoeg a?rart-
groen, min of meer doorschtfnend, dikw^ls
wat blazig en aan de opperrlakte eenigssins
grys. Het levert een lichtgrtls poeder meteen
scherpen smaak en riekt naar Jalappehars.
Met eenig water vormt het eene emnlsie,
althans eene dikke massa. Het bestaat hoofd
zakelQk nit Jalappine en bevat daarenboven
10% gom, vluchtige vetauren ena. en is een
overoud geneesmiddel, reeds bekend in de da-
gen van JHoêcórides. In den handel wordt het
veelal sterk vervalscht, aoodat sedert 1856
de wortels selve naar Europa worden over-
gebracht. De hieruit verkregen hars (Besina
scammonü) loet geheel en al op in aether en
vormt geene emulsie. Deie hars bestaat hoofd-
sakelQk uit Jalappine CaiHseOie met
t>ngeveer 10% gom, vluchtige vetzuren enz.
Soandeeren noemt men het verdeelen van
een versregel in syne voeten.
Soanzoni von Liohtenfels (Friedrich
Wilhelm), een uitstekend verloskundige, ge-
boren te Praag den 21sten December 1831,
studeerde aldaar, werd er assistent 'in de
kraamsaal en bestuurde TOorts gedurende drie
jaren de afdeeling van het siekenhuis, be-
fitemd voor vrouwenaiekten, en had alsoo
eene voortrefléigke gelegenheid tot velerlei
waarnemingen. In 1850 werd hQ hoogleeraar
in de verloskunde te Wflrzbnrg, en h|| be-
hoort tot de autoriteiten op dat gebied. Hy
heeft dan ook door ayn : „Handbuch der Ge-
burtshOlfB (4de druk. 1877)** en door ayn
„Lehrbuch der Krankheiten der Weiblichen
Sezualorgane (5de druk, 1875)** een beroem-
den naam verworven.
Soaphander (Een) is een toestel, geschikt
om ook degenen, die niet kunnen zwemmen,
in het water te doen drijven. Tot het vervaar-
digen van scaphanders bedient men zich der-
faidve van selAtandigheden, die soorteiyk veel
lichter lUn dan water, vooral van kurk, en
men hecht ze vast aan het lichaam om aan
het geheel een zoo gering soorteiyk gewicht
ie geven, dat het aan de oppervlakte van het
water bl0ft. Men heeft er in verschillende
vormen, bOv. in dien van een paar zakken
met kurk, die met riemen over den schouder
en om het lichaam worden vastgemaakt,
aoodat de armen er op rusten, — in dien van
oen vest, — in dien van een zwemgordel enz.
Soapulier (scapularium) is dat gedeelte
van het geestelQk gewaad in de B. Katholieke
Kerk, welks eene helft de borst bedekt, ter-
wyi de andere over den rug hangt. B0 leeke-
broeders daalt het scapulier af tot aan de
knie en bU de overige geesteiyken tot aan de
voeten.
Soarabeeën zyn afbeeldingen van den
Heiligen Kever (scarabaeos) op deEgyptisohe
l^emmen, munten, obelisken en andere kunst-
gewrochten. Het ontstaan en de snelle ver-
menigvuldiging van dit insect in het achter-
gebleven slib van de Nyi gaf aanleiding tot
de meening, dat het zonder voortplanting ge-
boren werd, en men bewees aan dat dier,
als het zinnebeeld der scheppende kracht,
eene goddeiyke hulde. Om die reden werden
zy op steenen gesneden, die deswege den
naam van soarabeeën ontvingen. Gewooniyk
zyn zy overlangs doorboord, opdat men ze
aan een koord om den hals zou kunnen dragen.
Men heeft er met en zonder opschriften uit
de Egyptische graven opgedolven.
Soarborough, eene stad in het Engelsehe
graafschap Torkshire, is schilderachtig gelegen
aan eene door steile rotsen omringde baai en
behoort tot de meest bezochte zeebadplaatsen
van Engeland. Men vindt er onderscheidene
kerken en scholen, eene markthal, een schouw-
burg, eene koerzaal, een museum, eenige
genootschappen en ruim 80000 inwoners (1881).
Eene brug ter lengte van 127 Ned. el ligt er
ter hoogte van byna 28 Ned. el boven eene
romantische kloof, en een kasteel, in 1186
gesticht, prykt er op de kruin eener rots, maar
dient thans tot kazerne. Er behooren 187
schepen te huis, en in 1876 zyn er 453 schepen
binnengeloopen.
Soarifloator is de kunstnaam van eene
idkoffeiploig/y nameiyk van een landbouwwerk-
tuig, hoofdzakeiyk bestaande uit een toest^
waaraan eenige schoffels verbonden zyn en
die met paarden over den akker wordt ge-
trokken, zoodat de schoffels tusschen de in
ryen gezaaide veldgewassen doorgaan, om
alzoo in korten tyd het onkruid te dooden.
SoarlattL Onder dezen naam vermelden
wy:
Alessamdro Searlatü, een uitstekend bevor-
deraar der toonkunst. Hy werd geboren in
1659 te Trapani op het eiland SicUië, doch
tot aan het Jaar 1680 is nagenoeg niets van
zyne levensgeschiedenis l>ekend. Men onder-
stelt echter dat hy onderwys genoten heeft
van Oaruêim. In laatstgenoemd Jaar echter
werd zyne eerste opera: „L*onesto nell* amore**
in het paleis van Okrittima van Zweden te
Bome opgevoerd. De vermelding, dat hy in
1680 ook te Mttnchen eene opera ten gehoore
zou hebben gebracht, is oiUuist en berust op
de verwisseling van zyn persoon met dien
van zekeren abbate SeaHaiH, Ook kan men
niet bewyzen, dat hy te Weenen vertoeü
heeft. Er bestaat alleen grond voor het ver-
moeden, dat hy in het paleis van Koningin
CkruHna te Bome, waar hy als kapelmeester
dienst deed, zich opgehouden heeft tot aaa
haren dood (1688). Nu was hy buiten be-
trekking, maar bleef steeds schryven voor
de Kerk en den schouwburg en zag zich in
1694 benoemd tot Koninkiyk kapelmeester
te Napels. In 1703 echter keerde hy naar
Bome terug en bekleedde hier de tweede
en sedert 1707 de eerste kapélmeestersbetrek-
king in de kerk van Santa Maria Maggiofe.
In Maart 1709 vertrok hy wederom naar
Napels, werd er opperkapélmeester en be-
stuurde achtervolgens de conservatoria di Sant*
Oaofrio, dei poveri di Oeeu Cristo en di
Loreto en overleed aldaar den 249ten October
1726. Deze vruchtbare componist schreef 188
opera*s, 200 missen, 10 oratoria, eenige ken-
2$4
SCABLATTI-SCABTAZZINL
teden Bonatos ens. Oader dit grooCe getal
leed eehter het degel0ke gehalte i|ner werken
geenHdiiBy waat hg kaa worden beschoowd
als éen der grootste toonknnstenaars, die ooit
hebben bestaan. HQ was niet allera doorkneed
in de kennis van het contrapunt, maar wist
ook edele en Terheyene melodieën te soheppen.
Hg was de krachtige Toorbereider der her-
▼orming, door de Napolitaansche School op
het gebied der toonkunst tot stand gebracht
Hg deed het recitatief naar waarde schatten^
en men noemt hem den uitvinder van het
obUgaat recitatief. Tot igne nitstekendste
leerlingen behooren Dmramie en Matêe,
Damtmioo SoarMiij een soon vui den voor-
gaande en geboren te Napeis in 1683. EQ
ontving eerst moiiekonderwgs van ign vader
en vormde lich vervolgens te Bome onderde
leiding van Omparmi. In 1709 ontmoette hg
lUktdêl te Venetië en vergeielde hem naar
Bome, om diens compositiën voor orgel en
klavier te bestndeeren.Tevenssehreef hg opera*s.
In 1715 lag hg zich tot kapelmeester van
het Vaticaan benoemd, maar hg liet deie be-
trekking varen en begaf zich in 1719 naar
Londen, waar hg aan de Italiaansche opera
de betrekking van klavierspeler vervulde en
in 1720 sgne vroeger reeds te Bome opge-
voerde opera: „Narciso** ten gehoore bracht
In het volgende Jaar reisde hg naar Lissabon,
waar de Koning hem onder eervolle voor^
waarden aan ign Hof verbond. In 1726 ont-
moeten wg hem weder te Napels, later te
Bome en voorts sedert 1729 aan het Hof te
Madrid, waar hg als de grootste toonkunste-
naar van ign tgd in 1757 overleed, hoewel
er ook agn, die beweren, dat hg te Napels
stierf, nadat hg in 1754 derwaarts was terug-
gekeerd. Zgne compositiën, van welke de
abbate Samüm te Bome 849 voor klavier en
Ofgel beaat, beaorgden hem een roemrgken
naam in de geschiedenis der muziek. Zg ge-
tuigen van eene vindingrgke verbeeldings-
kraeht en zgn rgk aan liefeigke melodieën en
treffende passages. Hg bracht de Italiaansche
klavierschool tot den hoogsten trap van ont-
wikkeling. Men heeft nieuwe uitgaven van
zgne werken, beaorgd door (km^, wm
BêUw enz.
Soarpa (Antonio), een beroemd ontleed-
en he^undige, geboren den ISden Juni 1747
te Motta in de mark Treviso, stadeerde te
Fadua en Bologna in de geneeskunde, werd
in 1772 hoogleeraar in de anatomie te Módena,
waar hg de inrichtingen van onderwgs aan-
merkeigk verbeterde, in 1784, na het vol-
brengen van eene reis naar Frankrgk, Hol-
laad en Engeland, hoogleeraar in de anatomie
te Pavia, waar hg desgeigks veel goeds tot
stand bracht, en zag zich in 1804 door Napoletm
tot zgn eerste geneesheer benoemd. Hg ont-
ving pensioen in 1812 en overleed op zgn
landgoed te Bonasoo den Sisten October 1882.
Van zgne geschriften vermelden wg: „Obeer-
vationes de structurafenestrae rotundae(1722)**,
— „Anatomicae disquisitiones de auditu et
(dlhctu (1789)'*, — „Tabnlae neurologicae ad
iUnstrandam historiam cardiacorum nervorum
(1794)**, — „De anatome et pathologiaossium
(1827)**, — „SuUe prindpali mallattie degli
ooobi (5de druk, 1816, 2 dln)**, — en .SuU'
emie (2de druk, 1820)*\
Soarron (Paul), eenverdiensteigkFranscli
dichter, geboren in 1610 te Grenoble, begaf
zich reeds vroeg in een klooster en verkreeg
door de tusschenkomst van invloedrgke
personen een canonicaat Eene vastenavondpret
beaorgde hem eene ongesteldheid, die itn»
handen en voeten verlamde en hem schier on-
aljgebroken pgnigde tot aan zgn dood toe.
Met ongemeene vastheid van karakter ver-
duurde hg echter zgn treurig lot, behield
zgne opgeruimdheid en wgdde zich aan de
vervaardiging van luimige verzen, waarbg zgne
kennis van het Italiaansch en Spaansch hem
uitstekend te stade kwam. Daar zgne zeer
rgke ouders zich niet om hem bekreunden en
hg alzoo naar vermeerdering zgner inkomsten
moest uitzien, werd hg door eene hofdame
voorgesteld aan de Koningin, en deze schonk
hem het voorrecht zich voortaan : „Door Gods
genade igder der Koningin** te mogen noemen,
een titel, waarbg hg later dien van: „Paladgn
van Koningin Cknêiina'' voegde, daar laatst-
genoemde hem bezocht had. Op zgne „Légende
de Bourbon (1642)** volgde het komisch
heldendicht: „l^phon, ou la gigantomachie
(1644)**. Daar Jfacarwi de opdracht van bet
gedicht niet wilde aannemen, tuchtigde
Seaimm hem in de hekelende „Mazarinade
(1651)**. Verdiensteigk is inderdaad zgn
„Boman comique (1662; nieuwe druk, 1857)*^
waarin hg op eene vermakeigke wgze de
dwaasheden en gebreken der kleinsteedsebe
samenleving aan de kaak stelde, terwgi zgn
boek een merkwaardigen invloed had op de
ontwikkeling der Fransohe taal. Groeten bgval
vonden voorts zgne bigqielen: „L*héritier
ridicule**, — „Jodelet**, — „L'écoUer de Sa-
lamanque**, — „Don Japhet**, — „Le marquiz
ridicule**, enz., en vooral zgne onvoltooide
parodie van de „Eneis** van FtfyOMif . In 1652
trad hg in het huweigk met Jonkvrouw d'Afih
Ugné^ later madame dB Mmfimom^ en verloor
daardoor zgn canonicaat Om in zgn gelde-
igken nood te voorzien, zocht hg zich door
lofdichten en opdrachten aan hooggeplaatste
begunstigers belooning te verschaffen, en men
kan niet ontkennen, dat genoemde stukken
wel eens met de onbeschaamheld van een
grappenmaker en met de laagheid van een
bedelaar geschreven zgn. Intunchen was de
dichter ver van gierig De nood maakte hem
vindingrgk en hg kwam op den inval een
korps ^louwerlieden te organiseeren, *tgeen
hem naar men verzekert, eene Jaarigksche
winst opleverde vui 6 000 livres. EQ overleed
den 16den October 1660. en i^^e „Oeuvre»
complötes'* zUn bg herhaling uitgegeven,
Soartazzmi (Johannes Andreas), een ver-
diensteigk beoefenaar van de geschiedenis der
letterkunde en geboren den SOsten Decem-
ber 1887 te Bondo in Graawbunderland, ontving
aanvankeigk zgne o^eiding in het zendelings-
gesticht te Basel, studeerde vervolgens te Base!
en Bern in de godgdeerdheid, was daarop
eenige Jaren werkauun als predikant in het
oanton Bern, -w»g zich in 1871 benoemd tot
professor in de Italiaansche taal en letterkunde
aan de oantonssehool te Chur, in 1875 tot direc-
teur van een opvoedingsgesticht aan de Boden-
see en werd daarna predikant te Soglio en
Bondo. Hg heelt inzonderheid over Jkmte be-
langrgke werken in het licht gegeven. Daar-
SCARTAZZINI-SGEPTIGISMUS.
285
van noemen wQ: .üante Alighieri, seineZeit,
«ein Leben and seine Werke (1869; 2de dnik,
1869)", — 9AbhAndlangen1lberDante(1880)*\
— ,,Dante in Qennania. Storia letteraria e
bibliogimphiea Dantesea alemanna (1880)*\ —
en eene critiache uitgave der „DiTina comme-
dia (1874—1875, 2 dln)*\ Ook bezorgde htf
eene van de „(lenisalemme liberata (1871)**
van Ta$8o en van „CJecco d^Ascoli (1871)** van
Fanfcmi. Voorts plaatste hg talrgke bQdragen
in de „Bivista internationale**, in 1876 met
Fanfani en Quiiti door bem gesticht en in
4e later met dit tQdschrift vereenigde „Bivista
«nropea**. Eindeiyk Termelden wQ van hem:
,8treltbmtter Zum Frieden (1866)**. — „Gior-
dano Bmno (1867)**, — „Die theologisch-
religiOse Krisis der Qegenwart (1867)*^, —
„Der Stabio-Prozess (1880)**, — «Abhandlnn-
gen Ober Dante (1880)*\ — „Dante. Yita ed
Opere (1883, 2 dln)**, — en de „Ganzoniere
▼on Petrarca (1888)**.
Soaurus (Bfarcns Aemiiina), een knnst-
lieyend Bomein, geboren in 168 YÓor C^ur.,
was de zoon Tan eene rerarmde fiunilie,maar
wist zich te Terheffen tot de hoogste eeramb-
ten en tevens een aanzienleken rykdom te
Tergaderen. HQ werd in 128 aedilis comlis,
in 120 praetor, na een Toorspoedigen oorlog,
«Is consol in Ghülië (115) gevoeid, princeps
senatns, in 109 censor en in 107 ten tweeden-
male consol. De hoofdtrekken van z||n karakter
waren berekening en haichelartj. HQ wist
door nitwendig vertoon indrnk te maken op
het volk, terwtjl men voor geld alles van hem
▼erkrügen kon. — Zyn zoon JforeiM Scomnu
werd door het hawelSk zfiner moeder met
SuUa (88) de süeftoon van laatstgenoemde.
H0 vermeerderde in den derden oorlog tegen
Mithridateê als quaestor van PompSjui den
door erfenis verkregen rykdom, maar ver-
kwistte dien als aedilis curnUs, om zich aan-
genaam te maken bQ het volk. Hg deed b0v.
een houten schouwburg stichten, waarin plaats
was voor 80000 personen, terwffl het tooneel
met 360 marmeren zuilen, 8000 bronzen beel-
den en daarenboven met vele schilderyen,
mozaïeken en tapyten prachtig was versierd.
In den circus bracht hy 100 panthers, 5 kro-
kodillen en een nyipaard. Nadat hy in 56 als
praetor was werkzaam geweest, vond hy op
Sardinië weder gelegenheid, geld byeen te
schrapen. Tegen eene beschuldiging van afper-
sing werd hy door OCeero en SwrUimm ver-
dedigd, doch hoewel hy van deze aanklacht
werd vrygesproken, zag hy zich wegens
«mbtsbejag tot ballingschap veroordeeld. Zyn
huis op den Mons Palatinus was vermaard
wegens zyne pracht en wegens de kostbaar-
iieid der aldaar aanwezige kunstgewrochten.
Soavenius (Jakob Fredrich), een Deensch
«taatsman, geboren den 12den September 1838,
studeerde aldaar, legde in 1863 het examen af in
de staatswetenschappen, nam deel aan den
oorlog tegen Duitschland. werd in 1866 tot
lid van het Parlement (Folkething) gekozen
^n bleef ook by de latere verkiezingen in het
bezit van zyn mandaat Hy ondersteunde het
ministerie Friu en erlangde door zyne vaste
beginselen, door zyn welsprekend woord en
door zyne kalme gematigdheid groeten invloed.
Steeds zocht hy de waardigheid des lands te
.handhaven en als een vertegenwoordiger van
de flractiën der rechter syde yvert hy tegen
alle aanmatiging der democratie. Wegens zyn
karakter geniet hy evenwel de achting zyner
tegenstanders. Hy spreekt zelden, maar steeds
duideiyk en krachtig. In 1875 werd hy be-
noemd tot kamerheer en den 24sten Augustus
1880 tot minister van Eeredienst en Openbaar
onderwys.
Soelet of 9helet^ zie Geraamte.
Soepter of tckepter^ afkomstig van het
Grieksche woord oiciliTTpov (staO) was in
ouden tyd eene lans zonder metalen spits,
gevoerd door de Koningen als teeken hunner
waardigheid. De Vorsten waren dan ook
veelal gewoon, by den opgeheven scepter te
zweren, daarby de Ooden als getuigen aan-
roepend. De Bomeinen ontvingen den scepter,
benevens andere waardigheidsteekenen uit
Etrurie. Ook de consuls ten tyde der Bepu-
bliek, alsmede triompheerende legerhooMen,
voerden zulk een staf, en vreemde Koningen,
bondgenooten der Bomeinen, ont^ngen dien
als eene vereerende onderscheiding. Het doen
dalen van den scepter was in de midden-
eeuwen een teeken der vorsteiyke genade, en
het kussen daarvan een biyk van onderwer-
ping. De soepter was in de dagen der Oudheid
een lange staf, zooals later steeds door de
Fransche Koningen gebezigd werd, van boven
voorzien van eene hand, als zinnebeeld van
het hoogste rechteriyke gezag. Elders gebruikte
men in de middeneeuwen een veel korteren
scepter.
Soeptioigmus is in het algemeen de nei-
ging tot twyfel. Op elk gebied van onderzoek
en nadenken kan eene sceptische richting be-
staan, tegenovergesteld aan het dogmatismus
of het aannemen van bepaalde begrippen. Het
scepticismus is Juist het verzet tegen een dog-
matisch stelsel, en zyn gebied is overal, waar
iets betwyfeld of bestreden kan worden. Oe-
wooniyk evenwel denkt men by dat woord
aan twee vormen der twyfeling op het terrein
der wysbegeerte, nameiyk aan betwyfeling
van de leerstellingen der godgeleerdheid en
van die der philosophie. De eerste begunstigt
en de tweede besfrydt de werking van het
verstand. Voegt men theologie en philosophie
byeen, dan zou men kunnen zeggen, dat er
een scepticismus bestaat, hetwelk zich aan-
kant tegen zekere voortbrengselen van het
denkvermogen en van de verbeelding, — en
een ander, dat zich vyandig betoont Jegens
het verstand zelf, en alzoo het vermogen om
de waarheid aan den dag te brengen niet wil
erkennen. Alleen deze laatste soort van scep-
ticismus heeft geene vraarde en vertoont zich
steeds in een ^d van zedeloosheid en bedor-
venheid. Het wysgeerig scepticismus had reeds
in de dagen der Oudheid merkwaardige ver-
tegenwoordigers. Ook uit de philosophie van
Flaio en uit die zyner volgelingen ontwik-
kelde zich eene soort van scepticismus. De
voornaamste voorvechter onder hen was PjfirAo,
loodat het ook wel met den naam van Pyr-
rfaonlBmus bestempeld wordt, en in de beide
belangrykste geschriften van Sextm JBmpMent
is eene verzameling van sceptische tegenwer-
pingen bewaard gebleven, bestemd om de
stelsels der Grieksche wysgeeren te doen wan-
kelen. Het aloude scepticismus verzette zich
alzoo tegen de positieve wetenschap en vooral
Me
SCEPTIOISMUS— SCHAAKSPEL.
tegen de grondslagen en de hoofdregelen van
het wiakundig denken. Het moderne scepticis-
■ras daarentegen, looalB dat mn BagfU en JETimm,
ie in de hoofdnak niet gericht t^n de we-
tensehappelHIce waarheid, maar tegen de
theologische leerbegrippen. Het is een Toor-
nitgang op den weg yan de zelfbritiek en yan
het geiond Teratand. Ook het criticismos van
Kami is in vele opsiehten niets anders daneene
^ne soort van scepticismos.
Schaaf (De) is een timmermanswerktuig,
bestemd tot het gladmaken van hout. Zy is
een beitel, in een hoaten blok gestoken en
wel loodanig, dat het scherpe van dien beitel
sleohts even nitsteekt ait de volkomen effene
ondenyde van het blok. Schnift men nu dit
werktuig byv. over eene plank, dan neemt
de beitel daarvan de mwe bovenlaag weg,
welke in de gedaante van krullen of schaaf-
spaanders verwQderd wordt. Het schaven ge-
schiedde tot nu toe meestal uit de hand, doch
in de laatste jaren begint men meer en meer
door stoom gedrevene schaafmachines te bezi-
gen, die in korten
tgd aan het hout b b c d
eene gladde opper-
vlakte besorgen.
Schaafrhau-
sen (Hermann) ,
een veirdiensteiyk
antropoloog , ge-
boren den 18den
JuU 1816 te Co-
blena, studeerde
te Bonn in de ge-
neeskunde, wQdde
zich te Berign
onder de leiding
van Johamtet MU^
Ut aan de phy-
siologie, verkreeg
in 1889 den graad
van doctor, was
daarna olflcier van
gezondheid te Co-
blenz en vertoefde
toen in Parijs,
Londen en Italië,
waar hy zich be- « ^ , ,
paalde by de Schaakspel
kunst en de ar-
ehaeologie. In 1844 vestigde hy zich als
privaatdocent te Bonn en werd er in 1855 buiten-
gewoon hoogleeraar en in 1868 geheim medi-
cinaalraad. Hy behoort ot de aanhangers der
geleideiyke ontwlkkelingsleer en was in 1877
voorzitter van het Duitsch anthropologisch
genootschap. Hy schreef :„Ueber BestSlndigkeit
nnd Umwandlung der Arten (1853)*', •— „Zur
Kenntnisz der ftltesten Rassescb&del (1858)'*,
— nUeber die Urform des menschlichen
Schftdels (1869)", — „Die antropologischen
Fragen der (>egenwart (1868)", — „Ueber die
Methode der geschichtlichen ForBchung(1871)",
— en „Anthropologische Studiën (1885)".
Sohaafhtroo, zie Paa/rdettaarHgw.
Sohaakspel (Het) is het meest algemeen
verspreide en tevens het vernuftigste spel, om-
dat daarby de overwinning niet behaald wordt
door het toeval, maar door schranderheid,
beleid en doorzicht Het stelt eigeniyk een
veldslag voor. Twee legers van geiyke sterkte.
nameiyk 16 witte en even zooveel zwarte
figuren staan op een bord, hetwelk in 64
vierkanten vakken is verdeeld (zie bygaande
figuur). £lk der 2 spelers bestuurt zyn leger
en zoekt daarmede zóo te manoeuvreeren, dat
hy den koning van zyne tegenparty ma^ (van
het Arabische woord math of doodj zet, dat
wil zeggen, dezen zóo te omsingelen, dat
hy zich moet overgeven. Daarmede eindigt
het spel. Genoemde 16 figuren aan iedere
zyde zyn : de koning (m), de koningin (d(2), 2
raadsheeren of loopers (ce, //), 2 paarden of
ridders (U, gg\ 2 kasteelen (oo, kh) en 8 boe-
ren, knechten of pionnen (2—2, 7—7). De
acht voornaamste stukken staan op de twee
het verst van ellrander verwyderde ryen, na-
meiyk de kasteelen in de hoeken, dan de
paarden , daarna de raadsheeren , de koningin
op hare kleur (wit of zwart) en naast haar
de koning. Op de beide volgende ryen staan
de pionnen. De kasteelen bewegen zich in
eene rechte richting over beide kleuren,
de raadsheeren , in 't Fransch „fous" ge-
heeten, in eene
schuinsche over .
de kleur, waarop
o deze geplaatst zyn,
en de paarden
springen schuins
op het derde vak,
daarby steeds van
kleur verande-
rend. De koningin
volgt zoowel de
wegen der kastee-
len als die der
raadsheeren en is
het belangrykste
stuk, en de koning
beweegt zich in
alle richtingen ,
maar slechts een
enkelen stap, zoo-
dat hy nooit verder
gaat dan op een
aanliggend vak.
De pionnen kun-
nen by den eersten
zet öen of twee vak-
ken worden voor-
uitgeschoven, doch
by de volgende zetten slechts éen vak, enzy
slaan rechts en links van het voor haar liggend
vak. Het schaakbord wordt zóo geplaatst , dat
ieder speler een withoekvlak der onderste ry
aan zyne rechterhand heeft. Wyders slaan de
verschillende hoofdfiguren alles, wat zich op
plaatsen bevindt, die zy gerechtigd zyn te be-
zetten. Loopt de koning gevaar, by een vol-
genden zet genomen te worden, dan vraarschuwt
de tegenspeler den eigenaar van dat stuk met
de woorden: „De koning schaak". Eindeiyk
is by het schaakspel zooveel op te merken,
dat wy by eene mededeeling daarvan het
bestek van dit Werk ver zouden overschrydeni
weshalve wy ons by deze beschryving van
het schaakbord , de stukken en den algemeenen
loop van deze bepalen.
Het oudste schaakbord, waarvan gesproken
wordt, is het Indische dobbelsteenschaak-
bord, dat echter slechts in de verte op het
onze geiykt. Het wordt door 4 personen, met
SCHAAKSPEL-SCHAALDIEBEN.
287
hulp vaa dobbelsteeneo, gespeeld. Daaruit ont-
wikkelde zicb het PeniBch- Arabische schaak-
bord, en van den Pe.zischen koningstitel
Syach is het woord schaakspel af komstig. Het
werd door de Arabieren naar Europa gebracht
en tegen het einde der 15de eeuw aanmerke-
lyk gewQsigd en verbeterd. Zoodoende ont-
stonden er onderscheidene werken over het
schaakbord, looals van Imema (1497), Da-
miano (1512), JBifjf Lopet (1467), Qianmzio
(1597), SaUno (1604 en 1634), Oarrérê (1617)
en Qreco (1619). Italië en Spanje waren in
de 16de en in den aanvang der 17de eeuw
het vaderland van de beroemdste sohaakspelerB,
zooals Lmmctrdo ü JPuttino, JPaoh Boi en JBiiy
Xopes. Van d^n Dertigjarigen Oorlog tot aan
het midden der 18de eeuw werd in Europa
weinig om het schaakspel gedacht, doch om-
streeks laatstgenoemden tgd ontstonden in
Frankryk en Italië de scholen van Fküidor
en JBreolê dd JBto, en op hen volgden 8Um
in Nederland en AU^mer te Weenen. In de
eerste helft onier eeuw was het schaakspel
in Engeland, Frankryk, Duitschland en ons
Vaderland algemeen in awang, en eerst in
den laatsten tQd heeft het vrienden verworven
in Noord-Amerika. De wedspelen tusschen
den Franschman Lahourdonnau en den Ier
Jliae IhmM (1884) baarden veel opaien; in
1841 stichtte SiawUon in Engeland een tgd-
schrift voor het schaakspel en 5 Jaar later
volgde BUdow te Beriyn dat voorbeeld. In
1851 werden de beste spelers uit alle oorden
der wereld te Londen b||eengeroepen , om
deel te nemen aan een wedstrtjd, en de eerste
prys viel bU deze gelegenheid ten deel aan
een Duitscher, A, Andenen^ die ook bQ latere
gelegenheden (1862 te Londen en 1870 te
Baden-Baden) de overwinning behaalde. De
geniale Amerikaan Jfof^Ay, die omstreeks 20
Jaar geleden al zgne landgenooten mat zette,
heeft aan geen Europeeschen schaakstryd van
den eersten rang deelgenomen. Zulk een strt|d
had plaats in 1867 te Partjs, waar KoHtehen
in 1878 te Weenen, waar SMmiie als over-
winnaar werd gekroond. Tegenwoordig liet
men in onderscheidene tgdschriften en dag-
bladen schaakproblema's opgegeven, en eene
merkwaardige geschiedenis van het schaakspel
is ^ het ncht gegeven door onzen landgenoot
vam der Linde, Het meest beroemde handboek
en tevens het uitvoerigste is wel, „Hand-
bnch des Schaehspiels" von Bilffuer en van
der Laee.
Sohsaldieren (Crustacea) is de naam
eener klasse uit de type der Gelede dieren
(Articulata). Deze onderscheidt zich van de
overige klassen door eene ademhaling door
kieuwen of door de huid, niet door tracheeën,
en verder door het bezit van buikpooten aan
het na-achteriyf. De schaaldieren zQu alzoo
genoemd , omdat de meeste soorten uitwendig
bekleed zQn met eene harde schaal, dieeene
zekere hoeveelheid koolzuur calcium bevat,
doch bU vele kleine soorten is de huid hoom-
aehtig of zelA lederachtig. BQ enkele geslachten
is de schaal min of meer van het lichaam
gescheiden en in 2 kleppen verdeeld. De kop
is niet een aftonderiyk lichaamsdeel. Ja,
meestal slechts kenbaar door de plaatsing
der oogen en sprieten. Men ziet gewooniyk
vooraan een kopborststuk, dat met een deel van
het achterigf éen geheel vormt; daarop volgt een
ander deel , het naachterlQf, gewoonigk uit vele
geledingen samengesteld en het achterste gedeel-
te van het darmkanaal en het zenuwstelsel be-
vattend. Het draagt ten onrechte den naam van
staart doch bg sommige schaaldieren is de staart
niet duideigk te herkennen, daar het geheele
lichaam uit ringen bestaat. Sommige soorten heb-
ben 2 samengestelde, op een stoeltje geplaatste
oogen, andere 2 groepjes enkelvoudige oogen,
nog andere samengestelde en enkelvoudige
oogen, sommige slechts éen oog en de minst vol-
maakte vormen zQu blind. De meeste soorten
hebben 4 sprieten, gewoonlQk uit een aan-
merkeiyk aantal korte geledingen bestaande, op
8 of 4 grootere ingeplant. Bg sommige zQn de
sprieten lang, bg andere kort; de buitenste 2 zgn
gewoonigk de langste en hebben bg het ge-
slacht Palinums de dubbele lengte van het
lichaam. Bg sommige geslachten vindt men
slechts 2 sprieten, en bg het geslacht Limuius
in het geheel geene. De bek is van kaken
voorzien of tot een zuiger vergroeid. Bg de
kauwende schaaldieren vindt men eene korto
bovenlip, een paar harde bovenkaken met een
kort voelerre aan den bovenrand en eene
dunne, vliezige tong aan het onderstuk, -^
dan 2 paar vliezige, behaarde onderkaken,
en eindeigk 3 paar tot kaken vergroeide kaak-
pooten. De monddeelen van sonunige soorten
wgken echter aanmerkeigk af van dezen al-
gemeenen vorm. De ware pooten zgn aan de
onderzgde van het voorste deel des üchaams
vastgehecht. Het eerste paar is dikwgis tot
scharen ontwikkeld. De valsche pooten, aan
de ringen van het na-achterigf bevestigd, zgn bg
vele soorten in 2 draden verdeeld. De staart zeU
is aan het einde van eenige bladachtige aan-
hangsels voorzien , welke gezamenigk eene vin
vormen. De laagst bewerktaigde soorten bezit-^
ten alleen in de Jeugd pooten. De ademhalingge-
schiedt door kieuwen of anders door de huid. De
kieuwen hebben de gedaante van plaatjes of
verlakte bundel^es. Bg eenige geslachten
zgn zg in aftonderigke holten gelegen, bg
andere vrg of ook wel aan de buikpooten vast-
gehecht Het bloed is witachtig en wordt door
het aan de rugzgde gelegen hart voortgestuwd,
waarna het uit de kieuwen naar een het hart
omgevenden boezem terugkeert. Het hart
bevat slagaderigk bloed: in plaats van in
aderen stroomt het bloed door ruimten
(lacunen) tusschen de lichaamsdeelen. De
geslachten zgn bg de schaaldieren gesehei-
den, behalve bg de eendenmossels en bg
de zeetulpen, waar de voortplantlngswerk-
tuigen van beide geslachten op hetzelfde
dier aanwezig zgn. De in- en uitwendige
voortplantingswerktnigen zgn bg de meeste
soorten dubbel. Bg vele schaaldieren bigven
de gelegde eieren aan het moederdier vast-
gehecht, en sommige Jongen hebben aanvaa-
keigk gedurende korten tgd eene andere
gedaante dan zg later verkrggen. De schaal-
dieren verwisselen, wanneer zg Jong zgn,
meermalen van huid, doch de volwassene
tienpootige schaaldieren slechts éénmaal *sjaars,
en daarbg wordt ook de inwendige huid der
maag vernieuwd. Eenigen tgd vóór de ver-
velling vindt men aan weerszgden van de
maag 2 ronde, kalkachtige pUa^es, onder
den naam van hreeftsoogen bekend. De schaal-
288
«CHAALDIEBEN— SCHAAP.
•dieren hebben een merkwaardig herstellings-
▼ermogen; gekwetste of Terloren ledematen
worden by hen door nienwe Terrangen.
De klaase der eehaaldieren wordt verdeeld
4n 10 orden. De eerste is die der Decapoda
<Tienpootigen) met de krabben en kreeften^
— de tweede die der Shmapoda (Mondpootl-
)gen), — de derde die der Amphifoia (Yloo-
kreeften) met de zoetwatergamalen, leeyloolen
•en walvischlnizen, — de Tierde die der Isopoda
<Oeiykpootlgen) met de pissebedden, — de
vUMe die der FkgUopoda (Kieuwpootlgen),
naartoe ook de fossieUe trllobieten behooren,
— de lesde die der dadootra (getakthoomigen)
•met de watenrloo, — de levende die der
'CirripêdM (Rankpootigen) met de eenden-
mossels en seepokken, — de achtste die der
Ijopkvropoda (Roeipootigen), — de negende
die der IMkffopiUrtt (Ylschlnizen), — en de
tiende die der FoecUopoda (Bontpootigen)
•met het geslacht Limolns.
Sohaalstelflel noemt men een Toormalig,
4ater wederom afgeschaft stelsel van belasting
op den alt- en Inyoer van granen. Die belas
•tlng werd geheven volgens eene bepaalde
«ohaal, opgemaakt op grond van den pfys der
verschillende granen. Dat stelsel is in Engeland
▼oor de volharding
der ifComlaw-
leagne** , onder
aanvoering van
BMmrd Oobdem^
verdwenen.
Soliaambeeii,
Bitf Bekketk,
Schaap (Ovis
X.) is de naam
van een geslacht
van soogdieren nit
de orde der Mer-
Icamomide dieren
<Baminantia) en
•uit de funilie der
MMoom^m (Ca-
vicomla). Het
•omvat In het al-
gemeen dieren v]
met een dnn lyf, schrale, hooge pooten, naar vo-
ren sterk verlengden kop met een behaarden
'Snnit, middehnatig groote oogen en ooren, d wars-
golvend gerimpelde, naar achter en naar de sQde
splraalvormig gekromde horens en een dnbbel
mig of wollig baarkleed. Zg onderscheiden sich
slechts weinig van de geiten. De schapen ^n
vooral verspreid in Azi6, waar ieder ge-
bergte éen of meer dgenaardige soorten beait,
terwgi men in Eoropa, Amerika en Afirika
Blechts éene soort aantreft. Al de schapen be-
Ikooren eigenigk in de bergstreek te hols; ^
oversohrgden de sneenwgrens en leven zeI6
ter hoogte van 6000 Ned. el, vanwaar zQ d&n
alleen afdalen, wanneer hun voedsel onder de
sneenw bedolven is. Alleen tamme schapen
biyven aanhoudend op de vlakte. Bgna alle
^iide schapen kunnen gemakkelijk getemd
worden, terwtjl hnnne voortplanting in den
tammen staat niet vermindert. De tamme
4Bchapen iQn intosschen geheel en al van aard
veranderd; de vaardigheid, vlugheid en moed
der wilde soorten hebben bg hen plaats ge-
maakt voor volgiaamheid, geduld en lafhar-
tigheid. Alle schapen c)|n keurig ep hun
Het schaap.
slanken lichaamsbouw
voedsel, wanneer iQ dit in overvloed vinden,
maar weten sich ook met het minder aan-
name te behelpen. De groep der argaWê heeft
vertegenwoordigers In Asië en Noord-Amerika.
De Aziatische (O. argali Ptdl,) is meer dan
1 Ned. el hoog, heeft dikke horens, die wel
eens een gewicht van 7 tot 8 Ned. pond en
eene lengte van 1,25 Ned. el bereiken, zeer
kleine, opgerolde ooren en een zeer korten
staart ZQn haar is des zomers glad, zacht,
kort en roodbruin, doch in den winter rood-
achtig grUs, met eene dichte, witte vacht
onder het bovenhaar. BQ het toenemen der
bevolking in Siberië is de argali geweken
naar de woestenOen van Kamtqjatka, naar
het Mongoolsch gebergte en naar de hoog-
vlakten van den Caucasus. De Amerikaansche
argali (O. montana (Sm,) is ongeveer 75 Ned.
duim hoog en lichtbruin, hier en daar tot
wit overgaande. Manneigke dieren dragen aan
de ondengde van den hals eene soort van
maan. Deze dieren leven in Mexico, Califor-
ni6 en het Rotsgebergte tot 68'' N. B. in
troepen van 20—80 stuks; zQ zQn zeer schuw
en niet gemakkeigk te naderen. Ongetwgfeld
stammen zQ af van de Aziatische soort, die
wellicht over de ysvelden van de Behringstraat
hare vertegen
woordigers naar
de Nieuwe Wereld
heeft gezonden.
— De groep der
moeflon» is in Azië
en Europa te vin-
den. De Europee-
sche moeflon (O.
musion Sóhrib.)
leeft in talrgke
kudden op de
hooge bergketens
van Corsica en
Sardinië en on^
breekt zelden in
de zoölogische
tuinen. ZQne ge-
stalte is meer
gedrongen en zgne pooten zyn langer dan
die van het gewone schaap. Zyn staart
is kort en zgne vacht kortharig. De wtJQes
zQn van horens verstoken en die der manne-
Qes zBn spiraalsgewgs gekromd. De Aziatische
moeflon (O. Vignei Blyth,) leeft voomameigk
in Klein-Tibet, in de bergstreek Balti, als-
mede in Perzië. HQ heeft een slanken li-
chaamsbouw; zQn kop is geelachtig bruin,
met wit vermengd, doch sommige gedeelten
zQn bruinachtig wit, de schouders, dgen,
pooten en het achterste gedeelte van den rug
geelachtig bruin met zwart, en de borst, de
buik en de binnenztide der dgen wit, ver-
mengd met bruin. — Het wilde macwicAcMp (O.
tragelaphus Z^mm.), in het gebergte van Noord-
Afrika in kleine troepen levende, verschilt
in uitwendig voorkomen niet weinig van de
andere soorten. Het onderscheidt zich door
eene prachtige maan aan de onderztfde van
den hals, welke zich tot over de borst uit-
strekt, en door dikke haarbundels aan de
knieën. De horens zQu aan de basis vierkant,
loopen slkkelvormig naar achteren en worden
geleideigk platter. Hunne oppervlakte is vol-
komen glad en alleen aan de buitenzgde loopt
SCHAPENRASSEN.
4. SoathdownB.
UcilluatrMrde Eiicyclopnedie. '2de dnik.
BU het artlksl : Schiuip.
SCHAAP— 8CHACE.
t8»
«ene éiepe groef. Dece dieren sOn 1 Ked. el
koog, BChvw en wild. Het immme aekaap (O.
artes L., lie bügumde figuur) staat sedert
onbeugelüiien tQd onder de beenehappt) yan
den menseli. Volgens Mêtimeyêr vindt men
in den keukenafval der Zwitsersche paal-
woningen overb!||ftelen van schapen. Herken-
iMure doelen van hun skelet vindt men eerst
in de Jongste vormingen, in beenderenbreocieën
en in lagen van gerolde steenen. Zoover de
geschiedenis reikt, zyn de schapen in de Oude
Wereld huisdieren geweest, maar naar Amerilui
en AnstraliS eerst na de ontdekking dier wereld-
deelen door Europeanen overgebracht. Thans
iQn 4 over de geheele aarde verspreid, van
den evenaar af tot aan de sneeuw- en ysge-
westen van het hooge noorden. Naar geslacht,
ouderdom en gebruik heeft men aan die dieren
verschillende namen gegeven. Het mannelQke
dier heet rtm^ het vrouweiyke ooi, het jonge
l&m en de gesneden ram htmel. Men herkent
den ouderdom der schapen aan de tanden.
Het schaap is na verloop van éen Jaar ge-
schikt ter voortplanting en na 2 tot 8Vs Jaar
volwassen. De dracht van het schaap duurt 21
weken, en het bl|ft bQ eene goede behande-
ling tot sQn 10de Jaar vruchtbaar. Het schaap
wordt 10—15 Jaar oud en 14—100 Ked. pond
Men heeft het tamme schaap verdeeld in
6 rassen buiten en 4 rassen binnen Europa,
Eerstgenoemd aestal gaan wtf met stilswOgen
voorbQ, om ons bQ laatstgenoemd viertal te
bepalen. In Europa namelQk heeft men in de
eerste plaats het hortttaairtêéhaap (O. bra-
ebyura) met kleine gehoornde en groote on-
gehoornde verscheidenheden. Tot de eerste
behooren de op IJsland, in Skandinavië en
op de Faroêr voorkomende Noordschesciiapen,
alsmede die, welke men op de Linebnrger
en Bremer Helde en in het auiden van 01-
denburg en in Oost-Friesland onder den naam
van „heidesehapen** aantreft. Z0 zfn slechts 55
Ned. duim hoog en awart, bruin of grtjs van
kleur. Tot de ongehoomde kortstaartschapen
bdiooren inaonderheid onze Nederlandsche
soorten op Tessel en in Friesland ; kQ worden
75 Ned. duim hoog, hebben eene zachte,
rechte wol en leveren vette melk. Voorts heeft
men het Momgaanoke ichaap (O. strepsiceros)
met een langen, dunnen, met wol bekleeden
staart en schroefvormig gewonden horens. Het is
vooral verspreid in HongarQe, Siebenbürgen,
Moldavië en Zuid- Rusland en geeft veel melk
an goed vleesch. — W^ders heeft men in ons
werelddeel het ha^ffoonekMip (O. catotis), in
Opper^Italië, Stiermarken en Carinthië te vin-
den. Het heeft lange, neerhangende ooren,
en spn merkwaardigste vertegenwoordiger is
het Bergamasker schaap, uit de omstreken
▼an Bergamo en Gomo, met eene hoogte van
80 Ned. duim en een gewicht van 60 —70 Ned.
pond. Van zOne melk wordt veelal kaas ge-
maakt Elndeigk heeft men hier het gewone
tehaap (O. aries), over het midden en het
westen van Europa verspreid. Dit laatste ras
is nog weder verdeeld in schapen met rechte
en met gekroesde wol. Het stamschaap vui
deze laatste groep is het edele Spaansche
schaap of het merinoiekaap, dat middelmatig
van grootte is, terwgi het mannelje meestal
grtooe, spiraalsgewQs gekromde horens draagt.
xra.
Deze verscheidenheid heeft men in de voor-
gaande eeuw naar verschillende landen over-
gebracht, en door verschil van klimaat en
voedsel zftn wederom onderverscheidenheden
ontstaan, die in den aard van de wol een
duldeiyk kenmerkend verschil hebben. Ook
in Engeland heeft men talrgke verscheiden-
heden van schapen, zooals het Leicesterschaap,
het Cotswoldschaap, het Kentschaap, het De-
vonshireschaap, het Suffolkschaap enz. Op
btlgaande plaat zQu eenige merkwaardige
rassen van schapen afgebeeld.
Het schaap is een hoogst nutüg dier, en
daar de mensch gebruik maakt van zQa
vacht, melk en vleesch, werpt de schapen-
teelt op daarvoor geschikte gronden veelal
groote voordeelen af. Men heeft dan ook in
Servië 2201, in Griekenland 1814, In Spanje
1404, in Denemarken 1082, in Dnitschland
609 en in ons Vaderland 238 schapen op elk
duizendtal inwoners.
Sohaoht (Eene) of mip^inU is een loodrecht
of byna loodrecht In den grond geboorde ko-
ker, waarlangs de mfjnwerkers In de mQu-
gaandertjen afdalen. Ook dient zQ wel, om
ertsen, water of bedorven lucht uit de mQnen
te verwOderen.
Sohaoht (Hermann), een verdienstelQk
kruidkundige, geboren te Ochsenwerder den
15den Juli 1814, studeerde te Jena In de na-
tuurkunde, was er tot 1851 assistent van
SeMeide», werd daarna privaatdocent aan de
universiteit te BerlQn, deed In 1856 en 1857
op kosten van de Pruisische Begeering en van
de Académie van Wetenschappen te BerlOn
eene reis naar Madeira, werd in 1860 hoog-
leeraar te Bonn en overleed aldaar den 20sten
Augustus 1864. De tolrQke onderzoekingen
van Sehaekt rosten nagenoeg uitsluitend op
microscopische waarnemingen en hebben hoofd-
zakeltlk betrekking op de anatomie en phy-
slologie der planten. Zyne belangrOkste ge-
schriften ztJn: „Entwlckelungsgeschichte des
Pflanzen-Embryon (1850)", — Das Mikroskop
nnd seine Anwendung (1821 ; 8de druk, 1862)**,
— „Die PflanzenzelTe (1852)**, ook onder den
titel: „Lehrbuch der Anatomie und Physiolo-
gie der Oewilchse (1856—1859, 2 dln)**, —
„Die Prfifting der In den Handel vorkommen-
den Oewebe durch das Mikroskop (1853)**, —
-Der Baum, Studiën über Bau und Leben der
hëheren Oew^hse (1858; 2de druk, 1860)**,—
.Beiti^ge zur Anatomie und Physiologle der
Gewüchse (1854)**, — „Bericht an das Kdnig-
licbe LandesOkonomie-KoUegium über die
Kartoffelpflanze und deren Krankheiten (1856)**,
— „Madeira und Tenerife mit Ihrer Vegeta-
tlon (1859)**, — „Qrundrlsz der Anatomie und
Physiologle der Gewachse (1859)**, — en
„Die Spermatoiden lm Pflanzenrelch (1864)**.
Sohaok (Adolf Friedrlch, graaf von), een
Dultsch letterkundige en dichter, gel>oren te
Brttsewitz bg Schwerln den 2den Augustus
1815, studeerde te Bonn, Heldelberg en Ber-
lyn in de rechtsgeleerdheid en in de nieuwe
letterkunde, aanvaardde in 1888 eene betrek-
king b|| de rechtbank te BerlQn, deed reizen
in ItaUë, SicUlë, Egypte, Syrië, Turkfle,
Griekenland en Spai^je, en trad na zQn terug-
keer in Mecklenburgschen dienst H0 vergezelde
als kamerheer en raad van legatie den Groot-
hertog op zyne tochten naar Italië en Constan-
19
^90
SCHACK-SCHADEL0068TELLINO.
ttnopel en werd daarna attaché bghetBonda-
dagsgeiantflchap. Na nogmaals Italië en de
L^nt te hebben beEOcht, werd by geiant
te BerlQn, alwaar b0 syne oefeningen in het
Sanskriet, Arabisch, en Perzisch Yoortsette.
Na den dood zyns vaders (1852) nam hy als
S)heim legatieraad ayn ontslag uit den staats-
enst, begaf sich eerst naar ayne goederen
in Mecklenborg en vertrok vervolgens naar
Spai^e om er nasporingen te doen omtrent
de geschiedenis en de beschaving der Mooren.
In 1855 vestigde by zich te Mttnchen, en
vanhier vergezelde hy in 1865 den Groother-
tog van Mecklenborg op eene reis naar Spanje
en in 1878 naar de Levant. In 1876 nam de
Duitsche Keizer hem op in den Qravenstand.
Hy heeft den titel van geheimraad en is sedert
1856 hononair lid van de Académie van We-
tenschappen te München en sedert 1879 van
de Académie van Schoone Knnsten aldaar.
Van zyne geschriften vermelden wy: .Ge-
sohichte der dramatischen Literator ond Konst
in Spanien (1845—1846, 8 dln; 2de drok,
1854, vervolg 1855)'*, — .Poesie ond Konst
der Araber in Spanien ond Sicilien (1865; 2de
drok, 1877)**, — „Spanlsches Theater (1845;
2 dln)'*, — „Heldensagen des Firdosi (1861)**,
— ^Epische Diehtongen aas dem Perzischen
des Firdosi (1853, 2 dln)**, — „Stinunen vom
Ganges (1857, 2de drok 1877)**, — en „Bo-
manzero der Spanier ond Portngiezen (met
GeiMy 1860)*'. Voorts leverde hy op dichter-
lyk gebied: „G(edichte(1864; 8de drok 1874)**,
— „Episoden (1869; 3de dmk, 1875)*', —
„Dorch aUe Wetter (1870; 8de drok, 1876)*',
— .^Lothar, Gedicht in zehn Gangen (1872,
2de' drok, 1871)**, — „Nftchte des Orients
(1874; 2de drok, 1877)*', — „EbenbOrtig. Bo-
man in Versen (1876)", — „Strophen des Omar
ChUam (1878)*', — „Gedichte (3de drok, 1874)",
— „Die Pisaner (treorspel, 2de drok, 1876)",
— de biyspelen: „Der Kaiserbote** en „Can-
can (1873)**, — „Politische Sohaospiele (2de
drok, 1876)**, — „Heüodor (1879)**, — „Dra-
matische Diehtongen (1879 2 dln)**, — „Weih-
gesftnge (2de dn&« 1879)", — en „Die Pl^a-
den (in 10 zangen, 1881)".
SchadéloOBStelIing of sckadeversfoediti^.
Schade noemt men alle verlies, alle nadeel,
ondervonden met betrekking tot persoon of
goederen. Het onderzoek naar het recht van
schadevergoeding vormt éen der belangrykste
hoofdstokken van de rechtswetenschap en heeft
tot eenige vaste regels geleid. Men kan aan-
nemen, dat ieder, die schade toebrengt of
oorzaak van schade is, deze vergoeden moet
De schade alzoo, door eigen t<^oen of ten
gevolge van overmacht geleden, is onvatbaar
voor vergoeding. Het is evenwel niet genoeg,
dat er schade is toegebracht; de vordering tot
vergoeding aan de éene zyde en de verplichting
tot vergoeding aan de andere moeten ook op
een vasten grondslag berosten. De wet en de
overeenkomst alleen konnen daaraan rechts-
gevolg verleenen. De wet heeft voogden, cora-
tors, bewindvoerders en anderen aansprakeiyk
gesteld voor de schade, die zoo konnen voort-
vloeien oit honne onwettige handelingen of
verzoimen, terwyi zy de verplichting tot ver-
goeding heeft verbonden aan de schade, ver-
oorzaakt door 'smenschen toedoen. Degehoo-
denheid daartoe wordt in onze wet genoemd.:
„verbintenis, die oit kracht der wet geborea
wordt**, zy werd in het Bomdnsch recht
onderscheiden in „obligatio qoasi ex eontrao-
to" en „qoasi ex delicto**. Tot de eerste be-
hoort de gehoodenheid van hem, die zonder
lastgeving iemands zaken waarneemt (negoti-
orom gettUo), tot vergoeding der schade, door
zyne schold en nalatigheid veroorzaakt, —
voorts het recht om terog te vorderen vrat
onverscholdigd betaald is. Men is in de tweede
plaats verantwoordeiyk voor de schade, door
moedwil, onvoorzichtigheid of nalatigheid (do-
los ex colpa) aan een ander toegebracht Het
doet er niet toe, of die onrechtmatige daad
strafwaardig zy in het oog van den strafrech-
ter; de vordering tot vergoeding strekt alleen
ter bekoming van een aeqoivalent voor het
geleden verlies. De bnrgeriyke rechter beoor-
deelt haar, en de voeging der benadeelde part^
is in onze wet niet dan by wyze van oitzon-
dering toegelaten. Ëindeiyk staat men niet
in voor *t geen men in persoon bedreef, maar
ieder biyft verantwoordeiyk voor de dadea
van hen, die onder zyn opzicht staan, of voor
de schade, te weeg gebracht door zaken, die
men beheert De gevallen, waarin dit kaa
plaats hebben, zyn in onze wet oitvoerig om-
schreven. Hy, die zich by overeenkomst heeft
verbonden, is aansprakeiyk voor de schade,
oit het niet nakomen daarvan van zyne zyde
ontstaan (obligatio ex oontracto); de rechts-
vordering en de gehoodenheid worden dos
hier geregeld door overeenkomst en wet
De oi^ebreidheid der schadevergoeding
hangt af van omstandigheden en van de be-
palingen der wet of der overeenkomst. Zy
betreft of de onmiddeliyke schade (damnom
emergens) of ook de winstderving (locrom
cessans). Indien de vergoeding alleen in de
wet of by overeenkomst is voorgeschreven^
zal de rechter daarover moeten beslissen. Of-
schoon in de meeste gevallen de schadever-
goeding zich laat omschry ven door een gelde-
lyk bedrag, hetgeen byv. altyd plaats heeft by
het niet nakomen van verbintenissen, die de
betaling eener zekere geldsom betreffen, waar
de vergoeding enkel bestaat in de voldoening
van de wetteiyke interessen, zoo is geld of
geldswaarde in sommige gevallen ontoereikend
om de geledene schade te herstellen, byv. by
het nadeel, door hoon en laster in eer en
goeden naam geleden. De beleedigde party
bekomt dan vo^ns onze wet de bevoegdheid
op kosten van hem, die haar aanrandde,
het vonnis te doen openbaar maken, waarby
Is verklaard, dat de gepleegde daad honend,
lasteriyk of beleedigend is. tenzy de hiatste
mocht verkiezen de beleedigde party in het
openbaar om verschooning te vragen. — Ver-
zoim of nalatigheid, byv. van *tgeen in het
belang van de gezondheid of openbare orde
is voorgeschreven by verordening of maatregel
van politie, brengt, behalve de daarop ge-
stelde straffen, dikwyis gehoodenheid m^e
tot vergoeding der daardoor veroorzaakte
schade. Ten slotte zy vermeld, dat in sommige
gevallen het toebrengen van schade gestraft
wordt, ook al vordert de benadeelde party,
geene vergoeding, bepaaldeiyk wanneer de
orde der maatschappy of de rost en veiligheid
der ingezetenen er door bedreigd worden of
benadeeld zyn. In den Code Penal worden.
SCHADEL00d8T£LLIKQ*-S0HAD0W.
291
<mdencheideii6 gerallen opgenoemd^ waarin
iemand wegens het toelwengen Tan schade aan
gebouwde of ongebouwde eigendommen, aan
te velde staande yruchten, aan hoopwaren
enz. aan rechteriyke verrolging is blootgesteld.
Zoo wordt het Tervalschen van koopwaren,
een gewoon Torsehgnsel in onsen tyd en op
zich zeU reeds uit anderen hoofde strafbaar,
veel zwaarder gestraft, indien daartoe scha-
deiyke bestanddeelen i^n gebezigd, die de
gezondheid der koopers in gevaar brengen.
Sohadow. Onder dezen naam yermelden
wf|:
Jokatm ChttfirUd Schadow^ een beroemd
beeldhouwer, geboren te Beriyn den 208ten
Mei 1764. HU bezocht het gymnasium aldaar,
ontving tevens teekenonderwUs van een beeld-
houwer en oefende zich voorts in het atelier
van den beeldhouwer Tataaeri. Weldra echter
vluchtte hy met zQue beminde, eene Oosten-
ryksche, naar Weenen, trad met haar in het
huweiyk en volbracht op kosten van zyn
schoonvader eene reis naar Italië. Hier wijdde
hy zich met tlver aan de studie der antieken
en verwierf het volgende Jaar den prys met
zyne groep: „Perseus en Andromeda". In
1788 zag hg zich in plaats van den overleden
Tastoêri tot rector der Académie van Schoone
Kunsten te Beriyn benoemd. Het eerste merk-
waardige kunstgewrocht, hier door hem ge-
beiteld, was een gedenkteeken van den als
knaap gestorven Graaf v<m der Mark^ een on-
wettigen zoon van Koning Friedriek WUkdm
II in de Dorotheakerk te Berign (1791).
In 1795 modelleerde hy het vierspan voor de
pas verrezen Brandenburger Poort, hetwelk
in -koper door Jury werd uitgevoerd. Voorts
vervaardigde hy basreliéfs voor verschillende
zalen van het koninkiyk kasteel te Beriyn,
het marmeren standbeeld van Frederik de
Qroate te Stettin, dat van generaal wm Ziethem
op het Wilhelmsplein te Beriyn, de groep der
Twee Zusters (de gemalin van den Kroonprins
va» JPrmte» en de Hertogin va» OumberUHtd^
later Koninginnen van Pruisen en Hannover),
het gedenkteeken van generaal Taue»tgie»ie
Breslau, de bevallige «^Slapende Nymf* in
marmer, het gedenkteeken van den minister
00» Armm te Boitzenburg en de basreliéfs van
de Munt te Beriyn. Onder Friedriek Wühdm
III vervaardigde by het standbeeld van Vorst
Leofoid wm Deuau op het Wilhelmsplein te
Beriyn, dat van Blüeker te Bostock en het
op den Sisten October 1821 te Wittenberg
onthulde standbeeld van Lulker, alsmede
borstbe^den van Huftkmd^ Qram^ Sebaeüam
£ackj Leeeimg enz. Ook voor het Walhalla
leverde hy onderscheidene borstbeelden, zoo-
als die van Karel de Qroote^ Se»drik de
Vogelaar^ Koewraad de SaliSr^ Me»drih de
LeetiWj Èudolf vom Mdbdmrg^ Kanty Klopetoéky
BaVUTy Johamnee wm' MüUer^ Frederik de
Oroote. Widand enz., die echter gedeelteiyk
van zyne leerlingen afkomstig zyn. Ook heeft
hy uitmuntende gravures vervaardigd. Nadat
htf in 1788 de betrekking van rector der Aca-
démie van Schoone Kunsten aanvaard had.
werd hy er vervolgens directeur en overleea
den 27sten Januari 1860. Hy verzaakte de
gemanierdheid in de beeldhouwkunst, welke
in de 18de eeuw heerschte, en keerde terug
tot de eenvoudige, klassieke vormen. Ook
xin.
schreef htf: «Wittenbergs Denkmftler der
Bildnerei, Baukunst und Malerei, mit histori-
sohen und artistisehen Ermuterungen (1825)",
— „Polyklet, oder von den Maszen des Men-
schen nach dem Geschlecht und Alter (1834:
8de druk, 1877)", - -Die Nationalphysiogno-
nüen (1835)", — en „Kunstwerke und Kunst-
ansichten (1839)". — Ook zyn zoon Budolfy
geboren te Beriyn in 1785, verwierf te Rome
onder de leiding van Ckmova en Tkorwaldee»
groeten lof, maar overleed reeds den Sisten
Januari 1822.
Wiihelm Friedriek wm Sekadow Gode»kauey
een beroemd historie- en portretschilder en twee-
den zoon van den voorgaande. By werd
geboren den 6den Sept^ber 1789, studeerde
eerst onder de leiding van zyn vader en
oefende zich vervolgens onder Weiteek in de
schilderkunst. Nadat hy zich in het museum
te Potsdam een Jaar lang met copieeren had
bezig gehouden, moest hy in 1806 de wapens
dragen en kon eerst in 1810 te Bome zyne
studiën weer opvatten. Hier verkeerde hy met
Cor»eliu9y Overbeek^ Veiiy JTuck enz. en be-
studeerde er de kunstgewrochten der oude
meesters, — eene studie, die hem in de ar-
men voerde der R. Katholieke Kerk. Hy
schilderde o. a. eene „Hemelkoningin" voor de
gemalin van va» Mumbdldiy eene „Heilige Fa-
milie"en eene„Romeinsche vrou w(levensgroot)"
voor den Kroonprins van Beieren, en den „Kop
van een Camaldulenser monnik" voor de ten-
toonstelling te Beriyn van 1819. In dat Jaar
keerde hy naar zyne geboortestad terug en
werd er tot professor aan de Académie van
Schoone Kunsten benoemd. Hier schilderde
hy het „Qroote Bachanaal" aan de zoldering
van den nieuwen schouwburg, onderscheidene
doeken in olieverf en vooral veel portretten.
In 1824 leverde hy aan de Gkmiizoenskerk
te Potsdam eene „Aanbidding der Koningen",
en een altaarstuk aan de kerk te Schulpforta.
Eén zyner schoonste stukken is: „De vry
geborene Dichtkunst", eene van de aarde
hemelwaarts zwevende maagd. Toen Oomeiiue
naar MOnchen vertrok, werd Sekadow in 1826
directeur der Académie te Dttsseldorf, en het
volgende Jaar begaf hy zich met onderschei-
dene leerlingen derwaarts, die de kern wer-
den der Dflsseldorfeche schilderschool. Hy
zelf schilderde aldaar historiestukken en por-
tretten. Diar schilderde hy het dichteriyk op-
Sïvatte beeld van „Mignon" uit den „Wilhelm
eister" van Oötke. Voor eene nieuwe kerk
te Beriyn schilderde hy de „Vier Evangelisten",
maar als het beste stuk uit dat tydperk roemt
men zyne „Wyze en dwaze maagden". Voor
de Rynsch-Westfiuüsche kunstenaarsvereeni-
ging schilderde hy in 1880 eene voortreflèiyke
„Charitas". Voorts vermelden wy van hem:
„Christus op den Oiyfberg", — „C^hristus bU
de Jongeren te Emmaus'*, — en „Het lyk
van Christus op den schoot zyner Moeder,
door Engelen omgeven" (in de kerk te Dttl-
men). Tot herstel zyner wankelende gezond-
heid begaf hy zich in 1840 naar Italië en
schilderde te Bome: „De hemelsche en de
aardsche Uefde". Na een bezoek te Napels
keerde hy in October te Dflsseldorf terug. In
het volgende Jaar penseelde hy eene „Pietas
en Vanitaa" met betrekking tot den godsdienst
(in de gedaante van Christus) en eene „Heilige
19*
892
SCHAD0W-6CHAFABIK.
Veronica". De Yoltooilncr van „Hemel, vage-
vaar en hel" naar Dantê werd door eene ge-
yaarlQke ooflfriekte vertraagd; sel6 was hg
eenigen tQd blind en herkreeg eerst door eene
operatie bet gezicht. BeedB vroeg intoaschen
was bg op den doolweg geraakt der symbo-
liek, zoodat b|| zich allengs geheel en al
verwfiderde van de realiteit; Ja, ztjne knnst
kan met bet voUite recht eene R. Katholieke
worden genoemd. In 1843 werd hg in den
Fraisischen adelstand opgenomen met de
vergunning den naam Godenhaus bg den zgnen
te voegen. Hg bleef aan het hoofd der Aca-
démie tot 1859 en overleed te Dfisseldorf
den 19den Maart 1862. Hg schreef: „Ueber
den Einflosz des Ohristenthnms aaf die bil-
dende Knnst (1843)*', — en de novelle: „Der
moderne Vasari. Erinnerangen aas dem Kfinst-
lerleben (1854)".
Sohaduw (De) noemt men de donkere
mimte achter een door eene lichtbron besche-
nen ondoorzichtig lichaam, hetwelk het daarin
doordringen der rechtignig voortschrgdende
lichtstralen verhindert. Is de lichtbron een
pnnt, dan vormt de schadaw een achterwaarts
grooter wordenden kegel, — en heeft de
lichtbron een zekeren omvang, dan vormt
ieder lichtpunt daarvan een schaduwkegel.
De gemeenschappeigke schaduwkegel van alle
lich^unten vormt alsdan de JcemMhaduwj en
die gedeelten van den algemeenen kegel, waarin
de stralen van sommige lichtpunten niet en die
van andere of van éen ander wél kannen door-
dringen, de halfêohaduw^ terwgi op de door-
snede van den schaduwkegel, loodrecht op de
as van dezen, de aloffickadmw wordt waarge-
nomen in de gedaante van eene donkere vlek,
die door een minder donkeren ring omgeven is.
Is de lichtbron grooter dan bet ondoor-
schgnend lichaam, dan vormt de kemschaduw
een kegel met een achter het donkere
lichaam gelegen top, en zgn beide even groot,
dan heeft de kemschaduw den vorm van een
cylinder.
Sohaepman (Herman Johan Aloysias
Maria), een verdiensteigk Nederlandsoh dich-
ter, geboren te Tubbergen in 07ergsel den
2den Maart 1844, studeerde te Culemborg en
te Rgsenburg, werd in 1867 tot priester ge-
wgd en zag zich in dat Jaar benoemd tot
tweede secretaris van den Aartsbisschop van
Utrecht. Voorts volbracht hg eene reis naar
Bome en verwierf aldaar den titel van doctor
in de theologie, waarna hg in October 1870
geplaatst werd als professor aan het seminarium
te Rgsenburg. Van zgne gedichten vermelden
wg : „De Paus (1866)", — „De eeuw en haar
Koning (1867)", — „Vondel (1868)", — „Kerst-
nacht, naar W. Molitors myiteriespel (1868)",
— „Het lied des Konings (1869)", — en
„Verzamelde dichtwerken (1870)". Voorts
leverde hg: „De Piusfèesten te Rome 10, 11
en 12 April 1869; losse herinneringen (1871)",
— „De weg der waarheid (1871)", — het
gedicht: „Napoleon (1878)", — „De chrlste-
igke li^de (1870)", — „Pftrgs 1870—1871 (een
gedicht, (1872)", — eene bewerldng van vier
treurspelen van Vondd (met Bnmwerêy Koel»
en de Bijh^ 1872), — (Godsdienst en volks-
welvaart. Eene studie over Katholicisme en
ProtestantiBme (1871)", — „Aya Sofia (1886)",
— en de veelbesproken redevoering, gehou-
den bg de YondelsflBeBten te Amsterdam (1879),
alsmede bgdragen in Jaarboekjes entgdsehrlf-
ten. Sedert 1871 is hg met dr. ^«i^, redacteur
van het tgdschrift: „De Wachter" en sedert
eenige Jaren lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
SohafArik (Paul Joseph) of SgafaHk, een
Czechisch geleerde, geboren den ISden Mei
1795 te Kobelyarowo in het Hongaarsche eo-
mitaat GömOr, studeerde van 1810 tot 1815
aan het lyceum te Kftsmark in de theologie,
verzamelde reeds vroeg Slowakiscbe en Cze-
ohische volksliederen en leverde bgdragen in
tgdschriften. Sedert 1815 wgdde hg zich te
Jena aan de theologie, letterkunde, gesclüe-
denis en wgsbegeerte en in latere Jaren noemde
hg zgn verbigf aldaar : „exilium corporis, pa^
radisus animae (verbanningsoord des licluumis,
paradgs der ziel)". Hg vertaalde er de «Wol-
ken" van Arietóphamee en „Maria StuarT* van
SehiUer in het Czechisch en knoopte betrek-
kingen aan met geleerde mannen te Praag.
Na een vertoef van twee Jaar te Jena aan-
vaardde hg de betrekking van huisonderwg-
zer te Preszburg en werd vervolgens directeur
van het gymnasium te Neusatz. Hier hield
hg dch gverig bezig met de studie der Zuid-
Slawische letterkunde en met die der verge-
igkende taalkunde en zond eenige belangrgke
geschriften in het Duitsch in het licht We-
gens onaangenaamheden vertrok hg in 1838
naar Praag, waar Pdlaelle^, Jum^man, Pred
en anderen hem voor den tgd van vgf Jaar
door vrgwillige bgdragen een sober bestaan
bezorgden. In de beide eerstvolgende Jaren
schreef hg zgn hoofdwerk : „Starozitnostl Slo-
wanske". dat 2 Jaar daarna in de werken van het
genootschap : „Matice ceska" werd opgenomen.
In 1837 werd hg censor en tevens redacteur
van het tgdschrift van het Boheemsch Mu-
seum. Inmiddels hadden zgne nasporingen de
algemeene opmerkzaamheid gewekt Nadat
hg reeds in 1886 een beroep had ontvangen
naar de universiteit te Moskou, werd hem in
1840 van wege de Pruisische Regeering de
leerstoel in het Slawisch aangeboden aan de
universiteiten te Berign of te Breelau. Hg ge-
voelde zich echter verplicht, te Praag te bigven,
en werd in 1841 benoemd tot custos aan de
boekerg der académie. In 1848 werd hg er
hoogleeraar in de Slawische lettwkunde, do<di
legde reeds in het volgende Jaar die betr^-
king neder, nadat hg reeds in 1847 het cen-
sorsambt had laten varen. Hg verdeelde nu
zgn tgd tusschen de werkzaamheden als bi-
bUothecarts en de wetenschap. Zgne vganden
echter beschuldigden hem met betrekking tot
eerstgenoemde van verregaande nalatigheid.
Wél werd hg door een ingesteld onderzoek
glansrgk gerechtvaardigd, doch zoowel dit on-
geval als familierampen brachten hem tot zwaar-
moedigheid, zoodat hg zich in 1860 in de
Moldau wierp. Hg werd gered, doch overieed
reeds den 26sten Mei 1861. Zgn bovenvermeld
hoofdwerk („Slawische oudheden**) beioiffde
hem groeten roem, en ook op het gebied der
Slawische spraakkunst heeft hg veel merk-
waardigs geleverd. Voorts vermelden wg van
hem: „G^eschichte der slawischen Sprache und
Literatur (1827)*', — „Serbische Lesekömer
(1833) *, — „Die Sitesten Denkm&ler der
Böhmischen Sprache (met PoZa^iy, 1840)**, —
SOHAFABIK-SCP^FFLE.
2oa
•B i^Ctoioliiebte der sUdaUwiaehen Litenlor
(1866)". Zttne geiamenltke werken st|n in
1861—1865 in het licht verschenea.
Soh&fer (Johann Wilhelm), een verdien-
stelUk letterkundige, geboren den 17den Sep-
tember 1809 te Seehanaen bfl Bremen. stu-
deerde sedert 1827 in de letteren te Leipzig.
werd in 1831 onderwQzer aan de hoogeschool
in sVne geboorteplaats, in 1867 professor
aldaar en overleed er den 2den Maart 1880.
HQ schreef: „Qmndrias der Qeschichte der
dentschen Literator (11de drok. 1870)'*, —
„Handbneh der Qeschichte der dentschen Ld-
teratnr (2de druk, 1856)", — „Gk>ethe*s Leben
(2de dmk, 1877, 2 dln)", — „Die Gteschichte
der dentschen Literator des 18 Jahrhonderts
(1850—1860, 8 dln)", — „SchiUer. Eine bio-
grapische Schildemog (1868)", — „Zor dent-
schen Literatorgeschichte (1860; 2de drok,
1878)", — „LiteratorbUder (1861, 2 dln)", —
en den dichtbondel: „Liebe ond Leben (2de
drok, 1859)". — Zijn broeder ArMold, g^hoten
te Seehaosen den 16den October 1819 en
overleden den 20sten November 1883, was hoog-
leeraar te Bonn en schreef o. a.:«Demosthenes
ond seine Zeit (1856—1868, 3 dln)", —
-Abrisa der Qoellenknnde der griechischen
Qeachiehte bis aof Polybios (2de drok, 1873)",
— „Die Hansa ond die norddeotsche Marine
(1869)", — en „Geschichte des Siebe^jl^hrigen
Krieffs (1867-1874, 2 dln)".
Sonaff (Philipp), een Noord- Amerikaansch
godgeleerde, geboren te Chor in Zwitserland
den Isien Januari 1819, stodeerde te Halle,
Tübingen en Berign, werd in 1841 huison-
derwUxer, waardoor hf) gelegenheid had om
FrankrQk. Zwitserland en Italië te bezoeken,
begaf lich in 1844 naar Amerika, werd er
eerst professor aan hetLothersch seminarium te
Mereersborg (Pennsylvanië) en daarna professor
in de kerkgeschiedenis te Andover, toen te
Hartfort en in 1871 te New York. Van sQue
geeehriften noemen wf): „Amerika. Diepoliti-
schen, socialen und kirchlich-religiösen Zu-
st^nde der Yereinigten Staaten (1854; 2de druk,
1854)". — .Oeschichte der alten Eirche bis
sam EDde des 6 Jahrhunderts (1867)", — als-
mede: „Germany, its universities, theology and
religiën (1857)", — „Bevision of the English
version of the New Testament (1874)", —
„Bibliotheca sjmbolica (1876, 3 dln)",— „The
Vatican conncil (1875)", — „Hymns of Imma-
nuel: Cbrist in song (1869 en later)", —
„Troogh Bible-lands: Egypt, the desert and
Palestine (1878)", — en „Dictionary of the Bible
(1880)". Met AriktÊT Gilm<m gaf hff de: „Li-
brary of religieus poetry (1882)" In het Ucht.
Sohaffhsusen , het noordel0kste canton
van Zwitserland, ligt, in 3 gedeelten gesplitst,
op den rechter oever van de Bi|n, grootendeels
omgeven door Baden, en ten zuiden door de
Rttn van de cantons Zürich en Thurgau ge-
scheiden. Het Land, eene oppervlakte beslaande
van bijna 5V3 D g^ogr. mijl, behoort tot het
dal van de Ryn en wordt in de parcelle Stein
door de Biber en in het hoofdgedeelte door
onderscheidene beken doorkronkeld, die ge-
deeltelijk van de bergvlakte van den Beyat,
gedeelteiyk van de Jnragroep van den Banden
afdalen en gedeeltelQk rechtstreeks zich uit-
storten in de Bt|n, terwijl die van de Klett-
gan zich met de Wutach vereenigen, welke
zieh naar de BQn spoedt Wereldberoemd ia
er de by aanmerkeiyke waterstanden prach-
tige, 24 Ned. el hooge waterval van de
B$n by Lanfen. Het klimaat is er in de
dalen zacht en heeft er eene gemiddelde
Jaariyksche warmte van 9^ C. Er wordt dan
ook veel graan verbouwd , — voorts aiurd-
appelen, hennep, ooft en voortreffèiyke wyn.
De veeteelt is er van veel belang, en de bodem
levert kalk- en zandsteen en uitmuntend
leem. De flinke, arbeidzame en levendige be-
volking telt er omstreeks 88000 zielen (1880) en
dit canton heeft onderscheidene merkwaardige
mannen opgeleverd. De inwoners beiyden er
byna allen den Protestantschen godsdienst Het
canton heeft in Mei 1876 eene herziene, zeer
democratische grondwet verkregen. Het volk
kiest de leden van den Groeten Baad, éen
op 500 zielen, voor den tyd van 4 jaar.
Zoodra 1000 burgers het verlangen, worden
de wetten aan eene volksbeslissing onderwor-
pen. Ook aan groote buitengewone uitgaven
moet het volk zyne goedkeuring verleenen.
Voorts kunnen 1000 burgers het initiatief
nemen voor het voorstellen eener wet. De
uitvoerende macht berust by een Begeeringsraad
van 5 leden, die om de vier jaar door het
volk gekozen worden. Er bestaat eene hoogste
rechtbank van 5 leden, die desgeiyks voor
den tyd van 4 Jaar door den Groeten Baad
worden aangesteld. In elk der 6 arrondisse-
menten heeft men eene arrondissementsrecht-
bank, en in elke gemeente een gemeenteraad
en een vrederechter. In 1884 bedroegen de
inkomsten van het canton 571 380 en de uit-
gaven 567 580 francs. Men schatte er in dat
jaar het nationaal vermogen op ruim lOVsde
millioen Arancs. — De Aoo/U«^<mI Schaff hausen,
byna 13000 inwoners tellende, ligt in een dal
aan de Byn en heeft een onderwetsch voor-
komen. De hoofdkerk en de MQaster zyn
afkomstig uit de 12de eeuw. Men heeft er een
oudheidkundig museum en een gedenkteeken
van den geschiedschryver Jokaan von MülUr,
De rivier en haar nabygelegen waterval geven
aan deze stad eene ongemeene aaatrekkeiyk-
heid, zoodat er vooral in den laatsten tyd
prachtige hotels zyn verrezen. Voorts heeft
men er onderscheidene fabrieken, vooral van
yzeren voorwerpen, en een aanzieniyken wyn-
handel, die door verschillende spoorwegen
niet weinig bevorderd wordt.
SoliafQ.e (Albert), een verdiensteiyk Duitsch
staathuishoudkundüge, geboren den 24sten Fe-
bruari 1831 te NOrtingen in Wttrtemberg,
studeerde te Tübingen, zag zich vervolgens
geplaatst by de redactie van den „Schw&bi-
schen Merkur" en aanvaardde in 1861 de
betrekking van hoogleeraar in de staathuishoud-
kunde te Tübingen. Van 1860—1865 was htf
lid van den Würtembergschen Landdag en in
1868 van het Duitsche Tolparlement In laatst-
genoemd jaar vertrok by als hoogleeraar naar
Weenen en werd er in 1878 in bet Kabinet
Sokenwaft minister van Koophandel. Hy moest
met genoemd ministerie aftreden en begaf
zich vervolgens naar Stuttgart, om zich aldaar
aan letterkundigen arbeid te wyden. Schoon
hy de woelingen der sociaaldemocraten afkeurt,
openbaart by in zyne werken neiging tot bet
socialismns en de overtuiging, dat de bestaande
staat van zaken op den duur onhoudbaar is.
M4
BCmFPLE^-SOHALLEB,
Van sSne geschriften, welke lich door groote
ecberpsinoigheid onderacheiden , ▼ermelden
wO : „Die NationalOkonomie oder allgemeiiie
WirtschaftBlehre (1861)", waarran eene derde
ail^ve verscheen onder den titel :,,Da8geeell-
schaftliche System der menschlichen Wirtochaft
(1873, 8 dln)", — „Die nationalOkonomische
Theorie des aosschlieszenden AlMatiTerhftlt-
nisse (1867)*', — „Kapitalismos and Socialismos
(1870)", — „Die Qalntessenz des Socialismos
(1874; 8de dnik, 1877)", — „Ban nnd Leben
des socialen Körpers (1875—1877, dl len2)",
— „Encyklopadie der Staatslehre (1878)", —
„Die Qmndsfttse der Steaerpolitik nnd die
schwebenden Finanzfiragen Dentschlands nnd
Oesterreichs (1880)", ~ „Fttr die internationale
Doppelwfthmng (1881)", — „Die Auisichtslo-
sigkeit der Sozialdemokratie (1885)", — en
„Oesammelte Aoitötze (1885, 2 dln)".
Sohafltoer (Max), een verdiensteltik be-
oefenaar der technlBche chemie, geboren in
1880 te Meisenheim (R0n-Pniisen), studeerde
aan de polytechnische school te Karlsmhe en
was Jaren lang assistent aan het chemisch
laboratoriam aldaar. In 1854 stichtte hQ het
centraal laboratoriam van het genootschap
Vieille Montagne te Moresnet bf) Aken, aan-
vaardde het bestnar daarvan en werd in 1856
directeur van de SalssischThflringsche Koper-
mynenmaatschappQ te Eisenach. Hier werd,
voor het eerst in Daitschland, door hem de
extractie ingevoerd van koperhoadend zwa-
velkies door roosten met kenkenzont In 1859
vertrok hQ als directenr van eene Oostenr0ksche
maatschappO voor mQnontginning naar Aassig.
Hier beproefde hy met goed gevolg de koper-
extractie door yzerchlorore en bracht haar in
verband met de bewerking van sodaresten
doordien hy deze met het kies onder toevoeging
van zand samensmolt Het zwavel werd in
den vorm van zwaveiyzer verinregen, dat met
zontzaor in zwavelwaterstof en yzerohlornre
werd omgezet. Onder zyne leiding verkreeg
de scheiknndige fiibriek te Aassig een groeten
omvang en zy leverde, behalve groote hoeveel-
heden soda, zwavelzaar,zoatzaar en chloorkalk,
vele scheiknndige en metallnrgische producten.
Eene tweede dergeiyke fabriek stichtte hy te
Kralnp by Praag en eene groote ammoniak-
BOdafabriek met de firma Solvay te Ebesee in
het Salzkammergnt. Voorts deed hy teAussig
met anderen eene aanzieniyke glasblazery
verryzen, waar het aldaar voorkomende pho-
noliet verwerkt wordt, — alsmede eene potte-
bakkery, en zyne vuurvaste potten zyn zeer
in trek. Wyders is hy medestichter van de
groote fabriek van vuurvast aardewerk van
Vijffen 4* ^* te Duisburg en van eene voor
de kalisoutindustrie te Neustaszftart Zeer
verdiensteiyk heeft hy zich voorts gemaakt
met betrekking tot de verwerking der soda-
resten, nameiyk door in 1861 eene methode
aan te wyzen tot het verkrygen van zwavel.
Eene nog meer volkomene methode, welke
op de behandeling van sodaresten metchloor-
magnesium berust, heeft hy met Sdbi^ in 1879
in toepassing gebracht. De magnesia, hierbV
verkregen, wordt door Sehaffner en Seïhiff
volgens eene nieuwe uitvinding gebezigd tot
het ontieden van chloorammonlumlagen uit
de ammoniaksodabereiding en zy verbinden
deze handelwyze met de bereiding van het
Leblanosoda. Sekaffker heeft over de boveo-
gemelde onderwerpen, alsmede over het winnen
van thallium en van lood, enz. onderscheidene
merkwaardige verhandelingen in het licht
gegeven.
Sohafhiiutl (Karl Franz Emil). een ver-
diensteiyk natuurkundige, geboren den 19den
Februari 1803 te Ingolstadt, studeerde in de
geneeskunde en legde zich tevens toe op de
mineralogische scheikunde, alsmede op de
vervaardiging van natuurkundige instrumenten.
Beeds als student gaf hy eenige merkwaardige
verhandelingen in het licht en vertrok in 1833
naar Sheffield, om er de staal£Abrieken in
oogenschouw te nemen. Hier werd hy mede-
werker aan wetenschappeiyke tydschriften, en
het Koninkiyk Instituut van civiel ingenieurs
bekroonde o. a. zyne verhandeling over het
springen van stooomketels. Hy deed voorts
reizen door Frankryk en Spanje, en vestigde
zich vervolgens te Mttnchen, waar hy tot
hoogleeraar in de geognosie enz. en in 1849
tot opperbibüothecaris der univertiteit benoemd
werd. Voorts maakte hy zich verdiensteiyk
door het in orde brengen van het geognostisch
kabinet van de Koninkiyke Académie aldaar,
door de uitvinding van een areometer, van een
photometer enz. Van zyne geschriften noemen
wy nog: „Geognostische Untersuchungen des
sttdlichen Alpengebirges (1849)", — „Bericht
über die Mosikinstrumente (1854)", — en „Der
echte Gregbrianische Choral in seiner Ent-
wickelung (1869)".
Sohalk is een woord, hetwelk oorspron-
keiyk de beteekenis heeft van lewAt, Van
daar genetohalk (senechal, oudste knecht) en
maartekalk (paardenknecht). In het middel-
Nederlandsch en ook in onzen tyd wordt het
gebezigd als de naam van iemand, die dch
listige scherts veroorlooft zonder daarby booze
bedoelingen te hebben.
Sohalken (€k>dfHed van), een verdien-
steiyk Nederlandsch genreschilder, geboren te
Dordrecht in 1643, was een leerling van
Sóojfêtraaim en Da», woonde eerst gernimen
tyd in Engeland en vestigde zich daarna in
den Haag, waar hy den 16den November 1705
overleed. Hy muntte vooral uit op het gebied
der nachtstukken, en men vindt doeken van
zyne hand in de musea te *8 Gravenhage,
Amsterdam, Weenen, Mttnchen, Dresden, Parys
enz. Ook heeft hy eenige gravures geleverd.
SohsUer. Onder dezen naam vermelden wy :
Johann SohaUer, een verdiensteiyk beeld-
houwer, geboren te Weenen in 1777. Hy ver-
trok in 1812 naar Bome, waar hy tot 1823
vertoefde. Diar vervaardigde hy : „Belierophon
en Chimaera (in het Belvedère te Weenen)".
In 1823 werd hy professor aan deKeizeriyke
Académie in zyne geboorteplaats. Van zyne
kunstgewrochten vermelden wy: het stand-
beeld van Andréat Bofer in de kerk te Inns-
bruck (1831—1838)", — het sUndbeeld van
Keizer Frant I te Stanislawow in Galicid
(1837), —en eenige borstbeelden voor het Wal-
halla. Hy overleed te Weenen den 16den
Februari 1847.
Luiwig SekaUer, desgeiyks een uitstekend
beeldhouwer en een broederszoon van den
voorgaande. Hy werd geboren te Weenen den
lOden October 1804 en bezocht gedurende
eenige Jaren het atelier van SckwanihdLer* In
80&ALLra-80HABF.
If5
dien t|d Temuurdigde hg: „De Sterren*', eene
^Vvythe!" en een bontbeeld Tnn Koningin
7%êrmê. Voorts modelieerde bQ reliélb nit het
leren yan Jan tan JSjfék, San» Molbdn en
AlhreM DMr^ voor de Pinaootheek en bei-
telde de standbeelden van Promeikeus en van
PJUdias voor de Glyptotheek. Daarop volgden
Btatoëtten van dichters, de gevel van het
nationaal mnsenm te Pest en bet gedenkteeken
van Berd&r te Weimar. HQ overleed te Mttn-
ohen den 29sten April 1865.
JuUu» SehaüeTj een Doitscb wOsgeer nit
de school van Bijsfd, Hü werd geboren te
Magdebnrg in 1810, studeerde te Halle, werd
er in 1888 bnitengewoon hoogleeraar en over-
leed ia een kranksinnlgengesticht den 21sten
Jnni 1868. Van ztfne geschriften vermelden
wg: ,.Die Pbilosophie nnserer Zeit (1837)**,—
„Der historische Christus nnd die Philosophie
(1888)*', — „Vorlesnngen ttber Sohleiermacher
(1844)**, — „Darstellang der Kritlk der Phi-
losophie Lndwig Fenerbachs (1847)**, — „Qe-
Bchichte der Katnrphilosophie von Bacon bis
anf onsere Zelt (1841—1846, 2 dln)**, — „Die
Phrenologie in ihren Gmndsügen nnd nach
ihrem Werth (1851)**, — „Leib nnd Seele
(8de dmk, 1858)**, — en „Psychologie (1860)**.
Schalmei, in het Fransch ekalmmean van
het Latgnsche calamns^ is de naam van eene
herdersfloit, éen der ondste blaasinstmmenten
gewoonlgk van riet (calamns) vervaardigd. Ook
de pgp van den doedelsak en een register
van het orgel wordt met dien naam bestempeld.
Sohande noemt men datgene wat den
mensch in het oog van sgne medemenschen
onteert De begrippen van eer en schande
staan in het nauwste verband met de aede-
igkheid, loodat onsedeigke daden den mensch
onteeren of tot schande verstrekken, terwgi
hg door een dengdsaam gedrag eer en achting
verwerft. Ook handelingen, die de welvoege-
igkh^d kwetsen, worden schandeigk genoemd,
terwgi men tevens erkennen moet, dat bg
velen wel eens het vooroordeel het merk der
schande dmkt op eene daad, die nit een
led^k oogpunt leer te prgien is, bgv. op
het afwgsen van eene uitdaging tot een twee-
gevecht. Daarenboven legt de samenleving ons
verplichtingen op in kleeding, levenswgs en
manieren, wier versuim gewoonigk dengene, die
ie verwaarloost, tot schande wordt gerekend.
Het is intusschen van belang, dch boven de
valsehe begrippen van eer en schande te ver-
heffen en de ware eer te loeken in eene
gelrouwe vervulling van alle sedeigke en
maatsehappeigke verplichtingen.
Sohandorph (Sophus), een Deensch dichter
en letterkundige, geboren in 1887, studeerde
in de theologie, maar bepaalde dch hoofdn-
keigk bg de Bomaansche letteren, verwierf
in 1874 den graad van doetor op eene dissertatie
over Qatti en QMam en schreef een aantal
letterkundige schetsen onder de titels: Babe-
lais**, „Beaumarchais**, „Cervantes**, „Alfleri**
en „Oamoëns**. Meer roem behaalde hg echter
met eenige dichtbundels en vooral ook met
igne novellen. Hiertoe behooren: „Uit het
landleven** en „Vgf verhalen**. Ook sgn dich-
teigk verhaal: „De Jongste dagen**, tafereelen
bevattend uit den Duitsch-Deenschen Oorlog,
Schans (Eene) of vtrtekamingf ia een werk
der vluehUge verslerfcingskunst en bestaat nit
eene borstwering, wier vnnrign een bepaald
traeó vormt. Zg kan een open of een gesloten
werk wesen. Tot de opene werken behooren
de flöche, de redan, de lunette, de tenaille,
de papenmuts, de zwalnwstaart , de cré-
maülière, het gebastioneerde front en de hoorn-
redoute, de sterrenschans en alle gebastioneerde
schansen. Haar weerstandsvermogen wordt
verhoogd door palissaden, flraisen, wolfekul-
len, verhakkingen, fladdermgnen, inundatiën,
tamboers, caponnières, blokhulzen enz.
Schanskorven sgn rolronde, gevlochten
manden, gewoonigk met eene hoogte van 1
en eene middelign van 0,65 Ned. el. Zg die-
nen in de versterkingskunst tot hetbekleeden
van borstweringen, vooral in battergen en
loopgraven, waartoe men se naast elkander
plaatst en met aarde vult Ook verplaatst men
se soms tot het vormen van holle traversen,
battergmagasgnen, schietgaten ens.In Engeland
gebruikt men schanskorven van bandgser, die
duunaam en vooral voor de bekleeding van
schietgaten leer geschikt sgn. Ook de Franschen
hebben in den Krimoorlog vóór Sebastópol
dergeigke schanskorven gebruikt
Scluiper (Hugo Wilhelm Friedrich), een
verdlensteigk beeldhouwer, geboren den Sisten
Juli 1841 te Alsleben in het district Herseburg,
bezocht de kunstacadémie te Berign en ver-
volgens het atelier van Albêrt Wolff. Hg stelde
in 1866 zgne groep: „Bacchus, de verlatene
Ariadne vertroostend**, ten toon en in 1867
verwierf zgn ontwerp voor een gedenkteeken
ter eere van ZTkland den eersten prgs te Ttt-
bingen. Daarop volgde een monument ter
gedachtenis der gesneuvelden van 1866 voor
Halle, — een Bismarckmonnment te Keulen
(onthuld den Isten April 1879), — het Lessing-
monument te Hambui^, — het Göthemonument
in den Thiergarien te Berign, ~ het Owm-
monument te Bmnswgk (1880), — het Moltke-
monument te Keulen, — het G^benmonument
te Coblenz (1884), — en drie kolossale figuren
in de Herrscherhalle van het tuighuis te Berign.
Schar, zie JPlai9iê$ekên.
Soharf ((}eorge), een Engelsch kunstenaar
en een schrgver over kunstzaken, geboren te
Londen den 16den Deoember 18S0, oefende
zich onder de leiding van zgn vader, bezocht
de London univers^-school en werd in 1888
als student aan de Boyal Academy ingeschre-
ven, zgn eerste kunstwerk was eene versa-
meling van etsen onder den titel van „Scenic
effects**, bestemd tot illustratie bg de in 1888
en 1889 door Mèerêod^ ondemomene opvoe-
ring van stukken van shaktpmre enz. In 1840
volbracht hg eene reis door ItaliS en verge-
zelde hg FéUaw naar Klein Azl«, wer-
waarts hg zich in 1843 nogmaals begaf als
teekenaar bg de door de Begeering uitgezondene
expeditie. Zgne schetsen van natuurtafereelen
en monumenten uit Lycië zgn vervolgens in
het Britsch museum geplaatst Ook leverde
hg met FdUno: „LycJa, Caria, Lydia illus-
trated and described (1847, dl 1)**. Na zgn
terugkeer wgdde hg zich hoofdzakeigk aan
het schilderen met olieverf en aan het illnstree-
ren van letterkundige werken, zooals de
„Lays of andent Rome (1847)** van IfooMloy,
— „Poems** van Eêott enz., en schreef voorts
eene „Hiirtory of de ohaiaoterlatics of Oieek
M$
soBAüF^-BcaukTnefc
art (1868; 8de dnik, 1868)*', — en ,0b the pHii*
cipal portraits of Shake^ieare (1874)'\ In 1868
werd hU oorreepondeerend lid van hel Archaeo-
logisch institiuit te Rome, en in 1875 conser-
vator van de National Portrait Gallery te
Londen.
Soharlaken is eene helder roode klenr
met eene gele tint. Zf) wordt i>ereid van Fer-
nambnchoat of cochenille. Daar evenwel deie
▼erflitoffen slechts karmozOnrood opleveren,
dompelt men de stof, die men verven wil,
in eene oplossing van tin of tinsout, om de
Bclorlakenklear te verkrygen^ Deae laatste is
in het begin der 17de eenw door onzen land-
genoot Drebbd ontdekt
Soharlakenkoorts (Biibeola), eene nit-
slagaiekte, die het midden houdt tnsschen
roodvonk en maaelen, wordt gewoon 10k een
paar dagen te voren aangekondigd door een
z€lier gevoel van onbehagelOkheid, gestoorden
eetlost, verkeerden smaak in den mond, ge-
volgd door eene min of meer hevige, maar
gevaarljlke koorts. Deze dnnrt niet langer
dan een etmaal,, gewoonlijk korter en gaat
vergezeld van pün in de keel, hoofdpfjn,
raime holdnitwaseming, urine m^ slQmerig
bezinksel en een uitslag van roode vlel^es,
die zeer ongelijk op verschillende plaatsen,
meestal het eerst op armen en be«ien, voor-
komen. De afischilfering is gewooniyk gering.
De behandeling bestaat in het vennQden van
tocht en een matig dieet DikwQls is zQ de
voorloopster van roodvonk, en waarsch0nigk
IMQ zg als de sacbtete vorm van deze beschouwd
worden.
Sohamhorst (Gerhard Johann David von),
een uitstekend Pruisisch generaal, geboren den
lOden November 1766 te Bordenau inHanno-
ver, bezocht de mllitiüre school en trad in 1776
als vaandrig in dienst. In 1780 werd hf) luitenant
der artillerie, kort daarop leeraar aan de naar
zUn ontwerp ingerichte krifgsschool en in 1792
kapitein bf) den staf. In 1798- 1796 nam h|| aan
het hoofd eener kompagnie rijdende artillerie
deel aan de veldtochten in Vlaanderen en Hol-
land en onderscheidde zich bQ de verdediging
van Meenen. Na den oorlog van 1790 werd hQ
luitenant-kolonel, ging in 1801 in zUn rang over
in Pruisischen dienst en werd er vervolgens als
Initenant-kwartiermeester-generaal bQ den ge-
neralen staf geplaatst Van 1802 tot 1806 hield
btj zich bezig met de instructie van officieren
der infanterie en kavallerie en veranderde de
daartoe door JBVedenk dé QtooU gestichte in-
riohüng tot eene académie. In 1804 zag hQ
zich in den adelstand opgenomen en tot kolo-
nel bevorderd en werd in 1806 als chef van
den generalen staf b0 den Hertog van Bruns-
w^k geplaatst. Hoepel hQ in den slag bf)
Auerstüdt in de linker z0de gewond werd,
trok hO met Blüchêr naar Lttbeck terug. Tege-
lijk werd htj met laatstgenoemde gevangen
genomen, maar eerlang ^tgewisseld, waarna
bü als kwartiermeeeter generaal den slag van
Eylan bewoonde. In 1807 bevond hy zich aan
het hoofd der commissie tot reorganisatie van
het leger, bestuurde van 1807 tot 1810 het
departement van Oorlog en werd daarna chef
van den generalen staf. In die betrekking
bracht hQ eene doortastende reorganisatie van
het leger tot stand; hy maakte de betrekking
van officier t06gankel)|k voor ware verdienste,
sekafte de werving «f au sofaiep door eeM
snelle oefening van recmten eeoe krael^igo
reserve. Ook veranderde hg het soldatealei^
in een volksleger en werkte door organisatie
van de landweer niet weinig mede tot debe-
vrOding van Duitschland. Hg was eenseherp-
zinnig denker, een man van een edel karak«
ter en verbond een practisch genie mei
theoretische wetenschap. Hoe bescheiden en
eenvoudig ook in woorden en daden, wist hg
het geheele leger met een nieuwen geest te be-
zielen. Toen de Bussen in 1818 aaa de gren-
zen van Silene verschenen, bevorderde vom
Sekamhorêi met gver den opstand in Pruisen,
bracht den 28sten Februan te Ealiach het
traetaat met Rusland tot stand, bewoog den
Koning tot de instelling der Orde van het
Uzeren Kruis en vertrok bg het uitbarsten
van den strgd als luitenant-generaal en chef
van den generalen staf naar het leger in 8i-
leziê. In den slag van Qroszg9rschen (2 Mei),
werd hg gewond en hg overleed aan de ge-
volgen daarvan te Praag op het 28sten Juni 1818.
Zgn igk werd later naar Berign vervoerd, aldaar
op het kerkhof der Invaliden bggeaet en ^e
rustplaats versierd met een door Tiaok vervaar-
digd gedenkteeken. Voorts werd zgn standbeeld,
gewrocht door de meesterhand van JBaM&,in
1822 geplaatst vóór de hoofdwacht te Berign.
Van ^ne geschriften vermelden wg*. ^Hand*
buch fttr Officiere in den angewandten Theilen
der Kriegswissenschaften (1787—1790, 3 din;
2de druk, 1817'-1820)", ~ en „Militftrisehe
Denkwttrdigkeiten (1797-1806, 6 dln)".
Sohatkigt. Het Nederlandsch bnrgerigk
wetboek spreekt in art. 1183 van 's Bgks sehafe-
kist en van den voorrang, welken deae bg rang-
regeling van schulden heeft. Ons tegenwoor-
dig administratief recht heeft tot hooldbegiase],
dat er slechts ieme schatkist is, waarin alle
ontvangsten verantwoord en waarin alle be-
talingen gedaan worden. De Nederlandseho
bank is algemeen kassier der schatkist.
Bg het ontstaan der moderne Europeesohe
Staten, toen men nog geen aitenderigk budget
kende, was de vorsteigke en de Staatsschatkist
dezelfde; oorspronkeigk nameigk betaalden de
Vorsten de kosten der regeering, natuurigker-
wgze slechts van geringen geldeigken omvang,
uit de inkomsten hunner domeinen, terwgi,
wanneer deze te kort schoten, den burgers
beden werden opgelegd.
Onder de regeering van Kami II van En-
geland, een Vorst, die wat al te veel voor
privé uitgaven de bgdrag«i der ingezetenen in
de schatkist aansprak, werd door het Parlement
de scheiding gemaakt tnsschen des Koniags
geldeigke aangelegenheden en die voor de
takken van algemeen bestuur. Sinds dien tgd
dagteekent de civiele igst
In het Oud Romeinsche RQk echter bestond
die afbcheiding reeds. De Romeinen toch
maakten onderscheid tusschenhetaerariumen
den fiscus. Terwgi bet aerarium, een gedeelte
van den tempel van Saimrnm, waarin de
gelden van den Staat, de veldteekens der le-
gioenen en het Staatsarchief bewaard werden,
de Staatsschatkist was, had men onder de
K^zers nog de bgzondere keizerigke kas, den
fiscus. Zoo vermeldt SMêtonuu den fiscus Jn-
daicus, de Jodenbelasting, welke in de Kei-
zerHJke sehatkist gestort weré.
8CHATU8X— flCaiyilBUBfihLJPPE.
wr
TBdeEB het koningaehap mm de aohatkiat
onder het b^eer der Koniogea, terwgi de
qnaeetors belast waren met de ontvangst en uit-
gaaf. Toen fiome eene Bepnbliek werd, ver-
anderde dit. Valêniu FMicola verplaatste
het aerarinm naar den tempel van Satamns
en droeg het beheer op aan de Ck>mitia Cn-
riata, terwgi later de Comitia Centoriata
hiermee belast werden. De Senaat gaf bevel
tot betaling oit de Staatskas, en aelA geen
dietator zon het gewaagd hebben londer loo-
danig bevel eene betaling te doen. Behalve
deie Staatskas was er nog een bQsondtte,
geheime Staatasehat, alleen in den uitersten
nood aan te spreken.
Onder Oetooiomw ontstond er eene bQiondere
krggskas tot verpleging en ondersteoning van
de soldaten, terwgi afjefescheiden van deie een
tweede flscos als speciaal het aan den Vorst
toegestane privaatvermogen werd vastgesteld.
In het aerarinm werden de schattingen nit
de provinciën, de opbrengsten van veidver-
paclüingen, de vrüverklaringsgelden, de op-
brengst der waterleidingen en cloacae, be-
laitogen op de processen, de marktgelden, de
inkomst van wat wQ sonden noemen de
aschbelt ens. gestort
De fiscus bestond uit het privaat vermogen
van den Keiser en werd gertQfd door de op-
brengst der boeten, geschenken, erflatingen,
onbeheerde nalatenschappen enz. In de dde
eeuw na Chr. smolt de Staatssehatkist met de
Keiaerltike kas samen en onder CkmtUmtimu
zien we dan ook alleen onderscheid gemaakt
tnssehen de Keizeriyke schatkist en het Kroon-
vermogen des Keizers.
SohatkiBtbi^etten zQu, evenals munt-
UUetten, papieren, die eene zekere gelds-
waarde vertegenwoordigen en met verlof der
Vertegenwoordiging door de Begeering worden
uitgegeven, om in de geldbehoefte van het
oogenUik te voorzien. Dat verlof wordt vooral
dan gegeven, wanneer op de begrooting de
uitgaven niet voldoende gedekt zQu door de
middelen.
Schatting of cijn$ noemt men het bedrag,
dat een afhankelQk gebied betalen moet aan
zt|n souverein.
Scthaumann (Adolf Friedrich Heinrich),
een Duitsoh geschiedkundige, geboren te Han-
nover den 19den Februari 1809, studeerde te
GUSttingen in de rechten en vestigde zich
daarop als pleitbezorger in z^ne geboortestad.
Hy behaalde den pr|^ door de universiteit te
Göttingen uitgeloofd, met z0n werk: „Geschichte
dee niedersachsischen Volks bis 1180 (1888)*'
en werd daarop secretaris der bibliotheek en
vervolgens buitengewoon professor in de ge-
sehiedenis en diplomatiek te Göttingen. In 1847
werd hf) gewoon hoogleeraar te Jena — en
in 1861 opperbibliothecaris en historiograaf van
het KoningrOk Hannover. Hy bekleedde deze
betrekking tot 1868 en overleed te Hannover
den lOden December 1882. Van zyne geschriften
noemen wy nog: ^Ueber das Chronicon Cor-
b^ense (1830)'', — „Der ftlteste Procesz nach
röffiisch-kanonischen Formen (1843)'', — „Ge«
sohiehte des Grafen von Valkenstein (1847)",
— „Geschichte des zweiten Pariser Friedens
(1844)", — „Handbuch der Geschichte der
Lftade Brannsehweig und Lttneburg (1864)",
— nGesehichte der Erwerbung der Krone
Gfossbcitanniens von Seiten des Hanses Han-
nover (1878)", — en JSophie Dorothea, Prin-
zeszin von Ahlden und KuriOrstin Sophie von
Hannover (1879)".
Sohaumburg, eigenigk a6h€mmiim$^ ia
de naam van een voormalig Duitsch gnaf-
schM> in West&len, aan de Weser, tnssehen
het Hannoversche vorstendom Kalenberg, de
graafrchappen Lippe en Bavensberg en het
vorstendom Minden. Een gedeelte daarvan
verviel aan Keur-Hessen en vormt thans het
tot de Pruisische provincie Hessen-Nassaa
behoorende arrondissement Binteln (8,4 G
geogr. mQl met bQua 88000 inwoners). IMt
land is bergachtig, wordt door de Weser, de
Aue en de Kaspaue besproeid en levert graan,
ooft, steenkolen, zout, zandsteen enz. — Gok
geeft men den naam van aókamêiUmrsf aan eene
heerl0kheid in het voormalig hertogdom Nas-
sau, — alsmede aan een giasAchap in het
aartshertogdom ob der Enns.
Sohaiimbnrg-Iiippe, een souverein vor-
stendom van het Dnitsohe Byk, tnssehen
hVhZ* en 62^0^ N.B. en 8°69' en 9^0' OJ*.
van Greenwich gelegen, is door Pruisische
gewesten omringd en bestaat uithetwestelQk
gedeelte van het voormalig graaftcl0p Sohaum-
burg. Het heeft eene oppervlakte van ruim
^ D geogr* nitjl, ligt aan den noordelOksten
tak van het Wesergebergte en bestaat groo-
tendeels uit laagland en voor *t overige nit
golvende heuvels. In het zuidoosten bevinden
zich de boschr|}ke Bflckebergen, in het wes-
ten het Sohaumbnrger Woud en in het noor-
den bet Steinhttder Meer met de kleine ves-
ting Wilhelmstein op een kunstmatig aange-
legd eiland. EigenlÖke rivieren zoekt men
er te vergeeft, doch men heeft minerale bron-
nen bg Stadthagen en Eilsen. Het klimaat is
er gematigd en gezond, doch in het algemeen
vo(mtig en kil. De grond is er dankbaar en
zeer geschikt voor den landt>ouw. De bevol-
king telt er ruim 85000 zielen (1880), die
btfna allen tot de Protestantsche Kerk behoo-
ren. Men vindt er 2 steden (Bttokeburg en
Stadthagen), 2 vlekken en 88 gehuchten. De
landbouw levert er rogge, gerst, haver, boek-
weit, aardappelen, boenen, suikerwortelen en
vlas, en ook de ooft- en boscht>ouw, bene-
vens de veeteelt, zQu er van belang, terwQl
fobriekny verheid en handel er nog in de kinds-
heid verkeeren. Tot de inrichtingen van on-
derwijs behooren er: het gymnasium Adolphi-
num, eene kweekschool van onder wOzers,
eene burgerschool, eene hoogere burgerschool
voor meisjes en eene n||verheids8chool (alle
te Bttckebnrg), eene hoogere burgerschool te
Stadthagen en 33 dorpsscholen. De grondwet
dagteekent er van 17 November 1868. De
Vorst is er in het bezit der souvereiniteit. Htf
beiydt den Hervormden godsdienst en wordt
met het voleindigde 21ste leven^aar meerder-
Jarig. Jaarlijks wordt er een Landdag gehou-
den. Leden daarvan zyn: 2 door den Vorst be-
noemde vertegenwoordigers der domeinen, óen
afgevaardigde van de ridderschap, óen van de
predikanten, éen van de rechtsgeleerden, ge-
neeskundigen en onderwyzers, 3 vertegenwoor-
digers der steden en 2 der gehuchten. Het
hoogste staatsiMwind voor binnen- en buiten-
landsche zaken is de VorstelOk Begeering te
Bttckebnrg. De rechterlOke organisatie zal er
298
SCHAUMBURO-LiroE— SCHEDEL.
eerlang rerbeterd worden. Het kerkelQk op-
perbestanr is Toor de Herrormden de Begeering
en voor de Latherschen het conBistoriiim,
terwQl de B. Katholieken er tot het bladom
Ojnabrück behooren. De gemeenten hebben er
een zelfttandig bestnar onder het toezicht der
Begeering. De Jaarigksche begrooting heeft er
▼oor inkomsten en uitgaven het ctffer van
884000 gnlden, terwQl de staatsschnld er rnim
208000 galden beloopt Het vorstendom zendt
éen afgevaardigde naar den Dnitschen Rjfks-
dag. De hoofdstad is Bttckebnrg.
De 10n Sehaumbursf of Büehéèuf;^ van het
Hols Lippe werd door Graaf PAtf^Jongsten
zoon van Graaf Simon VI van der 2^j>0, ge-
sticht. H0 verkreeg in 1618 als apanage de
ambten Llpperode en Alverdissen en erfde in
1640 van z0ne zuster JBlizabeth^ de moeder
van den laatsten Graaf vo» Sokaumbmr^y Otto
Vllf een gedeelte vanhetgraafiBchapSchaum-
burg, Arensburg, en Hagenburg. Dit gebied
erluigde nu den naam van Sohaumbur^-IAppe.
In 1668 stelde PkUipp het eerstgeboorterecht
vast en overleed in 1681. Z|)n oudste zoon,
Friêdrieh OkriiHanj volgde hem op in de IQu
SüoJeéburg en stierf in 1728, en een tweede
zoon. PkUipp JSmtt, stichtte de zOlQu. Al-
v&rdusèn. Na het uitsterven der IQn ÈraJce
in 1709 ontstond een twist met Lippê-Dei-
moldj die In 1748 op deze wyze werd ten
einde gebracht, dat Blomberg aan Detmold,
doch Schieder aan Bttckebnrg ten deel viel
Met den kleinzoon van Fri^hriek Ckristiaitf
denPortugeeschen veldmaarschalk, Graaf JVm
dfieh Wühdm Srtigt , die het fort Wilhelms-
burg in het Steinhuder Meer deed verrQzen
en eene vermaarde krUgsschool stichtte, ver-
dween in 1777 de oudere lyn Süeheburfff
waarop de lyn Aioerdisten in Graaf Phüipp
Smet (kleinzoon van den stichter der zS10n)
het bewind van Bttckebnrg aanvaardde. HQ
handhaafde zich in het bezit z0ner landen na
afstand van het ambt Schieder en noemde
rich Graaf wm Sjkaumbury'Lippe-Bückebmry,
Ka zOn overigden (18 Februari 1787) werd
hy opgevolgd door zQn zoon &eor£f Wükdm,
eerst onder de voogdy van z|}ne moeder.
Prinses Jnliane van Seesen-PkiUppsekal, totdat
hg in 1807 zelf het bewind aanvaardde. Hg
voegde zich bg den Bgnbond en schonk in
1816 aan zgn land eene vertegenwoordiging,
bestaande uit afgevaardigden van de ridder-
schap, de steden en de landbouwers. In 1848
ontstond ook hier eene sterke volksbeweging.
Aan het verlangen des volks, dat de domei-
nen staatseigendom zouden worden verklaard,
weigerde de Vorst te voldoen. Wél kwam er
eene nieuwe kieswet tot stand, alsmede eene
wet op de verantwoordeigkheid der Begeering,
doch reeds in 1849 werden er de voormalig
toestanden hersteld. Na den dood van Qearp
Wühdm (21 November 1860) werd hg opge-
volgd door zgn zoon, Prins Adolf Georg^ ge-
boren den Isten Augustus 1817. Deze schaarde
zich in 1866 aan de zgde van Odstenrgk,
maar trad vervolgens toe tot den Noord-
Duitschen Bond en sloot het volgende Jaar
eene militaire conventie met Prutsen. Einde-
igk werd den 17den November 1868 na lange
onderhandelingen eene nieuwe wet op de sa-
menstelling der vertegenwoordiging ingevoerd.
Door een verdrag van 16 Mei 1883 verviel door
koop het gedeelte van den spoorweg Mttnchen—
Hannover, dat op het grondgebied van Schaum-
burg gelegen was, aan Pruisen. Eene wet van
20 Augustus 1884 regelde er het verkrggen
van grondbezit en eindeigk brachten drie
wetten van 20 Januari 1^5 aan dat land
eene patentbelasting, eene spoorwegbelasting
en eene wgziging der in 1871 vastgestelde
inkomstenbelasting.
Schavot is de naam van een toestel van
planken in de opene lucht, waarop in vroe-
geren tgd de tot schavotstraffen veroordeelde
misdadigers hun vonnis in het openbaar onder-
gingen. Men heeft die straffen bg het toene-
men der beschaving allengs zien verdwgnen.
De Fransche con&tuante nam den 288ten
Septembw 1791 het merkwaardig besluit : „la
pelne de mort ne sera plus que la simple
privation de la vle**, en daarmede namen het
radbraken, vierendeelen, branden en derge-
igke gruweigke folteringen een einde. De
Fransche wetgeving maakte echter eene uit-
zondering inet den vadermoorder, wien o. a.
de rechterhand werd afgekapt, — eene bepaling,
die in 1832 in Frankrgk en eerst in 1854
in ons Vaderland werd afgeschaft. In laatst-
genoemd Jaar verdwenen bg ons alle schavot-
straffen, die gedeelteigk op grond van het
Fransche wetboek werden toegepast, gede^-
teigk bg souverein besluit in 1818 waren
ingevoerd. Alleen de doodstraf met den strop —
ophanging voor mannen en verworging voor
vrouwen — bleef ook na 1854 bestaan. Doch
later is naar de meening van sommigen nog
onledig, maar tot bigdschap van alle men-
schenvrienden, de geheele doodstraf uit ons
wetboek van strafrecht verdwenen. Tot de
schavotstraffen behoorden voorts in vroegeren
tgd: tepronkstelling, zwaaien met het zwaard
over het hoofd, geeseling en brandmerk.
Sohayes (Antoon Willem Bernard), een
verdiensteigk Belgisch geschiedkundige ,
geboren te Leuven den Uden Januari 1^,
bezocht de universiteit aldaar en zag zich in
Juli 1830 benoemd tot ambtenaar aan de
Koninkigke BibUotheek te *s Gravenhage. Hg
nam zgn ontslag uit die betrekking op den
Sisten December 1882 en keerde naar Leuven
terug, zgn hoofdwerk is: „Les Pays-Bas
avant et durant la domination Bomaine (1837)**,
en het eenige In het Nederlandsch door hem
uitgegeven boek draagt den titel: „Dagboek
der Gentsche Ck>llatie, bevattende een nauw-
keurig verhaal van de gebeurtenissen, te Gent
en elders in Vlaanderen voorgevallen, van de
Jaren 1446 tot 1516 (1842)**. Voor zgne Fran-
sche werken werd hg bg herhaling bekroond.
In 1847 zag hg dch benoemd tot lid der
Belgische Académie en kort daarna tot
bewaarder van het Museum van oudheden te
Brussel. Hg overleed den 8sten Januari 1859.
Schedel (cranium, de nevengaande plaat)
noemt men in ruimeren zin het geheel der
beenderen van het hoofd en in meer beperk-
ten zin die, welke de hersenkas vormen.
Het geheele hoofd telt, met uitzondering van
de tanden, 22 beenderen, en 8 van deze
vormen de hersenkas; de overige 11 zgn aan-
gezichtsbeenderen. Van de eigènigke schedel-
beenderen vormen het voorhoofds-, zeef-, vrigge-
en achterhoofdsbeen een ring, welke door den
door de wand- en slaapbeenderen gevormden
«3 J
<x) d
H^
d d
O) bc
ö .
22 o
Q> a> o V4
" 'O a> o
fr- te ® +J
-<- s^
. ,^ ^ o
I .fs
O) 'S ^ 4>
'S « fls
ï» > o
♦^ ^ si
C > o 'T
J> o» a< «
ld^i
O O S2 -£3
. . ic5 «
8^ tj
0
M
n3
fl
P3
0)
0
>
0
^
n
oS
>
00
> «S d
4^ o oS
a öiJ d
? >'5 6C
bo
d d
dv
'V2
0) d)
^^ d
<x> d
H-i 'S - -^
bc
^ • d^ ö
d.a J-
^ ^ iÓ
HH -ir 5^
co "3
d
.0
?s
5^
^ d
Si o
> Oh
X o oi i:;
da «^
g d d^
.gis
OÖ n D -^
cS'S fcX)*>
^ cd ^
d S ^ ^
as fl 'S -j:
> ü d ?
o co t^ jj
^ bop %
O) >• rj
t- « m
i< d ^
5 P S ee
3 ^ I o
51 dl
1-1 o >■ o
SCHEDEL.
299
riag Boodanig ffekralst wordt, dat s9 te mnen
een gerioten geheel vormeii, waarin deheroenen
gelegen z0a. Het voorhoofdêbeem (os firontis) is
het ▼oorste gedeelte van den schedel, heeft
de gedaante van eene schelp en draagt aan
de benedenztjde b0 tot de Torming der oog-
kassen, terwtji iQn bovenrand door een
dwarsnaad vereenigd is met de wandbeen-
deren en met de groote vleugels van het wig-
gebeen. Naar de benedenztjde grenst het voor-
hoofdsbeen aan de jnk-, neos-, traan- en
bovenkaaksbeenderen, alsmede aan het zeef-
been. De beide helften van het voorhoofdsbeen
«gn door een naad vereenigd, welke op vol-
wassen leeftyd meestal verdw|)nt Tosschen
de oogholtenvormende deelen van het voor-
Fig. 4.
boofdsbeen is het teefbsem (os ethmoidenm)
gevoegd, — en de achterrand dier deelen van
het voorhoofdsbeen is verbonden met het
wi^^èbeem (os sphenoidenm). Dit been heeft
«enigszins de gedaante van eene vliegende
wesp, is als eene wig tosschen de schedel-
beenderen gedreven en komt met al deze in
aanraking. Z0n middengedeelte is hol en het
heeft tot aanhangsels de 2 kleine en 2 groote
vleugels. Het aehterkoofdsbeem^ aan het niterst-
benedenste gedeelte van het hoofd geplaatst,
is door den laipbdanaad met de wand- en
elaapbeenderen vereenigd en doorboord door
het achterhoofdsgat (foramen magnnm), dat de
Fig. 2.
echedelholte met de holte in de wervelkolom
verbindt. Aan weerszQden van dat gat be-
vinden zich de knobbels (eondyli), die in
de beide holten van den eersten halswervel
<atlas) passen. De gepaarde beenderen van
den schedel z(|n de wand- en slaapbeenderen.
De waMdbeenderen (ossa parietalia) liggen boven
aan weersstfden van den schedel en z^n door
den pyinaad, die van voren naar achteren
over het midden van den schedel loopt, ver-
bonden, — en de tlaapbêendêrê» (ossa tem-
poram) bevinden zich aan de zgden van den
schedel tosschen het wigge-, wand- en achter-
hoofdsbeen. Het belangrQkste gedeelte van het
daapbeen is het rotsbeen, hetwelk het gehoor-
orgaan bevat. Wg zien in bQgaande afbeeldingen
In fig. 1 den schedel van ter zQde, in fig. 2
van boven en in fig. 8 van binnen (het oog
plaatsend in het middelpont der holte). Wy
zien aldaar, hoe de verschillende beenderen
(1 — 1, 2—2, 8—3) door naden verbonden
zQn, terwyi men in fig. 8 in X het groote
gat opmerkt
Aan het voorste en onderste gedeelte van
den schedel vindt men del4aangezichtBbeen-
deren. Slechts 2 van deze z^n in het midden
Fig. 8.
gelegen en ongepaard namelQk het ploegschaar-
been en het onderkaakbeen. Alle andere ztfn ge-
paard, nameltik 2 bovenkaaksbeenderen, 2 neos-
beenderen, 2 traanbeen^es, 2 gehemeltebeende-
ren, 2 Jokbeenderen en 2 sponsbeenderen. De
2 hovenkadkshêeitderemioBUk maxillaria snperiora)
liggen in het midden van het gelaat, zQn in
het midden met elkander vereenigd en aan
het wiggebeen, alsmede door middel der Jok-
beenderen aan het slaapbeen vastgehecht ZQ
helpen de oog-, neos- en mondholten vormen
en bevatten aan elke zQde 8 kassen, waarin
tanden z0n geplaatst De jukbeenderen (ossa
zygomatica) vormen sterke bogen, van voren
met het voorhoofds- en bovenkaalcsbeen en van
achteren met het slaapbeen verbonden. De
Fig. 4.
gékemdiébeenderen (ossa palatina) ztfn weeke
beenderen, waarvan een gedeelte het been-
achtig gehemelte vormt. De traanbeen^'et (ossa
lacrymalia) zt|n kleine, dunne, vierkante
plaa^ies, die mede den binnenwand der oog-
holte vormen. De neAOeenderen (ossa nasalia)
zQn korte en dikke beenderen, die het bovenste
gedeelte van den neos vormen, — en de «pojw-
beenderen (ossa torbinata inferiora) zQn schelp-
vormig van gedaante, in de neusholte gelegen
en met een sltfmvlies belüeed. Uetploffftekamr'
800
SCHEDBIf-SOHSSLZIEN.
hem (vomer) vormt een ▼erticaal tnnehenschot
in het midden der neoaholte, — enhetoMfar-
Juuü^hêm (08 mazilUre inferinm) heeft de go-
daante van een hoe4iier en hestaat nit een
horlaontaal, boogvormig middengedeelte met
16 tandluiBsen en 2 opgaande takken, van
welke ieder eindigt in een knokkel en een
nitsteeksel, voor de geleding en aanhechting van
spieren bestemd. In flg. 4 BQn de aangezichts-
beenderen afgebeeld; het donkere gedeelte
behoort tot de schedelbeenderen. De aange-
xichtsbeenderen vormen onderling en met de
schedelbeenderen verschillende holten, zooals:
de ooff', mond' en ueutkoUe» en bevatten groe-
ven en openingen, voor het doorlaten van
spieren, zenuwen en bloedvaten bestemd.
Sohedelleer, lie ChUl.
Soheefkelk (Arabis L.) is de naam van een
plantengeslacht nlt de fiunilie derKrviêUoêmi(f€M
(Cmciferae). Het onderscheidt aich door een
binnen waarts gebogen kelk met 2 grootere, aan
den voet bultige blaadjes, een onbehaarden of
met 4 kliertjes bezetten vmchtbodem, eene
lange, rechtstandige, ignvormige hauw en witte
bloemen. In ons Vaderland groeien : de tcmd-
êehêêfkdk (A. arenosa 8eop.) met langwerpige,
gestoelde wortelbladeren, lancetvormige, on-
gesteelde stengelbladeren en een opgaanden
stengel, — de ^tengdomvaitende t^eefkelk
(A. perfoliata L.) met getande, stekelharige
wortelbladeren, gaafirandige, stengelomvattende,
onbehaarde stengelbladeren en opgerichte, ge-
strekte bauwen, — de m^é sdeêfkeik (A.
hirsuta L,) met stekelharige bladeren en vier-
kante hanwen, — en de pUUkauwige êoheef'
kdk (A. planisiliqua X.) met stekelharige
wortel- en stengelbladeren, stengelomvattende
stengelbladeren en samengedmkte bauwen.
Scheel (Friedrich Wilhelm Hans von), een
Duitsch staathuishoudkundige, geboren te
Potsdam den 298ten December 1839, studeerde
te Halle, Jena en Berlijn in de rechten en
staatswetenschappen, werd in 1868 assistent
van zUn leermeester Bruno Hüdehrand aan
het statistiek bureau der Staten van Thttringen
te Jena en vertrok in 1869 als leeraar in de
staathuishoudkunde enz. naar de landbouw-
académie te Proskau in Silezië, in 1875 als
buitengewoon hoogleeraar naar de universiteit
te Bern en werd in 1877 regeeringsraad en
lid van het departement voor statistiek van
het Dnitsche Ryk te Berlijn. Behalve vele
bQdragen in tQdschriften leverde hQ: y^Die
Theorie der socialen Frage (1871)", — „Die
sociale Frage (1873)", — „Erbschafkstenern
nnd Erbrechtsreform (1875)", — en „Unsere
socialpolitische Parteien (1878)". Ook leverde
hQ eene Duitsche bewerkingvan het: „Traite"
de statistique" van Blook onder den titel: Hand-
bnchder Statistik des Deutschen Beiohs (1879)".
Soheele. Onder dezen naam vermelden wQ :
Karl Wilkdm Seheele, een uitstekend schei-
kundige. Hü werd geboren te Stralsund den
19den December 1742, was eerst als apothekers-
bediende werkzaam te Malmö en Stokholm
en overleed den 21sten Mei 1866 als apotheker
te Köping. Met gebrekkige hulpmiddelen en
eravondige toestellen ontdekte hy het zuur-
stofgas, vele organische zuren, het mangaan,
het chloor, het baryt en de samenstelling van
vloeispaat, analyseerde het Beriynsch blauw
en ontleedde de dampkringslncht Eene ver-
nmeling ztjner werken is in het licht ver-
schenen onder den titel: „Opuscnla chemica
et physica (1788)", alsmede onder dien van
„8cheele*s sümmtliche physikalisehe und
chemische Werke (1799)".
Ludwisf NicdUm wm Schede^ eigenlQk Sokeel^
een Deensch Staatsman, geboren in Holstein
den 15den October 1796. HU was gemimen
tyd ambtman (burgemeester) van Gk>ttorp en
Hutten, aanvaardde in 1846 het voorzitterschap
der Sleeswyk-Holsteinsche Begeering, poogde
de nationale beweging tot stUstand te bren-
gen, moest by den opstand der Hertogdommen
in Maart 1848 de vlucht nemen en werd na
het dempen daarvan in 1852 landdrost te
Pinneberg, in 1853 Koninkiyk commissaris
by de vergadering der Holsteinsche Standen
en vormde in 1854 te Kopenhagen een nieuw
ministerie, waarin hy zich met de portefeuille
van Buitenlandsche Zaken en met het beheer
van Holstein en Lauenburg belastte. Als lid
van den Geheimen Baad nam hy het voorzit-
terschap waar hy de conferentiSn, in 1856 te
Kopenhagen ter afschaffing van den Sondtol
gehouden. In April 1857 legde hy de porte-
feuille neder, keerde als landdrost naar Pin-
neberg terug en werd daarenboven in 1861
opperpresident te Altona. De Bondscommis-
sarissen ontsloegen hem den 24sten December
1864 nit die betrekking en de wrevel des
volks noodzaakte hem Holstein te verlaten^
zoodat hy zich als ambteloos burger in Dene-
marken vestigde.
Soheeliet of tun^iteen is eèn watervrQ
chalciet Het kristalliseert in het quadratische
stelsel, is in andere gesteenten verspreid,
meestal grys, geel of bruin van kleur, vet-
glanzig en doorschyoend, met eene hardheid
van 4,5 tot 5. Het bestaat nit wolframiumznur
calcium (CaW04) met omstreeks 81% woUhi-
miumzuur en bevat ook kiezelzuur en yzer-
oxyde, somtyds koper en fluorium. Men vindt
het in de Duitsche, Engelsche en Amerlkaan-
sche gebergten, en het dient tot bereiding van
van wolframium, dat ook wel eens scheelium
genoemd wordt.
Scheelzien (Strabismus) is eene gebrek-
kige gesteldheid der oogen, waarby deze het
vermogen missen, beide gezichtsassen tot krui-
sing te brengen op éen fixeerpunt, in het ge-
meenschappeiyk gezichtsveld gelegen. Die ge-
steldheid is oorzaak van eene niet-symmetrische
plaatsing der oogen. Wy merken op, dat het
linker oog zich by de beschouwing van een
voorwerp evenveel naar binnen beweegt, als
het rechter, tot duideiyk zien, zich naar bul-
ten moet bewegen, en omgekeerd ; waar deze
oorrespondeerende bewegiogen niet even groot
zyn, is het éene oog anders gericht dan het
andere, en er bestaat scheelzien. Behoudt éen
der oogen steeds dezelfde richting, dan heeft
men geen scheelzien, maar scheefzien (luscitas).
De oorzaak van scheelzien is veelal de oage-
lyke gezichtssterkte der beide oogen en de
daaruit voortkomende geringere beweegkracht
van het zwakkere oog, alsmede spierverkor-
ting. Minder dikwyis voorkomende oorzaken
^n: ongeiyke spierenenergie, verlamming
eener spier van het éene pog, ondoorschynend-
heid van het hoomvlies of ook ge^chtsver-
zwakking van éen der oogen. Qewooniyk
toch vertoont zich het scheelzien by éen oog*
8CHEELZIEN— SCBEEBER.
801
De Vldtg liet dan met bet geiende oog en
kQkt met bet aleke in eene andere richting.
Het is dnidelük, dat de netvlieebeelden zich
«ledan niet ▼olkomen dekken en dat onder
bepaalde voorwaarden dubbele beelden worden
geden. WQkt bet oog binnenwaarts, dan
heeft men een eonversfêerendf anders een dio^r-
geerend téheeltiê». WQkt bet óene oog af naar
boven en naar buiten, dan beeft men een af-
MieJUdüh §cheMen (strabismus borridus). Daar
het icheelzien gewooniyk op spierverkorting
bernst, is er gelegenheid tot genezing door
de êoiêeloperaiiê, welke aan de verkorte spier
de noodige verlenging bezorgt De operatie
ie niet gevaarlUk en ook niet pünlük, en tot
behoud van het gezicht zeer aan te bevelen,
achoon zO niet altyd duurzame baat geeft.
Sèheenbeen, ^e QeraamU,
Scheepsbouw. Schepen, van hout en (jzer
vervaardigd en op het water dravende, moeten
aan bepa&de voorwaarden voldoen. Z0 dienen
eene genoegzame stabiliteit te bezitten tegen-
over de krachten, die op hen werken, en
tevens zoodanigen vorm, als de snelheid en
gemakkeltikheid van beweging het meest
bevordert. Deze voorwaarden zOn verschillend
voor een zee- en voor een rivierschip, voor
een oorlog- en voor een koopvaardQschip,
voor een zeil- en voor een stoomschip. De
acheepsbouw nu, die eene uitgebreide en
grondige kennis vereischt, betvert dch, voor
die verschillende gevallen de meest gunstige
oitkomsten te verkregen. De scheepsbouw-
meester volbrengt zOne taak op de werf of
in het dok. Op de werf legt hg op de helling
de stapelblokken , bestemd om de kiel van
bet schip te ondersteunen. Op de kiel worden
de spanten geplaatst en daaromheen de deelen
gelegd, die de buitenhuid uitmaken. Daarna
kan het schip van stapel loopen, betimmerd
en opgetuigd worden. Tot herstelling van
groote schepen maakt men doorgaans gebruik
van dravende droge dokken. In den laatsten
tyd heeft men de gedaante der schepen aan-
merkeltlk verbeterd en door het bezigen van
Uzer en staal, in de plaats van hou^ hunne
duurzaamheid, trouwens ten koste van de
volgzaamheid van beweging, aanmerkelQk
vermeerderd.
Soheepamakelaar noemt men in de
havensteden een tussohenpersoon tusschen
den koopman, die z|ine waren langs den
waterweg wil verzenden, en den scheepege-
sagvoerder, die vracht verlangt HQ sluit met
laatstgenoemde de overeenkomst, volgens
welke deze zich belast, bedoelde koopwaren
ter plaatse harer bestemming te brengen.
Soheepyaart (De) omvat de binnenvaart
(op rivieren en kanalen), de kustvaart, waar-
bQ men het land niet uit het gezicht verliest,
en de groote vaart die de handelswegen
volgt dwars door de groote zeëen. De oudste
seevaarders waren voorzeker de Phoenicl^
die de Middellandsche Zee bevoeren en hunne
tochten tot Spanje uitstrekten. Later onder-
namen ook de bewoners van den Griekschen
Archipel en van Klein-Azië zeereizen, en
daarna inzonderheid de Carthagers. In de
middeneeuwen was de zeevaart hoofdzakelOk
in handen van de Yenetianen, Genueezen en
Noormannen. TerwQl beide eerstgenoemden
daardoor handelsbelangen bevorderden, onder-
namen laatstgenoemden rooftochten naar de
Nederlanden, Engeland en Frankrjfk en be-
zochten zelfb Amerika. De scheepvaart werd
bevorderd door de uitvinding van het compas,
door de ontdekking van nieuwe werelddee-
len, door het aanknoopen van handelsbetrek-
kingen, door verbetering van den scheepsbouw
en vooral door het bezigen van stoomkracht
De sterrenkunde legde voorts de grondslagen
voor de stuurmanskunst en hier en daar
verrezen zeevaartknndige scholen, waar kloeke
Jongelingen zich voor de zeevaart konden
bekwamen. Na de middeneeuwen hebben vooral
de Spai^aarden, Portugeezen, Nederlanders en
Engelschen zich op de scheepvaart toegelegd,
en deze heeft niet weinig medegewerkt tot
verspreiding van welvaart en beschaving. Er
is een tgd geweest, waarin Nederland de
vrachtvaart bad van Europa en den eersten
rang bekleedde onder de zeevarende mogend-
gendheden, doch het heeft dien, bf) de ont-
wikkeling der overige natiën, reeds lang
verloren. Het is niet alleen overvleugeld door
Engeland en FrankrOk, maar zelüB door de
stad Hamburg, en vooral in de Jongste Jaren
is wegens de lage vrachtprysen het aantal
onzer koopvaardQscbepen aanmerkelQk ver-
minderd. Immers op het vaste land van Europa
hebben de veilige en snelle spoorwegen een
aanmerkelük deel van het voormalig vervoer
ter zee voor hunne rekening genomen, en naar
Amerika kunnen alleen groote stoombooten
met veel voordeel reizen doen.
Soheeren noemt men klippen en rots-
eilan(iUes aan de kusten van Zweden en Fin-
land, die zich tot 16 geogr. mgi in zee uit-
strekken en er het binnenloopen der schepen
onveilig maken. De Russische en Zweedsche
roei- en stoomvaartnigen, welke ter beveiliging
van de toegangen tot die eilanden dienen,
vormen de tekeereihlooi. — Men geeft voorts
dezen naam aan eene waterplant (Stratiotes
aloides) uit de familie der Waterkaarden (Hy-
drocharideae), die in ons Vaderland menigvul-
dig voorkomt in ondiepe, stilstaande wateren,
waar zQ, in groeten getale vereenigd, drOf-
tillen of kraggen vormt. Die plant bestaat
uit een vleezigen wortelstok, met 4ine wortel-
vezelljes aan het slUk vastgehecht, terw|)l
daarop de talrtlke wortelbladeren rozetvormig
zQu ingeplant. De zwaardvormige bladeren
zQn langs den rand gedoomd, puntig, van
boven helder groen en van onder bruingroen
van kleur. De bloemstengels zyn steeds
korter dan de bladeren en loopen uit in eene
tweekleppige scheede, waarin bg manneigke
exemplaren verscheidene bloemen, bQ vrou-
weigke niet meer dan éene bloem gevonden
worden. B0 beide heeft men 3 kleinere, groene,
buitenste en 8 grootere, witte, binnenste
dekbUumes. De manneigke hebben 12 echte
en ongeveer 26 onechte meeldraden, terwgi
men bQ de vrouwelijke een vmcbtbeginsèl met
6 gespleten stempels aantreft. De vrucht is
vleezig. rechthoekig op den stengel geplaatst,
6-hokkig en l>evat veel zaadkorrels. De
scheeren bloeien in Juni tot Augustus en zQn
overbigvende planten, die dikwyis tot bemes-
ting van aardappelen- en roggelanden worden
gebruikt.
Soheerer (Theodor), een verdiensteigk
schei- en delMofkundige, geboren den 28sten
302
SCHEEBEB— SCHEFFEL.
AngnstiiB 1813 te Berign^ Btadeerde aldaar en
te Freiberg, werd directear der mynen te
Modnm (Noorwegen), lector in de scheikunde
te Freiberg en vertrok in 1872 naar Dresden,
waar liU den 18den Jnli 1872 overleed. Van
zQne geBchriften vermelden wQ: „Lehrbach
der MetaUargie (1846-1853, 2 dlnr, — „Der
Paramorphismns (1854)", — en „Lötrohrbnch
(2de druk, 1857)".
Scheerling (Coniam maculatam X.), ge-
vlekte eeheerling of doüe kervel is de naam
van eene zeer vergiftige plant nlt de fomilie
der Schermhloemigen (Umbelliferae). ZQ onder-
scheidt zich door een ondnideiyken kelkzoom,
omgekeerd hartvormige bloembladen met een
zeer kort topslipje, eene zgdelings afgeplatte
vmcht met golfsgewOs gekartelde ribben, een
3- tot 5-bIadig omwindsel^'e, zachte, glinste-
rende bladen, waarvan de onderste Smaal
gevind ztn, met holle bladstelen en vinspletige
blaadjes met gezaagde slippen, een naakten,
glinsterenden of
blauw berOpten ,
boUen, van onder
rood gevlekten
stengel en don-
kergroen loof, als-
mede met eenon-
aan genamen reuk.
Zie bttgaande af-
beelding. Zie
voorts onder Ker-
vel.
Sohefer (Leo-
pold) , een ver-
diensteigk dichter
en romanschrtjver,
geboren den SOsten
Juli 1784 te Mus-
kan in de Nie-
derlausitz, bezocht
het gymnasium te
Bautzen en hield
zich vervolgens
bezig met wiskun-
de , wQsbegeerte
en talen. Z0ne
eerste voortbreng-
selen op het ge-
bied der dicht-
kunst en muziek
werden uitgegeven
door Graaf Püek-
Ier onder den titel :
nGedichte mit
Compositionen
(1811)". Ook een
volgende bundel verscheen 2 Jaar later zonder
naam. B(| het uitbarsten van den oorlog
in 1813 benoemde Graaf Füekler hem tot
bestuurder zQner goederen en stelde hem
vervolgens in staat, eene reis te doen naar
Engeland, ItaliS, Griekenland, de Ionische
Eilanden, TurkQe en KleinAzië. Nadat hg in
1820 naar Muskau was teruggekeerd, wQdde
hO zich in vriendschappelQk verkeer met
zQn begunstiger aan letterkundigen arbeid. HQ
schreef: „Novellen (1825—1829, 5 dln)", —
„Neue Novellen (1831—1836, 4 din)", —
„Lavabecher (1833, 2 dln)", — „Kleine Ro-
mane (1836—1837, 6 dln)", — „Die Grftfln
Ulfeld (i834, 2 dln)", — „Viel Sinne, viel
De gevlekte scheerling.^
KOpfB, Zaubergeschiehte (1840)", - „Graf
Promnitz (1842)", — „Die GOttllehe Kom5-
die in Bom (2de druk, 1848)", — „Gónévion
von Tonlouse (1846)", — „Achtzehn TOchter
(1847)", — en „Die Sibylle von Mantua (1853)".
Zyne novellen ztfn elgeniyk lyrisch- epische
gedichten in proza; zU brengen ons naar China,
Canada, Constantinopel, op de Grieksche
eilanden, te Bome, Venetifi enz. en boeien
den lezer door een Arisch koloriet, eene
oorspronkelijke vinding, een kieschen smaak
en een wegslependen stfjl. Later bepaalde
hQ zich meer b9 de dichtkunst en leverde:
„Kleine lyrische Werke (1828)", — „VigUlen
(1842)", — „Gedichte (3de druk, 1847)", —
en vooral zUn algemeen bekend: „Laienbrevier
(1834; 17de druk, 1877)",— alsmede: „Der
Weltpriester (1846)" — en „Uausreden (1854,
2 dln; 4de druk, 1869)". Voorts vermelden
wQ: „Hafls in Hellas (1853)", — „Koran der
Liebe nebst kleiner Sunna (1855)", — „Maho-
meds tflrkischen
Himmelsbriefen
(1840)", —
„Schneekdnigs
Kinder (1857)",—
en „Homers Apo-
theose (1858)".
Van muzikale ga-
ven gaf hy getui-
genis in de opera:
„Sakontala en in
onderscheidene
kwartetten. Hg
overleed te Mus-
kau den 18den
Februari 1860.
ZQne „Ausge-
wtthlte Werke"
verschenen reeds
in 1846 te BerlUn
in 12 deelen.
Soheffel (Jo-
seph Victor), een
verdiensteiyk
dichter , geboren
den 16den Febru-
ari 1826 te Karls-
ruhe, studeerde
te Heidelberg in
de rechten en in
de geschiedenis en
wgdde zich ver-
volgens onbezorgd
en onverdeeld aan
de beoefening der
(noAe letteren. Na
onderscheidene reizen^door Zwitserland, Frank-
ryk en Italië leverde' hg : „Der Trompeter van
Sackingen, ein Sang vom Oberrhein (1854;
778te druk, 1879)", en daarna den historischen
roman; „Ekkehard (1851; 45ste druk, 1879)".
Zgne voortbrengselen onderscheiden zich door
eene ongemeene frischh^d en een bevalligen
humor. Nadat hQ eerst als bibliothecaris eeni-
gen tgd te Donaueschingen en toen als pri-
vaatdocent te München gewoond had, vestigde
hg zich voor goed in zgne geboorteplaats,
waar zgn 50ste veijaardag feesteigk werd ge-
vierd, terwgi de Groothertog van Baden hem
in den adelstand opnam. Van zgne latere
werken vermelden wg: „Gandeamns (1867;
SCH£FF£L-8CH£FF£B.
808
88ste druk, 1880)", — „Fraa Aventtnre. Lieder
aoB Hdnrich Ton Ofterdiogeos Zeit (1888;
7de druk, 1876)", — het verbaal: ,,JaDipeni8.
Gesehiehte eines Kreusfkhren (1868; 2de drak,
1875)", — nBergpsalmen (1870; 4de druk,
1888)", — yWaldeinsamkeit (1880; 4de druk,
1884)", ^ „Hogideo (4de druk, 1885)", — „Das
WaltariUed, verdeiitscht (1875)", — en „Der
firantwUlkomm anf Wartbnrg (1878)". '
Soheffbr. Onder desen naam vermelden wQ :
Ary Scheffefy een beroemd hiatorie- en
genreschilder, geboren te Dordrecht den 12den
Febrnari 1795. HQ werd in de school van
Pierre Quéri» te PartJB tot kunstenaar gevormd,
en van sQne eerste stukken vermelden wQ:
,De drie engelen voor de tent van Abraham
in het bosch Mamre (1815)", — „De dood van
Lodewyk de neilige (1817)^ — „Sócrates,
Alcibiades verdedigend", — „De zelfopoffering
der borgers van Calais (1819)", — „Lodewyk
de Heilige, zyne door pest aangetaste soldaten
beioekend"
en vooral: .De weduwe van
den soldaat". Voorts leverde hg een aantal
verdienstelijke genrestukken, zooals: „De Utr
mille van den matroos", — „De afgebrande
hoeve", — „De herstellende moeder", — „De
weezen op het kerkhof", — „De kleine aren-
leiers", — „De oude schaapherder", — „Het
vertrek", — „De terugkomst", — „De oude
sergeant en de barmhartige zuster", — „De
overstrooming", — -De oudheidkenner van
Walter Scott", — „De verwoeste hut" enz.
Men vermeldt, dat hS van 1824 tot 1828
meer dan 80 dergelijke stukken geschilderd
heeft. Daarenboven penseelde ht ook groote
stukken, zooals: „Thomas Aquinas by een
storm op zee", — en „Qaston de Foix, na
de overwinning by Bavenna op het slagveld
onder de dooden gevonden", alsmede onder-
scheidene tafereelen uit den Griekschen vry-
heidsoorlog. In 1829 volbracht hy eene reis
naar de Nederlanden, en in zyne volgende
stukken ontwaart men den invloed der studie
van RembramtUy byv. in „Christus en de
kinderen", — en „Lenore" naar de ballade
van Burger. Als onderwyzer der kinderen van
den Hertog van Orléant was hy met dezen
zeer bevriend, ook toen de Hertog na de
Juli-omwentellng den troon beklommen had.
Van dien tyd af hield hy zich bezig met too-
neelen uit de gedichten van Daniê, Schiller,
Oöthe en ByroMy vooral uit den „Fanst" van
den voorlaatste en uit den „Giaour" en den
„Ck>rsair" van den laatste. Treffend is ook :
„Dante en Yirgillus in de hel, de schimmen
aantreffend van Francesea da Polenta en Paolo
da Malaieèid". In sommige stukken ontwaart
men eene zekere weifeling in de uitvoering,
die nu eens aan Memhrandty dan weder aan
de oude Italiaansche meesters doet denken,
zooals in zyn „Christus consolator (1887)" en
in zyn „(Christus remunerator (1847)". Voor
het historisch museum te VersalUes schilderde
hy op last der Regeering 2 groote stukken :
„De slag by Zülpich", ^ en „De onderwer-
ping van Wittekind". Yeel aantrekkeiyker
evenwel zyn de voortbrengselen, ontleend
aan de gedichten van Götle, zooals: „De
Koning van Thüle (1837)", — „Mignon, naar
haar vaderland smachtend" ^ „Mignon, naar
den hemel verlangend (1839)", — „Mignon
en haar vader", — „Gretchen, uit de kerk
komend", — „Gretchen en Fanst in den toln
(1846)", — en „Faust op den Bloksberg'' —
voorts: „Dante en Beatrice in het paradys , -*
en „De heilige Augustinus met zyno moeder
Monica". In zyn laatste kunstenaarstydperk
schilderde Sckeffer vooral Bybelsche taferee-
len, zooals: „Jacob en Bachel", — „De her-
ders, door een engel naar de kribbe van Jezus
gebracht", — „De drie Koningen", — „De
verzoeking in de woestyn", — „Christus, over
Jerusalem weenend", — „De terugkeer van
den Verloren Zoon", — „Het lyden in Get-
semané", — „Maria als mater dolorosa", -^
„Christus, het kruis dragend", — „De drie
Maria*s by het graf van Christus" enz., -~
eindeiyk eenlge allegorische stukken, zooals:
„Deugd en ondeugd of de hemelsche en aard-
sche liefde", — „De burgeroorlog", — en
„Aardsche klachten, in hoop en zaligheid
veranderend". Het museum Boymans te Rotter-
dam bezit twee fhtaie stukken van dezen
meester. Ook schilderde hy portretten van
vermaarde tydgenooten. Hy overleed den 17den
Juli 1858 te Argenteüil by Parys, en te
Dordrecht verrees een standbeeld te zyner
eer. Hy onderscheidde zich vooral door zyn
dichteriyk gevoel en door zyne ingenomen-
heid met het edele en verhevene, gepaard
met een innig medeiyden met de smarten der
menschen.
Sewri Seheffer^ een verdiensteiyk historie-
en genreschilder en een broeder van den voor-
gaande. Hy werd geboren te *sGravenhage
den 27sten September 1798, bezocht desgeiyks
het atelier van Onêrim en trad in de voet-
stappen van zyn broeder. Yan zyne doeken
vermelden wy: „De gevangenneming van
Charlotte Corday by het lyk van Marat", ^
„Jeanne d*Arc op het marktplein te Rouen",
~ „Eene Protestantsche preek na de herroe-
ping van het edict van Nantes", — „Een
tafereel uit „Hermann und Dorothea" van
Qöthe"
en „Madame Roland op weg naar
het schavot (1845)". Hy overleed in Maart 1862.
Jacob Gijtberi de Soop Sckeffer, een ver-
diensteiyk Nederlandsch godgeleerde. Hy werd
geboren te 's Graveuhage den 28sten Septem-
ber 1819, studeerde aan het athenaeum en
aan het seminarium der Doopsgezinden te
Amsterdam, vervolgens aan de hoogeschool te
Utrecht, waar hy het doctoraal examen in de
godgeleerdheid aflegde, werd in 1843 predi-
kant by de Doopsgezinde gemeente te Hoorn,
in 1846 by die te Groningen, in 1849 by die
te Amsterdam en zag zich in 1859 benoemd
tot hoogleeraar aan het seminarium der
Doopsgezinden aldaar. Hy leverde eene„Yer-
handeling over Lodewyk van Yelthem" in de
„Yaderlandsche Letteroefeningen" van 1887, —
voorts: „Cupido, bloemlezing uit onze oude
minnedichters (1853)", — „Het Nederlandsch
karakter der Bfaatschappy tot Nut van *t Al-
gemeen (1857)", — „Overzicht van de geschie-
denis der Doopsgezinde Broederschap (1860)"
en een opstel over ditzelfde onderwerp inde:
„Geschiedenis der Christeiyke Kerk in Ne-
derland (1869) en in de 2de uitgave van
„Herzogs Real-encylopëdie" (1880)", — „Ge-
schiedenis van de Hervorming in Noord-
Nederland tot op 1531 (1873)", — „Van de
Brownlsten te Amsterdam (1881)", — en
„Yan den doop by onderdompeling (1888)"^
304
80HEFFEB— flOHEIDBMANKEN.
— voortB trad kt) op als redacteur Tan den
tweeden Jaargang van n^^i^" ^^ schreef
opstellen in de ^Werken der Yereeniging voor
Oad-Nederlandsche letterkunde", waarvan hQ
medebestanrder was, in ^Gmno (1849)**, tot
welks redactie hg behoorde, in „Waarheid in
liefde**, de „Yaderlandsche Letteroefeningen**.
„De Gids**, en vooral in den „Navorscher*^
onder den pseudoniem OmttanteTf van welk
tydBchrift hg van 1856 tot 1860 hoofdredacteur
was, en eindelUk in de „Doopsgezinde BQdragen*'
en in de „Studiën en bQdngen op *t gebied
der theologie**, sedert 1870 door hem geredi-
geerd. HQ ontving eershalve het doctoraat in
de theologie, het lidmaatschap van de Eonink-
IQke Académie van Wetenschappen en van on-
derscheidene geleerde genootschappen en zag
in 1877 zich benoemd tot hoogleeraar aan de
Amsterdamsche universiteit Het gedachtenis-
feest van het aanvaarden van zyn hoogleeraars-
ambt werd er, nadat hg het vierde eener eeuw
in die betrekking was werkzaam geweest, in
Januari 1886 met geestdrift gevierd en hg
ontving bg die gelegenheid van zgne vrienden
en vereerders talrgke bigken van sympathie.
JTestel Seheffer^ een Nederlandsch godge-
leerde, geboren te Amsterdam den 266ten Juni
1828. Hg studeerde en promoveerde in de
theologie en werd achtervolgens predikant te
Amstelveen, Zwaag bg Hoorn, Enschede en
Leiden. Behalve onderscheidene bgdragen in
tgdschriften schreef bg : „Proeve eener zuiver
Evangelische behandeling van den Heidelberg-
schen Catechismus (1849)**, — „De meeningen
des Heidendoms tegenover de leer des Chris-
tendoms (1868)**, — „Open brief aan D. S.
Gorter over de theologie van professor J. H.
Bcholten (1858y*, — „F. C. Baner, volledig
«n crftisch overzicht van zgne werkzaamheid
op theologisch gebied (1868)**, bekroond door
Teylers Genootschap, ~ „ Arthur Schopenhaner,
de pldlosophie en het pessimisme (1870)**, —
„Wgsgeeren en wgsbegeerte van den nieuweren
l^d (1872)**, — en „Het wgsgeerig pessimisme
van den Jongsten tgd (1876)**, bekroond door
het Haagsch Genootschap.
SoheflOsr-Boiohorst (Paul), een Duitsch
geschiedkundige, geboren den 266ten Mei 1843
te Elberfeld, studeerde te Innsbruck, Göttingen
en Berign. werd daarna medewerker aan de
i,Begesten**^ van JBdhmer en aan de „Monumenta
Germaniae**, zag zich vervolgens benoemd tot
buitengewoon hoogleeraar in de geschiedenis
te Gieszen en werd in 1876 gewoon hoogleeraar
te Straatsburg. Hg schreef: „Eaiser Friedrich I
letiten Streit mit der Kurie (1866)**, — „ Annales
PatherbrunnenseflL eine verlorene (JtneUenschrih
des 12 Jahrhunderts aus Bruchstücken wie-
•derhergestellt (1870)**, — nHerr Bemhard von
der Lippe (1872)*', — „Florentiner Studiën
<1874)**, — „Die Ohronik des Dino Compagni
(1876)**, ^ „Die Neuordnung der Papstwahl
durch NikoUus n (1879)**, — een uitgave
van „Alberich von Trois Fontaines** voor de
^onumenta Germaniae**, — en „Aus Dantes
Verbannung (1882)**.
Soheffler (August C^iriatian Wilhelm Her-
mann), een verdiensteigk ingenieur, geboren
den lOden Gctober 1820 te Brunswgk, bezocht
het Carolinum aldaar en trad in Brunswgkschen
4ienst In 1846 zag hg zich bg de spoorwegen
^plaatst en werd in 1858 Ud der Hertogeigke
q»oorwegdireetie en hi 1871 van het beetour
der Brunswgker spoorwegmaatschappg. Qp
bepaalde zich met gver bg de studie der wis-
kunde, en schreef: „Die mechanischen Prin-
cipien der Ingenieurkunst und Architektar
(1846, 2 dln)**, — „Die Principien der Hy-
drostatik und Hydraulik (1847, 2 dln)** —
„Theorie der Gewölbe-Futtermauem (1867)**,
— „Die Theorie der Fesügkeit gegitti das
Zerknicken (1868)**, — „Die ElasticitiUBver-
hftltnisse der Röhren, welche hydrostatischen
Drfick ausgesetzt sind (1869)'*, — „Ueber
Gitter und BogentrSger und flber die Festig-
keit der GtofSszwftnde (1862)**, — „ImaginSre
Arbeit, eine Wirkung der (Jentriftigal- und
Gyralkraft (1866)'*, — „Die Ursachen der
Dampf kesselezplosiooen (1867)**, — „Sterblich-
kelt und Yersicherungswesen (1868)**, — „Die
Theorie der Augenfehler und der Brille (1868)**,
— „Die Naturgesetze (1876—1877, 2 dln)*',—
en „Die Welt nach menschlicher AufEsszung
(1886)*'.
Scheiding van tafel en bed, zie
JBoktscheidin^.
Soheidius* Onder dezen naam vermelden
wg:
Sv&rard ScikeidiÊU^ een verdiensteigk Ne-
derlandsch letterkundige. Hg werd ^boren
te Arnhem den 248ten December 1742, sta-
deerde te Groningen en te Leiden en legde
zich met gver toe op de Oostersche letter-
kunde. Hg gaf daarvan reeds bigken als stu-
dent door zgne „Observationes ad loca Veteris
Testamenti**, waarna hg in de godgeleerdhdd
promoveerde en in 1766 benoemd werd tot
hoogleeraar in de Oostersche talen te Harder-
wgk. In 1798 werd hg naar Leiden beroepen,
maar overleed reeds den 27sten April van het
volgende Jaar. Hg leverde nieuwe uitgaven
van onderscheidene belangrgke werken en
schreef o. a.: „Primae lineae instituüonis Ara-
bicae (1779)**. Zgn „Lexicon Hebraicum** Is
door den hoogleeraar Cfroemêwoud voltooid.
Jam Filip SekeidiuSf een bekwaam Neder-
landsch godgeleerde. Hg werd geboren te
Harderwgk in 1767, studeerde te Leiden,
gaf: „Miscellanea Juris publici et privati*' in
het licht en werd in 1790 hoogleeraar te Fra-
neker. Hg nam echter in 1796 zgn ontslag,
omdat hg zich met de heerschende denkwgze
van die dagen niet vereenigen kon. en werd
vervolgens secretarisgeneraal van net depar-
tement van de Boven-Usel en in 1818 grifAer
der Staten van Gelderland. Hg had voorts
eene uitgebreide practgk, en overleed in 1821.
Ja» FUip Lodewiglc Smut JBtferard Sekeidmêy
een verdiensteigk Nederlandsch letterkundige,
geboren te Arnhem den 12den Augustus 1880.
Hg studeerde en promoveerde in de rechten, werd
griffier bg het voormalig Provinciaal Hof van
Zeeland en keerde vervolgens terug naar zgne
geboorteplaats. Hg schreef: „De tweelingen,
een verhaal (2 dln)**, — „Ulbo Garvema, een
verhaal (1876)**, — en eene reeks van novellen
in „Europa** en andere tgdsohriften.
Soheidsmannen. Ieder ingezeten is on-
derworpen aan de rechtsmacht van den rechter,
hem door de wet aangewezen. Intusschen
kunnen geschilvoerende partgen vrgwillig af-
stand doen van de beslissing des rechters en
bg onderlinge overeenkomst de zaak aan door
hen gekozene scheidslieden onderwerpen. Dit
SCHEIDSMANNEN— SCHEIKUNDE.
B06
recht was ook bekend in het Romeinsche reeht;
het is in de wetgevingen van bijna alle be-
acdiaafde natiën opgenomen en aan vaste regels
gebonden. Niemand echter kan er toe ge-
dwongen worden, omdat het eene afw|)king
is van het gemeene recht, in art 159 onser
Grondwet erkend met de woorden : „Niemand
kan tegen sUn wil worden afgetrokken van
den rechter, dien de wet hem toekent". Het
Fransche wetboek van Koophandel zag dit
voorbQ, toen het bepaalde: „Tonte contesta-
tion entre associés, et ponr raison de la
Bocióté, sera Jogée par des arbitres". De
Fransche wet van 23 Joli 1856 onderwierp
die kennisneming aan de rechtbanken van
koophandel en bracht de arbitrage binnen hare
Jniste grenzen temg. In onze wet is geen gedwon-
gen arbitrage bekend, tenztf partyen omtrent
de beslissing van toekomstige geschillen zyn
overeengekomen. Arbitrage of compromis is
derhalve eene overeenkomst, waarbij twis-
tende partyen scheidslieden benoemen ter be-
slissing en zich over en weer verbinden, zich
aan die oitspraak te onderwerpen. Zy staat
eigeniyk met dading geiyk, weshalve geen
ander geschil aan scheidslieden mag onder-
worpen worden, dan dat voor dading vatbaar
is. Hoewel scheidslieden in zeker opzicht met
rechteriyke macht zyn bekleed, geldt die macht
alleen voor datgene, wat paityen daaraan
hebben onderworpen en mag zy geen invloed
hebben op de rechten van derden. Uitspraken
van scheidslieden mogen nooit zaken betreffen,
die van publieke orde zyn; in zulke aange-
legenheden moeten de gewone rechtbanken
voorzien. Scheidslieden gaan, zoodra ^ den
hun opgedragen last hebl^n aangenomen, eene
overeenkomst aan met de gedingvoerende par-
tyen, tenzy zy door den rechter worden be-
noemd; in beide gevallen kunnen zy, na het
auivaarden hunner taak, zich daaraan niet
onttrekken. Zy moeten het geschil uitmaken
en daarby de regels van procedure volgen, in
de acte van compromis vastgesteld. By ge-
breke daarvan is hunne rechtspraak aan de
gewone regelen van het recht onderworpen.
Het hangt van den wil der partyen af, of de
uitspraak zal berusten op gronden van weten-
schap, dan wel van biliykheid. In het laatste
geval doen de scheidslieden uitspraak als
Sfoêde mamuM, Partyen zyn onderworpen aan
de uitspraak, die niet vatbaar is voor hooger
beroep, ten^ dit in de acte werd voorbe-
houden. De scheidslieden hebben echter geene
macht tot tenuitvoerlegging van hun vonnis.
Soheikuiide (De) of chemie is de leer
van de stoffeiyke verscheidenheid der licha-
men en behandelt alzoo hun samenstel,
hunne vorming uit verschillende bestanddee-
len en ontleding in andere. Wanneer men
lak, glas of zwavel wryft met een wollen
dodL, dan verkrygen zy het vermogen, lichte
voorwerpen aan te trekken, — eene dooreen
magneet bestreken stalen staaf wordt magne-
tisch, trekt yzer aan en plaatst zich, wanneer
zy vry zweeft, in de richting van denmagne-
tischen meridiaan. Zwavel smelt by verhitting
in een gesloten kroes, begint te koken en te
verdampen en sublimeert by afkoeling tot een
zacht poeder. In al die gevallen biyven de
stoffen stoffeiyk onveranderd. Het gewreven
ghis verliest allrags zyne electriciteit, het staal
xni.
zyn magnetismus en het zachte zwavelpoeder
is niets anders dan zeer t}n verdeelde zwavel.
Al die verschynselen behooren tot het gebied
der natuurkunde. De verschynselen daaren-
tegen, waarmede de scheikunde zich bezig
houdt, zyn van geheel anderen aard. Wanneer
wy byv. de zwavel, die reukeloos is, in een
open schaaltje sterk verhitten, dan verbrandt
zy met eene blauwe vlam, verbreidt een ver-
stikkenden reuk en gaat zy geheel in den
gasvormigen toestand over. Een stuk yzer
wordt in de opene lucht allengs bedekt met
eene bruine korst en verandert op den duur in
roest, die geheel andere eigenschappen heeft
dan het metaal. Door yzer in de opene lucht
te gloeien kan men het geheel in yzerhamer-
slag omzetten. Lost men suiker op in water,
dan verkrygt men na het verdampen van dit
laatste weder suiker, zoodat deze geene ver-
andering ondergaan heeft. Wanneer men
daarentegen yzer met verdund zwavelzuur
overgiet, zoo lost het desgeiyks op; men
ontwaart daarby echter de ontwikkeling van
een brandbaar gas, en by het verdampen der
groene oplossing biyft geen metiülUsch yzer,
maar eene nieuwe stof, een groen zout, achter.
Zulke verschynselen zyn van scheikundigen
aard; daarby verandert de samenstelling der
stoffen. Weegt men een stuk yzer, en na het
roesten, gloeien of oplossen in zwavelzuur
de roest, den hamerslag of het groene zout,
dan ontwaart men eene aanzieiüyke vermeer-
dering van gewicht. Het yzer heeft zich
alzoo met eene andere stof verbonden; doch
wanneer wy de deel^'es der verkregene stoffen,
hoe sterk ook vergroot onderzoeken, dan, ont-
dekken wy geene ongeiyksoortige deeltjes.
In de roest heeft niet alleen het yzer, maar
ook de stof, waarmede het zich verbond, zyne
eigenschappen verloren, en er is eene homogene
nieuwe stof ontstaan. Vermengt men zwavel
met yzervyisel, dan zal men door middelvan
den magneet, van den microscoop of van
water de bestanddeelen van het mengsel ge-
makkeiyk kunnen onderscheiden. Verhit men
echter het mengsel, dan zullen zwavel en
yzer by eene bepaalde temperatuur onder vuur-
verschynselen zich scheikundig met elkander
verbinden, en dan kan men die twee stoffen
niet meer langs mechanischen weg van elkan-
der scheiden. Er is eene homogene stof met
niéuwe eigenschappen ontstaan, en men kan
alleen door scheikundige middelen de bestand-
deelen daarvan opsporen. Wanneer men een
zuur op een stuk kalksteen giet, bruist dit
levendig op en er ontwykt een reukeloos gas.
Stelt men een gewogen stuk kalksteen bloot
aan eene sterke hitte, dan biykt by het her-
halen der weging, dat het belangrijk in ge-
wicht is afgenomen. De gebrande kalk bruist
niet meer op, wanneer het met een zuur in
aanraking komt, en wy komen alzoo tot het
besluit, dat by de verwarming het vermelde
gas zich uit den kalksteen verwyderd heeft.
Hier had eene scheikundige ontleding plaats;
de kalksteen leverde een gas en eene nieuwe
stof, die, met water overgoten, zeer warm
wordt en dan in poeder overgaat. Dit droge
poeder heeft wederom meer gewicht dan de
gebrande kalk ; deze laatste heeft zich by het
blusschen met water verbonden, en men kan
het chemisch gebonden water er niet door
20
806
SCHEIKUNDE.
drogen uit Terdrgren. Daarentegen ontwikt
hety wanneer men de geblnsehte kalk behan-
delt met koolsnor. In een doehnatlgen toestel
kam men dit gemakkelQk ten uitroer brengen,
en het poeder, hetwelk alsdan aehterblOft, betit
weder de eigenschap van kalksteen, loodat
het, in aanraking gebracht met snren, begint
op te bmisen.
Het is de taak der scheikunde, dergeiyke
YersohVnselen te ondenoeken. Om ie te yer-
kluen, is in de eerste plaats eene nanw-
kenrige kennis onmisbaar yan de bestanddee-
len der stoffen, op wier Toranderingen men
de aandacht Tostigt. Men stelt de Yoortbreng-
selen der natnnr en der knnst bloot aan de
werking yan andere stoffen, neemt de ver-
schQnselen waar, die zich daarby Toordoen.
en beslnit daardoor tot de aanwesigheid
van bepaalde bestanddeelen. In den handel
▼indt men h^Y. een fraai blanw lon^ welks
bestanddeelen men op het oog niet bepalen
kan. De scheikundige lost het op in water
en dompelt in de oplossing een stuk f)xer.
Weldra is dit laatste bedekt met een rood,
metallisch vlies, dat allengs dikker wordt;
er ontstaan metaalschilfertfes, en de oplos-
sing wordt nagenoeg kleurloos. Het blauwe
■out is ontleed, en men merkt op, dat koper
éen iQner bestanddeelen is. BQ een ander ge-
deelte der oplossing Toegt de scheikundige
eenige droppels eener chloorbarTumoplossing,
en in den neerslag yan een wit poeder ont-
dekt hg de aanwe^heid yan zwayeliuur in
het blauwe loat. Verdere stelselmatige proeyen
geyen aekerheid, of er al dan niet nog andere
stoffen in gevonden worden, en na een qua-
litatieye analyse weet de scheikundige nauw-
keurig, uit welke stoffen het blauwe lout
bestaat. Weegt hQ het yerkregen koper en
het neergeslagen poeder, dan kim hg ook de
quanütatieye samenstelling yan het lout be-
palen. Toen de analytische scheikunde op
deze wQze de samenstelling der stoffen op-
spoorde , yond zQ ten laatste stoffen, welke
i4 niot kon ontbinden of ontleden, zoodat
zy deze met den naam yan tmkdvomdigê tiof-
fen (elementen) bestempelde. De quantitatieve
scheikunde heeft geleerd, dat laatstgenoemde
zich enkel in bepaalde yerhoudiugen met elkan-
der yerbinden ; zg heeft bgy. in 64 doelen zwa-
yeligzuur anhydride 82 gewichtsdeelen zwavel
en 82 gewichtsdeelen zuurstof ontdekt. Zwave-
ligzuur anhydride ontstaat bg het verbranden
van zwavel in de opene lucht. Hetzg die ver-
branding spoedig of langzaam geschiede, hetzg
er de noodige of wel eene overtollige hoe-
veelheid zuurstof aanwezig is, steeds zullen
82 deden zwavel zich met niet meer en niet
minder dan 82 doelen zuurstof verbinden.
Onder bepaalde omstandigheden neemt echter
de zwavel meer zuurstof op, doch alsdan
geenszins 88 of 84, maar 82 + ^^ deelen op
82 deelen zwavel. Nu verbinden zich 16 deelen
zuurstof ook met 56 deelen gzer, en laatstge-
noemde hoeveelheid gzer verbindt zichdesge-
igks met 82 of 2 X ^^ deelen zwavel. Men is
er in geslaagd, vele in het rgk der delfstoffen,
planten en dieren voorkomende stoffen op kunst-
matige wgze te bereiden, maar nog veel grooter
is het aantal van zulke verbindingen, welke
eerst door scheikundige proeven voortgebracht
zgn en in de natuur nergens voorkomen.
omdat aldaar de voorwaarden voor haar ooi-
staan en bigven bestaan ontbreken. De schei-
kundige ro^ deze voorwaarden kunstmatig
te voorsehgn, en terwgi hg de meest versdiU-
lende stoffen daaraan onderwerpt, stelt hg
vragen aan de natuur. Dan eent kaa men de
kennis eener enkelvoudige stof bevredigead
noemen, wanneer men hare verhouding tot alle
andere enkelvoudige stoffen en vele samenge-
stelde stoffen nauwkeurig heeft nagegaan. Het
aantal mogeigke verbindingen is echter zoo
verbazend groot, dat men daarvan het efaide
niet kan overzien. Thans reeds zgn duiaende
kunstmatig samengestelde nieuwe stoffen be-
schreven, en haar aantU vermeerdert l>g den dag.
Men is echter overtuigd, dat de vorderingen der
wetenschap niet bestaan in het te voorsehgn
roepen van nieuwe verbindingen, maar wel is
de zoo nauwkeurig mogeigke studie van de be-
trekkingen der verschillende reeksen van ver-
bindingen ten opzichte van elka&r. De tegen-
woord^ seheikundige theorieën rusten op de
onderstelling, dat de stoffen bestaan uit on-
deelbare kleine deelQes, uit aiowum. die men
niet afkonderigk kan waarnemen, doeh wier
betrekkeigk gewicht door de nasporing van de
quantitatieve samenstelling der stoffen voor be-
paling vatbaar is. Wanneer l>gv. 1 atoom zuur-
stof 16 weegt, dan weegt 1 atoom zwavel 82,
en daaruit bigkt, dat zwavetigzuur anhydride
— het gas met een verstikkenden reuk, dat
bg het verbranden van zwavel gevormd
wordt — per molecuul uit 1 atoom zwavel
en 2 atomen zuurstof bestaat Eene meer
zuurstof houdende zwavelverbinding, namemk
zwavelzuur anhydride, bevat op 1 atoom
zwavel 8 atomen zuurstot Een atoom gzer
vormt met 1 atoom zuurstof gzeroxydule,
terwgi 2 atomen gzer met 8 atomen zuurstof
zich tot gzerozyde verbinden. Deze verhou-
dingen zgn zeer eenvoudig, maar men heeft er
ook, die veel meer samengesteld zgn. Zoo bestaat
bgv. het bekende koortsmiddel,. de ehinine^
per molecuul uit 20 atomen koolstof, 24 ato-
men waterstof, 2 atomen stikstof en 2 atomen
zuurstof. Daarenboven dient men, om een&
scheikundige verbinding te kennen, te weten,
hoe deze atomen gerangschikt zgn, nooal»
bigkt uit het bestaan van Uom6r9 tioffimy
dat is van zoodanige, die bg het bezit van
dezelfde bestanddeelen in dezelfde verhouding
en in hetzelfde aantal in elk molecuul
hoogst verschillende eigenschappen bezitten.
Azgnaether en boterzuur bestaan per molecuul
uit 4 atomen koolstof, 8 atomen waterstof en
2 atomen zuurstof, en toch verschillen zg in
reuk, smaak, soorteigk gewicht en verhouding
tot andere stoffen. Dit raadsel kan men alleen
oplossen door na te sporen, hoe de bestand-
deelen dier stoffen zgn gegroepeerd. Men
komt daardoor tot het aannemen van eigen-
aardige atomengroepen, welke den aard eener
verbinding en hare verhouding tot andere stoffen
bepalen. Het opsporen van zulke verhoudingen,
alsmede van den bouw der verUndingen, met
andere woorden de bepaling van de structuur
der verbindingen, vormt een belangrgk ge-
deelte van het tegenwoordig scheikundig on-
derzoek. Zoo ook de studie van de betrekkingen
tusschen de natuur- en scheikundige eigenschap-
pen der verschillende stoffen; daardoor heeft
de wetenschap op dat gebied reeds belangrgkor
SCHEIKUNDE.
807
tritkomilsii fOfkroipoo» Q6l||k
de pUuitB aanwees eener planeet londer haar
geilen Ie hebben , zoo worden ook door de
achellnindigen dikwSls Terbindingen bereid,
wier eigenschappen 10 te voren hadden bepaald.
De Terdeeling der natnorllchamen in or-
ganisehe en anorganische gaf aanleiding tot
eene Terdeeling der scheikonde in ofgam-
$ehê en am>rgam»ekê, Deie laatste behan-
delt de eigenschappen der alt delfttoiTen
of lerenlooie ll<diamen yerkregene stoffen,
hare Terbindingen en ontledingen, terwQl de
orguiische chemie zich besig houdt met de
stoffen, waandt planten en dieren bestaan,
en met de alt deze geTormde Terbindingen.
Het Ingewikkelde der scheikondige TersohQn-
sekm in de organismen baarde den beoefbnaar
der schelkande Tanoadsgrootemoeieigkheden
en leidde hem zelA tot de onderstelling, dat
de enkelTondige stoffon in de leTende orga-
nismen aan andere wetten gehoorzamen dan
in de IcTenlooze Toorwerpen. Men sprak Tan
eene leTOoskracht, die de Terbindingen en
ontledingen wQzigt, en beschoawde den dood
als de zegepraal Tan het chemlsmos op de
leTenskraeht. De zoiTer scheikundige verhou-
dingen der elementen moesten zich alzoo in
de Tersch|nselen openbaren, welke w)f onder
den naam van Tcrmolming of Tcrrotting ken-
nen, terwyi de IcTenskracht geheel andere
Terschgnselen te Toorschgn roept. De Terbin-
dingen, onder den invloed der levenskracht
'ontstaui, beschouwde men derhalve als ont-
staan onder bgzondere omstandigheden, die
men nimmer op kunstmatige wtfze buiten het
organismus zou kunnen tot stand brengen.
Het gelukte echter in 1828 aan WöhUr, het
ureum, een bestanddeel van de urine, uit zVne
elementen op te bouwen, en na dien tQd
heeft men tal van organische verbindingen
door qmthese, dat is door opbouwing uit hunne
elementen verkregen. Daardoor was natuurlek
de scherpe j^rensscheiding tusschen de anor-
ganische en organische chemie gCTallen. Al de
bestanddeelen der planten en dieren, met uit-
zondering Tan het water en de bO hunne
TCfbranding achterblQTende asch, bestaan uit
koolstof, waterstof en zuurstof, terwfll som-
mige daarenboTcn stikstof en zwaTcl beratten.
Er zVn echter ook koolstof verbindingen in het
mineraalrOk, en eenige zeer eenToudige worden
in de IcTcnde natuur nooit goTonden. Daar nu
echter de eigenaardigheden der zoogenaamde
organische Terbindingen hoofdzakelQk door
het element koolstof bepaald worden, en het
aantal koolstof verbindingen bQzonder groot is,
heeft men de oude verdeeling in organische
en anorganische scheikunde wel behouden,
maar met gewOzigde beteekenis, met dien
verstande d[at men onder organische schei-
kunde thans verstaat de studie van de koolstof
en van hare verbindingen en onder anorgani-
sche de studie van die, waarin koolstof niet
voorkomt
Tegenover de nMérê tekeikfmdêy die zich uit-
shiitend bepaalt bQ de nasporing van de chemi-
sche verhoudingen van de elementen en van
hare verbindingen, ten opzichte van elkaftr en
tegenover de werking, die verschillende krach-
ten er op kunnen uitoefenen, staat de ^oe^qxit^
tokdhmdej welke de scheikundige werkingen
doet kennen, welke voor andere wetenschap-
xin.
pen en bedrgven te pas komen. Deze heeft een
groeten omvang, daar sQ als hulpwetenschap
met vele andere wetenschappen verbonden is,
welke niet weinig aan haar verschuldigd i||n.
De scheikunde doet ons de samenstelling
kennen der deUMoflén, benevens de verand»*
ringen, die i|t ondergaan. Op het gebied der
geologie opende lich een nieuw tydperk,toen
men ter verklaring der geologische verschtn-
selen de scheikunde begon te raadplegen. De
leer van het ontstaan en van de vervorming
der gesteenten, ertsen en fossiliën, van den
kringloop der stoffon in de natuur, van de
rOiing en daling der aardlagen heeft door
de scheikunde eene geheel andere gedaante
verkregen. De scheikunde heeft lich voorts
niet tot onien aardbol alleen bepaald, neen,
de spectraalanalyse heeft haar in staat ge-
steld, verwQderde hemellichamen en nevel-
vlekken te ondenoeken, loodat iQ aan de
sterrenkunde een nieuw gebied heeft toege-
voegd. De pUmtênêckeikwnde doet ons de be-
standdeelen der planten kennen, ondenoekt
hun ontstaan en hunne veranderingen in de
plant en geeft ons alzoo eene voorstelling van
het leven dezer organismen. Daarby komen
ook de betr^klng van de plant tot den
tM>dem en het onderzoek van deien laatstea
in aanmerking, en zoo ontstaat de lamdb^mw-
êokeihmdê, wier uitkomsten de gnmdslagei»
moeten vormen van den wetenschappelQken
landbouw. De diênehrikunde beoogt dergeigk»
onderzoekingen met betrekking tot het dieren-
ryk en geeft den veehouder goeden raad, om
door eene geschikte voeding der huisdieren het
grootste bedrag van vleesch, vet en melk te
verkregen; zQ betfvert zich voorts, de ver^
sehQnselen des levens zooveel mogelük door
scheikundige wetten te verklaren. De ken-
nis, alzoo door de pkgtiologitók» stdkeiJnmdê
verkregen, wordt alsdan de grondslag der
diaetetiek en der geneeeleervoormenschenen
dieren. Immers ook ziekeltike versch(|nselen
kunnen het onderwerp der nasporingen uit-
maken, en wanneer men den scheikundigen
aard uier versehHnselen doorgrondt, vindt men
allicht middelen, om ze te bestrtlden. De schei-
kunde heeft aan de geneesleer zuiverder ge-
neesmiddelen bezorgd; zU heeft uit de plant-
aardige stoffen geneeskrachtige bestanddeelen
weten af te scheiden. ZO heeft voorts nieuwe,
belangrQke geneesmiddelen ontdekt, zooals
chloroform, chloraalhydraat , apomorphine,
amylnitriet enz. Wél had men door den
microscoop den fl)nen bonw der organismen
waargenomen, maar het verschil in samen-
stellingen ontsnapte nog attQd aan de waar-
neming, totdat de mieroehmie de reagentia
ontdekte, welke eigenaardige kleuren doen
ontstaan in het microscopisch praeparaat Ook
de gedaante en de groepeering van microsco-
pische kristallen verschafte gelegenheid tot
onderscheiding van uiterst kleine hoeveelheden
van verschillende lichamen , en tegenwoordig
dient de microchemie tevens tot het microsco-
pisch onderzoek der verschillende gesteenten.
De fabrieksnOverheid, maar al te lang aan den
ouden sleur gebonden, heeft door de teek*
nisehê toheihumde eene geheel andere gedaante
verkregen. ZQ Tcrspreldde licht OTor de ge-
steldheid der grondstoffen en maakte eene
goede bewerking Tan deze tot TOorwerpen
20*
S08
SCHEIKUNDE.
van nuttig gebniik mogd(|k. ZQ verklaarde
de Teranderiog der grondBtoffen bV de yer-
Bchillende bewerkingen en bereidingen en gaf
rekenachap van de gevolgen van bepaalde
metboden. Niet alle takken van nQ verheid
waren gesind om de scheikunde als leidsvronw
aan te nemen, maar wie lioh aan haar toe-
vertrouwde, ondervond daarvan belangrQke
uitkomsten. Vooral de ververV is hare jongste
ontwikkeling aan de scheikunde verschuldiigd,
en de nieuwe teerklenrstoffen iQn bQna alle uit
de laboratoria der scheikundigen voortgeko-
men. De fabrieksnttverheid maakte een Vverig
gebruik van de nasporingen, die de kunstma-
tige bereiding van plantaardige stoifen beoog-
den. Toen de bereiding van alizarine uit het
in steenkolenteer aanwezige anthtaceen ont-
dekt was, verrees terstond een groot aantal
fabrieken. Ook benzoèsuur, mostCKrdolie, vale-
riaansuur enz. worden thans kunstmatig zon-
der benzoëhars, mosterdzaad en valeriaanwor-
tel verkregen, en éene der jongste bereidingen
is die van vanilline uit denneboomen. De
analytische scheikunde bewUst voorts belang-
ryke diensten ter beoordeeling van handels-
artikelen. De fabrikalen der chemische industrie
worden soms reeds met vermelding van hun
gehalte aan de markt gebracht, en door een
chemisch analytisch onderzoek komen in het
algemeen de vervalschingen aan het licht
Eindeiyk is de ^erêeht&^ke scheikunde van
groot belang, doordien zjj, zoo noodig, de
aanwezigheid van vergif, bloed enz. kan
aanwQzen of de gesteldheid van koopwaren
bepaalt
De scheikundige heeft voor z^n arbeid v^e
hulpmiddelen n^ig, grootendeels bestaande
uit glazen, porseleinen en metalen voorwerpen,
namelDk bekers, schalen, cylinders. trechters,
kookflesschen, retorten, kolven, rechte en ge-
bogen buizen, gedeeltelQk met bollen voorzien,
verdeelde buizen en zoodanige, welke met
absorbeerende zelfstandigheden , vooral met
hygroscopische stoffen, als chloorcalcium, ge-
vuld i^jn, gazometers, aspirators, luchtpompen,
papiniaansche potten, kroezen, smelt- en glod-
ovens, zand, water-, metaal- en luohtbaden,
spiritus- of gaslampen, blaasbuizen, tangen,
mortieren, en vooral eene nauwkeurige en
gevoelige balans. Een goed scheiktmdiff labora-
torimm is voorts zóo ingericht, dat er alle
proeven op eene gemakkelijke en veilige wQze
kunnen genomen worden.
Omtrent het eerste ontstaan der scheikun-
dige wetenschap is niets met zekerheid bekend.
Ongetwijfeld zQn reeds vroeg scheikundige
proeven genomen, want men kan zich nage-
noeg geene werkzaamheid van menschen voor-
stellen, waarby de daartoe gebezigde stoffen
niet de öene of andere verandering in samen-
stelling ondergaan. Elke verbranding is een
scheikundig prooès, en de afscheiding van de
metalen uit ertsen desgelijks. Van dergeiyke
werkzaamheden nu vinden w|i sporen bi| alle be-
scliaafde volken van overouden tyd. Het schynt
echter, dat men in Egypte het eerst scheikun-
dige feiten met elka&r in verband gebracht en
scheikundige proeven op zoodanige wiJze geno-
men heeft, dat er sprake kan zQn van eene we-
tenschap; zelfs de naam „chemie** wordt door
sommigen afgeleid van een Egyptisch woord.
De uitdrukking „sdentia chimiae** vindt men
reeds b0 JmUtu Fkmicuê Mètmme, een tehrO-
ver uit den tyd van ComsüuUiim de Oroaie^en
van JHoclêiiamuê wordt verhaald, dat hy de
boeken der Egyptenaren:„Overdetehdlninde
van goud en zilver** ten vure doemde; wat
men in de daaropvolgende jaren ontdekt^
ging verloren by het verbranden der boekerfj
te Alexandrië (640), en de wetensohapp^ke
scheikunde l>egon eerst weder te bloeien by
de Ifooren in Spanje. Aan haren naam werd
het lidwoord „al** toegevoegd, en hettydperk
der „alchemie** nam een aanvang. De leer van
Ariiiótelet deed ook de scheikunde in eene
bepaalde richting voortschryden. Van al het
bestaande is volgens dien wysgeer de oor-
spronkeiyke stof (het onbepaalde, dat velerlei
vormen kan aannemen) de gronddag. Door
paring der oorspronkeiyke eigenschap^ ont-
stonden de 4 hoofcistoffen, door droogte «i
warmte het vuur, — door droogte en koude
de aarde, — door koude en vocht het
water, — en door vocht en warmte de
lucht. Deze hoofdstoffen zyn enkelvoudige,
stoffeiyke lichamen, dragers van zekere na-
tuurkundige eigenscïiappen en zy bezitten het
vermogen, door vrisseling van eigensdiappen
in elkander over t^ gaan. Is dit eenmaal
aangenomen, dan kan alles uit alles ontstaan,
en van dit standpunt moet men de richting
l>eo<Mrdeelen, eeuwen lang door de scheikunde
gevolgd. De metalen boeiden in de eerste plaats
de opmerkzaamheid, en de goudmakery was
hoofdzaak. Pogingen om de metalen in elkan-
der en inzonderheid de onedele in goud om
te zetten werden reeds in de dagen der Oud-
heid aangewend. Inzonderheid echter werden
zy beproefd door de Arabieren. De b^waamste
mannen uit dat tydperk verklaarden zich vol-
komen overtuigd van de mogeiykheid om
daarin te slagen. Men moet daarby de gebrek-
kigheid hunner hulpmiddelen geenszins uit
het oog verliezen, en het was niet vreemd,
dat zy byv. aan eene verandering van yzer
in koper geloofden by de waarneming, dat in
eene zekere blauwe oplossing een stuk yzer
verdween, terwyi men er koper in terugvond.
De nieuwere scheikunde heeft wel is waar
aangewezen, dat die oplossing koper bevat en
dit daaruit wordt neergeslagen, om het yzer op
te nemen, maar dit was aan de oude alchemisten
onbekend. Ook wanneer zy uit loodglans eenig
zilver verkregen, dachten zy aan eene ver-
andering van het éene metaal in het andere.
Doch de ontwaakte wetenschappeiyke geest
keerde tot zyne sluimering terug, toen men
algemeen begon te zoeken naar den „steen
der wyzen**, waardoor men alle metalen in
goud zou kunnen veranderen en alle ziekten
genezen. Onder de scheikundigen van dien
^d komt de eerste plaats toe aan den Ara-
blBchen arts G^ter (Aboe Moesa Dfljafar al
Sofl), die in het laatst der Sste en in het
begin der 9de eeuw te Sevilla leefde. Hy
beschreef ovens om te calcineeren en te decrtillee-
ren, kende de cupellatie van goud en zilver door
middel van lood, sublimaat, rood kwikoxyde,
salpeterzuur zilver, salmiak, yzer- en koper-
vitriool, potasch en soda, maakte de soda-
oploBsing door kalk bytend, loste zwavel op in
bytende loog en deed zwavel daaruit door zuren
neerslaan; hy bereidde zwavelkoper en ver-
mi^oen, verkreeg door destillatie van aluin
SCHKIKUNDE.
809
liet roekend iwarelsanr, door deatiUatie Tan
salpeter met yitriool bet Balpeterzunr, en uit
aalpetenanr met salmiak het koningswater,
waarin hfl gond oploste. Alhertus Magwn»
(1198—1280) Terbeterde de scheikundige me-
thode, bereidde metallisch arsenik, kende
rood ioodoxyde, swarellever en iwarelkies,
wist dat koper door arsenik wit wordt, dat
swavel alle metalen, behalve gond, aantast,
en besehreef doideiyk de bereiding van bns-
kmit. i^tff Baoo kende bet brSnsteen en
de werking van bnskmit, en een ander tijd-
genoot, AtmM VüUmovamu nit Proyence, die
eindeigk op l^cili^ bfl JVMl«HXr J/vanAragon
eene wOkplaats Tond, maakte sieh verdienste-
igk door scheikundige piaeparaten als genees-
i^ddelen Toor te schrjiven. De ftmtastische
Saywumdmê ImUmb (geboren in 1285) was de
eerste, die de alchemie kleedde in een ge-
beimsinnigen, bovennatnariyken sluier. Hy
bereidde salpeterxunr uit salpeter en 0iervi-
trieol, kende stfne eigenschap om tot oplos-
sing van metalen te dienen, wist wQngeest
door potasch kraohtlger te maken en verkreeg
door destillatie van rosmar^n met watereene
aethérische olie. BQ hem, alsmede bU Btuüim
VaUmOmms^ die in de 15de eeuw leefde, vindt
men een onbegr^pemk mengsel van onzinnig
bQgeloof met eene ongemeene handigheid in
bet doen van proeven en ontdekkingen, soo-
dat men aan hem de kennis van onderscheidene
merkwaardige verbindingen (soutzuur, ammo-
nii^ knalgoud, loodsuiker ens.) en de eerste
stelselmatige methode van «jnalitatieve analyse
versehuldigd is. De leer van Ariêtóttleê werd
▼oorts door de alchemisten uitgewerkt; sH
beschouwden zwavel en kwik als de voor-
naamste bestanddeelen der metalen, doch Va-
ImHmu voegde er als derde bestanddeel het
zout btf en oordeelde, dat de verscheidenheid
der stoffen ontstond door de ongeldke verhou-
ding, de zuiverheid en de vereenigingsw)fze
dier bestanddeelen.
De chemie had dan ook tot aan de 16de
eeuw hoofdzakelQk slechts éen doel,nameli|k
de metalen in ellcander om te zetten. Na dien
t0d volgde zy 2 verschillende richtingen, daar
^ tot aan het einde der 17de eeuw ook ter
bevordering der geneeskunde beoefend werd.
De grondlcjirger van die nieuwe richting, was
JParaeeUuê (1498—1541), die de geneeskunde
van de bo^en van CtaUmu bevr^de, nienwe
leerstellingen in de wetenschap invoerde en
de leer der alchemisten omtrent de oorspron-
keiyke bestanddeelen der lichamen duideiyk
deed uitkomen. Voor vele uitstekende artsen
uit dat tydperk was de geneeskunde niets
anders dan toegepaste scheikunde (iatroehemie);
ay wilden alle scheikundige versehynselen op
het mensoheiyk Uehaam toepassen en alle
ongeiteldhedmi door de tegenstelling van basen
en zuren verklaren. Hunne gevoelens en twisten
over de beste wyze van bereiding der genees-
krachtige stoffen, meestal geheime middelen,
belemmerden den vooruitgang der wetenschap,
hoewel ook toen vele nieuwe feiten werden
ontdekt. Met eere zy hier XtiavHtr vermrid,
die de grove dwalingen en sophistiBche droome-
lyen van ayn tyd heftig bestreed, het tinchlo-
ride ontdekte, kunstmatige edelgesteenten
vervaardigde, glas met goud rood kleurde en
de identiteit aanwees der uit aluin, yzervitriool
of door het verbranden van zwavel met sal«
peter verkregene zuren. In denzelfden geest
werkte Angelus Sala, die de bereiding van
salmiak nit ammoniak en zoutzuur ontdekte,
— en van Sdmoni (1577—1644). die het
woord „gas" invoerde, om luchtvormige stoffen
van de dampkringslucht te onderscheiden. Hy
kende het in de lucht rood wordend salpeter-
gas, het koolzuur en de by verrotting rioh
ontwikkelende brandbare gassen. Hy waagde
het, schoon met zwakke wapenen en zonder
gewenscht gevolg, het stelsel van ArUtótdes
aan te tasten en verkondigde de onverander-
lykheid der stoffen by het aangaan van verbin-
dingen, daarby aanwyzende, dat zy ook weder
uit die verbindingen konden werden geschei-
den. Aan Glauber is men het gebruik van zwa-
velzuur in plaats van vitriool verschuldigd by
de bereiding van zuren en van onderscheidene
zouten, van welke het zwavelzuur natrium
(sal mirabile Glauberi) naar hem is genoemd.
Hy bestudeerde de oplosbaarheid der metalen
en ontdekte daarby vele chloormetalen. By
hem vinden wy het eerst gewag gemaakt van
„scheikundige verwantschap** en hy bevorderde
de fabrieksnyverheid door zyne ontdekkingen
omtrent het bereiden van salpeter, glas en
houtazyn. Voorts vermelden wy Agrioola
(1494—1555), den vader van de wetenschap-
peiyke metaalsmeltery en delfstofkunde, die
in zyne boeken: „De re metallica*' alles op'
nam, wat men in die dagen wist van de me-
tallurgie. Brandt te Hamburg verkreeg in 1662
phosphoms uit urine, maar hield zyne handel-
wyze geheim, zoodat Kunkèl, die genoemde
stof eenige Jaren later desgeiyks leverde, als
de tweede ontdekker mag worden aangemerkt.
Intusschen ging de beoefening der scheikunde
veeltyds gepaard met eene zeer onwetenschap-
peiyke zucht naar het wonderbaariyke, en de
groote zonderling G, CAr. Stftfvtf, hoogleeraar
te Helmstadt en uitvinder van het kunstmatig
bereid ultramaryn en van den houtazyn, mocht
nog in de 18de eeuw als de laatste vertegen-
woordiger van deze richting gelden. Beeds
in bet midden der 17de echter nam voor
de scheikunde een nieuw tydperk een aan-
vang, hetwelk voortduurde tot aan het einde
der 18de eeuw. Het werd geopend door Bo-
hert Boylê (1627—1691), die met goed gevolg
in het strydperk trad tegen de leerstellingen
van Arutóides en aantoonde, dat men zyne
4 hoofdstoffen evenmin kan aannemen als de
8 der alchemisten. Hy gaf den raad, dat men
elke stof als enkelvoudig moest beschouwen
totdat zy door scheikundige middelen was
ontleed, en kwam door zyne bespiegelingen
over de gesteldheid der elementen tot het ge-
voelen, dat zy oorspronkeiyk uit dezelfde
stof bestaan en dat hunne verscheidenheid ver-
oorzaakt wordt door de verschillende grootte,
gedaante enz. der kleinste deelQes. BoyUhM.
voorts opgemerkt, dat verbranding alleen
plaats heeffc by de aanwezigheid van damp-
kringslucht, dat daarby een gedeelte van deze
verdwynt, en dat het verbrandingsproduct
zwaarder is dan het oorspronkeiyke lichaam.
Deze beschouwingen en feiten, die niet alleen
den doodsteek moeeten toebrengen aan de
leer van AruiótêUê^ maar ook de ontwik-
keling der chemie aanmerkeiyk bevorderden,
vonden geen algemeenen ingang. Zelfli behield
810
SCHEIKUNDE.
eene Hiemrie de o?«rliaad, welke, ymn oai
hedendaagBoh Btoadpimt besoboawd, in reoht-
Btreeksehe tegensiHraak is met genoemde
feiten. De stichter yan deae tlieorie wm iSteV
(1660—1784), die aan iQn voorganger Briket
(1686—1682) het opwerpen dier theorie toe-
kende. Volgens Bêeker waren water en aarde
de oorq^nkelOke grondstoffen yan alle li-
chamen. Daamit ontstaan in de eerste plaats
8 aarden: de steenachtige of smeltbare, de
vette en de vloeibare, door de alchemisten
lont, swavel en kwik genoemd. 8kM hield
dch vooral besig met het onderaoek van de
vette, brandbare aarde van Beekêt. Hg be-
spiede met groote seherpiinnigheid het ver-
loop der verbranding, ontwaarde in de brand-
bare lichamen iets gemeenschappdUks, dat
hnn de eigenschap der brandbaarheid verleende
en gaf daaraan den naam van pkhgitlcm. Het
veikrOgen dier onderstelde Incht werd niet
beproefd, en men achtte dit ook onnoodig.
Lood bestaat volgens i^^aJU nit loodkalk Good-
ozyde) en phlogiston, hetwelk bU de verbran-
ding wordt nit^dreven. Verhit men loodkalk
met houtskool, dan verkrggt men weder me-
tallisch lood, daar de houtskool aan den lood-
kalk phlogiston afitaat. De steeds vaststaande
leer van AriiióiêUt^ dat de voornaamste eigen-
schappen der lichamen veroorzaakt werden
door iets stoifeltlks, in die lichamen aanwe-
lig. was voldoende om het geloof aan die
onaerstelde grondstof te beveiligen. Dat ge-
loof werd niet eens geschokt door het aan de
voorstanders van het phlogiston seer goed
bekende (éit, dat de loodkalk swaarder is
dan het lood, waaruit hQ ontstond. Men heeft
wd eens beweerd, dat sQ alleen op de qua-
litatieve syde van het verbrandingsprocès de
aandacht gevestigd en het gebruik der balans
verwaarloosd hebben, doch het is duidelQk,
dat ^ voor loo ver sQ het vermochten, ook
de quantitatieve verhouding leer nauwkeurig
hebben ondersocht, maar de gewichtsvermeer-
dering in bovenvermeld geval wisten sQ niet
te verklaren, en de phlogistontheorie behield
Juist aoolang haar gezag, totdat men den
slentd tot dat verschOnsel gevonden had. In
het phlogistontydperk leefden intnssehen uit-
stekende scheikundigen. Onze beroemde ^o«r-
AooM (1668—1788) gaf in 1782 een systeem
der chemie in het licht (Elementa chemiae),
waarin alle toen bekende feiten, uit tallooae
bronnen bQeengebracht, in geregelde orde syn
opgenomen. In Dnitschland werd de scheikunde
vooral beoefend te Berign door SU&r (igCarts
van Ffêdêrik de QrooU, 1689— 1760), den apo-
theker FêtmaMn (1682-1787) en Po<<(1688—
1777) en vooral door Marggraf (1709—1782),
den schranderen ontdekker der suikerberdding
uit beetwortelen. In Frankryk bevorderde
XMMfy (1646—1716) de ontwikkeling der schei-
kunde door er dnideiyke voorlezingen over te
houden in zyne moedertaal. Duhamel (1700 —
1781) was de eerste, die natron van kali onder-
scheidde, — Maqêur (1718—1784), de laatste
steun der phlogistontheorie aldaar, ontddcte
het arsenikzunr en vervaardigde het eerste
„Scheikundig woordenboek", en JSofMU* (1718—
1779) stelde de verdeeling der zouten vast in
zure, basische en neutrale. Zweden bezat twee
uitstekende scheikundigen: Betgmamt (1784—
1784), den grondlegger der analytische schd-
knnde, en ScMU (1742—1786), dengrooten
ontd^ker, die met eeme verwonderl|)ke waar-
nessingsgave tal van feiten heeft aan het Ueht
gebracht HQ ontdekte o. a. het mangaan, düoer
en baryt, wünsteenzuar, citroenimr, soriaf-
nnur, appelzanr, looiraar, pissnor, melksniir,
molybdenium- en wolAraminmznar en glycerine.
Ei doorgrondde voorts het ktoarend baglasel
van Brallittsch blauw en de samenstelling
van blanwznur. Oaafhankelük vaa PritiiUsf
en terzelfder t||d met dezen ontdekte ht de
zuurstof en wist ie te bereiden uit salpeter-
■uur. salpeter, bruiasteea, arsenikzaur en de
oxyMi der edele metalen. HQ doomg de
samenstelling der dampkringslneht uit zuurstof
en een gas, dat de ademhaUüBg en verbrandiaf
niet onderhoudt, alsmede de samensteUiag
van ammoniakgas en van zwavelwaterstof.
In Engeland werd door Blaok (1728—1799)
de oorzaak aangeweaen van het verschil tns-
sohen bt|tende en koolzure alkaliön, aantoo-
nende, dat by het bgtend worden van deae
laatste éen der bestanddeelen, het koolznor,
verdwtint Deze ontdekking had een groeten
invloed, daar men alioo op het denkbeeUl
kwam, dat een lichaam eene luditaoort op-
nemen, daardoor in gewicht toenemen en an-
dere eigenschappen veArtgen kan. Bkuk is
voorts de ontd^ker der latente warmte; ht
toonde aan, dat de aggregatietoestand der li-
chamen afhankelUk is van eene grootere of
geringere hoeveelheid warmte, — dat mende
gassen beschouwen moet als verbindingen vaa
vaste lichamen met warmte, en bevestigdie
de reeds door Bomrkaa9e verkimdigde overM-
ging vaa de onweegbaarheid der warmte.
BUuk is de eerste der pnenmatisdie sehei-
kundigen, die zich met het onderzoek der
gasvormige stoffsn benig hielden, van welke
Smrg Oopmdkh (1781—1810) het waterstiif-
gas, de samenstelling van het water, de con-
stante samenstelling der lucht en het ontstaan
van salpeterzuur in de lucht door de eleetri-
sche vonk ontdekte. HQ is de eerste, bQ wien
men het denkbeeld vindt van «ehemiseh aeqvi-
valent**, dat is van scheikundige gelfkwaar-
digheid van verschillende stoflén, en hieruit
blQkt, evenals uit de bemoeiingen van Bêrgmmm
met betrekking tot de quantitatieve analyse,
dat de voorstanders van het phlogiston in het
algemeen geenszins onverschUUg waren voer
de gewichtsverhoudingen en dat zg zich over-
tuig hielden van de onveranderidkheid van
het gewicht der stof l>|| alle scheikundige ver-
anderingen. De werkzaamheden van Cèomdiik
behooren gedeelteigk tot een Interen t0d dan
die van PriuiUg (1738—1804), die vele gas-
sen onderzocht en in 1774 de zuurstof ont-
dekte. Dece ontdekking en de proeven van
Blaék vormen d'^n grondslag, waarop ImvcM^
(1748—1794) stfae oxydatietheorie vestigde,
waarmede een nieuw tt'dperk in de gesc^e-
denis der chemie een aanvang neenl PriêgUên
had bU de verbranding van zwavel en houts-
kool en bg de verkalking der metalen aan-
gewezen, dat de Inchthoeveelheid verminderd
was, doch vond lUs een getrouw verdediger
van het phlogiston eene behoorigke verklaring
voor dit versehtfnsel. LawMêr echter betrad
als onbevooroordeeld natanrkraner het gebied
der scheikunde, beschouwde de gassen als
verbindingen van vaste lichamen met warmte
SCHEIKUNDE.
81X
en kwim tot het besluit, dat die Terminderiiig
Tan Isolit moest ontstaan door het veriies van
een In de lacht met wannte verbonden vast
liohaam. Daar de lacht een leker gewicht
heeft, maar de warmte niet, loo moet dat
verlies gepaard gaan met eene gewichtsver-
meerdering der brandende stof. Om diereden
Is de metaalkalk swaarder dan het metaal,
en omdat ook bS de verbranding steeds eene
vermindering der hoeveelheid lacht wordt
waargenomen, loo moet men bQ het verbran-
dingaprodnct desgelijks eene vermeerdering
van gewicht waarnemen. In 1774 werd door
Lawntiêf aangetoond, dat de gewichtsvermee-
dwing van een metaal bQ de verkalking gelQk
Is aan het gewicht der geabsorbeerde lacht,
en na de ontdekking der snarstof door PrMf<%
en SdkêèU verkondigde hg sHne ozydatietheo-
rie. wier aanhangers met den naam van anti-
phlogistiei werden bestempeld. Ifet Qaytondé
Mon^am stelde hy eene nomendataar vast,
In overeenstemming met het nieawe stelsel,
en gaf daardoor aan de scheiknnde den vorm,
dien iQ ten deele nog heden ten dage bezit
In dit nienwe tydperk — dat van het qoan-
ütatief ondenoek — volgden de belangrykste
ontdekkingen elkander op met ongemeenen
spoed. JBerthoUêi (1748—1822) verrykte in
1808 de wetenschap met de belangryke nit-
komsten van zQn ondenoek, ontdekte de
qoantitatieve samenstelling van ammoniak,
leverde het chloor als bleekmiddel aan de n^
verheid, verbeterde de salpeterbereiding ens.
In Doitsohland ondwwierp de Académie van
Wetenschappen te Berign op aandringen van
KlafrM (1748—1817) de ondenoekii^ van
Lawoimr aan een nanwkearigen toets en er-
kende hare Joistheid. JCUiproik maakte lich
daarenboven verdiensteigk Jegens de analyse;
kt ondenoeht meer dan 200 deltrtolfen en
ontdekte het nraniam, de lirconiam- en stron-
tiamaarde, het titaniamoxyde en het tellariam.
Voorts beHverdOT dch In Frankrgk Vamquêlim
<1768— 1829), de ontdekker van chrominm en
berylaarde, •— in Engeland WolUuUm (1767—
1829), de ontdekker van het palladiam en
rhodinm, en Tmmamf, de ontdekker van het
irldinm en osmlnm. Ten gevolge van deae
ontdekkingen was het aantal bekende elemen-
ten tot 82 geklommen. Men kende behalve
de laatstvermelde: snarstof, waterstof, stik-
stof; koolstof, phoq^horos, iwavel, manga-
nhim, nikkel, kobalt, link, bismnth, wol-
ftmminm, platina, de reeds bg de Oaden
bekende metalen, — wtfders de voornaamste
bases, alkaliën, alkalische en andere aarden,
metaalozyden, een groot aantal loaten ena.
Belaagrfiker nog dan deae ontd^kingen was
de voendtgang op het gebied der theorie.
Bmyaum^ en Kirwam hadden reeds de be-
treld(eltike gewiohtshoeveelheden van verschil-
lende bases bepaald, welke zich met dezelfde
hoeveelheid van een bepaald zw vereenig-
den. Ffmui (17$5— 1826) wees voorts aan,
dat in elke verbinding de bestanddeelen toI-
geas eene vaste gewtohtsverhonding aanwezig
zQn en dat, wanneer twee lichamen meer
verbtedingen aangaan, ook daarin de bestand-
deelen ziek altOd in standvastige verhondingen
met elkaftr verbinden, — dat niet alle menglngs-
▼erhondingen tnaschen twee lichamen geschikt
zVa voor eene sehelknndige verbindii^, maar
dat hierby de hoeveelheden sprongsgewQs groo-
ter of kleiner worden. Toch kwam JProuH nog
niet tot de vaststelling van algemeene wetten.
Daarentegen werd door BichUr (1762—1807)
de nentraliteitswet verkondigd, en hg wist
daarnit Jaiste gevolgtrekkingen af te lefalen.
Hg bepaalde de hoeveelheden der metalen,
die elkander alt hanne oplosdngen konden neer-
slaan, en ontwierp de eerste stoechiometri-
sehe tabellen. Mogen wg Bijter den ontdekker
noemen van de wet der vaste verhoadingen ,
zoo hebben wg in Dalio» (1766—1844) den
verkondiger van de wet der veelvoaden en
van de atomentheorie. Oa^-Luttac (1778—1840)
vond wgders, dat de gassen zich volgens een*
vondlge volamenverhoadingen met elkander
verbinden, en BertdUu was de eerste, die ons
met de atoomgewichten bekend maakte.
De volnmentheorie van GojfLussae maakte
het mogeigk, alt bet soorteigk gewicht der
bestanddeelen en alt de raimtevermindering,
welke bg hanne verbinding ontstaat, het soorte-
igk gewicht van laatstgenoemde, nanwkeariger
te bepalen dan door deonmiddeligkeproef.en
omgekeerd nit de vergeigking van het soorteigk
Sewicht eener verbinding en dat harer bestand-
eden tot de samenstelling der verbinding te
beslniten. Davy (1778-1829) gebraikte in 1807
den stroom van eene sterke galvanische batterg
tot ontleding van alkaliën en alkalische aardeQ
en verkreeg daaniit de merkwaardige metalen
kallam, natrinm, baryam, strontiam. caldam
en magnesinm. Ga^-Lutsac en Tkénard be-
vestigden de ontdekkingen van Davjf en be-
dachten zelven eene methode, om kaliam en
natrinm in aanzienigke hoeveelheden te ver-
krggen, waardoor de scheiknnde in het bedt
kwam van krachtige redactiemiddelen. De
volgende Jaren verspreidden licht over eene
eigenaardige groep van niet-metalliscbe ele-
menten, éie der baloYddichamen. Ofaloor was
door zgn ontdekker, Sokeelêy het gedepblogisti-
seerd zontzaar genoemd, maar de anüphlo-
gistid beschonwden het als eene verbinding
van eene nog onbekende enkdvondige stof,
en eerst X^dwy toonde aan, dat chloor een
dement en zontzaar eene verbinding daarvan
met waterstof is en dat de zontzare zoaten
eene eigenaardige klasse van znorstof^rge
zoaten (hdoYdezonten volgens Senelius) zgn,
bestaande dt chloor en een metaal, — een
gevoden, dat eerst sedert 1$20 algemeen werd
aangenomen, hoewel de Fransche scheikan-
digen dch daarmede reeds q>oedig vereenigd
hadden. In 1811 ontdekte ChtÊrtint een tweede
dement van deze gro^, nameigk het iodiam.
De pogingen om flaorinm, desgeigks daartoe
behoorend, in zniveren staat te bekomen,
midakten. Het bedgen van den gdvanischen
stroom tot chemische ontbinding had Davf
tot merkwaardige onderstellingen geleid, doch
B0ndiM9 leverde in zgne electrochemisohe
theorie een stdsdmatig geheel, dat op
bekende feiten kon worden toegepast Hg nam
aan, dat de dectridteit eene eigenschap is
der stof, zoodat ieder atoom 2 tegenovergestelde
dectrische polen heeft, maar dat de éene
ved krachtiger is dan de andere, zoodat ieder
dement uch in een dectro-podtieven of
dectro-negatieven toestand bevindt Uit de
rangschikking der atomen naast elkaftr ont-
staan verbindingen van de eerste orde, welke
^12
SCHEIKUNDE.
wederom verbindiDgen van de tweede orde
doen geboren worden ensc Dexe tbeorie werd
de grondslag van het dnalistische stelsel ,
Tolgens hetwelk ieder samengesteld lichaam,
hoe groot ook het aantal syner bestanddeelen
is, in 2 deelen kan worden geq>lit8t, van
welke het éene positief- en het andere negatief-
electrisch is. Yan nog meer belang was Toorts
de bepaling van het in eene yerbinding aan-
wessig aantal atomen, doordien Bendiut hierbQ
lüleen rekening hield met miver scheikundige
▼erschgnselen. Die berekening stond in het
nanwste verband met EQne talrgke analyti-
sehe ondersoekingen. Zgn laboratoriom werd
dan ook eerlang de leerschool der nitstekendste
soheikandigen ; M, en <?. JBm«, Qnulin^ WoMer
en anderen ontvingen er hanne opleiding. Zeer
Terdiensteiyk maakte hg sich voorts Jegens
de qoalitatieve analyse, waarbO ^ de blaas-
bnis in gebruik bracht, — Jegens de qnantita-
tieve analyse door bepaling der beste schei-
dingsmethoden, — en Jegens de verdnideiyking
van scheikundige werkingen in het algemeen
door het vaststellen van chemische formules
ter aanwQsing van de samenstelling der ver-
bindingen. Zgne analytische werkiaamheden
hadden wyders eene groeten invloed op de
mineralogie; vooral nadat h|t in 1814 aan de
kieielaarde hare Juiste plaats onder de luren
aangeweien en de Üeselverbindingen als
kieselsure souten beschreven had, onderwierp
hg het groote gebied der kieiehnineralen aan
de wetten, die voor de overige inurstoftouten
als geldend waren erkend. Later bracht hg
orde in de rg der iwavelmetalen doordien hg
hierbg sulphobases en sulphoiuren onder-
scheidde, waaruit sulphosouten ontstaan.
Toor een goed begrip der ingewikkelde mine-
raalverbindingen was de leer van het isomor-
phismus van WUekerUeh (1794—1868) van
belang, alsmede de door hem gedane ontdek-
king van het dimorphismus , nameigk van de
eig^ischap van sommige lichamen, omionder
wgdging van hunne scheikundige samenstelling
verschillende kristalvormen aan te nemen
(koolstof als diamant en graphiet ens.). MU-
êdkerlick was voorts de eerste, die in het
laboratorium bepaalde delfiitoflen uit hare be-
standdeelen samenstelde. In 1840 deed de
scheikunde eene belangrgde schrede voorvraarts
door de aanwgzing van de allotropische toe-
standen der elementen doordien Sekönbem het
oton ontdekte, hetwelk later bleek niets an-
ders dan zuurstof te sgn, maar in een anderen
dim gewonen toestand en in het besit van
geheel andere eigenschappen. Het ondenoek
der anorganisohe stoffen heeft voorts in dien
tgd het aantal elementen aanmerkeigk doen
toenemen; seer vele daarvan werden in het
laboratorium te Stokholm aan het licht ge-
bracht, nameigk in 1817 door Sêncduu het
selenium, door Arfediom het lithium, door
Stromeyer en Strmtum het cadmium. In 1828
verkreeg Bertdhu uit fluorkiezelkalium door
middel van kalium het silicium, in 1824 uit
fluonirconium het sirconium, — in 1828
WökUr uit de watervrgechoormetalen het alu-
minium, beryllium en yttrium. Daardoor ver-
kreeg de igst der elementen eene cekere
mate van volledigheid, want de later ontdekte
waren enkel bestanddeelen van seldsame
delflitoflén, sooals de door Motander ontdekte
metalen der eeriumgroep, nameigk lanthaaiam
(1889), didymium (1842), erbinm en terbiom
(1848), het door Bêrzditu gevonden thorium
(1846) en het door Klëutx gevonden rutheniiim
(1848). Door de ondenoeklngen van deie sehei-
kundigen en bovenal door die van BenéUmij dleal
deie ontdekkingen bgeenvoegde en stdaeunatif
rangschikte, werd de anorganische ehemie
ontwikkeld tot een afgesloten, wetensohappe-
igk geheel.
Tevens is de scheikunde aanmerkeigk vooruit-
gegaan door de studie der organische ofkoolstof-
verbindingen, die eerst na de verbetering vaa
de elementairaaalyse door Oof-Luêiae en
Tkénard en door de alzoo voorbereide toe-
passing der stoechiometrische wetten op orga-
nische verbindingen, zooals ig in 1814 door
Bêndms beproefd werd, gewenschte uiÜLom-
sten kon leveren. In het begin seheen het
onmogeigk, de beginselen, die den grondslag
uitmaakten der anorganische scheikunde, ook
tot de organische uit te strekken. Xoooumt
evenwel had reeds verklaard, dat lich de
auurstof met een element tot eene anorga-
nische, maar met een radioaal tot eene
organische verbinding vereenigt De proeven
van Qan'Luiêae over bet eyan gaven aan het
woord „radicaal** eene bepaalde beteekenis,
en men wendde pogingen aan, het dualiamus
ook op de koohrtofverbindingen toe te passen.
De organische ehemie werd nu de ehemie der
samengestelde radicalen, maar eerst door de
aUermerkwaardigste proeven van lAMff en
WöhUr over de bitter-amandelolie en de
hiermede verwante verbindingen weid de leer
van het radicaal naar behooren ontwikkeld.
Het radicaal werd nu besehreven als eene
atomengroep, welke als gemeenoohappeigkbe*
standdeel in eene reeks van verbindfaigen op-
treedt, sichalseen element met andereelementes
verbindt, in die verbindingen vervangen kan
worden door andere enkelvoudige liehamen
en londer ontleding in andere verbindingen kan
overgaan. Hierdoor verkreeg de organisehe
scheikunde eene haar toekomende idiMan-
digheid. De ontdekking van het dimorphis-
mus, van de isomerie, metamerieenpolymerle
was een prikkel tot verder ondenoek naar de
samenstelling der lichamen. Yooral deaethyl-
verbindingen werden het onderwerp van leven-
dige gedachtenwisselingen in verband met de
llieorie der radicalen. Dwmtu (1800 tot 1882),
LiMff (1808—1878) en WöJOêr (geboien in 1800)
bevorderden sedert 1828 op eene schittscende
wgse de ontwikkeling der organisehe chemie.
Inionderheid IMig awaaide als eerste schei-
kundige van sgn tgd den soheptor op het ge-
bied sgner wetenschap, en ign laboratorium
te Qiessen was de verzamelplaats van de
uitstekendsto leerlingen der scheikundenit alle
oorden van Europa. De denkbeelden omtrent
den bouw en de samenstelling der orga-
nische verbindingen onderlagen Intnssehen
eerlang eene groote verandering door de ont-
dekking der substitutie, welke innonderheld
Dmmoê, PèUffot, Eti^nmUi^ MmUiffnH en LawnHi
tot het doen van proeven uitlokte. Zamrmi
verbond daarmede sgne kemtheorie, welke
door €hiMm tot grondslag werd gelegd voor
zgn uitgebreid leerboek, dochdeondenoekingen
van lAêbiff en Qrakam over de meerbasisohe
zuren werden het fundament, waarop Jhimaê^
SCHEIKUNDE-SCHSKUimiaE YËBWANTSOHAP.
818
die imniddels het chlooraigiiEaiiroBtdekthad,
ifne typeiitkeorie bouwde. Daardoor yenrierp
hfl de dnaUBtlaehe zienswtfse van BênuUut.
Men had gerondeoi dat In eene organische yer-
Uiiding eleetro-poaltieTe waterstof door eleetro-
negatieif cliloor kan verrangen worden, sonder
dat die verbinding eene aanmerkelQlce yerande-
ringin eigenschappen ondergaat, en hiemlt blOlct,
datde eigenscluippen der lichamen aoo wel afhan-
keiyk syn van de eigenaardige rangselükklng
der atomen als van den aard en het aantal van
deae. De typentheorie werd dan ook met ffver
ontwikkeld en voerde heerachappO gedurende
eene reeks van Jaren. Voorts werd de voor^
niti^g der schelkande .niet weinig bevorderd
door de heniening der atoomgewichten, inge-
strid door Lmmrmt en Oerkard. Het begrip
„aAoom" was in den laatsten tt|d leer ondni-
del0k geworden, en in de school van Omdim
werden het stoeohiometrisch getal, aeqnivalent,
verbindingsgewicht en atoomgewicht voor woor^
den van deaelfdebeteekenis gebonden. Xonriii^
echter maakte onderscheid tosschen atoom,
moleenle en aeqnivalent, en toen men vervolgens
erkende, dat de atomen niet aeqnivalent waren,
maar eene verschillende verbindingswaarde
beiaten, kwam men tot de atomidteitstheorie
en tot de bepaling van de Joiste samenstelling
der lichamen vol^ns de hedendaagsche leer.
De ondenoekingen van KSkkU^ FraMtmdj
BêriMaty Mofiatm^ Wwri», Koliey LieUg
en WiMer en van vele Jongere scheikundigen
hebben niet weinig bgge^agen tot ontwikkeling
der scheikunde. De anorgisohe chemie ein-
delQk heeft in den Jongsten tyd een onschat-
baar hulpmiddel verkngen in de specteaal-
analyse, waardoor iQ nieuwe elementen ontdekt
en lelft over de beetanddeelen van verwV-
derde bemdliohamen een verrassend licht
verspreid heeft.
SoJieikiindige teekens. Beeds vroeg
bediende zich de alchemie, gedeelteltik ter
verkorting, gedeelteltik ook om lieh in een
geheimsinnig waas te hullen, van teekens,
die bepaalde stoffen of handelwQien aanduid-
dmi. Tegenwoordig echter maakt de weten-
schap gebruik van teekens, om de samenstel-
ling eener scheikundige verbinding, loowel
met betrekking tot de daarin aanweiige ele-
menten als tot het aantal en de groepeering
der atomen, eenvoudig en nauwkeurig aan
te wtlien. Teekens voor de elementen stfn de
beginletters hunner LatUnsche namen , en als 2
elementen deielfdebeginletter hebben,voegt men
ter onderseheiding eene tweede, kleine letter aan
de eerste toe. Voor koolstof (carbonium) ge-
bruikt men het teeken C, — voor kobalt (oo-
baltum) Coj — voor manganium het teeken
je», en voor magnesium Mg. Die teekens
wQien echter niet op onbepaalde hoeveelheden ,
maar slechts op Sm atoom. De verbinding alioo,
voorgesteld door HCl, bestaat per molecuul uit
éen atoom wateistofenéen atoom chloor. Bevat
eene verMnding meer atomen van hetaelfde
element, dan schrgft men het cgfer, dat zgn
aantal uitdrukt, aan de rechten||de onder aan
het teeken, iS Is het atoomteeken van sw»-
vel, O dat van auurstof, en 80^ de for-
mule van swaveldioxyde^ dat per molecuul
éen atoom swavel en twee atomen mur-
stof bevat Voorts is 80^ de formule van
swaveltrioxyde. De teekens deierverUndingen
wyien evenieer geene willekeurige hoeveel-
heden, maar steeds Sen molecuul der verbin-
ding aan ; wil men meer moleculen aanwV-
aen, dan plaatst men het eQfer, dat haar aantal
aanduidt, aan de ünkenUde voor de teekens.
Alioo stelt 2 H^SO^ twee moleculen awavdinur
voor. Te voren heeft men de murstofopkwel
door een punt en swavel door een streep boven
de letter van het scheikundig teeken aange-
duid. Treden elementen doorgaans als dubbele
atomen op, dan trok men, om dit aan te
duiden, in plaats van het cQfer 2 er rechts
onder te plaatsen, ook wel eene horizontale
streep door het atoomteeken.
Soheikundige verwantsohap (afSni-
telt) noemt men de oorzaken van de ver-
binding en van het verlK>nden biyven van de
atomen bti het ontstaan van scheikundige ver-
bindingen. Alle elementen vertoonen onder be-
paalde omstandigheden eene zekere nelging,
zich met andere elementen te verbfaiden, maar
deze neiging Is bQ alle elementen geensdns
even groot Kalium verbindt zich gemakkelflker
met zuurstof dan met zwaveL — Sm ▼o'-
bindt zich gemakkeltjker met chloor dan koper.
Deze verwantsch^ tusschen twee elementen
is in het algemeen te grooter naar mate haane
eigenschappen meer verschillen. Men heeft dit
verschil van eigenschappen meer duidemk
zoeken te maken in de electroehemisehe theorkL
en in de eleetrische spanningreeks, die met
zuurstof begint en met kalinn, eigenlDk met
eaesium, e£dlgt, geeft in het algemeen de
aiMand der elementen eene voorstelling
van hunne scheikundige verwants<^p. Hoe
verder twee elementen in deze ry van elk*
ander verwtfderd zUn, des te meer verschil-
len zQ in scheikundige eigenschappen. In de
laatste Jaren is de aandacht der sehdkundlgea
vooral gevestigd op de hoeveelhedea warmte,
die bg eene scheikundige verbinding wordt
ontwikkeld, al kan ook deze niet als maat
voor de affiniteit worden beschouwd. Ze ia
echter te grooter, naarmate ook de bestendig*
beid der gevormde verbinding grooter Is. Men
spreekt van eene emkdwmd^ soheikundige
verwantschiH;», wanneer 2 elementen zich recht-
streeks met elkander vereenigen. Verwarmt men
bitv. yzer en zwavel, dan verbinden zU zich tot
zwaveiyaer. Werkt echter tfzer op zwavelkwik,
dan ontstaat er een wedstryd tusschen de 8 ele-
menten zwavel, kwik en yzer, en daar zwavel
meer verwantschap bezit tot yzer, dan tot
kwik, zoo wordt het zwavdkwik ontleed,
en er ontstaat zwaveiyzer, terwyi metallisch
kwik zich afecheidt Hier kiêti als het ware
de zwavel tusschen de beide metalen, zoodat
men daaraan den naam ge^ van tnMwmê^
ImurvÊrwmUtdhap, Komen twee scheikundige
verbindingen met elkander in aanraking, dan
grypt ook wel eene dubbele omzetting plaats;
men bestempelt de oorzaak van zulk eene
ontleding met den naam van duUèU lemut'
vttwcmêMhtip. De scheikundige verwantschap
openbaart zich niet altyd op dezelfde wyze,
maar is van versehiUende omstandigheden
afhankeiyk. In de eerste plaats is voor het
tot stand komen eener verbinding eene innige
aanraking der deel^es noodzakeiyk; deze
verkrygt men door de lichamen in een vloei-
baren of gasvormigen toestand op elkander
te doen werken, ten minste door éen
814
SOHEIKUNDiaE YEBWAKTSOHAP-BCHELER.
YftB hm in dieo toestand te brengen, daar
▼acte liehamen niet op élkalr weAen (cor*
pora non agnnt nW floida). Men kan droof
koolioiff natriom net droog wgnateenBnor ali
een nitent 4|n poeder met elkander TerMen-
gen, londer dat er eene ontleding plaala heeft.
Dom aoodra men water op dat mengael giet,
ontwikkelt lieh kooliuor, daar in oploaring het
wtlnaleenimur het kooknor natriom ontleedt.
Ook het licht wQiigt de seheikondige Yorwant-
aehap. Een mengael van waterstoiisaa met
ofaloor yerandert niet In het donker; doch
in liet Toratrooide daglicht vereenigen zich
allengs de beide gaaaen, en onder den invloed
▼an de reehtstce^sehe lonneetralen Tomen
■O terstond onder ontploffing chloorwaterstot
CÜdoonnnr is in het donker eene besten*
dige Terbinding, welke intnssohen door het
Uoht neer spoedig ontleed wordt. DikwOls
ook openbaart aich de seheiknndige Torwant-
■ohap eerst bU Terfaooging van temperatnnr.
Kwik bluft in de lacht onTcranderd, nuuur bg
▼erwamüng yerbindt het dch langnmerhand
met mraistof tot rood kwikozyde, en dit laatste
wofdt bU nog hoogeren warmtegraad ontleed
in kwik en morstof. DikwQls ook wordt de
seheikandige Yerwantaohap gewtiigd door den
graad van oplosbaarheid en rlochUgheid der
Ikhamen. Lood b. y. heeft eene Teel gerin-
gere verwantsoh^^ tot anren dan kaliam;
wanneer men echter bQ eene oplossing van
aatnannr lood eene yan awaveliaar kaliam
voegt dan vormt het kaliam met het veel
iwiUwre aatfnsaar een lont, terwQl het tevens
gevormde iwaveliaariood Mt als <moplos-
baar nont aiheheidt Op die wOaé kannen in
het gehed niet of slechts weinig vluchtige
lichamen met awakke verwantschap bg ver-
hoogde tempeiataor vlochtige lichamen met
steifcer verwantschi^ alt honne verbindingen
oitdrifven. Deie verschgnselen staan in ver-
band met de wf^ifflng van het verloop der
leaetles van de op eikair werkende massa's der
stoflbn. Laat men b||v. veel chloorwaterstof op
flaoroaldam werken, dan ontstaat floorwater-
atof en ohloorealdam , . terwgi omgekeerd
bg de wericing van veel flaoi waterstof op
chloorcalehmi chloorwaterstof en flooreal-
ciom gevorssd worden. Leidt men water-
damp over verhit gier, dan verbindt aleh
dit laatste met de soorstof van het water en
de waterstof ontwgkt Bg eene andere verhon-
ding neemt men het omgekeerde waar; immers
wanneer men waterstof over verhit gserozyde
Iaat strgken, onttrekt sg aan dit laatste de
soorstof om hiermede water te vormen, en het
metallisch gaerbigft achter. Sommige lichamen
verooraaken op verschillende wtj^ de ont-
leding van andere, londer daarbg eene merk-
bare verandering te ondergaan. Chloonoor
kallnm bgv. wordt bg verwarming ontleed in
Boorstof en chloorkaliom; vermengt men het
echter met koperozjde of manganiomsoper*
ozyde, dan heeft die ontleding reeds phMts
bg veel lageren warmtegraad, hoewel het
bggevoegd ozyde volstrekt niet verandert
Zetmeel, met water en zwavelzaar gekookt,
wordt in soiker omgecet, maar aan het einde
der reactie vindt men het swavelzoor onver-
anderd terog. Men geeft aan dergeigke on^
ledingen den naam van eoniaeiwethmffên, maar
het verscbgnsel aelf wordt daardoor bigkbaar
niet verklaard.
Boheikundig labcnratorium is de naam
van het locaal, waar de seheikondige igne
proeven verricht Het. is vooralen van al de
hnlpmldd^en en toestellen, die hg daarvoor
noodig heeft en in alle opsichten opde meest
doehnatige wgie ingericht Als voorbeeld noe-
men wg dat te Leipaig, waarvan eene weriL-
tafel en eene aaal agn a4(ebeeld op nevens-
gaande plaat
Sohelde (De), in het Fransch JBp«m<,
eene rivier in Frankrgk, België en Neder-
land, ontsprinait in het Fransohe departeamnt
Aisne bg Oatdet, stroomt in eene noordéigke
richting door het departement do Nord, aan-
vankeigk Ungs het Kanaal van St Qóentin
tot aan Kamergk, waar dit laatste aleh met
haar vereenigt en ig sich als eene bevaarbare
rivier begint te vertoonen, om dch voorts iMt
de Somme en Oise te verbinden. Beneden Condé
bereikt ag België, kronkelt er door de pro-
vinciën HenegoawenenOost-yiaanderen,welk
gewest ag van West-Ylaanderen en Antwerpen
scheidt, en oversohrgdt daarna de grenaen
van ons Yaderiand (zie NÊéUrUmi). Vi heeft
eene lengte van 480 Ned. mgi, en daarvan
agn 840 bevaarbaar. Tot de voornaamste sg-
rivieren behooren in Frankrgk de Scarpe en
dcBimelle, — in BelgiëdeLeiOnhetFransidi
de Lys) en de Dorme, de Ronne, de Dender
en de BopeL Zg is bg Dendennonde 190 en
bg Antwerpen 660 Ned. el breed en Uer ter
plaatse bg vloed 16 Ned. el diep. De belang-
rgkste steden aan de Schelde a|^ ia Frank-
rgk: Kamergk, Yalencgn en Oondè, — in
België: Domlk, Oodenaarde, Qent eo Aat-
werpen, — en in Nederland: Ylissingen. Yan
1648 tot 1792 kenden de Nederlanders sich het
recht toe, de Sdielde te siniten, en sMn heeft
ook na 1880 pogingen aangewend, om dat
recht te handhaven. Daarvan is eehter geene
sprake meer, en ook de Scheldetol werd reeds
lang afgeschaft
Scheler (Johann Aogost Holdreich), een
Belgisch letterkondige, geboren den 6den
April 1819 te Ebnat (canton St GaUen la
Zwitserland), beaodit het gymnasinm teStotl-
gart, stadeerde te Erlangen, Bonn en Mttn-
chen en werd in 1889 tweede en in 1868
eerste Mbüothecaris van den Koning van
België. Ook onderwees hg het Daltaoh aan
het Koninkigk geain aldaar en is sedert 1877
tevens hoogleeraar aan de vrge nniverslteit
te Brossel. Yan 1866 tot 1866 redigeerde hg
het „Bolletin do BibUophile bdge** en van
1864 tot 1867 gaf hg den: «Annnaire statisti-
qoe et historiqoe beige** in het licht Yoorts
leverde hg: „Dietionnaire d* etymologie flraa-
caise (1869; 2de drok, 1876)", — ,,Ezpo8Ödee
lois sar la transformation fhm^aise des mots
latins (1876)**, — ,,La mort do rol GKirmond
(1877)**, — „Aigar et Morin (1876)**, — „Dits
et oontes de Baadooln de Oondè et de son
flls Jean de Condé (1866—1867, 8 dln)**, —
„Dits de Watriqoet de Ooovin (1868)*', — „Les
poésies de Frolssart (1870-1872, 8 dln)*', -^
„Adénés Ie Boi, les enAuice80gier,BertiManz
grans pies, Boevès des Comarchis (1874, 8
dln)*\ — „Troavères belges dn Xn et Xm
siècle (1876—1879)**, — eene vierde nitgave
van het „Btymologisches Wërterbaoh (1878)**
van IHm^ — en het laatste deel der: „Die-
SCHEIKUNDIG LABORATORIUM.
1. Afbeelding van eeno werktafel met vier plaatsen in het laboratorium der Universiteit te Leipzig.
2. Afbeelding van eene zaal in het laboratorium der Universiteit te Leipzig.
Bij het artikel : Scheikmuluf iHrx.nttonum.
Utlüuatreerde Kiu-ycloimedlv. 'Jde druk.
SCHELER-8CHELLING.
81»
tioniMiire d* etymologie de Ut langve waUoDse
(1880)** YU €hram^eifftuuiê. Hg is Ud yu de
BelgiBeke Aodénrie Tan Wetenaeluippeii.
Mhélfhout (Andries), een nitatekead
Kederlaadseh landachapeehilder, geboren te
*sGfaTenliage in 1787, ontwikkelde lich aan
de hand der natanr hoofdiakeltlk door eigen
oefening. Op de tentoonstdling van 1817 ver-
raate hit de knnttkennera met aolk een roor-
treffeltlk doek, dat htf aanstonds groeten roem
▼erwiert In 1819 behaalde hti te Antwerpen
den hem eenstemmig toegekenden prlfa der
Aeadómie met een Geldersch landschap by
lonsondergang. Ock te Qent, *sGrayenhage,
Brossel, Bmgge ena. verkreeg hy medailles
en werd lid van alle Academiën yanSchoone
Kunsten in de Nederlanden, zgne stnkken
waren bet sieraad der tentoonstellingen en
werden aanstonds door konstvrienden aange-
kocht. Met winter- en aomerlandsehappen,
■ee- en haTenstnkken yeriioogde hy telkens
ayn roem. Zyne schilderyen syn aorgmldig
bewerict pa ondersdieiden lieh door een nit-
mnntend perspeetief; door correcth^ vantee-
kening en door waarheid van koloriet Hy
overleed te *s (ïravenhage in 1872.
Sohellak, rie onder Oüm.
Sohèller (Immanoêl Johann Geriiard),
een bekend lexksograaf, geboren den 2Men
Maart 1786 te Ihlow in de provincie Bran-
denborg, studeerde te Leipiig, werd in 1761
reetor van het lyceum te Lubben in de
Nederlausita en in 1771 van het gymnasium
te Brieg in SUeaië, waar hy den Men JuU
1808 overleed. Zyne voornaamste werken sym
9 Ausflihrlicheslateinisch-deutsches und deutsoh-
lateinischea Wörterbueh (178S— 1784, 8 dln:
8de druk, 1804-1806, 7 dln)" — en een
«JiUteinisch-dentBches und deutseh-lateiniaehes
Handiexikon (1792, 2 dl)**, wdk laatste een
groot aantal verbeterde uHgaven beleefd heeft.
Daarenboven schreef hy: „Observationes in
prisooB seriptoree (1786)**, — „Anleitung, die
alten Schriftateller in den Sehulen lu erkUlren
(1770)**, — en „Ausffihrllche lateinische Spraoh-
lehre (1779; 4de druk, 1808)**.
Sohellixig. Onder deien naam vermelden
wy:
Pi^Ur MM der SekéUiÊi^, een verdiensteiyk
Nederlandsch geschied- en oudheidkundige,
geboren in het laatst der 17de eeuw en den
sohoonsoon van OonuUi imm AUcewtade (sie al-
daar). Hy promoveerde in de rechten, volein-
digde syne stadion in de theologie en was
vervolgens werkaaam als predikant te Nyme-
gen, Oorinchem en Oouda. In 1726 echter vroeg
hy ayn ontslag, om aich uitsluitend aan de
studie der geschiedenis en oudheidkunde te
wyden. Hy vervaardigde Nederlandsche en
Latynsche gedichten en aond met ayn schoon^
vader onderscheidene werken in het licht
Tot de belangrykste geschriften van ayne hand
behoort: «Hollandsch tiendrecht of verbande-
Ung van het recht tot de tienden, toekomend
aan de Chrafeiykheid en de Heeriykheden van
Holland en West Friesland (1727)**. Hy beaat
eene keurige en kostbare veraamelhtg van
boeken, handschriften en munten en overleed
waarsebyniyk in 1761.
Friêdriek WUkdm Jostph wm SchMmg, een
beroemd Doitsch wysgeer, geboren den 27sten
Januari 1766 te Leonberg iu Würtemberg.
Hy studeerde te TfllOngen en Leipaig, aag
^h in 1798 op aanbeveling van WUkU en
GHfikê benoemd tot buitengewoon hoogleeraar
in de wysbegeerte te Jena, waar hy vriend-
sehappeiyke betrekkingen aanknoopte met de
gebroeders Ml^eL maar aanvaardde wegens
<meenigheid met de redacteuren der „Allge-
mefaie Literatuneitung** in 1808 een beroep
naar Wttraburg en in 1808 de betrekking van
secretaris generaal der Académie van Beeld^de
Kunst te Münohen, waar Koning Masomüitum
Jo§6pk hem brieven van adeldom verleende.
Wegene een lette^undigen twist met F, S.
JaeoHj president der Académie, verliet hy in
1820 Mflnchen met veriof en hield eenigen
tyd voorleaingen te Erlangen, totdat hy in
1827 benoemd werd tot hoogieeraar in de
wysbegeerte met den titel van geheim Hofkaad
aan de universiteit te Mflnchen. Hier werd
hy eerlang gdtoimraad in werkeiyken dienat,
vooraitter der Koninkiyke Académie van We-
tenschappen en conservator derwetensehappe-
ly ke veraamelingen. In 1840 echter riep Konfiig
FHêdridk WiOdm VI hem naar Beriya. Aan
de universiteit aldaar opende hy met verba-
aenden toeloop ayne voorieaingenoveryPiiiio-
Bophie der Mythologie und der Oflènbarung**,
welke, door JPmdui aonder toestemming van
aékdUng in het licht geaonden, aanleidiag
gaven tot een netelig rechtsgeding. Daardoor
gekrenkt, legde hy iyne betrekking neder en
woonde vervolgens by afwisseling te Beriyn,
Mflnchen en elders. Hy overleed den 20stea
Augustus 1864 te Bad £^Bta in Zwitserland,
waar MaanÊmliaam 11^ koning van Beteren,
in 1866 te lyner eer een gedenkteeken deed
verryaen. Als uitstekend schryver heeft hy
op meer dan éen geliied van wetenschap met
roem gearbeid. Zyne wysbegeerte heeft intus-
schen wegens ayne prikkelbaarheid aoo vele
wyaigingen ondergaan, dat men haren stichter
niet ten onrechte met den naam van «Protens**
bestempeld heeft. Zy strekt aioh uit over twee
mdperken, welke door de in 1809 versohenen
verhandelbig : „Ueber das Böse** gescheiden
ayn en door hem aelven de negatieve en po-
sitieve, door anderen met meer Juistheid de
panthélBtische en thèïÉtische worden genoemd.
In het eerste, waarin aich de invloed van
FiMê doet gelden, is hy, evenals deae,
doordrongen van het denkbeeld, de wysbe-
geerte als de wetenschap der rede te beschou-
wen, en in het tweede, waarin hy volgens ayne
eigene veraekering tot Ktuti nadert, beVvert
hy aich, haar als eene de grenaen der rede-
lyke kennis overschrydende, positieve weten-
aehap te behandelen. In beide tydperken ont-
waart men het streven, het geheel der weten-
schap uit éen enkel beginsel stelsehnatig af
te leiden, evenwel met dit onderscheid, dat
dit laatste fai het eerste tydperk (phUoaophie
:= wetenschap der rede) werd aangemerkt
als {» de rede celve gelegen (immanent, ratio-
neel), aoodat de gevolgen ook door de rede
konden gevat worden, — in het tweede (phi-
loeophle = positieve wetenschap) daarentegen
als hove» en Mém de rede bestaande (tran-
scendent, bovennatuuriyk), waarin de gevolgen
vry, onbepaald (afhankeiyk van den wü) en
alaoo enkel door ervaring (geschiedenis en
openbaring) te doorgronden ayn. Het beginsel
der wysbegeerte is (in het eerste tydperk)
816
SCHELLING.
in oTereenstemming met de oonpronkelOke
wetensohapsleer van FiektSy het scheppend ik
all het eenige, werkeiyk bestaande, door welka
rnstelooB rereenigende en sebeidende werk-
ttamheid het geheel der wetenschap als het
eenlg-werkelQke tot stand komt, aoodat it|n
stelsel den naam draagt van idealismns. Terwjll
echter FiMê het ih als iets menscheiyks be-
schouwde, werd het van den beginne af door
ScMdlhff opgevat a]shetalgemeeneenci6foI«^
welks onbewuste scheppingskracht de stoflSe-
IQke natnor, welks bewnste scheppingskracht
de ideale wereld der geesten voortbracht, aoo-
dat het ideale en werkelDk bestaande, als
«itingen van het absolute, denieUden oorsprong
hebben. Het eerste is het onderwerp der na-
taorigke wOsbegeerte en het tweede Ugt be-
sloten in het transcendentale idealismns, waar-
door SehOlui^ het stetoel van FiekU wilde
verklaren. De leer der identiteit van die
beide gedeelten (het ideale en het werkeigk
bestaande) vormde den inhoud der bekende
„identiteitsphilosophie*', welke ScktUinff in
het „Zeitschrift fttr specnlative Physik (1801)'*,
voorts in lyn „Brnno" en in de „Voriesungen
fiber die Methode des Akademischen Stndiums
(1802)** ontwikkelde. Zyn stelsel had een op-
merkeiyken invloed op de natunrigke wOsbe-
geerte; immers door de natuur als een onbe-
wnst-scheppenden geest en alzoo de werk-
laamheden der natuur als onbewuste werk-
laamheden des geestes te beschouwen, loekt
kH met den fakkel der door FiMe verkondigde
wetenschap licht te verspreiden op het in-
wendig wexen der natuur. GeVfk het weten
geensjbis dood i^ maar door wryving van
denkbeelden onophoudel|tk schept en verder
voortschrydt, loo is ook de natuur geen
levenloos geheel, maar ontwikkelt zich des-
geltks door de onverpoosde werking der
elkander lomisende natuurkrachten. Er is in
de natuur een streven tot uitietten en in-
krimpen, en uit de wederz||dsehe spanning
ontstaat de stof. Het eerste streven wordt
met dat van het licht, het tweede met dat
van de zwaarte vergeleken, — en beide
wederom met de overeenkomstige bewnste
werluaamheden, het aanschouwen en gevoe-
len, uit wier wederzydsehe spanning de voor-
stelling ontstaat. QeVik uit deze laatste funetiSn
bU voortgezette werkzaamheid des geestes alle
overige verschünselen van het zelfbewuste
leven geboren worden (denkbeeld, oordeel,
besluit), zoo vloeien uit de verdere werk-
zaamheid der natuur alle voortbrengselen der
schepping voort (onbewerktuigde natuur, leven
der natuur, zelfbewustheid) als machten der
stof uit het werkeiyk bestaande leven van het
algemeene of absolute ik (wereld-«Jb). Het
hoogste daarvan is het op de hoogste trap
(in den mensch) ontwakende bewustzyn, waarin
de tot hiertoe onbewuste, maar weldadig
werkzame natuurgeest (wereldgeest) als het
ware de oogen opheft en zich zeiven, het
eenig we^ellk bestaande, tot een voorwerp
van zyn aanschouwen (van het ideale) ver-
heft. Alsdan begint van de zyde van het zich
(als mensch in het heelal) zelf aanschouwende
absolute een nieuw, aan het natnurprocès,
waarin het absolute van trap tot trap tot het
volkomenste natuurproduct (den mensch) op-
klimt, geiykvormige procös des geestes, waarin
het in den mensch belichaamde en alzoo im
een gedeelte der natuur herschapene (tot ein-
digheid gebimchte) absolute zich tot volkomene
bewustheid van zyne oneindigheid envrgheid
verheft. Qeiyk het verloop van het eerste
proces de geschiedenis der natuur en de wor-
ding van den mensch omvat, zoo behelst het
verloop van het tweede de wereldgeschiedeni»
en de Gk>dsontwikkeüng, na wier voleindiging
„€k>d zyn zal**. De verschillende vormen van
dit laatste verloop zyn, evenals die van het
natuuriyke (onbewerktuigde natuor, bewerk-
tuigde natuur, menstdiheid), van geleideiykeii
aard, aoodat het absolute aanvankdyk (otajee-
tief ) in het kleed der zichtbare natuur (in de
werkeiykheid, zichtbare Gk>den, Heidendom)^
— daarna (sul^ectieO in de gecbiante van een
onzichtbaren geest (ideaal, on^niyke Gkid,
Christendom), — en ten slotte als éen met
het erkennende (subH>bJeetieO wordt gehul-
digd, waardoor tevens de 8 openbaringsvormen
van het absolute: kunst, godsdienst en wys-
begeerte, — en de 8 hoofdtydp<)rken der
wereldgeschiedenis: oude, middeneeuwsche en
nieuwe geschiedenis, aangewezen worden*
Deze pantheïstische wysbegeerte werd door
SekeUinff in het tweede tydperk verzaakt en
tot een ondergeschikt deel van het geheel der
wetenschap vernederd, want daar men zich
€k>d, die volgens de vroegere uitspraak van
SdkéUimg eerst aan het einde der ontwikkeling^
„zyn zal**, wel ab het hoogste van ons den-
ken, maar niet als het resultaat van een
objectief proces Ican voorsteilen, zoo volgt
daaruit, dat de geheele wysbegeerte ten op-
zichte van zich zelve den weg der dwaling
bewandelt, daar zy het aangewezen procöa
(de CK>dwording) als werkeiyk bestaande
(reëel) heeft beschreven, terwyi het niets an-
ders dan iets ideaals (op het denken berus-
tende) kan zyn. Het resultaat der op de rede
gegronde wysbegeerte, welke hy om die
reden eene negatieve noemt, is alzoo niet
iets werkeiyk bestaands, maar enkel een
voortbrengsel van het denken (geen werke-
lyken God, maar enkel eene g<^Bgedachte)»
De werkeiyke wereld, zooals zy is en voor
de wysbegeerte een voorwerp van onderzoek
uitmaakt, kan immers niet ontstaan zyn uit
eene eenvoudige gedachte, maar alleen uit een
objectief beginsel (uit den werkeiyken €k>d^
niet uit een denkbeeld van God). Alzoo keerde
SokeUing, volgens zyne eigene verklaring, tot
het door ^tmt in ^ne critiek van het onto-
logisch bewys voor het bestaan van God aan-
gevoerde beginsel twug, dat men van het
denkbeeld niet besluiten kan tot de werke-
iykheid. Terwyi de negatieve wysbegeerte
eerst aan het einde God als beghisel bezit^
heeft de positieve wysbegeerte van den be-
ginne af God tot beginscL God is de absolute,
allereerste oorsprong, wiens bestaan om die
reden niet kan bewezen worden, terwyi daar-
voor ook geen bewys noodig is; ook kan Hy
aan geenerlei noodzakeiykheld onderworpoi
wezen, en was dus niet gedwongen, eene
wereld te scheppen. Dit kan alzoo enkel het
gevolg wezen van eene vrye daad en alleen
het voorwerp onzer ervaring. Het is alaoo de
taak der positieve philosophie „door een
onbevooroordeeld denken op redematige wyae
het door ervaring geblekene niet als het mo-
SCHELLIKG— SCHELTEMA.
817
geigke, io(MÜ8 de negatieve wQflbegeerte, maar
al8 het werkeldk bestaande te erkennen.*'
Alioo dient de pkilosophie kennis te nemen
▼an de oorkonden der openbaring en sQ moet
het daarin als ymcht der ervaring voorge-
Btelde afleiden nit God, als de oorspronkèlllke
bron yan de ervaring. Daar nn van alle bQ
ervaring gebiekene feiten der aan eene open-
baring geloovende gescliiedenis geene met het
bestaan van een goddel|tken Schepper in strgd
seh^nt te weien, dan het bestaan van het
^booae"' in de wereld, aoo was het zeer na-
tonriyk, dat de omkeering in de philosophie
van SdkéUii^ een aanvang nam met cUens
.Untenmchimgen über das Wesen der menseh-
Uchen Freiheit (1809)**, waartoe bg aanleiding
vond in zyne kennismaking met de geschriften
van Jidcób Bökme, Daar men sich trouwens God
evenmin kan voorstellen als de oorzaak van het
kwaad en het tevens ongerQmd zon wezen te be-
weren, dat het kwaad zonder oorzaak is ont-
staan, zoo kan men zOne oorzaak slechts zoeken
buiten God, en daar men buiten God niets
denken kan, dat van Hem onafhankelOk is,
zoo kan die oorzaak, hoewel in God, enkel
in eene niet-GodzQnde bron gelegen wezen.
Dat onderscheid tnsschen iets, dat in GN>d is,
en toch God niet is, doet ons, tot de verkla-
ring van den tegenwoordigen, door den in den
BQbel beschreven zondeval gewrochten toe-
stand der menschheid, de aandacht vestigen
op den aan onze geschiedenis voorafgaanden
tyd, waarin door het ontstaan van Adam als
den oorspronkeiyken mensch de volmaakte
schepping eener in God beslotene wereld vol-
eindigd werd. Tegenover deze door den god-
delQken wil te voorscl4|n geroepene staat de
buiten God aanwezige, door de van GN>d niet
gewilde, maar ook geenszins niet gewilde,
maar toegelatene omverwerping van het al -eene
(uni versio) door den zondeval van den (oor-
spronkeiyken) mensch te voorschyn geroepene
werkeiyke en booze wereld (universum, per-
versum). De terugkeer van deze tot de oor-
spronkelijke eenheid met God neemt in *s men-
Bchen bewustheid eerst een aanvang in eene
voorstelling van verschillende Goden, zooals
wy opmerken in de mythologie der Heidenen,
maar wordt voleindigd in de (^nbaring van
Ciiristus, als de menschheid en de geheele schep-
ping tot Gkid terugvoerende. De voorstelling
hiervan is by SeMUnffj als philosophie der
openbaring, de sluitsteen en de kroon van
zyn geheele stelsel, -— zy brengt ons tot een
^Sgeerigen, dat is vry en en waren, godsdienst
des geestes. — Tot de volgelingen van SoM-
Umsf behooren Btffel, Saader, Troxler, Stêffem,
Oörres^ OJceu^ Wiitduekmann^ Sohubert, ScHgèr^
Comm enz., — onder de geneesheeren Röteik'
laub^ Marcui en JEtehenmayer^ — en onder
de Juristen StakL en Pnehta, Van de geschrif-
ten van Sóktiling vermelden wy: „Ueber Mö-
glichkeit einer Form der Philosophie über-
haupt (1794)*', — ,,Ideen zu einer Philosophie
der Natur (1797; 2de druk, 1803)**, — „Von
der Weltseele (1798; 8de druk, 1809)*', —
„Erster Entwurf eines Systems der Natur-
philosophie (1799)**, -— ,,Einleitung zu dem
Entwurf der Naturphilosophie (1799)**, — „Sy-
stem des transcendentalen Idealismus (1800)**,
— „Ueber das Verb^ltnis des Realen und
Idealen in der Natur (1806)**, — „Ueber das
YerhUltnis der bildenden Kttnste zur Nator**,
— en .Ueber die Chyttheiten von Samothrafce
(1816)* . Zyne gezameniyke werken versche-
nen in 1856 tot 1861 in 14 deelen.
Karólinê SóhéUing^ de eerste echtgenoot
van den voorgaande en de dochter van den
hoogleeraar MuAaêliiy tevens éene der meest
bei^fde vrouwen van haren tyd. Zy werd
geboren den 2den September 1768, trad in
1784 in het huweiyk met den geneesheer
BöhÊMT te Klausthal, vertoefde na diens dood
(1788) te Mainz, waar zy omging met B. For$Ut
en zyne vrienden, werd na het veroveren dier
stad door de Pruisen wegens hare repnbli-
keinsche gevoelens in de vesting Eron1>erg
opgesloten, trad in 1796 in den echt met
A, W. Sokle^a en was door geest en hart
het middenpunt van de aanhangers der roman-
tische school te Jena. Nadat zy in 1808 door
minneiyke schikking van haren tweedenman
gescheiden was, huwde zy met SeheUimg^ volgde
hem naar Wttrzburg en overleed den 7den Sep-
tember 1809 op eene reis naar Schwaben te Manl-
bronn. Zy leverde onderscheidene letterkundige
opstellen en vertalingen, en hare geeetryke brie-
ven zyn in 1871 in 2 deelen onder den titel:
„Karoline" door Waitt in het licht gegeven.
Sermann von Schelling^ Jongsten zoon van
den wysgeer en geboren den 19den April 1824.
Hy bezocht reeds op 15Jarig6n leeftyd de
universiteit, promoveerde te Beriyn in 1842
op eene dissertatie: „De Solonis legibus apnd
oratores Atticos**, werd geplaatst by de ma-
gistratuur te Beriyn, toen by het departement
van Justitie aldaar, vervaardigde een: „Ent-
wurf einer Strafproceszordnung für denpreo»'
zischen Staat (1865)*', zag zich in 1866 benoemd
tot referendaris, in 1874 tot president van het
Hof van Appöl te Halberstadt, in het volgend
Jaar tot vice-president van het HoogeHofvan
Pruisen, in 1877 tot onderstaatssecretaris in
het departement van Justitie en eindeiyk in
1879 tot i taatssecretaris van die afdeeling
van bestuur.
Schelpdieren en Schelpen, zie Wték-
diermi,
Scheltema. Onder dezen naamvermeiden
wy:
Jaoobus Schêltemat een verdiensteiyk Neder-
landsch geschied- en oudheidkundige, geboren
te Franeker den 14den Maart 1767. Hy stu-
deerde aan de hoogeschool in zyne geboorte-
plaats en vestigde zich aldaar als advocaat.
Als yverig patriot verliet liy het land by de
komst der Pruisen in 1787, doch keerde na
verloop van 2 Jaar terug en vestigde zich
korten tyd als koopman te Amsterdam. In
1795 bracht de Omwenteling hem op nieuw in
Friesland; hy beyverde zich, aldaar de nieuwe
orde van zaken te bevestigen, zag zich be-
noemd tot lid der tweede Nationale Vergade-
ring, doch werd in Januari 1798 met anderen
op het Huis in *t Bosch gevangen gezet en
eerst na 28 weken ontslagen. In het volgende
Jaar erlangde hy eene betrekking in het de-
partementaal gerechtshof te Kampen en werd
in 1802 lid van den Zeeraad te *sGravenhage.
Na de ontbinding van dezen benoemde iSldUiii-
meifieiminek hem tot lid van den Baad voor
convooyen en licenten, en Koning Lodewigk
verplaatste hem naar Amsterdam met den titel
van commies-generaal der convooyen en licen-
818
SCHELTEMA.
ten. Hy bekleedde die betiekkiiig tot 1810.
ea werd toea Trederechter to Zaaadam. Ns hei
befstel oaaer onafhaakeltkheid werd hg be-
aoeaid tot griffier vaa het Hoog Gereehtihof
yaa flaaaciSa ea leeiakea to *feOraTeahage,
ea aa de opheffiag daarvaa ia Janaari 18S0
tot griffier bg het Hoog Hilitairgerechtriiofto
utrecht, waar hg dea 25itea Oetober 18S6
oyerleed. Yaa igae geachriftea aoemea wg:
„Naowkearig bericht vaa het Tolksfeest to
Fraaeker op dea 6dea Maart 1796 eni. (1796)**,
— «LeTeaéBchets vaa Simoa Stgi (1804)*', —
^Staatkaadig Nederlaad (1806, 2 dia)**, —
„Aaaa ea Maria Teiselachade (1809)". —
„Peter de (ïroote, keiier yaa Raslaad, ia
Hollaad ea 7«aaadam ia 1697 ea 171S (2 dia
1816; dde drak 1842)**. — „Yergeigkiag yaa
de aftchnddiag yaa het Spaaaache Jak ia 1672
met die yaa het Fraasche ia 1818(1814)",—
„Alexaader, keiier yaa Boslaad, ia Hollaad
ea te Zaaadam ia 1814 (1816)**, — „Beaioe-
digiag der Nederlaaden m de laadiag yaa
Boaaparto (1816)**, — „De laatste yeldtoeht
yaa Napoleoa Boaaparte (1816)", — „Boslaad
ea de Nederiaadea, beschoawd ia denelyer
wederkeerige betrekkiag tot dea Jare 1724
(1819, 4 dia)*', — „Geschied- ea letterfcaadig
meagelwerk (1826—1886, 6 dia)**, — „De
aitrastiag ea oodergaag der oaoyerwiaaeigke
yloot yaa FiUps H ia 1688 (1826)*' — „(}e-
sehiedeais der hekseaprooessea (1828)'*, —
„Verhaadeliag oyer het bewerkea yaa dege-
sehiedeais der Nederlaaden (1880)**, — „Oyer
de yolksgebrnikea der Nederlanders bg het
yrgea ea tronwea (1880)'*, — ea „Bericht en
beoorde^iag yan het werk yaa mr. C. A.
Sohaab, getiteld: de geschiedenis en nityin-
dtng der boekdrnkkanst door Johann Gens-
fleisch, genaamd Gattenberg te Menti (1832)**,
beneyens een groot aantal opstellea ia tgd-
schriften, dagbladea ens.
PamUtê Owmêlu Sehdtêmctj een broeder yan
den yoorgaaade. Hg werd geborea te Frane-
ker dea 14den December 1762, was secretaris
yaa Wgmbritseradeel ea aotaris te Saeek,
yeryolgeas oatyanger der Egksbelastingen in
yerschUlende gemeenten en oyerleed te Fra-
neker in Jnli 1836. Hg gyerde leer yoor de
yerbetering yaa den laadbonw ea sag agne
prgsyerhandelingen oyer dat onderwerp tot
twaalftnaal toe met goud of AXvet bekrooad.
Gok schreef hg eeae „Yenameling yan spreek-
woorden, geaegden en aneodoten enz. (1826
ea 1881; 2 stokken)".
PieUr SehdUmoy een yerdiensteigk Neder-
laadsch ondheidknndige. Hg werd geboren te
Amsterdam den 16den Jali 1812, stodeerde
en promoyeerde te Utrecht in de letteren,
was eeaigea 4^ werksaam alspraeceptoraan
het gymnasinm te Middelburg en aag zich
yeryolgeas beaoemd tot stedeigk en proyinciaal
archiyaris la agae geboortestad. Hg schreef:
„Oud en nieuw uit de yaderlandsche geschie-
deaia en lettorkunde yeraameld (1844 en 1847,
2 dln)", — „De BeuTsyan Amsterdam (1846)'*,
— „Hendrik yan Brederode to Amsterdam in
1667 (1846)", — „De gzeren kapel der oude
Siat-Nicolaaskerk (1848)", — „Het leyen en
de letterkundige yerrichtingenyan den geschied-
schrgyer Jacobus Scheltoma (1849)", — „De
Graaf yaa Leicester te Amsterdam in de Jaren
1686 ea 1687 (1861)", — „Bembraadt, rede-
yoeriag oyer bet leyea ea de yerdlMsteayaa
Bembraadt yaa Bfa (1868)", — „Aematola
oadheid of gedeakwaardigfaedea yaa AoMterw
dam (1866—1871, 6 dia)", — ea „Het archier
yaa Amaterdam beschreyea (1862)". HQ was
ridder der orde yaa de Eikeakrooa ea yaa den
Nederlandachea Leeuw ea oyerleed te Am-
aterdam ia dea aaayaag yaa Februari 1886.
GmW 8Uom Adama wm /SbMtana, eea yer-
dieaateigk Nederlaadach letterknadigeeadloh-
t«r, geborea te *s Grayeahage den 28atea
Jaauari 1816. Na het yoleiadigea agaer godge-
leerde atadite te Lddea werd hg achteryolgmia
predikaat te Golyasplaat, Hoorn en Aauterdam
(1849), waar hg tot 1880 werkzaam was,
waarna hg aich to Arnhem yeatigde. Sedert
1869 is hg secretaria yaa het Nederiaadseh
Tractaatgeaootaohap ea redaetear yaa dea
„Bgbelachea Almanak." Ook was hg bg her-
haliag lid yaa het hoofdbeatour der Neder-
landsche yereeniging tot afiMhaffing yaa
sterkea draak en in 1826 éen der yier atieh-
ters yaa de Nederlaadsohe Zoadagsschoofyer-
eeaigiag. Hg schreef: „Immaaufil, keratdaga-
teeatUed (1846)", — „Leaaea yaa leyeaawga-
heid, eene geordende diehterigke Moeadeziag
ait Salomo*a Spreaken (1848)'*, — oaderachei-
dene keridiederen in den gezaagbuadel der
Herateld Eyangeliach Lutherache gemeeate,ea
ia dea aieuwen Gereformeerden bundel, —
„Hulde aan Willem Egeling (1868)**, — „Per-
petua" en „MUea Stondiah (1869)", dithuttato
naar LongféUow^ — „Yrieadschapaaaadeaken.
aanteekeningen op eene reis door Engdaad
ea Schotland (1862)", — „Wat goeda tk
ia den yreemde aag. Schetsea uit de rei»-
portefeniUe (1864, 2 dia)", — „KiaderUederea,
Dieffenbaeh nagezongea (1870)", — „Natuur
ea leyen, 46 tweestemmige liederen yaa
DleiTenbach (1870)", — „In het land der
yreemdelingachap, zaagea des gelooft (1870)",
— „Yoor huis ea school, liederen (1870, 2
dln)", — n^^fi^t den Heer, yieratemmige lie-
deren (1878, 2 dln)". — „Dient den Heer,
liederen en yerhalea (1878)", — „Hetyerhoor
yan air Jaspar (1878)", — „Oas gesangboek,
psalmen en gezangen yoor bgzonder en open-
baar gebruik (1874)", — en dulzende aadere
gedichtea, bgdiagea ia Jaarboeldes en tgdsohrif-
ten, enz. Zgne hoofdyerdienste eyenwel ia
gelegen is 't geen hg deed en nóg doet op het
bied der „inwendige zending", nameigk tot
bestrgdiag der drankgewoonte in ons yolk,
tot aankweeking yan gezonden godsdienstigea
zin, tot yerhefflng yaa dea yolbazang, «m.
MiekM WUkdm Sehdtêma Bvertuoo», eea
yerdienstoigk Nederlandsch philaathroop, ge-
borea to Amsterdam den 18dea Oetober 1826.
Hg ontying zgne opleiding aldaar aan het
seminarium der Bemoastranten ea was achter-
yolgens predikaat to Nieuwkoop, Zwammer-
dam, Woerdea ea Dockum. Hg schreef onder-
scheidene opstellen in „Woorden yan stichting
(1860; 2de druk 1867)", — yoorts: „Schetsen
(1866; 2de druk 1867)'' — „Nieuwe bundel
schetsen (1878)", ^ „(ïeaohiedenis yan de
eenigde Christeigke (Gemeente te Dockum in
1796 (met dr. P. O, van WijJc^ 1874)",—
en onderscheidene stokken oyer de „Weezen-
yerpleging", terwgi hg als oprichter, direo-
teur en secretoris yan de Maatschappg tot
opyoeding yan Weezen in het huisgndn de
SCHELTEafA-SOIElIACHA.
81»
dier osdflriooieB sooTeél mogel)^
loaict te behartigeii. Eenige Jaren geleden heeft
14 Mk hiemaa geheel en al gewQdt ^e
predikaaMetrekklBg aedeigelegd en lieh te
Amenfoert gereetigd.
Sohi^tiiiga is de naam yan een aanaien-
Itfk Frieeeh geelaoht. Yan de leden noemen
wf: SekêUê SckêUUaa yan Hoiium, een gie-
rig aanhanger yan den Hertog yan Saksen ;lMi
yeroyerde in 1498 met Takê 9am Semuira en an-
deren yandiepart||destinsenyanl{MMl;J<Bafto
te Eestnm en yan Auke JaaHa te Wetsens,
werd lid yan den Hertogeigken Baad en griet-
man yan Kollnmerhand, Aohtkanpelen en
DantnmadeeL HQ belegerde en yeroyerde yoorts
het hnte yan JPopke Moekema^ was in 1604 éen
der eerste onderteekenaan yan den renyer-
saalbrief yoor den Hertog yan Saksen en
werd met Aêtge «o» Hoxwiefj in dat Jaar be-
yelhehber der Friesehe hulptroepen, ter be-
Mdiftking gesteld yan Graaf JBdtcard yan Oost-
Friesland. Op de lust der edelen yan 1606
komt hQ yoor als eddman yan Dantamadeel.
Daar hg standyastig de partg der Saksers aan-
kleefde, werd in 1616 sgne stins te Rinsa-
mageest door de Gelderschen ingenomen, en
in 1646 yenette hg lich als Ud der Frie-
sehe Staten tegen *s Keisers inbreuk op de
priyilegiën en reehten des lands. — Livimê van
StMüngaj in 1620 lid der rekenkamer en in
1097 secretaris der Staten yan Friesland. Hg
werd eorator der académie te Franeker, trad
in het hnweigk met Anna de Blocq en oyer-
leed den 17den December 1660. — DqêM de
Bloeq wm SMUingay geboren den 21sten De-
cember 1621. Nadat hg te Franeker in de
reehten gepromoyeerd was, yolbraeht hg eene
reis yan twee Jaar door Frankrgk, Italië,
Zwttserland en Dnitsehland en werd na sgn
terogkeer in 1644 ontyanger-generaal der pro-
yincie. Twee Jaar daarna lag hg aich benoemd
tot grietman yan SchoterUnd en werd in 1660
afigeyaardigd naar de Generale Staten. In 1660
aanyaardde hg de betrekking yan eorator der
hoogeschool te Franeker en oyerleed den
27sten Januari 1704. — Ma/rHnnê tam 8ekd-
iingay geboren den 19den Februari 1666 en
een aoon yan den yoorgaande. Na yoleindigde
stn^in reisde hg in Frankrgk en werd in
1682 grietman yan Lemsterland, later yan
Sehoterland en bekleedde daarenboyen te
Leeuwarden en te *sGrayenhage aansienigke
betrekkingeo. Ook was hg curator der hooge-
school te Franeker. In 1700 trad hg in het
huweigk met Anudia eene dochter yan den
beroemden JUmmo, baron inmi GMAoom, en oyer-
leed den Uden December 1742. — Marünuê
van SokeUwffOy geboren den Sisten Mei 1744.
Hg werd in 1774 raadsheer in het Hof yan
Friesland, in 1776 grietman yan Kollnmer-
laad, trok in 1796 naar Oyergsel, doeh
keerde in 1818 naar Friesland terug, werd er
lid yan de Proyindale Staten en oyerleed
den 18den April 1823. — Voorts yermelden
wg nog onder dien naam:
l%eodonu Séhdtimga^ een yerdienstel|k
Nederiandsch godgeleerde. Hg werd geboren,
te Leeuwarden, studeerde te Franeker, was
aehteryoTgens predikant te Oostermeer en
Eestmm, te Arum en te Arnhem en aag
zieh in 1760 benoemd tot hoogleeraar in de
godgeleerdheid, kerkhistorie en Oostersehe
talen te Harderwgk. Meermalen bekleeddeh|
de betrekking yan rector magniflcns, aagaioh
in 1766 op agn yenoek ontheyen yan de
lessen in de Oostersehe talen en oyerieed
den 24sten Februari 1786. Hg schreef o. a.
eene „Commentatio in Habacncnm (1747)**,-^
en |,De fkto Nadabi et Abihn (1742)".
Owlaeui of €hrhf aMUmga, een broeder
yan den yoorgaande en geboren in het begin
yan 1708. Hg studeerde te Franeker en te
Leiden, promoyeerde fai 1781 in de beide
rechten en aag sieh benoemd tot hoogleeraar
te Derenter en in 1788 te Leiden, waar h|
den 9den Februari 1765 oyerleed. Hg heeft
eenige „Dissertationes en „Orationes" in het
licht gegeyen, alsmede: „Emendationes et
interpretationes ad commentarios Thalelaei
aliorumqne JurisconsnUorum Graecorum etc".
SohelviBohaóhtigen (GadoTdi Bikr.) is de
naam yan eene ftunilie yan ylssohen uitdeaf-
deeling der WmlcvmMgen (Anacanthi). Zg omyat
beenige yissohen met een langwerpig lichaam,
eene sigmige huid, kleine, gladde, weeke
schubben, een breeden kop, 1 tot 8 lich na-
genoeg oyer den geheelen rug uitstrekkende
rugyinnen, onder de keel geplaatste bnikyin-
nen, eene breede kieuwspleet en een met
scherpe tanden gewapenden bek. Hiertoe be-
hoort het geslacht Qad>n$ Btht, met 8 rug-
yinnen, 2 aarsyinnen en meestal een baard-
draad aan den kin, waartoe de Jcahéijamm
(aie aldaar) en de eigenigke tóMviêok (Gadns
aegleflnus L.) behooren. De schelyisch, die
hl groeten getale op onze kusten en indege-
heele Noordiee geyangen en bg yoorkeur in
de wintermaanden gegeten wordt, is gewoon-
igk 4 tot 5 Ned, palm lang en 1 tot 2 Ned.
pond swaar. Hg is een weinig bruinachtig op
den rug, ailyerachtig grgs aan de sgden en
wit aan de buik, draagt eene awarte ylek
tussohen de borstyinnen en yoorste rugyln en
yoedt aich met allerlei aeedieren en kleine
yiflschen. — Tot de schelyischaohtigen be-
hoort wgders het gedacht Mêrtmmm» Gikr,
of dat der seesnoeken met 2 rugyinnen, eene
aarsyin, eene afkonderigke staartyin, aeer
ontwikkelde buikyinnen en geen baarddraad.
Tot dit geslacht telt men Jf. vmtgariê FUm.^
die 1 V4de Ned. el lang wordt en de Middelland-
sche Zee, alsmede den Atlantisohen Oceaan
bewoont. — Van het geslacht Molna NUtt.
eindeigk noemen wg den Ung (M. yilgaris
Flmn^\ een slanken yiseh ter lengte yan 2
Ned. el, die in de Noordeigke Zee6n in me-
nigte gevangen en gedroogd in den handel
gebracht wordt.
Schema is een Grieksch woord, dateigen-
igk gedaante of figuur beteekent en alaeo
in meer algemeenen ain eiken omtrek, die
eene nog uit te werken yoorstellingaanwgst;
derhalye een ontwerp, waarin de te behande-
len stof behoorigk is gerangschikt.
Sohemaolia of J^emackoy eene arrondisse-
mentshoofdstad in het Russische gouyeme-
ment Bakoe in Caucasië, aan de auideigke
helling yan éen der oosteigke uitloopers yan
den Cancasus en aan den weg yan Jelissa-
wetpol naar Bakoe 689 Ned. el boyen de
opperrlakte der aee gelegen, met eene ge-
middelde Jaarigksche temperatuur yan 11,8<X;..
was yan 1846—1859 de hoofdstad van het
gouyemement, maar werd in laatstgenoemd
S20
BCHEMACHA— SCHENK.
Jaar door eene aardbering iiag«aoeg gebed
yerweeet De regeering werd a&oo verpUalat
naar Bakoe, en op een nabQgelegen bergmg
verrees de stad Nienw-Schraiacha. Toen voMts
den 28Bten Januari 1872 de oude stad nog-
maalB door eene aardbeving geteiaterd werd,
▼erlieten de bewoners grootendeels dat oord.
Toeb telde de stad in 1888 weder mim 26000
inwoners.
Sohsmering (De), verdeeld in morgen-
en avondschemering, ontstaat, wanneer de
nog niet opg^omen of pas ondergegane Zon
bare stralen oitMndt naar den dampkring
boven ons, soodat dese hen tem^taatst en
alsoo een flanw allengs toe- of aftiemend
licht verbreidt. ZfJ is de oorzaak, dat de
nacht niet plotselOk door den dag vervangen
wordt, en omgekeerd. Men onderscheidt eene
borgerlljke en sterrenkondige schemering. De
eenSe begint des avonds met den ondergang
der Zon en dnort soolang men K||ne gewone
beiigheden nog kan verrichten, — en des
morgens loodra men geen* konstlicht meer
noodig heeft, om met den opgang der Zon
te eindigen. De sterrenkundige schemering lie-
gint des ochtends en eindigt des avonds aoo-
dra de Zon sich 18^ beneden den horiaon
bevindt, terwQl de borgeriyke aanvangt en
eindigt bt) T" tot Q°SO'. Daaruit volgt, dat
haar duur voor een gegeven tyd af hankelOk
is van de geographische breedte en van den
stand der Zon. Klimt of daalt de Zon boven
of beneden den horizon in eene loodrechte rich-
ting, dan doorloopt ay in den kortsten t^d
den afttand van 18"^ en de schemering
duurt dan zeer kort Deze duur is aan den
evenaar slechts 1 uur en 19 minuten, terwVl
■g op alle plaatsen, wier breedte meer be-
draagt dan 48^80' in het midden van den
Bomer den geheelen nacht aanhoudt De tyd,
waarin dit geschiedt, is te langer naar mate
men meer tot de pool nadert, en wel op 49°
N. B. van 10 Juni tot 2 Juli, — op 52^
looals in ons Vaderland, van 20 Mei tot 28
Juli. In het algemeen duurt de sterrenkundige
schemering voor eene bepaalde plaats den
geheelen nacht, zoodra de dedinatie der Zon
+ de breedte 72'' of meer bedraagt Hieruit
blQkt, dat de poolstreken in het genot z||n
der schemering gedurende het grootste ge-
deelte van dien tyd, waarin de Zon er niet
boven den horizon verschynt, zoodat de dui-
sternis van den langen winternacht er niet
weinig door de schemering getemperd wordt
Sohemnitz, eene koninkiyke, vrye stad
in het Hongaarsche comitaat Hont, ligt in
een diep, door steile rotswanden omgeven dal
aan de evenzoo genoemde beek, alsmede aan
een tak van den Hongaarschen staataspoorweg,
570 Ned. el boven de oppervlakte der zee,
en bestaat uit de eigeniyke stad, vier voor-
steden en de te vorra zelfstandige, maar se-
dert 1868 met 8chemnitz vereenigde vrye
bergstad Dilln (Bélabanya). Zy is de zetel
van het bestuur van de Koninkiyke myndi-
rectie, van eene arrondissementsrechtbank enz.
Voorts heeft men er een oud en een nieuw
kasteel, eene groote sigarenfiEibriek, 4 B. Ka-
tholieke kerken, eene Protestantsche kerk,
eene in 1760 door Jtaria Therena gestichte,
vermaarde school voor mynbouw en bosch-
«ultuur (met eene boekery, een laboratorium.
voer
mtneralogische verimeHngen,
logisch observatorium ena.),
een lyceum, een paar kv
onderwyzers, 2 hoogere burgetschokii
meii0ee, een ryk stedeiyk arehief i
dan 80000 oorkonden, een hospitaal, onder-
scheidene genootschappen, een nonnenklooater
en ruim 15000 inwoners (1880), die zich hoofid-
zakeiyk met den mynbouw bezig hooden.
Voorts vervaardigt men er aarden pypea,
kachels, vioolsnaren en kanten. In de n^nen
van haffen omtrek vindt men goud-, zilver-
en looderts, alsmede k<^erhoudend zilver- ea
looderta. Al wat tot het mynwezen behoort,
is er op eene groote schaal ingericht, en men
verkreeg er in 1870 tot 1875 Jaariyks 116
Ned. pond goud, 6060 Ned. pond zilver, 5800
Ned. eentenaars lood en 90 Ned. centmaars
koper. SekemmUz is de oudste mynenstad la
Hongarye. Beeds ten tyde der Bomeineii
werden er ertsen gedolven, en Koning J7«2aJF
verhief haar in de 18de eeuw tot eene vrye
Koninkiyke stad. In dien tyd trokken vele
Saksen en Vlamingen derwaarts, die er de
Slawen overvleugelden; doch sedert het einde
der 16de eeuw verkreeg de Slawische bevol-
king er weder de overhand. Men heeft er
eindeiyk druk bezochte baden.
Sohenok van Toutenburg (Frederik),
laatste bisschop van Utrecht, geboren in 1503
en overleden te Wyk by Dunirtede den 26sten
Augustus 1580, was onder Kdzer Kard V
tot aanzieniyke waardigheden opgeklommen,
toen hy den geeeteiyken stand omhelsde, waar-
na hy in 1561 den Stichtschen bisschopaaetel
beklom. Zyn zedeiyk karakter was nietonbe-
rispeiyk, maar hy gaf biyken van geleerdheid
in onderscheidene geschriften, van welke wy
noemen: ^Trias forensis (1528)", — „Progym-
nasmata fori (1587, herdrukt in 1589)",—
„Viridarium condusionum Juris (1601)", —
„Interpretatio in III libros usunm foedomm
(1555, herdrukt in 1584)", — „De testibus
(1577)", — „De vetustissimo sacrorum imagi-
num usu in ecclesia christiana (1575)", —
en „Enehiridion de officie episcopali".
Soheneotady, de hoofdstad van een
evenzoo genoemd graa&chap in den Noord-
Amerikaanschen Staat New York, op den
rechter oever van de Mohawk en aan beide
zyden van het Eriekanaal, is het vereeni-
glngspunt van verschillende spoorwegen en
telt ruim 18000 inwoners. Zy is eene bloei-
ende fakrieksstad met 17 kerken, het Union-
college met eene bibliotheek met meer dan
18000 boekdeelen, 2 hoogescholen enz.
Schenk. Onder dezen naam vermelden wy :
Maarten Schenk, een vermaard krygsovenie,
geboren te Nideggen by QuUk in 1549. Schoon
van adeliyke afkomst, bezat hy slechts weinig
vermogen, totdat hy zich van het huisBiyea
beek meester maakte. De Staten weigerden
echter, hem in het bezit daarvan te handha-
ven, zoodat hy in 1579 de Staatsche party
verliet en in dienst trad van den Hertog w&m
JParma, Hy vervulde Gelderland met schrik
en ontving in 1580 den last, Groningen te
ontzetten. Hy versloeg Bohenloke, deed de
Staatschen het beleg opbreken en trok de stad
binnen. Na den dood van Veréhi^ werd ech-
ter Menmenberff tot diens opvolger benoemd, en
daarover was Schenk zoo wrevelig, dat hy er
SCHENK-SCHENKEXDOBP.
821
over dacht, de Staatache partQ te kiesen. Hy
ffaf hieraan evenwel geen gevolg en nam in
net Spaanache leger deel aan het beleg van
Breda. In 1582 viel hQ in handen der Staat-
•ohen, doch herkreeg tegen een aansieniyk
loigeld z||ne vr||heid. Daar intnaschen de
Si»aiOaarden zyne bekwaamheid niet genoeg
op pr08 schenen te stellen, keerde hQ thans
tot de Staatschen terag en maakte zich op
nienw meester van Biyenbeek en van het slot
Overassert. Spoedig evenwel werd hy er door
de SpaiOaarden belegerd. Hg verdedigde lich
tot het niterste, en toen de lynen bQna allen
gesnenveld of gevangen genomen waren, ont-
snapte hQ naar Wyk bQ Danrstede en ver-
sterkte YreeswQk. Zyn vermetele aanslag op
de stad Weile gelakte, en Lmceté&r sloeg hem
tot ridd» en begiftigde hem met eene goaden
keten. In 1586 bouwde hy de naar hem ge-
noemde Schenkenschans en veroverde het
volgende Jaar Bonn by verrassing, doch in
1588 moest hy haar overgeven aan den Prins
de CÜÊHOjff door Forma afgeaonden. Ontevre-
den, omdat de Staten hem geene hulp hadden
geienden, dreigde hy nogmaals van vaandel
te veranderen, zonder evenwel hiertoe over te
gaan. In 1588 poogde hy Nymegen by ver-
rassing in te nemen. De aanslag mislakte, en
Sehenkj die reeds 4 unr in de stad gestreden
had, q^rong in eene boot, om sich te redden.
Het vaartuig kantelde en de stoutmoedige
partyganger verdronk op 40 Jarigen leeftydin
de Waal.
Sdmard von Sokenk, een Beiersch staatsman
en dichter, geboren te Dtlsseldorf den lOden
October 1788. Hy studeerde te Landshut, ging
in 1817 over tot het B. Katholieke kerkge-
nootschap, werd in 1823 secretaris-generaal van
het staatsministerie, in 1825 ministeriaalraad
en voondtter der sectie voor onderwys en
eeredienst en in 1828 staatsraad en minister
van Binnenlandsche Zaken, terwyi hy tevens
in den adelstand opgenomen werd. Hy deed
echter door verschillende verordeningen zoo-
veel botringen ontstaan tusschen de Standen
en de Begeering, dat de Koning hem in 1882
als voorzitter van het provinciaal bestuur naar
Regensburg verplaatste. In 1888 vertrok hy
weder als staatsraad naar MOnchen en over-
leed aldaar den 26sten April 1840. Als dichter
verwierf hy groeten roem door ayn treurspel:
„BeUsar", en zyne ,ySftmmtliche Schauspiele"
zyn in 1829—1835 in 3 deden uitgegeven.
Ook was hy van 1834 tot 1838 uitgever van
hetJaarboeUe: „Gharitas'\
Amgnti Sdekk, een verdiensteiyk kruidkun-
dige. Hy werd geboren den 15den April 1815
te Hallein, studeerde te Mttnchen, Erlangen,
Beriyn en Weenen en vestigde zich als pri-
vaatdoeent eerst te Mttnchen en daarna te
Wttriburg, erUngde hier in 1845 de betrekking
van buitengewoon, in 1850 die van gewoon
hoogleeraar in de kruidkunde en aanvaardde
in 1868 eene dergeiyke betrekking te Leipzig.
zyne belangrykste geschriften zyn: „Flora der
Umgebung von Wttrzburg (1848)'', — „Ueber
das vorkommen kontraktiler Zeilen im Pflan-
lenrdch (1858)", — „ Algologisehe HittheUun-
gen*', — gDer botanische Qarten der Univer-
sitftt zn Wflrzbnrg (1860)'', — „Beitrftge zur
Flora der Yorwelt (1863)", — „Beitrige zur
Flora des Keupers md der rh&tischen Forma-
XIIL
tion (1864)", — „Die fossile Flora derOrenz-
schichten des Keupers und Lias Frank ens
(1865—1867)"
.Die fossile Flora der
nordwestdeutschen Wealdenformation (1871)",
— „Pflanzen aus der Steinkohlenformation
und Jurassischen Pflanzen aus China (1884)",
— en „Handbuch der Botanik (dl 1—8, 1879
—1886)". Ook bewerkte hjj voor Jfor^uM een
gedeelte der ,Flora brasiliensis", — alsmede
met Luerssem: „Mitheilongen aus dem Gesamt-
gebiete der Botanik (1875 enz.)", — en met
ZUtel: „Handbuch der PaUiontologie (1884—
1885)". •
KaH Sekemh, lid van den Zwitserschen
Bondsraad en geboren in 1828 te Bern. Hy
studeerde in de godgeleerdheid, werd in 1845
hulpprediker in het dorp Schüpfen (canton
Bern), nam in 1847 deel aan den Sonder-
bundsoorlog als veldprediker by een bataUon
uit Bern, was op verschillende standplaatsen
werkzaam als predikant en zag zich in 1855
gekozen tot lid van het bestuur van het can-
ton Bern, waartoe hy tot 1863 behoorde, ter-
wyi hy er meermalen den voorzitteisMtel
bekleedde. Sedert 1857 was hy vertegenwoor-
diger van het canton Bern in den Baad der
Zwitsersche Standen, werd hierby in 1863
president en zag zich in laatstgenoemd Jaar
gekozen tot lid van den Bondsraad. In de
jaren 1865, 1871, 1874, 1879 en 1884 be-
kleedde hy de waardigheid van Bondspresi-
dent' Hy behoort tot de invloedrykste leiders
der radicale party en weet vooral op nationale
feesten het volk te boeien door zyne wels|»e-
kende taal.
Sohenkel (Daniël), een Protestantsch god-
geleerde, geboren den 2l8ten December 1813
te Dögeriin in het canton Ziirich, studeerde
te Basel en te GR(ttingen, vestigde zich in
1838 als privaatdoeent te Basel, werd in 1841
predikant in den Mtlnster te Schaffhausen, in
1849 professor te Basel en in 1851 professor,
directeur van het seminarium en académie-
prediker te Heidelberg. Van zyne talryke ge-
schriften vermelden wy: „Das Wesen des
Protestantismus (1846-1852, 3 dln; 2de druk,
1862)", — „Princip des Protestantismus (1862)",
— „Gespritche ttber Protestantismus und Ka-
thoUcismus (1852—1853, 2 dln)", — „Das
Wesen des evangelischen Glaubens (1854)", —
„Die christliche Dogmatik vom Standpunkte
des Gewissens (1858—1859, 2 dln)", — „Das
CharakterbUd Jesu (1864,4de druk, 1878)",—
„Die Grundlehren des Ghristenthums aus dem
Bewustsein des Glaubens dargesteUt (1877)",
— en „Das Ghristnsbild der Apostel und der
nachapostolischen Zeit (1879)". Ook redigeerde
hy van 1860 tot 1872 het maandwerk: „AU-
gemeine Kirchliche Zeitschrift", alsmede het
„Bibellexikon, Bealwörterbuch zum Handge-
brauch fttr Gteistliche und Gemeindeglieder
(1869—1875, 5 dln)". Hy hield de redevoering
by de onthulling van het Luthermonüment te
Worms, herdacht het lOOJarig geboortefeest
van Sohleiermaeker en overleed den 19den Mei
1885.
Schenkendorf (Gottlob Ferdinand Mazi-
milian von), een verdiensteiyk Duitseh dichter,
geboren te Tilsit den Uden December 1783,
studeerde te Königsberg en werd er referen-
daris by het bestuur. Het verkeer met eenige
fiuniliën gaf aan zyn gemoed eene zedeiyk-
21
322
SCHENKENDORF— SCHEPPER.
godsdienstige richting, welke versterkt werd
door den invloed der romantische dichtschool.
In 1812 vertrok hQ naar Karlsmhe, trad in
het hnweiyk, nam deel aan de veldtochten in
1813 tot 1816 en werd na het sluiten van
den vrede regeeringsraad te Coblens, waar hy
den Uden December 1817 overleed. Zyne
Gedichten (1837; 4de dmk, 1871)" en ign
„Poëtische Nachlasz (1832)" onderscheiden
zich door godsdienstige geestdrift voor de
grootheid van it|n vaderland, door een diep
gevoel en door een zuiveren vorm, maar tevens
door eene mystiek sentimenteele weekeiykheid,
welke in onzen tjjd weinig sympathie wekt
Sohenkmg (Eene) is eene overeenkomst,
waarbfl de schenker zich verbindt, bQ ztfn
leven en zonder belooning eenig goed over te
dragen aan een ander, die deze gift aanneemt.
Onder het Romeinsch en Fransch recht was zQ
eene der wfizen, waarop eigendom verkregen
werd, en men hield den begiftigde terstond
voor eigenaar, zonder dat levering van de
z0de des schenkers noodig was. Daarom wer-
den in den Code Napoléon uiterste wilsbe-
schikkingen tegelfjk behandeld met schenkin-
gen onder levenden (donationes inter vivos),
terwyi het Romeinsch recht de schenlüngen
bg over] y den (donationes mortis causa) bQna
geheel geiykstelde met legaten. De Kederland-
sche wetgever begreep echter, dat de schen-
king onder de overeenkomsten moest worden
opgenomen, omdat zQ zonder toestemming van
beide partyen, schenker en begiftigde, niet
kan ontstaan, en, eens tot stand gekomen,
door den schenker niet kan worden herroepen.
Volgens onze wet verkrygt de begiftigde door
eene schenking de zaak zelve niet, maar het
recht om te vorderen, dat de schenker haar
aan hem levere. Ook kent zy alleen schen-
king onder levenden. Schenking by overiyden,
in ons Yaderlandsch recht bekend, had dan
alleen gevolg, wanneer de schenker vóór den
begiftigde kwam te sterven en was herroepe-
lyk. Dit laatste is onvereenigbaar met het
begrip van overeenkomst. — De aanneming
door den begiftigde moet by authentieke acte
gedurende het leven van den schenker ge-
schieden ; zoolang zy niet heeft plaats gehad ,
bestaat er geene schenking, maar enkel een
cuMndtod van schenking. Tot hnweiyksgiften
wordt geene aanneming vereischt, terwyi deze
by giften van roerende goederen en schuld-
vorderingen aan toonder uit de handeling zelve
wordt afgeleid. Schenkingen aan mindeijarigen
kunnen by het leven der beide ouders door
den vader worden aangenomen, en na over-
iyden van éen hunner door den voogd met
rechteriyke machtiging. Sommige personen,
zooals mindeijarigen en echtgenooten onder-
ling, zyn onbevoegd tot het doen van schen-
kingen, terwyi de pupil, zelfiB de meerdeijarige,
aan, zyn voogd geene giften mag toekennen,
voordat deze zyne voogdyrekening heeft afge-
legd. Toekomstige goederen kunnen wel het
onderwerp uitmaken eener overeenkomst, maar
mogen niet worden weggeschonken. Schenking
van goederen, die aan een ander toebehooren,
is nietig. Eindeiyk behoeft de schenker de
waarde van het geschonken voorwerp niet te
vergoeden, wanneer het wordt uitgewonnen;
hy is ongehouden tot vrywaring.
Sohenkl (Karl), een Duitsch letterkundige,
geboren te Brünn den Uden December 182^
studeerde te Weenen, was van 1861 tot 1867
leeraar aan het gymnasium te Praag, daarna
professor in de oude letteren te Innsbruck,
in 1863 te Graz en in 1876 te Weenen en
schreef o. a. : „BeitrSgen zur Kritik des Seneca
(1864)", — „Studiën zu den Argonautica de»
Yalerius Flaccus (1871)", — en „Xenophonti-
sche Studiën (1869—1876)". Sedert 1868 is
hy lid der Académie van Wetenschappen te
Weenen.
Schepel, zie Matem en Gewicktm,
Sohepenen (scabini, escabini, échevins^
afkomstig van het Keltische woord sdkw^
of reehiipreken) noemde men in de vroegste
tyden rechters, die op de volksvergaderingen
versohenen, waar uitspraak gedaan werd over
alle aan de orde gestelde zaken. Oorspronke-
lyk kwamen d&ar vrye mannen (arimannen)
byeen, om over algemeene belangen te be-
raadslagen, maar zy werden later door de
vazallen verdrongen, terwyi de rechtszaken in
aantal toenamen. De behandeling van rechts-
zaken moest weldra overgelaten worden aan
districtsvergaderingen, byeengeroepen door den
Graaf, doch daar deze, by de uitbreiding van
het leenstelsel door de vazallen ondersteund,
de vrye mannen vaak blootstelde aan velerlei
af)[>er8ingen, wees Kard de Oroote bepaalde
personen aan, die verplicht waren by de ver-
gaderingen tegenwoordig te wezen en op
de handhaving van het recht toe te zien, na-
meiyk de scabini of schepenen. Deze werden
onder Lodewijh de Vrome ten getale van 1^
uit ieder district door het volk gekozen. De
rechteriyke instellingen ondergingen later vele
veranderingen, doch de naam van schepenen
bleef bestaan. Men gaf dien aan de gerechtsho-
ven en pairsvergaderingen, alsmede aan de
rechteriyke besturen van onaf hankeiyke ge-
meenten. Eerst in het laatst der voorgaande
eeuw werden in Frankryk en in ons Vaderland
de schepenbanken opgeheven.
Schepper. Onder dezen naam vermelden
wy:
OomeUus Duplicku de Sehepper of Sekeppers,
een verdiensteiyk Nederlandsch staatsman. Htf
werd geboren te Kieuwpoort, bezocht de
hoogeschool te Parys, legde er zich toe op
welsprekendheid en natuurkunde en behaalde
er den doctorsgraad met den hoogsten lof.
Daarna bleef hy nog eenigen tyd in Frankryk
en voorts bezocht de hoogeschool te Leuven,
zyne algemeene kennis en zyne vaardigheid
in het schryven van Latynsch proza ondicht
worden door Sraêmui openiyk geroemd. In
1620 was hy te Brugge en trad in dienst van
Okristiaan II, die hem als gezant naar Spanje
zond, om eene hnweiyksgift van den Keizer
op te vragen. Het gelukte hem niet, zyn doel
te bereiken, doch hy verkreeg van Kardeen
brief, waarin deze aan de Landvoogdes Mar-
garetha toestond, dat ChHêtiaam II in de Ke-
derlanden eene vloot uitrustte en soldaten aan-
wierf voor eene expeditie naar Denemarken.
Toen deze mislukte, stelde Schepper op last
des Konings eene memorie op tegen den Ham-
burger raadsheer Joaehim WMmwever. Den
19den Juni 1626 was hy met den Koning en
diens secretaris aanwezig by het overiyden
van Koningin ItabeUa, Toen voorts CkriiÜaam
zich genoodzaakt zag zyne dienaren te ont-
SCHEPP£R~SCHÉB£R.
823
slaan, vertrok Schepper naar Spanje met eene
aanbeveling van Ma/rgaretha aan den Keizer;
Chritüatm II benoemde hem in 1528 tot heer
van Taemtland en Kard tot zQn raad en
secretaris van Staat Schepper belastte sich
voorts met eene zending naar Schotland, ver-
gezelde den Keizer in 1530 naar Bologna,
was tegenwoordig b|j diens kroning en ging
met hem naar den Rijksdag te Angsbnrg.
Voorts werden hem zendingen opgedragen
naar Hongarye, Zwitserland en Turkye, en
daarna zag hg zich door de Landvoogdes met
onderscheidene eervolle commissiën belast en
in 1537 weder naar Spanje afgevaardigd. In
1588 nam h|j deel aan de vredesonderhan-
delingen te Nice en Villefïranohey waarna de
Keizer hem tot raad van State benoemde. In
1589 vertrok hg met een brief des Keizers
naar het oproerige Gent, maar kon de stad
niet tot gehoorzaamheid bewegen. Telkens
werd hg met nieuwe zendingen belast, in
1541 naar Frankrijk, daarna naar Duitscliland
en in 1542 naar den Landdag te Spiers, —
voorts naar verschillende Doitsche Vorsten en
naar de stad Bremen. Inmiddels was hg tot
tresorier- generaal der spaarkas benoemd, had
grooten invloed bg den Keizer en onderscheidde
zich door eene onvermoeide werkzaamheid.
In 1545 ging hg als buitengewoon gezant der
Landvoogdes naar ËngeUuad, het daaropvol-
gende Jaar nogmaals en eindeigk wederom
naar Spanje. Na zgn terugkeer hernam hg
zgn post als raad van State en zorgde voor
de zaken der verdediging en der openbare
werken. Deze bekwame staatsman overleed
te Antwerpen den 28sten April 1555. Van zgne
geschriften vermelden wg: „Assertiones fidei
adversus astrologes (1523; 2de druk, 1547)",
— „Apologeticum pro Jure acdefensionePrin-
cipis sni Christierni, Daniae regis, in Bel-
gium proAigi (1524)*\ — „Elegia in mortem
serenissimae principis Isabellae (1524)*', —
waarschgnigk ook: .Berum a Carolo V Cae-
sare Augusto in Africa bello gestarum com-
mentarii (1555)", — en eindeigk: „Missions
dlplomatiques de Corneille Dnplicius de
Schepper etc. (1856)".
Qerard AsUoni IJ%id de Schepper^ een ver-
diensteigk rechtsgeleerde, geboren te Deventer
den lOden Mei 1810. Hg studeerde aan het
athenaeum in zgne geboorteplaats, nam deel
aan den Tiendaagschen Veldtocht, zette zgne
studiën voort te Leiden, promoveerde aldaar
in 1834 op eene dissertatie: ,J)e causa in
conventionibus secnndum Jus Bomanum et
Frandcum", werd in 1836 notaris te Olst,
voorts lid van den gemeenteraad aldaar, als-
mede van de Provinciale Staten van Overgsel,
was gedurende 2V3 Jftar lid van de Tweede
Kamer der Staten OeneraaL behoorde tot de
leden der Maatschappg van Nederlandsche Let-
terkunde te Leiden en overleed den 22sten
October 1868. Van zgne geschriften vermelden
wg: 9 Vluchtige beschouwingen omtrent het
verkiezingsstelsel (1842)", — „Betoog van de
verplichting der gemeenten tot onderhoud van
de publieke wegen op haar grondgebied (1859)",
— en «Het onrechtmatige, ondoeltreffende en
hoogst nadeelige der armenwet in hare bepa-
lingen omtrent het domicilie van onderstand
(1861)", — terwgi hg met den baron ia iS!tiMi^
(Tmoü de .Missions dlplomatiques de Corneille
XIIL
Dnplicius de Schepper" in het licht zond.
Schepping (De leer der) uit niets door
den wil van het Opperwezen is een leerbegrip
der Israëlieten en Christenen, berustend op
de Oud Hebreeuwsche sage, onder den naam
van scheppingsverhaal bekend. Daarmede kwa-
men reeds in de tweede eeuw onzer Jaartel-
ling de voorstanders van het Christendom in
verzet tegen de scheppingsverhalen der Hei-
denen, inzonderheid tegen de Qrieksche mee-
ning van de eeuwigheid der stof. Immers bg
de aanneming van deze laatste zou God niet
de wereldschepper, maar de wereldformeerder
zgn; de Apostolische Gtoloofebeigdenls noemt
Hem dan ook den almachtigen Schepper van
hemel en aarde. Om het Griekschwgsgeerig en
het Christeigk stelsel met elkander te ver-
zoenen, onderscheidde men h&ter eene eerste
schepping, die van den chaos, en eene tweede,
in zes dagen of tgdperken tot stand gebracht.
Gewoonigk echter wordt thans het bgbelsohe
scheppingsverhaal als een dichterigke mythus
beschouwd, daar ook de Supranaturalisten
haar niet in overeenstemming kunnen brengen
met de onwederlegbare uitkomsten der natuur-
kundige wetenschap.
Sonepter, zie Scepter,
Soherenberg. Onder dezen naamvermei-
den wg:
Chrittiam Friedriek Sóherekberg^ een Duitseh
dichter, geboren te Stettin den 5den Mei 1798.
Als handelabediende schreef hg het gedicht:
„Waterioo (1845; 5de druk, 1869)", werd in
1855 bibliothecaris bg het ministerie van Oor-
log en overleed den 9den September 1881.
Hg leverde nog: „Leuthen (1852; 3de druk,
1867)", — „Vermischte Gedichte (1845; 4de
druk, 1869)", — «Ligny (1860; 4de druk,
1870)", — „Abukir (1856)", — en „Hohen-
friedberg (1869)".
Bnut Soherenberg^ desgeigks een Duitseh
dichter en een neef van den voorgaande. Hg
werd geboren te Swinemunde op Usedom den
21sten Juli 1889, bezocht de scholen te Stettin
en de Académie van Schoone Kunsten te
Berign, verbond zich in 1862 aan het tgdsohrift:
.Victoria" en redigeerde van 1865 tot 1870
het „Brannschweiger Tageblatt" en van 1870
tot 1883 de „Elberfelder Zeitung". Van igne
dichtbundels noemen wg: „ Aus tiefi^n Herzen
(1860; 2de druk, 1862)", — „ Verbannt (1861 ;
2de druk, 1865)", — „Stürme des Frtthlings
(1865; 2de druk, 1870)", — „1866 (1867)",—
.Ciegen Bom (10de druk, 1874)", — „Nene
Gedichte (2de druk, 1882)", — „Fttrst Bismarck
(1885)". — en „Germania (1886)".
Sohérer. Onder dezen naam vermelden wg :
Barthdenhf Lauiê Joteph Schérer^ generaal
der eerste Fransche Republiek. Eq| werd ge-
boren den 18den December 1747 te Delle bg
Belfort, was de zoon van een slachter, trad
eerst in Oostenrgkschen, daarna in Nederland-
schen dienst en werd in 1791, na zgn terug-
keer in Frankrgk, aldaar als kapitein bg het
leger geplaatst. In 1793 nam hg alsa^iudant-
genenud van generaal Beauhamaie deel aan
den veldtocht aan de Rgn, kiom in 1794 op
tot divisie generaal en verkreeg het opperbe-
vel over eene divisie der Maas- en Sambre-
armee. In 1795 zag hg zich met het opper-
bevel over het Alpenleger belast en niet lang
daarna met dat over het leger der Pyreneeën.
21*
824
SCHÉREB-SCHëBPRECHTEB.
Na den Vrede van Basel aanvaardde hf| in
plaats Tan KelUrmanu het opperbevel in Italië,
doeh moest het, wegens lüoe werkeloosheid
na de overwinning bQ Loano, in 1796afiitaan
aan Bonaparte, In 1797 werd hg onder het
Direetoire minister van Oorlog, maar moest
in 1799 de portefeuille nederleggen, waarna
hU in plaats van Jonbert weder naar Italië
gesonden werd. Toen h|) echter achtervolgens
by Pastrengo, Yerona en Magnano de neder-
laag leed en achter de Mincio en Ogligo moest
terngtrekken, gaf hQ het kommando over aan
Morwu en begaf zich naar zQn landgoed,
waar hQ den 9den Aognstns 1804 overleed.
Tot zQne rechtvaardiging schreef hy: „Précis
des opérations militaires de Tarmée de ITtalie
etc (1799)".
Sdmond Schêrer^ een Fransch godgeleerde
der critidche school. Hy werd geboren te Parfis
den 8sten April 1816, stadeerde aan het col-
lége Bourbon, daarna in Engeland en eindeiyk
te Straatsburg in de theologie en werd in
1845 hoogleeraar in de nitlegknnde te Qenève.
Wegens de verandering van zyne godsdien-
stige overtuiging in vryzinnige richting legde
hy in 1850 die betrekking neder en werd in
de Fransch- Protestantsche Kerk éen van de
leiders der liberale beweging. Jaren lang was
by mederedacteur van de „Bibliothèqne nni-
verselle'* te Genève en in de laatste Jaren
schreef hy vooral in den yTemps'*. Voorts
hebbeo Wy van hem: „Mélanges de critique
religieuse (1860)", — „La critique et la foi
(1850)", — „ A. Vinet, sa vie, ses écrits (185S)",
— „Lettres k mon curé (1858 ; 2de druk, 1859)",
— „Etudes critiques sur la littératore eon-
temporaine (i868-1874, 4 dln)", — „Mélanges
d'histoire religieuse (1864; 2de druk, 1865)", —
en „Etudes critiques de littératore (1876)".
Soherer. Onder dezen naam vermelden wy :
Joêtpk Sc^erefy een beroemd glasschilder,
geboren den Isten November 1814 te Aretsried
in Schwaben. Hy bezocht de scholen voor
beeldende kunst te Augsburg en te Mttnchen,
werkte in laatstgenoemde stad onder de leiding
van den glasschilder Vörtel en copieerde eer-
lang voor de gebroeders ^out^r^ eenige stik-
ken van oud-Duitsche en ond-Italiaansche
meesters op glas. Om zich beter bekend te
maken met den aard der verfttoifen, studeerde
hy tevens in de chemie. In 1840 bracht hy
eenige stukken op tentoonstellingen te Weenen
en te Pest, waarna hy eene wetenschappeiyke
reis volbracht door Zwitserland en zich toe-
legde op het schilderen in olieverf. In 1842
vertrok hy naar Athene, schilderde er ft«sco*s,
bezocht Constantinopel en Smyma en keerde
vervolgens terug naar Duitschland. In 1853
voltooide hy een venster voor de hoofdkerk
te Stuttgart, alsmede eene vensterroos voor de
St Leonhardskerk, — voorts vensters met
Bybelache tafereelen voor kerken te Heidelberg,
Buffalo, Amsterdam, New Tork, Stuttgart,
Landshut Mttnchen, Passau, Salzburg en
Worms. Niet alleen zyne keurige glasschil-
deryen met hare levendige, harmonische kleu-
ren, maar ook zyne stukken in olieverf hebben
hem grooten roem bezorgd.
Owrg Svherer^ een Duitsch dichter, geboren
den 16den Maart 1824 te Dennenlohe by
Ansbach. Hy studeerde te Mttnchen en te
Tttbingen in de letteren en is sedert 1865
leeraar in de geschiedenis der letterkunde aan
de polytechnische school te Stuttgart H|}
schreef: „Gedichte (1864; 8de druk, 1870)",—
iJllustrirtes deutsches Kinderbuch (4de druk,
1868; dl 2, 2de druk, 1876)", - „DerOster-
has (2de druk, 1850)", — „Deutsche Volk»-
lieder (2de druk, 1851)", — „Dentscher Dich-
terwald (1853: 7de druk, 1877)", — „Alte and
neue Kinderlieder (8de druk, 1853)". —
„Deutsche Volkslieder mit ihren eigentnflm-
llchen Slngweisen (2de druk, 1860)" —
„Deutsche Studentenlleder (1855)", — „É&th-
selbflchlein fllr Kinder (2de druk, 1873)", —
en „Jungbrunnen (volksliederen, 3dd druk,
1875)".
J)irk Jacch Soherer^ een Nederlandsch let-
terkundige, geboren te Amsterdam den 7den
Mei 1810. Hy studeerde eerst te Gent en ver-
volgens te Leiden, waar hy promoveerde in
de rechten op eene dissertatie: „Historia
satisOactionis Rheno Tnüectinae (1836)". HQ
woonde achtervolgens te Amsteriiam, Bram-
men en Alkmaar, was te Almeloo en later te
Haarlem werkzaam als griffier by de arron-
dissementsrechtbank, ontving in 1877 een
eervol ontslag en overleed op reis te Eisenach
den 5den Augustus 1883. Hy vertaalde romans
van Bulwer en Ditraeli en schreef een merk-
waardig: „Dagboek eener reis in Egypte
(1848)". Hy was lid der Maatschappy van
Nederlandsche letterkunde te Leiden.
Wükdm Sokerer, een verdiensteiyk Duitsch
taaikenner, geboren den 268ten April 1841 ta
Schönborn in NederOostenryk. Hy studeerde
te Weenen en te Beriyn in de letteren, vestigde
zich in 1864 te Weenen als privaatdocent en.
werd er weldra hoogleeraar in de Dnitsche
taal en letterkunde. In 1872 vertrok hy in
dergeiyke betrekking naar Straatsburg en in
1877 naar Beriyn, waar hy in Maart 1884 tot
lid der Académie van Wetenschappen werd be-
noemd. Van zyne geschriften noemen wy:
„Denkmüler deutscher Poesie und Prosa (met
Müllenhof, 1864; 2de druk, 1873)", —
„Deutsche Studiën (1870—1874, 2 dln)^', —
„Geistliche Poëten der deutschen Kaiserzeit
(1874)", — „Geschichte der deutachen Dich-
tung im 11 und 12 Jahrhundert (1875)", —
„Jakob Grimm (1865)", — „Zur Geschichte
der deutschen Sprache (1868)", — „Gesam-
melte VortHlge und AuMtze (1874)", — „Die
AufSnge des Deutschen Prosaromans (1877)",
— en het letterkundig gedeelte in „Lorenz,
„Geschichte der Elsasses (1871; 2de druk,
1872)". Met fên BHnh stichtte hy in 1874 te
Straatsburg de „Quellen und Forschungen
zur Sprach- und Kultnrgeschichte der germani-
schen Völker".
Soherpkruid (Asperngo X.) is de naam
van een plantengeslacht uit de familie der
Boragineën, Het onderscheidt zich door een5-
spletigen, ongeiyken kelk met tusschenliggende
tandjes, door eene 5 lobbige bloemkroon met
eene korte buis en door bolronde, zich naar^elka&r
toebuigende honigschubjes. In ons Vaderland
groeit het listend schêrpJcruid (A. procumbens
L.) met een kantigen, ruwen, klimmenden
stengel, stekelharige bladeren en eene kleine,
blauwachtig-paarse bloemkroon.
Soherpreohter, meester van den scherpen
zwaarde of beul, is de naam, waarmede de
persoon wordt bestempeld, die bolast is met
SCH£BPRëCUTER-SOü£RZER.
825
de nityoeriDg van Itjfttraffeigke vonnissen.
Men heeft dos tegenwoordig alleen in die
landen scherprechters, waar nog aan den lyve
gestaft wordt Het ambt van soherprechter,
met den smaad van het volk beladen, was
gewoonigic erfelQlc in een bepaald geslacht,
en de titularis genoot niet alleen een vast in-
komen, maar werd ook beloond volgens tarief
voor de verschillende diensten (folteren, gee-
aelen, radbraken, brandmerken, hangen, ont-
hoofden, enz.), welke hy bewees. Hy werd
bOgestaan door beolsknechten , gewooniyk
rakkers genoemd.
Soherr. Onder dezen naamvermeiden wy:
Jgnaz Tkomat Scherr, een nitstekend Zwit-
sersch opvoedkundige, geboren den 15den
December 1801 te Hohenrechberg in Würtem-
berg. Hy werd in 1825 directenr van het
blindeninstitnnt te Zürich en in 1832 van de
kweekschool van onderwyzers te Kttsznacht.
Hier was hy met groeten y ver ter verbetering
van het onderwys werkzaam, maar verloor
door de omwenteling zyne betrekking. In 1862
echter zag hy zich benoemd tot voorzitter
van den raad van onderwys in Thftrgau, en
toen de vryzinnige beginselen in Zürich weder
de overhand verkregen, werd hy in de gele-
genheid gesteld, om aldaar zyn zegenryken
arbeid voort te zetten. Hy heeft voor het
lager onderwys veel gedaan, en zyne leer-
middelen vonden groeten byval in het buiten-
land, in Hongarye, Rusland, Engeland en
Amerika. Hy overleed den lOden Maart 1870.
Van zyne geschriften noemen wy : „Handbnch
der PSdagogik (1839— 1846)",— , Der Soh wei-
zerische BildungsArennd (6de druk, 1877)*', —
en .Püdagogisches BUderbuch (1857)".
Jokcmua Seherr^ een zeer begaafd sohryver
en een broeder van den voorgaande. Hy werd
geboren te Hohenrechberg den 3den (jctober
1817, bezocht het gymnasium te Qmünd en
de hoogescholen te Zürich en te Tflbingen,
was daarna eenigen tyd werkzaam als onder-
wyzer en vestigde zich in 1843 te Stuttgart,
waar hy In 1844 met het opzienbarend
geschrift: .WOrtemberg lm Jahr 1844" het
staatkundig strydperk betrad, waarop hy
idch vervolgens als wakker verdediger der
vryzinnige beginselen bewoog. In 1848 zag
hy zich tot lid der Wttrtembergsche Kamer
van Afgevaardigden en der regeeringscommisele
benoemd, en gedurende het omwentelingstyd-
perk stond hy aan het hoofd der democratische
party, zoodat hy na de ontbinding der Kamer
in 1849 de wyk moest nemen naai- Zwitser-
land. Hy vestigde zich te Winterthür en
hield zich gemimen tyd bezig met letterkun-
digen arbeid, totdat hy in 1860 benoemd werd
tot hoogleeraar in de geschiedenis en letter-
kunde te Ziirich, waar hy by voortduring
werkzaam is. Hy schreef een groot aantal
romans en verhalen: zooals: „Schiller (1856;
2de druk, 1868, 4 dln)", - .Michel. Qeschichte
eines Deutscben unserer Zeit (1868, 4 dln;
2de druk, 1873)", — „Rosi Zurflüh (1860)",
— ,Die <3ekreuzigte (1860; 2de druk, 1874)",
— .Drei Hofgeschichten (1861 ; 3de druk,
1875)", — ,Farrago (1870)", — „Dümonen
(1871)", — „Hammerschlage und Historiën
(1872; 3de druk, 1876)", — „Die Beichte einer
Frau (1876, 2 dlu)", — alsmede humoristische
werken; — voorts: „Deutsche Kultur- und
Sittengeschiohte (1852-1853; 6de druk, 1876,
2 dln)", — „Aligemeine (lesehichte der Ute-
ratur (1851: 5de druk, 1876)", — „Oeschiehte
der deutscben Literatur (2de druk, 1852)", —
„(}eschichte der engllschen Literatur (1854;
2de druk, 1874)", — „Qeschichte der ReUgion
(1855-1857; 2 dln, 2de druk, 1859)", —
„Dichterk5nlge (1855; 2de druk, 1861, 2 dln)",
— „Qesehichte der deutsehen Frauen (1860;
3de druk, 1872, 3 dln)", — „Schiller und seine
Zeit (1850: 4de druk, 1865)", — „BlQcher
(1862—1863, 3 dln; 2de druk, 1864)",— „Stu-
diën (1865—1866, 3 dln)", — „Achtundvierzig
bis Einundfttnfzig (1868 -1870, 2 dln)", later
uitgegeven onder den titel: „Ein weltgeschieht-
Uches Drama (1875)", — „Aus derSündflut-
zeit (1867)", — „Das Trauerspiel in Mctfiko
(1868)", - „BUdersaal der WeltUtteratur (2de
druk, 1869)", — „Sommertagebuch des wei-
land dr. Jeremia Sauerampfers (1873)", —
„Ooethe's Jugend (1874)", — „Menschliohe
Tragikomödie (3de druk, 3 dln, 1885)", —
„Blütter im Winde (1875)", — „Oroszenwahn
(1876)", — „Qermania. Zwei Jahrtausende
deutsehen Lebens kulturgesohiehtlich geschil-
dert (1876)", — „Vom Zürichberg (2de druk,
1882)", — „Heidekraut (1883)", — „Neues Hls-
torienbuch (2de druk, 1884)", — en „Die Ni-
hilisten (3de druk, 1885)". Hy weet de wonden
van het maatschappeiyk leven met schrikwek-
kende kleuren te schilderen en zyne pessi-
mistische levensbeschouwing beschikt over
eene scherpe pen.
Scherts, het tegenovergestelde van ernst,
is eene speling van gedachten, eene uiting
van voorstellingen, welke tot bevordering
der opgeruimdheid dienen. Zy is vaak daurin
gelegen, dat men het onbetWyfelbare op losse
schroeven stelt, aan het verstandige een glimp
van ongerymdheid geeft, het ongerymde met
dwaze bewysredenen zoekt staande te houden
of het met gevaar dreigende als machteloos
beschryft Men vermydt een emstigen woorden-
twist door dien als scherts op te vatten, hoe-
wel dit kwetsend Ican worden, wanneer de
tegenparty geene scherts verstaat (beestige
scherts is het zout van het maatschappeiyk
verkeer. Zy mag echter aan de éene zyde
niet in de zee der flauwheid wegzinken, en
aan de andere zyde niet tot bitterheid of scherp-
heid overgaan. Behandelt men het ernstig ge-
meende op eene schertsende wyze, dan ont-
staat de humor: doch wie ernstige zaken als
scherts behandeld, maakt zich schuldig aan
lichtzinnigheid. Niets Is echter zoo dwaas en
geeft zoozeer getuigenis van bekrompenheid,
dan goedhartige scherts als ernst op te nemen
en zich daaraan te ergeren.
Sohervengerioht, zie Oêiracwmu.
Soherser (Karl von), een bekend reiziger
en tevens schry ver van geographisch statistieke
werken, werd geboren te Weenen den Isten
Mei 1821 en koesterde reeds in zyne Jeugd
het plan, aldaar een letterkundig-artistiek
instituut te doen verryzen, zoodat hy In on-
derscheidene groote boekdrukkeryen werk-
zaam was. Toen hy echter in 1842 tot de
uitvoering van zyn plan wilde overgaan, kon
hy daartoe geen verlof verkrygen van de Re-
geering. Sedert 1850 reisde hy om redenen van
gezondheid In het zuiden van Frankryk en
in Italië en ontwierp daarna met MoriH
826
SCHERZEB-SCHËURL.
Wagn&r het plan tot eeoe wetensolutppeigke
reis naar Amerika. HQ beiocht dan ook b{|
herhaling de Vereenigde Staten, alsmede
West-Indië en Midden Amerika en deelde
agne bevindingen mede in de werken: nRei-
fsen in Nordamerika (met Wagntr^ 1854, 8
dln)", — „Die Bepnblik Coatarica (1866)", —
^^andemngen dorchdiemitteiamerikanischen
Freistaaten Nicaragua, Hondnras and San Sal-
vador (1857)", terwyi hg ook eene uitgave
besorgde van het werk van JSmmm9\ „Las
historias dal origen de los Indioa de esta
provincia de Guatemala (1857)". Op uitnoo-
diging van Aartshertog Fdrdinand Max nam
hg voorts deel aan de Novara expeditie (1857 —
1859). welke hem in de gelegenheid stelde,
Braiilië, het Kaapland. IndiS. de Nicobaren,
Singapore, Java, Manila, China, Australië,
Nieuw-Zeeland, Tahiti en Chili te bezoeken.
Zgne opteekeningen vormden de rgke bron
voor het „Beschreibende Theil der Beise der
österreichischen Fregatte Novara um die Erde
in den Jahren 1867—1859 (1861-1862), 3
dln; 5de druk, 1876)". Daarna vertoefde hg
bg Aartshertog Ferdimand Max te Triest, waar
hg het „Statistisch kommercielle Theil der
Novara expedition (1864 2 dln; 2de druk,
1867)" bewerkte. Daarenboven schreef hg:
„Aus dem Natur nnd Yöikerleben im tropi-
schen Amerika (1864)". De Keiser verhief
hem na den terugkeer der Novara in den
adelstand en benoemde hem in 1866 tot raad
in het handelsministerie. In 1869 vergezelde
hg de Oostenrgksche expeditie naar Dost-
Asië (Siam, China, Japan), en hg gaf daar-
van verslag in de „Fachmannischen Berich-
ten (1872)", aanvaardde in het begin van
1878 het consulsambt te Smirna, gaf het
werk: „Smjma, mit besonderer Rflcksicht
auf die geographischen, wirtschaftlichen und
intellektuellen Yerhftltnisse von Vorder-Klein-
asien (1873)" in het licht en werd in 1876
consul-generaal der Oostenrgksch Hongaarsche
Monarchie te Londen, — voorts in 1878 gevol-
machtigde van Oostenrgk in de Staten van
Thttringen en in September 1884 consul-gene-
raal te (ïenua. Ook schreef hg nog: „Weltindu-
strien (1880)", — en „Das WirtschaftUche
Leben der Vëlker (1885)".
Scherzo noemt men in de musiek het in
vrooigken, dikwgis grilligen toon gexet ge-
deelte van een sonate, symphonie, quartet of
ander uitvoerig stuk. Vooral Beethoven was
een meester in het scherzo en stelde het in
de plaats van het oudere menueUo. Gtowoonigk
is het scherzo in ^/4 maat geiet, doch op het
voorbeeld van MemdeUtohn en Gade vindt
men het ook in ^U ^^ % maat.
Soheuohzer (Johan Jacob), een verdien-
steigk Zwitsersch wis- en natuurkundige, ge-
boren te Zflrich den 4den Augustus 1672, stu-
deerde eerst te Altorf en daarna te Utrecht,
waar hg promoveerde in de geneeskunde, en
keerde daarop over Friesland, Groningen,
Hannover, Brandenburg, Saksen, Bohemen,
Beieren en Frankenland naar Zflrich terug,
fig volbracht voorts eene reis in de Alpen
en begaf lich daarna weder naar Altorf, om
zich in de wiskunde te oefenen. Na zgn terug-
keer in 1696 werd hg tweede stadsgeneesheer,
nam studenten in zgn huis op en deed jaar-
igks met hen tochten in het gebergte. De
hoogten werden door middel van den barome-
ter bepaald, en hg verzamelde berichten over
velerlei natuurverschgnselen, over de ngver-
heid enz. en gaf het weekblad : „Seltsame Na-
turgeschichten des Schwelzerlandes" in het
licht. In 1870 werd hg hoogleeraar aan het
gymnasium te Zflrich, wees in 1712 de hem
aangebodene betrekking van igfarts van P^ar
dê Qroote van Rusland van de hand, werd in
1788 hoogleeraar aan de académie in zgne
geboorteplaats, alsmede eerste stadsgeneesheer,
maar overleea den 25sten Juni van dat Jaar.
ng was lid van de Academia Naturae Curio-
sorum, van de Royal Society te Londen enz.
en onderhield briefwisseling met de vermaardste
natuurkundigen van zgn tgd. De aan hemen
zgn broeder gerichte brieven, die te Zflrich
bewaard worden, vullen meer dan 50 deelen
in qu^rto. Behalve talrgke verhandelingen
schreef hg 84 kleine en groote werken; van
deze noemen wg : „Specimen lithographiae hel-
vetiae curiosae (1702)", — „Specimen geo-
graphiae physicae (1704)", — „Physica oder
Naturwissenschaft (1701—1703, 2 dln)", —
„Beechreibnng der Naturgeschichte des Schwel-
zerlandes (1706 -1718, 6 dln)", — ^^OvftQt^of-
nfc Helveticus sive itinera alpina tria de
annls 1702—1704 (1708)", — „Herbarium
diluvianum (1709)", — „Museum diluvianum
(1709)", — „Oryctographte helvetica (1718)",
— „Physica sacra (1727 en 1828)", — en
„Homo dUuvU testis (1726)" naar aanleiding
van een in 't museum van Tegler aanwezig
geraamte.
Soheurbidk (scorbutus) is eene ziekte
met zeer afwisselende verschgnselen. Zg be-
rust op bloedbederf. Eén van haar voornaam-
ste kenmerken is weekheid, zwelling, paars-
kleurige roodheid en pgn van het tandvleeseh,
verbonden met het losgaan der tanden. Voorts
heeft de igder loomheid in de beenen, pgn
in de knieën, lusteloosheid, gestoorden eet-
lust, eerst verstopping, dan buikloop, eene
vale gelaatskleur en een gevoel van somberheid,
neiging tot bloedingen, bloedafgang, terwgi
zgne krachten afhemen, totdat deze verschgn-
selen door de kunst worden beteugeld of ver-
woestende gevolgen na zich slepen, zooals
waterzucht, het aCsterven van deelen van de
huid, necrose der kaakbeenderen enz. Deze
ziekte vertoont zich vooral op schepen, die
overbevolkt, in vochtige gestichten, die te
druk bewoond, en in steden, die belegerd
zgn, inzonderheid bg bedorven lucht, slecht
voedsel en tot treurigheid stemmende omstan-
digheden. Voor de genezing is het derhalve
van het hoogste belang, genoemde oorzaken
te verwgderen.
Soheurl (Christoph Qottlieb Adolf von),
een verdiensteigk Dtiitsch rechtsgeleerde, ge-
boren te Nflmberg den 7den Januari 1811,
studeerde te Erlangen en te Mflnchen, vestigde
zich in 1836 te Erlangen als privaatdocent
en werd er in 1845 gewoon hoogleeraar. Ook
was hg bg herhaling lid van de Tweede Ka-
mer in Beieren. Hg schreef o. a.: „Lehrfonch
der Instituüonen (7de druk, 1878)", — „Bei-
trilge zur Bearbeitung des römischen Rechts
(dl 1 en 2, 1852)", — ^Sammlung fliegender
BUitter zur kirchlichen Fragen der (ïegenwart
(1857)", — „Teilbarheit als Eigenschaft von
Rechten (1884)", — en „Das gemeine deut-
SCHEÜBL-SCHIEMAN.
327
Bche Eherecht (1882)". In 1881 ontving hf|
pensioen en in 1884 werd h|| door den
den Koning van Beieren in den stand der vi^-
beeren opgenomen.
Soheveningen, een aanzienlek visschers-
dorp in de Nederlandsche provincie Zuid-Hol-
land, tot de gemeente *s Gravenhage behoo-
leaif door de lommerrgke Zeestraat, door een
paardenspoor en een stoomtramway en door
een kanaal met de residentie verbonden, ligt
aan de Noordzee en telt omstreeks 10000 in-
woners. Dit dorp is merkwaardig als eene steeds
in bloei toenemende badplaats, waar des zo-
mers in het prachtige badhuis en andere hd-
tels vele vreemdelingen vertoeven. In de duinen
werd reeds in 1826 een vorsteiyk pavi^oen
opgericht, en talrijke villa's verheffen zich
thans in dat schilderachtig oord. Bovengemeld
badhuis werd in den zomer van 1886 eene
prooi der vlammen, maar zal tegen het vol-
gend voorjaar uit zQne asch herrijzen.
Sohewtsohenko (Taras Grigorgewit^),
een Bnssisch dichter, geboren den 25sten Fe-
bruari 1814 te Kirilowka in het gouvernement
Kiew, kwam in 1832 in de leer by een huis-
verver te Petersburg en verkreeg door tus-
schenkomst van den dichter Shoekowthi toe-
gang tot de Académie van Schoone Kunsten.
Behalve aan de schilderkunst wydde hy zich
ook aan de dichtkunst en vervaardigde zQne
zvraarmoedige, pessimistlBche liederen in de
landtaal van de Ukraine. Ten gevolge van
ztjn gedicht: „Kaukas'* werd h]j in 1847 naar
Orenburg verbannen en bleef er tien Jaren,
en toen h0 eindelijk te Petersburg was terug-
gekeerd, werd hy ziek en overleed aldaar den
25sten Februari 1801.
Sohiaparelli (Giovanni Yirginio), een ver-
diensteiyk sterrenkundige, geboren den 4den
Haart 1835 te Savigliano (Piémont), bekleedt
de betrekking van directeur der sterrenwacht
te Milaan. Hy heeft zich vooral verdiensteiyk
gemaakt door zyn onderzoek naar het verband
van de kometen met de vallende sterren en
schreef: „Note e riflessioni intorno alla teoria
delle stelle cadente (1867). Ook leverde hy
een geschrift over de voorloopers van Coper-
nieut in de dagen der oudheid (1876).
Sohiavone (Andrea), eigeniyk Andrea
MedoUtf een uitstekend schilder der Yene-
tiaansche schooi, geboren in 1599 te Sebenico
in Dalmatië, oefende zich aanvankeiyk naar
kopergravures van PanM^.^ta»tiio, bestudeerde
daarop de kunstgewrochten van Qiorgione en
Tiiiaan en zocht de bevalligheid van eerst-
genoemde met het koloriet van laatstgemelde
te vereenigen. By eene aangename penseelbe-
handeling mist hy correctheid van teekening.
Hy overleed te YenetiS in 1582. De meeste
stukken van Sohiaoone bevinden zich in Ye-
neÜS, — voorts zyn er in andere steden van
ItaliS, alsmede in Frankryk, te Dresden enz.
Sohibboleth (aar) is een Hebreeuwsch
woord, aan welks uitspraak de Israëlietische
richter Jqi>tha de vyandeiyke Ephraïmieten
herkende (Bichteren XII: 5 en 6). Men noemt
om die reden dat woord het onderscheidings-
teeken eener party.
Sohidone (Bariolommeo), een verdienste-
lyk Italiaansch schilder, geboren te Módena
omstreeks het Jaar 1580, was een leerling
van Carracei en een navolger van Oorre^^iOf van
wien hy de fyne kleurschakeering, de voor-
treifeiyke verdeeling van licht en donker en
de bevallige vormen had afgezien. Hy werd
Ho£schiIder te Parma en overleed aldaar in
1615. Omstreeks het Jaar 1604 schilderde
hy de fresco's in het raadhuis te Módena,
„Coriolanus" voorstellend, benevens „Zeven
allegorische vrouwen". Yan zyne stukken in
olieverf noemen wy: De Heiligen Geminianus
(in den Dom te Módena)'', eene „Graflegging van
Christus (in het Palazzo-Farnese te Parma)",
„Christus te Emaus (in het Belvedère te Wee-
nen)" en een „Heilige Sebastiaan (te Napels)".
Te Napels vindt men ook andere stukken van
dien meester, — voorts te Petersburg, Parys,
Florence, München enz.
Schiedam, eene stad in de Nederlandsche
provincie Zuid- Holland, ruim een half uur
gaans ten westen van Botterdam, aan de
Maas, aan den mond van de Schie en aan
den spoorweg van Botterdam naar 's Graven-
hage gelegen, heeft eene haven, 6 kerken,
eene synagoge, eene concertzaal, eene La-
tynsche school, eene hoogere burgerschool,
eene teekenschool en andere inrichtingen van
onder wys en ongeveer 24000 inwoners (1884).
Deze stad is bovenal vermaard wegens een
verbazend groot aantal Jeneverstokeryen, die er
handel en scheepvaart niet weinig bevorderen.
Sohiefher (Franz Anton), een verdienste-
lyk taaikenner, geboren te Beval den 18den
(6den) Juli 1817, studeerde te Petersburg in
de rechten, daarna te Beriyn en vervolgens
nogmaals te Petersburg in de letteren, vooral
in de Oostersche talen, was geruimen tQd
werkzaam als professor in de oude talen
aan een gymnasium te Petersburg, werd er
in 1852 lid der Académie, in 1863 bibliothe-
caris van dit lichaam, en in 1865 staatsraad
in werkeiyken dienst Hy behoori thans tot de
bekwaamste kenners van de Mongoolsche,
Turksche-Tartaarsche en Oeralische-Finsche
taaltakken en bovenal van de Tibetaansche en
Caucasische talen en van het Boeddhaïsmus.
Hy leverde geschriften over de Thoeeij-taal
(1856), — over het Awarisch (1862, 1872 en
1878), — over het Oedisch (1863), — over
het Abchasisch (1863), — over het Ti^et^en-
sisch (1864), — over het Kasikoemykisch
(1866). — over het Hyrcanisch (1871), —
over het Kyrinisch (1878), enz.; — voorts
over de taal der Ostiaken (1858), — over die
der Samojeden (1854-1855), — over die der
Toengoezen (1865), — over die derBoeraeten
(1857), — óver die der Karagassen (1857)
enz. Ook gaf hy den tekst in het licht van
Tdramdtha's „Geschiedenis van het Boeddhaïs-
mus in Indië". Hy overleed te Petersburg den
16den November 1879.
Sohieman (De) is op een oorlogschip éen
der voornaamste scheepsonderoificieren en
heeft den rang van sergeant. Op een driemast-
schip is hy bepaaldeiyk bolast met de zorg
voor alles wat behoort tot het tuig van den
fokkemast en den boegspriet, terwyi de boots-
man waakt over het tuig van den groeten
mast en de kwartiermeester over dat van den
bezaansmast. De onderofficieren aan boord zQn
verdeeld in scheepsonderofficieren en onder-
officieren. Tot de eersten behooren de boots-
man, de schieman, ieder met 2 maats, en de
kwartiermeesters. Meu herkent hen aan de
328
SCHIEMAN-^SCHIËBMONNIKOOO.
floit, die kQ aan een koord om den bals dragen
en waarmede s8 seinen geven aan het in het
toig verspreide volk.
Sohiereiland (Een) noemt men een stnk
land, dat nagenoeg aan alle kanten door water
omgeven en slechts door eene smalle land-
strook met het vasteland verbonden is. Zoo
vormt Moréa een schiereiland van het eigenlQk
Griekenland, — soo is Znid- Amerika nog een
scbiereiluid zoolang de landengte van Panama
niet is doorgegraven en hield Afrika eerst op
een schiereiland te weaen na het tot stand
komen van het Kanaal van Suéz. Langen
tgd vormde ook een gedeelte van Noord-Holland
een schiereiland, terwyi bet thans, na de
doorgraving van Holland op zgn Smalst, door
een kanaal van het overige vaste land
gescheiden is.
Sohieringers en Vetkoopers zBn de
namen van twee partyen, die gedurende de
middeneeuwen in Friesland elkander bestreden.
De Sohieringers vormden de volkspartQ, die
de onafbankeiykheld des b&nds wilde hand-
haven, en de Vetkoopers die der meer
gegoeaen, welke meermalen vreemde hnlp
inriep. De eerste sporen van dien twist, welke
omstreeks 4 eeuwen duurde, vindt men reeds
in het midden der 12de eeuw. Gedurig ont-
stonden er na dien tyd hevige veeten tusschen
adeliyke gedachten en wcHrden er gruwelen
bedreven, die men door het stichten van ker-
ken en kloosters weder aocht goed te maken.
Ter bevordering van eigen veiligheid deden
de aanzieniyken overal stinsen verrQzen, wel
eens twee en meer in hetaelfde dorp, en ein-
deiyk losten de kleine verdeeldheden in den
loop der 18de eeuw aich op in genoemde twee
hoofdputyen. Wellicht ontleenden deze hare
namen aan de schier-aal, welke inWestergoo
in groote hoeveelheid gevangen werd, en
aan da vetweidery, die voond in Oostergoo
iterk gedreven werd. Eenigen tyd waren zQ
gescheiden door de Bfiddenzee, doch later
vond men overal in Friesland aanhangers van
beide partyen. Binnenlandsche twisten in het
graaibdiM» Holland schonken aan de Friezen
eene ongestoorde gelegenheid om tegen elk-
ander te woeden. De onderlinge verbittering
werd zoo groot, dat de vetkooper Okko tem
Broek de htdp inriep van Heriog Alhreeiktfxm
Bmerem. De Vetkoopers erkenden in 1881 den
Hertog als leenheer, doch toen laatstgenoemde
in 1896 een tocht naar Friesland ondernam,
staakten de Friezen aanstonds den ouderlingen
twist, om onder aanvoering van Juw Juwwga
zich tegen de Hollanders te verdedigen.
Trouwens noch deze onderneming, noch die
van 1898 had voor den aanvaller een gunstig
gevolg: doch toen hy verdreven was, ontbrandde
de twist der Schieringers en Vetkoopers met
nieuwe kracht.
In 1480 ontstond een twist te Bolsward,
waar het beheer in handen was gekomen van
den minderjarigen Qotltk Jongema, Zoowel
zyne moeder als zyn oom Jww Jwngtma maakte
aanspraak op de voogdyschap, waarin laatst-
genoemde zich met hulp der Vetkoopers wist
ie handhaven. Deze gebeurtenis, alsmede de
verovering van Leeuwarden door de Schierin-
gers, bracht eene geweldige verbittering te
weeg, waardoor de aloude vryheid vernietigd
werd. Inmiddels had de tusschenkomst van
den Keizer niet eens de gewenschte gevolgen^
Toen de Schieringers zich in 1494 tot hem
wendden, gaf hy door i4|n gezant OUo fom
Langen to kennen, dat hy het van belang
achtte, een potestaat te kiezen. De Schierin-
gers nu verkozen Juw Dékama, maar de Tet-
koopers wilden hem niet erkennen. Daaren-
boven was Albreckt van Saksen reeds voor de
komst van den gezant door den Keizer tot
erf^wtestaat van Friesland benoemd. Dm
ondersteunde nu eens de éene, dui weder de
andere party en somtyds beide partyen, om
met de bestaande verdeeldheid zyn voordeel
te doen. Hy werd in 1498 wel is waar in
zyne waardigheid erkend, maar moest, even-
als zyne zonen, zich er met geweld van wa-
penen staande honden. Kadat éen der zonen
in 1516 zyne aanspraken op Friesland aan
Karèl van Oatienrijk verkocht had, kostte het
aan dezen weinig moeite, die gedeelten van
Friesland aan zyn gezag te onderwerpen,
welke liever Kard van CMder als heer wilden
huldigen. De volkomene onderwerping der
Friezen aan Kaïrd van Ootiemrijk in 1628
maakte een einde aan den burgerkrQg der
Schieringers en Vetkoopers.
Sohiermonnikoog , een Kederlandsch
eiland, tot de provincie Friesland behoorende,
ligt tegenover de Lanwers, heeft een lang-
ronde gedaante en by eene lengte van 2 eene
grootste breedte van éen uur gaans en telt b0na
1000 inwoners, die gedeelteiyk in den land-
bouw, maar verreweg voor *t grootste gedeelte
in de zeevaart hun bestaan vinden. De noord-
zyde is voorzien van eenige ryen hooge duinen,
afgewisseld door welig begroeide duindalen.
Aan den zuideiyken voet dier duinen ligt het
regelmatig aangelegde, met een finud plant-
soen versierde dorp, en ten zuiden van het
dorp, alsmede oost- en westwaarts van dit
laatste vindt men kosteiyke weiden, dooreen
hoogen dyk tegen springvloeden beveiligd.
Men heeft er eene nette kerk, eene zeevawt-
school, eene lagere school, twee hooge vuur-
torens en den l&tns gemodemiseerden burcht
Bysbergen. Vermoedeiyk is dit eiland in de
middeneeuwen met den vasten wal geheel of
nagenoeg verbonden geweest. Men vindt bet
genoemd als bezitting van het klooster Claercamp
in een charter van 1465. Vermoedeiyk is het in
1580 met andere kloostergoederen aan den lande
van Friesland vervallen, en dit gewest heeft
het als heeriykheid met civiele en crimineele
Justitie in 1688 verkocht aan Jokan Siaekom-
wer^ heer van Bjjtbergen^ IteUêttee^ 8t, Amma
enz. Het bleef in het bezit van dit geslacht
tot 1859, toen het voor eene som van 98000
gulden werd aangekocht door mr. JokmBriek
BoMckf die er voorts 83 000 gulden besteedde
aan den aanleg van reeds genoemden dyk.
Het harde strand en de volle golfUag der
Noordzee maken dit eiland zeer geschikt tot
eene badplaats. Weinige Jaren geleden ii er
een weg aangelegd door de duinen naar het
noorderstrand. waar een eenvoudig pavi^oen
verrees, om in de behoeften der badgasten
te voorzien , wier aantal van Jaar tot Jaar
toeneemt. Eindeiyk is in het Jaar 1886 besloten
tot den bouw van een aanzieniyk badhuis, dat
nagenoeg 40 000 gulden zal kosten. Het wordt
gesticht op den noordeiyken duinzoom en
komt in het vooijaar van 1887 in gereedheid.
SCHIEEMONNIKOOG— SCHIETKATOEN.
829
Alfldan wordt voor het gemak der badgasten
een dageigksebe stoombootdienst op Groningen
faigesteld. Ook wordt de zandweg door de
dninen, van het dorp naar het badhnis, ge-
plaTOid.
Sohieten ia in het algemeen het voortdrQ-
▼en van projectielen door middel van schiet-
wapens, hoewel bg manoenvres tot oefening en
m het doen Van sein- en satnntschoten eigen-
Hik geene projectielen worden gebeiigd. De
baan yan het voortgestuwde projectiel is van
looveel omstandigheden afhankelQk, dat men
niet yan sekerheid, maar enkel van waar-
schfinltikheid van trelTen kan spreken. Gemelde
sekerheid neemt intnsschen toe met de kennis der
oonaken, die het projectiel van sEQne baan
doen afwyken en met die yan de middelen,
welke men tot bestrijding dier oorzaken kan
aanwenden. De omstandigheden, welke in-
yloed knnnen hebben bQ het treffen. z0n:
yeranderingen yan de ziel en yan het yizier
yan het wapen, welke bQ het schieten ont-
staan en niet constant bigyen, — ongeiyke
toestand yan het buskruit en yan het projec-
tiel, — ongeigke bediening bfl het richten yan
het geschut of yan het geweer, bf) het aan-
zetten yan het projectiel of bQ het zuiyer
houden yan de ziel, — het weder, de warm-
tegraad en de dichtheid des dampkrings, die op
de draagkracht werken, terwgi de wind eene
zydelingsche afwQking kan yeroorzaken, —
en onyoldoende yastheid yan het afltiit. Al
die omstandigheden yerminderen de zekerheid
yan het treffen, wanneer zQ gestadig yeran-
deren; blfiyen zQ standvastig, dan kunnen zg
in rekening gebracht worden. Eene Juiste be-
paling yan den afetand yan het doel beyordert
de waarschgniykheid yan het treffen; doch
deze wordt dikwyis yerydeld door eene zQde-
lingsche afwijking. Men heeft ten behoeve
van het richten van geschut tabellen vervaar-
digd, welke voor een gegeven afttand de
elevatie aanwQzen, bQ het lichte veldgeschut
tot een afstand van 6800 en bQ het zware
tot een afstand van 7000, Ja, bQ de 15 Ned.
dutms-ringkanonnen tot een afstand van 8 500
Ked. el. Deze draagwijdten hebben betrekking
op het horizontale vlak en bepalen dus niets
omtrent de aflstanden, welke onder andere
qmstandigheden kunnen bereikt worden. BQ
het indirecte schieten bevindt zich het doel
achter eene bedekking, byv. achter een vest
tingwal. Daar het doel hier niet zichtbaar is,
moet de hoogte niet met het vizier, maar met
het qnadrant bepaald worden. By rechtstreek-
sche schoten daarentegen is het doel zichtbaar
en ook het geschut zelf ongedekt. — BQ het
schieten met draagbare vuurwapens is het
treffen vooral afhankelijk van Juist mikken,
van een onbeweegbaar vasthouden en van een
kalm afdrukken. De draagkracht van een ge-
weerkogel is in het horizontale vlak ongeveer
1000 Ned. el, maar bü elevatie ongeveer
dubbel zoo groot. Daar het schyfschieten op
schuttersfeesten plaats heeft naar een doel,
op bekende afttanden geplaatst, terwyi men
daarenboven veelal een steunpunt heeft voor
de buks, zoo zyn hier de omstandigheden
ter bevordering van het treffen zoo gunstig
mogeiyk.
Sometgaten zyn in muren, borstwerin-
gen en andere bedekkingen aangebrachte
openingen, waardoor men met geschut of
geweer vuren kan. Zy moeten geschikt zyn
voor een onbelemmerd gebruik dier wapenen,
maar tevens de bedekking zoo weinig mogeiyk
verzwakken. De hoogte dier gaten is evenredig
aan die der monden van het geschut en aan
die der aanleghoogte der manschappen. De
zyvlakken dier openingen zyn In muren niet
recht, maar gebroken, om by een groot ge-
zichtsveld de meest mogeiyke sterkte van
dekking te behouden. De schietgaten in de
scheepswanden noemt men poorten, In gepant-
serde schepen heeft men in den Jongsten tyd
het draaipunt van het geschut by den mond
gesteld, om er de openingen zoo klein moge-
lyk te maken.
Sohietkatoen (pyrozyline) is ceUuloee,
waarin een gedeelte der waterstof (ge wooniyk
8 atomen per molecuul) vervangen is door
8 nitrogroepen (NO2). Het werd reeds in 1838
door Braconnoi ontdekt, maar trok eerst de
aandacht na de onderzoelclngen van Sckönbein
in 1846. Het wordt verkregen door gezuiverd
katoen gedurende 10—15 minuten bloot te
stellen aan de werking van rockend salpeter-
zuur, daarna door lang uitwasschen het zuur
volkomen te verwyderen en het eindeiyk by
een zachten warmtegraadte drogen. Yolgens
Knop is het beter, het katoen in een mengsel
van geiyke deelen zwavelzuur en salpeterznur
te dompelen. Het katoen wordt by die be-
handeling ongeveer tweemaal zwaarder, doch
is op het gevoel en op het oog niets veranderd,
hoewel onder den microscoop de vezels zich
minder glad vertoonen. Scheikundig echter is
het een ander lichaam geworden. lodium en
zwavelzuur, die cellulose blauw kleuren, laten
het onveranderd, en het overtreft nnzeifiihet
buskruit in ontbrandbaarheid. By zyne ont-
ploffing, die somtyds reeds beneden 100^ C.
plaats heeft, ontwikkelen zich kooldiozyde,
koolmonozyde, stikstofozyde en waterdamp.
Het is niet geschikt voor vuurwapens, omdat
het deze door het plotseiyke der on^loffing
verbryzelt, maar des te beter voor het doen
springen van rotsen. Het bewaren van aan-
merkeiyke hoeveelheden schietkatoen biyft,
zelft by de uiterste behoedzaamheid, zeer
gevaariyk.
Omtrent de zoogenaamde nitroverbindingen
der cellulose heeft Wolfram onderzoekingen
ingesteld, die de volgende resultaten oplever-
den: in de cellulose CoHioOg kunnen 2, 8, 4
of 5 atomen waterstof door de groep NO2 ver-
vangen worden en daardoor ontstaan vier
nitroverbindingen nameiyk:
Pentanitrocellulose CüH5(NOj)ft05
Tetranitrocellulose C6H6(N0i)405
Trlnitrocellulose CeHy (SOih O5
Binitrocellnlose CuHsCNOs)} O.
Men kan deze verbindingen in vezeligen of
poedervormigen toestand verkrygen. Haar aan-
tal groepen NO,, dat de waterstof in de cellu-
lose substitueert, neemt toe met de hoeveelheid
zwavelzuur, den duur der werking en de
temperatuur van het zuurmengsel. Eenehooge
temperatuur bevordert het doordringen in de
cellulose, verandert hare structuur en geeft
aan de praeparaten en hunne . oplossingen
andere eigenschappen. By het bereiden van
genitreerde cellulose verkrygt men meestal
mengsels van verschillende verbindingen. Door
SCHIETKATOEN— 8CHIEVELBE1N.
eenseer geconcentreerd zaurmengBel worden de
▼erachillende soorten van cellulose in eeneen de-
zelfde verbinding omgezet, maar door het ge-
bruik van zwak zuur verschillend genitreerd.
Praeparaten met meer dan 41,89% NOj bevatten
in hunne poriën salpeterzuur, dat niet door uit-
wasschen verwQderd kan worden; die met
minder dan 22,22% NO^ z||n met niet genitreerde
cellulose vermengd. Hoe gemakkelQker eene ve-
zel door de werking van zwavelzuur in perga-
ment veranderd wordt, des te moeielQker wordt
zQ genitreerd, en hoe minder het zwavelzuur
er op werkt, des te meer doet het salpeterzuur
zich gelden. De oplosbaarheid der nitrocellulose
is naar gelang van hare samenstelling en van
hare structuur verschillend. Door schietkatoen
te doortrekken met gelatine of door toevoeging
van gelatine aan het zunimengsel vóór het
nitreeren kan men zorgen, dat men een poe-
dervormig praeparaat verkrQgt
Behandelt men, volgens Bêokampy schiet-
katoen met yzervitriool, dan worden de ele-
menten van het salpeterzuur weder tegen
waterstof uitgewisseld en cellulose terugge-
vormd. Dit is de reden, waarom men de
nitrocellulose enz. niet als ware nitroverbin-
dingen, maar als ester van het salpeter moet
beschouwen. Door alkaliën toch worden zQ
verzeept onder de vorming van cellulose
en van een nitraat Voorts is het eenigs-
zins oplosbaar in zwavelzuur, bytende pot-
asch, azQnaether en gewonen aether, en
laatstgenoemde oplossing, ociOodmm geheeten,
wordt gebezigd in de heelkunde en in de
photographie. De oplosbaarheid van schiet-
katoen in aether is zeer afhankeiyk van de
bereiding; het best oplosbaar nameiyk is die
soort, welke bereid werd met behulp van
salpeterzuur en zwavelzuur. Ook de tempera-
tuur van het mengsel, waarin men het katoen
dompelt, en andere min bekende omstan-
digheden hebben daarop groeten invloed.
Tot het bereiden van coUodium neme men
10 gewichtsdeelen QiQK^maaht, gedroogd
salpeter, die men aanroert met 15 gewichts-
deden zwavelzuur. Zoo verkrUgt men eene
oplossing, die zuur zwavelzuur kalium en vry sal-
peterzuur bevat en zuiver katoen in 16-30
minuten in schietkatoen verandert. Dit laatste
wordt goed uitgewasschen, tnsschen papier uit-
geperst en terstond in 27 gewichtsdeelen aether
opgelost. Hiervan verkrijgt men eene gelei, die
door bU voeging van nog 18 gewichtsd^en een
weinig alkohol bevattenden aether dun en
vloeibaar wordt. Het collodium moet in dicht
sluitende flesschen bewaard worden , en het
droogt, op de huid gebracht, spoedig op tot een
luchtdicht vlie^e. De photographen bezigen
collodium , om eene homogene laag te ver-
krijgen, die gevoelig gemaakt kan worden
voor de werking van het \\Ci\ii{t\»PhotograpMe).
Het xyloHdAne^ door de werking van rookend sal-
peterzuur op zetmeel verkregen, komt in vele op-
zichten met schietkatoen overeen .Het is evenmin
eene nltroverbinding als de cellulose en ont-
brandt b|i 185'' C. — Ook \Atmomniet (manna-
Buiker) bereidt men eene dergelijke verbinding
door het te behandelen met een mengsel van
geconcentreerd salpeter- en zwavelzuur. Men
geeft daaraan den naam van nitromannUt of
IcnaUHoniMt CeHijCNO^V Deze verbinding kris-
talliseert gemakkeiyk uit alkohol of aether en
kan beschouwd worden als manniet, waarin
6 atomen waterstof door even veel nitrogro^^n
vervangen z|jn. ZjJ ontploft by verhitting min-
der heftig dan schietkatoen, maar onder den
hamer met een sterken knal en wordt aan-
bevolen ter vervaardiging van percussiedopjes.
SohieUood (Het), waarmede men zich
overtuigt of sommige deelen van schrynwer-
kers-, timmermans- of metselaarsarbeid zieh
wel in een zuiver verticalen stand bevinden,
bestaat uit een rlchtklo^je, waarin eene opening
geboord is, waardoor een snoer of koord
loopt, waaraan een bol- of peervormig me-
talen gewiekte bevestigd is. Houdt men het
klokje tegen de te beproeven zyde van eenig
voorwerp en laat men daarna het koord sjiie-
ten, dan kan men aanstonds waarnemen of
dit ook in de richting van het verticaal neer-
hangend koord afwykt. Men gebruikt het
Bchietlood ook om een punt te vinden, dat
loodrecht onder een gegeven punt gelegen is,
en men verandert ^n naam alsdan in dien
van puntlood,
Sohietmotteil (Phryganidea) of water-
motie» zyn dieren, welke tot de orde der
NetvUu^dige itueoten (Keuroptera) behooren.
Zy onderscheiden zich door 4 vliezige vleugels,
van welke de voorste ongeplooid, doorgaans
met haar^es bezet en van vertakte aderen
voorzien zyn, terwyi de achterste broeder en
overlangs als een waaier geplooid kunnen
worden, door een kort borststuk, door mond-
deelen, die ongeschikt zyn tot byten, door
onvolgroeide bovenkaken en door lange sporen
aan de achterschenen. — voorts gewoonlQk
door zeer lange, gelede sprieten en door be-
haarde of lange tasters aan de monddeelen.
zy leggen hare eieren, doorgaans eene groene,
gedeiachtige massa vormend, in het wattr
en hechten ze vast aan eene waterplant. Do
daaruit voortkomende larven leven in het water
in kokertjes, die uit verschillende stoffen samen-
gesteld en aan de uiteinden open zyn. Die
larven zyn rolrond, week, met een harden kop
en 4 vry lange voorpooten, alsmede gewoonltfk
met 3 vleeschachtige uitwassen op den 4dea
llchaamsring. Zy verpoppen in den koker,
nadat zy de éene opening dichtgesponnen en
de andere op een steen of stengel geplaatst
hebben. Men vindt de schietmotten aan den
kant van slooten, in vochtige bosschen en ook
wel in huis, waar zy met onbesuisd geweld
op het lamplicht afvllegen.
Sohievelbein (Hermann), een verdienste-
I lyk beeldhouwer, geboren te Beriyn den 18den
November 1817, werd in 1853 lid der Aca-
démie aldaar en in 1859 professor aan die
inrichting. Hy overleed te Beriyn den 6den
Mei 1867. Van zyne kunstgewrochten noe-
men wy: éen der marmeren groepen op de
slotbrug te Beriyn, — de modellen voor de
standbeelden van het operagebonw en ter
versiering van de Witte Zaal in het Ko-
ninkiyk slot, — de Apostelen voor eene
kerk te Helsingfors, — een fries, de verwoes-
ting van Pompeji voorstellend, in het nieuwe
museum, — het standbeeld van Herman oo»
Salza te Mariënburg, — een relief voor de
Weichselbrug te Dirschau, — Luther en Me-
landktkon vóór de universiteit te Königsberg,
— het gedenkteeken ter eere van den vryheer
tH>» SUiny — en het postament voor het
SCHIEVELBEIN- SCHIK ANEDER.
331
standbeeld yan FrUdrich Wühêlm III teKeulen,
Schijn (De) wordt gowooDiyk tegenoyer
liet wezen of de waarheid gesteld. Het woord
is afkomstig van schQnsel of een bepaald
licht, dat de yoorwerpen bestraalt en alzoo
aan deae een eigenaardig yoorkomen geeft,
4at niet altyd in overeenstemmiog is met de
werkelijkheid. Zoo kan men ook door drog-
redenen, yalsche beweringen enz. iets in een
yalsch licht plaatsen en daaraan een glimp
^e?en, dien hst eigenlQk niet bezit. Schyn-
deogd en schgnvroomheid zyn niets anders dan
a&chnweigke huichelary. De schyn kan in-
tosschen ook het spiegelbeeld yan het wezen
xyn, terwyi wU dit laatste niet kennen. Im-
mers yolgens Xo»^ zyn de boiten ons bestaande
yoorwerpen slechts verschijnselen (phenomena)
Tan de werkdijJce zaken (nonmena), welke wy
in haar wezen niet knnnen doorgronden, ter-
wyi wy het er yoor houden moeten, dat de
yerschynselen er min of meer mede oyereen-
^ornen.
Schijndood (aaphyxia) is een toestand,
waarin de leyensylam zoo flanw brandt, dat
nSi niet merkbaar is, zonder eyenwel onyat-
baar te wezen yoor eene nieuwe opflikkering.
Jlen meent gewooniyk, dat een menscheiyk
lichaam als dood mag beschouwd worden ,
wanneer de werkzaamheid yan het hart en
van de ademhaling opgehouden heeft. Toch
yindt men by yerschillende ziekten een toe-
stand, waarin die beide werkzaamheden tot
xulk een minimum yerminderen, dat alleen
de bekwame arts ontdekken kan, dat zy nog
niet geheel hebben opgehouden. Aan dien
toestand geeft men den naam yan schyndood.
Bewustheid, geyoel en beweging hebben op-
gehouden; de huid heeft eene vale doodakleur;
yan adeinhaling ontwaart men opperylakkig
^een spoor en de polsslag is schynbaar yer-
dwenen, althans op de plaats, waar men
dien gewooniyk yoelt, nameiyk by de hand,
«n alleen by eene hoogst nauwkeurige aus-
cultatie bemerkt men iets yan de samentrek-
king yan het liart. Men meent, dat deze
oyergang yan het leyen tot den dood wel
«en half etmaal kan duren. Schyndood kan
ontstaan door inwendige ongesteldheid, byy.
door flauwyallen na zware yermoeienis, alsmede
hy heyige krampen, by hysterie, epilepsie en
«clampsie, by cholera en by het gebruik yan
narcotische yergiften, zooals opium, blauwzuur
en chloroform, — by uitwendige beleedigingen.
t>yy. by hersenschudding, yerwondingmetyeei
bloedyerlies enz., — en door oor^iken yan
byzonderen aard, zooals by pasgeborenen
wegens gebrekkige ademhaling, by drenkelin-
gen, opgehangenen enz. Voorts is het bekend,
dat eenige Jaren geleden het zonderlinge ge-
Tucht zich yerspreid heeft, dat men in Amerika
het middel had ontdekt, om leyende wezens
In een toestand yan schyndood te brengen en
daarin gedurende een onbepaalden tyd, geholpen
door eene temperatuur beneden het yriespunt,
te doen biyyen, — en teyens het middel om
ve ieder oogenblik tot het yolle leyen terug
te roepen.
Het bestudeeren yan den schyndood is yan
Teel belang wegens het geyaar yan leyend
begrayen te worden; doch dit geyaar is yooral
gelegen in een al te spoedig ter aarde bestel-
len en eene onyoldoende lykschouwing. De
yrees daaryoor is wyders zeer oyerdreyen,
omdat geyallen yan levend te worden begra-
yen tot de groote zeldzaamheden behooren.
Een langdurige schyndood toch komt zeer
zelden yoor, en dan nog nagenoeg niet anders
dan by pasgeborenen, verdronkenen of opge-
hangenen. Toch kunnen hysterische vrouwen
wel eens dagen, ja, wel eens éen of twee
weken lang in den staat van schyndood ver-
keeren, en dikwyis biyven zy daarby in het
bezit van het gehoor en van de bewustheid,
zoodat zy het pyniyke van haren toestand
gevoelen zonder zich te kunnen bewegen.
Tot de voorbehoedmiddelen tegen het levend
begraven behooren: dat de ter aarde bestel-
ling eerst 8 etmalen na het vermeende sterven
geschiede. — dat het lyk, hetzy in eigen
woning, hetzy in een lykenhuis, zorgvuldig
bewaakt worde, en dat er lykschouwing
door een deskundige plaats hebbe. Omtrent
het verschil tusschen schyndood en werkeiy-
ken dood deelen wy het volgende mede: de
ademhaling en de beweging van het hart du-
ren, hoe gering ook, by den schyndood voort,
maar by den dood niet. Om die bewegingen
waar te nemen, houdt men een donzen veerde
onder den neus of men plaatst een schaalde
met water op de maagholte, om te zien, of
men daarin ook beweging bespeurt, of men
houdt vóór den mond een spiegel, om op te
merken of deze ook beslaat. B|) vermoedeiy-
ken schyndood poogt men de zenuwen te
prikkelen door riekende middelen (ammoniak
en azynaether), door het kittelen van den
neus, door het besproeien van het lichaam
met koud water en door de huid te borstelen
en te wryven, vooral op den rug tot herstel-
ling van de ademhaling. Hieraan echter mag
men niet veel tyd besteden ; men dient nameiyk
met spoed eene kunstmatige ademhaling te ver-
wekken. Het lichaam moet daartoe half op den
buik en half op zyde gelegd worden, opdat
by drenkelingen de vloeiBtoifen uit maag en
mond zich onbelemmerd kunnen verwyderen.
Daarop doet een persoon de armen van den
schyndoode regelmatig op en nedergaan, ter-
wyi een tweede persoon in dezelfde mat^den
buik eenigszins samen drukt. Door eerstge-
noemde beweging treedt de lucht in de borst-
holte en door laatstgemelde wordt zy er uit
geperst, zoodat men eene in- en uitademing
doet ontstaan. Een goed onderscheidingsmid-
del tusschen dood en schyndood bestaat daarin,
dat men een mosterdpap op de huid legt of
deze op enkele plaatsen met vochtig flanel
söo sterk wryft, dat de opperhuid er afjge-
schuurd wordt By een werkeiyken dood wor-
den de met mostardpap belegde plaatsen niet
rood, en de afgewrevene plekken niet vochtig,
maar drogen spoedig op en vertoonen zich na
6—12 uren geelbruin, hoomachtig hard en
eenigszins doorschynend. Zoogenoemde doods-
ylekken zyn geen zeker kenteeken van den
dood, want men heeft ze opgemerkt by perso-
nen, die nagenoeg door kolendamp verstikt
waren, maar gered werden, en men weet tevens,
dat men ze by vele lyken vruchteloos zoekt.
De meest te vertrouwen teekenen van den
dood zyn verstyving en verrotting. Het is
daarom zeer moeieiyk, kort na het sterven over
dood en schyndood te beslissen.
Schikaneder (Emannël), een verdienste-
382
SCUIKANEDER-SCHILDEBKUNST.
igk open- en blftspeldichter, geboren te Be-
gensborg in 1761, rerwierf als komiek in
onderscheidene OoatenrQksche steden groeten
bOnJ, was voorts directeor van het tooneel
te Praag en daarna te Weenen, waar hQ een
Bchonwbarg stichtte en den 21sten September
1812 overleed. Zyne opera^s en zangspelen, van
welke «Die Zauberflöte** door de maziek van
Mosatrt de meeste rermaardbeid verkreeg, zyn
nitgegeren onder den titel: „Theatraliscbe
Werke (1792, 2 dln)".
Sohikgodinnen {Mo7pm^ Parcae), doch-
ters van den Nacht of van Zem (JApiter) en
Tkêmitf werden na eens beschouwd als de
verhevene, machtige godinnen van het eeowige
noodlot, goden en menschen beheerschende,
dan weder als godinnen van leven en dood,
den levensdraad der menschen voortspinnende
of dien afknippende. ZU waren drie in getal,
nameigk dotho (de Spinster), Lacketit (de
Lotbeschikster) en Atropot (de Onvermorw-
hare). De dichten stelden ze soms voor als oude
vronwen, en de beeldhoawers gaven baareen
middelbaren leefiyd en bepaalde attributen,
nameiyk aan Clotlo een spinrokken of papier-
rol, aan Lachetis eene stift, waarmede zQ
het noodlot aanwjist, en aan Atropot eene
schaar, eene balans, een zonnewyzer of eene
graveemaald.
Schild (Het) was in ouden tQd het voor-
naamste verdedigingswapen tegen houw en
steek, tegen pt)l en speer. De Qrieken had-
den groote schilden (tyreos), vervaardigd van
onderscheidene lagen leder en eene bedekking
van metaal. In het midden bevond zich de
tlzeren punt, die ook tot wapen van aanval
kon dienen. Toorts waren aan de binnenzijde
riemen of ringen aangebracht, om het aan den
linkerarm te bevestigen. Daarenboven hadden
de Qrieken ronde schilden (aspis) met eene
middell0n van omstreeks 70 Ned. duim. BQ
de Romeinen had het schild van het voetvolk
(scutum, parma) eene middellQn van 1 Ked.
el en eene ronde en dat van de rultery (cly-
peus) gewoonlijk eene ovale gedaante. De sol-
daten der legioenen hadden groote, vierkante
schilden van met leder overtrokken hout met
metalen randen. De Perzen bezigden groote,
van teenen gevlochten schilden, die z|| met
eene metalen staaf in den grond bevestigden.
De armborstschutters van Qascogne gebruik-
ten dergeiyke schilden nog in 1515 in den
slag bQ Marignano. Het verlies van het schild
werd voor eene groote schande gehouden, en
de gesneuvelde of gewonde krijgslieden wer-
den op hun schild weggedragen. De Romei-
nen en Qrieken wapenden niet alleen in het
tweegevecht zich met schilden, maar geheele
afdeelingen wisten dit verdedigingswapen zoo
te plaatsen, dat al de schilden te zamen een
schier ondoordringbaren muur vormden (testudo
of schilddak). Op een schild geplaatst en rond-
gedragen te worden was b| vele volken de
oogste eer en diende bU de Bourgondiërs ten
teeken der koningskeuze. Het schild werd door
gedaante en kleur reeds vroeg een onderschei-
dingsteeken voor verschillende volken, alsmede
door versiering en wapenleus een kenmerk van
bepaalde geslachten en personen. Uit de ver-
sieringen van het schild ontstonden alzoo de
geslachtswapens. De schilden der midden-
eeuwBche ridders waren verschillend van ge-
daante. BQ de Franschen, Spanjaarden, Ne-
derlanders en Italianen waren zQ rond en
droegen den naam van rondas. Ook werd een
schild in ons Vaderland wel beuJcelaar gehee-
ten. In 1595 liet Prins Mamriis proeven ne-
men, om met groote schilden (targes) door
een bataUon piekeniers te dringen ; zy geluk-
ten wél, maar toch werden genoemde schilden
niet ingevoerd.
Sohild of Schilt. Onder de munten, in de
middeneeuwen in ons Vaderland in gebruik^
komt onder meer voor de schild of schilt. DH
geldstuk speelt eene voorname rol, zoo lelft dat
het een grondwoord voor eene speciale belasting
opleverde.
In 1S87 werd het Fransche of, zooals b| de
berekening van de schilttaele heet, het Franck-
rycksche schilt geslagen, bevattende 4,86
gram 4jn goud. Dit stuk werd berekend tegen
18 grooten, ongeveer f7,20 van de tegenwoor-
dige waarde.
In 1888 werd het Dortsche gouden schild
geslagen en ingevoerd op een 4jn gewicht
van 4,01 gram goud, geldende 40 groot Toen
werd het bovengenoemde Fransche schild be-
rekend tegen 48 Vs groot of f 12,01. Langza-
merhand veranderde de waarde op verrassende
wOze. Zoo gold het Fransche schild van 4.30
gram fUn goud, dat in 1848 18 groot gold, in
1411 51 groot, in 1421 62 groot
Nog vinden we melding gemaakt van het
gouden Wilbelmusschild, dat doorgaans 21 stui-
vers, soms echter 20 stuivers gold.
Schild (Franz Joseph), een ZwUaersch
volksdichter, geboren den 14den AugustuB
1821 te Qrenschen (canton Solothum), stu-
deerde te München en te Weenen in de geneet-
kunde, practiseerde in zQne geboorteplaats en
vertrok in 1855 naar Solothum, om zich uit-
sluitend aan de beoefening der letteren te
wgden. Ht) schreef: „Jurakl&nge (1850)**. —
„Auf dem Lebersberg (1860—1866, 2dlny\ —
„Der Qrosz^tti aus dem Lebersberg (1864—
1868, 2 dln)**, — „Aus dem Volk und fOrdas
Volk (1876)", — en „Oeppis ab* em Schrfib-
tisch vom Groszfttti (1869)." ZQne gezamenlfike
gedichten verschenen in 1881 in 8 deelen onder
den titel : „D> Groszfttti us*em Lebersberg".
Sohilderkunst (De) beijvert zich, op
een plat vlak tafereelen te leveren uit het
leven der menschen of dat der natuur, en wel
op zoodanige wijze, dat de voorgestelde voor-
werpen zich in llchamel0ken vorm aan het
oog vertoonen. Men houdt hierby rekening
met het ideale, practische en historische ge-
deelte der schillerkunst In het eerste wor-
den de grenzen der schilderkunst en het ver-
band van hare verschillende vakken aange-
wezen, — in het tweede de techniek en de ver-
schillende soorten van schilderkunst behandeld,
— en in het derde wordt de geleidel0ke ontwik-
keling der schilderkunst, met betrekking tot
hare onderscheidene scholen en kunstvaUen.
gadegeslagen. Het ideale gedeelte omvat niet
in het algemeen het voorwerp der schilder-
kunst, maar in het bQzonder dat voorwerp
als tegenovergesteld aan de plastiek enz. Voor
het uitwendige onderscheidt zich de schilder-
kunst van laatstgenoemde, doordien de plastiek
het voorwerp, ter afbeelding gekozeiL voor-
stelt in lichameltjken vorm, zonder zich om
kleuren te bekreunen, terwyi de schilderkunst
SCHILDERKUNST.
883
dat voorwerp jaist door kleuren lichamelOk
poogt te doen schynen. Wat wQ met bet oog
waarnemen, zyn kleuren en vormen; doch
wQ merken de vormen op door middel der
grenBbepalende kleoren. Ten bewQze hiervan
voeren wf| het beeld in den spiegel aan, dat,
op een plat vlak teruggekaatst, de vormen
vertoont van het oorspronkelijke. De kennis
der vormen verkrijgt men eigeniyk door de
geiamenlUke waarnemingen van bet oog en
van het gevoel. Een blindgeborene, die plot-
aeiyk xiende werd, aon niet in staat sijn,
den stand der voorwerpen achter elkander te
beseffen, — hQ zon alles zien als in hetzelfde
platte vlak geplaatst Hieruit volgt, dat de
kleur, als de grondslag onzer waarneming
in de natuur, het beste middel is om voor-
werpen voor te stellen, zoodat men de schil-
derkunst de voornaamste der beeldende kun-
sten mag noemen. Hieruit volgen zekere be-
palingen omtrent de grensen der schilderkunst.
Het meest werkelQke (reëele) is de stoffelijke
natuur ; deze is onder de vakken van schilder-
kunst (als stilleven) de laagste, en toch valt
het landschap buiten het gebied der plastiek.
Omgekeerd moet men de zuivere allegorie, de
symboliek, van het terrein der schilderkunst
weren, terwQl zy geenszins ongeschikt is voor
dat der plaistiek. Tot de kunst rekenen wQ
allerminst die gewrochten, waarin kleur en
vorm verbonden zlJn, zooals wassen beelden,
gekleurde borstbeelden enz., daar deze in den
regel als misleidende natuurnabootsing, een
onaangenamen indruk maken. Daartoe behoo-
ren ook de diorama's en panorama's met
vuurspuwende bergen, sneeuw- en regenvla-
gen, onweders enz. Aan de kunst moet voorts
een bepaald denkbeeld ten grondslag liggen,
en uit de verhouding van den idealen inhoud
tot de werkeiyke voorstelling ontstaat aan de
éene zyde het onderscheid tusschen idealismus
en realismus, en aan de andere zyde de reeks der
verschillende schildervakken (historie, genre,
landschap, stilleven enz.). Zoowel het idealis-
mus als het realismus kan in de schilderkunst
tot syn recht komen en wél door bovenge-
noemde reeks. Hoe hooger het onderwerp zich
verheft, dat is, hoe meer het tot de idealen,
behoort, zooals de Bybelsche en historische
onderwerpen, des te meer moet het realismus
op den achtergrond treden, en hoe meer het
tot den kring van het werkeiyk bestaande
behoort, des te minder mag zich het idealismus
doen gelden. Eene historische figuur moet der-
halve op meer ideale wyze worden opgevat,
dan een genreflgunr, en de religieuse schilder-
kunst anders behandeld worden dan het stil-
leven. Deze betrekking tusschen den aard van
het onderwerp en zyne behandeling geeft het
eigenaardig kenmerk, hetwelk met den naam
van ityl bestempelu wordt Is een ideaal
onderwerp te realistisch behandeld of omge-
keerd, dan verwyt men den kunstenaar ge-
brek aan styi. De uitersten van idealismus
en realismus dragen de namen van tpiritua-
Utmut en naimraUtmm. Men vindt voorts
in de reeks der schildervakken steeds eene
vermenging van realismus en idealismus; in
de hoogste termen dezer reelu heeft dit laatste
en in de laagste het eerste de overhand. Tot
het gebied van het idealismus behooren de
historie, het genre en het portret, — en tot
dat van het realismus het landschap, het die-
renschilderen en het stilleven. Al deze afdee-
lingen hebben wederom onderafdeeüngen. De
historie omvat de kerkeiyke schilderkunst en
het behandelen van onderwerpen uit de on-
gewyde geschiedenis. In de eerste staat het
idealismus sterk op den voorgrond; eene
realistische behandeling is op dit gebied eene
grove fout. Voorts heeft men hier de allegorie
en de symboliek, welke de behandeling van
motieven, slechts voor cartons of voor plas-
tiek geschikt, aan de schilderkunst opdragen.
De historieschilder houdt zich bezig met de
voorstelling van merkwaardige geschiedkundige
feiten; hy beschouwt den mensch niet als
individu, maar als vertegenwoordiger van een
historisch denkbeeld. Dit is de negatieve zyde
van zyn styi, terwyi de positieve gelegen is
in het historisch pathos, door dat denkbeeld
verwekt en zich niet alleen openbarend in de
houding, uitdrukking en groepeering der figu-
ren, maar ook in den indruk van het geheel
door omtrekken en kleuren. Als overgang van
het historieschilderen tot het genre heeft men
het historisch genre, dat in genrestukken his-
torische personen op het doek brengt — Het
eigeniyke genre bepaalt zich tot demensohen
in het algemeen en levert alzoo tafereelen uit
het volks- en fomilieleven. Men heeft dan ook
verschillende soorten van genre, nameiyk het
sociale, hulseiyke, volks- en naïve genre,
terwyi men in ieder van deze wederom de
tragische of de comische zyde kan voorstellen.
In het portret, hetwelk hi de eerste plaats
eene getrouwe nabootsing der natuur moet
wezen, vereenigt zich, met betrekking tot de
opvatting en behandeling van het karakter,
het historisch element met het genre. Immers
een goed portret moet den mensch niet voor-
stellen in zyn toevallig, oogenblikkeiyk be-
staan, zooals de photographie, maar mag by
alle getrouwheid van geiykenis de ideale zyde
van zyn karakter, het resultaat van i^n
leven, niet uit het oog verliezen. Voorts heeft
men het landschappeiyk genre, waarby de
ondergeschikte figuren der stoffage zoozeer op
den voorgrond treden, dat zy schier als hoofd-
zaak kunnen beschouwd worden. Eene andere
verscheidenheid is het historisch landschap,
dat een landschap kan zyn met stoffage van
historische figuren of ook een landschap in den
styi der oude landschapachilders. — Hetland-
sehapschilderen is desgeiyks in onderdeelen
gesplitst, en wel naar den aard van het on-
derwerp in eigeniyke landschappen, stads- en
dorpsgezichten en zeestukken. Voorts heeft men
landschappen by maneschyn, stadsgezichten by
kunstlicht, winterlandschappen enz. — Het die-
renschilderen ontstaat uit het landschapschilde-
ren, wanneer men de stoffage van dieren op het
landschap tot hoofdzaak verheft; ook op dit
gebied heeft men verschillende afdeelingen,
zooals het dierenportret, dierengenre« Jachtta-
fereelen enz. — Het stilleven bepaalt zich tot
levenlooze voorwerpen, doode dieren, vruch-
ten, kunstgewrochten, bloemen enz. — Eindeiyk
vermelden wy nog de omamenteele schilder-
kunst, die door arabesken enz. de voortbreng-
selen der bouwkunst versiert.
De practische zyde der schilderkunst heeft
betrekking op hare verschillende eischen en
hulpmiddelen, bepaaldeiyk op de stoffen,
384
SCHILDEttKUNST.
waarnudê en wattrop geschiderd wordt Ten
aansien van eerstgenoemde stofTen maakt men
onderscheid tnsschen schilderen in olieverf en
waterverf, het tempera-, was-, pastel- en
miniatnnrschilderen, — en ten aanzien van
de stoffen, waarop geschilderd wordt, tnsschen
het schilderen op doek, paneel, email, por-
selein enz. By het frescoschilderen en de
stereochromie bestaat zoowel yerschil tnsschen
de stoffen, waarmede, als tnsschen die, waarop
geschilderd wordt. By het eerste worden de
klenren op den natten kalk maar gebracht om
met dezen te drogen, en by de stereochromie
is de mnnr droog en worden de verven, be-
staande nit zelfetandigheden, welke niet op-
lossen in kiezelznnr, er met waterglas op
bevestigd. Tot de holpwetenschappen der
schilderknnst behooren: de leer van het
perspectief en van de verhondingen, de ont-
leedkunde, kennis van het costnnm en de
leer van den chemischen en optischen aard
der klenren. Wy maken hierby de opmerking,
dat op het groote gebied der schilderkunst
die in olieverf den eersten rang bekleedt.
By het behandelen van de geschiedenis der
schilderknnst maken wy een begin met de
Oostersche en antieke schilderknnst, welke
meerendeels de strekking had, aan de bouw-
kunst sieriykheid by te zetten. Tot de Oos-
tersche schilderkunst, welke geenszins in alles
afhankeiyk was van de bouwkunst, behooren
de Chineesche en Japansche. Reeds in over-
onden tyd schilderde men in China land-
schappen en genrestukken, evenwel zonder
op het perspectief te letten. De Japansche
schilderkunst heeft in het algemeen een der-
geiyk karakter, maar bepaalt zich vooral by
dieren en by levenlooze voorwerpen. Ook is
by haar de gewyde schilderkunst niet geheel
en al verwaarloosd, *tgeen men tevens verze-
keren kan van de Indische schilderkunst, die
de tempels van Boeddha met zonderlinge fi-
guren verrykte. De Egyptische schilderkunst
bevat de oudste overbiyfselen der kunst, welke
tot op onzen tyd werden bewaard ; zy beschil-
derde de muren, zuilen, doodkisten enz. met
veelkleurige figuren, zonder daarby op scha-
duw of perspectief te letten, en leverde beelden
van Qoden en Vorsten, tafereelen van veld-
slagen en schetsen uit het dageiyksch leven.
Van den zelfden aard zyn de sporen van As-
Syrische schilderkunst, welke men uit de
bouwvallen van Nivinó heeft opgedolven; de
figuren echter zyn hier meer gedrongen en
aan de natuur ontleend. De Grieksche kunst
ontwikkelde zich het eerst in Klein-Azië en
verhief zich in het eigeniyke Griekenland
eerst in de 7de eeuw vóór Chr. Wat wy
daarvan weten, berust op bewaard geblevene
aarden vaten, op de muurschilderingen in
Pompéji en op de berichten van tydgenooten.
Hare onderwerpen zQn meerendeels ontleend
aan godsdienstige overleveriugen en aan het
dierenryk. Zy onderscheidt zich door zuive^
beid van lynen, maar tevens door gemis van
uitdrukking, zoodat zy zich niet verheft boven
het standpunt der plastiek. In den tyd van
Féricléê schilderde men op hout, ivoor en
marmer, en eerst JPli»iuê maakt gewag van
eene schildery op doek. In het algemeen was
de oude Grieksche schilderkunst ornament-
schilderkunst; zy versierde nameiyk de muren
van gebouwen, al fresco of door encaustiek,
— of ook wel vazen, waarop de kleuren
werden ingebrand. De verf was eene soort
van tempera, die er met eiwit of lym werd
opgebracht, en bevatte slechts weinig kleuren^
te weten rood, zwart, geel en wit, zoodat
er van een natnuriyk koloriet of van nuanceo-
ring geene sprake kon zyn. Ook de kennia
der htüpwetenschappen was by de Grieken
zeer beperkt. Om perspectief of schaduw be-
kommerden zy zich niet, maar de proportie
en de anatomie ontleenden zy aan de beeld-
houwkunst. Met betrekking tot de geschiedenis
der Grieksche kunst moesten wy ons l>epalen
tot de mededeelingen der schryvers en de
muurschilderyen van Pompéji. Da»ruit biykt,
dat zy vóór Férielés slechts eenkleurige figu-
ren kende, lichte op donkeren achtergrond of
omgekeerd, van welke CUophantut de uitvin-
der vras. In de dagen van Péndê$ vinden wy
Pdygnoiui (463 voor Chr.) genoemd, die niet
meer dan twee kleuren bezigde. Men meent,
dat eerst ApdUodorut (500 vóór Chr.) met
licht en schaduw gewerkt heeft. Het schynt
dat vooral de Ionische school zich toegelegd
heeft op eene getrouwe en bevallige naboot-
sing der natuur; tot haar behooren Inzonder-
heid Farrlumut en ZeuxU^ — voorts J%man'
thetf SuxenideM enz. Naast de Ionische school
ontstond die van Sicyon; de stichter van
dezen was Supampus^ en tot haar behoorden
zyn kweekei ing Famphilut, de leermeester
van Apdles^ — en later (860) Aristides en
de bloemschilder Fautioê. In de tweede
helft der 4de eeuw leefde de vermaarde
ApdUê^ die de bevalligheid der Ionische
school met de correctheid van die van Sicyon
vereenigde. Tot zyne volgeliugen behoorden
Frotógenes, MddnthiuSy Nieiat, Tkeony Anti-
philuSf NioonMohuê enz. Met hen nam de
bloeityd der Grieksche schilderkunst een einde.
Later bepaalde men zich vooral tot het genre
en het stilleven , en de groote meester op dit
gebied was Ft/raeicut, die scheer- en schoen-
makerswinkels enz. schilderde. Daarmede staat
ook de mozaïekschilderkunst in verband, ge-
wooniyk tot versiering van den vloer dienende,
alsmede het omamentochilderen op den muur.
De Etruscers vormden zich naar het voorbeeld
der Grieken zonder de hoogte van dezen te
bereiken. Behalve figuren op vazen geven de
catacombenschilderyen te Chiusi (Clusium) en
Tarquinii (Cornato) eene duideiyke voorstel-
ling van de Etruscische schilderkunst. Deze
levert al f^escotafereelen van lykplechtigheden,
feestmaaltyden, dans- en worsteloefeningen
enz. Ook hier zyn de wetten van proportie
en plastische schoonheid zeer goed in acht
genomen, hoewel men daarin ziel en uitdruk-
kingmist. De Romeinen hadden in den be-
ginne te zeer de handen vol met de ontwik-
keling van den Staat, om zich met de kunst
te bemoeien, en wat zy later leverden op
dit gebied, is meerendeels afkomstig van der-
waj^s verhuisde Grieken. Uit den laatsten
tyd der Republiek wordt TUnomachus van
Byzantium als een uitstekend kunstenaar zeer
geroemd, en later vermeldt Flimus eenige
beroemde schilders, zooals FahUu Ficior,
Facumutf Twrpilius en Qntintut Fediuêj terwyi
in de dagen van Augustut een zekere Ludius
als een voortreffeiyk landschapschilder wordt
SCHILDERKUNST.
386
yermeld. In de baden van Titut en aan de
pynunide yan Ouinu werden schilderingen
ontdekt, waarran de overbltfftols bewaard
Meren, — en men vindt er ook In de palei-
len Famese, Massimi, Barberini ens. Eene
levendige Toorstellinff van de decoratieve mnor-
Bchiidering nit het Éomeinsche tQdperk heeft
men in de opgedolven woningen van Heren-
lannm en 'Pompei. — Het is niet bekend,
dat andere volken der Oadheid de schilder-
knnst beoefend hebben; immers ruwe flgnren,
zooals men ook thans nog bQ de Indianen en
andere onbeschaafde volken aantreft, kan men
niet tot de sohilderknnst rekenen.
Het Christendom verzette zich in de eerste
eenwen tegen de knnst als op het nanwst
verbonden met de Heidensche afgoderQ. Wel-
dra echter verkreeg de knnsfsmaak de over-
hand, zoodat men in de catacomben der
CliriBtenen niet alleen beeldhouwwerk, maar
ook schilderwerk aantref^ dat betrekking
he€^ op de Christeiyke overlevering. In de
4de eenw nam het schilderen van heiligen-
beelden ten behoeve der kerken een aanvang.
Daamit ontwikkelde zich de knnst in het
algemeen, en wjj knnnen de geschiedenis
harer wording in verschillende tijdperken ver-
deelen. Wy noemen in de eerste plaats het
voormiddeneenwsche te Rome en te Constan-
tinopel (van de 4de eenw tot 600), — het
Byzantgnsche (600—1200), — dat van de op-
komst der BchUderkunst in ItaUë (1200—1500),
— dat van den hoogsten bloei der schilder-
kunst (1500—1560), — dat van den stilstand
(1550- 1670), — dat van den teruggang (1670—
1780), - dat der reacUe (1780-1840), — en
dat der moderne schilderkunst (1840 tot op
onzen tQd). Ook verdeelt men de geschiedenis
der schilderkunst wel eens in drie groote tyd-
perken, nameiyk het middeneenwsche, — dat
der renaissance, — en dat der moderne schil-
derkunst; wQ geven echter de voorkeur aan
eerstgenoemde verdeeling*
Het eerste tijdperk, dat der vóór midden-
eenwsche schilderkunst, kan men nasporen
tot in de 8de eeuw, en wel in de schilderyen
der catacomben, die gedeelteiyk van symbo-
lischen, gedeelteiyk van godsdienstigen aard
zyn. Toen het Christendom tot godsdienst
van den Staat verheven werd, bepaalde zich
de schilderkunst by de versiering der groote
ba8Uica*s door al firesco-, encaustisch of mo-
zaïekwerk op de muren en den vloer. Men
ontwaart daarby eene Oostersche en eene
Westersche richting. (ïedenkteekenen van deze
laatste vindt men inzonderheid te Rome en
in den Dom van Ravenna, en ook hetminia-
tunrschilderen kwam in dat tydperk in zwang.
De Byzantynsche schilderkunst (600— 1200)
hield zich het langst aan de oudChristeiyke
wyze van voorstelling. Voor het uitwendige
onderscheidt zy zich van die der Romeinen door
haar gouden achtergrond en hare schrale,
houterige figuren. Onder de opvolgers van
CoiuüMti^ de Oroatêy inzonderheid onder
Juttiniamu Ily werd veel gedaan tot bevorde-
ring der kunst, en wy ontwaren by deze een
streven naar uitwendige pracht De stryd over
de beelden, welke in 726 uitbarstte, bedreigde
de kunst met vernietiging, en de kunstenaars
namen de wyk naar Italië, totdat de Synode
te Constantinopel en het concilie te Nicaea
(787) het schilderen van gewyde tafereelen
veroorloofden, maar de beeldhouwwerken ver-
wierpen. Tot in de 11de eeuw handhaafde de
Byzantynsche schilderkunst eene groote mate
van overgeleverde kunstvaardigheid, maar ver-
styfde tevens in hare vormen. I^ Byzantynsche
styi vond voorts een nieuw vadeilandin Ar-
menië en later in Rusland, waar hy zelfh
heden ten dage zyn invloed niet verloren heeft.
Ook drong hy door in Italië, inzonderheid in
Sicilië, Beneden Italië, Genua en Venetië. In
dat tydperk ontwikkelde zich voorts in de
lersche kloosters het miniatuurschilderen ter
illustratie van handschriften; dit vond ingang
in Duitschland, Zwitserland en Opper-Italië. en
verhief er zich door den invloed van Aïeuwns
tot den Frankischen styi. Eene vermenging
van dezen met den Byzantynschen vormde
omstreeks het Jaar 1000 den Romaanschen
styi, welke echter inheemsch bleef in Opper-
Italië, terwyi de zuivere Frankische styi
bewaard bleef in Engeland, Frankryk en
Duitschland, niet alleen in het miniatuur-,
maar ook in het glas- en emailschilderen,
in mozaYek- en tapytwerk.
In het derde tydperk (1200— 1500) heeft de
Italiaansche schilderkunst, door OostRomein-
sche vluchtelingen beoefend, een Byzantynsch
karakter. De eerste groote meesters, die zich
daarvan losmaakten, om eene zeUétandlge
Italiaansche schilderkunst te scheppen, waren
CUmalme te Florence (1240—1802) en de wat
later levende Duecio te Siéna, de eerste door
zich op het grootsche en verhevene, de tweede
door zich op het bevallige en liefeUike toe te
leggen. Een groeten stap deed CHotto de Bom-
d<me te Florence (1276—1887), de eigeniyke
stichter der Italiaansche schilderkunst, die in
zyne ongedwongene compositie de kluisters
van den Byzantynschen styi afwierp. Zyne
talryke leerlingen traden in zyne voetstappen,
en eerst Fra At^elico da Fiésole (1387—1455)
bracht de kunst verder door de voorstelliog
der gemoedsbewegingen. Hierby bleef de school
van Sióna achter, en nog meer kan men dit
zeggen van andere Italiaansche steden, waar
tot in de 16de eenw de Byzantynsche styi
zyn invloed behield. Voordat wy echter de
zich krachtig en snel ontwikkelende Italiaan-
sche schilderkunst in oogenschonw nemen,
moeten wy den blik op de schilderkunst in
andere landen vestigen. Onder de Carolingen
had men zich byna uitsluitend tot het minia-
tuurschilderen bepaald, en dit werd hoofdza-
keiyk in de kloosters beoefend. Onder Hendrik
J en de Otto's begon men zich daarenboven
op het mnorschilderen al f^resco toe te leggen,
zooals wy zien in den Dom te Bamberg
(1000). Omstreeks dien tyd werd de knnst van
op glas te schilderen uitgevonden en vond groe-
ten byval. Daarby kwam in den aanvang der
13de eenw de oprichting van schilderscholen
en van vereenigingen van bonwkunstenaars,
welke de beoefening der kunst ongemeen be-
vorderden. Van de verschillende schilderscho-
len uit dien tyd is slechts weinig bewaard ge-
bleven : in Bohemen heeft men merkwaardige
muurscnilderingen op het kasteel Karlstein
by Praag, — in Neder Saksen in den Dom
te Bmnswyk, — aan de Ryn in de kerk
te Schwarzrheinsdorf by Bonn, — in Schwa-
ben in den munster te Ulm, maar vooral
886
SCHILDERKUNST.
te Keulen, waar het boawen van den Dom vele
kiinBtenaan, niet alleen architecten, maar ook
beeldhonwers, beneyens aohilders op doek en op
glas bQeenbracht. De Keolsohe schilderschocö,
Tan welke meester WUkdm (1880) de Toor-
naamste Tertegenwoordiger is, onderscheidde
idch door teederheid en bevalUgheid Tan yor-
men, eene kenrige draperie en eene levendige
iiitdrnkking, yergeield yan een goed koloriet
en eene getrouwe nabootsing der natour, soo-
alsbljikt nit het beroemde portret van meesier
StSpkamUf in 1450 onder den invloed van
fww B^ geschilderd. In NOmberg en Praag
bestonden bloeiende sohilderscholen, en ook
in andere steden van Duitschland waren er
▼erreaen. Een nieuw t0dperk nam een aan-
vang met de uitvinding yan het schilderen
met olieverf door de gebroeders Muheri en
Jam 9an J^ek (f 1426 en 1442), die de grond-
leggers werden der Ylaamsohe schilderschooL
Men ontwaart bg hen eene gverige studie der
natuur, terwQl ad nieuwe wegen aanweiea
▼oor den historie-, genre- en landschapeehil-
der. Eene keurige uitvoering, hoekige dra-
perieën en bew^ingen kenmerken Jan vam
jBjfek en E||ne navolgers, van welke Rogier
wm d0r Weydtm (1400—1464), Dirh Bauis en
Mans MmniMig (f 1495) vermelding verdienen,
en ook de Duitsohe schilders ondervonden den
invloed van van JSydk. Martin aekongamer
(t 1488) en MerUn waren leerlingen van vam
é0t Wejfden en brachten aün styi over naar
Schwaben , waar schilderscholen bloeiden te
Kolmar, Ulm en Augsburg. Van de kunste-
naars uit dien tUd noemen wf): Bartholamamu
ZeiibUm en MarHn Sehaffner te Ulm, en ITom
Mofhtim de oudere (f 1524) te Augsburg. Har-
der van vorm en lM>nter van koloriet is de
Kttmberger school, vertegenwoordigd door
MMa» Wólgmnmi (1484—1519). De Fransche
sdiilderkunst beaat in die dagen geen eigen-
aardig karakter, maar volgde het voetspoor
van vam Sjfok» — Wy einfigden boven onae
beschouwing der Italiaansche schilderkunst
met FiSidU^ en deae kunstenaar bekleedt in-
derdaad eene merkwaardige plaats in de ge-
schiedenis der Italiaansche kunst ZQn diep
gevoel voor den idealen inhoud der Christeiyke
overlevering, de oprechte vroomheid en de
heilige geestdrift, waarmede hQ het penseel
▼oerde. vielen als een verkwikkende dauw
op de houterige dorheid der vroegere richting.
By de daardoor gewrochte wyai^g van den
ityi kwam nog eene weldadige nei^g tot de
antieke vormen en tot de schoone natuur, en
dit alles te aamen schonk het leven aan de
bevalligheid en het innig bevoel der Italiaan-
fche schildwkunst, welke aich in de 2de helft
der 15de eeuw ontwikkelde. Vooral Moêaecio
di San Qiovanm (1402—1429) schUderde tafe-
reelen, die algemeene bewondering wekten.
Hy werd nagevolgd door QouoU en Qhirtam-
dafo (1451 — 1495), van welken inaonderheid
laatstgenoemde de gewyde schilderkunst in
den smaak bracht. JPaolo ÜoeUo bepaalde de
wetten van het perspectief en Verooeèio
(1482—1488) bestudeerde de ontleedkunde van
den mensch. Zy werden nagevolgd door San-
dra BotHoeUi (1487—1515), FiUppo Lippi
(1412—1469) en diens aoon Fii^^nno, als-
mede door Lu€a SignardU (1404—1521), den
▼oorlooper van MiehéU Asugdo, Nog meer
dan in de Florentynsche school openbaarde
aich de waardeering van het antieke in de
school van Padua, gesticht door Framo99oa
Sfareioaê (1894—1474). De voornaamste ver-
tegenwoordiger van deae was Andrva Mami^pm
(1481—1406), die aich later te Mantua ves-
tigde, terwyi ayne leeriingen eene nieuwe
school te Ferrara deden verryaen. Tot deae
behoorden o. a. Laramo Ootia en later Boêêa
DoêH en OarofalOf by wie aich verv<rilgeiis
de school van Bommê voegde. In YeaeCie,
waar de Byaantynsche sty^ vermengd bmI
Germaansche elementen, het langst gehand-
haafd bleef, ontving in de eerste helft der 15de
eeuw de manier der school van Padua hei
burgerrecht De kunstenaars uit de geslachten
der FiwriM en Mnramoj vóór dien tydaldaar
werkaaam, behielden den oud-Byaantynschen
vorm. De eigeniyke stichter den Yenetiaansdra
school is Giovanm BdUm (1426—1515), die
het schilderen in olieverf leerde van AntanêUi
da Metiina en een prachtig koloriet met een
diep gevoel verbond. Onder ayn in^oed ont-
wikkcdden aich Oarpaoeio en Oi«Mi da Oone-
gliano (f 1517), in wier stukken aich gevoel
voor natuurschoon openbaarde. De schilderkunst
vestigde allengs hare aandacht op het dage*
lyksch leven en ontieende hieraan eene greote
verscheidenheid van onderwerpen. Vooral ook
beoefende zy het portretschilderen. De Lom-
bardysche scholen, bepaaldeiyk de school van
Milaan, hebben een minder zelMmdig karak-
ter, terwyi de Umbrische school, hoofdsakeiyk
te Perugia gevestigd, een bej^d contaeaat
vormt met de Venetlaansche. Immers terwyi
laatstgenoemde aich vooral toelegde op kracht
glans en werkeiykheid, streefde de Umbrische
school naar de voorstelling der inwendige
gewaarwordingen en schilderde de diepten
van het godsdienstig gevoel in smart, veriaa-
gen, vroomheid en ootmoed, en voegde daarbU
auiverheid van vorm, aangenaamheid van uit-
drukking, bevalligheid van houding en een-
▼oudighdd van groepeering. Het koloriet was
ernstig en mager en de teekening gestreng en
auivOT. De voornaamste meester van deae
school was PiHro Pamgino (1446—1526), de
leermeester van den onsterfeiykmi EafaU en
van anderen, die tot een volgend tydperfc
behooren. Vermaagschapt met de Umbrische
school was die van Bologna, gesticht door
Vranceteo Franma (1450—1517). Tot nfne
leerlingen behoorden Timoieo deUa ViU en
Innoemmo da Imola.
Nadat wy de geschiedenis der schilderkunst
in alle landen tot aan de 16de eeuw hebben
geschetst, komen wy tot het vierde tydperk,
dat van haren hoogsten bloei. Daarin veree-
nigde aich al het kunstenaarstalent tot de
▼oorstelling van den idealen inhoud der Chris-
teiyke overlevering en verdiepte aich in hare
dichteriyke tafereelen. Het vaderland van dien
onvergeiykeiyken bloei der kunst was Italifi,
waar Pausen en Vorsten haar met groeten
y ver bevorderden. Twee begaafde mannen uit
Florence, Lêonatdo da Vinei en JÜMchélê A^da
BuonaraM, traden in den aanvang van dit
tydperk op den voorgrond. Eerstgenoemde
(1452—1519) was een uitstekend kunstenaar,
en ayn „Avondmaal", eene muurschildering te
Milaan, is wereldberoemd. MiMle A^do on-
derscheidde zich door ayne grootsche figuren
SCHILDERKUNST.
837
en door st|ii r))kdoin van denkbeelden. Van
de leerliniren Tan Leomardo noemen wQ : Ber-
nardmo Lwinif Oesare da Sêtio, Aleuamdro
Meiti en Gaudenzio Ferrariy en yan die ran
JkRMU Angdo: Damdo da Vclterra^ MareeUo
Vemusti en Sébatüano dd JPiombo. Onder den
hiTloed van Leonardo werkten te Fiorenoe
Lorenzo di Oredi, Fra Bartólommeo (1475 —
1517) en de talentvolle Andrea dd Smto
(1488—1580). Doch de latere sehilders te
Florence vervielen tot eene g^emanierde na-
volging van JSÜMU Angdo; tot dezen rekenen
wö: VataH (1502—1574), Salmaü (1510—
1568) en Alenandro JSromino. Te Bome was
ffeene selfttandige schilderechool ontstaan,
Doewel er onder de hoede der knnstlievende
pausen Julhu II (1503—1513) en Leo X
(1513—1522) op het veld der kunst met gver
werd gearbeid. Diar ontwikkelde zich de
schilder, aan wien volgens veler oordeel de
eerste plaats toekomt onder allen, namel0k
Jtafaël 8anH van Urbino (1483—1520),
een leerling van Perugimo. Hy vereenigde
in z0ne knnstgewrochten de uitstekend-
Bte eigenschappen der afeonderiyke scholen,
correctheid van teekening en verhevenheid
van figuren met een prachtig koloriet, diepte
en innigheid van gevoel met grootschheid en
eenvoudigheid van voorstelling, en dit alles
werd beschenen door den heiligen glans van
bet ideale. Zelfti zQne beste leerlingen konden
zich niet tot de hoogte van dezen eenigen
meester verheffen; wQ ontwaren dit zelfe in
den beroemdste onder hen, in ChÊilio Bomano
(1492—1546), die aanmerkelijk afdaalde van
het ideale standpunt van Bafaêl, Yan de ove-
rige volgelingen van dezen vermelden w0:
Perimo del Vaga^ PrimatieoiOf Andrea Sahai-
iinif Timoteo ddla Viie, BagnaeawiUo en
Oiovanm da l/dine. doch in het midden der
16de eeuw kwam deze school allengs in ver-
val. De Florentynsche school van Leonardo
bloeide inmiddels te Milaan en te Parma en
plaatste zich vervolgens als Lombardijsche
school met haar eigenaardig karakter tegen-
over de Venetiaansche. Behalve Luini (1460 —
1530), boven reeds vermeld, noemen wQ:
BoUraffiOj Sodoma en vooral den uitstekenden
meester van het licht en bruin Antonio Aüegri^
bUgenaamd Correggxo (1464—1534), die minder
lette op correctheid van teekening dan op
pracht van koloriet. H|) had een grooten in-
vloed op de schilders van zQn ^d, en de
kunst der 17de en 18de eeuw rust voomame-
IQk op z||ne schouders. Tot z^ne navolgers
behooren: Parmegiammo^ Bondam^ GaHi en
Barocci, terwQl SeMdone (1580—1615) en
Prooaceini eene meer eclectische richting volg-
den. Tegenover al die scholen verhief zich de
Venetiaansche, die zich door eene prachtige
behandeling van het naakt en in het algemeen
door weidsche kleurenpracht onderscheidde.
Eén der eerste meesters van deze school was
€Horgionê (1477 — 1511), doch deze werd over-
troffen door lïgiano VeeeUio (1477—1516),
gewoonlOk TUiaan gegeeten, in wiens knnst-
gewrochten zich de Venetiaansche school op
de hoogste trap harer volkomenheid ver-
toonde. Het ontbreken van het ideale werd
echter eerlang de oorzaak van haar verval.
Naast TUiaan, gedeeltelQk als zlJne leerlin-
geiD^ vermelden wH als kunstenaars van deze
XIII.
school: Pdlma Veeehioy Lorento Lotto ^ Por-
dmume (1484-1539), Porie Bordone (1500—
1570) en vooral Paolo Veronete (1528—1588)
en Tinioretto (Jaeopo Bóbuêti, 1512—1594).
In Dnitschland volgde de schilderkunst ge-
durende dit tydperk eene geheel andere rich-
ting. Vóór de Hervorming werd er het minia-
tnurschilderen benevens de houtsnykunst on-
geveer als een handwerk gedreven. In den
aanvang der 16de eeuw echter deed de invloed
der Italiaansche kunst zich gelden en leidde
tot verhoogde schoonheid en verscheidenheid
van vormen. Ook de uitvinding der boekdruk-
kunst en de Hervorming werkten mede tot
bevordering van den bloei der schilderkunst
aldaar. Deze werd met roem beoefend door
Satu BurgJemair (1473—1531) te Augsburg,
door Sans JBolbein^ vader en zoon (1497 —
1543), en onder de schilders der Frankische
school schittert Albreekt Dürer (1471—1528),
tevens als teekenaar en als koper- en
hontgraveur beroemd. Tot de leerlingen van
laatstgemelde behoorden: Mans von Kulmbaeh
(t 1523), Seinnek Aldegreeer, SehêuffeUn
(t 1540), Bartkohmaeus Bekom (1502—1540),
diens broeder Maiu Sebald Beham (1500—
1550), AUdorfer (1485—1538) en &eorg Pene*
(1500—1560), en tot de groote meesters be-
hoorde ook nog: MatthaeiU €hünewald van
Aschaffenburg. De Opper-Saksische school kon
voorts roem dragen op lAeiu OroiiacA (1572—
1553) en sQn evenzoo genoemden zoon (1515 —
1586). In de Nederlanden ontwikkelde zich
de schilderkunst met betrekking tot den vorm
volgens de overlevering der oudere scholen,
maar met betrekking tot den inhoud op eene
eigenaardige wyze. Nergens had de Hervor-
ming grooter invloed op de richting der kunst
dan juist diar, dewtfl de Madonna- en Heili-
genbeelden er plaatst maakten voor tafereelen
uit de natuur en het dageiyksoh leven. Op
die wt)ze ontstond er het genre, het Uuidsehap
en het stilleven. De Brabantsohe si^oolwerd
tegen het einde der 15de en het begin der
16de eeuw voornameiyk vertegenwoordigd door
Gtrard David vem Oudetoater en Quenün Met-
z^8 (1450—1529). Voortreffeiyke kunstenaais
leverde de Hollandsche school, van welken wf)
Lueat van Leiden (1494— lf33) noemen, die
tevens als kopergraveur uitmuntte, alsiaede
Jan Moêtaert (1499—1553). Tot de Neder-
landsche scholen behoorden ook de sehilders
uit de Bynstreek, zooals Meister vom Tode
Mariae en B. Brwgn te Keulen, alsmede die
der Weetfaalsehe school, looals Ludger tmm
Ring te Munster met zQue beide zonen. Meer
en meer trokken de Nederlandsche schilders
naar ItallO en vervielen er door navolging der
gemanierde kunstenaars van die dagen tot den
verkeerden weg. Van hen noemen wt|:^.ixMi
Meemskerh (1498-1574), Frans Fioris (1520—
1570), P. de Witte, S. 0oltnne (1551—1617),
Otto Venius (1560-1629), M. de Vos (1520—
1570), OomeUms Oomdisten (1562—1687), enz.
Intusechen werden door de schilders dezer
school uitmuntende portretten geleverd zooals
die van Moro (1525—1581), terwfl voorts de
genreschilder P. Brmighd (f 1569) grooten
roem verwierf. Ook in Dnitsehland bepaalde
men zich bQ het navolgen der Italiaansche
meesters. In Spanje begon de schilderkunst
zich eerst in de 15de eeuw onder den invloed
22
888
SCHILDERKUNST.
▼an Nederlanden te ontwikkelen. Tot dever-
maardate aohildere behoorden er in dien tyd:
lAtü» dê MoTülêt^ Luie de Vwrga»^ AUmto
Sonekêt Cotüo en Femcmdm NavmrreU. Van
de Fransche aohool van die dagen kan men
weinig meer leggen dan dat ly lich niet bo-
Ten het middelmatige verhief. De school, door
Lêtmardo da Vimd aan het Hof yan Frame I
getticht, ontwikkelde zich onder de leiding
▼an Eoito dti Roui (1496—1541) en PruMo-
iiemo (1604—1670), en tot honne leerlingen
behoorden: Jmum Ootim^ Jêan €hmf<m, de
fiunilie OUmsi enz.
Het vUfde tQdperk der schilderknnst ken-
merkt lich gedeeltellfk door stilstand, gedeel-
teigk door een voortdnrenden bloei, bevorderd
door de Italiaansche academici, looals de ge-
broeders Carraeoi en door de Nederlandsche
koloristen, iomIs Bmbêns^ Rmbramdi ena., en
strekt aich nit tot in de tweede helft der 16de
eeuw. In Italië openbaarde lich het verval
niet looieer in de kwfjning der penseelbehan-
deling, als in het gemis van geestdrift voor
het ideale en in afheming der scheppende
kracht Men hield lieh aan eene doctrinaire
behandeling der konst Men geeft aan de daar-
door voortgebrachte richting den naam van oof-
démkeke. Ter bestrtfding van de gemanierd-
heid der Italiaansche schilders in het midden
der 16de eeuw poogden de geniale Cbrrocoi,
Lodofrioo (1666—1619) met ayne neven Jgoê-
üao (1668-1601) en AnmibaU (1660—1609),
te Bologna door de stadie der antieke konst-
gewrochten de sniverheid van sttfl der onde
meesters te herstellen. Hunne pogingen waren
ongetwQfeld verdiensteiyk, maar sQ vergaten,
dat het konstgenie geenszins door uitwendige
hulpmiddelen wordt wakker geschud. Inmid-
dels begonnen de kenmerkende eigenschappen
der verschillende scholen tot het verledene te
behooren, daar men het beste van deze wilde
samenvoegen. Zoo ontstond het eolecticismus.
Doch tegenover deze richting verhief zich eene
andere, die zich by de stu£e der natuur be-
paalde en om die reden den naam van natu-
raUsmus ontving. Tot de voornaamste edectid
behoorden: Gmdo MmU (1676—1642), Fram^
emeo JJlami (1678—1660), Jkmemiekimo {1681--
1641), Gmêreimo da Omto (1690— 1666), Xo»-
frmoo (1681—1647), en aoêsoferrato. Alsland-
schapschilder schitterde AmnbaU Oarraeciy en
onder iQn invloed verwierven Poncm» (1612—
1676) en CHamde Lorraim (1600—1682) groeten
roem. Van de eclectische school te Fiorenoe
noemen wQ: CkmemHj Sotêdli en Fomm,
terwyi eene eigenaardige, sentimenteele rkhting
gevolgd werd door Oarlo DoUê (1616—1686)
en ^n dochter Agnuê, Het naturalismus
ontstond als eene reactie tegen het eeleoticis-
mus, maar bepaalde zich veelal b0 eene ruwe
nabootsing der natuur. Aan het hoofd der na-
turalisten bevond zich Miekéle Arngdo Amé-
righi of Carawvjno (1669—1609), en tot zyne
volgelingen behoorden : 8im<m Vouêi uit Pa-
rys (1682—1961), Cofio ^S^tfOMMO (1686 -1625)
en vooral Quistppé Riberaj bQgenaamd Spa-
snoUêUo (1688—1666) uit Yalencia, de leider
der Napolitaansche naturalisten. Onder de kun-
stenaars van die richting schitterden wQders
de veldslagenschilders Jaeques Courtaii (1621 —
1678), bygenaamd Bourgniffnon, en Saloaiar
Rota (1615—1678), alsmede Gumtimo da Oemto
te Bologna. Tot andere richtingen der Italiaan-
school behoort het genreschilderen, vootal
door FUier «o» Laar, bygenaamd ü JffoMioe-
ekio, te Rome in zwang gebracht, alsmede het
decoratieschilderen ter versiering van groote
zalen, waarin Laafraaeo en Fiéiro daCortona
uitmuntten. De geniaalste onder hen Is Lmoa
Giordamo (1632— 1706).De Yenetiaansche school
was in die dagen zoozeer in verval geraakt^
dat de namen harer vertegenwoordigers nau-
weiyks vermelding verdienen. In Frankryk
was de school van Fontainebleau verdwenen,
al werd ook de roem der Fransche kunst door
Fousii» gehandhaafd. Die kunst ontving intus-
schen een nieuw leven door de schilderyen,
waarmede Bubens in 1620 het Luxembourg
versierde. Lodêwyk XIV bevorderde uit eer^
zucht de kunst, en in zyn tyd schitterde
Ckofln Lebrun (1619-1690) als het hoofd
der school van Yersailles, alsmede Nieolaê
Miffnard (1608-1668) met zyn broeder Fierrê,
bygenaamd Ie Bomaim (1610—1696). In Spanje
bereikte voorts in die dagen de schilderkunst
het toppunt van bloei. Diar onderscheidde
men drie scholen, nameiyk die van Madrid,
Sevilla en Yalencia, welke intuaschen weinig
van elkander verschilden en inzonderheid uit-
muntten door de treffende verdeeling van licht
en bruin. Tot de school van Sevilla behoorden:
Juan de lae BoeLae (1668—1626), Serrera de
Oudere (1676-1666) en de Jox^m^ (1622— 1685).
Franeiteo Zurharan (1598—1662) en vooral
Di/fgo Vdatquee (1599—1660), voorts AUmxo
Camo (1601—1667) en boven allen Bttebam
MuriUo (1616—1682). Yan de school van Ma-
drid noemen wy: NaearreUy Trutan, AmUmio
FeréUky Miramda en CoMo, — en van die van
Yalenda Franmoo BibaUa (1561—1628). Na-
dat echter Luoa Giordano, bekend onder den
naam van Fapreeto (de Snelschilder) derwaarts
geroepen was. geraakte de Spaansche school
tegen het einae der 17de eeuw meer en meer
in verval. — In de Nederlandsche vertoonde
zich het verschil tusschen de Hollandsche en
Ylaamsche school allengs in duideiyker trek-
ken. De beroemde meesters van eerstgenoemde
bepaalden zich vooral by het genre, het por-
tret en het landschap, terwyi die der tweed»
met Bubeuê aan het hoofd naar hernieuwing
streefden van den kerkeiyk historischen styi^
schoon niet in de voormalige ideale, maar in
eene realistische, wel eens tot platheid afda-
lende richting. Faului Fetrut Buieuê (1577—
1640), éen der geniaalste en vruchtbaarste
schilders, die ooit geleefd hebben, had een
broeden stoet van volgelingen, zooals Antlouie
wm Djfék (1699—1641), den onovertroffen por-
tretschüder, J. Jordaens (1593—1679), Di^wn
heeck en anderen, terwyi Q. Seghere (1589—
1651) en de Orager (1582—1669) de Italiaan-
sche richting volgden. Tot de beroemde schil-
ders van dien tyd behoorden: Adriaam Brou-
wer, die fraaie tafereelen leverde uit het boe-
ren- en soldatenleven, Teniers, twee gebroe-
ders Breughel, Stt^dert, Fyi en 2>. S^hers»
Doch de Ylaamsche school kwynde weg in
het laatst der 17de eeuw, zoodat zy in de
18de eeuw vruchteloos werd gezocht. Yeel
meer levenskracht bezat de Hollandsche school^
van wier vertegenwoordigers wy vermelden:
Alrakam Bloemaert (1564—1650), Frans StOe
(1584—1666), die voortreffeiyke regentenstuk-
SCHILDERKUNST.
339
ken lererde, Miêrêvdt, JfofMlM, BavuUyn^
van CeuUMj van der Mütt (1618—1670), wiens
„Schnttersmaaltyd" óen der kostbaarste siera-
den is yan het RUksmosenm te Amsterdam,
en bovenal Bemhrandt van Eijn (1607—1669),
wiens „Nachtwacht**, „ Anatomische les**, „Staal-
meesters** ens. van eene geniale, betooverende
werking van licht en bmin getuigen. Tot z^ne
leerlingen behoorden: GerbranéU vanderJESeck-
houi (1621—1674), Flinky Ferdinand Bol {ISii
— 1681), Maai enz. In eene andere richting
bewogen zich met uitstekend gevolg: Qerard
Dauy wiens sAvondschool** onder de Juweeltjes
van het genre wordt gerekend, en Terhtr^
(1608—1681), — voorts MettUy Netseher, dé
Mooghe^ van der JUTmt, van Htm», Jan Sieen^
Adriaan van Otiade^ Le Duoq^ Ruoktenburgy
Womwerman en MorUharti, Van de landschap-
schilders vermelden wi|: J. vdn Goyen^ Salo-
num en Jaccè van RuytdcuH^ Sóbhema (1638—
1709), WijnaniSy van de Neer, WaterloOy van
Everdutgen^ Jan Bothj Sioanevdt, Berikem^
Pynacker^ Meijering en van Mnytum (1683 —
1749). Van de leeschilders noemen wy : Simon
de Vlieger^ Willem van der Velde, L. Bakhtti-
ten, — van de schilders van stadsgezichten:
Sieenwyk, Beter Neef$, BerJckegden, de WUie
en Vliei, — en van de dierensohilders : A.
Ougp, 2f. Berchem, K, dn Jardin, A. van de
Velde en vooral Bautne Botter (1625—1654),
den beroemden schilder van „De Stier** op
het Mauritshuis te *s Gravenliage, — voorts
Boog met zQue zonen, terwQl men voortreife-
igke stillevens heeft van de Seem, van Adet,
SondeTcoeler, Seda en Baehel Bwtch (1664—
1700). — De schilders der Dnitsche school
waren in dat tQdperk navolgers van de Ita-
liaansche en Hollandsche meiers.
Omtrent het lesde tQdperk, dat van de
kwQning en het verval der kunst, is niet
veel merkwaardigs te zeggen. Het strekt zich
uit tot aan het einde der 18de eeuw. Beeds
tegen het laatst der voorgaande eeuw be-
speurt men overal eene vermindering van
kracht en oorspronkeigkheid. In den diep be-
dorven dampkring van het Fransche Hof ver-
maakte men zich met het schilderen van
herderstafereelen, waarin vooral Boucker uit-
muntte. Voorts noemen wQ nog: Oogpel, Wai-
teauy Van Loo, Laneret, Chardin, Gretue en
Vemet, en terwQl DuitschUnd geene kunste-
naars van naam had aan te wtjzen, zocht
Italië nog iets van den ouden roem te hand-
haven door Tiépcio (1697—1770), Antomo
Oanale en OanaUtto (f 1780). Een uitstekend
Engelsch kunstenaar van dien tyd was So-
gart (1687—1764).
De aanvang van het zevende tQdperk valt
samen met de ontwikkeling der nieuwe denk-
beelden van de Fransche Revolutie. Tot de
voorloopers van dit tQdperk behoorden : Baphad
Antom Mengt (1728—1779), Maron, Angdika
Kanfmamn (1741—1807). TUiMein enz. De
vaders der nieuwere schilderkunst echter wa-
ren in Duitschland; Jaedb Asmut Carttene
(1754-1798) en in Frankr{|k Jaoques Louie
Datid (1741—1825). Tot de volgelingen van
eerstgenoemde behoorden: Eberhard WSch-
ter, Chttlieb Schiok en J. A, Koch. alsmede
de landschapschilders van de school te MOn-
chen, — en tot die van David: A, L. Giro"
det, B. QnSrin, F, Gérard en J. Q. Gro^,
XIIL
In het begin van onze eeuw deed ook op
het gebied der schilderkunst de romantiek
zich gelden. Tot hare aanhangers behoorde
in de eerste plaats Frièdrich Ooerbeek (1789—
1869), die de vereeniging der „Klooster broe-
ders** stichtte. Tot hen behoorden Schadow,
Veii, Schnorr von OaroUfeld en Meet. De uitste-
kendste Duitsche meester van sQn tQd en de
aankondiger van eene herleving der kunst
was Beter OomeUue (1783—1867), die de
kracht van zQn talent ten toon spreidde in
zt|ne platen van den „Faust**. Geruimen tQd
vertoefde hy te Rome, waar hy werkte aan
eene reeks van tafereelen uit het „Nibelungen-
lied**, terwyi hy voorts met zyne 'vrienden
zich wydde aan de monumentale kunst, door-
dien hy in eene zaal der woning van den con-
sul Bartholdy tooneelen uit de geschiedenis
van Jotef en in het casino der Villa Massimi
uit de werken van Dante, Tatto en Ariotfo
schilderde. Doch voordat laatstgemelde vol-
tooid waren, vertrok hy naar Dfisseldorf om
aldaar als directeur der académie op treden.
Toch bleef de invloed der romantiek op ver-
schillende vakken der schilderkunst nog
voortduren, terwyi C. 2>. Frièdrich (1785—
1840) in Duitschland het eerst zich toelegde
op de beoefening van het „paysage intime**,
gevolgd door Carut, Oekme, Bijter, Dahl
enz. Ook de Fransche schuders bepaalden
zich na de restauratie by voorkeur by mid-
deneeuwsche toestanden; van hen noemen
wy: Ingres (1781—1867), Flandrin (1809—
1864), aSricauU (1791— 1824), Ddaero^x
(1799-1863) en Ary Sckeffer (1796-1858),
een geboren Dordtenaar, terWyi het „paysage
intime** beoefend werd door Oabat, Dupré en
Bousteau.
De Duitsche kunst, — bepaaldeiyk het histo-
rieschilderen — was, zooals wy reeds zeiden,
door Oomelius tot een nieuw leven gewekt Be-
gaafde leerlingen stroomden naar Dfisseldorf en
vervolgens naar Manchen.werwaarts genoemde
meester vertrokken was. D&ar vereenigden zich
KaMaek, Stürmer, Stilke, Sckom, JSberU,
Göttenberger, Mermann enz., terwyi Oomdiue
mannen als Seklottkaner, Zimmermann, Meet
en Seknorr aan zyne zyde riep. Oomdins echter
volgde in 1841 eene beroeping naar Beriyn
en Seknorr in 1848 naar Dresden, terwyi
Kaulhach, beroemd door zyn „Hnnnenslag**,
aan het hoofd kwam der schilderschool te
Mttnchen. Ook ChneUi en von Sokwind waren
aldaar werkzaam, terwyi te Dfisseldorf onder
de leiding van Schadow een aantal begaafde
mannen, zooals Hübner, Kohier, Bendemann,
Steinbrück, BUbdtrandt, Lesting, Beihd, Deger,
Steinle enz., den roem der Duitsche kunst
handhaafden. Voorts schilderden te Beriyn
Schinkd, Ka/rl Waeh, Begae, en in de Duitsch-
Ooetenryksche landen mogen de namen van
Führush en BaM niet onvermeld biyven. Het
portret en het genre werden inzonderheid te
Dfisseldorf en het Undschap te Mfinchen be-
oefend, en op Uuttstgenoemd gebied verwierf
vooral Achenbach groeten roem. — In Neder-
land hadden in dit tydperk de namen van
Kmeeman, Bienemam, SehoUl enz. een goeden
klank. ^^
In het aohtote en Uatste tydperk treedt vooral
de Fransche en Belgische schilderkunst op
den voorgrond. Gérieamli en Ddaeroiof hébben
Itit
840
SCHILDERKUNST-SCHILDPADDEN.
wy reeda genoemd. Hun spoor werd op roem-
rijke wöze betreden door Deeanms (1803 —
1860), Itabesf, Diaz^ Dtlaroehe^ Éoberi enz,
die eene smaakvolle groepeering met een be-
vallig koloriet vereenigden. Allengs vorkreeg
de kunst eene meer realistische richting, zooals
biykt uit de voortbrengselen van Oourlet, en
op het gebied van het landschap schitterden
JlfarUhaif Corot en anderen. In België ver-
wierven Wappert^ de Bièfvê, Oaülait en NI-
caise de Keyter groeten roem, voorts Wiertz
door eene overdreven, tot de grootste akelig-
heden afdalend realtsmus, Xey«, Liee^ Lc^^i
de OroMXf Meumety Wülems^SteventydeJonghe^
Kindermanif Boelofs enz.
De DüsseldorfBche school mocht roem dragen
op Schradefy Bichier, Menzel^ Campkautemj
Knaus en VauHeff — de Beriynsche op ]l£ei/er-
hem. Beiier, Wemer, Krant, BiefstaM (thans
te Karlsruhe) en JBüdébrandi, — en de school
te Hünchen op Sehom en vooral op Karl
Füoty, die thans aan haar hoofd staat, als-
mede op Bamherg, Maiart, Oabriel Max,
Feuerhach, Hortchdt, Defregger enz. Ook
Weenen, Frankfort en Weimar bezitten eenige
uitstekende kunstenaars. — In Engeland is
Joehua Beynoldi als oorspronkelijk schilder
nog niet overtroffen, en de landschappen van
Oainthoraugh, Boningion en Turner beklee*
den er nog altyd den eersten rang. Intusschen
mogen de namen van den dierenschilder Xaffd^-
teer en van den geestlgen teekenaar OruikM-
hani niet onvermeld biyven. De schilderkunst
wordt voorts met gelukkig gevolg beoefend
in Denemarken door Jerichan^Baumann, Sö-
renten en MeWije, in Rusland door Siemi-
riidsHj Feroff en AiwatowsH, — in Italië
door MareUiy Caieaneo, Induno, BuH en
Bianchiy — in Zwitserland door Stücidberg.
Koller en Böcilin, — en in Spanje vooral
door Fortnng. — In Nederland heeft zich
in dit tydperk de schilderkunst krachtig ont-
wikkeld, zoodat onze meesters in techni-
sche vaardigheid en natuuriykheid van kolo-
riet ongemeene talenten ten toon spreiden.
De namen van IsraeU, Boiboom, Serman en
Jfori ten Kate, Bochutsen^ BUders, mevrouw
BUdere van Boste, van de Sande Baihugten,
Biet, Stortenheier, Verveer, mevrouw Bonner-
Knip, van Move, Bittchof, Baiier Korf, Alma
Tadema (thans in Engeland), Metdag en van
vele anderen hebben een Enropeeschen roem
en geven getuigenis van het voortdurend be-
staan eener Hollandsche school.
Sohildklier (De) of glandtda ilyreoidea is
de naam van eene klier zonder uitloozings-
buis, geplaatst aan het voorste gedeelte van den
hals, vóór den bovensten kraaicbeenigen ring
der luchtpyp, waarmede zy door styf cel-
weefsel verbonden is. Zy ligt onder eenige
dunne spieren, is roodbruin van kleur, ryke-
lyk voorzien van bloedvaten en heeft by vol-
wassenen de grootte van een hoenderei en de
gedaante van de halve maan met naar boven
gerichte horens. De geheele klier is door een
dicht celachtig weefsel omgeven, doch omtrent
hare physiologische strekking verkeert men
nog in het onzekere. Zy zet zich wel eens
uit en ontaardt dan in een kropgezwel.
Schildknaap noemde men in de midden-
eeuwen den Jongeling, die onder de leiding
en in dienst van een ridder zich oefende
in den wapenhandel. In den beginne konden
alle vrygeborenen en behooriyk bemiddelden
schildknaap worden, doch volgens eene ver-
ordening van Keizer Frederik II alleen de
ionen van ridders en van dezulken, aan wie
het door den Keizer werd vergund. De schild-
knaap was gewapend met zwaard en stryd-
byi, had het opzicht op de paarden en wape-
nen van zyn heer, volgde dezen in den oorlog,
droeg zyn schild en bediende hem in tydvan
vrede. Eindeiyk ontving hy den ridderslag,
zoodra hy zich door dapperheid die gunat
had waardig gemaakt
SohüdluiB (Coccina Bnrm.) is de naam
van eene insectenfamilie uit de orde der ffalf-
vteugeligen (Hemiptera), wier soorten meestal
in warme landen, evenals de bladluizen, van
plantensappen leven. De mannetjes, die veel
zeldzamer voorkomen dan de wyQes, loodat
die van sommige soorten nog onbekend zyn,
hebben borstel- of snoervormige sprieten, een
schier verdwenen snavel, gebrekkige achter-
vleugels en veelal twee lange staartborstels.
zy zuigen, als kleine zeer bewegeiyke lar-
venj zich vast op de plant, vervaardigen in
volwassen toestand een cocon of scheiden een
beveiligend schild af, waarna zy veranderen
in eene sluimerende pop, waaruit na korten
tyd het volkomen insect te voorschyn treedt,
hetwelk niet lang leeft en geenerlei voedsel ge-
bruikt De wy Qes vertoonen alleen in den staat
van larven het kenmerk der orde. Z0 vormen
door afscheiding een schild op den rug, of de
huid verandert in eeue aan de zyden scherp
gerande bedekking. Ook de wyQes zuigen
idch aan de plant vast door den langen snavel
diep in het bladweefsel te steken; zy worden
by verderen groei plomp van gedaante, ver-
krygen geene vleugels, zetten na de bevruch-
ting zich uit, terwyi de sprieten en pooten
wegkwynen, leggen een groot aantal eieren
en strekken doorgaans ook na den dood aan
deze tot bescherming. Onderscheidene soorten
zyn zeer schadeiyk voor de cultuurplanten,
zooals de rozenschildhuis (Aspidiotus roeae
Bouchê), de oleanderschildluis (Aspidiotus
nerii Bouchê), de ananasschildlnls (A. brome-
liae Bouchê), de laurierschildluis (A. laurl
Bouchê), enz. Om ze te ver wy deren gebruikt men
tabakswater en dergel yke vloeistoffen. Sommige
soorten daarentegen zyn voor den mensch
nuttig, zooals de cochenille (Coccus cacti X.),
de kermesschildluis (C. ilicis Fabr), de lak-
schildluis (Coccus lacca Kerr,) en C. manni-
parus Bhrenh,, die door steken in den Ta-
marix het ontstaan van manna veroorzaakt
Tot deze familie brengt men ook het geslacht
Fhglloxera, waartoe de beruchte druifluis (Ph.
vastatrix) behoort.
Sohildpadden (Chelonia Brogn,) is de
naam van eene scherp begrensde orde der
Kruipende dieren. (Reptilia). Zy omvat dieren
van eene gedrongene gedaante met een l>6enig
rug- en buikschild, welke, door kraakbeen
verbonden, een pantser vormen, waarin ly
den kop, de pooten en den staart min of meer
kunnen terugtrekken. De huid is alleen aan
den hals en den staart lederachtig, doch heeft
ook hier afzonderiyke schil^es, bulten, spo-
ren, schubben, stekels of dergeiyke beveili-
gingswapens. Het styve huldschild van den
romp ontstaat door eene eigenaardige vervor-
SCHILDPADDEN.
341
ming van gedeelten der beenderen van de
wenrelkolom en door ontwikkeling van bee-
nige aanhangsels. Het bnikscbild wordt ge-
Tormd door het groote, nit negen stokken
bestaande borstbeen, en het ragschild door de
doomwQze uitsteeksels der wervels en door
ribvormige aanhangsels van deze. Op de bol-
tttiste oppervlakte der schilden ontwaart men
daarenboven regelmatige platen, gevormd door
de verhoornde opperhuid. ZQ zt|n zóo gerang-
schikt, dat men op het rugschild éene middeury
en twee r^en aan elke ctjde en op het buik-
schild eene dubbele r{| van platen waarneemt.
De schouder- en bekkengordel zQn in de
schilden opgenomen ; de eerste is btJ alle schild-
padden, de laatste alleen by de landschildpad-
den met de schilden verbonden. Gewooniyk
hebben de schildpadden geene tanden, maar
hare kaken z0n, evenals de bek van een vogel,
met scherpe, getande hoomplaten bekleed,
waarmede sommige soorten een geduchten
Fig. 1. Emys picta.
beet kunnen toebrengen. Alle schildpadden
hebben 4 pooten; by de zoetwaterschildpad-
den z|jn de teenen door zwemvliezen verbon-
den, en de zeeschildpadden hebben platte
roeivoeten, terwyi by de landschildpadden
de teenen desgeiyks vereenigd zyn tot een
klompvoet met eene eeltige zool en 4 of 5
klauwen. De oogen zyn gelegen in oog-
holten en hebben oogleden en een knipvlies.
De tong is aan den bodem der mondholte
vastgegroeid, zoodat zy niet kan worden uit-
gestoken , zy is by de landschildpadden met
Üange tepel^es bezet. De werktuigen der spys-
vertering en voortplanting geiyken gedeelteiyk
op die der krokodillen en gedeelteiyk op die
der vogels. De schildpadden zyn trage, domme
dieren. Zy voeden zich meerendeels met dier-
]0ke, doch sommige soorten ook met plant-
aardige stoffen, leggen bolvormige, door eene
lederachtige schaal omgevene eieren en be-
graven deze op geschikte plaatsen in het zand.
zy groeien zeer langzaam en bereiken een
hoogen ouderdom , terwyi zy zelfs by geduchte
verminkingen het leven kunnen behoudcD.
Men kent ongeveer 200 soorten van schild-
padden; verreweg de meerderheid van deze
vindt men tusschen de keerkringen; slechts
enkele behooren te huis in de gematigde Incht-
streek, en men heeft slechts éene soort in
Midden Europa. Fossiele overbiyfselen van
schildpadden worden gevonden in de bovenste
witte Juravorming en vooral in de tertiaire
lagen. Men verdeelt de schildpadden in drie
familiën. De xeetchüdpcidden (Chelonida Chraif)
hebben een hartvormig, platgewelfd rug-
schild en vaak een kraakbeenig buikschild,
tusschen welke kop en ledematen niet inge-
trokken kunnen worden , voorts langere vöor-
dan achterpooten en een korten staart. Zy
leven in de warme luchtstreek, kunnen zeer
goed zwemmen en duiken, voeden zich met
zeeplanten, krabben en weekdieren en gaan
des nachts by troepen op het land om er
eieren te leggen. Sommige van deze worden
honderde Ned. ponden zwaar. Tot deze be-
hoort de groote zeeschildpad (Chelonia viridis
Strauoh) met scherp getande kaken, lange
vóór- en breede achterpooten en eene donker-
groene kleur; zy wordt wel eens 2 Ned. el
lang en 500 Ned. pond zwaar , bewoont den
AtUntischen Oceaan en heeft smakeiyk vleeech.
Voorts vermelden wy de caretschildpad (Che-
lonia imbricata Stranch) met dakpansgewys
geplaatste rugplaten , ongetande kaken, eene
bruine kleur met gele strepen en eene lengte
van 6—9 Ned. palm. Deze soort vindt men
in alle keerkringszeeën, vooral in de nabyheid
van Indië en Midden-Amerika. Men maakt
zich van deze dieren meester, wanneer zy
des nachts aan land gaan en belet hun het
ontkomen door hen met een hefboom op den
rug te wentelen. Hun vleesch is echter niet
eetbaar. De riviertchüdpadden (Emyda Oray)
hebben een ovaal, zeer plat, onvolkomen
verbeend rugschild en een uit niet samen-
gegroeide beenderen gevormd buikschild, beide
met eene weeke huid bedekt, — voorts een
langen hals, dikke lippen, een snuitvormig
verlengden neus en zwempooten. De weinige
soorten van deze familie bewonen de meren
en rivieren van Amerika, Azië en Afrika en
onderscheiden zich door hare roofzncht. Tot
deze familie brengt men de geslachten Trionyx^
Chelys met de soort Ch, flmhriata^ de zooge-
naamde Mat<»mata en Émyt met de soort
JE, JSwropaea uit Zuid- Europa en Noordoost-
Dnitschland. De landtchUdpaddem (Chersida
Strcmch) hebben een hoog, gewelfd, verbeend,
met het buikschild samengegroeid en met
hoornige platen bedekt rugschild; zy kunnen
kop en pooten intrekken en zyn gewapend
met snydende kaken zonder lippen. Zy bewonen
vochtige, warme landen en voeden zich met
planten. Tot deze familie behoort de Qrieksche
schildpad (Testudo Graeca i.), welke 8 palm
lang wordt, met een zwart rugschild met
gelen rand; zy komt voor in het zuidoosten
van Europa, in Italië en Frankryk. Wy
geven hierby de afbeeldingen van Smyspicta
en Chdonia cauana.
Wat men onder den naam van tohildpad in
den handel brengt en verwerkt, bestaat uit
de op het rugschild gelegene platen van on-
derscheidene zeeschildpadden , inzonderheid
van Chelonia imbricata. Het schildpad is 3— 6,5
Ned. streep dik. Een volwassen dier levert
op zyn meest 4 Ned. pond schildpad in 13
842
SCHILDPADDEN— SCHILL.
platen, van welke 8 geheel plat en de grootste
4 ongeveer 48 Ned. daim lang zOn. Het schild-
pad is in de koade bros, maar bnigzamer
en dichter dan hoorn, fraai zwart en bmin
geteekend en min of meer doorschijnend.
Men bezigt het tot velerlei sieraden, tot werk-
doo^es, tot het inleggen van voorwerpen van
weelde, tot prachtbanden om boeken enz.
Men bekomt het van de Oost-Indische Eilan-
den , alt de Roode Zee , WesMndië en Znid-
Amerika.
Sohüdpaddeneilandeii, zie Qalopagoê-
eilanden. — De naam van Schildpad- of Togiam-
eilanden wordt voorts ook gegeven aan eene
groep van 14 eilanden in de Straat der Mo-
lukken, ten oosten van Celóbes; zy behooren
tot de residentie Menado, zyn boBchrUk en
tellen 700 inwoners. Ook andere eilanden of
eilandengroepen van ondergeschikt belang in
den Oost-Indischen Archipel dragen dien naam.
Sohildvleugeligen, zie Kevert.
Sohill (Ferdinand Baptiste von), een dap-
per Praisisch partijganger, geboren den 6den
Januari 1777 te Wilmsdorf bQ Dresden , trad
reeds vroeg in dienst b0 de Pruisische hu-
zaren. In den slag bQ Auerstftdt ontving hQ
eene wond aan het hoofd, bleef te Kolberg
zQne herstelling af firachten en vormde in 1807
een vrQkorps van 1000 man, met wie hQ
de verdediging dezer vesting krachtig onder-
steunde. Na den Vrede van Tilmt zag hg zich
tot miOoor en kort daarna tot kommandant
van de huzaren der lüfwacht te Berign be-
noemd , waar de weigebouwde , met geestdrift
vervulde man weldra de lieveling werd van
het volk. De oorlogsverklaring van Oosten-
r|)k, de opstand in Hessen en de woelingen
in Hannover brachten by hem in 1809 het
plan tot rypheid, op eigen gelegenheid iets
by te dragen tot bevryding des Vaderlands.
Onder voorwendsel, dat hy zyn regiment
in het veld wilde oefenen, verliet hy daar
Fig 2. Chelonia cauana.
Schild waoht is een naam, afkomstig uit
den riddertyd, toen in het oorlogsveld ieder
ridder fzyn schild ophing vóór zyne tent en
daarby een wachter of bewaker plaatste. Thans
geeft men dien aan een infanterist , die gewa-
pend gedurende een bepaalden tyd op een
post is geplaatst, terwyi een wachthoudend
kavallerist dien van vedette draagt. Gewooniyk
is zulk een post voorzien van een schilderhuis,
waarin de wachthebbende by ongunstig weder
schuilen kan. De schildwacht mag zyne wapens
niet afleggen en zyn post niet verlaten voordat
hy afgelost wordt. Ook is het hem verboden te
spreken, tenzy de dienst het vereischt. Daar-
entegen mag hy zyne wapens gebruiken , wan-
neer hy onraad vermoedt en op zyn aanroepen
geen behooriyk antwoord ontvangt.
Sohildzaad, zie Alyseum.
mede, zonder dat de Koning het wist, den
25sten April 1809 Beriyn en begaf zich op
marsch naar de Elbe. Hy werd gevolgd door
een aantal officieren en door een kompagnie
Jagers te voet Doch reeds vóór dat hy Wit-
tenberg bereikte, ontmoette het kleine korps
eenigen tegenstand, en daar de gezindheid
der Saksers geenszins gunstig was, rukte hy
op den linker oever der Elbe voorwaarts naar
Anhalt en strekte zyn tocht uit tot in de om-
streken van Halle. Hier vernam hy den voor
Oostenryk zoo rampspoedigen afloop van den
slag van Regensburg. Niettemin besloot hy
den tocht voort te zetten en rukte langs de
Elbe naar beneden tot K9then. By Dodendorf,
niet ver van Ifagdeburg, stiet zyn korps op
eene veel sterkere afdeeling van het garnizoen
van Hagdeburg, en den 5den Hei ontstond
SCHILL— SCHILLER.
348
een evendig gevecht, waarin SekiU onder-
^seheidene bekwame oiBoieren yerloor. Daar
de Kening stfn gedrag openlQk ten strengete
afkeurde, erlangde SekiU geene yersterking,
soodat hg voor de klimmende macht van den
'vfland moest terogtrekken. Hy begaf zich
afsoo door de Altmarck naar Mecklenbnrg,
om Wiamar en Bostock te bereiken, waar hy
bystand van de xt|de van Engeland hoopte
te bekomen. De toestand van ayn korps werd
intosschen bQ den dag hacheiyker. Door de
Hollandsche en Deenache troepen in de engte
gebracht, beaette hy Stralsond, waar hy met
den grootsten spoed de vervallen vestingwer-
ken zocht te herstellen. Doch reeds op den
Sisten Mei verschenen de vereenigde Hollan-
ders en Denen ten getale van 6000 man voor
de stad en drongen onder hevig kanonvnnr,
in weerwil van den dapperen tegenstand, er bin-
nen. In de straten ontstond eene bloedige
worsteling, waarby SchUlj nadat öen der vyan-
deiyke aanvoerders onder zyne sabelhonwen be-
zweken was, door eenige geweerkogels werd
gedood. Omstreeks 200 ruiters en eenige Jagers
sloegen zich door den vyand heen en ver-
kregen een onbelemmerden aftocht naar Pmi-
«en, waar de soldaten afgedankt en de offi-
cieren voor den krygsraad geroepen en ge-
etraft werden. Eene andere afdeeling ontkwam
te water van Bttgen naar Swinemnnde, doch
het overig gedeelte van het korps van SekUl
eneovelde of ^erd gevangen genomen en in
Frankryk naar de galeien verwezen. Elf ge-
vangen genomen officieren werden naar We-
«el vervoerd en aldaar den 16den September
doodgeschoten. Het lyk van SokUl werd te
Stralsond begraven, met uitzondering van het
hoofd, dat op spriritns gezet en in het museum
te Leiden geplaatst werd. In 1887 echter is
het naar Brunswyk overgebracht en aldaar ter
aarde besteld.
Schiller (Johann Christoph Friedrich von),
de voortreffeiykste en meest gevierde Doitsche
dichter, geboren den lOden November 1759
te Karbach aan de Neckar, terwyi zyn vader,
te voren heelmeester aldaar, zich als luite-
nant in Wflrtembergschen dienst bevond, ont-
ving het eerste onderricht te Lorch van den
godsdiensüeeraar Moser, bezocht vervolgens
de school te Lud wigsburg en werd in 1776
kweekeling der Karelschool, door Hertog
Karel van WürUmherg in de nabyheid van
syn buitenverbiyf SoUtnde gesticht. Deze half
militaire, half wetenschappeiyke inrichting van
onderwys was zeer bevorderiyk voor zyne
algemeene ontwikkeling, hoewel hy zich on-
mogeiyk vereenigen kon met de gestrenge
vormen, waaraan de leerlingen gebonden
waren. DAar reeds werd de neiging tot de
dichtkunst by hem aangekweekt door den
„Messias,** van KlopHoek^ zoodat hy het plan
ontwierp voor een heldendicht, dat den titel
van „Moses** zou dragen. Nog krachtiger
werkten op zyn geest de dramatische voort-
brengselen der „Sturm- und Drangperiode**,
zooals yJulius van Tarent** van LeiumtZy —
„Ugolino** van Oentenhersf, — de eerste dra-
ma*8 van jnM^^r, — en „Götz von Ber-
Uchlngen** van Oöthe, Hy las zyne medeleer-
lingen tooneelen voor uit een drama: „Der
Student von Nassau** en uit een treurspel:
;,Cosmus von Medici**. Op i^ne richting had-
den voorts FhOarehut en J, J, Eoutêeam groe-
ten invloed. De eerste zuiverde zyn smaak
door een realistische karakterteekening en de
tweede vervulde hem met geestdrift voor de na-
tuur en voor de vryheid. De Karelschool werd
in 1775 naar Stutt^urt verplaatst, en hier ver-
wisselde ackïUef de studie der rechtsgeleerd-
heid met die der geneeskunde. Intusschen
hield hy zich hoofdzakeiyk bezig met de
dichtkunst; in 1776 en later verschenen leer-
dichten van zyne hand in het „Schwabische
Magazin** en in 1777—1778 maakte hy een
aanvang met het bewerken van „Die B&uber**.
Nu verlangde hy de school te verlaten, maar
zyne in 1779 ingediende verhandeling: „ Philo-
Bophie der Physiologie** wekte de opmerkzaam-
heid van Hertog Zbrel, die bevel gaf, dat de
al te opgewonden leerling nog een jaar de
leasen moest by wonen. Hierin ligt de reden
van de later min aangename verhouding van
SohiUer tot genoemden Vorst. Gedurende dat
jaar voltooide hy „Die RUuber** en ontmoette
voor de eerste maal Hertog Kard August en
Göike, In December 1780 kon hy, na inleve-
ring van twee proefschriften, de school ver-
laten en zag zich als officier van gezondheid
geplaatst by het regiment grenadiers van ge-
neraal AuffS met eene schrale maandeiyksche
toelage van 18 gulden. Hy belastte zich alzoo
met de redactie van een klein tydschrift en
zocht een uitgever voor „Die Bttnber**, doch
daar zyne pogingen vruchteloos waren, moest
hy tot eene uitgave op eigen kosten beslui-
ten. Dit drama verscheen in 1781, en weldra
zag hy zich uitgenoodigd, dit stuk geschikt
te maken voor het tooneel, waarna het in
1782 te Manheim werd opgevoerd. Nu vatte
hy het voornemen op, zich bepaaldeiyk aan
de dramatische dichtkunst te wyden en zoo
mogeiyk eene betrekking te erlangen aan den
schouwburg te Manh^m. Hy zette zich dan
ook aan het wwk, om het treurspel „Fiésco
oder die Yersohwörung zu Genua** te schry-
ven, en gaf tevens op eigen kosten een bun-
del verzen in het licht. Toch verzamelden zich
donkere wolken boven zyn hoofd, daar de
Hertog hem verbood, ooit weder tooneelspe-
len te schryven. Zyn vwzoek tot intrekk&g
van dit verbod bleef zonder gevolg, doch
daardoor kwam ook zyn plan tot rypheid,
zich door de vlucht aan eene zoo verregaande
dwingeUndy te onttrekken. Den 17den S^-
tember 1782 verliet hy met zyn getrouwen
vriend Strmeher de hoofdstad van Würtem-
berg en bereikte twee dagen daarna Manheim.
„Fiésco** was nagenoeg voltooid, en op dat
stuk had hy zyn hoop gevestigd. Deze echter
bleek ydel te wezen, daiar het aan de acteurs,
onder welken zich Ifflamdf BeU en Sseik be-
vonden, volstrekt niet beviel. Dalberg was
afwezig en gaf gastrollen te Stuttgart, en op
de vraag van SekHler^ hoe men er oordeelde
over zyne helmeiyke verhuizing, verscheen
geen gunstig antwoord. Ook op een verzoek om
vergiffenis en om vrye beweging op letter-
kundig gebied, kwam geen voldoend bescheid.
SekOUr gevoelde zich derhal?e te Manheim
niet veilig en vertrok den SOsten September
met Stmek&t naar Frankfort, waar hy in de
voorstad Sachsenhausen in eene eenvoudige
herberg zyn intrek nam. Vandaar sehreef hy
aan Ddihêrg^ maakte hem bekend met zyne
844
SCÜILLËB.
benarde omitandigheden en vroeg eenig ▼oor-
schot op stfn „Fióaoo'*. De regisseur van
den Bohoawbnrg echter wees dat versoekvan
de hand en verklaarde dat gemeld stuk onge-
schikt was voor het tooneel. Daar demoeder
van Strmeher eenig geld oversond, konden
de beide vrienden hnnne herberg verlaten,
waarop st) in de nabijheid van Manheim, in
een ellendigen kroeg van het dorp Oggert-
heim, een zevental treurige weken doorbrach-
ten. Hier ontwierp SehiUer het plan tot
het burgerlijk treurspel: ,,Luise Milierin**
(later ,,Kabale und Liebe'")'* en leverde eene
omwerking van „FióBco*\ welke nogmaals
door het sohouwburgbestuur te Manheim werd
afgekeurd. Daarna begaf SehilUr zich op uit-
noodiging van mevrouw von Woltogem naar
een aan haar toebehoorend buitenverblQf te
Bauerbach by Meiniogen. „Fiósco** was in-
middels door den boekhandelaar Sekiocm te
Manheim met 11 louis d'or betaald en in het
licht gezonden. Het vond, hoe voortreifeiyk
ook, btf de opvoering te Manheim weinig
b^val, doch veel meer te fierlQn en te Frank-
fort. Gedurende den winter van 1782—1788
werd „Luise Millerin'* voltooid, en in Maart
daaraanvolgende maakte SokiUer een aanvang
met f^Don Carlos". De vriendschappelijke
omgang met BmmoaléL, bibliothecaris te Mei-
ningen, schonk hem voorts in aijne eenzaam-
heid een onschatbaar genot. In laatstgenoemde
maand verscheen een brief van Dalhêrg^ waarin
verzekerd werd, dat men te Stuttgart van
alle vervolging van SekUler afiug, alsmede
dat hij eene nadere betrekking van den dich-
ter met den schouwburg te Manheim wen-
schelijk achtte. Dientengevolge keerde iScrAiZ^
in 1788 nhar Manheim terug en werd er tot
schouw burgdichter benoemd. In Januari 1784
werd er „Fiösco'\ in Maart ,,Kabale und
Llebe" vertoond en uitbundig toegejuicht. Dit
gaf hem moed, en zQne opneming in het door
den Keurvorst beschermde „KurpHUzische
Deutsche Gesellschaa'* beschouwde hy als
eene belangryke schrede tot zyne vestiging
in de maatschappy. By die opneming las hy
de verhandeling voor: ^Was kann eine gute
stekende Schaubahne wirken?", ondereen ge-
wyzigden titel by zijne verzamelde werken
gepbuitst. Hy ontwikkelde daarin het denk-
beeld, dat de schouwburg eene dergeiyke
taak heeft als de godsdienst, nameiyk de op-
leiding der menschheid tot hoogere volkomen-
heid. Hy wilde dat denkbeeld aanschouweiyk
voorstellen in den „Don Carlos", het eerste
stuk, door hem in gebonden styi geschreven.
Het werd met kalmte bewerkt, omdat de
dichter veel tyd besteedde aan zyn omgang
met de begaafde Ckarlatte wm KM. Toch kon
deze zyn hart niet boeien, daar reeds in den
winter van 1784—1786 eene innige toegene-
genheid by hem ontwaakte voor de schoone
dochter van den boekbandelaar Sokwan te
Manheim, die vervolgens zyne echtgenoot
werd. Voorts erlangde hy de vergunning, het
eerste bedryf van zyn „Don Carloe'* voor
te lezen aan het Hof te Darmstadt, waarna
Zar0{ A^iguêt van Weimer hem den titel
schonk van Saksisch Hofraad. Daardoor ver-
kreeg de vluchteling een nieuw vaderland, en
zyne geestkracht openbaarde zich in zyn verzet
tegen Dalberg, die*s dichters tydschrift: „Thalia"
als loftrompet voor den schouwburg te Man-
heim wilde misbruiken. Hierdoor evenwel werd
het verbiyf te Manheim voor Schuier min-
der aangenaam, zoodat hy vurig verlangde
die stad vaarwel te zeggen. Beeds in Juni
1784 had hy brieven ontvangen van Jeugdige
geleerden en bewonderaars uit LfCipzig, wes-
halve hy het besluit nam, zich derwaarts te be-
geven en de studie der rechten weder op te
vatten. D&ar zorgde Zomer voor zyne stoffe-
lyke behoeften. Gedurende de zomermaandett
van 1785 vertoefde hy te Gohlis IHj Leip-
zig en gevoelde zich zóo gelukkig, dat 1^1
het heeriyke lied: „An die Freude" dichtte.
Kömer,9h „Oberkonsistorialrath" naar Dresden
vertrokken, bereidde aldaar aan Sokiüer tot
1787 een aangenaam verbiyf, en laatstgenoemde
rekende steeds de Jaren te Dresden" onder
de 'aangenaamste van zyn leven. Hy voltooide
er ^n „Don Carlos, ontwierp w het tooneel-
spel: „Der Menschenfeind", schreef er dea
onvoltooiden roman: Der Geisterseher" en
zag het aantal lezers van zyn tydschrift:
„Thalia*' by den dag toenemen. £ón en ander
bezorgde den dichter opgeruimdheid en levens-
genot. Met Kömer schreef hy aestkeüsche ^
wysgeerige bespiegelingen („Briefe des Juliua
und Baphaël"), die in gemeld tydschrift wer-
den opgenomen. Daarenboven verdiepte fa^
zich in geschiedkundige nasporingen, en zyne
geschriften over den Opstand in de Nederlanden
&i over den Dertigjarigen oorlog, hoewel
later opgesteld, waren daarvan de vrucht In
zyn „Don Carlos" verhief hy zich ver boven
zyne vroegere kunstgewrochten, en de markies
wm Po$a vertegenwoordigt daarin dmi adel
des gemoeds en de vurige vryheidsmin dei
diehters. Ook te Dresden was intusschen zyn
gevoelig hart aan groote gevaren blootgesteld;
de bevallige Jonkvrouw vom Jrmim had hem
zoozeer gekluisterd, dat hy zich in Juni 1787
met moeite uit Dresden losrukte. Hy begaf
zich naar Weimar. Oötke was in Italil, maar
hy werd door WieUmd^ Serder^ de Hertoght
AmaliOf Mneiedelj Knebely en andeiren met opene
armen ontvangen. Toch vond hy er weinige
vermaak, — vooral omdat zyn titel van raad
hem velerlei verplichtingen oplegde. Een uit-
stap naar Jena bracht hem in kennis met een
aantal uitstekende geleerden aldaar. Vooral
genoot hy voorts te Weimar den omgang met
GkiMrloüe von Kalb^ en deze laatste had aelfii
plan van haren echtgenoot te scheiden en
zich met Sokiüer te verbinden. Het werd
echter verhinderd door eene tydeiyke oneenig-
heid tnaschen den vriend en zyne vriendin,
welke intusschen later werd uit den weg ge-
ruimd. Een tocht naar Bauerbach in November
1787 bracht hem weder by zyne moedwiyke
vriendin, mevrouw wm WoUogen^ met wier
zoon hy op de terugreis te Budolstadt logeerde
by de weduwe van den kamerheer wm Lemge-
fddj welke hy met hare begaafde en bevallige
dochters KaroUme en Laite reeds 1784 te Man-
heim had ontmoet Het verbiyf in dezen be-
schaafden kring werkte weldadig op zyn ge-
moed, en het afscheid viel hem zwaar. Lotu
wm Lengefdd vertoefde in 1788 eenigen tyd
te Weimar, en toen reeds gevoelde SokÜler
zich aangetrokken door zyne Jeugdige
vriendin". In Mei vestigde hy zich in het b0
Budolstadt gelegene dorp Volkstedt, waar de
SCflILLEE.
345
bdde ziutero eene bevallige woning yoor hem
gehaard hadden. Inmiddels had hy een aan-
vang gemaakt met het bewerken van het
eerste deel zyner «Geschichte des Abfalls der
NiederlUnde*^ en schepte groot behagen in
het beoefenen der historie, schoon hg wel
wist, dat hy op dit gebied geen acadéaüsch
geleerde zon worden. De poëzy werd echter
volstrekt niet verwaarloosd; in Maart 1788
schreef hy zyne „Götter Griechenlands", en
de redactie van „Thalia'', alsmede de medewer-
king aan den „Merkar'' van Wieland namen
een groot gedeelte van zyn tyd in beslag. Te
Yolkstedt vervaardigde hy zyne voortreifeiyke
^Briefe über don Carlos'' en leverde tevens
vertalingen van eenige stakken van JSur^pidet.
Den 9den September 1788 had hy te Badol-
stadt eene samenkomst met Qöthe, maar ge-
voelde voor dezen klassiekgevormden dichter
zeer weinig sympathie. In November keerde
hy naar Weimar terug, waar Wieland ten
behoeve van den „Merkar" zyne hulp inriep,
doch hy liet zyn hart achter te Budolstadt.
zwevende tnsschen Karoline en Xo^fo, hoewel
eerstgenoemde inmiddels gehuwd was met von
BêulwUi. Den 15den December ontving hy
door tuBschenkomst van Qöthe de aanbieding
van een leerstoel in de geschiedenis te Jena.
Daaraan evenwel was geene vaste bezoldiging
verbonden, zoodat hy tevens op andere wyze
in zyn onderhoud zou moeten voorzien. Toch
wees hy het aanbod niet van de hand. De
winter vloog voorby onder drukke briefwis-
seling met ^ne vriendinnen te Rudolstadten
met KOmer, onder velerlei voorbereidselen
voor het hoogleeraarsambt en onder het schry-
ven van by dragen voor den .Merkur" en de
„Thalia". In Maart 1789 verscheen het ge-
dicht: ,Die Ettnstler", waarin het schoone
wordt voorgesteld als het zinnebeeld van het
ware en goede, terwyl de dichter het einddoel
van *s menschen ontwikkeling aanschouwt in
zyne opvoeding tot vry willige zedeiykheid.
Omstreeks dien tyd koesterde hy het plan,
IVêderik de Orooie tot hoofdpersoon van een
heldendicht te kiezen, doch de uitvoering
bleef achter. In Mei aanvaardde hy het hoog-
leeraarsambt met eene redevoeriog: „Was
heiszt und zu welchem Ende studirt man
Universalgeschichte?'* Werd hy door de stu-
denten met groeten byval begroet, hy onder-
vond tevens velerlei ellenden van den bekrom-
pen naUver zyner ambtgenooten. Hy gedoelde
zich echter getroost door zyne gedachtenwia-
seling met zfne vriendinnen te Budolstadt en
door vluchtige uitstapjes derwaarts. Eerlang
vroeg hy hand en hart van Lotte^ ontving
van Hertog Karel Av^uêt eenjaargeld van 200
thaler en zag zich den 22sten Februari 1790
in de dorpskerk van Wenigenjena met zyne
geliefde in den echt verbonden, en schoon de
overvloed niet heerschte in zyne woning, ge-
voelde hy zich hoogst gelukkig. Ey gaf in
dien tyd eene „Sammlung historischen Memoi-
ren'' in het licht en bewerkte voor den „His-
torischen Damenkalender*' van Götehei^ zyne
„(Jeschichte des Dreizigj&hrigen EriegB'\ Wy-
ders hield hy voorlezingen over het treurspel
en schreef: „Ueber den Grund des Yergniigens
an tragischen Gegenstanden", — „Ueber An-
muth und Wttrde'\ — „Ueber pathetische
Darstellung'* enz. De vreugde van zyn huiseiyk
leven werd echter sedert het begin van 1791
op eene onaangename wQze verstoord door
aanvallen van ziekte. Terwyi Schiller in Ja-
nuari met zyne vrouw by DaXbetg te Erfurt
vertoefde, werd hy aangetast door eene felle
koorts, en toen hy schynbaar hersteld naar
Jena was teruggekeerd, kwam die ongesteld-
heid met hevigheid terug, die hem eerst tegen
het einde van Februari verliet. Daardoor was
zyne borst zoo zwak geworden, dat hy van
het houden van academische voorlezingen
moest afzien. Te Budolstadt, waar hy met
Lotte de Paaschvacantie sleet, bracht een her-
haalde aanval hem aan den oever des doods.
In die dagen legde hy zich met yver toe op
de wysbegeerte van Kant, terwyi hy teEarli-
bad nieuwe krachten zocht voor zyn lichaam,
zyne ziekeiyke omstandigheden werden door
geldzorg achtervolgd, en Hertog Karel August
was niet in staat, hem daarvan te bevryden. De
Deensche Dichter Bagge»en had in 1791, op het
valsch gerucht van SchHler's dood, te Helle-
beek op Seeland te zyner eere een lykfeest
gevierd en hiervan bericht gezonden aan
BeinhM te Jena. Van laatstgenoemde vernam
hy, dat de dichter nog leefde, maar in zeer
benarde omstandigheden verkeerde. Daarop
kwam een schry ven van den Er4;»rins von
BóUtein-Auguetenhv/rg en van Graaf Schimmel^
mann, waarin SchiUer gedurende 8 Jaar een
Jaargeld van 1000 thaler werd aangeboden,
hetwelk laatstgenoemde met erkenteiykheia
aannam. Intusschen vestigde de dichter met
biyde hoop zyne aandacht op de revolutio-
naire bewegingen in Frankryk, maar zag
zich eerlang teleurgesteld' in zyne verwach-
tingen. Gedurende het proces van Lodmoijh
XVI vatte Sohüler het voornemen op, een
gedenkschrift uittegeven ter gunste van dien
Vorst, doch ongesteldheid belette de uitvoe-
ring daarvan. £i Augustus 1798 bezocht hQ
volgens een lang gekoesterden wensch het
dierbaar vaderland, kwam den 8sten van die
maand te Heilbronn en betrok er eene woning.
Ook ging hy naar Solitude en naar Ludwigs-
bnrg en vestigde zich in September in laatst-
gemelde plaats, om in de nabyheid van zyne
te Stuttgart wonende vrienden te zyn. Deze
merkten met verbazing op, hoe de opgewon-
den student, de luchtige regimentsdoctor zich
ontwikkeld had tot een verheven en veelom-
vattend genie. Nadat Hertog Karel in October
overleden was, betrok Schïüer met Lotte en
zyn Jeugdig zoontje in het voorjaar van 1794
een tuinhuis te Stuttgart. Daar werkte hy aan
zyn „Wallenstein"', en d&ar modelleerde zyn
vriend Dannecker het prachtig borstbeeld des
dichters, hetwelk thans de boekery te Weimar
versiert. Op een tocht naar Thüringen knoopte
Schuier betrekkingen aan met den boekhan-
•delaar Cotta en vond in dezen een uitgever,
die al zyn biliyke wenschen met geestdrift
vervulde, zoodat er van gebrek geen sprake
kon wezen. Den 15den Mei 1794 kwam hy met
vrouw en kind weder te Jena, zyne prachti-
ge „Briefe ueber die esthetische Erziehung des
Menschengeschlechts*' medebrengende. Eene
hoogst merkwaardige gebeurtenis voor Schiller
en voor de Duitsche letterkunde was nu de
aanvang eener goede verstandhouding met
Göthe, welke eerlang in warme vriendschap
veranderde. Het verkeer met dien genlalen
846
SCHILLER.
dichter en met den uitstekenden WVkdm w>n
Mumboldt yeraangenaamde SckUler'i verbiyf
te Jena, al werd ook E0ne ^rezondheid in
1794 en 1795 gedorig bedreigd. Niettemin was
hU onvermoeid werkzaam. HQ zocht de wys-
begeerte yan Kant toe te passen op de aes-
thetiek, hield zich in z0ne «G^eschichte der
Belagerong von Antwerpen" bezig met de
historie, maar gevoelde, dat hQ zich hoofdza-
kelijk bQ de dichtknnst moest bepalen. In
1794 schreef hQ zt|n opstel over „NaTve nnd
sentimentalische Dichtnng" en besteedde
▼oorts zQn t||d aan de uitgave der „Horen",
waartoe zich ook Göthe^ tfon ffunAoldt en
andere uitstekende Dnitsche schrijvers als
medewerkers verbonden hadden. Tevens redi-
geerde hQ den „Mnsenalmanach*', die in 1795
voor de eerste maal verscheen en tot in 1800
werd voorgezet Een hoogleeraarsambt te
Tübingen wees hQ van de hand, nadat Karl
Angutt hem een hooger Jaargeld gewaarborgd
bad, en nu dichtte hy : „Das Ideal nnd das
Leben", — „Macht des Gesanges", — „Wttrde
der Frauen", — „Der Spaziergang", enz. , en
sedert het einde van 1795 hielden de vrienden
zich bezig met het vervaardigen der beroemde
reeks van puntdichten, welke onder den naam
Tan „Xenien" In den „Mnsenalmanach" van
1797 werden geplaatst. In de lente van laatst-
genoemd jaar was QchïUer eigenaar geworden
van eene in een bevalligen tuin gelegene
kleine woning, waar ztjn dichtgeest heerlijke
kunstgevnrochten schiep, zooals: „Der Tau-
cher". — „Der Ring des Polykrates",— „Die
Kraniche des Ibycus", enz. — en vooral
den „Wallenstein", een voortreifelt|k drama,
in 1798 gevolgd door „Wallensteins Lager*^
en in 1799 door „Wallensteins Tod". De
beide laatstgenoemden, alsmede „Piccolomini*',
werden in 1798 en 1799 te Weimar opge-
voerd, en vooral „Wallensteins Tod" oogstte
een ongemeenen by val. Nu besloot de dichter,
zich bepaaldelijk aan het drama te w^den,
feoodat hy de uitgave van den „Mnsenalma-
nach" liet varen en eerlang z|jn „Maria Stuart"
in gereedheid bracht Ook vertrok h|j in 1799
met eene verhoogde bezoldiging naar Weimar,
om zich in de nabijheid van den schouwburg
te bevinden. Eene ziekte van z|jne echtge-
noot had hem gedurende den laatsten ^d
van z|jn verbluf te Jena veel zorg gebaard,
doch tegeiyk met de nieuwe woonplaats ging
h|j blijder vooruitzichten te g^moet. In de eerste
maanden der 19de eeuw schreef h|| eene voor-
treffelijke bewerking van den „Macbetb" van
Shaktpere^ — voorts leverde hQ het prachtige
drama: ^Dle Jnngfrau von Orleans", hetwelk
in April 1801 voltooid en In September van
dat Jaar te Leipzig opgevoerd werd. Ten be-
hoeve van den schouwburg te Weimar be-
werkte h|j in den nazomer van 1801 : „Turan-'
dot" naar een stuk van Qozxi^ en in een
woensdagavondliran^e , door Oöt\e gesticht,
las hfl: „Die vier Weltalter", — „Die Gunst
des Augenblicks", — en „An die Freunde"
yoor. Eene door Kotgébue beraamde list, om
het zaad der verdeeldheid uit te strooien tus-
schen de beide dichters, mislukte geheel en
al. Daarentegen werd Sehiüer in den adelstand
opgenomen, om voor hem het verkeer aan het
Hof te Weimar gemakkelijker te maken. In
Braut van Messina", waarin hy eene poging
waagde, het antieke koor in het hedendaag-
sche drama in te voeren. Daarna bewerkte 14j
de blijspelen: „Der Parasit" en „DerNeffeals
Onkel". Eindeigk ontwaakte weder in ^n
gemoed de geestdrift voor zedelijke grootheid
én staatsburgerlijke vrijheid, en hQ voleindigde
in Februari 1806 z|)n meesterstuk, het drama:
«Wilhelm Teil", dat met uitbundigen bgval
ontvangen werd. Reeds in Maart daaraanvol-
gende ontwierp hQ het plan voor z|jn „De-
metrius", maar eene reis naar Beriyn op
dringende uitnoodiging van Iffland verhinderde
hem, dien arbeid voort te zetten. Te BerlQu
viel hem eene algemeene bewondering ten
deel. „Wallenstein", „Die Jungfhiu" en „Die
Braut von Messina" werden er opgevoerd^ en
op aandringen van Koningin Louita ontving
h|j van Friedrich Wilkelm III het aanbod van
eene Jaarwedde van 8000 thaler methet vrOe
gebruik van een Hoflijtuig, bijaldien h|j zich
te Berlijn wilde vestigen. /SsAiZ^r, aan Weimar
gehecht, wees het aanbod van de hand, en
Heriog Kard ^n^m^ verhoogde zQu Jaariyksch
inkomen met 800 thaler. In Mei 1804 schonk
Lotte hem het vierde kind, maar Seküler
kon zich niet verbiyden in een onvermengd
geluk. In September schreef hy aan Körnery
dat hy zich minder gezond gevoelde dan ooit
te voren. Wél vervaardigde hy nog in den
aanvang van November: „Die Hnldigung der
Kttnste", maar in den daarop volgenden ^nter
bracht elke dag hem nieuwe pynen. Folterende
krampen, die hem sedert Jaren gekweld hadden,
keerden telkens heviger terug. Niettemin lüela
hy zich y verig bezig met „Demetrius", waarvan
slechts een gedeelte werd afgewerkt Daaren-
boven vervaardigde hy de schets van het
drama: „Die Kinder des Hausee". Toen voorts
zyne pynen hem verhinderden, aan oorspron-
keiyk werk te denken, kortte hy den tyd
met het schry ven eener vertaling der „Phèdre"
van Bacine. In Maart 1805 schreef hy echter
aan Oöthey dat hy zich druk bezig hield met
„Demetrius". De lente gaf hoop op herstel-
ling, en een ongewone lust om te reizen
maakte zich meester van den dichter. Zyn
verlangen om Zwitserland te zien ontwaakte
met groote kracht, doch het zou niet worden
bevredigd; hy ontsliep den 9den Mei 1805.
Schiller was de eenige groote dichter van
zyn tyd, wiens voortbrengselen met geestdrift
ontvangen werden door alle klassen der maat-
schappp. Alleen zyn „Lied von der Glocke" zon
voldoende geweest zyn, om hem een onver-
gankeiyken roem te bezorgen. Hy was een
echt dichteriyk genie, dat zelfs de dorste wer-
keiykheid en de meeste afgetrokkene bespie-
gelingen der wysbegeerte in een dichteriyk
gewaad wist te kleeden. Met de verhevenste
gevoelens verbond hy een verwonderiyk mees-
terschap over de taal, zoodat hy deze steeds
aan zyn onderwerp wist dienstbaar te ma-
ken. Met een edel gemoed en een zuiveren
smaak en tevens met een diep gevoel en
hartstochteiyke geestdrift huldigde hy het
schoone als het zinnebeeld van het ware en
goede. Geen wonder alzoo, dat zyn lOOste
veijaardag als een volksfeest werd gevierd,
terwyi standbeelden te zyner eer in on-
derscheidene steden van Duitschland verre-
zen. Voorts ontstond in 1859 te Dresden de
SCeiLLEB-SCHILTHUlS.
847
sSchiUer-Stiftiiiig" tot ondersteoiüng van hulp-
behoevende Daitsehe BchrÜTers; haar fonds
bedroeg in 1886 omstreeks 926000 gulden.
Be gesBameniyke werken van Soküler iyn het
eerst nitgegeven door s||n vriend Kömer(iSl^—
1816, 12 dln) en werden later bü herhaling
gedrokt Eén der beste uitgaven is die van
CHfdêkê (1868-1876).
SohiUing. Onder deien naam vermelden
w»:
Friedrieh Chutav SükiUinfff een verdienste-
lyk letterkundige, geboren te Dresden den
25eten November 1766. Hy bezocht de mili-
taire school, trad in 1781 in dienst bU de
artillerie, nam als oiBcier deel aan de veld-
tochten van 1793, 1806 en 1807, vroeg daarna
■Un ontslag en vestigde zich eerst te Freiberg
en toen te Dresden, waar h|j den SOaten Juli
1889 overleed. Zgne „Sümmtliche Schriften",
meestal romans, die zich vooral door een
levendigen en vaak koddigen verhaaltrant on-
derscheiden, verschenen in twee reeksen, —
éene van 60 en éene van 44 deelen (1810—
1827), — alsmede de laatste in eene nitgave
van 80 deelen (1829-1839).
Anfftui SehUliwff, ridder wm JZmncAow, een
OostenrUksch dichter, geboren den 248ten April
1815 te Weenen. Hy ontving aldaar eene zorg-
vuldige opvoeding en kwam vervolgens in
dienst aan het Hof, waar hy vervolgens de be-
trekking bekleedde van Hofiraad. Op Jeugdigen
leeftyd gaf hy reeds in het licht: „Sinnge-
dichte und poëtische Kieinigkeiten (1833)", —
voorts: „Frauenkrftnze (1836)", — „Lieder
und Balladen (1841)", ~ „Satirische Anklftnge
<2de druk, 1842)", — „Feldstr&nszchen (3de
druk, 1851)", — JLagerUeder (1858)", -- „Bo-
mantisch-lyrische Dichtnngen (1859)", — „Ver-
wehte Blaten (1860)", •— „Soldatenalbum
(1861)", — en „Anf und davon, humoristische
Wanderbriefe (1871)", terwyi 14 tevens eene
zeer verdiensteiyke „C^eschichte des Johan-
niterordens (1846)" te boek stelde.
Jokamnes SohülMff, een beroemd beeldhou-
wer, geboren den 23sten Juni 1828 te Mitt-
weida. Hy ontving zyne opleiding aan de
Académie te Dresden onder het opzicht van
RiêtitM en later te Beriyn onder dat van
Drake^ keerde in 1852 naar Dresden terug,
was werkzaam in het atelier van Röhnd en
verwierf den prye dw Académie, welke hem
in staat stelde, zich op reis te begeven. Na
een dri^arig vertoef in Italië vestigde hy
zich te Dresden, waar hy weldra leerlingen
had, en werd er in 1868 professor aan de
Académie. Van hem zyn de vier groepen aan
de trap van het Brühlsche Terras te Dres-
den, — voorts een monument te Qörlitz, het
gedenkteeken ter eere van ScMüer te Wee-
nen, dat ter eere van Keizer Maxmiliaan te
Triest en dat ter eere der krygslieden te EUm-
burg, alsmede de reusachtige groep van Dio-
mjftuê en Ariadne in het front van den Hof-
schouwburg te Dresden, benevens talryke
reliéfiB. Later hield hy zich bezig met de
vervaardiging van een nationaal gedenktee-
ken, in 1883 in het Niederwald onthuld.
Sohiltale of Scküttad is het getal van
schilden, waarop voorheen in ons Yaderhind
het contribuabele vermogen der inwoners
gesteld werd. Onder de Bourgondische Vor-
sten, toen al meer en meer beden en bydragen
van de ingezetenen geSischt werden tot onder-
houd van Hofhouding en leger en vooma-
meiyk ter bekostiging van de talryke, kost-
bare oorlogen, werden deze schattingen door
den Staat, als vertegenwoordiger van het
gemeene land, over de verschillende steden
en dorpen omgeslagen. Deze afzonderiyke
gemeenten hadden nu, daar toenmaals de
^kdom byna uitsluitend in grondeigendom
bestond, tot taak hare ingezetenen naar ieders
vermogen aan te slaan en dat geschiedde
voornameiyk door de morgens land, tot iedere
gemeente behoorende, te tellen. Dit noemde
men de morgentalen, het getal morgens,
waarvoor de gemeente stond aangeschreven.
Maar langzamerhand kwamen hierby de roe-
rende kapitalen. Handel en ny verheid toch
ontwikkelden zich al meer en meer, zoodat
grondbelasting aUeen onbiliyk werd. Men
schatte toen het belastbaar vermogen van
ieder dorp of stad naar de toenmaals ge-
bmikeiyke grove munt, het schild, en sloeg
de gemeente om naar het getal schilden, dat
haar vermogen bedragen mocht. Dat noemde
men de schildtale. Later trad als munt in de
plaats van het schild het pond en nu noemde
men, wat vroeger schildtale heette, verponding.
De naam veranderde, de beteekenis bleef.
Verschilden noemde men eene vernieuwing
van de schüdtalen, herziening van het be-
lastbaar inkomen.
Sohüthuis (Ulferdus Gerhardus), een ver-
diensteiyk Nederlandsch burger, geboren te
Groningen den 6den Juni 1799, werd voor
den graanhandel opgeleid, maar oefende zich
tevens in de Nederlandsche letterkunde en in
de staathuishoudkunde, zoodat hy wegens zyne
bekwaamheid en yver tot eervolle betrekkin-
gen werd benoemd, o. a. tot lid der Kamer
van Koophandel te Groningen, tot consulair
agent van Groot-Britannië, tot rechter-plaats-
vervanger in de rechtbank van Koophandel
aldaar, — voorts tot lid van Provinciale,
later van Gedeputeerde Staten van Groningen.
Ook werd hy lid van het Provinciaal Utrechtsch
(Genootschap, van de Leidsche Maatschappy
van Nederlandsche Letterkunde en van de Ko-
ninkiyke Académie van Landbouw in Zwe-
den, en eenige landbouwers in het Oldambt
schonken hem eene gouden korenschaal als
een bewys van erkenteiykheid jegens den
man, die met grooten yver de belangen van
den landbouw bevorderde. Hy overleed den
19den September 1859. Van zyne geschriften
vermelden wy : „Iets over den oorsprong en
het wezen van het Daitsche Tolverbond en
deszelfs invloed op de nyverheid (1844)", —
„Vereenigingen tot weldadigheid en inrichtin-
gen ter bevordering van volksopvoeding en
algemeen welzyn, byzonder voor den minver-
mogenden stand, den 1 September 1850 te
Groningen bestaande (1850)", — „De verhou-
ding van den landbouw tot den bodem en de
bevolking, den toestand van de landbouwende
klasse in Nederbind en de verbeteringen,
daarin mogeiyk en wenscheiyk", doordeHol-
landsche Maatschappy te Haarlem met goud
bekroond, — „Redevoering over eene alge-
meene verbetering der scheepvaartkanalen in
de provincie Groningen (1857)", — en „Sta-
tistiek van de ambachts- en fabrieknyverheld
in de provincie Groningen (1860)".
848
8GHIMM£L.
Sohimmel la de naam van microflcopisch
kleine plankjes, die zicli als vloklsige hoopjes
▼an venchillende klenr overal ontwikkelen,
waar organiBche stoffen op vochtige plaatsen
in ontbinding overgaan. Zy worden ook
wel schimmelplan^es genoemd en behooren
meerendeels tot de afdeeling der Draadtwam-
gelede stelen en bolvormige kiemhai^ea, met
A. Mucedo, op brood voorkomende. — Peni-
eillinm (penseelschimmel) met P. glaocom op
vrnchten ens., — • Boi^tis (dmiQesichimmeÓ
op levende bladeren, ena. De ontwikkeling der
schimmelplanten is inaonderheid door A, dê
Bary waargenomen bU Aspergillas glancoa
Fig. 1. Aspergillus glaucus.
men (Hyphomycetes). Het loof bestaat uit
lange, bnisvormige, op versehillende w0zen
verbondene cellen, die wel eens sieriyke figu-
ren vormen. De sporen ontstaan in de onder-
deden der draden of in de topceilen. Deae
planQes vermenig^vnldigen lich met verbalende
en Enrotiom herbariorom, twee soorten, die
steeds beschouwd werden als hemelsbreed van
elkander venchillende. Laatstgenoemde schhon-
melplant vormt een Araai goudgeel bekleedsel
op ingemaakt ooft enz. Talrflke kleine, met
het bloote oog reeds aichtbarebolieliiesverhef-
Fig. 2. Trichothedum roseum.
snelheid. Tot de schimmelplanten behooren
o. a. de mnscardine der z0dewormen (Botrytis
bassiana), de aardappelschimmel (Fnsisporinm
solani), — voorts de geslachten: Eorotiam
(bolle^eszwam) met E. herbariornm Xit., op
beschimmelde planten in herbaria te vinden, —
Ascophora (blaasscbimmel), zodevormend met
fen zich op een gr|]sachtigen of geelrooden
grond van draden. De bolle^es zQn dicht bg
elkander of in kleine groepen geplaatst, en
de zwamvlok verheft zich hier en daar om ze
eenigermate te omsluiten. Die bolletjes be-
staan uit veelhoekige cellen, welke wederom
cellen met sporen bevatten. De Jonge zoden
SCHIMMEL.
349
Tan deze plant beyinden zich steeds Tergreseld
Tan krachtige planten van Aspergillas glaucns;
se groeien er Taak doorheen, en zelfi de Overig-
elie waarnemer kan geen Terschil ontdekken
tnasohen de grondslagen Tan die beide planten.
AUe Enrotinmzoden zQn doorwoTon Tan sporen-
dragende draden Tan Aspergillns, en toch is
bet gebleken, dat Enrotinm nit Aspergillns ont-
staat. Van de ontwikkeling Tan laatstgemelde
plant is eene afbeelding gegCTon in flg. 1.
Men ziet aldaar in a de plant met schroef-
Tormige draden, waamit Enrotinm Toorkomt,
— in i een jongen, rechtstreeks nit de spo-
ren opgegroeiden Aspergillns, — in o eene
swamTlok met Enrotinm, — in <l een Enrotinm-
boUelje, welks inbond nitgeperst wordt, —
in e een ongeschonden EnrotinmbolleQe, alles
op 800-Tondige grootte, — ïn f eene cel met
bladeren en bladstelen Tan Sangnisorba offi-
cinalis.
Schimmel (Hendrik Jan), een Tcrdienste-
10k Nederlandsch dramatnrg en romanschrgTer,
geboren te *sQraTeland den SOsten Janil828,
Testigde zich te Amsterdam, erlangde er eene
betrekking bi) de Nederlandsche Handelmaat-
Bchappt), werd TerTolgens directenr der Ne-
derlandsche CredietTereeniging en Testigde
zich Tan 1879 af te Bassnm in de nabQheid
Tan Amsterdam, waar h0 zich onTcrdeeld aan
de beoefening der schoone letteren wQdt.
Van zQne geschriften Tcrmelden wt|: „Joan
Wonterz., drama in 5 bedriJTcn (1847)", — -
„Twee Tadors, drama in 5 bedrQTen (1847)",
— „Gondebald, dramatisch gedicht (1848)",
— „QioTanni da Procida, drama in 5 bedrQ-
Ten (1849)", — „Oranje en Nederland, dra-
Fig. 3. Graphium ma.
crocarpum.
Myatrophorium
nutcropus.
Toruia plantaginia.
Toruia carbonaria
Acmosporium
bolryoideum.
•sporen, — in g eene Jengdige cel nit bet
EnrotinmbolletJe, — en in ft en i ontkiemende
Aspergillns en Enrotinm, alles op 800-Tondige
;grootte. — In flg. 2 ziet men eene af beelding
Tan Trichothecinm rosenm, nameiyk in aTan
deze schimmelplant op 800 Tondige grootte, —
in b Tan een kiemdraad met eene topcel (6')
op dergelQke grootte, — in c die topcel op
600 Tondige grootte, — \n d laatstgenoemde,
nog sterker Tergroot, — en in e eene der
röpe sporen op 1000-Tondige grootte. — Ein-
delifk gCTcn wfl in flg. 3 de afbeeldingen
van Terschillende schimmelplanten op 100-
tot 300-Tondige grootte. Mystrophorinm ma-
cropns groeit op Tcrrottend bont, en Gra-
phlnm macrocarpnm desgelijks, — Acmospo-
rium botryoidenm op modder, — Tomla
plantaginis op de onderzQde Tan weegbree-
4>laderen, — en Tomla carbonaria op de
matisch tafereel in 1 bedrtJf (1849)", — „Na-
poleon Bonaparte, eerste Konsnl, drama in
6 bedrflTen (1862)", — „Verspreide ge-
dichten (1862)", — „Bonaparte en zt|n tffd
(1863; 2de druk 1869)", — „De eerste dag
eens nieuwen leTcns (1866, 2 dln)", — «Spro-
ken en TertelUngen (1866)", — „Eene Haag-
Bche Juffer, historische schets uit de 17de
eeuw (1867)", — „Nieuwe gedichten (1867)",
— „Twee Trienden. Drie tffdTakken uit een
IcTen (1868)", — „Het kind Tan Staat. Dra-
matisch tafereel (1869)", — „Mary Hollis
(1860, 8 dln)", — „Leidens ontzet (1863)",—
„MiladT Carlisle (1864, 4 dln)", — „Stmensee.
ï)rama in 6 bedrÖTcn (1868)", — „Het gezin
Tan baas Tan Ommeren (1870)", — „Herfct-
looTcr (1870)", — „Sinjeur Semeyns (1876, 8
dln)", — „Sofonisbe naar Geibel, drama In
6 bedrtjTen (1876)", — „Jufvrouw Bos, drama
360
SCHDIHEL— SCHIMPER.
in 6 bedrgven (1879)", — „De Kat tmi den
Tower, drama in 6 bedreven (1882)", —
„Venoend (1888, 2 dln)", — en „Lucretia,
naar Ponsard, treurspel in 5 bedrUren (1884)".
Van KÜne romans werden „Mary Hollis" in
het Engelsch en Duitsch, „Het gesin van
Baas van Ommeren" in het Dnitsch, en „My-
lady Carlisle" in het Zweedsch vertaald. —
Voorts leverde hQ bydragen in onderscheidene
jaarboekjes en tQdschriften , behoorde of be-
hoort nog altyd tot de redactie van „De
Gids" en van „Nederland" en is van 1875 af
Bestuurder der Koninldyke vereeniging: het
Nederlandsch Tooneel.
Sohimmelpenninok. Onder deien naam
vermelden wQ:
Bmlger Jan Sdkimmdpemiincli ^ een Neder-
landsch staatsman, geboren te Deventer den
disten October 1765. H0 studeerde te Leiden in
de rechten en vestigde zich hierop als advo-
caat te Amsterdam. Na de verovering van Hol-
land door Ptdkyr « in 1795 werd hQ lid van den
Amsterdamschen gemeenteraad, vervolgens van
de Nationale Yeiiadering van Vertegenwoor-
digers der Bataaftche Republiek en vertrok in
1798 als gesant naar PartJs en in 1801 als
zoodanig naar Londen. Daar h0 bQ de ver-
nieuwde uitbarsting van den oorlog tusschen
FrankrQk en Engeland in 1808 vergeeftche
pogingen had aangewend, om de onildigver-
klMing van Holliuid te bewerken, nam hQ
ign ontslag, maar ging weldra weder als ge-
zant naar ParQs. Hier verwierf hQ het vol-
komen vertrouwen van Napoleon I en trad in
ons Vaderland, na de afkondiging van de
nieuwe constitutie der BataaAche Republiek
(5 April 1805), als raadpensionaris aan het
hoofd der Regeering. HQ bracht er veel goeds
tot stand, inzonderheid op financieel gebied,
maar eene langdurige oogziekte verhinderde
hem, naar eisch werkzaam te wezen, zoodat
Napoleon van deze omstandigheden gebruik
maakte, om ons z0n broeder Lodew^k als ko-
ning op te dringen. Vruchteloos poogde Soiim-
melhenniuók dat plan te verQdelen. De Koning
verleende hem niettemin bet grootkruis van de
(Me der Unie, en Napoleon benoemde hem
na de inl0ving van ons Rtjk in Frankrijk tot
graaf en tot senator. Te PartJs zocht hjj zoo-
veel mogelQk de belangen van zQu Vaderland
te bevorderen. Na het herstel van Nederlands
onafhankeiykheid keerde hQ derwaarts terug,
en Koning WUlem I schonk hem het groot-
kruis de Orde van den Nederlandschen I^uw
en deed hem zitting nemen in de Eerste Kamer
der StatenGteneraal. HQ overleed te Amster-
dam den 25sten Haart 1825.
Oerriif graaf Sokimmelpenninch, een zoon
van den voorgaande en geboren te Amsterdam
den 24sten Februari 1794. Volgens den wensch
van zyn vader bepaalde hy zich bQ den handel
en werd in 1825 directeur van de Handel-
maatschappij, doch nam om redenen van ge-
zondheid in 1832 zQn ontslag en vestigde zich
op zQn buitengoed „Het NOenhnis" te Diepen-
heim in OverQsel. In 1835 benoemde de
Koning hem tot minister secretaris van Staat,
doch ook deze betrekking moest h0 weldra
wegens ziekte nederleggen. Hierop werd hy
in 1837 buitengewoon gezant aan het Russi-
sche Hof en in 1846 aan het Engelsche. In
1848 belastte hQ zich korten tQd met de por-
tefeuille van Binnenlandsche Zaken, maar
keerde vervolgens naar Londen terug, betrok in
1852 weder bovengenoemd buitenverbigf ea
overleed te Arobem den 4den October 1868. H|{
scheef: „Rutger Jan Schimmelpenninck en
eenige gebeurtenissen van zQn tyd (1845, 2 dln)".
Voorts maken wy gewag van het adeliyk
Qeldersch geslacht SekimnulpenniHek van iet
O^0. In 1451—1576 vinden wy vermeld Jaoo6
SehUmndpenmMek van der Oy onder de ridder-
schap als leenroerig bezitter van het huis
„Te Wilp" op de Veluwe. Hy overleed in
1510. — zyn evensoo genoemde kleinzoon
werd in 1560 met het goed Heyink en in
1661 met Selsdam beleend, werd eerst sche-
pen, daarna burgemeester van Zutfen en over-
leed in 1605. — AUxamder StMmmelpennuuih
vam der Oy«, heer wm den 'BngdetAwrg ^ Beee
en Oye, was desgeiyks burgemeester van Znt-
fen en afgevaardigde naar de Staten-G^neraal,
— voorts gezant naar Londen, en overleed
in 1694. — Ook ander leden van dit geslacht
bekleedden de -betrekking van burgemeester
van Zutfen of waren werkzaam in hooge mi-
litaire rangen. Voorts noemen wy nog: An-
driêiy baron SMmmelpenninch van der Oye
iot de Beide Foüen, geboren den 9den October
1705, lid der ridderschap en voorzitter der
Staten van Oelderland, landrentmeester-gene-
raal van het vorstendom Gelder en het graaf-
schap Zutfen, curator der Qeldersche hooge-
school en drost van het Loo. Hy overieed te
Arnhem den 18den November 1776, onder-
scheidene kinderen nalatende, zoodat dit ge-
slacht ook thans nog in Nederland bloeit.
Twee leden van dit geslacht, nameiyk A.
baron Sokimmdpennmok van der Ojfe van
Nijenheek en J. JB, N. baron SeUwêmetpenmiaek
van der Oye, hebben thans (1887) zitting in
de Tweede Kamer der Staten-GeneraaL
Schimper. Onder dezen naam vermelden
wy:
Kaïrl Friedrich Sdkimper, een verdiensteiyk
kruidkundige, geboren den 15den Februari
1803 te Manheim. Hy studeerde aanvankeiyk
te Heidelberg in de theologie, ondernam in
1824 eene reis naar het zuiden van Frankryk,
om planten te verzamelen, bezocht in 1826
wederom de hoogeechool te Heidelberg, kwam
er in kennis met Bramn eu AgaeeU en ver-
trok met hen naar Mfinchen. Hier bleef hy
tot 1844 als leeraar Werkzaam en volbracht
onderscheidene wetenschappeiyke reizen in de
Alpen, Pyreneeën en de Rynpfklz. Later
woonde hy by afwisseling te Manheim en te Hei-
delberg, sedert 1849 te Schwetzlngen en
overleed aldaar den 21sten December 1867.
Hy wordt als de ontdekker beschouwd van
de later door BroÊim uitgewerkte wet van de
plaatsing der bladeren. Hy leverde voorts
eene „Beschreibung des Symphytum Zeyheri
und seiner zwei deutschen Verwandten, des
S. bulbosum Sekimp. und S. tuberosum Jaeq.
(1835)", alsmede een paar bundels gedichten.
Wükelm iSSciltmiMr, een verdiensteiyk reiziger
en natuuronderzoeker, tevens een broeder van
den voorgaande. Hy werd geboren te Manheim
den 19den Augustus 1804, was eerst schryn-
werker, daarna krygsman en zag zich ver-
volgens by de militaire administratie geplaatst.
Nadat hy zich te Mflnchen ongeveer 2 jaar
op de natuurkundige wetenschappen had toe-
SCUIMPER-SCHINKEL.
351
gelegdy ondernam bQ in 1829 eene botanische
reis naar het zniden van Franlirgk en naar
Algiers en vertrok in 1834 naar Egypte en
Arabi6. Hier rertoefde h0 een drietai jaren,
zag zich door den Vorst van Adaoea met het
stadhonderschap over het district Antitqjo be-
lasty bezocht veryolgens de bergstreek Semien
en nam daarna de belangen waar van den
Jardin des Plantes te Parys. HQ voldeed met
IJver aan zyne verplichtingen, maar toen The-
dorm keizer van Abessinifi werd, moest hQ
zyn stadhouderschap nederleggen en zich naar
het Hof van dien Vorst begeven, zonder er
in eigeniyken zin gevangen te wezen. HQ
werd door de Engelschen bevrgd en keerde
naar zt|n stadhoaderschap terug, waar hj) in
October 1878 overleed. Hj) heeft onderschei-
dene opstellen in Petermann'ê ^Mittheilungen**
geplaatst
Wühdm JPJ^jfP Sckimper , een verdienstelijk
kruidkundige. Hg werd geboren den Ssten Ja-
nuari 1808 te Dosenheim bj) ElsaszZabem
en is een neef van de beide voorgaanden.
Nadat htj te Straatsburg in de theologie had
gestudeerd, werd hj) in 1835 aidenaturaliste
aan het museum aldaar, — voorts in 1838
conservator en in 1839 directeur dier inrichting,
alsmede hoogleeraar in de geologie en mine-
ralogie. Hy overleed daar ter plaatse den
20sten Maart 1880. Hj) schreef met Mov^eot:
„Plantes fossiles des Voeges (1844)*\ Zyn
voornaamste geschrift, met JBruch en Gümhd
op touw gezet, is de „Bryologia Europaea
(1836—1845, 6 dln met 640 pUten)**, met
een supplement (1854—1864, 40 platen).
Daarenboven gaf hg uit: „Recherches anato-
miquee et morphologiques sur les mousses
(1850)", — .Mómoire pour servir k Thistoire
naturelle des Sphagnum (1854)",— „Palaeonto-
logia Alsatia (1859)", — „Synopsis muscorum
europaeorum (1860; 2de druk, 1876)", — „Le
terrain de transition des Vosges (1862)", -
en „Traite de paleontologie vógétale (1869—
1874, 3 dln)".
Sohinderhannes, eigenlQk Johannet JBüek-
Ier, was het hoofd eener rooverbende, die
tegen het einde der 18de eeuw de oevers van
de Byn onveilig maakte. Reeds vroeg trad hg
als beulsknecht in dienst, ontvluchtte met
eenige huiden, maar werd achterhaald en tot
het ontvangen van stokslagen veroordeeld,
zwierf daarna rond en voorzag door dieflBtal
in zgn onderhoud. Weldra behoorde hg tot
den troep van Finh de Boodbaard, Later
pleegde hg met eene aanzienigke bende straat-
rooverg op groote schaal en trad in het hu-
weigk met Juichen JBlatiui, Na dien tgd hield
hg zich op met inbraak en maakte het zoo
erg, dat sommige beangstigde Israëlieten eene
overeenkomst ter hunne vrgwaring met hem
sloten. Eindeigk echter werd hg gevangen
genomen, en schoon hg nooit een moord had
volvoerd, viel zgn hoofd onder het mes der
guillotine te Mainz op den 2l8ten November
1803.
Sohindler (Julius Alexander), als schrg-
ver bekend onder den pseudoniem «7«Ziif# von
der JVamm en geboren te Weenen den 18den
September 1818, studeerde aldaar in de rech-
ten, werd eerst geplaatst bg de magistratuur,
kwam daarna in betrekking bg den Graaf voa
Donnertmofh en werd vervolgens eerst lid van
den Landdag en daarna van den Rgksdag.
Als redenaar kwam hg op hekelenden toon
steeds in verzet tegen het stgve Ultramonta-
nismus. Hg werd dan ook in 1870 niet her-
kozen, waarna hg zich naar zgn kasteel Leo-
poldskron in Salzburg begaf en werkzaam
bleef als lid van het bestuur eener crediet-
bank en eener spoorwegmaatschappg. Hg
overleed te Weenen den 16den Maart 1885.
Hg schreef: „Oberöaterreich (1848)", — „Süd-
frttchte (1848, 2 dln)", — het treurspel: „Eines
Bttrgers Recht (1849)", — gedichten onder
den titel: „Rosenegger Romanzen (1852; 3de
druk 1876)", — „Die Qeschichte vom Scharf-
richter Rosenfeld (1852)", — „Unter denZel-
ten, Soldatenlieder (1853)", — „Die Qrfindung
vom Eloster Neuburg (2de druk, 1854)", —
„Theophrastus Paracelsus, ein Volksdrama
(1858)", — „Carte blanche (1862)", — „Gie-
dichte (1871, 2 dln)", — „Salomon, König
von Ungam, Epos (1873; 2de druk, 1876)",
— „Toledaner Klingen (1876)", — en „Die
Aebtissin von Buchenau (1876)".
Sohmk (Johann Friedrich), een verdien-
steigk dichter en dramaturg, geboren te Mag-
deburg in 1755, studeerde te Halle in de
theologie, leverde als student reeds bgdragen
in den Leipziger en G5ttinger „Musenalma-
nach" en verwierf den te Hamburg uitgeloof-
den prgs van 20 Friedrichs d*or voor zgn
treurspel: „Qianetta Montaldi". In 1778 werd
het privaatdocent te Berign, in 1779 schouw-
burgdichter te Hannover, vertrok in 1780
naar Weenen, waar hg zgne „Dramaturgische
Fragmente (1781—1784, 4 dln)" en het
„Theater zu Abdera (1787, 2 dln)" in het
licht gaf, en werd in 1790 door Seiröder tot
dramaturg en tooneeldichter te Hamburg be-
noemd. Hier schreef hg: „Dramatische Mo-
nate (1790, 4 dln)" en het weekblad : „Laune,
Spott und Ernst (1798, 4 dln)". In 1797 ves-
tigde hg zich te ]Etatzebnrg, waar hg: „Johann
Faust (1804, 2 dln)" en „Qes^nge der Reli-
giën (1788; 2de druk, 1823)" in druk deed
verschgnen, en van 1812 tot 1816 vertoefde
hg in Holstein. Daarna begaf hg zich weder
naar Berign. waar hg te vergeeft eene be-
trekking zocht bg den nationalen schouwburg
en zgne „FQgnngen (1818)" schreef, en in
1819 bevrgdde de Hertogin Dorothea van Koer-
land hem door een Jaargeld van de zorg voor
zgn onderhoud. Na het overigden van deze
werd hg in 1823 te Sagan bibliothecaris van
hare dochter en overleed den lOden Februari
1835. Hg schreef nog: „Romantische Darstel-
lungen (1832)", — „Darstellung des Lebens
und des Charakter Lessings (1825)", — en
„Friedrich Schillers Don Carlos ftsthetisch,
kritisch und psychologisch entwickelt (1827)".
Schinkel. Onder dezen naam vermelden
wg:
Karl Friedrich SMniel, een uitstekend
bouwkundige en schilder, geboren te Neurup-
pin den ,13den Maart 1781. Hg bezocht het
gymnasium aldaar en te Berign en wgdde zich
vervolgens aan de studie der schoone bouw-
kunst onder de leiding van Ot%, vader en
zoon. Toen Friedrich QiUy overleed, zag hg
zich belast met het voortzetten van diens
arbeid, doch na eene reis in Italië eu op
SiciUë bepaalde hg zich in 1806 bg het Und-
schapschilderen. In 1811 werd hg lid van de
852
SCHINKEL— SCHIP.
Koninkigke Académie te BerlQn en in 1820
hoogleeraar aan die inrichtlDg en lid van den
académischen senaat, — voorts in 1815 ge-
heim opperboawraad, in 1819 lid yan de tech-
nische commissie in het ministerie Toor Handel,
Nijverheid enz., in 1889 opperboawdirectenr
dee lands, en overleed den 9denOctober 1841.
De Koning deed st)n marmeren standbeeld in
het door hem gebouwde mnseum plaatsen.
SehinJcel bewoog zich in het algemeen in eene
klassieke richting, maar was tevens volkomen
bekend met den middeneeawschen bouwstyi.
Bovenal evenwel hnldigde h0 de Grieksche
knnst. Van de door hem ontworpene gebouwen
noemen wQ: het museum te BerlQn, — den
nieuwen schouwburg aldaar, — een paleis
voor den Prins van Pruisen, — de sterren-
wacht, — den voorgevel der artillerieschool,
— het casino te Potsdam, — onderschei-
dene woningen te Berltfn, — voorts het kas-
teel Krzeskovice, — het kleine slot te Glie-
necke b0 Potsdam, — het kasteel Tegel, —
«n den Charlottenhof bf} Potsdam. In den stgi
van de Toscaansche paleizen ontwierp hQ dat
▼an Qraaf Bedem te Berljjn. Prachtig is voorts
de door hem ontworpen schouwburg te Ham-
burg. Ook heeft h)) onderscheidene plannen
van kerken geleverd, alsmede éen tot her-
schepping van de Acröpolis te Athene in een
vorstelijk paleis en éen voor de Villa Ori-
anda in de Krim. Vooral openbaart zich zyne
klatsieke richting in de door hem ontworpene
gedenkteekenen, byv. in dat van Fredsrik de
Qtocie te BerlQu, — in dat op den Kreuzberg
naby genoemde stad en in het praalgraaf van
Soharnhortt. Voorts ontwierp bQ de nieuwe
„Schloszbrflcke'* te Berltfn en verschillende
gevels. Van zQne landschappen vermelden wy:
een gezicht op den schouwburg te Taormina,
— het St. Marcusplein te Venetië, — de
grotten by Sorrento, — den Dom te MiUian,
— de St Pieterskerk te Rome van binnen,
— en het Capitool by maneschyn. Ook heeft
fay op het gebied van het decoratieschilderen
nieuwe wegen aangewezen. Eindeiyk leverde
hy: „Sammlung architektonischer Entwürfe
<1820— 1887, 28 stukken; nieuwe uitgave
1867—1858, 174 plajen met tekst)", — |,Werke
der höhem Baukunst Akropolis zu Athen
(10 platen) und Pallast Orianda in der Krim
(15 platen) (1846—1849; nieuwe druk 1878)",
— „Qmndlagen der praktischen Baukunst
(1884: 2de druk, 1835, 2 dln)", — „Schinkers
Möbelentwürfe (1885 1887, 16 platen; nieuwe
druk, 1852)", — en „Aus SchinkeFs Nachlasz
(1862—1864, 4 dln)".
Adriamu David SckmJuil, een verdiensteiyk
Nederlandsch letterkundige. Hy was geboren
te *s Gravenbage den 17den December 1784,
werd leerling, vervolgens deelgenoot in eene
boekdrukkery, droeg in 1845 zyne zaak over
aan de firma Bdinfante en overleed den
24sten AprU 1864. Met grooten yver legde hy
lich toe op het verzamelen van oude hand-
schriften, brieven, wiegedrukken, gedenkpen-
ningen enz. en deed vooral groote moeite,
om de eer van Lautens Jansz, OoHer te Haar-
lem als uitvinder der boekdrukkunst te hand-
haven. Hy was lid van nagenoeg alle geleerde
genootschappen in Nederland, alsmede ridder
van de Orde van de Eikenkroon en van die
▼an den Nederlandsehen Leeuw. Van zyne
geschriften vermelden wy: „Handleiding tot
het corrigeeren van drukproeven enz. (1888)",
— „Aanteekeningen van Frans van Mieris op
zyne beschryving der bisschoppeiyke munten
en zegelen enz. (1888)", — „Albert Durer*8
dagverhaal zynerNederlandschereize in 1520—
1521, met aanteekeningen (1840)", — „Opgave
der handschriften van Constantyn en Chris-
tiaan Huygens enz. (1840)", — „Beschryving
van het handschrift der Batavia van Hadrianus
Junius enz. (1840)", — en „Nadere byzon-
derheden betrekkeiyk Constantyn Huygens
enz. (1861)". Onderscheidene merkwaardige
opstellen van zyne hand werden gedrukt,
maar niet in den handel gebracht, eu zyne
uitgebreide boek- en kunstverzameling is na
zyn overiyden in het openbaar verkocht.
Sohiötling (Elisa CaroUna Ferdinanda),
gewooniyk Mitê van Otücar geheeten, eené
verdiensteiyke Nederlandsche schryftter, ge-
boren te Amsterdam den 19den November
1822, ontving eene zorgvuldige opvoeding,
was vele jaren in het onderwys bezig en
trad in het huweiyk met ffermtm fxm Cdlear en
stichtte een opvoedingshuis voor meisjes, dat
tien Jaren bestond, te Waasenaar. Zy schreef
o. a.: „Blikken in het rond, naar binnen en
naar boven (1850)", — „Hermine (1860, 2
dln)", — „De omgang met dienstboden (met
goud bekroond, 1852)", — „Eene star in den
nacht (1858)", — „Evangellne, het vrouweljk
leven (1854, 2 dln)", — Fantasmasmagorien
(1855)", — „Tabitha, over armoede en wel-
dadigheid (1856)", — „De steen der wyzen
(1857)", — „De dertiende. 12 predikantentypen
(1857, 2 dfn)", — „Wat Parys my te zien
en te denken gaf (1859)", — „Onze ont-
wikkeling of de macht der eerste indrukken
(1861)", — „ Johan Stephan van Calcar (1862)",
— „De kleine papierwerkster (5 stul^eB,
1867)", — „De kinderen der eeuw (1878, 8
dln)", — „Dubbele roeping der vrouw (be-
kroond, 1878)", — „De zoon van den klepper-
man (1860)", — „Fröbels methode (1875)",—
„Hoe Fröbel opvoeder werd (1879)", — „Uit
het leven voor het leven (2 dln)", — „Sophia,
koningin der Nederlanden, als vorstin en
moeder (1877)'*, — „Eigen meester biyven
(1881)", — „Maakt de kinderen gelukkig
(1880)", — „EmanuCl Swedenborg de Ziener
(1882)", — „(Gelukkig ofschoon getrouwd
(1886)", — en „Op de grenzen van twee
werelden (1877—1887, 10 dln)". Ook leverde
zy bydragen in ondencheidene Nederlandsche
tydschriften. Sedert 1872 is zy gevestigd te
's Gravenbage.
Sohip (Een) is in het algemeen een mid-
del van vervoer te water, voorzien van toe-
stellen tot eigen beweging. Zulk een vervoer-
middel moet op het water kunnen dry ven en
eene gedaante hebben, die de gemakkdykheid
van beweging of de overwinning van allen
tegenstand bevordert Het dient zoodanig in-
gericht te wezen, dat men de middelen der
voortstuwing — riemen, zeilen, stoomraderen
of schroef — er op kan toepassen, en tevens
dat men het kan besturen. Men kan zloh
voorstellen, dat de mensch reeds vroeg be-
hoefte had aan zoodanig vervoermiddel, om
eene rivier over te steken, en zich hiertoe be-
diende van een ruw vlot of van een hollen
boom, terwyi de tegenstand van het water
SCHEEPSTYPEI
12- Gepantserde kruiper *><k kh^'^*^ i Tf^g^-Uhutf i.
11. Gepantserd battei
Ge'ülastreerde Eucyclopaedie. 2(le druk.
EY. I: Ooiiogschepen
Bij het artikel : Schip.
SCHEEPSTYPEN. 1
GeülluBtrcerdc Eucyclopucdio. 2de druk.
II : Handels vaartuigen.
Bij het artikel : Schip.
■ ^
1 '
SCHIP— SCHIPPERUS.
S5S
liem leidde tot het beiigen tmi riemen. De
holle boom, knnstiiuitig nagemaakt, TersBderde
in eene boot, ea toen men opmerkte, dat deie
door een feilen wind krachUg werd yoortge-
fltawd, gaf men aan denn door nitgespannen
doek gelegenheid, om ook bQ geringere fel-
heid z0n TOorBtnwend Termogen te doen gel-
den. BQ de toenemende behoefte, om goederen
langs de rivier te yerroeren, bonwde men
aDengs grootere vaartoigen, en de onderrinding
bracht onderaeheidene verbeteringen in den
▼orm en het tnig yaa dexe. Bepaalde men
óch aanvankeigk tot de rivieren', later ste-
vende men ook langs de knst en vooral na
de uitvinding van het eompas en de ontwikke-
ling der sterrenkondige wetenschap waagde
men het, de knst te verlaten en groote zee6n
te beploegen, — t geen vooral in onze eenw
veel gemakkelfiker werd, toen de toepassing
van den stoom als beweegkracht den loo
wisselvalligen wind verving. Zyn de schepen
bestemd tot het overbrengen van handelswa-
ren, dan noemt men se koopvaardOschepeo,
terwQl er ook gevonden worden, die nage-
noeg nitslnitend gebesigd worden tot het ver-
voer van passagiers. Daarenboven heeft men
oorlogschepen, die van geschnt en krtfgsvolk
worden voorden. Dexe laatste worden bQna
alle door stoom bewogen en sgn thans in den
regel met Qxeren platen gepantserd en ook wel
met draaibare torens voor het geschnt gekroond.
De schq^n hebben in het algemeen twee of
drie masten. BQ de vierkant getuigde hangen
vóór de masten horizontale dwarshonten of
raas, waaraan de zeilen sQn vastgemaakt;
voorts voeren zQ gaifelzdlen, die de gedaante
hebb^ van een trapezinm, en stagsdlen, die
den vorm van driehoeken bezitten. De lang-
eeheeps getnigde hebben alleen gaffel- en
stagaeilen en som^ds een enkel vierkant
leil aan den groeten mast De raschepen
knnnen eene groote oppervlakte van doekb0-
zetten, doch de langscheeps getoigde zeilen
scherper by den wind. De driemastschepen,
voor den oorlog bestemd, worden verdeeld
In driedekkers of linieschepen van de eerste
•en tweede klasse, fregatten en korvetten. De
brikken hebben twee vierkant getuigde mas-
ten (barkstuig), — de schoonerbrikken ten
vierkant getuigden voorsten en een langscheeps-
getuigden achtersten mast, terwgi de schoe-
ners twee langscheeps getuigde masten bezit-
ten. Veelal hebben de kanonneerbooten een
schoonerstuig. De groote koopvaardyschepen
sf n in het algemeen driemastschepen met
harkstuig; slechts de grootste hebben een vol
driemasttoig en worden koopvaardyfregatten
^fenoemd. Voorts behooren tot de koopvaardy-
schepen : barken, brikken, klippers, schoeners,
koffen, kotters, jachten, ^alken, smakken, enz.
Stoomschepen, voor den handel gebezigd, zyn
in den regel van masten en zeHen voorzien.
Op nevensgaande plaat I ziet men verschil-
lende soorten van oorlogschepen, cooals het
ramtorenschip, het geveehtschip, hetkaeemat-
sehip, de kruiser, de pautserkanonneerboot,
het jacht enz. — en op plaat II verscbillende
soorten van koopvaaidyschepen, zooals het
volschip, de vrachtstoomboot, de kotter, de
ko^ het jacht, de scbooner, de bark en de
lirik, afgebeeld. Zie voorts onder Seheepdomo.
Sobip Argo (Het) is de naam van een
XIIL
sterrenbeeld ten zuiden van den Eenhoorn,
tusBchen de Waterslang en den Grooten Hond.
Het is zeer groot, maar op onze breedte
komt daarvan slechts een viertal kleine
sterren boven den horizon. Tot het voor ons
onzichtbare gedeelte behoort Ganopus, eene
ster van de eerste grootte. De naam van dit
sterrenbeeld is ontleend aan dien van het ver-
maarde schip der Argonauten.
Schipbreuk is in het algemeen het ver-
lies van een schip doordien het op de rotsen
verbryzeld, op het strand uiteengeslagen,
by aanvaring in den grond geboord of door
eenig ander ongeval vernietigd wordt Gebrek
aan zeevaartkundige kennis, achteloosheid,
misbruik van sterken drank, storm, mist, on-
voornebtigheid van anderen enz. zyn even
zoovele oorzaken van schipbreuk. Landmer-
ken, vuurtorens, seinen enz. dienen om de
^.hipbreuk zooveel mogeiyk te verhoeden, en
bf beschaafde volken heeft men aan de kust
velerlei hulpmiddelen, om by schipbreuk de
bemanning te redden. Gemiddeld heeft men
in onzen tyd jaariyks een verlies van 2400
zeil* en 176 stoomschepen.
Sohipbrug, zie onder Bruff.
Sohipkapas of SfUkab is de naam van
den merkwaardigsten bergpas, die uit Boelgarye
(van (ïabrowa) naar Kasanlik in het dal van
de Toendra over den Grooten Balkan loopt
De weg is berydbaar doch zeer smal en op
sommige plaatsen zeer steil. Die bergpas is
vermaard wegens de gevechten, aldaar voor-
gevallen gedurende den Russisch-Turkschen
oorlog van 1877 en wegens de cs^itulatie van
het Turksche leger, dat aan bet zuideiyk uit-
einde van den pas was ingesloten, in 1878.
De weg loopt er van Gabrowa af langs den
linker oever van de Jantra, bereikt met een
aantal windingen de hoogvlakte (1 908 Ned.
el boven de oppervlakte der zee) en daalt
vervolgens af in het Toendqjadal.
Schipper, afkomstig van het Angelsak-
sische taper, noemt men den gezagvoerder
van een binnenlandsch vaartuig of van een
Ueln koopvaardyschip, terwyi by op grootere
den titel voert van kapitein. Aau boord van
groote oorlogschepen is de schipper de hoogste
hl rang der dek- of onderofficieren. Hy is be-
last met de zorg voor het tuig en met de
administratie der behoeften, welke daarop
betrekking hebben. In rang staat hy geiyk
met een adjudant onderofficier of sergeant-
nuUoor.
Schipper (Jakob), eene Duitsch letterkun-
dige, geboren den 19den Juli 1842 te Fried-
rich-Augusten-Groden in Oldenburg, studeerde
te Heidelberg en te Beriyn, bezocht Parys,
Home, Napefi en Londen en werd medewer-
ker aan de nieuwe uitgave van het Angelsak-
sisch woordenboek van Bosworth te Oxford.
In 1871 werd hy buitengewoon en in 1872
gewoon hoogieeraar te K5nigsberg en in 1877
vertrok hy in laatstgenoemde betrekking naar
Weenen. Hy schreef o. a.: „De versu Harlovii
(1867)*\— „Englische Alexioslegenden (1877)*\
— „Wniiam Dunbar, sein Leben und seine
Gedichte (1884)*', — en „Altenglische Metrik
(1881)".
Schippenu (Pieter Adrianus), een ver-
diensteiyk Nederlandsch landschapschilder,
^boren te Rotterdam den 6den Maart 1840,
28
354
SCflIPPERÜS - SCHLAGINT WEIT.
Terwierf meer dan éene tentoonBteUingsme-
dAille. Zgne echte HollandBche landschappen
zyn nitroerig gepenseeld en zeer aangenaam
van toon. Vooral zyn „Landschap in Drenthe"
vond op de Tentoonstelling te Rotterdam vele
bewonderaars, terwQl ook de Groote Tentoon-
stelling te Amsterdam in 1883 met een fraai
Geldersch landschap van Sokipp^nu prykfe.
Voorts heeft hQ de „Wandelingen door Neder-
land" van Oraamdijk op eene kenrlge wt|ie
geïllustreerd.
Sohippond is de naam van een oud han-
delsgewicht, dat vooral gebezigd werd tot het
wegen van vlas, hennep en dergeiyke stoffen.
Het was verdeeld in 20 lysponden, ieder van
15 Amsterdamsche ponden, en zyn gewicht
bedroeg 139,227 Ned. pond. In andere landen
echter had het schippond een ander gewicht
Sohirmer is de naam van twee uitste-
kende landschapschilders, te weten :
Wilhelm Schvrmety geboren te BerlQn den
6den Mei 1802. Hy legde zich aanvankelflk
toe op het schilderen van bloemen, werd een
leerling van Völkw en zag zich geplaatst by
de Koninkiyke porseleinfabriek. In 1827—
1880 vertoefde hy in Italië, vestigde zich na
zyn terugkeer te Beriyn, werd in 1839 lid
der Académie en ontving in 1840 de benoe-
ming tot professor in het landschapschilderen.
Hy overleed den 8sten Juni 1856 te Nyon aan
het Heer van Genève. Hoofdzakeiyk schil-
derde hy Italiaansche landschappen, en merk-
waardig zyn voorts van zyne hand destereo-
chromische tafereelen op de muren van eenige
zalen in het nieuwe museum te Beriyn.
Johann Wilhelm Sohirmer, geboren den 5den
September 1807 te Gulik. Hy bezocht in 1825
de Académie te DUsseldorf en werd er in 1839
professor. Hy schilderde Duitsche, Norman-
dische, Zwitsersche en Italiaansche landschap-
pen en openbaarde doorgaans in zyne kunst-
gewrochten een bepaald denkbeeld of eene
zekere gewaarwording. Van zyne doeken, om-
streeks 300 in aantal, noemen wy: De grot
van Egeria (te Leipzig), — een Itaüaansch
landschap met bedevaartgangers (te Dflssel-
dorf. — een Zwitsersch landschap (te Chris-
tiania), — en een landschap by maanlicht (te
Praag). Ook leverde hy een aantal etsen. In
1854 werd hy hoogleeraar in het landschap-
en genreschilderen te Karlsruhe en overleed
aldaar den 4den September 1863.
Adolf Sohirmer f een Duitsch schryver,
geboren te Hamburg den 7den Mei 1821. Hy
was aanvankeiyk bestemd voor den handel,
bepaalde zich eerlang by de tooneelkunst ,
maar liet ook deze varen, om zich aan de
letteren te wyden. Hy leverde in dichtmaat:
„Gedichte (1846; 2de druk, 1849)", — „Poli-
tisches MaibUchlein (1848)", — en „Dichtungen
(1856; 2de druk, 1588)", — en in proza : „Mo-
derne Intriganten (1850, 2 dln)", — (fabri-
kanten und Arbeiter (1862)", — „Die Debar-
deur-Toni (1864)". — .Lfltt Hannes (1865—
1868)", — „Leichtes Blut (1869)", — „Die
Heldin von Wörth (1870)", — en „Die SkU-
venbarone (1873)". Ook schreef hy de plat-
Duitsche gedichten: „D&t und Dat (1861)".
Hy houdt te Weenen zyn verbiyf.
Sohirren (Karl), een verdiensteiyk ge-
schiedkundige, geboren te Riga den 208ten
November 1826, studeerde te Dorpat en werd er
in 1858 hoogleeraar in de geschiedenis. Wegen»
zyn geschrift: „Livland. Antwort an Herrn
Juri Samarin (1869)", waarin hy verzet aan-
toekende tegen het Bnssificeeren der Oostzee-
provinciCn, ontving hy zyn ontslag, vertrok
naar Duitschland en werd in 1874 professor
te KieL Hy schreef: „Nachrichten der Grie-
chen und Bomer Über die Sstlichen Kflsten
des Baltischen Meeres (1852)", — „Die Wan-
dersagen der NeuseeUlnder und der Manim jrtho»
(1856)", — „De ratione quae inter Jordanem
et Cassiodorum intercedat commentatio (1858) '\
— „Verzeichnisz der livlündischen Geschichts-
queUen in schwedischen Archiven und Biblio-
theken (1861—1868)",— „Der Codex Zamoscia-
nus (1865)", - „Beitrftge zur Kritik <erer
holsteinischen Geschichtsquellen (1876)", —
„Quellen der (}eschichte des Untergangs livl&n-
discher SelbstHndigkeit (1861— 1880, dl 1—7)",
— en „Fnnfundzwanzig Urkunden zur Qe-
schichte Livlands im 13 Jahrbundert (1866)".
Sohimnaoher (Friedrich Wilhelm), een
verdiensteiyk Duitsch geschiedschryver, ge-
boren te Dantzig den 21sten April 1824, stu-
deerde te Bonn en te Beriyn in de geschie-
denis, was eerst hulpleeraar aan een gymna-
sium te Beriyn, daarna professor aan de rid-
deracadémie te Liegnitz en zag zich in 1866 in
dergeiyke betrekking benoemd aan de universi-
teit te Rostock. Hy schreef: „Geschichte Kaiser
Friedrichs II (1859-1874, 4 dln)" — „Die
letzten Hohenstaufen (1871)", — „Albert von
Possemünster, genannt der Bdhme (1871)**,
— „Die Entstehung des Kurftirstenkollegiums
(1871)", — bezorgde de uitgave van het
„Urknndenbuch der Stadt Liegnitz", — en
leverde: „Beitriige zur (ïeschichte Mecklen-
burgs (1872—1875), 2 dln)", — en j,Briefe
und Akten zur Geschichte des Reichstags zu
Augsburg 1530 (1876)".
Sohisma beteekent seheuriM^j vooral op
kerkeiyk gebied. Een schisma komt meerma-
len voor in de geschiedenis der R. Katholieke
Kerk by het verkiezen van meer dan éen
Paus, zoodat de eenheid der Kerk verbroken
werd, byv. in de jaren 1378—1417. De aan-
hangers van eene door het schisma ontstane
party bestempelt men met den naam van
tchitmaiieken of sehewrmakert.
Sohlagintweit is de naam van vyf ge-
broeders uit München, die door hunne reizen
en wetenschappeiyke nasporingen grooten roem
hebben verworven. De oudste drie, Sermannf
Adolf en Eoberif werden in 1858 door den
Koning van Beieren in den erfeiyken adel-
stand opgenomen. Rermamn, geboren den 14den
Mei 1826, en Adolfy geboren den 26sten Januari
1829, maakten zich in 1846—1855 bekend door
hun onderzoek van verschillende natuur ver-
schynselen in de Alpen, opgenomen inhnnne:
„Untersuchungen fiber die physikalische Gteo-
graphie der Alpen (1850)" en „Neue Unter-
suchungen über die physikalische (ïeographie
und G^logie der Alpen (1854)", waarin zich
ook een geschrift van Bobert^ geboren den
27Bten October 1837, over de geologie van
het Kaisergebergte bevindt. Ook bezorgde hy
reliéfs van den Monte Rosa enz., waarnaar
uitmuntende photographische kaarten (1854)
vervaardigd werden. In 1851 vestigde zich
Sermann te Beriyn als privaatdocent in de
natuur- en dampkringskunde, en in 185$
SCHLAGINTWEIT— SCHLECHTA-WSSEHRD.
355
AMf te MÜnchen als priraatdocent in de
geologie. Kort daarna ontringen de drie broe-
ders door toflBchenkomtt yan Alsxamd» torn
Mumholdi van wege den Koning van Pmisen
en yan de Britscli Oost-Indische Compagnie
de opdracht, eene wetenschappeiyke reis te rol-
brengen in Indië en in het Himalayagebergte,
inzonderheid ter bepaling der magnetische
kromme lynen in het binnenland van Indië,
alsmede tot het volbrengen van meteorologi-
sche waarnemingen, geologische en geognoe-
tische werkzaamheden en plaatsbepalingen. Den
208ten September 1854 scheepten 4t zich in naar
Egypte, bereikten Bombay tegen het einde des
jaars, doorkmisten te zamen of afzonderiyk
Dekan en begaven zich in Febmari 1855
naar Madras en vervolgens naar Calcatta.
Vanhier vertrokken Adolf en Soberi op den
15den Maart 1855, bereikten over Patna, Be-
nares, Allahabad en Fatlghar de noordelQke
provinciën en bepaalden zich hier bU het on-
derzoek der bergpassen over den voomaamsten
kam der Himalayaketen, welke zQ tot in
Chineesch Tibet onderzochten. Op den Ibi
Qamin bereikten zQ de hoogte van 6 788 Ned.
el boven de oppervlakte der zee. Daarop be-
gaf Bobert zich naar Centraallndië en wel
naar het schier ontoegankelijk Amarkantak-
gebergte, — terwyi Adolf zich langs het dal
der Godavery naar de zee spoedde, om ver-
volgens over te steken naar Madras en van-
hier znidelOk Indië tot aan Trit^jinapalU en
het Nilgherrigebied te onderzoeken. Sermaim,
den 5den April van Calcatta vertrokken, had
zich inmiddels noordwaarts naar Dardi^iUng
in Sikkim begeven en was vandaar naar
Assam gereisd tot dicht by de plaatau waar de
Bramahpoetra zich zuidwaarts wendt. Nadat
de drie broeders te Simla byeengekomen waren,
verlieten zy elkander weder in Jnli 1856, om
in het westeiyk gedeelte der Himalayaketen
en Tibet door te dringen. Terwyi Sermemn
en Sobert zich naar Le in Ladak begaven en
vanhier vermomd de Karakommketen en
daarna het Koeënloengebergte overschreden,
trok Adolf naar den bovenloop van de Indos,
om aan het westeiyk gedeelte van Tibet
(Balti) zyne aandacht te wyden. In November
1856 vereenigden de drie broeders zich weder
te Rawal-Pindi aan de Indos, doch gingen
kort daarna weder alteen. Moberi trok door
het stroomgebied van de Indos en scheepte
in het voorjaar van 1857 zich in naar Eoropa.
Mermann bezocht Nepal en ging vervolgens
naar Calcntta, vanwaar ook hy zich over
Ceylon naar Éoropa begaf, in Egypte Eobert
aantrof en met dezen den Isten Jali 1857 te
Triest aan wal stapte. Adolf was voorne-
mens, nog een Jaar te wyden aan een verder
onderzoek van Tibet en Toerkistan ; by ging
van Bawal-Pindi naar Le, overschreed deKa-
rakoram- en de Koeënloenketen, bereikte in
het begin van Aogostos de omstreken van
Jarkand, werd hier in hechtenis genomen,
naar Ki^fgar gebracht en aldaar den 26sten
Aogostos 1857 op last van den gebieder des
lands gedood, ffêrmamm en Bobert vestigden
zich eerst te Beriyn, kochten vervolgens het
kasteel JUgersborg by Forchheim en brachten
aldaar honne verzameling voor natooriyke his-
torie en volkenkande in orde, welke in Mei
1877 op last van Koning Lodeioijk II van
XIIL
Beieren naar den borcht te Nflmberg werd
overgebracht. Voorts gaven zy honne „Be-
solts of a scientiflc mission to India and
High Asia (1870-1864, 4 dln met atias)" in
het licht. Hanne verdiensten werden door on-
derscheidene eerebiyken erkend. Mermamn^ de
eerste Eoropeaan, die over den Koeënloen is
getrokken, ontving in 1864 den eemaam
SalalüntJctj schreef: „Beisen in Indien and
Hochasien (1869—1872, 8 dln)*' en leverde
onderecheidene verhandelingen in de Werken
der Académie van Wetenschappen in Beieren.
Hy overleed te Mttnchen den 19den Janoari
1882. — Mobert begaf zich in het laatst van 1878
op reis naar Noord- Amerika en schreef: „Die
Paciflk Eisenbahn (1870)", — „Kalifomien
(1871)", — „Die Mormonen (2de drok, 1878)",
— „Die Prairien (1876)", — „Die Ameri-
kanische Eisenbahneinrichfungen (1881)", —
en „Die Santa Fè- ond Sttdpaciflkbahn in
Nordamerika (1884)". Hy overleed te Gies-
zen den 6den Jani 1885. — Een vierde
broeder, JSduard genoemd en geboren den
8sten Maart 1881, nam in 1860 als eerste-
loitenant deel aan de expeditie der Spanjaar-
den naar Marocco, schreef: „Der SpanlBch-
Marokkanische Krieg 1859-1860 (1868)" en
sneovelde als kapitein op den lOden Jali
1866 by Kissingen. — Een vyfde broeder,
SmU geheelen en geboren den 7den Joli
1835, stadeerde in de rechten en legde zich
tevens toe op de Indische talen. Hy schreef:
„Die Erwerbong aof den Todesfall (1868)", —
„Boddhism in Tibet (1863)", — „Die Kënige
von Tibet (1865)", — „Die Gk>ttesortheile der
Inder (1866)", — „Indien in Wort ond Bild
(1880—1882, 2 dln)", — en een aantal ver-
handelingen in tydschriften.
Sohlaoigeiibad of ZarUthalêr Bad, eene
vermaarde badplaats in het Proisisch district
Wiesbaden, ligt in een fraai dal, 282 Ned.
el boven de oppervlakte der zee en 7 Ned.
myi van Eltville verwyderd. Men heeft er
eene Koninkiyke badinrichting, bekooriyke
villa's en 350 inwoners. Er zyn 8 bronnen
met eene warmte van 26,9*'— 30,6^ C, en men
acht het water heilzaam tegen zenowpynen,
rheomatismos, chronische hoidziekten enz.
Sohleohta-Wssehrd (Ottokar Maria,
vryheer von), een verdiensteiyk beoefenaar der
Oostersche talen en geboren te Weenen den
20sten Joli 1825, was eerst tolk (dragoman)
by het Oostenryksch gezantschap te Constan-
tinopel en werd daarop raad van legatie en
directeur der Oostersche Académie te Weenen.
In 1871—1874 bekleedde hy de betrekking
van consul- generaal en politiek agent te Boek-
harest Hy heeft zich vooral verdiensteiyk 'ge-
maakt door de uitgave en vertaling van Per-
zische en Torksche geschriften. Van deze
noemen wy: „Der Frochtgarten des Sadi
(1852)", — ,Jbn JermtnsBrochstücke(1852)".
— en „Der FrOhlingsgarten von Mewlana Abd
or Bfthman Dschami (1855)", alle drie oit het
Perzisch, — en „Das Boch vom Fechter vom
Firdewsi (1863)'^, oit het Torksoh. Voorts
vermelden wy van hem: „Die osmanischen
Oeschichtschreiber der nenem Zeit (1856)",—
„FnadPascha'sVater und dessen Tristia (1868)",
— „Feth Ali Schah und seine Tronrivalen
(1864)", — „DieKümpfezwischenPersiennnd
Raszland in Transkaukasien seit 1804-1818
23*
856
SCHLECHTA-WSSEHBD-SCHLEGEL.
(1864)", — eene „Sehets van het Earopeescbe
volkenrecht (1847, 2 dln, in het Tarksch)*',
— „lianuel terminologique firan^ais-ottoman
(1870)", — „Neue Bnichstücke (1881)", — en
.Die B'3vo1ationen zu Konstantinopel in den
J. 1807 und 1808 (1883)".
Sohlechtendal (Dietrich Franz Leonhard
von), een verdiensteiyk kruidkundige, gehoren
den 278ten November 1794 te Xanten in het
hertogdom Cleef, vertrok in 1798 met z||ne
oaders naar BerlQn, bezocht er, nadat ht) in
1818 korten tQd in de gelederen had gestaan,
de nniverslteit, werd in 1819 custos van het
Koninkigk Herbarium, in 1828 buitengewoon
hoogleeraar aldaar en in 1833 gewoon hoog-
leeraar in de kruidkunde en directeur van den
botanischen tuin te Halle, waar hO den 12den
October 1866 overleed. Hy schreef: „A.nimad-
versiones botanicae in Ranunculacea (1819—
1820)", — „Adumbrationes plantarum (1826—
1832)", — „Flora BeroUnensis (1823—1824)",
— „Hortus Hallensis (1841-1853)", — en
„Flora von Deutschland (1841—1864, met
2400 platen)". Voorts was hQ uitgever van de
„Linnüa" en behoorde met von MoM tot de
redactie der „Botanische Zeitung".
Sohlegel. Onder dezen naam vermelden wff :
Johanit Mioi Schild, een Duitsch dichter,
geboren te Meiszen den 28Bten Januari 1718.
Hf} studeerde te Lelpzig in de rechten, kwam
er in aanraking met QotUched en schreef het
treurspel: „Hermann", alsmede het epos:
„Hdnrich der Löwe". In 1743 vertrok hg als
secretaris van den Saksisehen ambassadeur
naar Kopenhagen, werd vervolgens professor
aan de ridderaoadémie te Soröe en overleed
aldaar den 13den Augustus 1749. Zjjne blij-
spelen: „Der Triumph der ^ten Frauen" en
„Stumme Schönheit" vonden groeten bUval,
en zgne gezamenltfke werken zyn in 1761—
1770 in 5 deelen in het licht verschenen.
Jóhann Adolf Scklegel^ een dichter en kan-
selredenaar. Deze, een broeder van den voor-
gaande en geboren te Meiszen den 17den Sep-
tember 1721, studeerde te Leipzig, aanvaardde
achtervolgens eene leeraarsbetrekking te Pforta
en te Zerbst, werd eindeiyk superintendent
te Hannover en overleed aldaar den 16den
September 1793. Hy behoorde tot de yverige
medewerkers aan de „Bremische BreitrUgen"
en zyne geesteiyke liederen worden zeer ge-
roemd.
Angutt WUhdm von ScM^ely een uitstekend
criticus, taaikenner en dichter. Deze, een zoon
van den voorgaande en geboren te Hannover
den 88ten September 1767, studeerde te GOt-
tingen in de theologie, maar bepaalde zich
weldra uitsluitend by de fraaie letteren. Hy
schreef in 1786 eene Latynsche verhandeling
over de geographie van Homérui en in het
volgende Jaar een register voor de uitgave
van den „Virgilius" van Se^e^ terwyi hy
sedert 1782 tot de medewerkers behoorde aan
de „Göttinger gelehrten Anzeigen". Burger
en JBouterwek vervulden hem met geestdrift
voor de Bomeinsche poëzy. Sedert 1787 plaatste
hy in den „Gdttinger MnsenaUnanach" en in
de „ Akademie der schonen Bedekünste" eenige
gedichten. Na het voleindigen zyner studiën
was by 3 Jaar gouverneur by de kinderen
van den bankier Mmlman te Amsterdam,
doch keerde in 1795 naar Duitschland terug
en vestigde lieh als privaatdocent te Jena.
Hier was hy met zyne geestryke, doch later
van hem gescheidene echtgenoot, eene doch-
ter van. professor Miehadit te GÖttingen, als
dichter yverig werkzaam voor de „Horen" en
den „Mnsenalmanach" van Schiller en als
criticus voor de„AllgemeineLiteraturzeitung",
en hy leverde vooral uitmuntende vertalingen
van gedichten van Shakspere^ Oaldero»y Damte,
Chkormi, Cervantesj CamoëM enz. Hertog
Karl Avsfust benoemde hem in 1798 tot bui-
tengewoon hoogleeraar aan de universiteit te
Jena, en hy gaf er met zyn broeder Friedrieh
het tydschrift: „Athenaeum" in het licht, maar
vertrok in 1801 naar Beriyn, waar zyne voor-
lezingen over fraaie letteren en schoone kun-
sten groeten byval vonden. Van 1804—1818
toefde hy meestal buiten 'slands, vooral in
gezelschap van madame de Sfaël op haar land-
goed Coppet aan het Meer van Genève en op
hare reizen in Italië, Frankryk, Zweden en
Engeland. In 1808 werden te Weenen zUne
voorlezingen over dramatische kunst en let-
terkunde zeer toeg^uicht. Tydens den veld-
tocht van 1813 en 1814 was hy als secretaris
in dienst van den Kroonprins van Zweden,
en na den oorlog woonde hy, die zich sedert
1815 op grond van door Ferdinand II aan
éen zyner voorvaderen verleende brieven van
adeldom von Schild noemde, weder met ma-
dame de Stoel op Coppet, totdat hy in 1818
een professoraat aan de universiteit te Bonn
aanvaardde. Hier legde hy zich vooral toe op de
Gostersche en bepaaldeiyk op de Indische t^en,
weshalve hy tochten volbracht naar Engeland
en Frankryk en te Bonn de stichting bevorderde
eener drukkery met Sankrietsche letters. Gedu-
rende een bezoek te Beriyn in 1827 hield hy
voorlezingen over de theorie en de geschiede-
nis der beeldende kunst. Een tweede huweiyk,
in 1819 gesloten, werd nog spoediger ont-
bonden dan het eerste, en hy overleed te
Bonn den 12den Mei 1845. Zyne „Kritische
Schriften (1828, 2 dln)" hebben eene biy vende
waarde, maar geven tevens getuigenis van
zyn bitteren strydlust, die hem vele vyanden
bezorgde. Belangryker zyn zyne „Yorlesun-
gen über dramatische Kunst und Literatnr
(1804—1811, 2 dln)", — alsmede zyn werk:
„Ueber Theorie und Geschichte der bildenden
KüDste (1817)". zyne gezameniyke werken
zyn in 1846—1847 in 12 dln door BöekU^ in
het licht gegeven.
Karl Wilhelm Friedrieh von SehUgd een be-
roemd criticus, letterkundige en dichter. Deze,
een broeder van den voorgaande en geboren
den lOden Maart 1772 te Hannover, was aan-
vankeiyk voor den handel bestemd, maar
ontving op zyn 16de Jaar verlof, zich aan de
wetenschap te wyden. Hy studeerde te GÖt-
tingen en te Leipzig in de letteren en hield
zich vooral bezig met de geschriften van Plato^
van de Grieksche treurspeldichters en van
WincJcdmann, waarna de talryke en voortref-
feiyke kunstgewochten te Dresden zyne aan-
dacht boeiden. Eerst omstreeks het Jaar 1795
brachten Oöthey Shdktpere en de oudere Ita-
liaansche en Spaansche dichters hem tot de
behandeling van de schatten der moderne poëzy,
terwyi tevens de wysgeerige stelsels van
Fichu en Sehdling groeten invloed hadden op
zyne denkwyze. In de Jaren 1794—1796 Ie-
SCHLEQEL— SCBL£ICH£R.
857
yerde by bffdragen in het ^BerHner Monat-
schrift'*, in den „Merknr'* van Widamdy in
„Dentachland*' van Edeha/rd eni. Toorts noe-
men wy van zyne geBchrUten : „Die Griechen
nnd Rdmer, historische ond iLritische Versache
uber das klaasiscbe Alterthnm (1797)'*, —
en «Geschichte der Poesie der Qriechen and
Bomer (1798>*\ Na bet verlaten der universi-
teit woonde hy in de eerstvolgende Jaren 50
afwisseling te Dresden, Beriyn en Jena, en
te Berlgn had hfi veel omgang met Sehleur'
mtuker. Het door beiden gevormde pUw, eene
vertaling der werken van Plato te leveren,
werd dcor Sckleiermaeker ter uitvoer gebracht.
Voorts onderhield bQ te Beriyn eene al te
innige betrekking met de echtgenoot van den
koopman VeU^ eene dochter van Jfotei Men-
ddëtdkm. Deae, Doroikea genaamd, liet lich
scheiden van haren man en trad in het bn-
weiyk met SekUgtl, De door dezen uitgegeven
roman: «Lucinde (1799)", eene verheeriyking
der ainneiyke liefde, wekte veel ergemi^
welke door de „Vertraute Briefe uber die
Lncinde" van SehUmmachêr niet weggenomen
werd. Van 1799—1801 woonde by als pri-
vaatdocent te Jena, waar hy een yverig
mede-arbeider was aan de „Allgemeine Lite-
ratuneitung'* en met zyn broeder de nCha*
rakteristlken nnd Eritiken" in het licht sond,
alsmede het mislukte treurspel: „Alarkoa
(1802)*\ In 1802 vertrok hy met syne echt-
genoot naar Parys, waar hy werkzaam was
voor het te Frankfort uitgegeven tydschrift :
„Europa'* en eene „(Seschichte der Jungflrau
von Grleans", alsmede eene „(SeBcbichte der
Hargaretha von Valois** in het licht zond.
Gok legde hy zich toe op het Sankskriet en
schreef: „Ueber die Sprache und Weisheit
der Inder (1808)**. Na zyn terugkeer in Dnitsch-
land omhelsde hy met zyne echtgenoot den
B. Katholieken godsdienst (1808), bracht eenige
Jaren door met reizen in Zwitserland, de Ne-
derlanden, de Bynstreek en Frankryk en
vestigde zich in 1808 te Weenen, waar hy
Hofeecretaris werd by de staatskanselary. Ge-
durende den veldtocht van 1809 was hy toe-
gevoegd aan het hooMkwartier van Aartshertog
Kard en opsteller van een gedeelte der Oos-
tenryksche proclamati6n t^n NapoUom L
In de Jaren 1810 en 1818 hield hy te Weenen
voorlezingen over nieuwere geschiedenis en
over de geschiedenis der oude en nieuwe
letterkunde. Nadat hy voorts in 1816-1818 als
raad van legatie van het Gostenryksch ge-
zantschap by den Bondsdag te Frankfort aan
de Blain vertoefd had, verliet hy de staat-
kundige loopbaan en bepaalde zich by de beoe-
fening der wetenschap. Op een in 1812—1813
uitgegeven tydschrift: .Deutschee Museum**
liet hy „CJoncordia** volgen, bestemd om al
de ketters terug te brengen tot den schoot
der B. Katholieke Kerk. In 1826 hield hy te
Weenen voorlezingen : „Ueber Philosophie des
Lebens**, - in 1827: „Ueber Philosophie der
„G^esehichte**, en in 1828—1829 te Dresden:
JLTeber Philosophie der Sprache und des
wort»**. Hy overleed te Dresden den Uden
Januari 1829. Hy was een begaafd, geleerd en
werkzaam man, maar helde sterk over tot
het mysticismus, dat allengs in obscurantismus
ontaardde. Zyne talenten hebben vooral op
het gebied van de geschiedenis der letterkunde
en van de taaistudie voortreflfeiyke vrachten
gedragen. Zyne gezameniyke werken zyn o. a.
in 1846 te Weenen in 16 deelen in het licht
verschenen.
Sohleioh. Onder dezen naam vermelden wy :
JSdtuird Schleiehf een uitstekend landschap-
schilder, geboren den 12den October 1812
te Harbach by Landshut in Neder Beieren. Hy
vertrok in 1828 naar Mfinchen, om er de
Académie van Schoone Kunsten te bezoeken,
maar werd wegens gemis van talent atj^we-
zen. Nu begon hy landschappen te schilderen
naar voorhuiden van Morgetutem en Roiimanmy
terwyi hy later de meesterstokken bestudeerde
van mm der Neêr^ Bembraadiy Bwftdaelj
Bmbmu en van Chyen, Hy volbracht reizen
door Duitschland, Frankryk, Italië en Neder-
land en verwierf tevens door ingespannen
studie eene algemeene ontwikkeling. Aanvan-
keiyk leverde hy tafereelen uit het Beiersche
gebergte, doch later uit de vlakte en onder-
scheidde zich hoogst gonstig als kolorist Hy
verkreeg den titel van professor en werd lid
der academiën te Mttnchen, Weenen en Stok-
holm. Hy overleed te München den 9den Ja-
nuari 1874, en onderscheidene stukken van
zyne hand bevinden zich in de Pinacotheek
aldaar.
3£iwiin SehUich een Duitsch tooneeldichter,
geboren te München in 1827. Hy stadeerde
aldaar in de letteren en bepaalde zich wel-
dra by de Joumalisüek. In 1848 stichtte by
den „Pansch**, die tot 1871 en vervolgens
in gewyzigden vorm, maar in dezen slechts
gedurende korten tyd in het licht verscheen.
In 1869 werd hy lid der Kamer van Afgevaar-
digden in Beieren. Hy leverde: „Burger und
Junker**, — „Die letzte Hexe**, — en „An-
sftssig**, uitgegeven in zyne „Gesammelte
Lust^iele und Yolksstficke (1862; 2de druk,
1874, 2 dln)**, — voorts: „Kraft und Stoff
(1879)**, — en „Italische Apriltage (1880)**.
Met Seiroii gaf hy uitgezochte gedichten van
Jacob Balde in het licht onder den titel:
„Benaifsance (1870)** en overleed te München
den 18den October 1881.
Schleioher (August), een verdiensteiyk
taaikenner, geboren te Meiningen den 19den
Februari 1821, studeerde te Leipaig, Tübin-
gen en Bonn eerst in de theologie, daarna in
de Latynsche, Grieksche en Oostersche talen,
vestigde zich in 1846 te Bonn als privaat-
docent en zag zich in 1852 tot hoogleeraar te
Praag benoemd. Vanhier volbracht hy eene
wetenschappeiyke reis naar Lithauen. Vyan-
deiyke aanvallen, die hem het leven lastig
maakten, bewogen hem in 1867 zyne betrek-
king neder te leggen, waarop hy als honorair
professor naar Jena vertrok, alwaar hy den
6den December 1868 overleed. Van zyne ge-
schriften vermelden wy: „Znr vergleichenden
Sprachengesehichte (1848)**, — „DieSpraehen
£uropa*s in systematiscber Uebersicht (1850)**,
— „Formenlehre der kircbenslawische Sprache
(1852)'*, — „Handboch der litauischen Sprache
(1856—1857, 2 dln)**,~ „Die deutsche Sprache
(1860; 8de druk, 1874)**, — „Kompendium der
vergleichenden Ghammatik der indogermani-
schen Spraehen (1861 ; 4de druk, 1876)**. — „Die
Darwin*sche Theorie und die Spracnwissen-
schaft (1860; 8de druk, 1878)**, — „Litanische
Mftrchen, SprichwOrter, B&thsel und Lieder
868
SCHLEICHER-SCHLEIERMICHER.
(1857)'*, — en ,,lQdofir6riDAni8che Chrestoma-
thie (met anderen, 1869)". In 1862 stichtte
hg met Kühn het tgdschrift: „Beitrftge' znr
vergleichenden Sprachforschung aaf dem Qe-
biete der arischen, keltischen and slawischen
Sprachen" en leverde daarin en ook elders
uitmuntende opstellen, zooals : „Znr Morpho-
logie der Sprache'' enz.
Scbleiden (Blatthias Jakob), een uitste-
kend kruidkundige, geboren te Hamburg den
6den April 1804, studeerde te Heidelberg in
de rechten, doch later te Qöttingen en te
Berign in de natuurwetenscliap, bepaaldelQk
in de kruidkunde. Nadat hjj door onderschei-
dene physiologische en phjrtotomische Torhan-
delingen een goeden naam verworven had,
werd hg in 1839 hoogleeraar te Jena en in
1868 te Dorpat. Sedert 1866 is hO emeritus
en woonde aanvankelijk te Dresden, doch
later te Wiesbaden en overleed te Frankfort
aan de Main den 288ten Juni 1881. Zyn hoofd-
werk is: „Grundzttge der wissenschaftUchen
Botanik (1842—1848, 2 dln; 4de druk, 1861)".
In dit werk soekt hQ het gebouw der botanie
op een wüsgeerig wetenschappelUken grond-
slag op te trekken, en de methodologische
inleiding tot dit werk heeft voor de beoefe-
naars der natuuriyke historie eene blUvende
waarde. Van ztjne overige geschriften vermel-
den w]|: „BeitrUge sur Anatomie der KalLteen
(1842)", — „Beitrilge zur BoUnik (1844)'',—
„Ueber Emllhrung der Pflanzen und Saftbewe-
gung in denselben (1846)", — „Qrundrlsz der
Botanik (1866; 2de druk, 1840)", — „Hand-
buch der medlcinisch-pharmacentischen Bota-
nik (1862)", — „Handbuch der botanischen
Pharmakognosie (1867)", — „Die Pflanzeund
ihr Leben (6de druk, 1864)", — „Studiën (2de
druk, 1867)", ~ „Ueber das Materialismus der
neuem deutschen Naturwissenschaft (1868)'*,
— „Das Meer (1865; 2de druk, 1874)", —
„Das Alter des Menschengeschlechts (1863)", —
„Für Baum und Wald (1870)", — „Das Salz
(1875)", — en „Die Bedeutung der Juden fttr
Erhaltnng und Wiederbelebung der Wissen-
schaften im Mittelalter (1877)". Ook zond hQ
een paar dichtbundels in het licht
Sohleiermaoher (Friedrich Ernst Daniël),
de vader der nieuwere Protestantsehe theolo-
gie, geboren te Breslau den Uden November
1768), studeerde te Halle in de godgeleerd-
heid, werd in 1794 hnlpprediker te Landsberg
aan de Warihe, in 1796 predikant aan het
Charité en het invalidenhuis te Berlijn, in
1802 Hofjprediker te Stolpe en in 1804 uni-
versiteitsprediker en hoogleeraar te Halle.
Reeds te Beriyn had de invloed van de beide
SóklegêU en van Hawrietie Htft hem bO de
Bomantieken gebracht, terwQl hQ er als schrQ-
ver was opgetreden met zijne beroemde
„Iteden ttber die Religiën an die Gtebildeten
unter ihren Verüchtern (1799 en later)" en
met zyne „Monologen (1800; 7de druk, 1868)",
alsmede met zyne „Briefe eines Predigers
anszerhalb Beriin (1800)". Ook schreef hQ:
„Vertraute Briefe uber Schlegels Lucinde
(1801)" en leverde eene vertaling der geschrif-
ten van l^lato met belangryke inleidingen
(2de druk, 1856—1862)". Wfjders leverde hQ:
„Qrundlinien einer Kritik der bisherigen Sit-
lenlehre (1808; 2de druk, 1834)". Nadat in
1806 de universiteit te Halle tydeiyk was
opgeheven, begaf hy zich naar Berlfln, waar
hy voorlezingen hield ter opwekking van va-
derlandlievende gevoelens, terwyi hy op uit-
noodiging van von 8Mn en vo» Bwnhcidt in
het departement van Openbaar Onderwys
werkzaam was en de stichting der Friedrich-
Wilhelms Universilftt met kracht bevorderde.
Toen schreef hy: „Die Weinachtsfeier, ein
(ïesprach (1806; 4de druk, 1850)", — „Ueber
den sogenannten ersten Brief des Paulus an
den Tlmotheus (1807)". — „(ïelegentliche
Oedanken ttber Universitftten im Deutschen
Sinn (1808)", — en „Ueber Heraküt (1808)".
In 1809 werd by predikant aan de Drievnl-
digheidskerk en by het openen der nieuwe
universiteit in 1810 zag hy zich daaraan ge-
plaatst als gewoon hoogleeraar. HQ onder-
scheidde zich door rykdom van denkbeelden
en keurigheid van taal, door godsdienstig ge-
voel en een scherpen redeneertrant, zoodat
zich eerlang een breede stoet van leerlingen
rondom hem verzamelde. De collegiën, door
hem gegeven, strekten zich uit over het ge-
heele gebied der godgeleerdheid en tevens
over dat der wysbegeerte. HQ schreef toen
zyne „Rurze Darstellung des theologischen
Studiums (1811 ; 2de druk, 1830)", maar zQn
voortreflfeiykst werk is: „Der christllche Glaube
nach den Qrundsützen der Evangelischen Kirche
in Zusammenhang dargestellt (1821—1822, 2
dln; 5de druk, 1861). Daarin wordt het ge-
voel voorgesteld als de bron van den gods-
dienst, meer bepaald het gevoel van af hankeiyk-
heid, hetwelk den mensch leidt tot de bewustheid
van de aanwezigheid des Allerhoogsten in
des menschen geest. Hy onderstelt, dat dit
gevoel in de hoogrte volkomenheid in Chrittfu
heeft bestaan en door dezen in zyne volgelin-
gen is opgewekt; uit dit oogpunt besohonvrthy
voorts de verschillende leerstukken derChris-
teiyke Kerk. Een tegenhanger van zyne „Dog-
matik" is zyne „Christliche Sitte", in 1848
door Jona$ uit zyne nagelaten papieren in het
licht gezonden. Toen de Académie van Weten-
schappen, waarvan hy sedert 1811 lid was,
hem in 1814 tot secretaris der wysgeerige
afdeeling benoemde, liet hy zyne betrekking
by het ministerie varen. Trouwens hy stond
by de Regeering als demagoog in een kwaden
reuk. Nu verrykte hy de werken der Académie
met eene reeks van voortreffeiyke verhande-
lingen over duistere onderwerpen der oude
philosophie. Ook nam hy yverig deel aan ker-
keiyke zaken, waarmede hy reeds een aan-
vang gemaakt had in 1804 met zyn geschrift:
„Zwei nnvorgreiflichen Gutachten in Sachen
des protestantischen Kirchenwezens in Bezie-
hnng auf den preuszisohen Staat", waarin hy
wees op de nadeelen der scheiding van de
Protestantsehe Kerkgenootschappen. Toen
voorts in 1817 de vereeniging op eene door
hem als voorzitter liestuurde synode tot stand
kwam en het plan tot invoering eener pres
byteriale en synodale regeling in gereedheid
was, zocht hy die zaak — schoon vruchte-
loos — zooveel mogeiyk te bevorderen. Ook
verzette hy zich te vergeeft tegen de reactie
in het Kabinet des Konings. Onder den naam
van Paeifleui Sineerus schreef hy in 1824 een
„Theologisches Bedenken fiber das liturgische
Recht evangelischer Landesherren", hetwelk
den ouden stryd over de rechtsbeginselen met
SCHLEIERMICHEB— SCHLICHTEGBOLL.
859
betrekking tot Kerk en Staat wederom deed
ontbranden. Eindeiyk bad hQ als kanaebrede
naar groeten invloed op bet ontwikkelde pu-
bliek. Hg oTorleed den 12den Febmari 1834,
en zQne verzamelde werken werden door sijne
vrienden in 8 afdeelingen in bet Hebt geson-
den (1886—1856). De eerste: „Zor Theologie
(11 dln)'* bevat bebalve de reeds gemelde
twee, namelQk: „Die cbristliche Sitte*' en
,,CbriBtlicbe Glaabe", de volgende geschriften:
,,Einleitang in das Nene Testament", — „Her-
menentik and Kritik mit besonderer Bezie-
hang aaf das Neae Testament'*, — „Geschichte
der cbristllcben Kbrche", — „Das Leben Jeea'*,
— „Die practiscbe Theologie'', — en 8 deelen
met kleine opstellen; — de tweede afdeeling
omvat zyne „Predigten", — en van de derde
of wtlsgeerige afdeeling vermelden wt| : „Dia-
lektik", — „Entworf eines Systems der Sitten-
lebre", — „Die Lehre vom Staat", — „Die
Erziehongslebre", — „Vorlesangen fiber Aes-
thetik", — „Geschichte der Philosophie", —
en „Psychologie".
Sohleinitz (Alexander, vrUheer von), een
Prnisisch staatsman, geboren den 29dten De-
cember 1807 te Blankenbarg in den Harz,
studeerde te Göttingen, werd in 1828 Proi-
sisch ambtenaar, in 1835 attaché bQ de am-
bassade, in 1841 referendaris bg het depar-
tement van Baitenlandsche Zaken en belastte
aich in Joli 1848 met de portefeaille van
laatstgenoemd departement in het ministerie
Camphauten, Na weinige dagen echter nam bQ
aUn ontslag en werd gezant van Pruisen aan
het Hof van Hannover. In Mei 1849 bestuurde
hQ de onderhandelingen over den vrede met
Denemarken, aanvaardde in Juli van dat jaar
in het ministerie Brandenburg weder de por-
tefeuille van Baitenlandsche Zaken, maar
legde haar in 1850 neder en vestigde zich te
Coblenz. In 1858 werd hy nogmaals minister
van Buitenlandsche Zaken, maar verwisselde
deze betrekking in 1861 met die van minister
van het Koninkiyk Huis, welke hy waarnam
tot aan zyn overlQden op den 19den Februari
1885.
Sohleiz, de hoofd- en residentiestad van
bet voormalig vorstendom Reusz Schleia, en
sedert de vereeniging der beide vorstendommen
Reusz Jongere LQu tot éen Staat (1848) de
tweede reddentie des lands, ligt aan het rl-
vierde Wiesenthal en by een heuvel, waarop
bet nieuwe paleis van den Vorst zich verheft.
Men heeft er eenige rechtbanken, 2 kerken,
een gymnasium, een seminarium, eene stoe-
tery, onderscheidene fabrieken en byna 5000
inwoners.
Sohlesinger. Onder dezen naam vermel-
den vry:
Siegmund SekUtingeTy een Oostenrykscb biy-
Bpeldichter en feuilletonschryver, geboren te
Preszburg in 1825. Hy studeerde aldaar en te
Weenen en leverde aanvankeiyk eenige kluch-
ten, die in de schouwburgen der voorsteden
net byval werden ontvangen. Voorts leverde
hy in 1868: „In den Rauchwolken" en „Mit
der Feder", —daarna „Gustel von Blasewitz",
— „Wonn man nicht tanzt", — „Ein Opter
der Wissenschaft", .— „Die Schraube dee
Glflcks", — „Der Hausspion (1864)", — en
„Das Trauersplel des Kindes (1876)". Hy is
sedert 1867 mederedacteur van het „Neue
Wiener Tagblatt" te Weenen.
Ludwiff ScMetinger, een Oostenrykscb ge-
schiedkundige, gel>oren te Oberleutensdorf in
Bohemen den 14den Octol>er 1838. Hy stu-
deerde tê Praag, baarde opzien door zyn ge-
schrift: „Wfirdigung der Angriffe des Dr.
Palacky" en werd secretaris van het Verein
ffir die Geschichte der Deutscben in Böhmen
en tevens redacteur der „Mittheilungen" van
dat genootschap. Voorts werd hy in 1865 leer-
aar aan de Duitsche reaalscholen te Praag
en Leitmeritz en in 1876 directeur van het
lyceum voor meines te Praag. Hy schreef
voorts : „Geschichte Böhmens (1868 ; 2de druk,
1870)" en geeft sedert 1879: „Deutsche Chroni-
ken aus Böhmen" in het Ucht. Ook is hy
sedert 1860 lid van den Boheemschen Landdag.
Sohletter (Herman Theodor), een Duitsch
rechtsgeleerde, geboren te Dresden den 280ten
April 1816, Is sedert 1848 hoogleeraar in de
rechten te Leipzig en behaalde groeten lof door
zyn werk: „Der öffentlich mfiodliche Straf-
procesz in Deutschland (1847)". Voorts schreef
hy o. a.: „Handbuch der Jnristischen Literatur
(1848; 2de druk, 1850)" en gaf nieuwe ver-
volgen in het licht van de: „Annalen der
Kriminalrechtspflege" van Hütig en van de
„Jahrbficher der Deutscben Rechtswissen-
schaft". Hy overleed te Leipzig den 19den
Augustus 1873.
Sohletterer (Hans Michael), een verdien-
steiyk schryver over muzikale aangelegenhe-
den, geboren den 298ten Mei 1824 te Ansbaoh,
bezocht het seminarium te Kaiserslautem, be-
paalde zich vervolgens by de beoefening der
muziek onder de leiding van 8p€^ en Zroiff-
hawr te Cassel en van Daoid en JBtdUar te
Leipzig, was van 1847 tot 1854 muziekdirecteur
te Zwelbrficken, werd toen muziekdirecteur
aan de universiteit te Heidelberg en is sedert
1858 Domkapélmeester te Augsburg, waar hy
zich tevens aan het hoofd bevindt van eene
muziekschool. Hy schreef o. a.: „Praktischer
Unterricht lm Chorgesange", — - „Geschichte
des Deutscben Singspiels (1863)", — „Ge-
schichte der geistlichen Dichtungen und Kiroh-
lichen Tonkunst (1869)", — „Die Entstebung
der Opera (1873)**, — - en eene levensschets van
Jc^nn Friedrioh Beidkardi (1865).
Sohlettstadt, eene arrondissementshoofd-
sUd in het Duitsche Ryksland Elzas-Lotha-
ringen, ligt aan de Ui en aan den spoorweg
van Straatsburg naar Basel (met zytakken
naar Markirch en Zabem) en heeft 2 fïraide
R. Katholieke kerken, een reaal-progymnar
slum, een seminarium van onderwyaeressen,
eenige voormalige kloosters, eene vermaarde
metaalwevery (toiles métalliques) en eenige
andere fabrieken, veel ooft- en wynbouw en
byna 9000 inwoners (1880). In de 15de eeuw
stichtte Affrieola er eene geleerde school,
welke ook door Sratmui werd bezocht.
SohliohtegToU (Adolf Heinrich Friedrieb),
een verdiensteiyk Duitsch penningkundige,
geboren te WaltershausMi in het hertogdom
Gotha, studeerde te Jena en Göttingen en
werd in 1797 hoogleeraar aan het gymnasium
te Gotha en tevens bibliothecaris en directeur
van het muntkabinet Hy leverde: „Annalen
der Numismatik (1804)" en „DactyUotheca
Stoschiana (1805. 2 dln)". In 1807 werd hy
secretarlfrgeneraal der Koninkiyke Académie
3éO
SCHLICUTEaROLL— SCHLöGL.
yan WeteDSchappen te Mttnchen en directeur
dw Hofboekertf. H0 schreef nog eene ver-
diensteltfke: „Nekrolog der Dentschen (1791—
1806, 28 dln)" en overleed den 4den Decem-
ber 1822.
Sohliohtkrull (Aline von), eene Dnitsche
romancière, geboren den 20aten November 1882
op het eiland Bügen, ontving hare opleiding
te Berign, vestigde zich aldaar, sloot er het
verbond der vriendschap met JSlite Sokmidt ea
overleed aldaar in 1863. Hare belangrQIcBte
geschriften syn: „Kardinal Bicheliea (1855, 4
din)", — „Cordelia (1857, 8 dln)", — en „Der
Agitator von Irland (1859, 4 dln)*\ Voorts
leverde zg : „Eine verlome Seele (1853, 4 dln)*\
— „Morton Vamey (1855, 2 dln)", — „Laterna
magica (1860)'*, — en „Wie ein Staat gerettet
wird (1861)".
Schliemann (Heinrich), een verdiensteiyk
oadheidkondige, geboren in 1822 te Nenba-
ckow in Mecklenbnrg, was gedurende byna 6
Jaar leerling by een koopman te Fflrsten-
berg, nam in zlekeiyken toestand dienst op
een naar Venezuela bestemd vaartuig, doch
leed schipbreuk op het eiland Tessel en zag
zich genoodzaakt, zich te behelpen met eene
geringe betrekking op een kantoor te Amster-
dam, waar htf zich toelegde op de kennis der
moderne talen. In 1846 zond ^n patroon hem
naar Petersburg en in het volgende jaar
stichtte hy er een huis voor eigen rekening.
Nadat hy te midden zyner gestadige beslom-
merüigen zyne taalkennis uitgebreid en zich
ook in het Nieuw-Grieksch geoefend had,
volbracht hy eene reis door Europa, Syrië en
£g]rpte en bezocht in 1859 voor de eerste
maal Griekenland. Toen hy een aanzieniyk
vermogen verworven had , ondernam hy in
1864 eene reis om de wereld en vestigde zich
in 1866 te Parys, waar hy zich met onge-
meene geestdrift aan de studie der oudheid-
kunde wydde. Na eene voldoende voorberei-
ding bracht hy nu een langgekoesterd plan ten
uitvoer, bezocht het eiland Ithaca en begaf
zich vervolgens naar de kust van Klein- Azië,
waar hy de plaats opzocht van het alou^
Troje (den heuvel van Hiasarlik), en maakte
in April 1870 een aanvang met opdelvingen,
welke de beide volgende jaren op meer uit-
gebreide schaal werden voortgezet De vrucht
zyner volharding, gepaard met den moed
zyner echtgenoot, uit Griekenland geboortig,
overtrof zyne stoutste verwachtingen, zoodat
hy het nauweiyks betwUfelde, dat het oude
Troje door zyne bemoeiingen uit de lang
verwaarloosde puinhoopen herrees. Onparty-
dige oudheidkundigen echter, zooals Omriimê
en 8yhd, erkenden wel is waar de echtheid
der gevondene voorwerpen; doch waren tevens
van oordeel, dat zy meerendeels tot de mid-
deneeuwen behoorden. Hy geraakte intusschen
in proces met de Turksche Begeering over den
eigendom der gevondene zaken; het pleit-
g^ng duurde jaren lang, totdat debesUssing
viel, dat SekUemann als eigenaar werd erkend
tegen betaiing eener som van 50000 firancs.
Nog belangryker was de uitkomst der opdel-
vingen te Mycéne, de aloude stad van J^a-
memmon, Hy maakte daarmede een aanvang
in 1876 in de Acrópolis, by de vermaarde
Leeuwenpoort en de schatkamer van Airmu.
In 1877 ontdekte hy er in diepe lagen eene
groote hoeveelheid wapens, sieraden, aarden
vaten en geraamten. Onderscheidene dier voor-
werpen z^ van gedegen goud en hebben eene
aanzieniyke waarde. Zy werden voorloopig in
veiligheid gebracht in de kelders der Ionische
bank te Athene. Ook deed hy nasporingen op
de plaats van het aloude Orchomemos in
Boötië. SMiemamn heeft omtrent zyne oudheid-
kundige nasporingen veel merkwaardigs mede-
gedeeld in „Ithaka, der Peioponnes und Troja
(1869)", — „Ancient Mycenae (1877)", —
„Ilios, Stadt und Land der Trojaner; Forschun-
gen und Entdecknngen in der Troas und
besonders auf der Baustelle von Troja (1881)",
— „Beise in der Troas in Mal 1881 (1881)",
— „Orchomenos, Bericht über meine Ausgra-
bungen (1881)", — „Troja (1883)", — en
„Tiryns (1886)". In het laatst van 1880 gaf
hy zyne verzameling van Trojaansche oud-
heden, te Londen ten toon gesteld, ten
geschenke aan het Duitsche volk met bepaling,
dat zy zou worden overgebracht naarBeriyn,
welke stad hem daarop het eereburgerrecht
verleende. In het vooijaar van 1881 en in het
vooijaar van 1882 ontblootte hy de schat-
kamer te Orchomenos en in 1884 en 1885 deed
hy opdelvingen te Tiryns, waar hy welge*
slaagde onderzoekingen instelde naar het
koninkiyk paleis. Men zie de bygaande plaat»
In 1883 werd hy door de universiteit te Oxford
tot doctor in de rechten benoemd. Sedert 1871
is hy doorgaans te Athene gevestigd.
Sohlik (Franz, graaf von) iot Btmamo m
WeinJcircke»j geboren te Praag den 23sten
Mei 1789, wydde zich aan de studie der
rechtsgeleerdheid, trad by het uitbarsten van
den oorlog van 1809 als luitenant in dienst
en klom spoedig op tot den rang van rit-
meester. Toen Oostenryk zich in 1812 met
Frankryk verbond, nam hy zyn ontslag, maar
toen Oostenryk in Augustus 1813 den oorlog
verklaarde aan NapoUtm^ werd hy weder rit-
meester by de chevaux-légers en ordonnans-
officier by Keizer Franx. Hy nam deel aan
verschillende veldslagen, werd by Waschan
zwaar gewond, zoodat hy éen oog verloor, en
ontving weldra als luitenant-veldmaarBchalk
het kommando over een regiment huzaren.
Na de revolutie van 1848 was hy komman-
dant te Krakau en daarna bevelhebber van
een korps van 8 000 man, waarmede hy onder-
scheidene overwinningen behaalde op de mui-
tende Hongaren, waarop hy van Kaschaueen
meesteriyken terugtocht volbracht. Nadat hy
zich met het hoofdleger onder Windiêèh^aU
vereenigd had, verwierf hy met dezen de
zegepraal in den slag by Kapolna. Daarna
werd hy kommandant van het 2de armeekorpa
en generaal en chef in Moravië, — in Juni
1854 opperbevelhebber van het leger in Ga-
licië, — vertrok met dit laatste in 1859 naar
Italië en was er na den slag van Magenta
bevelhebber van het tweede Oostenryksche
leger. By Solferino streed hy aan het hoofd
van den rechter vleugel, nam na den Vrede
van Villafhuca zyn ontfliag en overleed den
17den Maart 1862.
Sohlögl (Friedrich), een Oostenryksch
sehryver, geboren te Weenen den 7den De-
cember 1821, bezocht het gymnasium, be-
kleedde aanvankeiyk eenige ondergeschikte
ambtenaarsbetrekkingen, maar nam in 1870
OPDELYINGEN TE MTCENAE, O
Mycenae : 1. Gouden knoopen. 2. Gouden borstnaald. 8. Schepters van verguld zilver met knoppen van b
9. Ineengedraaid gouddraad. 10. De leeuwenpoort. Orchomenos: 11. Gebeeldhouwde zolder. Tirjms: 12.
18. Strijdbijl van groen nepbriet. 19. Strijdbijl van grauw dioriet. 20. Bronzen mes. 21. Koperen spijkei
baken. 25. Erom bronzen mes. 26. Oenocboë met drie handvatsels. 27. Ovale vaas met vier bandvi
81. Munt: Gauymedea met den adelaar. 82. Munt: Ganymedes door den adelaar geschaakt. 83. Munt: S
uit den tempel van Apollo. 35. Het wi
Geïllustreerde Euc^clopaedie. 2de druk. '
ORCHOMENOS, TIRYNS EN TROJE.
^rgkristal. 4. Kan van terracotta. 5. Gouden wijnkan. 6. Gouden vaas. 7. Gouden beker. 8. Bronzen ringen.
Kan. 13. Aarden vat. 14. Rosetten. 15. Vaas. Troje (Ilios): 16. Kleine ivoren lepel. 17. Ivoren pijlpunt.
22. Vaas met den kop van een uil. 23. Overblijfselen der zuidoostelijke poort. 24. Pijlpunt met twee weer-
csels. 28. Vrouw enkop van terracotta. 29. Aziatische godin. 30. Zittende terracottaflguur met een kind.
rijd om het lijk van Patroclus. 34. Triglypheublok met metope: Phoebus ApoUo met de vier zonnepaarden;
nma^azijn onder den tempel van Minerva.
Bij het artikel : Schlieinauii.
SCHLöGL-SCHLOSSER.
361
zSn ontslag en bleef te Weenen gevestigd als
jomnalist en feoilletonschrUver. Hy leverde:
Wiener Bint Kleine Koltarbilder aas dem
Volksleben (1873; 4de drak, 1876)", — „llte
and neae Historiën von Wiener Weinkellem
(1867)", — en „Wiener Laft, Portrats and
Scenen aas dem Wiener Volksleben (2de drak,
1876)".
Sohlömiloli (Oscar), een nitstekend wis*
kondige, geboren te Weimar den 13den April
18i4, wódde zich te Jena, Beriyn en Weenea
aan de beoefening der wiskande en wQsbe-
geerte, vestigde zicb in 1844 als privaatdocent
te Jena, werd er in 1846 buitengewoon hoog-
leeraar en vertrok in 1840 als gewoon hoog-
leeraar naar de polytechnische school te
Dresden. In 1874 echter zag hy zich benoemd
tot geheimraad van onderwys bjj het ministerie
van Eeredienst, waarna hy zich belastte met
de regeling van het onderwys aan de reaal-
scholen in Saksen. Van zyne geschriften ver-
melden wy: „Analytische Stadiën (1848, 2
dln)", — „Handbach der algebraischen Ana-
lyais (1846; 6de drak, 1873)", — „Kompendiam
der höhem Analysis (1868, 2 dln)", -
„Uebnngsbach znm Stadiam der höhem Ana-
lysis (1868; 2de drak, 1873—1874. 2 dln)",—
„Grandzttge einer wissenschaftlicnen Darstel-
lang der Geometrie des Maszes (1849; 3de
drak, 2 dln)", — „Lehrbach der analyti-
schen Geometrie des Baames (1866; 6de drak,
1886)"' — en „Uebangsbach zam Stadiam der
h5hern Analysis (3de drak, 1882)". Sedert 1866
geeft hy met anderen het „Zeitschrift für
Mathematik and Physik" in het licht.
Sohlönbaoh. Onder dezen naam vermelden
wy:
Katl Amóld Seklönbach, een Doitsch schry-
ver, geboren den 31sten Angastas 1817 by
BCissen aan de Sieg. Hy wydde zich na het vol-
eindigen zyner stadiën aan de beoefening der
letteren en vertoefde by afwisseling te Ham-
burg 9 Leipzig, Manheim en Oobarg en overleed
aldaar den 17den September 1866. Van zyne
geschriften vermelden wy : „Geschichte, Gegen-
wart, Gemttth (gedichten, 1847)", — „Drama-
tische Werke (1862)", — „Originale, Genre-
bUder aas der WirkUchkeit (1863, 2 dln)",
— „Der letzte König von Tb uringen (tooneel-
spel, 1864)", — „Novellen and Erzühlangen
(1866, 2 dln)", - „Weltseele (gedichten, 1866)",
— „Zwölf Franenbilder aas der Goethe-
Sohiller-Epoche (1866)", —„Aas Vergangenheit
and Gegenwart (novellen, 1866)", — „Die
Hohenstaafen (epos, 1869)", — „Ulrich von
Hatten (gedicht, 1862)", — „Garibaldi Lieder
(1862)", — „Was sich der Wein erz&hlt (1862)",
— „Menschen and Parteien (roman, 1864, 4
dln)", en „Der Stedinger Freiheitskampf
(gedicht, 1864)".
Qeorsf Juttim Karl Urba» Sohlönbach^ een
Dnitseh geoloog, geboren den lOden Blaart
1841 te Liebenhall by Salzgitter. Hy stadeerde
te Göttingen en te Tttbingen en wydde zich,
op aansporing van Oppel te München, aan de
geologie. Hy onderzocht het Zwitsersche Jara-
gebergte, vertrok naar Beriyn en promoveerde
in 1863 te Halle op eene dissertatie: „Ueber
den Eisenstein des mittlem Lias lm nordwest-
Itohen Dentschland". Voorts volbracht hy
onderscheidene wetenschappeiyke reizen en
gaf met Waagm en Seneeke de „Gtoognostisch-
palftontologische BeitrUge" in het licht. In 1867
werd hy geplaatst by het geologisch institnat
te Weenen, verbeterde in 1868 de geologische
kaart van Bohemen, bepaalde zich in 1869
by geologische onderzoekingen in de Militaire
Grenzen, werd in 1870 hoogleeraar aan de
polytechnische school te Praag en overleed te
Bersaska den 13den Angastas van laatstge-
noemd jaar. Hy schreef: „Beitriige zar Pale-
ontologie der Jnra- and Kreideformation im
nordwestlichen Dentschland (1866—1866)",—
„Ueber die Parallele zwischen den obern
PUlner Norddentschlands and dengleichSUteri-
schen Bildnngen im Seinebecken (1866)", —
„Ueber die Brachiopoden aaa dem antem
Ganlt von Ahans (1866)", — „Ueber die
Brachiopoden der norddeatschen (jenomanbil-
dnngen (1867)", — „Ueber die norddentschen
Galeritenschichten nndihre Brachyopodenfiiana
(1868)", — „Die Brachyopoden der bömischen
Kreide (1868)", — en „Zar Alterbestimmang des
Grttnsandes von Bothenfeld (1869)".
Sohlossar (Anton), een verdiensteiyk
Oofltenryksch letterknndlge, geboren te Trop-
paa den 278ten Jani 1849, stadeerde te Graz
en verkreeg in 1876 eene betrekking aan de
universiteitsbibliotheek aldaar. In 1881 werd
hy er scriptor en in 1886 custos. Hy schreef:
„Innerösterreichisches Stadtleben vor hundert
Jahren (1871)", — „Erzherzog Johann von
Oesterreich und sein Einflusz auf das Knltor-
leben der Steiermark (1878)", — „Comelia.
Eine Herzensgeschichte in Yersen (1878)", —
„Oesterreichische Kultur- und Literaturbilder
(1879)". — „Steiermark im deutschen Liede
(1880, 2 dln)", — „Dentsche Volkslieder aus
Steiermark (1881)", — „Steierm&rkische BU-
der und Luftkurorte (1888)", — „Kultur-
und Sittenbilder aus Steiermark (1886)". —
en „Bibliotheca historica-geographica Stiriaca
(1886)".
Sohlosser (Friedrich Christoph), een uit-
stekend geschiedschryver, geboren te Jever
den 17den November 1776, studeerde in 1794—
1797 teGöttingen in de theologie, legde ver-
volgens op raad van zQn vriend Kif]^ê» zich
toe op de wysbegeerte en was tevens hnis-
onderwyzer. Tot zyne eerste geschriften be-
hooren: „Ab&lard und Dulcin (1807)" en „Das
Leben des Theodor von Beza und des Peter
Martyr Vermili (1800)". In 1808 werd hy
conrector te Jever, maar liet in 1810 deze
betrekking varen en . keerde naar Frankfort
aan de Main terug, waar hy zyne „Geschichte
der bilderstürmenden Kaiser des oströmischen
Reichs (1812)" bewerkte. Door den Vorst-
Primas werd hy in 1812 benoemd tot hoog-
leeraar aan het nieuwe lyceum aldaar, doch
toen dit laatste in 1814 werd opgeheven, er-
langde by de betrekking van stadsbibliothecaris.
In 1819 werd hy hoogleeraar in de geschie-
denis te Heidelberg, verkreeg er de titels van
Hofraad en geheimraad en overleed den
238ten September 1861. Yan zyne geschriften
vermelden wy : „Weltgeschichte in zusammen-
hftngender Erz&hlung (1817—1824, 6 dln; 2de
druk, 1839— 1841)",- „Geschichte des 18 und 19
Jahrhunderts (1823; 2 dln; 6de dmk,1866— 1866,
8 dln)", — „Universalhistorisch Ueberaicht
der Geschichte der alten Welt und ihrerKul-
tur (1826—1834, 9 dln)", — „Zur Beurthei-
lung Napoleons und seiner neuesten Tadler
862
SCHL0S3EB— SCHMILKALDISCH VERBOND.
und Lobredner (1882-1826. 6 dln)", —
„Dant© (1866)", — en |,Weltge8chlchte für
das dentsche Volk (1844—1846; Sde drak, 1870
—1874, 18 dln)", van welke de eenrte 8 dee-
len naar de sreBcbiiflen van Schlotser bewerkt
zyn door JTrieffJc. Hy onderscheidt zich niet
Eooseer door een schitterenden stQl als door
eene vrQKinnige denkwDze en eene onpartgdige
waarheidsliefde, en zUne werken i^n door
het volk met groeten bUval ontvangen. In
1876 verrees te Jever een gedenkteeken te
ztlner eer.
Sohlözer (Angnst Lndwig von), een ver-
diensteigk Daitsch pnblicist en geschiedvor-
Bcher, geboren den 6den Jnli 1785 te Qaggstedt
in het land van Hohenlohe Kirschberg, stu-
deerde te Qöttingen en te Wittenberg in de
theologie, vertrok in 1755 als hnisonderwUaer
naar Stokholm en vervolgens naar Upsala en
keerde in 1759 naar Qöttingen terug. Toen
hQ zich vervolgens in dezelfde betrekking te
Petersburg bevond, legde hQ zich toe op het
Bussisch, las er de oude en middeneenwsche
kronieken en werd er weldra ai^unct by de
académie en gewoon hoogleeraar in de Russische
geschiedenis. In 1768 ging hj) als hoogleeraar
naar Qöttingen en volbracht wetenschappeiy ke
reizen naar Frankrijk en Italië. In 1804 zag
hg zich door den Keizer van Rusland in den
adelstand opgenomen, werd emeritus en over-
leed den 9den September 1809. Van z|)ne ge-
schriften vermelden wQ: „Yersuch einer all-
gemeine Geschichte des Handels und der
Schiffohrt (1761)'\ — .Allgemeine nordische
Geschichte (1772)^', — en „Uebersetzungen
des russischen Chronisten Nestor bis zum
Jahr 980 (1802—1806, 5 dln)". Voorts oefende
hg groeten invloed op de openbare meening
door zgn „Briefwechsel (1776-1782, 10
dln)'*, — door sgne „Staatsanzeigen (1783 —
1798, 18 dln)'', — en door zgne „Vorberei-
tung zur Weltgeschichte für Kinder (8de druk.
1790)'*. — zgne dochter Dorothea, gehuwd
met Bodde^ burgemeester van Lübeck, was
beroemd door hare geleerdheid, verkreeg in
1787 de doctorale waardigheid en overleg te
Avignon den 12den Juni 1825. — Haar broeder
Christian^ eerst hoogleeraar aan de universi-
teit te Moskou, daarna buitengewoon hoog-
leeraar aan die te Bonn, schreef: „Anfangs-
gründe der Staatswirtschaft (1804—1806, 2
dln)" en overleed te Lübeck in 1881. — Een
kleinzoon van Auffutt Ludwlg^ die den naam
draagt van Kwrd von SeMöxer, werd geboren
te Lflbeck den 5den Januari 1822, studeerde
te Göttingen, Bonn en Berign en schreef: „Les
premiers habitants de la Rassie (1846), —
„Choiseul und seine Zeit (1849; 2de druk,
1857)*', — „Livland und die AnfSngen deut-
schen Lebens im baltischen Norden (1850)*',
— „Die Hansa und die dentsche Ritterorden
in den Gstseelftndem (1871)*\ — „Verfull und
Untergang der Hansa (1858)", — „Priedrich
der Grosze und Katharina II (1855)**, enz. Hg
was achtervolgens gevolmachtigde te Romeen
minister resident van den Noordduitschen Bond
te Mexico en werd in 1871 ambassadeur van
het Duitsche Rgk te Washington; voorts zag
hg zich in 1881 belast met het voeren van
onderhandelingen met den Heiligen Stoel tot
beslechting van den cnltunrstrgd, doch keerde
weldra terug naar Amerika.
Sohlüter (Andreas), een beroemd beeld-
houwer en architect, geboren te Hamburg in
1662, werd in 1692 Hofbeeldhouwer te Berign
en in 1699 HofiEurchitect. Hg bestuurde er den
bouw van het Koninkigk paleis en vertrok
in 1718 naar Petersburg, waar hg op last van
Peter de Oroote onderscheidene paleizen deed
verrgzen, en overleed aldaar in 1714. Zgn
ruiterstandbeeld van den Groeten Keurvorst
op de Lange Brug te Berign is voorzeker éen
der voortreffeigkste beeldhouwwerken uit dien
tUd. Voorts heeft men van zgne hand een
„Stervende Krggsman** in het tuighuis te
Berign, alsmede onderscheidene kunstgewroch-
ten in de kasteelen Charlottenburg enSanssoud.
Sohmaler (Johann Ernst) of eigenigk
SmoleTy een verdlenateigk beoefenaar der SU-
wische talen, werd geboren te Merzdorf(Ober-
lausitz) den 8den Maart 1816, studeerde te
Breslau, redigeerde met anderen de: „Jahr-
bücher für slawische Literatur** en gaf met
Leopold Haupt : „Volkslieder der Wenden in
der Ober- und Niederlausitz (1842—1848, 2
dln)** in het Ücht. Als redacteur en uitgever
van een Slawisch weekblad had hg groeten
invloed. Hg had zelf een boekhandel en eene
drukkerg, die na zgn dood (18 Juni 1884) ten
deel vielen aan zgn zoon. Hg schreef ook nog
eene : „Kleine Grammatik der Serbisch - Wendi-
schen Sprache (8de druk. 1861)'* en „Die Sla-
wische Ortsnamen in der Oberlansitz (1867)**.
Sohmalkalden , eene arrondissements-
hoofdstad in het Pruisisch district Cassel.
ligt aan de zuidwesteigke helling van het
Thüringer Wald en aan het riviertje de
Schmalkalde. Zg is sedert 1874 door een ig-
tak met den Werraspoorweg verbonden. Men
heeft er 8 voorsteden, een kasteel, 2 kerken ,
een aanzienigk raadhuis , onderscheidene scho-
len en fabrieken en bgna 7000 inwoners. De
stad is merkwaardig wegens het aldaar ge-
sloten 8c\mallcaldueh Verhond (zie onder deze
woorden).
Sohmalkaldisolie artikels noemt men
de door Luther in December 1586 te Witten-
berg opgestelde geloofibeigdenis, welke tot
grondslag zou dienen voor de onderhandelin-
gen op een door Paus Panlut III te Mantua
saftmgeroepen concilie, dat echter in Februari
1587 door de Protestantsche Standen te Sohmal-
kalden gewraakt en eerst in 1558 als sym-
bolisch erkend werd. Het handschrift van
LutKer^ in de boekerg te Heidelberg bewaard,
is door MarkeineJre in het licht gegeven (1817).
Sohïïialkaldifloli Verbond (Het) werd
den Sisten December 1580 te Schmalkalden
gesloten door 9 Protestantsche Vorsten en
Graven uit de Huizen Saksen, Brunswgk,
Hessen, Anhalt en Mansfeld, alsmede door
elf Bgkssteden, ter gezamenlijke verdediging
van hun geloof en tot handhaving hunner
staatkundige onaf hankeigkheid tegenover den
Keizer en de R. Katholieke Standen. De
voornaamste aanvoerders van het verbond
waren Kenrvort Johan de Bettendi^e, Jokan
Frederik de Chrootmoedi^e van Saksen en Land-
graaf PkUip van Hessen. De bondgeaooten
bewogen zich in dezelfde staatkundige richting
en hielden in 1537 te Sohmalkalden eene
bondsvergadering, waarop de Schmalkaldische
artikels werden vastgesteld. Hunne weigering,
om afjB^vaardfgden te zenden naar het Concilie
SCHMALKALDI8CH VERBOND— SCHMERLING.
868
van Trente, gaf in 1546 aanleiding tot den
Bckmalkaldiachen Oorlog, die na de overwin-
ning der OostenryicerB bü Mflhlberg met de
vernietiging van het Verbond eindigde.
Sohmals (Theodor Anton Heinrich), een
verdienatelOk rechtsgeleerde, geboren den 17den
Febmari 1760 te Hannover, stadeerde te (Ket-
tingen eerst in de theologie en daarna in de
rechten. Ht) werd achtervolgens hoogleeraar te
Binteln, KOnigsberg en Halle, in 1809 lid
van den hoogen senaat van appèl te Beriyn
en in 1810 bt) de stichting der oniversiteit
hoogleeraar aan deze en eerste rector magni-
ficus. HU overleed den 209ten Mei 1881. Van
sifne geschriften vermelden wt|: „Das Recht
der Natnr (1796, 8 dln)", in 1881 op nieaw
uitgegeven door Jatcke onder den titel: „Die
Wissenschaft des naturlichen Rtschts*', —
„Encyklopftdie der Kameralwissenschaften
(1797 ; 2de druk, 1819)", — „Handbuch des
kanonischen Rechts (1815; dde druk, 1834)**,
— „Das enropftische Völkerrecht (1817)'*, —
„Lehrbuch des deatschenPrivatrecht8(1818)**,
— en „Das dentsche Staatsrecht (1825, 2
dln)".
Sohmarda. Onder deien naam vermelden
wö:
Ludwiff Karl Schmardaj een uitstekend zoö-
loog, geboren te Olmüti den 288ten Augustus
1819. Hj) studeerde te Weenen in de natuur-
en geneeskunde, werd in 1848 assistent van
den leeraar in de natuurlijke historie aan de
Josephsacadémie te Weenen, in 1847 leeraar
in de natuurlffke historie en aardrijkskunde
aan de reaalschool te Qraz, in 1850 hoog-
leeraar in de natnurlQke historie aan de
universiteit aldaar, stichtte er een zoölogisch
museum en werd in 1852 professor in de
dierkunde te Praag. In 1853 aanvaardde
hy met ISramz wm Fridau eene wetenschappe-
lyke reis om de wereld en ging over Grieken-
land, Egypte en Arabië naar Oeylon, voorts
naar de Raap de Qoede Hoop, naar Australië,
Chili, Panama, West-Indië, Peru, de Ver-
eenigde Staten, Canada en Cuba. In 1857
keerde hy naar zQn vaderland terug en
toefde, wegens de gebeurtenissen van 1848
van zQn hoogleeraarsambt ontzet, op de goe-
deren van den ridder von FriéUm in Stiermar-
ken, alsmede te Partfs en te Beriyn, totdat hy
in 1862 benoemd werd tot hoogleeraar in de
dierkunde te Weenen. In 1863—1865 volbracht
hy op last der Regeering ten behoeve der
vissehery reizen langs de Ojstenryksche en
in 1868 langs de Fransche kust. Van zyne
geschriften vermelden wy: „Znr Naturgeschichte
der Inftasorien (1846)*', — „Aus dem Seelen-
leben der Thiere (1846)**, — „Grundzfije der
Zoölogie (1858)**, — „Zur Naturgeschichte der
Adria (1852)*', — „Zur Naturgeschichte Aegyp-
tens (1854)**. — „Die geographische Verbrei-
tang der Thiere (1853, 8 dln)'*, — „Neue
wirbelloee Thiere (1859—1861)'*, — „Reise
urn die Erde (1861, 3 dln)**, — en „Zoölogie
(1871—1872, 2 dln ; 2de druk, 1877)**.
Kttrl Johanm Schmarda, een wiskundige en
ingenieur en een broeder van den voorgaande.
Hy werd geboren te Olmtitz den 18den Juli
1826, studeerde aan de académie aldaar en
werd in 1848 luitenant der artillerie en in 1850
tevens professor in de wiskunde aan de mili-
taire académie te Wiener-Neustadt en in 1666
lid van het comité voor artillerie te Weenen.
Hy schreef: „Lehrbuch der Trigonometrie
(1855)**, — „Anleitung zur Feldbefestignngs-
kunst (1856, 2 dln)**, — „Lehrbuch der prak-
tischen Meszkunst (1858; 8de druk, 1874)**, —
„Ueber die geometrischen Vorl>edingnngen der
treffsichem Femwirkung (1862)'*, — „Batte-
rieban l>eim Angriff und bei der Vertheidi-
gung fester Plfltze (1874)'*, — en „Feldbat-
teriebau (2de druk, 1875)'*.
Sohmausz (Johan Jacob), een verdienste-
lyk Duitsch rechtsgeleerde, geboren te Landau
in den Elzas den lOden Maart 1690, studeerde
te Straatsburg en te Halle. Nadat hy aan
laatstgenoemde universiteit een poos voorlezin-
gen gehouden had , werd hy in 1721 door den
Markgraaf van Baden Durlach tot Hofraad
en in 1728 tot kamerraad benoemd. In 1734
vertrok hy als hoogleeraar in het natuur- en
volkenrecht naar QOttingen en overleed aldaar
den 8sten April 1757. Hy schreef : Corpus Juris
publici sacri Romani imperü academicum
(1845, 3 dln; 3de druk, 1794)'*, — „Corpus
Juris gentium academicum (1730, 2 dln)", —
en „Einleitung zu der Staatswissenschaft
(1742, 2 dln)**.
Schmeller (Joseph Andreas), een verdien-
steiyk taaikenner, geboren den 6den Augustus
1785 te Tirschenreuth in de Bovenpfalz, be-
zocht het lyceum te Mflnchen, trad in Spaanschen
krygsdienst, werd in 1806 onderwyzer aan
eene school te Madrid en stichtte in 1808
eene school te Basel. Hy nam deel aan den
vryheidsoorlog en legde zich daarna toe op
de kennis der tongvallen in Beieren. Als
vruchten van zyn onderzoek leverde hy : „Die
Mundarten Bayerns grammatisch dargestellt
(1821)" en „Bayrisches Wörterbuch, mit ur-
knndlichen Belegen (1827-1836, 4 dln; 2de
druk , 1868—1877)'*. In 1827 werd hy profes-
sor aan de kadettenschool te Mtiachen, in
1828 buitengewoon hoogleeraar in de Oud-
Duitsche letterkunde aan de universiteit al-
daar, in 1840 tevens onderbibliothecaris van
de Ryksboekery en in 1846 gewoon hoogleeraar.
Hy overleed den 27sten Juli 1852. Van zyne
overige werken noemen wy: eene uitgave
van eene oudSaksische „Harmonie der Evan-
geliën (1841)'*, — „Muspilli (1822)**, — „La-
teinische (Gedichte des 10 und 11 Jahrhunderts
(met Jaiób Brimm; 1838)", — „St. Ulrichs
Leben (1844)'*, — „Des Böhmischen Herm
Leo von Rozmital Ritter-, Hof- und Pilger-
fahrt (1844)*', - „Carmina burana(1847)**,—
„Hadamars von Laber Jagd nebst den andem
Minnegedichten (1850)*', — „Mflnchen unter
der Vierherzogregierung, 1397—1433 (1833)'*,
— en „Ueber die sogenannten Cimbem der
Vn und XIII Kommunen anf den Venedischen
Alpen und ihre Sprache (1838)**. Een door
hem nagelaten „Cimbrisches Wörterbuch" is
in 1855 door JBerffmaun in het Ucht gezonden.
Sohmerling (Anton, ridder von)^ een
Oostenryksch staatsman, geboren te Weenen
den 28sten Augustus 1805, studeerde aldaar in
de rechten en trad in 1829 in staatsdienst Hy
klom spoedig op. Daar hy door zyne geboorte
tot de NederOostenryksche Standen behoorde
en zich door vryzlnnige denkl>eelden onder-
scheidde, verkreeg hy, als tegenstander van
Metteniek, door zyne deelneming aan de volks-
beweging van Maart 1848 groeten invloed.
364
SCHMERLINQ— SCHMID.
zoodat men hem naar Frankfort afvaardigde,
om er de beraadslagingen over de nieuwe
grondwet voor Daitschland bf} te wonen. Ka
bet heengaan van Coüoredo belastte hy zich den
19den Mei 1848 gedurende eenige weken met
het voorzitterschap in de Bondsvergadering. De
stad Tuin benoemde hem tot lid van het
Doitsche Parlement; hier voegde hy zich by
de constitutioneel-monarchale party en zocht
er zooveel mogeiyk de belangen van Oosten-
ryk te bevorderen. De Ryksbestierder be-
noemde hem tot miniater, en schoon hy aan-
vankeiyk de portefeuille van Binnenlandsche
en Buitenlandsche Zaken aanvaardde, behield
hy ten slotte alleen deze laatste. Daar by
echter met yver de Groot Duitsche of Oosten-
ryksche p«rty vertegenwoordigde en niets
wilde weten van de Pruisische hegemonie,
zag hy zich weldra van het meerendeel zyner
vroegere medestanders verlaten. Nadat hy om
die reden den 15den December 1848 was
afgetreden, begaf hy zich naar Olmtttz en
vervolgens naar Weenen, waar men hem
reeds gekozen had tot afgevaardigde naar de
Oostenryksche Nationale Vergadering. Weldra
echter keerde hyals Oostenryksch gevolmach-
tigde naar het centraal bestuur te Frankfort
terug en verzette zich, als éen van de meest
begaafde leiders der Groot- Duitsche par^,
met kracht tegen het Pruisisch erfkeizer-
schap. Toen echter den 27sten Ifaart 1849
de Pruisische party de overhand verkreeg,
verliet hy tegen het einde van April de
Vergadering en begaf zich naar Weenen, al-
waar hy den 288ten Juli 1849 zich belastte
met de pMortefeuille van Justitie. Hy kon zich
echter niet vereenigen met de reactionaire
politiek van het ministerie iSoAioarMiiitfr^, zoo-
dat hy in het begin van 1852 zyn ontslag
nam, waarna hy voorzitter werd van het
Hooggerechtshof. Na de afkondiging der nieuwe
Oostenryksche grondwet werd hy als de redder
en toekomstige hervormer van Oostenryk met
gejuich door het volk begroet, en den ISden
December 1860 ontving hy zyne benoeming
tot minister met den bepaiüden last, de
aangelegenheden van 's lands vertegenwoordi-
ging, van eeredienst en onderwys, van kun-
sten en wetenschappen te leiden. De organieke
wetten voor de vertegenwoordiging van het
Byk en van de verschillenden Umden van 26
Februari 1861 zyn hoofdzakeiyk van hem
afkomstig. Zy voldeden echter niet aan de
verwachting en hare toepassing werd ver-
traagd, terwyi wm SehmerUng vooral met be-
trekking tot Hongarye veel te kort kwam.
Ook bracht hy geene verbetering in de kerke-
lyke zaken. Zyn yver voor de Groot- Duitsche
bedoelingen vervoerde hem tot eenevyandige
houding tegen Pruisen, en de voorstellen
tot hervorming van den Bond in 1863, als-
mede de Sleeswyk-Holsteinsche politiek te
Weenen waren daarvan de vruchten. Op zyn
verzoek werd hy den 27sten Juli 1855 eervol
ontslagen en weder tot voorzitter van het
Hooggerechtshof benoemd. In 1861—1865 was
hy lid van den Boheemschen Landdag en
tevens vertegenwoordigde hy in 1861—1867
Weenen op de Standenvergadering van Neder-
Oostenryk. Vooits werd hy van wege Bohemen
naar den Ryksraad afgevaardigd en den Isten
April 1867 door den Keizer voor levenslang
tot lid van het Huis der Heeren benoemd,
waar hy meermalen de betrekking van eerste
viee- president bekleedde. Steeds bleef hjf
getrouw aan zyne liberale beginselen, aan
zyne Groot- Duitsche gevoelens en aan zyne
vyandige gezindheden tegen Pruisen. Voorts
is hy curator van de TheresiaauAche ridder-
académie en van de daarmede vereenigde
Oostenryksche Académie, alsmede plaatsver-
vangend curator van de Académie van Weten-
schappen.
Sohmettau (Samnël, Byksgraaf von), een
Pruisisch generaal- veldmaarschalk , geboren
te Beriyn den 26sten Maart 1684, streed onder
Prins Hugeniuê en Marlborwgh by HSchstftdt
en Malplaqnet, alsmede later aan de Byn,
trad in 1714 in Poolschen dienst en werd
kolonel by de artillerie. In 1717 kwam hy in
Oostenrykschen dienst, vocht tegen de Turken,
daarna tegen de Spanjaarden op Sicilië, b^
stuurde in 1720 de belegering van Messinay
streed in 1783 als luitenant-veldmaarschalk
aan de Byn en werd in 1735 tot veldtuig-
meester en in 1741 tot veldmaarschalk bevor-
derd. Hy had 28 veldslagen en 32 belegerin-
gen bygewoond. By het uitbarsten van den
Eersten Silezischen Oorlog riep Wederik II
hem als Pruisisch onderdaan terug, doch
daar von SokmêUau ongaarne de wapens wilde
voeren tegen Oostenryk, zag hy zich door
den Koning afgevaardigd naar de Hoven
van Franki^k en van den Keizer. Na het
eindigen van den Eersten Silezischen Oorlog
werd hy voorzitter van de Académie van
Wetenschappen te Beriyn; als zoodanig
toonde hy zich een yverig bevorderaar van
weten&chappeiyke ezpeditiën , inzonderheid
ten behoeve der aardrijkskunde. Hy overleed
te Beriyn den 18den Augustus 1751.
Sohmid. Onder dezen naam vermelden wy:
Karl Chriêtian Srhard Sehmidy een ver-
diensteiyk letterkundige. Hy werd geboren
den 24sten October 1761 te Heilsberg in het
land van Weimar, studeerde te Jena, werd
in 1791 hoogleeraar te Gieszen, in 1793 te
Jena en overleed aldaar den lOden April 1812.
Van zyne geschriften vermelden wy*. „Kritik
der reinen Vernunft (1786 ; 4de druk, 180S)'\ —
.Wörterbuch zum Gebrauch der Kant*schen
Schriften (1786 ; 3de druk, 1795)", — ,Ver-
suoh einer Moralphiliosophie (1700 ; 4de druk,
1802)", — „Empirische Psychologie (1791, 2
dln; 2de druk, 1796)", — «Physiologie, philo-
sophisch bearbeiteit (1798—1801, 2 dln)", -
en „Aigemeine Encyklopttdie und Methodolo-
gie der Wissenschaften (1810)".
Ckruioph von Schmidy een schryver voor
de Jeugd, geboren den 15den Augustus 1768 te
Dinkelsbühl, studeerde te Dillingen, ontving
in 1791 de priesterwyding, werd schoolopzie-
ner te Thannhausen aan de Mindel, in 1816
pastoor te Stadion by Ulm, in 1827 domheer
te Augsburg en overleed aldaar den 3den
September 1854. Van zyne talryke, in ver-
schillende talen overgebrachte werken voor het
aankomend geslacht, in 1880 in 18 deel^es
verzameld, vermelden wy : „Die Ostereier", —
„Gtenoveva", — „Der Weihnachtsabend", —
„Rosa von Tannenburg", — en „DasBlumen-
körbchen". Zyne „Erinnernngen" zyn in 1853
—1857 in 4 deelen ^ zyne „Briefe und Tage-
buchblfttter" in 1868 in het licht verschenen.
SCHMID-SCHMIDT.
365
Johann Htinriek Theodor Schmid, een ver*
diensteiyk godgeleerde, geboren den 248ten
Joni 1799 te Jena. H0 Btadeerde aldaar en te
Odttingen, werd in 1829 leeraar in de w]|8-
begeerte in zjjne geboorteplaats, in 1830 hoog-
leeraar te Heidelberg en overleed aldaar den
298ten Januari 1836. Hg schreef: „t>er Mysti-
cismos des Mittelalters in seiner Entstehnngs-
periode (1824)'\ — „Versnch einer Metaphysik
der innem Nator (1834)", - „Uber Schleier-
machers Glanbenslehre (1836)*\ — en „Vorle-
sangen ttber das Wesen der Philosophie (1836)*'.
Beinhold Schmidf een ervaren rechtsgeleerde
en een broeder van den voorgaande. Ëy werd
geboren te Jena den 29sten November 1800,
studeerde aldaar en te Beriyn in de rechten,
onderging wegens deelneming aan de Bnrschen-
schaft éen Jaar vestingstraf op het liasteel
Franenpriesnitz en werd in 1832 hoogleeraar
te Jena en in 1836 te Bern. Later keerde hy
terag naar Jena en overleed aldaar den 2 Isten
April 1873. Hfl schreef: „Die Gesetze der
Angelsachsen, in der Ursprache mit Ueber-
setzang, erlHatert (1832; 2de drok, 1858)", —
„Kaiser Karls Y peinliehe G^richtsordnnng
nebst der Bamberger Halsgerichtsordnnng
<1826; 2de druk, 1830)", — „Theorie und
Methodik des Bürgerllchen Rechts (1848)",—
en „Die Herrschaft der Qesetze nach ihren
rilnmlichen und zeitlichen Grenzen lm Geblete
des btirgerlichen und peinlichen Rechts (1863)".
Karl Adólf Schmid, een bekwaam opvoed-
kundige, geboren den 19den Januari 1804 te
Ehingen in Wflrtemberg. HQ bezocht de uni-
versiteit te Tübingen, was achtervolgens als
rector werkzaam aan de gymnasia te Eszlin-
gen, Ulm en Stuttgart en werd in 1877 eme-
ritus. Van zQne geschriften vermelden wQ:
„Griechische Chrestomathie (met Mezger^ 4de
druk, 1880)", — „Die modernen gymnasial-
reformer (1829)", — „Aus Schule und Zeit
<1881)", — „Encyklopadie des gesamten Er-
^ehungs und Unterrichtswesens (1858 —1875,
11 dln; 2de druk, 1876 enz.)", — „PSdago-
gisehes Handbuch (1877—1879, 2 dln; 2de
druk, 1883 enz.)", — en „Geschichte der Er-
ziehung (met Wagenmann, Hauber en Bomt^
1884 enz.)".
Leopold Schmid, een vr^zinnig R. Katho-
liek godgeleerde en schiifver, geboren te
Zflrich den 18den Mei 1808. Hy studeerde te
Tübingen, Münohen en Marburg, bekleedde
hier en daar het ambt van pastoor en werd in
1839 professor in de R. Katholieke theologie
en in 1842 in de philosophie te Gieszen. In
1849 zag hy zich gekozen tot bisschop van
Bfainz, maar de Paus weigerde de bevestiging,
waarna hy het hoogleeraarsambt in de god-
geleerdheid nederlegde en zich by dat in de
wysbegeerte bepaalde. Van zyne geschriften
vermelden wy : „Ueber die jttngste Ifainzer
Bischofiiwahl (1850)", — „Der G^ist des Katho-
iicismus oder Grundlegung der christlichen
Irenlk (1848 -1850, 4 dln)", — „Grundzüge
4er Einleitung in die Philosophie (1860)", —
«Das Gesetz der Persönlichkeit (1862)", —
«Ultramontan oder Katholisch (1867)", — en
^ittheilungen aus der neuesten Geschichte
der Diocese Mainz (1868)". Hy overleed den
SOsten December 1869, nadat hy 2 Jaar te
v^oren de R. Katholieke Kerk verlaten had.
Sermann Theodor Sehmid, geboren den 308ten
Maart 1815 te Weiszenkirchen in Opper- Oosten-
ryk. Hy studeerde te Müachen iir de rechten,
trad in Beierschen staatsdienst, werd in 1848
lid van het gerechtshof te München, maar
ontving reeds in 1850 pensioen wegens zyne
deelneming aan de staatkundige bewegingen
van dien tyd. Daarna hield hy zich uitsluitend
bezig met letterkundigen arbeid. Het eerste
stuk van zyne hand, dat in het licht verscheen,
was het treurspel: „Camoëns", dat in 1843
met byval werd opgevoerd. Voorts leverde hy
boeiende opstellen in de „Gartenlaube". Van
zyne romans noemen wy: „Das Schwalberl
(1861)", — ffA.lte und nene Geschichten aus
Bayem (1861)", — „Der Kanzler von Tirol
(1862, 3 dln)", — „ Almenrausch und Edelweisz
(1864)", — „Bayrische Geschichten aus Dorf
und Stadt (1864, 2 dln)", — „lm Morgenroth
(1874, 3 dln)". — „Friedel und Oswald (1866,
8 dln)", — „Mütze und Krone (1869, 5 dln)", —
„Die Turken in München (1872, 2 dln)", —
„Concordia (1874)", — en „Der Bauemrebell
(1876)". zyne „Dramatische Schriften (1873)"
zyn in 2 en zpne „Gesammelte Schriften (2de
druk, 1873)" in 29 deelen in het licht ver-
schenen.
Ferdinand vdn Schmidy een verdiensteiyk
dichter, bekend onder den naam van Draxwor.
Hy werd geboren den 22sten Juli 1823 te Muri
by Bern, legde zich toe op den handel en
vertrok naar Brazilië, waar hy een handels-
huis stichtte te Rio de Janeiro en in 1852 tot
Oostenryksch consul generaal benoemd werd.
Daarna knoopte hy betrekkingen aan met
Maximüiaany aartshertog van Oostenryk. In
1872 vestigde hy zich te Parys, maar vertrok
in 1875 weder naar Rio de Janeiro. Als dich-
ter onderscheidt hy zich door eene ryke ver,
beelding, een diep gevoel en meesterschap
over de taal. Hy leverde: „Poëtische Frag-
mente (1860; 2de druk, 1865)", — „Kaiser
Mazimilian (1868)", — en „Requiem (2de druk,
1870)". zyne „Gesammelten Dichtungen (1873 ;
2de druk, 1876)" bevatten daarenboven den:
„DJlmonenwalzer".
Schmidt. Onder dezen naam vermelden
wy:
Uaae Bieuwert Schmidty een verdiensteiyk
Nederlandsch wiskundige. Hy werd geboren
in 1782, wa9 geruimen tyd werkzaam als
lector in de wiskunde aan de artillerie- en
genieschool te Delft en overleed aldaar den
268ten Januari 1826. Hy schreef: „Beginselen
der statica en dynamica (1824)", — nBegin-
selen der hoogere meetkunst (2de druk, 1826)' ,
— „Beginselen der differentiaal- en integraal-
rekening (2de druk, 1837)", — benevens ver-
talingen van de „Meetkunde", Algebra" en
„Trigonometrie en goniometrie" van La Oroix.
WUlem Hendrik Schmidt^ een Nederlandsch
genre- en historieschilder. Hy werd geboren
te Rotterdam den 12den April 1809, oefende
zich met yver in het teekenen en schilderen
en nam in 1835 het besluit, zich onverdeeld
aan de kunst te wyden. Zyne genrestukken
en portretten vonden allengs meer byval, en
reeds in 1837 werd hy lid van de Koninkiyke
Académie van Beeldende Kunsten te Amster-
dam, alsmede van het genootschap Arti Sacrum.
In 1838 versierde by de tentoonstelling te
Rotterdam met eene „Familiegroep van drie
meines", met een genrestuk, genaamd : „Ryk-
366
SCHMIDT.
dom en armoede", en met een ander, het
„HawelUkaeontract" geheeten. In 1839 leverde
hy: eene „Kraamkamer" en eene „Kinder-
sdioor', alsmede een „Monnik by eene aieke
vrouw'*, — In 1840 eene „Begrafenis", — en
in 1841 „Eene biecht", welke laatste op de
Haagsche tentoonstelling werd bekroond. Zyn
stok: „De laatste oogenblikken van een
kloostervoogd", in 1842 geschilderd, wordt
zeer geroemd. Te Brussel verwierf hy groeten
byval, en Lodewijk Fhilipi schonk hem eene
gooden medaille. Zyn .stuk: „De Profnndis",
in 1846 te 'sGravenhage geëxponeerd, werd
aangekocht voor het museum te Keulen. Voorts
schilderde hy: „Eene gestoorde godsdienst-
oefening der Protestanten", — „Oldenbarne-
veldt, zyn vonnis vernemend", — en „Emilia
van Nassau, door professor Heumius bezocht".
In 1840 volbracht hy eene reis naar Dnitsch-
huid, zag zich in ,1842 benoemd tot leeraar
in de teekenkunst aan de Koninkiyke Acade-
mie te Delft, begaf zich in 1848 naar Enge-
land, om aldaar onderscheidene portretten te
schilderen, werd in dat Jaar lid der 4de khisse
van het Koninkiyk Nederlandsch Instituut,
een Jaar hiter ridder der Orde van de Eiken-
kroon en overleed den Isten Juni 1849. Hy
vormde onderscheidene leerlingen, en talryke
gravures en lithographieën zyn naar zyne
stikken vervaardigd.
JkRokad Ignaz Sckmidty een Dultsch geschied-
schryver, geboren den SOsten Januari 1736 te
Arnstein in het voormalig aartsbisdom Wttrz-
burg. Hy bezocht het bisschoppeiyk semina-
rium te Wflrzburg, was achtervolgens werk-
zaam als opvoeder der kinderen van baron
Eothenkan te Bamberg, als directeur van het
seminarium te Wttrzburg, als bibliothecaris
der universiteit aldaar en als leeraar voor de
geschiedenis van Duitschhind. In 1774 ontving
hy eene aanzieniyke praebende en werd voorts
Keizeriyk Hofraad in werkeiyken dienst en
directeur van het Keizeriyk Huis- en Staats-
archief te Weenen, alsmede onder wyzer van den
lateren Keizer Franz 11 en lid van het colle-
gie voor censuur. Hy overleed te Weenen den
Isten November 1794. Zyn belangrykst ge-
schiedwerk verscheen onder den titel: „Aeltere
Geschichte der Deutschen (1778—1785)" en
werd van het 6de deel af uit zyne nagelaten
papieren onder den titel: „Neuere Qeschichte
der Deutschen (1785-1808, 17 dln)" door
Milbiüer voortgezet Die werken werden ver-
volgd door Dre»ch in zyne : „Qeschichte Deutsch-
lands seit dem Rheinbund (1824—1830, 2 dln)".
Isaak Jacob Sokmidif een verdiensteiyk be-
oefenaar der Mongoolsche en Tibetaansche taal
en letterkunde. Hy werd geboren in Dultsch-
land in 1779 en overleed den 8aten September
1847 als Russisch staatsraad en lid der Aca-
démie te Petersburg. Van zyne talryke ge-
schriften vermelden wy: „Forschungen im
Geblete der kiltesten religiösen, politischen und
Uterarischen Bildungsgeschichte der Völker
Mittelasiens , vorzttglich der Mongolen und
Tibetanen (1824)", — „Würdigung und Abfer-
tignng der Klaproth*schen sagen. Beleuchtung
und Wiederlegung seiner Forschungen im
Geblete der Geschichte der Völker Mittelasiens
(1826)", — „Geschichte der Ostmongolen und
ihrer Fürstenhauses (1829)", — „Grammatik
der Mongoliachen Sprache (1831)", — „Mon-
golisch-Dentsch-Russisches Wörterbnch (1835)",
— „Die Thaten Gesser-Chans (1836)", —
„Grammatik der Tibetanischen Sprache (1839)",
— „TibetanischDeutschès Wörterbnch (1841)",
— en „Der Weise und der Thor (1843, 2 dln)".
JTühêlm Adolf Sohmidfy een verdiensteiyk
geschiedschryver. Hy werd geboren te Beriyn
den 26sten September 1812, aanvaardde in
1840 de betrekking van privaatdocent, in
1845 die van buitengewoon hoogleeraar te
Beriyn, vertrok in 1848 als afvaardigde
naar het Parlement te Frankfort, en zag
zich in 1851 te Zttrich en in 1860 te Jena
tot professor benoemd. In 1874—1876 was hy
lid van den Duitschen Ryksdag en behoorde
er tot de party der nationaalliberalen. Van
zyne geschriften vermelden wy: „(Geschichte
der Denk- und Glaubensfreiheit im 1 Jahr-
hundert der Kaiserherrschaft und des Christen-
thums (1847)", — „Preuszens deutsche Politik
(1850; 3de druk, 1867)", — „Geschichte der preu-
szisch- deutschen Unionsbestrebungen (1851)",
— „Der Aufstand in Konstantinopel unter
Justinian (1854)", — „Zeitgenössische Ge-
schiohten (1859)", — „Elsasz und Lothringen
(1859; 3de druk, 1870)", — „Tableaux de la
révolution frao^aise publiés sur les papiers
inédits du département de la police secrète
de Paris (1867-1871, 3 dln)", — „Epochen
und E[atastrophen (1874)", — „Pariser Zust&nde
w&hrend der Revolutionszeit, 1789— 1800 (1874
—1876)", — en „Das Perikleische Zeitalter
(1877)". Ook was hy van 1844 tot 1848 redac-
teur van het „Zeitschrift ftir die Geschichts-
wissenschaft", terwyi hy de 8ste uitgave be-
zorgde van JBecker's: „Weltgeschichte (1860—
1863, 18 dln)".
Fêrdimand SekmitU^ een verdiensteiyk schry-
ver voor de Jeugd en geboren te Frankfort
aan de Oder den 2den October 1816. Hy bezocht
de kweekschool voor onderwyzers te Nenzelle,
werd leeraar te Beriyn en ontving in 1880
pensioen. Hy schreef o. a.: „Geschichte der
Freiheitskriege (1863)", — „Geschichtsbilder
aus dem deutschen Vaterland (1863)", — „Der
30j&hrige Krieg (1864)", — „Der 7Jllhrige Krieg
(1865)", — „Preuszens Geschichte in Wort
und BUd (1862-1864)", — „Der Deutsche
Krieg von 1866 (7de druk, 1867)", — „Welt-
geschichte fflr Hans und Schule (1869, 4 dln;
2de druk, 1876)", — „VolkserzSthlnugen (2de
druk, 1865, 4 dln)", — „Volkserz^lungen
und Schilderungen aus dem Berliner Leben
(1868, 4 dln)", — „Berliner Bllder (1876)",—
en „Frauengestalten in der Sage und der Ge-
schichte aUer Zeiten und Völker (1881)".
EeinHch Julian Schmidi^ een verdiensteiyk
letterkundige. Hy werd geboren den 7den
Maart 1818 te Marien werder, studeerde te
Königsberg, was in 1842—1846 leeraar aan
eene reaalschool te Beriyn en vertrok in 1847
naar Leipzig, waar hy tot de medewerkers
van den „Grenzboten" behoorde en zich in
1848 met Freytag met de redactie van dit
tydschrift belastte. In 1870 werd hem ter ge-
legenheid van zyn zestigsten verjaardag door
den Keizer een eeregeschenk van 1 500 mark
toegekend. Hy schreef: -Geschichte der Ro-
mantik im Zeitalter der Kevolution und Re-
stauration (1847)", — „Geschichte der deut-
schen NationalUteratur im 19 Jahrbundert
(1853, 2 dln)", later getiteld: „Geschichte der
SCÜMIDT.
867
deatachen Literator seit Lessings Tod (6de
druk. 1866-1876, 3 dlii)*\ — en „Geschichte
der iraiisöaiBcheii Literator seitderRevolotion
(1867, 2 din; 2de drok, 1873- 1874)Mn 1861
aanvaardde h0 te BerlUn de redactie der „Ber-
«liner allgemeine Zeitong'*, welke in 1863
ophield te bestaan. Voorts leverde hy: „Qe-
achichte des geistigen Lebens in Deotsohland
▼on Leibniz bis aof Lesaings Tod, 1681—1781
(1861—1863, 2 dln)", — „Ueberslcht der en-
gllschen Literator im 19 Jahrhondert (1869)'*,
— „Schiller ond seine Zeitgenoasen (1869)**,
— „Die Nothwendigkeit einer neoen Partei-
bildong (1866)", — „Bilder aus dem geistigen
Leben onserer Zeit (1870—1874, 4 dluY\ —
en „PortrUts aos dem 19 Jahrhondert (1871)*\
Hy overleed den 27sten Maart 1886.
Karl Sekmidi, een Doitsch opvoedkondige
en schryver, geboren te Osternienborg in
Anhalt den 7den Joli 1819. Hy stodeerde te
Halle en te Beriyn, werd leeraar aan het
gymnasiom te K6then (later met den titel van
professor), — voorts in 1863 directeor van het
seminariom te Gotha en inspecteor van onder-
wys en overleed aldaar den 8Bten November
1864. Van zyne geschriften vermelden wy:
„Anthropologische Briefe (1862; 2de drok,
1866, 2 dln)", — „Harmonie der Weiten
(1863)**, — „Boch der Erziehong (1864, 2de
drok, 1873)**. — „Briefe an eine Motter
(1846)**, — „(iymnasialpadagogik (1857)**, —
„Geschichte der P&dagogik (1860—1863, 4 dln;
3de drok, 1876—1876)**, — en „Geschichte
der Erziehong ond des Unterrichts (1863 ; 3de
drok, 1876)**.
Moritz Zo»$taniin WUkelm Sohmidt^ een
verdiensteiyk letterkondige, geboren te Breslao
den 19den November 1823. Èy stodeerde aldaar
en te Beriyn, werd leeraar te Schweidnitz, toen
te Gels en in 1867 boitettgewoon en in 1869
gewoon hoogleeraar te Jena. Hy leverde.eene
oitstekende oitgave van Met^ohius (1868 —
1868, 6 dln) en van het „Epitome** van JTaro-
dimtuê (1860). Voorts schreef hy: „Sophoklei-
schen Chorgesttngen (1870)**, — „Olympischen
Siegesges^oge Pindars (1870)**, ~ „Horazischen
Blfttter (1874)**, — „Mémoire eines Oligarchen
in Athen ttber die Staatsmaximen des Demos
(1876)**, — „Sophoclis Oedipostyrannos(1871)**,
— „The Lycian inscriptions (1868)**, — „Neoe
lykische Stodiën (1869)**, — „Die Inschrift
von Idalion ond das kyprische Syllabar (1874)**,
— en „Sammlong kyprischer loschriften in
epichorischer Schrift (1876)**.
Eduard Oskar Sekmidt^ een verdiensteiyk
dierkondige. Hy werd geboren te Torgao den
2lBten Febroari 1823, stodeerde te Halle en
Beriyn in de wiskonde en natooriyke historie,
vestigde zich in 1847 als privaatdocent te
Jena en werd er in 1849 boitengewoon hoog-
leeraar. In 1866 vertrok hy als professor naar
Krakao, in 1867 naar Graz, en sedert 1872
is hy professor in de dierkonde en vergeiy-
kende ontleedkonde te Straatsborg. Hy schreef :
„Die Spongien des Adriatischen Meeres(1862,
met 3 sopplementen, 1864—1868)**, — „Grond-
zttge einer Spongienfiiona des atlantischen Ge-
biets (1870)**, — „Descendenzlehre ond Darwi-
nismos (2de drok, 1876)**, — „Die rhabdocölen
Strodelwürmer des süszen Wassers (1860)**, —
„Handboch der vergleichenden Anatomie (7de
drok, 1876)**, ~- „Handatlas der vergleichenden
Anatomie (2de drok, 1864)**, — „Ueber die
Entwickelong der vergleichenden Anatomie
(1866)**, — „Lehrboch der Zoölogie (1864)**,
„Leitfoden der Zoölogie (3de drok, 1874)**, —
„Bilder aos dem Norden (1860)**,— „Natorge-
schichtliche Darstellongen (1868)**, — „Gk)ethe*8
Verhftltnis zo den organischen Natorwissen-
schaften (1863)**, — „Das Alter der Mensch-
heit ond das Paradies (met Vngefy 1866)**, —
„War Goethe ein Darwinianer ? (1871)**^— „Die
natorwissenschaftliche Grondlage derPhiloso-
phie des Unbewoszten (1876)**, — en „De-
szendenzlehre ond Darwinismos (3de drok,
1884)**, alsmede „Das Mikroskop (1861)**, ter-
wyi hy zich met de bewerking der lagere
dieren belastte in „Das Thierleben (2de drok,
1878)** van Brekm,
Leopold VaUntin Schmidiy een Doitsch let-
terkondige, geboren te Beriyn den 29stenMei
1824. Hy stodeerde te Leipzig, Bonn en Ber-
iyn, vestigde zich als privaatdocent te Bonn,
zag er zich in 1867 benoemd tot boitengewoon
hoogleeraar en werd in 1863 gewoon hoog-
leeraar en directeor van het seminariom te
Marborg. Hy schreef: „De parodi intragoedia
graeca ratione (1866)*', — „Ueber die vier
bedeotendsten Dramatiker der Spanier (1868)**,
— „Pindars Leben ond Dichtong (1862)**, —
„De tractandae syntaxis graecae ratione (1871)**,
— en „Das akademische Stodiom desKtlnfti-
gen Gymnasiallehrers (1883)**.
Friedrich Schmidiy een oitstekend boow-
kondige. Hy werd geboren den 228ten October
1826 te Frickenhofen in Wflrtemberg, bezocht
de polytechnische school te Stottgart en deed
met goed gevolg in 1866 het examen als ar-
chitect te Beriyn. Zyn plan voor eene votiefkerk
te Weenen erlangde den derden, dat voor het
stadhois te Beriyn den eersten prys. In 1867
werd hy professor in de architectoor aan de
académie te Milaan en zag er zich belast met
de restaoratie van Sant* Ambrogio. Sedert
1869 Is hy professor aan de académie te Weenen.
Hy deed aldaar de kerk der Lazaristen ver-
ryzen, voorts eene kerk te Fflnfhaos en eene
in spitsboogstyi te Graz. Wyders heeft hy zich
verdiensteiyk gemaakt door het boowen van
het gymnasiom te Weenen, alsmede door het
voltooien van den toren van St. Stéphanos
en door zyne ontwerpen voor het Hols der
Heeren en dat der Afgevaardigden en eindeiyk
door dat van het thans voltooide raadhois
aldaar. Hy is lid van verschillende Academiën.
Johann Friedrich Julius Schmidtj een Doitsch
letterkondige, geboren te Eotin den 26sten
October 1826. Hy was achtervolgens verbonden
aan verschillende observatoria en is sedert
1868 directeor der sterrenwacht te Athene.
Hy vestigde vooral zyne aandacht op het
zodiakaallicht, de vallende en de veranderiyke
sterren, de natooriyke gesteldheid van de
kometen en van de Maan en maakte zich
tevens verdiensteiyk jegens de natoorkondige
aardrykskonde. Hy leverde de: „Poblications
de Tobservatoire d*Athènes** en schreef: „Be-
soltate aos zeh^j&hrigen Beobachtongen ttber
Stemschnoppen (1862)**, — „Das ZodiakaUicht
(1866)**, — „Der Mond (1866)**, — „Ueber
Rillen aof den Mond (1866)**, — JDie Erop-
üon des Vesov, 1866 (1866)**, — „Volkansto-
dien (1874)**,
.Stodien fiber Erdbeben
(1876)**, — en eene groote Maankaart in 26
368
SCHMIDT-SCHMIDT-WE1ZENFEL8.
bladen (1878). Hg overleed te Athene den
7den Febraari 1885.
J. M, Kwmnck Sekmidt, een Terdiensteigk
beoefenaar der Grieksche taal en geboren te
GadeboBch den 28sten Januari 1884. HQ be-
socbt het gymnasinm te Schwerin, was twee
Jaar als onderwQaer in Noord- Amerika werk-
zaam, werd vervolgens leeraar te Goldberg,
verkreeg in 1866 den doctonden graad, sta-
deerde daarna te Bostock en werd toen
leeraar aan het Wilhelmsgymnasinm te Berl^n,
toen te Hosnm en in 1878 aan het gymnasinm
te Wismar. H0 schreef het voortreffelOke
werk: „Die Knnstformen der griechischen
Poesie nnd ihre Bedentnng (1868—1872, 4
dln)**, — voorts: „Leitfaden der Bhythmik
nnd Metrik der klassiachen Sprachen (1869)",
» en „Synonymik der griechischen Sprache
(1876 ena.)".
Jokcmnet FHedrich Meimrich ScJkmidt, een
Dnitsch taaikenner, geboren te Prenzlan den
29sten Juli 1843. H0 stadeerde te Bonn en te
Jena, vestigde zich in 1868 als privaatdocent
te Bonn, werd er in 1878 baitenge woon hoog-
leeraar, voorts in datzelfde Jaar gewoon hoog-
leeraar te Graz en in 1876 te Berign. Hf|
sclureef o. a. : .Zar Qeschlchte des indogerma-
nisohen Yokalismus (1871—1875, 2 dln)'*, —
en „Die verwantschaftlichen Verh<nisse der
indogermanischen Sprachen (1872)". In 1884
werd hy lid van de Koninklijke Académie
van Wetenschappen in Prnisen.
Srioh Sckmidij een verdiensteigk letterkan-
'dige, geboren te Jena den 20sten Juni 1853.
Hy stadeerde te Graz, Jena en Straatsburg,
vestigde zich in 1875 als privaatdocent te
Wttrzbarg, werd in 1877 buitengewoon hoog-
leeraar te Straatsburg, in 1880 te Weenen en
zag zich in 1881 aldaar tot gewoon hoogleer-
aar benoemd. H0 schreef: „Beimar von Hage-
nau und Heinrich von Bugge (1874)", — „Bi-
ehardson, Bousseau und Goethe. Ein Beitrag
zur Geschichte des Bomans im 18 Jahrh.
(1875)", — „Heinrich Leopold Wagner, Goe-
the*8 Jugendgenosse (1875; 2de druk, 1879)",
— „Lenz und Klinger. Zwei Dichter der
<}enieaeit (1878)", — „Beitrage zur Kenntnisz
der Klopstock*schen Jugendlyrik (1880)", —
„KomOdien vom Studentenleben aus dem 16
«nd 17 Jahrh. (1880)",— „ElsteischerLitera-
tnrdenkmiUer (met S, Martin^ 1880)", — en
„Lessing, (ïeschichte seines Lebens (1884).
MaximUian Sekmidt^ een Duitsch schrQver,
geboren den 25sten Februari 1832 te Eschlkam
in Beieren, nam dienst b0 het leger, werd in
1866 kapitein en zag zich vervolgens geplaatst
b|| het Topographisch Bureau. De vermoeie-
nissen van den veldtocht van 1870—1871
ondermtfnden zfjne gezondheid, zoodat hQ in
1872 zQn ontslag moest nemen. Na dien tyd
houdt h0 zich te München bezig met letter-
kondigen arbeid. Hy schreef: „Yolkserzlihlun-
gen aus dem Bayerischen Wald (1863—1868,
4 dln)", — „Das zehnte Gebot (1879, 3dln)",
— „Der Schutzgeist von Oberammergau(1880)",
— „Der Leonhardsritt (1881)", — „Johannis-
nacht (1881)", — „Die Miesenbacher (1882)",
— „Die Knappenliesl vom Bauschenberg
(1882)", — „Der Georgsthaler (1883)", — „Die
13chwai4ungteu (1884)", — en „Der Éerr-
gottsmantel (1884)". Zyne „Gesammelte Werke"
^en thans te Mflnchen het licht
Mmdclf Sekmidif een Deensch dichter en
wysgeer, geboren in 1836. Hy bezocht de univer-
siteit was er als repetitor werkzaam, leverde
een dichtbundel en het drama: „AlflMl", —
voorts in 1863 nog een dichtbundel en later
dramatische stukken en verhalen.
Sohmidt-Cabaziis (Otto Bichard), een
humoristisch schryver, geboren te Beriyn den
228ten Juni 1838, wydde zich eerst aan den
boekhandel en daarna aan het tooneel. Nadat
hy in verschillende schouwburgen was opge-
troden, zag hy zich door ongesteldheid ge-
noodzaakt, de kunstenaarsloopbaan te laten
varen en zich by letterkundigen arbeid te be-
palen. Hy behoorde eenigen tyd tot de redactie
van het tydschrift: „Victoria" en redigeert
sedert 1869 de „Berliner Montagszeitong".
Van zyne geschriften vermelden wy: „Ver-
stimmte Akkerde (1868)", — „Allerlei Humore
(1872; 2de druk, 1876)", — „Was die Spott-
drossel pflfT (1874)*', — „Yeilchen und Meerrettig
(1875 ; 2de druk, 1876)", — „Buntes Nichts
(1876)", — „Wenn Frauen IXchelnl (1876)",
— „Zoolyrische Ergttsse (1876)", — „Hepp,
heppl (1877)", — „Der grosze Struwwelpeier
(1877)", — „Irren ist menschlich (1875)", —
en „Wechselnde Lichter (1781)".
Sohxnidt-Phiseldeek (Justus von), een
Brunswyksch staatsman, geboren den 8sten
April 1769 te Wolfenbtlttel, studeerde te Helm-
stüdt in de rechten, trad in Brunswyk in Staats-
dienst en bekleedde er onderscheidene aanzien-
lyke betrekkingen, zooals die van geheimschry-
ver van het ministerie enz., werd vervolgens
in Westfalen staatsraad en directeur-generaal
der belastingen, maar keerde in 1814 naar
Brunswyk terug, waar hy lid werd van den
geheimen raad. Als gezant van Hertog Frie-
drieh WtUuUm nam hy deel aan het Congres
te Weenen en na het overiyden van JUen
Vorst zag hy zich belast met het bestuur des
hinds. In die betrekking verwierf hy de ach-
ting des volks, maar geenszins de tevreden-
heid van Hertog Ka/rd. Deze bedreigde hem
zelA met gevangenis, omdat hy zyne brief-
wisseling met den Koning van Engeland niet
wilde mededeelen. De staatsman nam alzoo
de wyk naar Hannover en zag er zich be-
noemd tot minister van Justitie en tot land-
drost van Hildesheim. Later keerde hy naar
Brunswyk terug en overleed te Wolfenbflttcl
den 23sten September 1851.
Sohmidt-Weiszenfels (Eduard) , een
Duitsch schryver, geboren te Beriyn den Isten
September 1833, bezocht het gymnasium al-
daar werd in 1848 secretaris der Pruisische
Nationale Vergadering en vervolgens der Eerste
Kamer, nam in 1850 als vrywiUiger deel aan
den veldtocht in SleeswykHoIstein en begaf
zich toen naar Parys, waar hy zich by de
beoefening der letteren bepaalde en in fHansohe
dagbhiden schreef. Hy werd echter na den
staatsstreek in hechtenis genomen en h&ter
uit het land verbannen. Nadat hy korten tQd
in Engeland vertoefd had, keerde hy terog
naar Beriyn en woonde achtervolgens te Leipzig,
Praag en Gotha. Hier knoopte hy vertroawe-
lyke betrekkingen aan met Hertog Smgt II
en zond de opzienbarende brochure in het
licht: „Der Herzog von Gotha und sein Volk
(1861)". In 1861 vestigde hy zich weder te
Beriyn, en sedert 1872 is hy gevestigd te
SCHMIDT WETZENPEL8-SCHNEEGANS.
869
Kannstatt, waar hQ het ^tnttgarter Moseam**
redigeert HQ schreef: «^ninkreichs moderne
Literator seit der Bestauration (1856, 2 dln)*',
^ „Rahel ond ibre Zeit (1857)", — „Scham-
borst (1S59)'*, — „Gesohichte der Fransösischen
BevolatioDsliterator (1859)'\ — ,,Friedrich
Gentz (1869)", — nCharaktere der deotschen
Literator (1859, 2 dln)*', — Parlementarische
Charaktere (1862)", — „Fürst Metternich
(1862, 2 dln)", — .Fichte ond das deotsche
Volk (1862)", — „Frankreich ond die Fran-
Eosen (2de drok 1869)", — „Ferdinand Freilig-
rath (1876)", — alsmede de historische ro-
mans: „Poligoac (1866, 2 dln)", — „ffinter
Bchlosi ond Biegel (1866)", — „Pascal Paoli
(1867)", — „Kapitan Bonaparte (1861)" —
„Der achtsehnte Bromaire (1869)", — „Für-
Btengeschichten (1869)", — „Die Söhne Bame-
Teldts (1871)", — „Der Aofstand in Algier
(1872)", — „AdelBtolï (1878)", — „Deotsch
oder Waisch (1874)", — „Prini Erdmann
(1878)", — „Stormleben (1878)", — en „Zweiter
Frtthling (1880)", — voorts het tooneelspel :
,Um die Ehre! (1871)" — en eene levens-
schets van FreUi^raih (1876).
Schmitt (Hendrik), een Poolsch geschied-
echry ver, geboren te Lemberg in 1817, bepaalde
Bich by de beoefening der letteren, nam deel
aan de revolotionaire beweging in s^n vader-
land, werd deswege in 1847 ter dood veroor-
deeld, welk vonnis verzacht werd tot gevan-
genis op den Spielberg en kwam in 1848
weder op vr||e voeten. HQ werd daarop costos
van de bibliotheekPawlikowski te Lemberg
en lid van het schoolbestoor in Cfalici^. Zgne
werken over de geschiedenis van Polen ztjn
doortrokken van een democratischen geest. Hy
leverde : „Schets eener geschiedenis van Polen
van de oodste tgdea tot 1763 (1854, 8 dln)",
— „Boowstoffen voor de geschiedenis van het
Interregnom na den dood van Aogostos III
(1857, 2 dln)", — „(Geschiedenis van het
Poolsche volk (1858, 3 dln)", — „Oeschiedenis
van Polen in de 18de en 19de eeow (1866,
8 dln)", — en „De regeering van Stanislaos
Aogostos (1870, 2 dln)".
Sohmitthenner (Friedrich Jakob), een
verdienstelQk taalkondige, geboren den 17den
Maart 1796 te Gberdreis in het vorstendom
Wied, stodeerde te Marborg en te Gieszen
en werd achtervolgens rector te Dierdorf, di-
recteor van het seminariom te Idstein en in
1828 hoogleeraar in de geschiedenis te Gieszen,
waar hu den 19den Joni 1850 overleed. Hy
achreef o. a. : „Ursprachlehre (1827)", — „Teo-
tonia oder aosfQhrliche deotsche Sprachlehre
(1828)", — „Korzes deotsches Wörterboch
(2de drok, 1837)", — „Grondrisz der politi-
ochen ond historischen Wissenschaften (1830—
1882, 3 dln)", — en „Zwölf Bflchem vom
fitaat (slechts gedeeKeiyk verschenen)".
Sclunitz (Bemhard), éen van de voor-
naamste vertegenwoordigers der moderne phi-
lologie en geboren te Hannover den 3den
April 1819. reisde reeds vroeg met zQn vader
in Doitschland en Frankryk, stodeerde te
Beriyn en te Parys en werd leeraar aan eene
reaalschool te Beriyn, daarna aan het gjrmnasiom
te Greifowald en in 1866 boltengewoon hoog-
leeraar aan de oniversiteit aldaar. Van zyne
geschriften vermelden wy: „Deotsch-franzd-
«isch-englische Parallelogrammatik (in verschil-
lende afdeelingen, 1873—1876; 5de drok,
1874)", — „Macaoley-Kommentar (1870)", —
„Französische STnonymik mit Berttcksichti-
gong der Lateinische (2de drok, 1877)", —
en „Encjklopüdie des philologischen Stodioms
der neoeren Sprachen, haoptröchlich derfran-
zösischen ond eoglischen (1859; 2de drok,
1876)". HO overleed den 14den April 1881.
Sohmoller (Gostav), een Doitsch staat-
hnishoodkondige. geboren den 24sten Joni
1838 te Heilbronn, stodeerde te Tflbingen in
de Staatswetenschappen, trad daarop in Staats-
dienst, vertrok in 1864 als boitengewoon Hoog-
leeraar naar Halle, werd er in 1865 gewoon
hoogleeraar en bevindt zich sedert 1872 in
die betrekking te Straatsborg. Op een bekroond
geschrift over de staathoishoodkondige mee-
ningen in de dagen der Hervorming volgden :
„Gesohichte der deotschen Kleingewerfoe lm 19
Jahrh. (1869)", — „Ueber einige Grondfragen
des Hechts ond der Volkswirthschaft (1874)",
— Strasborg zor Zeit der Zonftkftmpfe (1876)",
— „Die straszborger Tocher- ond Weberzonft
(1879)", — en „Staat- ond sozialwissensehaft-
liche Forschongen (tot 1885, 24 stokken)".
Sohnaase (Karl), een verdiensteiyk schry-
ver over konstaangelegenheden, geboren te
Dantzig den 7den September 1798, stodeerde
te Heidelberg en Beriyn in de rechten, was
van 1819—1825 werkzaam als pleitbezorger
te Königsberg en te Dantzig en volbracht
daarna eene reis naar ItaliS. In 1826 werd
hy assessor te Königsberg, in 1829 lid van het
gerechtshof te Bfarienwerder, daarna procoreor
te DÜ9seldorf en in 1848 „Obertribonalrath"
te Beriyn. In 1857 nam hy zyn ontslag, om
zich aan de beoefening der letteren te Wyden,
stichtte in 1858 met anderen het „Ghristliohe
Konstblatt, toefde in 1865 en 1866 te Rome
en vertrok in 1867 naar Wiesbaden, waar hy
den 19den Mei 1875 overleed. Hy schreef:
„NiederUlndische Briefen (1834)", — „Eln-
leitong zo Lodwig Schwanthalers Werken
(1840)", — „Ueber das Verhftltnia der Koost
zom Christenthom ond besonders zor evangeli-
schen Kirche (1852)", — Bfickblick aof die
HolbeinAosstellong in Dresden (1871)", — en
„Geschichte der bildenden Kflnste (1843—1864,
7 dln; 2de drok, 1865-1877, 8 dln)", eender
voortreffeiykste werken op dit gebied. Zyn
marmeren borstbeeld is geplaatst in het mo-
seom te Beriyn.
Sohneeg^ans. Onder dezen naam vermel-
den wy :
Ludwi^ Sehnêegansj een verdiensteiyk arohae-
oloog, geboren te Straatsborg den 21 Aogostos
1812. Hy stodeerde aldaar in de rechten, re-
digeerde sedert 1836 den „Goorrier dn Bas-
Rhin", werd in 1840 onderbibUotheearis en in
1843 archivaris der stad en overleed den Iston
April 1858. Van zyne geschriften vermelden
wy : „L^église de saint Thomas k Strasboorg
et ses monoments;(1882)", — „Sabina,lascolp-
trice. Episode strasboorgeois do Xve siècle
(1857)", — „Essai historiqoe sor lacathédrale
de Strasboorg (1836)", — „Le grand péleri-
vage des Flagellants k Strasboorg en 1349
(1837)", — „Mémoire historiqoe sor l'ancienne
école paroissUle do Temple-Neof (1866)", —
„Straszborger (Jeschichten nnd sagen (1856)",
— en „Straszborger Mfinstersagen".
Karl AuffUit Sehnn^aiu, een Doitsch jooma-
24
870
SCHK££GANS-SCHN£ID£B.
liat, geboren den 9den Maart 1886 te Straats-
burg. HQ studeerde aldaar en te Parys in de
rechten, werd in 1857 secretaris der interna-
tionaie Donaoscheepvaartcommissie, voorts lid
der redactie van den „Temps**, redigeerde
sedert 1868 te Straatsburg den ,yConrrier da
Bas-Bhin" en werd er in 1870 a^jndant van
den maire. In 1871 was hQ afgevaudigde naar
de Nationale vergadering te Bordeaux, redi-
geerde in 1878—1876 het ,,Joumal de Lyon"
te Ljon en werd daarop directeur van het
„Elsftsser Journal" te Straatsburg. In 1877
werd hU lid van den Duitschen Byksdag en
lag aich in October 1879 bg de invoering der
nieuwe grondwet in Elsas-Lotharingen aldaar
benoemd tot „Ministerialrath" van de Begee-
ring. Hy nam echter in Maart 1880 zyn ont-
slag en is sedert Mei van dat jaar Duitsch
consul-generaal te Messina. Hy schreef o. a. :
„Cortes (1868)", — „Guerre en Alsace (1871)",
— Aus dem Elsasa (1875)", — „Das Elsftsser
Liga (1876)", — „Ueber das höhere Schnlwe-
sen in ElaasiLotbaringen (1877)", — en „Aus
fernen Landen (1886)".
Bohneider. Onder deien naam vermelden
w«:
Jokptm Ooülcb Soknmdêr. een verdiensteiyk
letterkundige, geboren te KoUmen by Wnnen
den 18den Januari 1750. Hy studeerde te
Leipiig en te Göttingen, was Bmnok be-
hulpsaam by zyne uitgave van Grieksche
dichters, werd in 1776 hoogleeraar in de phi-
lologie te Frankfort aan de Oder en trok in
1811 in die betrekking naar Breslau, waar
hy tevens bibliothecaris werd der univerriteit
en den 12den Januari 1822 overleed. Men
heeft van hem: „Scriptores rei rustioae (1794—
1797, 4 dln; 2de druk, 1826— 1840, 6 dln)", —
„Argonautica (1808)", — „Yitruvins (1808,
4 dln)", — „PoUtica (1809, 2 dln)" van uimfc^
teUt^ » „Historia deanimaUbus(1812,4din)",
— „Geconomica (1815)". — „De natura ani-
maUum (1784)" van AêUamu, — „de üsbelen
van Amopuê (1812)", — „de werken van Tkêo-
pkroêhu 1818—1821, 5 dln)", — „Eclogae
physicae ex scriptoribus praecipue Graecis
excerptae (1801, 2 dln)", — en „Groszes kri-
tisehes griechischdentsches Wörterbuch (1797—
1798; 8de druk, 1819—1821, 2 dln)".
Jokamn ChritUan JMêdriek Schmmdêr^ een
voortreifeiyk componist, geboren den dden
Januari 1786 te Altwaltersdorf by Zittau. Hy
bespeelde op 12-jarigen ouderdom reeds ver-
schillende instrumenten, beiocht in 1805 de
universiteit te Leipsig, componeerde onder-
scheidene stukken en werd in 1807 organist
in de universiteitskerk aldaar. Yan 1810— 1818
was hy orkestdirecteur by een tooneelgeael-
schap, dat by afidsseling te Dresden en te
Leipsig voorstellingen gaf en werd in laatst-
genoemd Jaar weder organist in de St Thomas-
kerk te Leipdg. In 1821 werd hy organisten
kapelmeester te Dessau en overleed aldaar
den 20sten November 1858. Tot zyne beste
stukken behooren de oratoria: ^Das Weltge-
richt (1820)", — „Die Sündflut (1824)", —
„Das verlome Paradies", — „Pharao", —
„Christus das Kind", — „Christus der MitUer",
— en „Absalon (1828)". Voorts leverde hy
missen, 7 opera's, ouvertures, quartetten ena.,
en schreef: „Elementarbuch der Tonsetz-
kunst", — „Yorschule der Musik", — en „Hand- i
buch des Organisten (1829-1880)".
lAkd/mg Sekneider^ een verdiensteiyk tooneel-
speler en schryver, geboren te BÏeriyn den
29sten April 1805. Hy vergeielde reeds als
knaap zyn vader op kunstreiien, verbond
aich in 1820 aan den Koninkiyken schouw-
burg te Beriyn, en bleef er nagenoeg 80 jaar
als uitstekend comicus werksaam. Hy schreef:
«Schauspielemovellen (1889, 2 dln)", — „Der
reisende Student". — „Der Heiratsantrag auf
Helgoland", — „Der Kapellmeister vonVene-
dig", — „Der Knrmarker und die Picarde", —
„Btthnenrepertoir des Auslandes", —het blad:
„Der Soldatenfreund", enz. Wegens zyne reac-
tionaire gezindheden moest hy in 1848 het
tooneel vaarwel zeggen, waarna Friêdriek
Wükdm IV hem met den titel van Hofraad
tot syn voorlezer benoemde. Koning WUhdm I
handhaafde hem in die betrekking, belastte
hem met het toezicht op zyne boekery en be-
noemde hem in 1865 tot geheim Hofiraad. Ge-
durende den veldtocht van 1866 bevond hy
zich als berichtgever voor den „Staatsanzeiger*^
in het hoofdkwartier. Yan zyne geschriften
vermelden wy voorts nog: „Die Gallerie der
Kostttme (1844—1847, 12 afleveringen)", —
„Geschichte der Oper und des Opemhaosea
SU Berlin (1848—1852, 5 afleveringen)". —
„König Wilhelm, militiirische Lebensbeschrei-
bung (1869)", — „Kaiser Wilhelm (1867—
1871)", — „Die preuszischen Orden, Ehren-
zeichen und Auszeichnungen (1867—1872,
12 dln)", — en „Der Krieg der Tripleallianv
gegen die Begierung der Bepublik Paraguay
(1872—1875, 8 dln)". Hy overleed te Pots-
dam dem 15den December 1878. Nazyndood
verscheen nog van hem: „Aus meinemLeben
(1879—1880, 8 dln)".
JBv^htê Sekmeidetj een Fransch industrieel
en staatsman, geboren te Nancy in April 1805.
Met syn broeder en in 1845 alleen belastte
hy zich met de directie der groote yzer-,
staal- en machinenfabriek te C^usot, waar
10000 werklieden hun brood verdienden. In
1846—1848 was hy volksvertegenwoordiger^
van 20 Januari tot 10 April 1851 minister
van Handel en Landbouw, werd in 1852 lid
en vicepresident, in 1865 president van het
Wetgevend Lichaam en ontving in 1868 het
grootkruis van het Legioen van Eer. Zyne
staatkundige loopbaan nam een einde by den
val van het Keizerryk en hy overleed den
27sten November 1875.
Lina Sohneider, aanvankeiyk Lina WéUer^
eene zeer verdiensteiyke Duitsche schryfrter,
geboren te Weimar den 15den Januari 1881.
Beeds vroeg legde zy zich toe op de Duitsche
letterkunde. Haar huweiyk bracht haar in 1852
te Botterdam, en zy hield in ons vaderland
voorlezingen in verschillende steden. Zy ver-
rykte zich voorts met de kennis van het Ma-
leisch en vertaalde uit het Nederlandsch : „Ost-
indische Damen und Herren" van dr. Jam tem
Brink en „Erinnerungen aus der Lanfbahn
eines Indischen Officiers" van W, A, van Beet.
De studie van het Middel-Hoogduitsch bracht
haar tot die van het MiddelNederlandsch, en
zy leverde eene vertaling in gebonden styi
van: „Beatrys". Ook schreef zy ónder den
pseudoniem WUhdm Berg eene Duitsche ver-
taling van de „Geschiedenis der Nederland-
sche letterkunde^' van dr. Jonókhloet. In 1872^^
SCHNEIDER— SCHNORB VON CAROLSFELD.
371
▼iel haar de zeldxame eer ten deel, dat zQ
benoemd werd tot honorair lid van de Maat-
Bchapptl van Nederlandsche letterkunde te
Leiden en in 1873 ontving zQ van onze Be-
geering de groote gonden medaUle van ver-
dienste. In den winter van 1884-1885 hield
z|| te Amsterdam voorlezingen over letterkun-
dige onderwerpen.
Kdrl SchneideTf een verdienstelijk opvoed-
kundige, geboren den 268ten April 1826 te
Nensalz aan de Oder. Hy studeerde te Bres-
h&u, werd onderw))zer te Neisze, rector en in
1868 directeur van het seminarium te Brom-
berg, in 1867 te Bunzlau en in 1870 te Ber-
ign, waar h0 vervolgens ambtenaar werd bQ
het departement van OnderwQs onder Faür.
Ook was hy lid van den Pruisischen Land-
dag, zag zich in 1876 benoemd tot ,ygeheim
Oberregierungsrath" en werd In 1880 afge-
vaardigd naar Denemarken en Zweden om er
de zoogenaamde huisviyt gade te slaan. Van
zyne geschriften noemen wS : „Yolksschnle
and Lehrerbildung in Frankreich (1807)*', —
„Handreichung der Kirche an die Schule
(1867)'', — „Yolkssehule und Lehrerbildung
in Preuszen (1876)", — „Rousseau und Pe-
stalozzi (2de druk, 1873)", — en belangrgke
bQdragen in de „Theologische EncykloiSldie"
van Merzqg en in de „Pftdagogische Encyklo-
pSdie" van Schmid.
Sohneller. Onder dezen naam vermelden
wj|:
JtiIiuB Franz Borgias SchndUr^ een ver-
diensteigk geschiedschrgver, geboren te Straats-
burg in 1777. Hg studeerde te Freiburg, nam
deel aan den oorlog tegen de Franschen,
legde zich vervolgens te Weenen toe op de
letteren, en schreef onderscheidene tooneel-
stukken, zooals : „Die Gefongenschaft" en het
treurspel : „Yitellia". Daarna werd hy achtervol-
gens hoogleeraar in de geschiedenis te Linz-en
te Graz. maar ondervond in 1815 wegens zQue
vrQzinnige gevoelens zoo vele onaangenaam-
heden, dat hg in 1823 als hoogleeraar in de
wgsb^eerte naar Freiburg vertrok, waar hg
den 13den Maart 1832 overleed. Hg schreef:
„Weltgeschichte (1810—1812, 4 dln)", —
„Staatengeechichte des Kaiserthums Oester-
reich (1817—1820, 5 dln)", — „Geschlchte von
B5hmen (1827, 3 dln)'^ — „Oesterreichs
Einflusz auf Deutschland und Europa seit der
Beformation bis zu den Bevolut ionen unserer
Tage (1828, 2 dln)", — en „Hinterlassenen
Werke (1884—1842, 16 dln)", uitgegeven door
Mihiéh,
CkritHan Sohneller, een verdiensteigk dich-
ter, taal- en oudheidkundige, geboren te Holz-
giu in het Lechdal den 5den November 1831.
g studeerde te Innsbruck en Weenen in de
letteren en natuurkunde, was in 1856- 1868
professor aan het gymnasium te Boveredo,
begaf zich vervolgens in die betrekking naar
Innsbruck en werd er in 1869 inspecteur van
lager en in 1874 van middelbaar onderwgs.
Van zgne gedichten noemen wg: „Aus den
Bergen (1857)", — „Jenseit des Brenners
(1864)", — „Am Alpsee (1860)", — en „El-
dorado (1871)". Voorts leverde hg : .Mftrchen
und Sagen aus Welschtirol (1867)'\ — „Die
romanischen Yolksmundarten Sfldthrols (1870,
dl I)", — „Streif^Oge zur Erklilrung tiroli-
scher Ortsnamen (1873)",
XIII
„Landeskunde
von Tirol (1870)", — „Die Volksschule in
Tirol vor 100 Jahren (1874)" — en zgne
voortreffeigke „Skizzen und Kulturbilder aus
Tirol (1877)".
Sohnepfenthal, zie onder Salzmtum.
Sohnitzler. Onder dezen naamvermeiden
wg:
Jokann HtiMrich Sohmtxler, een verdiensteigk
geschiedschrgver, geboren te Straatsburg den
88ten Juni 1802. Hg vertoefde als huisonderwg-
zer van 1823—1828 bg eene adeligke fiunüie in
Bnsland, was o.a. den 26sten December 1825
getuige van den opstand te Petersburg en
verzamelde aldaar, te Moskou en in het Ser-
geïklooster te Troitza belangrgke bouwstoffen
voor eene geschiedenis van Rusland. Hg werd
daarop hoogleeraar te Straatsburg, waar hg
den 19den November 1871 overleed. In 1864
volbracht hg op last der Keizerigke Begeering
nogmaals eene reis naar Bush&nd, welke hg
tot aan de overzgde van de Wolga en tot aan
Kasan uitstrekte. Van zgne geschriften noe-
men wg : „Essai d'nne statistique générale de
rempire de Bussie (1829)", — „La Bussie, la
Pologne et la Finlande, tableau statistique,
géographique et historique (1835)", — „Histoire
intime de la Bussie sous les empereurs Alex-
andre I et Nicolas (1847, 2 dln)", - „La
Bussie ancienne et moderne: histoire, descrip-
tion, moeurs (1854)", — „Deacription de la
Crimée (1855)",— „()athérine et sa cour (1865)",
— en „Lee institutions de la Bussie depuis
Alexandre II (1866, dln)". Ook vermelden
wg van hem : „Statistique générale de la France
(1842—1846, 4 dln)", — en „Atlas historique
et pittoresque (1855-1862, 4 dln)".
Johann SehmixUrf een verdiensteigk genees-
kundige, geboren den lOden April 1835 te
Grosz-Kanizsa , promoveerde in 1860 in de
geneeskunde te Weenen en was van 1863 tot
1867 assistent van Oj^^oUer. In 1878 werd hg
er buitengewoon en in 1880 gewoon hoogleeraar
voor de ziekten van de ademhaling en van den
bloedsomloop en ontving in 1883 den titel van
regeeringsraad. Hg is de stichter van depoly-
kliniek te Weenen en tot zgne belangrgkste
geschriften behooren: „Die Laryngoskopie und
Bhinoskopie", — „Die kiringoi&opische Diag-
nostik und lokale Therapie der Kehlkopf^e-
schwfire", — „Ueber Stimmbandtöhmung", —
„Ueber die Anwendung der Galvanokanstik
fm Innem des Kehlkopfs", — „Ueber Miliar-
tuberkulose des Bachens und des Kehlkopfe",
— „Ueber die therapeutische Anwendung
verdichteter und verdUnnter Luft beiLungen-
und Herzkrankheiten" , — „Ueber Lungen-
schwindsucht", — en -Ueber Asthma in seinen
Beziehungen zu den Krankheiten der Nase".
Sohnorr von Carolsfeld (Julius. rid-
der), een uitstekend historieschilder, geboren
te Leipzig den 26sten Maart 1794, ontving
het eerste onderricht in de schilderkunst van
zgn vader, bezocht in 1811 de Académie van
Schoone Kunsten te Weenen en voegde zich
aldaar bg eene vereeniging van jeugdige kun-
stenaars, die zich een eigen weg wilden banen.
Toen ontstonden zgne stukken: „De aalmoes
van den Heiligen Bochus (in het museum te
Lelpzig)" en „Het bezoek der Heilige Familie
(in het museum te Dresden)". In 1817 ver-
trok hg naar Bome, waar hg zich aansloot
aan het door Overheek. Sehadow, OomMu
24*
372
SCHNORR VON CABOLSFELD-SCHOKLAND.
en anderen gestichte Doitsch Genootschap,
hetwelk door het aanvaarden der R. Katho-
lieke oTerlevering de alonde kunst wilde her-
scheppen. Toch hleef h0 getrouw aan zQne
Protestantsche gevoelens. Van z|}ne doeken
uit dien tfld noemen wfl: „T>e bruiloft te Ka-
na", — „Jac^b en Rachel", — eene „Heilige
Familie" en eene „Madonna met het kind", —
„De drie Christeiyke en de drie Heidensche
ridders volgens Ariosto", — „Ruth op den
akker van Boas", — en „Christus met de
kinderen". Ook behoorde hQ tot de kunste-
naars, die de Villa Massimi te Rome met
fresco^B hebben versierd; hy ontleende daartoe
de stof aan den „Orlando fdrioso" van ArioHo,
Voorts vervaardigde h0 in dien tyd prachtige
teekeningen van landschappen. Nadat hQ in
1827 het professoraat in het historieschilde-
ren te Mflnchen had aanvaard, belastte Koning
Lodewijk 1 hem met de taak, vijf zalen van
het paleis met tafereelen uit het Nibelungen-
lied, alsmede drie zalen met tafereelen uit
het leven van Karel de Qrooie, Barharossa
en Buddf van Mahtburg te versieren. Daar-
enboven vervaardigde h0 de teekeningen voor
de soldering der zaal in het paleis, die met
beelden uit de gedichten van Somênu sou
worden getooid, en leverde voor het kasteel
Kappenberg in het land van Munster: „De
dood van Barbarossa" in olieverf. In 1848 ver-
trok h0 als hoogleeraar en directeur van het
museum van schilderyen naar Dresden. Tot
zyne latere stukken in olieverf behooren:
„Eene Heilige Familie in het groen", —
„Christus met het Kruis, voor de poorten
van Rome Petrus ontmoetend", — en „Het
afscheid van Siegfried van Chriemhilde".
Voorts vermelden wy zyne teekeningen voor
de prachtuitgave van „Der Nibelungen Noth"
en voor een „Prentbybel". In 1858 verbond
hy zich met Chrüneuen te Stuttgart tot de
vernieuwde uitgave van het „Christliche
Kunstblatt'*. Ook vervaardigde hy cartonsvan
glasschilderingen voor de Paulskerk te Londen.
— „Luther te Worms" in olieverf voor het
Mazimilianeum te Müochen en „Het nieuwe
Jerusalem", dat onvoltooid bleef, daar hy den
24Bten Mei 1872 te Dresden overleed. Met
betrekking tot zyne kunstrichting volgde hy
den middenweg. In zyne stukken openbaart
zich de geest van het Protestantismus, en men
vindt daarin geene sporen van de ziekeiyke,
dweepachtige opvatting, waardoor die van
Ooerbeck en Sehadow zich onderscheiden; zyne
behandeling van het vleesch is krachtig en vol
leven, en zyn genie als ku astenaar schittert
vooral in zfine romantische stukken teMünchen.
Sobnyder von Wartensee (Xaver),
een verdiensteiyk componist en schryver over
muzikale aangelegenheden, geboren te Lttaem
den 18den April 1786, wydde zich eerst te
Zürich, daarna te Weenen onder de leiding
van ZtekUn en BeethaveM aan de studie der
toonkunst. Nadat hy in 1815 deelgenomen
had aan den veldtocht tegen de Franschen,
erlangde hy eene aanstelling aan het opvoe-
dingsgesticht van Petialozxi te Yverdun, doch
vertrok reeds in 1817 naar Frankfort aan de
Main, waar hy den 27sten Augustus 1868
overleed. Zyne compositiën onderscheiden zich
door grooten rykdom van melodieën, door
helderheid en nauwkeurigheid. De voornaamste
zyn: „Fortuna (romantische opera)", — „Der
Friede (quartet)", — „Kantate zur Feier von
Pestalozzi^s 73 Oeburtstag (1818)", — en de
Zwitsersche opera: „Heimweh und Heimkehr".
zyne „Gedichte (1869)" zyn door MüUer wm
der Werra uitgegeven.
Sohoeberlein (Ludwig Friedrich), een
Protestantsch godgeleerde, geboren den 6den
September 1813 te Kolmberg in MittelAranken,
studeerde te Mttnchen en te Erlangen, behoorde
eenige Jaren tot de hnisgenooten van Belhmann-
Eollweg^ was godsdienstleeraar te Mflnchen en
te Kissingen, vertrok in 1841 als repetitor naar
Erlangen, vestigde er zich als privaatdocent,
werd in 1850 benoemd tot buitengewoon hoog-
leeraar te Heidelberg en in 1855 te Qöttingen
en overleed hier ter plaatse als gewoon hoog-
leeraar den 8sten Juli 1881. Van zyne ge-
schriften noemen wy: „Die Grundlehren des
Heils entwickelt aus dem Prinzip der Liebe
(1848)", -— „Der Evangelische Hauptgottes-
dienst in Formularen fttr die ganzen fiLirehen-
jahre (1855; 2de druk, 1874)", — „Ueberden
liturgischen Ausbau des Oemeindegottesdienstes
(1859)", — „Schatz des liturgisches Chor- und
Gemeindegesanges (1864—1872, 3 dln)", —
„GeheimniEse des (>laubens (1872)", — „Die
christliche Versöhnungslehre (1877)", — en
„Prinzip und System der Dogmatik (1881)".
Sohoedler (Friedrich), een verdiensteiyk
natuurkundige, geboren den 25eten Februari
1813 te Dieburg in het groothertogdom Hes-
sen, bepaalde zich aanvankeiyk by de phar-
macie. studeerde te Gieszen in de natuurkunde,
was in 1835—1838 assistent van lAêng^ be-
gaf zich vervolgens naar TQbingen, volbracht
eenige wetenschappeiyke reizen en ontving
in 1842 eene aanstelling als leeraar in de
natuurkundige wetenschappen aan het gym-
nasium te Worms en in 1854 als directeur
van de provinciale reaalschool te Mainz. Hy
overleed aldaar den 27Bten April 1884. Zyne
geschriften onderscheiden zich door duideiyk-
heid en beknoptheid. Daarvan vermelden wy :
„Die Chemie der Gegenwart (1853; 3de druk,
1859)" en vooral het „Buch der Natur (1846,
2 dln; 22ste druk, 1884)", hetwelk in nage-
noeg alle Europeesche talen is overgebracht
(in het Nederlandsch door A. WiMer JPriiw).
Ook leverde hy een gedeelte van Wagim'$i
„Handbuch der Naturkunde (238te druk, 1873)"
en bydragen in IM\g'9 „Handwörterbuch der
Chemie", bezorgde eene volksuitgave van het
„Thierleben" van Brehm^ en schreef opstellen
in de „Annalen der Chemie und Pharmaoie".
Eindeiyk noemen wy van hem: „Diehdhefen
technischen Schnlen (1747)", — „Der Latein-
zwang in der Realschule (1873)", — het biy-
spel: „Der verwünschte Brief" en onderschei-
dene gedichten en novellen, meestal in het
tydschrift „Europa" geplaatst
Sohöffer, zie BoekdrukkunMt.
Sohokland, een eiland, tot de provincie
Overysel behoorend, ligt in de Zuiderzee,
omstreeks 11 Ned. myi ten westen van Vol-
lenhoven. Vermoedeiyk is het door groote
watervloeden in de 13de eeuw ontstaan. Zyne
haven is voor de scheepvaart van veel belang.
Dit eiland was weleer veel grooter, en in het
eerste vierdedeel dezer eeuw had men er eene
aanzieniyke veeteelt. In 1825 is het echter
I geweldig door stormen geteisterd en vervol-
SCHOKLAND— SCHöLL.
373
gens aanmerkeiyk afgenomen, zoodat men het
door kunstwerken boven water moest honden.
Zelft de eenigszins hooger gelegen dorpen
Emmeloort en Ens kwamen onder de macht
van het zeewater, zoodat men het drinkwater
van elders moest aanvoeren. Eindelijk zag de
Regeering zich in 1858 genoodzaakt, een
wetsontwerp tot ontruiming vau Schokland
aan te bieden. Dientengevolge ontvingen de
inwoners schadeloosstelling voor hunne on-
roerende goederen en konden naar elders ver-
huizen, terwyi het grondgebied van het eiland
werd toegekend aan de gemeente Kampen.
Sedert dien tgd wonen er slechts drie huis-
gezinnen, belast met het opzicht over de Byks-
werken en den aldaar aanwezigen vuurtoren.
Sohol(De), FleuronecfetplategtaofJPlaiegia
tmlgafU (zie Plaiv'mohen), behoort tot de orde
der Weekvinnigen (Malacopterigii). Dezevisch,
wiens lichaamsvorm (habitus) wg uit bügaande
figuur kunnen opmaken, is op de donker ge-
kleurde rechterzyde met bruine of orai^e-
kleurige vlekken versierd. Hy heeft tusschen
de oogen eene streep van zes of zeven knob-
beltjes en bereikt eene lengte van ongeveer
40 Ned. duim. Men vangt hem in menigte op
de kust der Noordzee. Ook wordt hy gezouten
Steltloopers (Grallatores) behoorend. Het heeft
een langen, sterken snavel, die zydelings samen-
gedrukt en van eene wigvormige punt voor-
zien is, — voorts vry lange, met schubben
bedekte pooten, korte voeten met 3 teenen, die
aan den voet door een vlies vereenigd zyn, lan([:e
vleugels en een vierkanten staart. De schol-
ekster leeft van wormen, week- en schaaldieren
en bewoont de stranden en duinen. De Euro-
peesche scholekster (H. ostralegus) Is zwart en
wit; hy nestelt in de duinen en vliegt snel.
zyn snavel is orai^ekleurig, zyne oogen zyn
karmozynrood en zyne pooten donker vleesch-
kleurig. Hy heeft eene breede, witte streep op
de vleugels, en zyne eieren zyn bruinachtig
geel met donkerder vlekken en gryze stippen.
Soholiën zyn langere of kortere verklarin-
gen van de werken vanoudeLatynscheof Griek-
sche schryvers. De bewerkers dier schollen
dragen den naam van Scholieuten, De namen
van deze laatste zyn meestal onbekend.
Scholl (Amelien), een Fransch schry ver, ge-
boren te Bordeaux den 14den Juli 1833, wydde
zich te ParUs aan de Journalistiek en stichtte
achtervolgens: »Satan", — »Le Silhouette",
— „Le Nain Jaune*', — »Le club", — „Le
jockey", — en „Le lorgnon". Voorts schreef hy
De schol.
en gedroogd, en zyn vleesch levert alsdan
eene smakelQke spys.
Scholastiek noemt men in het algemeen
de wetenschap en wysbegeerte der midden-
eeuwen. Zy was een mengsel van wysbegeerte
en godgeleerdheid, waarin tevens letter- en
geschiedkundige bestanddeeien waren opgeno-
men. De godgeleerdheid echter had in den
vorm van kerkeiyke godsdienstleer daarin
de overhand en de wysbegeerte was hare
dienstmaagd. Het tydperk der scholastieke
wysheid begint volgens sommigen in de da-
gen van JCard de Qroote. In de door hem ge-
stichte scholen werden de zeven vrye kunsten
onderwezen. Langzamerhand evenwel breidde
de gezichtskring zich uit en men kon op den
duur de studie der metaphysica niet verwaar-
loozen. Er verrezen universiteiten en er ston-
den mannen op, die als voortreifeiyke denkers
voortschreden op den weg der wetenschap,
zy voerde heerschappy tot in de 16de eeuw,
toen Bacon en DetoarUt de grondleggers wer-
den van eene zelfétandige wysbegeerte.
Scholekster (Haematopus) is de naam
van een vogelengeslacht van de familie der
JPlevierachtiffen (Charadriidae), tot de orde der
tydens de Republiek vooral opstellen in den
„Evenement" en den „Voltaire". Ook leverde hy
romans en tooneelstukken, zooals „La question
d'amour (1864)", — „Les chaines de fleura
(1866)", — „Lerepentir ",— en „Lenid desau-
tres (1878)". Door zyne aanvallen, tweegeveeh-
ten en rechtsgedingen behoort hy tot de meest
beruchte personen van Frankryks hoofdstad.
Schöll. Onder dezen naam vermelden wy:
A£aximiUan Samton Friedrich SóhöU^ een
staatsman en letterkundige, geboren den 8sten
Mei 1796 te Harskirchen in Nassau Saarbrttcken.
Hy studeerde te Straatsburg in de rechten, vol-
bracht als huisonderwyzer by eene familie in Ly f-
land groote reizen, vestigde zich in 17üO als ad-
vocaat te Straatsburg, moest weldra wegens
de Revolutie de wyk nemen en werd eigenaar
van een boekhandel en van eene boekdrukkery
te Basel. In 1814 aanvaardde hy op aanbe-
veling van AUxander von Ruwholdt eene be-
trekking in het Kabinet des Konings van
Pruisen met den titel van Hofraad, werd
door den staatskanselier Vorst von Kardsnbm'g
naar Weenen geroepen, vertoefde er gedurende
het Congres en was vervolgens tot 1818 raad van
legatie by het Pruisisch gezantschap te Parys.
874
SCHöLL— SCHOLTEN.
Id 1819 werd htf te BerlQn referendaris bQ
den Vorst StaatskanBelier, vergeselde desen
op de congressen te Teplits,Troppaa,Laibach
en Yerona (1822), maar w^dde zich na het
overigden yan Sa/rdenberg aan de letterkunde.
Hy stierf op eene reis te Parus den 6den Aa-
gustns 1888. Van stlne tal^ke geschriften
vermelden w0: ,,Histoire abr^jée de la litté-
rature grecqne (1818, 2 dln ; 2de druk, 1824)", —
„Histoire de la littératore romaine (1815),
4 dln)", — „Congres de Vienne (1816)", —
een vervolg op het werk van Kochi „Histoire
abréfföe des traites de paix etc. (1817—1818,
15 dln)", — „Archives politiqnes on diploma-
tiqnes (1818—1819, 3 dln)", — Tableau des
revolutions de TEurope (1828 3 dln)", — en
„Ck>urs d*histoire des états européens jusqu^en
1789 (1830—1834, 46 dln)".
Buttav AdoLf aoholl, een verdienstelijk oud-
faeidkenner en schryver over kunstaangelegen-
heden. Hy werd geboren te Brttnn den 2den
September 1805, wydde zich te Tfibingen
én later te Qöttingen aan de stadie der oud-
heidkunde, vestigde zich in 1838 als privaat-
docent te Beriyn, werd er in 1835 lector in
de mythologie en kunstgeschiedenis aan de
Académie van Sohoone Kunsten, reisde in
1839—1840 met O. Müüer in Italië en Grie-
kenland en werd in 1842 professor in de oud-
heidkunde te Halle, in 1848 directeur van
kunstaangelegenheden en in 1861 opper-
bibliothecaris te Weimar. Behalve bydnigen
in tydschriften en vertalingen der treurspelen
van SóphooUê leverde hQ: „Die Tetralogien
der attlschen Tragiker (1839)", — „Sophokles,
sein Leben and Wirken (1842)", — „Ueber
die Tetralogie des attischen Theaters and die
Kompositionsweise des Sophokles (1859)", —
„Weimars Mêrkwttrdigkeiten einst and jetzt
(1847; nieuwe druk, 1857)", — en „Karl-
Angust Bttchlein (1857)". Ook deed h||: „Ar-
chftologische Mittheilungen aus Griechenland"
uit de nagelaten papieren van O. MülUr in
het licht verschijnen, benevens: „Briefe und
Aufitóltze von Goethe (1846)", — „Goethe*s
Briefe an Frau von Stein (1848-1851, 3 dln)",
— en „Goethe in den HauptzUgen seines
Lebens und Wirkens (1882)".
Schollevaar (Carbo) of aaUcMcer is de
naam van een vogelengeslacht van defiimilie
der Pdïkaamachtisen (Steganopodes), tot de
orde der Znoemvogdt (Natatores) behoorend.
Het onderscheidt zich door een vry langen,
saftmgedrukten snavel, waarvan de bovensnavel
in een haak uitloopt, terwyi de ondersnavel
als afgehakt is, — voorts door zydelingsche
neusgaten in eene sleuf onder aan den bek,
door eene naakte keel, een ronden staart en
een zaagsgewys ingesneden nagel van den
middenteen. De meest voorkomende soort
(C. Cormoranus Mejfer), ook waimraaf ge-
noemd, is weinig grooter dan een gewone
eend, glanzig zwart, met bronskleurig bruine
vleugels met donkerblauwe randen, met een
zwarten, van onder vleeschklenrigen bek,
eene om het oog naakte huid, een geien
keelzak en groene oogen. De kop is in den
paartyd met eene kuif versierd en aan den
kop en de dyen ontwaart men banden van
witte vederen. Men vindt dezen vogel in
onze noordeiyke streken ook op onzebinnen-
landsche plassen en meren, waar hy zich met
visschen voedt. Het wyQe legt in een nest,
op boomen of hooge struiken geplaatst, 8 of
4 groenachtige eieren.
Soholte (Hendrik Peter), met de Oock
(zie aldaar) éen van de grondleggers van het
Kerkgenootschap der Christeiyk Gereformeer-
den in Nederh&nd, jwerd geboren te Amsterdam
in 1805, studeerde te Leiden en werd predi-
kant te Doeveren, (denderen en Gluisoyen.
Nadat hy hier vele aanhangers verworven en
wegens zyne aftcheiding van de Hervormde
Kerk vele vervolgingen ondervonden had,
vertrok hy in 1846 naar de Yereenigde Staten
van Noord- Amerika en stichtte in den staat
Jowa eene bloeiende Nederlandsche kolonie
er vervolgens de stad Pella Hy was er voorts
niet enkel als leeraar, maar in onderschei-
dene maatschappeiyke betrekkingen werkzaam^
ook als redacteur van „Pella*s Weekblad", en
overleed in 1868. Voorts heeft hy een groot
aantal brochures, bezwaar- en twistschrlften in
het licht gegeven en was van 1836—1844 redac-
teur van het tydschrift: „De reformatie", dat te
Amsterdam by Söveker in het licht verscheen.
Soholten. Onder dezen naam vermelden wy:
Beitjamin Fetrus va» WêêeU Scholte»^ een
verdiensteiyk Nederlandsch rechtsgeleerde,
geboren te Amsterdam den 238ten September
1763. Hy studeerde en promoveerde in de
rechten en letteren en werd in 1787 pensionaris
van Schiedam, later van Delft, welke betrek-
king hy tot 1795 waarnam. Nadat hy voorts
eenige jaren als ambteloos burger gesleten
had, werd hy in 1802 lid van den gemeenteraad
te Delft en in 1807 raadsheer in het depar-
tementaal gerechtshof te *s Gravenhage. Voorts
benoemde Koning Lodewyh hem tot lid van
belangryke commissiën en schonk hem de
Orde der Unie. Na het herstel onzer onaf han-
keiykheid werd hy lid en kamerpresident van
het hoog gerechtshof, ridder der Orde van den
Nederlandschen Leeuw en curator der Leidsche
hoogeschool. Ook werd hy directeur der Hol-
landsche Maatschappy van Wetenschappen te
Haarlem en lid der Maatschappy van Neder-
landsche letterkunde te Leiden en overleed
den 26sten April 1829.
We98d Scholteu, een Nederlandsch godge-
leerde, geboren den 8Bten Mei 1785. Hy stu-
deerde en promoveerde te Utrecht in de god-
geleerdheid, werd achtervolgens predikant te
Vleuten, Harderwyk en Delft, waar hy in
1871 zyn emeritaat verkreeg, en vestigde zich
vervolgens te Leiden, waar hy den 5den De-
cember 1856 overleed. Hy was lid van het
Provinciaal Utrechtsch Genootschap en van de
Maatschappy van Nederlandsche letterkunde
te Leiden. Hy heeft een groot aantal leerrede-
nen en vlugschriften in het licht gegeven.
Johannes Henricut Scholtemy een uitstekend
Nederlandsch godgeleerde en een zoon van
den voorgaande. Hy werd geboren te Vleu-
ten den 17den Augustus 1811, studeerde te
Utrecht in de letteren en in de godge-
leerdheid, promoveerde aldaar in 1836 met
de kap, werd in 1838 predikant te Meer-
kerk, in 1840 hoogleeraar te Franeker, in
1843 buitengewoon en in 1845 gewoon hoog-
leeraar te Leiden, ontving In 1881 een eervol
emeritaat en overleed den lOden April 1885.
Hy schreef: „De leer des Vaders, des Zoons
en des H. Geestes. Eene bydrage tot de ken-
SCHOLTEN— SCHöMANN.
875
nis van bet wezen des ChristendomB (1856)**,
— ffOver het godsbegrip van Kranse (1846)",
— „Mr. G. W. Opzoomer op het gebied der
godgeleerdheid en wijsbegeerte beoordeeld
(1846)", — „De leer der Hervormde Kerk in
hare grondbeginselen uit de bronnen voorge-
steld en beoordeeld (1848—1854, 2 dlnj 2de
dmk, 1860)'\ — „Antwoord aan mr. ïb. da
Costa (1852)^ — „Historisch kritische inlei-
ding tot de schriften des Nienwen Testaments
(1853—1856)*', — „Geschiedenis der godsdienst
en wOsbegeerte (1854)", — „G^chiedenis der
christeiyke godgeleerdheid gedorende het t0d-
perk des Nienwen Testaments (1856)", — „De
vrge wiL Kritisch onderzoek (1859)", — „Het
kritisch standpunt van C. W. Opzoomer (1860)",
— jyOver de oorzaken van het hedendaagsehe
materialisme (1860)", — „De oudste getuigenis
aangaande de schriften des N. T.*s (1860)",
— „Het Evangelie naar Johannes. Kritisch*
historisch onderzoek (1864)", — „Snpranatn-
ralisme in verband met den Bybel, Christen-
dom en Protestantisme. Eene vraag des tgds be-
antwoord (1867)",— „De doopsformule (1869)",
— „Het oudste evangelie. Kritisch onderzoek
naar de samenstelling, de onderlinge verhou-
ding, de historische waarde en den oorsprong
der Evangeliën naarMattheusenMarcus(1868)",
— „Het Paulinische Evangelie. Kritisch on*
derzoek van het Evangelie naar Lucas (1870)",
— „De apostel Johannes in Klein- Azië. Hlsto-
risch-kritisch onderzoek (1871)", — „Is de
schrtfver van het boek der Handelingen de*
zeifoe als die van het derde Evangelie ? (1878)",
— „Strausz en het Christendom (1873)", —
„Afiwheidsrede bQ het neerleggen van het hoog-
leeraarsambt (1881)", — een bundel leerredenen
en drie Latgnsche redevoeringen. Daarenboven
leverde hg bgdragen in verschillende godge-
leerde tgdschriflen.
WUlem Albert SehcUen, een verdiensteigk
Nederlandsch industrieel. Hg werd geboren
te Loenen op de Yelnwe (Gelderland) den
6den October 1819 en verloor reeds vroeg
■gn vader, prediltant aldaar. Hg ontving zgne
opleiding te Zutfen en onderscheidde zich
reeds tSs knaap niet slechts door leergierig-
heid, maar ook door ongemeene volharding.
Meer geneigd tot de studie der technische,
dan tot die der klassieke vakken, zocht en
vond hg spoedig plaatsing in eene fobriek.
Bas echter ontwaakte bg hem de lust om
als reizend gezel naar den vreemde te trek-
ken, ten einde aldaar zgn kennis van het
ikbriekwezen te vermeerderen. Nadat hg er
met opmerkzaamheid had rondgezien, keerde
hg naar het Vaderland terug en stichtte eene
▼erfMoffen- en aardappelmeeltebriek te Wams-
veld bg Zutfen (1888), en toen deze (1841)
eene prooi der vlammen werd, begaf hg zich
naar de provincie Groningen en deed eene
nieuwe fltbriek van dezelfde artikelen verrg-
aen te Foxhol (gemeente Hoogezand, 1841),
waarna hg, een paar Jaar later, de verf-
flibriek veranderde in eene aardappelstroop-
fftbriek. Hier had hg Jaren lang wegens be-
krompenheid van geldmiddelen met groote
moeieigkheden te worstelen, maar het ver-
trouwen op de deugdeigkheld zgner zaak
verliet hem geen oogenblik. Terecht kon hg
boven deze fobriek dan ook het woord „Eure-
ka" schrgven. Door zgne onwrikbare volhar-
ding en door zgn onvermoeiden gver, gepaard
aan een genialen blik in de omstand^heden
des tgds, kwam hg alle bezwaren te boven,
zoodat hg zgne fobriek uitbreidde en met
nieuwe ondernemingen ging vermeerderen.
Zoo werd hg in 1854 door aankoop eigenaar
van de grootste aardappelbranderg in ons
Vaderland. Vervolgens werden door hem op-
gericht eene aardappelmeel-, stroop , sago-,
deztrine- en beenzwartfabriek te Zuidbroek
(1859), de suikerraffinaderg „Selfhelp" te
Groningen (1862), eene aardappelmeeUkbrie^
te Veendam (1866) en eene te Stadskanaal
(1866). Intusschen was de blik van den onder-
nemenden industrieel ook gevestigd op het
buitenland. Te Brandenburg aan de Havel ver-
rees in 1866 zgne aardappelmeel- en stroop-
flibriek „Fozhol" en in 1869 eene andere te
Neu-Buppin. Een Jaar later stichtte SehoUe»
de flibriek „Willem ni" te Tamow in GaU-
ci6 en in 1872 eene naar zgn oudsten op-
zichter genoemde te „Petrokow" (Polen). Eene
flibriek, in 1870 gesticht te Tangermunde aan
de Elbe, werd in 1875 naar Landsberg aan de
Warthe overgebracht, evenals die van Tamow
naar Olmtttz. Bovendien werd door hem in
1877 nog eene aardappelmeel- en strooptkbriek
hier te lande aangekocht en wel te Zuidwen-
ding (gemeente. Veendam), alsmede die, ge-
naamd „Hibemia" te Muutendam, terwgi hg
in 1881 nog eene stichtte te Nowg-Dwor bg
Warschau, zoodat het getal zgner fobrieken
veertien bedraagt, welke gedreven worden
door 34 stoomketels met 42 stoommachines, te
zamen van meer dan 1580 paardenknushtea.
Li deze fobrieken wordt Jaarigks voor mil-
lioenen omgezet en zg verschaffen aan hon-
derden werk en brood. Bovendien ondw-
steunde SdkoUen krachtig de Nederlandseh-
Amerikaansehe stoombootmtatschappg, waar-
van eene boot zgn naam draagt
Deze verdiensteigke ngverheidsondememer
is ridder van de Orde van den Nederlandsehen
Leeuw, van het Legioen van Eer en van de
Stanislausorde van Busland, en bouwde op de
Groote Markt te Ghroningen eene prachtige
woning, die tonnen gouds heeft gekost en de
stad zgner inwoning tot sieraad verstrekt.
Sohols (Adolf Heinrioh Wilhelm von),
minister van Financiën in Pruisen ongeboren
te Schweidnitz den Isten November 1888,
studeerde te Berign in de rechten, werd aus-
cultator bg de arrondlssementsreehtbank te
Schweidnitz, begaf zich een Jaar later naar
Berign en zag zich eerlang geplaatst bg de
administratie. Als zoodanig woonde hg te
Dantzig, te Oppel en te Breslau en werd in
1864 ambtenaar bg het departement van
Eoredienst, vervolgens regeeringsraad, kwam
in 1871 bg de afdeellng Financiën en werd
in 1872 geheim financieraad en in 1875 geheim
opperflnan<^eraad. In 1879 werd hg onder-
staatssecretaris bg het Bgksdepartement van
financiën, daarna gevolmachtigde bg den Bonds-
raad en in Juni 1880 staatsseeretaris bg
genoemd Bgksdepartement Na het aftreden
van Bieter zag hg zich den 288ten Juni 1882
belast met de portefeuille van Financiën. In
1883 is hg in den adelstand opgenomen en in
1885 verleende de universiteit te Bonn hem
den titel van doctor in de rechten.
Sohömann (Ckorg Friedrich), een ver-
876
SCflöMANN— SCHdN.
dienstelUk letter- en oadheidkaHdige, geboren
te Stralsund den 28sten Juni 1793. w^dde
lieli te Greiféwald en te Jena aan de studie
der letteren, werd in 1818 conrector te Anklam,
in 1814 leeraar aan het gymnaBinm te Greifa-
wald en in 1826 professor in de onde letteren
en welsprekendheid aldaar. Later zag hQ er
lich benoemd tot bibliothecaris en in 1864 tot
geheimraad. Hy heeft lich vooral verdienste-
Wk gemaakt jegens de Grieksche letterkunde
bepaaldeiyk door s|jne geschriften : „De comitüs
Atheniensiam (1819)", — „Der attische Proceea
(met M. S. Mn&r^ 1824)", — „Antiquitatesjuris
pablici Graecomm (1888)", — en „Griechische
Alterthttmer (1866—1859, 2 din; 8de dmk,
1871—1878)". Daarenboven leverde h||: eene
oitgave der redevoeringen van Uamu met de
vertaling (1881), — van „Agis et Cleómenes"
van FUdcBTchmtj — vertalingen van Grieksche
en Latynsche geschriften, — „Die Lehre von
den Bedetheilen (1862)", — „Die Hesiodische
Theogonie, ansgelegt und benrtheilt (1868)",
— en „Hesiodi qnae fernntor carminom reliqoiae
(1869)". Eene kenrlezing niti|}ne academische
▼erhsAdelingen is opgenomen in itjne „Opos- '
onla academica (1866—1871, 4dln)". Hy over-
leed te Greiféwald den 266ten Maart 1879.
Sohomberg (Friedrich Hermann von), zie
aékönbBrg.
Sohomburgk (Bobert Hermann), een ver-
diensteiyk aivdryksknndige, geboren den 6den
Joai 1804 te Freibnrg aan de Unstmt, was
aaovankeiyk voor den handel bestemd. Hy
ging in 1829 naar NoordAmerika en vanhier
in 1880 naar West-Indië, waar hy zich, in-
londerheid op het kleine eiland Anegada,
toelegde op de kennis der natunr. De uit-
komsten van zyn onderzoek verzamelde hy
in een geeehrift, hetwelk hy inleverde by het
Gteographiseh Genootschap te Londen, waarna
dit laatste hem de middelen bezorgde voor
eene wetenschappeiyke expeditie in firitsch
Guyana. Dientengevolge schreef hy: „Dl-
■eription of British Guyana geographical and
sUtistical (1840)", — het prachtwerk : „Views
in the interior of Guyana (1840)" en mede-
deelingen in de werken van het (Genootschap,
dat h^ de groote gouden medaille verleende,
^ne botanische en zoologische verzamelingen
zond hy aan het firitsch Museum, en nadat
hy korten tyd zyn vaderland bezocht had,
plaatste hy zich op last van de firitsche Be-
geering aan het hoofd eener commissie ter rege-
ling der grenzen van firitsch Gnyapa. De
wetenschappeiyke uitkomsten dezer expeditie
werden beechreven door zyn broeder Riohturd
in het werk: „Beisen in firitisch Guyana
1840—1844 (1847, 8 dln)". Voorts schreef
Stkombwrgh: „The discovery of the empire of
Guiana by sir W. Baleigh (1848>". fiy zyn
terugkeer werd hy door de Koningin tot ridder
geslagen en tot firitsch ambtenaar benoemd.
In 1848—1857 was hy firitsch consul en ge-
volmachtigde op Haïti, sloot er in 1860 een
voor Engeland voordeelig handelsverdrag en
bracht den vrede met Am^ok^m tot stand. In
1867 werd hy consul van Siam te fiangkok,
doch keerde in 1864 in ziekeiyken toestand
naar Europa terug en overleed in de naby-
heid van fieriyn den 4den Maart 1866. Tot
zyne geschriften behoort ook nog de „History
of fiarbadoes (1847)". — Zyn broeder OHo^ I
geboren den 288ten Augustus 1810 te Voigt-
st&dt in Thttringen, studeerde te Halle in de
natuurwetenschap, redigeerde in 1846 — 1849
met Froriep het tydschrift: „Fortschritte der
G^eographie und Naturwissenschaft", vertrok in
1849 naar Australië, vanwaar hy belangryke
meteorologische waarnemingen overzond aan
het Geographisch Genootschap te Londen, en
overleed te fiuchafelde in Zuid-Australië den
16den Augustus 1867.
Sohön (Heinrich Theodor von), een Prui-
sisch staatsman, geboren den 20sten Januari
1778 te Löbegallen in Pruisisch Lithauen, stiH
deerde in de rechten en in de wy&begeerte, trad
in 1798 als referendaris in Pruisischen staats-
dienst en vertrok, nadat hy in 1796 te fier-
iyn het vereischte examen had afgelegd, in
1798 naar Engeland, om zich aldaar met de
staatsinrichting bekend te maken. Daarop werd
hy lid van de militaire commissie en van den
domeinraad te fiialystock en in 1802 geheim
financieraad te fieriyn. Na den rampspoedigen
slag hy Jena volgde by het Koninkiyk Hof
naar Königsberg, waar hy tot geheim staats-
raad en tot hoofd eener afdeeUng van alge-
meen bestuur benoemd werd. Het denkbeeld
der wedergeboorte van den Pruisischen Staat
is van hem afkomstig, en ook het „Politi-
sche Testament'' van SUi/n werd oorspronke-
lyk door hem ontworpen. Na het aftreden
van 8iem werd hy lid van het nieuwe ministerie,
maar legde weldra de portefeuille neder, om
ais regeeringspresident te Gumbinnen werkr
zaam te wezen. Na de oproeping desKonings
van 8 Februari 1818 bevorderde hy met y ver
de krygstoemstingen in zyne provincie. Toen
er vervolgens Bussische troepen binnenrukten
en zich van het oosteiyk gedeelte des landa
meester maakten, kwam hy daartegen met
kracht in verzet en wist de terugroeping te
bewerken van generaal FamluccL Den l^en
Mei 1818 werd hy gouverneur-generaal van
het land tusschen de Weichsel en de Bus-
sische grenzen, daarna Ud van den raad
van bestuur in de door de fiondgenooten be-
zette Duitsche gewesten, maar keerde in Mei
tot zyn post te Gumbinnen terug, totdat hg
zich in 1819 benoemd zag tot opperpresident
van West-Pruisen. Hier legde hy eene otge-
meene werkzaamheid aan den dag en werd
in 1824, by de vereeniging van Oost- en
West-Pruisen, aan het hoofd geplaatst van
het geheel, fiy de troonverwisseling van 1840
zocht hy voor Pruisen meer vryiinnige in-
stellingen te verkrygen en leverde o. a. by
den Koning eene memorie in, getiteld: „Woher
und wohin?", waarin hy aantoonde, dat de
bureaucratie onvereenigbaar was met deeisohen
des tyds en met de bMchaving van het Prui-
sische volk. Hoewel de Koning weinig gezind
was, aan zyn raad g^oor te geven, werd
Soköny zonder evenwel zyn post als opper-
president te verliezen, als minister naar Ber^
lyn ontboden. Het bleek echter eerlang, dat
het stelsel van het Hof niet in overeenstem-
ming was met zyne overtuiging, zoodat hfl
in 1842 zyn ontslag nam, waarna de Koning
hem tot burchtgraaf van llariënburg benoemde.
Na dien tyd woonde hy op zyn buitenverbiyf
Amau by Königsberg, waar hy den 28sten
Juli 1866 overleed. Na zyn dood verscheen
het boek: „Aus den Papieren des Ministers
SCHÖN-SCHONEN.
877
nnd Barggrafen von Varienborg, Theodorvon
Sebön (1876—1876, 4 dln)".
Sohönbaoh (Arnold), een gverig beoefe-
naar der Germaanscbe talen en geboren den
298ten Mei 1848 te Romborg in Bobemen,
stadeerde te Weenen en te BerlDn, promoveerde
in 1872, veetigde zieh in 1872 als docent te
Weenen en werd in 1873 te Graz buitengewoon
en in 1876 gewoon boogleeraar in de Doitscbe
taal en letterlmnde. H0 schreef: y^Ueber die
Karienklagen (1874)", — „Ueber die homo-
ristisohe Prosa des 19den Jahrhonderts (1875)*',
— „Ueber die Vorauer Bruchsttlcke des
Wigalois (1877)", — ^Ueber Andreas Knra-
mann (1878)", — „Altdentsche Predigten
(1879)", — ,.Bmchstttcke des Gedicbts von
der Zerstömng von Accon (1881)", — en „Stei-
riscbe and KHmtische Taidinge (met Ferdi-
mjmd BiêiAoff, 1881)".
Sohönb^oi (Christian Friedrich), een ver-
diensteiyk scheikandige, geboren den 18den
October 1799 te Metzingen, stadeerde te Til-
bingen en Erlangen in de nataorkandige we-
tenschappen, bezocht in 1826 Engeland en
Frankryk en zag zich in 1828 benoemd tot
hoogleeraar te Basel. Hier werd htf lid van
den Giooten Baad, en overleed te Baden- Baden
den 29sten Angnstas 1868. Hy verrQkte de
scheikandige wetenschap met belangryke ont-
dekkingen. In 1839 leverde h)) ozon en in
1844 bracht hg aan het licht, dat phosphor
het vermogen bezit, de daarmede in aanraking
gebrachte zaarstof in ozon te veranderen. In
1845 bereidde h0 nitro8accharine,nitraam7lam
en schietkatoen en verkreeg door oplossing
van dit laatste in aetheialkohol het coUodiam,
hetwelk op zyne aanbeveling in de heelknnde
gebezigd werd. Later hield hy zich vooi^l
bezig met de oxydatie en ontdekte op dat
gebied zooveel nieuwe feiten, dat de denk-
beelden omtrent die aangelegenheid eene merk-
waardige wyziging ondergingen. Behalve by-
dragen in tydschriften enz. schreef hy: „Das
Verhalten des Ei8enszamSaaerstoff(1837)", —
„Beitr^e zar physikalischen Chemie (1844)",
— „Ueber die Erzeagung des Ozons (1884)",
— en „Ueber die langsame and rasche Ver-
brennang der Körper in athmosphUrischer
Lnft (1845)".
Sohönberg (Friedrich Hermann von) of
S^omberif, een vermaard krygsbevelhebber,
geboren te Heidelberg in 1618, diende eerst
in Zweden en daarna in de Nederlanden, eerst
onder FrederÜB Mendrik en vervolgens onder
WüUm II en trad in 1650 in Franschen
dienst. Door Lodewijle XIV in 1660 naar Por-
tugal gezonden, noodzaakte hy door zyne
overwinningen in 1668 Spanje tot het erken-
nen der heerschappy van het Hols Braganza.
Nadat hy in 1675 niet minder voorspoedig in
Catalonië gestreden had, ontving hy, hoewel
Protestant, den maarschalksstaf. Gedurende
den veldtocht in de Nederlanden in 1676 ont-
zette hy Maastricht. By de opheffing van het
Edict van Nantes (1685) begaf hy zich in
Brandenburgschen dienst, werd gouverneur van
Pruisen, generalissimus van het leger en
minister, maar schaarde zich weldra onder de
vanen van Portugal, waar hy tot graaf vam
Meriola en tot grande benoemd werd. Einde-
lyk kwam hy weder in de Nederlandsche ge-
lederen en vergezelde Wülem III op zyne
expeditie naar Engeland en in 1689 naar
Ierland, waar Jakobut //eene landing beproefde.
Hy sneuvelde in den slag aan de Boyne den
30sten JuU 1690.
Sohönbrunn, een keizeriyk kasteel in
het aartshertogdom Oostenryk unter der Enns.
ten zuidwesten van Weenen en met deze stad
door een paardenspoor verbonden, was reeds
onder Keizer Mattkku een vorsteiykjachtslot,
ontving In 1744 van Maria Theretia zyne
tegenwoordige gedaante en dient steeds ge-
durende een gedeelte van den zomer tot ver-
biyf van het Hof. De voorgevel heeft eene
breedte van 156 Ned. el en er zyn (die der
bygebonwen er onder begrepen) 1441 ver-
trekken. Bezienswaardig zyn er de slotlcapéL
de groote zaal, drie landschapszalen, de zaal
met de schilderstukken van Ramüton en de
ceremoniënzaal. Aan de zuidzyde van het
kasteel breidt het park zich uit, hetwelk
steeds geopend is voor het publiek. Aan de
tuinzyde heeft men een terras met eene groote
waterkom en 32 marmeren standbeelden.
Voorts vindt men er een botanischen tuin
met warme kassen, en op eene verhevenheid
de „Gloriëtte", eene zuilenhal ter lengte van
95 en ter breedte van 19 Ned. el. Den26sten
December 1805 werd er de Vrede van Presz-
burg bekrachtigd en den 14den October 1809
de Vrede van Weenen gesloten.
Sohöne. Onder dezen naam vermelden wy :
Alfired Kurt ImmcmuH Schüney een verdien-
teiyk letterkundige, geboren te Dresden den
16den October 1836. Hy studeerde teLeipzig,
werd docent aan het gymnasium te Dresden,
vestigde zich in 1864 als privaatdocent te
Leipzig, werd er in 1867 buitengewoon hoog-
leeraar en was van 1869 tot 1874 gewoon
hoogleeraar te Erlangen. Later woonde byte
Parys en zag zich in 1884 benoemd tot biblio-
thecaris van de universiteitsboekery te GÖttin-
gen. Hy leverde: „Quaestionum Hieronymia-
narum capitaselecta (1864)". — .(Jntersuchun-
gen über das Leben der Sappho (1867)", —
„Eusebii chronicorum libri duo (1866—1875,
2 dln)", — „Briefwechsel zwlschen Lessing
und seine Frau (2de druk, 1885)", — „Haupt-
manns Briefe an F. Hauser (1871, 2 dln)",—
„Thucydidis Ubri I et n (1874)", — «Ana-
lecta philologica historica (1870)", — en „Der
blaue Schleier (1880)".
Biekard SehOne^ een Duitsch archaeoloog,
geboren te Dresden den 5den Februari 1840,
Hy studeerde te Leipzig, bezocht daarop het
atelier van FHednch FrelUr te Weimar, ver-
toefde sedert 1864 in Italië en gedurende den
winter van 1867—1868 in Griekenland, ves-
tigde zich vervolgens als privaaatdocent te
Beriyn, werd in 1869 buitengewoon hoogleeraar
te Halle, zag zich in 1872 geplaatst by het mi-
nisterie van Eeredienst te Beriyn en werd er
in 1873 voordragend raad en in 1880 tevens
directeurgeneraal der musea in Pruisen. HQ
Bchreef : „Ueber Platon's Protagoras (1868)", —
Ueber Friedrich Preller's Odysseelandschaften
(1863)", — „Beitrage zur Lebensgeschichte
des Malers J. A. Carstens (1867)", — „Die
antiken Bildwerke des lateranischen Museums
(met Benndorfy 1867)", — en „Griechische
Beliefe aus athenischen Sammlungen (1872)".
Schonen, in het Zweedsch Skdnê^ een
Zweedsch landschap, omvat het zuideiyk ge-
878
SCH0NEN-8CH00L.
deelte van GothUnd en ia verdeeld In de 2
Iftn Mdlmö en Ckrisiiansiad. Het geheele
gewest telt op roim 200 Q geogr. mQl 581 275
inwonen (1884). Het land is er over het geheel
yh&k, maar draagt een tweetal van het oosten
naar het westen yoortschrgdende landmggen,
van welke de znideiyke in den Romeleklint
zich ter hoogte van 86 en de noordelijke zich
in den Kallen ter hoogte van 175 Ned. el
verheft. Tot de rivieren behooren er in het
zniden de WestraWram en de K&flingeAa,
en in het noorden de Bdnne-Aa en de Helge-
Aa. Schonen is de korenschnnr van Zweden.
Z0ne bewoners onderscheiden zich door een
eigen tongval en door het bewaren hnnner
onde zeden. De voornaamste bronnen van be-
staan zQn er hoofdzakelijk landbonw en vee-
teelt. Het ryk der delfbtoffen levert er lood-
erts, marmer en aloin, en in de laatste Jaren
worden er ook steenkolen gedolven. Schonen
is de zetel van het rykste ^eelte der Zweed-
Bche aristocratie, welke hier uitgestrekte be-
zittingen heeft. De aanzienlijkste stad is er
Halmd; voorts heeft men er Christianstad,
Land en Helslngborg. Te voren behoorde
Schonen aan Denemarken ; het werd eerst b0
den Vrede van Roeskilde (1658) voor goed
aan Zweden afgestaan. Pogingen van I^ne-
marken — de laatste in 1709 — , om zich weder
van dit gewest meester te maken, bleven zon-
der gevolg.
Sohöméld (Edaard), een verdienstelijk
sterrenkandige, geboren den 22sten December
1818 te Hildbarghaasen, was eerst assistent
te Bonn en werd in 1875 benoemd tot directeur
der sterrenwacht en tot hoogleeraar in de
sterrenkunde te Bonn. H|j maakte zich vooral
verdienstelijk door z{jne onderzoekingen om-
trent de veranderlijke sterren, alsm^e door
vele opstellen in de ,» Jahresberichten" van het
Manheimer Yerein itlr Naturknnde en in de
„Astronomische Nachrichten". Met Winneéke
redigeert h|j het „VierteUahrsschrlft des Astro-
nomischen CJesellschaft''.
Sohöning (Kart Wolfgang von), een ver-
dienstelijk schrijver op krUgskandig gebieden
geboren in 1789 te Morm in de Nenmark, trad
in 1806 in dienst bjj het Pruisische leger, nam
deel aan de veldtochten tot in 1815, verliet in
1827 als luitenant-kolonel den actieven dienst,
werd Hofmaarschalk van Prins KarL voorts
historiograaf van het leger met den titel van
generaal-nu^oor en overleed te Potsdam den
Sden April 1859. Van z|jne geschriften noemen
w|j : „Des (Jeneralfeldmarschalls Hans Adam
von Schöning Leben und Kriegsthaten (1867)*',
— „Die Generüle der Kurbrandenburgischen
nnd K9niglich preuszischen Armee von 1640—
1840 (1840)^ — „GeschichtedesBlflcherschen
Husarenregiments (1848)**, — „Historisch bio-
Sraphische Nachrichten zur Geschichte der
randenburgisch preuszischen Artillerie (1844
^1845, 3 dln)*\ — „Der SiebeiUHhrige Krieg,
Bich der Originalkorrespondenz Friedrlchs des
Groszen mit dem Prinsen Heinrich bearbeitet
(1851— 1858)^ — „Der bayrische Erbfolge-
krieg (1854)**, — en .Die fttnf ersten Jahre
der Begierung Friedrlchs des Groszen (1857)**.
Sohönlein (Johann Lucas), een verdien-
Bteigk geneeskundige, geboren den SOsten No-
vember 1783 te Bamberg, studeerde te Lands-
hut, Wttrzburg, Jena en Göttingen, werd in
1819 privaatdocent te* Wttrzburg en zag er
zich in 1820 benoemd tot buitengewoon en in
1825 tot gewoon hoogleeraar en tot directeur
van het Juliushospitaal. In 1833 vertrok hy
als professor naar Zurich en in 1839 naar
BerlQn, waar hy voorts geroepen werd tot de
betrekking van oppermedicinaalraad en referen-
daris b|| het ministerie van Onderwijs en tot
die van lyfkrts des Konings. In 1859 keerde
htj terug naar z|jne geboorteplaats Bamberg
en overleed aldaar den 23sten Januari 1864.
Htl vestigde te Wttrzburg de natuur-genees-
kundige school. ZQne voorlezingen z|jn in het
licht verschenen onder de titels: „Allgemeine
und specielle Pathologie und Therapie (1832
4 dln; 4de druk, 1839)**, — „KrankheitsAuniUé
der Typhen (1840)**, — en „Klinische Vortrilge
in dem Charitékrankenhaus zu Berlin (1842:
3de druk, 1843—1844)**.
Sohönthan (Franz von), een tooneeldich-
ter, geboren te Weenen in 1849 en bestemd
voor de militaire loopbaan, werd op 17-Jarigen
leeftyd kadet bQ de Ooetenryksche marine,
maar verliet na verloop van 4 jaren den dienst
om zich aan het tooneel te w|jden. Tevens
leverde h|j feuilletons, novellen in tQdschriften
en eindelijk tooneelstukken. Eerst in 1879
maakte hy opgang met het biyspel: „Das
Mftdchen aus der Fremde** en hy verbond
zich daarop als tooneeldichter aan den Wallner-
schouwbnrg te Beriyn. Daarop schreef hy:
„Sodom und Gomorrha**, — voorts met JfoMT/
„Der Zugvogel** en „Krieg im Frieden**. Tot
zyne Jongste stukken behooren: „AufTodund
Leben** en „ünsre Frauen (1880)**, — „Krieg
im Frieden (1881)**, — „Der Schabenstreich
(1882)*', — „Roderich Heller (1883)**, - „Der
Baub der Sablnerinnen**, — en „Frau Directer
Striese (1885, de laatste twee met zyn broeder
PauCy\ In 1884 werd hy hoofdregisseur in
den stadsschouwburg te Weenen en na het
verbranden van dezen vestigde hy zich te
Beriyn.
Sohoook (ICartinus), een verdiensteiyk
Nederlandsch letterkundige, geboren te Zalt-
Bommel den Isten April 1614, studeerde en
promoveerde te Utrecht en werd er in 163^
hoogleeraar in de oude talen en In de wel-
sprekendheid. Kort daarna aanvaardde hy een
professoraat te Deventer, doch vertrok eerlang
naar Beriyn, waar de Keurvorst van Branden-
burg hem tot zyn historieschryver benoemde.
Hy vestigde zich te Frankfort aan de Oder,
droeg den Ütel van honorair hoogleeraar en
overleed aldaar in 1669. Hy was een vrispel-
turig en twistziek geleerde, die eene lange
reeks van geschriften over velerlei onderwer-
pen heeft nagelaten.
Sohool (Eene) is een vertrek, waar leer-
lingen zich vereenigen, om onderwys te ont-
vangen. Zulk een vertrek moet ruim genoeg
zyn voor het aantal daarin aanwezige personen;
het moet eene voldoende hoeveelheid lichten
lucht ontvangen, droog en zindeiyk wezen en
tevens goed verwarmd en geventileerd. Het
moet voorzien wezen van de noodlge leer-
middelen en van goede schoolbanken en in
het algemeen voldoen aan de eischen, door
de hedendaagsche gezondheidsleer ten behoeve
der schoolgaande kinderen gesteld. — Eene
sohool noemt men ook wel de vereeniging der
leerlingen van denzelfden beroemden meester,
SCeOOL-SCHOPENHAUER.
879
b0T. op bet gebied der scbilderkunst of der
wVsbegef rte. Zie yoorts onder Onderw^.
Sohooloraft (Henry Bowe), een Ameri-
kaanscb geleerde, geboren den 288ten Haart
1798 te Watervliet in den Staat New Tork,
Ic^e zich vooral toe op de tcbei- en deUbtof-
konde, deed verscbillende wetenBchappeigke
reisen, werd in 1820 benoemd tot lid der
eomnüflaie, belast met het ondenoek der ko*
perlagen bg het Bovenmeer, hervatte daarop
iQne wetenschappelijke tochteni trad in het
howelük met de kleindochter van een voor-
malig opperhoofd der Indianen en lag zich
▼öor en na met staatkondige onderhandelingen
belast. Hg overleed te Washington den lOden
l>ecember 1864. Van zgne geschriften ver-
melden w)|: „Information respecting thehistory,
condiüon and prospects of the Indian tribes
Df the United States of America (1861—1855,
5 dln)", — „Personal memoirs of a residence
of tbirty years with the Indian tribes (1858)'*,
— en HNarrative of an ezploratory ezpeditioa
tothe sonrces of te Mississippi River (1832)*\
SohoolBpaarbanken werden in den
jongsten tgd in België, Engeland en ons Va-
derland meer en meer ingevoerd, om het op-
komend geslacht aan spaarzaamheid te ge-
wennen. De leerlingen van lagere scholen
worden nameigk in de gelegenheid gesteld,
sel& de kleinste geldeigke bUdragen aan hnn
onderwgzer ter hand te stellen, die daarop
de geheele som winstgevend belegt en aan
elk zQne inbrengst, vermeerdert met de rente,
later kan terugbetalen. Het denkbeeld tot de
stichting van schoolspaarbanken is in 1866
nitgegaan van den Belgischen staatsman Lau-
rmU. Het vond grooten byval, en verschillende
regeeringen ztjn geneigd die stichting met
kracht te bevorderen. Zg zgn echter na het
openen van de postspaarbanken op den ach-
tergrond geraakt.
Sohoonheid, zie AesthetUk.
SohoonflohrJIjven (calligraphie) is de
naam van eene kunst, welke niet alleen dni-
deigk en nauwkeurig, maar tevens een sier-
igk schrift levert, hetwelk wegens den vorm
der letters en de aangebrachte ornamenten uit
een aesthetisch oogpunt een kunstwerk Ican
worden genoemd. Het schoonschrgven met
letterversiering werd vooral beoefend voorde
uitvinding der boekdrukkunst; doch ook thans
'DOg heeft men in verschillende landen ver-
maarde calligraphen, aan wie de vervaardiging
Tan éen of ander merkwaardig document
wordt opgedragen. Het schoonschrgven, in den
zin van goed en dnideigk schrgven, is in ons
land opgenomen onder de leervakken van het
middellNiar onderwgs.
Sohoorl' (Jan van) of oo» 86hord^ een ver-
diensteigk Nederlandsch schilder, geboren te
Schoorl bg Alkmaar den Isten Augustus 1495,
vond in WüUm Coméluz, te Haarlem een hard-
vochtigen meester, maar oefende zich met gver,
was 8 Jaar bg hem werkzaam, begaf zich toen
naar den schilder WiCUm Comêlin, te Amster-
dam, vervolgens naar Jam van Mabuse te
Utrecht, bezocht de groote meesters te Keu-
len, Spiers en Straatsburg, voorts Aïbreeki
Dürer te Nnmberg, begaf zich naar Venetië,
■en vandaar met eenige bedevaartgangers naar
■Jerusalem, keerde te Venetië terug en reisde
naar Rome, waar hg nog vertoefde, toen
zgn landgenoot Adriaam den Pauseigken Stoel
beklom. Deze belastte hem met de uitvoering
van onderscheidene werken en beloonde hem
vorsteigk. Na den dood des Pausen verliet hg
Italië en reisde over Frankrgk, waar schit-
terende aanbiedingen van Fraiu I niet in
staat waren hem te doen bigven, want zgn
hart dreef hem naar de dochter van zgn
eersten meester. Toen hg te Haarlem aankwam,
was zg gehuwd met een goudsmid. Diep ge-
schokt, bepaalde hg zich bg de kunst. S^l
afwisseling was hg te Utrecht en te Haarlem
werkzaam en overleed in eerstgenoemde stad
den 6den December 1562. Kunstkenners hou-
den vele aan hem toegeschreven stukken
voor onecht. Algemeen worden aan hem toe-
gekend: een portret, in het BeWedére te
Weenen, — portretten van bedevaartgangers
naar het Heilige Land, op het stadhuis te
Utrecht, — de H. Maagd en de stichters van
het Kruisgasthuis, desgeigks op het stadhuis
te Utrecht, — de Kruisiging van Christus, te
Keulen, — een minnend paar, op Oorshams-
house in Engeland, — Tobias, door een Engel
geleid, op het stadhuis te Haarlem, — de
afbeeldingen van ridders van St. Jan, op het
stadhuis te Haarlem, — de doop van Christus
in de Jordaan, — en de lofzang van David,
beide desgeigks te Haarlem.
Schoorsteen (Een) is een kanaal of buis,
welke dient tot af?oer van verbrandingsprodnc-
ten en tot bevordering van de luchttrekking.
De door het vuur verwarmde en van zuurstof
beroofde lucht is soorteigk lichter dan de omrin-
gende lucht en stggt derhalve omhoog, terwgi
hare plaats door versche lucht vervangen wordt,
welke de verbranding onderhoudt. Wordt de
verwarmde lucht in een schoorsteen opgevan-
gen, dan koelt zg minder snel af, dan in eene
opene ruimte en stggt krachtiger omhoog,
zoodat hierdoor eene gewenschte luchttrek-
king tot stand komt. Men bevordert die trek-
king door het opstoken van het vuur, zoodat
het verschil van temperatuur tusschen de
lucht in den schoorsteen en de buitenlucht
toeneemt, — en door vermeerdering der
hoeveelheid warme lucht, *t geen geschie-
den kan door verlenging van den schoorsteen.
In het idgemeen zgn ronde schoorsteenen
doelmatiger dan kantige, omdat zg geene
hindernis opleveren voor de spiraalvormig op-
klimmende rookkolom; ook is het om die
reden van belang den binnenwand van den
schoorsteen glad te maken. Uzeren schoor-
steenbuizen zgn wegens een sterken aanslag,
vaak ook wegens de vorming van zwavelzuur
en gzervitriool, niet aan te bevelen. Het best zgn
voorzeker gemetselde schoorsteenen, die van
binnen met verglaasde tegels bekleed zgn. Om
het inregenen of het invallen van den wind in
den schoorsteen te verhinderen, werd deze tot
op den jongsten tgd gewoonigk met eene vaste
of draaibare kap bedekt, terwgi men thana
bg nauwe opening van den schoorsteen zel-
ven die bedekking veelal onnoodig acht. Hooge
schoorsteenen vindt men vooral bg üabrieken.
Sohopeohauer. Onder dezen naam ver-
melden wg:
Arihmr Sehapenhamer een uitstekend Duitsch
wgsgeer. getioren te Dantzig den 228ten
Februari 1788. Hg legde zich aanvankeigk toe
op den handel en deed reizen naar Engeland
SCHOPENHAÜEE— SCHOEN.
en Frankryk) maar koos na den dood zyns ya-
deneene wetenschappeiyke loopbaan, stadeerde
te Göttingen, BerlUn en Jena, schreef in 1819:
„Die Welt als Wille und Vorstellung", vol-
bracht eene reis naar Italië, yestigde dch als
privaatdocent te Berijjn en vertrok in 1881
naar Frankfort aan de Hain, waar bQ zich
met het vervaardigen van wQsgeerige opstellen
bezig hield, en werd door toedoen van Frauetê-
êt&dt vooral in zQne laatste leven^aren in
stJne waarde erkend. Hy overleed den 21sten
September 1860. Behalve reeds genoemd ge-
schrift, waarvan in 1873 eene tweede uitgave
verscheen, schreef h||: „Ueber die vierfache
Wttrzel des Satses vom znreichenden Grand
(1813; 4de druk, 1875)", — „Ueber den WUlen
in der Natnr (1836; 3de druk, 1867)'\ — „Die
beiden Grandprobleme der Ethik (1841 ; 2de
druk, 1860)", — en „Parerga nnd Paralipo-
mena (1851 ; 3de drnk, 1874)". Zgne „Sümmt-
liche Werke" zyn na zQn dood door FroMen-
iiSdt in 6 deelen in het licht gegeven. De
wflsbegeerte van Schopenhauer vindt haren
grond^ag in de „Vemunftkritik" van Zami,
en wél, evenals die van Fichte^ in het ideale,
en niet, gelfik die van Serharty in het realis-
tische element van dien wUsgeer. Zy noemt,
evenals Kant, de in ruimte en tyd voorhan-
dene dingen enkel verschynselen, — ruimte
en tyd vormen van het denkvermogen, maar
verwerpt, evenals Fiehte en in stryd met het
gevoelen van Kant^ de meening, dat men van
het bestaan der verschynselen besluiten kan
tot het bestaan van een achter die diugen
aanwezig voorwerp als oorzaak van deze. Hy
is de vader der p^mistische wereldbeschou-
wing en heeft alle krachten ingespannen om
te betoogen, dat alles hier op aarde op eene
ellendige wyze is ingericht, zoodat *s menschen
leven eigeniyk geene waarde heeft. Van zUne
voornaamste aanhangers en volgelingen noe-
men wy : S, von Martmanm , Bahtuem en
Ziêidner.
Johcmna Senrietie Schopenhauer^ eene Duitsche
schryAter, geboren te Dantzig in Juli 1770.
zy heette van haar zelve Trosina en trad in
het huweiyk met den bankier Meinrich Scho-
penhauer. Sedert 1793 woonde zy met haar
echtgenoot te Hamburg en in 1803 ondernamen
beiden eene groote reis door Holland, Frankryk,
Engeland en Dnitschhind. In 1806 werd zy
weduwe en vestigde zich te Weimar, woonde
vervolgens te Weimar (1832—1837), daarna te
Bonn en overleed te Jena den 18den April
1838. zy schreef o. a.: „Reise durch England
nnd Schottland (3de druk, 1826)", — „Novellen,
firemd und eigen (1816)", — „Reise durch das
sfldliche Frankreich bis Chamouoy (2de druk,
1824)", — „ Au&flucht an den Bhein nnd dessen
nftchste Umgebnngen (1818)", — den roman :
«Gabriele (3de druk, 1830)", — „Johann von
Evck nnd seinè Nachfolger (1822, 2 dln)", —
.Die Tante (1823, 2 dln)", - „SidonU (1828
8 dln)", — een groot aantal novellen en ver-
halen, — en „Aubflug an den Niederrhein und
Belgien (1831)". Hare gezameniyke geschriften
beslaan 24 en haar letterkundige „Nachlasz"
twee deelen.
Sohöpf (Peter), een verdiensteiyk beeld-
houwer, geboren te München in 1804, genoot
het onderwys aan de Académie aldaar en
vervaardigde op zyn 208te Jaar reeds kunst-
gewrochten in den geest der Ouden, welke
hem groeten roem bezorgden. In 1832 ging
hy naar Rome, bezocht er het atelier van
Thorwaldêen en schiep er een „Musiceerenden
herdersknaap", — „Oedipus met den Sphinx",
— „Yenus met een spiegel", — „Sappho", enz.
Ook beitelde hy reliéfs voor het Walhalla,
onderscheidene borstbeelden voor de Ruhmea-
halie enz. en overleed te Rome den 13den
September 1875.
Sohöpflin (Johann Daniël), een verdien-
steiyk geschied- en oudheidkundige, geboren
den 7den September 1694 te Salzburg in de
Breisgau, studeerde te Basel en te Straats-
burg, verkreeg in laatstgenoemde stad een
leerstoel in de geschiedenis en welq[»rekend«
heid, werd in 1760 Fransch historiograaf en
overleed den 7den Augustus 1771. Hy schreef
o.a.: „Alsatia iUustrata (1751-1771, 2 dln)",
— „Historia ZaringaBadensis (1763—1766, 7
dln)", — en „Alsatia diplomatica (1772 -1775,
2 dln)". zyne belangrUke boekery en zyne
verzameling van oudheden vermaakte hy aan
de stad Straatsburg, maar zy werden den 248(en
Augustus 1870 by het bombardement door de
vlammen verwoest.
Sohoppe (Amalia, eigeniyk Emma Sophle),
eene verdiensteiyke schry&ter, geboren den
9den October 1791 op het eiland Femem aan
de kust van Holsfein, was de dochter van
den geneesheer JFeitey ontving eene voortreffe-
lyke opvoeding, stichtte eene kostschool voor
meir^es en trouwde met den zdvoctad Sohoppe
te Hamburg. Voorts maakte zy kennis met
Vamha^enf Chamitto en Jmtimu Ktrw&r en
leverde gedichten in JaarboelO^ ^^z. Ook
leverde zy: „Gesammelte Erz&hlungen und
Novellen (1828-1836, 1 dln)", — „Erinne-
ruDgen aus meinem Leben (1838, 2 dln)" en
vele geschriften voor de Jeugd. In 1851 ver-
trok zy naar Noord Amerika en overleed den
25&ten September 1858 te Shenectady in den
Staat New York.
Sohorlemer-Alst (Burghard, vryheer
von), een Duitsch staatsman, geboren den 2l8ten
October 1825 op het kasteel Heringhausen in
Westfalen, bezocht de militaire school te Dres-
den, was gedurende 12 jaar officier by de
ulanen en nam daarop zyn ontslag om sich
aan het beheer van zyn landgoed Alst btf
Burgsteinfnrt te wyden. Hy is Pauseiyk ka-
merheer, sedert 1863 lid van het landbouw-
collegie, directeur van onderscheidene land-
bouwvereenigingen en behoort sedert 1870
tot het Huis van Afgevaardigden in Pruisen
en tot den Duitschen Ryksd]^. Hy is er éen
van de welsprekendste en invloedrykste leden
van het centram. Van zyne geschriften noemen
wy: „Die Lage des iftndllchen Grundbeaitzea
in West&len (1866)", — en een bundel rede-
voeringen (1880), door hem als volksverte-
genwoordiger uitgesproken.
Sohom. Onder dezen naam vermelden wy:
Johann Karl Ludwig von Sehom^ een uit-
stekend kunstkenner, geboren den 9den Juni
1793 te Castell in Franken. Hy studeerde te
Erlangen^ werd leeraar te Castell envestiffde
zich in 1816 te Mttnchen, voorts te Dresden
en toen te Stuttgart, waar hy zich met de
redactie van het „Kunstblatt" belastte. In
1822 en 1823 volbracht hy eene reis naar Italië
en Frankryk en in 1826 werd hy professor
SCHORN-SCHORSENEEREN.
881
in de kanstgescbiedento en aesthetik aan de
académie en aan de aniveraiteit te München.
In dat Jaar reisde hU naar Engeland en de
Nederlanden en in 1833 werd liy naar Weimar
geroepen, waar h0 werkzaam was aan eene
reorganisatie der school voor Schoone Kun-
sten en aan de versieringen van het kasteel.
Ia 1889 werd hQ door den Groothertog in den
adelstand opgenomen en hy overleed den
17den Februari 1842. Van zyne geschriften
vermelden w0: „Beschreibung der Mflnchener
Olyptothek (1830)*\ — „Leben der ansge-
zeichnesten Maler, Bildhauer and Baumeister
(naar Vasari, 1832—1837, dl 1 en 2y\ — en
„Umrisz einer Theorie der bildenden Kflnste
(1836)".
Karl Sckom, een verdienstelijk historie- en
genreschilder en een neef van den voorgaande.
Hy werd geboren te Düsseldorf in 1802, be-
zocht de académie aldaar, voorts van 1824 tot
1827 te Parlfs de ateliers van Oros en Ijiyrèf
en spoedde zich met Comelius naar Mttnchen,
waar hy zich onder de leiding van Memrieh
Ben verder ontwikkelde. In 1832 vertrok
hy naar Beriyn en werd in 1847 professor
aan de académie te Mttnchen. Hy overleed
den 7den October 1850. In zyne genrestukken
openbaart zich eene anti- R. Katholieke richting.
Tydens zyn verbiyf te Mttnchen leverde hy
twee cartons voor vensters van den Dom te
Regensburg, en te Beriyn schilderde hy:
„Pygmalion", — „Maria Stuart en Riccio", —
„Karel V in het klooster San Yuste", —
„Paus Paulus III", — -Het verhoor der
Wederdoopers na de inneming van Mttnster",
enz. — en toen hy ten derden male te Mttn-
chen zyn verbiyf hield, ontstond het onvol-
tooide, reusachtige stuk: „De Zondvloed",
thans in de nieuwe Pinacotheek.
Schorpioen (3corpio) is de naam van
van een geslacht en eene familie uit de klasse
•der Spinaéhtige dieren (ArachnoYdea). De schor-
^pioenen hebben een lichaam, dat uit een
fcopborststuk en een geleed achteriyf bestaat.
Aan het eerste zyn 8 pooten bevestigd. De
4mderkaken zyn voorzien van schaarvormige
De schorpioea.
tasters, die langer zyn dan de pooten. Het
achteriyf is verdeeld in ringen, van welke de
laatste zee de gedaante hebben van een staart
«n waarvan de laatste, dikkere geleding in-
iwendig eene gif klier bevat en in een door-
boorden gifstekel eindigt. Aan weêrszyden
van het lichaam ziet men 4 luchtgaten. Zy
hebben 5 tot 12 oogen. Zy loopen snel en
krommen den staart over den rug, zoodat de
stekel naar voren is gericht. De steek van
den Europeeschen schorpioen (Scorpio Euro-
paeus, zie bygaande afbeelding) kan voor den
mensch pyniyk wezen, zooals die van eene
wesp of van een horzel, maar is niet gevaariyk
voor het leven, — *tgeen men van densteek
der grootere soorten (byv. 8o, Af er uitOost-
Indië en Afrika) in de keerkringslanden niet
verzekeren kan. Het 1)este middel tegen den
steek van schorpioenen is ammonia.
Schors (cortex) is de naam van het
buitenste bekleedsel van boomstammen, die
de opperhuid verloren hebben. Het bestaat
uit de buitenste schorslaag, de binnenste
schorslaag en den bast De opperhuid is by
alle Jonge stammen en takken het buitenste
omkleedsel, van spleetopenlngen en dikwyis
ook aan de oppervlakte van haren, stekels en
andere organen voorzien. Wordt de ph&nt ouder,
dan scheurt de opperhuid, om eerlang geheel en
al te verdwynen. — De buitenste schorslaag, on-
der de opperhuid gelegen, bestaat uit een plaat-
of dobbelsteenvormig celweefsel, maar als de
opperhuid verdwynt, ontstaat er eene vorming
van talryke in horizontale ryen met elkander
verbondene cellen, waardoor zy in eene kurk-
laag verandert. Is zy als samenhangend geheel
zeer rekbaar, dan draagt zy den naam van
periderma. By de berken bestaat zy uit
een groot aantal lagen, welke zoo dun zyn
als papier. — De binnenste schorslaag bestaat
uit nagenoeg ronde, dikwyis met bladgroen
gevulde cellen. — Omtrent den hatt raadplege
men het artikel van dien naam. — By vele
boomen, vooral in een ruw klimaat, wordt
de schors, die zich niet genoeg met den
houtgroei kan uitzetten, door onregelmatige,
netvormige spleten ingescheurd. Daardoor
ontstaat de ruwe schors by pere- en eikeboomen,
en zelfti het firaaie periderma van kersen- en
berkenboomen spiyt wel van éen. Door vele
boomen, byv. door den plataan, worden de
buitenste schorslagen als schubben afgeworpen,
en men merkt dit verschynsel vooral ook op
by den wynstok. De schors is een gewichtig
deel van den stam. Wanneer men rondom
dezen een kleinen schorsring wegsnydt, moet
de boom sterven. Door de schors toch dalen
de sappen naar beneden, die in het Jooge
hout opklimmen. Zy is dan ook de verzamel-
plaats van vele stoffen, die men in het hout
slechts in geringe hoeveelheid aantreft,
zoodat menige soort van schors van belaag is
om hare geneeskrachtige eigenschappen. In
krnidaohtige stengels vindt men soms onder
de opperh«id een wit, glinsterend parenohym,
dat met den naam van coUmekjfm bestempeld
wordt. By de grassen en oypergrassen beeft
men bastvezels onmiddeHyk onder de opperhuid.
Schorseneeren, afkomstig van het Itali-
aansche scorta nera (zwarte schors), zyn
planten uit de familie der SaémgeeièlMoe'
m\gen. (Compositae). Zy dragen lanoetvormige,
onder aan den stengel en verder naar boven
ongesteelde bladeren en gele bloemhoofcUoB,
benevens penvormige, vleezige, van buiten
zwarte wortels, die een keurigen schotel op-
leveren. Wy geven in a eene afbeelding van
382
SCHORSENEEBEN— SCHOT.
eene in het wild groeiende en in h die van het
blad eener gekweekte plant, beide op Vade
der natnnrmke grootte, in e die yan een ge-
deelte van den bloembodem op 4-voadige
grootte, in d die van eene bloem op Va^o
der natnnrltjke grootte, in e die van twee
tanden yan den bloemkroonrand op7-Toadige
2 rootte, en in f die v.in eene vracht op de
nbbele grootte.
Sohortinghuis (Willem), in de eerste
helft der voorgaande eeuw predikant te Weener
(OosirFrieBland) en Uidwolde (Groningen)^
gaf in 1740 een boek in het licht, getiteld:
„Het innig Christendom, tot overtni^ng van
onbegenadigde, bestnring en opwekking van
begenadigde, in deszelfb allerinnigste en weien-
igkste deelen gestalteltJk en bevindeigk voor-
gesteld*', dat wegens s^n grof- mystieken inbond
groeten bgval vond en bg herhaling gedmkt
werd. Merkwaardig zgn daarin „de vflf nieten*'
waarin volgens den schr||ver het weaen van
het schot komt inzonderheid de kc^el-
in aanmerking. Hieronder verstaat men
in de artilleriewetenschap de baan, die door
he^ swaartepant van een weggeschoten pro-
jectiel wordt doorloopen.
Wanneer men aanneemt, dat de lacht geen
invloed aitoefent op de beweging van het
projectiel, is de kogelbaan, sooals gemakke-
igk te bewezen valt, eene parabool. In wer-
keigkheid echter wordt de beweging van het
projectiel door den weerstand der lacht ver-
traagd en is de kogelbaan eene kromme lyn
van dnbbele kromming, waarvan de vergelQ-
king slechts bg benadering te bepalen is.
Het gedeelte der baan van af de monding
tot aan het hoogste pont of het eulminaHmni
heet dê Himmmdey het andere deel dê daUmdê
tak der baan. Door dê Mling der haan in
eenig pnnt verstaat men den hoek, dien de
raakltfn in dat pnnt maakt met het horizon-
tale vlak; de scherpe hoek, dien de raaklQn
Scorzonera hispanica.
het Christendom gelegen is, nameigk: De
mensch wil niet, kan niet, moet niet, heeft
niet en dengt niet."
Schot (Een) is de ontbranding van een vnnr-
mond of van een draagbaar vnarwapen. Men
onderscheidt naar de richting kerm-, virMr- en
opgeUehoiem^ — naar de hoeveelheid baskroit
schoten met volley vermoakte of venterkte
lading, — naar het projectiel schoten met
kogdëy karietee», gramaatkartetten en granaten^
terwgi men voorts werpt met hommen, grama-
tenj epiegeJ^amateny steenen, kogels^ Ueht- en
hramdkogeli^ — naar den stand van de as der
ziel éleiaHetchoièiê, korutmtaU eekoiem, pUmgee-
rende en horende schoten , — naar de strekking
van het doel front-, écharpeer-y flank-^ enJUeer-y
revere-f rug- en hriooUokotenj — en naar de
nitwerking rol- rioooket-, demonteer- en hree-
tehoten. Zie voorts onder Ghst^ut- en ffand-
in het eindpunt maakt met dit vlak, wordt
invalikoek genoemd. De eckooteverAeid is de
horizontale afetand van het begin- tot het
eindpnnt. Het gedeelte der baan, waarin het
projectiel zich niet hooger bevindt dan het
doel, heet hettrijkend, de horizontale projec-
tie van het bestrlfkend gedeelte wordt hestre-
ken rwmie genoemd. Bg het vnren met spring-
projectielen noemt men het pnnt, waar het
projectiel springt, het tprirngpunt, den afbtand
van den vunnnond tot dat pont den epring-
afttand, BQ het vnren met granaatkartetsen
heet de horizontale afstand van het spring-
pnnt tot het doel het interval. De vlmekikoogte
in eenig punt der baan is de hoogte van dat
pnnt boven het horizontale vlak. dat door
het midden der monding gaat; de vlachthoogte
in het culminatiepunt wordt etdminatiehoogte
genoemd.
De terreinhoek ten opzichte van een bepaald
SCHOT-SCHOTLAND.
383
pont, b.v. het mlkpont, is de hoek, dien de
ign, die dat pont met de monding vereenigt,
met het horizontale vlak maakt. De hoek van
de zielas met dit vlak wordt etewUiêkoeh ge-
noemd. Bg het afgaan van het schot neemt
de sielas doorgaans een anderen stand aan;
de hoek, dien zQ dan met het horizontale vlak
maakt, heet tehooUhotik, Het verBchil tosschen
sehoots- en elevatiehoek draagt den naam
van vêrhefflngthoek.
De ign, die over de beide pnnten loopt,
waarover men richt, staat bekend onder den
naam van ricMUini de hoek, dien deze IQn
met de zielas maakt, wordt riekthoeJc genoemd.
De richthoek is geigk aan het verschil of de
som van elevatiehoek en terreinhoek. De af-
stand van de monding tot daar, waar de richt-
lt|n voor de tweede maal de kogelbaan snQdt,
heet d« draeki.
Schotanus è Sterrenga (Christiaan),
een verdiensteigk Friesch geschiedschrQver,
geboren te Schiogen den lOden September
1608, werd eerst predikant in zt)ne geboorie-
plaats en vervolgens te Con^nm, voorts in
1644 profMsor in de kerkeigke geschiedenis
aan de hoogeschool te Franeker, waar hg den
taden November 1671 overleed. Behalve een
aantal Latgosche, hoofdzakeigk godgeleerde
werken schreef hg: „Beschryving van de
Heerlykhejrd van Frieslandt tnssehen *t Flie
en de Lanwers, met nieuwe caerten van *t
Landschap, alsmede deOrieteniënendesteden
(1664)", — ^Beschryvinge en Chronyk van
Frieslandt tnssehen 't Flie en de Lanwers
(1666)", — en „Kerckelycke en wereldlycke
geschiedenissen van Oos^ en West-Frieslandt
tot den Jare 1683 (1668)".
Schotel. Onder dezen naam vermelden wg :
Jokamnêi ChrutuMom Sdkotd, een uitstekend
Nederlandsch zeeschilder, geboren te Dordrecht
den Uden November 1787. Schoon bestemd
om op het gebied der fabrieksngverheid werk-
zaam te wezen, legde hg zich met gver toe
op de teeken- en schilderkunst, oefende zich
onder de leiding van Meulemans en Sohouman
en oogstte in 1818 op de tentooostelUng te
Amsterdam met twee zeestnkken groeten roem.
Nn werd hg als met bestellingen overladen,
volbracht gedurig studiereizen op de Zeeuwsche
wateren en langs de Hollandsche kust, en
werd niet alleen benoemd tot ridder van den
Nederlandschen Leeuw, maar ook tot lid van
het Koninkigk Nederlandsch Instituut en van
onderscheidene binnen- en bnitenlandsche aca-
demiën. In 1827 bezocht hg Pargs en later
een gedeelte van Duitschland, alsmede de
kusten van Frankrgk en Engeland, waar hg
tabrgke schetsen verzamelde, die na zgnover-
igden, den 21sten December 1888, ten getale
van omstreeks 400, in zgne nalatenschap wer-
den gevonden. Een jaar na zgn dood werd
een gedenkteeken te zgner eer onthuld In de
Groote Kerk te Dordrecht. Zgne beste stuk-
ken zgn opgenomen in verschillende vorsteigke
kunstverzamelingen In Nederland, Pruisen,
Busland en Frankrgk, — voorts in het
Bgksmuseum te Amsterdam, in Teyler's
museum te Haarlem enz. Hg was ongetwgfeld
éen der grootste zeeschilders van zgn tgd;
zgne doeken onderscheiden zich dooreene ver-
bazende natuurigkheid; men ziet het water
golven en schuimen en de wolken drgven,en
het is alsof de frissche zeekoelte ons uit zgn
stuk te gemoet waait Zgne opvatting was
breed, maar eenvoudig en zgn koloriet krach-
tig. Li het algemeen vindt men trouwens in
zgne stukken meer werkeigkheid dan dichterig-
ken gloed.
Oülm D'um$niu Jakdbuê SehaUH, den oudsten
zoon van den voorgaande en een verdien-
steigk oudheidkundige, geboren te Dordrecht
den 9den April 1807. Hg studeerde in de
theologie en werd achtereenvolgens predikant
te Lage Zwaluwe, Chaam, Alfen en Baerle-
Nassau en Tilburg, verkreeg een eervol
emeritaat en vestigde zich daarna te Leiden.
Hg heeft eene lange reeks van geschriften
in het licht gegeven, van welke wg noemen:
yCommentatio de meritis B. Huidecoperi in
linguam, literasque Belgicas, anro omata
(1831—1834)", — „Leven, gedrukte werken
en handschriften van Comelto van Alkemade
en Pieter van der Schelling (1833)", — .Ker-
keigk Dordrecht (1839—1846, 2 dln)^ -
.G^eschied- en letterkundige uitspanningen
(1840)", — „Letter- en oudheidkundige avond-
stonden (1840)", — ,De abtdfi van Ëgnsburg
(1861)", — „Anna Maria Schurman (1863)".
— „Oude zeden en gebruiken in Nederland
(1869)", — „Geschiedenis der redergken in
Nederland (1861-1862; 2de druk 1871)", —
„Geschiedenis van den oorsprong, de invoe-
ring en de lotgevallen van den Heidelbergschen
Catechismus (1863)", — „Het oud Hollandsch
hui^ezin der 17de eeuw (1867)", — »po
openbare eeredienst der Nederlandsche Her-
vormde Kerk In de zestiende, zeventiende en
achttiende eeuw (1870-1871)", — „Vader-
landsche volksboe^es en volkssproolOes van
de vroegste tgden tot aan het einde der 18do
eeuw (1872—1874, 2 dln)", — en „De aca-
démie te Leiden in de 16de, 17de en 18de
eeuw (1876, 2 dln)". Voorts leverde hg
eene vertaling van de „Algemeene geschiede-
nis" van Beeker en een groot aantal bgdragen
in binnen- en bnitenlandsche tgdschriften.
Ptffmt Johatme» Sokotd, een broeder van
den voorgaande en, evenals zgn vader, een
uitstekend zeeschilder. Hg werd geboren te
Dordrecht den 17den Augustus 1808, ontving
aldaar eene goede opvoeding en legde rich
voorts onder de leiding van Jiiartimut Schors-
moM en van ^n vader met gver toe op do
teeken- en schilderkunst. In 1827 maakte hg
kennis met de beroemdste meesters te Pargs,
werd in 1830 leeraar in het teekenen aan het
marine-instituut te Medemblik, leverde op on-
derscheidene tentoonstellingen prachtige doe-
ken, nam deel aan een kruistocht naar de
Hiddellandsehe Zee, bepaalde zich na de op-
heffing van gemeld instituut bg de schilder-
kunst, woonde 8 'jaren te Dusscldorf, leverde
uitstekende platen bg „Heldendaden der Neder-
landen ter zee" van mr.. d^Jbn^tf, bracht zgne
laatste levensdagen door te Dresden en over-
leed aldaar den 23sten Juli 1866. Zgne ver-
eerders plaatsten een gedenkteeken op zgn
graf.
Schotland, het noordeigk gedeelte van
Groot Britanje (zie nevensgaande kaart van
Groot-Britanje en Ierland), grenst in het noor-
den aan den Atlantischen (kteaan, in het oosten
aan de Noordzee, in het zuiden aan Engeland
en is in het westen door een kanaal van Ierland
384
SCHOTLAND.
gescheiden. Het heeft eene knstlengte van
4072 Ned. mOl en met stjn 887 eilanden (de Ork-
ney^B, de Shetland- eilanden en de Hebriden)
-eene opperrlakte van 1483 Q geogr. mQl.De
■kusten zUn er meerendeels steil en sterk in-
^gefsneden, zoodat onderseheidene zee-annen
<firth8) ver in het land doordringen. Het
noordeltjkste punt des lands is Dnnnethead
op 68^40' N.B. en 8"^' W. L. van Greenwich,
en het zuidelQkste de steile Muil of Ghüloway
op 54*'88' N.B. en 4^51' WX.van Greenwich.
Men heeft er eene groote afwisseling van
liooge en lage landen, en het noordelQk ge-
deelte, de Hooglacden, is bergachtig. Tot de
hoogste toppen behooren er de Ben Klibreck
<964 Ned. el hoog), — de Ben More Araynt
(1000 Ned. el hoog), — de Ben Dearg (1082
Ned. el hoog), — de Sleogach (1220 Ned. el
boog), — de Wyvis (1044 Ned. el hoog), —
de Scoor na Lapich (1160 Ned. el hoog), —
de Mansool (1187 Ned. el hoog), — en de
Ben Attow (1 220 Ned. el hoog). Het zoideigk
gedeelte van de Hooglanden Is hoofdzakeigk
door het Grampiangebergte bedekt, dat zich
in den Ben Nevis ter hoogte van 1842 Ned.
ol verheft. Tossohen het Grampian- en het
-Cheviotgebergte strekken de Schotsche Laag-
landen (Lowlands) zich uit, welke zich door een
vruchtbaren bodem ónderscheiden. — In de
Hooglanden (Highlands) vindt menhoofdzakeigk
Bilurisohe gesteenten, nameljfk oonpronkelOken
leisteen, chlorietlei en grauwak, met glimmerlei,
gneis, kwanriet en kwartslei, door welke zich
graniet, sjniet en porfier een weg hebben ge-
baand. Ook heeft men er kalksteen en tns,
4ilsmede Devonischen zandsteen. In het midden
des lands heeft men uitgestrekte steenkolen-
en zandsteenbeddingen, — en in het zuiden
Silurischen lei-, zand- en kalksteen. — Deri-
▼ieren van Schotland ontspringen bgna alle
in het gebergte, maar zgn weinig geschikt
▼oor de scheepvaart; men heeft er de Tweed,
de Forth, de Tay, de Dee, de Don, de Spey, de
Nessen de Shin, welke zich in de Noordzee uit-
storten, — en de aanzienl()kste rivier aan de
•westkust is de Clyde. Men heeft er prachtige
•meren met eene gezamenigke oppervlakte
▼an 80 p geogr. mgi; het voornaamste van
deze is net Loch Lomond. In het Glenmore-
dal is eene reelu van meren door het C!ale-
donisohe Kanaal verbonden. Het klimaat on-
dervindt er den invloed van den (ïolfstroom
en van de gsgevaarten der NoordelQke Poolzee.
•In het vooijaar waaien er koude winden uit
het noorden en oosten, en in den zomer
zoele, vochtige winden uit het zuiden en
westen. In de Laaglanden beweegt zich de
thermometer tnsschen — 8 en -f 24 O. De
^gemiddelde warmte is te Edinburgh 8,9^ C. —
De bevolking van Schotland bedroeg in 1886
büna 4 millioen zielen. Er zQn 8 steden met
meer dan 100000 inwoners, nameljfkGlasgow,
Edinburgh en Dundee, en 7 met meer dan
20000 inwoners. De bewoner van Schotland
is bezadigd, stout en volhardend en vrooiyker
van aard dan die van Engeland; hy is zeer
aan zQu vaderland gehecht Er bestaat echter
een aanmerkel0k verschil tusschen den Hoog-
lander en den Laaglander. De taal van den
eerste is het Ersisch, een tak van het Gae-
lisch en vermaagschapt met het lersoh. Het
wSchotsch der Hooglanders is eene af^onderlffke
taal, uit het Angelsaksisch van Noord-Ger-
maansche volkpUintingen ontstaan. Voorts
hebben de Hooglanders eene eigenaardige
kleeding zonder broeken, doch deze is in de
laatste honderd Jaar meer en meer verdwenen.
— In het zuiden van Schotland l>evindt zich
de landbouw op een hoogen trap van volkomen-
heid. Men verbouwt er vooral havw en gerst,
voorts tarwe, aardappelen enz. Ook heeft men
er uitgestrekte boeschen. De veeteelt is er van
veel belang; in 1876 had men er 188000
paarden, 7 millioen schapen, ruim een millioen
runderen enz. Langs de kust bloeit de vis-
scherQ, vooral op haring en kabe({auw, ter-
wgi de rivieren en meren er veel zalm op-
leveren. Tot de delfttoifen behooren er lood
met zilver, aluin, steenkolen, marmer, gra-
niet en turf. De middelen van vervoer hebben
er in de Jongste Jaren eene aanmerkeiyke nït-
breiding ondergaan. In 1884 bedroeg de lengte
der spoorwegen er 4826 Ned. m01; daaraan
was ten koste gelegd ruim honderd millioen
pond sterling en zQ leverden eene netto-op-
brengst van 8687000 pond steriing. Voorts
is de Clyde de verzamelplaats van de meeste
koopvawdjischepen en Glasgow de voomaamite
zetel van het handelsverkeer.
Na het verlies der staatkundige zelfstandig-
heid kon zich in Schotland geene nationale
letterkunde ontwikkelen. Aüa» Bmmo^ eehter
deed in het begin der 18de eeuw het vader
landsch volkslied weder ontwaken en werd
hierin nagevolgd door Bóberi Fêrguiom^ doch
die beiden werden overtroffen door Bcbeii Bwms
en JUtm Ommiiiffham, Andere Schotsche dich-
ters, zooals Thomton, Hwme^ Faloonêir^ BUuSc-
lock en BeatUe^ veroverden eene plaats op
den Engelschen zangberg, welke later roem-
rt|k ingenomen werd door WdU^r Secit^
Campbdl en Jokamua BaiUiê. Sedert het mid-
den der 18de eeuw durfden de Schotten op
elk gebied van wetenschap den wedstrQd
wagen met de Engelschen. Zy hadden eene
eig^e wysgeerige school, van welke inzon-
derheid DiMvid ffume de vertegenwoordiger
vras, terwgi vooral Thomas BM zich onder
zffne tegenstanders onderscheidde. Voor de
yolksontwikkeling werd in Schotland veel
beter gezorgd dan in Engeland. Beeds in 1696
was elke gemeente verplicht, eene eigene
school op te richten. Het is vraar, dat 10 %
van de mannen en 19 % van de vrouwen niet
kunnen lezen of schreven, maar deze onwe-
tenden zt|n bt)na allen afkomstig uit Ierland.
De 4 hoogescholen te Edinburgh, Glasgow,
Aberdeen en St. Andrews tellen te namen 100
hoogleeraren en worden door omstreeks 8000
studenten bezocht.
De staatsregeling is vooral in den Jongsten
tgd in Schotland aanmerkeigk verbeterd. Het
is een zeliMandig KoninkrUk, maar sedert 16
Maart 1707 met Engeland vereenigd onder
den gezameniyken naam van Groot-Britaide.
Volgene de Beformbill van 7 JuU 1882 bezit
er ieder grondeigenaar, wiens goederen Jaar-
lyks 10 pond sterling opbrengen, het stemrecht.
Schotland vaardigt 16 pairs af naar het Hooger
Huis en 71 leden naar het Lagerhuis. Het
heeft zQue eigene rechtsbedeeling, en de Staats-
kerk is er de Presbyteriaanscbe, vraartoe 45%
van de bevolking behoort Naast dit Kerkge-
nootschap is dat der Vrje Schotsche Kerk, in
SCHOTLAND.
385
1843 gesticht, het talrgkst De Protestantsch-
Biflsehoppelflke Kerk heeft rooral onder de
hoogere klMse hare aanhangers, en de B.
Katholieken rormen slechts 9% der berolking
terwgi het getal der Independenten, Baptisten
•ens. niet groot is. Het land is in 32 graaf-
schappen of in 8 districten verdeeld.
Een gedeelte van het eiland Britannia, ten
noorden der Forth en der Clyde, was bQ den
aanvang onzer Jaartelling aan de Bomeinen
!>ekend onder den naam van Caledonië. Daar-
venhoven had het den alonden Keltischen naam
van Albn of Alban (Albania). Die van Scotia
of Schotland werd in overonden t0d aan Ier-
land toegekend en eerst van de 10de tQt de
12de eeaw van een gedeelte van Schotland
gebezigd, terwQl deze eerst in de 13de eenw
Se ondere benamingen verdrong. Op de oor-
«pronkeiyke bevolking volgden er de Kelten,
bepsaldelQk de Pieten. Hoewel Jvlws Caeior
feeds in 55 voor Chr. Britannië bezocht had,
werd het eiland eerst eene eeuw daarna,
•onder Keizer (^btk^ii», veroverd. Het znideltfke
gedeelte ontving nn den naam van Britannia
Somana, en het noordeltjke dien van Britan-
nia Barbara of Caledonia. Eerst J^ricola, sedert
78 na Chr. stadhouder in Britannië, strekte
«gne heerschappp nit over het noordeiyk
^deeMe en bracht den Oaledoniers in 86 in het
'Grampiangebergte eene nederlaag toe. Zjlne ver •
^vering ging echter verloren, en Keizer Radria-
4tus deed aan de noordeltjke grenzen van Britan-
nia Romana een wal opwerpen met kasteelen en
wachttorens. Eerst in 180 trok LoUUu ürbieut
verder en deed een tweeden wal verrtJxen
tosschen de monden van de Forth en de
•Clyde, die in 208—211 door Keizer Severus
versterkt werd. Toen de Romeinsche legioenen
iiet eiland verlieten, was men in het zuiden
«an de invallen der Pieten ter prooi, wes-
halve de AngelsalEsen te hulp werden geroe-
pen. Evenwel vernemen wy eerst in de 7de
eenw éen en ander nit de geschiedenis van
-Schotland. Er bestonden toen 4 verschillende
Bgken. In het noordwesten hadden zich de
nit Ierland derwaarts verhnisde Scoten van
Di&lriada gevestigd onder aanvoering van
¥€rgu8^ den zoon van IBrcy en van z0ne
1»roeders Ijoam en Angut. Meer oostwaarts
had men het Bt|k der Ploten, en in het zui-
den dat der Briten van Alcljde ten westen
en het Rtjk der Angeln van Bemicia ten
oosten. Reeds in de tweede helft der 6de
•eenw was er door den heiligen (Mumbanw
•het Christendom onder de Pieten verkondigd;
deze behoorden met de Scoten tot de lersch-
"Christeiyke Kerk, wier opperhoofd gezeteld
was op het eiland Hy of Jona. in het begin
der 8ste eenw evenwel mkte Nectcmus^ koning
der Pieten, zich los van de lersohe Kerk en
onderwierp zich aan den Pans, waarna ht$ in
717 de volgelingen van Cclwmbanus verdreef.
In 844 maakte Kmndh Mae Alpin, koning
der Scoten, zich meester van het gezag over
^e Pieten, en het vereenigd gebied ontving
<in de 10de eenw den naam van het koningr0k
Albanië. Het was reeds in de 9de eenw door
«eeroovers nit Noorwegen en Denemarken
geteisterd. In 945 werd, ten gevolge van een
•verbond van MaledUn I van Albanië, het Rjfk
van Alclyde in het voorgaande opgenomen,
^raama MaUolm leenman der Angelsaksen
xm.
werd, en het vereenigd gebied ontving in den
aanvang der 11de eenw den naam van Scotia
(Schotland). De laatste Koning van den stam
Kenneih Mac Alfw was McUoolm IL HQ
werd opgevolgd door den zoon zijner dochter,
door Duncan^ die in 1040 door Mat^h, den
zoon van Fiklaeohf werd gedood. Hoewel deze
in 1050 eene bedevaart naar Rome volbracht,
om vergiiVènis te erlangen, werd hQ in 1057
door Mdlcolm Illf den zoon van Dunean
omgebracht. BS de verovering van Engeland
door de Noormannen in 1066 koos MdUoUn
de z^de van den wettigen Engelschen Kroon-
pretendent JSdgat Aethdxng en bezorgde eene
wykplaats aan vele voortvluchtige Saksers.
Hoewel hQ WUlem de Veroveraar niet ver-
dry ven kon, maakte hy tochby vyfinvallenin
het noorden van Engeland vele gevangenen,
die het land bevolkten en de beschaving be-
vorderden. Alleen in de Hooglanden bleef de
Keltische oorspronkeiykheld heerschen. By
den dood van Maleolm in 1093 bezat Schot-
land zyne tegenwoordige grenzen. Yan zyne
zonen is de jongste, David J, de merkwaar-
digste (1124—1153). Onder zyn beheer werd
in Schotland het leenstelsel ingevoerd. Zyn
kleinzoon en opvolger Maleohn IV kon zich
niet handhaven in het gezag van zyn groot-
vader en werd in 1165 opgevolgd door zyn
broeder WÜUm de Leeuw, Deze deed in 1173
een inval in Engeland, maar werd in 1174
by Alnwick gevangen genomen. Toen hy in
1175 de Kroon herkreeg, moest hy die aan-
vaarden als een Engelsch leen. In 1209 werd
de onafhankeiykheid van Schotland op nieuw
erkend, en WUlem overleed in 1214. Zyn
opvolger Alexander II mengde zich in de
burgeroorlogen van Engeland en deed in 1216,
verbonden met den Kroonprins van Frankryk,
zelf^ een inval in het zuiden des lands; hy
zag zich echter genoodzaakt, vrede te sluiten
en moest den leeneed zweren aan HendM IIL
In 1221 trad hy in het huwèiyk met eene zuster
van den Koning van Engeland, terwyi twee zus-
ters van Alexander zich in den echt verbonden
met aanzieniyke Engelschen. Hy werd in 1259
opgevolgd door zyn zoon Alexander IIL Deze
behaalde in 1263 de overwinning op HaJco^
koning van Noorwegen, in den slag by Largs
en verkreeg later van diens opvolger Mtj^u»
de heerschappy over het eiland Kan en de
Hebriden tegen eene Jaariyksche schatting
van 100 mark zilver. Na den dood van ^2«paii-
dêr III (1286) en na dien van zyne acht-
jarige kleindochter, Mafgaireiha vam Noorwe-
gen^ traden onderscheidene Kroonpretendenten
op, en onder dezen konden de nakomelingen
der dochters van den Graaf van BwUingdon
(een broeder van Willem de Leeuw) de beste
aanspraak doen gelden. Zy waren John Baliol
en Sohert Bruoe, De Koning van Engeland
Sduard J, aan wien de beslissing door het
Schotsche Parlement werd opgedragen, kende
de Kroon toe aan BaUol, en deze nam haar
in 1232 als een Engelsch leen in bezit Toen
voorts Baliol zich met hulp van Frankryk
onafhankeiyk wilde maken, deed Bduardeen
inval in Schotland, nam hem in 1296 bU
Dunbar gevangen, ontzette hem van zynie
waardigheid en zond hem naar de gevangens
te Londen. Inmiddels werd Schotland door
Engelsche stadhouders geregeerd. In 1297
25
SCHOTLAND.
plaatste WUUam WaOaeê zich aan het hoofd
Tan een opstand, legepraalde bg Stirlinsr
maar werd in 1806 srevangen genomen enter
dood gebracht Doch in 1806 verjoeg Boberi
Bruee, de soon van den reeds genoemden
pretendent, ab aanvoerder van den Schot-
schen ad^ de Engelschen en beklom den troon
onder den naam van Boberi I. Wél moest hfi
kort daarna voor den Graaf mm Pmihrokê
bg Methven het onderspit delyen en lich
eenigen tUd op de Hebriden verschnilen, maar
reeds in 1807 daalde hg met eene aansienigke
^gsmacht van de Hooglanden af, bracht aan
de Engelschen eene aanmerkeigke schade toe
en behaalde op de troepen van JBAua^d II
in 1816 bg Bannockbnrn eene beslissende
overwinning. De pogingen van den Pans tot
herstel des yredes bleven vmchteloos. In 1822
deed Bduard weder een inval in Schotland,
waarop een wapenstilstand voor 18 Jaren ge-
sloten werd. Bobert echter verbrak dien in
1827, na den dood van Bduard, en noodsaakte
Jfor^uMT, die tgdens de minderjarigheid van
Bduard III het gezag in handen had, bg den
Vrede van Newcastle. afïBtand te doen van
alle rechten op Schotland. Boberi verbeterde
nn het binnenlandsch bestnor en onderwierp
de opperhoofden der clans zooveel mogeigk
aan de Kroon. Voorts riep hg naast den adel
en de geesteigkhdd een 16-tal afgevaardigden
van de groote steden des lands in het Parle-
ment Hg werd in 1829 opgevolgd door sgn
vierjarigen zoon David II, doch onderschei-
dene Bngelsche baronnen verlangden, dat
Bduard Baliol, een zoon van den vroegeren
Koning van dien naam. den troon zon be-
klimmen. Deze landde in 1882 in het graaf-
schap FifCi bracht den rgksbestunrder, Oraaf
Domüd vam Mar^ bg Dapplin eene nederlaag
toe en werd door zgne aanhangers te Scone
gekroond. Toen hg echter Bduard III als
zgn leenheer hnldlgde en zelA het kasteel
en de stad Berwick aan Engeland afstond,
plaatste zich Andreae Mwrrayy een oom van
DaieU, aan het hoofd van den verontvraardig-
den adel, en er ontstond eene nienwe worste-
ling met Engeland. Bduard III behaalde de
overwinning bg Halidonhill; David moest nn
de wgk nemen naar Frankrgk en na zgn
terugkeer werd hg in 1346 nabg Diirham ge-
slagen en gevangen genomen. Toch kon BtUiol
tegenover den vrgheidlievenden adel zgn gezag
niet handhaven, zoodat hg in 1866 de ]B[roon
nederlegde. Toen schonk Bduard aan David II
tegen een hoog losgeld de vrgheid en de
Kroon, onder voorwaarde, dat hg bg kinder-
loos overigden door een telg van het Engel-
sche KoningshniB zon worden opgevolgd. Bg
het sterven van David evenwel gevoelden de
Schotten zich niet verplicht tot het nakomen
van deze bepaling en riepen Boberi II, den
zoon eener dochter van Boberi Bruce en den
eerste der Siuarie, tot den troon.
Aangespoord door de Franschen, voerde
Boberi II (f 1899) bgna aanhoudend oorlog te-
gen Engeland. Zgn zoon en opvolger Boberi III
liet de zorg voor de regeering meerendeels
over aan ^n Jongeren broeder, later Hertog
van AVbany, en onder zgn bestuur hadden
er bloedige twisten plaats tuaschen de hoofd-
lieden der clans. Daar de eerzuchtige Aïbany
den Kroonprins, den Hertog vam BMtagf, we-
gens zgn berispeigken levenswandel in do
Kvangenis geworpen en vermoedeigk gedood
d (1402), zond de Koning zgn Jongeren
zoon JotfoiiM veiligheidshalve naar Frankrgk,
doch deze viel onderweegs in handen der
Engelschen. Smart over het verlies zgner
kinderen deed Boberi III in 1406 ten gravo
dalen. Alhamu belastte zich met het regent-
sehi4> ten behoeve van Joco^im J,'die bg voort-
during gevangen bleef, maar deed niets voor
de bevrgding van dezen. Na zgn overigden
in 1414 aanvaardde zgn zwakke zoon Murdac
het bewind; deze had een tegenzin in de
heerschappg en zorgde, dat de wettige Koning
in 1424 in vrgheid werd gesteld. Jaeobuê I
was' een ontwfi&keld en degeigk vorst die
onder de woeste Hooglanders de orde herstelde,
de regeering op de leest der Engelsohe schoeide,
voor het onderwgs zorgde, goede wetten uit-
vaardigde en de ngverheid bevorderde. Niette-
min werd hg in 1486 door sa&mgezworenen
uit den weg geruimd. Zyn zoon Jom^m// was
pas zes Jaar oud, zoodat Sir Alewander Li:
vit^êiom en de kanselier WUUam CrieJUo» de
teugels van het bewind in handen namen. Z^
verwaarloosden bg ouderlingen twist de be-
langen des lands. Eerst door de klimmende
macht van het Huis Doughu (zie aldaar) wer-
den zg tot eendracht gedwongen, zoodat ztf
eindeigk meester werden van de weerspannige
vazaUen. Jaoobm II kwam in 1460 bg de be-
legering van het kasteel Boxbnrgh om het
leven. Daar zgn zoon Jaeobu» III eerst 8 Jaar
oud was, kon de overmoedige adel zich weer
vrg bewegen, en ook na ^e meerderjarig-
heid duurden deze woelingen voort, zoodat
hg ia 1488 de nederlaag leed en op de vlucht
vermoord werd. Zgn zoon en opvolger Jakobue
IV was een vriend van ridderigken glansen
verwierf daardoor de gunst van den adeL In
1496 opende hg een oorlog tegen Engeland,
waarbg hg den pretendent ^erkim IFarbeck
ondersteunde, maar sloot in 1499 vrede met
Engeland en trad in 1607 in het huweigk
met Margairelka, eene dochter van Hendrik VIL
Toen echter zgn schoonbroeder Meudrik VIII
den Engelschen troon beklom, verwgderde
hg zich van dezen, verbond zien in 1618 met
Frankrgk. deed een inval in Northnmberland
en leed in laatstgenoemd Jaar de nederlaag
bg den berg Fiodden, waar hg met de bloem
van den adel sneuvelde. Zgne gemalin belastte
zich nu met het regentschap ten behoeve van zgn
twe^arigen zoon Jaoobue V, Zg bracht den vrede
tot stand met Engeland, trad in 1618 in hei
huweigk met Douglae, graaf vam At^ut, en
droeg aan dezen het bestuur op des Bgka.
Dit huweigk veroorzaakte een opstand van
den gverzuchtigen adel, zoodat Hertog Jokm
vam Albaojf, een neef van Jaeobuê III, uit
Frankrgk teruggeroepen en tot regent be-
noemd werd, terwgi Mar^areika de vlucht
moest nemen naar Engeland. Doch ook Albamf
kon het gezag niet handhaven. Er ontstonden
nieuwe botsingen, welke eerst een einde na-
men, toen Jaeobuê V zelf aan het bewind
kwam en den oproerigen adel beteugelde. Na
den dood zgner eerste gemalin, eene dochter
van Frame I van Frankrgk. trad hg in 1687
in het huweigk met Uarta vam Quiie en
wekte daardoor de vgandige gezindheid vaa<
Engeland. Hg zelf waagde een inval in Enge^
SCHOTLAND.
887
land, maar zgn leger sloeg bg Solway Mom
lafhartig op de vlucht, waarna hg tot zwaar-
moedigheid yerriel en in 1542 Btierf.
De SchotBche geeeteigkheid was van oads
nagenoeg onafhandelSk geweest van den
Paoseigken Stoel, doordien eene Nationale
Synode er de kerkeiyke aangelegenheden be-
staarde, totdat in 1468, in spgt van het ver-
zet des volks, de stichting van het aartsbis-
dom St. Andrews van wege den Heiligen
Stoel werd doorgedreven. Daar de Koningen
de Kerk als eene bondgenoot beschoawden
tegen den invloedrijken adel, was hare macht
verbazend toegenomen, zoodat zQ In den aan-
vang der 16de eeaw de helft van den grond-
eigendom bezat. Dit wekte te meer den wrevel
van den adel en van de bargerj), omdat de gee8^
telffkheid zich zoowel door heersohzacht als
door onwetendheid gehaat maakte. De Her-
vorming vond dan ook in Schotland een zeer
vrachtbaren bodem. Zg werd er sedert 1526
verkondigd door PcUrik BamtUouy een leer-
ling van Luiher, en maakte er spoedig vor-
deringen door de varige prediking van Jokm
Knox^ een (fverig aanhanger van CkHvijn. De
laatste Koning had het Bt)k in een toestand
van groote verwarring achtergelaten aan z||ne
pasgeborene dochter Maria Stuart, ten wier
behoeve, op grond van een ondergeschoven
testament, de cardinaal David BêoUm tot aan
zgn dood in 1547 het regentschap waarnam.
Daarop werd Jakób Samütou, graaf oa» Arram
Byksbestaarder. Deze liet zich door Seiêdrik
VIII overhalen tot het plan, de Jeagdige
Koningin met den Prins wm WdUs te doen
troawen, doch toen Hendrik begeerde, dat
Maria Stuart aan hem zon worden aitgele-
verd, zag hg van dat voornemen af, en de
Bgksbestaarder nam eene vgandige hoading
aan tegen Engeland. Dientengevolge ontstond
een oorlog te^n Engeland, waarin de Regent
in 1544 bg Ancram-Moor de overwinning be-
haalde. Na den dood van Seiêdrik VIII deed
de Engelsche Bgksbestaarder Somerset moeite
om eea haweigk tot stand te brengen taa-
schen de Koningin van Schotland en Eduard
VL Daar zgne onderhandelingen niet slaagden,
verklaarde hg den oorlog en versloeg in 1547
de Schotten bg Pinkey. Niettemin wist de
Koningin-Moeder. Maria vam Omise. zgn ont-
werp te vergdelen door hare docnter eerst
in vestingen in veiligheid te brengen en haar
vervolgens naar Frankrgk te doen vertrekken,
waar zg verloofd werd met den oadsten zoon
van Semdrik 11^ later Koning Frans IL Na-
dat voorts Arram in 1554 het regentschap
had nedergelegd, trad de Koningin- Moeder In
zgne plaats op. Deze meende sterk genoeg
te wezen om het gezag der R. Katholieke
Kerkleer tegenover dat der Protestantsche te
handhaven. Sggestaan door Graaf Arram en
door den aartsbisschop van St. Andrews gaf
zg op nieuw geldendheid aan de oude wet-
ten tegen de ketters en stichtte eene gelooft-
rechtbank, om afvallige geesteigken te vonnis-
sen. De Protestantsche adel. door die ver-
metelheid gekrenkt en door de veroordeeling
van een godsdienstleeraar te Perth nog meer
verbitterd, greep in 1559 naar de wapens,
en er ontstond eene langdurige worsteling
tusschen de Lords, die de Koningin niet
langer als regentes erkenden en gesteund wer-
XIII.
den door JElixaheih van Engeland, aan de
éene en het met Fransche hulptroepen ver-
sterkte leger der Regentes aan de andere zgde.
Gedurende dien burgerkrgg overleed Maria
van Qftisêy en de Koning en haar gemaal
zonden afijevaardigden, naar Schotland waarna
in 1560 te Edinburgh de vrede tusschen de
twistende partgen gesloten werd. Frane II
en Maria Stuart deden aditand van den in
1551 aangenomen Koningstitel, de Fransche
hulptroepen verlieten het grondgebied van
Schotland en aan de Standen des Rgka
werd het recht toegekend om over de vrede te
beslissen. Tan de Kerkeigke aangelegen-
heden werd in het verdrag van Edinburgh
geen gewag gemaakt, maar het Protestantis-
mos had daardoor eene glansrgke overwin-
ning behaald; alleen de bBWoners der Hoog-
landen bleven meerendeels getrouw aan het
oude geloof. Door den hervormer Jokm Kno»
werd na, maar het voorbeeld van Genöve, de
Presbyteriale kerkordening ingevoerd, wier
republikeinsche vormen groeten aanstoot sa-
ven aan het Fransche Hof. Een groot gedeelte
der Kerkeigke goederen kwam in het bezit
der Protestanten. Reeds verbeidde de R. Ka-
tholieke partg in Schotland weder de tusschen-
komst van Frankrgk, doch de dood van
Framt II (1559) vergdelde hare verwachtingen
en deed Maria Stuart in 1561 naar Schot-
land terugkeeren. Aan het hoofd der zaken
bevond zich haar halfbroeder Jaeobue. dien zg
tot graaf Mwrrau verhief. Inmiddels vol-
hardde Maria in hare aanspraak op den troon
van Engeland en in haren gver voor den R.
Katholieken godsdienst, vooral nadat zg in 1565
met JETtffMy, lord Damley^ van moederszgde
een nakomeling van Hendrik VII van Enge-
land en van vaderzgde tot het Huis der
Stuarte behoorende, in het huweigk was ge-
treden. Weldra waren de aanvoerden der
Protestantsche partg genoodzaakt, naar En-
geland te vluchten, waar zg door JSligaibetk
gastvrg werden ontvangen. Nu kon Maria de
vernieuwde invoering van het R. Katholicis-
mus ongehinderd doorzetten. Velerlei omstan-
digheden echter, zooals de moord, door haren
gemaal op haar gunsteling Bicoio gepleegd,
hare minnarg met Graaf Jo^Ato^a, het ombren-
gen van Darnley en haar huweigk met Bath-
«oaU, deden haar aanmerkeigk dalen in de
openbare meening. Reeds wilde BatkweU zich
meester maken van den Jeugdigen erfgenaam
van den troon, den zoon van Maria en Dam-
leiff toen de adel een leger bgeenbracht, dat
in Juni 1567 te Carberry de troepen der Ko-
ningin ontmoette. Daar deze laatste weinig
strgdlnst aan den dag legden en BotkwtU de
wgk nam, moest Maria afetand doen van den
troon, waarna zg op het kasteel Lochleven
werd gevangen gehouden. De mindeijarige
Jaoohuë VI beklom nu den troon, terwgi Graaf
Murrajf zich met het regentschap belastte. Wèl
gelukte het üforia, uit hare gevangenis te
ontsnappen en een aanzienigk leger bgeen te
brengen, maar dit laatste werd den ISden Mei
1568 bg Langside door Murry geslagen, zoodat
Maria naar Blixaheth van Engeland vluchtte,
die haar deed gevangen zetten. De moord, in
1570 door zekeren EamiUon uit partgwoede
op Murray gepleegd, dompelde Schotland in
een draaikolk van burgertwisten, waarin Bli-
25*
388
SCHOTLAND.
gabeik sieh Diet weinig mengde; zy eindigden
in 1578 met liet aanvaarden der regeering door
den twaalfjarigen Koning, wien een staats-
raad yan 12 leden werd ter 2)|de gesteld.
Weldra bleek de yoorbarigheid yan dien stap,
daar Hofintrignes, meestal door deEngelsche
Koningin op liet tonw gezet, en het beyoor-
deelen yan gnnstelingen gedurig de nut des
Ryks yerstoorden. Mizabeth, door de B. Ka-
tholieke Mogendheden bedreigd, sloot in 1586
met Jacobm VI een yerbond tot bescherming
yan het Protestantismns en wist dezen door
een Jaargeld en door het uitzicht op de Engel-
sche Kroon zoo te yerblinden, dat htf zelfli
omtrent de terechtstelling zyner moeder (1587)
het stilzwtlgen bewaarde. Hoewel ht) zich nu
tegenover z0ne onderdanen yerbonden had,
het Protestantismns in bescherming te nemen,
werden toch de B. Katholieken heimeigk be-
gunstigd door het Hof, dat naar den wensch
des Konings door de invoering van het epis-
copaat de yrUheid van het Presbyteriaansche
kerkgenootschap beperkte en velerlei onlusten
deed ontstaan. Daar de macht van den hoogen
adel door de Hervorming was toegenomen,
dreef Jacobus VI door, dat ook afgevaardigden
van den lageren adel zitting zouden nemen
in het Parlement Dit laatste legde de vrU-
held der Kerk nog meer aan banden door
de benoeming van predikanten in de steden
aan den Koning op te dragen en het houden
van Kerkvergaderingen zonder verlof des Ko-
nings te verbieden. Intusschen werd de ker-
keltfke reactie gestuit door het overiyden van
JBUzabeik (1608), waarna Jaoolms de Engelsche
Kroon met die van Schotland vereenigde. Na-
dat Schotland geruimen tyd een krachtigen
tegenstand had geboden aan de Engelsche
wapens, werd het onder eervolle voorwaarden
by Engeland gevoegd. Het behield daarby
zyne eUgene grondwet en wetgeving; zyne
rechtbanken en zyn Parlement bleven onaf han-
keiyk van Engeland en hetbleeftevensinhet
bezit van een nationaal bestuur. Het was echter
meer in naam dan inderdaad een onaf hankeiyk
Koningryk en werd langer dan eene eeuw
in meer dan öen opzicht als eene onderworpene
provincie behandeld. Een voorstel van den
Koning (1604), om beide Byken tot éen geheel
samen te smelten, leed schipbreuk op den
onwil van het Engelsche Parlement. Kard J,
de zoon en opvolger van Jaeobus (1625), volgde
de staatkundige richting van zyn vader. De
openbare godsdienstoefeningen waren tot op
dien tyd naar den wensch des volks gehouden,
maar in 1635 namen Karel I en WUUam
Laudf aartsbisschop van Canterbury (Kantel-
berg), het besluit, de Schotten te dwingen
tot het aannemen van een eeredienst, welke
naar dien der B. Katholieken zweemde. Dit
deed in 1637 te Edinburgh eene volksbeweging
ontstaan, welke eerlang in eene omwenteling
veranderde. Te midden van het woelen der
hartstochten werd in 1638 het bezweren van
<le geloofsbeiydenis van 1581 (het Covenant)
vernieuwd, en deze verbreidde zich eerlang
over het geheele land, terwyi de pogingen,
om haar met geweld te onderdrukken, niet
slaagden. De Schotten, aangespoord door de
leiders der oppositie in Engeland en onder-
steund door ÈichdieUf trokken den 206ten
Augustus onder aanvoering van Letlie en
JioiUrou over de grenzen, zy werden door het
Parlement met open armen ontvangen, zoodat
zy eerst tegen het einde van 1641 Engeland
verlieten, met de belofte des Konings, dat hy
voortaan om de drie Jaar het Parlement bQ-
eenroepen en hieraan een belangryken invloed
op het Staatsbestuur toekennen zou. Later
hadden de Schotten in de Engelsehe Bevolntie
eene aanleiding om nog verder te gaan. Schot-
sche hulptroepen streden in 1644 byiüurston-
Moor en droegen by tot de nederlaag der
Koninkiyke troepen; ook werd Momtrose, die
in de Hooglanden de zaak des Konings zocht
te handhaven, in 1645 by Philiphaugh door
Lulie geslagen. Na de beslissende zegepraal
der Parlementstroepen by Naseby (16 Juni
1645) had Kard I geene andere uitkomst,
dan zich over te geven aan het Schotsche
leger, dat hem voor 400000 pond sterling
uiüeverde aan zyne Engelsche onderdanen.
Niet lang evenwel duurde de eendracht van
de Schotten en het Engelsche Parlement. Li
Schotland nameiyk wilde men hetKoninkiyk
gezag wel beperken, maar geenszins vernie-
tigen, en men had er bovenal een afkeer van
de leer der Independenten. Het Schotsche
Parlement knoopte derhalve onderhandelingen
aan met den Koning, en nadat deze de be-
krachtiging van het Covenant beloofd had,
zond het den Hertog va» MamÜtan met een
leger naar Engeland; het werd echter in 1648
door Oromwül in drie gevechten verslagen,
waarop laatstgenoemde in Schotland een be-
stuur instelde, dat vyandig gezind was Jegens
den Koning. Na de terechtstelling van Kard
ontstond er op nieuw eene botsüig tuaacben
de Schotsche Presbyterianen en de Engelsche
Independenten. Evenals in het B. Katholieke
Ierland, werd ook in het Presbyteriaansche
Schotland Kard II als koning erkend en den
Isten Januari 1651 te Scone gekroond; maar
Oromwdl versloeg eerst Leslie den 3den Sep-
tember 1650 by Dunbar en op denzelfden
datum van het volgende Jaar den Koning zel-
ven te Worcester, waarna Monk geheel
Schotland tot onderwerping bracht Na den
dood van den Protector (1658) werd de her-
stelling van het Koningschap in Schotland
met kracht bevorderd door Monk. Daarvoor
echter moest Schotland zwaar boeten door-
dien de Koning de noodlottige poging zyns
vaders tot invoering van het episcopaat ver-
nieuwde en volvoerde, daar de Schotten door
de Engelsche heerschappy ontzenuwd waron.
MiddUlon en LauderdaU waren daarby de
voornaamste werktuigen van Kard, Vooral
Lauderdale^ te voren een aanhanger van het
Covenant beyverde zich, het episcopaat aan
zyne wederspannige landgenooten op te drin-
gen, en maakte daartoe een gewetenloos ge-
bruik van het zwaard, den strop en de p0n-
bank. In 1679 vermoordden eenige verbitterde
Covenanters den primas, aartsbisschop Sharpy
grepen naar de wapens, rukten op tegen de
troepen des Konings, behaalden eenige voor-
deden en kwamen eerst tot onderwerping,
toen de Hertog van Monmouth hun by de Both-
wellbrug eene nederlaag had toegebracht In
1679 werd JacobuSf hertog van Torky naar
Schotland gezonden, om aldaar te regeeron en
maakte er zich door zyne wreedheid by allen
gehaat Toen hy in 1685 den troon beklom,
SCHOTLAND- SCeOTSCHE KERK.
389
weigerde hy zelft den in Schotland gebroike-
igken eed af te leggen, als in strgd met z||n
geweten, — werkte in het openbaar aan de ver-
nietiging der grondwet, bracht de Jezuïeten
in Sdiotland en vaardigde eene acte van tole-
rantie nit, die niets anders bedoelde dan de
herstelling van het B. Katholicismns. Eene
Schotsehe acte van saprematie verleende den
Sovverein het gezag over de Kerk, waarmede
zeLb JELenêrik VJII zich zon hebben verge-
noegd. Onder zulke omstandigheden werd de
omwenteling, die in 1688 WtUêm III vam
Orwje op den troon bracht, ook in Schotland
met vreugde begroet, hoewel het onttroonde
Vorstenhuis er nog tahtjke aanhangers be-
hield. Hun aanvoerder was Lord Dundee, die
de troepen van Willem onder Machay byKil-
likrankie het onderspit deed delven (t689).
Na zt|n dood ging die party, van aanvoerder
beroofd, allengs te niet en alleen in deHoog-
luiden duurde de stryd nog voort, — ook
nadat de slag aan de Boyne (1690) J<ico^ ver-
dreven had. Eindeiyk werden de woelingen
der chins in 1692 met geweld beteugeld. Na-
dat WUUm, voordat volgens zyn wensch Schot-
land en Engeland tot éen geheel vereenigd
waren, in 1702 door den dood was wegge-
nüit, werd by opgevolgd door zyn schoon-
zuster jinna. Wél nam het Eogekiche Parle-
ment het besluit, de Engelsche Kroon op te
dragen aan Hannover, maar Schotland wilde
daartoe geene toestemming geven, zich in
1704 door de veiligheidswet voorbehouden-
de, na het afeterven der Koningin zelf-
stauid^ over de keus van een koning te
beslissen. Het Engelsche bestuur wist het ech-
ter door omkoopery zoover te brengen, dat
de meerderheid van het Parlement zich vóór
eene vereeniging der beide Koningryken ver-
klaarde. In 1706 werd eene commissie van
32 leden benoemd, die het ontwerp eener acte
van vereeniging in gereedheid bracht Nadat
deze in het b^gin van 1707 door het Schot-
sehe en later door het Engelsche Parle-
ment goedgekeurd was, werden de beide Ry-
ken] onder den naam van Qrooi-Britanje (zie al-
daar) tot éen geheel vereenigd. Alle ingezetenen
van dit geheel genieten dezelfde reehten,
vooral ook met betrekking tot den handel en
de inkomende rechten. Schotland moest tot de
staatsnitgaven het veertigste deel bydragen
en behield zyne rechtsbedeeling. Li het alge-
meene Parlement erlangden 16 Schotsehe pairs
zitting in het Hoogerhuis en 45 afgevaar-
digden in het Lagerhuis. Litusschen zyn tot
in het midden der 18de eeuw pogingen aan-
gewend om de Siuarti te herstellen in hunne
voormalige heerschappy, doch telkens te ver-
geeft.
Sohotsohe Kerk (De) onderscheidt zich
van de Anglieaansche door eene nauwgezette
gehechtheid aan de Galvinistisohe leer. door
eenvoudigheid van eeredienst en vooral door
eene vrye, democratische kerkregeling. Zy
heeft haar eigenaardig voorkomen vooral te
danken aan John Kn<m, Op zyn aandringen
werd door het Parlement in 1660 de „Schot-
sehe Confessie'* en in 1661 de „Kerkregeling
(Book of discipline)** aangenomen. Men heeft
er een door .de gemeente gekozen, wyders
zidi zelf aanvullenden, uit ouderlingen en
geesteiyken samengestelden „kerkeraad (kirk-
session)**. Daarboven bevindt zich het „presby-
terium (local presbytery)**, bestaande uit de
ouderlingen en leeraren van eenige naby elk-
ander gelegene gemeenten ; — daarboven heeft
men eenige synoden, — en het hoogste macht-
hebbende lichaam in de Kerk is de „Generale
Synode (Qeneral assembly)*', die elk Jaar in Mei
gedurende 10 dagen vergadert en buiten dien
tyd vertegenwoordigd wordt door eene Synodale
(kommissie. Deze theocratisch' Hervormde kerk-
regeling en vooral de verkiezing der leeraars
door de gemeenten was steeds een twistappel
tusschen Kerk en Staat, vooral toen men zich
verzetten moest tegen de aanmatiging der Angli-
eaansche bisschoppen, die liefst de Schotsehe
Kerk in een wingewest der Anglieaansche
wilden veranderen. Zoowel onder JooofticfJ als
onder Kaïrtl II bleven de Anglieaansche bis-
schoppen, bygestaan door den Schotschen
adel, in hunne eischen volharden. Zy konden
echter aan deze slechts gevolg geven door
hateiyke maatregelen van geweld, en het
Covenant (Solemm league and covenant), in
1688 als een verzet tegen de Engelsche litur-
gie vastgesteld, gaf het teeken tot het uit-
barsten der Engelsche revolutie. Eindeiyk.
gaf de wet van 1690 weder kracht aan de
oude bepalingen van 1592, waarby het recht
der Regeering tot het benoemen van leeraren
werd opgeheven, terwyi het recht van voor-
dracht aan de grondbezitters, mw dat van
verkiezing aan de geheele gemeente werd
toegekend. Doch reeds onder Koningin Aima
zocht de Staatskerk haar gezag te hernemen,
en de wet van 1711 herstelde het patronaat.
Onophoudeiyk verhieven zich stemmen tegen
deze beperking, en het ontbrak niet aan
ontevredenen, die in gemeenten van Dissen-
ters hunne gevoelens openbaarden. In 1814
maakte men echter een aanvang met het
byeenbreogen van gelden, om het patronaat
zooveel mogeiyk af te koopen en het recht
van verkiezing aan de gemeenten te verze-
keren. Een beslissende stap werd voorts ge-
daan in 1885, toen de Algemeene Synode op
den 28Bten Mei verklaarde, dat zy het als een
grondbeginsel der Kerk beschouwde, dat geen
geesteiyke aan eene gemeente kon worden
opgedrongen, en tevens bepaalde, dat de pres-
byteriën zouden worden aangewezen en dat
men by eene leeraarsvacature het gevoelen
van de meerderheid der manneiyke hoofden
van huisgezinnen zou inwinnen, om daarnaar
candidaten te bevestigen of af te wyzen. Dit
besluit, in het volgende Jaar onder den naam
van „veto-acte** vernieuwd, riep by de oppo-
sitie der Engelsche Regeenng het verzet der
Nonintrusionisten (die van een opdringen —
intrusion — van geesteiyken niets wilden hoe-
ren), meestal uit de Whigparty, en van de
gematigden (Moderates), meestal uit de Tories,
te voorsehyn. De Non-intrusionisten, by ver-
korting „Nous** geheeten, verklaarden na
hefUgen stryd in 1842 op de Synode te Edin-
burgh, dat zy de Staatskerk verlieten, waarna
zy den naam voerden van leden der Vrye
Schotsehe Kerk (Free Presbyterian Church)
en Ckalmen tot voorganger kozen. Men be-
sloot, dat de voordracht van een leeraar door
den Kerkeraad, bygestaan door notabelen,
doch de verkieaing door alle mansledematen
zon geschieden en stichtte eene algemeene
390
SCHOTSCHE KERK— SCHOUW.
kaa, waaruit de leeraars ^ne geigke beiKol-
digmg zonden oiitnuisren. Beeds na weinige
weken waren er 687 genootschappen tot on-
dersteuning der Kerk ontstaan en tegen het
einde des Jaars telde dese reeds ongeveer een
millioen leden. ZelA werden er pairs en par-
lementsleden in opgenomen, looals de Hertog
van ArgyUy de Markies BreadcdhoHey Fox
Mamlê, Campbell enz. Ook na dien tUd bleef
de beUtngsteiling in de YrOe Schotsche Kerk
steeds levendig. Niettemin volhardde de meer-
derheid des volks in het lidmaatschap der
Staatskerk; het moest wel is waar de nYeto-
acte*' laten varen, maar verkreeg toch hoofd-
zakeiyk de daarin vervatte rechten in de
„Aberdeensbiir*.
Sohotsohrift of libel is de naam van een
vlugschrift, hetwelk ten doel heeft, een per-
soon of eene zaak op eene scherpe en hate-
lyke wQs aan de kaak te stellen. Oewoonigk
wordt het zonder naam of onder een gefin-
geerden naam in het licht gezonden en zoo-
danig opgesteld, dat schrijver en uitgever
buiten het bereik bleven der strafwet, hoe-
wel de bedoeling van eerstgenoemde den aan-
dachtigen lezers duideltfk genoeg blUkt. In
onzen tyd wordt van dat onedel wapen minder
gebruik gemaakt dan vroeger.
Sohott (Wilhelm), een verdienstelflk be-
oefenaar der Oostersche letteren, geboren den
dden September 1806 te Kainz, studeerde te
Qieszen, Halle en Beriyn, legde zich vooral
toe op het Turksoh en Perzisch en werd in
1848 buitengewoon hoogleeraar in laatstge-
noemde stad en in 1841 lid der Académie.
Aan zOne geschriften vermelden wjj : „Yersuch
ttber die tatarischen Sprachen (1826)'*, — „De
lingua Tschuwascharum (1841)'*, — „Ueber
den tungusischen Sehamanenkultus am Hofe
der Mandschukaiser(1842)**,— .Vocabularium
sinicnm (1844)**, — „ Aelteste Nachrichten von
Mongolen und Tataren (1846)**, — „Ueber
den Buddhismus in Hochasien und in China
(1846)*', — „Ueber das altaische und flnnisch-
tatarische Sprachengeschiecht (1849)'*, — „Das
Beich Karachatai oder SiLiao (1849)**, —
„Ueber die flnnische Sage von Kullervo (1852)**,
— „Entwurf einer Beschreibung der ohinesi-
schen Literatur (1854)*', — „Ueber die soge-
nannten indochinesischen Sprachen, insonder-
heit die siamesische (1855)**, — „C/hinesische
Sprachlehre (1857)'*, — „Ueber die ohinesische
Verskunst (1857)", — „Ueber die Cassia-
sprache im nordöstlichen Indien (1859)", —
„Ueber die esthnischen Sagen vom Kalewi-Po6g
(1868)'*, — „Ueber die echten Kirgisen (1865)",
•— „Ueber die flanische und esthnische Hel-
densagen (1866)", — „Znr Literatur des ohi-
nesischen Buddhismus (1874)**, — en „Altai-
sche Studiën (1860—1872, 5 afleveringen)**.
Schouder, zie BttaamU,
Sohout-bij-naoht is de laagste rang
der vlagoffioieren , gelQkstaande met dien van
generaalmi^oor by de landmacht. Te voren
moest de schout-bg nacht gedurende den nacht
het toezicht houden op de vloot; vandaar de
naam. HQ voert zUne vlag aan de bezaans-
steng en kommandeert doorgaans de vóor-
óf achterhoede eener vloot — In vroegeren
tgd werd eene vroedvrouw ook wel met den
naam van schout-bg nacht bestempeld.
Sohouten. Onder dezen naam vermelden wg :
WUUm Comdit Sek<mteH^ geboren te Hoorn
en kapitein ter zee gedurende eene reis rond-
om de wereld onder het bevel van Jaeob U
Mcnte, Voorts nam hg deel aan eene expeditie
naar Oost-Indie in 1601—1608 en overleed
in 1625 in de Baai van Antongi. Hg schreef:
„Journal ofte beschrgving van de wond«rlieke
'«yBe, gedaen door Willem Comelisz. Schouten
van Hoorn, in de Jaren 1615, 1616 en 1617.
Hoe hg bezuyden de Strate van Ifag^lanes
eene nieuwe passagie tot in de groote Zujdzee
ontdekt en voort den geheelen Aerd kloot om-
geseylt heeft. Wat Eylanden, vreemde volcken
en wonderllcke avonture hem ontmoet dgn
(1618, en later bg herhaUng)", in venchU-
lende talen vertaald.
Jan Sekouiem, een verdlensteigk Neder-
landsch dichter, geboren te Dordrecht den
5den Januari 1787. Hg ontving eene zorg-
vuldige opvoeding, werd scheepsbouwmeester
en houthandelaar, deed onderscheidene reizen
in het buitenland, bouwde reeds in 1826 eene
stoomboot en werd met Q. MamriU en J, B,
H Hooft opzichter der eerste Oost-Indische
reederg te Dordrecht. Hg was een voorbeeld
van weldadigheid, een gverig voorstander van
de Orde der YiiJmetselaren en als zoodanig
stichter en achtbare meester van de ,loge „la
Flamboyante** te Dordrecht en lid* van het
Oroot Oosten van Nederland, — voorts lid
van den stedeigken raad en van de Provin-
ciale Staten en ridder der Orde van den Neder-
landschen Leeuw. Van zgne gedichten ver-
melden wg : „De Yrgmetselarg in drie zangen
(1817)'*, — „Oedi^ten en gezangen (1819)*',
— „Dichtoifer aan Z. M. den Koning der Ne-
derlanden op deszelft vgftigsteveijaring(1822)**,
— „De eer der Yrgmetselaren gehandhaafd.
Herzang (1828)**, — „Dichthulde aan H. M.
de Koningin der Nederlanden op derzelver
vgftigsten verjaardag (1824)**, — „Lgkzang
op mgne moeder Maria Schouten, geboren
Boet*', — en „Bg het graf van J. (;. Schotel
(1888)*'. Hg overleed den 23sten April 1852, en
zgne kostbare bibliotheek werd in het daarop
volgende Jaar te Amsterdam onder den hamer
gebracht
Schouw (Joachim Frederik), een uitste-
kend Deensch kruidkundige, geboren te Ko-
penhagen den 7den Februari 1789, was eerst
werkzaam op het kantoor van een advocaat,
studeerde vervolgens in de rechten en legde
zich tevens toe op de natuurkennis, inzon-
derheid op de botanie. In 1818 volbracht hg
met 8mUh eene reis naar Noorwegen en ge-
voelde zich sedert dien tgd vooral aangetrok-
ken door de plantengeographie. In 1821 werd
hg hoogleeraar te Kopenhagen en gaf een
tgdsehrift uit ter bevordering van al^meene
kennis, later het orgaan der liberale partg.
In 1841 belastte hg zich met het bestuur van
den botanischen tuin te Kopenhagen en werd
in 1886 lid van het Parlement In laatstge-
noemde betrekking werkte hg niet weinig
mede tot ontwikkeling van het politieke leven.
Toen de Begeering hem in 1842 niet herkoos,
hervatte hg de uitgave van zgn ^dschrift,
welke in 1886 was gestaakt, en zette ze van
1847—1852 voort onder een anderen titel. Als
voorzitter van het Wetgevend Ligohaam van
1848 tot 1849 maakte hg zich weder zéér
verdiensteigk. Eene portefeuille wees hg in
SCHOUW— SCHBANK.
891
1848 wegens Et|ne wankelende geiondheid
vnn de hand en overleed te Kopenhagen den
28flten April 1852. Van zt)ne geschriften noemen
wt|: „Beitriige n einer allgemeinen Klimato-
logie (1828)*',— ,,Onindtriik tU en alnündelig
Plantegeographie (1822)", — ,,Skildring at
Veirligets Tilstand i Danmark (1826)", —
„Europa (1827)", -- „NatnrskUdringer (1827)",
eene reeks van populaire Toorleaingen, — en
„Tablean dn climat et de ia végétation de
ntatie (1889)". Zyn bronzen standbeeld werd
in 1867 op éen der pleinen van Kopenhagen
onthuld.
Schouwburg is de naam van een ge-
bouw, waarin tooneelyoorstellingen worden
gegeven. ,Het heeft eene voldoende ruimte
voor de vertooners en is aldaar voorzien van
de noodige machinerie tot het aanbrengen en
veranderen der decoraties, — voorts is er
plaats voor het orkest, — en het overige,
tevens verreweg het grootste gedeelte is inge-
richt voor de toeschouwers. Hier vindt men
het parterre, het amphitheater, de loges en
de gaanderijen als evenzoovele rangen, waar
het pnbliek zich kan nedwzetten. Voorts zQn
aan een groeten schouwburg een foyer, eene
restauratiezaal enz. verbonden. Tot de meest
beroemde schouwburgen behooren La Scala
te Milaan en het groote operagebouw te Parys.
Sohonwen (Het Zeeuwsche eiland) grenst
in het westen en noordwesten aan de Noordzee,
is in het noorden door het Brouwershavensche
Oat en de Grevelingen van Qoeree en Over-
Flakkee, in het zuidoosten door het D||kwater
en de haven van Zierikzee van Duiveland
en in het zuiden door de OosterSohelde en den
Roompot van Noord Beveland gescheiden. Het
is omdijkt, behalve aan de zeezyde, waar het
door duinen wordt beveiligd. Het telt op 160
Q Ned. mgi omstreeks 18000 inwoners en
heeft Zierikzee tot hoofdplaats.
Sobrader. Onder dezen naam vermelden
wQ:
Hmmnek Adolf Sekrader, een verdiensteiyk
kruidkundige, geboren te Alfeld by Hildes-
heim den Isten Januari 1767. Hy studeerde
in de geneeskunde en werd in 1797 Yorst-
btsschoppeiyk medicinaalraad te Hildesheim,
in 1802 hoogleeraar aan de universiteit te
G^ttingen en overleed aldaar den 21sten Oc-
tober 1836. Tot zyne belangrykste geschriften
behooren: „Specilegium florae germanicae
(1725)", — .Sertum Hannoveranum (1795—
1798)", •— „Systematische Sammlnng krypto-
gamischer Glew&chse (1796—1797)", — «Nova
genera plantarum (1797)", — „Flora germa-
niea (1806—1815, 2 dln)", — „Hortus Gk>et-
tingensis (1809—1812, 2 dln)", — en „Monogra-
phia generis Yerbasci (1813—1828, 5 dln)".
JmIUu Stkradêf^ een verdiensteiyk historie-
schilde^ geboren te Beriyn den 16den Juni
1815. Èy bezocht de schilderacademiën te
Beriyn en te Dttseeldorf; verwierf groeten
roem door zyn stuk: „Poging tot vergiftiging
•p Keizer Frederik II" en begaf zich ver-
volgens naar Italië. Na zyn terugkeer te Ber-
iyn leverde hy onderscheideae voortreffeiyke
doeken, die zich vooral onderscheiden door
een heeriyk koloriet, zooals: „De overgave
van ()alais", — „Wallenstein en Seni", —
.De dochter van Jephtha", — „De dood van
Leonardo da Yind", — „Esther voor Ahasve-
rus", — „De slaapwandelende Lady liacbeth",
— „Het aüBcheid van Oldenbarneveldt", enz.
Hy is professor aan de schilderacadémle te
Beriyn en lid van die te Weenen.
WUkdm Sehrader^ een verdiensteiyk opvoed-
kundige, geboren den 5den Augustus 1817 te
Harbke in de provincie Saksen. Hy studeerde te
Beriyn en werd er in 1844 bulpleeraar aan
het Joachimsthaler gymnasium, — voorts in
1847 aan het stedeiyk gymnasium te Bran-
denburg. In 1848 en 1849 behoorde hy tot de
afgevaiurdigden naar het Parlement te Frank-
fort, werd in 1853 directeur van het gymna-
sium te Sorau en zag zich in 1856 benoemd
tot „Provincialsehubrath" te Königsberg. Yoorts
was hy in verschillende belangryke commissiën
werkzaam en werd in 1875 geheim regeerings-
raad en in 1883 curator van de universiteit
te Halle, die hem reeds in 1881 eershalvehet
doctoraat in de theologie had geschonken.
Hy schreef: „De artis notione apud Aristote-
lem (1843)", — „De voluntatis doctrina apud
Aristotelem", — „Unsterblichkeitslehre bei
Aristoteles", — „Ueber das Privatstudhim",
— „Rede über die ideale Entwickelung des
deutschen Yolksthnms (1880)", — „Erziehungs-
und Unterrichtslehre iür Gynmasien und
Bealschulen (4de druk, 1881)", — en „Yer-
fossung der höhem Schulen (2de druk. 1881)".
JBberhard Sdkrader, een verdiensteiyk As-
syrioloog en geboren den 5den Juni 1836 te
Brunswyk. Hy studeerde te Oöttingen, ver-
trok in 1862 naar ZOrich, werd er in 1868
gewoon hoogleeraar en verhuisde in die be-
trekking in 1870 naar Oieszen, in 1873 naar
Jena en in 1875 naar Beriyn waar hy zich
tevens benoemd zag tot lid der Académie van
Wetenschappen. Hy schreef: „De linguae
Aethiopicae indole (1860)", — „Studiën zur
Kritik und Erklftrung der biblischen Urge-
schichte (1863)", — „Die assyrischba^loni-
schen Keilinschriften (1872)", — „Die Keilin-
schriften und das Alte Testament (1878)", —
„Die HöUenfahrt der Istar (1874)", — en
„Keilinschriften und aeschichtforsehung(1878)".
Schrank (Franz von Paula von), een
verdiensteiyk geleerde en yverig beoefenaar
der natuuriyke historie en der landhuishoud-
kunde, geboren te Yambach den 21sten Augus-
tus 1747, ontving zyne opleiding op de Je-
ziiXetenschool te Passau, waar hy in de Orde
werd opgenomen, bezocht het collegie te
]^nau en vervolgens de hoogeschool te
weenen en legde zich met yver toe op de
natuur- en sterrenkunde. Aan laatstgenoemde
hoogeschool promoveerde hy in de theologie,
en in 1776 gaf hy: „BeitrUge zur Naturge-
schichte" in het Ucht. In hetzelfde Jaar werd hy
behist met het onderwys in de wis- en natuur-
kunde aan het lyceum te Amberg in Beleren,
deed verschillende wetenschapp^ke tochten
door dat Byk, werd in 1784 hoogleeraar in
de landhuishoudkunde te Ingolstad^ zag zich
in 1809 aan het hoofd geplaatst ^van den
nieuw aangelegden botanischen tuin en over-
leed aldaar den 23sten December 1835. Hy
was ridder van meer dan óene orde en lid
van de Koninkiyke Académie van Weten-
schi4>pen te Mflnchen. Hy heeft meer dan
40 groote werken en meer dan 200 ver-
handelingen geschreven. Daarvan noemen
wy : „Poëtische Yersuche (1774)", — »Kura-
392
SCHRANK— SGHHEIfiER.
gefaaste GoBchiehte der voraehmstaii sehöneo
GeiBter Griechenlands and BomB (1781)*', —
„Allgemeine Anleitang, die NatnrgeBchichte
zu stadiren (1788)", — „Veneichiiisz der bift-
her hinlftnglich bekannten EiDgeweidewttrmer
(1788)", — «Baleriflehe Flora (1789, 2 dln)",
— „(Jnmdriaz der allgemeinen Natnrgeflchiehte
und Zoölogie (1801)", - „Grondriss eiser
Natnrgeschichteder Pflanaen (1808)", — „Flora
Monacensis (1811—1818, 4 dln met platen)",
— „Plantae rariores horti academici Monacen-
siB (1812—1820, 2 dln)", — en „Bede ttber
die Urknnden der Vorwelt (1827)".
Sohrant. Gnder dezen naam vermelden wQ :
Jchcmnn MaüAioi Sokrantj een yerdienste-
igk letterkundige, geboren te Amsterdam den
248ten Maart 1783. HO stndeerde aldaar in de
letteren, venrolgenB aan het R. Katholiek
seminarinm te Warmond in de theologie, ont-
ving in 1806 de priesterwyding, werd pastoor
te Bovenkarspel en zag zich in 1818 benoemd
tot hoogleeraar in de Nederlandsche taal en
letterkunde te Gent. Na de Belgische omwen-
teling werd h| overgeplaatst naar Leiden,
bekleedde er in 1843—1844 het rectoraat,
werd in 1853 emeritns en overleed den 13den
Maart 1866 op z|jn buUenverblOf YreêwgkbO
Leiden. Van zQne talr0ke geschriften noemen
wQ: „Leven van Jezns, een geschenk voor
de Jengd (1808; 3de dmk 1824)", — „(Gezond-
hëidsleBsen en regelen voor den kinderiflken
le^d (1816)", met goud bekroond, — „Kort
overzicht van de Geschiedenis der Nederlanden
(1823)", — „Beknopte natnnr- en staatkundige
bescl^ving der Nederlanden (1826)", — „Proe-
ven van Nederlandsche dichtkunde en van
Nederlandschen prozastyi (1827— 1829, 2 dln)",
^ en „De Kimbren en hunne lotgevallen
(1«60)".
Joannet MaHias Sokrant, een neef van den
voorgaande en een verdienstelijk Neder-
landseh geneeskundige, geboren te *sGrar
venhage den 13den Januari 1828. HQ stn-
deerde en promoveerde te Leiden in de
geneee-, heel- en verlodcnnde, werd eerste
aBSistent in het Buiten- Gasthnis te Amsterdam,
later tweede geneesheer aldaar, verzamelde
er een ryken schat van ervaring, vestigde
zich in 1863 als geneesheer te Leiden en
zag er zich in 1862 tot hoogleeraar be-
noemd, onderwees er de pathologie, kliniek,
diagnostiek enz. en overleed aan kwaadaar-
dlgen typhus op den 18den Maart 1864. Hy
bewerkte eene in 1850 by het Legaat van
Monmikhoff met goud bekroonde verhandeling:
„Over goed- en kwaadaardige gezwellen",
voltooide de vertaling van het „Handboek
der byzondere ziektekundige ontleedkunde"
van BoïfUaiukif en schreef talryke veriAnde-
lingen en opstellen in verschillende tydschrif-
ten. Hy was lid van het G^ootschap ter
bevordering der genees- en heelkunde te
Amsterdam, van het Provinciaal Utrechtsch
Genootschap van Kunsten en Wetenschappen,
van het Zeeuwsch Genootschap, van de Hol-
landBche Maatschappy van Wetenschappen en
vao de Maatschappy van Nederlandsche Let-
terkunde te Leiden.
Sohrauf (Albrecht), een verdiensteiyk delf-
stofknndige, geboren te Weenen den 14den
December 1837, studeerde aldaar in de natuur-
lyke historie, werd er in 1861 geplaatst by
het keineriyk mineraliënkabiaet, waa er vaa
1868 tot 1874 eerste cuBtos, vestigde er zicb
inmiddels als privaatdooent aan de univenitdt
en werd er in 1874 hoogleeraar in de mine-
ndogie en directeur van het mineraloglBoh
museum. Van zyne geschriften vermelden wy:
„Lehrbuch der phyBikaliBchen Mineralogie
(1866—1868, 1 dln)", -- „Atlas der KrysfeaU-
formen des Minerahreichs (1865—1877, 5 stok*
ken)", — „Physikalisohe Studiën ttber die
Beziehungen zwisohen Materie und Licbt
(1867)", — en „Handbuoh der Rdelsteinkttide .
(1869)".
Sohreber. Gnder dezen naam vermelden
wy:
Joktmn CkritHa» Domei vomSchrèbêrfeeaYeT"
diensteiyk beoefenaar der natnuriyke hlBtorie,
geboren in 1739 te WeisaenBee in Thtlringeii.
Hy studeerde te Halle en hoorde vervolgens de
lessen van Lmnaetu te Upsala, werd in 1769
hoogleeraar te Erlangen en overleed den lOden
December 1810. zyne verzameling van ge-
droogde pUnten, 12000 soorten tellend, is voor
de Académie van Wetenschi^ipen teMfbieheii
aangekocht. Hy was lid van een vawtigtal
geleerde genootschappen en met adeldom
begiftigd. Yan ^ne geschriften noemen wy:
„loones et deseriptioiieB plantamm miaua
cognitarum (1766)", — „Besohrribong der
GrSser nebst ihren Abbildungen naeh der Natnr
(1769—1810, 3 dln met gekleurde ^aten)",—
en „Die Sliugethiere in Abbildungen nachder
Natur mit Beschrelbnngen (1775 enz., 4 dln^
door anderen met nog 3 dln vermeerderd)".
Danid Oattluè MarU* Sekrèbmr, een ver-
diensteiyk geneeskundige, geboren te Leipzig
den 15den Gctober 1808. Hy vestigde ziehalB
geneesheer in zyne geboortestad en beetuurda
van 1843 tot 1859 het orthopaedisoh institant,
door Carm aldaar gesticht. Hy overleed den
lOden November 1861. Van zyne gesckriften
noemen wy: „Die plaamSszige Schi&rftuig der
Sinnesorgane (1859)", — „Das Buch der Ge-
Bundheit (16de druk, 1879)", — „KaUipSdie oder
ErziehungzurSchönheit(1858)",— „Anthropos,
der Wunderbau des menschlichen GigaaisBos
(1859)", — „Ueber Volkserziehung (1860)", —
en „Pangymnastikon (1868; 2de druk, 1875)".
Sohreokhom (De), éen van de hoogste
toppen van het Bemer Oberland, verheft zich
ten zuidoosten van Grindelwald en ten noorden
van den Finsteraarhom als eene steile, indruk-
wekkende rotspyramide ter hoogte van 4080
Ned. el boven de oppervlakte der zee. Hy ia
voor de eerste maal beklommen op den 16den
Augustus 1861.
Schreiber. Onder dezen naam vermelden
wy:
Alo^ Wühdm SokrMer, een Duitach ge-
schiedsehryver en dichter, geboren te Kappel
in Baden den 12den Gctober 1768. Hy stu-
deerde te Freiburg, werd hoogleeraar aan het
gymnasium te Baden en aanvaardde vervol-
gens de betrekking van huisonderwyier by
den Graaf van WettfaUm te Mainz. In 1799
keerde hy terug tot zyn vroeger profesBoraat
en werd in 1805 hoogleeraar in de aesttietlca
te Heidelberg. Hier leefde hy in een dt^Éter-
lyken kring, gaf er zyne „Gomoedia divina"
in het lieht, schreef er eene „Lebensbeschrei-
bang des Grozherzogs Karl Friedrich von
Baden (1811)" en werd er in 1812 historio-
SCHREIBEB-SCHBIJFKUNST.
39$
maf. Na leverde hO «ene „Oeechiehte des
OroMhertogthnms Baden für Sehnlen (1815)**,
Meld Toorleifaigen te Karlsrahe, keerde met
pMBioen naar Baden temg.en overleed den
21iten Oetober 1841. Voorts vermelden wQ
nog van hem: ,,Ges6hichte and Besehreibang
Heldelbergs and seiner Ungebongen (1811)",
— „Der Bhein, ein Handbach für Beisende
(1812; 5de drnk, 1841)**, — „Poetisohe Werke
(1817—1818)**, 8 dln)**, — „Sagen aas den
Qegenden des Bheins and desSohwarawaldes
(1889)**, — en „Enfthlangen and Novellen
(1888, 2 dln)**.
Jok&m Memrieh Sekrébet^ een verdienste-
IQk geaehiedschryver, geboren te Freibarg
in de Breisgan den 14den JnU 1798. Hg sta-
deerde aldaar in de theologie en in de let*
tecen, ontving in 1815 de priesterwyding en
werd in 1822 directear van het gymnasiam
te Freibarg en in 1826 professor in de aede-
koade aan de nniversiteit dier stad. Zgne be-
strOding van het ooelibaat in a^n „Lehrbnoh
der Moraltheologie (1881—1834, 2 din)** en
iQne weigerteg, sich voortaan van alle aan-
^41en op de instellingen der Kerk te ontbon-
den, waren oorsaak, dat de Begeering hem
alt de theologisch Cacalteit verwVderde en
met het onderwas in de hnlpmiddelen der ge-
schiedenis belastte. In 1845 ging hg over tot
het Doitsch-Katholieismas, weshalve hg door
de B. Katholieke Kerk in den ban gedaan
werd. In 1846 ontving hg pensioen en over-
leed den 298ten November 1872. Van agne
geschriften noemen wg*. „(ïeschiohte and Be-
schrelbong des Mflnsters m Freibarg (1820;
2de drnk, 1825)**, — „Der Bandschoh aa Le-
hen lm Breisgaa and der arme Konrad aa
Bllhl, awei Vorboten des dentschen Baoem-
kriegs (1825)**, — „TaschenbnchfttrQeschichte
and Alterthnm in Süddentsohland (1889—
1846 , 5 Jaargangen)** , — „(ïeschiohte der
Stadt and Universltat Freibarg (1857-1860,
7 dln)**, — en „Der deatsche Baaemkrieg
(1868—1866, 3 dis)**.
Sohrenok (Karl Ignaz Ferdinaad Aloys
vrgheer von), een Beiersoh staatsman, gebo-
ren te Wetterfeld den 17den Angostos 1806,
Btodeerde in de rechten, bekleedde aanvanke-
igk eene rechterigke betrekking en werd in
1888 regeeringsraad bg het ministerie van Bin-
nenlandsche Zaken. In 1845 werd hg regee-
ringsprestdent in de Pftüa en in 1846 minister
van Jnstltie en van Eeredienst. Daar hg ech-
ter in 1847 sich aansloot aan het ministerie,
dat een memorandnm tegen Lola Momtm in-
leverde, werd hg weder tot regeeringspresident
in de Opper-P(kla beaoemd, maar kort daarna
ontslagen. Hg nam aittinff in de Nationale
Vergadering van 1848, en Soning JlfaanMtfMMfi
verhief hem tot regeeringspresident in Neder-
Beleren. In 1850 vertrok hg ais gesant naar
den Bondsdag te Frankfort en bleef er tot-
dat de Koning hem in 1859 met de vorming
van een nienw Kabinet belastte, waarin hg
als minister van Baitenlandsche Zaken en van
Handel optrad. In 1864 echter legde hg de
portefeoille neder en keerde naar Frankfort
terag, vergeselde den Bondsdag naar Angsborg
en nam, na het vertrek van den Oostenrgk-
schen geaaat, het vooraitterscbap waar. Se-
dert 1866 is hg staatsraad en Ud van den
Bgksraad voor levenslang, terwgi hg in 1868
ook afgevaardigd werd naar het Tolparlementr
Qednrende den Doitsch-Franschen Oorlog van
1870 en 1871 was hg gesant te Weenen, werd
in 1872 vooraitter van den Bgksraad en over-
leed te Wetterfeld den lOden September 1884.
Sohrevelius (Comelins), eigenigk OoméUt
Sckrevdf een Nederlandsch geleerde, geboren
te Leiden den 25sten Maart 1608, stndeerde
aldaar en in Fraakrgk in de letteren en in
de geneesknnde en vestigde aich als arts te
*sGravenhage, doch werd weldra rector der
Latgnsche school te Leiden, waar hg meer-
malen een professoraat in de medicgnen vair
de hand wees en den 5den November 1M9
overleed. Niet slechts heeft hg eene lange
reeks van klassieke Latgnsche en Grieksche
geschriften in het licht gegeven, alsmede
de „CoUoqnia** van JSroêmut en eene Latgn-
sche vertaling van de „Uias** en „Odyssee**
geleverd, maar aich insonderheid verdienste-
^|k gemaakt als lexicograafdoorKgn„Lexlooa
mannale Qraeco-Latinam et Latlno-Graecmn
(1654)**, dat in verschillende landen eene reeks
van aitgaven heeft beleefd. — Zgn vader,
Thêodormê StA^mMiu^ in 1572 te Haarlem
geboren, desgeigks een geleerd man en eerst
rector te Haarlem, daarna te Leiden, waar
hg in 1649 stierf, was een goed Latgnsch
dichter en schreef o. a.: „Harlemnm, sive
nrbis Harlemensis incnnabnla (1647)**.
Schrift, aie LêttênékHfi,
Sohriftgéleerdeii (Sopherim) waren bg
de Israëlieten na de Babylonische balllng-
Bchap mannen, die aich toegelegd hadden op
de kennis der gewgde schriften, vooral der
boeken van ifocM, aoodat sg nitqtraak konden
doen in godsdienstige en bnrgerigke geschillen.
Vedal verdiepten sg zich in haarklovergen
en waren wegens verschil van aitlegging ge-
stadlfl met elkander in twist
Ckmrjjfkramp (cheirospasmns) is eene
krampachtige aandoening in de spieren der
hand, welke aich bg het schrgven moeten
bewegen. Zg komt aoowel bg kinderen voor
als bg volwassenen, — bepMldeigk bg hen,
die veel sdirgven, en is veelal geseteld inde
bnigspieren van den doim, maar ook wel
eens in de strekspieren der vingers, doch
slechts aelden In de spieren van den onder-
arm. Somtgds ontstaat ag, vooral bg b€i)aarde
lieden, door het trillen van den onderarm,
een begin van verlamming der aldaar geplaat-
ste spieren. Schrgfkramp is eene lastige en
ook wel eens eene zeer pgnigke kwaal. Hare
oorsaak kan zeer verschillend zgn, maar Is
dikwgis te zoeken in eene verkeerde schrgf-
methode. Deze moet alsdan door eene betere
worden vervangen. Bg hardnekkige gevallen
neemt men agne toevlncht tot eene electrisehe
behandellnff.
Schrijfkanst (De), dienende om door
bepaalde teekens aan de denkbeelden eene
doarzame gedaante te geven, is sedert de 16de
eenw in beschaafde landen zoo algemeen ge-
worden, dat men haar niet langer eene kniut,
maar veeleer eene vaardigheid mag noemen,
althans wanneer men het Mckoomckrijvm (zie
aldaar) wil nitaonderen. De nitvindlng der
schrgf konst ligt evenzeer in het doister als
het ontstaan der taaL Aanvankeigk schreef
men op steen, bont en leder, daarna op pa-
pyrus, toen op met was bedekte planl^.
394
SCHRI )FKUN8T— SCHB5DER.
wervolgenn op pergament en eindeltk op pa-
pier. Men beiigde daarbg griffels, rietjes,
▼ogelschachten enz., en thans it|n stalen pen-
pen algemeen in getvmik. Men solir||ft eene
staande of eene toepende liand, Toorts sohryft
men met Terkorte teekens (stenograpliie) en
ook wei met gelieime teekens (cyfersclirift),
dooh gewoonlQk berigt men de letters van
het alphabet. Dese hebben in het Hebreenwsch,
Grieksch, Dnitsch, Nederlandsoh ens. eigen-
aardige Tormen, alsmede by onderscheidene
Asiatische volken. In de meeste landen schryft
men van de linker naar de reohter hand, in
sommige omgekeerd, in eenige van boven naar
beneden, en er z||n ook voorbeelden van heen-
en weer loopende regels (zoogenaamd ploeg-
sobrift). BQ de meeste menschen heeft het
handschrift een eigenaardigen vorm, en door
sommigen wordt die vorm in een bepaald
verband gebracht met het karakter van den
sohryver.
Sohrijfinaohine (De) of iypmuckfijver is
een knn^ ingerichte toestel, waarmede men
door middel van dmkletters, die op een voorby-
geschoven papier gedmkt worden, een schrUt
kan voortbrengen. De eerste s(»ir||ftnaehine
werd uitgedacht door FouottuU^ en na dien
t)|d heeft vooral de schryfkogel van MMimg
Mameiu veel opgang gemaakt. Voorts heeft
men de verbeterde schryftaiachine van SMegj
met welke men op deselfde wQze werkt als
met een klavier. Men drukt op de toetsen,
welke de letters in beweging brengen, terwQl
de schikking der regels door een pedaal ge-
schiedt. Deze toestel levert meer dan 70
woorden in eene mlnnnt Andere machines
van dien aard zt|n die van JSmni^^^ die van
€hM en SMeék te Hambnrg en die van
Braokdtberg te Hagen.
Sohrik is eene onaangename gewaarwor-
ding, die men vooral ondervindt door de plot-
selQke waarneming van gevaarlQke omstan-
digheden. Zgne werking kan verlammend en
krampwekkend wezen en ook aansporen om
l^et dreigend gevaar te ontvluchten. Door sohrik
veroorzaakte krampen (vallende ziekte, St
Vitusdans, asthma enz.) komen dikwtjls regel-
matig terug en z^n dan ongeneeslt|k. Het
schrikken der kinderen gedurende den slaap
behoort niettotdeonrustlmrendeverscl4|nselen
en ook bQ volwassen personen komt het voor
na inspanning, na het overladen van de maag
en na het roeken van zware sigaren.
Schrikkeljaar (Het) is een dag langer
dan een gewoon Jaar, welke dag aan de maand
Februari wordt toegevoegd. Alle Jaren, wier
Jaartal door 4 deelbaar is, zyn sehrikkeUaren.
Hiervan echter zt|n uitgezonderd die eeuwjaren,
wier eeuwctffèr niet door 4 deelbaar is, zoodat
van elk 4-tal eeuwjaren slechts éen een schrik-
keUaar is.
Sohröckh (Johann Matthias), een ver-
dienstelUk beoefenaar der kerkgeschiedenis,
geboren den 26sten Juli 1788 te Weenen,
studeerde te Qöttingen in de theologie, werd
in 1764 docent, in 1762 buitengewoon hoog-
leeraar te Leipzig, aanvaardde is 1767 het
hoogleeraarsambt in de poêzy, in 1775 in de
geschiedenis te Wittenberg en overleed den
2den Augustus 1808. Z0n hoofdwerk is: «Cbrist-
Uche Kirohengeschichte (1768—1803, d6dln)*\
met het vervolg: „Kirchengeschlchte seit der
Beformation (1804—1812, 10 dln)**. Voorts
schreef hQ: „Allgemeine Biographie (1767—
1791 , 8 dln)*\ — „Weltgeschichte fQr Kinder
(1779—1784, 6 dln met 100 pUten)*',— ,Hls-
toria religionis et ecclesiae christianae (7de
druk, 1829)", — en „Lebensbeschreibnngen
berühmter Mftnner (1789—1791, 2 dln)*\
Sdhröder. Onder dezen naam vermelden wt|:
Friedrkik Ludmg SeJkröder, een uitstekend
tooneelspeler en dramaturg, geboren te Schwe-
rin den Sden November 1744. HS trok met
ztjne moeder, ten tweeden male gehuwd met
den tooneelspeler AcJcemumn^ door onderschei-
dene landen van Europa, bezocht daarop eene
school te Königsberg, werd er door z0ne
ouders verlaten en voegde zich in 1766 bV
een troep koorddansers. In 1769 kwam hQ op
een koopmanskantoor te Lübeck, maar om-
dat hg weinig lust betoonde in den handel,
zond men hem naar zyne ouders in Zwitser-
land terug, waar hy voor het tooneel werd
opgeleid. Nadat hg in Zwitserland en in de
Bgnstreek rondgezworven had, kwam hg met
het tooneelgezelschap van Aeiktrmtmm in 1764
weder te dunburg, schitterde er aanvanketgk .
als balletmeester en in het bigspel en bepaalde
zich daarna met uitstekend gevolg bg het
trenrspeL Na den dood van Aekermamm nam
hg met zgne moeder het bestuur op zich van
het Hamburger tooneel en schreef het bigspd:
„Der Arglistige'*, waarop eerlang andere dra-
matische stoJcken volgden, terwgi hg z|n
invloed bezigde tot verbetering van het Dnit-
sche tooneel, inzonderheid door op samen-
werking van alle deelen tot vorming van een
goed geheel en tevens op zedeigkheid en orde
onder de tooneelisten aan te dringen. Hg be-
weriLte onderscheidene drama's van Skaktpêre
en heeft tot waardeering van dien dichter in
Duitschland niet weinig bggedragen. In 1780
gaf hg gehoor aan een beroep naar den Hof-
schouwburg te Weenen, doch keerde eerlang
naar Hamburg terug, waar hg de besturing
van het tooneel weder voortzette tot in 1796.
In dat Jaar vestigde hg zich op een buiten-
veriMgf en wgdde zich onverdeeld aan drama-
tischen arbeid. Niettemin belastte hg zich in
1811 op nieuw met de dlreetie van het tooneel
te Hamburg, en hg overleed den Sden September
1816. Hg schitterde vooral in de rol van JLaor
in het treurspel van dien naam, — in die vaa
PhUipput in «Don Carlos" enz. Zgne «Dra-
matische Werke" zgn in 1884 in 4 deelen in
het licht versohenen.
Amiometiê 8aphi$ Sohröder^ eene beroemde
tooneelkunstenares, geboren den 24sten Fe-
bruari 1781 te Paderbom. Zg was de dochter
van den tooneelspeler GattflrUd Bür§êr^ trad
reeds in 1798 te Petersburg op in de opera:
„Bood Kapje" en verbond zich in 1796 In
het huweigk met SioUmen (eigenigk amêU),
directeur van het Duitsch tooneel te Beval.
Op aanbeveling van Kottèlme zag zg zioli
geplaatst aan den HolÉchouwburg te Weenen,
maar begaf zich weldra naar Breslan om er
zich aan de opera te wgden. Nadat zg van
StoUmen gescheiden was, vertnric zg in 1804
naar Hamburg, waar zg eerlang schitterde in
tragische rollen. In 1808 trouwde zg er met
den tenorsanger Friedrieh aekrödêr en bleef
te Hamburg tot 1818. In dat Jaar nam zg de
wgk, omdat de maarschalk Davomi haar
SCHRtfDER-SCHRöDTER.
395
weg6DB hare Taderlandlievende geyoelens
daar Frankrtik wilde doen- brengen. Nadat sQ
eene roemrtlke knnstreis had Tolbracht toefde
2g anderhalf Jaar te Praag en erlangde toen
een engagement aan den Hoftchonwbnrg te
Weenen. Na het OTorigden Tan haren tweeden
echtgenoot hnwde st| in 1825 met den too-
neeliqpeler Zwut, scheidde echter weldra, vol-
braeht weder kanstreiaen, yerbond zich in 1831
aan den Hofechonwbnrg te Mttnchen, maar
keerde in 1836 naar dien te Weenen terng.
In 1840 ontving zg pensioen, woonde geroi-
men tQd te München, daarna te Angsborg, en
overleed te München den 258ten Febroari
1868. Zy schitterde vooral in de vooratelling
tan den hartstocht in de rollen van Phaedra^
MêdéOf Lady Maebeth, Mtrope^ Sappho^ Isa-
leUa in ^Die Brant von Messina", enz.
WUidmine Sékrödêr-Devrienif eene beroemde
dramatisohe zangeres en de dochter der voor-
gaande. Zg werd geboren te Hambnrg den 6den
October 1805, betrad reeds op haar vtjfde jaar
het tooneel en schitterde op haar vgfüende in
de rol van Aricia in de „Phèdre** van Saeine,
De bgval, dien zg als JPamüta in ,,De toover-
fluit" inoogstte, deed haar de opera kiezen.
Motaiii te Weenen en Jfiekseh te Dresden
waren hare leermeesters in den zang, en
vooral ontwikkelde zQ haar talent in de rol
van Leonore in „Fidelio". In 1823 trad zy te
Berign in het hnwelQk met Karl Devrieni en
verbond zich, tegeigk met dezen, aan het
tooneel te Dresden. Na de ontbinding van
haar hnweigk in 1828 deed zQ weder knnst-
reizen, verwierf te Berign in de „Enryanthe"
van Wèber groeten roem en werd ook te
ParQs in 1830 met geestdrift toeg^nicht. In
het volgende jaar vond zt| in de Italiaan-
sche opera niet den gehoopten bQval, maar
des te meer te Londen, en in 1835 volbracht
zy een tocht naar Bnsland. Den meesten roem
behaalde zy in de rollen van Donna Annaf
Peêdemoma, Bomso, Nortna en Valentine. Zy
beschikte over eene welluidende, krachtige en
omyangryke stem en wist daaraan eene on-
gemeene uitdrukking te geven, terwyi een
volmaakt gebarenspel hare natunriyke schoon-
heid verhoogde. Nadat zy in 1849 Dresden
verlaten had, huwde zy in 1852 te Gotha met
den Lyflandschen grondeigenaar vtm Boek en
vergezelde dezen naar z^ vaderland. Beedi
in 1855 echter keerde zy naar Duitschland
terog, .woonde by afwisseling te Beriyn en
tn Dresden en overleed te Coburg den 26eten
Janoari 1860.
. Ch&rkmrd Sdtföder^ een verdiensteiyk Neder-
landsoh rechtsgeleerde, geboren te Leiden den
SOsten Mei 1708. Hy studeerde aldaar in de
letteren en in de rechten, werd eerst praeoep*
tor, daarna conrector te Delft, en zag zich
ia 1744 benoemd tot hoogleeraar in de rechten
te Harderwyk. Hy bekleedde er meer dan
eenmaal de betrekking van rector magnificus
en overieed den 16den December 1762. Hy
schreef onderscheidene geestige vertoogen en
diehtstnkken in „De Hollandsche Spectator",
en deed. behalve eenige „orationes", een aantal
Latynscne gedichten in het lieht verschynen.
Joham Frederik Lodewijk Sokröder, een uit-
stekend geleerde, geboren den 3l8ten Octol>er
1774 te Dornberg in West&len. Op ISJarigen
leeftyd begaf hy zich naar zyn broeder, heel-
meester te Amsterdam, om voor den handel te
worden opgeleid; doch de student Feenitraj
later leeraar der Doopsgezinden te Sneek, by
dien broeder gehuisvert, haalde dezen over,
den begaafden knaap op te leiden tot predilcant
en 'gaf dezen onderwys in de Latynsche taal.
Sekrödêr studeerde voorts aan het athenaeum
te Amsterdam en aan de hoogeschool te Halle
en werd in 1798 proponent by het Luthersche
Kerkgenootschap. Hy zag zyn antwoord op de
prysvraag der Hollandsche Maatschappy van
Wetenschappen: „Wat mag men van de uit-
gestrektheid der wereld en de orde, in welke
de hemellichamen, ook met opzicht tot ons
wereldstelsel geplaatst zyn, sedert de waar-
nemingen der latere sterrenkundigen, byzonder
die van Herschel en Schrtf ter, als welbewezene
of hoogstwaarschyniyke waarheden vaststel-
len?" met goud bekroond, legde zich met
yver toe op de wis- en natuurkunde en
werd in 1808 geplaatst aan het hoofd van
*s lands zeevaartkundige schooL In die betrek-
king was hy belast met het wis- en natuur-
kundig onderwys van 60 kadets aan boord
van het firegat „Eurydice'*. Na negen Jaren
dienst werd die inrichting opgeheven en Sckrö-
der op wachtgeld geplaatot, waarna hy zich te
Amsterdam vestigde, onder het beoefenen van
verschillende wetenschappen den omgang ge-
noot der nitstekendste mannen en by verschil-
lende gelegenheden als spreker optrad. In 1815
opende hy als voorzitter van de Hollandsche
liaatschappy van Wetenschappen hare verga-
dering met eene voorlezing: „Over de zede-
kund^ voorschriften van Cicero, getoetst aan
die der zedewet en byzonderiyk aan het gebod
der waarheidsliefde". In het volgende Jaar
werd hy benoemd tot hoogleeraar in de wis-
en natuurkunde te Utrecht en aanvaardde dat
ambt met eene oratie: „De nu^oribus corpo-
rum coelestium permutationibus, quatenus ex
iis progressum naturae in his corporibus for-
mandis suspicari licet". Behalve de wiskunde
onderwees hy er logica, metaphjrsica en an-
thropologie. Verbazend groot was de omvang
zyner kennnis, vooral ook op het gebied der
wysbegeerte en der oude en nieuwe talen. Hy
was ridder der Orde van den Nederland-
schen Leeuw, secretaris van het Provinciaal
Utrechtsch Genootschap, lid van de Iste en
3de klasse van het Koninkiyk Nederlaadsch
Instituut en van de Ifaatschappy van Neder-
landsche Letterkunde te Leiden en overleed
als rustend hoogleeraar te Utrecht den 20sten
Ifaart 1845. Behalve onderscheidene opstellen
in tydschriften schreef hy o. a.: „Over den
aard der zielkunde en de werking der terug-
roepende verbeeldingskracht (1828)", — „By-
dragen tot de beschouwingen van de waarheid
der menscheiyke kennis (1832-1835)", ^
„Elementa matheseos pnrae (1831—1834, 2
dln)", — en „Verhandeling over de meetkun-
dige bepaUngen (1835; 2de druk, 1840)".
Sobrödter (Adolf), een verdiensteiyk
schilder, geboren den 288ten Juli 1805 te
Sohwedt, ging in 1820 te Beriyn in de leer
by een kopergraveur, doch wydde zich sedert
1826 aan de schilderkunst en begaf zich in
1829 naar von Sokadow te Dfisseldorf, waar
hy tot 1848 bleef. Daarna vertoefde hyeenigen
tyd te Frankfort aan de liain, doch keerde
in 1854 naar Dttsseldorf terug. In 1859 ver-
8»6
SCHRöDTËB-SCHBOËF.
trok hy als profeMor naar de polytechDisdie
BChool te Karlsmhe en overleed aldaar den
9den December 1875. H0 was lid der Académie
te BerlQn en onderscheidde sich door groote
gavra, uykbaar in zgne voortbrengselen als
schilder, illustrator van hnmori^ische schetsen,
koper- en hontgravenr en lithograaf, — voorts
als schrtlver, kruidkundige, bloemist en ont-
werper van de kenrigste sieraden en arabes-
ken. Van aUne schilderstokken vermelden wy :
„D6 stervende abt", — „De wönproef", —
„De treorende leerlooiers'', — en „De her-
berg aan de Ryn". Voorts illostreerde h0:
„Don Qnyote", — „Mttnchhansen*', — „Tfll
Uilenspiegel", — „Peter Schlemihl", — de
„Yolksmttrchen" van Mutamuy — „Leben
nnd Thaten des Abgeordneten Piepmeier" van
IhtmM enz., en van aJIne geschriften noe-
men wy: „Das Zeichnen als aesthetisches Bil-
dnngsmittel, vorsogsweise für das weibliche
Qeschlecht (1853)". — Zyne echtgenoot Ah
wme^ geboren Sêutêr^ heeft als smaakvolle
bloemenschilderes desgeiyks een eervoUen
naam verworven.
Scbroeder. Onder desen naamvermeiden
wy:
yiooUuu IFU20m iS!c&ro«2«r,eenverdiensteiyk
beoefsnaar der Oostersche talen, geboren te
Marbnrg den 29sten Angnstns 1729. Hy stu-
deerde in syne geboorteplaats, beaocht eenige
buüenlandsche hoogeecholen, aag lioh bevor-
derd tot meester in de vrye kuiuten en in de
wysbegeerte en werd kort daarna benoemd tot
buitengewoon hoogleeraar te Marburg. De
Landgraaf van Hessen stelde hem in de ge-
legenheid wetenschappeiyke reisen te doen,
en hy beaocht daarop ook Leiden, om er den
ryken schat van Oostersche handschriften te
doorsoeken. Na ayn terugkeer te Marburg
werd hy er gewoon hoogleeraar in de Ooster-
sche letterkunde en in het Grieksch, doch
reeds in 1747 aanvaardde hy eene dergeiyke
betrekking te Qroningen. Hier schreef hy zyne
„Institutiones ad fundamenta linguae Hebraeae
(1766 en later)", bekleedde er tot driemaal
toe het rectoraat, werd er in 1782 secretaris
der hoogesehool en droeg den eemaam van
„De Arabier". Hy overleed aldaar denSOsten
Mei 1798. Van zyne geschriften noemen wy
nog: „Quatuor prima capita Geueseos, Tur-
olce et Latino etc. (1739)", — „Commentarius
de vestitu mulierum Hebraeorum (1746)", —
en „Observationes de origine quarundam He-
braearum vocum (1765 en laler)".
Lodêw^k Ooettraad Sehroeder^ een verdien-
steiyk rechtsgeleerde en een broeder vanden
voorgaande. Hy werd geboren te Marburg
den 8sten October 1724, bezocht de hooge-
sehool aldaar, voorts de hoogescholen te
Jena, Leipzig, Halle en Göttingen, promo-
veerde in de rechten, was eerst privaatdocent,
werd in 1753 hoogleeraar te Herborn, in
1768 te Groningen, schreef erzyne„Ëlementa
juris naturalis, socialis et gentium (1775)",
bekleedde by herhaling het rectoraat en
overleed den 25sten October 1801. Van zyne
overige geschriften vermelden wy nog: „Spe-
cimen Juris germanici de actionibus persona-
libus (1748)", — en „De stipulationibus qui-
busdam, emtioni et venditioni apud Romanos
a4)ici soUtis (1775)".
Schroeder van der Kolk (Jacob Lode-
wyk Koearaad), een zeer verdiensteiyk Neder-
landaeh geneeskundige, geboren te Leeuwarden
den 14den Maart 1797, studeerde te Groningen,
zag tot tweemaal toe zyn antwoord op eene
academische prysvraag met goud bekroond,
was na zyne promotie korten tyd geneesheer
te Hoorn en werd eerlang benoemd tot
intern in het buitengasthuis te Amsterdam.
In 1826 verschenen zyne: „Observatioiies
anatomico patkologici et practici argumenti",
en hy legde zich met zoo groeten yver toe
op de studie der krankzinnigheid, dat hy
na het overiyden van Blmüamd in diens plaats
tot hoogleeraar te Utrecht benoemd werd.
Weldra was hy mederegent van het krank-
zinnigengesticht, hetwelk zich in een zeer
verwaarloosden toestand bevond, en toen hy
tot hoogleeraar te Amsterdam benoemd werd,
stelde hy tot voorwaarde van zyn bedanken
de verbetering van dat gesticht, zoodat de
gemeenteraad van Utrecht daarvoor eene som
van 10000 gulden aanwees. Een wetsontw^p
over de zorg voor krankzinnigen, door hem
en C. «T. Fiith opgemaakt, werd in 1841
door de Tweede Kamer met enkele wyzigin-
gen aangenomen. Zyne brochure : „Over doode
natuurkrachtep, levenskrachten en ziel (1885)"
maakte veel opgang. In de laatste 20 Jaren
van zyn leven was hy inspecteur der krank-
zinnigengestichten in Nederland, en hy overleed
te Utrecht den Isten Mei 1862. Van sVne
overige geschriften vermelden wy nog : „Voor-
lenngen over het verband en de werking
tusschen lichaams- en zielskracht (1848)".
Schroef (De) kan beschouwd worden als
een hellend vlak, om een cjlinder gewonden.
Dit biykt, wanneer men de windingen voor-
stelt als afgewenden, zooals in flg. 1 is af-
gebeeld. Hier komen de punten a h e d e f
overeen met de punten a' b' e' d' e' f,enwy
zien, dat door eerstgemelde met de tussehen-
liggende punten het hellend vlak af gevormd
wordt. De wetten van het hellend vlak zyn
dus van toepasting op de schroef. Daaruit
volgt dus, dat in den evenwichtstoestand de
kracht, die aan den omtrek van de schroef
werkt, zich verhoudt tot den last, die langs
de windingen der schroef bewogen moet
worden, als de hoogte van den schroefisang
tot den omtrek van de schroef. De schroef-
draad kan driehoekig of vierkant zyn, dns tékêrp
of plat (flg. 2 en 8), en by elke schroef be-
hoort eene «cMr, wier schroefdraden met die
der schroef overeenkomen, maar in zoodanige
orde, dat de verhevenheid aan de schroef
by de moer holten zyn, en omgekeerd (flg. 4).
De schroef kan dienen om zware lasten op te
heffen of voort te stuwen, maar vooral om
eene aanzieniyke persing voort te brengen,
voorts om zeer kleine bewegingen te veroor-
zaken (micrometerschroeO* Immers waar een
geheele schroefgang een voorwerp byv. éen
Ned. streep opheft, diar bedraagt die opheffing
voor i/iode van den schroefgang ook slechts
\/]ode van eene Ned. streep. Merkwaardig is
de ickroef tem ArdUmedesy eene schroefvonnige
buis, door wier omwenteling men water kan
oppompen, alsmede de sehroef zonder eind,
welke door ingryping in een tandrad dit laat-
ste doet omdraaien, terwyi wy eindeiyk de
schroef vermelden , onder den achtersteven van
stoombooten aangebracht Deze, uit een paar
SCHROEF— SCHRÖTTER.
897
flchroef bladen bestaande, wordt door atoom in
eene draaiende beweging gebracht en door
den tegenstand Tan het water yerkr^gt het
schip daarbg eene Tooniitgaande beweging.
Weenen en is sedert 1877 professor in de
Dnitsche letterkande aan de technische hooge-
school te Weenen. Van zQne werl^en noemen
wt|: „Wörterbnch der dentschen Mnndarten
Sohröer (Karl Jnlias), een Daitsch taal
kenner, geboren te Prezbarg den Uden Januari
Fig. 2.
1826, beiocht het Protestantdch Ijoeom aldaar,
atadeerde te Leipzig, Halle en Berign, was van
Fig. 3.
1846— 1849 ihulpleeraar van z0n vader aan
gemeld ^oeom, daarna buitengewoon hoog-
Fig. 4.
leeraar in de letteren aan de nniversiteit te
Pest, van 1852 tot 1861 hoogleeraar aan de
hoogere reaalschool te Preszborg, van 1861
tot 1867 directenr der evangelische scholen te
des nngarischen Berglandes (18&8)'', — „Deut-
sche Weinachtsspiele in Ungam (1858)**, —
„Die Dichtangen Heinrich*s von Mogelin (1867)",
— „Die dentsche Bechtschreibnng (1870)",
— „Die Dentschen in OesterreichUngarn
(1879)", — „Die Dentsche Dichtnng des 19
Jahrh. in ihren bedeotendem Erscheianngen
(1876)", — en commentaren op den „Faost"
(1881; 2de druk, 1886) en op de trearspelen
van Qöihê (1888).
Schroot noemt men kleine stukken Saer,
spQkers enz., dienende tot lading van geschut.
In 1452 werd reeds vóór Oudenaarde tot het
laden van een vuurmond, „Dolle Qriet" ge-
naamd, gebruik gemaakt van schroot.
Sohröter (Johann Hieronymns), een uit-
stekend sterrenkundige, geboren teErftirtden
SOsten Augustus 1746, studeerde te (Rottingen
in de rechten , maar legde zich tevens toe op
de wis- en sterrenkunde, ontving in 1778 een
ambt in Hannover en werd vervolgens „Jus-
tizrath" en „Oberambtmann" te Lilienthal in
het hertogdom Bremen, waar hQ eene sterren-
wacht deed verrOzen en merkwaardige waar-
nemingen verrichtte over de natuurkundige
gesteldheid der planeten en der Maan. Hy
overleed den 208ten Augustus 1816. YanzOne
geschriften vermelden wtf: „Beitri&ge zu den
neuesten astronomischen Entdeckungen (1788)",
— „Selenotopographische Fragmente (1791—
1802, 2 din)", — „Aphroditographische Frag-
mente (17%)", — „Neuere Beitrilge zur Er-
weiterung der Stemkunst (1800)", — „Krono-
graphlsche Fragmente (1808)", — en „Hermo-
graphische Fragmente (1816)".
SchrOtter, ridder wm Krittdli (Anton),
een verdienstel0k scheikundige, geboren te
Olmtttz den 26sten November 1802, studeerde
te Weenen in de genees- en scheikunde en
werd in 1880 plaatsvervangend leeraar en in
1834 hoogleeraar in de schei- en natuurkunde
aan het Johanneum te Qraz. In 1848 werd hy
professor aan de polytechnische school te Wee-
nen en zag zich met den titel van Kristelli in
1868 in den ridderstand opgenomen en in dat-
zelfde jaar tot directeur der munt benoemd.
Tot zUne ontdekkingen behoort dievanamor-
phen phosphorus (1847). Van ztjne geschriften
vermelden wQ: „Die Chemie nach ihrem ge-
genwftrtigen Zustande (1847—1849, 2 dln)".
398
SCBUBAEBT--SCHUBBEN.
Sèhubaert (Toen Diesbergen), een ver-
dienilelQk Nederlandich ontleedkandige, ge-
boren te Harderwgk den 18den Febmnri 1806,
betoonde reeds Troeg eene ongemeene ge-
echiktheid tot het TerTaardigen van anato-
miaohe praeparaten, zoodat de hoogleeraar
lAdi dé Jmidê hem gelegenheid gaf om in
zyn kabinet werkzaam te wezen. Voorts werd
1^ in 1822 prosector aan 'sRgks Yeeartseny-
Bchool en in 1842 aan de académie te Utrecht
Voor de ontleedknndige verzamelingen aan die
inrichtingen bracht hy talrgke praeparaten in
gereedheid. In .syne yrlje nren hield h0 zich
▼oorts bezig met zt|ne Ueyelingastadie, de ont-
leedkunde der ongewervelde dieren, en hg
heeft yan deze eene menigte keurige afbeel-
dingen nagelaten. Ook leverde hQ fraaie wae-
boetaeersete, b0v. van de hersenen. Hy schreef :
„Tafel van den ouderdom des paards volgens
de ontwikkeling, den voortgroei en de afslQ-
ting der tanden (1841)" en „Atlas, bevattende
de anatomie des paards (1848, met 34 platen)".
Deze geleerde, die aan zyne degeiyke kennis
eene ongemeene bescheidenheid psiarde, over-
leed den 4den October 1853.
Sohubart. Onder dezen naam vermelden
w»:
Jokann CkriêüoM Sekmbarij edler Tb» KUe-
fM, een uitstekend landhuishoudknndige, ge^
boren den 24sten Februari 1734 te Zeist. HQ
was eerst linnenwever, daarna secretaris van
generaal Wemer in den Zevenjarigen Oorlog
en reisde sedert 1762 in dienst der VrSmetse-
lary in onderscheidde landen van Europa. In
1769 en later kocht hg aanzienigke goederen
en paste er een nieuw stelsel van landbouw
toe, terwgi hg tevens gverde voor de ailwhaf-
flng van dienstbaarheden, die de ontwikkeling
van den landbouw belemmerden. Een land-
bouwkundig geeehriit, door hem ingezonden,
werd door de Académie van Wetenschappen
te Berign bekroond en de Keizer van Rusland
schonk hem brieven van adeldom. Niettemin
had hg van de voorstanders van den ouden
sleur veel te verduren, en hg overleed den
23sten April 1787. Zgne „Oekonomisch kame-
ralistische Schrinen" zgn in 1783-1784 in 6
deelen, en zgn „Oekonomische Briefwechsel"
is in 1786 in 4 stukken in het licht verschenen.
Ckrittiam Friêdriek Dtmitl SokubtÊtt, een
Duitsch dichter, geboren den 13den April 1789
te Sontheim in Schwaben. Hg bezocht de scho«
len te N6rdlingen en te Kümberg en werd
student te Erlangen, maar moest in 1700
wegens zgne woeste levenswgze ziek en met
schulden overladen naar de ouderigke woning
terugkeeren. Nu werd hg huisonderwgzer te
K6nigsbronn en in 1763 praeceptor en orga-
nist te Oeiszlingen. Hier trad hg in het huweigk,
maar keerde eerlang tot den weg der losban^-
heid terug, terwgi hg zich tevens bodg hield
met poëzg, muziek en het schrgven van arti-
kels in dagbladen. Wegens eene Ode op den
dood van Keizer Framg I ontving hg het di-
ploma van Keizerigk dichter. Nu dichtte hg
de „Todteegeeftnge (1767)" en de „Zaubereien
(1766)" en werd in 1769 organist en muziek-
directeur te Ludwigsburg. Zgne geestigheid en
zgne dichterigke gaven verschaften hem er
toegang tot de aanzienigkste kringen, maar
zgne idtspattingen verstoorden den vrede in
zgn huis en deden hem dalen in de achting
vaa zgne vrienden. Eene ongeoorloofde betrek-
king met eene landgenoot uit Aaien deed ^ne
vrouw de echteigke woning ruimen en bracht
hem zelf voor korten tgd in de gevangenis»
en toen hg zgn ergerigken wandel niet wilde
verbeteren, ontving hg zgn ontslag en werd
uit het land verbannen. Nadat hg eenigen tgd
in Zuid-Duitschland omgezworven en te Mui-
heim de pas verkregen gunst van den Keur-
vorst van de Pfi&lz door eene onvoorzichtige
uitlating over de académie aldaar verloren
had, b^af hg zich naar München, waar hg
goede zaken poogde te doen door over te gaan
tot de B. Katholieke Kerk. Zgne hoop was
gdel en hg was van plan heil te zoeken te
Stokholm, maar kwam niet verder dan tot
Augsburg. Hier redigeerde hg op eene verdien-
steUlke wgze de „Deutsche Chronik", en toen
de uitgave daarvan door het stedeigk bestuur
verboden werd, zette hg ze voort te Ulm»
waar hg zich in 1776 vestigde, nadat hg uit
Augsburg verbannen was. Nu verkeerde hg
in zeer gunstige omstandigheden, totdat Her-
tog Kard van WürUmbmrsf hem naarBlaubeu-
ren lokte en daarna op den Hohenasperg in
den kerker wierp, om, zooals gezegd werd,
een einde te maken aan de onbeschaamdheid,
waarmede hg alle gekroonde hoofden der
aarde beogende. Hier heeft hg 10 Jaar van
zgn leven doorgebracht, het eerste in strenge
hechtenis, de volgende 4 onder het gezag van
den pietistischen despoot, generaal JSu»^, van
vrouw en kind gescheiden, van alle boeken
en schrgfgereedschap verstoken, terwgi hg
daarna op eene onwaardige wgze door dien
kommandant der vesting gedwongen werd,
als diens secretaris en' gelegenheidsdichter
werkzaam te wezen. Eerst in Mei 1787 werd
de naar het lichaam uitgeputte man, door tus-
schenkomst van Pruisen, in vrgheid gesteld
en, om de maat der dwinglandg vol te meten,
tot Hofdichter en tooneeldirecteur teStnttgart
benoemd, waar hg zich weder met de uit^ve
van de „Chronik" belastte en in verbeterde
geldeigke en huiseigke omstandigheden een
rustig leven leidde, hoewel hg den voormali-
gen smul- en zwelglust nog niet overwonnen
had. Hg overleed aldaar den lOden October
1791. De gedichten en proza opstellen van
Sekmbart zgn een getrouw spiegelbeeld van
den dichter en schrgver. Men vindt daarin de
ongeetadigheid en vluchtigheid, het gemis van
zedeigken ernst, welke grondtrekken waren
van zgn karaliter. Zgne lotgevallen heeft hg.
beschreven in : „Schabart's Leben und Oe-
sinnungen (1701—1793, 2 dln)". Zgne „S&mmt-
Uche Oedichte" zgn in 1785— 1789 in 2 deelen
en ook nog in 1842, — en zgne „Sftmmtliche
Schriften" in 1839—1840 in het licht versche-
nen, zgne echtgenoot, die hem 28 Jaren over-
leefde, is te Stuttgart in een armenhuis ge-
storven.
Sohubben zgn bekleedselen van het li-
chaam van verschillende dieren, nameigk
van vele visschen, kruipende dieren, zoog-
dieren, van de pooten van vogels, vsn
de vleugeis van vlinders en van de harde
huid van sommige kevers. Bg de visschen be-
staan zg uit eene vezelachtige, uit bindweef-
sel gevormde laag pigmentcellen en daarna
uit een plaveivormige opperhuid; zg bestaan
hoofdzakeigk uit phosphorzuur calcium. De
SCHUBBEN— SCHUBERT.
399
BGhnbben der kruipende dieren, der sehab-
dieren en der Togelpooten solignen van hoorn-
aehti^^ aard te wezen en komen doB overeen
met het haar der zoogdieren, 't geen door een
microBcopisch onderzoek beveetigd wordt De
Bchnbben der vlinders daarentegen zt|n op
geheel andere wt|ze gevormd. Het stofgond
der vlindervleugels of de schnbbetjes of het
z.g. vlengelstof zUn geklenrde plaaQes, door
middel van steel^es in openingen van het
vlengelvlies bevestigd en dakpansgewtfs op
elkaar geplaatst Volgens de mededeelingen
van Bemard Desehamps in z^ne: „Becherohes
mioroeoopiqnes snr Torganisation des alles des
Lépidoptères (1886)" bestaat elke sohnb nit 2
of 3 plaa^es. Op het bovenste ligt het pigment
(de kleurstof), en de langwerpige strepen der
vleugels worden gevormd door de plooien der
tweede laag van plaatjes. De steeltjes zOn
bevestigd in buiiOes, welke somtyds eene firaaie
gedaante hebben. De schubben zelve z||n zeer
versehillend van vorm. De schubben op som-
mige kevers, b0v. op meikevers, boktorren
en snnittorren, zQn vermoedelUk aan den top
verbreede en plat geworden haren en alzoo
hoomachtig van aard. By de diamantsnuittor
(van het gesUcht Entimus) schitteren zQ als
Juweelen.
Sohubdler (Manis) is de naam van een
Hohenstein in het land van Sohönburg den
26sten April 1780. HQ studeerde eerst te
Leipzig in de theologie, daarna te Jena in
de geneeskunde en hield als practisch arts te
Dresden voorlezingen, verzameld onder den
titel : „Ansichten von der Nachtseite der Na-
turwissenschaften (1808; 4de druk,18i0)". In
1819 werd hy professor te Erlangen, in 1827
te München, voorts geheimraad en lid der
Académie van Wetenschappen, en h0 overleed
den Isten Juli 1860. Van zyne geschriften
noemen wy voorts: „Ahnungen einer allge-
meinen Ckischichte des Lebens (1806—1821,
2 dln)", — „Die Urwelt und die Fixsteme
(1822; 2de druk, 1830)'\ — „Das Weltgeb&ude,
die Erde und die Zeiten des Menschen auf
der Erde (1852)", — „Lehrbuch der Natur-
geschichte (21ste druk, 1871)", — „Symbolik
des Traums (1814; 4de druk, 1862)", — „Ge-
schichte der Seele (1830, 5 dln; 4de druk,
(1860)", — „Die Krankheiten und Sttfrungen
der menschlichen Seele (1846)", — „ Altes und
nenes aus dem Qebiete der innern Seelenknnde
(1824—1844, 6 dln, en later)", — „Biographien
und Erzfthlungen (1847— 1848, 8 dln)", — „Er-
zfthlungen (1840—1844, 3 dln)", — „Erzfth-
lungen fttr die Jugend (1862, 2 dln; 2de
druk, 1872)", — „Der Erwerb aus einem ver-
gangenen und die Erwartungen von einem
Het schubdier.
zoogdierengeslacht uit de fiunilie der Wormion'
Sfigm (Yermilinguia) en uit de orde der Tamd»-
looKe» (Edentata). Het onderscheidt zich door
het ontbreken der sleutelbeenderen en vooral
door de vrg groote, harde, hoomachtige, dak-
pansgewtls gerangschikte schubben, waarmede
het lichaam dezer dieren bekleed is, en
zQ komen overeen met de Amerikaansche
miereneters, welke zQ in de warme gewes-
ten van AM en Aflrika vervangen. Dreigt er
gevaar, dan kunnen zy zich oprollen, evenals
onze egels. Tot de soorten van dit geslacht be-
hooren: het Um^ëiaartige êókmbditr (M. ma-
cronra) met een staart, die de dubbele lengte
heeft van het lichaam, en met 11 ryen zwarte,
geel gezoomde schubben; — het korUtawrüge
sokubdier (M. braehjoura. zie bygaande afbeel-
ding), op Oeylon, Sumatra en in Bengalen
voorkomende; — het Javaamtehe êckkbdier (ilL.
javanica), op Java, Sumatra en Boméo levende.
Dit schubdier bewoont bergachtige, bosch-
ryke streken, klimt in de boomen, maar
leeft doorgaans tusschen de wortels, graaft
gaten in den grond en zoekt voedsel in mie-
ren- en termietennesten. De inboorlingen eten
zQn vleeech en vervaardigen amuletten van
z0ne schubben.
Sohubert. Onder dezen naam vermelden wy:
QüitkUf Smmriok von Sehfvb&rt^ een verdien-
steiyk Duitsch natuurkundige, geboren te
zukünftigen Leben (1863—1866, 8 dln)", —
en „Erinnerungen aus dem Leben der Heraogin
Helene Luise von Orleans (1869; 8ste druk,
1878)'\
Fra/M Sekmberiy éen van Duitschlands voor-
treffemkste componisten. Hg werd geboren te
Weenen den 31sten Januari 1797 en wegens
zyne fraaie stem in de Keuwriyke muziekschool
opgenomen, waar hy zich oefende in het be-
spelen van verschillende instrumenten. Toen
zyne stem in de Jongeling^aren veranderde,
keerde hy in 1813 terug in de oud^riyke
woning. Hier wydde hy zich aan vankeiyk on-
verdeeld aaa de toonkunst, maar werd in
1814, om zich aan den krygsdienst te onttrek-
ken, hulponderwyaer by zyn vader. Drie jaar
bleef hy deze betrekking waarnemen en wekte
tevens door zyne compositiën de aandacht van
onderscheidene muziekliefhebbers te Weenen,
zoodat hy in 1818 muziekmeester werd by
Graaf JEbterhdnt en dezen volgde naar zyn
buitenverbiyf Zelécz in Hongarye. In den
herfst van dat Jaar keerde hy naar Weenen
terug, waar hy, met uitzondering van eenige
uitstapjes, by voortduring vertoefde en den
18den November 1828 overleed. In 1868 ver-
rees aldaar een gedenkteeken te zyner eer.
Hy bekleedde geenerlei vaste betrekking; die
van Hoforganist wees hy van de hand, en
die van vice-kapélmeester der Keizeriyke Hof-
400
8CHÜBBRT— SOHttCKING.
luipéL waaniaar h0 dong, werd aan Wégl
to^fecend. loodat hS stecfds in bekrompene
«mstandiglkeden Terkeerde. Men heeft yan hem :
4 Toltoeide en 5 onroltooide operare. 6 ope-
cetten, 8 yaaderilles, 1 melodrama, 9 onrer-
toieB (waaronder die yan |,FierabraB*\ ,,Bo-
«amonde** en ,, Alfonao nnd Eetrella'*), Ö missen,
-een groot nHaUeliiJa", omstreeks 600 Hederen,
Tan welke de yenamelingen : „Die schone
MOllerin**, — „Winterreise*\ — „Sehwanen-
gesang**, — en „AasgewfthUe Lieder" de
meest bekende ^Qn, 9 sjrmphonieën, 18 strQk-
kwartetten, het yermaarde „Forellen-klayier-
qnintet*' ens. In al die stokken ontwaart men
eene schitterende yerbeelding, eene ongemeene
ftisohheid yan nitdmkking en een onnitpntte-
IQken rtjkdom yan oorspronkel^ke melodieën
en harmonieën. HQ is bQ uitnemendheid lier-
«dichter op het gebied der tonen.
Fr%9d/rkik Wükdm Sokmbêri, een yerdien-
•stelQk Dnitsch geschiedkundige en statistieos.
&i werd geboren te Kënigsberg den SOsten
Mei 1799, aanyaardde er in 1828 een profee-
-seraat en oyerleed den 21sten Jnli 1868. Van
«Hne geschriften yermelden wQ : „Handbnch der
allgemeinen fitaatskande yon Énropa (1886 —
•1848, 2 dln)", — en „Bie VerfiUMnogsorknnden
nnd Gmndgesetie der Staaten Eoropa's nnd
der nordamerikanischen Freistaaten (1840—
'1858, 2 dln)". Ook becorgde hy met Boten-
'kram eene nienwe nitgaye der Werken yan
Friednoh Karl /S^Mar^ een Dnitsch tooneel-
^schryyer, geboren te München den 6den No-
•yember 1882. HQ diende 20 jaar bQ de artil-
lerie, nam als kapitein zt|n ontslag en wQdde
lich aan de beoefening der fraaie letteren.
Van aOne tooneelstnkhen noemen wy : „Moritz
•van Sachsen (1864)", — „Der dentscheBanem-
krieg (1888)", — „Napoleon I, dramatisehes
'CharakterbUd (1882)", - „Drei Kttsse (1880)",
— „Vom Regen in die Tranfe (1878)", — en
«yan a|fne romans: ,;Und sie bewegt sich
4ooh (1870)", — „Die. Jagd nach den Glttcke
AXS^Sy\ — en.„Wlasta (1875)". Ook schreef
tby yele noyellen en leyerde een bnndel : „(Ge-
dichte (1866)".
Söhubiger (Anselm), een yerdiensteiyk
sduryyer oyer de geschiedenis der mniiek in
de middeneenwen en geboren den 5den Maart
1815 te Uinach in het Zwitsersch canton St.
Oallen, erlangde ayne opleiding in het Bene-
•diotyner klooster te Einsiedeln, waar hy in
1885 de priesterwyding ontying en nog altyd
syn yerbiyf houdt. Hy schreef: „Die Silnger-
echule 8t. GMlens (1858)**, — „DiePflegedes
Kirchengesangs und der Kirchenmusik in der
deatsohen KathoUken Sohweii (1878)**, — en
,^Misiikalische l^^iecilegien (1876)", waarin hy
„Das liturgische Drama des Mittelalters**, —
„Orgelbau und Orgelspiel im Mittelalter**, —
„Die ausMrlitnrgischen Lieder**, en „Die
mitt^lterUche Instrumentalmusik** behandelt.
Ook is hy een yyerig medewerker aan de:
„Monatsbefte fOr Musikgesehichte**.
Sohubin (Ossip of Joeeph) is de pseudo-
nl^n der Duitsche schryfrter Lmge (senaamd
InUa) Kirteimm'. Zy werd geboren te »Praag
den 17den Juni 1854, was yeel op reis en
bracht den winter en de lente yeelal door te
iBrussel, te Parys ofte Bome.Tan hare romans
«noemen wy : „£hre (1888 en later)**, — ^Brayo
rechts (1885)**, — „Gloria yictis ! (1885, 8 dln)**
— en „Unter mns (1885)*'. Van hare noyellen
yermelden wy: „Mal* oechio und andere Ko-
yellen (1884)", — „Die (Seschichte eines Ge-,
nies. Die Galbrini (1884)**, — en „fiin Früh-
lingstraum (1884)**.
Sohnbvleugeligen, (Lepidoptera), zie
rUnden.
Sohüoking (Christoph Bemhard Leyin),
een Dnitsch romanschryyer, geboren den 7den
September 1814 te Clemenswerth in het land
yan Mflnster. beaocht de gymnasia te Mttnster
en Osnabrftck, studeerde te Mttnchen, Heidel-
berg en Gdttingen in de rechten, maar bepaalde
aich in 1887 by letterkundigen arbeid enyes-
tigde sich te Mttnster. In 1842 belastte hy
zich met de opyoeding der beide zonen yan
Vorst Wredêf trad het yolgende jaar in het
huweiyk, werd in 1848 lid der redactie yan
de „Allgemeine Zeitung" te Augsburg, bleef
er iVs Jaar en yertrok naar Keulen, waarhy
tot 1852 het feuilleton der „Kdlnische Zei-
tung** redigeerde. Na dien tyd woonde hy by
afwisseling op zyn buitenyerbiyf Saseenberg
by Warendorf en te Mttnster en deed r^zen
naar Engeland en Italië. Hy oyerleed tePyr-
mont den 80sten Augustus. Yan zyne weiken
noemen wy : „Das malerische und romantische
WestfUen (met Freili^atly 1889; 2de dnik,
1871)**, — „Ein Sohlosz am Meer (1848, 2
dln)'*, — „Die Eltterbtirtigen (1845, 8 dln)**,
— „Eine dunkle That (1846)**, ^ „Noy^en
(1846, 2 dln)**, — „(SJedichte (1846)**, — ,^e
Bömerfiethrt (1848; 2de druk, 1860)**, — „Hein-
rich yon Gagem, ein Lichtbild (1849)**, —
„Ein Sohn des Volks (1849, 2 dln)**, — „Der
Bauemfttrst (1851, 2 dln)", — „Die Kdnigin
der Nacht (1852)", — „Ein Staatsgeheimnis
(1854, 8 dln)", — „EinBedekampfzuFlorens
(1854)**, — „Die Sphinx (1856)**, — „Der
Held der Zukunft (2de druk, 1859)**, — „Der
Sohn eines berflhmten Mannes (1857)**, •—
„Gttnther yon Sehwarzburg (1857)**, — „Aus
den Tagen der grossen Kaiserin (1868, 2
dln: 2de druk, 1861)*', — „Paul Bronckhorat
(1859, 8 dln)**, — „BUder aus Westfslen
(1860)**, ^ „Die Bheider Burg (1869, 2 dln)**,
— „Die Marketend^n yon K51n (1861, 8
dln)**, — „Die C^eschwomen und ihr Richter
(1861, 8 dln)**, — „Historische NoyeUsn
(1862)**, — „Annette yon Droste, ein Lebeas-
bUd (1861; 2de druk, 1871)", — „Eine Aktien-
gesellschaft (1868, 8 dln)**, — „Frauen und
Rftthsel (1865, 2 dhi)**, — „Aus alter und
neuer Zeit (1864)**, — „Verschlnngene Wege
(1867, 8 dln)** — „Eine Kttnstierieidensehaft
(1867)*', ^ „Die Malerin aus dem Lonyie
(1869, 4 dln)", — „Luther in Rom (1810, 8
dln; 2de druk, 1878)**, — „Deutsche KiUnpfe
(1871, 2 dln)**, — „Herm Didiers Landhans
(1872, 8 dln)**, ^ „Die HeUigen und die
Ritimr (1878, 4 dln)", — „Aus helszen Tï^en
(1874)*', — „Fener und Flamme (1874,
8 dln)'\ — „Noyellenbuch (1876, 2 dln)**. —
„Die Herbeiige der Gerechtigkeit (1878, 2
dln)**, ^ en Lebenserinnerungen (1^36, 2 dis)**.
Ook zyn uttgelezene yerzam^ingen yaa
zyne romans en noyellen in het licht yer-
schenen, zyne yerhalen hebben doorgaans
een geeehiedkundigen achtergrond en onder-
scheiden zich door eene gelukkige eoneeptie,
•eene boeiende ontwikkeling en eene juiste
SCHüCKINO-SCHüLENBUKG.
401
kankterteekeDing. — ZQne echtgenoot Lmu
geboren wm €hiU, overleden den 16den Blaart
1866, Bchreef: „Franennoyellen (1846, 2 dln)",
— „Franenleben (1866; 2 dln)**, — „(Segen
den 'Strom (1861, 8 dln)", — „Der nene
Kreoaritter (1868)", — en bet biyepel : „Ehi
achleehtes (Jewisaen (1842)". Het haren man
leverde ag: „FamUienbUder (1864, 2dln)",—
en „Familiengeschichten (1864, 2 din)".
Sohuderoff (GI«org Jonathan) een Prote-
stantieh godgeleerde, geboren te Gotha den
248ten 0<^ber 1766, studeerde te Jena, was op
▼erBchillende plaatsen werksaam als pre^kant,
werd in 1886 emeritus en overleed den Sisten
October 1843. HQ behoorde tot de rertegen-
woordigers van het rationalismns en redigeerde
van 1802 tot 1882 het : „Jonmal sar Vered-
Inng des Prediger- nnd Sohollehrerstandes,
des Öffentlichen Beligionsknltns nnd des Schnl-
weaens". Met Bökr en SehUiêrmacher gaf hy
een: „Nenes Magazin vonFeet-, Gtolegenheits-
nnd andere Predigten (1823 enz)". Voorts
schreef hQ : „Ueber Kirohenzneht, mit beson-
derer Hinsieht anf die protestantische Kirohe
(1809)", — „Briefe ttber die protestantische
Kirohe (1809)", — „Briefe über das protestan-
tische Kirchenwesen (1816)", — „Gmndzflge
inreTangeUsch-christlichen KirchenTerftissnng
nnd sein OTangelichen Kirchenreeht (1817)",
Ueber de Eonsistorialverliusnng (1831)", —
„Die Ifftrtyrer der Liebe (1806)", — en „Bi-
chard nnd Angnste, ein Roman in Briefen
(1806)".
Sehuimbeestjes aQn insecten, welke
onder de orde der Bemiptera (Halfvlengeligen)
tot de femilie der Oioadida behooren. Zy ont-
leenen hun naam aan het schuim, dat door
de larven wordt afgescheiden en waarmede
lich deae bedekken. Beeds lang had men in
Mei en Juni hoopjes schuim op de twtlgen,
stengels en bladeren van yele planten waarge-
nomen sonder daarvan den oorsprong te kennen,
totdat men daarin gele, groene of witte larven
vond met zwarte oogen en lange pooten. Is
^t dier^e verveld, dan scheidt het geen schuim
meer af. Het heeft alsdan een driehoekigen
kop, zuigende monddeelen, een blaasvormig
of rimpelig aangezicht, 2 zeer U^ne sprieten,
^ lederaehtige vóór- en 2 vliezige achtervieu-
gels, aohterschenen met 2 groote dorens in
èet midden en een krans van kleine dorens
aan het einde, en tarsen met 3- leden. Zy
hebben de grootte eener vlieg en kunnen ver
springen. £0 vormen het ge^UiCht Aphrophora.
In ons Vaderland heeft men A, tpumariaf
grQs met witte banden op de vleugels en
niteluitend ep wilgen voorkomende, en ^. 6i-
fasoiata, kleiner dan -de voorgaande soort en
op allerlei planten te vinden.
SoUmja, eene arrondissementshoofdstad in
hetEuropeesoh-Suflsisch gouvernement Wladi-
mir, ligt aan de Tesa en aan den spoorweg naar
Eine^jma, telt bgna 14000 inwoners en vormt
met haar arrondissement het middenpunt der
katoenny verheid in Busland. De hier vervaar-
digde fltoifen zyn zeer goedkoop, vooral be-
stemd voor de behoeftige vollcsklasse en in-
zonderheid in Azi6 zeer getroldcen.
Sobtüd (debitum) is *t geen iemand op
grond van het recht gehouden is voor een
ander te doen of aan hem te geven — vooral
in geld of geldswaarde —4n overeenstemming
XIH.
met de vordering van den schuldeischer. lu
het koopmansboek draagt schuld den naam
van debet en schuldvord^ng dien van oredit.
De vergeiyking van die beide levert de
hdUnu. Men spreekt van hypothecaire schuld^
wisselsehuid, boekschuld enz. — Voorts is
schuld (culpa) het verband tusschen *smen-
Bchen handeling en eene krenking van recht
en wet — Op zedeiyk gebied noemt men
dengene schuldig, die de zedewet schendt.
Schuld wordt ook in het algemeen, maar in
ongunstige beteekenis voor oorzaak gebezigd.
Schxüdbriöf (Een) of schtddbekeniemis is een
schrifteiyk bewys van aangegane schuld, door
den schuldenaar aan den schuldeischer ter hand
gesteld. Hy wordt gewooniyk afgegeven by
het sluiten eener leening en vermeldt dan het
bedrag van deze en van de rente, alsmede
den ^d en de wyze van teruggave van het
geleende. De schuldbekentenis is een belang-
ryk bewysmiddel voor het bestaan eener schuld.
Zie voorts onder Siaaittékuldên.
Sohulenburg (Johan Matthias von der)
Byksgraaf en veldmaarschalk in dienst der
Venetiaansche Bepubliek, geboren te Emden
by Magdebnrg den Ssten Augustus 1661, nam
by de troepen van den Hertog va» JBruntwijk»
Wolfenbüttd deel aan zeven veldtochten tegen
de Turken, werd in 1698 generaal-mi^oor en
chef van een Dnitsch regiment onder Vietor
Amadêus, hertog van Savoye, werkte het vol-
gende jaar mede tot het dempen van een op-
stand der Waldenzen en streed in 1701 aan
het hoofd eener brigade by het leger van den
maarschalk Catinat. In 1702 werd hy luitenant-
generaal in dienst van Auffustut J/ van Polen
en voerde bevel in den voor de Saksen nood-
lottigen slag by Klissow (19 JuU 1702) over
de Saksische infanterie van het centrum. In
den winter van 1704 erlangde hy in Polen
het opperbevel over de geheele armee en
volbracht een meesteriyken terugtocht naar Si-
lezi6. Aan het hoofd van een korps, uit
Saksen en Bussen bestaande, deed hy in 1706
nogmaals een inval in Polen, maar werd door
den Zweedschen veldmaarschalk SemekUd by
Fraustadt geslagen. In 1708 trok hy met Sak-
sische hulptroepen van de armee van Marl-
horough in Vlaanderen, was tegenwoordig by
den slag van Ondenaarde en by de belegering
van Byssel en Doornik, voerde by Malplaquet
het bevel over 40 bataljons, nam deel aan de
belegering van Bergen en Douai en noodzaakte
Béthune zich over te geven. In 1711 verwhh
selde hy den Saksischen dienst met den Veneti-
aanschen en werd tevens door den Keizer in
den gravenstand opgenomen. De door hem
bestuurde verdediging van Oorfü met geringe
strydkrachten is Sbïï der meestberoemde feiten
uit de nieuwere krygsgeschiedenis. Daarop
volgden de verovering van de vesting Butrinto
en het bezetten van Santa Maura. In 1718
ondernam fkhuLenburg een inval in Albani6,
maar moest wegens den Vrede van Passaro-
witz terugtrekken. In de volgende 29 Jaar
spande hy zyne krachten in om hét oorlog-
voerend vermogen van Veneti6 te versterken
en overleed den 14den Maart 1747. De Bepu-
bliek deed te zyner eer te Corfta een gedenk-
teeken verrysen. — 2Syn nazaat Friedrich
Albrechi wm der SehuUnbmrgy geboren te Dres-
4en den 18den Juni 1772, studeerde te Leipzlg
26
402
SCHULEKBUBO-SCHULTES.
en te Wittenberg, bei»aalde liob bQ de diplo-
matie en waa van 1794 tot 1797 werluaam
bQ de geiantacliappen te Weenen en Regens-
burg en bQ het yredefloongrös te Baatadt HS
waa er 1799 gexant aan het Deensehe, in 1801
aan het Boaaische en in 1810 aan hetOosten-
rykflohe Hof. B0 het Congres te Weenen was
h0 Tertegenwoordiger van den Koning van
Saksen. Later werd h0 in Saksen geheimraad
in werkeiyken dienst, toen weder gesant te
Weenen. nam in 1830 zt|n ontslag en over-
leed te klosterrodaden 12den September 1858.
HU schreef: .Leben and Denkwürdigheiten
des Johiftnn Matthias von der Schnlenbnrg
(1884, 2 dln)'\
Sohüler (GottUeb Christian), een Doitsch
rechtsgeleerde en staatsman, geboren den
27sten Maart 1798 te Salznngen, besooht de
hoogescholen te Jena en te Heidelberg en
vestigde zich in 1820 als advocaat in at|ne
geboorteplaats. In 1827 trad hfl in staatsdienst,
bekleedde verschillende rechterlüke betrekkin-
gen hl het hertogdom Meiningen, was van
1884 tot 1837 Ud van de Vergadering der
Standen en werd in 1868 Oberappellations-
gerichtsrath te Jena. Aldaar zag hy zich in
1841 eershalve tot doctor in de rechten be-
vorderd en hield er als honorair professor
voorlezingen over straf^recht en stnf^rocös.
In democratischen geest nam hQ deel aan de
staatkundige bew^ing van 1848, schreef:
i^Flttchtige Gedanken eines Dentschen über
eine Centralbehörde fttr Deatschland (1848)**,
nam deel aan het Vöor-Parlement de Frankfort
aan de Hain, werd lid van de Nationale
Yergadering en vertrok met het Bomp-
Parlement naar Stnttgart Daarna werd hQ
vioe-president van den Landdag te Weimar,
in 1868 voorzitter van het „Gesammt-Ober-
appellationsgericht" en overleed te Jena den
Isten Joni 1874. Van zt|ne geschriften ver-
melden wV nog: „Beitrftge znr Beortheilong
des Kriminalsg^tzbachs für das K6nigsreich
Sachsen (1839)**, — „Kritische Bemerknngen
an den Éntwnrf des Strafgeeetzbachs für die
Prensaischen Staaten (1844)**, — en „Jnristi-
Bche Abhandlongen and BechtsflUle (met
OrUoff enz., 1847—1857, 2 dln)**.
Sohulte (Johann Friedrich, ridder von),
een uitstekend beoefenaar van het KerkelQk
recht en vertegenwoordiger der Oud-Katholieke
beweging, werd geboren te Winterberg in
West&len den 23Bten April 1827, studeerde en
promoveerde te BerlQn in derechten,aanvaardde
eerst eene betrekking b0 de rechtl>ank en ves-
tigde zich vervolgens als privaatdooent te
Bonn. Sedert 1869 is hy opgenomen in den
Duitschen ridderstand en van 1874 tot 1879 was
hu lid van den Duitschen BQksdag. Hy was voor-
zitter van de congressen der OudKatholieken te
München (1871), Keulen (1871), Constanz
(1878), Freiburg (1874) en BresUu (1876), als-
mede van de Commisdie, te Keulen benoemd
tot het kiezen van een Oud-KathoUeken bis-
schop. In 1872 werd hy lid van de Académie
van Wetenschappen te Weenen. Hy schreef:
«Handbuch des Katholische Eherechts (1855)**,
— „Das Katholische Kirchenrecht (1856—1860,
2 dln)**, — .Lehrbuch des Katholischen Kir-
chenrechts (1863; 4de druk, 1886)**, — „Die
Geschichte der Quellen und Literatur des ka-
nonisohen Bechts (1875—1877, 2 dln)**, —
„DarsteUong der Procesaes von den Katholi-
schen geisttichen Ehegerichten Gesterreloha
(1858)**, — „Lehrbnch der dentschen Beichs-
und Bechtsgeschiohte (1861; 5de druk, 1881)**,
— „Die Macht der römischen Pftbste (1ste en
2de druk, 1871)*\ — „Denkschrift über daa
Verh<nls des Staats su den Sfttzen der
pftbstlichen Konstitntion von 18 Juli 1870
(1871)'*, — „Die SteUung der Koncilien,
Pftbste und Bischöfe (1870)**, — „Die nenem
Katholischen Orden und Kongregationen
(1872)**, — „Der CöUbatsswang (1876)**.
Sohmtena. Onder dien naam vermelden
wy drie hocH|leeraren, welke zich door beoe-
fening der Oostersche letteren verdiensteiyk
hebben gemaakt, nameiyk:
AtbeH SohuUêMif geboren te Groningen den
23sten Augustus 1686. Hy legde zich met
groeten yver toe op het Hebreeuwsch en
Arabisch, was eerst predikant te Wassenaar
en werd vervolgens hoogleeraar te Franeker
(1713) en toen te Leiden (1732), waar hy den
20sten Januari 1750 overleed. Hy heeft eene
lange reeks van geschriften nagelaten, van
welke wy noemen: „Institutiones ad ftmda-
menta linguae Hebraeae (1737 en later by
herhaling)**, — eene herziene oitgave der
„Grammatica Arabica (1748)** van 00» Sn,
— „Proverbia Salomonis (1748)**, — en „On-
gines Hebraeae (1724—1738, 2 dln; 2de druk,
1761)**.
JohoMMêt Jaoobui Soh^ilUiUy een zoon van
den voorgaande, geboren te Franeker in 1716.
Beeds op Jeogdigen leeftyd was hy hoogleeraar
te Herbom en zag zich in 1749 benoemd tot
professor te Leiden, waar hy den 17den No-
vember 1778 overleed. Hy was een man van
nitgebreide kennis, die met menig geschrift
deelgenomen heeft aan de godsdiensttwisten
van zUn tyd.
Sèndrik Alb$rt Sehwliênê, een zoon van den
voorgaande, geboren te Herbom den 15den
Februari 1749. Nadat hy reeds in 1772 eene
„Anthologia sententiarum Arabicarum** had
uitgegeven, vertrok hy naar Engeland, om
te Oxford de. studie der Ooeteisohe talen voort
te zetten. Ook werd hy aldaar tot magister
benoemd. Na ayn terugkeer koesterde baron
BmUinek, curator der Leidsche Académie, het
plan, hem in de gelegenheid te stellen, op
*sByiLS kosten eene wetenschappeiyke reia
naar Frankryk, SpaiOe en Italië te doen,
maar dat plan werd verydeld door de benoe-
ming van SokuUmi tot hoogleeraar ia de
Oostersche letterkunde te Amsterdam (1773).
Zes Jaar later aanvaardde hy een dergeiyk
professoraat te Leiden en was er met roem
werkzaam, totdat de dood hem reeds den
12den Augustus 1793 ten grave sleepte. Be-
halve academische oratiCn leverde hy eenige
opstellen ia de „Bibliotheca critica** van Wjfi-
tenhaok, eene uitgave der Arabische fiibelen
van Bidnai en eene vertaling van het boek
Job.
SohnlteB (Joseph August), een verdienste-
lyk kruidkundige, geboren te Weenen den
13den April 1773, studeerde aldaar en bracht
het door zyne kruidkundige nasporingen zoo-
ver, dat hy reeds in 1794: „Oestreichs Flora.
BIn Handbuch auf botanischen Ëxcursionen
(2 dln; in 1800 en 1814 herdrukt)** in het
licht kon zenden. Daarna begaf hy zich naar
SCHULTES-SCHULTZE.
403
Zwitserland, besocht eenige Daftsehe hooge-
seholen, Testigde zich als geneesheer te Wee-
nen en werd in 1797 hoogleeraar in de
natanrigke historie. Later was hfl als zoodanig
werkzaam te Krakaa, Innsbrack, Landshut
en München. Hü verzamelde eene groote
menigte plantensoorten, maar had met vele
moeiigkheden en rampen te worstelen, zoodat
hg eindeigk tot zwaarmoedigheid yerriel en
den 21sten April 1881 overleed. HU schreef
o. a.: „Ueber Betoen im Vaterlande znr Anf-
nahme der vaterlündischen Natnrgeschichte
(1799)**, ~ „Versnch eines Handbnches der
Natnrgeschichte des Menschen, nebst einer
AUgemeinen Einleitnng in die Natnrgeschichte
des Thierreiches (1799)**, — „Ansflüge nach
dem Schneeberge in Unteröstreich, mit beige-
fOgter Fauna nnd Flora der südwestlichen
(legend nm Wien (1802)'*, — „Kdse anf den
Glockner (1804, 4 dln)**, — „Bajems Flora
(1811)**, — „Gmndrisz einer (ïeschichte nnd
Literatnr der Botanik (1817)*', -- en „Systèkna
▼egetabUinm (1817—1880, 7 dln, onvoltooid)**.
— Ook zt)n zoon Jtdius Mênuum^ geboren te
Weenen den 4den Jannari 1805, was een ver-
diensteiyk kmidknndige, die op den Isten
September 1840 in den bloei des levens over-
leed.
Sohults (AdolOy een Dnitsch dichter, ge-
boren te Elberfeld den Oden Jnni 1820, wifdde
zich aan den koophandel, was op verschillende
kantoren werkzaam en overleed den 2den
April 1868. H0 leverde: „GMichte (1848;
4de dmk, 1868)**, — „Hans nnd Welt (1861)*',
— «HSrzgefllingen (1848)**, — „Der Harftier
am Herd (1868)*', — „Zn Hanse (1861)*', —
„Lieder aas Wtoconsin (1848)'*, — „Martin
Lnther (1888);*. — en „Lndwig Capet*'
Sohultz (£rnBt Andreas Heinrich Her-
mann), een Protestantsch godgeleerde, geboren
den 80sten December 1886 te Lttchow in
LOnebnrg, studeerde te Oöttingen en te Erlan-
gen, werd leeraar en repetitor, voorts in 1861
privaatdocent te Basel, in 1864 hoogleeraar in
de theologie te Basel, in 1872 te Straatsburg,
in 1874 te Heidelberg en in 1876 te G6ttingen.
Hg schreef: „Yoranssetzungen der christlichen
Lehre von der Unsterblichkeit (1861)**, —
„Alttestamentliche Theologie. Die Offenba-
rungsreligion anf ihrer vorchristUche Entwioke-
lungBBtufë (1869; 2de druk, 1878)**, — „Die
Stellung des christlichen Glaubens zur Heiligen
Schrift (1872; 2de druk, 1877)**, — „Die Lehre
von der Gottheit Christi, Communicatio idioma-
tum (1881)**, ~ „Predigten(1882)**, — en„Zur
Lehre vom Heiligen Abendmahl (1886)**.
Sohiütse. Onder dezen naam vermelden
wfl:
Jfofv JoAcMM Siffumund SekuUtêj een uit-
stekend ontleedkundige, geboren te Freiburg
in deBreisgau den 26Bten Maart 1826. Hg stu-
deerde te Greifliwald en te Berign in de ge-
neeskunde en vestigde zich in 1860 ato pri-
vaardocent te Grei&wald. Sedert 1848 hield
hg zich bezig met het onderzoek der Turbel-
lari6n, ontdekte daarin chlorophyl, schreef
daarover eene verhandeling (1861) en begaf
zich in 1868 naar Italië, om er zich aan de
kust der Adriatische Zee aan dierkundige
nasporingen te wgden. Daarop verscheen zgn
voortrefTeigk werk: „Ueber den Organismus
der Polythalamiën (1864)**. In 1864 ging hg
xin.
als buitengewoon hoogleeraar naar Halle en
bestudeerde er de ontwikkelingsgeschledento
van Petromyzon Planeri, de pseudo-electrische
organen van de roggen en de electrische
organen der visschen, alsmede de wQze, waar-
op de uiteinden der zenuwen met de zintui-
gen in verband staan. In 1869 vertrok hg als
hoogleeraar naar Bonn, waar onder zgne
leiding een nieuw gebouw voor de ontleed-
kunde verrees. Voorts bespiedde hg den l>onw
van het netvlies en van het sigmvlies van
den neus, deed op een uitstap naar Pargs en
Nederland onderzoek naar den aard der Hj-
alonemen, ontdekte in 1864 eifrenaardige soor-
ten van cellen (Stachel- und BüfiBellen), ver-
béterde de leer der cellen en verkondigde in
zgn boek: „Ueber Muskelk6rperchen und das,
was man eine Zelle zu nennen habe (1861)*',
dat men het vlies (membranum) niet tot de
celweeftoto moet rekenen. Tevens ontwikkelde
hg nieuwe denkbeelden over de intercellulaire
zelfttandigheid, welke naar zgne meening uit
het protoplasma der oorspronkeigk elkander
aanrakende, embryonale cellen ontstaat. Hg
leverde ook belangrgke geschriften over de
bewegingen van het protoplasma en der klenr-
looze bloedlichaampjes en vervaardigde een
vernuftig uitgedachten toestel om laatstgenoem-
den gade te slaan. Met de beschrgving daarvan
opende hg in 1866 het door hem gestichte „Ar-
chiv fhr microscopische Anatomie*'. Groot zgn
de verdiensten van «SdkiZ^M tevens met betrek-
king tot de mlcroscopie, welke hg met tal-
rgke hulpmiddelen verrgkte. Hg overleed te
Bonn den 16den Januari 1874. Van zgne
overige geschriften vermelden wg: „Beitrüge
znr Eenntnto der Landplanarien (1867)", —
„Zur Kenntnto der elektrischen Organe der
Ftoche (1868)*', — „Die Hjalonemen (1860)'*,
— „Das Protoplasma der Bizopoden nnd der
Fflanzenzellen (1868)", —„De ovorum ranarum
segmentatione (1868)", — „Znr anatomie und
Physiologie der Retina (1867)", — „Ueber
die znsammengesetzten Angen der Kreose und
Insekten (1868)", — en „Obeervationes de
structura cellulerum flbrarumque nervearum
(1868).
Bernkard SokvUïê^ een verdiensteigk genees-
kundige en een broeder van den voorgaande.
Hg werd geboren den 29sten December 1827
te Freiburg in de Breisgau, studeerde te
Greifliwald en te Berign, vestigde dch te
Greifiiwald als privaatdocent, werd in 1864
assistent in de verloskunde te Berign en zag
zich in 1868 l>enoemd tot hoogleeraar in de
verloskunde en in de kennto der vrouwenziek-
ten te Jena. Behalve vele belangrgke opstellen
in tgdschriften schreef hg: ,^ehrbnch der
Hebammenkunst (1860; 7de dmk, 1884)", —
„Wandtafeln der Schwangerschafts- und Ge-
bnrtskunde (1866)**, — „Ueber den Scheintod
der Nengeborenen (1871)**, — „Pathologie und
Hierapie der Lagever&nderungen der Geb^r-
mutter (1881)", — en „Unser Hebanmienwesen
und das Kindbettfleber (1884)**.
AvffUii atffmund SokmUzej een broeder der
beide voorgaanden en geboren te Gfreifieiwald
den 28sten April 1888. Hg werd hoogieeraar
in de rechten te Straatsburg en schreef: „Die
Yerleitung zum fiOschen Eide (1870)*', ^ J>ie
Nebenintervention im Civilprozesz (1884)'*. —
„Das deutsche Konkursrecht in seinen junsti-
26»
40i
SCHULTZE— SCHULZ.
•cben GmndUgeQ (1880)*\ — en ,,Pri?atreeht
and Prozeaz in ihrer Weohselbeiiehang (1888)**.
Karl Amgmêt JuUmt Fritz SekmUxê^ een y verig
beoefenaar der wtjabegeerte, geboren den 7den
Mei 1846 te Celle in Haonover. HU beiocbt in
1866 de universiteit te Jena, studeerde er eerst in
de recbten^ daarna in de wOsbegeerte en lette
deie stadie Toort te Gdttingen en te Mflncben.
Inmiddels scbreef bl): J)ie Tbierseele (1868)**
en ,,Der Feticbismus (1871)**, vestigde zicb in
bet lUitMt van 1871 alsprivaatdocentte Jena,
werd er in 1875 buitengewoon boogleeraar
en sag lieb in 1876 benoemd tot gewoon
boogleeraar aan de polyteobniscbe sebool te
Dresden. Hy scbreef voorts: „G^rgios Qe-
mistos Pietbon (1871)**, ^ «Der Beligions-
nnterricbt in Deutseblands Scbulen und seine
Verbesserung (1862)**, — „Du solist niobt falseb
Zeugnis reden wider deinen Niicbsten (1878)**,—
„Oescbicbte der Pbilosopbie der Renaissance
(dl 1, 1874)**, — „Kant und Darwin (1870)**,
— „Ueber Bedeutung und Aufj^abe einer
Pbilosopbie der Naturwissenscbaa (1877—
1878)**. — „Die Spracbe des Kindes (1880)**,
— „Die Grundgedanken des Materialismus und
die Kritik derseiben (1881)**, — „Pbilosopbie
der Naturwissenscbaffc (1881—1882, 2 din)**,
— en „Die Grundgedanken des Spiritlsmus und
die Kritik derseiben (1888)**. Daaruit biykt,
dat by de nieuw-Kantiaansche ricbtiog volgt.
SehultB Jaoobi (Jobannes Cbristoflèl),
een verdlensteiyk Nederlandscb dicbter en
prosascbryver, geboren te Amsterdam den
4den October 1806, was acbtervolgens predi-
kant by de Evangelisch-Lutberscbe gemeenten
te Culemborg, Zutfen en Botterdam en over-
leed in laats^^oemde stad! op den 18den Sep-
tember 1866. Hy scbreef: „Gedicbten; bloemen
uit Salomo*s gaard (1843)**, — „De Neder-
landscbe doodendans (1848)**, — „Gescbiedenis
van bet godsdienstig gesang by de Lutbersoben
in de Nederlanden**, — „(ïescbiedenis der
Xvangeliscb-Lutberscbe gemeente te Botter-
dam (1852-1854)**, — „Tafereelen uit de
Bybelscbe gesebiedenis (1860)**, — „Oud en
nieuw uit de gescbiedenis der Nederlandscbe
Lutberscbe Kerk (1862)**, — onderscbeidene
bydragen in tydscbriften en jaarboeKJes.
Sohults-SohnltseiiBtein (Karl Hein-
ricb), een verdiensteiyk plantenpbjrsioloog,
geboren den 8sten Juli 1798, studeerde te
Beriyn in de geneeskunde, vestigde er sicb
als privaatdocent en werd er in 1825 buiten-
gewoon en in 1868 gewoon boogleeraar. Hy
deed nasporingen omtrent den omloop der
sappen in de planten, alsmede omtrent de
voeding en de adembaling der gewassen. Hy
kwam daardoor tot een zonderling stelsel
aangaande bet dieriyk leven en bey verde zicb,
dat stelsel toe te passen op de ziekteleer,
zielkunde en zedeleer. Als voorzitter van bet
Genootscbap van Tuinbouw beeft by veel ge-
daan tot bevordering van bet aankweeken van
planten. Hy overleed te Beriyn den 22sten
Maart 1871. Van zyne talryko gescbriften
vermelden wy : „Ueber den Kreislauf des Saltes
in den Pflanzen (1824)**, — „Die Natur der
lebendjgen Pflanzen (1828—1828, 9 dln)**, —
„NatUrlicbes System des Pflanzenreichs naob
seiner innem Organisation (1832)**, — „Das
System der Cirkulation in seiner Entwicke-
lung durcb die Tbierreibe und im Menseben
(1886)**, — „Ueber die Yeijüngung des meoKb-
licben Lebens und die Mittel und Wege m ihrer
Kultur (1842; 2de druk, 1850)**, — „Sur la
eircnlatlon et sur les vaisseaux lactieifèrei dans
les plantes (1849)**, — „Die Eatdeokuag der
wakren Pflaniennihmng (1844)**, — „Neoes
Sjstem der Morpbolog&e der Pflanaen (1847)**,
— „Die Verjttngung Tm Pflaazenreieb (1851)**,
— „Die Yerjungung im Tbierdcb (1854)**,—
„AUgemeine Kiankbeitslebre (1844-1845, 2
dln)**, — „Die Heilwirknngen der Arzneien
(1846)** — „Neues System der Psycbologie
(1855)**, — „Lebea, (Jesundbeit, Krankbeit,Hei-
lung (1868; 2de druk, 1873)**, — „NalurstMUnm
und Kultur oder Wabrbeit und Freibeitin ihrem
natttrlicben Zusammenbaog (1866)**,— „Moral
als Heilwissenscbaft und KuUnrwissenscbaft
(1869)** — en „Die Pbysiologie der Yeijünguig
des Lebens im Unterscbeid von den dynami-
scben und materialistiscben Stoffwecbseltbeo-
rien (1867)*'.
SohalB. Onder dezen naam vermelden wy :
Damd SckuUj een Protestantscb godgeleerde,
geboren den 298ten November 1779 te Pttr-
berg by Freistadt in Nede^Sileale. Hy studeerde
te Halle, vestigde zicb in 1806 aldaar als do-
cent, werd in 1809 professor te Frankfort
aan de Oder en begaf dcb in die betrekking
in 1811 naar Breslau, waar by in 1819 ook
tot lid werd benoemd van bet Koninkiyk
consistorie voor Silezie, welke betrekking by
ecbter verloor wegens zyne ratioaaliBtisohe licli-
ting. Hy overleed te Breslau den 17dea Fe-
bruari 1854. Van zyne gescbriften vermelden
wy : „Der Brief an die Hebrfier, EInliltang,
Uebenwtsung und Anmerkungen (1818)**, —
„Die cbristlicbe Lebre vom beiligen Abend-
mabl nacb den Grundtext des aenen Teata-
ments (1824; 2de druk, 1881)**,— „Die ehrist-
liobe Lebre vom Glauben (1884)**, —en „Das
Weten und Treiben der Evangelisoben Kir-
obenzeitnng (1889—1840, 2 dln)**.
Alb&rt SchuU^ onder den pseudoniem 8a»
Mmrtê een yverig beoefenaar 'der midden-
eenwscbe letterkunde. Hy werd geboren te
Scbwedt den 8sten Mei 1802 en is sedert 1848
werkzaam als regeeringsraadtai bet provinciaal
coUegie van onderwys te Magdeburg. Hy
beeft zicb vooral verdiensteiyk gemaakt door
zyne nasporingen omtrent denSagenkriagvan
Arthwr en de Tafelronde, alsmede op bet ge-
bied der CJeltisobe, Oud- Fransje enMIdden-
Hoogduitsche litteratuur. Van zyne gescbriften
noemen wy : „Leben und Dicbtungen Wolfraas
van Escbenbaeb (1886— 1841, 2 dln ; 2de dnk,
1858)**, — „Die Arthnrsage und die Mftroben
des Botben Bucbes von Hergest (1842)**,
— „Nennius und Gildas (1844)**, — „Beitrige
zur bretoniscben und keltiscb-germankehen
Heldensage (1847)**, — „Die Sagen von MerUn
(1852)**, — „Waltber von Aqnitaolen (1858)**,
— „Gottfrieds von Monmoutb Historia regum
Britanniae (1854)**, — „Paroivalstudien (1860—
1862; 3 stukken)**, — „Beimregister zn den
Werken Wolfirams von Escbenbaeb (1867)**,
— „Zur Waffenkunde des Sltem deutschen
Mittelalters (1867)**, — „Ueber Wolfinuns
von Escbenbaeb Bittergedicbt Wllbelm von
Orange (1871)**, — „Bttckblicke auf Dicbtun-
gen und Sagen des dentseben Mittelalters
(1872)**, — „Wilbelm von Orange. Heldenge-
dicbt von Wolfirams von Escbenbaeb (1878)**,
SCHULZ-SCHÜLZB-DELITZSCH.
405
— i,Die pölniMhe Köiüfwage (1848)*', —
yyPolens Yorseit in Dichtang lud Wahrfaeit
(1869)**, — en eene bewerking der „Geschichte
der welaohen Litentar (1864)** Ynn ^SiepJkeiu,
Schnlse. Onder deien naam Yermelden wO :
CMtlob Srmi SekmUe^ een Daitsch w|8-
geer, geboren den 23sten Angastns 1761 te
Heidmngen in Thttringen. Hy studeerde te
Wittenberg, werd er pri^aatdocent en lag
zioh in 1788 benoemd tot hoogleeraar te
Hdmdgtlldt en in 1810 te Q6ttlngen, waar hg
den 18den Jannari 1888 overleed. Van zgne
geeehriften noemen wQ: „Aenesidemns. oder
über die Fondamente der Ton Beinhoid ge-
lieferten Elementarphiloflophie, nebst einer
Vertheldignng des Skeptioismns gegen die
Anmasxnngen der Yemonltkritik (1728)**, —
-„Eneylüop&die der philosophischen Wissen-
schaften (1814; 8de dmk, 1824)**,— „Payohisehe
Anthropologie (1816; 3de dmk, 1826)",— en
„üeber die menscbliche Erkenntnis (1832)**.
Friedfi^ Amguti Séhulsê^ een Daitseh ro-
manschrtlTer, bekend onder den naam van
Ffiêdfith LoMm, H0 werd geboren te Dresden
den Isten Jnni 1770, studeerde te Leipaig,
werd in 1807 secretaris der commissie van
landhnishondkonde , verkreeg in 1820 den
titel Tan Koninkigk ,,KommiB8ionsrath** en
oyerleed den 4den September 1849. Hg lererde
talrOke bgdragen in tgdschriften en Jaarboekjes
en gaf een „Gl^spensterbnch (met Apd^ 1810 —
1817, 6 dln)**, — „Lnstqtiele (1807)**, — en
,,Gedichte** in het licht Zffne „Gesammelte
Schriften** Terschenen in 1843 in 6 deelen.
^Etnti Kamrad ISriedrieh Sohulxe, een yer-
diensteigk Daitseh dichter, geboren den 22sten
Haart 1789 te Geile. Hy stodeerde te Göttin-
gen, schreef in dien tgdsgn gedicht: „Psyche
(1819)*', Testigde er sich als privaatdocent en
hield Yoorlesingen over onde talen en fraaie
letteren. Nadat hy in 1814 aan den yeldtocht
tegen Frankryk had deelgenomen, keerde hy
naar G6ttingen temg en oyerleed te Geile
den 29sten Jnni 1817. In syn romantisch epos :
„Gfteilia (1818; 8de druk, 1819)**yerheeriykte
hy de gedachtenis eener oyerledene geliefde.
Gedurende lyne laatste ziekte schreef hy het
fraaie gecUcht: „Die beaauberte Rosé (1818;
12de dr^ 1870)**, waarvoor hem de in „Urania**
uitgeloofde prys werd toegekend. Gok in lyne
„Vermischte Gedichte (1820; 8de druk, 1852)"
yindt men menig uitstekend leerdicht. Eene
uitgave ayner gezameniyke dichteriyke werken
is besorgd door Bauterweek (1818—1820, 4
dln; 8de druk, 1865, 5 dln).
Friedrieh GoHlob SehmlUf een uitstekend
landbouwkundige, geboren te Gbergüvemlta
by Meiaaen den 28sten Januari 1795. Hy stu-
deerde te Jena en te Leipsig in de staats-
wetenschappen en legde zich vervolgens toe
op den practischen landbouw. In 1817 werd
hy bestuurder der domeinen in Gpper-Weimar,
vestigde zich in 1819 als privaatdocent te
Jena en zag zich in 1821 aldaar tot hoog-
leeraar benoemd. Hy deed er een instituut
verryzen tot opleiding van landbouwers, ver-
trok in 1832 naar Greifswald, stichtte in
1834 ie Eldena een dergeiyk instituut, keerde
in 1839 als lioogleeraar in de staathuishoud-
kunde naar Jena terug en overleed aldaar
den 3den Juli 1860. Hy schreef o.a.: „Ueber
Wesen mid Studtai der WirtsehsftiwtaMii-
sohaften (1826)**, — „Deutsche BlSlter fttr
Landwirfschaft und Nationalökonomie (1843—
1859, 2 dln)**, — en „Lebrbuch der Natinalö-
konomie iür Land-, Forst- und Slaatswlrte
(1856)*'.
Semumn Johatm Friedrioh SohmUe, een ver-
diensteiyk beoefenaar van het staatsrecht en
een zoon van den voorgaande. Hy werd
geboren den 239ten September 1824 te Jena,
studeerde aldaar en te Leipzig in de rechten,
vestigde zich in 1848 als privaatdocent te
Jena, werd er in 1850 buitengewoon hoog-
leeraar in de rechten en zag zich in 1857
te Breshiu en in 1878 te Heidelberg tot
gewoon hoogleeraar benoemd. Tot zyne merk-
waardigste geschriften behooren: „Svstemdes
deutschen Staatsrechts (1865)**, — „Einleitung
in das deutsche Staatsrecht (1857)**, — „Die
Krisis des deutschen Staatsrechts lm Jahr
1866 (1867)**, — ,.Das preuszische Staatsrecht
auf Grundlage des deutschen Staatsrechts
dargestellt (1870—1877, 2 dln)**, — „Das Erb-
und Familienrecht der deutschen Dynastien
des Mittelalters (18n)**, — „Aus der Praxis des
deutschen Staats- und Privatrechts (1876)**,
— en „Lehrbuch des deutschen Staatsrechts
(1886)**. Gok schreef hy nog: „Natinalökonomi-
sche Bilder aus Englands Voiksleben (1853)**.
Sohtilze-Delitzsoh (Hermaan), de yve-
rige stichter der voorschotbanken en geboren
te Delitzsch den 298ten Augustus 1808, stu-
deerde in de rechten en erlangde eene rechter-
lyke betrekking in zyne geboorteplaats. In
1848 zag hy zich afgevaardigd naar de Prul-
sisehe Nationale Vergadering, voegde zich by
het linker centrum en bekleedde het voorzit-
terschap der commissie van onderzoek naar
den achteriyken toestand der arbeiders en
handwerkslieden. Ook behoorde hy tot de
leden der ontbondene Tweede Kamer van
1849. Hy was éen der afgevaardigden, die
beschuldigd werden van weigering der belas-
tingl>etaling, doch hy verdedigde zich op eene
schitterende wyze. By eene hervorming der
rechteriyke macht werd hy naar de rechtbank
te Wreschen verplaatst, doch daar men
hem een verlof weigerde, dat hy voor zyne
wankelende gezondheid noodig had , nam hy
zyn ontslag en begafzich naar Delitzsch, waar
hy de eerste voorschotvereeniging stichtte.
Hy bleef voorts de leider dezer door hem
gewekte beweging, welke eerlang eene
aanmerkeiyke uitgebreidheid verkreeg. In
1861 werd hy weder gekozen tot lid van het
Parlement, waar hy zich by de party van den
vooruitgang voegde. Hy stemde dan ook tegen
de grondwet van den Noord-Dultschen Bond.
Later heeft hy den zetel in het Parlement
laten varen, maar hy behoorde van het begin
af tot de leden van den Ryksdag. Tegen
LaualU en zyne aanhangers schreef hy: „Ka-
pitel zu einem deutschen Arbeiterkatechismus
(1863)** en „Die AbschafTung des geschftft-
lichen Risiko*s durch Herm Lassalle (1866)**.
Hy nam deel aan het congres van Duitsche
staathuishoudkundigen, werd lid van het ge-
nootschap tot bevordering van volksontwik-
keling en begunstigde de stichting van werk-
liedenvereenigingen. Hy zag zyne pogingen
met uitstekend gevolg bekroond, doch bleef
daarby den weg der omzichtigheid bewan-
delen. Onvermoeid was hy werkzaam in
406
SOHULZE-DELTTZSCH— SCHURÉ.
geheel Daitschland en Terwierf b0 de
▼rttxiDiiigeii eene ongemeene populariteit,
waartoe zgae keniachtige welsprekendheid niet
weinig bQdroeg. Sedert eene reeks van Jaren
woonde hfi te Potsdam. Zyne rrienden en aan-
hangen hebben eene som van 150000 mark
▼oor hem byeengebracht, maar hO wees die
aan voor eene stichting, waaroit personen
ondersteund zallen worden, die zich door
hunne openbare werkzaamheid YerdienstelQk
hebben gemaakt Jegens het vaderland. H0
overleed te Potsdam den 29sten April 1883. Van
syne geschriften vermelden wQ: „Associations-
buch tot Deutsche Handwerker nnd Arbeiter
(1853)'', — „Die arbeitenden Klassen and das
AssociationBwesen in Deutschland (2de druk,
1863)**, — „Yorschusz-und Kreditvereine als
Volksbanken (4de druk, 1874)", — „Wander-
buch (2de druk, 1859)'*, — „Anweisung Hir
Vorschusi- und Kreditvereine (1870)", —
„Die Entwickelung des Genossenschaftswesens
(1870)", — en „Die Qenossenschallen in eln-
zelnen Gtowerbuweigen (1878)".
Bèhumaoher (Heinrich Christian), een
verdiensteiyk sterrenkundige, geboren den 6den
September 1780 te Bramstedt in Holstein,
studeerde in de rechten te Kiel, daarna in de
wis- en sterrenkunde te Kopenhagen, werd
in 1813 directeur van de sterrenwacht te
Manheim, in 1815 gewoon hoogleeraar in de
sterrenkunde te Kopenhagen, maar vertoefde
doorgaans op de sterrenwacht te Altona, waar
hg den 28Bten December 1850 overleed. Hg
werd in 1817 belast met de graadmeting in
Denemarken, welke in Hanaover door Gauts
is voortgezet. Voorts werd hem in 1820 door
het Oenootschap van Wetenschappen te Ko-
penhagen de taak toevertrouwd, Holstein op
te meten en in kaart te brengen. In 1824
bepaalde hg, in verband met het Engelsche
Board of longitude, het lengteverschil tusschen
Altona en Qreenwich en in 1830 deed hg op
het kasteel Gyldensteen op Funen waarne-
mingen omtrent de slingerbeweging, om een
grondslag te verkrggen voor de Deensche
lengtemaat Hg schreef^ „Astronomische Nach-
richten (1822—1850, na zgn dood voortgezet)",
^ „Astronomische Jahrbücher (1836—1844)",
— en Astronomische HülfiBtafeln (1820—1829,
10 dln)".
Schumann (Robert), éen der nitstekendste
Duitsche componisten onzer eeuw, geboren
den Ssten Juli 1810 te Zwickau, ondervond in
1819 op een concert van MosdeUg te Karls-
bad een diepen indruk van de muziek en
legde zich daarna met zoo groeten gver toe
op de toonkunst, dat hg reeds op elfjarigen
leeftgd stukken componeerde voor koor en
orkest. Hg was van plan, zich geheel aan de
muziek te wgden, doch zag, volgens den
wensch zgner moeder, daarvan af, toen in
1826 zgn vader overleed. Hg bezocht eerst
het gymnasium en daarna de hoogescholen
te Leipzig en te Heidelberg, maar hield zich
uitsluitend bezig met muziek, zoodat hg on-
der goedkeuring zgner moeder het vroegere
voornemen weder opvatte. In 1830 begaf hg
zich naar Leipzig, om onder de leiding van
F. Wieeh zich in het pianospel te oefenen.
Door overgrooten gver bezorgde hg zich eene
verlamming van éen zgner vingers, zoodat hg
zich bg de compositie moest bepalen. Van
JT. Dom ontving hg onderwgs in de theorie,
en weldra verschenen er compositiën van zgne
hand. In 1834 stichtte hg het „Nene Zeit-
schrift für Musik", dat hg tot 1844 rodigeerde.
Daarin zocht hg de vertegenwoordigers der
muziek van een beteren geest te door-
dringen. In het begin van 1839 vertrok hg
naar Weenen, maar keerde na weinige
weken naar Leipzig terug en trad in 18^
in het hnweigk met de dochter van zgn
leermeester Wiee^. Bg de stichting van het
conservatorium te Leipzig in 1843 belastte hg
er zich met het onderwgs in de de oompoiitie.
In dat Jaar werd zgn stuk: „Paradies nnd
Peri" opgevoerd en in het volgende volbracht
hg met zgne vrouw eene knnstreis naar
Busland. Na zgn terugkeer begaf hg zich met
haar naar Dresden, waar hg in 1847 de di- .
rectie van de liedertafel en in 1848 die van
het zangkoor op zich nam. Ook werd in laatst-
genoemd Jaar zgne opera: „Genoveva" te
Leipzig ten tooneele gebracht zonder echter
groeten bgval te vinden. In het ni^aar van
1850 ging hg met zgn gezin naar Dfisseldorf,
waar hg de betrekking van maziekdirecteor
aanvaardde, doch ongesteldheid noodzaakte
hem die in het ni^aar van 1853 neder te leg-
gen. £^ne schitterende knnstreis met zgne
echtgenoot door Nederland was zgn laatste
levensgenot. Zgne ongesteldheid nam toe, en
den 7den Februari 1854 wierp hg zich in de
Bgn. Men bracht hem levend op het laad,
doch alle helderheid des geestes was verdwe-
nen, zoodat hg nog 2 Jaar in een gesticht
bg Bonn vertoefde en aldaar den 298tea Juli
1856 overleed. Hg was een gevoelvol compo-
nist, die zich naar het voorbeeld der grootste
meesters had gevormd. Zgne stukken zgn als
het ware het afsohgnsel van zgn eigen ge-
moedsleven en bezitten een aantrekkeigk waas
van dichterigke verhevenheid. Het aantal door
hem vervaardigde stulLken wordt geeehat op
148; van deze vermelden wg, behalve reeds
genoemde : „Der Bose Pilgerfahrt", — „Sceaen
aus Goethe^s Faust", — en „Hanflpod", —
voorts van zgne liederen: „Fraoenliebe nnd
Leben" en „Dichterliebe". Zgne „G(esammelte
Schriften über Musik und Musiker" zgn in 1854
in 4 deelen en in 1875 in 2 deelen in bet
licht verschenen.
SohmnlAj sio Sjoemïa.
Sohüppel (Oskar), een verdiensteigk ge-
neeskundige, geboren den lOden Augnstas
1837 te Dresden, studeerde te Leipzig in de
geneeskunde en legde zich met gver toe op
de mioroscopie. Hg werd er assistent aan het
pathologisch instituut en was in 1867 hoog-
leeraar in de pathologische anatomie en alge-
meene pathologie te Tübingen. Onder zgne
leiding werd daarvoor een gebouw gesticht Van
zgne geschriften vermelden wg: „Untersn-
chungen fiber Lymphdrttsentuberlraloee (1871)".
Ook was hg medewerker aan het „Handbucb
der Pathologie" van Ziemsêm en leverde een
groot aantal artikelen in den derden dmk
van het „Konversationslezikon" van J6y«r.
Sohuré (Eduard), een Fransoh letterkun-
dige, geboren in 1843 te Straatsbnrg, studeerde
aldaar in de rechtsgeleerdheid en gevoelde
tevens groote sympathie voor de studie delr
Germaansche talen. Dien ten gevolge begaf
hg zich naar Duitschiand, vertoefde te Bonn,
SCHUBÉ— SCHURZ.
407
Berltin en Mflnchen en knoopte betrekkingen
aan met D. Fr. Siramst, Ad. Stairy JVi»«y
LewtUd, Siekard Wagwor en anderen. Sedert
1867 woont hQ te Parus en loekt er steeds
de kennis der Dnitsehe letterkunde te Ter-
spreiden. Hg schreef: „Histoire dn Lied (1868)**,
waarin lieh Tertalingen bevinden van gedichten
Tan €HHkey Seme en Uhland^ — ett „Le
drame mnsical (1875, 2 dln)**.
Schurft (scabies) is eigeniyk geene nit-
slagsiekte, maar eene door overdnging Tan
bet dier of Tan Bfne eieren Tcroomakte
parasietenkwaal, waarbt) lich in de hnid
een dier^e (Sarooptes soabiei), behoorende
tot de orde der mVten (Acarina), nit de klasse
der Spimuen (Arachnoidea) onder de type
der €Medê Dierêm (Arthropodia), nestelt en
Toortplant ZQ doet eene ondrageigke Jenkte
ontstaan, Toorts pnisQes, die later Tocht
bevatten, en Tcnrolgens korsQes, wier kwaad-
aardigheid door er aan te krabben wordt
Terhoogd. Om den sohnrftlVder spoedig en
radicaal te genesen, stelt men in een oTcn
s0ne kleederen bloot aan eene temperatonr
Tan 120^ C, terwQl h0 gebracht wordt in een
kalibad, waar men i||ne hnid borstelt met
swaTcl, groene zeep en sand. Dese knor wordt
2 nor later herhaald en dan Is de schurft
gedood.
Sohurftlcraid, zie SoaMosa.
Sohnrman (Anna Maria Tan), Toorseker
de geleerdste Nederlandsche Tronw, die ooit
geleefd heeft, was de dochter Tan een Ant-
werpenaar, die om het geloof de wQk nam
naar Keulen, waar iQ den 6den NoTember
1607 geboren werd. Toen de Hervormden ook
déar niet langer Tcllig waren, begaf sQ lioh
met hare ouders eerst naar het laad Tan Oullk
en Terrolgens nakr Utrecht Op geTorderden
leeftyd Tcrtrok zy naar Amsterdam en werd
eene Tolgeling Tan Jea» dê Lahadiê'^ doch
toen de Amsterdamsche regeering de gemeente,
der Labadisten buiten de stad Terbande, be-
gaf a|f zich naar Herford in Munsterland,
waar de PfiüzgniTin Muabeih uit toegenegen-
heid Toor Anna Maria eene w0kpUuits Ter-
schafte aan de TcrTolgden. Yandatr ging zQ
met hare geestverwanten naar Altona, maar
by het uitbarsten Tan den oorlog tusschen
Denemarken en Zweden naar Wieuwert in
Friesland, waar zy den iden Mei 1678 OTcr-
leed. Oroot was inzonderheid hare taalkennis;
met gemakkeiykheid schreef en sprak zy
Fraasch, Engelsch, Italiaansch, Latyn,
Orieksch en Hebreeuwsch, en zy was TOorts
bekend met het Ohaldeeuwsch, Syrisch, Ara-
bisch en Ethiopisch. Wyders was zy ervaren
in de geschiedenis, wysbegeerte, whh, natuur-,
sterren-, ontleed- ra geneeskunde en onderhield
brief^Tisseling met de beroemdste geleerden
Tan haren tyd. Zy TcrTaardlgde ge^hten ia
Tcrschillende talen en beoefende met uitste-
kend geTolg Tersohillende beeldende kunsten.
Haar schrift was keurig, haar beeldhouw- en
boetseerwerk desgeiyks. Ook sneed zy op
1^ borduurde, schilderde, toekende, maakte
muziek en TcrTaardlgde fraaie knipsels met
de schaar. In de godgeleerdheid was zy zoo
diep doorgedrongen, dal zy naar het geroelen
harior tydgenooten een professoraat had
kunnen bekleeden; doch dit bcTeiligde haar
niet tegen het mjstleismus, zooals biykt uit
haar geschrift: „ltl/xxiip{a sive melioris par-
tis electio (1673 en 1686, 2 stukken)". Voorts
schreef zy een tractaat over de voorbeschik-
king, getiteld: „Paelsteen van den tyd onzes
levens (1689)", — alsmede: „Opnscula (1660
en later)", terwyi ook hare briefwisseling met
Bivet:
capacitate ingenii muliebris ad
scientias" in het licht is gegeven.
Sohurs (Karl), een Amerikaansch staats-
man, geboren den 2den Maart 1829 te Llblar
by Keulen, bezocht het gymnasium aldatr en
studeerde verTOlgens te Bonn in de letteren
en geschiedenis. Hier knoopte hy betrekkin-
gen aan met Kinkd^ nam in 1849 deel aan
de bestorming Tan het tnighnis te Slegburg
en trad In Baden in de gelederen der
opstandelingen. In Bastadt werd hy gevangen
genomen, maar het gelukte hem naar Zwit-
serland te ontsnappen. Hy vernam er de ge-
vangenzetting van Kinkel te Spandau en begaf
zich in 1860 onder een valschen naam als
student in de geneeskunde naar Beriyn, om
met eenige geestverwanten Kimkêl uit den
kerker te bevryden. De onderneming werd
met zooveel kracht en vermetelheid en tevens
met zooveel beleid volbracht, dat Kinkd in
November van dat jaar uit de gevangenis ont-
kwam. Sckmn begaf zich nu over Parys naar
Londen en in 1862 naar Amerika. Hier ves-
tigde hy zich aanvankeiyk te Philadelphia,
maar in 1856 te Watertown in Wisconsin. Ook
daar bewoog hy zich met geestdrift op staat-
kundig gebied en was er weldra een invloedryk
aanvoerder der republikeinsche party. In 1864
droeg hy niet weinig by tot de overwinning van
deze, zoodat IAme<im hem tot ambassadeur in
Spanje benoemd. Hy keerde echter in het
begin Tan 1862 naar Amerika terug, om zich
te scharen onder de Tanen der Unie. Onder
het opperbcTcl Tan 8igd diende hy als genertal
en onderscheidde zich door dapperheid en
beradenheid in den tweeden slag by Biül-
Bun, by ChancellorTille, by Gtottysbnrg enby
verschifiende andere gelegenheden. Later be-
vond hy zich onder het opperbev^ van .BooAatr
in Tennessee en stond tot aan het einde van den
oorlog aan het hoofd eener divisie. Na het
sluiten van dra vrede reiMe hy op last van
den presidrat JohMon door de Zuideiyke
Statra en beschreef met ongemeene duideiyk-
heid den maatschappeiyken ra staatknndigra
toestand der inwoners aldatr. YerTolgens ging
hy naar Detroit in Michigan en stichtte er een
nieuw republikeinsch dagblad: dra „Ddtroit
Post**, ra in het Tooijaar Tan 1867 vestigde hy
zich te 8t. Louis ra werd er mede-eigenaar en
redacteur vaa dra ,i Western Post**. Ook door
zyne bekwaamheid alsredraaarinvergaderln-
gra erlangde hy grooten^invloed. In het ni^aar
van 1867 bezocht hy Duitschland en werd
overal met onderscheiding bcjegrad ra zelCi
by wm Bitmarek toegelatra. In 1868 nam htf
voor Missouri zitting in dra Senaat, behoorde
er met Summer tot de onafhankeiyke ledra
der republikeinsche party en kwam moedig
in verzet tegen de toenemende misbruiken en
zwendelaryen onder het bestuur van Ortmi.
In 1875 werd hy niet herkozen, waarop hy
erae nirawe party, de Hervormingsparty, tot
stand zocht te brragra, maar nog voor de
presidratsverkiezfaig van 1876 liet hy dat
plan varra. De nirawe presidrat Bojtm be-
408
SCHUBZ— SCHttTZ.
noemde bem in Maart 1877 tot miniiter vaa
Biuienlandache Zaken. Een doztin staatkun-
dige redevoeringen heeft h0 nitgc^ven onder
den titel: «Speeches of Carl Schon (1865)".
Sohusoha, lie Sjomja.
Sohuflohter, lie Sjoe^Ut,
SohuBélka (Frans), een Oostenrykach
publicist, geboren den 16den Aagostns 1812
te Bndweis in Bohemen, stadeerde te Weenen
in de rechten, was vervolgens als pleitbeiorger
werlcsaam, doch liet eerlang deie betrekking
▼aren, om rechtsgeleerde verhandelingen te
schryven voor het „Oesterreiohische jnristi-
sche Zeitschrift". Hg kwam echter in botsing
met de censuor en vertrok eerst naar Weimar
en toen naar Jena, waar hy de brochures:
„Ist Oesterreioh deutsch? (184S)** en „Oester-
reich und Ungam (1843)" in het licht gaf.
In November 1845 ging hy over tot de
Duitaeh-Katholieke gemeente, wier belangen
hy in het geschrift: „Die neue Kirche und die
alte Politik (2de druk, 1846)" verdedigde.
Wegene syn boek : „Der Jeeuitenkrieg gegen
Oesterreich und Deutschland (1845)" zag hy lich
van Oostenryksohe syde op nieuw met vervol-
gingen bedreigd, zoodat hy zich in Februari
1846 naar Hamburg begaf, waar hy o. a. :
„Oesterreichische Yor und Rttckschritte(1847)"
ter perse legde. De volksbeweging van
Haart 1848 deed hem naar Weenen terngkee-
ren. Hy werd voorts tot lid van het Ydor-
Pariement, van de Commissie van Vyftig en
van het Duitsehe Parlement gekozen, waar
hy zich by de linker zyde voegde, maar hy
nam er den 17den Augustus zyn ontslag om
lid te kunnen worden van den OestenrUkschen
RyiEsdag te Kremsier. Na het ontbinden dw
Vergadering keerde hy naar Weenen terug
en wydde er zich aan letterkundigen arbeid.
Nadat de Bussen in Hongarye waren binnen-
getrokken, schreef hy de brochure: „Deutsch
oder Bussisch (2de druk, 1849)". In 1850 werd
hy uit Weenen verbannen en naar zyn buiten-
verbiyf te Oain&rm verwezen, waar hy twee
Jaar in afzondering doorbracht Daarna begaf
hy zich naar Dresden, en van 1861 tot 1865
was hy lid van den Oostenryiuohen Byksdag;
ook heeft hy in 1862 het vryzinnig staatkun-
dig tydschrift: „Die Beform" gesticht Van
zyne vroegere geschriften vermelden wy nog:
„Briefe Joseph*s des Zweiten (dde druk, 1846)",
— en „Gtoechiehtsbilder aus Sohleswig-Hol-
steln (1847)".
S(^ütt iB de naam van twee eilanden, in
de Donau tusschen Preezburg en Komom
door aanspoeling van vruchtbaar slib ontstaan.
De Qrow SeMit (in het Hongaarsch Osallo
K5z of de Bedri^iyke), door de Ghroote
Donau (Oereg Dnna) omarmd, is 12 geogr.
myi lang en 2—4 geogr. myi breed en bestaat
uit voortreiTeiyke teelaarde, weshalve dit eilaad
ook ie Gk>uden Tuin (Arany Kerd) van Hon-
garye wordt genoemd. Men vindt er veel graan,
ooft en tuinvruchten, voorts water- en zang-
vogels, terwyi de bewoners er zich tevens
bezig houden met veeteelt en visschery. Het
eilaad behoort voor het grootste gedeelte tot
het oomitaat Preszburg en voor 't overige
tot de coBütaten Komom, Baab en Wiesel-
burg en bezit 200 dorpen, vlekken en
gehuchten met eene Magyaarsche bevolking,
terwyi aan het zuidoosteiyk uiteinde Komom
zich verheft — De jn«MM iSbM^ (iziget Kdz),
tusschen de Groote en Kleine Donau (KI»
Dnna) gelegen, is half zoo lang en breed al»
het voorgaande eiland en behoort tot de
comitaten Wieselbirg en Baab. Hen heeft
hier het vlek Hédervar met 1000 inwonen;
er verheft ^h een grafeiyk slot met een»
merkwaardige boekery, eene ryke verzameling'
van wapens, een botanischen tuin enz.
Sohütt (Otto) een reiziger door de bin-
nenlanden van Afrika en geboron te Hnsnm
den 5den Januari 1848, bezocht de polytech-
nische school te Beriyui was vervolgen»
wericzaam by den aanleg van spoorwegen in
Syrië en in Hesopotani6 en vertrok in 1877
naar Angola in Neder-Guinea, waar hy eene
nauwkevffige kaart ontwierp van den bmden-
loop der Quaaza. Later drong hy door ia het
Airikaansche binnenlaad, keerde in 1879 aaar
Dnitschlaad terug en zag zich in 1880 geplaatst
aan het hoofd eener topografische coounlssie
in Japan. De „Beisen im südweetliehen Beoken
des Congo von Gtto Sohütt (1881)" lyninhet
licht gegeven door lAmdmAêrs.
Schutter (De), een sterrenbeeld van den
Dierenriem, grenst in het noorden aan Anti-
nous en het Schild van Sobiöaky, in het
oosten aan den Slangendrager en den Schor-
pioen, in het zuiden aan eenige voor on»
onzichtbare sterrenbedden (den Indiaan en de
Pauw) en in het westen aan dea Steenbok.
Het wordt afgebeeld in de gedaante van een
centaur, een pyi. afschietend, en is merk-
waardig door eene viervoudige ster en door
5 nevelvlekken, van welke slMhts éene Acht-
baar is voor het ongewapend oog.
Schutterij (De) bestaat in Nederland, b|^
het langdurig uitzien naar éene reorgaaiaati»
in verband met die van onze g^e^ wapen-
maeht, uit alle maaneiyke ingezetenen vaa
25 tot 85 Jaren, welke niet door de wet zyn
vrygestold. Zy wordt verdeeld in dienstdoende
en rustende. De eerste vindt men in gemeenten,
wier kom meer dan 2500 zielen telt De
schutters gaan na 5-Jarigen dienst over tot de
reserveschuttery. Bovendien is de schuttery
verdeeld in 8 hans. Tot dea eersten behoorea
de oagehuwden en de gehuwden zonder kin-
deren, en tot de beide overigen, de reeorve
vormend, dé gehuwden ea weduwnaars met
kinderen. Het is algemeen erkend, dat de
schutterywet in Nederland groote behoefte
heeft aan eene doortastende verbetering,
Schutteragilden (De) ontstonden ia ona
Vaderland, toen de boog als ooriogswapen
werd gebruikt Toen vereenigdea zich de
aanzieniyksten, om zich in het schieten te
oefenen, en die vereenigingen droegen dea
naam van gilden. Het oudste aohuttersgild,
waarvan wy vermelding vinden, is dat van
Leiden in het Jaar 1286. Ieder achntteiagild
had zyn doêUny waar het zich oefende, en
stond onder het bevel van Jtojp wawt ^die weder
onderworpen waren aan den Msm. Het zorgde
voor de veiligheid der stad, trok ter heervaart
en diende tot eerewaeht 141 den intocht vaa
vorsteiyke persoaea. By de iavoering der vuur-
wapenen gingen de sehuttersgUden laagmuner-
hand te niet, doch werden in onae ^eaw.
eeaigermate vervangen door de scherpsohat-
tery.
Schüts. Onder dezen naam vermeden wy
SCHttTZ-SCHUVEB.
409-
Smmriek Sókêi^t gemee&teipL SaffUtmHuige'
heeten, een oitstokend eomponist der 17de
eeawi geboren te Köitrits den 6den Oetober
1685. Ab Id-Jarige knaap werd hy w^ena
stina fraaie stem opgenomen in de lutpól van
Jltfértif, landgraaf yan HeflBenCaiael, en nadat
hg lioh in 1607 te Marborg als stodent inide
reehten had doen inschrti?en, liaalde gemelde
Landgraaf hem over, lich met een Jaargeld
naar Venetië te begeven, waar htf yan 1609
tot 161S mnsiekonderwtis genoot van Qabriélk
Na sSn temgkeer te Cassel werd hQ er wél
by de kapel geplaatst, dooh hervatte eerlang
i0ne rechtsgeleerde scndiSn, totdat de Keur-
vorst van Saksen hem in' 1615 tot directeur
xyner kapel te Dresden benoemde. Hy bracht
er het moiiekkorps tot eene hooge trap van
volkomenheid, en toen de Dertigjarige Oorlog
hem in iQne werksaamheden belemmerde,
deed hy reisen naar Italié, Denemarken eni.,
maar overleed te Dresden den 6den November
1672. Zyne i,Symphoniae Saccae** en het ora-
torinm : „Die Anferstehnng des Herm** syn
door den dmk algemeen bekend geworden,
maar vele andere compositiën van deaen groo-
ten toondichter bleven ongedrukt
OkriiHaam ChHfHed ScküiM, een verdienste-
lyk schryver, geboren den 19den Mei 1747 te
Duderstadt Hy beoocht de Latynsohe school
en de universiteit te Halle, werd in 1768 leer-
aar in de wiskunde aan de ridderaeadémie
te Brandenburg, een Jaar later inspecteur
van het theologisch seminarium en in 1779
professor te Halle en in 1779 te Jena, waar
hy met Widmmd en BerUteJk in 1785 de „AU-
gemeine Literatnrzeitung'' stichtte. In 1804
ging hy weder naar Halle en belastte eriich
in 1807 met de directie van het philologisch
seminarium, redigeerde met JlSrvüA de y»Hal-
le*sehe Literatuneitnng** en overleed den 7den
Mei 1882. Van lyne geschriften vermelden wy
xyne voortreffeiyke voorlesiDgen: „UeberLes-
stogs Genie und S^riften (1788)", — onder-
sch^dene uitgaven van oude schry vers, — een
uittreksel uit Moegevtm'g: „Doctrina particula-
rum Graecamm (1782; 2de druk, 1806)'*, —
„Doctrina partioularum Latinae linguae(1784)'\
— en „Opusoula philologiea et philoeophioa
(1830)^ — Gok zyn zoon FriedrÜh KarUulmi,
geboren te Halle den disten Mei 1779 en
overleden te L^psig den 4den September
1844, verwierf een professoraat te Halle en
schreef o. a.: „GeschichtederBepublikFraak-
reieh (1802; 2de druk, 1808)", — „Handbuch
der Geschichte Napoleons I (1810)", — „Goe-
the's Philosophie (1825—1827, 7din)",— „Die
Stimme Friedrichs des Grossen, Zusammen-
stellung seiner Ideen über Politik, Religiën,
Moral u. s. w. (1828, 5 dln)", — „Ëpigram-
matische Anthologie (1806—1807, 8 dln)", —
en „Zaoharias Wemers ^ographie und Ch»-
rakteristik (1841, 2 dln)".
Solitltse. Onder deien naam vermelden
wy:
Jokam SUpkam Sckütte^ een Duitsch schry-
ver, geboren den Isten November 1771 te
Oldenstadt by Magdeburg. Hy etudeerde te
Erlangen en Halle en schreef een : „Versoeh
der theorie des Beims (1802)". Nadat hyeeni-
gen tyd als huisonderwyser was weriuaam
gewoMt, vertrok hy in 1804 naar Dresden en
vervolgens naar Weimar, w^ar hy aich tot
Hoiïraad aag benoemd en den 19den Maart
1889 overleed. Hy schreef: „Der echter und
sein Yaterland (biyspel, 1807)", — Novelisfi
in het „Taschenbuch der Liebe md Freoad-
schaft", dat hy van 1814 tot 1841 redigeerde,
— „Abentenerliche Wandemni^ von Weimar
nach Karlsbad (1810; 2de druk, 1825)", —
„Der unsichtbare Prins (1812—1818, 3 dln)",.
— „Das Land der Wunder (1812)", -^ „Hu-
moristische Beise dureh Mecklenburg, Holstein,.
Dftnemark. u. s. w. (1812)", — „Gedanken
und EinAUen über Leben und Kunst (1810)",
— „Muntere Unterhattungen (1829)", — „Ge-
dichte (1810)", — „Yersuch einer Theorie de»
Komischen (1808; 2de druk, 1817)", — en
„Lebensgeschichte (1884, 2 dln)".
opvoedkundige, geboren den 19den April 1807
te DttokUtz by Querfort Hy beaocht het semina-
rium te Weissenfels, werd er in 1827 hnlp-
leeraar, studeerde vervolgens te Leipaig en
^ras daarop leetaar aan het seminarium te
Dresden en aag aich in 1844 benoemd tot
directeur van het seminarium te Walden-
burg in Saksen. Hy sehreef o. a.: ,^t-
wttrfe und Katechesen ittr Luthers kleinen
Katechismus (8de druk, 1878-1881, 3 dln)",
-^ „Praktische Katechetik (1879)", — en
„Evangelische Schulknnde (1870; 5de dmk^
1880)". Een uittreksel uit laatstgeno^nd werk
is in het licht verschenen onder dem titel:
JLeit&den der Eraiehungs- und Unterriohta-
lehre (2de druk, 1881)".
T%0odar MeMM 8okêUe^ een Dnitaeh rechts-
geleerde, geboren den 12den Januari 1827 te
Uetersen in Holste. Hy studeerde te Kiel en
te MttDchen, diende van 1848 tot 1851 in het
Sleeswyk-Holsteinsche leger en aette van 1851
tot 1853 zyne studiën voort te KieL Na ayne
promotie vestigde hy aich aldaar als privaat-
docent, werd in 1855 hoogleeraar te Kopen-
hagen, maar kwam in 1860 op wachtgeld,
vertrok weder als privaatdooent naar Kiel en
werd in 1876 gewoon hoogleeraar te Graa.
Behalve vele bydragen in tydschriften leverde
hy: „Samling af de den Slesvigske Straiferet
vedrorende Love og Forordninger (Vermmeling
van wetten en verordeningen betreffende het
Sleeswyksche straflrecht, 1856)", —„Die nsth-.
wendige Theilnahme am Yerbrechen (18^)",
— „Lehrbuch des deutschen Strafrechte auf
Gmnd des BechtsstnUisesetabochs (1871; 2de
druk, 1874)", — „Laien in den Stra^erkhte
(1873)", — en „Das Staatsbttrgerliche Ankto-
gerecht im Strsfsaehen (1876)".
SolititBeiiberger (Paul), een verdienste-
lyk scheikundige, geboren in 1827 te Straats-
burg, studeerde aldaar in de geneeskunde,
promoveerde in 1851, werd assistent «aan het
scheikundig laboratorium van hel conservatoire
dea arts et métiers, professor aan de hoogeadbool
te Mttlhausen, onderdirecteur van het labora-
torium van de fiuiulteit der wetenschappen te
Parys, chef der scheikundige werksaaaüieden
aan het eoUége de Franco en hoogleeraar in
de scheikunde aan deae inrichting. Ëy schreef :
„Chimie appliquée 4 la physiologie animale et
au diagaostic médical (1864)", — „Desauuiè-
res cdorantes (1866, 2 dln)", — „Desfermen-
tatkms (1875)", — «i „Traite de chimie géné-
rale (1879-1880, 2 dhi)".
SdliUTer (Juan Maria), een ontdekkings-
410
SCHÜTEB— 8CHWANTHALER.
refadger, geboren te Amiterdain den Msten
Februari 1852, reisde met iQn vader in alle
laadea van Europa, voorts in Palaestinai Ifa-
rocco, Turktle, ArabiS en Peni6 en nam daarop
het besluit, om ontdélskingen te doen in AfirUta.
Na lich in Engeland op die onderneming te
hebben voorbereid, begaf h0 lich naar Egypte,
voer van CaXro de Nyi op, trolc door de Nu-
bische woestQn en begaf licb over Berber,
Kliartoem, Famaka, Dar Bertat en Beni Schan-
gol naar FadasL De verder zuidwaarts gele-
gene gewesten zQn door bem het eerst beschre-
ven en in haart gebracht. Nadat hg in 1882
oit Famaka het 006tel)}ke grensgebied van
Abessinië beaocht had en door onbekende
streken was getrokken, keerde h|t naar Khar-
toem terug, vanwaar hy zich In 1888 naarde
Bahr el Ghasal (Qazellenrivier) begaf. Diar
werd hy den 28sten Augustus 1883 door de
Dinka vermoord. Hy schreef: „Beisen im obem
NUgebiet, Erlebnisse und Beobachtungen auf
der Wasserscheide Zwischen den Blanen und
Weisaen Nil und in den ftgyptisoh-abessini-
sohen Grenslanden 1881—1882'*.
Sohwab (Gustav), een verdlensteiyk
Duitsch dichter, geboren te Stuttgart den
19den Juni 1792, studeerde te Tibingen in
de wysbegeerte en godgeleerdheid en leverde
weldni proeven van zyn dichttalent Vooral
ondervond hy den Invloed van VUamd^ met
wlen hy ook later door de banden der vriend-
schap verbonden bleef. Voorts knoopte hybe-
trekklngen aan met Vctrnhagtn en Ktmer en
gaf met hen In 1818 het „Dentsche Dlchter-
wald" In het Ucht In 1815 reisde hy naar
Beriyn en kwam er in aanraking met Fo^tgni,
Frmt iTom, Ckamiêio enz. Na ijn terugkeer
werd hy eerst repetltor aan het theologisch
seminarium te Tablagen en In 1817 professor
aan het gymnasium te Stuttgart Langer dan
20 Jaar bekleedde hy deze betrekking, maar
betrok in het ni^aar van 1887 eene landeiyke
pastorie te Gomartngen, volbracht vervolgens
eene reis naar Zweden en Denemarken en
werd daarna eerste predikant aan de St. Leon-
hardskerk te Stuttgart en In 1845 JOberstu-
dienrath" en „Oberkonsistorialrath". uy over-
leed den 4den November 1850. Biet VkUmd
en KêmêT is hy de voornaamste vertegenwoor-
diger der Schwablsohe dichtschool. Als redac-
teur van het „Morgenblatt (1827—1887)" en
van den „Deutschen Museniüimanach** heeft
hy menigen jongen dichter by het publiek
ingeleid. Zyne verstrooide gedichten werden
in 1828—1829 In 2 deelen tot een bundel ver-
zameld, die later onder den titel van „Neue
Answahr* by herhaling verscheen. Van zyne
overige geschriften vermelden wy : „Die Schwtt-
bische Alp (1828)'*, — „Der Bodensee, eln
Handbnch fOrBelsendeundFreundederNatur,
Geachichte nnd Poesle (1827: 2de druk, 1889)*',
— „Wanderungen durch Sohwaben (18S7—
1888; 8de druk, 1851)**, — „Die Schwelz In
ihren Bitterburgen und-Bergschlössem (1889,
met Jib^^M*)**, — „Schuiers Leben (1840;
2de druk, 1859)*', -^ „Der Kultus des Genlus
(1840)", — voorts: „Deutsche Volksbflcher
(7de druk, 1872)**, — „Fttnf Bflcher deutscher
Lieder und GMlchte von Haller bis auf die
neneste Zelt (5de druk, 1871)**, — Die deut-
sche Proza von H osheim bis auf unsere Tage
(2de druk, 1860, 8 dln)**, — „Der Wegwelser
durch die Llteratur der Dentschen (2de druk,
1870)**, '— „Die sehönsten Sagen des klassl-
schen Allherthums (1888—1840, 2 dln; 4de
druk, 1858)**, — en een aantal vertalingen lüt
de werken van biütenlandsche dichters.
Sohwaben en Sohwabenspiegèl, zie
2iwahm en ZvxAmufiegd,
Sohwann (Tbeodor), een beroemd natnnr-
onderzo^er en de grondlegger der cellen-
theorie, werd geboren te Neusz den 7den
December 1810, studeerde te Bonn, Wftrzburg
en Beriyn, promoveerde in laatstgenoemde stad
in 1884, werd hulppraeparator by het anato-
misch museum, In 1889 professor In de ont-
leedkunde te Leuven en vertrok In 1848 In
die betrokking naar Luik. Hy schreef: „De
necesdtatl aërls atmosphaericl ad evolutionen
pulU In ovo inoubito (1884)**, — „Microscopi-
sche Untersuchnngen Ober die' Ueberoinstlm-
mung in der Strnktnr und dem Wachsthum
der Thiero und Pflanzen (1889)**, — „Anato-
mie du corps humaln (1855, 2 dln)**, — en
„Description de deux apparolls permettant de
vlvro dans un milieu irrespirable, exposés i
Paris en 1878 (1878)**. Hy overleed te Keulen
den Uden Januari 1882.
Sohwanthaler (Ludwig von), een beroemd
beeldhouwer, geboron te Ifünchen den 26sten
Augustus 180^ bezocht er eerst het gymnadum
en daarna de académie van Schoone Kunsten,
genoot vervolgens het onderwys van den schil-
der Albnèkt Adam, Jswam in 1821 aan het
hoofd der beeldhouwerswerkplaats van zyn
vader en leverde In 1824 op last van Koning
JÜaanmUUum het model van een zilveren tafel-
sleraad met tafereelen uit den mythus van
Frometheut. Nadat hy een Jaar In ItaU6 had
vertoefd, keerde hy In 1827 terug en volto<^de
In de Glyptotheek te Mttnchen het relief boven
den Ingang, de zolderfiguron In deAeglneten-
zaal, de zolderingverslerselslndeNiobidenzaal
en de rolléfiB In de Bomelnsche en Trojaansehe
zalen. Tot dat tydperk behooron voorts het
standbeeld van Skaktperê In de vestibule van
den Konlnkiyken schouwburg en deBaechns-
fries In de eetzaal van Hertog Maa; te Mün-
chen. Van 1882 tot 1884 vertoefde hy weder
te Rome. Hy modelleerde er eenlge groepen
voor den zuideiyken gevel van het Walhalla en
vervaardigde onderscheidene teekenlngen voor
beeldhouwwerk en encaustisch schilderwerk
voor het palels te Müachen en modellen voor
standbeelden van schilders In de Pinaeotheek.
In 1885 werd hy professor aan de Acadóaale
van schoone kunsten te Mfinchen en was 'er
weldra door een aanzieniyken stoet van leer-
lingen omgeven. In de eerste plaats werd een
aanvang gemaakt met de werkzaamheden voor
het konlnkiyk paleis, bepaaldeiyk voor de
kamer des Konlngs met de fries, tafereelen uit
den Argonantentocht voorstellende, voerts uit
de gedichten van Metioimt en anderon, voor
de tweede gezelschapszaal met voorstellingen
uit den mythus van Aphródiie (Venus) enz.
enz. Wyders vermelden wy voor andero zalen:
de allegorische voorstellingen der acht dis-
tricten van Beieron, de vooitroffeiyke glpefrles
met tafereelen uit het leven van Keizer IV»-
dmk Sariaroua, de tafereelen uit de „Odys-
see** en de twsSalf rousachtlge standbeelden
van Vorsten uit het Huis WUtdOadk. Van
zyne monumentale kunstgewroehten In mar-
SCHWANTHALER-SCHWABTZ,
411
mer en brons noemen wtf: de beide g^erel-
groepen Tin het WaUuüla, — de 16 stand-
bedden nit den y^Hennanasehlacht'* in het
noordelilke gevelgeld van dat gebouw, in 1842
naar eigene ontwerpen door hem voltooid, —
eene* geyelgroep voor het tentoonstdlingsge-
bouw te Mttnchen, — en gevelgroepen toot
de PropyleeSn. Zyn grootste kunstwerk echter
is bet bronzen beeld der „Bavaria", 19 Ned.
el hoog en yóor de BohmeehaUe geplaatst
Voorts leverde hy een groot aantal standbeel-
den, Booals: het marmeren standbeeld van
Keiier Bedolf wm Habtbmrg in den Dom te
Splers (1848), — het gedenkteeken van den dich-
ter FrameuM in den kruisgang van den Dom
te Mainx (1842), — het standbeeld van Moxart
te Salzburg. — het monument van Hertog
KaH Friednch wm Baden te Karlsruhe (1840),
— dat yan Groothertog Ludwiff von Messemtb
Darmstadt, — het standbeeld Tan Götke te
Frankfort (1843), •— dat yan Jeam Faid te
Baireuth (1841), — dat van Markgraaf Frie-
drich Alexandêr von Brtmdmibwrg (1848), — dat
yan Tiü^ en Wrede in de Veldheerenhal te
München (1843), — dat yan JTrw^/wu^ aldaar
(1845), — dat yan Koning Karél Johan XIV
yan Zweden te Norrköping, — eene fontein
te Weenen, — en het gedenkteeken yan het
Donau-lfaln kanaal b|t Erlangen. Terwtfl hf
yoor deie grootere kunstwerken meestal slechts
modellen, schetsen en teekeningen yeryaar-
digde, heeft men onderscheidene kleinere
knnstgewrochten yan xQne dgene hand, boo-
als: yier reliéft in gips met half-leyensgroote
figuren, 8i. G^wrge met den draak, de heilige
Dorotkêo, 8L ApoUinariê en den heiligen Aê-
gidmt yoorstellende, — yoorts: „Philootetes
op Lemnos" in Carrarisch marmer, — een
^^Ceres en Prosérpina", — in het slot te
wiesbaden levensgroote standbeelden yan
F«MM, Dianoy Vetta en Ceret^ ApMOf Amor,
Baecknê en Fan, allen in 1840 door hem yan
landsteen gebeiteld, alsmede aldaar twee leyens-
groote, wit marmeren standbeelden yan danse-
ressen. Te München is in het bezit yan Graaf
Areo het beyallig beeld yan eene Nymf in
carrarisch marmer, deflgel||ks leyensgroot.
KUntê te München heeft yan hem twee reliéfii
in Carrarisch marmer, antieke mitergeyechten
yoorsteUend. Voorts noemen wQ yan zQue
yoortreiFeiyke yoortbrengselen het schild yan
Méreuiêi met mythologische tafereelen. Gok
yeryaardigde hy borstbeelden yan marmer en
gips, zooals: yan SU^ning Lodewijh en Koningin
Cfarolime, — in het WalhaUa die yan Moxart
en WaUiêr wm FletUnb&rg en in de Buhmes-
halle die yan von Sekenk en yan WUMm
Kamlback. Naar sUne modellen werden wyders
onderscheidene standbeelden yoltooid, zooals:
het reusachtige standbeeld yan den schilder
op de attiek yan de Pinacotheek te München
en de 4 zittende beelden by de trap yan de
bibliotheek aldaar. In het behooriyk waarne-
men yan zyn hoogleeraarsambt werd hy niet
weinig yerhinderd door de Jicht, die hem
maanden lang aan het bed en gedurende zyne
laatste Jaren aan den rolstoel kluisterde, zoo-
dat hy slechts zelden op zyn door hem zelyen
gebouwd kasteel Sohwaneck kon yertoeyen.
y oyerleed den 28sten Noyenber 1848. 2^ne
ryke yerzameling yan modellen had hy yer-
maakt aan zyn yaderland. Tot zyne beste
leerlingen behooren o. a.:^ft^^0r, Widmmami
en XoMoto.
Sohwarts. Gnder dezen naam yermelden
wy:
Marie Sophie Sohwariz, eene Zweedsche
romancière, geboren den 4den Juli 1819 te
Borfts. Zy heette yan haar zelve ^ira^A en trad
in 1840 in het hnweiyk met Jf. O. Sohwartgj
opperdirecteur yan het polytechnisch instituut
te Stokholm, die haar in 1868 door den dood
ontyiel. Eerst in 1856 leyerde zy de noyelle
„Ftfrtalet (de yoorrede)** en daarop yolgden
(in het Zweedsch): .De man yan geboorte en
de yrouw uit het yolk (1858)*', — „Arbeid
adelt (1869)'', — „De dochter yan den edelman
(1860)*', -* „Is des mans karakter zyn lot?
(1861)", — „Afkomst en besehaying (1861)",
— „De zoon yan den orgeldraaier (1863)", —
„Goud in naam (1868)",— „De rechte (1864)",
— „Herinneringen uit de Jeugd (1866)", —
„Myn levensloop (1866)", — „David Waldner
(1866)", — „Lotswisselingen (1871)", — „De
kleinzoon (1871)", — en „Een kind van zyn
tyd (1873)". Daarenboven plaatste zy een
groot aantal novellen in tydschriften en leverde
zy eene reeks van levensbeschryvingen. Hare
voornaamste romans zyn in het Duitsoh in
1869—1872 in 69 deelen en in 1866 enz. in
44 deelen in het licht verschenen.
Wükelm Sekwartx, een Duitseh schryver,
geboren te Beriyn den 4den September 1821.
Hy studeerde aldaar en te Leipzig in de let-
teren, zag zich geplaatst aan een gymnadum
te Beriyn en werd achtervolgens directeur van
het gymnasium te Neuruppin, te Posen en te
Moabit by Beriyn. Hy schreef o. a.: „Mftrk^he
Sagen (1843)", -- „Norddeutsche Sagen (1849)",
-— „Der houtige Vulksglaube und das alte
Heidenthnm (2de druk, 1862)",— „Der Ursprung
der Mythologie, dargelegt an griechischer und
deutscher Sage (1860)", — „Die poetischen
Naturanschauungen der Griechen, Bomer und
Dentschen in iluet Bezlehung zur Mythologie
(1864—1867, 2 dln)", — „Der Ursprung der
Stammsagen Boms unter dem Beflex indoger-
manischen Mythen (1878)", — „Der Grguiis-
mus der (ïymnasien in seiner praktlschen
Gestaltung (1876)", — „Leitftiden fttr den
dentschen Unterricht (14de druk, 1886)", —
,Sagen und alte Geschichten der Mark Bran-
denburg (1871)",
.Bilder aus der branden-
burgischpreuszischen Geechichte (1876)", — en
„Materialien zur prfthistorischen Kartographie
der Provinz Posen (1876, met vervolgen in
1879 tot 1882)".
Marie Btpfranee von 8tAwartZj eene Duitsche
BChry firter, bekend onder den naam BM» Mdena,
24 werd als de dochter van den Hamburgsdien
bankier Brandt^ geboren te Sonthgate in Hert-
fortshire, ontving hare opleiding te Frankfort
aan de Main, Genöve en Bome en trad voor
de tweede maal in het huweiyk met den ban-
kier Sekwartsj met wien zy eene reis naar
Afrika volbracht. Nadat zy van hem geschei-
den was, vestigde zy zich te Bome en voegde
zich by 0aribdldi, dien zy bystond ten tyde
zyner gevangenschap. In September 1866 koos
zy het dorp Khalepa op Candia tot woonplaats.
Van hare geechriften noemen wy: „Bl&tter
aas dem afrikanischen Beisetagebuohe einer
Dame (1849, 2 dln)", — „Memoiren eines
q^isohen Piasters (1867, 2 dln)", — „Hun-
412
SCHWAETZ-SCHWAEZBüBa.
deft and ein Tag aof meinein Pferde imd èia
AnsAng nach der Insel Ifaddalena (1860)**, —
,,Garribaldi8 Denkwttrdigkeiten (1861, 2 dln)*\
— ,,61ick anf Calabrien and die Lipariachen
Inaeln (1861)", — „(Garibaldi in Varignano
and anf Oaprera (1864)", — „Der Jonge 8tel-
xentilnier (1865)", — „Die Insel KreU onter
der ottomannischen Verwaltnng (1867)*', —
;Von Bom nach Kreta (1870)", — n^^ota-
Biene oder kretische Yoikalieder, Sagen, Liebea-,
Denk- and Sittenaprüche (1874)**, — „Gtomma
(1877)**, — en „Ghtfibiadi. Mittbeilangen ana
Beinem Leben (1884, 2 dln)**.
Sohwartze. Onder dezen naam yermel-
den wtf:
John Ghwrge SchwarUe^ een verdienstelllk
Nederlaadach portretaekilder, geboren te Am-
sterdam den 20Bten Oetober 1814. HQ vertrok
met iQne oaden naar Philadelphia, keerde in
1838 naar Europa terag, genoot tot 1844 te
Dttneldorf het onderwQs yan Sekadow, Sohn
en Letêinff, bleef eohter een bewonderaar yan
BêmbraméU en vestigde aich in 1846 te Am-
sterdam. Hier schilderde hg een groot aantal
portietten. Zyn beate schilderstok: „The pil-
grim fitthers, holding their first meeting for
poblic worship in North America sanday Ja-
noary 21, 1621**. op de Tentoonstelling te
Parys bewonderd en voor 1 000 galden ver-
kocht, verdween bQ het vervoeren naar de
Nieawe Wereld in de golven. Zgn koloriet
wordt ongemeen geroemd en tot sUne meest-
beroemde portretten behooren die van mr.
J. 'M» Lemnep en van den hoogleeiaar Of
go0Mer. In 1860 werd hem te Amsterdam de
goadjpn medaille toegekend en hQ overleed
aldaar den 27sten Angostns 1874.
« TherUê Sehwortg^ eene dochter van den
vï>orgaande en eene verdiensteiyke schilderes.
Zy werd geboren te Amsterdam den 208ten
December 1852, genoot het onderricht van
haren vader, van Gabrid Max en van Zfs&odl,
mttkte vooral eene Overige stadie van het
mensohenbeeld en zocht den mensch in zlfn
gemoedsleven te schilderen. Zy stadeerde
voorts te Müachen, bezocht by herhaling Pa-
rys en weet aan hare portretten en stndiSn
eene groote artistieke waarde te geven, zoodat
zy tot sieraad verstrekken van menige ten-
toonstelling.
SohwarB. Onder dezen naam vermelden
wy:
Bêrtiold SehwmtMj een Franciscaner monnik
ait Freiborg, die eigeaiyk AnUÜKem heet^
maar by zyn kloosternaam BerihM dien van
Sokwarz droeg, omdat hy zich steeds met
solieikandige proeven bezig hield. Naar men
meldt, ontdekte hy in 1259 (volgens anderen
in 1820 of in 1354) het ontploffend vermogen
van een mengsel van salpeter, zwavel en
kwik of van salpeter, zwavel, lood en olie,
zoodat hy daardoor geleid werd tot de nit-
vinding van het boskrait. Daaromtrent is
evenwel niets BMt zekerheid bekend, behalve
dat men in Dnitschland van oads algemeen
gerooft, dat in den aanvang der 14de eenw
het baskrait door een Franciscaner monnik
is uitgevonden. Volgens sommigen was hy
afkomstig alt Mainz, volgens anderen ait
Kömberg; eenigen meenen, dat de aitvinding
gedaan werd te Realen, anderen dat zy te
Gkxdar iflaats had. In 1853 heeft men te Frei-
borg een gedenkteeken opgericht te zynereere,
waarby men onwülekenrig vraagt, of niet
vedmeer hy zoodanig gedenkteeken verdienen
non, die h^ menachenmoordend gebroik van
het boskrait deed ophooden.
Friêdrièk MÊhtiek Okritüam 8ekwm%^'wik
verdiensteiyk godgeleerde en opvoedkondige,
geboren te Gieszen den SOsten Mei 1766. 1^1
was eerst predikant op een paar dorpen, be-
stoorde er tevens een opvoedingsgesticht, wwd
in 1804 hoogleeraar te Heldelb^ en overieed
aldaar den 3den April 1837. Van zyne geechrif-
ten noemen wy : „Die Ërzi^ongsMre (1804—
1813, 5 dln; 2de drok, 1829-1830, 3 dfai)**,
— „Grondrisz einer Theorie der Hüdchener-
ziehong (1792; 2de drok, 1836)**, — „Lehr-
boch der P&dagogik and Didaktik (1805; 2de
omgewerkte drok 1846)**, — „Die Scholen
(1832)**, — „Darstellangen aas dem GMiete
der Padagogik (1833—1834, 2 dln)**, — en
„Das Leben in seiner Blfite (1837)**.
Earl Smmrich Wühdm Sohwart, een vry-
zinnig Protestantsch godgeleerde, geboren te
Wieek op Rügen den 19den November 1812.
Hy was gernimen tyd privaatdooent te Halle,
behoorde tot de medewerken ia de „Halle-
sche Jahrbücher**, zag zioh in 1848 benoemd
tot afgevaardigde naar de Nationale Vergade-
ring, werd in 1849 baitengewoon hoogleeraar
te Halle, voorts in 1856 als opperoonsirtoriaal-
raad en Hof)[>rediker te Gkrtha beroepen, in
1858 tot opperhoQiyrediker en in 1876 tot
saperintendent- generaal bevorderd. Hy over-
leed te Gotha den 25sten Bfaart 1885. Van
zyne geschriften vermelden wy.- „Lessing ala
Theolog (1854)**,— ,,Zar Geschk^tederneoesteB
Theologie (1866; 4de drak, 1869)**, — en
„Predigten aas der Gegeowart (8 bandeis,
1859-1883)**.
JSioeramcê v<m SokwatSy zie Sehwartt,
Sehwarza (De), eene rivier In het vor-
stendom Schwarzborg Rodoistadt, ontspringt
in het Thttringerwood, niet ver van de gren-
zen van Heiningen, in het noorden van Stein-
heide, spoedt zich voort In eene noordooate-
lyke richting, heeft een sterk verval van water^
bevat kosteiyke forellen, benevens eeniggood-
zand, en valt na een loop van 45 Ned. myi
by het dorp Sehwarza, tosBchen Saalfeld en
Rodoistadt, in de Saaie. Het Schwarzadal be-
hoort tot de bevalilgste dalen van het Thtt-
ringerwood, en óen der fraaiste plei^ea is er
de Trippstein by Schwarzborg.
Sohwariburg is de naam van twee Doit-
sche vorstendommen, nameiyk Schwarzborg-
Rodoistadt en Schwarzborg-Sondershaosen,
wier gebied oit twee afzonderiyke doelen be-
staat, van welke het éene (de Oberfaerrschaft)
omgeven is door Prolsen, Saksen-Weimar,
Saksen Gotha, Saksen Meiningen en Reosz,
en het andere (de Unterherrschaft) door d»
Pruisische provincie Saksen. Het vorstendom
Sokwainbwrg BudoUtadi ligt tosschen 50^' en
5l*>26** N. B. en 10**37' 11*48' O. L. van
Greenwich en heeft eene oppervküite van
mim 17 O Roogr. myi, van welke roim
13 Vs^o tot de Oberherrschaft en roim 3V8detot de
Unterhonrschaft behooren. Van de ingezetenen,
ten getale van 80 296 (1880), wonen byna 78*/t%
in de Oberherrschaft en roim 21^1% In de Un-
terherrschaft, en nagenoeg allen — er zyn
slechts 398 R. Katholieken en 45 Israëlieten —
SCHWABZBURG.
413
belttden de Evangelische leer. — Het vontea-
dom Sehwanhtrg^Sfmiêrthmutn ligt tiUBcheii
60'*81' en 61*^6' N.Br., enl0*»80'enll°8' OX.
▼an Greenwioh en heeft eene oppenrUtkte
de bevolking, 71107 xlelen tellende (1880),
bewoont roim 53Vt % het eerstgenoemde en
büna 46Vs % het laatstgenoemde deeL Ook
hier t^u slechts 412 R. Katholieken en 212
Israëlieten, terwjjl byna alle overigen tot het
Evangelische Kerkgenootschap behooren. Geen
van deae vorstendommen vormt een afgerond
en gesloten geheel.
In SchwarzbnrgRodolstadt omvat de Ober-
herrschait het voornaamste gedeelte, omringd
door Saksen-Weimar , Saksen-Heiningen ,
Schwanbnrg Sondershansen en Saksen-Gotha,
— voorts het hiervan door het gebied van
IBaksen-Meiningen gescheiden en daarenboven
aan Pruisen en Rensz grensende ambt Len-
tenberg en vier kleine gedeelten, terwyi de
Unterherrschaft nit een grootste gedeelte tos-
schen Pruisen, Schwarsburg-Sondershausen
en Saksen-Weimar en twee kleinere gedeelten
bestaat. Sch warsburg- Sondershausen besit in
de Oberherrschaft de beide districten Arnstadt
en Gehren, door Saksen-Weimar, Saksen-Gotha
en SchwarzburgRudolstadt van elkander ge-
scheiden, en drie kleinere stukken, terwgi voor
*t overige Saksen-Heiningen en Pruisen er de
grenzen vormen. De Unterherrschaft daaren-
tegen vormt een samenhangend geheel, door
Schwarzbuig-Kudolstadt, Pruisen en Saksen-
Gotha omgeven, met de distrieten Sonders-
hausen en Ebeleben. De Oberherrsohaft, tot
het Thttringerwoud en het daaraan grenzende
heuvelland behoorend, heeft een bei^achtigen,
«teenachtigen bodem, terwfll de Unterherr^
flchaft, desgelijks tot de heuvelstreek van
Thiiringen behoorend, een golvend onvrucht-
baar landschap vormt. De hoogste punten
«yn er: in het Thttringerwald de Farmden-
kopf (844 Ned. el hoog) en de Behberg (441
Ked. el hoog) en in de heuvelstreek de Singer-
•berg (674 Ned. el hoog) en de Beinsberg
<566 Xed. el hoog), — voorts in de Unter-
'herrschaft: de Possen (461 Ned. el hoog) en
•de KyffhUuser (471 Ned. el hoog). Hen heeft
in de Oberherrschaft vele rivieren en beken,
cooals: de Saaie met de Loquits, de Schwarsa,
de Schwalbach en Wttstebach, de Ilm, de
Wipfra en de Gera, de Helbe en de Wipper.
Ook sOn er onderscheidene minerale bronnen.
Het klimaat is er guur in de hoogere gedeel-
ten, maar in de lagere veel zachter. Hen
heeft in Schwarzburg-Rudolstadt 8 steden,
•die te samen ruim 28000 inwoners tellen, en
*ln SchwarzburgSondershausen 9 met ruim
27600 inwoners.
Hen vindt in Schwarzburg-Rudolstadt de
volgende verdeeling van den bodem: 48%
bouwland en tuingrond, 10% weide en hooi-
land en 48% bosch, en in Schwarzburg-Son-
dershausen deze: 66% bouwland en tuingrond,
7% weide- en hooiland en 80% bosoh. 6e-
langrfik is er — vooral van Staatswege —
de boschcultuur in het Thfiringerwoud, waar
men grootendeels naaldhout aantreft. De hoe-
veelheid wild is er in de laatste Jaren aan-
jnerkeiyk verminderd, doch men heeft er veel
gevogelte. Hen verbouwt er tarwe, rogge,
gerst, haver, peulvruchten, aardappelen, vlas
enz. ; ook vindt men er veel groenten en ooft,
en boschbessen vormen er een belangr(|k
handelsartikel. In 1878 had men in Schwarz-
burg-Rudolstadt 26000 paarden,21 000 runderen,
62000 schapen, 16600 zwtfnen en 18400 bt)en-
korven, — en in Schwarzburg-Sondershausen :
8700 paarden, 20000 runderen, 82000 scha-
pra, 18000 zwOnen, 11000 geiten en bVna
8000 t>genkorven. De bodem levert er Vzer,
bruinkolen, gips, zwaarspaat, leisteen en
marmer; ook heeft men er zoutgroeven. Hen
vindt in Schwarzburg-Rudolstadt: o. a. 16
porseleinfisbrieken, orgelmakerOen, laken&brie-
ken, laken-, katoen- en linnenweverijen, 48
looierijen, 22 brouwerijen enz. Tot deuitvoer-
artikelen der beide vorstendommen behooren:
timmer- en brandhout, leisteen, hout, porse-
lein, glas, verfirtoffen, loodwit, IJzer, garen,
geweven stoffen, leder, wol, slachtvee en graan.
De verschillende gewesten zQu er van spoorwe-
gen doorsneden. Voor het onderwas wordt
goed gezorgd: men heeft er 8 gymnasia, 2
reaalscholen , 8 onderwijzerskweekscholen,
eene hoogere burgerschool voor meisjes, on-
derscheidene scholen van voortgezet onderwys
en 268 volksscholen. Te Rudolstadt heeft
men eene vorstelijke bibliotheek, een kabinet
voor natuurlijke historie en eene verzameling
van schilderijen; ook te Sondershausen bestaan
verzamelingen van schilderOen. kunstgewroeh-
ten en voorwerpen uit de natuur. ^
Beide vorstendommen hebben eene consti-
tutioneel-monarchale staatsregeling; dié van
SchwarzburgRudolstadt berust op de grond-
wet van 21 Haart 1864, en die van Sehwara-
bnrg-Sondershausen op die van 8 Juli 1867.
In het eerste regeert sedert 1869 Vorst Otorg
(geboren 28 November 1888), en in het
laatste sedert 1886 Vorst Karl Günthêr (ge-
boren 7 Augustus 1880). De regeering is
erfelijk in de manneiyke ItJn en gaat na het
uitsterven van deze op de vrouwelijke liJn
over. De ingezetenen der beide vorstendom-
men zün gelQk voor de wet en genieten gei^ke
burgeriyke en staatkundige rechten, terwijl de
Israëlieten aan eenige beperkende bepaltogen
onderworpen z^n. Met betrekking tot de wet-
gevende macht en het opleggen van belastin-
gen ztJn de Vorsten gebonden aan de mede-
werking van den Landdag. Deze bestaat in
Schwarzburg-Rudolstadt uit 16 afgevaardigden,
namelijk 8 uit de aanzienlijke grondbezitters,
6 uit steden met meer dan 2000 inwoners,
en- 8 uit kleinere steden en de landelijke be-
volking. In Schwarzburg-Sondershausen bestiat
de Landdag uit 6 door den Vorst benoemde
leden, 6 afgevaardigden uit de hoogst aan-
geslagenen in de belasting en 6 rechtstreeks
gekozene leden. De Landdag komt in eeist-
genoemd Vorstendom telkens na 8 Jaar en
in het laatstgemelde in het 2de en 4d6
jaar van elk financieel tijdperk b|Jeen. HQ
heeft de gewone bevoegdheden, kiest een
voorzitter uit zün midden en wordt gedurende
den tyd, waarin h|J niet vergaderd is, door
eene commissie vertegenwoordigd. In elk der
beide Vorstendommen heeft men een ministerie.
De hoogste rechtsinstantie is het Hooge Hof
van Appèl te Jena, en de tweede het Hof
van Appèl te Eisenacb, — voorts heeft men er
AU
SCHWARZBURa-SCHWARZE.
arrondiawmentoreohtbankeii, kantongerechten
en rechtbanken van gexworenen. De staats-
inkomsten en lütgaven sQn in Schwarabarg Ba-
dolstadt Yoor de Jaren 1882—1884 geraamd
op bQna 2 miUioen mark, terwgi de staatsschnld
er rnim iVs miliioen mark bedraagt, — en
in Sohwarzbnrg Sondershaosen Toor de jaren
1884—1887 op ongeveer 2^4 miliioen mark,
terwQl er op 1 Januari 1884 eene staatasehnld
bestond van mim 4 miliioen mark. De troepen
der beide Torstendommen behooren tot twee
Thüringsche infinterieregimenten.
De stamvader van het geslacht der Orayen
von SchwarxbuTff was de Thüringsche Qraaf
Oikêikêr^ die door Bonifaeim tot het Christen-
dom werd bekeerd. De l>eide hoofdltfnen
Sokwarxiwr^'AmitaéU (later Samderêhausem) en
S<Awartburff'BudoUiadi ontstonden in 1584.
De stichter was Jokawm Günther, die in 168«
vier minde^arige kinderen achterliet, welke de
▼aderlOke goederen onderling verdeelden. AUeen
de Jongste dier broeders, Amio» Qüntkêr vom
S(mdêr$haiu€m, had nakomelingen, soodat onder
desen die landen weder vereenigd werden. De
beide ionen van laatstgenoemde waren CArw-
tum Wiikdm en Anion QütUker II, die in
164M> de lynen 8<mder$hauien en Armtadt
stichtten en in 1597 in den R0ksvorstenstand
werden opgenomen. In 1718 'ontstond een
familieverdrag, die eene verdeeling der lan-
den verbood, en toen Anton Oüm^er II v<m
Anuiadt in 1716 kinderloos overleed, viel
zgn geb^ ten deel aan Wühdm wm Scmderê-
hmuêü^ Boodat dexe hoofdiyn na dien tyd
den tiaam droeg van Sokwarxbwrff'8<mdêr§kamen,
In 1764 kwam er Oünikêr Friêdrieh KM
aan het bewind, die tot den RQnbond toe-
trad, de sonvereiniteit erlangde, Eün land
in den Dnitschen Bond deed opnemen en
in 1885 opgevolgd werd door zOn evenioo
genoemden soon. Deze gaf in 1841 aan
het land eene grondwet en voerde onder-
scheidene hervormingen in. Niettemin ont-
stonden in 1848 ook d&ar volksbewegingen,
soodat het gebied door Saksische en Pmi-
sische troepen werd beaet. Eene nienwe
grondwet van 12 December 1849 hief de
doodstraf, de fldeicommissen , het leenrecht
ens. op en schonk of beloofde vr0heid van
drukpers, van petitie, van vereeniging, het
contnseign, rechtstreeksche verkiezingen enz.
De rechtsbedeeling werd aanmerkeitJk verbe-
terd, doch later werden door den invloed
der reactie de doodstraf en de eed weder
ingevoerd en de Evangelisch-Luthersche Kerk
tot staatskerk verheven. In 1866 koos Sohwar»-
bw:g-8onder$kamtem de zt)de van Pruisen en
sedert 1871 behoort het tot het Duitsche R||k.
Den 17den Juli 1883 deed de Regeerende
Vorst afetand van het gezag ten voordeele
van ztin zoon. Prins Karl GüiUkery geboren
den 7den Augustus 1830 en gehuwd (12 Juni
1869) met Marie Gatparine Amdie Carolimê
Okariotte MUaheth Loui$e,heTtogiikv(mSaktêH.
Door de wet van 14 Juni 1881 werden er de
geldzaken van het Vorstenhuis geregeld, de
Jaariyksche inkomsten uit de domeinen opeen
half miliioen mark vastgesteld en eene „Karl
Gttnther-stichüng" in ^t leven geroep^i te
behoeve van de hoogescholen te Sondershansen
en Arnstadt, van het lager onderwQs en van
kerkelQke aangelegenheden. Voor de achter-
biyvende betrekkipgen der ambtenaren werd
er wVders gezorgd door de wet van 3 Juni
1883. Ook door andere wetten en maatregelen
werd er in den laatsten tyd de algemeene
welvaart bevorderd.
De hoofdign SchwartbwrgBudoUiadi werd
gesticht door AMtou Al^rioki L Alleen de
tweede zQner vier zonen had nakomelingen.
In 1723 kwam er Ludwi^ Friedri^ aan het
bewind, die in 1807 overleed. Oedurende de
minderjarigheid van den Erf^irins voerde diens
moeder KaroUme Xouwe, geboren prinses van
MBêgêm-Somburs, het bewind tot in 184S.
Haar zoon Fri$driek Qünikêr verleende het
land in 1816 eene grondwet Ook daar bl^
ven in 1848 de woelingen niet uit, maar zQ
werden door de soldaten en de burgerweer
beteugeld. Vryzinnige bepalingen, in dat jaar
door den Landdag vastgesteld, werden door
de nieuwe grondwet van 1854 vernietigd, en
de daarop byeengeroepen Landdag volgde des-
geiyks eene reactionaire richting, zoodat de
doodstraf enz. weder werd ingevoerd. In 1864
vierde men er met opgewektheid het 50-Jarig
regeeringsfeest van den Vorst, die zich in
1866 aan de zQde van Pruisen schaarde en
in 1867 overleed. HQ werd opgevolgd door
zQu broeder AJbert en deze in 1869 door z0n
zoon Chor^g. Schoon aanvankelijk de overeen-
stemming tusschen Regeeripg en vertegenwoor-
diging veel te wenschen overliet, neigde eerst-
genoemde vervolgens tot toegevendiMdid, zoo-
dat in 1870 eene vrOzinnige kieswet werd inge-
voerd. Ook Sd^wardwff'Eudolttait behoort
sedert 1871 tot het Duitsche RQk.
Sohwarae (Frledrich Oskar von),eenver-
dienstelgk Duitsch rechtsgeleerde en volks-
vertegenwoordiger, werd geboren den 30sten
September 1816 te Lobau in Saksen, sta-
deerde te Leipzig en werd te Dresden ge-
plaatst bil de magistratuur. AUengs klom
htf daarin op tot hooge waardigheden, nam
Qverig deel aan het ontwerpen van wetten
en werd in 1875 door den Keizer van Oosten-
rQk in den adelstand verheven. HQ is éen
der stichters van den Dnitschen Juristendag
en was van 1867 tot 1884 lid van denRifks-
dag. Ook behoorde hQ sedert 1854 tot den
Landdag in Saksen. Tot 1856 redigeerde h)}
de: „Jahrbttcher fhr sSchsiches Strafrecht**, —
daarna de: ,,Allgemeine Gterichtsseitung fUr
das Königreich Sachsen*' en de „Qertehts-
saal*'. Voorts schreef hQ : „Untersuchung prak-
tisch wichtiger ICaterien (1841; 2de druk,
1844)", — - „Kommentar zurStraf^rozeszordnung
fflr das Königreich Sachaen (1854, 2dln)'*,—
,,Grund8fttze des süchsischen Stnfktrozessreeht»
(1856)", — „Die Lehre von den sogenannten
fortgesetzten Verbrechen (1857)**, — „Die
zweite Instanz in mttndliohen StrafveriSshren
(1862)**, — „Das Verbrechen des ansgezeich-
neten Diebstahls (1860)**, — • „Das deutsche
Schwurgerecht und dessen Reform (1866)**,—
„Bemerkungen zur Lehre von der Veijfthrnng
im Strafrecht (1867)**, — „Kommentar zur
Strafgesetzbuch fur das deutsche Reich(1871;
5de druk, 1884)**, — „Kommentar zur Straf-
prozessordnung fur das Deutsche Reich (1874)**,
— en „ZumJReichspreszgesetz (2de druk, 1885)**.
Eene keelziekte noodzaakte hem, zUn ambt
in 1885 neder leggen. Hg werd toen bevorderd
tot geheimraad in werkeljjken dienst en over-
SCHWABZE-SCHWABZENBERG.
416
leed te Dresden den 17den Janiiari 1886.
Sohwarsenberg is de num yaa een
ond Frankisch geslacht, dat ooispronkelttk
den naam yan Snmknm droeg en in 1429
in den stand der Byksvryheeren werd opge-
nomen. Het is sedert 1802 verdeeld in 2 ma-
joraten. De vertegenwoordiger van het eerste
is Jokam Addf von Sehwanmbm^ geboren
den 22Bten Mei 1799, — en yan het tweede
Éarl wn Sekwoftenber^y geboren den 6den
Jnli 1824. Het yorstendom Schwarzenberg
beslaat het dertigste gedeelte yan Bohemen,
en daartoe behooren nog bezittingen in Beie-
ren, Neder-OostenrQk, Salsbnrg en Stiermar-
ken met eene gezamenlOke lütgestrektheid
yan 204388 Ned. bunder. Het land in Bohe-
men, 20 domeinen omyattend, heeft eene op-
penrlakte van 978 223 Ned, bnnder. Het be-
stnnr, de nyverheid, het onderwQs ens. be-
yinden er zich op de hoogte yan den tyd. —
Van de leden yan het geflacht SckwoMMber^
noemen wtf:
Johanm, yrtfheer su Sckwarzenbérif, een oeer
yerUcht man, geboren den 26sten December
1463, HO woonde de veldtochten bU yan Maxi-
wtüiaam I en was in 1601 hofhieester yan den
Bisschop yan Bamberg. Hfl is de ontwerper
yan de „Bamberger Ha^sgerichtsordnnng'* yan
1607 en yan de beginselen der „Carolina**. Hy
bevorderde de stadie der onde talen, was een
voorstander der Hervorming en overleed te
Nfimberg den 21sten Oetober 1628.
Adawty graaf von SokwHtnenherg^ geboren in
1684. Nadat hQ in het Keizerigk leger gediend
had, werd hQ raad by den laatsten Hertog
vom QnUkCUefy trad in 1610 in dienst van
den Stadhouder van Cleef, Markgraaf JBnut
vam BranduUmrgy en werd door den Kenrvorst
Johanm Sigiimund tot geheimen raad benoemd
en in 1619 naar Brandenborg geroepen, waar
hy lo'o groeten invloed had op Kenrvorst
Qeorg WUMmy dat deze in den Dertigjarigen
Oorlog zich niet aan de zyde schaarde der
Unie, maar meestal onzydig bleef, waardoor
de belangen der Mark grooteiyiu werden be-
nadeeld. Immers doordien Brandenborg zich
aansloot aan den Vrede van Praag, werd het
land geheel en al verwoest Aan iSSBA«oaffafii«f^
wordt dan ook door velen te laste gelegd,
dat hy in het belang van Oostenryk en van
het B. Katholicismos niet weinig heeft byge-
dragen tot verzwakking van Brandenborg, —
ja, sommigen verzelieren, dat hy zelf naar
de keorvorsteiyke waardigheid streefde en
een aanslag waagde op het leven van den
Keorprins Ftiêdinek WUhdm^ doch Oomar
heeft hem in zUne „Beitr^en (1828)", oit
officieele bronnen gepot, geheel en al vryge-
pleit Sekwarxenberff werd door Oeorg WilMm
met eerebewyzen overladen, tot aanvoerder der
Orde van de Johannieter ridders der balie
Brandenborg en Sonnenborg en in 1634 tot
stadhooder van de Mark benoemd. Ook na het
overiyden van den Kenrvorst werd hy in zUne
waardigheid bevestigd en overleed den 14den
Mei 1641.
Karl JPhUippf vorst von SekwartenUrg, her-
tog vom Kmmamy een Oostenrykseh veldmaar-
schalii. Hy werd geboren te Weenen den 16den
April 1771, trad in 1788 als loitenant in dienst
by het Oostenryksche leger, onderscheidde
zich in 1789 in den oorlog tc^^en de Torken,
nam in 1792 aki nu^oor deel aan den slag by
Jemappes, kommaodeerde in 1793 als loite-
nant-kolonel een gedeelte der voorhoede en
droeg in 1794 niet weinig by tot de overwin-
ning by ChftteaoCambresla. Gedorende den
veldtocht van 1796 diende hy in het leger van
generaal Wwrmêtr^ was in 1697 aanwezig by
de gevechten by Wflrzborg en Limburg, werd
generaal-mi^oor, volgde Aartshertog Kaïrd naar
Italië en trok vervolgens weder naardeByn.
In 1799 was hy aanvoerder van het oentroa
der voorhoede, eerst aan de Ryn, daarna in
Zwitserland en streed by Heidelberg dapper
tegen Nêff, In Uatstgenoemd jaar voerde hy
als loitenant'veldmaarschalk bevel by Hohen-
linden en dekte daarop den aftocht achter de
Enn^. Gedorende den vrede werd hy met on-
derscheidene zendingen belast en in Maart
1806 tot vice president van den Hof krygsraad
benoemd. By het oitbarsten van dennieowen
oorlog tegen Frankryk wist hy by (Jlm zkh
met het grootste gedeelte der kavallerie door
den vyand heen te slaan. In 1808 ging hy als
gezant naar Petersburg, maar verscheen in
1809 twee dagen vóór den slag by Wagram
in het Oostenryksche leger, nam het bevel op
zich over een gedeelte der ruitery en kom-
mandeerde by den terugtocht de achterhoede.
Als generaal der kavallerie en gezant te Pary»
bestuurde hy de onderhandelinffen over het
huweiyk van JSapóUtm I metdelartshertogin
Maria Lomxa^ waarby hy te Parys een gtooft
feest aanrichtte, dat met een noodlottigen brand
eindigde, en verwierf het vertrouwen van den
Keizer. Door tusschenkomst van dezen ver-
kreeg hy in den Bussisohen veldtocht het opper-
bevel over de Oostenryksche hulptroepen,
trok in Juli 1812 over de Boeg en ber^te
weldra Pinsk. Nadat hy tevens het opperbevel
verkregen had over het Saksische armeekorps^
behaalde hy eenige voordeelen op den Bussi-
schen generaal Tormauow^ doch moest yo<Nr
de overmacht de wyk nemen naar het groot-
hertogdom Warschau. Van dien tyd af bleef
hy volgens geheime bevelen werkeloos. Zyn
korps toefde by Poeltoesk, maar een door hem
gesloten wapenstilstand verz^erde aan d»
Fransehen den vryen aftocht Op voordracht
van Napoléon werd hy tot veldmaarschalk
benoemd, ging in April 1813 weder naar Pa-
rys en deed vruchtelooze pogingen, om tossehen
Bosland en Frankryk den vrede tot stand te
brengen. Daarna werd hy bevelhebber van
het observatieleger in Bohemen en na Oos-
tenryks oorlogsverklaring aan NapóUom over
alle troepen der Verbondene Mogendheden.
Zyne positie naast de drie monarchen by de
strydige gevoelens van MttUniók en Keizer
AUxaader was zeer moeieiyk en belemmerend
voor zyne oorlogsoperatiSn. By Dresden en
Leipzig gaf hy geene biyken van grooteveld-
heerstalenten en hy ondersteunde vooral b(^
het vervolgen der Franschen en den intocht
in Frankryk in 1814 de sluwe politiek van
MêtUrmehy die NofoUom wilde verschoonen.
Eerst na den slag by Arcis sur Anbe besloot
hy, naar Parys op te rukken en zich van
deze stad meester te maken. Door de Ver-
bondene Mogendheden met ridderorden versierd
en door Keizer Frans met de heeriykheid
Blumenthal begiftigd, keerde hy van het
oorlogstooneel terug, om aan de beraadalagin»
416
SCHWASZENBEBO-SCHWABZWALD.
^n der nüDisten deel te nemea en de Oos-
tenrOksohe krygsmaeht op beteren Yoet te
itMrei^fen. Na den terog keer tui N0p<iU(m nit
Elte eriangde h0 het opperberel oyer het leger
der Verbondene Mogendheden aan de Boren-
TVn, ontfrierp met Blüeker en WMmgiim het
operatieplan, dooh verBcheen te laat op het
slagveld om aan de overwinning deel te nemen.
By 'Stn terugkeer te Weenen werd htf tot
Toorsitter van den HofkrOgnraad benoemd en
met onderscheidene goederen begiftigd. Sedert
1817 was hg aan de rechter zlfde yerlamd, en h0
OTerleed te Leipiig den 15den Ocberber 1820.
In 1848 Torrees bU Lelpiig een gedenkteeken
te sHner eer, en in 1867 werd te Weenen
«t|n miterstandbeeld (van HShnel) onthuld. —
"Éitk soon JfifieiirUh Karly veldwachtmeester-
generaal in Oostenryksehen dienst, geboren
den SOsten September 1800 en overleden den
^en Haart 1870, heeft de gedenkschrUtm
▼an lUn vader in het licht gegeven onder den
titel: „Ans dem Wanderbuch eines verabeohie-
deten Landsknechts (1846—1848, 5 dln)'\
Fdix Imdwig Johamn Friedrieh, vorst vom
43€hma/runb§rg^ een Ooetenrgksch staatsman,
geboren den 2den October 1800. HQ trad in 1818
als kadet in dienst bO een OostenrQksch ku-
rasslerregiment, klom op tot den rang van
ritmeetter, maar vertrok in 1824 als gezant-
Bchapeattaché naar Petersburg. In 1826 ging
hO als gesant naar Londen en na eene gerucht-
makende geschiedenis, waarin Lady JBÜtnbo-
tongh betrokken was, met baron Hfmmanm naar
Braslltö. Na iQn terugkeer was hQ bQ ver-
Bchillende ambasstdes werkzaam, nameiyk:
te ParOa en te Berlfn, in 1888 te Tnr0n en
in Panna, en in 1846 te Napels, waar hQ
iiet bolwerk was van het strengste absolutismiiB.
De omwenteling ontrukte hem aan i|Ki los-
bandig leven. Toen bQ een oproer te Napels
de eer van s|fn hdtel geschonden werd, nam
fag iQn ontslag en aanvaardde daarop als
generaal^mitfoor het opperbevel over eenebri-
Mde onder Ifugmt in opperltalie, streed bQ
Onrtatone en Goito en werd bevorderd tot
luitenant-veldmaarschalk. Na het dempen van
den October-opstand te Weenen werd hg den
228ten November 1848 aan het hoofd van het
ministerie geplaatst. Zgn ideaal was een ml-
litair-absolutiBtische, onverdeelde Ooslenrgk-
sche Staat Door een verbond met Rusland
vernietigde hg den opstand in Hongarge en
deed de Pruisische eenheidspolitiek schip-
breuk igden. Hg verbond voorts de Duitsche
Ifiddenstaten op het nauwst met Oostenrgk,
hentelde den Bondsraad en socht Pruisen
Booveel mogeigk te vernederen. Hg overleed
den 6den April 1862.
Friêdneh Jóhmm Joiêpk Cölutiit, vorst wn
Béhmmn^niergy geboren den 6den April 1809.
Hg omhelsde den geesteigken stand, werd ca-
nonlcus te Salaburg, in 1885 vorstbisschop
aldaar, in 1842 cardinaalpriester en in 1849
vorsttiisBchop van Praag, lid van het Huis
der Heeren en leider der clericaal-fèudale
partg in Bohemen.
Tot het Huis Schwartenherg behoort ver-
moedeigk het Friesche geslacht ^At(Hif^2«i&0r^
0% Hoienlcmêberg. Het vestigde aich in ons
Vaderiand in den aanvang der 17de eeuw, en
ondencheidene leden daarvan zgn in de be-
trekking van grietman werkzaam geweest.
AfiEonderigk vermelden wg den geleerden
&êorg Fnêerik^ baron ihoê Sekw&rttmberg m
Sokêullaniberg f op de state ter Home te
Beetgum gevestigd. Hg was curator van de
hoogeschool te Franeker, maakte zich ver-
diensteigk door de uitgave van het iJ'rleaelie
Oharterboek*' en oveneed te *8 Oravenhage
den 6den Augustus 1788.
Sohwarawttld (Het), een gebergte in het
suiden van Duitschland, loopt als een hooge
wal langs de Boven-Rgn en strekt van SSo-
Ungen aan de Bgn tot aan Durlach zieh uit
in eene noord-noordwesteigké richting over
eene lengte van 168 Ned. mgi. Het heeft sgne
aanzienigkste breedte en hoc^ in het zuiden,
waar hetmetzgnheuvelaehtigen Jnrazoomvan
Müllheim aan de Rgn tot aan deWutaehiieh
uitbreidt over eene breedte van 60 Ned. mgi,
terwgi het in het noorden tusschen Durlach
en Pfotzheim eene breedte heeft van slechts
80 Ned. mgi en door het dal der Kreichgan
van het Odenwald is gescheiden. Zgn straMe
wand is westwaarts naar het Bgndal gekeerd
en hier is ook de voet van het gebeorgte het
laagst gelegen, daar het Bgndal van Dnrlach
tot Basel eene rgiing heeft van 117totdeehts
245 Ned. el. In het zuiden daaU deie vaUd
van den mond der Aar tot Basel van 815 tot
245 Ned. el. Aan de oostzgde daarentegen is
de helling zoo flauw, dat men alleen aan de
vermeerderde boschgronden bemeikt, dat men
het Schwarzwald bereikt. Aldaar ligt yUMagen
430 Ned. el hooger dan het aan den weste-
igken voet gelegene Freiburg, en Domstetten
489 Ned. el hooger dan OfTenborg. De gedaante
der bergen is in het algemeen in het Schwarz-
wald eentonig; men vindt er veelal afgeronde
koepehi en tafelvormige, door diepe dalen
gescheidene bergen en bergkammen, die echter
geene doorloopende bergketens vormen. Hen
heeft er vele bronnen en beken, die zich zuid-
en westwaarts naar het Bgndal spoeden en
aan de noordoosteigke helling naar de Neckar.
Intusschen behoort ook een klein gedeelte,
dezer helling tot het stroomgebied van de
Donan. Naar de Neckar vloeit de Enz met
de Nagold, en rechtstreeks naar de Bgn
snellen ten zuiden de Wutach, de Alb, de
Wehra en de Wlese, en ten westen de Kan-
der, de Neumagen, de Elz met de Dreisam,
de Kinzig, de Benen, de Acher, deSandbach,
de Oos, de Murg en de Alb. De belangrgkste
van deze rivieren is de Kinzig, die aan de
oosteigke helling ontspringt, dwars door het
geheele gebergte dringt en bg Kehl zich uit-
stort in de Rgn. Door natuurschoon, door
afwisseling van bevallige en schilderachtige
landschappen onderscheiden zich vooral de
dalen van de Hurg en van de Gutach, de
Hdllenpasz in het Freiburger dal, het Munster-
dal en de dalen van de Wiese, Wehra en
Alb. Vhn de watervallen zgn die van den
Fallbach bg Triberg, waar het water langs,
7 terrassen 170 Ned. el naar beneden stort,
en die van den Lierbach bg de bouwvallen
van het klooster Allerheiligen de firaalBte van
het Duitsche Middengebergte. Door het dwais-
dal der Kinzig wordt het Schwarzwald in
eene grootere zuideigke en eene kleinere noor-
deigke helft gescheiden (Obere en Untere
Schwarzwald). Het centrale berggevaarte vmi
het Schwarzwald is de Feldberg ten oosten
SCHWABZWALD^SCHWEICHEL.
417
w%n Frelbarg (1494 Ned. el hoog). Vandaar
atrekken sich bergruggen in alle richtingen nit
Tot de hoogste koepels in het midwesten
liehooren de Belohen (1415 Ned. el hoog),
de Kohlgarten (1179 Ned. el hoog) en de
boschrffke BUnen (1167 Ned. el hoog). In het
aaiden yerheffen aieh de Heraogshom (1841
Ned. el hoog), de Blösiling (1254 Ned. el
hoog) ena., en in het oosten en noorden de
Erzkasten (1 286 Ned. el hoog) en de Kandel
(1248 Ned. el hoog). Niet aoo hoog is het
Untere Schwarzwald, waar de gemiddelde
hoogte slechts 600 Ned. el bedraagt De ber-
gen aSn hier meer tafelvormig. Het yoomaamste
gCTaarte is hier de Homisgrinde (1 116 Ned. el
hoog), de Kniebispas (978 Ned. el hoog), de
Badener Höhe (980 Ned. el hoog), de Hohen
Staofen (672 Ned. el hoog) en de Hochkorf
(1041 Ned. el hoog). Eigenaardig zQd er de
kleine bergmeren en venen, zooals de Feder-
see, de Schlnchsee, de Titisee, de Biommelsee
en de Wildsee. Biet nitaondering van de hoogste
koepeltoppen atin de bergen in het Schwarz-
wald dicht begroeid met naaldhont. Aan de
donkere kleur van dit geboomte ontleende het
Schwarzwald aUn naam, terwDl het by de
Bomeinen dien van Silva Ifarciana (Marko-
mannenwond) droeg. Er zijn eenige merk-
waardige bergpassen, en door dit gebergte loopt
de in 1878 voltooide Schwarzwaldspoorweg, die
hO Oflénbnrg ([aan de Itfn Blanheim-Basel) een
aanvang neemt, in het Kinzigdal tot aan Hansach
en in het Gntachdal tot aan Triberg opklimt
en vervolgens langs de Brigach naarDonane-
aehingen afdaalt; deze schilderachtig voortkron-
kelende spoorweg loopt door 88 tunnels.
De voornaamste gesteenten van het Schwarz-
wald zyn graniet, gneis en bonte zandsteen;
voorts heeft men hier en daar leisteen, steen-
kolen en roodliggend, benevens nitbarstings-
gesteenten. Het gneis vormt er de kern en is
het meest verbreid, en daaromheen vindt men
een gordel van graniet Ook heeft men er
porfier en Qsererts, alsmede eene menigte
minenUe bronnen. Van deze worden die van
Baden-Baden, Huberbad, Badenweiler, Siio-
kingen, Wildbad ena. druk bezocht Het kli-
maat is er in de hoogst gelegene streken guur. .
Diar voert de winter nog heerschappü , wan-
neer aan den voet van het gebergte lüles reeds
gro^ en bloeit Hier komt de druif tot rypheid,
— hier oogst men, behalve het gewone ooft,
amandelen, waUioten, echte kastai^es enz.,
terwtl de hooger gelegene akkers slechts
zomerkoren, aardappden en vlas levereir. De
uitgestrekte weiden a||n er in een goeden
staat en bevorderen er eene aanzienlQke vee-
fokkerQ. Tot 400 Ned. el boven de oppervlakte
der zee vindt men er wgngaarden, tot 800
Ned. el beukeboomen en 4|ne dennen, en
daarboven tot 1820 Ned. el grove dennen.
De bewoners van het gebergte, dat «met het
eostelQk gedeelte tot Wttrtemberg en voor 't
overige tot Baden behoort, zün in het zuiden
van Alemannischen, in het oosten vanSchwa-
hisch^ en in het noorden van Frankischen
oorsprong. De gemeenten bestaan er in het
westen en zuiden uit verstrooide boerderijen,
en deee nyn in het zuiden eenigermate in Zwit-
sersehen bouwtrant opgetrokken. De belang-
rVkste bronnen van bestaan zün er hontcultuur
en houthandeL Zware stammen worden er langs
xin.
houtwegen naar de beken en langs deze naar
de Byn gevoerd. Ook heeft men er onder-
scheidene zaagmolens. In sommige gedeelten
van het gebergte vervaardigt men keurig
houtsngwerk , stroohoeden en de bekende
Schwarzwalder uurwerken. Van alle Icantea
kan men langs qK>orwegen tot ftet gebergte
naderen, en het wordt in den zomer door vele
reizigers bezocht
Sohwarzwald-Kreits is de naam van
een district in het koningrOk Würtemberg;
het omvat het westeiyk, bergachtig gedeelte des
lands, grenst in het noorden aan Baden en aan
de Neclcarkreits, in het oosten aan de Donau-
kreits en HohenzoUem en in het zuidoosten, zui-
den en westen aan Baden, en telt op 89,69 Q
geogr. mOl ruim 475000 inwoners (1885),
onder welken zich nagenoeg 120000 R. Katho-
lieken en 1505 Israëlieten bevinden. Het land
is wegens het Schwarzwald en den Alp berg-
achtig, wordt door de Donau, de Necluur, <to
Enz, de Nagol4 enz. besproeid en heeft eenige
vruchtbare dalen, maar behoort voor *t overige
tot de meest woeste gedeelten van Midden-
Europa. De voornaamste voortbrengselen iQn
er hout, groenten, ooft, vlas, Qzer, turf en
marmer. De hoofdstad is Reutlingen.
Sohwedt, eene stad, in het Pruisische
district Potsdam en op den linker oever van
de Oder aan den spoorweg naar Angermttnde
gelegen, is de zetel van eene rechtbank, heeft
verschillende maatschappyen, een merkwaardig
koninkiyk kasteel met een Engelschen tuin,
drie Protestantsche kerken en eene B. Katho-
lieke kerk, eene synagoge en een gymnasium
en telt 9744 inwoners (1885). De inwoners
houden zich vooral bezig met tabaksoultnur,
handel, scheepvaart en visschery. De stad is
door stoombootiynen verbonden met Breslau,
Frankfort aan de Oder en Stettin. Ten noord-
westen van de stad vindt men het buitenver-
biyf lionplaisir.
Sohwegler (Albert), een verdiensteiyk
godgeleerde en wysgeer, geboren den lOden
Februari 1819 te Biichelbach in Wttrtemberg,
studeerde te Tübinsren en kwam door zyn
geschrift over het Montanismus en door onder-
scheidene verhandelingen in de „Theologische
Jahrbücher" van Zeiler in botsing met de
kerkeiyke overheid in Wttrtemberg, zoodat
hy de godgeleerde loopbaan verliet Hy stichtte
in 1848 de „Jahrbttcher der Gegenwart", die
tot in het midden van 1848 in het licht ver-
schenen, en vestigde zich in eerstgenoemd
Jaar als privaatdocent in de wysbegeerte en
oude letteren te Tttbingen, waar hi[ in 1848
tot buitengewoon hoogleeraar wenQ^enoemd
en den 5den Januari 1875 overleedTvan syne
geschriften vermelden wy: „Das nachaposto-
lische Zeitalter (1846, 2 dln)",— „Geschichte
der Philosophie im Umrisz (1848; 9de druk,
1876)", — „Rdmlsche Geschicbte (1858— 1858,
8 dln; 2de druk, 1867—1870, voortgezet door
OUu(m^ 1878—1876, dl 4 en 5)", — en „(}e-
schichte der griechischen Philosophie (1859;
2de druk, 1870)".
Sohweiohel (G^rg Julius Bobert), een
Dnitsch romanschryver, geboren den 12den
JnU 1821 te Königsben?, studeerde aldaar in
de rechten, nam in 1848 deel aan de volks-
beweging en moest als mederedacteur van de:
„Dorfszeitnng in Preuszen" zyn vaderland ver-
27
418
SCHWEICHEL— SCHWEiaHHUSEB.
laten, waarna hQ te Lansanne tot leeraar werd
benoemd. Na iQn temgkeer in Doitschland
woonde I4I te BerlQn, te Hannover en te
Leipiig en sedert 1869 is hV redacteur der
«Deotsche Roman Zeitnng'* te BerlQn. Hg
schreef: „Iil Gebirg and Thai (1864)", — « Jms
and GenfenSe (1866)",— ,,Im Hoohland (1868)",
— yAos den Alpen (1870, 8 dln; 2de drak,
1872)", ^ ,Der Axtschwinger (1868 ; 8de drok,
1880)", ~ „Der BUdschnitaer von Aehensee
(1878, 8 dln:adedrak, 1876)", — „Die Falkner
▼on St Vigtl (1881, 8 dln)", — „Italienische
BUtter (1876 , 2de drok, 1880)", — en „Camilla
(1886)".
Sohweiokhardt (Katharina Wilhelmina),
lie Büderd^k.
Sohweidnits, te Toren een selfttandig
▼orstendom in NederSileaië met omstreeks
226000 inwoners op 44 Q geogr. m01, omvat
thans de Proisische districten Schweidnits,
Beichenbach, Striegaa, Waldenborg, Bolken-
hain en Landeshot Het werd in 1728 door
BUho I gesticht, doch Terriel in 1741 aan
Praisen. — De evensoo genoemde stad, yooial
bekend door het beleg van 1762, te voren
de hoofdstad van het yorstendom, thans van
een district, ligt aan de Weistrits in een
▼rachtbaar dal tosschen het Zobten- en Eolen-
gebergte, 247 Ned. el boven de oppenrküite
der aee en aan den spoorweg van Liegnits
naar Eamena. Men heeft er 4 kerken, een
ood raadhois met een Termaarden kelder,
een archief, een schouwbnrg, een gymnasiom,
onderscheidene andere scholen, eengamisoen,
en bitna 24000 inwoners (1886). Men vindt er
voorts machinen- en naaldenfitbrieken, menbel-
makeryen,pottebakkeryen,orgel£abrieken ens.,
en vooral het bier van Bchweidnitz heeft eene
groote vermaardheid. Deae stad is tevens de
graanmarkt der omliggende, volkryke oorden.
De voormalige vestingwerken sUn er in 1864
gesloopt en in een firaai park herscliapen.
Sohweigaard (Anton Martin), een Noor-
weegsch rechtsgeleerde en staathoishondkan-
dige, geboren den Uden April 1808 te KragerO,
stadeerde te Christiania, reisde in Zweden,
Dnitschland, Zwitserland, Frankryk en Dene-
marken en werd in 1886 hoogleeraar in de
rechten te Christiania en in 1840 tevens in de
staatswetenschappen en statistiek. Hg was
sedert 1841 lid van den Storthing, verwierf er
de achting van alle parttfen en overleed te
C^hristiania den 2den Febrnari 1870. Van sQne
geschriften noemen wQ: „Den nordske proces
(1846—1849, 2 dln)", — „Kommentar snm
Kriminalgeseti (1844, 2 dln)", — „Statistik
von Norwegen(1840)",— en „Dasnorwegische
Handelsrecht (1846)". Te Christiania verrees
in 1888 een gedenkteeken te agner eer.
Sohweiger-Lerohenlbld (Amand von),
een verdiensteigk reisiger en aardrgksknndige,
geboren den 17den Mei 1846 te Weenen, be-
zocht de militaire académie te Wiener-Neastadt,
trad in 1866 als officier in dienst, nam in 1866
deel aan den veldtocht in Opper-Italie, maar
nam reeds in 1871 sgn ontslag; om ontdek-
kingsreiaen te ondernemen in Enropeesch en
Aiiatisch Torkge. Hg schreef: „Unter den
Halbmond (1876)",— „Bosnien (1878 ; 2de drak,
1879)", — „Annenien (1871)", — „Zwischen
Pontas and Adria (1879)" — „SeraU and Hohe
Pforte (1879)", — „Das Fraaenleben derErde
(1881)", — „Der Oriënt (1882)", — „Qriechen-
land in Wort and BUd (1882)**,— „Die Adria
(1888)", — „Abbaaia, IdyUe von der Adria
(1888)", — „Der eiseme Jahrhnndert (1884)",
— „Von Ocean sa Dcean (1886)", — „lm
Kreislaaf der Zeit (1886)*' — „Afrika (1886)",
— „Aas ansem Sommeritnschen (1886)". — en
„Zwischen Donan and Kankasos (1886) •
Sohweigger. Onder deaen naam vermel-
den wg:
Jokam Salomo Okritiopk Sckwmgget^ een
verdiensteigk natoorkandige. Hg werd geboren
te Erlangen den 8sten April 1779, stadeerde
aldaar, vestigde er aich in 1800 als privaat-
docent, en werd in 1808 profenor in de wis-
en nataorkande aan het gjmnadnm te Baireoth
en in 1811 aan de polytechnische sohool te
Nflmberg. In 1817 werd hg hoogleeraar in
de natanr- en seheikande te Erlangen, in
1821 te Halle, en overleed aldaar den Oden
September 1857. Zgn ondenoek strekte aich
alt tot de electriciteit en het galvanlamas, en
nadat hg reeds in 1808 een electromeler ver-
vaardigd had, bedacht hg vervolgens den naar
hem genoemden magnetisohen mnltlpUoator. In
1815 belastte hg aich met de redaeiie van het
„Jonmal für Chemie and Physik*', Voorts
schreef hg: „Einleitnng in die Mythologie
anf dem Standpnnkte der Natorwisseaschaft
(1886)", — „Ueber natnrwisseaschaftUche
Mysteriën in ihren VerhUtnla sar Literator
des Altherthams (1848)", — „Ueber das Elek-
tron der Alten (1847)", — en „Ueber die
stöchiometrisehe Beihen (1858)".
Zarl JSruêt Tksodor Sdkwm^sf^^ een litstekead
oogheelknndige en een soon van den voor-
gaande. Hg werd geboren te Halle den 29Bten
October 1880, stadeerde te Erlangen en te Halle
in de geneesknnde, werd er assistent aan de
geneeskundige kliniek, vestigde er sich alt
privaatdocent , hield sich voorts besig met
microscopische anatomie en vertrok vervolgen»
naar Berign, om er sich onder AlkroM wm
QrdfB aan de oogheelknnde te wgden. Hg
bleef er tot 1865, volbracht eene reis naar
New Tork, sag sich in 1868 benoemd tot
hoogleeraar te Göttingen en is sedert 1871
als opvolger van vom Ordft^ professor en di-
rectear van de inrichting voor oogigders i»
Berign. Hg schreef o. a.: „Vorlesangen ttber
den Gebranch des Aagenspiegehi (1864)", —
„Handbnch der specieUen Aagenheilknnde (4de
dmk, 1880)", — ^hproben (1876, met 48
platen)", — en „Klinische Untersochnngen
über das Schielen (1881)".
SohweighAuaer (Johannes), een verdien-
steigk beoefenaar der onde tal^ geboren te
Straatsbarg den 26sten Jnoi 1742, legde aich
te Pargs toe op het Hebreeawsch en Arabisch
en werd in 1778 hoogleeraar in sgne ge-
boorteplaats. Oednrende de Bevolntie in den
kerker geworpen, sag hg sich later weder
geplaatst aan de école centrale te Straatsbarg
en benoemd tot lid van de Académie dealn-
scriptions. In 1824 legde hg het hoogleeraars-
ambt neder en overleed den 19den Jaanari
1880. Hg leverde voortreffeigke aitgaven der
werken van Appkmu (1785, 6 dln)", — Po-
l^Hut (1789—1795, 9 din), — en «iwc» (1809,
2 dln), — alsmede een „Lexicon Herodotenm
(1824, 2 dln)". — Ook sgn soon «Tmni €hoff^oy
SekweiffkaMêer^ die hem in 1824 als hoogleeraar
SCHWEIGHaUSER— SCHWENCK.
419
opyolgde, heeft sich als Bchrftyer bekend ge-
maakt en overleed den 14den Maart 1844. Van
lUne geflchriften yermelden wtf : ,,AntiqaitéB de
r Alaace (met ChMr^, 182d)*\ — ^lan topogra-
phSqoe dn mnr païen (1825)'\ — „Yaes pitto-
reeqnes de la Gathédrale (1827)*\ — en
„Enomération det monnments lee plns rémar-
qnablet dn département dn Bas-Rhin (1842)**,
Sohweixiftirt, eene stad in het Bdersehe
district Unteirftranken, ligt aan de Hain en aan de
spoorwegen van Bamberg naar Wttnbnrg, van
Sehweinftirt naar Heinongen en Tan Schwein-
fort naar Gïemttnden. Z)| is de letel van eenige
rechtbanken en teltmim 12 600 inwoners (1886).
Op het mime marktplein yerheft er zich het
merkwaardig stadhuis met eene yerzameling
yan ondheden en met eene bibliotheek. Ook
z||n er eenige firaaie kerken, en twee bmggen
z0n er over de Main gelegd. Behalve het
gymnasinm z0n er onderscheidene andere scho-
len en de nVverheid heeft er eene aaamerke-
lyke iüU>reiding verkregen. Er is eene water-
leiding en in haar omtrek tiert de wijnstok.
Ook worden er aeer dmkke veemarkten ge-
bonden.
Sohweinfürth ((ïeorg Angnst), een ver-
dienstelük natnnronderaoeker en reiziger, ge-
boren te Riga den 298ten December 1886, sta-
deerde te Heidelberg, Mflnchen en BerlOn en
reisde in Oostenrgk, Ènsland en op het eiland
Sardinië. Van 1864 tot 1866 onderzocht hg
de flora op het stroomgebied van de NQl en
begaf zich in 1868 wederom derwaarts. In het
volgende jaar sloot hQ zich aan b|{ eene
ex^ditie naar de Gazellenrlvier, reisde door
de landen der Dinka, DJoer en Bongo en
ondernam een tocht door het mild besproeide
gewest tnsschen de DJoer endeBahrelOebeL
In Jannari 1870 bezocht hy het gebied der
Niam-Niam, voorts dat der Monboettoe en
ontdekte hier de breede OeëUarivier, die hQ als
den bovenloop van de ^ari beschouwde, ter-
wVl anderen meenen dat zU met de Oongoln
verband staat HQ verloor zUn dagboek en
zQne verzamelingen door de vlammen en kwam
in Joli 1871 te Khartoem. In JnU 1872 be-
rdkte hQ Berli)n en schreef er : „lm Herzen
von Afrika (1874, 2 dln ; 2de druk, 1878)",
een boek, dat in zeven talen is overgezet. In
1878 en 1874 volbracht hQ kmidkondige na-
sporingen in de groote Onae der Libysche
WoestUn en in 1874—1876 begaf hg zich op
oitnoodiging van den Khedive naar (}aXro, waar
hg een geographisch genootschap stichtte en
zich voor goed vestigde. Van 1876—1886 deed
hg twaalf tochten door onbekende gewesten
tnaschen de Ngi en de Boode Zee en verza-
melde er een groot aantal gesteenten voor het
Koninkigk Mnsenm te Berlfn. Bg het bombar-
dement van AlexandriS in 1882 was hg bgna
het slachtoflTw der volkswoede geworden. Van
zgne geschriften vermelden wgnog: „Plantae
qnaedam nilotieae (1862)", — .Beitrttge znr
Flora Aethiopiens (1876)", — „KeUqniae Kot-
schyanae (1868)", — en „Artes Africanae
(1876)".
Sohweitser (Jean Baptista von), een
staatkundig en dramatisch dichter, geboren
den 12den JnU 1888 te Frankfort aan de
Main, beaocht het door de Jezuïeten bestuurde
lyceum te Aschaffenburg, later het gymnadum
aldaar, studeerde vervolgens te Berign en te
XUL
Heidelberg in de rechten en vestigde zich als
advocaat in zgne geboortestad. Meer dan met
zgne betrekking hield hg zich echter bezig
met de staatkunde en de fraaie letteren. Niet
laag na 1860 betoonde hg zgne belangstelling
in de sociaaldemocratische bewe^ng, werd
in 1864 na den dood van LaualU {Resident
van de algemeene Duitsehe werkliedenveree-
niging en belastte zich met de redactie van
den „Socialdemocrat", zoodat hg gedurig in
onaangename aanraking kwam met de FmU
sische Regeering. In 1867 werd hg afgevaardigd
naar den Noord* Duitschen Rgksdag; toen hg
echter in 1871 bg het verkiezen van leden
van den Duitschen Rgksdag de nederlaag leed,
legde hg het voorzitterschap neder, om zich
onverdeeld aan de beoefening der fraaie letter--
kunde te wgden, maar overleed reeds den
28sten Juli 1876. Hg schreef een aantal too*
neelspelen, van welke onderscheidene met
bgval werden ontvangen. Wg vermelden : „Al-
cibiades oder Bilder aus Hellas (1858)", —
„Friedrich Bvbarossa (1868)", — „Canossa
(1871)", — „Die Darwinianer (1876)", — „Die
drei Staatsverbrecher (1876)", — en „Epide-
misch (1876)". Daarenboven leverde hg : „Ln-
cinde oder Eapital und Arbeit, socialpolitisches
Zeitgemftlde (1864, 8 dln)".
Sohweizer. Onder dezen naam vermelden
wg:
Alexamder SohweUer, een Protestantsch god-
geleerde, geboren te Murten den 14den Maart
1808. Hg studeerde te Zttrich en behoort tot
de volgelingen van éeUeiermaeherj en van zgne
geschriften noemen wg: „Die Glaubenslehre
der reformfrten Eirche (1844—1847, 2 dln)",
— „Homiletik der evangelisch-protestantischen
Eirche (1848)", — „Die protestantische cen-
traldogmen innerhalb der Reformirten Eirche
(1864—1866, 2 dln)", — „Die christUche Glau-
benslehre (1868-1872, 2 dln ; 2de druk, 1877)",
— „Pastoraltheorie (1876)", — „Nach rechts
und links; Besprechungen tiber Zeichen der
Zeit (1876)'', — „Die Zukunft der Religiën
(1878)", — en „Zwinglis Bedeutung neben
Luther (1884)".
Katpar Chüfnêd Imdufiff Sekwekeff een ver-
diensteigk sterrenkundige, geboren den lOden
Februari 1816 te Wgia in het canton Zürich«
Hg studeerde in 1839 te EOnigsberg onder Bet-
td^ was van 1841—1842 geplaatst aan de
sterrenwacht te Pulkowa, belastte zich daarop
te Moskou met het beheer eener wetenschap-
peigke Inrichting en werd er in 1847 directeur
der sterrenwacht. Hg overleed den 6den Juli
1878. Van zgne geschriften noemen wg : ,,Un-
tersuchungen über die in der Nfthe van Mos-
kan stattandende LokaUttractton (1868)", —
en „Ueber das Stemschwanken (1868)". Ook
schreef hg verhandelingen over de zonnevlek-
ken en zonnetkkkels en ontdekte een viertal
kometen.
Sohwenok (Eonrad), een verdiensteigk
letterkundige, geboren te Lich in 1798, bezocht
de universiteit te Gieszen, werd leeraar te
Utrecht en te Bonn, in 1826 professor aan het
gymnadnm te Frankfort aan de Main en
overleed aldaar den 14den Februari 1864. Hg
schreef een groot aantal bgdragen in tgdschrif-
ten, leverde als verUlingen : „Odyssee (1822)",
— „Homerische Hymnen (met FoUmtimt^ 1814)",
— „Hymnen des Eallimaehos (1821)", — en
27^
420
SCHWENCK-6CHWERIN.
„CataU (1826)*\ — entchreef: „Etymoloffiich-
mythoiogiflche AndeotaogeD (183d)'\ — «Mytbo-
logische Skluen (1836)'\ — „Mythologie der
MiaÜsohen Völker, der Aegypter, Oriechen,
Bömar, Germanen nnd Slawen (2de druk,
1866, 7 dln)*\ — „Sinnbilder der Alten V5i-
ker (1851)"| — „Etymologischea Wörterbuoh
dee Lnteiniflchen (1827)*\— „Beitrlige mr Wort-
«órBchong dee Lateihschen (1833—1835, 2 dln)'*,
— en „Wörterbnoh der dentechen Sprache in
Besiehong aof Abstammuog (1843 ; 4de druk,
1856)*\ Ook verschenen Tan hem uitgaven
der ,yEameniden (1821)", ~ der „Zeven tegen
Theben**,— ender„Choëphoren*'van AesokylMS,
Sohwenmger (Ernst), een vermaard ge-
neeskundige, geboren den 15den Juni 1860
;te Freistadt in de Boven Pfals, studeerde te
liünchen, werd er assistent van va» Bukl en
tevens privaatdocent, beliandelde eerst Oraaf
Wükdm 9<m Bitmarck en daarna den Byks-
kanselier met uitstekend gevolg en aag aich
in 1884 benoemd tot hoogleeraar te Beriyn.
Z0ne „(Jesammelte Arbeiten" a||n in het licht
verschenen.
Sohwenkfeld (Kaspar von), de stichter
eener Protestantsche secte en geboren in 1493
te Ossig by Liegnits, was de telg van een
adeliyk geslacht, studeerde o. a. te Keulen,
verkeerde als jonker aan verschillende Hoven,
werd raadsheer by den Hertog wm LieffmUx^
doch helde sedert een beioek te Wittenberg in
1522, waar hy met KarUtadt in aanraking
kwaód, niet weinig over tot het Protestantis-
mus en bevorderde de v^breiding daarvan in
LiegnitB. Weldra echter was hy het met LtOkêr
oneens over de leer der rechtvaardigmaking,
sprak op dweepsieken trant van de „geeste-
lyke bevinding'* van Gods genade, werd des-
wege in 1528 uit ayn vaderland verbannen
en xwierf onder stryd en ellende rond in
Schwaben en aan de Byn, totdat hy den lOden
December 1661 in Würtemberg overleed. Zyne
gevoelens heeft hy openbaar gemaakt in syn
„Bekandtniss und Beohenschaft von den Haupt-
paukten des ohristlichen Glaubens (1567)**.
Eerst na syn dood vormden zyne aanliangers,
Sokmkfddiamm genaamd, in Sileaië a£M>n-
deriykQ gemeenten, welke aich onderscheidden
door eene gestrenge kerkeiyke tucht Zy wer-
den door de Jezuïeten vervolgd en vertrokken
naar Maryland en Philadelplda, waar sy thans
nog bestaan en wegens werkzaamheid, matig-
heid en rechtvaardigheid eene hooge achting
genieten.
Sohwerd (Friedrich Magnus), oen Duitsch
natuur- en sterrenkundige, geboren te Ost-
haveo by Worms den 8sten Maart 1792, was
sedert 1814 leeraar aan het gymnasium te
£^ers en van 1818 tot aan zyn dood op den
22sten April 1871 hoogleeraar in de wiskunde
aan het lyceum aldaar. Hy schreef: „Die kleine
Speierer Basis, oder BeweiB, das man mit
geringen Aufwand an Zeit, Mtthe und Kostim
durch eine kleine, genau gemessene Linie die
Grundlage einer grossen TrianguUtion bestim-
men kan (1822)*\ — „ ^tronomische Beobach-
tungen aut der Stemwarte zu Speler (1829—
1830, 2 dln)", —en „Die Beugungserscheinun-
gen auf den Fundamentalgesetsen der Undn-
lationstheorie analytisch entwiokelt (1835)*\
Voorts leverde hy onderscheidene bydragen in de
AstronomiBohe Nachrichten** en vervaardigde
een kunstig uitgedachten sterrenphotometar.
Sohweriiu een tot het groothertogdom
Meckienburg-Schwerin behooread voritendoai,
was te voren een bisdom, in 1167 door Sm-
drik de Leeuw gesticht, doch het werd in
1648 met eene oppervlakte van 18,6 Q geogr.
m^l geseculariseerd en aan het Huis Meeklea-
burg toegewezen. — Sokwerim is tevens de
naam der hoofdstad van bovengemeld groot-
hertogdom, zy ligt in het district Meeklenbvg,
dat by eene uitgebreidheid van 132 Q geogr.
myi de grootere westeiyke helft des laada
omvat, in een prachtig oord, aan de west-
zyde van het Meer van Schwerin, tusschen
eenigc kleine meren en aan den spoorweg
van Hagenow naar Bostock. Zy bestaat uil de
Oude en Nieuwe Stad, de Paulsstad en de
Voorstad; er zyn 6 pleinen, fraaie straten
en vele aanpieniyke gebouwen, waartoe In de
eerste plaats het groot hertogeiyk kasteel be-
hoort (zie bygaande afbeelding). Wy den heeft
men er 4 kerken, eene synagoge, eenige pa-
leizen, eene stoetery, een schouwburg, een
museum enz. Deze stad is sedert 1847 de
residentie van den Groot-Hertog, de aetel
van het ministerie, van eenige rechtbanken
enz., en er zyn onderscheidene inrichtingea
van onderwys. Met het garnizoen telt men er
ruim 32000 zielen (1885).
Sohwenn, óen der oudste geslachten van
Pommeren, is in onderscheidene lynen ver-
deeld, welke thans nog bloeien. Tot dat ge-
slacht behoorden:
Oito vam Schwerin^ geboren in Pommeren
den 8sten Maart 1616. In 1638 trad hy ais
kamerheer in dienst van den Keurvofst Oeory
Wükdm von Brandenhufg en werd in 1646 tot
geheimraad bevorderd. Toen de Groote Kenr-
vorst FHedriek Wükdm in 1646 in het hu-
weiyk trad met Prinses Lomee SemruUe vm
Orat^éy zag Sdmenn zich benoemd tot haar
opperhofmeester en later tot opvoeder van hare
kiflderen KoH Smü^ Friedridk en Imd¥f^.
Tevens was hy voor het Kenrvorsteiyk echt-
paar een invloedryk raadsman. In 1648 werd
hy in den Byksvryheerenstand opgenomen, in
1654 tot erfkamerheer van Bfandenbug
verheven en in 1651 tot eerste minister en
voorzitter van den geheimen raad benoemd en
met vele goederen begiftigd. Hy overleed den
14den November 1679.
Kmrt Ckriêiopk^ graaf fKW Sckwerimf een
Pruisisch generaal-veldmaarschalk. Hy werd
geboren den 26sten October 1684 op Wuseken
in Zweedsch Pommeren, bezocht de univer-
siteiten te Leiden, Greifiiwald en Bostock,
trad in 1700 als vaandrig in dienst der Gene-
rale Staten en in 1706 als kolonel in dienst
van den Hertog «o» MccJdeubmrif'Sokwerimj op
wiens last hy van 1711 tot 1712 een geheel
jaar by Katrd XII te Bender vertoefde. Toen
Vóor-Pommeren, waar zich zyne goederen
bevonden, in het bezit kwam van Pruisen,
trad hy in 1720 in dienst van Koning Friedriek
Wükdm L Deze belastte hem met onderschei-
dene zendingen, schonk hem in 1722 te
Frankfort aan de Oder een regiment eo be-
noemde hem in 1730 tot gouverneur der vesting
Peiz en in 1734 tot luitenant generaal. Daar
hy in groote mate de gunst genoot van den
Koning, vergeelde hy dezen op verschillende
reizen. Fredenk II nam hem op in den gra-
SCHWERIN.
421
▼enstand en yerleende hem den titel van
S^enal-yeldmaanchalk. IngewQd in 's Ko-
nings yeroveringsplannen, erlangde hjj het
berel OTer de troepen, die by den inval in
SileaiS bO Krossen waren bQeengetrokken,
veroverde Liegnitz, Janer en Schweidnitz en
trok den Sden Januari 1741 met Frederik II
binnen Breslan. Vandaar mkte hQ voorwaarts
naar Opper-SileziS, maakte den 12den Jannari
zieh meester van het kasteel Ottmacban, over-
schreed den loden de Neisae en veroverde den
Jablunkapas. BQ MoUwitz belastte hQ zich
deed hg in Angnstns 1744 een gedeelte van
het Pruisische leger nit Bilezië naarBohemen
trekken en vereenigde zich in den aanvang
van September bQ Praag met den Koning.
Op den lOden September werden de loopgra-
ven vóór Praag geopend, op den Uden ver-
overde Sehwmrin den Ziskaberg, die de stad
domineerde, en deze gaf den 16den zich over.
Toen Frederik II zich in den winter genood-
zaakt zag, naar Silezië temg te trekken,
droeg Sehwerim niet weinig by tot het ordeiyk
volvoeren van den temgtocht en begaf zich
s
I
I
met het opperbevel en besliste de overwin-
ning en tevens het lot van Silezië. Hoewel
gewond, vervolgde hy den vyand, vermees-
terde Brieg en noodzaakte Breslau, den Ko-
ning van Pmisen te huldigen, waarop deze
hem tot gouverneur der vestingen Brieg en
Neiaie benoemde. In het midden van Decem-
.ber mkte hy voorwaarts naar Moravië en
deed er zyne troepen de winterkwartieren
betrekken, doch begaf zelf zich ter herstelling
zyner gezondheid naar Aken. By het uitbar-
sten van den Tweeden Siiezischen Oorlog
vervolgens naar zyne goederen in Achter-
Pommeren. By het ontbranden van den Zeven-
jarigen Oorlog werd hy belast met het opper-
bevel over het 3de Pruisische armeekorps,
waarmede by na den slag by Lobositz in
Bohemen viel en de vereeniging van JPiccolo'
mini en Broume verhinderde. Hy opende den
veldtocht van 1757 wederom met een inval in
Bohemen, waar hy de Oostenrykers aan het
wyken bracht, zoodat hy zich by Praag met
den Koning kon vereenigen. Toen in den slag
by Praag (6 Mei) de infanterie van den linker
422
SCHWEEIN— SCHWIND.
▼leogdi ¥<Kff het kartetBvaar der Oosteniilken
begon te deinzen, greep Sokumim een vaandel
▼an lUn regiment, om dit weder tegen den
▼gand te doen oprokken, doch sonk na wei-
nige sohreden ter aarde, doorökartetsaohoten
doodeigk getroffen. Een firaai gedenkteeken
wtfst de plaats aan, waar hQ gesnenveld is,
terwVl Fredêrik II te BerlQn een standbeeld
te lUner eer deed T6rr0sen.
JtfojMmttoo», graaf oo» St^MMnm-Futxar^ een
Pmisisch staatsman, geboren den dOsten De-
cember 1804 te Boldekow b0 Anklam. HQ
studeerde te Heidelberg en te Beriyn in de
rechten, trad in 1834 in het huweiyk met
MüdtgtirA^ eene dochter Tan Sehliiermaeher^ en
bepaalde aich bQ het beheer der yaderlQke
goederen. In 1888 werd hU benoemd tot land-
raad, in 1840 tot lid yan den Proyincialen
Landdag en in 1842 tot directeor eener cre-
dietvereeniging. Wegens sOne gverige be-
moeiingen ten behoeve der Gostaaf-Adolf-ver-
eeniging benoemde de Koning hem tot lid der
synode en hH bestreed aldaar met Auêrswald
de verregaande orthodoxie. Op den Yereenig-
den Landdag was hQ afgevaardigde der rid-
derschap en vestigde zjine aandacht vooral op
eene verbetering der grondwet, belastte zich
na de gebeurtenissen van Maart 1848 in het
ministerie Campiautêu met de portefeuille van
Ëeredienst, maar nam na weinige maanden
2t)n ontslag. Nu werd hQ afgevaardigd naar
het Daitsohe Parlement en wilde er deByks-
grondwet tot stand gebracht zien door de
samen werking der verschillende landen, zoo-
dat im zyn mandaat nederlegde, toen het
Parlement haar naar eigen goedvinden wilde
vaststellen. Na dien tQd was hQ steeds lid
van het Huis van Alii^vaardigden in Pruisen
en meer dan eenmaal president der vergade-
ring. In Juli 1859 werd htj minister van Bin-
nenlandsche Zaken, onderscheidde zich door
vrijzinnigheid en zachtmoedigheid, nam in
1862 zUn ontslag en werd kort daarna weder
gekozen tot lid van het Huis van Afgevaar-
digden, waar hg als hoofdleider der Liberalen
krachtig in Terzet kwam tegen von Bitmarok.
In 1866 voegde hg zich bg de Nationaal-
liberalen, werd lid van den Noord- Duitschen
en Duitschen Rüksdag, alsmede van den ste-
deigken raad van Berign en overleed den
dden Mei 1872.
AUxcmdrine Fraiuitca, gravin «SdUotfrt», eene
Duitsche dichteres, geboren den 288ten No-^
vember 1818 te Tilsit Zg ontving hare eerste
opleiding in den hoogst beschaafden kring der
ouderigke woning, waarna hare vorming te
Dantzig en Königsberg door ontwikkelde leer-
meesters werd voltooid. Zg schreef: nAlphabet
des Lebens (4de druk, 1870)'', — „Der Stun-
den Gottesgruaz (1869)^', — „Dein Sinai (1868)",
— „Des Geistes Pilgerfahrt (1874)'\ — „Qe-
achtet und geschiet (1865, 2 dln)'', -- en
„Woher und wohin (1870, 2 dln)'\ Zg over-
leed te Königsberg in October 1888.
Sohwetsohke (Karl Gnstav), een verdien-
steigk schrgver, geboren te HaTle den 5den April
1804, studeerde aldaar en te Heidelberg in de
letteren, werd wegens deelneming aan studen-
tenvereenigingen (Burschenschaften) te Halle
gerelegeerd, doch in 1825 geplaatst in den
boekhandel van zgn vader en belastte zich
in 1828 met de redactie van den „Halle'schen
Kurier*'. Na het Jaar 1840 bemoeide hg ilch
gvorig met de belangen van het Protestantis-
mus, werd medestichter der vrge gemeenten,
Toorts lid Tan het Yóor-Parlement te Frank-
fort en daarna Tan den Rgkadag, waar hg
tot de Gasino- en Keizerigke partg behoorde en
OTcrleed te Halle den 4den Gctober 1881. Te
Frankfort Terschenen zgne „NoTze epistolae ob-
scurorum Tirorum (nieuwe druk, 1874)'' en
later zgne „NoTae epistolae claromm Tirorum
(1855)" ter bestrgding Tan de Pruisische
reactie. Van zgne OTerige geschriften Termel-
den wg : „Bismarckias (1867; 6de druk, 1870)",
— „Varzinias (1869; 8de druk, 1870)", —
„Zeitgediohte (1878)", — „Yorakademische
Bttchdrflokergeschichte der Stadt HaUe (1840)",
— „Codex nundinarius Germaniae literatae
bisecularis (1850 en 1877)", — „Palftographische
Nachwels der Unechtheit der sogen. K51ner
Freimaurerkunde tou 1585 (1848)", — „Zur
Qeschichte des „Gaudeamus igitur (1877)", —
en „Neue ausgew&hlte Schriften (1878)".
Sohwioker (Johann Heinrich), een Dnitsch-
Hongaarsch geschiedschrgTor , geboren den
28sten April 1889 te Neu Beschenowa in het
comitaat Temes, was leeraar aan Terschillende
scholen en werd in 1871 hoogleeraar aan het
gymnasium te Pest en in 1878 aan de poly-
technische school aldaar. Hg schreef: (Qe-
schichte des Temeser Banats (1861, 2de druk,
1871)", — „Die letzten Regirungq}ahre der
KaiseriD-Königin Maria Theresia (1871—1872,
2 dln)", — „Die Kathollken Autonomie in
Ungam (1870)", — „Statistik des Köning-
reichs Ungam (1877)", •— „Die ungarische
Gymnasien: Geschichte, System, Statlstik
(1881)", — „Die Deutschen in Ungam und
Siebenbürgen (1881)", -> „PoUtische Gte-
schiohte der Serben in Ungam (1880)", —
„Die Zigeuner in Ungam und Siebenbflrgen
(1882)", — „(Geschichte der öesterreichischen
Militürgrenze (1888)" — en „Ungarische
Hochlandbilder (1884)".
Sohwind (Moritz tou), een uitstekend
historieschilder en teekenaar, geboren te
Weenen den 21sten Januari 1804, ontTing
eene goede opToeding en oefende zich Ter-
Tolgeos in de kunst onder de leiding Tan
Ludwiff Soknorr, bezocht daarna de Académie,
zette zgne studiën te Mflnohen Toort in het
atelier van Comelius en behoorde tot de kun-
stenaars, die de nieuwe gebouwen van Koning
Lodeurijk met muurschilderingen versierden.
In de boekerg der Koningin penseelde hg
tafereelen uit de gedichten van Heek en ont-
wierp voorstellingen uit de geschiedenis van
Karel de Chroote in de Karlszaal van den
burcht Hohenschwangau. In 1882 begaf hg
zich naar Rome en na zgn terugkeer schil-
derde hg Toor de zaal Tan Bmdolf ooa Slaibê'
hurg in den „Königsbau" eene groote (Hes.
In 1888 voltooide hg zgoe groote muurschil-
deringen in het kasteel Bödigsdorf bg Leip-
zig. Ook voor Karlsrahe, Frankfort aan de
Main enz. leverde hg prachtige stukken. In
1847 werd hg benoemd tot professor aan de
Académie te Munchen en schilderde o. a.
bg de herstelling van den Wartburg merk-
waardige tooneelen uit het leven van de Hei ^
lige Muabeih en uit de geschiedenis der
Landgraven van Thflringen. Voorts vervaar-
digde hg fraaie cartons voor beschilderde
SCnWIND— SCIAJOLA.
423
ramen in kerken te Glaagow en te Londen,
alsmede eene reeks van sieriyke aquarellen
en overleed te Mttnohen den daten Februari
1871.
Sdhwyz, éen der 8 Zwitsersche „Urkan-
tons" en der 4 .Waldstütte", grenst in het oosten
aan Glanus, in het zniden aan Uri en (door
het YierwaldstJEtter Meer) aan Unterwalden,
in het westen aan Lttiern en Zog en in het noor-
den aan Zürich en St Gallen, en heeft eene
nitgebreidheid Tan WU O geogr. mt)L Het
strekt lich nit over de Yöor-Alpen en be-
hoort gedeelteiyk tot het stroomgebied der
Rensz, gedeelteigk tot dat der Limmat De
beide deelen — Inner- en AmtzerSchufyt —
xijn gescheiden door de Schwyzer Alpen, van
welke wti vermelden: den Wilden Wiggis
(2284 Ned. el hoog), den Dmsberg (2 281 Ned.
el hoog), de beide Mythen (1908 en 1816
ïfed. el hoog), den Boszberg (1 582 Ned. el
hoog) enz. Het centram van InnerSchwjrz
is het Dal van Schwyz, van het Yierwald-
st&tter Meer door den Bigi en van het Schü-
chendal door de Slinzigketen (met den Wind-
geile, 2 759 Ked. el hoog) gescheiden. In
AoBzer-SchwjTz Jieeft men het van de Aa door-
stroomde Wfiggidal en het dal der SihL De beide
deelen van Schwyz zQn verbonden door den
Sattelbergpas (900 Ned. el hoog), door den
Haken, een voetpad ter hoogte van 1893
Ned. el en door de Pragel, een voetpad ter
hoogte van 1543 Ned. el. Het klimaat der
hoogere bergstreek verschilt er aanmerkeigk
van dat der dalen. De veeteelt is erderyk^
bron van bestaan. Voorts heeft men in Ein-
siedeln eene stoetery en slechts hier en daar
eenigen land- en wfinbouw, doch veel ooft,
terwyi er tevens hout wordt uitgevoerd. De
bodem levert er wVders verschillende soorten
van marmer, siypsteenen, kalk, gips, leem en
turf. In sommige plaatsen vindt men er bloei-
ende katoenspinneryen en katoenweveryen.
Daar de Bigi met zyne kunstige spoorwegen
en prachtige hotels op het grondgebied van
Schwyz gelegen is, brengen touristen er vele
voordeden aan de bewoners, en de bede-
vaartgangers naar Einsiedehi desgeiyks. De
bevolking , ten bedrage van iets meer diui 51 000
zielen (1880), is van Alemannischen oorsprong
en onderscheidt zich door vaderlandsliefde en
vrQheidszin. De inwoners beiyden er biJna
allen den B. Katholieken godsdienst en behoo-
ren tot het bisdom Chur. Behalve het ver-
maarde Benedictijner klooster Einsiedeln heeft
men er twee Capuc0ner- en 4 nonnenkloosters.
Het onderwSs wordt er langzamerhand ver-
beterd, maar laat nog veel te wenschen over.
De thans in Schwyz geldende grondwet is
er den Uden Juli 1876 door het volk aan-
genomen. Zy onderwerpt alle wetten en ver-
dragen, alle uitgaven in eens van meer dan
100 000 fhmcB en aUe JaarlQksche uitgaven
van meer dan 20000 fhincs aan de goedken-
ring van het volk. Tweeduizend stemgerech-
tigden kunnen het initiatief tot het voordra-
gen van wetten nemen, en vierduizend de
wetgevende en de uitvoerende macht ontbin-
en. De eerste berust by een cantonnalen
raad, voor den tyd van 4 jaar door het volk
fekozen; voor ieder 600-tal inwoners wordt
en lid derwaarts afgevaardigd. De tweede
is in handen van een door den cantonnalen
raad benoemden regeeringsraad, welke uit 7
leden bestaat onder het voorzitterschap van
den landamman. Het hoogste rechteriyke li-
chaam is er het desgeiyks door den canton-
nalen raad voor den 4|d van 6 Jaar benoemde
oantongerecht, dat 9 leden telt In 1876
waren de inkomsten van het canton ndm
406 000, de uitgaven byna 432000 francs, ter-
wyi de openbare schuld er eene som beliep
van ruim IV^de millioen flrancs. — De hoofd-
plaats van het canton, desgeiyks Schwyz
geheeten, ligt, als uitgespreid op groene
Alpenweiden, in een bekooriyk dal en telt
ruim 6000 inwoners. — De ingezetenen van
dit canton begaven zich in de 9de eeuw vry-
willig onder de bescherming van den Keizer van
Duitschland en in 1110 wegens binnenland-
sche verdeeldheid onder die van den Graaf
wjm Lenxbwrg. Toen zy kort daarna (1114) in
botsing k?ramen met den abt van Einsie-
deln wegens het bezit van weilanden, maak-
ten zy zich los van den Keizer en van het
Byk en werden deswege in den Byksban en
door den bisschop te Constanz in den Kerke-
lyken ban gedaan. Keizer BMdolf van ffabi-
hwrg herstelde hen in 1251 in hunne rechten.
Nadat het reeds in 1292 tegen AUtêohi leen
verbond gesloten had met üri en Unterwal-
den, vereenigde het zich na den slag van
Morgarten (1315) met genoemde cantons tot
een eedgenootschap. Het geheele land ont-
ving naar dit canton den naam van Schw^
(Zwitserland). De Schwy^ers namen daai^
roemryk deel aan den inry heidsoorlog. — Bg
de veranderde indeeling van Zwitserland in
1798 werd Schwyz met Uri, Unterwalden
en Zng tot het nieuwe canton WaldsüLtte
samengesmolten, terwyi zyne oude wetten wer-
den opgeheven, maar herkreeg in 1814 zyne
onafhankeiykheid. Sch?ryz behoorde steeds
tot de Ultramontaansche cantons en was een
yverig lid van den Sonderbund. Na de ver-
nieti^ng van dit laatste werd ook in Schwyz
de grondwet gewyzigd, maar het biyft by
voortduring in verzet tegen de meer vryzin-
nige staatkunde der Protestantsche cantons.
Soiaooa, eene districtshoofdstad in de Ita-
liaansche provincie Girgenti (Sicilië), op eene
steile rots aan de zuidkust gelegen, is de
zetel van een onderprefect, van eene rechtbank,
van een gymnasium, van eene technische
school enz., en telt ruim 22 000 inwoners (1881).
Men vindt er onderscheidene middeneeuwsche
gebouwen, groote korenmagazynen, eene ha-
ven met een molo, eene vermaarde pottebak-
kery, eene zoutziedery, veel handel met graan,
oiyvenolie, an^ovis en sardynen en eenige
zWavelgroeven. In 1875 verschenen in de
haven 576 schepen. Ten oosten van de stad,
aan den voet van den Monte Calogero liggen
de warme bronnen van Sciacca.
Soiajola (Antonio), een Italiaansoh volks-
huishoudknndige, geboren te Procida in 1816.
studeerde in de rechten en schreef: „Principi
dell' economia sociale esposti in ordine ideo-
logico (1843 ; 3de druk. 1849)'*, aUmede : „Tratto
elementare dl economia sociale (1848)'*. In 1848
werd hy hoogleeraar te Turyn en kort daar-
na afgevaard^de naar het Parlement Wegens
de reactie van 1849 moest hy zich later met
eene betrekking by de belastingen vergenoegen,
maar werd in 1860 secretaris-generaal by het
iU
SCIAJOLA— 8CIPI0.
miniaterie van Financien, daarna Beoretaris
▼an de rekenkamer, toen senator en in 1866
tot 1867 minister van Financien. Van 1872
tot 1874 was hO belast met de portefeuille
▼an Openbaar Onderwys en in 1875 vertrok
h0 naar Egypte, om aldaar bt) de regeling
der financiën beholpzaam te wezen. H^) over-
leed te Procida den 14den October 1877.
SoÜla L. iflf de naam van een plantenge-
slacht nit de familie der Asphodelêm, Het
omvat bolgewassen met een naakten stengel,
een enkelvoudigen bloemtros en eene vliezige
of papierachtige, openspringende doosvmoht.
8, matitima L. of ürffinêa ScUla (zee-^nin) heeft
een eivormigen, vaak zeer groeten bol met
droge, brninroode buitenste en sl0mig-vleezige,
kleurlooze of brninroode binnenste schubben,
lange, lancetvormige bladeren, een bloemsten-
gel, dUe eene hoogte kan bereiken van IV4 Ked.
el en een rijken tros van witte, stervormige
bloemen draagt; zy groeit aan de kusten der
Middellandsche Zee en ook in FrankrQk
aan die van den Atlantischen Oceaan tot in
Bretagne en Normandië. De middenste schubben
der bollen worden voor geneeskundig gebruik
op Malta, in Calabrië en Spai^e verzameld.
De bol bevat 22% suiker, veel gom, siym,
een alkaloïde (scillitine) en scherpe kristallen
van zuringzuur calcium, welke Jeuking en een
brandend gevoel op de huid veroorzaken.
Dit gewas behoort tot de oudste genees-
krachtige planten en werd onder den naam
van „Oog van Typhon'* reeds door de Egyp-
tische priesters aangewend. In Frankryk ge-
bruikt men het om muizen en ratten te ver-
geven. Het werkt piBdrQvend, braking- en
stoelgangwekkend en is in groote giften zeer
gevaariyk. — Eene andere soort, jS^. amoena L^
met opstaande, lynvormige bladeren, een
kantigen bloemstengel en hemelsblauwe bloo-
men groeit desgeiyks in het zuiden van
Europa.
SoUly-eilanden (De) of de 8orlwg$ is
de naam van eene Britsche eilandengroep in
den Atlantischen Oceaan 40 Ned. myi ten
west-zuidwesten van Kaap Landsend, het
zuid-westeiyk uiteinde van het graafsoliap
Comwall, waartoe deze groep behoort. Zy
bestaat uit 140 eilanden en tallooze klippen,
met eene gezameniyke oppervlakte van 1424
Ned. bunder. De eilanden zyn rotsachtig, maar
grootendeels met heide, mos en zeewier be-
dekt, waaruit iodium gewonnen wordt. Men
heeft er geen boomen, maar een overvloed
van gevogelte en van konynen. Het klimaat
is er zacht en gezond, doch er woeden vaak
geweldige stormen. Slechts 5 van deze eilan-
den zyn bewoond, nameiyk St. Mary met
1 386, — Trescoe met 265, — St. Martin en
St. Agnee met 179, — en Bryher met 104 in-
woners. Op het eerstgenoemde verheft zich
de hoofdplaats Huchtown.
Soio of Skio^ zie CMos.
Soipio is de naam van eene patricische
Komeinsche familie, van een tak van het ge-
slacht Comelimê. Van de leden dier fomiUe
vermelden wy: FMiiu Corntituê iSctpio, die
in de Jaren 895 en 394 vóór Chr. de betrek-
king van tribunus militaris bekleedde, —
ImcUu Comdimê Soipio^ consul in 850 vóór
Chr., — Lueimê Comeliui Scipio Ba/rhahu,
consul in 290 vóór Chr., van welke beide
laatsten in den Jongsten tyd grafischriften zyn
ontdekt, — voorts de zonen van laatstge-
melde, PMmê en Omamê /SSpipio, in 218
aangewezen om in Spanje tegen Sanmbal oor-
log te voeren. PMim^ in dat Jaar consul ,
verliet Massilia, toen hy hoorde, dat JSTawni-
lal opmkte om over de Alpen te trekken,
spoedde zich naar Italië, maar leed aan de
Ticinus de nederlaag; hy werd hierby ge-
wond, zoodat hy niet tegenwoordig kon we-
zen by den dag aan de Trebia. De beide
broeders voerden daarop gezameniyk oorlog
in Spaiije en behaalden onderscheidene over-
winningen op de Oarthagers, maar werden
in 212 , toen zy op verschillende ponten den
stryd wilden voortzetten, beiden geslagen,
waarby zy den heldendood stierven. De zoon
van den consul, PMmt Comdimê Seipiü
Af^riccmui (miOor), onderscheidde zich reeds
als 17-jarig Jongeling aan de Ticinns door
zyne dapperheid; hier toch redde hy zyn
vader het leven en bewees voorts in en na
den slag by Cannae zyn moed en vaderlands-
liefde op eene schitterende wyze. Zoowel
daardoor als door zyn aangenaam voorkomen
verwierf hy in zoo hooge mate de gunst des
volks, dat hy reeds in 218 totaedilisbenoemd
en na het sneuvelen van zyn vader en oom
met het voeren van den oorlog in Spai^e
belast werd. Hy veroverde er in 210 Nienw-
Carthago (Cartagena), versloeg in 209 byBae-
cula Scudmbal BareaSf dien hy evenwel niet
beletten kon, met een leger naar Italië te
trekken, verstrooide in 208 onderscheidene
Carthaagsche benden, bracht in 207 aanJioi-
dÊTubal, den zoon van Qiiffo, in een tweeden
slag by Baecula de nederlaag toe en voltooide
in 206 door de inneming van onderscheidene
steden de onderwerping van Sparje, dat nu in
een Romeinsch wingewest herschapen werd.
Na zyn terugkeer uit Spanje werd hy in 205 tot
consul benoemd, erlangde het beheer van Si-
cilië en ontving de hem betwiste bevoegdheid,
om naar Afrika over te steken. Hy landde dan
ook in 204 in de nabyheid van Utica, bracht
in 208 aan de Carthagers en hun bondgenoot
Sypkax, koning van Numidië, eene beslissende
nederlaag toe, vernietigde nog andere vyande-
lyke legers en versloeg in 202 Saamibal bU
2iama, zoodat de Carthagers genoodzaakt
waren, den vrede te sluiten. Hy vierde daarop
een schitterenden triomf en ontving den eer-
naam van AfrieoMiUy welke naar £U>meinsohe
gewoonte op zyne nakomelingen overging.
In 199 werd hy censor, in 194 ten tweeden
male consul en nam in 190 als legatns van
zyn broeder Lweitu met yver deel aan den
oorlog tegen AniioehmB^ koning van Sjnrië. In
187 werd hy door zyne benyders aangeklaagd
van verduistering van oorlogsbuit, maar schoon
zyne onschuld bleek, onttrok hy zich aan het
openbaar leven en begaf zich naar Litemum,
waar hy in 183 overleed. Zyne kinderen
waren: PMvm, de pleegvader van Afrieanu»
Ifinor, en CorueUoy de edele moeder der
0raeektu$e». Zyn broeder JWtii« ComdtMê
Se^ was in 198 praetor, in 190 consnl en
verkreeg als zoodanig het opperbevel in den
sbryd tegen AntMkmê, hetwelk hem echter
niet werd toevertrouwd voordat zyn broeder
FuUiui aanbood, hem als legatns te verge-
zellen. Na de voorspoedige voleindiging van
SCIPIO-^OPAS.
426
deien oorlog vierde hfl een triomf, ontring
den eemsam yan Aêiaüetu of Asia/fmêSj doch
werd Uier, evenals sSn broeder, van ver-
doistering van gelden beschnldigd en tot eene
sware boete veroordeeld. ~ Pfi6jtii« Comdimt
Seipio Afriömmê Mmofj een zoon van Lucimê
Aêmüiui FomUu en om die reden ook Amm-
Ua»u$ geheeten, tevens aangenomen loonvan
^/HodMMff Major^ werd geboren in 185, ver-
wierf reeds vroeg door dappere daden een
roemrSken naam en werd bereids in 147 tot
eonsol gekoaen, om den strQd tegen Carthago
tot een goed einde te brengen. HQ beant-
woordde volkomen aan het in hem gestelde
vertrouwen doordien htl Carthago in 146 ver-
overde. Daarop bekleedde ht| in 142 de be-
trekking van censor en werd in 148 ten tweede
male tot oonsnl benoemd en met het opper-
bevel in den oorlog tegen de Nnmant^nen
belast HU maakte in 188 doh meester van
Nnmantia en ontving den eemaam Numaniir
nus. Gedurende zi)ne afvreiigheid was Tiberiu$
QtaccJ^ als het slachtoffer zSner vrijzinnige
wetten omgekomen, en Seiipio verklaarde in 12S
bQ zQn temgkeer openigk, dat men dien man
met recht had gedood. Ook wist h0 in 129
te bewerken, dat door een Senaatsbesluit de
besUssiDg over de akkerverdeeling aan de
door Qracekmt ingestelde Trinmviri ontnomen
en aan de Consuls opgedragen werd, en was
voornemens verdere maatregelen aan de volks-
vergadering voor te stellen tot handhaving
der orde, toen hH in den ochtend vóór die
vergadering levenloos op z||ne legerstede werd
gevonden. — £en andere tak dezer fïEUDilie,
afkomstig van den in 212 in Spaivje gesneu-
velden veldheer Onaeus Soipio, onderscheidde
zich door den bQnaam van Natioa, Daartoe
behoorden de volgenden, die allen den naam
van FMUu Comdimê Seipio Ncuiea (met den
neus) droegen: de zoon van Om«m«, consul
in 198, door de uitspraak der goden de beste
man van Rome, — zyn zoon met den by-
naam Coroulum^ consul in 162 en 155 en uit-
blinkende door welsprekendheid en rechtsken-
nis, - de zoon van den voorgaande en a&ramo
bggenaamd, consul in 186 en later aanleiding
gevende tot het vermoorden van Tiberimê
Qraeekuêf •— en de achterkleinzoon van den
voorgaande, ook QitmiMS CaecUiuê MêteUiu
/SInpio geheeten, consul met Fompéfui en
schoonvader van dezen ; hH bracht zich in 46,
na het noodlottig einde van den burgeroor-
log, door zelftnoord om het leven.
Soitainineën is de naam van eene plan-
tenflunüie, welke tot de groote afdeeling der
Eénzaadlobbigen behoort Men kent daarvan
omstreeks 450 soorten, die grootendeels tusschen
de keerkringen groeien. Het zQn kruiden, die
gedeeltelijk eene aanmerkel0ke hoogte berei-
ken en zich op eenrohrondenofknolvormigen
wortelstok verheiBèn. De groote, onverdeelde,
breede bladeren hebben scheeden, die den
stengel meestal geheel omgeven. De bloemen
zQu tweeslachtig en onregelmatig. ZK bestaan
uit een bloemdek, dat bloemkroonachtig ge-
kleurd is en uit drie buitenste en drie bin-
nenste bladen is samengesteld. WUders ^n
by vele soorten de meeldraden tot bloem-
kroonbladen vervormd. Oewoonlük vindt men
er slechts éen meeldraad. Het onderstandig
vruchtbeginsel is driehokkig en draagt een
onverdeelden stQl. De vrucht is doorgaans
driehokkig en van een vlee^igen wand voor-
zien. Tot deze fiunilie behooren onderscheidene
ntlverheids-, artsentj- en specerOgewassen, zoo-
als de gember, de curcuma, de banaan enz.
De fiunilie der 8citamine6n wordt verdeeld
in drie onderfiuniUen, die der Mtuaoeim met
de geslachten Musa en Strelitzia, — die der
Zim^ibêraeeëm met de geslachten Zingiber en
Curcuma, — en die der Camuaeeë» met hel
geslacht Maranta.
Solater (Philip Lutley), een Engelsch dier-
kundige, geboren in 1829, studeerde te Oxford
in de rechten, was sedert 1855 werkzaam aan
Lincolns Inn, werd in 1859 secretaris van de
Zoological Society te Londen en bepaalde zich
meer en meer by de beoefening der natunr-
lyke historie, inzonderheid bH die der ornitho-
logie. Behalve onderscheidene verhandelingen
in tgdschriften schreef htf: ,yCatalogue of Ame-
rican birds (1862)", — en ,yZoological sketches
(1861—1862, 2 dln)". Ook redigeerde hg de
eerste serie van n^^^B'N s^lsmede de „Natural
History Review".
Solopis de Salerano (Federico graaOf
een Italiaansch rechtsgeleerde en geschiedschró-
ver, geboren te TurQn in 1798, zag na het
voleindigen ztjner studiën zich geplaatst bS het
ministerie van Binnenlandsche Zi^en. Wegens
zQne wetenschappeltlke werken erlangde hQ
eerlang zitting in de Académie van Weten-
schappen te TurUn.Zyne voornaamste geschrif-
ten ^n : „Storia deir antica legislazione in
Piemonte (1888)" en ,yStoria della legislazione
italiana (1840—1857, 8 dln; 2de druk, 1863)".
HQ werd lid van het Hooggerechtshof, in 1847
president der commissie voor de censuur, als-
mede van de commissie tot het ontwerpen
eener wet op de drukpers, en belastte zich in
1848 met de portefeuille van Justitie in het
ministerie Balho, Ook als staatsman betoonde
hg de kalmte en bezadigdheid, waardoor zOne
geschriften zich onderscheiden. Na de albe-
ding van genoemd ministerie bleef hi) eerst
als afgevaudigde naar het Parlement, toen
als senator werkzaam, werd in 1860 minister
van Staat en voerde van 1861 tot 1864 den
preeidialen hamer. In 1869 werd hQ lid van
het Fransche Instituut, in 1871 was hg ver-
tegenwoordiger van Italië in het scheidsge-
recht over de Alabamakweetie en overleed
den 8sten Maart 1878. Van zgne overige ge-
schriften vermelden wg nog: „Le relazioni po-
litiche tra la dinastia di Savoia ed il govemo
briUnnico dal 1240 al 1815 (1858)", — en
„SnU" autorita giudiziaria (1842)".
Sooloi>6ndntiin Sw. is de naam vaneen
plantengwlacht uit de klasse der Varênê
(Filices). Het onderscheidt zich door twee
aan twee geplaatste ignvormige vruchthoopjes,
bg afwisseling op de voorste en achterste
gafléltakken der zgnerven geplaatst en aldaar
twee aan twee samenvloeiend, terwgi beider
dekvliezen aan de bgbehoorende adertaKJes
gehecht en met de openingen naar elkander
gekeerd zgn. In ons vaderland groeit 8. vmlgarê
met lancetvormig, aan den voet hartvormig
loof. Hen vindt deze plant op beschaduwde en
steenachtige plaatsen, op vochtige muren enz.
Soolopendrom, zie Dmmm^mm^.
Soopas, een beroemd Orieksch beeldhou-
wer, geboren te Paros omstreeks het Jaar 400
426
SCOPAS-SOOTT.
Tóor Chr. atond met Prawüdsê in de Jaren
390 tot 860 voor Chr. «an het hoofd eener
school, die in hare kanstgewrochten inion-
derheid het bevallige en liefeigke huldigde.
Hü ontleende xyne onderwerpen bÜTOorkeor
aan de mythen van DtosynM (Baochns) en
ApJkróditê (Yenns). Eent trad hij op als her-
iteller van den in 894 door de vlammen ver-
nielden tempel van Athene Alea te Tegea, en
vertrok in 877 naar Athene, waar de ApoOo
Palaiimms en de „raiende Bacchante'* tot sQne
vermaardste voortbrengselen behoorden. Z0ne
verdere lotgevallen zQn onbekend. Behalve
andere groepen ia waarscbQniyk de bekende
groep van Nióbê van tQne hand. Ook de Ve-
nus van Milo (Melos) ia voigena het gevoelen
van knnatenaara afkomstig ait zyne school. Ein-
delQk weet men, dat ht) onderscheidene andere
standbeelden van Vemu vervaardigd heeft
Soopoli (Johann Anton), een verdienste-
lyk natnnrkenner, geboren in 1728 teFleims-
thal in Tyrol, stadeerde te Innsbruok in de
geneeskonde, was voorts in syne geboorte-
stad, te Trente en te Venetië als arts werk-
laam, hield sich tevens bezig met de kruid-
kunde, bezocht de hoogeschool te Weenen,
vestigde zich te Idria en werd in 1766 hoog-
leeraar in de mineralogie te Weenen en in
1776 in de chemie en botanie te Pavia. Hfi
stichtte er een scheikundig laboratorium, be-
vorderde den SSanleg van een botanischen tuin
en overleed den 8den Mei 1788. HQ schreef
o. a.: „Flora eamiolica (1760; 2de druk, 1772,
2 dln)'*, — „Anni historico-naturaluss (1869—
1762, 6 dlnV*, — „Dissertationes ad scien-
tiam naturalem peitinentes (1772)", — „In-
troductio ad historiam naturalem (1777)'\ —
„Fundamenta botanica praelectionibus publicis
accommodata (1788)'*, — „Üeliciae Florae et
Faunae Insubrioae (1786—1788, 8 dln)**, —
„Institutiones chemicae, enz. HQ was lid van
onderscheidene geleerde genootschappen.
Sooresby (William), een uitstekend En-
gelsch zeeman, geboren den 5den Ootober 1789
te Cropton in het graaftchap York, vooreerst
aan boord van een walvischvaarder, waarop
zOn vader kommandeur was. Terwt)l h0 des
zomers de gevaren van den noordpooltocht
verduurde, oefende hQ zich des winters aan
de universiteit te Glasgow. Weldra werd hy
opvolger van zyn vader, drong noordwaarts
door tot 80^80' N. B. en legde de uitkomsten
eener 17-Jarige ondenrindkig neder in zyn
geschrift: „Account of the arctic regions (1820
2 dln)". In 1822 bezocht hy de oostkust van
Groenland en bracht deze in kaart, waarna
hy mededeelingen deed omtrent dien tocht in
zyn: „Journal of a voyage to the northem
whalesflahery (1828)". Hy bestreed daarin het
gevoelen, dat er eene steeds opene poolzee
zou bestaan. Ook deed hy belangryke waar-
nemingen omtrent de electriciteit der lucht
op hooge breedten. Plotseiyk liet hy zyn be-
dryf varen, om zich met y ver toe te leggen
op de theologie; hy studeerde te Cambridge
en werd kapelaan voor zeelieden in dienst der
Engelsche Kerk. Niettemin bleefhy nog steeds
aan de zeevaart eene ongemeene belangstel-
ling wyden, vestigde zyne aandacht op de
magnetische verscfiynselen, voorts op den in-
vloed van het yzer op de magneetnaald, deed
op gevorderden leeftyd nog eene reis naar Aus-
tralië en overleed den 21sten Hei 1857.
Soorzonera X., zie Sckonêneerm.
Soott. Onder deien naam vermelden wy :
8ir WaÜ9t Scott^ een uitstekend Schotsch
dichter en allervoortreffeiykst, vooral historiseh
romaoschryver, geboren te Edinburgh den
15den Augustus 1771. Wegens zyn zwak ge-
stel sleet hy de dagen ^ner Jeugd by ^n
grootvader op SandyKnowe by Kelso. De
„Eeliques of ancient EngUsh poetry" van
Fêfciff waarmede hy op 18-Jarigen leeftyd ken-
nis maakte, hadden grooten invloed op de
ontwikkeling van zyn dichttalent. Te Edin-
burgh oefende hy zich voorts op gebrekkige
wyse in het Duitsch, Fransch en Itallaansch
en gaf op de school en aan de universiteit in
het algemeen nog weinig biyken van buitenge-
wone gaven. In 1792 werd hy advocaat en was
als pleitbezorger werkzaam by de rechtbanken
van Schotland. Zyne eerste letterkundige voort-
brengselen waren vertalingen uit het Duitsch,
namdyk van de „Lenore*' van Burger, van
den „Wilder Jftger'* van denzelfden, van
„Gdtz von Berlichingen** en van „Erlkönig*"
van aöthe. Nadat hy in 1797 in hethuweiyk
was getreden met miss Carpemier^ vestigde
hy zich te Lasswade en werd in 1799 sherif
van Selkirkshire. In dien tyd leverde hy:
„Minstrelsy of the scottish border (1801. 3
dln)'\ eene verzameling van Schotsche volks-
balladen, voorzien van geleerde en smaak-
volle ophelderingen. NadiU hy den oud-Engel-
schen roman „Tristram (1804)** met belang-
ryke noten, benevens het gedicht: „The lay
of the last minstrer* in het licht gezonden
had, werd hy in 1806 secretaris by ae recht-
bank te Edinburgh, eene betrekking, die hem
veel vryen tyd vergunde. Als vrucht van de-
zen verscheen het dichteriyk verhaal: „Mar-
mion, a tale of Floddenfield (1808)**, — eene
uitgave der staatkundige geschriften van
Sadlefj — eene van de werken van Swiftf —
' en onderscheidene gedichten, van welke in-
{ zonderheid: „The lady of the lake (1810)**
* wegens de prachtig geschilderde natuurtafe-
reelen uit het Schotsche Hoogland vermelding
verdient. Het landschap van Loch Katrine
werd dientengevolge door tal van reizigers be-
zocht Grooter roem verwierf hy nog door zyne
historische romans. Hy opende de reeks van
deze met „Waverley (1814)**, het tydperk van
den Pretendent in 1745 behandelend, waarop
hy zich in de daarop volgende romans „Anthor
of Waverley** noemde. Weldra verschenen:
„Gny Mannering (1855)**, — „The antiqoary
(1816)**, — de vier reeksen van: „Tales of
my landlord (1816—1838, met de fraaie
romans: „The hearth of Midlothian**, „The bride
ofLammermoor**enz.)**, — voorts o. a.:„I van-
hoe (1830)*', — „Kenilworth (1821)**,— „The
fortunes of Nigel (1822)**, — „Quentin Dur-
ward (1813)**, — en „Woodstock (1826)*\ die
alle een ongekenden by val vonden. In „I van-
hoe** behandelde hy den terugkeer van JBidkw^
Leeuwekhart uit het Heilige Land en leverde
stoute schilderingen van de Angelsaksen en
van de schitterende Normandische ridders. In
„Kenilworth** aanschouwt men eene uitge-
werkte voorstelling van het Hof en de levens-
wys van Koningin JSlkabetk, „Nigel** verplaatst
ons in den tyd van Jaoobu$ I en „Woodstock**
in dien van den burgeroorlog ten tyde der
8C0TT-SC0TUS ERIQENA.
487
B^iibUek, terwgi „Qaentin Darward'' einde-
mk ona getuige maakt van den stryd van
Koning Lodewjh XI tegen Korél de SUmiê van
Boorgondid. De romans van Sooit onderschei'
den aich door eene treffende karakterschilde-
ring en door eene kenrige beschrüving van
talrfike lii8tori8<^e bQionderheden. Zffne figu-
ren attn nit het le?en gegrepen en bewegen
aich ongedwongen in hnn t||d en in htinne
omstandigheden. HQ bljjft Toorts op het ge-
bied der historie en hnlt dese in eendichter-
lyk gewaad, sonder sich te veel door staat-
kunde]^ gevoelens te laten leiden, al bleef hQ
steeds aan de SiuarU gehecht. De breedvoe-
righeid, waarmede htf ^ne romans doorgaans
opiette, vond intnsschen by het gros der lezers
nog al afkeurinff. Na 1820 schreef hy ook voor
het tooneel, doch aonder op dat gebate sla-
gen. Hoogst verdiensteiyk daarentegen sO» de
biographische en letterkundige inleidingen,
die hy schreef voor eene uitgave van oud-
Engelsche romans (1825, 3 dln). In 1820 was
hy tot baronet benoemd, en zyne geldeiyke
omstandigheden waren door den verbalenden
aftrek lyner romans Aanmerkeiyk verbeterd.
Beeds in 1811 had hy voor het honorarium,
dat xyne gedichten hadden opgeleverd, aan
den oever van de Tweed een landgoed (een
voormalig klooster) aangekocht en onder den
naam van Abbotsford in een bekooriyk bui-
tenverbiyf in middeneeuwschen bouwtrant
herschapen. D&ar trof hem in 1826 een zware
slag door het bankroet van het bankiershuls
Coiitahle en van syn uitgever Saüamtjfne.
Hoewel Sooü volgens de Engelsche wet niet
gegyzeld kon worden, bleef hy aansprakeiyk
voor een schuldenlast van 120000 pond ster-
ling, en hy verzocht van de crediteuren alleen
tyd, om door letterkundigen arbeid aan zyne
verplichting te voldoen. De tyd werd hem
vergund, en de beroemde schry ver hield woord,
maar heeft zich ook letteriyk doodgewerkt.
Tevens is het zeer natuuriyk, dat men in de
daarop door hem geleverde geschriften geens-
zins die keurigheid en oorspronkeiykheid aan-
treft, waardoor zich de vroegere onderschei-
den. Zyn „Life of Napoleon Buonaparte (1827,
7 dln)'* is daarenboven niet vry te pleiten van
partydigheid. Ook de romans ,yCa8tle Dange-
rous'' en ,y(yOunt Robert of Paris** waren van ge-
ringer gehalte dan de voorgaande. Zyne laatste
geschriften waren: „Tales of a grandfitther
<1828-1880)'*, — .History of ScotUnd (1830,
2 dln)**, — en ,yLetter8 on demonology**. In
den winter van 1830 werd hy aangetast door
eene beroerte, zoodat hy zich tot herstel
zyner gezondheid naar ItaliS begaf. Hy over-
leed echter niet lang na zyn terugkeer op
Abbotsford den 2l8ten September 1832. Te
Edinburgh verrees een prachtig gedenkteeken
te zyner eer. Zyne werken, ook voor de
ethische en aeethetische ontwikkeling van
onze en van latere dagen zeer op prys te
«telien, werden by herhaUng uitgegeven en in
schier alle Enropeesche talen vertaald.
WUfldd 8eoU^ een Noord-Amerikaansch
generaal, geboren den 13den Juni 1768 in
Yirginia. Hy studeerde eerst in de rechten,
trad in 1808 in militairen dienst en zag zich
in 1812, by het uitbarsten van den oorlog
tegen Engeland, als kolonel naar de grenzen
van Canada gezonden, doch werd in den slag
by Qoeenstown gevangen genomen. Nadat hy
eenige maanden later uitgewisseld was, ver-
overde hy in 1813 het fort Qeorge, werd tot
brigade-generaal bevorderd» sloeg in Juni
1814 den Britschen generaal B'iM by Chippewa
en onderscheidde zich in den slag aan de
Niagara, waar hy zwaar gewond werd. Tot
herstel zyner gezondheid begaf hy zich naar
Parys, waar hy de Fransche legerorganisatie
bestudeerde, en hield na zyn terugkeer voor-
lezingen over de krygswetenschap. In 1832
onderwierp hy Black Mawk. een stamhoofd
der Indianen, in 1836 de Seminolen en in
1838 de Griek. In 1841 erlangde hy de be-
trekking van opperbevelhebber van het leger
der Unie en hield zyn hoofdkwartier te New
Tork. Als een yverig Whig nam hy tevens
deel in de staatkundig aangelegenheden. In
den oorlog tegen Mexico werd hemhetopper-
kommando toevertrouwd, en in Maart 1847
veroverde hy Veracruz na eene korte belege-
ring, bracht in April generaal ^a»to Anmahli
Cerro Qordo eene nederlaag toe, voorts in
Augustus by Contreras en Churubusco, maakte
in September zich stormenderhand meester
van Mexico en onderteekende den 2den Fe-
bruari 1848 den Vrede van Guadaloi4>e-Hi-
dalgo, waardoor een gebied van 30000 Q geogr.
myi aan de Vereenigde Staten wera toege-
voegd. Te vergeefs echter dong hy in 1848
en 1852 naar de waardigheid van Pre^dent.
By den aanvang van den Noord-Amerikaan-
schen burgeroorlog nam hy wegens gevorder-
den leeftyd in 1861 zyn ontuag en begaf
zich naar Europa. Daar Engeland echter met
oorlog dreigde, keerde hy spoedig naar zyn
vaderland terug en overleed te Westpoint den
298ten Mei 1866. Hy heeft onderscheidene
krygskundige werken in het licht gegeven,
alsmede: „Memoirs (1863, 2 dln)**.
George G'Ubert Soott, een beroemd Engelsch
architect, geboren in 1811 te Qawcot by
Buckingham. Nadat hy door het monument
der Martelaren te Oxford in 1842 een goeden
naam verworven had, deed hy onderscheidene
kerken in spitsboogstyi veriysen en leverde
plannen voor de NicolaTkerk (1846) en het
nieuwe raadhuis (1855) te Hamburg, alsmede
voor het nationaal gedenkteeken ter eere van
Prins Alberi en voor het hospitaal te Leeds.
Daarenboven, heeft hy onderscheidene antieke
kerken op eene geniale wyze gerestaureerd.
Sddert 1859 is hy belast met het opzicht over
de Westminsterabdy en hy heeft ook door zyne
geschriften de belangstelling in den spitsboog-
styi opgemeen bevorderd. Sedert 1869 is hy
lid van de Académie te Weenen.
Sootus Erigena (Johannes), öen van de
geleerdste mannen der 9de eeuw en geboren
omstreeks het Jaar 833 te Ergene in het
graafBchap Hereford, verzamelde door reizen
in het Oosten een groeten rykdom van we-
tenschap en onderwees, op uitnoodiging van
Kard de Kale, godgeleerdheid en wysbegeerte
aan de hoogeschool te Parys. Wegens zyne
vryzinnige verklaring van de leerstellingen
der B. Katholieke Kerk werd hy door ortho-
doxe yveraars vervolgd, moest Frankryk ver-
laten en werd door Alflred de QrocU in 877
naar Oxford geroepen, waar hy eerlang groe-
ten invloed verkreeg. Daar hy echter ook
hier niet veilig was voor den haat zyner
428
SCOTUS ERIGENA-SCRIPTORES HISTOBUE AUGUSTAE.
Tganden, betrok bg een klooster te Halmea-
bnry, waar bQ onderwtB gaf in de wOsbe-
geerte en — naar bet verbaal Inidt — in 880
door BQne leerlingen met pennemessen werd
Termoord. HQ bezat eene grondige kennis van
de Griekscbe taal, Koodat bff de zoogenoemde
geacbriften van Diomfsiut Areopagüa in bet
La^n overbracbt en er Torvolgens eene verta-
ling bijvoegde van de Griekscbe scboliën van
Maapimiu op de werken van Chregoriui Neui-
anzenu». ZQn gescbrift: „De divlsione natnrae
(bet laatst uitgegeven in 1888)" bevat een
wysgeerig stelsel, en in sSne verbandeling:
„De divina praedestinatione" wederlegt by de
leer van An^^utiinus. Z|)n boofddenkbeeld was,
dat men de ware wysbegeerte en den waren
godsdienst als geiyk en gelijkvormig moest
besebon wen. — Zie voorts over Dumê Seotus
onder dien naam.
Soranton, eene aanzienlQke stad in den
Noord-Amerikaanscben Staat PennsylvaniS,
ligt aan de Snsqnebanna te midden van een
uitgestrekt steenkolenbekken. £r zijn 24 ker-
ken, 4 scbolen van booger onderwijs en 45000
inwoners (1880). Men beeft er groote ||zersmelte-
rijen en een levendigen bandel in steenkolen.
Soribe (Angnstin Engène), een zeer vmcbt-
baar tooneeldicbter, geboren te Parijs den
24sten December 1791, studeerde aanvankelijk
in de reebten, maar w|jdde zicb weldra on-
verdeeld aan de dramatiscbe dicbtknnst Zyn
eerste stuk: „Le dervis (1811)'\ vervaardigd
met G. IMaéóufnêy viel niet in den smaak
en een aantal andere stukken, vooral vaude-
villes, ondervond in de daarop volgende 4
Jaren betaelfde lot; maar Seribe liet zicb
geenszins ontmoedigen, zoodat eindeiyk in
1816 ztjn stuk: „Une nuit de la garde natio-
nale" met bet gewenscbte gevolg werd opge-
voerd. Na dien t|jd bebield by de gunst van
bet publiek en tot aan 1830 vierde by eene
reeks van triomfen. Scbier elke maand leverde
by iets nieuws, en de scbouwbnrgen des
Yaudevilles, des Variétés, du Gymnase en
later bet Tbè&tre Francais waren naifwe-
lyks in staat alles op te voeren, wat zy van
bem en zyne medewerkers ontvingen. In die
dagen scbreef by: „Flore etZèpbyr'\ — „Le
nouveau Pourceaugnac", — „he solliciteur*',
— „La féte dn mari" enz. In 1821 sloot de
eigenaar van bet nieuwe TbéHtre du gymnase
met bem eene overeenkomst tot bet leveren
van nieuwe stukken, en er werden aldaar
tot 1830 niet minder dan 150 van Seribe op-
gevoerd. Zulk eene ongemeene vrucbtbaarbeid
laat zicb alleen verklaren door bet feit, dat
Seribe eene Atbriek voor tooneelstukken
sticbtte, waarby by bet beginsel van verdeeUng
van den arbeid in toepassing bracbt. De éen
leverde bet boofddenkbÏBeld, de tweede maakte
de scbets, de derde bewerkte de samenspra-
ken, de vierde voegde er dicbtstu^jes tus-
scben, de vyfde verzon aardigbeden en woord-
spelingen enz. zyne voornaamste medewer-
kers waren: G, Delivrigne., MiletmUey DHjn»,
Bratier^ Vamer, Carmouehe^ Baya/rd^ Xatier^
Lifffouvéj Saintine^ Dumanoir^ Mauony Le-
«ouM, Vanderbwrehy Beffer en Denerffer. In-
tusscben zyn de stukken, door Soribe alleen
vervaardigd, verreweg de beste, zooals: „Le
verre d*eau", — „La camaraderie ou la courtè .
écbelle", — „Geneviève", — „Le mariage '
d^argent", — „Une cbatne**, — „Bertraad et
Baton, OU Tart de conspirer", — «Une
faute*', — „La baine d'une femme", — „La
grand* mère" enz. HQ is de eerste, die de
sentimenteele comedie beeft ingevoerd; tot dit
genre bebooren: „Le mariage dMneUnation" —
„Mlcbel et Cbristine", — „Valérie",— „LTié-
ritière'*, — „Simple bistoire", enz. Hy wist
eebter ook aan de staatkunde zyne muze
dienstbaar te maken. Toen by de opgewon-
denbeid der Juli omwenteling de Paryaenaars
de vaudeville te flauw vonden, verving by
baar door de satyrieke, het veld der politie
betredende comédie. Daartoe l>eliooren be-
balve eenige, die wy reeds genoemd bebbens
„Adrienne Lecouvreur", — „Les eontes de la
reine de Navarre", — „Bataille des dames"
•— „Mon étoile", — „Feu Lionel", — en
„Les doigts de fée". Hoewel by sedert 18S0
boofdzakeiyk aan bet Tbéfttre Fran^ ver-
bonden was, keerde by van tyd tot tydtemg
tot de vaudeville en leverde in dit genre o Ji.:
„La lol salique", — „Mattre Jean, ou la
oomédie k la cour", -r „L'amitié", — „Les
fliles du docteur", — „Hélofte et Abailard"
enz. De meeste stukken van Seribe zyn ia
de meest bescbaafde talen ^overgebracht; bun
aantal, operateksten enz. medegerekend, be-
droeg tegen bet einde van 1859 ndm 300.
Van de operateksten noemen wy die van
„La dame blancbe", — „La mnette de Portie! ,
— „tn, Dlavolo", — „Robert le Diable", —
„Les Hugenots" — Le domino noir", —
„Le Prophete", — „Lee diamantB de la con-
ronne" en omstreeks 50 andere. Hy wist
zicb door een boeienden en welluidenden
versbouw naar al de grillen van den compo-
nist te voegen. Ook schreef by romans en
novellen, zooals: „Maurice", — „PiquiUo
Alliaga", — „Jeune Allemagne ou les yeux
de ma tante (1857, 2dln)", —en „Ponadellaa
OU bistoriettes en action (1833)". Hy verzamelde
een aanzieniyk vermogen, werd lid der Aca-
démie , en overleed den 20Bten Februari 1861.
Men moge zeggen, dat by zicb meer onder-
scheidt door vaardigheid dan door oonpron-
keiykbeid, meer door eifectberekening dan
door diepte van gevoel, toch is het waar,
dat de gebeele Europeesche tooneel wereld nog
altoos teert van den door bem geleverden
schat. Eene uitgave van zyne „Genvres com-
plétes (60 dln)" verscheen sedert 1876.
Soriptores historiae Augustae is de
naam, dien men geeft aan zes Bomeinsche
geschiedschry vers , die ten tyde van DiocleHamiM
en Ckmetantijn de Qrooie levensgeschiedenissen
hebben opgesteld van Bomeinsche Keizers
van Sadrianuë tot Cbnw, met uitzondering
van yerva en Drajamu, De namen dier ge-
schiedschry vers zyn: Adime SparHoÊnu^ Vnir
catims Gaüicamut, TYebelHms PoUto, FUmue
VopiieuSf Aeliut Lampridiiu en Julme OapU<h
tolimu. Deze verzameling, vermoedeiyk te Con-
stantinopel byeengebracht, maar niet volledig
bewaard gebleven , is eene zeer onregelmatige
compilatie uit oudere en nieuwere bronnen,
vloeit over van onnauwkeurigheden en vleie-
ryen, maar is toch voor de geschiedenis van
dien tyd niet van belang ontbloot. Goede uit-
gaven daarvan zyn geleverd door Jordam en
Byssenkmrdt (1864, 2 dln) en door Peter
(1865, 2 dln).
SCBIVEBIUS'-SCROFULOSIS.
429
SoriTeriUB (Petras) of Sckrijver, een Ter-
diensteiyk Nederlandach gescbiedkandige, ge-
boren te Haarlem den 12den Januari 1576,
ontving te Amsterdam eene zorgvuldige op-
voeding, stadeerde te Leiden in de rechten,
maar legde sich vooral toe op de talen en de
dlchtkonat Vervolgens vestigde hy aicb in
laatstgenoemde stad en wees alle ambten en
bedieningen van de band. Ht) onderbield betrek-
kingen met de beroemdste geleerden van ^n
tyd, werd in 1650 blind, waarna hy Jooóhim
Ondaem in dienst nam als voorleier en sobry ver,
woonde gedurende %ine laatste levensjaren te
Oadewater en overleed aldaar den 80sten
April 1660. Hg beeft onderscheidene Lat0n-
sche en Nederlandsche werken in het licht
gegeven en uitgaven bezorgd van geschriften
van anderen. WQ vermelden: „G. Benedetti
poémata posthnma (1601)'*, — „Oud Batavië,
nu genaamd Holland, hoe in wat manie-
ren en van wien Holland, Seeland en Vries-
land eerst is bewoond geweest (1607)'*, —
„Flavii Vegetii Benati (^omitis alioramqne
veterum de re militari libri (1607)**, — „J.
Douzae PoSmata plerumque selecta (1609)**,
— «Batavia illustrata, in qua de Batavoram
insula, Hollandia, Zelandia,Frisia etc. (1609)**,
— „Beschrgving van OudBataviën met de
antiquiteiten van dien mitsgaders de afkomst
der Graven van Holland, Zeeland en Vries-
land (1612 en later)**, — ,J. J. Scaligeri
poëmata (1615)**, — „Dan. Hensii Nederduyt-
sehe poëmata (1616 en later)**, ~ „CoUecta-
iiea veterum tragicoram (1620)**, — „Jani se-
cundi opera (1619)**, — „Lauerkrans voor
Laurens Koster**, — „Saturnalia sive de usu
«t abuBU tabaci (1628, ook in het Neder-
landsch)**, -> „Amores Dom. Baudii (1638)**,
— „Principes et comités HoUandiae, Ze-
landiae et Frisiae ab anno Christi 863 etc
<1650)*', — „BeschrUving van Haarlem (1647)**,
~ „Gedichten (1738)**, na sQn dood venar
meld, — en „Het oude Gondtsche Kronyks-
ken ens. (1663)*'.
Sorope (George Poulett), een Engelsch
geoloog 9 geboren in 1797, reisde in 1816 —
1820 in Napels, Sicilië en de Liparische
Eilanden, — voorts in de vulkanische gewes-
ten van Doitscbland, was een felle teg^utan-
der van het vulkanismus van 9on Buóh en
overleed den 18den Januari 1876 bg Cobham
in het graa£Mhap Surrey. Hg schreef: „Con-
fiiderations in vulcanoes (1825; 2de druk,
1862)**, — „Geology and extinct vulcanoes of
'Central France (1827; 2de druks 1858), —
«n „Memoir on the mode of production of
▼olcanic cones and craters (1859)***
Sorophtilarineën is de naam van eene
iweesaadlobbige plantenfamilie. Zg omvat
meerendeels kruiden of half heesters met een
ironden of vierkanten stengel , afwisselende,
tegenovergestelde of kransgewgs geplaatste,
enkelvoudige, gave of vindeelige, gestoelde
of zittende bladeren zonder steunbladen en
met volkomene, meestal onregelmatige bloemen,
die okselstandig of tot trossen vereenigd sgn.
De kelk is overbigvend en bestaat uit 4 of 5
vrge of eenigszins saimgegroeide bladeren. De
éenbladige bloemkroon is op den bloembodem
ingeplant, zelden geheel regelmatig, klok- of
radvormig, tweelippig, met eene rechte of
vverlengde buis. De bovenlip is 2- en de
onderlip 8-lobbig. De meeldraden staan in de
bloemkroonbuis en zgn meestal tweemaohtig,
daar de 5de meeldraad geen helmknop draagt,
en men vindt ook wel 2 meeldraden van
geigke lengte. De helmdraden zgn draadvor-
mig, de helmknoppen 2-hokkig, met overlaugs
openspringende helmhoKles. Het bovenstan-
dige, uit twee vruchten gevormde vruchtbe-
ginsel is 2hokkig en meerzadig. De eindstan-
oige, enkelvoudige stgi heeft een enkelvoudi-
gen of 2-lobbigen stempel. De 2-hokkige,
meestal veelzadige doosvracht springt gewoon-
igk met kleppen of met een deksel open; zel-
den is de vracht besachtig. De zaden bezitten
een vleezig of kraakbeenig kiemwit en eene
rechte of gekromde kiem met korte, stompe
zaadlobben. Men kent meer dan 1 300 soorten
in ongeveer 150 geslachten, die over den
geheelen aardbodem verspreid zgn, vooral
over de warme gewesten van het noordeigk
halfrond. Zg bevatten bittere, samentrekkende
en scherpe bestanddeelen , sigm, hars en
aethérische olie en hebben zeer verschillende
eigenschappen , zoodat onderscheidene er van
tot de geneeskrachtige kraiden en sommige tot
de gifjplanten behooren. Ook telt deze &milie
fraaie sierplanten. Zg omvat als cfnderfami-
liën: de SHMaMtkaeeSn^ de AiUirrhimeën en
de VerbatceSm,
Sorofülosis of kliernêkU is eene onge-
steldheid, waarbg zwelling der klieren tot de
kenmerkende verschgnselen behoort, veelal
vergezeld van storing in de voeding der huid,
van de sigmvliezen , van de beenderen en ge-
wrichten en van de zintuigen. Iemand, die
hiertoe aanleg heeft, noemt men ieropkmUus
(klierachtig). Te voren was men van meening,
dat de scrophulosis voortkwam uit eene ge-
brekkige bloedmenging en alzoo uit eene af-
scheiding van scrophuleuse zelfstandlgheden
in het weefsel. Thans echter is men er van
overtuigd, dat de ziekten van de klieren en
van de overige genoemde organen ontstaan
door eene vermeerderde celienvorming. Ont-
wikkelt zich deze zonder bekende oorzaak
en staat zg met chronische ontstekingen en
opzetting der klieren in verband, dan geeft
men aan zulk eene ongesteldheid den naam
van klierziehte. Deze kan erfeigk en ook
zelfstandig ontstaan zgn. Erfeigke scrophulo-
sis vindt men bg kinderen van klierachtige,
teringachtige en syphilitische ouders. Ook
kinderen van ouders, die tevens bloedverwan-
ten zgn , igden dikwt|li aan klierziekte. Niet-
temin treft men ook wel klierziekte aan bg
kinderen van gezonde ouders. Zg ontwikkelt
zich dan gewoonigk in de eerste leven^aren
bg eene ondoelmatige voeding en eene al te
kunstmatige opleiding, vooral bg gemis van
beweging en van vrge lucht Zulke kinderen
onderscheiden zich door een scrophuleus voor-
komen, vooral door bloedarmoede en eene
gebrekkige stofwisseling. Men onderschddt:
liMê klimrnektê, zich openbarende in eene
Ajne, gladde , witte doorscbgnende huid , rozen-
roode gelaatskleur, gewoonigk blonde haren,
blauwe, groote oogen, gezwollen randen,
der oogleden, eenigszins dikke bovenlip en
hals, dikwgis puistachtigen uitslag, lichte
koortsaanvallen en onvolkomene ontwikkeling
der beenderen, — en ontwikkelde kUenUkte
met opzwelling der watervaatklieren aan den
480
8CR0FÜL0SIS-SCYTHEN.
halB, in den nek, in de liezen, onder de
okBelB, aan de bonten enz. Die gezwellen
zVn aanTankeiyk week en worden later al-
lengs harder, soms sponBachtig. Het ontste-
kingstydperk gaat over in ettering en de py-
nen nemen toe, totdat de etter zich ontlast,
hetgeen veelal vergezeld gaat van sloipkoort-
sen. Ook inwendig kunnen znlke klieropzwel-
lingen voorkomen, vooral in het darmscheil,
in de maag, in het net, in de alvleeschkUer,
in de nieren, in de longen enz. TalrOk en las-
tig zffn voorts denaziekten der klierknobbels.
De genezing gaat gewooniyk zeer langzaam;
men dient zich daarby hoofdzakeiyk te bepa-
len tot de herstelling ddr natunrl|)ke wer-
king van het waterraatstelsel , — tot wegne-
ming van het plaatseiyk kliergezwel, — en
tot versterking van het herstellingsvermo-
gen. Wie aan klierziekte lydt, onderwerpe
dch in de eerste plaats aan een doelmatig
dieet; htl gebmike vooral dieriyk voedsel en
bewege zich zooveel mogeiyk in de firische
Incht. By lichte klierziekte wordt levertraan
aangeprezen, doch men zorge, dat daardoor
de spysvertering niet belemmerd worde. Ook
zonte baden hebben veelal eene gnnstige wer-
king, terwyi voorts iodinm- en kwikpraepa-
raten tot de antiscrophnlense middelen be-
hooren.
Soadéry (Madeleine de), eene Fransche
romanschryikter, geboren den 16den Juni 1607
te Le Havre, schreef opgeschroefde, roman-
tisch-historische romans, die gemimen tyd in
den smaak vielen van het lezend publiek.
Vele daarvan zyn niet onbelangryk voor de
geschiedenis van dien tyd, daar zy de met
Qrieksche en Romeinsche namen versierde
portretten bevatten van merkwaardige perso-
nen uit die dagen. Zy overleed te Parys den
2den Juni 1701. Hare beste romans zyn:
„Ibrahim (1641 , 4 dln)", — „Artamène on le
grand Gyrus (1649—1658, 10 dln)", — en
„Clélie (1656, 10 dln; 2de druk 1781)", ~~
voorts: „Almihide (1660, 8 dln)", — „Les
femmes illustres (1665)", — en „Mathilde
d'Aguilar (1669)".
I^mdo (Paul), een uitstekend criticus op
muzikaal gebied en geboren te Yenetid den
6den Juni 1806, oefende zich in de muziek
en bepaalde zich vervolgens by letterkundi-
gen arbeid. Hy overleed te Blois den 14den
October 1864. Van zyne geschriften vermel-
den wy: „(Mtique et littérature musicale
(1852 en 1859)", — „L*art ancien et Tart mo-
derne (1854)", — „Lechevalier8artin(1857)",
— en „L'année musicale (1852— 1861 , 8 dln)".
Soutariy zie Skoeeari,
Soylla is in de Qrieksche mythologie de
verpersooniyking van een gevaariyken draai-
kolk in zee. Volgens BomSrtu was zy een
verschrikkeiyk wangedrocht , eene dochter van
OraiaU met een schelle, blaifende stem, 12
voorpooten en 6 lange halzen, ieder met een
afidchteiyk hoofd met 8 ryen scherpe tanden,
zy hield haar verbiyf aan het woeste zee-
slrand, tegenover de vreeseiyke CSIoryftiw,
in een donker hol, waar ^ op buit loerde.
Toen Odjfueus (Ulysses) er voorbyzeilde , ver-
slond zy een zestal van diens medgezellen.
Moménu geeft geene nadere inlichtingen om-
trent de plaats van die beide draaikolken,
en eerst later stelde men vast, dat men ze
zoeken moest in de straat tnsschen Sicllifi en
het vasteland van Italië, hoewel de gevaren
er voor den tegenwoordigen zeeman niet bui-
tengewoon groot zyn.
t^yrufly éen van den noordeiykstedlanden
van de groep der Sporaden, ligt in het oosten
van Euboea en wordt in de mythen van
Aehülês en Tkêtêu* vermeld. Het heeft eene
evenzoo genoemde stad en werd in de dagen
der Oudheid beschouwd als steenachtig en
onvruchtbaar; men vond er echter eene flraaie,
bonte marmersoort en een vermaard ras van
geiten. Oorspronkeiyk was het doorPdasgers
en GariSrs, later door roofkuchtige Dolopers
bewoond, maar in 469 vóór Chr. werd het
veroverd door de Atheners onder CSmoh. Thans
behoort het tot den nomos Euboea en telt in
gemelde stad, op de oostkust gelegen, ruim
9000 inwoners (1879).
Scythen is de naam van een volk der
Oudheid,' waarmede de Grieken de stammen
aanduidden, in het noorden van de Paropa-
misus, den Caucasus en de Zwarte Zee ge-
vestigd, nameiyk de Massageten, Saken, Sar-
maten en Scoloten. Deze laatsten, door Me-
ródoiuê de echte Sc3rthen genaamd, woonden
aan de kust van de Maeotis en van de Pon-
tus, van de Tanals (Don) af tot aandelstrus
(Donau) en dan 20 dagreizen (100 geogr. myi)
landwaarts. Hun gebi^, waaruit Sj de Cim-
meriërs verdrongen hadden, werd beqproeid
door eenige groote rivlereh, door de Borys-
thenes (Dnjepr), de Hypanis (Boeg) en H»
Tyras (Dnjestr), die er door eenvornlge, van
boomgroei verstokene steppen kronk^den. De
inwoners bepaalden er zich dan ook by de vee-
teelt en leidden een zwervend leven. Hunne
met ossen beepannene en met vilten kieedea
gedekte wagens dienden hun tot verbiyf, en
de mannen zaten meestal te paard. Zy waren
eerdeeld in een aantal stammen, aan wier
hoofd zich stamvorsten bevonden , terwyi uit
éen stam, in het landschap Gterrhos aan de
Borysthenes zyn verbiyf houdende, een Ko-
ning gekozen werd. Hunne meestgellefde be-
zigheid was de oorlog; zy streden als boog-
schutters te paard. Zy huldigden een (}od des
hemels (Papaeus), het haardvuur en den Oor-
logsgod met bloedige offeranden, ook van men-
schen, maar hadden geene beelden of altaren,
zy waren dapper, welwillend, onbezorgd en
gezellig, maar tevens geneigd tot onmatig-
heid en woest zingenot; hunne onzindeiyk-
heid was verregaande. De Scoloten en Sar-
maten behoorden tot den stam der Ariërs. Het
de Orieken, die op hunne kusten talrVke
volkplantingen aanlegden, onderhielden zy
een vriendschappeiyk verkeer, en zy betoonden
zich niet onverschillig voor Qrieksche zeden
en beschaving. Omstreeks 680 vóór Chr. deden
de Sarmaten en Scythen een inval in HediS
en drongen door op het gebied van de TIgris
en de Eufraat, alsmede in Syrië tot in Egypte.
Nadat zy de macht van het Assyrisohe Éyk
vernietigd hadden, werden zy na verloop van
omstreeks 10 Jaar door C^aaarêg weder uit
Azië verdreven. Om hem voor dezen inval in
Hedië te straffen, trok de Perzisehe Koning
Darims I in 518 vóór Chr. met 700000 man
over de Thracisohe Bosporus naar Europa en
rukte door Thracië heen in het land der Scy-
then. Deze vermeden den slag en trokken
SCYTHEN-SEBA8TIAN.
481
terug, waarna de Perzen de Tanaïs orer-
sehiedeD, maar weldra, door ymchtelooze
▼errolgingen afgemat, met groot yerlies naar
de Istms en veryolgena oyer ThracIS naar
Azi6 terugkeerden. Na dien tgd bleef de ge-
schiedenis eenwen lang het stilzwtlgen bewa-
ren omtrent de Scythen. Eerst Koning Jfi/^kri-
daUs de GrooU Toerde weder oorlog tegen
hen, nadat de dynasten der Qrieksche steden
aan de Pontus, wrerelig over de moeieiyk-
heden, woUlo sQ van de naburige Scythen
ondervonden, hnnne steden overgeleverd had-
den aan genoemden Koning van Pontns, waarop
deae de Scythen van het Taorisehe Schier-
eiland veijoeg. Weldra werden de Romeinen
door het onderwerpen van MUkr(daieg en door
het aanknoopen van handelsbetrekkingen met
de bewoners van de oevers der Maeotis en
Pontns nauwkeurig met Scythia bekend;
doch de naam der Scythen maakte plaats
voor dien van Sarmaten, van wie eerstge-
noemden afhankeiyk waren geworden. De
naam Scythia werd voorts toegekend aan Azia-
tische gewesten. Deze, door J?ioUmaêu$ be-
schreven, omvatten het land tusschen Azia-
tisch Sarmatië in het westen, een onbekend
land in het noorden, Serica in het oosten en
Indie in het zuiden; ^ werden in 2 hoofd-
gedeelten gesplitst, nameigk Scythia aan dexê
en aan ^mdsoke zQde van den Imaus. Tot de
rivieren behoorden er: de Paropamisus, de
Rhympns (thans Gasoeri), de Daix (thans
Jaïk), de Oxus en de Jaxartes.
Sealsfleld (Charles), eigenlQk KarlAnton
Potttl^ een verdiensteiyk schril ver, geboren
den 3den Maart 1798 te Doppitz bQ Znaim in
Horavie. werd lid van de Orde der Kruishee-
ren te Praag, ontvluchtte in 1826 naarNoord-
Amerika, waar hQ den naam van SeaUflêld
aannam, onderscheidene dagbladen redigeerde
en eenaanzienlOk vermogen verwierf,— woonde
daarna bQ afwisseling in Zwitserland en
Xoord- Amerika en overleed den 26Bten Mei
1864 <^ zffn buiten verbiyf: „Unter den Tan-
nen" te Solothuin. Eerst in zi|n testament
ontsluierde hg het geheim zQner afkomst
Van zQne geschriften vermelden wy: «Trans-
atlantische Beiseskizzen (1834, 2 dln)*', —
„Sturm-, Land- und SeebUder (18d8)*\ —
„Ki^tltenbnch oder nationale Charakteristiken
(1841, 2 dln)*", — ,,Der Legitime und der
Bepublikaner (1888, 8 dln)", — „Der Virey
und die Aristokraten (1834, 2 dln)", —
„Deutsch-amerikanische Wahlverwantschaften
(1889-1840, 6 dln)", — „Sudeo und Norden
(1842—1848, 3 dln)", — en uit zgne nala-
tensdiap verscheen nog : „Grabesschuld (1873)".
Van zgne „Gesammelten Werke'* is in 1846—
1846 eene derde uitgave in 16 deelen ter perse
gelegd. Hg wordt beschouwd als de schepper
van eene nieuwe opvatting van den histori-
schen roman. Zgne helden zgn geene afzon-
derigke personen , maar geheele volken , di^
in hun openbaar en huiseigk leveu, in hunne
stoifeigke, staatkundige en godsdienstige ge-
steldheid ten tooneele worden gebracht In dit
opzicht is „Virey" een meesterstuk. Voorts on-
derscheiden zich zgne romans door eene uit-
muntende karakterteekening, een geratrgken
dialoog en schilderachtige tafereelen, hoewel
de stgi niet geheel is vrg te pleiten van ge-
zwollenheid.
S^balduB (St), de beschermheilige van
Nümberg, studeerde volgens de sage tePargs
en trad in het huweigk met eene dochter van
Koning J>agobert III, doch nam reeds den
daarop volgenden dag afscheid van zgne echt-
genoot, trok ter bedevaart naar Rome en
vestigde zich weldra als kluizenaar in een
woud bg Nttmberg. Zgn stoifeigk overschot
werd in laatstgenoemde stad in de Petms-
kapél bggezet Die kapel is later in de groote
Sebalduskerk hérschapen, welke vervolgens
met een prachtig praalgraf van dien Heilige
werd versierd. Hg werd in 1426 heiUg ver-
klaard , en zgn gedenkdag valt op den 19den
Augustus.
Sebastiaan. Onder dezen naam vermel-
den wg:
De Seiliffê SeboiHaan, versierd met den
eerenaam van „Verdediger des gelooft". Hg
werd geboren te Narbonne in Oallië en diende
onder DiocUtümm als hoofdman der praeto-
rianen. Daar hg als Christen weigerde, zgn
geloof af te zweren, werd hg prgs gegeven
aan de willekeur van Mauritaansche boog-
schutters, die hem met pgien doorboorden.
Niettemin herstelde hg door de zorgvuldige
verpleging eener gelooftgenoot, Irme ge-
naamd. Den 20sten Januari 288 echter werd
hg dood gegeeseld en zgn igk in een vuil-
nisbak geworpen, maar door zekere Lueima
aan de voeten der apostelen Ftinu tn Famhu
begraven. Hg is de beschermheilige der schut-
tersvereenigingen, en zgn gedenkdag valt op
den 20sten Januiuri.
Dom Sebastiaan^ koning van Portugal. HQ
werd geboren in 1664 en was de zoon van den
infiint Joüo en van Jokamna, eene dochter
van Rard F. In 1667, na den dood van zgn
grootvader Joao III, kwam hg aan het be-
wind onder voogdgschap van zgn oom, den
cardinaal Meudrii. Hg was een godsdienstige
dweeper, die de Kruistochten wilde vernieuwen
en A/Hka en Indid veroveren. Beeds in 1674
ondernam hg met 900 Portugeeaen eene expe-
ditie naar Tanger tegen de Moorenen mengde
zich in 1678 in den oorlog van &l|erif MmUi
MoUhA tegen diens neef MuUi Mêhemed,
waarbg hg de zgde koos van laatstgenoemde.
Hg landde voorspoedig bg Alzira en tastte
den 4den Augustus den Qiexif aan bg Kassr
el Kabir, doch het Portugeesche leger werd
bgna geheel vernietigd en hg zelf verdween
in het slaggewoel, zoodat zelft zgn igk niet
is teruggevonden. Toen daarna Fhüipt Uden
troon van Portugal beklommen had, trad er
meer dan öen Ftemdo-SehatHaem op. De merk-
waardigste van deze is de vierde , die in 1698
zich te Venetië voor den gesneuvelden Koning
uitgaf, aan Spai^e uitgeleverd werd en in de
gevangenis van San Lucar in 1600 werd ter
dood gebracht
Sebastian (Augustus Amoldus), een ver-
diensteigk Nederhindsch geneeskundige, ge-
boren te Leiden den 80sten December 1806,
studeerde te Heidelberg, waar zgn vader in-
middels tot hoogleeraar was benoemd, er-
langde er in het hospitaal een groeten rgkdom
van ervaring en verwierf er den doctoralen
graad op eene dissertatie: „De hydrope ve-
sicae felleae". Weldra werd hg lector in de
anatomie en physiologie aan de militaire ge-
neeskundige school te Utrecht schreef onder-
482
SEBASTUN— SEBA8TÓP0L.
■obaidene wetenschappeiyke opstellen en aan-
yaardde den 5den April 1882 een boogleenuv»-
ambt te Groningen met eene „Oratio de
Batayomm secnlo decimo eeptimo de anatome
meritiB atqne InTentts in ea praestantiasimia**.
H0 gaf er onderwflf in de obimrgie, phjTBio-
logie, pathologie, anatomie enx. , bield meer
dan émie reotorale oratie en scbreef voorta
nog: yyElementa pbysiologiae specialis corporis
hnmani (1888)", — „Grondbeginaelen der bg-
■ondere natnorknnde van den mensch (1889)'\
— „Pbysiologia generalis (1889)", — en „Orer
de overeenkomst en het yersohil tnssoben de
Jicht en de serophnlosis, vooral met betrek*
king tot de longtering (1888)". Hy was bg
«yne leerlingen algemeen geacht en bemind,
«n wegens sjtfne groote geleerdheid werd hem
«oowel te Amsterdam als te Leiden het hoog-
leeraarsambt aangeboden. HQ verkoos echter
te Groningen te biyven, maar toen eene over-
Buinige Begeering z0ne aanvrage om een as-
sistent, dien hy wegens syne swakke ge-
londheid volstrekt noodig had, van de hand
wees, nam hy in 1849 lyn ontslag en vestigde
sich als practiaeerend geneesheer te Amster-
dam. Hier weigerde hy op syne benrt het
lidmaatschap te aanvaarden van de Konink-
lyke Académie van Wetenschappen en over-
leed den 8Bten April 1861.
Sebastiani (Horace Fran^is de laPorta,
^raaOy maarschalk van Frankryk, geboren
den lOden November 1772 te Porta by Bastia
op Corsica, trad in 1792 in dienst by de
Fransche armee en werd in 1796 kapitein en
in 1799 kolonel. Nadat hy aan NapoUon by
den staatsstreek van den 18den Bmmaire ala
bevelhebber der dragonders belangryke dien-
sten beweien had, woonde hy in 1800 den
slag van Marengo by, vertrok na den Vrede
van Amiens als geiant van Napoleon naar
O>n8tantinopel, Egypte, Syrië en de Ionische
Eilanden en voegde sich in 1808 als brigade-
generaal weder by het leger. By Ansterlitx
werd hy swaar gewond, doch daarna tot
•divisie-generaal bevorderd en in Hei 1806 als
gesant naar Constantinopel gesonden, waar
Ey Selim III tot eene oorlogsverklaring aan
Bnsland wist te bewegen. In 1807^1811 was
by in Spanje, in 1812 by de voorhoede van
het groote leger; voorts nam hy deel aan 'den
slag aan de lfosko?ra en trok met de eerste
Fransche troepen binnen Moskon. In 1818
werd hy by Leipxig gewond en baande sich by
Banan met syne divisie een doortocht door
de vyandeiyke gelederen, waarop hy aan het
hoofd van het 5de armeekorps den linker oever
van de Byn dekte. Hy moest echter in 1814
naar Champagne temgtrekken, maar onder-
scheidde sich aan het hoofd van de kavallerie
der garde by Bheims en Arcis-snr- Anbe. Na den
sfMand van Napoleon onderwierp hy sich aan
4e JBomrhone, maar verkreeg geene nienwe
t>enoeming, doch gedurende de Honderd Da-
ir^ werd hy afgevaardigd naar de Kamer.
Met LafatjfetU en andere leden van dit lichaam
begaf hy sich na den slag van Water-
loo naar het leger der Bondgenooten, om
den vrede tot stand te brengen, doch daar
syne pogingen mislukten, scheepte hy sich
in naar Engeland. In 1816 keerde hy naar
Frankryk terug en werd op half-tractement
^gesteld. Ook nu werd hy gekozen tot lid der
Kamer, waar hy sich by de liberale oppo-
sitie voegde. Na de Jnli-omwenteling van
1880 werd hy eerst minister van ^larine en
kort daarop van Bnitenlandsche Zaken. Den
Isten April 1884 trad hy af, werd gesant
te Napels en vervolgras te Londen, en
in 1840 hier opgevolgd door <M«a^. Daarna
sag hy sich tot maarschalk bevorderd, be-
moeide zich alleen met de handelingen der
Kamer en overleed den 21sten Juli 1851.
zyne dochter werd door haren echtgenoot,
den Hertog ie JPraeUmj vermoord.
Sebastópol of Sewoitópd^ eene oorlogs-
haven in het Russische gonvemement Taorifi,
ligt aan den suidweeteiyken uithoek van de
Krim. De plaats, waar dese stad sich thans
verheft, was in de dagen der Oudheid door
Grieken bewoond, die er de kolonie Cher-
sonesus deden verryaen. Later behoorde sy
tot het Byk van de Bosporus en Pontus en
kwam vervolgens onder de heerschappy der
Bomeinen. Beeds vroeg werd er uit Bysantium
het Christendom gepredikt, en als koopstad
was sy aan de Bussen onder den naam
van KorsoeiU bekend. De heerschappy der
Mongolen vernietigde alle gemeenschap van
Bnsland met de Grieksche steden op den
noordeiyken oever van de Pontus, soodat dese
allengs begonnen te kwynen. Toen het Khanaat
van de Krim in 1788 aan Bnsland verviel,
werd door Fotetnkm de oorlogshaven Sebas-
tópol gesticht en dese vervolgens onder
Keizer Ntcolaat aanmerkeiyk vMTuimd tea
behoeve der Zwarte Zeevloot De stad ver-
keerde in een bloeienden toestand by den
aanvang van den Krimoorlog, waarin i^ van
5 October 1854 af door de vereenigde troepen
van Frankryk, Engeland, Turkyé en Sar-
dinië te land en te water werd ingesloten en
gebombardeerd. De verwonderiyk sterke ves-
Üngwerken verhieven sich hoofdsakeiyk aan
de syde der see, want met de versterking
naar de landsyde was by het begin van den
stryd nauweiyks een aanvang gemaakt. De
toegang tot de reede werd aan de snidsyde
verdedigd door het Quarantaine- en het
Alexandersfort, aan de noordsyde door het
fort Constantyn, — de toegang tot de snideiyke
baai door de forten Nikolaas en Paul, en
tegenover dese waren aan de noordsyde 2
batteryen opgeworpen. In het geheel werd de
haven bestreken door 700 stukken geschut van
het swaarste kaliber. De foHen waren van
kalksteen gebouwd, 2 of 8 verdiepingen hoog
en van kaaematten voorsien. De verdedigings-
linie aan de landsyde bestond by de konut
der vyandeiyke troepen uit een vrystaaaden,
gecreneleerden muur, hier en daar door
defensieve kasemes versterkt Behalve enkele
andere versterkingen was er alleen de Malakof-
toren geheel voltooid. Aan de noordsyde verhief
sich, 1 200 schreden van den oever, het Noor-
derfort, en ten westen daarvan de Wolochow-
toren. Alle andere werken werden meestal
onder het vuur van den vyand onder de lei-
ding van deo uitstekenden generaal TódUbm
aangelegd. Door bestorming van het Komilew-
bastion op den 8sten September 1855 viel
Sebastöpel na eene belegering van 11 maan-
den in de handen der Verbondene Mogend-
heden. Byna de geheele stad was in een puin-
hoop herschapen en de nog ongerept geblevene
SEBA8TÓP0L— 8ECKEND0BPF.
42)8
forten en dokken aan de saidztlde yan de
reede werden door de TeroreraarB rerwoest.
Na den Viede Tan Par08 werd de stad al-
lengs berbOQwd, maar ^ klom niet weder
tot hare voormalige welvaart Thans (1878)
telt men er omstreeks IS 000 inwoners, meestal
militairen, doch nadat sQ door een spoorweg
met het binnenland verbonden werd, begint
de handel er aich krachtig te ontwikkelen.
De stad is door hare baaien in 8 doelen
gesplitst, en bQ ligt op eene helling aan eene
der sehoonste reeden, die ergens te vinden
i^n. Btl den aanvang der belegering hebben
de Bnasen er 6 linieschepen in den toegang
tot de haven laten zinken, en dese sQn tot
on toe nóg niet boven water gebracht. In 1874
verschenen in de haven van Sebastópol 808
leeschepen en 82 knstvaarders, terwt)l 812
leeschepen en 67 knstvaarders er nitseilden.
Sebenioo, de hoofdstad van een district
in Dalmatiö, ligt aan de Kerka en is door
het kanaal Bant* Antonio met de Adriatische
lee en door een spoorweg met SpahUo ver-
bonden. Zy verh^ sieh amphitheatersgewOs
aan de helling van eene rots en Is de letel van
een bisschop, van een gymnasium eas. Hen
heeft er eene fraaie hoofdkerlc, 4 kloosters,
een nienwen schouwburg en ruim 16 000 lielen.
In hare haven verschenen in 1876 meer dan
900 schepen.
Seoans, lie Bomometriê,
Seeohi (Angelo), een uitstekend Italiaansch
sterrenkundige, geboren den 38sten Juli 1818
te Beggio, trad in de Orde der JesuYeten,
ontving ztfne wetenschappelQke opleiding aan
het Coll^o Iliirico-Lanretano bü Loreto en
aan het Georgetown-CoUege te Washington
in de Yereenigde Staten van Noord-Amerlka,
werd vervolgcóis aan dit laatste professor in
de wis- en sterrenkunde, daarna ia de natuur-
kunde aan het Collegio Romano te Bome en
in 1848 directeur der aldaar door hem zelven
gestichte sterrenwacht, welke hH tot éene der
voortreifemkste van Europa verhief. In 1870
en 1872 was hg van wege den Pans Hd der
internationale commissie voor maten en
gewichten. De talr||ke geschriften van decen
geleerde hebben voond betrekking op de
topographie en de physische eigenschappen
van de verschillende hemellichamen, toegelicht
door spectroscopische ondenoeldngen. H0
schreef o. a.: „Besearehes on electrical rheo-
metrj (1862)", •— „Qnadro fisico dei sistema
solarê seconde Ie pin recentl osservatione
(1869)**, — „Le soleil (2de druk. 1876)**, —
9L*unit& delle fbne flsiche (2de druk, 1874)**, —
en „Le stelle, saggi di astronomia siderale
(1877)**. m overleed den 6den Februari 1878.
Seohellen (De) of SeyekeUm vormen eene
aan Engeland toebehoorende groep van hooge,
rotsachtige, steil uit de wateren oprüsende
eilanden in den Indisehen Oceaan tusseheo
Sf'SS' en 6*86' Z. B. en 62° en 44*» O. L. van
Qreeawich en omstreeks 1000 aeemSlen ten
oosten van Zansibar, met eene oppervlakte
van b|hm 6 Q geogr. mffl, bevolkt met ruim
11000 inwoners. Het grootste eiland is Mahé
met de hoofd- en havenstad Port Victèria, het
tweede in grootte PraaUn, en behalve deie
beide ilfn alleen La Digne en Denis bewoond.
De SedieOen vormen het hoogste gedeelte
eener onderzeesche bergketen, welke overlangs
XnL
door Madflgascar loopt. ZQ bestaat er hoofdaa-
k^tfk uit graniet De hellingen en dalen s|fu
er met vruchtbare aarde bedekt, doch het
strand is er door koraalriffen omgordeld. Het
klimaat is er aangenaam en gematigd, en
het voornaamste voortbrengsel is er de
kokosnoot, terwül er te voren ook suikerriet
werd verbouwd. Tabalc, koflSe, rtfst, maïs,
bataten en maniok worden er enkel geteeld
voor inlandsch verbruik. Ook heeft men er de
areea- en sagopalm, de cacao en de vanille.
De luitoenheester groeit er in het wild en
aan timmerhout is geen gebrek. De bevallige
bosol^es bestaan er uit casuarinen, tamarinden,
oratie- en kaneelboomen, bamboes ens.
Alleen op Praslin en op het daarby gelegene
eiland Curiense groeit de Maledivische kokos-
noot (Lodoicea Sechellarum), eene reusachtige
dubbelnoot, welke op de Malediven en aan de
kust van Malabar kwam aandry ven en eeuwen
lang als een seegewas werd aangemerkt,
totdal men in 1789 den boom ontdekte.
Inheemsche zoogdieren loekt men er te
vergeeft en er i0n siechis weinig huiscUeren;
aeiib de vogels worden er door weinige
geslachten vertegenwoordigd. Daarentegoi
heeft men er veel schildpadden, en onder dese
de reuaenschildpad en de zwarte schildpad.
Toorts heeft men er eene soort van krokodillen,
alsmede hagedissen en op het land levendesprin-
gende visschen.»De bevolking bestaat uit En-
gelsche ambtenaren, zorgelooie, luie Fransche
creolen, Indische koeli*B en vrtfe Negers; dese
laatsten sOn er het talr0kst vertegenwoordigd.
Daar de handel er weinig beteekent, kost dese
kolonie aan Engeland Jaariyks omstreeks 6 000
pond sterling. De hoofdplaats, tevens de zetel
van den gouverneur, is Port Victoria op Mahé
met eene Protestantsche en eene Fransche
B. Katholieke kerk en eene regelmatige stoom-
bootverbinding met Mauritius en Aden. —
De Sechellen waren reeds in den aanvang
der 16de eeuw aan de Portugeezen belLend en
ontleenden hun naam in de voorgaande eeuw
aan Moramdo dê SêjfékdUê^ een uitstekend
officier der Fransche Oost-Indische vloot. Zy
werden het eerst opgenomen in 1748 op last
van Maiké^ stadhouder van Ile de France. In
1708 ontstond er de eerste volkplanting, Mahé,
doch thans Port Victoria genaamd. In 1814
werden deze eilanden door Fraakryk aan
Engeland, hetwelk ze reeds in 1794 in bezit
genomen had, afigestaan, en in 1884 werd er
de slavemy opgeheven, waarna de plantaa^ie*
bouw sterk achteruitging.
Seokendorff is de naam vaa een adeliyk
geslacht, hoofdzakeltfk in Franken en Saksen
gevestigd. Als stamvader wordt LuéMg vom
Stekendorff vermeld, die in het midden der
18de eeuw leefde. Thans bloeien nog 3 hoofd-
lynen van dit geslacht Van de leden noemen
wy:
VtU Ludwiff vou SêokmutarfTy een beroemd
stalman en geleerde, geboren den 20sten
December 1626 te Heraogenaurach in Opper-
Franken. Hy studeerde te Straatsburg en trad
als custos der bibliotheek in dienst by JBnut
de Vrome. In 1661 werd hy Hof- en Jnstitieraad,
waarna hy als gezant werkzaam was, in 1666
geheim Hof- en kamerraad, in 1667 tevens
Hofrechter te Jena en in 1663 geheimraad in
werkeiyken dienst en kanselier. In 1666 werd
484
SECKENDORFF.
Vi hfj Hertog Mariit wm ikiektem ZtiU wederom
geketnifud, kanielier en preddent Tan het
oonsiftorie, waarna Kennront Jokatm Qmtf^ II
hem in 1669 de waardigheid Terleende Tan
keoTTorsteiyk Saksiioh geheimraad. In 1681
legde hf) sgne betrekking neder en betrok s||n
riddergoed Henaelwiti nit het land Tan Alten-
burg, waar hg een kasteel bonwde en lieh
met de betrekking Tan opperbelastingt- en
landschapedirectenr Tan het Tontendom Alten-
borg belastte. KenrTorstJ^rwtirJJliJ benoemde
hem tot kanselier Tan de aniTorsiteit te Halle.
HQ OTorleed den 18den December 1692. Van
sQne geschriften noemen wff: i^Der Deutsche
Fürstenstaat (1666 en later)", — «Compendinm
historiae eocleeiasticae (1660—1664)**, --»Der
Christenstaat (1686)**, — „Jos pubUcnm Bo-
manomm (1686)**, — en Tooral „Commentarins
historicos et apologeticns de Lotheranismo
(1698, 8 dln)**.
Friêdrieh Bèimrich, ryksgraaf «o» Seekmdarff,
Keiierlük Teldmaarschalk en staatsman, ge-
boren den 6den Jnli 1678 te Königsberg in
Franken. HQ studeerde te Jena, Leipiig en
Leiden in de rechten, trad ia 1698 als ttO-
will^er in EngelsehMederlandschen en later
in Keiieriyken krQgsdienst en streed onder
Prins JBn^miui tegen de Turken. In den
Spaansohen Successie oorlog was hg aanToer-
der Tan het regiment-Ansbaoh en ToroTcrde
in den slag bg H6chstftdt aan het hoofd sgner
dragonders 16 Taandels. Daarop werd hg tot
kolonel boTorderd, streed bg Ramllliee en
Oudenaarde en nam deel aan de belegering
Tan Bgssel. Venrolgens trad hg als generaal-
mi^oor in dienst Tan An^pmtui JZ, koning Tan
Polen, en Toerde berel OTcr de Sak^he
hulptroepen in Vlaanderen. Als Poolsch geiant
te *s OraTonhage woonde hfi in 1718 de onder-
handelingen bg Tan den Vrede Tan Utrecht,
droeg als beTelhebber Tan genoemde troepen
in 1716 niet weinig bg tot de TeroTering Tan
Stralsund en zag sich in 1717 benoemd tot
Keiierigk luitenant-Tcldmaarschalk-generaaL
Onder het opperbcTel Tan Stigfemmê stond
hg bg Belgrado aan het hoofd Tan twee
regimenten Tan Ansbach, streed in 1718 in
Sicilië Toorspoedig tegen de Spanjaarden
en noodsaakte hen in 1720 tot een Terdrag,
taigeTolge hetwelk ag het eiland moesten
Terlaten. In 1719 werd hg Rgksgraaf en in
1721 Teldtuigmeesler. In 1726 Tcrtrok hg als
Keiierigk gesant naar het HofteBerign, waar
hg de gunst Torwierf Tan JHêdridk WUkelm I
en Tan deie op eene behendige wgze gebruik
maakte. Hg Iwacht er de TerloTing tot stand
Tan den Kroonprins JFWedridk met Prinses 2^U-
tabeth Okritümê vam Brfmiwéfh^JTólfMbüttd en
sorgde, dat door onderscheidene Duitsche
HoTcn, alsmede door Denemarken en de Ne-
derlanden, de Pragmatieke Sanctie werd er-
kend. Door eene bgeenkomst Tan de monar-
chen der beide landen te Kladrup in Bohemen
wist hg te bewerken, dat Pruisen bg den
aauTang Tan den Poolschen Successie-oorlog
10000 man hulptroepen loTcrde. DaarenboTen
haalde hg Beieren, de Pftüs en Keulen otot
tot het Benden Tan hulptroepen, loodat rich
in 1784 een Rgksleger aan de Bgn Toreenigde.
Als Bgksgeneraal der kaTallerie trok hg met
80000 man OTcr den Hundsrück en bracht
den 20Bten October 1786 den Franschen eene
nederlaag toe bg Klansen. In den nieuwen
oorlog tegen de Turken werd hem, op aan-
bOTeUng Tan den sterTonden Jk^nmu , na
sgne benoeming tot Oostenrgksoh Teldmaar-
schalk, het opperbcTel OTer het leger bg
Belgrado tocTertrouwd. Hier streed hg eerst
Toofspoedig, maar moest weldra achter de
SaTO terugtrekken, weshalTe hg op ^^^^rhitirtng
sgner Tgaaden aangeklaagd en in de Testing
Gras gOTaogen gehouden werd. Maria Tke-
rmia echter stelde hem op Trge Toeten. Daarop
trad hg in Beierschen dienst, werd opperbe-
Tcl hebber Tan het Belersche leger, ontsette
Httnchen en wierp in 1744 de Oostenrgkers
terug naar Bohemen, waarna hg het kom-
mando nederlegde. Na den dood Tan Kard VII
werkte hg mede tot het sluiten Tanden Vrede
te FUssen (22 April 1746). Nu werd hg door
Keiier FraoM in al sgne ambten en bedie-
ningen boTestigd en betrok sgn landgoed
Heuselwits bg Altenburg, totdat hg aldaar
in December 1768 op bCTel Tan Friedridk
II, onder Toorwendsel, dat hg eene Toor Prui-
sen nadeelige briefwisseling onderhouden had,
in hechtenis genomen en een half Jaar te
Magdeburg gOTangen gehouden werd. Hg OTer-
leed op boTengenoemd landgoed den 28sten
NoTcmber 1768.
OkriÊÜtm Adolf, Trgheer wm Seokmtdorff,
een Duitsch dichter, geboren te Heuselwits
den 4den October 1767. Hg behoorde Tan
1786 tot 1796 tot de legermacht Tan Meoklen-
burg en Keur-Saksen, begaf sich TcrTolgeos
naar sgn riddergoed Zingst aan de Unstrut
en wgdde er sich aan de beoefening der
letteren. Hg schreef o. a. „Forstrikgen (1799 —
1804, 10 dln)**, — „Briefe an einen Prinsen
Ton seinem Begleiter auf Beisen (1806)**, —
„GMichte (1808)**. — „Dramatische Arbeiten
(1822-1824, 8 dln)**, — en „Almanaoh dra-
matischer Spiele (1826)**, terwgi sgne „Sftmt-
liche Schriften** in 1816—1828 in 7 deelen
sgn nitgegCTen. In 1828 begaf hg sich naar
Straatsburg en Tanhier naar Lusem, waar
hg den 29sten Augustus 1888 OTerleed.
Leo, Trgheer wm Seekmdorffieea Duitsch
dichter, geboren in 1778 te wohnftarth btf
Hsssfürt. Hg studeerde te Jena in de lettwea
en legde zich toTons toe op de dichtkunst,
werd in 1798 regeeringsassesBor te Weimar,
waar hg sgne dichterigke gaTon door den om-
gang met Qöike, SokUlet en 7Fm2<mkI ontwik-
kelde, en Tcrtrok in 1802 als regeeringsraad
naar Stuttgart, doch werd hier, als beschul-
digd Tan miOesteitsschennis, in een proces
gewikkeld en als staatsgOTangene eerst naar
het kasteel Solitude en Tcrrolgens op den
Hohenasperg gebracht. In 1806 werd hg in
Trgheid gedbeld en ging naar Weenen, alwaar .
hg in) 1808 met J. L. 8toU een aauTang
maakte met de uitgaTc Tan het tgdsohrift:
„Prometheus**. Bg het uitbarsten Tan den
oorlog Tan 1809 trad hg als kapitein in dienst
bg de Weener landweer, trok te Telde en
kwam op den 6den Hei 1809 op eene treurige
wgie om het loTcn door hetTerbrandeneener
schuur, waarin hg swaar gewond was neder-
gelegd. Hg lOTerde: „Blttten griechischer Dich-
ter (1800)**, — „Nei^ahrstaschenbnch Ton
Weimar Ittr 1801**, — „Taschenbuch ittr Wei-
mar auf das Jabr 1806**, — en „Husenalma-
nach (1806 en 1807)**.
SECKENDOBFF— SÉDAINE.
435
Anta» Outtafy yrObeer wm Seeimêdorff^ be-
kend onder den naam van JPairik JPeaU. HQ
werd geboren te Menselwits den 20gton No-
Tember 1776, stadeerde te Lelpiig, Freiberg
en Wittenberg en reisde in 1796—1798 in de
Yereenigde Staten. Daarna bekleedde hQaan-
sienigke betrekkingen in Kenr- Saksen, maar
legde ie neder in 1808, waarna hy onder
boTengemelden pseudoniem op versehillende
plaatsen aesthetische voorlezingen hield, vooral
tot opbeuring van de Dnitsche tooneelknnst
In 1812 vestigde hfl sich als privaatdocent te
Oöttingen, werd in 1814 hoogleeraar aan het
Garolinnm te BrnnswOk, vertrok in 1821 weder
naar Amerika en overleed in Alezandria in
den Staat Lonisiana. Hg schreef o. a.: „Scenen
des höchsten Schmerzes (1801)", — de treur-
spelen: „Otto UI (1806)'* en .Orsina (1814)'*,
— een vervolg op „Emilia Galotti** van Lm-
simff, — „Die Gmndform der Toga (181 2)'\ —
„Kritik der Kunst (1812)**, — „Aphorismen
(1812)**, — „Beitr&ge znr PhUosophie des
Hersens (1814)**, — „Vorlesungen fiber die
bUdende Kunst (1814)**, — „Adelheid von
Bergau, eine Romanze (1816)**, — „Vorlesun-
gen fiber Deklamation and Mimik (1816, 2
dln)**, — „Orundzfige der philosophisehen*
PoUtik (1817)**, — en „Gedichte (1820)**.
Jlfred^ vrQbeer wm Saókmtdorff^ geboren te
MeuEÜBlwitz den 14den September 1796 en
aldaar overleden den 28sten Maart 1876. HQ
heeft onder den pseudoniem JJpm novellen,
gedichten, tooneelcritiek en reisbesohrgvingen
geleverd.
Seoliisie (Acte van) noemt men de over-
eenkomst met Engeland, in de vergadering
der Staten van Holland den 4den Mei 1664
aangenomen, waarbg genoemde Staten ver-
klaarden (onder protest van de steden Haar-
lem, Leiden, Alkmaar, Enkhuizen en Edam),
dat zO noch den Prins vam Oramj9, noch
iemand van zQne nakomelingen ooit zouden
benoemen tot stadhouder of admiraal hunner
provincie, noch tot kapitein-generaal der Unie.
Deze overeenkomst werd op verlangen van
OromwéU onder geheimhouding vastgesteld*
De Protector nam er genoegen in, dat die
zaak in het eigenlQke vredestractaat onbe-
sproken bleef, üidien slechts eene afzonder-
lyke acte van uitsluiting werd opgemaakt.
Holland ging hiertoe over, en deze maatregel,
door de overige gewesten afgekeurd, werd
door de Witt op eene meesterigke wQze ver-
dedigd. De acte bleef bestaan tot aan den
29sten September 1660, maar werd toen, na
de troonbeklimming van Eard IIj door Hol-
land ingetrokken.
Seoond ( Albérie) . een verdiensteigk Fransch
dichter, geboren den 17den Juni 1817 te
Angouléme, werd secretarisgeneraal in het
departement Charente en onderprefect te Cas-
tellane in het departement Beneden-Alpen
en in 1860 commissaris van den Odéon-
schouwburg te Pargs. Hy leverde een aantal
geestig geschreven romans en drama's. Van
eerstgenoemde vermelden wü : „Lettres cochin-
chinoises sur les hommes et leschoses du Jour
(1841)**, — .Mémoires d*ttn poisson rouge
(1842)**, — „Les petits mystères de Topéra
(1844)**, — „Contes sans prötention (1867)**,
— „BOfiöres d*un priz de Rome (1868)**, —
„La semaine des quatre Jendi8(1872)**,— „La
xin.
vicomtesse Allee (1878)**, „Les demoiselles
du Boncay (1874)**, — en „Le roman de deux
bourgeois (1879)*', — en tot sgne tooneelwer-
ken behooren: „Ün dragon de vertn**, — „Le
droit d*ainesse**, — „Englisch spoken'*, •—
„La comédie & Femey*'. ~ „Un balser
anonyme (1868)**, — „La fontaine de Bemy
(1869)", — en „Un mattre en service (1872)**.
Voorts was hg mederedacteur van verschil-
lende tgdschriften en redigeert den „Entr-aMe".
Sect is de naam van wgn van ingedroogde
druiven. Men laat deze na het rgp worden
zoolang hangen, totdat haar watergehalte tot
de helft verminderd is, om ze daarna onder
de pers te brengen. Tot de alzoo verkregene
wgnen behooren Xeres-, Peralta- en Malaga-
wgn en Kanariesect zg onderscheiden zich
door een aanzienigk suiker- en alkoholgehatte.
Seote (Eene), afdeeling of partg, noemde
men te voren de éene of andere wgsgeerige
school, doch thans bezigt men dat woord ge-
woonigk van eene godsdienstige partg. die
zich wegens verschil van gevoelens afticiietdt
van de heerschende Kerk.
Sectie of Ijfkopmii^y zie onder L^k.
Seotor of cMuUêeior^ zie onder (MhéU
Seoularisatie is eene handeling, waar-
door eene kerkeigke bezitting in eene wereld-
igke veranderd wordt Zg heeft vooral plaats
gehsA in den tgd der Hervorming, toen uit-
gestrekte kloostergoederen door verschillende
Staten werden benaderd.
Seoundogenituur is de naam van eene
vooraf bepaalde schadeloosstelling voor Jon-
gere zonen van een adeligken stanii wanneer
de eerstgeborene in het bezit bigft van het
geheel der voorvaderigke goederen, en men
geeft dien ook wel aan een vorstendom, dat
steeds aan de Jongere prinsen van een vor-
Bteigk stamhuis wordt toegekend. Zoo was
bgv. Toscane tot 1869 een secundogenitnur
van het Huis SaMmrgLotha/rktam^
SeoanduB (Janus), eigenigk Johamêê
Nieolaij een uitstekend Latgnsch dichter, ge-
boren te 'sGravenhage den 14den November
1611, studeerde aldaar en te Mechelen en
legde zich tevens onder de leiding van Joktm
vm Sokoorl op de schilderkunst toe. Hfi oefende
zich verder te Bourges, trok naar ItaliS en
SpaiOe, nam deel aan een oorlog in Afrika
en werd secretaris van Cfeor^Hu mm Ij^mimdf
bisschop van Utrecht Reeds was hg geroe-
pen, eene dergeigke betrekking te aanvaar-
den bg Keizer Kctrd F, toen hg den 24Blen,
September 1686 te Doornik overleed. Van
zgne Latgnsche gedichten hebben vooral de
„Basia (Ku^es)*' hem groeten roem beaorgd,
en zgne „Opera omnia" werden in 1821 tn 2
deelen door JP. Bottcha in het licht gegeven.
Sédaine (Michel Jean), een verdiensteigk
Fransch bigq>el- en opmdichter, geboren
te Pargs den 4den Juli 1719, leerde eerst het
metselaarsbedrg/; doeh verwierf door eenlge
dichterigke proeven de gunst van L&oomUj
die hem in 1762 de middelen bezorgde, om
zich onverdeeld aan letterkundigen arbeid te
wgden. Het eerste stuk, dat hg voor het toe-
neel leverde, was: „Le diable & quatre (1766)**,
met muziek van PUUéUiTy — en groeten bgval
vond vooral zgne oomische opera: „Bose et
Colas (1764)*'. Gok andere, zooals: „Aline,
reine de Gtolconde", — „Amphytrion",— „Le
28*
436
SÉDAINE— SEDAN.
■Agniflque**, — „AooaaBin et Nicolette", —
ifBicliard Coear de Lion'*, — en „QuiUBome
Teil", itlB hier en daar op het repertoire ge-
bleven. Van tyne blQipelen vermelden i^:
JLe pfailosophe aaas ie savoir (1766)'\ — en
„La gageore imprévne". Van ^ne gedichten
mag voorts het leerdicht: ^^Le vandevUle
<l'i56)** niet vergeten worden. In 1768 werd
hut ^^ d^ Académie en overleed den 17dea
Mei 1797. Z0ne „Oenvrea dramatiques'' zgn
in 1760 en 1776 in 4 deelen in het licht ver-
schenen.
Sedan, eene arrondissementthoofdstad in
bet Fransche departement Ardennet, aan de
Maas en aan den spoorweg van Molières naar
Thionville gelegen, was te voren eene belang-
rfike grensvesting naar de ztfde van België
en Dnitsehland en beiit eenige rechtbanicen,
een college, eene ambaohtaechool, 2 biblio-
thelLcn, éene Hervormde en onderscheidene B.
Katiiolieke kerken, eene synagoge, een hecht
kasteel, waar in 1611 Turemtê geboren werd,
een bnrgerlUk en militair siekenhnis en om-
streeks 20000 inwoners (1890). Lakenweverfi
is er eene belangrOke bron van bestaan;
voorts heeft men er steenkolen- en t)aerm||nen,
onderscheidene fabrieken en een levendigen
handel, vooral in wol. In 1876 is haar naam
op de 10st der vestingen doorgehaald en met
de slooping der versterkingen een aaAvang
gemaakt Merkwaardig is voorts deie stad
wegens den naar haar genoemden veldshig,
waaromtrent wü het volgende mededeelen:
Nadat door voorspoedige aanvallen der Duit-
sehecs in het tisiêu van 1870, vooral door
den shig by Beanmont, de Fransehe armee
onder Mae JfoAo» genoodaaakt wastewflken
naar den rechter oever van de Maas, werd den
Isten September door het groote Dnitsehe hoofd-
kwartier het bevel gegeven om, ter verliin-
dering van een teragtrekken der Franschen
naar Méaiöres, de derde armee voomit te
schuiven, den weg naar Méaiöres te besetten
en reeds by het aanbreken van den dag in
eem ontwikkeld flront aich tot den aanval ge-
reed te honden, terwül tevens de Maasarmee
van de oostsQde tot den aanval loa overgaan,
den terugtocht der Franschen naar het westen
beletten en door eene omsingeling ten noor-
den het oversohryden der Belgische grenzen
verhinderen. Oedeelteiyk reeds des nachts,
gedeelteiyk in den vroegen morgen kwamen
alaoo de volgende Dnitsehe legerafdeelingen
in beweging: uit het oosten en anidoosten de
garde, het 12de en het Iste Beiersche korps, —
oit het zuiden het 2de Beiersche korps, —
en by den weg naar Mésières het 5de en 11de
korps, terwyi het 4de korps, de Würtem-
bergers en eene talryke ruitery in reserve
bleven. Het Fransehe leger verwachtte den
aanval der Dnitschers in den driehoek rondom
Sedan, tussehen de Maas, de Givonne en de
Floing; de plaatseiyke omstandigheden waren
er gunstig voor eene hardnekkii^ verdediging,
en zy maakten front naar 8 zyden; het 7de
korps naar het noorden, het 1ste naar het
oosten aan de Givonne, en het 12de naar het
zuiden by Bazeilles, terwyi het 5de in het
noordoosten in reserve bleef. Daar J£00 Ifdbii
den aftocht naar het oosten, naar Carignan,
alsmede die naar MÓzières nog open waande,
had hy geene bevelen gegeven voor een veld-
slag; veeleer wenschte hy aan lyne troepen
eenige rust te vergunnen.
In den vroegen morgen van den Isten Sep-
tesrtwr dekte een dikke nevel de heuvels en
dalen langs de Blaas, zoodat het onmogeiyk
was, verwy derde voorwerpen waar te nemen.
Eerst laat in den morgen verdween die sluier;
de hoogten werden zichtbaar, en op den mid-
dag was de hemel helder. De slag was in-
middels begonnen door de Beierschen, die
des ochtends te 5 uur over eene spoorwegbrug
en een ponton over de Maas trokken en Ba-
zeilles aantastten. Deze aanzieniyke, uit stee-
nen hulnen bestaande plaats was bezet door
12000 man marine-infiuiterie onder Marti»
dm PaUürêSj die zich in het noordeiyk ge-
deelte van het dorp op eene krachtige verde-
diging had voorbereid. De voorhoede van het
1ste Beiersche korps onder generaal-miOoof
DUÜ begon des ochtends te 4'/3 nnr tegen
Bazeilles op te rukken, gevolgd door de Iste
en daarna door de 2de divisie, zoodat allengs
het geheele korps aldaar deelnam aan den
stryd. De artillerie had op de heuvelreeks ten
noordoosten van Bazeilles eene positie inge-
nomen en onderhield een levendig vuur. Des
ochtends te 5 uur was de Kroonprins van Sak-
sen met het 12de korps by La Moncelle en
Daigny handgemeen geworden met het Iste
Fransehe korps en had zich tevens in verband
gesteld met de Beierschen by Bazeilles. Hier
werd Mae MaMom te 6 uur door een granaat-
splinter gewond. Hy verliet het slagveld, en
Dnorotj die te 6 uur het opperbevel overnam,
gaf aanstonds bevel tot den terugtocht naar
Méziöres. Om dien te bevorderen, zoudra de
divisiSn LaereteUe een kraohtigen aanval doen
op La Moncelle en Vassoigne by Bazeilles.
Hoewel inmiddels generaal Wimpffem wegens
andenneteit zich met het opperbevel belastte
en de Franschen den terugtocht deed aanne-
men, had laatstgenoemde aanval toch plaats,
maar zonder gewenscht gevolg. Door nieuwe
troepen versterkt, hielden de Saksers en Bei-
erschen zich staande te La Moncelle, ver-
overden voorts de westeiyke heuvelreeks en
overmeesterden na eene bloedige worsteling
van 7 uur ook geheel Bazeilles, terwyi de
rechter vleugel der Saksers Daigny innamen
de Franschen naar den westeiyken oever der
Givonne deed wyken. Thans besloot de Kroon-
prins van Saksen, daar hy het oogmerk der
Franschen om naar Mézières terug te trekken
doorzag en gevaar vreesde voor het 8de armee-
korps, Bazeilles en La Moncelle te laten be-
waken door de Beierschen en zelf met het
12de armeekorps en de garcfe noordwaarts te
trekken, het bosch van Garenne te beaetten
en het 8de armeekorps te hulp te snellen.
De garde had tot aan den middag, na een
hevig artilleriegevecht, het bovengedeelte van
het dal der Givonne veroverd en aan de Fran-
schen naar de oostzyde den pas afjsesaeden.
De beweging, door den Kroonprins voorge-
schreven, kon derhalve een aanvang nemen.
Intusschen was ook in het zuidwesten en
westen de stryd begonnen. Terwyi het 2de
Beiersche korps gedeelteiyk langs den rechter
oever van de Mus voortschreed, om het Iste
by Bazeilles te ondersteunen, gedeeltelijk de
sterke stelling tussehen Frénois enwade-
lincourt bezette, om aldaar een ontkomen uit
SEDAN.
4S7
Bédaa te beletten, ontyiagen het 4de en 6de
korpe berel, by Doncbéry over de Maas Ie
trekken en met een wflden boog naar StMengea
en Fleignenz op te mkken. Daar dch op
den weg naar Hézières geene Ttfanden be-
vonden en deien alzoo geen plan hadden lich
een nltweg te banen naar het weeten, was
het van belang, hen ook nlt het westen met
spoed aan te tasten en eene vereeniging met
de Maasarmee ten noorden van Sedan tot stand
. te brengen. De tocht der belde korpsen werd
door het nanwe terrein eenli^ains vertraagd,
Ja, door het ineenachniven der troepen wer-
den sommige afdeelingen van het 11de korps
nrra lang opgehouden. St Henges werd door
de voorhoede van laatstgenoemd korps sonder
veel moeite Ingenomen en ook Floing onder
het vnnr der artillerie gedeelteiyk veroverd
en behonden. Een aanval der Franscl^e mi-
terQ onder generaal GalUfet op het 878te
regiment werd afgeslagen, en dit laatste be-
sette nn de hoogten tassehen Fleignenz en
Illy tot aan de Givonne. Veertien battergen
van het 11de, 10de en 5de korps vormden
op den middag ten noorden van de Fransohen
eene ontaettende vnoriyn van Floing af tot
aan het Ardennenwond, terwyi op de hoogten
aan de ovenyde der Givonne de garde-artillerie
haar gesebnt liet spelen; dit kraisvnnr was
gericht op de positifin der Fraoschen op de
hoogvlakte van lUy en op het bosch van
Garenne. De Franschen waagden nu een aan-
val op Floing, en hier ontstond een vreeee-
lyke stryd, waarby de kommandant van bet
11de korps, generaal oofi GWiiIor//', sneuvelde;
hy eindigde echter met het verdryven der
Franschen nit Floing. Dese kwamen daar-
enboven in verwarring doordien generaal
Wmpfftm aan het 7de korps een gedeelte van
het Iste tot bystand lond, maar tevene, om het
naar Fond de Givonne ternggeworpene korps
te onderstennen, de divisie Dumont van het
6de korps nit het noorden ontbood, terwyi
toaschen de elkander kruisende troepen tal
van granaten werden geworpen, soodat onder
scheidene bataUons in volslagen wanorde vei-
ligheid Bochten in het bosch van Garenne.
Om 2 unr verleen de Franschen ook den
Calvaire d'Illy, waar een groot aantal gevan-
gen werd genomen, en nadat een stoute aan-
val der Fraasche kavallerledivisie MargwrUe
was aft^eslagen, werd door de 228te en 10de
divisie storm geloopen naar de hoogte van
Floing en CazaL De Fransohe opperbevelheb-
ber Wimpffmi was thans overtuigd, dat hy sich
in syne positie rondom Sedan niet kon hand-
haven, loodat hy het besluit nam, door de gele-
deren der, soo hy waande, uitgepotte Beierschen
by Baaeilles en la H onoelle met alle beschik-
bare troepen van het 1ste, 6de en 12de korps
een weg te banen naar Carignali. Hy bracht
evenwel slechts een gedeelte van die troepen
byeen, daar het 12de en 1ste korps reeds ge-
d^^ltdyk naar de vesting waren teruggekeerd.
Niettemin rukte Wimpffem te 8 ure met de
voorhoede voorwaarts, ontrukte aan de Beier-
schen Balan, maar werd door het vernietigend
vuur der Duitsche artillerie tot den terugtocht
genoodiaakt Ook andere wanhopige pogin-
gen der Franschen, om door de Doitschers
heen te breken, werden verydeld. Het bosch
van Garenne was inmiddels beset, en overal
waren de Franschen omsingeld en in de ves-
ting of onder hare wallen teruggedrongen. De
Duitsche troepen begonnen tot deie te nade-
ren, en om 'vier unr gaf Koning Wilhelm, die
gedurende den slag op eene hoogte ten zui-
den van Frónois de bewegingen had gade
geslagen, bevel tot een algemeen beschieten
van Sedan, om de onvermydeiyke capitulatie
te bespoedigen. De granaten deden er reeds
op verschillende plaatsen brand ontstaan.
Toen kwam de tyding, dat de Franschen
het vuren staakten en op 2 poorten de witte
vlag vertoonden. Op last des Konings hield
het beschieten aanstonds op en de luitenant-
kolonel Brcmtart van den generalen staf ver-
trok als parlementair met den eisch, de ves-
ting Sedan en het leger over te geven. Hy
werd tot xyne verbaidng vóór den Keiaer
gebracht, wiens aanwesigheid te Sedan onbe-
kend was in het Duitsche leger. Met betrek-
king tot de capitulatie werd Brmumrt naar
generaal wm Wmipfftim verwezen. Intussehen
schreef de Keizer tevens een brief aan den
Koning, waarin hy zich krygsgevangen ver-
klaarde, en zyn a^Jndant BtXUe bracht dien
des avonds te 7 uur in het hoofdkwartier. De
Koning noodigde in zyn antwoord J^oftAMm
uit een officier te machtigea, om over de
capitulatie te onderhandelen, terwyi hy van
zyn kant daartoe wm MoUke benoemde, en
gaf bevel aan het leger, zich van eiken aan-
val te onthouden, maar tevens ^ke pogfaig
tot ontsnappen te verhinderen. Daartoe moes-
ten zy dien nacht in de nabyheid der ver-
overde strtlingen bivakkeeren. Daarop begaf
hy zich onder het gelubel der troepen naar
zyn naobtkwartier te Vendresse. De generaals
von MóltJcê en vom Wimpffm kwamen nog in
den avond van dien slag te Doncbéry byeen,
doch konden het niet eens worden, daar de
Fransche generaal zich niet wilde onderwer-
pen aan de gestelde voorwaarden, nameiyk
neerleggen der wapens en krygsgevangensohap
van het geheele leger. Hy keerde des naohti
te 1 uur naar Sedan terug en riep er een
krygsraad byeen van divisie-generaals en korps-
kommandanten. Daarin stemden 80 van de8t
tegen het hervatten van den stryd. Niettemin
weigerde wm Wimpffm de onderhandelfaigen
over de capitulatie weder aan te knoopen,en
in zyne plaats verscheen in den morgen van
den 2den September Keizer NapoUom zelf en
ontmoette «o» Bitmarck op halfweg tusschen
Sedan en Doncbéry. Die beiden hadden in
een hui^e aan den straatweg eene langdurige
byeenkomst, waarby de Keiaer op de vraag,
of hy genegen was over den vrede te onder-
handelen, den kanselier verwees naar de Re-
geering te Parys. Toen vam BinMrek daarop
vom MóUkê ontbood, om met den Keiier over
de capitulatie te spreken, begeerde deze, dat
het Fransche leger zou worden overgebracht
naar Belgisch grondgebied. Vom MoUlcê wilde
hierin niet treden en begaf zich naar den Koning
te Vendresse, om met dezen te raadplegen. Daar
Inmiddels de door de Dnitsehers gestelde
termyn, voor onderhandeling bestemd, te 9
uur verstreken was, werd aan vom Wimpffem
bericht, dat de Duitsche artillerie haar vuur
hervatten zou, byaldien de capitulatie te 10
ure niet gesloten was. Er kon geene sprake
meer zyn van dralen; de voorwaarden, door
488
SÉDAN-^SE£Bi.CH.
«M MoUhe geiMdf werden ungenomen, en
de oapitolAtie werd te 11 uur op het kaïteel
BelleTue bQ Frénoia onderteekend. Het ge-
beele Franecbe leger werd krUgagenuigeii
verklaard, met nitionderiiig van officieren,
die op kon woord van eer wilden beloyen,
dat eO gedurende dien oorlog niet weder
tegen Doitachland de wi^[)ens londen voeren.
Daarenboven moest de geheele legervoorraad,
wapens, geaokot, adelaiurs, vaandels, paarden,
krQgskas ens., alsmede de vesting Sedan
aanstonds overgegeven worden. Eerst na de
onderteekening deser capitolatie had op ket
kasteel Bellevue de btleenkomst der beide
Monarcken plaats, die slechts een kwartier
nnrs duurde. Daarop begaf slch de gevangen
Keiaer onder geleide van een Pruisisch eskorte
owet België naar Wilhelmshöhe btf Cassel, de
voor hem bestemde verblSftilaats. Aanstonds
werd met de uitvoering der bedongene voor-
waarden een begin gemaakt Het Franscke
leger, sedert 2 dagen van levensmiddelen ver-
stoken en in en om Sedan opeengedrongen,
bevond sich in een hoogst ellendigen toestand.
Van de 180000 soldaten, met welke Mao Maktm
den tocht naar het noorden had aanvaard, was
slechts een klein gedeelte (8000) over de Bel-
gische grenaen ontsnapt en aldaar ontwapend;
8000 waren gesneuveld, 14000 gewond en
21 000 gevangen genomen. Door de capitulatie
kwamen 89 generaals, 280 staf-officieren,
26000 onder-officieren en 83000 maninkrOgs-
gevangenschap. Tot den buit behoorden 419
stukken veldgeschut en mitrailleuses en U9
stukken vestlnggeschut De Dnitschers had-
den aan dooden 190 officieren en 1882 man,
en aan gewonden 282 officieren en 6 627 man.
Sedgwiok. Onder deien naam vermel-
de w||:
Adam Sêdffwickj een Engelsch geoloog,
geboren in 1786 te Dent in Yorkshire. HQ
studeerde in de theologie te Cambridge, ontving
in 1818 de priesterwOding en werd in 1884
kanunnik aan de hoofdkerk te Norwich, waarna
hg den 278ten Januari 1872 te Cambridge
overleed. Sedert 1818 was bQ professor in de
geologie aan de universiteit te Cambridge en
ign werk: „Bemarks on the stractureofiarge
mineral masses and especially on the chemical
changes produced in the aggregation of stra-
tified rocks dnnng different periods afterthehr
disposition (1886)" is met grooteh btf val ont?an-
gen. Voorts schreef btf: „Discourse on the
studies of the university of Cambridge (1860
en later)*\
Oathenna Maria Sedgwiok, eene Amerikaan-
sohe Bchrtf feter, geboren in 1789 te Stockbridge
in Hassaehusetts. Ztf schreef, onderscheidene
novellen en verhalen, o. a.: ^A New England
tale (1822; 2de druk, 1862)", — „Eedwood
(1824)", zich door eene keurige karaktertee-
kening onderscheidend, — „Hope Leslie (1827,
2 dln)", een tafereel uit de geschiedenis der
eerste landverhuiaers in Miusachusetts , —
„Clarenoe (1880)", — „Le Bossu (1882)", —
„The Linwoods (1886)", — en „Married or
nngle (1867)". Ook leverde ztf werkjes voor
de Jeugd en reisbesehrtfvingen, — dese laat-
ste ten gevolge van hare tochten door Enge-
land, Duitschland en Italië. Ztf gaf steeds aan
hare verhalen eene Christeltfk-godsdienstige
strekking. Vooral „Means and ends", een
handboek voor het vrouweltf k geslacfat, wordt
in Amerika teer op prtfs gMteld. Ztf overleed
den Sisten Juli 1867.
Sédillot (Louis Amólie), een tfverig be-
oefenaar der Oostersche letteren en geboren
den 28sten Juni 1808 te Partfs, studeerde al-
daar en werd professor in de geschiedenis aan
de colleges Henri IV en St Louis, was tevens
ak pleitbeaorger werksaam en lag aich in 1882
benoemd tot secretaris aan het college de
Franco en geplaatst aan de school voor levende
Oostersche talen, welke betrekkingen htf ge-
durende dertig Jaren bekleedde, ^i overlMd
in 1876. Van stfne geschriften noemen wtf:
„Lettres sur qu^ques points de Tastronomie
oriëntale (1884 en 1869)*', — „Manuel de
chronologie universelle (1886; 6de druk, 1866)",
— „Recherches nouvelles pour servir k lliistoire
des sciences mathématiques chea les Orientaux
(1887)", — „Mómoire sur un sceau du sultan
ShahBokh, fils de Tamerlan (1840)", — „Mó-
moire sur les systèmes géographiques des GttecB
et des Arabes (1842)", — „Matdriaux pour
servir k Thistoire comparée des sciences ma-
thématiques chez les Grecs et chez les Orientaux
(1846—1860, 2 dln)", — en „Histoire des
Arabes (1864; 2de druk, 1877)".
Sediment noemt men in de aardkunde
eene beiinking uit het water; een groot
gedeelte der aardkorst bestaat uit lagen, welke
sich uit water hebben afgescheiden en daar-
om met den naam van têdimmtairê (beson-
kene) loffm bestempeld worden. In de genees-
en scheikunde geeft men den naam van
sediment aan het besinksel, hetwelk sich uit
eene troebele, stilstaande vloeistof op den
bodem afiMheidt en door deoanteeren of af-
gieten van de bovenstaande vloeistof afge-
scheiden kan worden.
Sediun L. is de naam van een planten-
geslacht uit de familie der OrattulacêëM. Het
omvat kruiden en halfheesters, die in Europa
en Asië groeien, met vleezig-sappige, over-
bltfvende bladeren, tot btf schermen vereenigde
bloemen, -elk bestaande uit een vtffdeeUgen
kelk, 6 bloembladen, 10 meeldraden en 5
stampers, die later veelzadige doosvruchten
vormen. Van de soorten noemen wtf: 8, aore
L, (scherpe huislook of muurpeper) met een
van onder kruipenden stengel, eironde blade-
ren en gele bloemen, — 8. aUmm L, (wit
huislook) met witte bloemen, — 8, refUram L,
(omgebogen huislook) met goudgele bloemen,
— en 5. Tdephium X. (knoUig huislook) met
paarse bloemen, welke alle ook in ons Vader-
land inheemsch itfn. De wortels en bladeren,
welke te voren tot de geneeskrachtige mid-
delen gerekend werden, worden ook nu nog
ak huismiddelen aangewend, terwtfl sommige
soorten als sierplanten worden aangekweekt
Seebaoh. Onder desen naam vermelden wtf:
Marie 8eebaeh, eene verdiensteltfke too-
neelkunstenares, geboren te Biga den 24sten
Februari 1887. Ztf betrad reeds als kind het
tooneel, bezocht het conservatorium te Keu-
len, om sich tot operasangeres te vormen,
bepaalde sich vervolgens btf het tooneelspei
en was aanvankeltfk werksaam als soubrette
in de schouwburgen te Lübeck, Dantsig en
Cassel, totdat het verlangen naar gewichtiger
rollen btf haar ontwaakte. Toen stf te Hamburg
voor de tweede maal de rol van „Oretchen" ver-
S££BACH-S££MANN.
439
Tiüd lisd, werd 10 er aan don ThaliMehoawburg
geplaatst, en toen iQ ▼oorts te Weenen en te
Üfttnohen was opgetreden, had zfi haren roem
als treuq^konatenares gereatiird. Zg Terbond
«ieh dan ook eerlang aan het Borgtheater te
Weenen en yond b0 het geven van gastrollen
den grootaten bO?aL Te Hannover, waar iQ
later g^laatst werd, trad i0 in 1859 in het
hnweltfk met den sanger Nimmam» en yolgde
deaen, na de gebenrtenIflBen van 186^ naar
Beriyn. Kort daarop soheidde iQ van hem,
Tormlde op nienw gastrollen te Petenbnrg, in
Nederland en in 1871 in Amerika, en vestje
aieh na haar temgkeer te Dresden. Hare
Toomaamste rollen waren: „Gretehen**, „Klftr-
<shen*' en „Ophelia''.
KM wm Smèoök^ een Doitsch geoloog, ge-
boren te Weimar den ISden Angostos 1889.
Hg stadeerde te Breslaa, G9ttingen en Berign,
reisde in 1861 in Bosland, in 1862 in Enge-
land, in 1864 en 1866 in Midden-Amerika en
in 1866 op Santorin en is sedert 1868 professor
te 06ttingen. Van sOne geschriften vermelden
wS, behalve de populaire stokken: „Volkan
von Santorin'*, — „Wellen des Meers*', — „Gen-
tralamerika ond der interoceanische Kanal",
de werken: „Konchyiienftiona der weimari-
schen Trias (1862)", — „Der hannOveriache
Jara (1864)", — „Typische Yerschiedenhdten
im Ban der Yolkane ond flber dessen Ursaohe
(1866)**, — „Ueber den Volkaa von Santorin
(1867)*', — „DasmitteldeotseheErdbebenvom
6 Mars 1872 (1878)", — en „Beise in dentral-
amerika. BeitrSge sor (Geologie von dentral-
amerika".
Seeberg, een heovel nabQ Ootha, is ver-
maard wegens de sterrenwacht, aldaar in 1789—
1791 door Hertog JBrmt von Sakêm^Ootka ge-
sticht Deae is echter na het verrQien van
een nieow observatoHom in de stad lelve in
1859 in verval geraakt, maar behoodt den
roem, dien iQ verkregen heeft door de oit-
stekende sterrenkondigen , looals Zaok^ wm
Limémmm, IfUfolai, Siuèe en Manêgm, die er
sOn werkttam geweest
Seeburg (Frans von), eigenigk JVaM
Saneer, een gevierd Doitsch novellist, geboren
te Nymphenborg den 15den Janoari 1886,
stodeerde te Freiborg, Metten en Mflnchen in
de philosophie, vervolgens in de rechten en
in de theologie, ontving de priesterwOding en
werd „Hoehstiftsvikar" te Mttnohen. HQ schreef
o.a.: „Cyklame. Eine ErsShlong aos aller Zeit
(1875)", — „Marienkind (8de drok, 1880)",-*
«Doreh Nacht som Licht (1875)'' — „Die
Hezenrichter von Wttnborg", — „DleNachti-
gall, Dorfgeschichte aos dem bayrischen Hoeh-
land (1877)", — en „Die Fogger ond ihre Zeit,
ein BUdercjklos (1879)".
Seeland, in het Deensch J^aüamd, het
grootste en merkwaardigste der Deensche
eilanden, is omringd door het Kattegat, de
Oeresond, de Oostaee en de Oreote Belt Door
de Isefjord, die tot op 60 Ned. mQl in het
laad doordringt en sich in 2 armen verdeelt,
van welke de westelVke dien naam behoodt
terwgi de oosteigke dien van BoeskUdeiJord
draagt, worden 8 schiereilanden gevormd,
Homsherred, Odsherred en SJUlands Odde.
Ten loiden is Seeland door de Ulvsond en
de Vordingborgbaai van de eilanden MQen en
Falster gescheiden. Ten noordwesten, bg de
Chroote Belt, vindt men tosschen de schier-
eilanden AsBis en Beftnfts de Kallondborg-
Qord, en tosschen Beftn&s en Odsherred de
groote Seieröbaai. De lengte van het eiland
bedraagt 180 en itfne grootste breedte 104
Ned. mQL ZQne oppervUikte is met die van
de nabügelegene eilanden Amager, Seierö,
Nezel5, BoorsG, Sprogö, Aggersö, Om5, Mas-
nedö, Tar6 en Lang5 roim 127 Q geogr. n4|l,
en het aantal inwoners btfna 722000, van
welke bfna 285000 in de hoofdstad Kopen-
hagen gevestigd itfn. De bodem van Seeland
ia in het algemeen laag, golvend en byna
overal vrochtbaar, en men heeft er prachtige
beokenwooden. In het loidoosteiyk gedeelte
van het eiland verheffen sich eenige heovel-
toppen ter hoogte van 117, 125 en 177 Ned.
el, en wat zaidel||ker vindt men eenige kalk-
gesteenten. Vanhier strekt lioh oostwaarts een
vrochtbaar landschin» oit, hetwelk aan aee in
een krgtberg, den Stevnsklint (40 Ned. el hoog),
^digt Ten noorden van dit laatste heeft men
wederom eene groote vrochtbare vlakte. Het
noordoostelQk schiereiland echter is heovel-
achtig en met ftraaie wonden en schilderach-
tige meren versierd. Dok hier sOn heovelster
hoogte van 70 en 80 Ned. el met prachtige
vergesichten. Verder loidwaarts heeft men
heoveltoppen ter hoogte van 110 tot 180 Ned.
el, en ook in de omstreken van Sorö heeft
men aanaienlQke heovels. Tot de rivieren van
Seeland behooren de Sons-Aa en de Aamose-
Aa. Voorts itfn er 8 kanalen: het Esromka-
naal, van het Esrommeer naar het Kattegat,
b||na 9 Ned.m01 lang, — het Dannesldoldsche
kanaal, 22 Ned mQl lang, — en het Frede-
riksvftrkskanaaL Men verboa wt er veel graan,
vooral gerst en rogge. In weerwil van de
oitgestrekte wooden bestaat er behoefte aan
brandhoot, waarin echter voorsien wordt door
eene groote hoeveelheid torf. Drie spoorwegen
doorkroisen het eiland: éen van Kopenhagen
over Boeskilde en Sorö naar KorsGr aan de
Groote Belt, — éen van Slopenhagen naar
Elseneor, — en éen van Boeskilde over ^öge
naar Vordingborg. Seeland en de nabQgelegene
eilanden lUn oit een administratief oogpont
verdeeld in de hoofdstad Kopenhagen en 5
ambten. Het bisdom Seeland, het voornaamste
van Denemarken, omvat al die eilanden met
oitaondering van SamsO, alsmede Bomholm,
de Faröer en de Groenlandsche Koloniën.
Seeley (John Eobert), een Engelsch schry-
ver, geboren omstreeks het Jaar 1884 te Lon-
den, ontving sQne opleiding aldaar, stodeerde
te Cambridge, werd er leeraar aan de hooge-
school en aag sich in 1868 benoemd tot pro-
fessor in de Lattfasche letteren te Londen.
Sedert 1869 is h0 hoogleeraar in de nieowe
geschiedenis te Ciambri^. HQ schreef: „Ecce
homo, a sorvey of the lUè and work of Jesos
Christ (1865; 11de drok, 1878)**, - „Classical
stodies (1864)*', — „Lectores and ^says (1870)**,
— • en „Life and Umes of Stein (1879, 8dln)**.
Dok bezorgde hg in 1871 eene oitgave van
Lkfiuê.
Seemann (Berthold), een verdienstelük
reiaiger en natoorondenoeker, geboren te Han-
nover den 288ten Febroari 1825, beaocht het
iyoeom aldaar, legde sich vooral toe op de
kroidkonde en aag sich door de Britsche ad-
miraliteit als natoorkondige geplaatst bQ de
440
SEEMANN- SEOHEBS.
expeditie op den „Henld", soodftt hy ysa
1847 tot 1851 Weet-Indi« beMcht, de Uad-
engrte tao Psaana, de Andei Tan Pern en
E^ador, het westen van Mexieo, de Noorde-
lyke IJBiee, de Sandwicheilanden, het Kaap-
land ens., en aich op laet der Begeering in
1880 naar de Yiti- of Fidqfi-eilanden, voorts
▼an 1864 tot 1866 naar Veneinéla en Cen-
traal-Amerika begaf. H0 overleed te Nicaragua
den lOden October 1871. Hy schreef: „Narra-
tlTe of the voyage of H. M. 8. Herald (1868,
2 dln)'\ — „Flora of Esqntmanxland (1862)",
— „Viti (1862)", — „Flora Vitlensis (1862)",
— - „Dottings of the loadside (1868)", — „Po-
pnlar hist^ny of the palms (1855; 2de druk,
1868)", — „Jonmal of british and foreign
botanj (1864—1871, 8 dln)", — en „Hannö-
▼erisohe Bitten nnd Gtobrftnche in ibren Be-
siehnngen sar PflUnienwelt (1862)".
Ségalas (AnaTs), geboren Mémaird, eene
Fransche dichteres, aanschouwde het lérens-
licht te ParOs in 1819 en lererde de dicht-
bundels: „Les Algériennes (1881)", — „Les
oiseauz de passage (8de druk, 1857)". — „Poé-
sies (1844)", — „Enfiftntines poésies i maÜUe
(7de druk, 1864)", — „La femme (2de druk,
1848)", — en „Nos bons Parisiens (1865)".
Voorts schreef cQ de romans: „Les mystöree
de la maison (1865)", — en „Les magioiennes
d*aa|]onrd'hui (1869)", — alsmede de bundels
novellen: „La semaine de la Marquise 1(865)",
— en „La vie de feu (1875)", — en eindeiyk
de tooneelwerken : ,)La loge de Topéra (1847)",
— „Les absente ont raison (1852)", — en „Le
tremblenr (1849)". Ook heeffc sg fraaie feuU-
letons geleverd in de bladen: „Oorsaire", „Di-
manche", „Petit Journal", „lllustrateur des
Dames" ens.
Segesser (Philipp Anton von), een Zwlt-
sersch staatsman en geschiedschrijver, geboren
te Luaem den 5den April 1817, studeerde te
Heidelberg, Bonn, BerlQn en Mttnchen en werd
in 1848 secretaris van den Begeeringsraad, is
sedert 1848 steeds lid van den Nationalen
Baad, sedert 1858 van den Grooten Baad van
Luzem en van 1868 — 1867, voorts sedert 1871
lid en meermalen president van den Begee-
ringsraad. Hy schreef: „BeitrftgezurGeschichte
des innem Krieges in der Schweixe (1847)",
^ „Bechtsgeschichte der Stadt und Bepublik
Lusem (1858—1860, 4 dln)", - „Neun Jahre
im Grossen Bathe des Kantons Luiem 1858
—1860 (1861)", — „Stndien und Gtossen sur
Tagesgeschichte 1859—1876 (1877)", — „Mo-
nographien, Bezensionen, Nekroioge 1847 —
1877 (1879)", — „Beden und staatsrechtlichen
Abhandlnngen 1848— 1878(1879)", — en „Lud-
wig P/Vffer und setne Zeit (1880—1881, 2 dln)".
Segéflta of ügutoj in de dagen der Oud-
heid eene stad op het eiland Sicilië, ten suiden
van Drepanum en volgens de sage door vluch-
tende Trojanen gesticht, moest als eene niet-
Grieksche plaats by voortduring stryd voeren
tegen de Grieksche koloniën van het eiland,
vooral tegen Selinus. zy socht hulp by de
Carthagers, die van dese gelegenheid gebruik
maakten, om de stad in becit te nemen. De
Carthagers werden door J^dihodeM veijaagd,
doch na de willekeurige heerschappy van
des^ ontving Segesta weldra weder eene
Carthaagsche besettlng. Gedurende den Eer-
sten Punischen Oorlog werd dese door de
inwoners van Segesta omgebraeht en de stad
overgegeven aan de Bomeinen, die haar vrg
verklaarden en met laaderyen begiftigdea.
Nu bereyite de stad door hare haven eene aan-
merkeiyke trap van welvaart Ia hare nab||-
heid bevonden sich voorts warme minerale
bronnen. De overb^ftelen van Segesta vindt
men thans ten noorden van Oalatefimi, en wól
het sedert 1822 opgedolven theater op eene
hooge, vooruitspringende rots, met 20 ryea
zitplaatsen, — een prachtlgen Dorischen tem-
pel, van welken de beide gevels en al de suilea,
86 in getal, bewaard syngiébleven, en gedeelten
van woonhuisen, sommige met mosaXekvlooen.
Sogeates, een vorst der Oherasken en
een vyand van Armimus, die hem syne doch-
ter TMundda ontvoerd had, waarschuwde ia
het Jaar 9 vóór Chr. Vanu voor den slag in
het Teutobnrger Woud te vergeefe tpgen het
dreigend gevaar; hy werd vervolgens ia sya
burcht door Amnnim$ belegerd, maar door
O^mumiüHi ontzet, die hem eene woenplaals
in de provincie G^ia aanwees. By dese ge-
legenheid kwam ook 7%utmdda^ de gemalin
van Armimuu, in de macht van GfefMataM,
die haar by syn triomf naar Bome bracht
Seghers. Onder desen naam vermelden
wy een drietal Nederlandsohe knnstenaan,
te weten:
Jkmiël 8eg\êr$^ een uitstekend bloemenschil-
der, geboren te Antwerpen den 5den Deeem-
ber 1590 en een leerling van J. Brti^héL
Beeds vroeg trad hy in de Orde der Jesnretea
en schilderde by voorkeur legenden van Hei-
ligen, die hy met fraaie bloemkransen omgaf.
Wél bestudeerde hy te Bome de weiken der
groote meesters, maar keerde weldra tot syne
bloemen terug. Hy bracht dese zoo ssoaakvol
en ftisoh op syne paneelen, dat Vorsten en
aansleniyken se duur betaalden. De Prins en
Prinses wm Ormi^e schonken hem voor 2 ge-
schilderde vasen met bloemen een goaden
palet, een geëmailleerden rosenkrans en een
gouden crudfiz ter swaarte van een pond
(5 Ned. ons). Te Antwerpen bevindt zich eene
„Ifaria met het Kind" van üii&eM, omgeven
van een door Seghen geschilderden bloem-
krans. Dergeiyke stukken heeft men in het
Byksmuseum te Amsterdam, in het museum
te *s Gravenhage, te Weenen en dders. Sêghên
overleed den 2den November 1661.
&erard Segh&rê^ een historieschilder en een
broeder van bovengenoemde. Hy werd gebo-
ren te Antwerpen in 1589, schilderde aan-
vankeiyk landschappen, reisde naar Italië en
bestudeerde er de werken van MomfrM en
CkgoU. Vandaar begaf hy sich naar Spai^e
en kwam er in dienst van het Hot Na syn
terugkeer schilderde hy in den donkeren,
krachtigen trant van CtennN^^, doch trachtte
desen met het schitterend koloriet der school
van Bubemi te vereenigen. In het musenm te
Antwerpen heeft men van hem: „De verlo-
ving der H. Maagd". — „De H. Maagd met
bet Kind en St Ciatharina", — „De verruk-
king der H. Theresia", — „St Stuiislans,
in de Orde der JesuTeten opgenomen", ens.,
— in de St Jaoobskerk aldaar: „St. Yves"
en „St. Oarlo Borromeo", — in de Lieve-
vrouwekerk te Brugge: „De aanbidding der
Drie Koningen", — in de St. Bavokerk te
Gtont : „De marteldood van St. Livinius". Voorts
SEGHBBS-SÉQUB.
441
vindt men stokken vnn z||ne band in het
Belvedère te Weenen, in het mnaeum te Ber-
IQn, in het Lonvie te Paitja, ens. fiy overleed
te Antwerpen in 1651.
MMtvAu Segkem^ een uitstekend kunstenaar
nit den bloeitUd der Hollandsche school. H|)
componeerde voortreifelüke landschappen, maar
vond geen groeten byval b0 i0ne tOdgenoo-
ten. Niettemin heeft BembramU me met gver
en met vrucht bestudeerd. Deze Sêgkerê ver-
loor het leven ten gevolge van een val in
dronkenscliap. Men meent, dat nog 15 prenten
van hem bestaan.
Segment (Een) is in de meetkunde een
gedeelte van éisne der a0den eener figuur, afge-
sneden door eene l||n of door een vlak, dat aan
lekere voorwaarden voldoet Een éwlcdt^immU
is het gedeelte, dat van een cirkel afigesneden
wordt door eeue koorde, — en een Icilwfrmig
êtgmmtïk^ gedeelte van een bol, hetwelk daai^
van wordt afgesneden door een plat vlak.
Segneri (Paolo), een Italiaansch kansel-
redenaar en ascetisch schr||ver. geboren in
1624 te Nettuno in de Bomeinsche Campagna,
ontving iQne opvoeding van de Jezuïeten,
werd in 1687 lid hunner Orde, reisde sedert
1665 als volksprediker door de steden van
Italië, werd in 1692 prediker aan het Yaticaan,
daarna PanselSk theoloog en overleed te Bome
den 9den December 1694. Van zQne geschrif-
ten vermelden wQ: „Qnaresimale (1679, 8 dln,
en later)", — „Prediche dette nel Palasio
iMmtolico (1694)",-'„Panegirici sacri(1684)^
— „Il CrisUano istruito (8 dln)", — „La
manna deir anima (1682, 18 dln)", — „U
parroco istruito (1692)", — «L'incredulo senza
scusa (1690)", — en „Esposizione del miserere
(1692)". Zgne gesameniyke werken zOn meer-
malen uitgegeven, het laatst te Milaan (1887
—1888) in 4 deel^.
Segorbe, weleer Stgobriga^ eene stad
(cludad) en districtshoofdplaats in de Spaan-
sche provincie Castillon de la Plana, is door
oude muren omringd en ligt tusschen twee
kasteelen op een alleenstaanden heuvel aan
de rivier Palancia. Sedert den tydderGothen
is zQ de zetel van een bisschop en telt ruim
8000 inwoners. (1877). ZQ is éene der mei^-
waardigste plaatsen van het Koningrük Yalen-
cia en de hoofdplaats van het dal der Palancia,
dat in 58 dorpen en gehuchten meer dan
50000 inwoners heeft.
Segoyla, eene provincie in het Spaansche
koningrilk Ond-CSastUië, grenst in het noor-
den aan de provinciën Yalladolid en Burgos,
in het noordoosten aan Soria, in het zuidoos-
ten en zuiden aan Guadahoara, Madrid en
Toledo en in het westen aan Aviia en Yal-
ladolid, en telt op 127,6 Q geogr. m||l ruim
150000 inwoners (1877). Het land is in het
zuiden en zuidoosten wegens de Sierra de
Guadarrama bergachtig, maar voor 't overige
meestal vlak of heuvelachtig. Het wordt be-
sproeid door de Duéro, TiOo, Xarama, Piron,
Eresma enz., heeft een vruchtbaren, maar
slecht bebouwden bodem en levert graan,
peulvruchten, oliezaad, ooft, w||n, vlas, hen*
nep ens. De voornaamste bron van bestaan
is er de landbouw met de veeteelt, — vooral
is er eene belangrgke schi^enfokkerti. Handel
en n0verheid stfn er van weinig gewicht De
wegen a|jn er zeer goed, en het noorden van
dit gewest ia in aanraking met den spoorweg
van Madrid naar Avila. — De evenzoo ge-
noemde hoofdiiad ligt schilderachtig op eene
rots op den linker oever van de Eresma; i^
is de zetel van een. bisschop en door muren
omringd. Yoorts beeft men er eene prachtige
hoofdkerk in spitsboogstQl, met 8 beuken en
een toren ter hoogte van 100 Ned. el, — een
sterk kasteel op eene over de rivier hangende
rots, thans eene artillerieschool, — 24 kerken,
vele kloosters, een seminarium, ondersch^dene
instellingen van weldadighdd, fabrieken enz.
en ruim 11 000 inwoners. Men heeft er eene
beroemde, door Keizer TYaJauui aangelegde
waterleiding van 159 dubbele bogen; sy is
1 407 Ned. el lang, in het midden 65 Ned. el
hoog en uit granietblokken gebouwd.
Sl^ovia is ook de naam van een d^tarte-
ment in de Midden Amerikaansche Bepubliek
Nicaragua. Men vindt er een groeten r0kdom
van edele metalen, alsmede voortreffeiyke
weiden en bosschen met fraaie houtsoorten.
In de dalen vindt men er plantaa^Jes van
bananen, suikerriet en kofiie. Het klimaat is
er gezond en de inwoners, ten getale van
omstreeks 40000, zün byna allen van Indiaan-
schen oorsprong. De hoofdstad is Ocotal (Nueva
Segovia) aan den bovenloop van de Goco. In
hare nabQheid zQu goud- en zilvermtjnen ont-
gonnen.
Segu of Stffo is de naam van een Neger-
staat op de beide oevers van den bovenloop
der Niger (aldaar D^oliba geheeten) in het
westelQk gedeelte van den Soedan en wordt
bewoond door de Heidensche, kryguuohtige
Bambara. De Fransche kapitein OcUlwUheett
in Maart 1881 te Nango met uiA«MM2o«, koning
van Segu, een verdrag gesloten, waardoor de
Franseben uitsluitend het recht verkregen,
om zich aldaar te vestigen en kantoren te
stichten. Daarvoor verleent Frankrgk aan
Ahmadoê een Jaargeld van 25000 fhincs.
Ségur is de naam van een adellük geslacht
in Frankr^k; het behoorde tot de Protestan-
ten en had in de Beligie -oorlogen veel te
lyden. Yan de leden van dit geslacht vermel-
den wfj:
^kiUppe Memri^ markies de Sigmt Ponehat,
geboren den 208ten Januari 1724. In de oor-
logen van Lodêmijk XV werd hg bevorderd
tot generaal, verkreeg vervolgens het opper-
bevel over een armeekorps in Franche Comté
en zag zich in 1780 onder LodmoJih XVI
benoemd tot minister van Oorlog. In die be-
trekking organiseerde hy de lichte artillerie
en den generalen staf. Nadat hO in 1788 tot
maarschalk was benoemd, legde h0 in 1787
de portefeuille neder en overleed den 8sten
October 1801.
Ltm» JPküippey graaf de Sêgfnr d'JguêUêaUy
een zoon van den voorgaande en geboren te
Partfs den lOden December 1758. H0 nam als
kolonel deel aan den Amerikaanschen vrQ-
heidsoorlog en vertrok in 1788 als gezant
naar Petersburg. Bü den aanvang der Bevo-
lutie keerde hf naar FrankrQk terug, werd
lid der Nationale Yergadering en maréchal
de camp en begaf zich in 1792 als Fransoh
gevolmachtigde naar het Pruisische Hof. Na
de terechtstelling des Konings nam hO ztfn ont-
slag uit den staatsdienst en toefde gedurende
het Schrikbewind in a£Mndering te Chfttenay
44S
SÉaUB— SEIGNEUR.
bg Soeaux. Als Tniohtan vsn lUn ledigen tQd
▼enoheneo: ^Théttre de rbermitftge (1798,
^ dln)*", — en „T»bleM historiqoeetpolitfqne
de rEorope de 1786—1796, contenant Tbis-
toire de Fiédério-Gnillaame n (1810, 8 dln;
5de dnik, 1888)". Ten tQde van betGonsnlaat
was bQ lid van bet Wetgrerend Licbaam,
daarna van den Staatsraad en sedert 1808
Tan bet Institant Napoleon benoemde bem
later tot graaf en ceremoniemeester en in 1818
tot senator. Lodêwijh XVIII begiftigde bem
bg de eerste Bestanratie met de waardigbeid
Yan pair, doob daar de Ségwt gedorende de
Honderd Dagen de sQclo ▼&& NajKiêon koos,
berfcreeg bg den pairszetel eerst in 1818. HQ
overleed den 27sten Angnstns 1880. Eene keur-
leiing nit ztfne gescbriften versobeen onder
den naam van: „Oeuvres" in 1884 tot 1880
in 88 deelen. BelangrUk Et|n ook sUne „Mé-
moires, souvenirs et aaecdotes (1886—1826,
3 dln; 2de dmk, 1859)'\
Jotpk AUxandre^ gnMi dé Sêgwr^ een broe-
der van den voorgaande en geboren te ParOs
in 1756. In 1788 werd bQ maröcbal de camp
en sncbtte gedurende de Bevolntie gemimen
tgd in den kerker. HQ overleed te Bagnères
den 87sten Jali 1805. HU gaf ondersobeidene
blflspelen in bet licbt, alsmede: „Gorrespon-
dance seoröte de Ninon de TEnolos (1790)**,
— „La femme Jalonse (1791)", — en „Les
femmes, lenr condition et lenr inflaence dans
rordre social (1808, 8 dln: 8de drok, 1885,
8 dln)", — benevens „Geovres diverses (1813)**.
Paul Phmppe, graaf dê SSgmr^ een zoon
van Gtraaf Lome Phil^ppê (zie boven). HQ werd
geboren den 4den November 1780, trad in
1796 als gewoon bnzaar in dienst, nam deel
aan den veldtocbt van Morecm in Beieren en
aan dien van Macdonald in Granwbander-
land, zag zicb in 1802 btf den generalen staf
geplaatst, knoopte in 1805 onderbandelingen
aan met Maok omtrent de overgave van Ulm
geraakte in den Poolscben veldtocbt kr^gsge-
vangen bV de Russen, werd door den vrede
van Tilsit op vr||e voeten gesteld en verwierf
in Spatie bg de bestorming der boogten van
SomosslSrra den ranff van kolonel. Nadat btj
de catastrobe van 1818 als brigade-generaal
in bet gevolg van Napoleon bad bQgewoond,
organiseerde bg in bet oegln van den veldtocbt
van 1814 bet 5de regiment der gardes d*bon-
neur en ontving na den val van NapóUonxli
de banden van Lodewifk XVIII het opper-
bevel over de kavallerie, uit de overbigfiwlen
der oude garde gevormd. Daar bg gedurende
de Honderd Dagen zicb op bevel van Napo*
leon belast bad met de betrekking van cbef
van den generalen staf bg bet leger, bestemd
tot dekking van de Rgn, keerde bg na de
Tweede Restauratie tot bet ambteloos leven
terug en sobreef zgne: „Histoire de Napoleon
et de la grande armee pendant 1818 (1^84,
8 dln; 16de druk, 1858)**. In 1830 werd bg
lid der Académie. Na de Jnli-omwentellng
kwam bg weder in werkeigken dienst, werd
in 1881 tot luitenant-generaal en tot pair be-
noemd en overleed den 85sten Februari 1873.
Gok leverde bg eene „Histoire de Russie et
de Pierre Ie grand (1889, 8 dln)*', — en eene
„Histoire de Gbarles VIII (1835, 3 dln; 8de
druk, 1848)**, grootendeeis ontleend aan de
letterkundige nalatensobap van zgn vader.
Van bem versebeen nog na zgn dood: „His-
toire et mémoires, periode de 1789 k 1848
(1878, 8 dln)**.
Segura (De), in de dagen deroudbeld Tader
en door de Mooren Nair el Ahiad gebeeten,
is eene rivier in bet znidoosteigk gedeelte van
Spanje. Zg ontspringt met baar noordeigken
tak aan de oosteigke belling van den Sierra
de Segura en met baar zuideigken tak aan de
noordeigke bellbig van den boscbrgken Siörra
Seca. zg vereenif^n zicb bg La Ghraya in de
provincie Albacete. Daarna stroomt de Segura
door de beidevelden der Despoblados deMur-
cia in eene oosteigke ricbfing, ontvangt acb-
tervolgens de Mundo, de Garavaca en de Quipar,
baant zicb een weg door bet gebergte, kron-
kelt in zuidoosteigke ricbting door een volk-
rgk en vrucbtbaar dal, wendt zicb bg Alcan-
tflirilla weder naar bet oosten, komt in de
welige Huerta de Murcia, neemt de Sangonera
op, bereikt boven Gribuela de provincie Ali-
cante en stort na een loop van 340 Ned. mgi
beneden Guardamar zicb uit in deMiddel-
landscbe Zee. Alleen baar mond Is voor zee-
scbepen bevaarbaar. Haar stroomgebied beeft
eene oppervlakte van bgna 300 Ogeogr.mgi
en bare oevers zgn meermalen door over-
stroomingen geteisterd.
Seidl (Jobann Gabriei), een Gostenrgksoh
dicbter, geboren te Weenen den 21sten Juni
1804, werd in 1829 professor aan bet gymna-
sium te Gilli, in 1840 custos van bet kabinet
van munten en oudbeden te Weenen, in 1856
directeur der Keiaerigke scbatkamer en in
1867 regeeringsraad. In 1871 ontving bg pen-
sioen en overleed te Weenen den 18den JuU
1875. Sedert 1847 was bg lid der Aeadémie
van Wetenscbappen te Weenen. Hg scbreef:
„Dicbtungen (1886—1829, 3 dln; 8de druk
1836)**, — „Lieder der Nacht (8de dmk 1851)*',
— „Flinserln,5strelcbariscbi G*setzln. G*sang*ln
und G*scbicbt*ln (1828—1837, 4 stukken)**,—
„Bifolien (1836; 5de druk, 1855)**, — „Lieder-
tafel (1840)**, — „(ïedicbte in niederdsterrei-
cbiscber Mnndart (1844)**, — en „Natur und
Herz (1853; 3de druk, 1859)**. AU verbaier
leverde bg: „Erzfthlungen (1888; 3 dln)**, —
„(Jeorginen (1836)**, — „NoveUetten (1838)**,
— „Episoden aus den Roman des Lebens
(1839)*', — „Wandemngen durcb Tlrol und
Steiermark (1840)**, — „Laub und Nadeln
(1842, 2 dln; 2de druk 1871)**, — en „Pen-
tameron (1843)**. Zgne „Qesammelten Scbrif-
ten** zgn in 1876 in 6 deelen in bet licbt
verscbenen.
Seigneur, afkomstig van bet Latgnscbe
«miMf (de oudere), noemde men in Frankrgk
den zoodanige, die een leen van de Kroon
met alle daaraan verbondene reobten over per-
sonen en eigendommen bezat. Zulk eene beer-
igkbeid beette men eene weignmriB^ en het
geheel der vermelde rechten eeignemriage^ ter-
wgi men den seigneur ook met den naam van
fueHcier bestempelde, omdat hg de booge en
lage rechtsmacht uitoefende. Sedert de ophef-
fing van bet leenrecht evenwel (3 Augustus
1789) heeft dit alles opgehouden te bestaan,
zoodat het woord seigneur een bloote titel
ia van souvereine vorsten, prinsen, bisschop-
pen enz. Gok geeft men gewoonigk aan den-
gene, die op groeten voet leeft, den naam
van fffomd êei^nenr. In Franschen kwkstgi is
SEIGNEUB-SEINE.
448
U SeiffMêmr het Opperwesen en Fotre Sei^mur
Beine (De), bU de Ouden Sejtiaiia gebee-
ten en éene der 5 boofdrtrieren van FnmkrOk,
ontipringt ter boogte van 471 Ked. el boven
de oppervlakte der see in bet departement
Cdte d*Or op bet Platean van Langres aan
den voet van den Mont Taaeelot bt) Oban-
«eanx, stroomt in eene noord westeltPie riebting
door de departementen Cdte d'Or, Aabe,
6efaM-et-Mame, Seine-et-Oiae, Seine, Enre en
Seine-Inferieore, beeft een sterk gekronkelden
loop ter lengte van 770 Ned. mgi en stort
tosBoben Havre en Honfleur met een mond
ter breedte van .10 Ned. mtfl sicb nit in bet
Kanaal. De rivier wordt bQ Marcilly (mond
van de Aabe) bevaarbaar, is van Bonen af toe-
gankelQk voor seesebepen en wordt door
stoombooten drok bevaren. Haar stroomgebied,
binnen de grenien van FrankrQk gelegen en
sicb uitstrekkend over eene oppervlakte van
1800 Q geogr. mQl, omvat Champagne,
Isle de France, Brie, Beauce en de vrnobt-
bare dreven van Normandië en heeft Parys
tot middenpnnt. Dat stroomgebied , is door
slechts weinige bergen omgeven en vaak loopt
de watersebeiding langs U^pe heuvels. Behalve
Parys vindt men aan de Seine de volgende
beUngrOke plaatsen: Oh&tillon, Bar, Troyes,
Nogent, Montereaa, Melun, Corbeil, Choisj,
6èvres, StCloud, Sfc. Dmiis, Argenteuil, St
Oernuün, Poissy, Mantes, Vernon, Les An-
delys, Elboeui; Bonen, Barfleur, Honfleur en
Lie Havre. Hare aaniieniykste lyrivierenzyn:
de Oore, Anbe, Téres, Mame, Olse, Epte
en Andelle op den rechter, en de Tonne(met
de Serain en Arman^on), Loing, Essonne,
Eure en Eille op den linker oever. Zy is door
'een uitmuntend stelsel van kanalen in verbin-
ding gebracht met de Somme, de Schelde, de
Bfaas, de Bfln, de Bhdne, de Sa6ne en de
Loire en vormt alaoo in Frankryk de belang-
rykste rivier voor het binnenlandsch verkeer,
daar ly niet alleen de hoofdstad in gemeen-
-schap brengt met het Kanaal, maar ook door
kanalisatie met den Atlantischen Oceaan, de
Noordaee en de Middellandscbe Zee. Niet
minder dan vier departementen lUn naar de
43eine genoemd, te weten:
Het departement 8^ne, een gedeelte van
het voormalig landschap Isle de France en
t>msloten door het departement Seine-etOise.
fiet is het kleinste departement van Frank-
ryk en beslaat slechts 8,64 n geogr. myi;
doch het is tevens wegens het aldaar gele-
gene Parys het volkrykste. In 1872 telde het
ruim 2200000 en in 1881 byna 2800000 sie-
len. Het land is er meestal vlak; tot de
hoogten behooren er slechts op den reohter
oever der Seine: Montmartre en BntteChau-
mont, en op den linker oever: de Mont Ya-
lérien en Bicêtre. Tot de rivieren behooren
«r, behalve de Seine, die de Mame opneemt,
de Bièvre en de Crould. De grond is er licht
en dor, maar wordt door noeste viyt seer
vraebtbaar gemaakt Van de oppervUkte lyn
ruim 29000 Ned. bunder bouwland, 1600
weiland, byna 2800 wyngaarden, 1800 bosob
en 3600 ooftgaarden en moestuinen. De voor-
naamste voortbrengselen ayn er tarwe, haver,
aardappelen, penlvmohten, wyn, ooft, slacht-
vee, melk en boter, maar ly zyn op
verre na niet voldoende voor de behoefte der
groote bevolking. Voorts heeft men ersteen-
gipsgroeven, ahraiede minerale bronnen. Van
groot belang is er de nyverheid, vooral te
Parys (lie aldaar). Hier heeft men volgens
het laatste verslag van de Kamer van Koop-
handel 101171 nyverheidsondememingen met
byna 417000 werklieden, die eene waarde
scheppen van 8869 millioen francs. Toch zyn
er slechts 7 600 nyverheidsondememingen met
meer dan 10 werklieden. Het departement is
voorts van spoorwegen doorsneden, in 8 ar-
rondissementen verdeeld en heeft Parys tot
hoofdstad.
Het departement Semêet-Mame^ gevormd
uit gedeelten van Isle de France, Champagne,
Brie en Ofttinais. Het grenst in het noorden
aan de departementen Oise en Alsne, in het
oosten aan Mame en Aube, in het zuiden aan
Tonne en Loiret en in het westen aanSeine-
et-Oise, en telt op 104,18 Q geogr. myi byna
849000 inwoners (1881). Het land isvry vlak,
slechts hier en daar eenigssins heuvelachtig,
heeft een vrachtbaren bodem, wordt uitmun-
tend bebouwd en ontvangt zyne besproeiing
van de Seine (met de Tonne, Loing en Téres)
en van de Marne (met de ()arcq en Morin).
Het klimaat is er aangenaam en gesond.Men
vindt er byna 400000 Ned. bunder bouwland,
88 000 wdland, 1 900 wyngaarden, 8 000 bosch
(daaronder het groote bosch van Fontaine-
bleau) en 6600 ooftgaarden en moesgronden.
Tot de voortbrengselen behooren er tarwe,
haver, rogge, gerst, aardappelen, suikerwor-
telen, vlas, hennep, wyn, ooft, bout, slachtvee,
enz. Ook ayn er groeven van molensteenen,
alsmede minerale bronnen. De nyverheid houdt
er zich bezig met de vervaardig^ van pa-
pier, beetwortelsniker, porselein, aardewerk,
glas, chocolade, leder, handschoenen, kaarsen
enz. Ook zyn er bierbrouweryen en brande-
wynstokeryen, en de handel in genoemde pro-
ducten is zeer levendig, inzonderheid in kaas,
daar de fromage de Brie eene groote ver-
maardheid bezit Het departement wordt door-
sneden van 4 spoorwegen, die alle van Parys
komen en onderscheidene vertakkingen heb-
ben. Tot de kanalen behooren er het Loing-
Onrcq-kanaal. Het onderwys wordt er gege-
ven in 3 gemeenteiyke colleges, 13 scholen
van middelbaar en 800 van lager onderwys.
Het departement is verdeeld in 6 arrondisse-
menten en heeft Melun tot hoofdstad.
Het departement Seine etOite^ desgeiyks
gevormd van een gedeelte van Isle de France.
Het is omgeven door de departementen Oise,
Selne-et-Marne, Loiret, Eure-etl^oir en Eure,
omsluit bet departement Seine en telt op
107,77 n g^gf' myi byna 678 000 inwoners
(1881). Het land Is er meestal vlak, heeft
er weinig heuvelketens, een vrachtbaren,
uitmuntend bewerkten bodem en wordt door
de Seine, Oise, M«rae, Essonne en vele an-
dere kleine rivieren besproeid. Het klimaat is
et zacht en gezond en men vindt er mine-
rale bronnen te Enghien, St.Oermain en Ab-
beconrt. Voorts beeft men er byna86700Ned.
bunder bouwland, 20000 weOand, 17 000 wyn-
gaarden, 77000 bosch en 8 000 ooftgaarden en
moesgronden. Tot de voortbrengselen behoo-
ren er tarwe, haver, rogge, gerst, aardappe-
leof, groenten, suikerwortelen, vlas, wyn, ooft en
SBINE-8EJA.NU8.
hout en vee. Ook de l>||eDteelt en de TlsscherQ
stfn er van veel beUng. De üftbrieknliverheid
bepaalt er s]ch vooral tot de yerTaardiging
▼aa papier, beetwortelsniker, wollen, katoe-
nen en linnen stoifen, gseren Toorwerpen,
machines, lampen, Blaghoe^jee, kaarten, glas
ens., en een levendige handel is daarvan het
gevolg. Onderscheidene spoorwegen, van ParQs
uitgaande, doorkruisen dit departement. Men
heeft er een lyceum, 2 gemeenteltfke colleges,
3:^ scholen van middelbaar en 1 081 van lager
onderwUs. Het is verdeeld in 6 arrondissemen-
ten en heeft Versailles tot hoofdstad.
Het departement Seinelnfkiewrê^ gevormd
nit Haate Normandie en een gedeelte van
Eonmois. Het is omgeven door de departe-
menten Somme, Oise en Eore en door het
Kanaal, en telt op 109,67 Q geogr. mtfl btjna
814000 lielen (1881). Langs de kost heeft
men krytrotsen van aanmerkelj)ke hoogte,
doch er itJn behalve den mond der Seine
geene baaien en behalve Kaap Hève geene
voorgebergten. Het land bestaat uit vruchtbare
dalen en boschryke heuvels en behoort tot
de rtfkste, best bebouwde en dichtst bevolkte
van FrankrUk. De voornaamste rivier is er de
Seine, die door het zuidwesteigk gedeelte van
het departement kronkelt en er eenige kleine
rivieren opneemt; voorts heeft men er nog
eenige kw^vieren, zooals de Bresle, Argues,
Saane en Durdent Het klimaat Is er leer
▼eranderltjk. Men vindt er ongeveer 878 000
Ked. bunder bouwland, 4200 hooiland, 70000
bosch en 15000 weiland. Tot de voortbreng-
selen behooren er vooral tarwe, haver, rogge,
gerit, aardappelen, groenten, peulvruchten,
suikerwortelen, vlas, koolsaad, hop, ooft en
veel vee. Van de minerale bronnen worden
die van Forges les £aux het drukst bezocht
Evenals landbouw en veeteelt, bevindt er
aich ook de nüverheid op eene hooge trap
van ontwikkeling; men heeft er inionderheid
katoenspinnerij en wevery, wolspinnert), la-
kenweverQ, vlasspinnerQ en linnenweverU,
vervaardiging van tulle, bloemen, leerdoek,
enz. Daarenboven verwerkt men er tfser, ko-
per en lood, vervaardigt men er blik, ma-
chines, metalen voorwerpen, glas, leep, pa-
pier, brandewijn, beetwortelsuiker, chocolade,
zakuurwerken, voorwerpen van ivoor enz.
Van belang is er ook de visscherQ en bovenal
de handel. Behalve de haven van Le Havre,
na die van Marseille de belangrijkste van
Frankrijk, heeft dit departement 10 haven-
plaatsen, waaronder die van Bonen, Eu, Tré-
port, Dieppe en Barfleur, en het ontbreekt
er niet aan spoorwegen. Tot de inrichtingen
van onderwijs behooren er 2 lycea, 2 ge-
meentelijke colleges, 20 scholen van middel-
baar onderwijs en 1 834 lagere scholen. Het bevat
6 arrondissementen, en de hoofdstad is Bouen.
Seinen of si^ndte» s|jn teekens, waardoor
men het éen of ander kenbaar maakt. By de
voorposten van een leger heeft men een $em
en eoiUrasemf dienende om den vriend van
den vijand te onderscheiden. Men plaatst des
nachts door middel van lantarens seinen op
schepen, ten einde het aanzeilen te verhoe-
den, en op zee wisselen de schepen, die el-
kander op een afttand voorbij zeilen, vragen
en aatwoorden door middel van sda vlaggen.
De Nederlandsche zeemacht heeft een dagsein*
boek met 10 vlaggen, 10 wimpels en 8 lier-
halingswimpels, terw||l de koopvaardSsoh^^ea
veelal gebruik maken van de seinen van Mar-
rifot. Sedert 1866 eehter heeft men meer en
meer het seinstelsel van Seffold-CkautMmpg
aangenomen. Dit is in Frankrijk b|j de nsa-
rine en de koopvaardtf in gebruik en omder-
scheidt zich door groote eenvoudigheid, hoe-
wel het seinboek meer dan 19 000 woerdea
en volsinnen bevat in de meestbekende talea.
Ook z|jn daarin nacht-, mist-, getQ- en nood-
seinen opgenomen.
Seiamit-Doda (Frederico), een Italiaaaseh
staatsman, geboren te Ragusa in Dalmatië In
1826, studeerde te Padua in de rechten en
bevond zich tegen het einde van 1847 onder
de studenten, die wegens staatkundige woe-
lingen in hechtenis werden genoiaen. B|
streed in 1848 btj Treviso en Vicenza en be-
hoorde na den val van Venetië ( Augustua 1849)
tot het veertigtal, dat van de amnestie van
den Keizer van Oostenrijk was uitgesloten. HO
bevaf zich naar Turijn en schreef er: „Bo-
manzi deiresilio*' en „Volontari italiani'', Ur-
w|jl h|} medewerker was aan verschillende
tydschiften. In 1867 werd h|j algemeen ver-
tegenwoordiger van de verzekeringmaatschap-
PU te Triest en in 1866 zag hg ztoh gekoaea
tot lid van het Parlement in Italië. Voorts
werd h|j in 1876 secretaris-generaal van het
departement van Financiën en den 19den De-
cember 1878 minister van Financiën in het
Kabinet Oetiroliy doch in het laatst van dat jaar
trad h|j af met het geheele minisisrie.
Seiamometer of aardbemagmeiêrj zie
Aturdbeniag,
Seïstan of Sed^estan, eene Per^sehe pro-
vincie in het zuidwesten van Aij^hanistan,
teU op 3 828 p geogr. m|jl nauweliks 60 000
inwoners en is grootendeels eene steppe. Al-
leen langs de rivieren vindt men bewoonbare
oorden. Z0 wordt door de Hilmend besproeid
en door Beloed^en (nakomelingen der oude
Perzen) bewoond. Dit land is de wieg der
Iraniërs; het heeft nog vele gedenkteekens
uit de dagen der Oudheid, terwijl het geene
herstelling vond van de verwoestingen, waa^
doOT het in de 16de eeuw door TameriaM ge-
teisterd werd. In 1862 onderwierp het sksh
aan Perzië, en in 1870—1872 bepaalde eene
Engelsche commissie de grenzen van dit ge-
west naar de z|jde van Afghanistan en Be-
loedsjistan.
Seijanus (Lucius Aelius), de machtige gan-
steling van den Bomeinschen Keizer Tihmtf
had, als bevelhebber der Praetoriaaasche ben-
den, zoowel op deze als op het vertrouwen
des Keizers steunende, eenigen t|jd het oppe^
gezag in Bome. Om voor zich een weg te ba-
nen naar den troon, deed h|t in 23 na Chr.
DrunUf den zoon des Keizers, door diens van
hem verleide gemalin Livia door vergif om-
brengen en ruimde voorts Agripfma^ de ge-
malin van Chrwkanieutj benevens de zonen van
dezen, JHero en Drimtf, uit den weg. Om ztja
invloeid op den Keizer te vermeerderen, haalde
h|j dezen in 26 over, zich naar het eiland C2a-
prea te begeven. Intusschen erlangde de Keizer
bericht van eene door S^am» opgerokkende
samenzwering, zoodat h|j dezen met 31 leden
van z|jn geslacht en een groot aantal aadere
medeplichtigen deed ter dood brengen.
SëJOUR-SëLENE.
445
S^onr (Victor), een Franschtooneelachrtt-
Ter, geboren te Par|j8 in 1816, leverde aan^*
yankelQk eenige gedichten, maar bepaalde
aieh vervolgens by het drama en overleed
den 20sten September 1874. Van de door hem
g^everde stnkken noemen wQ: ,,La chute
de Séjan (1849)*' — ,,Biehard III (1852)**,
— „L*argent dn diable (1854)**, — „Les noces
vénitiennes (1855)**, — „Les flls de la nnit
(1857)**, — „André Oérard (1857)*', — „Les
grands vassauz (1859)*', — „Les mystóres dn
Temple (1861)*', — „Les flb de Charles Qnint
(1864)*', — en „La Madame des roses (1868)'*.
SelaJSixiëen is de naam van eene twee-
saadlobbige plantenfamiUe. Zg omvat kleine
heesters en eenige kmiden met afwisselende,
enkelvondige, gave of getande, zittende of ge-
Bteelde bladeren en volkomene, onregelmatige
bloemen, die meestal eindstandige aren vormen.
De overblQvende, scheede-ofbnisvormigekelk
is éenbladig, 3- tot 5-tandig of deellg, zelden
tweebladig. De bloemkroon is op den bloem-
bodem ingeplant, éenbladig, met eene gave
of overlangs gespletene buis en een 4- tot 5-
lobbigen, 1- of 2 lippigen zoom. In de bnis
der bloemkroon bevinden zich 4 tweemachtige
of 2 meeldraden met draadvormige helm^tMien
en éenhokkige, overlangs openspringende helm-
knoppen. Het bovenstandig, 2-hokkig vmcht-
beginsel heeft in ieder hol^e een enkelen, han-
genden, anatropen zaadknop, en de eindstan-
dige , ongedeelde sttjl draagt een ongedeelden
stempel. De vracht bestaat nit 2 éenzadige, bQ
volkomene rQpheid zich van elka&r scheidende
dopvmehten. Het zaad heeft in de as van het
vleezig kiemwit eene rechte kiem met een
naar boven gekeerd worteltje. Deze familie
groeit nitslnitend aan de Kaap de GN>ede Hoop
en telt ongeveer 40 soorten van welriekende,
firaai-bloeiende gewassen.
Selaglnella Spring, is de naam van een
bedekt bloeiend plantengeslacht uit de klasse
der Z$fcopodiaetëny met 2 soorten van sporen,
die in macro- en microsporangiën besloten en
vrg geplaatst zQn in de oksels der bladeren.
De eigenlQke Selaginelle^n hebben een rolron-
den, draadvormigen, gaffélvormig vertakten,
Uggenden stengel, bedekt met kleine, schnb-
vormige, enkelvoudige bbia<Ues. De bladeren,
die in hunne oksels sporan^ën dragen, zyn
meestal tot eindstandige aren vereen igd. Van
dit geslacht, dat in meer dan 200 soorten over
de geheele aarde is verspreid, vindt men 2
soorten in Midden-Eurot»a, maar vele in Znid-
Europa, Amerika enz. Men kweekt ze in de
warme kas, waar lU tot bekleeding van rots-
blokken enz. dienen. Doordien de vertakkin-
gen van den stengel alle in éen vlak gelegen
zQn, herinnert de plant in voorkomen aan
de Levermoisen (Hepaticeën).
Selam, een Arabisch woord, in alle Isla-
mietische talen opgenomen, beteekent den
goddeigken vrede. Selam tileik of „vrede zQu**
is de gewone groet der Mohammedanen, die
beantwoord wordt met Aleik et Selam of „over
u zy vrede". Dok geeft men te Constantinopel
den naam van Selam aan eene toegezondene
bloem of vmcht, welke eene sjmbolische be-
teekenis heeft.
Selbome (Sir Boundell Palmer, lord),
een Britsch staatsman, geboren den 278ten
November 1812, studeerde te Dzford, werd
in 1837 barrister en nam in 1847 zitting in
het Parlement. Hier voegde hQ zich bQ de
Whigs en onderscheidde zich bQ de behande-
ling van technisch Juridische vraagstukken.
In 1861 was htf onder JPalmerttan sollicitor-
general, in 1863—1866 attomey-general, maar
trad af met het Whigministerie. In 1868
wees hO de hem door CHadeione aangebodene
betrekking van lord- kanselier af, omdat hQ
afkeerig was vim diens lersche politiek, doch
in 1871 vertegenwoordigde hQ de Britsche
Begeering by het scheidsgerecht te Genève. Na-
dat de lersche Kerkhervorming was aange-
nomen, aanvaardde hy in 1872 het ambt van
lord-kanselier, werd lid van het Hoogerhnis,
maar keerde in 1874 met Oladêtone tot het
ambteloos leven terug.
Seld^joeken zyn de leden van een uit
Boekharye afkomstigen Turkschen stam, door
Sfddfoekj den zoon van Jalcak omstreeks het
Jaar 1000 verzameld en tot den Islam ge-
bracht. Séldfjoeh overleed in 1030; zyn zoon
Afëlan en zyne kleinzonen Dfjaghir-hejf en
Toffhril % vernietigden het Ryk der Ghasna-
widen en veroverden Toeran en Iran. TogkrU-
hetf werd in 1060 te hulp geroepen door
Khalif Alkaïm en na het verdry ven van dezen
tot Emir al Omra en Koning van het westen
en oosten verheven. Hy vestigde zyne resi-
dentie te Ispahan en overleed in 1063. Hy
werd opgevolgd door zyn neef Alp AnUm
(1063-1072), die Syrië en Klein- Azië over-
weldigde, en deze door zyn zoon MèUkfjaeh
(1072-1092), die zich verdiensteiyk maakte
door bevordering der wetenschap, de eenheid
van het ryk der Seldqjoeken bevestigde en
als groot sultan heerschappy voerde van de
Aegeesche Zee tot aan de Indus en van de
Perzische Golf tot aan de Jaxartes. Na zyn
dood werd het Byk geteisterd door bloedige
oorlogen tuBschen zyne broeders en zyne zo-
nen en in een aantal kleine Staten verdeeld,
die elkander belaagden en verzwakten, totdat
^ ten laatste eene prooi werden van den
sterkere. De nakomelingen van Mdikfjaek
hielden zich staande in het sultanaat over de
oosteiyke provinciën, over het hoogland van
Iran; de laatste, Tcghrütjachy bezweek in
1194 voor het zwaard der Chorawesmiërs.
Jongere lynen van het Huis 'of afvallige emirs
stichtten heersehappyen in Syrië, Mesopoto-
mië en Klein-Azië, byv. het Seld^oekenryk
van Iconium in KlelnAzië, in 1078 door 300-
leimem. den zoon van Koeioelmiij gegrond-
vest, dat van Antiochlë, Damascus en Aleppo
in Syrië, van Edessa en Moesoel in Mesopo-
tamië enz., welke gedeelteiyk in de 12de
eeuw door Salad^ gedeelteiyk in de 13de
door de Osmaansohe Turken werden vernietigd.
Selene, by de Bomeinen, Luna, de Bfaan-
godin, was eene dochter van Hyperum en
Theia^ eene zuster van Sdiot (de Zon) en
van Eo${é» Dageraad) en werd later vereen-
zelvigd met Ariemiê (Diana) en Pertéphom
(Prosérpina). Zy schonk aan Ündymum 58
dochters en aan Zene (Jüpiter) Pamdia en
Reree (de Dauw). Men stelde haar voor op
een wagen, met 2 witte paarden of koeien
bespannen. Te Bome had Lwm een aloud
heiligdom op den Aventynschen Berg, en zy
was, evenals Sol^ eene beschermende godheid
van den circus. Men stelde haar voor met een
446
SELENE^SELEUCUS.
onudoierd aehterhoofd, eene halve maan bo-
ven het voorhooM en een ftikkel in de hand.
— Aan gewaande bewonen der Maan heeft
men wel eens den naam van telMM^M gegeven.
Selenium (Se) U een enkelvonSg li-
chaam, dat veel overeenkomst heeft met iwa-
vel en tellariom. Het is seer verspreid, maar
in de natanr overal slechts in leer geringe
hoeveelheden voorhanden. Men vindt het
vooral bil de zwavel der Ldparische Eilanden
en verbonden met lood, koper, kwik en zil-
ver in den Han, in Noorwegen en in Mexico.
In leer . geringe hoeveelheid vindt men het
ook in zvravel- en koperkies, in linkblende
enx. BQ het verwerken van kies tot swavel-
zanr troedt het in aanmerkeiyke hoeveelheid
op in looden kamers. Uit eene konde op-
lossing van selenigsonr wordt door middel
van zwaveiigiaor rood, amorph selenium neer-
geslagen, hetwelk in zwavelkoolstof oplost
en hieruit verkregen wordt in den vorm
van donkerroode kristallen. Dit selenium heeft
een soortelijk gewicht van 4,6 en wordt b0
verwarming langzamerhand week. Wordt het
gesmolten, snel tot 210^ C. afgekoeld en op
deze temperatunr gehouden, dan stijgt z|jne tem-
peratuur plotseiyk tot 217^0., waarna het se-
lenium verandert in eene grofkorrelig- kristal-
Ifjne, loodgrijze massa met een soortelQk ge-
wicht als boven. Dit metallisch selenium is
onoplosbaar in zwavelkoolstof, smelt btj 217® C.
en wordt bfj snelle afkoeling weder amorph.
Selenium kookt bfj omstreeks 700^ C. en is
sublimeerbaar. Het geleidt als metallisch sele-
nium de electriciteit Zijn atoomgewicht is 79.
In de lucht verwarmd, verbrandt het onder
verspreiding van een reuk, welke herinnert
aan dien van rottende rammenas tot selenig-
zuuranhjdride (seleniumdiozyde SeOa), dat in
kleurlooze naalden kristalliseert De oplossing
daarvan in water bevat het eigenlek selenig-
zuur (H^SeOs), hetwelk desgelijks kristalU-
seert, door zwaveligzuur ontleed wordt en 2
reeksen van zouten vormt. B|j aanwerig-
heid van water verandert chloor het selenium
of het selenigzuur in seleniumzuur (HjSeOa). Dit
vormt eene kleurlooze vloeistof met een soor-
telijk gewicht van 2,627, lost goud en koper
op onder vorming van selenigzuuranhjdride, —
Qzerzink enz. onder ontwikkeling van water-
stof. Het wordt niet door zwaveligzuur ontleed,
maar geeft met zoutzuur selenigzuur en chloor;
ztjne zouten herinneren aan de zwavelzure
zouten. Met waterstof vormt selenium het
sterk vergiftig seleniumwaterstofl^as (HaSe),
dat naar zwavelwaterstof riekt, maar sterk
op de ademhalingsorganen werkt Het sele-
nium werd in 1817 door BerteUus ontdekt
Selenka (Emil), een verdiensteigk dier-
kundige, geboren te Brunswijk den 27sten
Februari 1842, studeerde te Qdttingen in de
natuurigke historie en zag zich in September
1868 benoemd tot gewoon hoogleeraar in de
zoölogie en vergelijkende anatomie te Leiden.
In April 1874 vertrok h|j in die betrekking
naar Erlangen. H|j heeft belangrijke geschrif-
ten geleverd, vooral óver de ontwikkdingsge-
schiedenis der stekelhuidigen en der gewer^
velde dieren.
Seleuoia (Seleukeia) is de naam van on-
derscheidene, meestal door Sehucuê I in Azië
gestichte steden. Daarvan vermelden w|j : iSit- I
2mei0 im Sabglomë^ eene Grieksche kolonie op
den rechter oever van de Tigris en aan h^
'scheepvaartkanaal Narsares, dat zich uit-
strekte naar de Eufraat. Het verhief zieh ten
noordoosten van Babyion en was hoofdzak<>-
Itjk uit de bouwvallen van deze stad opge-
trokken. Door hare gunstige ligging werd s||
de stapelplaats van den Ooetersohen handel,
totdat de oorlogen tusschen de Parthers ea de
Bomeinen hare welvaart vernietigden. Trtffa^
mu (116 na Chr.) nam haar in beiit, en toen
er een opstand uitbarstte, gaf hu haar prtje
aan de vlammen. Later (165) werd z|j door
Avidimê Oatiimi geheel en al verwoest Zff
telde toen nog V« millioen inwoners. Met de
stad Ktesiphon, op den anderen oever van
de Tigris gelegen, droeg zfj bg de Syriêra
den naam van Madaïn, en hare pulnhoopen
dienden in de 9de eeuw den Abassiden tot
stichting vsn Babyion. — In de tweede plaat»
noemen wij : Selmteia FUria, eene stad aan
de kust van Syri6, ten noorden van den mond
der Orontes, met eene goede, versterkte ha-
ven. Z|j was de stapelplaats van Antiochié
en van groot belang in de oorlogen tusschen
de SeUëeidm en de FióUmamusêm. Ook thans
nog getuigen aanzienlijke lK>uwvallen van de
voormalige grootheid dezer stad. Merkwaardifr
is ook de in den Piériaberg uitgehouwene
necropolis (doodenstad) met vele catacomben
en grafkamers. — Een derde SSsJtiwia lag in (?i-
liciö aan de Kalycadnus; ztj werd wegens
een tempel met een orakel van ApoOo druk
bezocht
Seleuous is de naam vaneenige koningen
van Syrië, wier geslacht den naam van dat
der SeUuMem draagt Hun stamvader, SeUth
eus I Nieaior, een zoon van Antioeèmê en ge-
boren in 866 vóór Chr., nam als aanvoerder
van een phalanz deel aan den veroveringstocht
van AlesDtmdêr de GrooU en verkreeg na diens
dood in 321 de landvoogd!) Babylonié en
daarenboven van Ant(g<M(M in 817 die van
Susiana. Laatstgenoemde riep hem wegens zljn
bestuur ter verantwoording, maar Sdtmmu
vluchtte naar Egypte, waar hfj in 316 een
verbond der oveiige Diadochen, inzonderhdd
van Cauandêr en Lytimachm^ tegen AmHuo"
nu9 tot stand bracht Si^Mteuê herkreeg echter
zlJne landvoogdlj, veroverde geheel Iran, drong
in IndiS door tot aan de Ghmges en aanvaardde
in 306 den titel van koning. Doordien hu op
eene beslissende wtjze deel nam aan den slag
bg Ipsus (301), verkreeg h|j Syrië, Armenië,
Mesopotamië, een gedeelte van Cappadoelë
en CHlicië. Ook streed hfj voorspoedig tegen
Demetriut PdUóroetn en Ljfnnuuknu en ht
overwon laatstgenoemde in 281 in de vlakte
van Koros in Phrygië aan de Hellespont,
waarna zQne heerschappij zich uitstrekte over
het geheele Aziatische gebied van AUxander
de Oroote. Hg werd echter reeds in 280. toen
hg gereed was, naar Macedonië te trekken,
door éen zgner hovelingen, JPtoUmaeue Ke-
rammos, vermoord. Hg had den ouderdom van
78 Jaren bereikt Hg was heerschzuchtig, ge-
igk alle veldheeren van AUxander de éhroaU^
maar bezat tevens de deugden van een goed
regent; onderscheidene steden werden door
hem gesticht, van welke 9 den naam dragen
van Seleucia, 16 die van Antiochlë (naar i^jn
vader) en 5 dien van Laodicéa (naar zgne
SECEUCU8-SELL.
447
moeder), bevorderde kmitten en weteD«eliM>-
Sen en sond o. a. de door Xemeê nit Grie-
enUnd geroofde kunstschatten derwaarts
temg. ZQne nakomelingen, de Selmtmdêmy
Toerden heerschappü in SyriS tot aan den
ondergang van dit Ryk. De yoomaamsten van
hen waren: AnUoekm I Soier (280—268),
AmiioiAmg III de GtooU (224—187) en Am^
Hookmg ir Bpipkanêê (176—168). Behalve
deien regeerden nog 6 Koningen nit het ge-
slacht der Sêlêueidê; Sedert het midden der
2de eenw vdor Chr. neigde hun BQk ten on-
dergang en in 64 werd bet door Ptmpfjn»
in een Bomeinsch wingewest herschapen.
Selim is de naam van eenige Tnrkscbe Sul-
tans. Wg vermelden :
StlUm J, geboren in 1467. HQ stiet den
26sten April 1612, geholpen door de Janitsa-
ren, itjn blaarden vader Bajuid II, die kort
daurna door vergif omkwam, van den troon,
mimde daarop nog 5 neven en 2 broedersnit
den weg en regeerde met groote energie. HQ
tuchtigde, in 1514 den 8l|ach van Persië, ver-
overde Koerdistan, in 1516 Syri^ in 1517
Eflypte, waar hu de macht der Mameloeken
vernietigde, en onderwierp Mekka aan het ge-
zag der Porte. In die landen bracht hy doel-
matige hervormingen tot stand, riep eene Os-
maansehe vloot te voorschgn en beteugelde
met krachtige hand den overmoed der Janit-
saren. HQ stond op het punt om met een
leger naar Perzië te trekken, toen hQ den
228ten September 1520 op eene reis van Con-
stantinopel naar Adrianopel overleed. HQ was
een vriend van dichters en geleerden en werd
opgevolgd door iQn lOon SMmam IL
SêUm II, een kleinzoon van den voorgaande
en een zoon van Soliman IL HQ werd gebo-
ren in 1524. kwam na den dood zQns vaders
(1566) aan het bewind en was de eerste Sul-
tan, die zich tot de weelderige vermaken van
den harem bepaalde en het opperbevel over
het leger alsmede het beheer des RQks over-'
liet aan den Groot Vizier. Onder zQne regee-
ring werd in 1571 het eiland Cyprus en in
1578 Tunis door de Turken veroverd. HQ
overleed den 12den December 1574 en werd
opgevolgd door zQn zoon Moêrad.
8dm IIIj een zoon van Mo$$iapha III en
geboren den 248ten December 1761. HQ wQdde
zich in zQne Jeugd met Qver aan de beoefe-
ning der wetenschap en wilde eene grondige
hervorming tot stand brengen in het Osmaan-
Bche BQk. Toen hQ echter den 7den April
1789 zQn broeder Abdod Samid op den troon
verving, namen onderhandelingen met het
buitenfiuid en oproerige bewegingen in het
binnenland al zQn tQd in beslag. In 1792 zag
hQ zich genoodzaakt, met Rusland den na-
deeligen Vrede van Jassy te sluiten, en door
den inval van Bonaparte in Egypte (1798)
werd hQ in een oorlog tegen FrankrQk gewik-
keld. Eerst nadat in 1802 de vrede met dat
BQk was tot stand gekomen, kon hQ denken
aan de verwezenIQking ^ner hervormings-
plannen. HQ bracht het leger op Europeeschen
voet, maar veroorzaakte zoowel daardoor als
door andere maatregelen groote ontevreden-
heid, inzonderheid bQ de Janitsaren, die in
Hei 1807 ten getale van 15000 doordrongen
in de voorstad Pera en ook de inwoners
der hoofdstad oproerig maakten. Vruchteloos
poogde ddim door toegevendheid de opgewon*
dene gemoederen tot bedaren te brengen; hQ
werd afgezet, en den Sisten Mei beklom zQn
neef Moertapka IV^ de zoon van AltdoA Mth
mid, den troon. Sdim werd in eene kiosk
van het Serail gevangen gehouden en den
28sten Juli 1808 vermoord, toen zQn aanhan-
ger Moeiiapka Bairaktar te Constantinopel
verscheen, om hem weder op den troon te
plaatsen. Intusschen werd Mo$$tapka van den
troon verwQderd en door zQn broeder JfoA-
moed II vervangen.
SelinuB of Sdimmi, in de dagen der Oud-
heid eene stad op het eiland Sicilië, was door
Doriërs uit Megara omstreeks het Jaar 626
aan de rivier Selinns gesticht, bereikte wel-
dra eene hooge trap van bloei, maar werd in
409 voor Chr. door de Carthagers veroverd
en grootondeels verwoest, doch ook in dat-
zelfde Jaar weder opgebouwd. ZQ werd echter
in 249 door de Carthagers geheel en al ver-
nield, waarna de overbQ|vende inwonersnaar
Lilybaeum werden verplaatst. Men vindt over-
blQftelen der stad bQ Gastelvetrano; zQ b^
staan hoofdsakelQk uit 6 groote Dorische tem-
pels, die bQna geheel en al in puin liggen ,
maar niettemin tot de merkwaardigste ge-
denkteekenen der Oudheid behooren.
SéUdrk of adkirkekkêf een graafschi^ in
het zuidoosten van Schotland, tusschen de
graaftchappen Edinburgh, Bozburg, Dumfries
en Peebles, heeft eene oppervlakte van ruim
12 D geogr. mQl met iets meer dan 14000
inwoners. Het is door de Pentland HiUs, eene
vertakking van het Cheviotgebergte, berg-
achtig en rQk aan schilderachtige natnurtafe-
reelen: de hoogste toppen zQn er: de Dunrig
(741 Ned. el hoog), de Ettrick Pen (670 Ned.
el hoog) en de Windlesstraw (658 Ned. el
hoog). De voornaamste rivier is er de Tweed,
die de Ettrick en de Tarrow opneemt. Het
klimaat is er guur en de grond niet leer
vruchtbaar. Te voren was nagenoeg het ge-
heele graaltehap met bosch bedekt en diende
tot Jachtveld voor de Koningen van Schotland.
Met het bosch Is ook het vrild verdwenen,
en men ziet er nu veel vee in de uitgestrekte
weiden. De schapen van het Selkirk- en
Cheviotras zQn vermaard wegens hunne iQne,
lange wol, en deze vormt er met de dieren zel-
ven het voornaamste uitvoerartike]. De land-
bouw bepaalt er zich grootendeels tot haver
en aardappelen, en de tebrieksnQverheid is e^
van weinig belang. De hoofdplaats van het
graaüBchap draagt ook den naam van Selkirk:
zQ ligt aan de Ettrick en heeft een fraai
stadhuis, eene wolspinnerQ enz. en ongeveer
5000 inwoners.
Bell (Karl), een verdienstelQk rechtsgeleerde,
geboren den 20Bten Juli 1810 te Darmstadt,
studeerde te Gieszen en Heidelberg, vestigde
zich op zQne verhandeling: „De eondiotioni-
bus quaesitiones duae** ab privaatdocent te
Gieszen, werd er in 1884 buitongewoon hoog-
leeraar, schreef: ,)Die Becuperatio der Bdmer
(1887)" en vertrok in 1840 ak hoogleeraar
naar de universiteit te Bonn, waar hQ met
zQn broeder WUkdm in 1841—1844 de „Jahr-
bttcher ffir historische und dogmatische Bear-
beitung des rëmischen Beehts" redigeerde.
Voorts schreef hQ : „Quellenkunde des rëmi-
schen Bechts (1846)", — «Bëmische Lehreder
446
g£LL-SElf£LE.
dingllelieii Bechte (2de druk, 1858r, —
^Onudriai der Institationen des rOmitehen
BechtB (4de drak, 1871)**, — ^yYorlesangen
fiber die Initttationeii des rdmiachen Rechts
(1871)**, — „me Actio de mpitiis sareiendis
der XU Tafelo vnd ihre Anfhebims darcb die
Lex aqulUa (1877)** — en „Onindrisi der
römischen BechtigeBehichte (4de dmlc, 1879)**.
HO overleed den SSsten Juli 1879.
Sélla (Qointino), een Italiaanscb steat»-
Bum, geboren in 1880 te Biélla, studeerde in
de werktnigknnde, werd reeds vroeg 9fg^
vaardigd naar het Parlement en voegde aich
bg de partlt van Cavowr. Beeds in 1862 in
het ministerie BafoÊgi was hg minister van
Financien, eerst van 8 Ifaart tot 8 September,
vervolgens van 18 September 1864 tot 31
December 1866 onder Lamarmora. HQ voerde
de belasting in op het vermogen en op het
gemaal, doch laatstgenoemde veroorsaakte hem
veel verdriet. In December 1869 belastte hg
sich in het ministerie LoMia nogmaals met
de porteféoille van Financiën en begverde
lieh met goed gevolg, het te kort uit de
Btaatiinishoading te verwgderen. Ook bg an-
dere gelegenheden toonde hg zich een degeigk
en begaafd staatsman. De verwerping van
eenige belastingwetten door de Kamer was
oomak, dat l^l in Jnli 1878 met het ge-
heele ministerie cgn ontslag nam, waarna hg
Bich aan het hoofd der oppositie plaatste.
Sedert 1876 hield hg lich gverig bezig met
de reconstructie der liberale partg en onder-
scheidde zich door een gematigd, maar degeigk
verzet tegen de ministeriën der linker zgde,
DepreHi en Qwroli, Tot 1880 stond hg aan
het hoofd der behoudende partg. Hg overleed
tn igne geboorteplaats den 14den Ifaart 1884,
en de Kamer van Afgevaardigden nam het
beslnit, dat vóór het gebonw van het depar-
tement van Financiën een gedenkteeken te
igner eer loo worden geplaaist.
BeUény (Joseph), een beroemd landschap-
Bchilder, geboren in 1824 te Mödling bg
Weenen, stadeerde aan de Académie van
Schoone Koasten aldaar en begaf zich ver-
volgens met :Bndêr naar Tyrol, Lombardge
en Venetië. Later bezocht hg als pensionaris
der Académie ook Bome, Napels en Sicilië,
volbracht daarop met de „Novara** eene reis
rondom de wereld en toekende de talrgke
lllnstratiën, die vervolgens door hem op steen
gebracht en bg de beschrgving van dezen tocht
gevoegd werden. Daarna vergezelde hg Aarts-
hertog MaxMUaam^ later keizer van Mexico,
op igne reizen in het noorden van Afrika,
naar de Kaap- Yerdisohe en (kanarische Ei-
landen en naar Brazilië. Vervolgens vestigde hg
sich te Weenen en overleed den 228ten Mei
1876 in een krankzinnigengesticht Zgne
stokken, meerendeels aan zgne reizen ont-
leend, onderscheiden zich door een voortref-
feigk koloriet Niet alleen vele prgzen van
A<»idémiën, maar ook de groote Keizersprgs
werden hem toegewezen.
SèUerij, zie Jmimm,
Selters of MsdendUrê, een dorp in het
Pmisische regeeringsdistrict Wiesbaden, ligt
in een dal aan de Emsbach, telt omstreeks
1 600 inwoners en is merkwaardig wegens de
bronnen, die er het bekende SeUernoater le-
veren. Dit kenkenzootbevattend, alkalisch
water bezit eene groote hoeveelheid vig kool-
znar, heeft een aangenamen, flanw zore*
smaak en wordt inwendig gebmikt bg chro-
nischen eatharr van de luchtwegen, vaa de
maag en het darmkanaal, van de galblaaa
enz. Borstigders drinken het vermengd met
warme melk. Ook is het met wga en suiker
een veririsschende drank. Jaarigks worden 4
millioen kruiken selterswater verzonden. Deae
bron is in de eerste helft der 16de eeuw ont-
dekt, gedurende den Dertigjarigen Oorlog
onder puin bedolven en eerst veel later terug-
gevonden. In het naburige dorp Oberseltera
heeft men eene dergeigke bron opgespoonL
Selvatioo (Pietro, markies), een vereen-
steigk Italiaansch schrgver, geboren den
278ten April 1808 te Padua, werd opgeleid
tot schilder en architect, volbracht daarop rei-
zen in Italië en in het buitenland en wgdde
zich daarna aan letterkundigen arbeid. Vaa
zgne geschriften noemen wg*. „La OappdUna
degli Scrovegni in Padova ed i freedii dl
Giotto in essa contenuti (1886)**, — J^edu-
cazione del pitttore storico odiemo italiaao
(1872)**, — en het firaai géïUustreerde hand-
boek: „L*architettura e la seoltura InVenesia
(1847).** In 1860 werd hg directeur der Aca-
démie van Schoone Kunsten té Venetië, waar
hg ook aesthetlek en kunstgeschiedenis onder-
wees. Hier leverde hg zgne „Storia estetleo-
critica delle arti del disegno (1862—1866, 2
dln)**. Nadat hg in 1868 zgne betrekking te
Venetië nedergelegd had en naar Padoa was
teruggekeerd, schreef hg nog: „Scritte d'Me
(1869)**, — „Arte ed artisti (1868)**, — eene
reeks van kunstenaarsnovellen onder den tHek
„L*arte nella vita degli artisti (1869)**,— „Le
arti del disegno in Italia (1874)*' — „Ouido
dl Venezia*', — en „Guido dl Padova**.
8^n, volgens de Mozaïsche overievering
de oudste zoon van Nbaek^ ontving wegens
zgn kinderigken eerbied den zegen zpus
vaders en werd zelf de stamvader der volke-
ren van zuidwesteigk Azië, die naar hem met
den naam van Semiêim worden bestempeld.
S^maphoor (teekendrager) is de naam vaa
een in Frankrgk op hooggelegene plaatsen
aan de kust sedert 1862 opgerichten optischen
telegraaf, dienende om de komst en de betre-
gingen van uit volle zee derwaarts steveAende
schepen aan te kondigen en aan de geng^
voerders dier schepen berichten te doen toeko-
men. De semaphoren zgn sedert 1864 voor den
pnblieken dienst opengesteld en met de tele-
graafdraden verbonden. Dergeigke atations
vindt men na dien tgd voorts in Engeland,
Noord-Amerika, Denemarken, Zweden en
Noorwegen, Italië, Oostenrgk, Spanje en Por-
tugal, en sedert 1878 desgeigks in Duitsoh-
land, terwgi zg ook in Nederland niet geheel
ontbreken. Zg dienen tevens tot meteorologische
stations en geven waarschuwende signalen bg
de nadering van storm.
SemeoarpuB, zie JMaöordium.
Sémele, in de Grieksche mythologie eene
dochter van Cadmm en van Sarmomia te
Theben, was de beminde van ZêUt (Jüpiter).
Uit gverzucht haalde Mmra (Jnno) in de ge-
daante der voedster BtroS de onergdenkende
SSmdê over, Zew te vragen, dat hg tot haar
zou komen in dezelfde gedaante, waarin hg
steeds aan Sera verscheen. Znct, die haar
SEBfELE-SEBfIPELAQIANISMUS.
449
plechtig de Tervnlling van haar yenoek had
toegezegd, vertoonde zich daarop omstawd
door bUksem en donder, zoodat Sémels ver-
nietigd werd. Stervend bracht zQ een kind van
6 maanden, Diomttu (Bacchos), ter wereld,
dat Zeut aanstonds in zQne heup verborg,
om het tot voldoenden wasdom te brengen.
Door baren zoon werd zQ later alt de On-
derwereld onder den naam van T%^one naar
den Olympus verplaatst
Semendria, eene arrondissementshoofd-
stad in het vorstendom Servië, ligt aan de
Donan, 44 Ned. myi ten zniden van Belgrado
en is door wgngaarden omgeven. Te voren
was zQ de residentie der Vorsten van Servië;
zQ heeft eene vesting, 2 kerken, een aanzien-
lijken handel en mim 5000 inwoners. De ves-
ting werd in 1717 door JBhiffenUu veroverd,
doStk viel weder in handen der Turken en
bleef tot 1867 door dezen bezet.
Semenow (Peter), een Bassisch geograaf
en reiziger, die vooral in het binnenland van
Azië ontdekkingstochten volbracht, reisde in
1856—1857 op het gebied van het Balkan-
meer, op dat van de Isslkoel, Alataoeenden
Thian^an. Om laatstgenoemd gebergte te
onderzoeken, vertrok hy van de hoogvlakte
van Santa^, ten oosten van de Isslkoel, als
eerste Europeaan die dit gewest bezocht,
naar het dal van de Naryn en naar den boven-
loop van de Sir Darja. Zyne reisverslagen
verschenen in het Bassisch en gedeelteiyk ook
in DaitBche tydschrlften. Hy vertaalde voorts
de „Erdkande von Asien" van Bitter in het
Bassisch en maakte In 1862 een aanvang met
de uitgave van een groot „Geographisch
woordenboek** van Bosland. Hy is directeur
van het statistiek bureau en vicepresident
van het Aardrykskundig Genootschap te
Petersburg.
Semiën, Seme» of Samen y een landschap
in Abessiniëy tot het Byk Amhara behoorend,
grenst in het oosten en noorden aan de Takazzié,
de hoofdrivier des lands, en bevat het hoogste
gedeelte van Abessinië of OostAfrikaansch
Zwitserland. Het bestaat alt woeste gebergten
van vulkanischen oorsprong, doch aan gemelde
rivier uit lei- en zandsteen. De hoogste top-
pen, van welke de Bas Da^ah eene hoogte
bereikt van 4620 Ned. el, verheffen zich ver
boven de sneeuwgrens. De hoogste woon-
plaats van het schraal bevolkte land isBaroa
(3555 Ned. el boog). Er wordt echter nog
gerst verbouwd ter hoogte van 4061 Ned. eL
Vele reizigers gewagen van de grootsche na-
tuurtooneelen van dit landschap.
Seminarium, zoen- of ktoeeJuckool, is in
onzen tyd de voorbereidende school voor onder-
wyzers en geesteiyken. Beeds in de dagen
der Oudheid was dat woord in zwang en in
de middeneeuwen werd het gebezigd van de
kloosterscholen. In Duitschland heeft men
nog altyd seminaria voor onderwyzers, welke
in ons Vaderland den naam van kweekscho-
len dragen. De Nederlandsche seminaria die-
nen tot opleiding van godsdienstleeraars, welke
niet bestemd ^n voor de Hervormde Kerk;
men vindt by ons seminaria van het Luther-
sohe, Bemonstrantsche, Doopsgezinde, B. Ka-
tholieke en Israëlietische kerkgenootschap.
Seminolen (Wegloopers) is de naam van
•een Noord-Amerikaanschen stam der Indianen,
xin.
welke tot de Grieks behooren. Hy was oor-
spronkeiyk gevestigd in Georgia, vertrok in
1750 gedeelteiyk naar Florida en bood er,
door moerassen gedekt en onder 4800 zielen
1 600 weerbare mannen tellend, gedurende 10
Jaar een hardnekkigen tegenstand aan het
Noord-Amerikaansche leger. Nadat de Semi-
nolen eindeiyk voor de overmacht bezweken
waren, werden zy grootendeels overgebraoht
naar het territorium Indiana, waar zy ten
getale van 2488 aan vertakkingen der Cana-
dian Biver hun verbiyf opsloegen. Eenige
honderden zyn in Florida achtergebleven en
leiden er een zwervend leven.
Semiotiek (De), semeUOiek o( de Iser dm-
teehens verklaart de verschynselen van het
menscheiyk lichaam. Elk verschynsel is een
teeken, eene aanwyzlng, wanneer men let op
zyne oorzaken. Naar gelang de versehynselen
betrekking hebben op den gezonden of den
zieken toestand, spreekt men van eene pAy-
tiolqffisehe en patholoffieehe eemióiiei. De tee-
kens hebben een anamnestische, diagnoeti-
sehe of prognosiische waarde, naar gelang
de toestanden en vormen, waarop zy betrek-
king hebben, reeds voorby zyn, nog voort-
besüuin of tot de toekomst behooren. Het
middel, waardoor men tot die teekens komt,
is een nauwkeurig onderzoek door middel
van auscultatie en percussie, palpatie, explo-
ratie, aanwending van oor-, oog-, mond-,
keel-, anaal- en ^tiglnaalspiegels, alsmede van
het microscopisch en chemisch onderzoek
der secreta en excreta.
Semipalatinsk of Ssemipalatinêk is de
naam van een district en van eene stad ia
WeetSlberië. Het district (8700 Q ireogr.
myi groot, van welke 7830 bewoond zyn)
telt ongeveer 605000 zielen (1888), strekt zich
uit tusscben de Irty^ en de Isslkoel (51—40°
N.B.) en behoort tot de warmste gewesten
van Bttssisch-Azië. (ïedeelteiyk vindt men er
steppen, door Kirgisen bewoond, gedeelteiyk
eene heuvel- en bergstreek, gevormd door uit-
loopers van den AltaY en van den Moeetagh,
en de grond Is er ongemeen geschikt voer
de veeteelt. Het zuideiyk gedeelte, het „Land
der Zeven Stroomen**, is bebooriyk besproeid*
Van de rivieren is de Ui de grootste en de
gewichtigste, dewyi haar dal den handelsweg
vormt van Dsongarye in China naar Koeldsja.
— De ttad Semipalatinsk, aan de Irtyq) ge-
legen en door veótingwerken omgeven, telt
18000 inwoners (1881) en is eene stapelplaats
voor het handelsverkeer in Gentraal-Azië.
Beeds in 1754 hadden de Bussen er een
tolkantoor. Sedert 1855 worden er Jaariyks
2 markten gehouden, en men heeft vandaar
wegen naar Tsjoegoetqjak, Koel^Ja en Kaï^g^r,
en Khokand. Men haalt vandaar rood leder,
katoenen en wollen stoiVen, fluweel, broeaat,
uurwerken, spiegels, yzeren voorwerpen, ko-
peren platen en zwynen, — en men brengt
er vilt, schapenvellen, slachtvee, lyden kaf-
tans, tapyten, ooft, thee, porselein, baren
zilver, pelswerk enz.
Senüpelagianismus noemt men de ge-
voelens van eenige kerkleeraars in het zuiden
van Frankryk {Ocueiamu. Fanttue^ Vmeem-
tUu, 0eiÊnadiui enz.), die sedert 425 den
middenweg zochten te bewandelen tnnchen
Atiffuitimu en Pdoffimty doordien zU naast
29
460
SEMIP£LAGUNISMUS-SEHM£RING.
de godddl0ke genade ook den TrQen wil waak
den menflch erkenden. Hun steliel is op de
synoden te Arelate goedgekeord en Tormt
nog altUd den grondslag van de leer der
B. Katliolieke Kerk. Zie voorts onder P«Z^^
Semiramii, volgens de sage eene koningin
▼an AsBjrië en eene dochter van Deroeto, eene
Asssrrisohe Qodin, werd te vondeling gelegd,
door den herder JSIimmas gevonden en opge-
voed en trad volgens het b^cht van OUnoi
in het haweljik met Ojmm, stadhouder van
Syriè en na den zelfmoord van dezen met
Koning ^«nt, wiens bewondering z|t had
opgewekt door deel te nemen aan den oorlog
tegen Oxyarteg van Baotra en door het be-
klimmen van den moor dezer stad. Zg schonk
hem Nin^oi en belastte zich na den dood
van Nimui met de regeering, stichtte Babyion,
waar de hangende tninen hare gedachtenis
bewaarden, deed bergen doorboren omwegen
aan te leggen en gaf last, dat in de vlakte
rotsen en bergen werden opgericht ZQ kan-
kerde naar zingenot, doch liet allen, die hare
begeerte bevredigden, om het leven brengen.
Voorts ondernam z0, volgens de sage. veld-
tochten naar Perzi^ Bgypte, Libye, Aethio-
pië en zeUlB met 3 millioen voetvolk, Vs inü-
lioen mlters en 100000 strüdwagens naar Indië,
maar werd door Koning Stabróbatet geslagen,
waarna zQ met slechts een derde gedeelte van
haar leger terugkeerde. Daar Ni»^as haar naar
het leven stond, verdween zQ in de gedaante
van eene duif of doodde zich zelve na een be-
wind van 42 Jaren en werd na dien tHd als eene
godheid gehuldigd. Zoo werd lU de godin
van den oorlog en van de minnarQ, welke
by de Assyriërs Itiar en bg de Kanallnie-
ten Dereeto heette, terw^l de duif aan haar
gew0d was.
Semiretfisjinsk of Ssêmir^Ufimgi , het
„Land der Zeven Stroomen", is een land-
schap in BnssiBch Toerkistan, tussohen het
meer Balkai^ ten noorden en het Thian^an-
gebergte ten zuiden. Het is in het noordeigk
gedeelte eene steppe met de meren Balkaij,
Sasik en Alakoel, in het zuiden een hoog-
gebergte met het meer Issikoel, en telt op
ruim 7000 D geogr. mgi 648000 inwoners,
van welken slechts 80000 vaste woonplaatsen
hebben, terwgi de overigen tot de nomaden
behooren. Het klimaat is er in de steppen droog
en begunstigt aan den voet der borgen den
landbouw en op de bergen den boschgroei.
De rgkdom der bevolking bestaat hoofdzake-
IQk in vee, welks hoeveelheid onder het
Bussisch bestuur aanmerkelijk is toegenomen.
Het is verdeeld in 4 districten en heeft Wer-
n^i met 17644 inwoners tot hoofdstad.
Semitisohe talen is de gebruikeiyke
naam eener groep van vermaagschapte talen,
die in Yóor-Azië en Noord-Afrika worden
gebezigd, zonder dat de volken, hg welke
ia in gebruik zQn, nauwkeurig samenvallen
met de stammen, die, volgens den Bgbei,
van Sem afkomstig zifn. Men splitst die talen
in 8 afdeelingen, nameigk de Arameesche, de
Kana&oitische en de Arabische. De eerste af-
deeling omvat de taal der oude Assyriërs,
welke eerst in den jongsten tgd door ontcQfe-
ring van het wig-of keilschrlft bekend is gewox^
den, — voorts het Ghaldeeuwsch, waarvan
men kleine gedeelten in den BQbel, in den
Targoem en in den Talmud aantreft, — het
Mandaeisch, waarschQnlQk in den aanvan^r
der middeneeuwen ontstaan, — en eindeigk het
Syrisch (met een afMuderigk alphabet), thans
tot de doode talen behoorend. Tot de Ka-
nalluitische afdeeling rekent men: het He-
breeuwsch, dat reeds in de 6de eeuw voor
Chr. als levende taal begon te verdwQnenen
door het Nieuw-Hebreeuw&ch vervangen werd,
en het Phoenicisch, benevens het Punisch of
de taal van Carthago. De Arabische afdee-
ling wordt gevormd door het Brabisch met
zline talryke tongvallen, hetHimJaritischofde
taal van oude opschriften, in den Jongsten
tQd in het zuiden van Arabië ontdekt, het
Ekhili, dat aldaar gesproken wordt, en het
Aethiopisch, te voren in het noorden van
Afrika en langs de kust der Boode Zee in
gebruik. Dit laatste is vermaagschapt met de
thans in Abessinië gebruikeltjke 8 talen, het
Amharisch, het Tigre en het HararL De Se-
mitische talen hebben een groot aantal gelgke
wortels en taalkundige vormen en daaren-
boven gezameniyk de eigenschap, dat elke
wortel uit 8 medeklinkers bestaat, welke
steeds onveranderd bleven, terwgi de daar-
tnsschen geplaatste klinkers veranderen naar
gelang van de verschillende taalkundige vor-
men. Dit is het grootste onderscheid tnsschen
de Semitische en de IndoGermaansche talen,
en alle pogingen, om verband tnsschen die
beide groepen aan te w|jzen, zQn tot nu toe
vruchteloos geweest
Semler (Johann Salomo), een beroemd
godgeleerde der 18de eeuw, geboren den 18den
December 1726 te Saalfeld, studeerde te Halle,
werd in 1762 hoogleeraar aldaar en overleed
er den 14den l£aart 1791. Hg is de grond-
legger van de historische Bybeloritiek en een
hoofdvertegenwoordiger van hetrationalismus,
doch een tegenstander der onwetensehappe-
lyke neologie, door de school van Boieda»
en Bakrdt verkondigd. Van zQue geschriften
vermelden w|j: „De demoniacis (1762; 4de
druk, 1779)*\ — „Selecta capita historiae
ecolesiasticae (1767--1769, 8 dln)", — „Gom-
mentationes historioae de antiquo C^hristianorum
statu (1771—1772, 2 dln)", — „Abhandlung
von freier Untersuchung des Kimon (1771 —
1776, 4 dln)", — „Apparatus ad llberalem
Veteris Testament! interpretationem (1778)",
— en „Observationes novae, quibus historia
Ghristianorum usque ad Gonstantlnum Mag-
num Ulustatur (1784)".
Semlin, in het Hongaarsch Zimony eu in
het Serbisch Semoe»y is eene vesting in het
Groatisch-SUwonisch land der Militaire Gren-
zen, aan de Donau en aan den mond der Save
gelegen en door deze van Belgrado gescheiden.
Zy is de zetel van een Griekschen aartsbis-
sdiop en heeft eene reaalschool, 6 R. Katho-
lieke en 2 Grieksche nietgeünieerde kerken^
een schouwburg en ruim 10 000 inwoners. Deze
stad is het middenpunt van den handel tns-
schen GostenrtJk, Hongarye en Turk||e. Gok
vindt men er de bouwvallen van den burcht vai^
Johannei Sunjfodet en in haren omtrek vele
Bomeinsche oudheden.
Semmering (De) behoort tot de Goeten-
rilksche Alpen in Stiermarken en verheft zich
tnsschen dit laatste en Neder-Gostenryk ter
SEMMERINQ - SEMPEB.
451
hoogte Tan 1 895 Ked. el toaMhen den Bax*
Alp (2 000 Ned. el) en den Weehael (1 786 Ked.
el). Er is ter hoogte van 1 000 Ked. el een berg-
pM, die een merkwaardigen weg draagt tos-
Bchen Weenen en Keder Ooetenrgk aan de
éene zQde en de nideigke OostenrUkBche
landen aan de andere. Beeds in de 14de eeow
stichtte een Hertog van Stiermarken in de
wildernis van het hooggebergte een hospitinm,
waaroit Tenrolgeas het dorp Spital is ont-
staan. Een behoorlQke weg werd echter eerst
aangelegd door Keizer JTorsI IV ia 1728,
weshalve op het hoogste pont een gedenk-
teeken Terrees te zQner eer. Deie gedeelteigk
nog aanwesige weg werd wegens zQnesteilte
onvoldoende geacht en door den in 1840 Toltooi-
den nieuwen weg over den Semmering venran-
gen. Het hoogste punt yan deaen ligt 992 Ked.
el boven de oppervlakte der see en hQ maakt
tahrffke windingen, zoodat hg in den regel
slechts 4 Ked. duim klimt op elke Ked. eL
Kadat in Mei 1842 de spoorweg van Weenen
naar Gloggnita geopend was, maakte men
aanstonds een b^n met het leggen van een
spoorweg over den Semmering, welke in
weerwil van talloose moeielQkheden in Oc-
tober 1858 werd voltooid. De kosten bedroe-
gen 15 miUioen Oostenr^ksche gnldens. Deze
weg, éen der prachtigste kunstwerken van
onzen tQd en de eerste onder de bergspoor-
wegen van Europa, loopt met eene lengte
van 48 Ked. mgi van Gloggnitz naar
Mttrzzusdüag met dubbel spoor langs steile
rotswanden, door 15 tunnels, waaronder éen
ter lengte van 1420 Ked. el, en over 16 via-
ducten, waaronder éen ter lengte van 280
Ked. el met 18 bogen over het Schwarzadal
en éen ter lengte van 248 Ked. el en ter
hoogte van 46 Ked. el over de Kalte Rinne, —
voorts door in de rotswanden uitgehonwene
gaanderQen, passeert de stations Payerbach ,
Eiehberg, Klamm, Breitenstein, Semmering
(met een monument ter eere van £M von
Qh^Oj den aanlegger van den weg). Spital en
Mflrzznschlag en bereikt in het midden van den
Semmeringtuinel eene hoogte van 881 Ked. el
boven de oppervlakte der zee. Deze spoorweg
dient hoofdzakeigk ter verbinding van Weenen
en Triest
Senmonen is de naam van een Gkr-
maansch volk , het machtigste van den stam
der Suéven. Het woonde tusiohen de Oder
en de Elbe in de hedendaagsche mark Bran-
denburg, was eenigen tOd onderworpen aan
de heerschappü van MaAodj maar verliet hem
in het Jaar 17 na Chr. en voegde zich bg het
verbond der Cheruskers. In een heilig woud
op het geUed der Semnonen hadden de
vergaderingen plaats van alle Suévische
stammen. Later smolt dit volk samen met dat
der Suéven.
Sempaoh, een sta4|e in het Zwitsersche
caaton Lüzem, ligt aan den oever van een
evenzoo genoemd meer, waaruit de Suren
ontspringt om naar de Aare te vloeien. Het
telt ruim 1050 inwoners en vormt een station
van den spoorweg van Olten naar Lüzem.
Hoogst merkwaardig echter is het wegens de
overwinning, die de Zwitsers er den 9den Juli
1386 behaalden op de Oostenrgkers, gevolgd
door de vernietiging der OostenrQkselM heer-
schappli in Helvetié. Hertog LmmM ttm Ooi-
XlIL
ieur^ stond er met 6000 man, onder welken
zich 4000 geharnaste ridders bevonden, tegen-
over 1400 Zwitsers. Ka ettelQke vruchtelooze
pogfaigen cm de gelederen der OostenrQkerB
te verbreken, verwierf eindeltJk de dapperheid
der eedgenooten eene scliitterende zegepraal,
welke door detwOfelachtige overlevering vooral
wordt toegeschreven aan de edele zelfopoffe-
ring van Amold wm Wtnkeiried. Ter eere van
deze dapperheid is op het kerkplein te Sem-
past, bg gelegenheid van het 500Jarig ge-
dachtonisfeest zQner moedige daad, een fraai
monument geplaiatst
Semi>er. Onder dezen naam vermelden wQ:
Qottfiidd Semper^ een verdiensteigk Duitsch
bouwkundige, geboren te Altona den 298ten
Kovember 1808. HQ bezocht van 1822^25 de
universiteit te Qöttingen, oefende zich daarop
te Mflnchen, Begensbnrg en Pargs in de bouw-
kunde en volbracht eene reis in Italië. Sicilië
en Griekenland, waarna hg zgne geschriften:
„Bemerkungen ttber bemalte Architectur und
Plastik bei den Atten (1884)** en .Die An-
wendnng der Farben in der ArchiteRtnr und
Plastik (1886)** in het licht zond. In 1882
keerde hg terug naar Berign en werd in
1884 professor in de bouwkunde aan de Aca-
démie te Dresden. Hg versierde hier het
kabinet van oudheden volgens zgne theorie
over de vereeniging der scUldarkunst met de
bouwkunst ; voorts deed hg er den grootschen
Hoftichouwburg verrgzen, de synagoge, waarbg
hg Byzantgnsche en Moorsche sieraden bezigde,
het nieuwe hospitaal voor vrouwen en het nieuwe
museum. In 1840 moest hg wegens medeplich-
tigheid aan de volksbeweging de wgk nemen,
zoodat hg zich eerst naar Pargs begaf en
toen naar Engeland, waar hg geplaatrt werd
aan de Koninkigke Académie. In 1885 ver-
trok hg als directeur der afdeeling voor bouw-
kunde naar de polytechnische school te Zilrich
en was er als leeraar en kunstenaar gverig
werkzaam. Hg stichtte het grootsche ge-
bouw voor de polytechnische school aldaar,
alsmede de sterrenwacht, — voorts het raad-
huis te Wlnterihttr. Zgne ontwerpen vooreen
schouwburg te Blo de Janeiro en voor een
operagebouw te Mtinchen werden niet uitge-
voerd; daarentegen stichtte hg een nieuwen
schouwburg te Dresden, nadat de oude in 1869
eene prooi der vlammen was geworden. In
1871 werd hg naar Weenen geroepen, om
den opbouw van den Burcht en van de daar-
mede verbondene musea en schouwburg te
besturen. Daarbg werd Matenamer hem toege-
voegd. Later begaf hg zich naar Home en
overleed aldaar den 15den Mei 1879. Hg was
een gverig aanhanger van den renaissanceetgL
en zgne gebouwen onderscheiden zich zoowel
door de harmonie van het geheel als door de
keurige evenredigheid der deelen. Yan zgne
geschriften vermelden wg nog: „Die vier
Elemente der Baukunst (1851)**, — „Ueber
Polychromie und ihren Ursprung (1851)**. —
„Wissenschaft, Industrie und Kunst (1852)*'. —
•Der Stil in den technischen und tektoniscnen
Ettnsten (1860-1868, 2 dln)**.
Karl Sêmpwy een verdiensteigk natuurkun-
dige, geboren den 6den Juli 1848 te Altona.
m bezocht in 1848 het marine instituut te
Kiel, nam in 1850 als artillerist deel aan
den foeenschen oorlog, begaf zich voorts naar de
29*
452
SEKPER-SENDQERICHT.
polytechniflche school te Hannoyer, stadeerde
te WOrzburg in de BO($logie , volbneht eene
reia door Deoeiiuurkeii, FrankrQk, SpaiUe,
België en Nederland, begaf dch in 1858 naar
Ifaniia, vertoefde yan 1859—1861 op de Phi-
lippljnsche Eilanden, bezocht in 1862 de Pa-
laoe-ellanden, in 1864 Mindanao en keerde in
1865 over China, Ceylon en Saëz naar Enropa
terog. In 1866 vestigde ht) zich te Wttrzborg
als privaatdocent in de zoölogie, werd er in
1868 hoogleeraar in die wetenschap en in de
ontleedkunde en belastte zich in 1872 met
het bestuur van het pas gesticht zoologisch-
anatomisch instituut HjJ schreef: „Die Phi-
lippinen und ihre Bewohner (1869)*', — „Die
Palauinseln (1873)*', — „Reisen im Archipel
der Philippinen (1867--1872, 3 din)", — „Ent-
wickelungsgeschichte, der Ampullaria polita
nebst Mittheilungen über die Entwickelungs-
geschichte einiger anderen Qastropoden aus
den Tropen (Utrecht, 1862)", — en „Die Ver-
wantschaftsbeziehungen dergegliedertenThiere
(1875)". Ook geeft h(| de „Arbeiten aus dem
zoöLogisch-zoötomischen Institut in Würzbnrg"
in het licht, terwgi hQ in 1877 in een „Offe-
nen Brief' als tegenstander van Rachd optrad.
Sempervivum, zie Mmtlook.
Sempronius is de naam van een patri-
cisch Romeinsch geslacht, waartoe de Airatim
behoorden, — en van een plebcjisch Romeinsch
geslacht, dat de beroemde Graockuuem onder
zfine leden telde, aan wie de „Leges sempro-
niae" haren naam ontleenden.
Senaat, afgeleid van het Latynsche woord
«exear, kan men het best vertolken door raad
der omdêt^ De meestvermaarde senaat is die
te Rome, welke bestaan heeft van den aan-
vang tot aan het einde van het Romeinsohe
Ryk. In den beginne stond hy den Koning ter
zgde en werden door dezen de leden geko-
zen, die echter later zelven zich aanvulden.
BQ ontstentenis van een Koning (interregnum)
had dit lichaam het beheer der zaken in
handen. Ten tyde der Republiek bezat de
Senaat het recht van voordracht van wetten en
dat van bekrachtiging der door de volksver-
gadering vastgestelde. Oorspronkeiyk bestond
de Sttiaat enkel uit patriciërs, met den naam
van „patres (vaders)" bestempeld, later ook
uit plebejers. In de eerste jaren der Republiek
werden reeds onderscheidene personen aange-
wezen om den zwakken Senaat te versterken;
zQ droegen den naam van „consoripti (be-
schrevenen)", zoodat al de leden: „patres et
conscripti" en vervolgens, toen het onder-
scheid tnsschen die beiden verloren ging:
„patres conscripti (beschrevene vaderen) wer-
den genoemd. De senatoren moesten in den
beginne 46, later 30 en onder Atigutiui 25
jaar oud wezen. ZU droegen een gouden ring
en eene tunica met een breeden, purperen rand
en voerden den titel van „amplissimi". De
Senaat had niet zoozeer eene wetgevende als
wel eene administratieve macht, doch zyne
besluiten (senatusconsulta) werden als wet-
ten beschouwd. Ook kon de Senaat in tyden
van gevaar de consuls met dictatoriaal gezag
bekleeden, hetgeen geschiedde met de be-
kende formule: „Yideant Consules ne quid
detrimenti capiat respublica". Voorts had de
Senaat ook eene rechteriyke macht en was
sedert Attgwtm belast met het onderzoek van
staaAkoadige misdaden. Tot hel nemen vaia
een senaatsbesluit moert een zeker aantal
leden tegenwoordig itfn (frequens seaatot).
Eene dergeiyke instelling had men in Spartat
onder den naam van €hnmia en te A^ene
onder dien van Atêópagm. Ook in omen ttfd
heeft men regeeringslichamen, die den naana
van Senaat dragen en overeenkomen met de
Nederlandsche Eerste Kamer der Statea-Ge-
neraal. In Noord- Amerika bestaat volgens de
constitutie van 1787 de wetgevende macht uit
den Senaat en het Huis van Allgevaardigdea,
die te samen het Congres uitmaken. De Senaat
wordt er gevormd door afjgevaardigden Tan
de Wetgevende macht van lederen Staat In
FrankrUk werd de Senaat ingesteld door Na-
poUom Bonaparte teg^k met het oonanlaat,
en dat lichaam bestond toen uit 80 ledea,
terwyi ook de tegenwoordige RepoblMc eea
Senaat bezit, als tegenwicht van de Kamer vaa
Volksvertegenwoordigers. Ook in B^glS draagt
een dergeiyk lichaam als onze Eerste Kamer
den naam van Senaat; doch de Senaat ia
Rusland is onder voorzitterschap van dea Csaar
belast met de uitvoerende macht. Ook in som-
mige steden, alsmede bQ de univeraitetten,
heeft men een besturend lichaam, hetwelk
den ütel voert van Senaat.
Senokel (Ernst), de stichter der school-
spaarbanken in Duitsohlaad en geboren den
7den Maart 1837 te Mertensdorf bQ Pritzwalk,
studeerde te Halle, Ttlbingen en Beritfn In de
theologie, was op verschillende plaatsen (sedert
1867 te Hohenwalde b0 Mttllrose) ais predi-
kant werkzaam en opende de eerste seheol-
spaarbank den Isten April 1867 te LVnskau
en de tweede den Isten November 1867 te
Hohenwalde. Door woord en schrift bevorderde
hg de stichting van dergelijke Inrichtingen
en bracht zelft in 1880 een „ Verein für Jngead-
sparkassen in Deutschland" tot stand. H|
schreef voorts : „ Jugend- und Sohulsparkassea,
eine Denksohrift des Vereins (1882)" en re-
digeert het volksblad „Sdd Sparsam", waar-
van 8000 ezenqtlaren worden verspreid. Ook
vermelden wU ztfn dichtbundel: „Feier- und
Freudenkmnge (1876)".
Senden (Gerard Heinrich van), een ver-
diensteüjk Nederlandsch schryver, geboren te
Uphusen den 238ten December 1783, stodeerte
te Groningen in de theologie ^en werd aohter-
volgens predikant te Nenndorf (Oost-Frieshiad),
Middelbert en Zwolle, legde zich met Qver
toe op de gewade aardrijkskunde, vergeielde
Prinses Maritmnê naar het Heilige Land, ont-
ving eershalve het doctoraat in de godgeleerd-
heid en overleed den 20sten October 1851.
Hy schreef; behalve een aantal gedichten en
leerredenen : „Verhandeling over de Hervor-
ming van den tegenwoordigen staat der Neder-
landsche Hervormde Kerk (1840)", — „Asrd-
rykskundige beschouwing van Palestina(t887)'*,
— „Bjjbelatlas, voomamel0k ten gebruikebQ
de bybelvertaling van den hoogleeraar J. H.
van der Palm (1840—1844)", — „Alpenroaea
(1842—1843, 2 dln)" —en „Het Heilige Land
of mededeelingen van eene reia naar het Oosten
enz. (1851)".
Sendgerioht, afkomstig van t^nodmti^^
gadering), was in de middeneeuwen eene gees-
teigke vierschaar, die door den arehidiaken
of den door hem gevolmachtigden wnê/r^chUr
SENDGERICHT-SENEGA.
453
of êmdê^kêpem in 1(0 district over alle strftf-
bare daden gespannen werd, insonderheid over
verzuim der sondagsriering, schennis dertien
geboden, 4eriLroof, ketterQ, simonie, woeker,
▼redesTerstoring en eedbrenk. Ter vermQding
yan den ban moesten allen, die in het dis-
trict gevestigd waren, ten rechtsdage TerschQ-
nen. Eenigen, die er van nitgesonderd waren,
heette men êmtdvrijen of temperorijen. Het is
later voor een groot deel door de Inqaisitie
venrangen.
Senebier (Jean), een verdiensteiyk natnar-
knndige, geboren te Genève den 6den Mei
1742, studeerde ' in de godgeleerdheid, werd
eerst predikant in sUne geboortestad, toen te
Chaney en in 1778 opperbibliothecaris der
stad Qenève. De revelatie aldaar was oorsaak,
dat h0 lich naar Waadtland begaf, waar hQ
den 22sten Joli 1809 overleed. HQ verwierf
groeten roem door zQn bekroond geschrift:
„Ueber nalnrwissensehaftliche Beobachtungen''
en hield zieh vervolgens Overig bezig met
plantenphysiologie. Van ztjoe geschriften
noemen wQ nog: „Essal sur Tart d^observer
et de ftdre des expériences <^2de dmk, 1802,
8 dln)", — „Mémoires physico-chimiqnes sar
Vinflaence de la lamière solaire poormodifler
les dtres des trois règnes de la natare (1782,
8 dln)**, — „Pbysiologie végétale (1800, 5 dln)'*,
— „Rapport de Pair atmoephériqne avec les
dtres organisés (1807, 8 dln)** — „Météorolo-
gie pratiqne (1810)*' — en „uistoire littéraire
de Gtonéve (1786, 8 dln)*\
Séneoa. Onder dezen naam vermelden w|t:
HoroiM AsmoêUê Séneca^ de rhstor. geboren
te Corduba in Spanje. H0 begaf zich ten tyde
van AuguituÊ naar Rome, waar ht) met
groeten b^val onderwQs gaf in de welspre-
kendheid, keerde vervolgens naar Spanje terng
en leefde tot kort vóór het overlijden van
Tiberimê. WQ bezitten ftragmenten van zQne
gesehriften: „Cüontroversiaram libri" en „Soa-
sorianun liber'\ o. a. aitgegeven door Qttmoviut
(Leiden 1649 en later; en door Kteding (1872).
JuUm Jnnaeus SénécOj de wijtgeet^ geboren
in het Jaar 2 na Chr. te C^rdnba in Splinje.
HQ oefende zich te Rome in de welsprekend-
heid en in de wQsbegeerte, werd quaestor,
maar ook in 88 wegens een rechtsgeding in
balUngiehap gezonden naar Corrica, vanwaar
ht) eerst na verloop van 8 Jaren naar Rome
terugkeerde. Hier werd hQ in 49 praetor en
in 58 consul. Agrippüia belastte hem voorts
met de opvoeding van haren zoon Nero. Laatst-
genoemde, verlangend zich van dien gestrengen
leermeester te ontslaan, beschuldigde hem van
medeplichtigheid aan de samenzwering van Piso
en deed hem ter dood veroordeelen. Daar het
aan Sémeea vergund was, zelf de wyze van
uitvoering van dit vonnis te bepalen, liet hQ
zich de aderen openen, nam voorts, om zf)n
dood te bespoedigen, z||ne toevlucht tot vergif
en werd eindelük door middel van heete
baden gesmoord (65). Hf) is na Cicero de uit-
stekendste wffsgeerige schrQver onder de Ro-
meinen. Yan z||ne geschriften vermelden wQ:
„De ira libri in**, — „De consolatione ad
Helviam matrem**, — „De consolatione ad Po-
lybium**, - „De consolatione ad Marciam**. —
„De providentia**, — „De animi tranquillita-
te'', — - „De eonstantia sapientis**, — „De
clementla**, — „De brevitate vitae**, — „De
▼ita beata ad ChOlionem**, — „De otio aut
secessn sapientis"^, — „De beneflciis libri
VII**, — „Epistolae ad Lncilinm'*, — „ Apoco-
locynthosis sive ludus de morte Caesaris'*, —
„Quaestionum naturalium libri VIT*,— voorts:
ftagmenten van „De terrae motu**, — „De
superstitione**, — „I>e officiis'*, — „Moraiium
libri**, — „De India**, enz. Die geschriften
geven getuigenis van eene levendige verbeel-
dingskracht, van een edel gevoel en van eene
grondige kennis van *smenschen gemoed.
Zyne voorstelling is krachtig en welsprekend,
doch wel eens gezocht en overladen met tegen-
stellingen. Als wQsgeer kan men hem een
eclectiBchen stoYcQn noemen met eene neiging
om het stoYcismus met het epicurismus te
verbinden. De wQsbegeerte is by hem een
streven naar wQsheid en zedelQke volkomen-
heid en heeft dus alleen waarde wegens hare
toepassing op het leven. In deze zedeiyke
strekking zQuer leer ligt misschien de oor-
sprong der overlevering, dat hQ het Christen-
dom zou hebben omhelsd en in betrekking
gestaan met Paidue, Voorts zQn van hem
eenige puntdichten bewaard gebleven. Of de
tien treurspelen, welke zQn naam als schry-
ver dragen, werkeiyk van hem afkomstig
zQn, is zeer twQfelachtig; zQ zQn Qrieksch
in stof en vorm. Uitgaven der geschriften van
Shuea zQn geleverd o. a. door Qtomnemê
(Amsterdiun 1672, 3 dln), — van genoemde
treurspelen door Leo (1878).
Seneoio, zie Krvukrnid*
Senefélder (Aloys), de uitvinder dersteen-
drukkunst, werd geboren te Praag den 6den
November 1771. Eerst betrad hQ het tooneel
en bepaalde zich vervolgens by letterkundigen
arbeid. Daarna stichtte hy eene drukkery en
door ernstig nadenken over de goedkoopste
wOze, om geschriften door den druk te ver-
menigvuldigen, kwam hy tot de uitvinding
der steendrukkunst Qeldgebrek evenwel be-
lette hem, van zyne uitvinding gebruik te
maken. HJ) maakte haar om die reden bekend
aan zyne beide broeders Theobald en Oeorg,
alsmede aan den Hofmusicus Oleismer en
verkocht in 1799 zyne uitvinding aan den
muziekuitgever André te Offenbach, waar hy
zich in 1800 vestigde. Wegens oneenigheid
met dezen vertrok hy in het volgende Jaar
naar Weenen, waar hy zich vooral met noten-
druk bezig hield. De opbrengst was echter
niet voldoende tot dekking der kosten, zoodat
hy zich met de gebroeders Faber teStPölten
op de katoendrukkery toelegde. Eerst in 1806
slaagde hy er in te Mttnchen, werwaartszyne
brokers reeds vroeger vertrokken waren, eene
eigene chemische steendrukkery op te richten,
die aanmerkeiyke voordeelen afwierp. In 1809
erlangde hy ook het opzicht over de Konink-
qke steendrukkery van landkaarten en den
titel van Koninkiyk inspecteur der lithographie.
In 1826 kwam hy tot de uitvinding van het
drukken van gekleurde platen, welke op
sctdlderyen in oHeverf geiyken (oleographleön),
on in 1888 tot die, om zulke platen op linnen
af te drukken. Hy overleed te Mfinchen den
24sten Februari 1884, en in 1877 verrees er
een gedenkteeken te sÉyner eer. Hy heeft ook
een „Lehrbuch der Lithographie (1819; 2de
druk 1827)** in het licht gegeven.
Senega is de naam van eene plantengroep
454
S£N£GA-ÖÉN£GAMBI£.
ait de fiunilie der Fol$adlao6Sn. ZQ omvit
een groot uuut»! geslacliteD, bestaande oit
krolden, half heesten en heeeters, met fraaie
bloemen, aamengeBteld oit 5 gedeeltelijk seer
groote, gekleurde kelkbladen en 3 tot 5 bloem-
bladen, die door de meeldradenbaia onderling
▼ereenigd ztjn, terwQl er eene mgiyn open
blQft. Het aantal meeldraden is 8 en de stamper
bestaat nit een 2-hokkig vmchtbeginsel: De
bekende sen^a- of demgêmworUi (Polygala
Senega X.) is een gewas der Amerikaansche
prairie€n. De wortel deier plant is houtig,
spÜTormig en doorgaans S-7ormig gebogen.
Hg werd te voren aangewend tegen borstaan-
Polygala Senega.
doeningen. W0 geven hierby eene afbeelding
dier plant, nameiyk in a van hare beide
helften op Va^e der niitnnriyke grootte, in
h van eene bloem na het wegnemen der
zgdelingsche kelkbladen en in e van een
sydelingsch keiklad op 5-voodige grootte.
Senegal (De), éene der hoofdrivieren van
Afrika, ontspringt uit talrUke bronrivieren,
van welke de Kokoro ten oosten, de Bafing
of Baleo in het midden en de Faleme ten
westen de voornaamste xyn. De Baflng, de
aanzienigkste der hoofdbronnen, ontspringt
op 11^*20' O. L. van Qreenwich en op 10°60'
N. B., niet ver van Timbo en 12 Ned. mt|l
ten zuidsnidoosten van de Qambia, kronkelt
met een boog om laatstgenoemde stad ea
wendt lich vervolgens naar het noorden. Nadat
zy de Bakhay opgenomen heef^ baant ig lich
in de Gowinakatiurakten een weg deor het rota-
gebergte en vereenigt sich, na het ontvangen
van de Kokoro, met de Faleme, w^ke eene
lengte heeft van 590 Ned. mQl. Van Bakel
af, waar voor *t laatst de rotsen uit hare
bedding oprQxen, vloeit de Senegal, als eene
heldere rivier, over zand en kiezel en is in
den regentyd tot aan de Feloewatervallen bU
Kedineh voor groote schepen bevaarbaar. Zy
onderseheidt zich in het lage kustland door
tahrUke kronkelingen en vormt tosschen Salde
en het Fransche handelsstation Podor onder-
scheidene groote, welbebonwde eilanden, tot
welke het Olifruiteneiland (Isle Morftl) be-
hoort. Gemelde kronkdingen ^n zoo aan-
zienl0k, dat de rechtstreeksche a&tand van de
Feloewatervallen tot aan den Oceaan slechts
890, maar de lengte der rivier tuaschen die
beide punten 1840 Ned. mgi bedraagt Langs
hare oevers heeft men in het laagland vmoht-
bare, gedeeltelOk met bosoh begroeide vlak-
ten. Tot aan Podor, 270 Ned. myi van haren
mond, ontwaart men er de werking van eb
en vloed: de rivier is er 800 Ned. el breed
en 8 Ned. el diep, aoodat zeeschepen zich
derwaarts kunnen begeven. Beneden het sta-
tion Bichard ToU verdeelt zich de rivier ia
onderscheidene armen, welke eene breede
delta vormen. De hoofdarm vloeit westwaarts
en dan plotseiyk zuidwaarts en bereikt, in
dit laatste gedeelte van zQn loop door eene
landtong van de zee gescheiden, deze laatste
op 10*»55' N.B. en 16^7 W.L. van Green-
wich. Eene geweldige branding en eene baar, in
het droge Jaargetyde ter diepte van slechts 3
Ned. el gelegen, beletten vaak maanden aaneen
het binnenloopen van schepen. In den regentyd
klimt het rivierwater van den bovenloop 6 of
7 Ned. el boven het gewone peil en by de
Feloewatervallen zelfii 14 Ned. el, terwyi zy
zich niet ver van St Louis, naby haren
mond, slechts 0,65 Ned. el boven den gewonen
waterstand verheft. Men schat de lengte der
rivier tot aan haren mond op 1860 NM.myi.
Yermoedeiyk is zy de Stachyris der Ouden.
In 1447 werd zy bezocht door den Portugees
Lancerota en in 1646 stichtten de Franschen
er factoryen. De voornaamste voortbrengselen
harer oeverlanden zyn gom, goud, ilaven,
ivoor en huiden, en de handel wordt er door
de riviervaart sterk bevorderd. In den refen-
tyd varen er stoombooten tot Medineh in Ëas-
san en op de Faleme tot Farabana.
Sénegambië is een gewest in Afrika,
dat zyn naam ontleent aan de beide rivieren,
de Sónegal en de Gambia, waartusschen het
gelegen is. Het strekt zich uit over dat ge-
deelte der westkust, hetwelk van de Rio
Pongo (lO"" N. B.) noordwaarts loopt tot aan
de Senegal en van den Atlantischen Oceaan
tot aan het begin der vlakten van het Niger-
gebied en heeft eene uitgebrddheid van om-
streeks 18000 D geogr. myL Het noordeiyk
gedeelte van den kustzoom heeft, met uitzon-
dering van het Groene Voorgebergte, zuid-
waarts tot aan de Kaap Boxo eene zuideiyke
richting en daarna tot aan Kaap Yergo eene
zuidoosteiyke. Over zyae geheele lengte ia
dit noordeiyk gedeelte in het algemeen vlak.
SÉNEQAMBIË.
455
sandig en dor, hier en daar van allen plan-
tengroei verstoken. In het zuideigk gedeelte
van den kiutzoom vindt men veel meer verschei-
denheid, vooral daar de monden van groote
rivieren er diepe insnijdingen vormen. Tot
dese behooren: de Casamansa (330 Ned. mQl
lang), de Cacheo of SanDomingo, de Dtöeba
(300 Ned. mOl Ung), de Bio Grande de Ghi-
nala (600 Ned. mgi lang), de Cagon, de
Nnftez en de Pongo. Dit gedeelte is w^ns
de rivierslib, waarmede het bedekt is, on-
gemeen vmchtbaar en met dichte wonden
Dedekt Verder in het binnenland daarentegen
vertoont lich de kostgordel zuidwaarts tot
aan de Gambia als eene uitgebreide, droge,
zandige vlakte, welke zich zoo weinig boven
de oppervlakte der zee verheft, dat de Senegal
over een rechtlOnigen afMand van 300 Ned.
mt|l van de zee een waterverval heeft van
slechts 0,5 Ned. el op éen uur gaans. Ten
zuiden van de Gambia loopt eene vlakte voort
tot op 10^ N. B. Het geheele binnenland ten
oosten van de Feloewatervallen is eene berg-
fltreek, welke zuidwaarts voortschrgdt in die
van het binnenland van Guinéa, ten oosten
met steile wanden afdaalt in de vlakte van
het Nigergebied, ten westen met dergelQke
rotswanden aan de vlakte van den kus^ordel
grenst en eindelUk ten noorden den midden-
en bovenloop van de Senegal overschrQdt,
om zich op 16^ N. B. te vereenigen met de
bergvlakten der zuidwestelQke Sahara. Het
hoogland, waar, niet ver van elkander, de
Ckunbia, de Bio Grande de Ghinala (Tominö),
de Kaluriman, alsmede de Faleme en de Bafing
ontspringen, verheft zich gemiddeld tot eene
hoogte van 800—900 Ned. el. Eigenlffk be-
zitten wg nog geene nauwkeurige opgaven
omtrent de hoogten, terwf}! tevens de geo-
gnostische gesteldheid des lands ons nog vrQ
onbekend is. De belangrijkste rivieren zfjn
er: de Senegal, de Gambia, de Nufiez en een
gedeelte van den bovenloop der Niger in de
bergstreek Mandingo. Tusschen de Senegal en
de Gambia tot aan de Nufies storten slechts
kleine kustrivieren zich uit in den Oceaan of in
de reeds vermelde rivierarmen. — Sénegambië
behoort tot de warmste en ongezondste ge-
westen der Aarde. De hoogste temperatuur —
volgens Maffend tot 86*" C. in de schaduw en
65** C. in de zon — heerscht er van Juni
tot November, in den regentijd, wanneer de
moeraskoortsen woeden, tot wier ontstaan
vooral de snelle wisseling van temperatuur
aanleiding geeft, terwfjl ^ hoogst gevaarlijk
ztjn voor de Blanken. De plantengroei is er
in vruchtbare streken ongemeen welig, doch
kent geene groote verscheidenheid van vor-
men. In de vlakten van den kustgordel groeien
vele grassen, welke echter in de droge maan-
den verdorren of door de inboorlingen worden
verbrand. Zoo ver het zoute water zQn invloed
doet gelden, vindt men op de oevers der
groote rivieren dichte mangrovebosschen en
daarachter reusachtige apenbroodboomen, aca-
cia*B, teak- en mahagonyboomen, oliepalmen,
pterocarpen, papaya*s, kalabasboomen. pan-
danussen, cassia's, tamarinden, drakenbloed-,
ebbenhout-, goeroenoten- en woll>oomen. Op
deze bosschen volgen op den kustgordel on-
derscheidene soorten van katoenheesters en
incUgoplanten, tabak, suikerriet, pistadën,
maniok, arachis en yams. In de bergstreek
van het binnenland, aan den bovenloop van de
Senegal vindt men een niet minder kraohtigen
boschjgoei, maar van anderen aard, daar op
eene bepaalde hoogte de zoo nuttige boter-
boom (Bassia Barkii) zich verheft. De koffle-
boom daalt af tot in de nabijheid van den
Oceaan. In de noordelijke streken van Séne-
gambië eindeiyk ziet men de vruchtboomen
van den gematigden gordel der Middellandsche
Zee, zooaSi oraide-, citroen- en St Jansbrood-
boomen, vermengd met bananen en tamarinden .
•Het dierenrijk omvat er vele apen, olifanten
en allerlei soorten van roofdieren, vooral
leeuwen en panthers, — voorts antilopen in
de kustvlakte, buffels en Aethlophische zwijnen.
In de groote rivieren heeft men er ri vierpaarden,
krokodillen en velerlei visschen. Tot de
huisdieren behooren er uitmuntende ezels, —
voorts schapen, geiten en runderen, kameelen
in de gnudge vlakten en kleine vurige
paarden. Het rQk der delflitoffèn levert er tjzer
en goud. Uzererts heeft men vooral in de
bergstreek van Bfandingo aan den bovenloop
van de Senegal. Nog meer verspreid schijnt in
de bergstreek het goud te wezen, hetwelk groo-
tendeels door wasschen uit rood, Ijaerhoudend
rivieralluvium langs de Faleme enz. verza-
meld wordt De bevolldng van Sénegramblë
bestaat uit althans 5 verschillende groepen.
In het oosten, nab|j de bron van de Niger,
en vanhier noordwaarts tot aan Kaarta wonen
de Mandingo*s, die zich zelven Malinke noemen
en te voren een groot, thans verdeeld BQk
vormden. ZjJ verspreiden zich ook verder naar
het oosten tot aan Foeta D^jallon en Sanka-
ran, waar z0 nevens de Serrakolet, die zich
zelven Soninke noemen, gevestigd zQn. Het
eigenlijke vaderland van laatstgenoemden strekt
zich uit over de landschappen Guy, Kamera
en Gangara op den rechter oever van den
middenloop der Senegal. Onder alle Negervol-
ken van Sénegambië munten zij uit door
koopmansgeest en doorreizen als handelaars
het geheele land. De Malinke en Soninke
hebben de komst niet kunnen verhinderen
der Foelbe (Fellaui, Feilata), die als een
herdersvolk uit het noordoosten zuidwaarts
trokken, den Islam verkondigden en de heer-
schappij erlangden in Bondoe, Foeta, Kassan,
Foeladaga, Waseloe, Dentiiia, Tenda, Foeta,
Dqjallon enz. Tusschen den benedenloop van
de Senegal, de Gambia en de Faleme vinden
wQ, behalve de Foelbe, de groepen derSerers
en D^olofli (Wolofs), die met elkander ver-
maagschapt z|jn. Het Christendom heeft er
tot nu toe op slechts zeer weinig plaatsen,
b|jv. op Goree, te St. Louis en aan de Gambia,
bg de inboorlingen eenige vorderingen ge-
maakt. Het Heidendom vertoont er zich in
den vorm van FetüUismus, doch nergens met
zulke bloedige gebruiken als aan de kust en
in het binnenland van Guinéa. De Moham-
medaansche godsdienst heerscht er vooral in
de bergstreek aan den bovenloop van de
Senegal en Gambia, vanwaar hij langs de
rivieroevers allengs den Oceaan bereikt heeft.
De ongemeene vruchtbaarheid van vele oorden
in Sénegambië maakt er den eigenlijken land-
bouw doorgaans overbodig. Op de alluviale
gronden langs de groote rivieren en in de
moerassige savannen wordt veel rijst geteeld.
456
SÉN£GAMBIË-S£NFT.
Voorts il de aardnoot (Arachia bypogaea L.)
er de ToorDaaiiiBte kweekplant. Ook heeft^men
er veel katoen, maïa en indigo, benevens
eene aanaienlOke TeefokkerU, insonderlieid by
de Foelbe en de D^olofs. Vele inwoners zt|n
nitmantende goudsmeden ; ook Torvaardigt men
er katoenen stoffen, matten en manden van
palmveaels, Toortreffeiyk leder en Qzeren
voorwerpen.
De gesoliiedenis van Sénegambië neemt een
aanvang met de ontdekking van de Senegal
in 1447 door de Portngeeien en met het stich-
ten van volkplantingen aan die rivier door d^
Franschen in 1626. Van dit jaar tot 1758
deden de Franschen er niet minder dan 8
verschillende handelsvereenigingén verryzen,
die echter wegens hare xncht naar het mono-
polie te gronde gingen. Gedurende den Zeven-
jarigen Oorlog kwamen de Fransehe £Actor||en
in het besit der Engelschen, doch de Fran-
schen herkregen in 1768 St Louis en in 1779
Goróe. In 1691 werden alle handelsprivilegiën
afgeschaft en de AArikaansche beaittingen over-
genomen door den Staat, doch eerSt in het
midden van de tegenwoordige eeuw, toen de
kolonel J^aidkerbe gouverneur werd, kwam
men tot de toepassing van een verstandig
stelsel van handel en bestuur. De Franschen
drongen langs de Senegal in het binnenland
door en kochten er te voren slaven, huiden,
goud, ivoor en vooral gom. Onder de £acto-
ryen van het binnenland bereikten Bakelaan
de Senegal en Senoedeba aan de Faleme eene
hooge trap van bloeL Haar voor elke plek,
waar de Franschen aich vestigden, moesten
20 hooge schatting (oontnmes) betalen en lich
aan vernederende voorwaarden onderwerpen,
welke eerst sedert 1856 afgeschaft zyn, doch
niet zonder bloedige oorlogen. In 1856 werden
de Trarsamooren op den rechter oever der
Senegal teruggeworpen, en daarop werd na
eene langdurige worsteling de dweepsieke
aanhanger van den Islam, Madtj Omar, van
die rivier verdreven. De onderwerping der
Dqjolofe en Serers sedert 1859 kostte min-
der mo^te. Sedert 1866 wordt aan de Fran-
schen nergens de heerschappQ betwist, zoo-
dat ay tosschen St Louis en den benedenloop
van de Gfunbia een veiligen weg konden
aanleggen en een telegraafdraad spannen.
De handel tot aan den bovenloop van de
Niger kwam in hunne handen, en ook de
hoofden aan de verschillende rivieren plaat-
sten zich onder hunne beschermheerschappy.
Intusschen droegen de Negers weinig by tot
ontwikkeling der welvaart, en het aantal
Blanken is wegens het moorddadig klimaat
zeer gering. De oppervlakte der Fransehe be-
zittingen in Sénegambië wordt geschat op 4000
D d^g^' myi on het aantal inwoners op 197 000
(1882). Zy zyn in drie arrondissementen ver-
deeld, en de hoofdplaats is St. Louis. Van de
overige steden, die op Europeesche wyze be-
stuurd worden, noemen wy: Goree (2430
inwoners), Buflsque (2500 inwoners), Bakel
(2000 inwoners), Dakar (2800 inwoners) en
Dagana (1 200 inwoners). De waarde van den
invoer in 1883 beliep 17 Vs en die van den
uitvoer byna 22 millioen francs. In 1882 vielen
er 946 schepen binnen, terwyi 960 er de havens
verlieten. Yoor 1884 werden de uitgaven ge-
laamd op 2508000 firancs. Een spoorweg van
St Louis naar Dakar, 263 Ned. myi laag, ia
er geopend, en een spoorweg van Kayea naar
Bafoulabé is in aanbouw. In 1883 waren er
34 post- en telegraafkantoren, en de lengte
der telegraaflynen bedroeg er in dat jaar
2457 Ned. myi. De hoofdplaats St Louis ia
de zetel van een gouverneur en telt 15496
inwoners (1879).
In het zuideiyk gedeelte van Sénegambië
bezitten de Portugeezen eene provincie, die
den naam draagt van Pariuseêieh Qinaêa. Z0
is ruim 1 G K^ogr, myi groot en heeft nog
geen 10000 inwoners. Hare hoofdstad isBola-
ma, — voorts heeft men er de versterkte
plaatsen BissHo, Cacheo enz.
Senesohal of smesealky in het midden-
eeuwsoh Latyn teitêtcalcuê^ afkomstig van het
Latynsche woord senes (oud) en hét oud-Duitsch
woord soalc (knecht), beteekent oudtU imeki^
en men bestempelde met dien naam in Frank-
ryk den staatsdienaar, die voor de tafel dea
Konings moest zorgen, met het opzicht over
het paleis en de financiën was belast, bevel
voerde over het leger en de bevoegdheid bezat,
in naam des Konings recht te spreken. Efet
schynt, dat deze titel dien van maire du pa-
leis (miOordomus) vervangen heeft; hy was
sedert Lothanug erfeiyk in het Huis der Gra-
ven vam Anjouy maar werd in 1191 door Phi-
Uppus Auguttuê afgeschaft Sedert dien tyd
had men alleen nog séneschals in de provin-
ciën, wier ambt overeenkwam met dat des
Konings, die zich „grand sénéchal de France'*
noemde; hun gerechtshof en het district, aan
hunne rechtspraak onderworpen, noemde men
„Sénéchaussée".
Senestrey (Ignaz von), bisschop van Be-
gensburg, geboren den 13den Juli 1818 te
B^mau in de Bovenpfalz, studeerde te Bam-
berg en aan het college der Jezidéten te
Bome, werd in 1842 tot priester gewyd en
zag zich in 1858, omdat de Begeering hem
voor een vyand der Jezuïeten hield, tot bis-
schop van Begensburg benoemd. Weldra e<;h-
ter trad hy op als een yverig voorstander der
Jezuïeten, riep hen naar het Benedictyner
klooster te Begensburg, onderdrukte de lagere
geesteiyken, plaatste zich in 1867 aan het hoofd
der beweging tegen de schoolwet en in 1868
tegen het ministerie Hóhmdohe en was op het
Yaticaansch Concilie een yverig voorvechter
der onfeilbaarheid. Later was by de ziel der
Ultramontaansche machinatiên tegen het Byk
en tegen het vryzinnige Beiersche ministerie.
Senft (Christian Karl Friedrich Ferdinand),
een verdiensteiyk aard- en delfstof kundige, ge-
boren den 28sten Februari 1810 te Mohra,
studeerde te Jena en te Qöttingen in de the-
ologie, maar legde zich tevens met yver toe
op de natuuriyke historie. In 1834 werd hy
oandidaat in de godgeleerdheid, maar tevens
leeraar in de natuurkunde aan de school voor
boschcultuur en vervolgens ook aan het reaal-
gymnasium te Eisenach. Hy bepaalde zich
vooral by de verschynselen der verweering,
by de veranderingen in verbindingen der mi-
neralen. In het byzonder onderzocht hy de
ontledingen, welke de mineralen en rotssoor-
ten door de humus- en veenbestanddeelen
ondergaan en verkreeg daardoor belangryke
uitkomsten. Hy schreef: „Lehrbuch der forst-
lichen Qebirgs- und Bodenkunde (1847 , 2
SENPT-SENNYBY.
467
dln)**, — «Lehrboch der fofsttiohen Nator-
konde (1856—1857, 3 ölny\ — «KlaaBifikatton
und Besehreiboiig der Feiaarten (1857, be-
kroond)*', — ,yHiimiii-, Marach-. Torf- and
LimonitbildniigeQ (1862, bekroond)'', — ,Der
Steinaehntt nnd Erdboden (1867; 2de dmk,
1877)", — „Die krystallinischen Felagemeog-
tbeile (1868)", — ,^ehrbnch der Mineralien-
und Felsartenkande (1869)", — j^ynopeisder
MinenU^e nnd Geognoele (1875 ~ 1877, 2 dln)",
— en ^FelB nnd Erdboden (1876)".
Senior (Naasan William), een EngelBch
sUathnishondknndlge, geboren in 1790 te Dun-
ford in Wilts, heeft sich gedeelteigk door atfne
werkiaamheid als hoogleeraar in de staathnis-
houdknnde te Oxford en als achrgver, gedeel-
telijk door het bevorderen van onderacheidene
liberale maatregelen der Begeering verdienate-
mk gemaakt, en overleed den 4den Jnni 1864.
H0 schreef o. a.: „Biographical sketches (1863)".
— „Esaaya on fiction (1864)", — „Hiatorical
and philoaophical eaaaya (1865, 8 dln)", —
„Introdnctory lectnrea on political economy
(1852)", — en „Snggeationa on popnlar eda-
catiOB (1861)", — Toorta: merkwaardige reia-
verhalen nit TnrkVe, Griekenland, Ierland en
FrankrUk.
SexüEenberg (Heinrich Christoph, vr||heer
von), een Dnitach rechtageleerde, geboren te
Frankfort aan de Blain in 1704, werd in 1735
hoogleeraar in de rechten te Qöttingen en in
1738 regeeringsraad te Giessen. In 1749 ver-
trok hy als geheim Jnstitieraad naar Frankfort
en in 1750 naar Weenen, waar hH adeldom
ontving Bgkshofiraad werd en in 1768 over-
leed. Hy schreef o. a.: „Selecta Jnris et his-
toriamm tnm anecdota tnm Jam edita et ra-
riora (1732—1742, 6 dln)", — „Corpus Juris
fendalis Germanici (1740)", — „Corpus Juris
Germanici publiei (1760—1765, 2 dln)", —en
„De Jure primarum precnm regum Germaniae
(1781)".
Senkowski (Ossip Iwanowitiil), een ver-
diensteiyk Bnasisch schrUver en een grondig
beoefenaar der Oostersche talen, geboren nabg
Wilna den 3l8ten Maart 1800, volbracht in
1819—1821 eene reis door Turkse, Klein-
Azië, den Griekschen Archipel,' Syrië, Egypte
en Nubië en was vervolgens werkzaam by de
Bnssische zending te C^nstantinopel. Nadat
hy in 1821 by het Aziatisch departement te
Petersburg waa geplaatat, werd hy in 1822
hoogleeraar in de Gosterache talen aan de
universiteit te Wilna en kort daarop aan die
te Peteraburg. In 1847 ontving hy een eervol
emeritaat, en overleed den 16den Maart 1858.
Hy achreef o. a.: „Collectanea (1824—1825,
2 dln)", — „Supplément k Thiatoire dea Huna,
dea Turca et dea Mongola (1824)", — en
„Lettre de TutundJuOgluMuata(aAga(1828)".
Voorta leverde hy reiaverhalen in tydachrif-
ten, benevena eene verzameling van novellen
en aatyriache opatellen (nieuwe druk, 1840, 3
dln), alamede talryke artikela in de door hem
bezorgde uitgave van de Buaaiache Enoyclo-
paedie. Wydera vermelden wy van hem de
romana: „De valvanhetBykSJirwan(1842)".—
en „De volmaakte vrouw (1845)", terwyi hy het
tydachriA: „De leeabibliotheek" redigeerde en
later medewerker waa aan „De zoon des vader-
landa", waarin hy tegen de talryk iuBualand
heerachende miabruiken te velde trok.
Sennaar, ook D^fêtyrêk^Smmaat (Eiland
Sennaar) of kortweg Dsjeiirek (Eiland) ge-
heeten, ia by de inboorlingen van den Eg^
tiachen Soedan de naam van het land, het-
welk tnaachen de Witte en Blauwe Myi ia
gelegen. In den Egyptiachen kanaelar^tyi
heet het Dar Semnaar (district- Sennaar). Het
neemt in het noorden een aanvang by Char-
toem en strekt zich zuidwaarts uit tot aan de
Sobat, eene zyrivier op den rechter oever van
de Witte Nyi op 9<' N. B. Het noordeiyk ge-
deelte Van het land is geheel vlak. Op 13— 14®
N. B. verheflèn zich enkele granietgevaarten
uit de vlakte, en vanhier naar het zuiden
vindt men eene aaneenschakeling van berg-
groepen, die den overgang vormen tot het
Alpenland van Abessinië. Door de vlakte
kronkelen eenige periodieke rivieren in de
richting van het oosten naar het westen, en
een groot aantal regenbeken stort zich uit
in de Witte en Blauwe Nyi. Het vlakke
land, dat zich met eene zeer flauwe helling
boven de oppervlakte van het water verheft,
bestaat uit leem en alluvium met conglome-
raat, en de verweering der granietgevaarten
levert veldspaatachtige gruiraiaaaa'a, die der
boomen eene hnmualaag. Het met ateengruia
bedekte land tnaachen de bergen bevat eene
groote hoeveelheid yser en goud. De planten-
groei ia er vooral langa de rivieren zeer welig.
Oorapronkeiyke wonden wiaaelen er af met
kreupelhout, met hoog en dicht begroeide wei-
den en met ateppen, die alechta zelden in barre
woeatenyen veranderen. De bevolking beataat
grootendeela uit den Negeratam der FoeacU, die
Ui den aanvang der 16de eeuw de Witte Nyi
overachreden, het land veroverden, de aldatur
wonende Bedoeïnen tot onderwerping braehten
en het Byk Sennaar atichtten, dat in 1820
door den Pa^la van Egypte in bezit genomen
en in eene Egyptiache provincie heraohiH^n
werd. Al de inwonera zyn Mohammedanen. —
De loofdtiad Sennaar, te voren tevena die
van het Byk der Sijilloek, op den rechter oever
van de Blauwe Nyi gelegen, heeft eene aaoa-
kee en een vervallen paleia van den voor-
maligen Koning, eenige fabrieken en 10000
inwonera. De tweede atad dea landa ia Wol
ed Medineh met 16000 inwonera en een hoog-
gerechtahof, deageiyka aan de Blauwe NyL
De derde atad ia de belangrykate handela-
plaata, Meaalamieh met 20000 inwonen. In
het noordeiyk gedeelte heeft men onderachei-
dene karavaanwegen, die de plaataen aan de
Blauwe Nyi met andere aan de Witte Nyi
verbinden.
Sennebladeren, zie Csffto.
Sennerjj noemt men de inrichting tot het
maken van kaas, inzonderheid in de Zwitier-
sche Alpen. De herder draagt er den nakm
van SSnM, zyn verbiyf dien van Smmêkvi, Zie
voorts onder AhemvuteèU,
Sennyey (raul, vryheer von), een ver-
diensteiyk Hongaarseh staatsman, geboren in
1822 in het comitaat Semplin, was in verschil-
lende adminiatratieve betrekkingen werkzaam
en werd voorta honorair-aecretaria der Konink-
lyk-Hongaarache Hofkanaelary. In 1848 werd
hy lid van den Bykadag en behoorde er tot
de Legimiatiache party. In datzelfde Jaar keerde
hy echter tot het ambtelooa leven terug. In
1850 werd hy vicepreaident van den Hongaar-
468
8ENNYEY— SEPIA.
Bohen BtadhoaderltikeB Baad, maar ook dese
betrekking liet hO weldra varen. Na dien tyd
naderde hQ tot de sQde van Dedk, werd in
1866 Bcliatmeester Tan het Hongaarsch Bestuur,
dook legde in 1867 ook dit ambt neder. In
1872 sag hg lioh weder afgevaardigd naar den
Byksdag, kwam in 1874 aan het hoofd der
conseryatieve party en zag zich in 1886 benoemd
tot Judex curüe en tot president van het Huis
der Magnaten. Hy behoort tot de yoomaamste
staatsmannen van HongarUe.
Senonen was de naam van een volk in
Gallia Lugdunensis, gevestigd in het zuideiyk
gedeelte van Isle de France en in het noordwes-
ten van Champagne. Hier lag hunne hoofdstad
Agendicnm, thans Sens. Een gedeelte van dat
volk trok naar UmbriS in Italië, en waar-
schyniyk waren het Senonische Galliërs, die
in 890 vóór Chr. Rome in brand staken. Later
namen zy deel aan den oorlog der Etruscers,
Umbriërs en Samnieten tegen Rome en leden
met dezen in 296 by Sentinum de nederlaag. In
den slag van 284 tegen de Romeinen behaalden
zy de overwinning, maar werden een jaar
daarna door den
consal P. Dolabdla
geheel tot onder-
werping gebracht,
waarna op hun
grondgebied de
kolonie Sena Gal-
lioa (Sinigaglia)
verrees.
Sens, eene ar-
rondissements i^
hoofdstad in het
Fransehe departe-
ment Tonne, aan
de Tonne en aan
den spoorweg van
Parys naar Dyon,
is de zetel van
een aartsbisschop
en van een paar
Teohtbanken, heeft
eene ftraaie hoofd-
kerk, 14 andere
kerken, een ly-
ceum, een theolo-
gisch seminarium,
eene boekery van
12000 deelen,een
ryk archief, een
oudheden, een aantal fabrieken en omstreeks
14000 inwoners (1881). Zy is het oude Agen-
dicum, de hoofdstad der Senonen.
Sensualismus is in de psychologie de
stelling, dat al onze denkbeelden oorspronke-
lyk op den grondslag der zinneiyke waarne-
mingen, alzoo op aandoeningen der zintuigen
berusten. De voornaamste voorstanders van
dit gevoelen zyn Rotlbes en OondiUac en in
lateren tyd Anomie Oamtê, Het sluit de moge-
lykheid niet uit, dat zich uit de zintuigeiyke
gewaarwordingen hoogere denkbeelden ont-
wikkelen; doch anderen gaan verder en be-
weren, dat de ware kennis zich enkel bepaalt
tot datgene, wat een voorwerp is der zinneiyke
waarneming, Ja, zy noemen alles onwaar, wat
de grenzen onzer ervaring overschrydt. —
Ook geeft men dien naam aan een stelsel,
dat voor goed en kwaad geen anderen maat-
Sepia officinalis
museum van Romeinsche
staf kent dan de streeling der zinnen.
Sentimentaliteit is de stemming des
gemoeds, waarby de mensch met betrekking
tot de omstandigheden des levens of by het
aanschouwen der natuur zyn gevoel laat wer-
ken en tevens met yver datgene zoekt, wat
geschikt is het gevoel te prikkelen. Hierbtf
is op te merken, dat het gevoel, zich ont-
slaande van de leiding van het verstand, ge-
wooniyk tot eenzydigheid , tot overdryving,
tot onwaarheid vervalt. Op het gebied der
poëzy hebben Seküler en GOthe hetsentlmen-
teele „het overwicht van het subjectieve op
het objectieve" genoemd. Het verheft zich op
de vleugelen des gevoels boven de werkeltfk-
heid en Jaagt hersenschimmen na. Ook ver-
liest het zich wel in eene zee van tranen en
in eene herhaling van Jammerklachten. Onder
de sentimenteele schryvers in Nederland be-
hoort de eerste plaats te worden toegewezen
aan Bh^vis Feieh^ die echter later zelf dezen
schryrtrant afkeurde.
Separatisten of afyeteheidênen^ van het
Latynsche woord separare (scheiden), noemt
men hen, die zich
uit een bepaald
kerkgenootschap
verwyderen, om-
dat ziy zich met
de gewyzigde ge-
voelens van dit
laatste niet langer
kunnen vereeni-
gen. In ons Vader-
land wordt ^e
naam zeer vaak
gegeven aan de
uit het verband
der Nederlandsehe
Hervormde Kerk
uitgetreden Oad-
Gereformeerden of
Christd^k Otrefor-
meerden (zie al-
daar).
Sepia X. of
inktvitch is de
naam van een
weekdier uit de
orde der Koppoo-
Hgen (Cephalopo-
da), uit defiunUie
der Tweeldempigen (Dibranchiata) en onder
de fiimilie der Tiep^tigen (Decapoda). Dit
dier heeft een ovaal lichaam, lange, smalle
vinnen, 8 korte en 2 lange vangarmen, die
aan de binnenzyde van eene dubbele ry zuig-
nappen zyn voorzien en die het kan intrek-
ken, en eene kalkachtige, poreuse rugplaat.
De eieren, onder den naam van têeèekÊOM
bekend, geiyken op een dmiventros. De ge-
wone sepia (S. offlcinalis X., zie bygaande
figuur) heeft eene witachtige, rood gestippelde,
gladde huid, wordt 4Vo N^. palm lang en is
in alle Europeesche zeeën, inzonderheid op de
Nederlandsehe kust, te vinden. De vangarmen
omgeven de mondopening, welke van twee
zware kaken In den vorm van een vogelsnavel
zyn voorzien. Zy leven van dieriyk voedsel,
vooral van visschen, kreeften, krabben enz. De
rugplaat (os Sepiae) is VU—^^j^ Ned. palm
lang en 4 tot 8 duim breed, elliptisch van ge-
SEPIA— SEPP.
469
dunte en aan bdde igden geneiid, ZQ is wit,
bros, lontaohtig Tan smaak en berat 86^/0
koolsoor caldam, 47o orcranisclie bestanddeelen
en Toor *t overige water en sonten. Men ge-
bndkt ie in f^n gewreven toestand als tand-
en pol)|Btpoeder. Het vleesch der sepia wordt
in Italië door behoefUgen gegeten. Het vocht
nit den inktsak is eene bekende bminesohil-
derverf. In gedroogden toestand ishetglansig
donkerbrnin, onoplosbaar in water en wQn-
geest, maar oplosbaar in bQtende loog. Om het
als waterverf te gebmiken, droogt men het vocht
zoo snel mogelQk, wrQft het met butende
kali, kookt het V« ^^ ^^ filtreert het, waarna
men het Altraat neatraliseert De neerslag
wordt gewaaschen, gedroogd en met Arabische
gom gewreven. De beste soort komt nit Rome.
8^^. Onder dexen naam vermelden wQ:
Ckrittiaam Sepp^ een verdiensteigk teeke-
naar en graveur, geboren in den aanvang der
18de eenw te Oodar, waar itn vader de be-
trekking van conrector bekleedde. Hy vestigde
sich als koopman te Hambnrg en wj|dde zyn
vrQen tgd aan wetenschappellke nasporingen,
vooral op het gebied der entomologie, waar-
toe hg eene merkwaardige versamettng van
werktuigen in gereedheid l»acht Liater — doch
vóór 1789 — vertrok hV naar Amsterdam en
maakte er sich verdiensteiyk door de vervaar-
diging van land- en seekaarten, alsmede door
de nitmnntende gravures, die h0 leverde bQ
a||n werk: „Beschouwingen der wonderen
Gods in de minst geachte schepselen of Ne-
derlandsche insecten naar honne aanmerkelQke
hnishoading, verwpnderlOke gedaantewisseling
en andere wetenschappelüke bfizonderheden**.
Yan dat werk leverde hg alleen de eerste 60
platen, tervrgi aan de bewerking der volgende
deel genomen werd door sQn ondsten zoon.
HO overleed in Angnstns 1776.
Jan Okritiiaam 8tpp, een lOon van den
voorgaande en geboren te Amsterdam den
^dten November 1789. Reeds vroeg trad hO in
de voetstappen van zQn vader, himteerde met
goed gevolg penseel en gravemaald, versa-
melde met st|n vader een groot aantal insec-
ten, zette de besohrUving van deze voort,
werd boekhandelaar, leverde de platen voor
het bV hem uitkomende werk van CarneUt
Noteu^am : „De Nederlandsehe vogelen*', werd
in 1781 door de Doopsgezinde gemeente der
onde Vlamingen tot leeraar gekozen, gaf als
vertaling nit: JSdwards en OcMbff'» „Uit-
landsche vogelen**, — de „Afbeelding en be-
eehrtlvfaig van artsenflgewassen**, — de „Flora
Batava** van den Vtrechtschen hoogleeraar
Kofj en overleed den 28sten November 1811.
Jan SefiPf een Q^erig beoefenaar der insec-
tenknnde en een zoon van den voorgaande.
HQ werd geboren te Amsterdam den 18den
S^tember 1778 en zette de nitgave voort
van de werken over de insecten en de vogelen,
alsmede der „Flora Batava**. Dat over de
vogelen werd in 6 foliodeelen met 260 af-
beeldingen voltooid en dat over de vlinders
vervolgd tot aan het zevende deel. Voorts
bezorgde hd de nitgave van de „Afbeelding
en besohrUving van Sorinaamsehe vlinders**
en van het „Bloemkondig woordenboek**. HQ
overleed den 19den December 1863. — Door
z0n zoon Oondu Stpp (geboren 20 September
1810, overleden 31 Januari 1868) werd de
nitgave van het werk over de insecten en
die van de „Flora Batavia** met kracht voort-
gezet.
C^kritHaam Sefp, een verdiensteiyk Neder-
landsch godgeleerde en een woon t2,jï Ja» 8epp
bovenvermeld. HQ werd geboren te Amster-
dam den 3den April 1820, en was achtervolgens
Doopsgezind predikant te Westzaan, te Zaan-
dam en te Leiden, alwaar htl in 1876 eershalve
den doctorsrang en in 1882 een eervol emeri-
taat ontving, waarna hg zich vestigde te
Amsterdam. HQ leverde onderscheidene ver-
talingen, alsmede talrQke artikelen in tyd-
Bchriften, vooral in de „GN>dgeleerde Bgdragen**,
waarvan hg van 1866 tot 1866 redacteur was,
en schreef: „Herinneringen uit het leven van
een hulpprediker (1846)**, — „Bengel, een
waardig discipel van den Heer. Eene voor-
lezing met bgiagen (1848)**, — „Onderzoek
naar de leer des N. Testaments over de H.
Schriften des Ouden Verbonds (1849)**, — „De
zeven kruiswoorden (1866)**, — „Qesehiedenis
der theologie in Nederland van 1787—1868
(1860; 8de druk, 1867)**, — „Johannes Stinstra
en zgn tgd, eene bgdrage tot de geschiedenis
der kerk en school in de 18ëe eenw (1866—
1866)**, — „(Geschiedkundige nasporingen
(1872—1876, 3 dln)**, — „Het godgeleerd
ondervrgs in Nederland gedurende de 16de
en 17de eeuw (1873-1876, 2 dln)**, — „Drie
Evangeliedienaren nit den tgd der Hervorming
(1879)**, — „Polemische en irenische theologie.
Bgdragen tot hare geschiedenis (2de druk,
1882)**, — „Blbliographische mededeelingen
(1883)^ — „Kerkeigke studiën (1886)**, — en
^Bibliotheek van Nederlandsehe kerkgeschied-
Bchrgvers (1886)**.
Johatm Nêpomuh 8epp, een verdiensteigk
B. Katholiek schrgver over kerkgeschiedenis.
Hg werd gel>oren den 7den Augustus 1816 te
Tölz in Beieren, studeerde te München in de
wgsbegeerte en in de theologie en vervaar-
digde aldaar zgn „Leben Jesn (1842—1846,
6 din; 2de druk, 1866, 7 dln)**, een tegenhan-
ger van het werk van Stratux^ waarin hg
optrad als een leerling van ScHMimg en CNhrreg.
Nadat hg in 1846 eene reis had volbracht door
Syrie, Palaestina en Egypte, werd hg hoog-
leeraar in de geschiedenis te Mfinchen, doch
reeds in 1847 met zeven zgner ambtgenooten
nit de hoofdstad verbannen. Daarentegen zag
hg zich in 1848 gekozen tot lid van het Par-
lement te Frankfort, in 1849 tot lid van
de Beiersche Kamer en in 1860 weder in
zgne betrekking hersteld. In 1867 werd hg
emeritus verklaard, maar in 1868 afgevaardigd
naar het Dnitsche Tolparlement en in 1869
naar de Beiersche Kamer, waar hg in 1870
en 1871 gverde voor de eenheid van Duitsch-
land. In 1872 volbracht hg op kosten des Rgks
op nieuw eene reis naar Palaestina, en van
zgne geschriften vermelden wg: „DasHeiden-
thum und dessen Bedeutung Air dasChristen-
thum (1863, 8 dln)**, — „Thaten und Lehren
Jesu mit ihrer Weltgeschichtiichen Beglaubi-
gung (1864)**, — „Gleschichte der Apostel vom
Tode Jesn bis zur ZerstOrung Jemsalems (2de
druk, 1866)**, — „Jemsalem und das Heilige
Land (1862—1863, 2 dln; 2de druk, 1872)**,
— „Nene arohitektonische Studiën und histo-
rischtopographische Forsohnngen in Palftstina
(1867)**, — „Ludwig Augustus, Kdnig von
460
SEPP- SEQÜE8TBATIE.
Bayera (18e9y\ — „ AUbayriiche Stgenacbats
(1876)*', — en ^Görree nnd aeine Zeitgenoaten
(1877)".
S^time noemt men in de moiiek op
elke aehaal den toon, welke de lerende te
van den als grondtoon aangenomen toon. De
septime is een dissoneerende interval, maar
hoogst belangrtfk voor de harmonie, daar iQ
het keerpnnt vormt van een ac^ooord en tevens
het eenige middel is om de acooorden tot
eene onafgebroken keten van harmonische
klankveri^dingen te maken. Men heeft de
JcUine of domimani êepHwêê^ bestaande nit 4
,heele en 2 halve tonen (byv. ^— A d^c) in
de verhoading van 5:6, — de sf^w>iê Mpémêy
bestaande uit 6 heele en een grooten halven
toon (bi)v. o—h, d—ei$) in de verhouding van
8—15. — en de o«r»iiidir<20 tm^MM, bestaande
nit 2 heele en 8 groote halve tonen (bffv.
^M— f, k^€u) in de verhouding van 75—128.
Septimer (De), een bergpas in de Alpen
van Qrauwbunderland, verheft lieh ter hoogte
van 2 311 Ned. el en verbindt de dalen Ober-
halbstein en Bergell, of Uever de Bodensee met
.het meer van Como. Die bergpas werd in de
dagen der Bomeinache heerschappij en ook
nog in de middeneeuwen druk bezocht, ter-
wyi men thans veelal van minder moeielüke
verbindingswegen gebruik maakt
Septuagedma of de uoenH^êtê is in den
kerkelüken almanak de 9deiondagofde708te
dag voor Paschen. Zie voorts onder Va$im.
Septuaginta of de ZevênOff (LXX) noemt
men gewoonlQk de zeventig vertalers, die
eene Grieksche overzetting van het Oude
Testament hebben geleverd. De Israëlieten^
vóór den aanvang onzer Jaartelling in grooten
getale te AlexandriS gevestigd, vergaten al-
lengs hunne moedertaal, zoodat hunne gewyde
Bcbiiften vóór en na in het Grieksch werden
overgebracht. Het bl0kt, dat die schriften on-
der de handen zOn geweest van verschillende
bewerkers en dat de vei taling op vele plaat-
sen eer eene omweiking mag heeten dan eene
getrouwe vertolking. Ook ^dt men hierin
toevoegselen tot de geschriften van DamiSl en
Skikêfy welke in den Hebreeuwschen codex
ontbreken, alsmede eenige apocryphe boeken,
welke' men elders vruchteloos zoekt. Intus-
schen vei kreeg deze vertaling — aan zeventig
personen toegeschreven — eerlang een groot
gezag en werd nevens den Hebreeuwschen
tekst in de synagoge gebruikt. De Kerkvaders
handhaafden zelfs de inspiratie van deze over-
zetting en stelden haar geiyk met het oor*
spronkeiyke. Daar er vele a£Mshriften en daar-
onder zeer gebrekkige van vervaardigd werden,
wendde reeds OHgm^êê pogingen aan, den
zuiveren tekst der vertaling te herstellen. ZQne
.„Hexapla" bevatte den Hebreeuwschen tekst
met Hebreeuwsche en Grieksche letters, de
vertaling van Aquüa, die van Sffmmaehuê^
die der ,»Zeventig" en die van Theodotion.
Van dit boek van Or^eneêy alsmede van z0ne
jTetrapla" is echter niets bewaard gebleven.
De nieuwere uitgaven der Grieksche vertaling
des Guden Testaments berusten op de beide
codices: „Yaticanus" en „Alexandrinus". De
beste is die van Tuohendorfibée drukylS7hy\
Sepulveda (Jnan Giaez), een Spaansch
gesdüedschrUver en geleerde, geboren in 1400
te Pozo Blanco by Cïordova, studeerde te
Gordova, Aloala de Hennares en Bologaa,
zag zich in 1586 door Kard V totBykshisto-
ri<^traaf benoemd en woonde by afwiswlinfr
te VaUadoUd, O>rdova en Madrid, totdat liif
in 1557 een canonicaat te Salamanca verkroegr»
vraar hy den 23stea November 1574 overleed.
Zyne verdienste bestaat hoofdzakeiyk in de
bevordering van de kennis dar klassieke let-
terkunde in lyn vaderland en in de bestrO-
ding van de scholastieke geleerdheid van ^e
dagen. Zyn voornaamste geschrift heeft tot
titel: „Historiae CaroU Y imperatoris litvri
XXX", eerst in 1775 teruggevonden en door
de Koninkiyke Académie te Madrid te geigk
met andere geschriften van Stpulveda in 1780
in 4 deelen uitgegeven. Andere werken vaa
dezen schryver, zooals: „De rebus Hispano-
rum gestis ad novum orbem Mexicumque fibri
VU", — „De rebus gestis PhiUppi U fibri
UI", — „De vita et rebus gestis Aegidti
Albomotü libri U", zyn uitgegeven te Keulen
in 1602.
Sequaners (De) vormden een volk van
Keltischen oorsprong tusschen de Jura en de
Arar (Sadne), met Yesontlo (Besan^on)
als hoofdstad. Zy hadden eigen Koningen en
waren vyandig gezind Jegens de Aednfirs,
tegen w^ken zy omstreeks 70 vóór Chr. de
Giermanen onder Ariovittu» te hulp riepen.
Deze bracht hen zelven tot onderwerping en
ontrukte hun een groot gedeelte van bun
grondgebied, totdat Camar hem verdreef om
aldaar, evenals in geheel Gallië, de Boneiiiiebe
heerschappy te vestigen.
Sequentia zyn lofliederen in het oude
kerkgezang, alzoo genoemd, omdat sQ in
het „granduale" op het „Hallelitfa" volgen
(sequi). Aanvankeiyk waren zy heriialingen der
melodie met de laatste lettergreep van het
„Hallelf^ja", en daar men vervolgens hiertoe
een prozatekst bezigde, werden zy ook wel
„proza V genoemd. Thans heeft men in deB.
Katholieke Kerk slechts 5 sequentia, nameiyk:
„Yictimae paschalis laudes (uit de 11de eeuw)",
— „Yeni sancte spiritus (naar men wil van
Bcèerty koning van Frankryk)", •— „Lauda
Sion salvatorem (van Tkomat van Aquimo,
t 1274)", — „Stabat mater (van Jacoptmm,
t 1306)", — en „Dies irae (van Tkomat mw
Oe/€uio, t 1250)". Onderscheidene „sequentia"
zyn omgewerkt en ook in Protestantsche
gezangboeken opgenomen. Eene verzameling
van oude „sequentia" is uitgegeven door
iTdAret» (1873), en men heeft van BarUdki
„Die lateinische Seqnenzen des Mtttelalters
(1868)".
Sequestratie is eene soort van bewaar-
geving eener zaak, waarover tusschen twee
personen verschil bestaat, aan een derden,
die haar na beslissing van het geschil met de
vruehten aan den rechthebbende ter hand steH.
Deze bewaarhouder wordt „sequester" geheeten
en mag zich niet dan om l>epaidde redenen
onttrekken aan de sequestratie vóórdat het
vonnis gevallen is. Terwyi de eigeniyke be-
waargeving alleen by overeenkomst plaats
heeft, kan de sequestratie ook geschieden op
rechteriyk bevel. Haar doel is: de zaak in
geschil ongeschonden te bewaren ten behoeve
van den reehtBUitigen eigenaar. Zy kan, in
tegenstelling van bewaargeving, zich ook tot
onroerende goederen uitstrekken. De rechter
SEQU£8TRATIE~8EB1WAK.
461
kaa hftar beveleii op ▼enoek tm partgen en
ook amMibalve, doch de alsoo benoemde
seqaester moet jMuriyks rekening Tan a|)n beheer
aflefgen voor de reehtbaak. Ambtshalve kan
de rechter seqaestratie bevelen van roerende
saken, die onder een tehnldenaar zgn in be-
slag genomen, van eene roerende of onroe-
rende saak, waarvan het eigendom of het
besit tossclien twee of meer personen in ge-
echil is, en van zaken, welke een schalde-
naar tot kwyting igner schuld aanbiedt. De
seqaester moet voor de toerertronwde zaken
zoo goed zorgen als voor zgne leigene; hQ
mag ze niet gebmiken en ook niet onder-
zoeken, welke ze zQn, wanneer ze hem in
een gesloten kist of verzegelden omslag wor-
den toevertrouwd. Schade buiten zyne schuld
komt echter niet voor zQne rekening, en voor
de kosten, door hem ter zake van sequestra-
tie aangewend, wordt hQ schadeloos gesteld.
Sequoia Éndl. \b de naam van een plan-
tengeslacht nlt de fsimilie der KegMragen
(Coniferae). Men kent daarvan twee soorten,
die beide in Galifomlë te huis behooren, maar
ook elders als sierboomen worden gekweekt.
Zg hebben reusachtige afknetingen, vooral de
zoogenaamde Mammoeiboome» van den Sifirra
Nevada (S. gigantea SiuU., WellingtonU
gigantea IMU. of Washingtonia gigantea
Wiiul), Deze worden gemiddeld 100 Ned. el
hoog, en éen dier hoornen, de „Vader des
Wonds** geheeten, was 144 Ned. el hoog
•en had bg den grond een omvang van 35 Ned.
el. Hg ligt sedert lang ter aarde en is hol,
coodat een menseh er zonder hinder over eene
lengte van M) Ned. el In kan doordringen.
Men schat zQn ouderdom naar het aantal
jaarringen op 8 000 tot 6000 Jaren.
De andere soort is 8, êempervirens JEndl.
<Taxodinm sempervirens Lamh,). Deze boom
groeit ook in de bergstreek van CallfomiS,
maar over uitgestrekter gebied. HQ is minder
èoog dan de voorgaande soort, maar exem-
plaren, die 90 Ned. el hoog zQu, behooren niet
tot de zeldzaamheden. Zy onderscheidt zich
yan 8. g\0cmtea door klebier kegels en door
den vorm der bladeren. Het hout van beide
soorten Is rood van kleur en wordt tot tim-
merhout gebruikt.
Seraf, een Hebreeuwsch woord, in het
meervond HrapUm^ is in het Oude Testa-
ment de naam van gevleugelde wezens of
engelen, die onder het zingen van lofliederen
•den troon van Jêhoioa omgeven. Later werden
«g geigk gesteld met de cherubim. Zie onder
Chêrwb.
Serafigan (De Goudstrooiende) Is de naam
-van eene rivier in Toerklstan. Zg ontspringt
^p den Serafitfangletscher op 391/3 N. B. en
70°40' O. L. van Greenwieh, stroomt west-
waarts tunchen de Karat^etaoe- en de SerafH-
Janketen, kronkelt in de vlakte langs Samar-
kand en Bokhara en stort zich nlt in het
steppemee Dengis zonder de Amoe Daija te
bereiken. Zg is vooral merkwaardig wegens
de talrgke kanalen, die haar water naar de
bouw- en weilanden brengen.
Seraïy een Perzisch woord, door ons naar
het Italiaansche Seraglio in SerM veranderd,
is In ruimeren zin de geheele huls- en hof-
houding van een vorst. Sêna-Boêmoe (de
•serallspits) is eene wgk van donstantinopel
tnsBchen de Zee van Marmora en de Bospo-
rus, met het oude paleis der Sultans, te vo-
ren dat der Byzantgnsche Keizers. Men geefk
den naam van seraY in het algemeen aan
groote gebouwen.
Sendng, een merkwaardig vlek in de
Belgische provincie Luik, in het zuidwesten
van de stad Luik en aan den spoorweg van-
hier naar Namen gelegen, was te voren het
zomerverbigf van den Vorst Bisschop van
Luik. Thans heeft men er het voormalig bis-
schoppeigk paleis, onderscheidene villa's,
steenkolen- en aluingroeven, eene glasblazerg,
eene kristalfitbriek en eene uitgebreide ma-
chinenfkbriek, door John CoeJceriU in 1822 ge-
sticht. De bevolking telt erruim 24000 zielen.
Sen^ewó, zie Botno Serai,
Serampoer. eene stad in het Britsch-
Indische presidentschap Bengalen, op den
rechter oever der Hoegli en een station van den
(ïangesspoorweg, ligt 30 Ned. mgi ten noor-
den van CSalcntta en was oorspronkeigk eene
Deensche factorg onder den naam van Fre-
deriksnagor; zg is den 22sten Februari 1845
door de Deensche Kroon met de overige Oost-
Indische bezittingen aan de BHtsch-OostlDdi-
sche Compagnie verkocht. £r zQn ruim 24 000
inwoners, en zg was te voren het middenpunt
der zendingswerkzaamheid met'eene Termaarde
boekdrukkerg.
Serapis. eigenigk Oiirapi (Oslris-Apis)
of OtirU als Apit, was eene Egyptische god-
heid en wel de ziel van Otirity levende in
den stier J^is, terwgi Otiris zelf koning was
der onderwereld. Hg wordt beschouwd als
de god der geneeskunde en door velen ver-
eenzelvigd met Atelepias (Aesculapius). De
dienst van Serapii kwam in Egjpte in zwang
in den tgd der FioUmaeutêe», die te zgner
eere een groeten tempel (Serapenm) deden
verrgzen te Alexandri6. Vóór dien tgd bestond
reeds zulk een tempel te Memphis, waarvan
men in den Jongsten tgd de bouwvallen met
de gnf kamers van Apis ontdekt heeft. De
dienst van Serapity verbonden met dien van
Itis, verspreidde zich weldra naar het westen
en erlangde in het BomeInsche Rgk eene
aanmerkeigke uitbreiding. Hg werd voorgesteld,
met een gelaat, hetwelk op dat van Zem
(Jüpiter) geigkt en naast hem bevond zich
een door eene slang omkronkeld dier met een
honds-, leeuwen- of wolAkop. Een merkwaar-
digen tempel van Serapit heeft men bg PatwuoU
(zie aldaar).
Seraskier is een Perzisch woord, hetwelk
minister van Oorlog beteekent. De seraskier
bekleedde in Turkfe na de verdediging der
Janitsaren, in plaats van den Jenitqleriagassl,
de hoogste militaire waardigheid. Seraêkier-
leapoe$n of het ministerie van oorlog wordt
gewoonigk door de Europeanen hetSeraskerlaat
genoemd.
Serawak is de naam van een Rgk op de
noordwestkust van Bomèo. Het was te voren
onderworpen aan Broenai en grenst in het zui-
den aan Sambas, in het oosten aan Broenai
en in het noorden en westen aan de Zee en
Is, met uitzondering van eenige bewoonde
plekken, geheel met bosschen bedekt, waarin
apen, herten en wilde zwgnen huisvesten.
Het klimaat Is er vochtig en zeer warm, en
de bodem bestaat er uit zandsteen en graniet
462
S£BAWAK-«£BGIUS.
Tot de uitroerftitlkeleii behooren er antimo-
niam en kMnferolie. Voorts heeft men er de
aandacht geveetigd op de prachtige houtsoor-
ten, (Ue aldaar langs de oevers der riyieren
groeien. — De evenzoo genoemde »tad^ bf| de
inlanders Koetshimf telt 15000 inwoners. De
inboorlingen des lands sQn Di^aks, die in 20
stammtjn zyn verdeeld en verschillende talen
spreken, — voorts vindt men er Maleiers langs
de knst In 1841 ontving de Engelschman Brw^
een gedeelte van Serawak van den Sultan van
Broenai, en hf) heeft dat gebied als onaf^
hankeiyk souverein met den titel van ra^ja
zoo goed bestuurd, dat de bevolking en de
handel er aanmerkelijk sjjn toegenomen.
Serenade (Eene) is eigenlQk een awmd-
liedy hetwelk zonder of met begeleiding van
instrumenten gezongen wordt, en in het al-
gemeen een muziekstuk, waarin de zang verre-
weg de overhand heeft. £r bestaan uitstekende
serenades van Beethovenj Srtikmsj VMmann
enz. In meer bepaalden zin is eene serenade
een lied, dat des nachts door een Jongeling
by het venster zyner aangebedene gezongen
wordt, — eene hi^de, welke dient, om van luoe
zjlde eenig teeken van goedkeuring uit te
lokken.
Seres, in het Turksch Sirógj eene stad in
het Turksche ejalect Saloniki, niet ver van
de Kurasoe (Strymon) en van het Tachyno-
meer, is de zetel van een Griekschen aarts-
bisschop en van een kaimakam. Men heeft er
een kasteel, onderscheidene moskeeën en Qriek-
Bohe kerken, vele aanzienl0ke gebouwen, een
aantal fabrieken, een levendigen fitndel in tabiJc,
katoen, graan enz. en tusschen de 20- en 80 000
inwoners. In hare omstreken wordt veel ryst,
ooft en groente verbouwd; ook wint men er
veel zyde. Seres is het oude Serrai of Sirii
uit de dagen van Xerxei.
Sereth, Sireih of IRëratut is de naam
eener zyrivier van de Donau op haren linker
oever. Zy ontspringt in de Boekowina op de
Carpathen, bereikt na een loop van 110 Ned.
myi Moldavië, waar zy als hoofdrivier door-
heen kronkelt, stroomt zuidwaarts, voorts
zuidoostwaarts, vormt de grenzen van Wala-
chye en bereikt na een loop van 470 Ned.
myi de hoofdrivier tusschen Braïla en Galatz.
Tot hare zyrivieren behooren de Moldawa,
Bistritza, Totroeiil en Berlad. — Ook eene
districtshoofdstad met byna 7000 zielen inde
Boekowina draagt dien naam.
Sergel (Johann Tobias von), een verdienste-
lyk Zweedsch beeldhouwer, geboren den 8sten
September 1736 te Stokholm en een leerling
van VArchevéque, ging later naar Parys en
vervolgens naar Rome, waar hy 12 Jaar ver-
tDefde. Hy beitelde aldaar in marmer. „Een
liggende Faun*\ — „Diomedes met het ge-
roofde Palladium", — „Amor en Psyche", —
„Mars en Venus", — „Venus Eallipygos", —
„Othryades", — en eene reusachtige groep,
voorstellende: „De geschiedenis, aan den
kanselier Ozenstiëma de daden van Gustaaf
Adolf verhalend". Voorts modelleerde hy het
standbeeld van Gmtaaf IIIj dat in 1796 van
brons gegoten werd. Ook vervaardigde hy te
Stokholm het praalgraf van Ousiaaf Wota,
het gedenkteeken van Detcartes^ een bas-
relief, de opstanding voorstellend, twee enge-
len voor het altaar in de Domkerk te Earl-
stad, vele marmeren borstbeelden, enz. Htf
onderscheidde zich door een ernstigen stffl,
en overleed als eerste beeldhouwer des Koning»
en professor aan de académie te Stokholm op
den 269ten Februari 1813. Hy was ridder der
Wasa-orde en lid van verschillende bnitea-
landsche academiën.
Sergijewak of 8têrg^ewêh-Po9$ad ^ een
zeer ryk klooster in Busland en eene druk
bezochte bedevaartplaats, 64 Ned. myi van
Moskou, met vele kerken, een keizeriyk
paleis, een paleis van den metropolitaan, tal-
ryke ikbrieken en ruim 27 000 inwoners (1875),
werd gesticht door den heiligen Sêrg^ onder
de regeer ing van S'mtom d$ Tniaoke, vooitsin de
dagen van Iwom IV dê Vtnekrihkéljfkê met
steenen muren en torens en in 1609 met eene
diepe gracht omringd. Hier gaf Ser^^ in 1308
zyn zegen aan den Grootvorst Dmiiri, toen
deze ten stryde trok tegen Mama/L Ten tyde
van WatUU Sjomkoi (1608) werd bet kloos-
ter maanden lang door 30000 Polen belegerd,
doch door eenige honderden krygskneohten
en de monniken dapper verdedigd. Gedurende
een opstand der Strelitaen namen de Czaren
Jtpa» en PH0r derwaarts de vlucht In dat
klooster zyn de graven van Bcfit ChdoeaoWf
van zyne gemalin en van zyn zoon JWIor, —
van de ongelukkige Kêemia^ de gemalin van
Magnuiy koning van Lyfland, en van andere
beroemde personen. Ook vindt men er de
zilveren doodkist van den wonderdoener Stf:^.
Sergipe, eene der ooeteiyke kustprovin-
ciën van Brazilië, tusschen Alagoas en Bahla
gelegen, telt op byna 710 Q geogr. myindm
211000 inwoners (1888), onder welken rieh
omstreeks 26000 slaven bevinden. Het laad
is aan de kust vlak en gedeelteiyk neer vrucht-
baar en goed bebouwd, gedeelteiyk met boeeh
bedekt; in het binnenland echter wordt het
hooger en onvruchtbaarder. De voornaamste
rivieren zyn er de San Francisco en de Bio
Yazabariz, en tot de belangrykste voortlnreng-
selen behooren er graan, katoen, suikerriet,
tabak, vanille, ipecacnanha, runderen, paarden,
zwynen, leder en zont De voornaamste bezighe-
den zyn er landbouw en veeteelt; de handel
is er nog van weinig belang en de ny verheid
in hare kindsheid. Men heeft er 176 scholen
met 6661 leerlingen en er verschynen 5 tyd-
schriften. Er zuilen eenige spoorwegen wor-
den aangelegd. De hoofdstad is Ara^u, aan
de Ootinguitai, met eene goede haven en 6 000
inwoners. Ten zuiden van deze, aan den mond
der Yazabaris, ligt Sergipe del Bey, de voor-
malige hoofdstad, met suiker- en tabaksfobrie-
ken, eene goede haven en 900 inwoners.
Sergius is de naam van vier Pausen. <Sfr-
ffius J, geboren te Antiochlë in Syrië en op-
gevoed te Palermo, beklom den 6den Decem-
ber 687 den pauseiyken Stoel en bracht de
6 canones van het concilie te Oonstantinopel
(692) tot stand, waardoor de scheiding van de
Grieksche en LAtynsche Kerk werd voorbereid.
Men meent voorts, dat hy by de mis het ,»Agntts
Dei" ingevoerd heeft. Hy overleed den 9den
December 701. — Sergius II heette eigeniyk
Fetnu, vras aartspriester te Bome en wco^
in 844 tot Paus gekozen. Hy handhaafde zich
in zyne waardigheid tegenover Keizer LoUa-
rims, wiens bevestiging hy niet gevraagd had,
en overleed den 12den April 847. — Ser^n^
SERGIUS-SBBPENTIJN.
468
III werd reeds als dUtconos van onderschei-
dene ondeugden besohnldigd, maar beklom
niettemin in 940, geholpen door de beruchte
▼rouwen Tkeodora en Jforoda, wcUlo laatste
hem den lateren Paus Johamuêi XI schonk,
den pauseiyken zetel en overleed in 911. —
Sersnms IV was bisschop van Alba, toen h0
den 2lBten Augustus 1002 tot paus gekozen
werd. Hg overleed den ISden Mei 1012. Hy
heette eigenlek ^occa (2i Poroo (Yarkenssnoet).
Sering (Syringa X.) is de naam van een
plantengeslacht uit de fiimilie der OleaceëtL
De gewone sering (S. vulgaris X.) groeit alge-
meen in onze tuinen als een boomachtige
heester met paarse of witte bloemen en is
afkomstig uit Hongarije. Zyne bladeren zyn
eirond, gaafrandig, toegespitst en in het l>ezit
van een hartvormigen voet Ook andere soor-
ten, zooals S. chinentis en 8. pertioa zQn er
niet zeldzaam.
Seringapatam oi Seringapatnamy de hoofd-
stad der Britschindische provincie Mysore,
ligt op een eiland der Eaweryrivier, bezit een
fort en onderscheidene paleizen en telde in
haren bloeityd als residentie van Tippoe Saib
15000 inwoners, doch in 1872 nog geen
11 000. Zg werd den 4den Mei 1798 door de
Engelschen veroverd, en bQ die gelegenheid
sneuvelde Tippoe Satb,
Seriphos, Swfoy Serfamio of Skripho^ een
eiland in de Aegeesche Zee, tot den Griek-
schen nomos der Cycladen behoorende, ligt
ten zuiden van Thermia, telt byna 3000 in-
woners, is kaal en rotsachtig, levert slechts
wt|n en uien en bevat veel magneet- en rood-
yzersteen. De hoofdstad is Livadion in het
zuidoosteiyk gedeelte. Dit eiland vervult eene
merkwaardige rol in de Grieksche mythe als
de plaats, waar Danai en Fêrteus^ door Aori-
dus te vondeling gelegd, opgevischt werden,
— waar Fenetu opgroeide en door middel
van het hoofd der Chrgone de inwoners in
steenen veranderde. Later vestigden er zich
volkplantingen der loniërs, en dezen namen
deel aan den oorlog tegen de Perzen. Onder
de Bomeinsche Keizers was Seriphos een ver-
banningsoord en in 1537 werd het veroverd
door de Turken.
Serpa Pinto (Alexandre Alberto da
Rocha), een Portugeesch reiziger, geboren
den 20sten April 1846 te Tendars in het dis-
trict Yi^eu. bezocht de militaire school, werd
in 1864 onderofficier en nam in 1869 deel aan
de expeditie tegen het oproerig stamhoofd
Bonga aan de Sambesi, by welke gelegenheid
hy deze rivier onderzoclit tot in de nabyheid
der Victoriawatervallen. Na het eindigen van
den krygstocht ondernam hy nog eene reis
langs de Nyassa, bezocht voorts de Comoren
en Seychellen en keerde over Goa terug naar
Portugal. Toen voorts het Portugeesch Parle-
ment voor nasporingen in de AfrilLaansche
bezittingen eene som van 80 contos de Beïs
(byna een tonne gouds) had toegestaan, werd
hem op zyn verzoek vergund, aan de daarvoor
uitgeruste expeditie deel te nemen. Den 7den
Juli 1877 verliet hy met zyne reisgenooten,
de zee-officieren Sermemgüdo de Brito CapdU>
en Moberio Ivene, de stad Lissabon en bereikte
den 6den Augustus Loanda. Om zich dragers
te bezorgen, begaf hy zich over Ambriz naar
den benedenloop van de Oongo en ontmoette
er Stanl^. Dit gaf aanleiding tot wyziging
van zyn rdsplan, zoodat hy niet van Loanda,
maar van B^guela langs de Oumene naarde
bron van deze rivier en alsdan naar het zuid-
oosten wilde trekken. Maar ook dit plan leed
schipbreuk, daar hy in Benguela geene dragers
kon bekomen. Daarom gingen de reizigers den
12den November met slechts weinige bedien-
den naar Bihe. Over Dombe en Quillengues
werd de tocht voortgezet naar Caconda, de
laatste Portugeesche nederzetting, waar Capeüo
en Ivene afscheid namen van Serpa Pinto, om
noordwaarts de Ouanaa en Cuango te onder-
zoeken. Serpa FUto^ schoon van geringe hulp-
middelen voorzien, bleef by zyn plan, om naar
de Sambesi te reizen. Nadat hy de rivieren
Cunene, Cutato dos Gangnelios, Ouchi, Cu-
queima enz. onderzocht had, kwam hy in het
begin van Mei 1878 te Belmonte (Bihe),waMr
hy zyne reismakkers weder aantrof. Hy bleef
er eenige maanden, toog den 14den Juni over
de Cnanza en reisde voorwaarts door het land
der Quimbardes, Luchazes (waar hy de bron-
nen der Cuando ontdekte), Ambuelias enQui-
chobos naar de Cuchibi. Den 24sten Augustus
bereikte hy de hoofdstad van Baroze', Lialoei
aan de Sunbesi, langs deze rivier den 18den
October Embarira, werd er door de inboorlin-
gen gevangen genomen, maar door den Fran-
Bchen zendeling OoiUard bevryd, en kwam
door de Ealihariwoestyn te Sijo^ong, de hoofd-
stad van het Mangwatoland. Den 12den Fe-
bruari 1879 bereikte hy Pretoria in de Trans-
vaal, den 19den Maart d*Urban aan den
Indischen Oceaan en den 9den Juni van
laatstgenoemd Jaar Lissabon. Zyne hoogst be-
langryke reisbeschryving is onder den titel:
«Wanderungen quer durch Afrika (1881, 2
diny* door vo» IFo6««r in het Duitsch vertaald.
Serpent (De), alzoo genoemd om zyneslang-
▼ormige gedaBumte, is een muziekinstmment
van koper of ook wel van hout, met leder
overtrokken. Het werd uitgevonden in 1590
door Sdme GuaUmme^ kanunnik te Auxerre;
men gebruikte het aanvankeiyk by kerkmuziek,
doch later alleen by miUtaire muziek, waar
het onder de blaadnstrumenten de plaats ver-
vult, die de contrabas by de strykinstrumenten
inneemt Het heeft bovenaan 8 toongaten voor
de linker en onderaan evenzooveel voor de
rechter hand, alsmede eene geslotene klep
voor dii of es. Aan het boveneinde bevindt
zich eene Svormige buis met een mondstuk
van messing, hoorn of ivoor. Het instrument
is gesteld in B, en zyne tonen loepen met
hulp van genoemde gaten van contra-JS tot
de dubbelgestreepte e. De klank is dof en
huilend. Het komt overeen met den Engelschen
bashoorn. In het orgel geeft men den naam
van serpent aan een register der 16voets pypen.
Serpentijn {opUet of cphioliet, naar de
kleur van sommige variëteiten, welke op die
eener slangenhuid geiykt) is een waterhoudend
silicaat Het is amorph of wellicht krypto-
kristaliyn. Of de in dit gesteente liggende
lagen, welke op asbest geiykea, verscheiden-
heden zyn van serpentyn, is onzeker. Het
serpentyn is groen, geel, bruin en rood, door-
gaans donker van kleur en meestal gevlekt,
geaderd of gestreept De lichtere gele of groene,
soms met kalkspaat sa&mgegroeide variöteitwi
noemt men edd serpentyn. Zy zyn doorschy-
464
SEBPENTUN— SEKBET.
nend en eenigsxiDs glansig op de break,
terwtll de gewone soorten ondooniehtig en
mat iQa. De hardheid Tan dit mineraal is
8—4, zgn soorteigk gewicht 2,6—2,7. In sni-
veren toostend is het serpenifin waterhondend
magnesiamsUicaat (H4MgsSi209), waarin raak
een deel vanhetmagnesram vervangen is door
.gaer, ook vindt men daarin wel eens aloinaarde,
chrominmoxyde en manganinmoxyde. Het komt
voor in gangen, dikke lagen en ook wel in
aderen, en men vindt het in Saksen, SileziS,
het Schwanwald, de Vogeesen, Tyrol, Bohe-
men, MoraviS enz. Het serpentQn laat zich
Beer goed poltfsten en op de draaibank bewer-
*ken, weshalve het gebezigd wordt voor mo-
•nomenten, versierselen, candelabres enz.; ook
wordt het aangewend tot bereiding van glaaber-
^ont. Het vertoont zich doorgaans in de gedaante
van kale rotsen. — Den naam van ierpemiün-
roii geeft men aan gesteenten die slechts
lelden uit enkel serpenten bestaan, maar ge-
woonlQk van dit laatste een aggregraat vor-
men met min of meer ontleed olivien,
angiet. enstatiet, bronziet, smaragtiet enz.,
terwHl 20 daarenboven pyroop, pikotiet, chro-
miomtizer, diopsiet en diallagiet bevat. Ook is
20 hoogst waarschgnigk het moedergesteente
van gedegen platina. Te voren werd ^ als een
onveranderd nitbarstingsgesteente beschonwd,
doch het bleek na een microscopisch en che-
misch onderzoek, dat z|| tot de vervormde
(gemetamorphoseerde) gesteenten behoort. Het
moedergesteente is zeer dikwyis een olivien-
gesteente (olivienrots, dnniet of Ihersoliet), nit
welks hoofdbestanddeel allengs serpen^jn ont-
staat Neemt men aan, dat serpentitnrots nit
gelijke doelen oUvien (Mg^SiO^) en enstatiet
(HgBiOj) bestaat, dan behoeft er slechts water
bQ te komen om serpentQn te vormen. Dat ze
'deoe vervorming ondergaan heeft, bltJkt nit
de bgkomende bestanddeelen, welke men bQ
beide gesteenten aantreft, uit de olivienkorrels
in de serpentQnrots en in den geleidelQken
overgang van het óene gesteente tot het an-
dere. — De naam van sêrpeni^ of veldslang
werd ook gegeven aan een stak geschat
• eertQds in gebmik.
Serpoeohow, eene arrondissementshoofd-
stad in het Bassische goavemement Moakon,
ligt aan de Kara en aan den spoorweg van
Moskon naar Koersk. Zfl is gedeelteigk ge-
bonwd op steile heavels en heeft eene bekoor-
igke ligging, breede straten, 20 kerken en
nüm 22000 inwonen (1884). De nijverheid
heeft er zich krachtig ontwikkeld. Men vindt
• er katoendrakkergen, looieiüen, eene laken-
tebrtok, gzergietertfen , steenbakkerQen enz.
De handel bezorgt er aan Moskoa graan en
vee en aan Petersbnrg talk, leder, honig, hen-
nep entabak.
Senrano y Domingues (Prandsco), her-
tog de la Torre, grande van SpaiOe, Spaansch
staatsman en maarschalk, geboren in 1810 te
San Femando bg Cadix, trad in Spanje in
krtlgsdienst, onderscheidde zich in den borger-
oorlog en werd reeds in 1842 bevorderd tot
generaal. Hg behoorde tot de partg der pro-
-gresristen en verliet in 1848 de zgde van den
regent Stpartéro, om zich te Barcelona aan
het hoofd te vestigen van het Voorloopig Be-
wind. In het ministerie Ltmeg was hg belast
• met de portefeoUle van Oorlog. Na de afkon-
diging der constttatie van 1845 werd hg
senator. Zgn aangenaam voorkomen bezorgde
hem de ganst van Koningin lêobèUa; dit wekte
den toom des Konings en veel opspraak, aoo-
dat hg in October 1847 door zgne benoeming
tot kapitein-generaal van Granada Madrid
verlaten moest In 1848 voerde hg bevel over
het eskader, dat de Zaffereilanden aan de
kast van Marocco in bezit nam. In het begin
van 1852 werd hg directear- generaal der ar-
tillerie, doch in 1854 wegens medeplichtigh^d
aan een opstand in Saragossa voor korten
tgd verbannen. Daarop schaarde hg zich aan
de zgde van O'DomiéU, die hem tot kapitein-
generaal van Nienw-CastiliS bevorderde. Wg-
ders was hg werkzaam bg den staatsstreek van
1856, werd kapitein-generaal van het leger,
in 1857 gezant te Pargs, in 1859 kapitein-
generaal van Cnba, ontving in 1862 den titel
van hertog dê la Torre , keerde in dat Jaar
naar SpaiOe terng en stond tot Maart 1868
aan het hoofd van het ministerie vanBniten-
landsche Zaken. Toen in 1865 0*DomuU op
nieaw aaa het hoofd kwam vaa het bewind,
werd Sêrramo voorzitter van den Senaat.
Zoodra hg echter een protest wilde indienen
tegen het daarop volgend absolatistisch mi-
nisterie Karvaéz wegens de vertraagde bg-
eenroeping der Cortes , werd hg naar de mi-
litaire gevangenis te Alicante gebracht, doch
na verloop van eenige weken weder op vrfe
voeten ge«teld. In Jali 1868 werd hg wegens
deelneming aan eene samenspanning, welke
de troonbekümming van den Hertog <if JKmtf-
pentier beoogde, nogmaals in hechtenis geno-
men. Bg den opstand van September 1868
behoorde hg, in weerwil van zgne voormalige
betrekking tot ItahdLa^ tot de aanvoerders
der tegenpartg en versloeg de getronw geble-
ven troepen onder genenMl Pafoia bgdebrag
van Alcolea. Na de verwgderingderE^onlngfan
kwam het opperbevel van den Staat in handen
van Smrano^ die het voorzitterschap aanvaardde
van het nienwe ministerie, alsmede het eere-
voorzitterschap der Centrale Jnnta. Den 16den
Jani 1869 werd hg tot regent benoemd, en
hg behield deze waardigheid tot aan de komst
van Koning Amad6u$. Als aanvoerder der troe-
pen tegen de Carliston maakte hg in 1872
schgnbfuir een einde aan den opiSand van
laatstgenoemden door de conventie van Amo-
reviöta, werd toen minister-president, maar
trad af, toen de Koning zgn plan tot een
absolntistischen staatsstreek verwierp. Den 4den
Jannari 1874, toen de Bepabliek in dnigen
viel, was hg voorzitter van het IHtvoerend
Bewind. Daarop voerde hg een niet onvoor-
spoedigen, doch evenmin beslissenden oorlog
tegen de Carlisten, maar keerde tegen het
einde van 1874, bg de troonbeklimming van
AlföHsus XII, in zoover tot het ambteloos
leven terng , dat hg zich vergenoegde met de
betrekking van kapitein generaal. In 1888
werd hg gezant te Pargs, maar nam reeds in
Februari 1884, bg den val van het ministerie
JPosadaSerrera, ^n ontslag.
Serret (Joseph Alftred), een verdiensteigk
wisknndige, geboren den SOsten Angastas 1819
te Pargs, werd in 1840 onderofficier bg de
artillerie en in 1848 examinator aan de poly-
technische school en professor aan deFacnlté
des Sciences aldaar. Sedert 1860 is hg lid
SEBRBr-SBHYËR^PASJA.
465
der Aoadéinie. BebalTe vale verluuiMiiigeii
in tydschriften en onderscheidene leerboeken
Bchreef ht) : „Conrs d'algèbre sapérienre (1849 ;
8de drok, 1868)'*. Ook heeft hy eene uitgave
bezorgd der werken van Lagrcmge.
Serrure. Onder deien naam vermelden wy:
Oomtomi Fhilip Serrmre, een verdienstelijk
Belgisch letterknndige , geboren te Antwer*
pen den 228ten September 180&. HQ werd al-
daar geplaatst op het kantoor van registratie,
legde stoh met Qver toe op de beoeü^ing der
Taderlandsche geschiedenis en letteren en
lette zOn stndiSn voort aan de hoogesehool
te Lenven, waar h0 met andere stadenton
een letterkundig genootschjq» stichtte. Xn 1882
werd hH doctor in de rechten , vestigde sioh
als advocaat in zijne geboortestad, werd ar-
chivaris van yiaaaderen en aanvaardde in
1885 de betrekking van hoogleeraar te Gent
Hier vereenigde ht) zich met anderen ter
handhaving van de belangen der Vlaamache
taal en letterkunde en schreef met Blommaart,
Fran$ ds Fot en anderen de „Nederlandsche
Letteroefeningen**, tervrgi hf| voorts als mede-
wpcker optrad in onderscheidene andere tyd-
scbriften. Yan zQne geschriften vermelden wQ:
jyKronyk van Vlaenderen van *t jaer 608 tot
1467 (met BUmmatH 1889—1850)**, — „Dag-
verhael van den oproer te Antwerpen in 1659,
(1889)**, — „De Grimbergsche oorlog, ridder-
dicht uit * de XIV eeuw (met BUmmaert,
1852—1854)**, — „Dystorie van Saladine*', —
„Van Homnla, een sohoene oomedie enz.
(1857)**, — „ue weerbare mannen van het
land van Waes in 1480, 1552 en 1558 (1861)",
— -Baghynken van Parös (1860)", — „Dat
Dyalogns enz. (1861)", — „Tafereelen uit
het leven van Jezus. £en lumdschrift uit de
XY eeuw (1868)**, — „Jaoob van Maerlant's
drie boeken van den Wapene MartOn enz.
(1855)**, — en „Yaderlandsoh Museum voor
Nederduitsche letterkunde (1855—1868, 5 dln)",
terwgi hg in 1856 veel bfjdroeg tot het uit-
geven der „Graf- en gedenkschriften der
Provincie Oost-Ylaanderen. In 1854 waren
hem ook de lessen opgedragen in de Neder-
landsche letterkunde. Nadat hy gedurende 85
Jaren als hoogleeraar was werkzaam geweest,
ontving hy een eervol ontslag, vestigde zich
te Moortzeele by Gtot en overleed den 6den
April 1872.
Oongtamt A. Smrwrêy een zoon van den voor-
gaande en geboren den lOden Juli 1885. Hy
studeerde in de rechten, de wysbegeerte en de
letteren aan de hoogesehool te Gent en promo-
veerde in de rechten, waarna hy zich vestigde
te Brussel. Behalve bydragen in verschillende
tydschriften leverde hy: „(Geschiedenis der
Nederlandsche en Fransche letterkunde in h^
grae&chap Ylaenderen enz. (met goud bekroond,
1855)", — „Jacob van BCaerlant (desgeiyks
eene bekroonde verhandeling, 1861)", —
„Jacob van Maerlant en zyne werken (1867)**,
— „Letterkundige geschiedenis van Ylaande-
ren (1872)", en eenige merkwaardige opstellen
in het „Museum" van zyn vader. Thans houdt
hy zich vooral met peoningknnde bezig.
Sertorius (Quintus), een Bomeinsoh veld-
heer, geboren te Nursia in het land der
Sabynen, wist door dapperheid en beleid in
de oorlogen tegen de Cimbren en Tontonen,
alsmede in den Bondgenootenoorlog, zich een
XnL
weg te banen naar <to aanzieol|ksl« eecamb-
ten. Gedurende den burgeroorlog tosKhen
HMm en iSstttf (88—82 v<H»r (&.) voegde
hy zieh by de party van eerstgenoemde, maar
liet deze varen in 82, daar hy aan een goeiea
uitslag harer pogingen wanhoopte. Daarop
begaf hy zich naar Spanje, hem door ^e
par^) als provincie toegekend, om hier den
stryd tegen 8iïUa voort te zetten. Hy werd er
door een leger, hetwelk A(22a derwaaria zond,
verdreven en doolde met een aantal getranwen
rond aan de kost van Afrika en opzee,iMar
keerde in 81 op uitnoodiging der Lusttatnita
naar Spanje terug, waar hy uit inboorlingen
en Bomeinsohe vhichtelingen «en leger byeen-
bracht, waannede hy in 80 op L, Vufiêim eene
belangryke overwinning behaalde, waarna hy
in 79, toen Q. MtUUMê JPitu en in 77, toen
Os. JP&mp^'m met groote legers tegen hem
te velde trokken, onder afwiawlend krygs-
fortuin zieh wist staande te honden, totdat
hy in 72 door saimgezworenen, met Jf* P^r-
pamu aan het hoofd, vermoord ward. Hy was
voornemens, in Spanje een nieuw Bemeinseh
Büfii te doen verryzen, weshalve hy eea Sentit
van 800 leden benoemde en te Oaoa(Hué8ca)
eene school stichtte voor de zonen der aan-
zieniykste Spanjaarden. Hy wordt neer gepre-
zen, nietslec^ wegens zyne veldheerstalenten,
maar ook wegens zyne humaniteit
Serum, zie Bhed.
Server-Pa^ja, een Turkseh staatsman, was
aanvankeiyk ambtenaar by den KeizQriykea
Divan en werd, omdat hy gerdmen tyd als
chef van het oorrespondentieboreau in het de-
partement van Oorlog was werissaam geweest,
benoemd tot eerste seoretaris van het gezant-
schap te Weenen en vervolgens van dat te
Parys. In 1856 vergezelde hy XMbmU-JPoêfa
buitengewoon Turkseh gezant, als eerste secre-
taris naar de kroningsfeesten te Moskon en
bleef daarop gelastigde te Petersburg. Daarna
werd hy secretaris-generaal in het departement
van Buitenlandsohe Zaken en volbracht onder-
scheidene buitengewone zendingen. In 1868—
1870 was hy chef van het stedeiyk bestuur
van Constantin<^l en nümde er vele misbrui-
ken uit den weg. In 1870 werd hy weder
geplaatst by het departement van Buitenland-
sche Zaken en aanvaardde daarvan de porte-
feuille den 6den December 1871. Hy was
een vriend van Rusland en een tegenstaader
der Westeiyke Mogendheden, zeodat men
hem spottenderwyze Snerow noemde en kt
1872 door ItxdhU^J^a^Oy den beguuflÉiger van
Engdand, werd ten val gebracht Wi werd
daarop minister van Koehandel, voorts
oommissarisgeneraai in BosaiS, gouverneur-
generaal van de Herzegowina en eindeiyk
president van den Tarksehen Senaat In
Augustus 1877 werd hy, als opvolger van
Jjoinfi^ ten tweedemale minister van Buiten-
landsche Zaken en onderteekende den Sisten
Januari 1878 te Adrianopel den wapenstilstand
met Rnsland. Wegens zyne sympathie voor
Rusland ontvfaig hy, op aandringen van
den Engelschen geaant, den 19den Febmaii
zyn ontdag. Toen echter, ten gevolge vao de
bedreigingen van Qladêtom, de invloed van En-
geland te Oonstantinopel in 1880 verminderde,
werd iSsoff-Po^den 12den September van dat
Jaar tot president van den Staateraad benoemd.
466
SERVER-PASJA— SBBYIË.
HQ werd in 1881 in die betrekking opgerolgd
door Akif'Fai^a,
Serretus (Ifiohaëi) eigeniyk i^^gud Ser-
vêdêj een geleerd geneeeheer en een tegen-
stander der drieSenheidsleer, geboren in 1611
te YillnnaéTa in Aragon, studeerde te Ton-
lonae in de reekten en vertrok in ket gevolg
van Kard V over ItaliS naar Basel, waar
kd in 1680 omging met ChcolUmpadmt en
desen loekt over te kalen tot sQne van de
kerkleer afwgkende gevoelens omtrent de
drieëenkeid. Daar kfl kierin niet slaagde, ver-
trok kg in 1681 naar den Ebsas en gaf te
Hagenan iQn werk in ketlickt: „DetrinitatiB
erroribos**, waarvan ondersokeidene exempla-
ren op last van den Raad te Basel vernietigd
werden. Daarentegen verdedigde «Sstm^ iQne
gevoelens in de „Dialogi de trinitate (1682)**.
Hierop keerde kg naar Frankrgk terug, toefde
meestal te Pargs en te Lvon, studeerde in de
geneeskunde en verwierf loowel door zQne
uitgave van de werken van FtoUmaeut een
beroemtoi naam op ket gebied der aardrgks-
knnde als door i4|ne gesokriften over den
bloedomloop op dat der pkysiologie. In 1540
vestigde kg sick te Vienne, maar kwam in
1648 door ign gesckrifb „Ckristianismi resti-
tutlo" in botsing met de R. Katkolieke en
Protestantsoke tkeologie. In April 1668 ont-
snapte kg uit de gevangmiis te Lyon, maar
werd te Oenève op aandrang van Oahnjn we-
derom in keektenis genomen, vruckteloos tot
ket kerroepen van ^ne gevoelens vermaand
en na de uitspraak der vier EvangeUsoke
Ifinisterién van Zttriek, Bern, Basel en Sckaff-
kausen, door welke agne leerstellingen als dwa-
lingen verworpen werden, door den Raad van
Qenöve, en wel bepaaldeigk op aansporing van
OdMin. tot den brandstapel veroordeeld. Hg
onderging met standvastigkeid de volvoering
van dit vonnis op den 278ten October 1668.
Servië (de de kaart, gevoegd bg ket artikel
BaÜBam\ in ket Turiuok ëwp en in ket Slawisck
arh^ te voren een Turkscke vaialstaat en
tkans een onaf kankeigk koningrgk, als loo-
duiig erkend door ket Verdrag van Berign
van 18 JuU 1876, is tusacken 48''10'— 46'' N. B.
en lyiO'— 22**42' O. L. van Qreenwick gele-
gen en grenst in ket noorden aan Oostenrgk-
Hongarge (door de Donau en de Save er van
gesckeiden), in ket oosten aan Walackge en
ket Turkscke Donauejaleet en in bet zuiden
en westen aan dit laatste en BosniS en telde in
1886 op 984 G geogr. mgi 1 962821 inwoners.
Het is een koogland, doorsneden van tabrgke
rivierdalen en kloven, door drie bwgketens
van aangrenzende Turkscke provinciën ge-
sckeiden en met eene vierde bergketen bedekt.
De bergen in ket cuideigk gedeelte des lands
zgn met die van Opper-Moesië verbonden door
een bergrug, welke de bronnen van de Toplisa
en van de Ibar sckeidt Tusscben de zgrivieren
van de Toplisa en Rassina verkeft ziek de
Kopaonik (1946 Ned. el boog) met eenige
andere toppen. Ackter de rivier de Ibar en
ten zuiden van Karanowatz strekken de ge-
bcnrgten Troglaw, Tl^ememo en makowo zicb
uit Op dat gedeelte van Servië, ketwelk be-
grensd is door de Boelgaarsoke Morawa, de
Donau en de Timok, verkefien ziek bergketens,
welke in verband staan met die van ket Banaat
en van Klein- Walackge , alsmede met ket
grensgebergte tusscben Boelgarge en de hoog-
vUkte van Opper-Moesië. Alleen in ket oosteiflk
gedeelte naderen de bergketens tot ajm de
Donau, en deze keeft zien ki« een vre^ ge-
baand door de lage rotsgevaarten, welke de
gebergten van Slebenbttrgen en bet Banaat met
die van Servië verbinden, zooals o. a. blQkt
uit de Uzeren Poort, waar de rivier doorheen
bruist, om ziek vervolgois te verbreeden tot
een meer, dat ket eiland Poret^ omsluit. Tot
de vlakten van Servië bekooren : de ICatqfwm
langs de Drina en de Save, de Stig langs de
Morawa en de Mlawa, en de vrucktbare dal-
vlakte der Timok. De voornaamste riTieren
zgn er: de Donau en de Save, die de noor-
deigke grenzen vormen. Naar de Save spoeden
ziek de Drina, grensrivier naar de zgde van
Bosnië, met de IjoebowiiUa en de Jadaru —
de Doebrawa, — de Tamnawa met de Oeb,
— en de Koloebara met de Pe^)tan en de
Topd^ider, — en naar de Donau, waarin
ondersckeidene Serviscke eilanden gelegen
zgn, de bevaarbare Morawa met de VTeliki
Rsaw, Skrape^, Beliza, Ibar, Gkoe^la, en
na bare vereeniging met de Boelgaancbe
Morawa links de Loegomir, de Jassenitsa,
de Lepenitza, reckts de Zmitn, deRawanitia
en de Reesawa opnemend, — de Mlawa, —
de Pek, — de Poret^ikaRieka, — en de
Timok. Er zgn ondersckeidene minerale bron-
nen, vooral in ket oosteigk gedeelte des laads^
met eene temperatuur van 48,76^ tot 68,125" C.
Men kan ket land gemakkeigk verdedigen,
zoodat ket uitermate gesckikt is, een bolwerk
tegen de Turken te vormen. Het klimait is
er gematigd en aangenaam, doch guur in de
bergstreek. De inwoners zgn meerendeel»
Serviërs van afkomst : men keeft onder ben
(1878) 4178 R. Katkolieken, 466 Protestanten,
8492 Israëlieten, 2198 Albaneezen en 2728^
Bobemers, alsmede een groot aantal vreemde-
lingen, vooral Duitsckers. De Turken zgn er
sedert 1862 en 1867 verdwenen, bekalve in
ket Drinadistriot Mali Zwomik. Steden of
ommuurde plaatsen vallen niet in den smaak
der Serviërs; meerendeels wonen sg ingroote
dorpen, in leemen, met lindenbast, gras of mos
gedekte kuizen. Men keeft er geen verschil
van stand, — enkel van bedrgf; adel is er
onbekend en de landbouwers zgn er vrffe
eigenaars van den grond. Het buiseigk leven
is er op aartsvaderlfke leest gesckoeid, en de
kuishonding bestaat uit de gewone leden of
ook wel uit een aantal personen, die door de
banden der bloedverwantsckap omsnoerd zgn
of ziek tot eene hnisgemeensckap (sadroega>
verbonden kebben. Met uitzondering van boven
reeds vermelde Katholieken. Protestanten en
Israëlieten, benevens eenige duizenden Moham-
medanen bebooren alle ingezetenen van ServU^
tot de GriekschKatholieke Kerk, terwgi zg
tevens een nationaal kerkgenootsckap vormen.
Hunne betrekking tot den Patriarch van Ck>n-
stantinopel is door het coneordaat van Januari
1882 (met eene toevoeging van 1886) geregeld.
Het opperhoofd der Nationale Kerk in Servië^
is de aartsbisschop van Belgrado, die den titel
voert van „Metropolltaan van geheel Servië**.
Aan hem zgn de bisschoppen van Slfabats,
Karanowatz en Negoün ondergeschikt; dezen
vereenigen ziek Jaarigks met kem tot eene
Nationale Synode, welke ket oppertoezickt
SERVIË.
467
heeft over alle kerkelQke aangelegenheden.
Onder de Synode staat het conBistorie van
appèl te Belgrado, dat desgeltlkB ieder Jaar
eenmaal vergadert en, onder het Toonittenchap
Tan den Metropolitaan uit de drie bisschoppen
en vier andere geesteigken bestaande, de saken
der vier eparchiaalconsistoria (als eerste instan-
tie) in hooger beroep behandelt. De Metropo-
litaan en de drie bisschoppen worden door de
Nationale Synode nit de binnenlandsehe kloos-
tergeesteiyken gekoxen en door den Vorst
bevestigd. Voor t overige bestaat de clems
nit wereldltike geestelQken en monniken, en
dexe laatsten, in kloosters gehoisvest, kleien
aelven honne oversten. De overige genoemde
kerkgenootschappen genieten er vrQheid van
godsdienst
Hoewel ServiS inderdaad een zeer vmcht-
baar land is, bevindt er sich de landbouw op
eene lage trap van ontwikkeling. TerwQl er
geene sprake is van bemesting, verbouwt men
dezelfde graansoort zoolang mogelQk op den-
aelfden akker, om dezen d»m>p braak te laten
liggen. Toch wordt er meer graan verbonwd
dan de bevolking behoeft. In 1867 had men
er 846000 Ned. bunder bouwland, ÓlOOONed.
bunder ooftgaarden, 189 000 Ned. bunder groen-
land en byna 24000 Ned. bunder wt|ngaarden.
Er was evenwel nog geen 11% der geheele
oppervlakte in gebruik genomen. De beste
graanlanden vindt men er in de dalen der
Morawa, der Save, der Drina en der Mat^wa.
Er zQn uitmuntende bergweiden voor het vee,
en men oogst er eene groote hoeveelheid prui-
men ter bereiding van eene soort van bnuide-
wtin. Aan de oevers van de Jadar heeft men
ook ander voortreffèiyk ooft. BQua alleen de
bewoners der Donaugewesten maken er werk
van den wQnbouw, doch de behandeling van
den wtfnstok en van den wt|n laat er veel te
wenschen over. Voorts verbouwt men er tabak,
hennep enz. Van meer belang is er de veeteelt,
die er niet weinig levert voor den uitvoer.
In 1867 had men er 123000 paarden, 741000
stuks hoorn vee, meer dan 2 Va millioen scha-
pen, btjna 1800000 zwanen en 451 000 geiten,
benevens een groot aantal bijenkorven, terwgi
er tevens de zQdeteelt gestadig toeneemt De
rivieren leveren er veel viscb, doch het wild
bepaalt zich grootendeels tot gevogelte, hoewel
in de bergstreek ook nog beren en wolven
gevonden worden. Er zQn uitgestrekte wouden,
voor wier instandhouding gezorgd wordt De
mynontginning, te voren van groot gewicht,
is in den Jongsten tgd weder toegenomen in
bloei; zQ is echter een staatsmonopolie en
gedeelte^k aan Engelsche maatschappQen ver-
pacht Men verkrygt er koper en Qzer, terwyi
er ook steenkolen voorbanden zQn. De fieibrieks-
nQverheid bevindt er zich nog in haie kinds-
heid, doch de uitvoerhandel neemt gestadig
toe, zich vooral bepalende tot rundvee, zwijnen,
bloedzuigers, huiden, wol, talk, was en honig,
terwtjl er zout, meel, eenige koloniale waren,
wapens enz. worden ingevoerd. De voornaam-
ste handelsplaatsen zffn er Belgrado, £|)abatz,
Semendria, Po^arewatz, Negotin en Alexlnatz.
Van 1866— 1870 bedroeg de gemiddelde waarde
van den Jaariykschen uitvoer ruim 29 en die
van den JaarltJksohen invoer 26Vs millioen
francs en in 1884 was er de waarde van den
uitvoer 88^/4 en die van den invoer ruim 61
xm.
millioen Arancs. De handel wordt er grooten-
deels gedreven met Oostenrijk. In elk district
heeft men op eene bepaalde plaats eene markt;
de meest bezochte zQn die van WaUewo en
Tsjoepria. In 1857 werd te Belgrado eene
Kamer van handel en nijverheid opgericht De
voornaamste plaatsen ztJn er door goede wegen
verbonden, en voor het verkeer te water dienen
de Donau en de Save. De grondwet erkent er
vryheld van handel als een nationaal recht
Er zQn verschillende munten in omloop, doch
in 1880 werd er het tiendeellg stelsel van
maten en gewichten algemeen ingevoerd. Hoe-
wel de Begeering er met IJver zorgt voor het
onderwijs, bevindt er zich de ontwikkeling
des geestes nog op eene lage trap. Men heeft
er gemeente- en staatsscholen; tot de eerste
behooren de scholen van lager, tot de tweede
die van middelbaar en hooger onderwQs. Vol-
gens de wet moet in elke gemeente, die 200
belastingschuldige Ingezetenen telt, eene volks-
school bestaan; doch niet alle gemeenten heb-
ben daaraan gehoorzaamd. Met den aanvang
van 1875 waren er 490 Jongens- en 47 meis-
jesscholen, welke door 20488 Jongens en 2840
meiijes werden bezocht Er bestsat geen school-
dwang. De middelbare scholen ztJn gedeeltelijk
voorbereidend voor hooger onderwijs, gedeelte-
lijk reaalscholen. Tot de eerste behooren 2
gymnasia en 7 progymnasia, — tot de tweede
eene reaalschool van den eersten en 8 van den
tweeden rang, benevens eene landbouwschool.
Voorts is er eene kweekschool van onderwij-
zers en eene hoogere burgerschool voor meis-
jes te Belgrado. Hier heeft men wQders eene
hoogeschool met 8 faculteiten, eene godgeleerde
school en eene militaire académie, alsmede
eene uitgebreide boekerQ en een nationaal
museum.
Servië was tot aan den Jongsten t|Jd aan
de souvereiniteit van Turkfle onderworpen,
en zQne rechten en vrQheden waren door het
verdng van Partjs (1856) vastgesteld. De
grondwet van het Vorstendom berustte op den
Hatti^jerif van December 1888; volgens dezen
vormde het een integreerend deel van het
Turksche R|Jk, doch de afhankelijkheid be-
paalde zich slechts tot den plicht van trouw
en gehoorzaamheid aan den Sultan en van
het betalen eener Jaarigksche schatting, ter-
wQl door de Porte aan het Vorstendom volle
souvereiniteit in binnenlandsehe zaken werd
toegekend. De tegenwoordige Koning is Jfilan
OhrenowUz, die den 228ten Augustus 1872 den
troon beklom, den 17den October 1875 in het
huwelQk trad met Vorstin Naialiêj eene doch-
ter van den Ruasischen kolonel Juif;'lro en den
6den Maart 1882 tot Koning werd uitgeroepen.
De Koninkigke waardigheid is erfeigk in de
Ounilie ObrenowUz, De Koning is belast met de
uitvoerende macht, doch de ministers zQn ver-
antwoordelijk, en hg deelt de wetgevende macht
met de volksvertegenwoordiging. De Senaat telt
17 leden, door den Koning gekozen uit amb-
tenaren, die door den ministerraad zQn voor-
gedragen. Wie in Servië geboren of genatura-
liseerd en 85 Jaar oud is en daarenboven vaste
goederen bezit, kan lid worden van den Senaat
Ook de ministers hebben zitting in dat lichaam.
De algemeene volksvertegenwoordiging is de
Skoepqjtina, welke 60 leden telt en te voren
ook de Vorsten koos. Voor de gemeentebe-
80»
466
8BBVIË.
staren geldt de wet van 20 October 187&,
volgens welke ieder inwoner tot eene gemeente
moet behooren. Elke gemeente regelt, onder
toesicM Tan den Staat, bare eigene laken;
men beeft er een gemeenteraad en een vrede-
gerecbt. De ministers, aan bet boofd van 7
departementen geplaatst, worden door den
Vorst benoemd. Het Koningrtlk is in 22 arron-
dissementen verdeeld. De boofdstad Belgrado
▼ormt een afaonderiyk district Men beeft een
booggerecbtsbof en een bof van appèl in de
boorostad, — voorts 22 arrondissementsrecbtr
banken en in elke gemeente een vredegerecht
De Byksbegrooting over 1888— 1884 bevat eene
uitgave van bt)na 46 milUoen en eene in-
komst van 46 mlllioen francs, en de staatsscbnld
bedroeg er op 1 Januari 1886 213 millioen
francs. Het leger bestond den eersten Janoari
1883 nit 12979 man. De residentie van den
Vorst is Belgrado met ongeveer 38000 in-
woners.
Servië werd kort vóór den aanvang onser
Jaartelling aan de Romeinen onderworpen en
vormde onder den naam van Moesia Saperior
een gedeelte der provincie lUyricom. In die
dagen ontstond langs de Donan en de Morawa
eene rQ van bloeiende steden. Gedurende de
groote volksverbuidng overstroomden de Hun-
nen, Oost-Gotben en Longobarden acbtervol-
gens dit land, betwelk in 550 zicb onderwierp
aan den ByaantUnscben Keizer Jïw^tMkiMw. De
Avaren ontrukten bet aan aifne opvolgers en
berscbiepen bet in eene woesteny. In 638
trok de Slawiscbe stam der S^ben of Serviërs
derwaarts en gaf aifn naam aan dit gewest
en aan Bosnië. De nieuwe bewoners erkenden
de soavereiniteit der OostBomeinscbe Keiaers
en ombelsden in de 8ste eeuw bet Cbristendom,
terwtil sQ o* langdurige wankeling tusscben
de Roomscb- en de GriekscbKatbolieke Kerk
zicb by deze laatste voegden. Hun opperboofd
boette Groot- of Oppeigespan en later Czaar
of Kral (Koning), bield aki leenman van den
Byzantynscben Keizer syn verbiyf te Desniza
aan de Drina en bad andere gespans als be-
stuurders der zeven districten onder zicb.
Sedert 870 maakten de Boelgaren zicb meer-
malen meester van de beerscbappy in Servië,
maar werden telkens verjaagd. Nadat in 934
bun gezag door de Grieken vernietigd was,
kwam Sc^ë weder onder den scbepter der
Byzantynscbe Keizers, totdat SUfanus Dobroi-
lawj door Griekscbe scbry vers Bofitlaw gehee-
ten, in 1043 de onafbankeiykbeid verwierf en
de gespans tot onderwerping bracbt. Zyn zoon
MiokaSl (1052—1080) noemde zicb koning van
Servië en werd in deze waardigbeid bevestigd
door Paus Or^orws VIL Oorlogen tegen
BTzantium en binnenlandscbe verdeeldbeden
vernietigden daarop den bloei des Eyks, totdat
zicb in 1165 8tégkamu$ Nemcu^a, na bet af-
werpen van bet Byzantynscbe Juk, tot Vorst
van Servië vdrblef. Hy werd de sticbter van
een Byk onder de dynastie der Nemai^idem^
dat naar de residentie, de stad Bascia (tbans
Novibazar), den naam ontving van Grootgespan
Rascia en later dien van bet Serviscbe of
Rasciscbe Ryk. Stéphamm Doê^am (1336 -1356),
de vermaardste Serviscbe vorst, voerde tevens
beerscbappy over Macedonië, Albanië, Tbessa-
lië, Noord-Griekenland en Boelgarye. Hy aan-
vaardde in 1346 den titel van Czaar (Keizer),
liet lich als zoodanig kronen, gaf aaa het
Ryk eene uitmuntende staatsregeling, waar-
borgde in zyn wetboek van 1349 de VrQbeid,
bet leven en den eigendom aan alle ataats-
burgers en begunstigde de wetenschap en den
handeL Nadat hy bet Ryk in stadhoodenchap-
pen gesplitst en deze aan de aanzieniykate
bojar^ toevertrouwd bad, verdeelde syn
zwakke zoon Oero^' V het laad onder de
Vorsten of Knezen, die zich weldra onaf haa-
keiyk verklaarden, zoodat de macht van het
Serviscbe Ryk voor altoos vernietigd werd.
In 1359 ging bet banaat Maehow en in 1362
de Herzogewina verloren. Met Oero$f V ver-
dween in 1367 de dynastie der Nmmamjidm^
en de woiwode l^oek<^j%M beklom den troon
van Servië. Hy streed met de Grieken tegen
de Turken, veroverde in 1369 Tbessaloi^Ba,
maar verloor in 1371 tegen den Tnrkacheo
Sultan Moerad J aan de Maritza den slag en
het leven. Zyn zoon MarJca KraffewiUf onder-
wierp zich aan de overwinnaars. Nu beklom
de Knees Lazar den troon en werd de stich-
ter van eene nieuwe dynastie, doch moest eent
het grootste gedeelte van bet gebied veroveren.
Nadat hy zi(^ in 1386 aU vazal aan de Tur-
ken onderworpen had, riep hy in 1389
de Cbristeiyke volken van tllyrië op tot eea
laatsten strtjd tegen de Halve Maan, masr
verloor op den 15den Juni door het venasd
van zyn schoonzoon Wodc BramkowU^ én
slag op bet Amselfeld en werd met eengroet
deel van den Servischen adel in de tent vsa
Momad II onthoofd. Nu regeerden in Servië
nog eenige Vorsten met den titel vauadeipo-
ten" onder Turksche souvereiniteit, met de
verplichting, aan de Turken schatting te be-
talen en bulpbenden te leveren. Kort daarna
evenwel verkreeg 8tiphaMm$^ de aoon van Xossr,
als leenman der Turken bet bewind, masr
moest het land met Woek Brankowit^' deelea.
Op dezen volgde in 1425 diens neef G«ofy
BramkowU^f die een verbond sloot met de
Hongaren en pogingen aanwendde om hel
Turksche Juk te verbryzelen. Hy werd door
Sultan Moerad overwonnen en verdreven, doch
herkreeg door de zegepraal van JokammsiMu'
miadu en door den Vrede van Szégedin (1440)
lyn grondgebied. In 1459 overstroomde Sahaa
Mohammed II bet land met zyne legerbenden:
een groot aantal aanzieniyke geslachten werd
uitgeroeid, andere namen de vlucht naar Hon-
ga^e, 200000 personen werden als slaven
weggevoerd en bet land werd veranderd in
eene Turksche provincie. Ook in Servië, even-
als in het Griekscbe Ryk, wilden de Vorsten
zich voegen by de Latynsche Kerk en met
den Paus en de Christeiyke Vorsten van het
Westen een verbond sluiten, doch de Bojaren
kwamen daartegen in verzet en waren liever
Turksch dan Paapecb. Velen van hen namen
zelfs den „Islam** aan, vooral in Bosnië. Daar
de Turken enkel eene militaire bezetting in
bet land legden en geen grondbezit verkregen,
behielden de Serviërs de eigenaardigheid van
ban karakter, hunne taal en hunne aedea,
handhaafden bun godsdienst en bewaarden
de gedachtenis van bun beldentydperk. Door
den Vrede van Passarowitz (21 JuU 1718)
viel geheel Servië met bet banaat en een ge-
deelte van Bosnië aan Oostenryk ten deel,
het overmoedig gedrag der Oostenryk-
SERVIË.
469
sehe olflcieren en ambtenaren ventikte alle
sympathie Toor een ChrlBtdfik bewind, en in
den voor Xard VI loo ongelnkkigen oorlog
Tan 1788—1739 droegen de Serviërs niet wei-
nig bg tot herstelling van het Torksch gezag.
Dit editer beloonde door de wreedheden der
oproerige Janitsaren honne trouw op znlk
eene Bchandeltfke wt}ae, dat in den oorlog,
ten tgde van Jtiêejik 1/(1788-1790) tegen
de Turken ondernomen, de Serviërs de zUde
koten van OoetenrOk. In 1804 veroorzaakte
de verdnikking, waaraan de Tnrksche bevel-
hebbers en de Janitsaren zich sebaldig maak-
ten in Servië eelfli een opstand met den dap-
peren Oumy Qeorg (Eara Georg) aan het
hoofd. Eene reeks van voorspoedige gevechten
verloste het land van de Janitsaren, en op
den 23sten Februari 1807 eindigde met de
bestorming van Belgrado het eerste tydperk
van den Servischen vrgheidsoorlog. Omstreeks
dien tQd echter namen de listen en lagen van
Bnsland een aanvang, bevorderd door de Ser-
vische opperhoofden, die afgunstig waren op
Ctentjf Oiofjj, Rusland beloofde aan de Ser-
viërs bescherming, bgaldien zy zflne souverei-
niteit wilden erkennen. Dit werd door het
vrOheidlievend volk geweigerd en het versloeg
schier zonder Russischen bijstand in de veld-
tochten van 1809 en 1810 de Turken, die uit
het oosten en het westen over deMorawaen
de Drina in het land vielen. De onthou-
ding van Rusland evenwel was oorzaak, dat
Servië bg den Vrede van Boekharest (28
Mei 1812) enkel in naam voordeelen verkreeg,
zooals algemeene amnestie, een eigen binnen-
landsch bestuur onder voorwaarde van schat-
ting en het overleveren der vestingen in han-
dem van den Sultan enz. De Turksche ver-
klaring van deze bepalingen kwam toch weldra
aan den dag. In plaats van amnestie vergun-
den de Turken de verbanning van alle onte-
vredenen, — met de vestingen eichten z0 den
krügsvoorraad en alle wapenen, — en daar-
enboven vorderden zQ de opneming der verdre-
vene Turken en de herstelling van dezen in
hunne vroegere bezittingen. Drie Turksche
legers, welke in 1814 onder den opperbevel-
hebber Khoertjid Pcuja van drie ^den over
de Donau, de Morawa en de Drina in het
land vielen, ondersteunden deze uitlegging.
Intusschen bevonden zich 7 vestingen, vele
schansen en 150 stukken met voldoende mu-
nitie in de handen der Serviërs, en bf) hunne
80000 strQd vaardige soldaten kwam nog eene
aanzienlQke reserve, die te SJoema4)a bjjeen-
trok; maar (keny Georg liet zich overhalen
tot het besluit om zjlne krachten te verdee-
len, zoodat zQne benden éen voor éen door
de Turken werden geslagen. HQ nam den
15den October 1818 de wQk op Oostenrt)ksch
grondgebied, zoodat het Servisch leger nage-
noeg geheel ontbonden was. Alleen Milosj
Obremnoüpj zette met eene kleine bende de
worsteling voort (1815) en zSne zegepraal in
de vlakte der Mat^wa op de Turken, onder
AliFatja in Bosnië doorgedrongen, besliste
over de onafhankelijkheid van Servië. Nadat
Cxemff Qeorg bf| ^n terugkeer in het land
was omgebracht door sluipmoordenaars, uitge-
zonden door JRloij, werd laatstgenoemde op
den 6den November 1817 te Belgrado in eene
vergadering van alle Knezen en van de voor-
naamste geesteigken des lands tot Vorst van
Servië uitgeroepen en door den Diwan als
soodanig erkend. Het Turksch- Russisch Ver-
drag van Akjerman (1826) waarborgde aan de
Serviërs de vTQe verkiezing van hunne opper-
hoofden, eene onafhankelijke rechtsbedeeling,
een volkomen vrQ binnenlandsch bestuur en
eigene belastingheffing bQ eene vaste schat-
ting. Daarop volgde de Russisch-Turksche
oorlog, door de Serviërs met geestdrift begroet,
omdat zQ hoop koesterden op de herkrtjging
van Bosnië en de Herzegowina. Daar echter
het Verdrag van Adrianopel die hoop verijdelde^
wist JlfUosf te Constantinopel eenleenbriefte
bekomen, waarbQ hg als erfeigk vorst der
Serviërs werd erkend. Een paar besluiten van
den Sultan (1834) ruimden de verdere moeie-
igkheden uit den weg, doordien 6 distrieten
aan Servië werden teruggegeven, terwgi de
schatting werd vastgesteld en de Turken alleen
te Belgrado verbigf mochten houden. Steunend
op zgne igfwacht (momkem) regeerde Milo»j
nu met zoo verregaande willekeur, dat in den
aanvang van 1831 onder aanvoering deraan-
zienigke Serviërs Avram Petromewi(*j en T%oma9
WoetffiUj een opstand uitbarstte, die Müoff
noodzaakte tot onderteekening van eene hem
voorgelegde grondwet. De Diwan echter ver*
ving deze door het „Organisch Statuut" van
1888, hetwelk noch de wenschen van het
volk, noch die van den Vorst bevredigde. In
plaats van eene volksvergadering werd een
Senaat ingesteld met uitgebreide rechten. Milo*j
bezwoer het handhaven van deze grondwet
zonder zich hierom te bekreunen, en toen de
Senaat hem verantwoording vroeg van de ver-
kwiste gelden der schatkist, antwoordde hg
met het uitzenden van zgne igfwacht om de
leden van dat lichaam te grgpen; de uitge-
zondenen echter moesten niet ver van Belgrado,
bg het klooster Rakowit^, voor WoeUjUn
de wapens nederleggen. Den 18den Juni 1839
deed dan ook Jtüofj afttand van het bewind
ter gunste van zgn zoon MUan en verliet 2
dagen daarna met zgn zoon JftcAoér^ het land.
Daar Müam reeds den Isten Juli daaraanvol-
gende overleed, benoemde de Porte diens
broeder MkhaSl tot vorst van Servië endeed
hem bgstaan door een regentschap, gevormd
door Jephrem ObrenotoUfu Fetr<miewU$j en
Woêttjittj. Vorst MichaSl onderscheidde zich
evenzeer door onbekwaamheid als door dwinge-
landg, en toen hg drukkende belastingen in-
voerde, ontstond er eene volksbeweging, die
hem noodzaakte, den 7den September 1842
de vlucht te nemen naar Oosten rgk. Eene
volksvergadering, op den 14den September
bg Belgrado gehouden, koos daarop den zoon
van Cxêmy Oeorg^ nameigk AUxander Karch
gtorgewUfj^ eenstemmig tot vorst, en deze
werd den 14den November door de Porte in
zgne waardigheid bevestigd. Hg verkreeg
evenwel slechts den titel van BasJ Beg (Op-
perheer) en werd aan onderscheidene beper-
kende bepalingen gebonden. De Russische
Czaar, die de dynastie O^rMotpi^jt; begunstigde,
protesteerde aanvankeigk tegen de verkiezing
van MeaamdeTf maar liet eerlang zgn tegen-
stand varen.
Nieuwe pogingen, om de dynastie ObremowUtj
weder aan het bewind te brengen, mislukten,
evenals de vroegere, en onder het verstandig
470
SERVIË.
bestuur Tan AUxmder werd eene reeks van
berrormlngen tot stand gebracht, die de volks-
ontwikkeling aanmerkeiyk bevorderden. Ook
de stormen van bet Jaar 1848 lieten Servië
ongedeerd; alleen nit eigenbelang deden de
OoBtenrykscbe Zoid-Slawen bonne nabnren
deelnemen aan de algemeene beweging. Serviërs
nit bet Vorstendom streden onder FeirowiUf
Kmcamim tegen de Magyaren en vermeerderden
aan den benedenloop van deDonan de gm welen
van de worsteling der rassen. Voor de ont-
wikkeling van bet staatkundig leven in Ser-
vië was de oorlog van groot belang, daar na
dien ttfd eene Slawiscb-patriottiscbe part)) bet
boofd verbief, wier lens bet was. oorlog te
voeren tegen den Islam en Servië met bet
ontworpen groote SlawenrQk te vereenigen.
Des te yveriger ecbter socbten de voorxicbtige
staatslieden de onde banden met Constantino^
weder aan te knoopen. Nadat WoeUJU^j was
afgetreden, bevond sicb de vroegere minister
van Binnenlandsche Zaken, BUat Gti/ranammj
een kracbtig en voortvarend man, als minister
van Binnenlandscbe Zaken aan bet boofd van
bet bewind; by verbief Servië allengs tot
meer zelfirtandigbeld, maar ontving in Maart
1853 op aandringen van den Raariscben consul-
generaal syn ontslag. Zjfne plaats werd inge-
nomen door den toenmaligen minister van
Binnenlandscbe Zaken AUxandtr SiemUsj en
Servië allengs bet kampveld der strydige be-
langen van Rusland en Turkye. Toonde
Porte een stellig antwoord van hem eiscbte
op de vraag, wat by doen zou in een oorlog
tuBScben Turkye en Rusland, gaf by ten ant-
woord, dat by in zoodanig geval eene strikte
onzydigbeid zou bewaren. De oorlogstoerus-
tingen werden niettemin met y ver voortgezet
en troepen naar de grenzen gezonden, om
een inval van de Turken te beletten. In bet
begin van 1854 ontstonden in Servië gedurig
Slawiscb-Rosaiscbe volksbewegingen, die even-
wel beteugeld werden door den voor Rusland
ongunstigen afloop van den oorlog. Deopbef-
flag der Russiscbe bescbermbeerscbappy en
de bevestiging der door de Porte verleende
voorrecbten, door de Mogendbeden gewaar-
borgd, werden er den 5den Juli 1856 als de
vrucbt van den Vrede van Parys afgekondigd.
Terwyi voorts nyverheid en bandel er zicb
voorspoedig ontwikkelden, duurden de binnen-
landscbe verdeeldheden voort en kwamen in
1858 toteene uitbarsting. De Skoep^tina drong
er den 21sten December op aan, dat Vorst
Alexamder zou bedanken, en de Senaat was
den volgenden dag van meening, dat by ge-
hoor moest geven aan den wensch des voUU.
Toen nu de Vorst naar de door de Turken
bezette vesting vertrok en zich onder de be-
scbemüng stelde der Porte, verklaarde de
Skoep^tina hem als vluchteling vervallen van
zyne waardigheid en plaatste den 80-Jarigen
Müon OhrenowiUj op den Servischen troon,
waarin de Senaat genoegen nam. Daar echter
JftZot; niet aanwezig was, werd een voor-
loopig bestuur ingesteld, met Siéphamu Mi-
chailawit^' aan bet hoofd. De vroegere minis-
ters behielden hunne portefeuilles; er werd
slechts een ander opperbevelhebber van het
leger benoemd. Den 2den Januari 1859 ver-
klaarde Alexander zich bereid tot afstand;
ook de Porte hechtte baar zegel aan de om-
wenteling, maar kwam in verzet tegen de
proclamatie van U%U^ als érfeiyk vorst Deze
utnsBcben moest, om zyne populariteit te be-
houden, zich schikken naar de wensohen des
volks. Ëy overleed den 86Bten September 1860
en werd opgevolgd door zyn zoon MickaH
OhfêMoviUf. De Skoepi|)tina, sedert 18 Augus-
tus 1861 te Krago^ewats vergaderd, keurde
eene nieuwe wet op bare samenstelling goed,
alsmede eene reorganisatie van den Senaat
en van het leger en eene nieuwe regeling der
belastingen, en deze wetten werden aaago-
nomen door den Senaat De zucht naar onaf-
bankeiykheid openbaarde zicb gedurig ster-
ker en de spanning tnsschen de Turken en
de Serviërs leidde ter gelegenheid van een ge-
vecht van een Turk met een Servischen kniuq»
den 15den Juni 1862 tot een bloedigen op-
loop. De Tnrksche poortwachters werden
teruggedrongen naar de vesting, enbaarkom-
mandant bombardeerde den 17den Juni de
stad, zonder evenwel groote schade te ver-
ooruken. Den volgenden dag werd een wa-
penstilstand gesloten, en het gevolg van deaen
sfaryd was, dat de Turken alle vestingen, met
uitzondering van Belgrado, £l)abatz enSemen-
dria, ontruimden. Daarmede echter waren de
Panslawistische Serviërs niet tevreden, en den
5den October 1866 zond Vorst MickaSl bet
verzoek naar Constantinopel, dat alle vestin-
gen in Servië door de Turken zouden worden
overgegeven, als het eenig middel om het
wantrouwen en den wrevel der Serviërs te be-
teugelen. De Tnrlcscbe Regeering kon zich saa-
vankeiyk niet voegen naar den eisch om Bel-
grado af te staan. Eerst den 8den Maart 1867
gaf zy toe op raad van Oostenryk, voanX op
aandringen van den minister vo» Beuti, en
ontruimde de Servische sterkten, onder voor-
behoud, dat van de citadel te Belgrado de
Turksche vlag naast de Servische zou waaien.
Den 6den Mei verlieten de laatste Torksohe
troepen het grondgebied van Servië.
De spanning tusschen Servië en Turkye
werd echter daardoor geenszins opgeheven:
zy nam veeleer toe, daar Servië nu bet mid-
denpunt werd van alle Turksche Slawen. die
zich van de beerschappy der Porte wilden
losrukken. De toestand van Vorst Miekaël
werd daardoor zeer gevaariyk, maar zyn mi-
nisterie betoonde veel beleid en zorgde voor
de weerbaarheid des lands. Dit was echter
niet voldoende voor de Panslawisten, die zich
met de aanhangers van de djuBaiie Zara^^eor
getoUêj tot een staatsstreek vereenigden. Den
lOden Juni 1868 werd Vorst Uiohaël in bet
park van Topdsjider vermoord. Aanstonds
werd een Voorloopig Bewind ingesteld en bet
leger op voet van oorlog gebracht. By het volk
beerschte eene groote verbittering tegen de
moordenaars, zoodat dezen, voor zoover zy in
hechtenis waren genomen, ter nauwemood
beveiligd konden worden tegen de woede van
het gemeen. Thans scheen men eerst te ge-
voelen, hoeveel men in den beschaafden en
zachtmoedigen Vorst JficAoeZ verloren bad. De
candidatuur van KaïrageorgewiUj voor den troon
was eene onmogeiykheid geworden, en de
Skoep^tina benoemde den eenigen nog leven-
den Obreuowii^', den 1 4 Jarigen JiiUut den zoon
van Maria OhrenomUi (bekend door bare be-
trekking tot KoeM of Cusia, vorst van Roemenië)
SEBYIË.
471
tot opTolger Tao den omgebiaohte. Tegen bet
einde van Joni kwam mlan nit ParffSyWaar
hy sitne opleiding ontring, in Servië en aan-
vaardde alB MUam IV de Kroon. Dit werd
door de Groote Mogendheden en door de
Porte goedgekeurd. De minister van Binnen-
landBChe Zaken MtUnkounUj belastte sicb te-
gelQk met den minister van Jostitie met de
voogdQschap over den Jeugdigen Vorst, terwlfl
het regentschap nit SlaUnawaiz, MittUif en
den. senator Bawrikowiisf bestond. Daitfen*
boven werd nog bepaald, dat gedurende
's Vorsten minde^arigheid de Skoep^tina al-
thans eenmaal *sjaars vergaderen zou. Hevig was
nu de strQd der partyeuiioowelindeSkoep^-
tina als in de dagbladen. Aanhoudend wU»el-
den de ministeriën elkander af, ook nadat
MUan de teugels van het bewind in handen
had genomen. In 1876 ontstond er een Pan-
slawistisch oproer in de Henegowina; de mi-
nister SitiUsJ verleende daaraan s0n steun,
van de s|tde van Bosland werd haip toege-
segd, en Servië verklaarde den Isten Juli
1876 den oorlog aan Turktje, om zelf Bosnië
en voor MUam de koningskroon te verkrUgen.
. Rusland zond geld en veel vrOwilligers, het
Servische leger werd geplaatst onder het op-
. perbevel van den Buasischen generaal Ttfer-
•ajew^ maar was niet opgewassen tegen ^ne
taak. De Serviërs werden verdreven van het
Turksche grondgebied, en in het dal der
Morawa m Alexinatz werden in September
en October hevige gevechten geleverd welke
met eene volkomene nederlaag der Serviërs
eindigden. De verovering des lands door de
overwinnaars werd enkel verhinderd door de
tusschenkomst van Busland, hetwelk de Tur-
ken overhaalde tot het sluiten van een wapen-
stilstand. Den Isten Maart 1877 kwam tussohen
. Turktfe en Servië de Vrede tot stand, waarby
de voormalige staat van zaken werd hersteld.
Bj) het uitbarsten van den Bussisch-Turkschen
oorlog in dat Jaar maakten de Serviërs aanstonds
weder toebereidselen tot den stryd, doch de
tegenspoed der Bussen in den zomer bewoog
hen, eene afwachtende houding aan te nemen,
totdat de val van Plewna (10 December) hen
opwekte tot een inval in Boelgar0e, waar zi)
in Januari 1878 Ni^i veroverden. Op den
laatsten van die maand werd de wapenstil-
stand gesloten, die hen tot werkeloosheid ver-
oordeelde, maar bt) den Vrede van San Ste-
fano verkreeg Servië niet alleen de erkenning
süner onaf hankemkheid, maar ook eene aan-
merkeiyke uitbreiding van gebied, welke door
het Congres te BerlQu, waar Servië door
BUtU^ vertegenwoordigd was, nog werd ver-
groot met het gebied van Ni^j, Pirat en Les-
kowatz. Daarentegen moest het volkomene ge-
lUkbeid voor de wet aan alle godsdienstige
gezindheden toestaan, een evenr^lig deel der
Turksche staatsschuld overnemen en zich de
verbintenissen laten welgevallen, door de
. Porte met betrekking tot den aanleg van spoor-
wegen gesloten. Den Isten Augustus 1878 werd
de onafhankeiykheid van Servië geproclameerd,
en MiUm aanvaardde als souvereine Vorst den
titel van ^Hoogheid**. Den ISden October van
dat Jaar vormde MiêHUf een nieuw ministerie,
waarin h|| zelf zich met het voorzitterschap
en met de portefeuille van Buitenlandsche
Zaken, MmiUi met die van JuBÜÜey AUm^Usj
met die van Openbare Werken, W^jhowittQ
met die van Oorlog, JowanowUsf met die van
Financiën en WwUfevniêf met die van On-
derwUs belastte. In 1882, gelfik w|j reeds
zeiden, werd ht) er tot koning lUtgeroepen en
in het ministerie, den 28sten October 1884
door hem benoemd, heeft zich Qaraokanime
met het voorzitterschap en met de portefeuille
van Buitenlandsche Zaken en van Financiën,
IfovaoowUêj met die van Binnenlandsche Zaken,
JEtaUnniê; met die van Openbare Werken,
FêtrawUêj met die van Oorlog, Mannkovoitêj
met die van Justitie, PapowM met die van
Onderwas en Eeredienst en éomdowiUf met
die van Landbouw en Handel belast In 1886
was MeOotoUif door TopdhmUf^ PetromUj
door SorwUawU^j PopoiU^ door Kowyomnda-
wUtJ en CtomdomUj door MigatowU^' vervan-
gen, terwlfl Chraekamiie het voorzitterschap
behield en de portefeuille van NavooowiUf
overnam. Aan het hoofd van het departement
van Binnenlandsche Zaken kwam toen JEratuu-
ëowitêf.
Door de vereeniging van Oost-Bo^nelië en
Boelgartfe (18 September 1886) ontstond de
Servisoh-Boelgarysohe Oorlog. Koning MUam
gaf den 22sten September last tot mobieUnaking
van het leger en Vorst Alexander maakte
zich in Bul^irye en Oost-Boemelië gereed tot
den strQd, terwtfl ook de Turken in het dal
der Maritza by Adrianopel, alsmede ten zuiden
van Boelgarfle en Servië aanzieniyke troepen
bQeentrokken. Het Servische leger telde in
het begin van November 63000 soldaten met
182 stukken geschut, — en het Boelgaaische
80000 man met 96 stukken, alsmede 12000
Oost-Boemeliërs met 4 stukken. Hoewel de
BuBsische officieren het bevel ontvingen, om
den dienst van Vorst JUxander te verlaten,
bleef het leger van dezen vol moed.
Den ISden November verklaarde Servië
den oorlog aan BoelgarUe en Koning Wian
deed zQu leger vo<Mrwaarts rukken. Het maakte
zich meester van den Dragomanpas en er werd
met afwisselenden voorspoed gestreden. Doch
den 19den November deden de Serviërs een
aanval, waarbt) z|t met groot verlies door de
Boelgajren werden teruggeworpen. Nu waagde
Vorst AUaandtf den aanval, bracht de Serviërs
aan het wyken, dreef hen over de grenzen,
overschreed deze met zyn leger, dat tot 60000
man was aangegroeid en maakte zich van
onderscheidene plaatsen meester, totdat den
28sten November de Oostenryksoh-Hongaar-
sche gezant te Belgrado Vorst Alexander
overreedde om de vtjandeiykheden te staken.
Daarna werd den 21sten December 1886 te
Pirot een wapenstilstand en den 8den Maart
1886 te Boekharest de vrede oesloten. In
dezen kortstondigen oorlog, me geenerlei
gebiedsverandering veroorzaakte, verloor het
Servische leger 6800 dooden en gewondenen
1200 gevangenen en het BoelgaarschOost-
BoemeUsche leger 2800 dooden en gewonden
en 600 gevangenen. Toen later YontMMan-
der door Bussische kuiper0en van den troon
beroofd werd, veranderde de vyandige houding
van Servië Jegens Boelgarye in eene zeer
vriendschappeiyke.
De Ssrvitohe taal behoort tot de zuidooste-
lyke afdeeling van de Slawische talengroep
en is met het Bussisch, Sioweensoh en Boel-
472
SERVIË— SEBVIL1Ü8.
gasn^ Termsftgicbapt, doch het meent met het
Croatiaoh en SUwoniBeh en met de dialecten,
welke in de Henegofwina en in Montenegro
gespn^en worden. ZQ wordt met het RossiBch
alphabet geschreven. Te voren bestond zQnit
een kunstmatig mengsel van Kerkelijk Slawisoh
en Serrlsche volkscUaleoten, doch In den aan-
vang der 19de eeuw trad de gevierde Woéle
StêphanowUi} KaïradfjiUj Op om de volkstaal,
in onde Servische liederen bewaard, totschryf-
taal te verheffen. Hj) slaagde in iQn voornemen
en hervormde de spelling. Dom taal is door
haren hoogen onderdom van groot belang voor
de taalkennis; sy heeft hare brandpunten te
Belgrado en te Agram en wordt door omstreeks
6 millioen menschen gesproken. De ^leine
éervlBche spraakkunst van Woék StéphanowiUj
(1814) is in 1824 door Qrimm in het Doitseh
vertaald 'en van eene belangrQke inleiding
voorzien. Men heeft voorts eene Servische
spraakkunst van Porde (1877) en een woor-
denboek van Jfaro0ii(mi%'en OetarewittJ (1842).
De oudste overbiy&elen der ServitcAe letiet-
Jcundêf In de Slawische kerkeiyke taal opge-
steld, zQn uit de ISde eenw. Daartoe behoort
het op den berg Athos in handschrift aan-
wezige geslachtsregister : „Rodoslow" van Dm-
niëlf aartsbisschop der Serviërs, die als tffd-
genoot de levensgeschiedenis der Servische
Koningen van 1272 tot 1825 verhaalt. Van
den Servischen Ozaar StSphamts Doetjan (1336 —
1356) heeft men een wetboek (Zakonnik), dat
in 1349 is uitgegeven en eene merkwaardige
btfdrage levert tot de kennis der aeden en
gewoonten van dien tyd. Daarenboven heeft
men uit die dagen nog eenige kerkeigke ge-
schriften. De Turkscheheerschappy belemmerae
allen vooruitgang op het gebied der letteren,
en deie bloeide idleen in den vrQen Staat
Ragusa. Tot de Dalmatisch Servische dichters
behooren MaroeHitj (f 1524), LoekitÈJ (f 1530),
de dramatische dichter Wetranüsj (f 1576)
en vooral TijoebrenowU»; (f 1550) en Goendoe-
Utsf (t 1688, de vervaardiger der „Osmanide").
De laatste despoot van Servië, Qeorg Brauko-
witti (1645—1715), deed door zyne „(ïeschie-
denis van Servië** de liefde voor de vader-
landsche letterkunde weder ontwaken. Nu
ontstond er een nieuw ttfdp^rk, waarin men
de volkstaal als schrQftaal begon te bezigen.
Dit geschiedde het eerst door Dosiihei Obrado-
wHtf (1739—1811), maar vond geen algemeenen
bfval, zoodat er eene groote verwarring ont-
stond op het gebied der Servische letterkunde.
Van de 430 boekwerken, die na 1750 in het
Ucht verschenen, zQu slechts weinige in het
Kerkelijk Slawisch opgesteld, doch de overige
bewegen zich met verschillende spelling tus-
schen deze en de volkstaal. Aan die spraak-
verwarring maakten boven reeds genoemde
KxtradtjiUj en DemetrUu JktvidowUfj in den
aanvang dezer eenw een einde.
Aan het hoofd der fraaie letteren in Servië
staan de volksliederen, waarin men naïveteit
met ruwe kracht, Oosterschen gloed met Griek-
sche aanschouwelQkheid vereenigd vindt Som-
mige behooren tot het tffdperk, toen de Turken
nog niet in Europa waren doorgedrongen,
— andere tot de dagen, toen Adrianopel
de zetel was der Turksche heerschappQ,
— en nog andere zQu van nieuweren tfd.
Het zQn hoofdzak^gk heldeazangen en min-
neliederen, alsmede gedichten, door vrouwen
vervaardigd, die bU den volksdans (kol6)
worden gezongen. De versmaat der kleine
liederen gelQkt veel op die der oden van ^«i-
ereon. Men heeft eene verzameling van Servi-
sche volksliederen van XaradsfiUf (dde druk,
1841 — 1846, 3 dln), door onderscheidene an-
dere venameling^n achtervolgd. Eene reeks
van heldenzangen uit de Servische revolutie-
oorlogen is de door Simea» MèloetinowiiMf
verzamelde : „Serbianka". De liederen der Bob-
niërs Werden uitgegeven door Bogoljoep P0-
ifCMowitèj, Tot de lierdichters van den nieu-
weren tQd behooren Jowan PaUjU»jy Jovoan
Dos;'enowii)ijj Widakowitij en vooral de be-
gaafde Lwtuan MoesjieH, aartsbisschop van
Karlowitz. Z||ne werken verschenen onder den
titel: „Gedichten (1808, 2 dln; 2de dn^ 1840)".
Voorts ontbrak het niet aan dichters op het
gebied van de satjrre, van het treurspel en
van het blQspel. Er werden romans, fabelen
en vooral veel vertalingen geleverd. Wgdera
heeft men in het Servisch onderscheidene ge-
schiedkundige werken, levensbeschrtjvingen,
aardryks- en geneeskundige, rechts- en godge-
leerde weriten. Eene geschiedenis der Servi-
sche letterkunde werd geleverd door 8iqfam
Nowakotrii^' (2de druk, 1871) en eene meer
beknopte door Filipouni*j (1875). EindelQk
heeft men er onderscheidene merkwaardige
tQdschriften en dagbladen, van welke de
„Srpske novine" sedert 1834 onaijsebroken in
het licht versoheen.
Serviel of tlaafteh noemt men dengene,
die tegen de inspraak van zQn geweten uit
vrees of zelfiEUcfat zich buigt voor de machtigen
en aanzienlijken der aarde en alzoo zyne
waardigheid als vrQ en onafhankeltjk man
verguist. Dp het gebied der staatkunde wor-
den gewooniyk zQ, die uit eigenbelang zich
naar de onrechtmatige eischen der boven-
drijvende party voegen, met den naam van
servielem bestempeld.
Servilius was te Rome de naam van een
oorspronkeiyk patricisch, doch later ook ple-
beijisch geslacht Tot de leden daarvan behoor-
den: Qmntua SertUims Caepio, die in 106 vóor
Ghr. als consul eene wet (lez Servilia judid-
aria) uitvaardigde, welke de senatoren weder
met de rechteriyke waardigheid bekleedde,
maar met den consul Cnaeua Mcmliu$ aan de
Rhdne het onderspit moest delven voor de
Cimbren en Tontonen, weshalve by van het
opperbevel ontheven en verbannen werd en te
Smyma overleed; — Otrfm Sertnliiu Glaucioy
praetor in 100 vóor Ghr. en een medehelper
van Saturmnm in het oproer van dat Jaar,
waarby hy sneuvelde; — PMUn Sendlimi
VaHa Itawrieut, eonsul in 79 vóor Chr.; hy
bestreed in het volgende jaar als proconsul de
zeeroovers van Klein-Azië, veroverde Gilicië,
benevens onderscheidene steden in Ljrctë,
bracht de Isauriërs tot onderwerping en
verkreeg by zyn triossf den eemaam van
Itaurious; — P«Nitft ServUnu MMm, een
volkstribuun in 68 vóor Ghr.; hy bracht een
wetsontwerp In behandeling tot verdeeling der
staatsdomeinen in Gampania, maar werd door
C4eero in de drie redevoeringen: „De lege
agraria'' bestreden, zoodat hf zyn doel niet
bereikte; — en JPiihUiu ServUimê Cewm, volks-
tribuun tn 63 vóor Ghr.; by nam deel aan de
8BRVILIÜ8-8E806TBI8.
478
nmeiuBweriiig tegen Gemor, bracht hem den
eeraten stoot toe en anenvelde in 42 htt Philippi.
Serviten ol ÜMMri (nameigk der maaifd
Maria) is de naam van eene geestelOke orde
der R. Katholieke Kerk. Zg werd in 1288 te
Florence gesticht en als eene onderafdeeling
der Angn^nen door Pans Alêxaiuhr IF* be-
yeetigd. ZQ ontring Tan Pans Martimu V de
voorrechten der Bedelorden, Terpreidde sich
spoedig in Italië, FrankrQk, Doitschland en
de Nederlanden, werd in 1698 door pater
Bêrmardo di RMólwi in hare oorspronkelffke
gestrengheid hersteld, doch is thans alleen in
ItaUe en hier en daar in Dnitsehland te vin-
den. — In het laatst der 12de eeaw ontstond
ook de kloosterorde der S^rotüiMa», naar hare
kleeding 2SwÊrte Zmt^n genoemd. Vdor de
Hervorming bloeide zU in ons Vaderland, en
eenige Jaren geleden is stl hersteld in Beieren.
Servitaut, aie BrfdimHbaarheid.
Serviiu (Marins of Manrns Honoratns),
een Rpmeinsch taaikenner, leefde waarschtfn-
Yfjk, tiégen het einde der 4de eenw te Rome
en ibhreef op de gedichten ran Fir^nw een
commentaar, waarin vele belangrQke geschied-
en ondhddkandige en mythologische bjfson-
derheden, alsmede onderscheidene firagmenten
van andere schryven worden aangetroffen.
De commentaar is uitgegeven o. a. door Bnr-
matumi (1746) en later door l^to» (1827, 2 dln).
Serviiis TuIUub, de lesde Romeinsche
koning, regeerde van 578—584 vdor Chr. en
was volgens de overlevering de lOon van eene
Latgnsche slavin en van een aanzienlOk man.
Hy werd opgevoed aan het Hof van Koning
Tarqmniuê Friteuê en reeds als kind door
wonderteekenen aangewesen als bestemd voor
iets hoogers, weshalve Thrquinimsy hoewel in
het bezit van twee ionen, hem syne dochter
schonk en hem tevens het recht van opvolging
toekende. Volgens eene andere overlevering was
hy een Etmscer, Moitama genaamd, die sich
met geweld meester maakte van de heerschappy
en eerst als Koning den naam van Sermm
aanvaardde. Na het beklimmen van den troon
voerde hy een voorapoedigen oorlog tegen de
Etmscera, sloot een verbond met de Latynen
en haalde hen over, een gemeenschappeiyk
heiligdom op den Mons Aventinos te stichten,
voegde den Mons Viminalis en Mons Esqni-
Unns by de stad en omriogde nn het geheel
met een mnnr. Zyn voornaamste bedryf ech-
ter is, dat hy het geheele volk op grond van
den census (het belastingbedrag) in centn-
rite (honderdtallen) verdeelde en eene nieuwe
soort van oomitia (volksvergaderingen) in-
voerde, waarin het volk naar oentnria stemde,
aoodat ook de Plebcden eenig aandeel ver-
kregen in het regeeringsbeleid (zie onder Bome).
Hy had de zonen van Thirquknm Frisèuty
Imcimg en Artauy met syne dochten in het
hnwetyk doen treden. JD««t«« verbond zich met
TWio, de gemalin van Arwiu, tot een soood
opaet. Hy mimde zyne echtgenoot en sy haren
echtgenoot door vergif nit den weg en zy traden
met elkander in het huweiyk. Imeku vertoonde
lich vervolgens, nadat hy aanhangers verwor-
ven had onder de Patricien, met de teekenen
der koninkiyke waardigheid in den Senaat,
en toen Sêrvhu TtMm verscheen, wierp hy
hem van de trappen en deed hem door moor-
denaars ombrengen. TVCto, die terstond naar
het Senaatsgebonw gereden was, vond in eene
steeg (na dien tyd Fïcm seeleratut of €fruwd-
Mteêg genaamd) het lyk van haren vader en
gaf den wagenmenner bevel er overheen te
ryden, aoodat zy met het bloed van den ver-
moorde werd bespat
Sesammn L, is de naam van een planten-
geslacht nit de flunilie der SetameSm. Het
omvat éeiUarige, behaarde kruiden, welke in
Indië, €hiinea, aan de Senegal en aan de
Kaap groeien, met alleenstaande, in de blad-
oksels geplaatste bloemen en langwerpige»
veelzadi gedoosvmchten. 8, oHe^idU X. (zie bij-
gaande figuur) heeft langwerpig- eironde, klier-
achtig-behaarde bladeren, witte of rood getinte,
scheef-klokvormige bloemen en zeer olieryka
zaden. Zy is afkomstig uit OosMndië, werd
als kweekplant reeds vroeg naar China, Japan,
Seéomum oriëntale.
Egypte enz. overgebracht en groeit thans tus-
schen de keerkringen bykans overal. Men
verkrygt uit de zaden eene vette olie, dfe
goudgeel, dik-vloeibaar en aangenaam vah
smaak is, een soorteiyk gewicht bezit van
0,92, by 5® C. vast wordt, niet opdroogt, niet
ranzig wordt, tot velerlei oogmerken geschikt
is, de oiyvenolie kan vervangen en in R.
Katholieke hinden vooral dient tot het vullen
der „altydbrandende lamp". In Klein-Azië en
geheel Indië is zy als vette olie algemeen in
zwang, zy wordt er gedeelteiyk ook uit S.
indicwm L, en andere soorten gewonnen. De
plant wordt in Syrië, Mesopotamië, Egypte,
aan de Kaap en in geheel Enropeesch Turkye
verbouwd en het zaad ter olieberelding ge-
deelteiyk uitgevoerd naar Frankryk, Engeland
en Dnitsehland.
Sesostria of Seiotii is de naam van een
Egyptischen Koning, voorkomende by Beró-
doiut, Diodorus en Strabo. Met dien naam
worden intussehen Setkat I en zyn zoon
474
SES06TRIS— SETTEMBRINI.
r II bedoeld. Zie onder deie beide DameB.
SestertiUB ia de luuun van eene Romein-
Bche lilveren mant ter wairde van 2 Va ««
(zie aldaar). Voor doiaendtallen sestertiën
(seetertii) werd bet woord $«9Urtia geberigd,
Boodat duo sestertia 2 000 sestertiSn betekent
Een millioen seetertiên beette men êuUr^mm
déoiêt. Het te^en yan den leBtertiag is MS,
eigenigk IlBemia of 2Vs aa.
Sestini (Domenico), een Termaard Ita-
liaanaoh penningkondige, geboren te Florence
den lOden Aagnstns 1760, gaf eene verbande-
ling In bet licbt over een bandscbrift van
FirifiUuê (1774) en lag aicb daarna belast
met bet in orde brengen van bet mnaeam te
Catanea.yervolgen8 b^af b|| zicb naarConstan-
tinopel, waar ^ bet kabinet van den Engel-
Bcben gezant, Sir Bobert Aimdie, rangicbikte.
Hjj volbracbt voorts eene reis door Klein-AsiS
en door Doitscbland en scbreef: „Lettere e
diasertaaione nnmismaticbe (1789—1805, 8
dln)**, — en «.Classes generales sea monetae
nrbiom etc (1796, 2 dln; 2de dmk, 1821)^\
Te Parfts werd bQ benoemd tot bibliotbecaris
van de Qrootbertogin van Toscane, maar
verloor die betrekidng in 1814. Daarna bield
bQ sicb beaig met bet ordenen der mnntka-
binetten van den Koning van Beieren te
MOncben, van Koning Ckristiaam VIII te
Kopenbagen en van bet mnseom te Triest.
Voorts leverde bl) een vervolg op de „Lettere
e dissertaiionl (1818-1820, 2 dln)**, ontving
den titel van boogleeraar In de ondbeidknnde
te Pisa en overleed te Florence den 8sten
Joni 1822. Tot de bandscbriften syner nalaten-
Bcbap, door den Hertog van Toscane aange-
kocbt, beboort bet „Svstema geograpblcom
nnmismaticam** in 14 foliodeelen.
Sefltri-Ponente, eene stad in de Itali-
aansobe provincie Oenna, 8 Ned. mgi ten
westen van de stad van dien naam en door
een paardenspoorweg met baar verbonden, is
een station van G^na naar YentimigUa, ligt
aan de Gk>lf van OeaiUk en is de fraaiste plaats
tnsscben Genna en Savona. In bare nabybeid
verbeft zicb de Monte (ïazzo, waaruit geel
albast wordt opgedolven. De stad telt roim
11 000 inwoners (1881) en heeft prachtige villa*s
van den Genneeschen adel, scheepitimmer-
werven, onderscheidene fkbrieken en drek
bezochte baden.
Setaria Bsamo, of noMaar is de naam
van een plantengesUcht uit de fitmilie der
OfOMgen (Oramineae). Het onderscheidt zich
door bloempaUes, die aan den voet van 2
of meer borstels als een omwindsel voorzien
zjfn, door zeer kleine onderste kelkkaQee,
door een onzgdig of manneiyk onderste
bloempie, door lederachtige, harde kroon-
kaQes, zeer stompe, b0na seisvormige bo-
nigsohnbben, een nitgerand vmchtbeginsel en
fcwastvormige stempels. Wy hebben in ons
Und de hratuvormeMdê macddaar (S. verücillata
X.) met zeer mwe bladeren, eene smalle, rol-
ronde plnim, éenbloemige, haarbosvormende,
getand-stekelliarige omwlndsels en 2slachtige
bloempjes, — de ^romte naaldaar (S. viridis Z.)
met eene bt|na d^nde plnim, tweebloemige,
haarbosvormende omwindsels en 2-slaohtige
bloempjes met zachtharige bladscheeden, ~
en de ^ nmddaar (S. glaoca X.) met een
aarvormenden,rolronden bloemtros,2-bloemige,
haarbosvormende omwindsels en 2-slaehtige
bloemlees. Yan 8. UaUoa X. worden de korrete,
op die van gierst gelQkende, als vogelvoeder
gebruikt, en die van S. gmmamoa JE^ wordeo
in Hongarye onder den naam van mohair in
tQden van misgewas ook wel tot voedsel voor
mensehen gebédgd.
8eth was volgens de Mozaïsche oorkonde
de derde zoon van Adam en de stamvader
der SetUeUm, welke zich door godsdienstig-
heid van de nakomelingen van JToU onder-
scheidden. — Li de 2de eeuw onzer jaartelling
heeft ook eene secte bestaan, wier leden dea
naam van SMiamm droegen. ZQ huldigdea
8ei\ als den zoon der bemelsche SopUa (Wgs-
beid) en als den vertegenwoordiger van den
volmaakten mensch.
Set^joeaiiy éene der westelijke provincidn
van China, telt op ruim 8700 O g^ogr* mVl
omstreeks 68 millioen inwonen (1882). Het
land is in het westen bergachtig en voor
*t overige met heuvelketens bedekt, — voorts
besproeid door de Jantse-kiang en ha%4 züri-
vieren, boschrijk en uitmuntend bebou^. De
voornaamste voortbrengselen van dit gewest
ztjn allerlei graansoorten, tabak, maankop (ter
bereiding van opium), wit was, thee, sui-
kerriet en liatoen, alsmede zont, steenkolen en
yzererts. Fraasche zendelingen hebben er met
goed gevolg het Christendom verkondigd. De
hoofdstad is T^ing-toe tusschen de rivieren
Minkiang en Lo kiang ; s|| telt ongeveer 878 000
zielen.
Settegast (Hermaan), een verdieastol|k
Duitsch landbouwkundige, geboren teKftnigB-
btfg den dOsten April 1819, legde o. a. te
Hohenheim en te BerlOn zich met t) ver toe op
den landbouw en werd in 1847 administrateir
en leeraar in de landbouwkunde te ProslLau.In
1868 zag ht) zich benoemd tot directeur der
pas gestichte académie te Waldau, maar keerde
in 1862 als directeur der académie naarPros-
kau terug. Hg behoort tot de uitstekendste
vertegenwoordigers der hedendaagsche land-
bouwkunde, en van zijne geschriften vermel-
den ^ : „Anleitung zur Wirtschaftsftlbrung
auf grosseren Landgtttem (1848)*', — ^Eine
landwirtschaftliche Beise durch England
(1862)", — „Ueber Thierzfichtung und die
dabei zur Anwendung kommenden Qrandsfttse
(1869)", — „Die Zucht des NigrettischaA
(1861)", — „Die laad wirtschaftUcheAkademie
Proskau (1864)", — „Deutsches Herdbuch
(met anderen, 1866—1876, 4 dln)", — „Bild-
liche Darstellnng des Baues und der Eigen-
schaften der Merinowolle (1869)".— „Welche
Bichtung ist der Schafzucht Noradeutscblands
der Konkurrenz des Auslandes gegenüber zn
geben? (1869)", — „Aufjgaben und Leistaa-
gen der modernen Tbiorzucht (1870)", —
„Fttnfdadzwanzig Jahre Fortschritt auf dem
geblete der Landwirtschaft (1872)", — „Die
Landwirtschaftliche Ffitterungslehre (1872)",—
„Die Thierzucht (8de druk, ia72)", — „Die
Landwirtschaft und ihr Betrieb (1876— 1878, 3
dln; 8de druk, 1886)", — „Der landwirtschaft-
liche Unterricht (1878)", en „Die Yiehzucht
Frankreichs und die internationale ThiMfsohaa
zu Paris 1878 (1879)".
Settembrini (Luigl), een verdiensteltfk
Italiaanseh letterkundig geboren te Napels
in 1812, verkeerde na den dood z||ns vadera
SETTEMBBINI— SEUFFEBT.
476
in bekrompen omstandigheden, nuuir werd
in 1835 hoogleeraar in de w^prekendheid
aan het lycenm te Catansaro. In 1839 werd
hV beschuldigd van medeplichtigheid aan staat-
kundige woelingen en na een ondensoek, dat
8Vs jaar duurde, wel Trggesproken , maar
niet weder aangesteld. In 1847 richtte hg tot
de Tolkeren Tan Europa het beroemd protest
tc«en de heersebappt) der B&urboms (I^testa
dd popoli deUe due Sicilië), waarvan in het
volgende Jaar eene Fransche yertaling te Parus
in het licht Torscheen. HQ gaf het uit londer
naam, doch toen men hem van het vaderschap
van dit geschrift verdacht, nam hy de wgk
naar Malta. De omwenteling van 1848 bracht
hem weder te Napels, waar ht) aich IV^
anaand belastte met de portefeuille van On-
derwQs. Na de reactie van 1849 werd hy in
Jiechtenis goiomen en in 1862 ter dood ver-
oordeeld. Toen dit vonnis in levenshinge ge-
Tangenis veranderd was, ontsnapte h0 in 1869
door den moed en het beleid van ^n soon naar
Xtonden. In den kerker had hQ zich herig ge-
houden met eene vertaling van Imeiamu,
welke hD later in het licht zond (1861 -1862,
rB dln). In 1860 vestigde hl) rich weder te Napels,
waar hU eerst het ambt van inspecteur van
onderwQs en daarna dat van hoogleeraar in
4e Italiaansche letterkunde aanvaardde. Hy
^hreef de sieriyke „Lerioni di letteratura
italiana (1867—1872, 8 dln)*', zag rich in
1873 door Mtw^MH tot senator benoemd, doch
•overleed in zeer l>ekrompen omstandigheden te
Napels den 4den November 1876, „Bicordanze
delU mU vita (1876— 1880, 2 dln)" nalatende.
Settimo (Don Buggerio, markies), een
Taderlandlierend Italiaan, geboren tePriermo
den 19den Mei 1778 en een zoon Tan den Prins
jcan FUaUa, Tcrkreeg b|) de Napolitaansche
marine den rang Tan schout bjjnacht en was
«edert 1806 een Overig bcTorderaar der grond-
wetsherriening op Sioüië. In 1812 werd hQ
4irecteur Tan het ministerie Tan Oorlog en
Marine en bekleedde deze betrekking tot aan
4e reactie Tan 1816. In 1820 aauTaardde hl)
Toor korten tyd weder dit ambt, maar was
4oor zyne populariteit niet aangenaam aan de
Begeering, weshalTC ht) rich naar zijne goe-
4eren begaf. Na den opstand te Palermo in
1848, waaraan hQ met geestdrift deelnam, zag
hy rich aan het hoofd geplaatst Tan het bestuur
in Sicilië, en na de zegepraal der Tolksparty
te Napels werd hy stadhouder Tan Sicilië. Den
268ten Februari opende hf) aldaar het Parle-
ment, dat hem koos tot eercToorzitter TOor
IcTenslang en hem den eemaam toekende Tan
.Vader des Vaderlands'*. Den lOden Juli
daaraauTolgende werd htf toTcns benoemd tot
luitenant-generaal Tan het leger, maar hy was
niet bt) machte de Koninkigke troepen tegen
te houden op hun zegoTierenden tocht Na de
herstelling der heerschappt) Tan Ferdimand II
werd ht) uitgerioten van de amnestie, zoodat
h|) den 26sten April 1849 naar Malta Tortrok.
In 1860 benoemde Vietor JSmanuU hem tot
senator, maar ht) kon wegens zi)n hoogen
ouderdom Malta niet Terlaten en OTcrleed al-
daar den 4den November 1863.
Setubal of Seiuval. ook 8L Vbu of St.
Io€$ geheeten, is eene naven- en koopstad in
de Portugeesche provincie Estremadura, 30
Ned. myi ten zuidoosten van Lissabon, ter
pbiatse, vraar de Sad&o zich uitstort in de
Bari van Setubal (Atlantischen Oceaan), als-
mede aan den Portugeeschen zuiderspoorweg
(Lissabon— Barreiro— Setubal). Zt) is de sta-
pelplaats van den Portugeeschen zouthandeL
Er zyn 6 forten ter verdediging van de haven,
6 kerken, onderscheidene kloosters, een
schouwburg, een gedenkteeken ter eere van
den dichter JBoceoffej een arsenaal, groote
aoutpannen, eenlge fitbrieken en 20000 inwo-
ners. In hare nabt)heid, op een berg. verheft
rich het klooster Arrabida, eene oruk be-
zochte bedevaartplaats met eene stalactieten-
grot. Setubal wordt voor het oude Cetobriga
gehouden; de stad heeft door de aardbeving
van 1766 Teel geleden.
Seubert (Adolf Friedrich), een Terdienste-
IDk Duitsch krijgsman en schr|)Ter, geboren
te Stuttgart den 9den Juni 1819, bezocht in
1836 de militaire school, nam in 1848 deel
als brigade a4)udant aan de expeditie naar
Baden, was Tan 1864 tot 1867 adjudant en
eerste referendaris Tan den minister Tan Oor-
log en werd in 1866 chef Tan inwendigen dienst
der Wttrtembergsdie dlTirie. HQ f^ bl|)ken
Tan beleid in den Oorlog tegen FrankrDk, doch
nam in 1876 als kolonel ^n ontslag en tos-
tigde rich te Eannstatt, v^aar ht) den 4den
Februari 1880 OTcrleed. H|) loTerde TOorts
merkwaardige beschrtJTingen Tan ztjne reizen
in België en Nederland (1840), ItaUë (1846),
Algérië, SpaiOe en Portufi^ (1862), Denemar-
ken, Zweden en Noorwegen (1861). Voorts
schreef ht) : „Elementaire Taktik der Iniknterie
(1860)**, — „Taktik der Gtegenwart (1876)**, —
den operatekst: „Die Tochter Jephtha*s (1841)**,
— eene reeks Tan tooneelstnkken , zooals:
„Lichtenstein (1849)**, — „Ein deutscher Prins
(1849)**, — het treurspel: „Der Sohn des Kam-
merdieners (1872/*, — de klucht: „Der Blai-
trank**, enz., — wijders: „Die Steme Schwa-
bens (200 sonetten)** en eene menigte Terta-
lingen. Thans houdt hQ rich herig met de
uitgaTC Tan het „A.llgemeinesKünstlerlexikon*\
Seuffert (Jolumn Adam tou), een Tordien-
stelQk Beiersoh jurist, geboren te WUrzburg
den 16den Maart 1724, studeerde aldaar, nam
als Iritenant bt) de Trtjwülige jagers deel aan
den Tcldtocht tegen FrankrQk en Testigde rich
in 1816 te Oëttingen als priTaatdocent in de
geschiedenis en staatswetenschappen. In 1816
Tertrdk hg naar de uniTorriteit te Wfirzburg,
werd er ior 1817 buitengewoon en in 1819 ge-
woon hoogleeraar en zag er rich in 1831
gekozen tot Tertegenwoordiger der hoogeschool
in de Vergadering der Standen, waar men hem
tot tweede prerictont benoemde. In 1834 werd
ht) raadsheer in het Hof Tan Appèl te Ansbach,
maar nam in 1839 stjn ontriag en Tostigde
zich te Müochen. waar hfl den 8sten Mei 1867
OTcrleed. Hy schreef: „Oommentar flber die
Bayrische Gericht8ordnung(1836— 1842,4dln;
2de druk, 1863 -1868)** en stichtte de „Bl&tter
für Bechtsanwendung zunüohtst in Bayem
(1836)** en het „ArchiT für Entscheidungen
der ol>er8tea G(erichte in den deutschen Staaten
(1847—1867, 11 dln en door anderen Toort-
gezet)**. Ook IcTerde ht) nog: „Lehrbnch des
praktischen Pandektenrechts <1823— 1826. 3
dln; 4de druk, 1860-1870)**. — Zt)n oudste
zoon Smit Angutiy geboren den Isten Sep-
tember 1829, is gewoon hoogleeraar in de
476
SEUFPERT— SÊVIGNÉ.
rechten te Httnchen en schreef: „Das geseti-
Uche YerftoazemngBrerhot bei Sini^hir- and
UniverBalTerm&chtnlsBen (1856)'*.
Seiime (Johann GottfHed), een Terdien-
stelQk Doitsch schrtjver, geboren den 298ten
Januari 1763 te Posema bQ WeiSsenfels, bleef
bQ het OYeriyden van zQn vader in bekrom-
pene omstandigheden achter. Door de hnip
van een aanzieniyken beschermer kon hQ de
nniversiteit te Leipzig bezoeken, waar hQ in
de theologie studeerde. Door twffelaueht ge-
slingerd, Tertrok hQ naar Par^s, maar viel
in handen ran Hesslsche wervers en moest
zich als soldaat naar Amerika begeven. Na
zOn terugkeer deserteerde h0 uit Bremen,
maar werd door Pruisische wervers opge-
pakt en naar Emden gebracht. Eene herhaalde
poging om te vluchten mislukte, en ter nau-
wemood ontkwam hy aan eene harde straf.
Toen voorts een burger van Emden borg voor
hem bleef (ten bednige van 80 thaler), ont-
ving hQ verlof, zlJne geboorteplaats te bezoe-
ken. HQ kwam niet terug, maar betaalde ztfne
schuld met het honorarium z0ner vertaling
van den Engelschen roman: „Honorie Warren
(1788)** en gaf te Leipzig onderwjfs in de
nieuwe talen. Kort daarna werd hQ gouver-
neur van den jeugdigen Graaf JSgelttröm^ ging
in 1792 met z^n kweekeling naar Warschau,
werd er secretaris van den genettal XgeUirifm
en Russisch officier en was in 1794 getuige
van al de ellenden van den Poolschen opstand
en van de belegering van Warschau. Nadat
hg zich, op last der Keizerin, in 1796 met
den Jongen mi^oor Moerousaw naar Leipzig
begeven had^ veredelde dedoodvan Co^AofMa
zyne uitzichten op bevordering in Rossischen
dienst, en de boekhandelaar Oötehen nep hem
naar Ghrimma, om in zyne zaak werkzaam te
wezen. flQ wisselde die bezigheid af met z0ne
vermaarde voetreis naar Sicilië, die h0 in
December 1801 aanvaardde; hQ trok door
Oostenrtfk en Italië, keerde over Zwitserland
en ParQs naar Leipzig terug en beschreef
dien tocht van negen maanden in zyn beken-
den: „Spaziergang nach Syrakus (1808)*\
Eraige Jaren later volbracht ht) wederom eene
groote reis, gedeelteiyk ter begeleiding van
een Jongen edelman, door Rusland, Finland
en Zweden en gaf daarvan verslag in het
werk: „Mein Sommer im Jahr 1^5 (1807)".
Hy overleed te Teplitz den 18den Juni 1810.
Hy was een nam van een eeriyk| fler en on-
afhankeiyk karakter. Yan zyne geschriften
vermelden wy nog: het treurspel „Hiltiades
(1801)", — „Mein Leben (1818)", — en
„Nachrichte fiber die Vormile in Polen". Gok
toverde hy gedichten, en van zyne gezamen-
lyke werken verscheen in 1861 eene 7de uit-
gave in 5 deelen.
Sevem (De) is de naam van 2 rivieren,
te weten:
De Sevem in Bngéland, Deze ontspringt
onder den naam van Hafren aan de oosteiyke
helling der PI jnlimmonbergen in Wales, vormt
gedurende zyn bovenloop onderscheidene wa-
tervallen en wordt by Welshpool, 244 Ned.
myi boven haren mond, voor kleine schepen
bevaarbaar. Voorts zich oostwaarts spoedend,
kronkelt zy door een dal ter breedte van 1 Vs
Ned. myi, verder door de vruchtbare alluvi-
aalvlakte van Shrtwsbury en is gedurende
haren benedenloop tusschen boschryke bergen
besloten. Beneden Gloucester eriangt zy eene
aanmerkeiyke breedte en tusschen de kapen
van Brean Down en Lavemock stort zy zieh
uit in het kanaal van Bristol. De vloed wordt
er waargenomen tot aan Shrewsbnry en klimt
by haren mond wel eens ter hoogte van 18
Ned. el. Het land is er door dyken tegen
overstrooming beveiligd. Zeeschepen kunnen
langs de Sevem Gloucester bereiken. Hare
belangrykste zyrlvieren zyn op haar rechter
oever de Wye, de Usk en de Taf, en op
haar linker oever de Avon. Zy heeft eene
lengte van 292 Ned. myi en is door kanalen
met de Theems, de Trent, de Humber en de
Mersey verbonden.
De Sevem in Brituih NóardAmerika, Deae
koint uit het Favourable Lake^ gelegen op
de waterscheiding tusschen het Winnipegmeer
en de Hudsonsbaai, stroomt door onderschei-
dene meren en stort na een loop van 480
Ned. myi zich uit in de Hudsonsbaai.
SevemB(Lucius Septimius), een Romeinsch
keizer, geboren In 146 na Chr. te Leptis in
Afrika, werd door Keizer Mareiu Awrdiiu tot
senator benoemd, bekleedde onderscheidene
aanzieniyke ambten, aanvaardde in 193 de
betrekking van opperbevelhebber van het Ro-
meinsche leger in Illyrië en werd na het
ombrengen van Perttnax door zyne legioenen
tot keizer uitgeroepen. Nadat hy zyn mede-
dinger Feicennifu J^er by Cfzicus (195) en
daarna een tweeden, Olodiut Aliu^ntyïh 196
by Lugdnnum vLjon) overwonnen had, on-
dernam hy een veldtocht tegen deSarthenen
veroverde en verwoestte Selencia, Babyionen
Gtésiphon (198). Den laatsten veldtocht vol-
bracht hy in 208, vergezeld door zyne zonen iL
Antoni9s Bag$ian«s (Caracalla) en Septimkn
Qtioy alsmede door zyne zedelooze gemalin
Jnlia Damna; hy trok naar Britannia, het-
welk bedreigd werd door de Caledoniërs.
Hier verdreef hy de vyanden, breidde de
grenzen uit van bet Romeinsche Ryk en deed
tegen de invallen der Pieten den naar hem
genoemden vral opwerpen. Hy overleed gedu-
rende dezen veldtocht op den 4denFebmari
211 te Eboracum (Tork). Hy was een uit-
stekend krygsman en steunde hoofdzakeiyk
op zyn leger; hy vermeerderde dan ook het
aantal der Praetorianen tot 50000, terwyi hy
zich weinig bekreunde om den Senaat. Met
kracht handhaafde hy het gezag der Romeinen
en bevorderde ook binnen 's lands veel ffoeds,
hoewel hy niet geheel en al is vry te pleiten
van wreedheid.
Sévlgné (Marie de Rabutin Chantal, mar-
quise de), bekend door hare achtergelatene
brieven, werd geboren te Parys den 5den
Februari 1627, genoot eene zorgvuldige
opvoeding en schitterde vervolgens aan het
Hof van Lodewijh XIII niet zoozeer door
hare schoonheid als door hare gaven des
geestes. Haar hnweiyk met den markies jETmW
de Sêvignê^ wieu zy een zoon {Charles) en
eene dochter {Ftanqoise Marguerite) schonk,
was niet gelukkig, zoodat zij zich van haren
gemaal verwyderde, om zich uitsluitend aan
de opvoeding van hare kinderen te wyden.
Na het overiyden van haar gemaal wees zfl
de schitterendste huweiyksaanbiedingen van
de hand. Toen hare dochter in 1671 haar
SÉVIGNÉ-8EVILLA.
ill
geomal) dan Onaf de CMffmn, goovernoir
van Provence, derwaarts volgde, ontstond
tuaachen Moeder en Dochter die 26-Jarige brief-
wiaseling, welke, schoon niet voor de open-
baartieid bestemd, later snik een groot opalen
baüde in de letterkundige wereld. Men ge-
niet daarin den geor van een rein en vron-
welQk gemoed, van een 4ln beschaafden geest
en van eene uiterst prikkelbare verbeelding,
terwyi de brie&tOl allerkeurigst kan heeten.
De brieven der dochter daarentegen zQn ern-
stig en koel, loodat ztf niet weinig afsteken
by die der moeder. Deze laatste overleed den
18den April 1695 op het kasteel Grignan in
Provence. Eene goede uitgave harer brieven
is die van Sdvestre de 8aey (1860—1864, 11
dln). gevolgd door „Lettres inédites (1876,
8 dln)**f in ^^ ^'^^^ gezonden door Capmas.
SeviUa, eene provincie in het Spaansche
koningrtik Andalusi6, is omgeven door de
provinciën Badi^oz, Cordova, Malaga, Cadiz
en Hnëlva en telt op 249 Q geogr. n4)l ruim
620 000 inwoners (1888). De bodem is er meeren-
deels effen, alleen in het midden goed bevolkt
en nauwelijks voor een derde gedeelte ontgon-
nen. Men verbouwt er graan, olO venolie, wt|n en
suideltike vrachten in groote hoeveelheid. Ia het
noordelQk gedeelte vindt men er ailver, koper,
lood, t)aer, steenkolen en zout. Landbouw en
handel z0n er in de eerste plaats en daarna
mtjtontginning en handel de voornaamste
bronnen van bestaan. De £abrieksnt|verheid is
er alleen in de hoofdstad van eenig belang.
Tot de spoorwegen behooren er die van Cor-
dova naar Cadix en die van Seviila naar
Huëlva. — De evenzoo genoemde hoofdetady
eene vesting en koopstad van den eersten
rang, ligt op' de beide oevers der aldaar voor
zeeschepen bevaarbare Qua^lquivir, in eene
breede, vruchtbare, bebouwde vlakte. Zt) is
met Cordova, Cadix en Huëlva door middel
van spoorwegen verbonden, en heeft met hare
talryke torens van alle zQden een indrukwek-
kend voorkomen. De eigenl||ke stad ligt op
den linker oever der Quadalquivir en is door
een ouden, van de Romeinen en Moeren af-
komstigen muur met 66 torens en 15 poorten
omgeven. Daarbuiten bevinden zich onder-
scheidene voorsteden (Los Humeros, Ceeteria,
Baratillo, Carreteria, Besolana, San Bdmardo,
San Rogue j la Calzada en Macarena) —en
op den rechter oever der rivier verheft zich de
groote voorstad Triana. De binnenstad is een
doolhof van nauwe straten, maar hecht
gebouwd. Tot de grootste pleinen behooren
er: de Plaza de San Francisco (of der Con-
stitutie), de Plaza del Dnque met flraiüe
wandelperken, de Plaza de la Encamacion
(de vleesch- en groenmarkt) en de Qaesnadero,
waar te voren de auto's da fè plaatshadden.
Men heeft er onderscheidene paleizen in oud-
Romeinschen stgi. Voor *t overige heeft er de
Oostersche styi de overhand, aoodat de hui-
zen er gewooniyk voorzien zyn van platte
daken en verstoken van vensters naar de
Btraatzyde. De voorstad Triana Is regelmatig
gebouwd en sedert 1848 door eene hangende
brug van yzerdraad met de eigenlQke stad
verbonden. Te Seviila zQu omstreeks 500
straten en stegen, meer dan 280 pleinen, vele
fonteinen, welke door eene antieke, op 410
bogen rustende waterleiding worden gevoed,
75 kerken en talr0ke instelliagen van welda-
digheid. Het aantal kloosters bedroeg er te
voren 68. Van de voornaamste gebouwen ver-
melden wg : de hoofdkerk, gewUd aan Maria
de la S^de, eene der grootste en fraaiste ker-
ken in spitsboogstyi, in 1410— 1519 gebouwd,
met 5 benken, ter lengte van 186 en ter
hoogte van 41 Ned. el, met 88 prachtige,
door kostbare schilderyen (van MwriUo, Zur-
haran enz.) versierde zQlMpeUen, 90 ramen
met heerigk beschilderde glazen, een reus-
achtige orgel met 5 000 püpen, het praalgraf
van Terdinand de MeUige en tallooze kost-
baarheden. Daarnaast verheft zich deGiralda
(ziebSgaande afbeelding), een vierkante klok-
ketoren ter hoogte van 114 Ned. el, meteene
sierlQke wenteltrap en een welluidend klokken-
spel, — alsmede de Oranjehof, het overblQfsel
eener voormalige moskee. Deze werd in 1196
door JJboe Joeuoef Jakoeb ter hoogte van 82
Ned. el gebouwd; elke ztfde is 16 Ned. el lang,
en het bovenste gedeelte, in Moorschen trant,
is daarop geplaatst in 1568 door Feruamdo JZ «is.
Voorts maken wjl gewag van den Alcazar of
het Moorsch paleis met prachtige zalen in den
8tt|l van het Alhambra en met een groeten
tuin, — van de beurs, gesticht door Serrera
en de vermaarde bewaarplaats van het ar-
chief van Indië, — van de Koninkiyke siga^
renfabriek, een groot gebouw ter lengte van
215 en ter breedte van 170 Ned. el, met 28
binnenpleinen, alwaar 4500 personen Jaariyks
omstreeks een millioen Ned. pond tabaks-
bladeren verwerken, — van het Collegio di
Sant* Elmo (vroeger een marine-instituu^ later
het verbiyf van den Hertog de Mcmtpeiuier) ,
door den zoon van Coluêkbue ^sticht, — van den
Caso de Pilatos met vele kunstgewrochten ,
— van den Torre del Oro aan de rivier, —
van het hospitaal de la Sangre, — van den
schouwburg, — en van het aartsbisschoppeiyk
paleis. Het amphitheater voor stierengevechten,
na dat van Madrid het grootste van Spanje,
kan 18000 menschen bevatten. Men heeft er
eene Académie van Schoone Kunsten, bene-
vens 4 andere academiën, eene in 1504 ge-
stichte universiteit, die in 1880 bt)na 1400
studenten telde, een lyceum en onderschei-
dene collegiën , eene groote boekerQ, verschil-
lende geleerde genootschappen, 2 schouwbnr-'
gen en 2 groote musea van schildergen; in
éen van deze bevinden zich de kostbaarste
meesterstukken van MwrtUo^ die te Seviila
geboren werd. Tot de fraaie wandelparken
luigs de rivier behooren de Alameda, El
Salon de C!hristina en vooral Las Delicias.lD
1884 bedroeg er het aantal inwoners bjjna
183000. Op het gebied der nijverheid vindt
men er üzergiete^en, machinen- en porse-
lein&brieken, katoen- en zi|despinnergen,sal-
peterziederyen, chocolade-, piano- en knrken-
fobrieken enz. In 1878 werd voor een waarde
van byna 14 millioen gulden aan buitenlandsche
waren over Seviila in Spaqje ingevoerd en in
1880 verkeerden er in de haven 1 922 koop-
vaardVschepen met eene laadruimte van
803 879 ton. In de omstreken der stad vindt
men hier en daar schilderachtige en meric-
vraardige partyen.
Volgens de sage is Seviila onder den naam
van Spala (Vlakte) door den Phoenicischen
Mêradéê (Hercules) gesticht. De stad droeg
478
SEYILLA.
len tQde Taa de Romdnen dea naam van
Hlipalto en ontring als Romeinsehe kolonie
dien Tan Colonia BomnlensiB. SadrioMUi deed.
in hare nal>||heid de itad Itallca yerryaen.Er
werden in 690 en 619 coneiliën (Concilia
der JiadieUm. In 1091 kwam zQ in hel beatt
der Almarawidem en in 1147 in dat der 4hmf^
kadêm. Den 28iten Norember 1248 werd stf
na eene belegering van 18 maanden door
Ferdmamd III van Caatilië veroverd en bleef
De Giralda te Sevilla.
Hispaleni^) gebonden. De Arabieren verover-
den haar in 712 en verhieven haar tot hoofd-
stad van het koningryk Sevilla. In 844 werd
s0 door de Noormannen verwoest, en sedert
1026 was sy de xetel van de Moorsche dynastie
na dien t0d in het bezit der Christenen. Het
tweede tydperk van haren laister vidt in de
16 en 17de eeaw, toen zy de voornaamste
stapelplaats werd van den Spaanschen zee-
handel en de zetel der Spaansche konst. In-
SEVILLA— SEWERZOW.
479
tUMheii kw{nd6 er de nVTerheid, nadAt 800000
Mooren naur Gnunada en AfHka waren Terhnisd.
Van 1601 tot 1726 was Sevilla seUer iiit8laitend
in het beiit van den handel op Amerika, doeh
deae g^g verloren door de begnnstiging van
Cadix door de JBomboiu. In 1478 yerrees te
SoTiUa de eerste rechtbank der Inquisitie. In
1729 werd er een tractaat van vrede en vriend-
schap tnsBchen Spanje, FrankrQk en Engeland
gesloten, waarin later ook de Nederlanden wer-
den opgenomen. Den 278ten Mei 1808 ontstond
aldaar de Centrale Jonta, die den Isten Fe-
hroari 1810 naar Cadix de wt)k nam. Ook de
Cortes lochten er eene schnUplaats. toen s0
in 1828 Madrid verlieten, en brachten den
Koning vanhier naar Cadix.
Sèvre (De) is de naam van twee rivieren
in het westen van FrankrQk, to weten:
De Sèvte Namiaitê, Deae ontspringt op de
hoogvlakte van Gfttine ii^ het departement
Denx-Sèvres , niet ver van Seóondign j, stroomt
noordwestwaarts door het departement Vendée,
vervolgens door het departement Loire-Infé-
rienre, ontvangt er de Moine en de Maine en
stort tegenover Nantes zich nit in de Loire.
2^ is 188 Ned. mgi lang en van Monniéres af
bevaarbaar.
De Sèüre yioriaiêê. Deae ontspringt desge-
igkB in het departement Denx-Sövres, niet ver
van Chenay, vloeit westwaarto langs Niort,
vormt daarna de grenien tnsschen Charente-
Infórienre en Vendóe, neemt de Vendée op
en -stort ten noorden van La Boehelle, in de
Baai van Aignillon, zich nit in den Atlanti-
schen Oceaan. ZQ is 166 Ned. mijl lang en
van Niort tot aan haren mond bevaarbaar.
Aan die beide rivieren ontleent het depar-
tement JDeum-Shres zfln naam. Het bestaat
nit de voormalige landschappen Poiton. Annis,
Saintonge en Marche, grenst aan de departe-
menten Maine- et- Loire, Yienne, Charento,
Charente-Infèrienre en Vendée en telt op
bQna 109 G geogr. mf|l 860000 inwoners
(1881), onder welken zich 88 000 Protestanten
bevinden. Het boschryke platean van Gfttine,
samenhangende met het gebergte van Limou-
sin, beslaat er omstreeks een derde gedeelte
van den bodem. Behalve door de beide Sèvres
wordt het besproeid door de Thonet, de Bon-
tonne enz. en heeft over het geheel een vochtig
klimaat Men heeft er 400000 Ned. bnnder
bouwland, 68000 hooiland , 21 000 wQngaarden,
81000 bosch, 10000 ooftgaarden en groente-
tninen en 22000 heide- en weiland. De land-
bouw heeft er zich in de laatste Jaren krachtig
ontwikkeld en er wordt veel graan verbonwd,
vooral tarwe, — voorts aardappelen, penl-
vmchten, snikerwortelen, hennep, vlas, kool-
zaad, wtjn, ooft en hont Ook de veeteelt,
alsmede de visscherU is er van veel belang,
en de mifnen leveren er eene groote hoeveel-
heid steenkolen. Men vervaardigt er voorto
wollen stolfen, blonses, hoeden, leder, hand-
schoenen, borstels, vaten, beenzwart, IQm,
brandewQn, azgn enz. De handel is er zeer
levendig. Het departement wordt doorsneden
van den spoorweg van Orléans naar Boche-
fort en Bochelle; daarenboven vereenigen
zich te Bressaire de spoorwegen van Angers,
Poitiers, Niort en BonrbonVendée. Men heeft
er een lycenm, 2 gemeentelijke colleges, 4
scholen van middelbaar en 690 van lager
onderwtli. Het is in 4 arrondissementen ver-
deeld en heeft Niort tot hoofdstad.
Sèvres, een sta^e in het Fransche depar-
tement Seine-et-Oise, aan de Seine en aan
den spoorweg van ParUs naar VersaiUes ge-
legen, teit slechts 7000 inwoners, doch is ver-
maard wegens de aldaar gevestigde porselein-
fkbriek. Deze werd in 1871 eene prooi der
vlammen, maar verrees prachtig nit hare asch.
Men heeft er voorts een merkwaardig mnsenm
van porseleinen knnstgewrochten. Qemelde
fitbriek werd oorspronkelQk in 1788 in het
kasteel Vincennes gesticht, maar in 1766 door
de pachters generaal, die haar hadden aange-
kocht, naar Sövres verplaatst. Op aandrang
van madame de Fonmadomr werd zU in 1769
het eigendom van Lodewijk JTFl en sedert'
dien tyd behoort zU tot de Kroondomelnen.
Seward (\nUiam Henry), een Noord- Ame-
rikaansch staatsman, geboren den 16den Mei
1801 te Florence in den Staat New Tork,
studeerde aan het ünions-college in Shenectady
in de rechten en vestigde zich in 1828 ala
pleitbezorger te Aubum. In 1840 werd h||
Senator en in 1888 gouverneur van den Staat
New Tork en hg werkte ntot weinig mede
tot hervorming en verbetering van het onder-
was aldaar. In 1848 wees hg eene herkie-
zing van de hand en keerde terug tot de
rechtspractgk. In 1849 en 1866 werd hg
als senator afgevaardigd naar het Congres^
waar hg optrad als een tegenstander der
slavemg en voor éen van de beste sprekers en
staatslieden der Vereenigde Staten gehouden
werd. In 1860 was hg éen der candidaten
voor het presidentschap, maar werd door den
invloed van Qtêel^ geweerd. De president
Limoolm benoemde hem den 4den Maart 1861
tot eerste staatssecretaris, en hg ontwikkelde
in die betrekking gedurende den burgeroorlog
eene ongemeene energie. Tegeigk met het ver-
moorden van lAmxHm (14 April 1866) door
den tooneelspeler Wükn ^oo^A in den schouw-
burg te Washington, werden door den broeder
van laatstgenoemde Seward^ aan hetkrankbed
gekluisterd, en diens zoon zwaar gewond.
De zoon overleed weinige dagen daarna^ maar
de vader was weldra hersteld en hervatte
onder Joktuo» de werkzaamheden zgner be-
trekking, doch maakte zich door het onder-
steunen der politiek van dien President neer
gehaat. Op den 4den Maart 1869 nam hg zgn
ontslag en volbracht eene reis van twee Jaren
naar Zuid- Amerika, AziS en Europa. Hg over-
leed te Aubum den Uden October 1872. Zgne
y^Speeches, state papers and misoellaneou»
works" verschenen in 1868 in 8 deelen; ook
schreef hg : „Travels around the world (1878)**.
Sewéll (Elisabeth Missing), eene Engelsche
schrgtbter geboren in 1816 op het eiland Wight,
leverde een aantal verhalen, die met groeten
bgval ontvangen en ook op het vasteland
gretig gelezen werden. Daartoe behooren:
„AmyHerbert**, — „CleveHair*,— «Experience
of life**
.G^rtrude**, — »Ivors", — „Kathe-
rine Asthon**, — „Margaret Percival", — en
„Ursula". Eene keurlezing uit hare werken
is in het Duitsch in elf deelen uitgeven.
Sewerzow (NikolaiAlexeJewit^j),eenBus-
sisch dier- en aardrgksknndige, geboren in
het gouvernement Woronesh, ontving zQne op-
Idding te Moskou, waar hg zich toelegde op
480
SEW£B2;OW-8EXTAKT.
de nUaorknnde. ZUneeiBtewerk: «Periodieke
▼erachOnselen in het leven der aoógdieren,
vogels en kruipende dieren in het gouTeme-
ment Woronesh (1856)** werd door de Académie
▼an Wetenschappen bekroond* Daarop bezocht
hü in 1857— 1868 de Aralocaspischelaagvlakte
en Toerkestan en reisde in 1864 en 1866 in
het Thian-8l|an-gebergte. In 1867 bereikte hy
de bronnen Tan de Sir-Daija in gewesten, die
nog altyd onbekend waren gebleyen, en ver-
zamelde er een groot aantal voorwerpen uit
het gebied der dierkunde. Ook nam htf in
1874 deel aan de Amoe-Daija-expeditie en in
1877 aan die naar de hoogvlakte van Pamir.
HU overleed in Februari 1886 ten gevolge
van een ongeval, dat hem op een tocht over
de bevroren Don overkwam. Hy leverde:
.Reizen in Toerkestan en nasporingen op den
Thian-Qan (1878, 2 dln)" en mededeelingen
in de werken van het Bussisch Oeographisch
Genootschap.
Sextant of tjpiegdêextatU is de naam van
een hoogst nuttig instrument, dienende om
den hoek te meten, welke de lynen, die
twee zichtbare punten in het oog van den waar-
nemer verbindóo, met elkander maken. Het
bestaat uit een cirkelboog AB (flg. 1) ter
lengte van iets meer dan 60*^. Deze boog is in
120 halve graden verdeeld, die daarop van
O — 120 Icunnen worden aflezen. In hetmid-
denpunt e van den cirkd, waartoe die boog
behoort, is op eene draaibare schyfeenldeine
spiegel OS bevestigd, welke men met zQne
Udnen q^egel heeft men geklenrde l
(b(i n heeft men ^, il, i en by pg heeft
h en Q. Men kan den cirkelboog tefijner^
deelen naarmate de straal eF laaffor ie. Is
aldaar 1° verdeeld in 4 deelen, dan is de boos
van 29 zulke deelen op den nonius verdeeul
^^
Fig. 2. De sextant.
in 80 deelen, zoodat éen deel van den nontns
geiyk is aan Vso X V4*=Vsttfairat =80 se-
conden. BQ d is eene opening, waarin men
een handvatsel kan vastaehroeven. Diar hoadt
men het instmment met de rechter hand mft,
Fig. 1. De sextant.
schQf door middel der alhidade of van den index
eD verdraaien kan. De alhidade is voorzien van
een nonius ab en van een toestel w om haar
vast te zetten, alsmede van eene micrometer-
schroef «o, welke met de beide armen tt' in
verband staat. SI is. een tweede, slechts ter
halver hoogte verfoeliede spiegel, en daarte-
genover, ' op c J*, bevindt zich een ring mm
met een kgker KL. Aan beide zgden van den
wanneer men den hoekafhtand van Xen Z wil
meten. Men brengt het vlak van den sextant
in het vlak, dat door die beide punten en het
oog wordt gevormd, en men draait hem
zoolang, totdat men door den kyker en het
on verfoeliede gedeelte van den spiegel JZThet
links gelegen punt aanschouvrt. Nu verschuift
men de alhidade, eerst op het nulpunt ge-
bracht, met de linker hand langs den verdeel-
SBXTANT-SEYDLITZ.
481
étm nmd totdat men in het Terfoélied ge-
deelte Tan dien spiegel ook liet beeld vmn het
rdcbts gelegen pnnt Z waarneemt Dit beeld
is door eene dubbele temgkaatsing gevormd:
het van Z komende licht valt eerst op den
spiegel OSj gaat yandaar naar den spiegel 2£
en wordt aoor deaen teruggekaatst in de rich-
ting Tan de as Tan den kQker. Zoodra de
beide beelden sameuTallen, iet men de alhi*
dade vast en bevordert de nauwkeurigheid
▼an het samenvallen door middel der miero-
meterschroef. Het is 'duidelt)k, dat de grootte
van den hoek XICZ thaitt op den verdeelden
rand kan worden afgeleien. Omdat de hier
gevormde hoek half zoo groot is als de wer-
k^kéy telt men er halve graden voor geheele.
Wil men de hoogte van een hemelUcht bo-
ven den horizon meten, dan bezigt men op
zee als onderste punt een punt in den
schgnbaren horizon. Aan land maakte men
gebruik van een kunstmatlgen horizon. Dese
is eene volkomen horizontale, weerkaatsende
oppervlakte, byv. een bak met kwik of teer,
A in flg. 2. Hierop valt van een verwQ-
derd voorwerp S de liehstraal 8A^ welke
teruggekaatst wordt naar* S. Verlengt men
de VQn JEA naar (7, dan heeft men in «, /3,
en y gelQke hoeken en iêSAC = 2». Deze
laatste hoek is alzoo het dubbele van den
gezochten ho^. Trekt men uit eenig punt S
van den teruggekaatsten lichtstraal eene IQn
FS evenwgdig aan SA, dan is FSA = 8A0=
2». Is het punt 8 zeer vér verw^derd, dan
kan men FJS beschouwen als desgelQkB ko-
mend van 8, of FE maakt met den terugge-
kaatstsen straal AF een hoek FSA^ welke
tweemaal zoo groot is als de hoogte van 8 bo-
ven den horizcoi. Men brengt ter waarneming
daarvan den sextant in een verticalen stand,
richt den kQker op het spiegelbeeld van den
kunstmatigen horizon en verschuift de alhi-
dade totdat men het beeld van het voorwerp
ook ontwaart in den half^erfoeUeden spiegel.
De boog, aan den rand afgelezen, is het dub-
bel van den gezochten hoek FFA^ zoodat
men het afgelezen cHfer door 2 moet doelen
om den hoek cc te verkr|}gen.
De eigenlflke uitvinder van den sextant is
JfewUm; eene door hem vervaardigde afbeel-
ding en beschrQving van dit instrument wer-
den in de nalatenschap van JSTo^^ey gevonden,
weshalve laatstgenoemde ook wel voor den
uitvinder is gehouden. Mayer en Borda hebben
van den sextant een gebeelen cirkel gemaakt,
en op voorstel van SieMeU hebben FtMtar
en MarHuê aan dat instrument eene belangrt|ke
verbeteriog aangebracht door in plaats van den
grooten spiegel een prisma te bezigen.
Sextant is voorts de naam van een klein
sterrenbeeld, ten noorden en oosten grenzende
aan den Leeuw en ten zuiden en westen aan
de Waterslang; het is door Seveliu$ ingevoerd
en bestaat uit eenige kleine sterren.
Sexte (Een) is de zesde toon op de lad-
der, van een bepaalden grondtoon uitgaande.
Hg komt voor als interval en kan groot,
klein en overgroot zgn, terwgi hg volgens de
oude theorieSn tot de onvolkomene consonanten
behoort. De Jdeine sexte bevat 8 geheele en
2 groote halve tonen (bgv. e-— o) en zgne
verhouding is 5—8, doch deze bestaat slechts
tnsBchen e— e, fls— d en h— g. De groote t^t
XIDL
4 geheele tonen en een grooten halven toon ;
zgne verhouding is 8 : 6, en dese komt voor
tnsschen d— h en g->-e. De overgroote heeft
5 geheele tonen (f— dis) met eene vei^ouding
van 128 : 225.
Sextet (Een) is eene compositie voor zes
stemmen of voor zes instrumenten. Als zangi
stuk komt het dikwgis in de opera voor,
vooral in de finale, en als instrumentaal mu-
ziekstuk draagt het den naam van êêartuor.
Sextias of Smtiui is de naam van een
Bomeinsch geslaeht Tot de leden behoorde
Lueiu4 Sexümsy die 10 jaren achtereen het
tribunaat bekleedde en in 866 de eerste ple-
bcrjer was, die tot consul werd benoemd. —
Oafuê SexHuê streed in het zuiden van Trans-
alpgnsch Gallië met roem tegen de Axemers
en Salluviërs en stichtte de stad Aquae Sex-
tiae, het hedendaagsche Aix. — FMiut Sex-
üui was in 57 als vollistribttun met Jft/o
gverig werkzaam om OCGm> van zgne balling-
schap te ontheffen; hg werd op aansporing
van OlodUu in 56 van omkooperg bg de
verkiezingen en van geweldenarg beschuldigd,
maar door (Xemro in eene bewaard gebleven
redevoering met goed gevolg verd^gd. In
58 bestuurde hg als praetor Cilicié en in den
burgeroorlog tosschén Fompéfm en Owtar be-
hoorde hg eerst tot de partg van eerstge-
noemde en later tot die van C^emmt.
Sexueel stelsel of êiéUd van LinnaemSf
zie onder PlatUenkunde.
Sexueele moraal is het stelsel van hen,
die ter leniging van den nood der arbeidende
klasse verlangen, dat bg haar het verwekken
van kinderen in het huweigk op kunstmatige
wgze beperkt worde, — een stelsel, dat
door de leden van den Nieuw Malthnsiaan-
schen Bond ook in ons Vaderland verdedigd
wordt, maar volgens hunne tegenstanders
onnatuurigk en derhalve immoreel is.
Seydel (Max), een ervaren beoefenaar der
staatswetenschappen en geboren te Ctormers-
heim in 1846, studeerde te Mttnchen en te
Wflrzburg en zag zich in 1871 geplaatst bg
het departement van Eeredienst in Beieren.
Later werd hg regeeringsassessor in Opper-
Beieren en in 1879 chef van het statlsti^
bureau en referendaris bg het ministerie van
Binnenlandsche Zaken. Den eersten Md 1880
werd hg benoemd tot regeeringsraad en ia
1882 tot gewoon hoogleeraar in de rechten
aan de universiteit te Mfinchen. Hg schreefi
„Staaten und Bundesstaaten", — „Kommentar
zur Yerfassungsurkunde (1878)**, — „(ïrund-
zfige einer algemeinen Staatslehre (1874)**,—
en een groot aantal opstellen in tgdschriften.
Sedert 1881 is hg mederedacteur der „Anna-
len** van Swth en van het „Kritische Yier-
teUahrsschrift fttr Glesetzgebung und Beoht-
wissenschaft.**. Ook leverde hg een : „(ïrundriBs
zu Vorlesungen über Bayrisohes Staatsrecht
(1888)**, terwgi hg onder den pseudoniem
Max SMierbaeh: „C^edichte (1872)** en„Nene
Gedichte (1880)** heeft uitgegeven.
Seydlitz (Friedrich Wilhelm von), een
dapper Pruisisch generaal, geboren den 8den
Februari 1721 te Calcar bg Kleef, trad als
page in dienst bg den Markgraaf wm Sckw^dt^
voorts in 1789 bg een regiment kurassiers en
onderscheidde zich reeds in den eersten Sile-
zischei^ Oorlog. In het voorjaar van 1742
81
482
8ETDLITZ-SETM0UR.
werd h]) bQ Bfttibor gevaDgen genomen en
naar Raab gelnraeht, maar reedt na weinige
weken nitgewlflseld en door den Koning tot
ritmeeeter der hnsaren benoemd. In den twee-
den Silesischen Oorlog streed ht) dapper b0
Hohenfriedberg en nam lelf den Sakiüsoben
generaal wm SekliehHiÊff gOTangen, waarna
hg bevorderd werd tot mi^oor. Ook b| Sorr
onderscheidde hg sieh door zgne Yoortrelfoigke
kaTaUerieeharges.In 1768 werd hg kommandant
▼an een regiment knraasiers en in 1756 kolonel.
Hoogen roem als kavallerie-aanvoerder ver-
wierf hg vooral in den Zevei^jarigen Oorlog.
In dcfn slag bg Kollin wierp hg aan het hoofd
van 10 eskadrons een r^^ent InAinterie
overhoop, daarop 2 regimenten miters en
ddkte den aftocht der Pmisische infknterie.
Twee dagen daarna zag hg zich benoemd tot
generaal-mi^oor. Den 7den September versloeg
hg bg Pegao de Oostenrgksche kavallerie en
verdreef den 19den van die maand met 20
eskadrons de Franschen en de Rgiuarmeenit
Gotha. Kort vóór den sUg bg Boeibach werd
hg opperbevelhebber der kavallerie en be-
sliste dien door een schitterenden roiteraanval,
zoodat hg tot luitenant- generaal bevorderd
werd. Wegens eene wonde vertoefde hg 4
maanden te Leipzig. Bg den stonten tenig-
tocht uit Moravië door Bohemen naar Silezië
in den zomer van 1758 dekte hg de achter-
hoede. Bg Zomdorf voerde hg bevel over de
kavallerie van den linkervleugelen veroverde
eene batterg. Bg Hochkirch dekte hg den
temgtoeht en in den slagbg Kunisrsdorf moest
hg op last des Konings zgne uitmuntende
positie tegenover Lat^Um verlaten en den
laatsten rampspoedigen aanval op de Bussen
ondersteunen, waarbg hg zwaar gewond werd.
Nu begaf hg zich naar Berign, trad er in het
haweigk met de Qravin wm JZadfc» en voegde
zich daarna weder bg het leger. Hg nam in
1760 deel aan de verdediging van Berign,
werd het volgoide Jaar toegevoegd aan de
armee van Prins Meimriek en wist Aish in den
slag van Freiberg (1762) ook als bevel-
hebber der infanterie te onderscheiden. Na het
sluiten van den vrede zag hg zich belast met
de inq^ectie der kavallerie, werd in 1767
bevorderd tot generaal der kavallerie en
overleed te Minkowski bg Namslau den 7den
November 1773. Hg was de grootste ruiter-
generaal van zgn tgd, en in 1784 verrees zgn
standbeeld op de Wilhelmsplatz te Berign.
Seyffiirth (Gustav), een verdiensteigk
oudheidkundige, geboren den ISden Juli 1796
te Uebigau in de provincie Saksen, studeerde
te Leipzig in de letteren en godgeleerdheid,
vestigde zich aldaar alsprivaatdocentenwerd
er in 1825 buitengewoon hoogleeraar in de wgs-
begeerte en in 1829 gewoon hoogleeraar in de
oudheidkunde. Op eene reis van 3 jaren (1826—
1829) in Zuid-Duitschland, ItaUë, Frankrgk,
Engeland en Nederland verzamelde hg meer
dan 10 000 afdrukken, afgietsels, doorgetrokken
teekeningen en afbchriften van Egyptische
monumenten en Kopüsche handschiiften. Se-
dert 1865 was hg werkzaam te St. Louis,
later te Dansville in den Staat New Torkals
leeraar in het Hebreeuwsch. Hg schreef o. a.:
„De lingua et literis, veterum Aegyptiorum
(1825—1831)", — „Rudimenta hieroglyphices
(1826)**, — „Systema astronomiae Egyptiacae
(1826—1883, 5 stukken)", — «Unser Alpha-
bet, ^n Abbild des Thierkreises (1834)*^ -
„Alphabeta geauina Aegyptionim et Aaiaao-
rum (1840)", — „Die GroAdstoe der Kytho-
logie und der alten Religionsgeschichte (1843)*V
— „Chronologia saera (1846)", — en „GiBoiraa-
tiea aegyptiaea (1856)". Ook vindt mea vaa
hem op de boekerg der universiteit te Leip-
zig een „Koptisches Wörterbuch" in 4 fiolio-
doelen in handschrift.
Seymour is de naam van een aanrienigk
Engekch geslacht met een stambooai, welke
een aanvang neemt in de dagen van WVUm
dê F«rxNMftMw. Van de leden noemen wg:
Johm Seymour^ in den aanvang der 16de eeuw
sherif van Somerset en Dorset en door zgne
dochter Jatte schoonvader van Koning ^«Nirüt
VUL zgn oudste zoon werd pair en stam-
vader der Hertogen van Sammrut (zie aldaar).
Een andere tak van dat geslacht veriuneeg den
titel van Lord Oamoag. Van dezen is Mtm^
Seymatur-CatHoojf afkomstig, in 1761 aanvoei^
der der Engelsche troepen onder Prina Fmrdi-
namd «m Br^miwiih^ in 1765 staatssecretaris
en in 1796 als veldmaarschalk overleden,
zgn broeder FraneU werd in 1793 markies
MM Hertford en overleed in 1794. Tot desen
tak behooren: Francu CkarUt Sêgmfntr-Omr
«m^, derde mariües wm Kt/riford^ een gun-
steling van Koning Qwrg9 IV en overleden
den Isten Maart 1842. — Biohwrd Seymw-
Ckmwa^^ vierde markies vam Sertford^ onh
leden in 1870, — en de tegenwoordige yffd»
Markies mm Sêrtfard^ nameigk FraitoU OM»
Mugk Seifmmr, geboren den Uden Febniii
1812. De vader van laatstgenoemde was de
beroemde admiraal Sir Oeorsfe Frederiek Sej-
m9wr^ geboren in 1787 en overleden in 1870.
— Tot dit geslacht behoort ook de diplo-
maat Sir Chorgê SanMon Sêymowr, geboren
in 1797. In 1817 werd hg attaché bg het
Britsche gezantschap te 's Gravenhage , in
1829 secretaris van Lord 0<utiereagh^ was b|
verschillende legatiën werkzaam, voorts ach-
tervolgens gezant te Florence, Brussel, Lis-
sabon, Petersburg en Weenen en zag zich in
1858 gepensioneerd. Hg overleed te Londen
den 2den Februari 1880. — Van de ign 8otmtr$et
vermelden wg nog Sir Thomat Seyntowr^ een
Inroeder van den eersten Hertog en in 1647
tot baron Sêymow en groot-admiraal verheven.
Deze trad na het overigden van Bmtdrik VIII
in het huweigk met diens weduwe Cathan»a^
Farr^ nam later deel aan eene samenzwering
tegen zgn broeder, dong naar de hand van
Prinses FUzdbeik en werd den lOden Masrt
1549 onthoofd.
Voorts vermelden wg Sir Fr*daruA Beau-
óhamp Lord Aioetier Seymour, een Britsch
admiraal , geboren den 12den April 1824. Hg
bezocht de school te Eton, trad in dienst der
marine , werd in 1842 luitenant , onderscheidde
zich in 1852—1863 in den oorlog tegen Birma,
bevond zich gedurende den Krimoorlog op de
Oostzeevloot en voerde in 1862 het bevel over
een eskader in de wateren van Nieuw-Zeeland.
Van 1868 tot 1870 was hg eerste secretaria.
van den Minister van Marine ((7AtZ<i«r«), werd
in 1870 schout-bg-nacht, in 1872 lord der
AdmiraUteit en verkreeg in 1874 het kom-
mando over het eskader in het Kanaal en.
daarop als vice- admiraal over dat in de Middel-
SEYMOUE-SHAFTESBUEY.
483
landflche Zee. Qedorende de demonstratie Tóor
Dnlcigno in 1880 voerde h)} ala oadste admi-
raal het operbevel over de aldaar vereenigde
oorlogBchepen van verschillende natiën. In
1882 zag hO sieh belast met het kommando
over de Engelsche schepen, die naar Alexandriö
werden gesonden, bomlmrdeerde de forten
van deze stad en bezette haar op den 14den
Jali. Daarop bestuurde hü met ongemeen beleid
in Angnstos het transport der Britsche troepen
naar Xsmaïlia aan het Kanaal van Snéz en
ontving tot belooning den titel van pair en
eene dotatie uit de schatkist
Onder den naam Sejfmowr vermelden wy
eindeiyk MoraHo Seymomr^ een Amerikaansch
staatsman. Hy werd geboren den Sisten Mei
1810 te Pompey in den staat New York als
de telg eener ond-Engelsche Pnriteinsche £&-
milie, welke gedurende den vryheidsoorlog
aan Amerika belangryke diensten bewezen
had, bezocht het Geneva-college, daiuma de
univeruteit en vestigde zich in 1830 als ad-
vocaat te Utica. In 1841 werd hy lid van het
Wetgevend Lichaam en in 1852 gouverneur
van New York , welke betrekking hy in 1862
voor de tweede maal bekleedde. Hy behoort
tot de democratische party en was in 1868
naast ChraiU candidaat voor het presidentschap
der Vereenigde Staten. Hy verkreeg echter
zeer weinig stemmen en verliet toen de staat-
kundige loopbaan.
Sforza is de naam van een beroemd Ita-
liaansch geslacht, dat in de 16de en 16de
eetiw zes Hertogen schonk aan Milaan. De
stamvader MwAo d^Attendólo, geboren den
lOden Juni 1369, was de zoon van een land-
bouwer te Gotignola in Eomagna en werd
door moed en beleid éen van de vermaardste
bendehoofden (condottiéri) van die dagen. Hy
was achtervolgens in dienst van onderscheidene
Vorsten en werd onder Koningin Johcmna II
beschouwd als een steunpilaar van den Na-
politaanschen troon. Hy vond zyn einde op
' den 4den Januari 1424 by den overtocht over
de rivier Pescara. Den naam Sforsa (Gewelde-
naar) ontving hy '72^QtnaS Alhmgo Bairhiaino.
— 2<yn onwettige zoon Franoe$oo Sforza volgde
hem op, was achtervolgens in dienst van Milaan,
Venetië en Florence en werd de schoonzoon
en opvolger van HUippo Maria Vucontif hertog
van Milaan (1450). JÉy voerde wyze verorde-
ningen in, veroverde Genua, verbond zich
met verschillende Hoven en overleed den 88ten
Maart 1466. — Zyn oudste zoon, ffaieaxeo
Maria SfortOj geboren in 1444, volgde hem
op, maar bezweek den 26sten December 1476
voor het staal van sa&mgezworenen. Daar
zyn zoon OiotDanmi GaUatzo Sfona slechts
eenige maanden oud was, maakte diens oom,
Ludovioo el Moro, zich meester van het gezag
en ruimde zyn neef uit den weg, vermoede-
lyk door vergif. Om de heerschappy te be-
houden, spoorde hy Karel VIII^ koning van
Frankryk, aan tot een oorlog tegen Napels,
maar bracht daardoor onheil over zyn eigen Huis.
Later verbond hy zich dan ook tegen Frank-
ryk, doch werd in 14Q9 door Lodewijk XII vdt
zyn hertogdom verdreven, geraakte in 1500
in gevangenschap in Frankryk en overleed
in 1510 te Loches in den kerker. — Zyn zoon
MauimUiano Sforza verdreef met hulp der Zwit-
sers inl512deFranschenwelwederuitMilaan,
XIIL
maar werd in 1515 door Fraju I by Marignano
geslagen en moest tegen een Jaargeld afstand
doen van Milaan. — Zyn broeder Francesco
Maria Sfona, sedert 1521 hertog van Milaan,
werd in 1529 door Keizer Zard F weder met
dat hertogdom beleend en overleed den 24sten
October 1535, waarna Kard V in 1540 Mi-
laan als een vervallen Eyksleen toekende aan
zyn eigen zoon, hiter FhüippuM 11^ koning
van Spanje.
SgraflSlttosohilderiiig, afgeleid van
sgrafflare (krabben) is de naam van eene in
Italië uitgevonden soort van mnurbeschilde-
ring. De zwarte grond, uit kalk, zand en
koolstof bestaande, wordt met eene dunne
gipslaag bedekt en daarop het carton doorge-
trokken, waarna de schaduw met een puntig
yzer door het streepsgewys wegkrabben der
gipslaag wordt aangebracht, zoodat het geheel
eindeiyk het voorkomen heeft van eene tee-
kenlng of van eene kopergravure. Byna alle
oude sgraffittoschilderingen zyn verloren ge-
San ; men heeft er echter hier en daar in
ütschland, vooral in Silezië, uit de 16de en
17de eeuw, en in denjongstentyd is die kunst
weder in toepassing gebracht
Shaftesbury. Onder dezen naam ver-
melden wy:
Anthottjf AtekUy Oooper, eersten graaf van
Shafteilmrjf, een Engelsch staatsman, gebo-
ren den 22sten Juli 1621 in het graafochap
Dorset. Hy studeerde te Oxford en te Londen
in de rechten, werd in 1640 lid van het Par-
lement en erlangde hier door zyne welspre-
kendheid groeten invloed. By den aanvang
van den Burgeroorlog voegde hy zich by de
Parlementsparty, kwam later in botsing met
Oromwdly werd in 1659, na diens dood en na
den val van Biehard OromweU, lid van den
republikeinschen staatsraad en werkte met
generaal Monh niet weinig mede tot de
restauratie der StuarU, Onder Zard II werd
hy lord-luitenant van Dorset, in 1661 als
lord Ashlêsf Ud van het Hoogerhuis en in 1672
graaf van Skaftmbury. Hy behoorde in 1669
tot het beruchte OoMministerie, dat het
abeolutismus en het E. Katholidsmus in Enge-
land wilde herstellen, en wist de draden der
politiek in handen te krygen. Daar de Koning
meende, dat hy door Spanje was omgekocht,
ontving hy In 1673 zyn ontslag en kwam aan
het hoofd der oppositie in het Parlement. Na-
dat dit laatste voor den tyd van 13 maanden
verdaagd was, bestreed hy met hevi^eid dien
stap des Konings als onwettig. Hy werd des-
wege veroordeeld, voor de balie van het
Hoogerhuis op zyne knieën verschooning te
vragen, en toen hy zulks weigerde, wierp
men hem in den Tower. Na het herkrygen
zyner vryheid prikkelde hy den haat des
volks tegen de E. Katholieke samenspanning
van 1678, bevorderde de uitsluiting van den
E. Katholieken Hertog van TorJe van den Enge-
schen troon en deed het ministerie Danbff val-
len. Hoewel de Hofcamarilla geweldig op hem
gebeten was, verkreeg hy in Maart 1679
het voorzitterschap in den staatsraad. Met
verdubbelden yver werkte hy nu aan bo-
vengemelde uitsluiting, poogde den troon te
bezorgen aan den Hertog* van Monmonth en
beraamde in 1681 met Monmouihj Bn$teU,AU
Sfemon Sidney enz. het bekende „Eyehouse-plot**.
484
8HAFTË8BURY— SHAKSPERE.
ng rreesde intuaschen voor de ontdekkingen
nam in 1682 de Wacht naar Amsterdam, waar
bjj den 2den Janoari 1683 overleed. ZQne
pMemoirs, letters and speeches*' zQn eerst in
1860 uitgegeven.
Anthcmy JMeif Cooper, derden graaf van
Shafóeshurpy een wysgeerig schrQver en een
kleinzoon van den voorgaande. H0 werd ge-
boren te Londen den 268ten Febmari 1671,
reisde in Frankrtjk, Italië en de Nederlanden,
wijdde zich aan de wetenschap, werd lid van
bet Parlement, nam in 1700 zitting in het
Hoogerhnis, waar hy de politiek van Koning
WUUm III ondersteunde, doch keerde weldra
naar Nederland en in 1711 naar ItaliS terog,
en overleed te Napels in Febmari 1718. Hy
is de stichter van de Schotsche school der
zedelijke wijsbegeerte en zyne werken zQn
in het licht verschenen onder den titel : „Chtk-
racteristics of men, manners, opinions and
times (1718, 8 dln; nieuwe druk. 1869)**.
Anthony AthUy Coopêr, zevenaen graaf van
Shaftesbunff geboren den 28sten April 1801.
Hg nam eerst zitting in het Lager- en in 1826
in het Hoogerhnis, Overde zeer voor de ver-
betering van den toestand der arbeidende
klasse en maakte zich bovenal verdienstelijk
door de stichting van scholen van havelooze
kinderen (ragged schools). Hy overleed den
Isten October 1885.
Shakers (schudders, ddderaars) is de naam
van eene spiritualistische secte in Noord- Ame-
rika, welke zich omstreeks het Jaar 1747 te
Manchester van de Kvrakers afscheidde, naar
Noord- Amerika verhuisde en hier vooral door
Anna Lee eene eigenaardigen stempel verkreeg.
Deze, de dochter van een hoefémid en gebo-
ren te Manchester in 1736, was met een aan
den drank verslaafden smid in het huweiyk
getreden en kwam wegens het verlies van
acht kinderen aan het mymeren. In 1774 ver-
trok zy naar Noord -Amerika, waar zy in de
nabyheid van Albany de eerste gemeente der
Shakers te Watervliet stichtte. Zy belastte zich
als „Moeder** in den naam van Jezus Christus
met de leiding van dien broeder- en zusterkring,
deed zich door zeven oudsten bystaan, voerde
gemeenschap van goederen in en hield de beide
geslachten van elkander verwyderd, daar zy
het huweiyk als de oorzaak der toenemende
onzedeiykheid beschouwde. De ShiJcers geloo-
ven, dat Ckritius in de gedaante van Anna
Lee ten tweede male op aarde verschenen is,
om ook aan het vrouweiyk geslacht verlossing
te brengen, en zy verzaakten hun geloof niet,
toen de „Moeder** hoewel zy zich zelve on-
Bterfeiyk had verklaard, in 1784 overleed. Het
middenpunt der gemeenten van Shakers vormt
de in 1792 gestichte «Berg Libanon** in den
Staat Massachusetts. In 1876 telden de Sha-
kers 2500 zielen, verdeeld in 58 fsmiliën of
18 vereenigingen, welke in zeven Staten ver-
strooid zyn. Een eigenaardig kenmerk is by
hen de ongehuwde staat, zoodat deze secte
alleen door proselieten kan biyven bestaan.
Daarenboven heerscht in hun midden eene
volkomene gemeenschap van goederen, en by
hen vindt men voorzeker het eenige voorbeeld
van het honderdjarig bestaan van zulk een
toestand. Eigenaardig zyn voorts hunne naar
dansen zweemende bewegingen by de gods-
dienstoefening; deze worden in eene soort van
optocht in twee door de verschillende geslachten
gevormde kringen onder handgeklap en 1^ het
zingen van een loflied uitgevoeA. Ook is bg heo
een „doodendaas** in zwang, zoo vermoèlead,
dat de dansenden vaak uitgeput ter aarde Taüleii.
De gemeente wordt door ouderlingen beatiuinl,
doch er gebeurt nl«ts door bevel of dwmn^.
De geloonbeiydenls der Shaken is berat in
het „Testimony ofChriBt*ssecondappearaaee**.
In vele opzichten komen zy met de Kwaken
overeen; ook onderscheiden zy zich door rigt,
eeriykhéid en eenvoudigheid van levenawfa.
Hunne werkplaatsen, waar vrouwen en man-
nen in afiEonderiyke vertrekken arbeiden, x0n
uitmuntend ingericht en zy leggen zich met
y ver toe op den landbouw. Onlangs is in En-
geland ook weder eene gemeente van Shaken
verrezen.
Shakspere (WlUiam), Shakespean of
Shakweare, de grootste dramatische diefater
van Engeland, Ja, van de geheele weteld,
aanschouwde het levenslicht in het landata^fe
Stratford on Avon in April 1564. Daar in die
dagen het toedienen van den doop gewoonlflk
plaats had op den derden dag na de geboorte,
en daar hy den doop ontvangen heeft op den
26sten April, zoo wordt de 28ste van die
maand algemeen voor zyn geboortedag ge-
houden, zyn vader, John Shakapere, kon ver-
moedeiyk niet eens lezen en was volgens een
document van 1556 handschoenmaker, terwfl
hy in 1579 ook yeoman (bezitter Tan een
vrjj eigen goed) genoemd wordt Van tfae
beide huizen te Stratford wordt volgens de
overlevering een huis in de Henlystraat voor
de geboortepUats van den dichter gefaondea.
John Shdktpere trouwde in 1557 met een
vermogend meisje, Mary Arden, die nit de
nalatenschap van haren vader eene aanzien-
lyke bonwhoeve ontving. Het eerste kind oit
dit huweiyk was een meisje, Janê geheeten
en in 1558 gedoopt. John Skaktpere was doa
een gezeten man en ook zeer geacht, daar
hy tot de 14 aldermen van Stratford behoorde,
ja, zelfa tot eerste rechtsbeambte (high bai-
liif) en in 1571 tot eerste alderman gekozen
werd. Het schynt echter, dat zyne nken in
1577 zeer achterui^ngen, daar hy in 1578
zyne bouwhoeve met eene hypotheek bezwa-
ren moest, zyne omstandigheden werden in-
tusschen in de volgende Jaren allengs ongon-
stiger. Hy werd niet alleen van ^ ambt als
alderman ontzet, maar wegens schulden in
de gevangenis geworpen, doch in 1592 weder
op vrye voeten gesteld. Uit die byzonderhe-
den biykt, dat de jeugdige dichter van zyn
14de Jaar af in de bekrompene omstandighe-
den zyner ouders moest deelen, zoodat hy waar-
schyniyk zelA van een degeiyk sohoolonderwOs
verstoken bleef. De ouderiyke woning kon ^t
gemis niet vergoeden, daar ook zyne moeder
onervaren was in de schrytkunst. Intosschen
maakte Wüliatn gebruik van de kostelooae
school (free grammar school) te Stratford. Diar
leerde hy Latyn, want het is boven allen
twyfel verheven, dat hy de tooneelwerken
van SSneca, Flauhu en Terentius in de oor-
spronkeiyke taal gelezen heeft. Daarenboven
oefende hy zich in het Fransch en vermoe-
deiyk ook in het Italiaansch. Ongetwyfeld
heeft hy tevens kennis gemaakt met tooneel-
gezehichappen, die vóór en na te Stratford
SHAKSPEBE.
485
Toontellingen gmven, en bet kan niemand
▼erwonderen, dat hQ het yoornemen opyatte,
ala tooneelspeler en tooneelachryTer te Londen
xt|n fortnin te beproeven. Hoogst waancbQn-
igk is de 20-Jarige Shakupere in 1684 nog in
x0ne geboorteplaats geweest, waar by toen
gelegenheid had, de stnkken te zien, door de
tooneelspelers der Koningin, voorts door die
der Graven vam Woreetitr en JSmmp ten too-
neele gebracht Merkwaardig echter is bet, dat
htf nog vóór sUn negentiende Jaar met de
26-Jarige Anna Saikaway in bet bnwelQk trad.
Zes maanden later, 26 Mei 1583, werd hnn
eerste kind gedoopt Van zQne echtgenoot
weten wy voorts niets anders, dan dat zO de
dochter was van een eigenerfde en haren man
omstreeks 7 Jaren overleefde. ShaJupere scheen
weinig aan haar gehecht te wezen, daar hg
haar bS sün vertrek te Stratford achterliet en
haar in zQn testament het op ^ «a beste
bed vermaakte, terwyi hQ het beste toewees
aan zyne gebefde dochter Sutanna, Voor
't overige is het gebleken, dat Shak$pere wel-
dra te Londen een aanzieniyk vermogen ver-
wierf; zyne ftunilie te Stratford dikwQb be-
zocht en eindeiyk in zOne laatste levemü^ren
zich aldaar vestigde. Intnsschen is het niet
eens nauwkeurig bekend, wanneiJr 8hak$pere
naar Londen is vertrokken ; ook weten w| niet
of hy in Blaart 1585, toen zyne vrouw hem
tweelingen schonk, nog aldaar vertoefde. Uit
die dagen is zeker het verhaal afkomstig van
zyne wilddievery op de goederen van Sir
Thomoi Luep^ zoodat de strooper in handen
viel der pofitfe en zich wreekte door een
spotvers op Sir Tkowtoê te schryven. De ge-
heele legende wordt echter op goede gronden
tegengesproken. Ook andere verhalen, welke
geen geloof verdienen, zyn van Skdkêpwt in
omloop. Het ondste geschrift, waarin op hem
gezinspeeld wordt, is van Mobeirt Cfregnê;
daarin spreekt deze van een ioonêeUekokker
(shake- scène), biykbaar eene woordq>eling
op ShaJupere. Wy weten voorts, dat by om-
streeks dien tyd zyn „Hendrik VI", — ,,Titns
Andronicus", — „Comedy of errors",— „Love's
labonr lost" enz. reeds bad ten tooneele ge-
bracht terwyi andere, zooals: „Romeo and
Juliet*^ enz., in ontwerp gereed lagen. Ter-
moedeiyk heeft by naar de gewoonte van
die dagen als tooneelspeler stukken van oudere
schry vers ten behoeve van zyn tyd omgewerkt,
zoodat zyne oorsproLkeiykheid zich gaande-
weg krachtiger ontwikkelde. Tevens leerde
hy zich allengs beter voegen naar deeischen
van het publiek. Evenals in de oude ^o^yste-
riën" en "moraliteiten'* allegorische personen
optreden, zoo zien wy ook in de oudste stuk-
ken van Shdktpere eene neiging tot allegorie
en tot verpersooniyking van afgetrokkene be-
grippen, en deze nei^ng gaat gepaard met
eene gezwollen taal, voortepuiteade uit de
lezbig der werken van Asmo; éen en ander
biykt vooral in den „Titns Andronicus". Met
betrekking tot „Ring Henry vr* heeft men
(doch zonder voldoend bewys) de meening
geopperd, dat het tweede en derde gedeelte
van dit dnma afkomstig is van Marlowe. In-
tnsschen biykt het meesterschap van Skab-
sperê over de taal reeds in 1593 in het lyiisch
gedicht: „Venns and Adonis", dat by in de
opdracht den „eersteling zyner vinding** noemt.
WelUcht is dat vers nog te Stratford geschre-
ven. Hierop^ volgde in 1594 : „The rapé of
Lucrece** in zevenregelige coupletten, „venus
and Adonis** werd van 1593 tot 1C02 zes-
maaL en „Lucrece** in omstreeks denzelCden
tyd driemaal gedrukt
Nadat Skaktptrê reeds tusschen 1604 en
1606 het bedryf van tooneelspeler had laten
varen, bepaalde by zich by het schryven van
tooneelstakken. In 1618 of 1614 keerde hy
terug naar zyne geboortestad, waar hy over
een zeer groot vermogen beschilLken kon.
Reeds in 1597 had hy er éen der aanzieniykste
huizen gekocht en vóór en na kreeg hy er
meer huizen en ook landeryen in eigendom.
In 1608 werd zyn Jaariyksch inkomen ge-
schat op 300 pond sterling, overeenkomende
met 1 000 pond sterling in onzen tyd. Kiet
lang echter was het hem vergund, de vruch-
ten van zyn arbeid te genieten. Nadat hy in
Maart 1616 een uitvoerig testament had op-
gesteld, overleed hy den 28sten April daaraan-
volgende. Twee dagen later werd zyn stoifeiyk
oversohot in de kerk te Stratford bygezet, en
men vermeldt, dat hy ,zelf zyn graftichrift ver-
vaardigd heeft. Benige Jaren later werd die
rustplaats met zyn borstbeeld versierd. Zyne
weduwe en zyne dochter 8u»anna, gehuwd
met den geneesheer dr. Saü^ zyn naast hem
ter aarde besteld.
Laten wy thans onze aandacht vestigen op
de geleideiyke ontwikkeling van den groeten
dramaturg. Aanvankeiyk betrad hy den weg,
door zyne voorgangers en tydgenooten afgeba-
kend. Indien „Titus Andronicus** door hem
geschreven is (wat door sommigen verzekerd
en door anderen ontkend wordt), behoort dit
stuk tot de eerste, welke hy leverde. Men
ontwaart daarin sporen van een uitstekend
genie, maar tevens overlading en gezwollen-
heid. „Périclds** wordt door sommigen be-
schouwd als eene gedeelteiyke omwerking
van een ouder stuk en door Drpdm als het
eerste van zyne hand: trouwens het heeft
kenmerken, die aan ShaJctperê eigen zyn.
ZelA nog omtrent het eertte gedeelte van
„Henry VI'* bestaat verschil van meening
omtrent de echtheid; den twyfel aan deze
laatste grondt men zoowel op de historische
fouten als op de taal. Daarentegen worden
het tweede en derde stuk dezer trilogie on-
voorwaardeiyk aan hem toegekend. Tot zyn
eerste tydperk behoorenwyders: „The comedy
of errors** en „The taming of theshrew**. De
eerste in onttoead aan de ^Menaechmi** van
FlatUui en de tweede aan een onder Eogelsch
stuk. De stof van „The two gentlemen of
Verona** is ontleend aan den herderroman
„Diana** van Moktemapar. Uit dien tyd (om-
streeks 1593) is ook „Love*s labonr lost",
voor een groot deel in gebonden styi, maar
in gang en ontknooping een aanmerkeiyken
vooruit^g aanwyzende. Een tegenhanger
daarvan is: „AU*b well that ends well**, in
eenvondigen, knchtigen styi en ontleend aan
„Oiletta de Narbonne** van Boccaeda. Het is
eene schitterende hulde aan het vrouweiyk ge-
slacht Yermoedeiyk is het omstreeks hetjaar
1605 in den t^enwoordigen toestand gebraebt
Tusschen 1591 en 1595 schreef hy vermoede*
lyk: „Romeo and Jnliet**, het hartstochteiykste.
gloeiendste drama van Skakfper$^ ontleend
486
SHAK6PEBE.
aan een diobteriyk yethêilYUkArtUMrBrookê
(1662). Het draagt de kenmerken Tan een
BohrOver, yan Jensd en mingeroel doortinteld.
Ook „MidBommemight*8 dream** met sSne tegen-
stellingen en alUteratiën zonder scherpe ka-
n^terteekening rekent men tot de oudere
werken des dichters. Hier veroonaken een
diep geroel Toor de natnnr en een oorspron-
kelQke bnmor een betooverenden indmk.
Hetzelfde kan men zeggen van den nit dien
tyd afkomstigen „Merchant of Yenice**, waar-
van de stof te vinden is in de „Gesta Boma-
nonim", terwQl het voldoende bUikt, dat dit
stuk niet tot een rQper tQdperk des dichters
behoort. Dft geldt ook van het niet later dan
in 1596 geschreven treurspel: „Eichard IH*',
schitterend door tragische kracht, daar in den
hoofdpersoon zich de vreeeeigke wet der we-
dervergelding openbaart. In -Richard II'* geeft
de dichter eene merkwaaruge les over „het
koningschap door Gods genade en over de
onschendbaarheid'', terwgi hQ de geschiede-
nis op den voet volgt. De beide gedeelten van
.Henry IV*' zQn kort na elkander tnsschen
1676 en Maart 1578 ontstaan; zQ onderschei-
den zich door eenvoudigheid van aanleg, maar
tevens door eene meesterlQke karakterteeke-
ning. Daarop volgde vermoedel0k: „King John",
éen der meest oorspronkelijke gewrochten van
Skaktpere, Daarentegen is „Henry Y", om-
streeks 1599 vervaardigd, in zQne verschil-
lende tooneelen zeer ongelQk en zwakker van
samenhang dan éen zgner andere stukken van
dien aard. Ongeveer in dien tyd schreef hjt
de biyfapelen: „As yon like it".
-Much
ado about nothing", — „Twelfthnight, or
what yon wlü", — en „The merry wives of
Windsor", welke laatste volgens de overleve-
ring op uitdrukkeiyke begeerte van Koningin
^luaheik vervaardigd werd. Ook ontstond
toen (1600) naar een verhaal uit de „Heko-
tommithi" van CHraldo Onthio het sombere
stuk: „Othello", — en de „Hamlet", het diep-
zinnigste gewrocht van Shakipên, verkreeg
zgn tegenwoorige gedaante in 1601—1602.
De stof, aan Saxo OrammaHcus ontleend, is
met geniale dichteriyke vrQheid behandeld.
Voor zijn „JuUus Caesar" bezigde hf) de
levensbeschOving van Flvtarckus in de En-
gelsche vertaling van North. Men staat er
verbaasd over, hoe de dichter uit eene betrek-
keiyk schrale stof een grootsch dramatisch
kunstwerk heeft opgetrokken. In het volgende
Jaar eindigde hy met „Henry YII" de reeks
van stukken, aan de EngeUiohe geschiedenis
ontleend ; het bereikt trouwens niet de hoogte
der voorgaande. In 1603 schreef hy desgeiyks
het treurspel: „Measnre for Measure", de diep-
zinnige omwerking eener aan OireUdo CiniMo
ontleende stof. Grootscher nog dan „Othello"
Is de tusschen 1603 en 1606 vervaardigde:
^King Lear", waarin de krankzinnigheid van
den ouden Yorst met physlologische waarheid
-en schokkende kracht is voorgesteld. Nog ge-
weldiger is de tragische kracht van den waar-
«chyniyk in 1605 vervaardigden „Macbeth",
naar veler oordeel het verhevenste drama, dat
ooit geschreven werd: Yermoedeiyk volgde
daarop „ Antonius and Cieopatra (1607—1608)",
dat zeer verschillend beoordeeld werd, — en
daarna „Troilus and Creasida", een verwon-
deriyk stuk, dat men wel eens eene parodie
S> de zangen van Sowi^ruê heeft genoeml
et is een treurig-eindend hlOupél. De „Cym-
beline (1609)" van ^Aolmarv ia door sommigSD
verworpen en door anaeren hoog geroemd,
doch verdient geen van bolde. Z0n „CorioU*
nus (1609 of 1610)" is wat de taalbetr^eea
prachtig stuk; doch tot de meest populaire
behoort zyn „Timon of Athena*' eene zede-
kundig-wysgeerige studie met donkere klea-
ren, maar tevens met verhevene denkbeelden.
Tusschen 1609 en 1612 schreef hfl het betoo-
verend drama: /The tempest**. — terwQl itn
bevallig stuk: „winter*s talê' , nog voor 1612
opgesteld, als syn laatste tooneelwerk wordt
beschouwd.
Omtrent de kunstwaarde der dnunatiscbe
stikken van Sdkaktperê Is het gevoelen der
beoordeelaars in versohülende tQden zeer ntt-
eenloopend geweest Gedurende het leven en
kort na den dood des dichters weicten if
geenszins die algemeene bewondering, welke
zich later openbaarde, ^««i JbïlfMCNi veroordeelt
in de voonufiq;iraak vóór z0n biyspel: „Breiy
man in his humour" het onwaarschynlfke in
de stukken van Skaktpere. Ja, laatstgónelde
geraakte by zyne landgenooten schier geheel in
vergetelheid, en eerst een paar eeuwen niifo
dood drong de kennis van sQne stnkkendoor
tot het vaste land van Europa. In Engelm^
waar een sombere Puriteinsche geest tUe
levensgenot verbande, werd eerst & 1740 &
aandacht weder op dien genialen dichte gerev-
tigd, vooral toen 0arrich de figuren ^
drama*s op eene meesteriyke wflae vertooiie.
In Duitschland is hy overal bekend gewcria
door Leuü^f die zyne voortbrengselen w-
geleek met die der Fransche treurspeldichten,
in dien tyd de wetgevers in ons werelddeel
De kennis der drama's van Skaktpere werd
er bevorderd door de ongeveinsde t>ewonde-
ring van Qöihe en door de vertalingen vu
A. W. vou SeUegd. Daardoor verviel de al-
gemeen verspreide meening, dat de tooneel'
werken van Skaktpere niet anders waren
dan wilde loten van een onbesnoeiden stam.
Qervmut vooral stelde de grootsche eigen-
schappen aan Skaktpere als dramaturg in een
schitterend licht, doch werd eenlgermate be-
streden door Bümdin in zyn merkwaardig 1n^;'
„Shakespearestudien (1866; 2de druk, 1874)'.
Skakspeare bezat ongetwyfèld al de eigenschap-
pen van een dramatisch dichter, ja, htf bent
ze meer dan iemand vóór of na hem. Hywiflt
een overgeleverd of uitgevonden onderwerp
in een levendig tafereel te herscheppen en
met wysgeerige menschenkennis zich in den
toestand der handelende personen teplsatsen.
In eiken gemoedsplooi drong hU door en av
sprak de taal van eiken stand, van eiken
leeftyd, van iedere sekse. Hy is een ziener,
die als by ingeving alles schynt te we^t
wat tusschen hemel en aarde ooit geschied
is en nog geschiedt. Hy verheft zich op de
vleugelen van het genie Boven de wetten d^
kunst en toch weet hy de verhevenste kan»-
gewrochten te scheppen. Zyne grootheid au
dramaturg zoeke men niet in de keurige rang-
schikking en verdeeling der stof, maar bo?ejuii
in zyne diepe kennis van het menaeheW
hart en van het maatsehappeiyk leven, in den
rykdom zyner denkbeelden en in de kracbt
zyner taal.
8HAKSFEBE-4HAWLS.
487
De oudste uitgaven igner geiameiimke dr»-
toMB'n werd beiorgd in 1628 door Etmim^e en
OmdeU. Yoortreffoigke oitgnTon daarfu sgn
die van 2)m (Só» dmk, 1876, 9 dln). Taa
CUirh en Wri^U (1868—1886, 9 dln), de
praclit-nitgave van SaUimèa (1862, 20 dln)
en de „Tariomm edition*' Tan JWmü (1871
en Tert.). De oudste Daitsche ▼ertaUng der
werlien van Skaktpere is die Tan WidoMd
(1762*-1766), en tot de beste behooren die
▼an JhÜÊU (4de dmk, 1876, 2 dln) en die van
Bod9uttêdi en anderen (8de dmk, 1878 9 dln).
Laatstgenoemde heeft ook de soaetten Tortaald
(4de dmk, 1874). Vroeger en later B||n onder-
scheidene drama's van Skak$9§r9 ook Toorhet
Nederlandsch tooneel bewemt door JToh^a,
Xohf BfÊrgtTêéMh ens. Eene Tertaling van al
igne dramatisohe werken en Tan igne ^Sone^
ten*' is onlangs door Bufyêrsd^k voltooid.
Terbasend groot is de Uteratonr OTor Skdih
9fer$. TalrQke TerhandiBlingen over dien dieh-
ter en s0ne werken st|n vooral uitgelokt en
in het licht gesonden door de Skakêpêtevêt'
eêitMnffm in Engeland en in DoHschland.
Shanghai, eene stad in de Chineeeehe pro-
vincie £iang-soe, sedert 1842 eene TrVhaven
en van eene onbeduidende stad tot de aan-
aienllkste handelsplaats van Oost Azië opge-
komen, ligt 20 Ned. mgi van de kust aan de
Woesoeng, eene rQrivier van de Jantse-ldattg.
welkSL schoon een sandbank er nog altyd
moeilpkheden veroorsaakt, voor seeashepen
tievaarbaar is en door een net van kanalen
in verband staat met de beUagrDlLste provin-
eiën van China. ZQ telt 860000 inwonen
<1884) en bestaat uit eene Chiaeesehe stad met
nauwe, morsige straten, door een hoogen muur
omringd, en uit groote voorsteden. De havea
en de woningen der Europeanen liggen ten
noorden van de stad. De vreemde koloniën
tellen er 8000 Europeanen (onder welken 6000
Eogelsehen). Zg ign verdeeld over een Engelsch,
Amerikaanseh en Fransch gebied; dit laatste
bevindt sich onder het beheer van den Fran-
echen eonsul, terwfll de beide overige stede-
Itfke besturen hebben. Tóor eenigen ^d is er
ook een Duitseh consulaat gevestigd, en het
aantal Dnitschen is er niet gering. De Euro-
peescbe wf|k heeft llraaie,breecto straten, prach-
tige gebouwen, gasverlichtlag, dubs, dagbla-
den ens., maar de levenswgs is er leer duur.
De gemiddelde Jaarigkache warmtegraad be-
draagt er 17"* O., de grootste aomerhitte 88° O.
en de aanmerke^kste winterkoude — 4,6*' O.
De handelsomiet had er in 1876 eene waarde
van raim 800 millioen gulden. Shanghai Is de
hooMplaats Toor den uitvoer van thee en voor
den invoer van opium. Er xgn onderscheidene
Europeesche banken, venekering- en handel-
maatsehappOea. Deie stad Is voorts het uit-
gangspunt van den telegraafkabel naar Europa
en naar Japan, wordt door de Engelsehe en
Fransche mailsohepen gengeld beiocht en be-
hoort tot de groote postvweenigbig. De Chl-
neeien hebben aan de rivier onderscheidene
forten gebouwd. In 1876 word er een spoor-
weg geopend vaa de stad naar den mond der
Woesoeng. Intusschen nam de Oilneesche Be-
geering dien weg In 1877 over enstaaktedea
dienst, terwfl sQ niets vermlmt om den haa*
del der vreemdeltegea met het binnenlaad te
beletten.
Shannmi (De), de voornaamste rivier van
letland, ontspringt in de provincie Oonnaugfat
en in het graaftchap Leitrim uit het meerQe
Clean, stroomt naidwestwaarts door het Lough
Allen, verbreedt sich daarna tot bet Lough
Bee en verder suidwaarts tot het Lough
Deig, belde vermaard wegens hun prachtiiie
oevers, en vormt van LImmerlok af met haren
mond eene baal ter lengte van 90 Ked. mQl,
welke by haten uitloop In den Atlantlschen
Oceaan, tnaschen Loop Head en Kerry Head
14 Ned. mtfl breed is. De geheele rivier is
860 Ned. mgi lang. Tot hare sgrivieren be-
hooren op den rechter oever de Boyle, 8uek
en Fergus, en op den linker oever de Inny,
Broeaa, Bfarr, Maigh, Askeaton en Caahen.
Z0 is van het Lough Allen af bevaarbaar,
terwgi eenige gevaarigke plaatsen door kanalen
worden vermeden. Het Grand en het Bml
Kanaal verbinden de Shaanon met DubUn.
Groote schepen varen tot aan Foynes, 80
Ned. mgi beneden Limmerick. Men vangt in
dese rivier veel visch, vooral aalm en snoek.
Bedert 1887 soekt men hare overstroomingen
door dgken te beletten, maar tot nu toe son-
der gewenscht gevolg.
Shaw (Bobert Barkley), een vermaard
Engelsch reiniger, gelN>ren in 1829 nabQ Lon-
den vertrok in 1846 met sHne ouders naar
het vaste land en toefde achtervolgens te
ParQs, Sorrento, Lausanne, Heidelberg, Dres-
den ens. tot 1860. Drie Jaar later besocht hy
het Marlborough College, eene milltiüre school,
waar hg sich voor het examen van genie-oflloler
wilde voorbereiden, doch eene sware siekte ver-
gdelde dit voornemen. In 1869 woonde hg de
lessen bg van Trinity College te Cambridge en
vertrok vervolgens naar LidiS, om eene thee-
plantage van sgn vader te besturen. (Gedu-
rende dien tgd maakte hg uit het Kangaradal
In het westeigk gedeelte van het Himalaya-
gebergte onderscheidene tochten en drong in
1868 selfe door tot Jarkand en Kaïtfgar. Voorts
begaf hg sich in 1870 derwaarts als lid der
Begeerlngsexpeditie onder Sir Don^loi^ For$sfik
en ande^, trad daarop in 1871 in dienst
der Begeering onder Lord Mojfo, den British
commissloner te Ladak in het westeigk ge-
deelte van Tibet, en werd in 1874 als gevol-
machtigde naar het Hof van den Emir van
Ka^igar gesonden, vanwaar hg in 1876 terug-
keerde. Li 1877 benoemde Lord I^Uom hem
tot resident aan het Hof van Birma te üan-
dalai en hg overleed aldaar den 16den Juni
1879. Hg schreef: „High Tartary (1871)", —
yA sketch of the Turkl language as spoken
in Basten Turkistan (1876)", — ^ paper
on the Wukhi and Sarikoli (Ghalchah) lan-
gaages (1876)", — »A prince of Kashgar
(1876)" ea onderscheldeDe opsteUen In tgd-
sohriften, terwgi hg gedurende sgne laatste
levensdagen sich besig hield meteene geschie-
denis van Ka^gar in de 17de en 18de eeuw.
Shawla of i>jmtUê Is de naam van vierkante
of langwerpig vlerkante omslagdoeken, welke
eigenigk alleen in Lidië vervaardigd en van-
diutf In den Europeeschen handel gebracht wor-
den. Ook thaas nog sgn de Indische shawls
seer gesodit, en voor de markt te Paigs
werden kostbare stukken op bestelling ver-
vaardigd. De ignste soort komt uit Kanimir
ea wordt er van het iUne onderiiaar der
488
SHAWLg-SflELLEY.
Ka^fttiigvit gewefOB. Men nüTert due wol
met rgstmael, sjMnt er dnden Tan ter lengte
Tta den ontwoipen ehawl en Terft ie meteene
eohte kleor. Danraiede bewerkt men de flgn-
rea, terwfjl de grond wit bigft. Men loiit,
dat het patroon aan beide sOden op deseUde
wtlae lich Tertoont, terwQl de Enropeeeohe
namaakaela eene rechte en eene Terkeerde B||de
hebben, tenafl men ae dnbbel weeft. De In-
dische werklieden weren steeito twee ehawls
nm hetaeUde patmon, en wél middenatnkken
hoekstokken en randen ateenderlDk, aoodat
deie later met de naald aan elkander worden
genet Aan snik een shawl werken onder-
sebeidene personen wel eens vier Jaar lang,
loodat de prQs van aoodanig stnk van 60 tot
300 pond sterling beloopt Sedert den aanyaag
deaer eenw worden de shawls In Enropa nar
gemaakt Yoor de Minste beaigt men echte
KaïdmirwQl; maar men heeft yoorts shawls
▼an allerlei grondstof, Tan xtfde, gewone wol
en aelA katoen, met bloemen en flgnren ran
gekleurde wel.
Sheemeas, eene stad in het Engelsche
graaAehap Kent, aan den mond der Medway
en aan het jioordwestelQk uiteinde Tan het
eiland Sheppey gelegen, bestaat nit eene Ter-
Bterkte haren met een toighnls en nit een
Tiertal Toorsteden. ZQ is eene badplaats, waar
ongereer 14000 inwoners (1881) aloh beaig
honden met soheepsbonw, handel, oesterria-
soherV enz. Doorgaans ligt een gedeelte der
Engelsche Tloot Tóor Sheemess ten anker.
Deae stad werd in 1667 door onaen de BmjfUr
ingenomen. Niet tot Tandaar Ugt Qneensb»-
rongh, het station der stoombooten nit Vlis-
singen.
ShefXleld, eene stad in het Engelsche
graafiiohap York, aan de Don en aan den
mond der Sheaf, aan drie aUden door heuTels
omgeTcn, is het centraalpnnt Tan het spoor-
wegstelsel, dat Manchester, Hnll en Londen
Terbindt, en teTens éene der merkwaardigste
fiibrfeksCeden Tan Engeland. De eigen^ke
stad bcTat slechts fkbriekagebonwen en werkr
aaien en is onophoadelt|k in rook gehnld. De
woonhaiaen beyinden aich meeatal In de
Toorsteden, Tan welke Eccleshall-Bierlaw,
Brightslde-Bierlaw en Nethe^Hallam de toot*
naamste sBn. Men Tindt er 100 kerken, een
ond kasteel Tan den Graaf vtm Norfolk^ die
den grondeigendom Tan nagenoeg de geheele
stad beait, eene hal der messenmakers, eene
korenbeors, eene markthal, een semlnarinm
der Methodisten, eene polytechnische school,
eene school Toor fraaie kunsten, onderschei-
dene hoogeecholen, eeae school Toor hand-
werkslieden, eene bibliotheek, een museum,
een botanischen tuin, een schouwburg, open-
bare baden, een ai^enhuis en andere instel-
lingen Tan weldadigheid, 2 groote parken en
284000 inwoners (1881). Men heeft er ToorU
86 messenmakerQen met 8fiOO werklieden, 11
SzergieterQen en staaltebrieken met 8000 werk-
fieden, 261 fitbrieken Tan tfaeren Toorwerpen
met 7000 werklieden, ena., Tooris sptlkersme-
dertfen, geweerfabrieken , MerbroowerOen ena.
Sh^ (lUchard Lalor), een lerseh Tolka-
leider, geboren den 16den Augustus 1791 b^
Waterford, studeerde in de rechten, wtféde
zich aan de balie en teTsns aan letterkundi-
gen arbeid en schreef de treurspelen : „ Ade- *
lalde**, — „The apostate**, — .Bellamiia^,
en «ETadne". In 1822 schaarde hQ akh
de a0de Tan O'GmmM en beTordeide da ba-
weging ter gunste Tan de emaaeipatie der
B. KathoHekeo. Voorts legde hg eea groote»
ÜTer aan den dag tUdens het. bestuur Ta*
WMüffiên. Na het doordrÜTen der emaadpalw
werd h8 ia 1829 Toor Miiborae Port afisa-
Taardigd aaar het Parlemeat V^or de dayim
Tan het „Verdrag Tan Lichfleld Honse" tna?
schen het Whigministerie en de paitQ Ta»
O'OamêèU onderscheidde aich Sk$U door de
bitterheid, waarmede hQ streed tegen detien-
den en tegen ée Engelsoh-IeracbeUniejnMar
toen die OTcreenkomst gesloten was, bewaarde
hg het stUawtgen en werd in 1888 eenmia-
saris Tan het hospitaal te Greenwich en in
1889 Tioe-president Taa den Board of Tcade
met aitting in den staatsraad, waarna hg a8ne
aauTaUende politiek liet Taren. BQ het aftre-
den der Whigs, in Augustus 1841, Terloor
h8 attne betrekking, maar werd weder lid
Tan het Parlement Tüdens het monaterprooóa
tegen de aaaiToerders der Bepealbeweging Terr
dedigde hy met goed gOTolg zyn TOormaUgen
medestander O'Oomidk Toen de WUgs na de
aiBchaflSng der graanwetten weder aan het
roer kwamen, aag hQ zleh in 1846 belastmet
de directie Tan de munt en werd in 1860
geaant te Florence, waar hg dea 28iteB Mei
1861 OTerleed. Van aUne geschrift» neemea
w|f nog: „Sketches of the Iilsh har (1866, i
dln)", terwgi aVne redcToeringen door JKm
Nevim werden nitgegOTen (2de druk, 1860).
Sheljabow (AndreJ Iwanowit^j), eeaBni*
sisch Tolksmennm*, geboren in 1860 in de Ubu
was de zoon Tan een l(K6>80Be9 bezocht ds
school te KwtBj en de uniTcrsiteit te Odeass,
werd wegens enmststokerQTaahierTerwgderd,
knoopte daarop betrekkingen aan BMt gelMisM
genootschappen en werkte spoedig mede asa
het Toorbereiden eener sodale wwaMit. Ia
1877 werd htf in hechtenis genmnen en nasr
Petersburg gebracht, maar Tiggespreken. Ka
dien ttfd zette hy ztfne woelingen Toort met
Terdubbelde kracht, bestuurde dea aanleg Tan
de spoorwegmyn b0 Alezandrowsk, — TOorts
de ontploflB^ in het winterpaleis ta Pete»^
burg, redigeerde eene werkliedenoouraat en
boTorderde den aanslag, die aan AJUtcmHderlI
het leTcn kostte (18 Blaart 1881), waaiaa hQ
gOTangen geaomen en den l&den April daar-
aanTolgende met de koord gestraft werd.
Shelley (Percy Bysshe^ een opmerkeiyk
Engelsch dichter, geboren den 4den Angnstas
1792 te Fieldplaee in het graalbehap Snssez
als de spruit Tan een oiid-adell#k en bemiddeld
geslacht sleet de jaren zQner kindsheid ep
het tHritenTerUlif Tan aQn Tader en beaocht
later de school te Sten, waar aich a0n dieh-
termk talent, maar terens eene ne^üing tot
zwaarmoedigheid ontwikkelde. Reeds op 16-
Jarigen ooderdom aond hy 2 romaaa ia hel
Ucht: „Zastcoaai'' en „The Bosiomsiaa", doch
werd wegeaa athéïstisehe gevoelens Tan de
sehool Terwyderd en begaf zksh op laahrtge-
neemden enderdom naar de uniTerslleit te
Oxford, TerTuld met een innigen afkeer Tan
de wreedheid en de dweepery, die naar ayae
BMening de geheele besehaalde maatschappi
beaoedelden. Hier bestudeerde hy de geschrif-
ten Tan iSjpinofo, maar verTiel weldra tetTol*»
SHELLEY— SHEPSERa
48»
Oêgm twtKélartI en TerkpndigdeopenlgkiViie
▼rllseettige geroeleas. Mmm^ê deakbeeldra
werdea i||ii eraaireUay en aag yóot de voV
eiadigliif Tan sOn tweede itadmaar wtareef
hfl eene bioehnie: «Orer de neodsikeiykbeid
▼an het nthéXtanns", loodat bf ook tm de
nniveniteit werd gerelegeevd. ZeUii i||nT»der
bekreunde sieb niet langer om mik eenaUea
godsdienst venakend«i aoon. Door twgCsl ge-
slingerd, bepaalde bQ sieb by de sindie der
boyenaatnorknnde» om Ood te soeken, dien
bV in den toestand der mensoben niet Icoa
Tinden, en bet geloof aan eene onbegrensde»
maar in de toekomst reeds o|^ aarde verkrUg-
bare Tolkomenbeid van bet menscbelVk ge-
slaobt, aan eene toekomst, waarin de aarde
werkelSfc een bemel ion weaen, werd xtfn
godsdienst Op aeventie^iarigea leeftOdsebreef
bfl bet gediebt: nQneea Hab*\ dat de bewon-
dering Tan JBffüm^ maar o?er bet algemeen
groote ergemtt wekte. ZQn bnweiyk met
Mmrui Wuüwf^ de deor bem nit eene kost-
sobeol gesebaam doobtsr van een koffiehuis'
bonder te Londen, was geenssins gelukkigen
werd reeds na drie Jaw weder ontbonden.
Tot herstel van i^ne gesebokte geaondbeid
ondernam hg in 1814 eene reis naar het vas-
teland en vertoefde gemUnen t(td aan bet
Vierwaldsiftttermeer. De daa»HP voliende Jaren
sleet hg weder te Londen en Meld aieb bedg
met de studie der geneeskunde, terwfl btf
meestal in uiterst behoeftige omstandigheden
verkeerde. Intusseben erlde hg latsr een leen-
goed, hetwelk hg tegen een JaaigeM van
1000 pond sterling aan agn vader atSitond,
xoodat bg teen op onbekrompene wgse kon
leven. De sobandeigke vervolgingen, waaraan
hg van de sgde der Begeering tendoelstond,
dnnrden bsmiddels voort, bMonderheid ossdat
hg wegens ign vroeger vertoef in Ierland voor
een volksberoerder gehouden werd. In 1816
trad hg wederom in bet bnweigk en wel met
Mmry WóUêtomormft Chdwim en braebt met
baar den lomer door aan den oever van het
Meer van Genève in eene villa, niet ver van
de Villa DIodati, waar JB^ro» gehuisvest was,
met wien hg eene harteigkevriendsehap sloot
I^ sgn terugkeer in Engeland wilde hg de
kinderen uit agn eerste buweigfc, wier moeder
sieb in eene vlaag van waaaain had omge-
bracht, tet licb nemen, maar werd op aan^
dringen van den lord«kaaselier Mdom door
een besluit van het Oourt ef Chaaeery als
godlooehenaar onbevoegd verklaard om de
betrekking van vader te bekleeden. Door deae
behandeling diep gekrenkt, verwgderde hg
aieb met agne eohtgenoot uit bet gewoel
der sBaatsebappg en woonde geraimen tgd te
ereat Marlow in Buekinghaamhire. In het
vooKlaar van 1818 begaf hg zich naar ItaUfi
en toefde er aobtervolgens te Venetië, waar
Bjfnm aieb bevond, te Napels en te Bome.
Zgne geaondbeid was eebter geknakt en agn
lennwslelael overprikkeld, hoeaeer er aanWg*
zingen bestonden, dat het bewustsgn van
huiseigk geluk agn opgewonden geest allengs
tot rust aon brengen. Hg verdronk eebterden
Ssten Jnli 18S:t op een aeetoebt, nit Livomo
ondernessen, in de Golf van Spoaia, nietver
van Pisa, door bet omslaan der boot Eent
14 dagen later werd het igk gevonden, en
Bgrom deed het op den oever naar de wgae der
Ouden verbranden, waarna deasehopbetPro-
testaatsehe kerkhof te Bobm naast de py ramide
van 0mHu9 werd bggeaet <SI«Uéy beaat eene
uitgebreide kennis op sebier elk gebied der
wetensehap, benevens eeneongemeeneseherp-
ainnigheid en een sulveren simtak. Intusseben
veroorloofden de wankelingen van zgn geest
en de worstelingen der ^i^begeerte met de
dichtkunst hem geensains door kalmte, aan
agne gedichten de noodige volkensenheid te
geven. Hietlepiin verdient hg doer agne liencige
taal den beogsten lof. Van agne dicbterigkie
voortbrengselen noemen wg nog: „Alastor or
tiie s|Mt of solitude**, — „The revolt of Is-
lam**, — bet lyrische draasa: «Hellas**, —
„Adonais**, een igioang op een vroeggestor-
ven vriend (den diehter Jofta jEm^), ^ „Bo-
salind and Helen**, waarin hg aoekt aan te
toonen, dat het bnweigk een kwaad is, — bei
bewonderenswaardige treurqiel: „The Genei**,
— „Jiüian and Maddalo (de sehrgver en
M9fomy\ — het beroemde: «£pipsychidk>n**,
— en het drama: „Promotheus unbonnd**,
eene verbeerigking van den vrgiieidskaBH> der
Bwnsehheid. Van agne lierdichten agn: ,Xoa
skjiark*' en «The sensitive plant** deftaaiste.
Kadat hg gedurende agn leven gosmsad en
vervolgd was, werd hg later een voorwerp
van bewondering en fereering.zgnegeaamen-
igke werken agn bg herhaling uitgegeven
het laatst door Jbrna» (1876, 4 dln), en
menig opstel werd aan agne levnasgenohlede-
niB gewgd.
zgne reeds genoemde echtgenoot Jlory
WMêiomerafi Godmn^ geboren in 1796, keerde
na agn dood als 25-Jarige weduwe terug naar
Engeland, waar zg aieb wgdde aan de opvoe-
ding van baar eenigen aoon. Van bare ge-
schriften noesMu wg: «Frankenstein*', —
«Vaiperga (18t8)**, — «The hMt man (1894)*?,
— «Perkin Warbeck (1830»**, - «Lodore
(1886)**, — en «Falkner (1887)**. Zg overleed
te Londen den 21stBn Februari 1851.
Shenaiidoali (De), eene rivier in den
Noord^Amerikaanseben Staat Virginia, ontleent
baren oorsprong beneden Front Bmd aan eene
vereeniging van de Nortb en South Fork,
strseait neordeostwaaits door een vruchtbaar
dal en stort na een k>op van 200 Ned. mgi
bg Harpen Ferry aieb uit in de Polossae.
Qeduiende den Burgeroorlog werd om het
bezit van dat dal hevig gestreden. Bloedige
gevechten hadden er pbuUs den 8sten Juni
1868 bg Cross Keys, waar de. troepen der
Unie onder Vrnmomt^ de overwUining behaalden,
den 88sten Augustus 1868 bg Thorougbibre
Gab, waar ig#^ en JfacDdipatf de overhand be-
hielden,-* den IMen Mei 1868 bgNewmarket^
waar Sigd het onderspit sMMSt delven,— den
5den Juni bg Piedmont, waar MmUr de
GtoeonMeieerdai aan bet wgken bracht, en
den 28sten Juli 1864 bg Winchester, waar
de Qeeonfsdereerden onder Sarif de overwin-
ning behaalden. In den beiftt 1864 sloeg
Skêridm» de Ctoeonfedereerden bg Winchester
en rukte in bet dal voorwaarts tot aan
Stannton, terwgi hg alles verwoestte, sMar
hg werd ook weer genoodaaakt terug te
trekken en kon eerst in 1866 sieb meester
maken van het gebeele daL
Shapkerd (Biehard Heme), een Bngelseh
sehrgver, .geboren den 4dett April 1843 te
4$0
SHEPHEBD-SHSBIIAN.
Chelaea, wsêr hg ttens nofr gevettiffd it.
lerwde in 1868 het gedicht: „ABoamierieM**
en hierop volgde: y»The inhool of P»ntngi«el
(1862)'* en „TennyionU (1886)**. Toorts plMtete
liQ vele bedragen in ttfdtehriften, besorgde
uitgaven van ond-Engelaehe sohrVven en be-
werkte nitmnntende oveniehten der werken
Tan M^him, Diekmu, Tkakêrmf en 9ioMwrm.
Ook sOn: ,,Iiife of Tbomaa Oarlyle (1881, 2
dln)" wordt leer geroemd.
Sherbrooke ^bert Lowe, ▼i8oonnt),eea
Engelfloh staatsman, geboren in 1811 teBing-
ham in Nottinghamshire, stadeerde te Oxford,
vertrok in 1842 naar Sydney in Anstraiifi en
werd het volgende Jaar lid der Wetgevende
Vergadering in Nienw-Znid-Wales. In 1860
keerde hti terog naar Engeland en werd lid
van het Parlement, voorts secretaris van het
Indh»he Ambt en in 1866 vioe-president van
het departement van Koophandel en lid van
den Staatsraad. Door den val van PokMnlo»
in 1868 verloor hQ iVne betrekking en voegde
lich bil de oppositie. Na de ontbinding van
het Parlement in 1869 werd h| belast met de
portefeirille van Onderwgs in het ministerie
FdUmrHtm. In 1864 legde hg eohter sVn ambt
neder en lielde over tot de itfde der Tories, die
hO bfl de bestrUding van de in 1866 door Mui-
9Umê voorgedragene reformbill aooveel mogelVk
ondersteunde. Weldra echter veraoende hO sleh
met de liberale party en aanvaardde in 1868
in het ministerie 0lad&êomê de betrekkingvan
kanselier der Schatkist. In dat Jaar ng hQ
lich gekoien tot vertegenwoordiger van de
universiteit te Londen. Hg bestnnrde de Brit-
Bche dnaneiên op eene loiTemke wVze, maar
verwisselde in 1878 s0ne portefenllle met die
van Binnenlandsche Zaken, welke hQ echter
in Jaanari 1874 by den val van het ministerie
0ladii<me moest nederleggen. Btf de vorming
van het tweede ministerie QUuUtwê in April
1880 nam hy met den titel van visoount alt-
ting in het Hoogerhnto. Hy schreef : „Speeches
and letters on reform (1867)",— «Middleclass
ednoation, endowment or Areetnide(1868)'*,—
.Budget speeches (1870)", -— en „Peems of a
m (1886)".
' Sheridaa. Onderdelen naam vermelden wy:
Michard BrintUg SMmdan, een Engelse^
dichter en redenaar, geboren te Dublin den
80sten September 1761 en den aoon van I%o*
moê SJkmdamj bekend als tooneelspeler en als
vervaardiger van een Engelseh woordenlH>ek.
Sieiard studeerde te Middle Temple in de
rechten, maar vond in syn huweiyk met miss
JMUjf, eene gevierde tooneeUcunstenares, die
echter na haar trouwen de flanken niet weder
betond, aanleiding om voor het tooneel te
schryven. Zyn eerste biyspel: «The rivals"
vond weinig byval, maar ayne comiache
opera: „The duenna" werd 764naal achtereen
opgevoerd en beaorgde hem groeten roem.
Nadat hy met twee anderen het bestuur van
den Drurylaneschouwbnrggrtcocht had, schreef
hy in 1777 het biyspel: „ A trip to Soarboroagh"
en „The school for scandal", éen der beste
biyspeleti van den nieuweren tyd. Ook syn
drama met mnaiek: „The camp" werd toe-
lukht. In 1780 werd hy Ud van het Parie-
ment, behoorde tot de oppositieparty van Fo»
en werd onder het bewind van laatstgenoemde
onderstaatssecretaris en daarna secretaris der
schatkamer. Toen TUi aan het roer kwan,
voegde hy sieh weder by de oppositie. Zyae
meest vermaarde redevoeringen waren de
„Begum speeches" tydens het proces vso
Vmrrm M^HlmgM^ den oud gonvemenr-geaerttl
van OostIndIS, wegens de ongereehtighedeB,
waaraan dese zich had aehuldtir ffMBMktmet
betrekking tot de Yorstfnoen (Begums) vas
Andh. Ook ayne redevoeringen over de „P^
fhmery-bill" van FHt maakten een diepen is-
druk. Na het overiyden van ^Ui bekleedde
hy weder aanaleaiyke staatsambten en stierf
den 7den JuU 1816, waarna s0tt stoflUfk
ovenehot in de Westminiaterabdg werd ter
aarde besteld. Zyne dramatia^e werken s||b
in 1892 en 1876, ayne redevoeringen in 1816
en 1842 in het licht verschenen.
PJbOtp Smify (Shtfidm^ een Noord-Ameri-
kaansch genenuü, geboren den 6den Masrt
1884 te Somerset in Ohio. HQ beaoeht denü-
litaire académie te Westpoint, weid la IM
luitenant, in 1862 generaaleer vrywüligen
en kommaadant van de 11^ dlvWe der sr-
mee van Ohio, ondenMAeidde slch In 1868 bf
Chattanooga en Chlvamanga, werd in 1864
bevelhebber van een kavailerlekorps io de
armee van de Potomac, daarna van deamee
van de Shenandoah en kort daarop generaal-sii-
Joor der geregelde troepen. Hfl seg^fislde
op generaal Jbr% aan de Opequan, alsaiede
by Fishen HiU in het Shenandoahdal, trok
later op eene meesteriyke wifse temg, bracktns
ayne vervolgers meer dan éene nederlasf tie
en kwam den 18den Maart 1866 te Whitebme
aan de Paamnekey. Kort daarna vereeoigfc
hy aieh met de belegeringaamiee van Br^
vdor Petersburg en hielp deae plaats ca de
positie van Flve Forks veroveren. Dsany
drong hy generaal L9e over de Apposotwc
terug en belette hem, aieh van den spoer-
weg meester te maken. Na den oorlof
was hy werkaaam als konunandant van kot
Oolfdepartement en daarna van het 6de dlstriet
(Texas en Louisiana). Jokmmm was ontevreden
over syn bestuur en verplaatste hem stsr
mssouri, doch in 1869 werd htf la plsstt
van Skêtmam bevelhebber der westeiyfce en
Buidwesteiyke divisiën met den raag vsa
luiteaaat-generaal en In het mièutr van 1888
als opvolger van SMêrmtm opperbevelhebber
van het leger der Vereenigde Staten.
SherifE; van het Angriaaksische ievM^mf»
(graaiinhaperechter), is in Engefaind de nssa
van den eersten amlitenaar In een graaAcbsp.
Elk graaAchap heeft een ' U^ ékêrif^ does
Mlddlesex heeft er twee, van welken éen b|^
stemd is voor Londen. Hy staat aan het hoo«
der politie, bestuurt de verkiesingen voor hel
Parlement, ontvangt de boeten en aorgt voor
de voltrekking der vonnissen.: Ook diaagt Mf
de gesworenen voor en roept hem na de^
stractle byeen. Daar de betrekking van skertff
eene onbeaoldigde is en v^e uitgaven J^'^^h
is niemand gehouden, haar ln4JaartweeBissi
te bekleeden. Dd ondersheriflii of è<fitt/r« wor-
den door den sheriff benoemd, maar hy tf
veeaatwoordeiyk voor hunne handeUnges.
Wie weigert het ambt van sheriff te aaarasr'
den, betaalt, behoudens uitaonderingen, eeae
hooge boete. ^ ,
Shormaa (WlUiam Tecmnseh),eenHoord-
Amerikaansch generaal, geboren dea
SHERMAN-SHIBLET.
491
Felnrotfl 1820 te LaDCMler in Ohio en de
telg Tan een reeds in 1684 nit Engeland naar
Connecticnt vertrokken Pariteinsch geslacht,
beaocht de militaire ecbool te Westpoint,
werd in 1840 luitenant bg de artillerie, beg^
sich gedurende den oorlog tegen Mexico (1847)
naar Califomiö. keerde in 1850 naar New
York terug, yeriiet in 1853 het leger, stichtte
te San Frandsco een bankiershuis, dat ech-
ter niet bloeide, en behistte sich in 1860 met
het bestuur der militaire school in den Staat
Loulsiana. BH den aanvang van den Burger-
oorlog (1861) nam hg z)|n ontslag, werd eerst
opzichter van een staatsspoorweg, daarna ko-
lonel van een regiment infanterie, streed den
21sten Juli bQ Buil Bun, zag zich bevorderd
tot generaal -miOoor, onderscheidde zich in
den slag bg Shiloh (6 en 7 April 1862), nam
onder Orani deel aan den tocht naar Vicksburg,
veroverde in Juli 1864 met Bood Atlanta
en ondernam vanhier den stouten tocht door
Oeorgia naar Savannah, waar hy den Idden
I^cember het fort Mae Alllster veroverde, de
Ossibawsond opende en de gemeenschap met
de vloot der Unie herstelde. Den 17den Ja-
nuari 1865 rukte hQ noordwaarts, bracht in
Februari den Geconfedereerden uit Noord- en
Zuid-€!arolina eene nederlaag toe en vereenigde
zich den 22sten Maart bQ Gk>ld8borö met Shofidd
en r^rry. Voorts nam hg deel aan de roem-
rgke gevechten bg PetersburgBichmond. Den
26sten April 1865 gtAJohmton met alle troepen
4er Geconfedereerden zich tusschen Baleigh
•en Ohattahoochee aan hem over, nadat eene
voor JohmUm meer gunstige capitulatie van den
17den April door den minister van Oorlog ver-
worpen was. Na het eindigen van den oorlog
werd Sperma» bevelhebber van het militaire
departement van het Westen, zoodat hg zich
in 1867 ook met de leiding van den strgd
tegen de Indianen moest belasten. Nadat
Orant in 1868 tot president gekozen was,
werd hg als luitenant generaal opperbevelheb-
ber van het leger der Unie, en in het ni^aar van
1883 verkreeg hg op zgn verzoek eene eer-
volle rust Hg was ongetwgfeld de geniaalste
veldheer van den Amerikaanschen burgeroorlog,
«ven stout in zgne plannen als voortvarend
in de uitvoering, en ongemeen bemind door
de soldaten. Zgne „Memoin (1875, 2 dln)"
zgn zeer belangrgk.
SheÜandeilanden (De), door de Skan-
dinavische zeelieden ook MUlamdeüandem ge-
naamd, eene Engeische eilandengroep, liggen
op de grenzen van de Noordzee en van den
Atlantischen Oceaan, t«n noordoosten van
Schotland, tusschen 60—61^ N. B. en zgn van
de meer zuideigk gelegene Orkney-eilanden
gescheiden door een kanaal ter breedte van
75 Ned. mgi, in welks midden Fair Island
zich verheft. De Shetlandeilanden vormen een
Archipel van 117 eilanden, van welke slechts
33 bewoond zgn, en hebben eene gezamenigke
oppervlakte van 28'/, Q geogr. mgi met na-
genoeg 32000 inwoners. Het binnenland is er
rotsachtig, kaal en heuvelachtig en de kus-
ten zgn er steil en gescheurd. De kortstondige
zomer is er zeer warm, de winter vochtig,
nevelig en stormachtig, hoewel de sneeuw er
zelden lang bigtt liggen. In het begin van
den zomer heeft men er te middernacht slechts
eene halve schemering, en gedurende den
winternacht schittert er vaak het noorderlicht.
De plantengroei is er zeer schraal, en men
ziet er slechts enkele boomen, terwgi de
landbouw er zich bepaalt tot wat gerst ha-
ver, vlas en aardappelen. Men heeft er kleine
paarden <ponies), beenige runderen^ zwgnen
en schapen, — voorts kongnen, zeehonden,
zeevogels, visch en oesters. De inwoners zgn
van afkomst Noren en beigden den Protestant-
schen godsdienst; zg zgn arm maar vigtig,
gastvrg en openhartig. Zg spreken Engelsch,
met Noordsche uitdrukkingen vermengd. De
voornaamste bezigheid is er de vischvangst,
— voorts landbouw en veeteelt, benevens het
vervaardigen van wollen en linnen stoifen.
Men vindt er gzer, zwavel en koper, doch
zg worden niet aan den bodem ontwoekerd.
Er is eenige handel en een druk verkeer van
walvischvaarders en haringbnizen. De voor-
naamste eilanden dezer groep zgn Mainland,
Unst en Yell. Men vindt aldaar talrgke aloude
gedenkteekens (caims, tumuli en steenen
wallen) en onderaardsche woningen. Deze
eilandengroep verviel in 1649 aan de Kroon
van Schotland en vormt met de Orknej^s een
graafschap.
Shields is de naam van twee steden in
Engeland, beide aan den oever van de Tyne
gelegen. De éene, North Shields, vormt eene
stad met het naburige Tynemonth. De andere,
South Shields, in het graaftchap Dnrham
tegenover North Shields en Tynemooth ge-
legen en door een stoomveer met die stad
verbonden, heeft eene groote, door battergen
beveiligde haven, een stadhuls met eene beurs
en eene markthal, een gesticht voor zeeka-
piteins, een schouwburg, een letterkundig ge-
nootschap, scheepstimmerwerven, glasblaze-
rgen, pottebakkergen, scheikundige fabrieken,
bierbrouwergen en bgna 50 000 inwoners. De
gezamenigke havens aan de Tyne (metNew-
castle) bezaten in 1876 bgna 1 200 zeeschepen
(524 stoombooten) en nagenoeg 16700 vaar-
tuigen. In North en South Shields bedroeg
in 1876 de waarde van den gezamenigken
invoer 10 millioen en die van den gezamen-
igken uitvoer omstreeks 57, millioen gulden.
Shire, van het Saksische woord «otnm
(scheiden), is de sedert de 88te eeuw in En-
geland gebmikeigke benaming voor dé allengs
gevormde onderafdeeUngen der Angelsaksische
loningrgken. Zg is later ook in Schotland
ingevoerd en gelfikbeteekenend met comiiy
(graafechap). Aan het hoofd van iedere shire
bevond zich te voren een ealdormtm (earl,
alderman), die met den bisschop het voorzit-
schap bekleedde in de volksvergaderingen.
Shirley (James), een Engelsch tooneel-
dichter, geboren te Londen den 13den Sep-
tember 1596, studeerde te (^mbridge in de
godgeleerdheid en werd leeraar in de nabg-
heid van St. Albans. Nadat hg tot de B. Ka-
tholieke Kerk was overgegaan, werd hg
onderwgzer aan de Grammar School of St.
Albans, maar begaf zich na verioop van 2
Jaar naar Londen, om er zich aan hetschrg-
ven van tooneelstukken te wgden. Dit ver-
schafte hem voordeel en eer, zoodat hg aelA
werd voorgesteld aan Koningin M9mrieHe Maria.
Trouwens zgne stukken geven getuigenis van
zttne bekendheid met aanzienigke kringen.
Hg wordt beschouwd als de laatste verdien-
492
SHIBLET— fiUH,
BtelSke tooneeldiclUer uit den tQd Tan Ské-
spmre en alB den overgang Tonnende tot de
ontaarde school van die tooneeldichtera, welke
OBStreekB 1660 tegel)|k met de restanratie der
ShuMTtê opdoemden. HO beleefde den merk-
waardigen 2den September 1642, toen dweep-
lieke bnrgers en soldaten den Bchonwbnrg
omver baalden en de opvoering van tooneel-
stukken eene strafbare misdaad werd ver-
klaard. Gedurende omstreeks 14 Jaar bleef
dat beslait geldend. By het uitbarsten van
dien opstand vond Skirle^ eene wykplaats by
den £arl van Kewcastle. Nadat voorts de
laak des Konings de overwinning had behaald,
keerde hy naar Londen terug, waar hy in
bekrompene omstandigheden verkeerde, om-
dat hy den onxedeiyken schonwburggeest van
die dagen niet wilde huldigen, met lang na
den groeten brand overleed hy te Londen
met ^ne vrouw op denaelfden dag, den 298ten
October 1666. Wy besltten nog 23 drama's van
iSSyrZtfy, en van dese worden: „The traitor**
en „The brother*' voor de beste gehouden.
Zy onderscheiden zich door natunriykheid,
boeiende ontwikkeling en niiverheid van taal.
Eene uitgave der werken van ShirUy is be-
lorgd door Oifford (1883, 6 din).
Shirting is matig dicht geweven hemden-
katoen van garen met de fljoiieidsnommers 12
tot 60.
Shoekowskjj (Wassiiy Andrejewit^), een
beroemd Bnssisch dichter, geboren in 1783 te
Toela, was de telg van een adeUyken stam,
stadeerde te Moskou en te Beriyo, werd in
1808 redacteur van het tydschrift van Earant-
êU: „WJesstnik Ewropy'* en leverde als zoo-
danig talryke vertalingen uit het Duitsch,
Fraxuch en Engelsch, benevens oorsprou-
keiyke stukken, verhalen en gedichten. By
den inval van NapoUtm streed hy in de gele-
deren van den landstorm van Moskou, woonde
daarna eenigen tyd te Dorpat en werd van-
hier in 1817 naar Petersburg geroepen, om
ten behoeve van de gemalin van den lateren
Kfliaer Nicolaai voorlezingen te houden over
Bussische letterkunde. In 1820 werd hy lid
der Bussische Académie, in 1824 Hofraad en
gouverneur van den Grootvorst troonopvolger
AUxandtr^ op wlen hy door zyne humaniteit
een hoogst gunsógen invloed oefende, en
sag zich in 1841, by het huweiyk van laatstge-
m^e, tot geheimraad benoemd. Na dien
tyd toeide hy meestal in Duitschland en over-
leed den 24sten AprU 1852 te BadenBaden.
Hy behoort tot de merkwaardigste vertegen-
. woordigers van de Bomantische school in
Busland. Eene ongelukkige liefde had hem
eene neiging tot zwaarmoedigheid gegeven,
die ons ook uit zyne gedichten tegenademt.
Van zyne vertalingen vermelden wy*. die van
de „Jungiran von Orleans*" van SckUUr^ die
van onderscheidene balladen van SMlUr,
Qöikê en £ürfferj die van gedichten van Wal-
Ur Sooii^ Thamat Mwr^ Bifron en üMaud,
alsmede die van de „Odyssee'' en van de
„AeneUs". Voorts leverde hy nationale liede-
ren, en de Bussische taal ontving onder zyne
handen eene te voren ongekende welluidend-
heid, zyne gezameniyke werken verschenen
in 1849—1860 in 10 deelen.
Shrapnelt zie Oramaat.
Shrewgbury, de hoofdstad van het En-
gelsehe graafhchap Shropahlve, ia van 3i||deB
door de bevaarbare Sevem omgeven, waar-
over 2 bruggen zyn gelegd. Zy ia onregehoalif
gebouwd, en hier en daar vertoonen zich de
overbiyUielen van onde moren, van een Nor-
mandisch kasteel en van drie kloosters. Voorts
zyn er ondencheidenemiddeneeawsche gebou-
wen. 17 kerken, een deftig raadhuis, eese
Latynsclie school, eene landbouwvereeniging,
een genootHchap voor natnarknnde, een oid-
heidkundig genootschap met een museum, een
instituut voor ambachtsliedep. een seboaw-
burg, een krankzinnigengesticht, een zieken-
huis, vele instellingen van weldadigheid, eene
korenbeurs en omstreelu 26000 inwonen,
die onderscheidene takken van ny verheid doen
bloeien en een levendigen handel drgvea.
De stad werd waarschyniyk gesticht door de
Briten, toen deze door de Anglen genood-
zaakt werden, Wrozeter (bet Uriconinm der
Bomeinen) te verlaten, en heette ooffq»ronke-
lyk Pengwem.
Shropshire, een graafschap in het westen
van Engeland en omringd door Wales, Cheehire,
Stafford-, Worcestei^ en Herefordshire, heeft
op nagenoeg 62 Q geogr. myi omstreeki
248000 inwoners (1881). De bevaarbare Sefffi
splitst het in 2 deelen, van welke het noorde-
lijke meestal vlak en 6eboawd en hetsnidelSke
heuvelachtig en meer voor de veeteelt geadultt
is. Omstreeks in het midden van het gm^*
schap verheft zich de Wrelün ter hoogte na
402 Ned. el. Van de oppervlakte is 0o
bouwland, 39% weiland en 5% boeek. In
1872 had men er 30000 paarden, 140000 na-
deren, 480000 schapen en 58000 zw(i0i-
Voorts wint men er steenkolen, yzer, lood
en zilver. De hoofdstad heet Shrewsbnry.
Siak (De), eene bevaarbare rivier op de
oostkust van het eiland Somdtra, stort lich
uit in de Bronwerstraat, gevormd door de
eihinden Bengkalis en Padang aan denéeneo
en den Sumatrawal aan den anderen kant.
Deze Brouwerstraat is een onderdeel van de
Malakkastraat. — Het evenzoo genoemde it^^
dat een onderdeel is van de residentie Oovt-
kust van Sumatra en bestuurd wordt door een
contrdleur, omvat het middenste gedeelte der
oostkust van het eiland, wordt door Moliao-
medaansche Maleiers bewoond en vormt onder
den Sultan een aan Nederland schatplichtigen
en leenroerigen Staat. De hoofdplaati, SUIk
Sri Indrapoera geheeten, is eene aanzienl(z0
handelsplaats, te voren voor stofgoud, thans
meer voor tin, was, sago, ivoor, kamfer, bam-
boe, tabak en timmerhout. Voorts worden «^
opium, zyde enz. ingevoerd. Van groot beUag
is er de troeboekvisschery, welke den Soljbin
Jaariyks eene opbrengét bezorgt^ van 72 (Xv
gulden.
Siam (zie de kaart van Achter Indiê bp
het artikel Indie), ook SAan of T^ai, eeajut*
gebreid Byk op het Achter-Indische scb^r
eilane, tusschen 4—22° N3. en 97Vï^1w
O.L. van Greenwich gelegen, omvat, IwhalV'S
het eigeniyke Siam, een gedeelte ^^
Lao-eilanden en eenige Staten op het Kiu^'
eiland Malakka, grenst in het noorden aan
China, in het westen aan Birma en de Britse^
bezittingen, in . het oosten aan Anam ea oe
Fransche bezitüngen en in het uiden a^«
zee, en telt op 14635 □ geogr. myi onwtreoK'
SIAM.
493
5750000 inwonen. Het elgeniyke Siam, aln
den benedenloop van de Menam gelegen,
strekt van het noorden naar het zuiden zich
oit over eene lengte van 670 Ned. mQl en
▼an het westen naar het oosten over eene
lengte van 220 Ned. mffl, en wordt door tal-
ryke zSrivieren en vertakkingen van de Menam
besproeid, soodat er de alluviaalgrond uit
rivierklei bestaat Yerder verheffen zich aan
beide zSden boschrQke henvelterrassen. Het
Laoland, ten noorden gelegen, is eene berg-
streek. De voornaamste rivier des Ryks is de
bevaarbare Menam, van welke verschillende
gedeelten verschillende namen dragen; zQ
stort zich met drie vertakte armen uit in de
Oolf van Siam. Hare regelmatig terogkeerende
rQzing in den zomer gelukt op die van de
Nyi en heeft eene dergeiyke werking. Men
vindt er een tropisch klimaat. Van December
tot Maart heerscht er de noordoostmoesson
en van Mei tot October de zuidwestmoesson.'
De eerste is droog en houdt de warmte in
Januari en Februari op een bednig van 13—
S^ C. De laatste brengt veel regen, die de
hitte eenigzins afkoelt, welke in April en
Mei tot 21—36'' C. klimt. Dd kennis van 't
geen het ryk der delfstoffen er oplevert wacht
nog alttfd op het verslag van den in 1872
benoemden geoloog, doch thans reeds verza-
melt men er veel goud en edelgesteenten,
terwQl er nit het zeewater zont wordt verkre-
gen. De tropische plantengroei is er ongemeen
welig. Men verbouwt er op de sUb^onden
der Menam een overvloed van nitmuntende
rjlst, en de uitgestrekte teakwouden van Siam
zyn wereldberoemd. Tot de inlandsche dieren
behoort er de olifant, van welken men hier
eene witte verscheidenheid aantreft, — voorts
beeft men er koningstygers, rhinócerossen
boren, apen, herten, reeën, veel gevogelte,
krokodillen, slangen, hagedissen eoz. , terwyi
•de rivieren en de zee wemelen van visschen.
De bevolking bestaat uit 2 millioen Siameezen, 1
millioen Malelers, 1 millioen Chineezen en Lao*s
Vs millioen Cambod^anen^ eenige bergbewo-
nende stammen en een aantal vreemdelingen.
De Siameezen vormen met eenige andere stam-
men van Achter Indië het volk van Skaï, dat
«it Midden-Azië (van eene plek, waar de Brah-
mapoetra zich westwaarts buigt) naar het
suiden trok, en behooren alzoo tot het Mon-
goolsche ras. De Lao*d komen sterk met hen
overeen. Intusschen is de vermenging met
Indisch, Maleisch en Chineesch blo^ in hun
voorkomen dnideiyk zichtbaar. Zy zyn licht-
bruin van huid, klein, beenig, dik van hoofd,
schraal gespierd wegens het uitsluitend gebruik
van plantaardige voedingsmiddelen, traag we-
gens het warme klimaat, onbeschaafd en
scompzlnnig wegens hunne eeuwenheugende
slavemy. De werkliedenbevolking bestaat er
hoofdzakeiyk uit Chineezen en Maleiers. Ook
in de taal en den godsdienst der Siameezen
openbaart zich de voortdurende vermenging
met de Vóór-Indische en Maleische bevolking.
De taal, oorspronkeiyk eenlettergrepig, maar
door de opneming van het Pftli tweelettergrepig
geworden, heeft veel eigenaardigs en is in
onderscheidene tongvallen verdeeld. Het schrift;,
het Pslli, geiykt op het Oud-Indisch. De klee-
ding der inboorlingen bestaat nit een katoenen
^waad; de voeten biyven ongeschoeid, be-
halve die der bemiddelden, welke sandalen
dragen, deze laatsten voorzien zich tevens van
een zonnescherm, terwyi de overigen zich
vergenoegen met een breedgeranden hoed van
palmbladeren. De houten huizen verheffen zich
in aan overstrooming blootgestelde streken op
palen, doch in de woningen der aanzieniyken
in de stad vindt men Europeesche meubelen.
By hen is ook de veelwyvery algemeen in
zwang. In het maatschappeiyk leven heerscht
er eene groote ongeiykheid. Een derde ge-
deelte des volks sleept het leven voort in de
ellendigste lyfeigenschap, en onder de vryen
genieten de edellieden en de aanzieniykste
ambtenaren eene schier vorsteiyke eer. Eene
Inie ambtenaarsbende zuigt het volk uit en
bezwaart de vrye lieden met schier ondrage-
lyke belastingen. Eigeniyke slaven zyn er de
Ounbod^lanen, Maleiers en Pegoeanen, en
anderen geraakten in lyfeigenschap door ver-
koop of door een reohteriyk vonnis wegens
schulden. De godsdienst is er het Boeddhaïsmus,
hetwelk er uit Vóór Indie werd ingevoerd;
in geen enkel land van Achterindië heeft hy
zoo groeten invloed op het Hof en op de
hooge standen, die in den regel eenigen tyd
in kloosters doorbrachten, alsmede op het volk,
als in Siam. De priesters geven er een zeer
gebrekkig lager onderwys. Er waren vóór 1885
twee Koningen; de tweede genoot wel ko-
nhikiyke eer, maar nam aan de staatszaken
slechts in zoover deel als de eerste goedvond.
De koninkiyke macht is er onbeperkt ; de Ko-
ning is souverein en tevens het hoofd van
den godsdienst Tot aan 1873 wierp men zich
ter aarde als men vóór den Koning verscheen,
thans mag men biyven staan. De staatsin-
komsten vloeien er voort nit de voortbreng-
selen In natnra, hoofdgeld, monopoliën (opium-
pracht enz.) en tollen en beloopen Jaariyks
omstreeks 20 millioen dollars. De rechtsbedee-
ling is er in een trenrigen toestand; een ge-
rechtshof, in 1876 gesticht, zou dien verbeteren,
maar de uitkomst beantwoordt niet aan het
doel. De wetten wegens schuldvorderingen en
de lyfstraffen zyn er zeer gestreng. Het leger
bestaat er nit eene kleine bezoldigde kern en
nit troepen, welke alleen gedurende den dienst-
tyd kost en kleeding erlangen. Deze laatsten
komen slechts by nood onder de wapens. Het
staande leger is er voorzien van vóór- en
achtergelaadgeweren, hellebaarden en pieken ;
ook gebruikt men er olifanten in den oorlog.
De lyfwaoht is op Engelsche wyze gekleed,
en de instructie geschiedde te voren door
Franschen, thans door Pruisen. De vloot be-
staat uit 8 schepen, onder welke zich eenige
stoombooten bevinden. De handel is er byna ge-
heel in handen der Chineezen en de stapelplaats
voor den buitenlandschen handel is Bangkok,
waar omstreeks een half millioen inwoners
gevestigd zyn. In 1876 had er de invoer eene
waarde van ruim 7 en de uitvoer eene van byna
8V3 millioen doUars. Tot de uitvoerartikelen
behooren er ryst, suiker, visch, peper, hout,
huiden, kardamom, sesam, sapanhout, kokosolie,
katoen, ruwe zyde enz., — en tot de invoer^
artikelen geweven stoffen, sieraden, edelge-
steenten, sterke dranken, galanteriefin enz.
In de haven van Bangkok, de hoofdstad des
Ryks (zie bygaande afbeelding), verschenen in
1877 niet minder dan 720 schepen met eene
494
SIAM.
laadnitmte fan 226000 ton, terwgi er niim loo
Teel de haven yerlieten. In 1880 was dat aantal
681 met eene laadrnimtentnbynal95000ton,
terwgi in 1885 407 scbepen met eene laad-
rnimte van 208092 ton er oitaeilden. De koop-
▼aardgvloot bevat er 52 naar Eoropeescb model
In de Jaarboeken van Slam zUn de ondtte
berichten van het Jaar 638 nm Chr. , namelglL
van de invoering; van het Boeddhaltama als
BtaatigodsdlenBt, het begin van de Siameescbe
tgdrekening. De residentie la^ toen aan den
bovenloop van den Menam in L*iio-land, mair
gebonwde schepen, onder welke zich 3 stoom-
booten bevinden. De wegen in het binnenland
z|f n zeer slecht ; met het buitenland is Siam over
Bangkok door een telegraafdraad en doormail-
booten verbonden. Men heeft er zilvergeld
en sedert 1874 ook papier.
werd wegens het voortrokken der uit het
noordwesten komende Birmanen allengB verder
naar het zuiden verplaatst, in 1360 t^
Ajoethia (thans Kroengkaoe, 100 Ked. m
van den mond der Menam). Siam onderhidKi
eene vriendschappeigke betrekking metCbm»
SIAM-8IBERIË.
496
«D betialde aohitttiBg mh dat B)|k, naar wés
▼an de 14de tot de 17de eeuw ia festadigen
oorlog met Binaa (Pegoe), ■omttds ook met
Malakka. In bet bümenlaiid roofde de éene
omweateliog op de andere, en nergene ter
wereld was de troonopvolging looonaekerals
diar. Van 1667 tot 1696 moeet Siam bnigen
onder de beerscbappQ van Birma. Omstreeka
1660 plaataten Portngeeeehe lendelingen liob
aan bet boofd der Lao*f en yoerden deien aan
tegen Cambod^Ms betwelk sedert dien inval
in een staat van kwVning verkeert. In Siam
maakte in 1663 een Griek, Omttamiif» JPkatd'
kom nit Cepbalonia, sieb meester van bet be-
beer onder den titel van «eerrte minister*' en
bracbt er veel goeds tot stand. ZQn voornemen
ecbter, met bnlp van de Jeaitfeten en b0ge-
staan door FiankrQk, bet BegeerendBnis van
den troon te stoeten en zelf Koning te wor-
den, leed sdiipbrenk* T0dens sün bestnnr ont-
ving Koning Lodêw^k XIV een Siameesob
geiantscbap (1684). Fraaiuük aond daarop
in 1686^1688 eene vloot met 600 man lan-
dingtroepen, die sicb van de haven van
Bangkok meester maakten. Weldra eebter moes-
ten iV de troepen de w||k nemen, en J^hMtom
en s0ne medestanders werden vermoord. De
Engeiwben moesten desgelUkB vertrekken, en
alleen de Nederlanders werden gedold. In
1766 werd Siam door den Koning van
Ava verwoest, doob ayn leger in 1769
verdreven door den Chinees Pi^ iak. Deae,
aanvankelQk sleebts een koopman, maakte
licb als gonvemenr der noordeiUke provincie
door syne welwillendheid bemind, beklom den
troon en verhief Bangkok tot residentie, maar
verviel als Koning tot wreedheid en werd
door Bi|n generaal CkMeri vermoord. Laatst-
genoemde nam den ontmimden vorstensetel
in besit en werd de stichter van de thans
regeerende dynastie. Het bestnor van PAmmIm-
komg (1809—1824) was een schrikbewind, en
onder sQn opvolger werd het land door paleUh
omwentelingen geteisterd. Den 8den April 1861
aanvaardde Maka Mai^koêi bet bewind en
regeerde met kracht; s0ne raadslieden waren
Amerikanen. HQ poogde den handel te ver-
levendigen en de lasten des volks te verlichten,
maar kon sOn doel niet berdken. £indel||k
kwamen er handelsverdragen tot stand met
vreemde Mogendheden, nameiük met Engeland
in 1866, met Frankrijk in 1868, met Dnitseb-
land in 1862 en met Oostenrgk in 1868. Den
isten Oetober van laatstgenoemd Jaar beklom de
tegenwoordige Koning, op den leelt||d van vgf-
tien Jaren den troon. HO was opgevoed door eene
Engelscbe vrouw, bcnocht in 1871 CJalontta,
onderscheidt aich door eene ijverige deelneming
aan de staatsaaken, onderhoudt eene welwil-
lende betrekking met de vreemde consuls en
schijnt in staat te wesen, belangrijke hervor-
mingen in te voeren. Siam weigerde sedert 1862
de gebruikeltjke schatting aan China te betalen.
Die sehattUig werd in 1877 door China ge-
eisobt onder bedreiging vao oorlog, maar Siam
bleef by aijne weigering volharden. De tegen-
woordige Koning drMgt den naam van
SomdêUk Pkra Fofomondr Maha Khodalomeorm.
Hy werd geboren den 21sten September 1863
en bekleedt den troon sedert Cctober 1868.
Sibbern (Frederik Christiaan), een Deensch
wijsgeer, geboren den 18den Juli 1786 te
K<^peobaffen, studeerde aldaar in de reohten,
reisde in Doitscfaland en werd in 1813 boog-
leeraar in de wijsbegeerte te Kopenhagen,
waar hy den 16dea December 1872 overieed.
Hy is als boogleeraar en als schryver yverig
werkaaam geweest en heeft tevens als een
gematigd viyainnig staatsman deel genomen
aan de openbare iaken in Denemarken. Zyn
voornaamste geschrift is: «Menneskets aandelige
l^itur og Visen CsHenschen geesteiyke na-
tuur ea weaen, 1812—1828, 2 dln; 3de druk»
1867)**. Voorts leverde hy: „Logikens £le-
menter (1888; 2de druk, 1806)**, — .(Jabrielis
Breve (1826—1826, 2 dln)**, — en„OmPoesie
og Konst (2de druk, 1866)**.
Siberg (Jobannes), van 1801 tot 1804
gouverneur-generaal van Neérlandsch Indië,
was een ervaren handelsman, en oftchoon
eene ryke lading, door hem a^ezonden, in
banden der Engelsehen viel, benoemde Koning
Loéiemh hem tot ridder van de Orde der
Unie. Verdere levensbyaonderbeden van desen
ambtenaar ayn ona onbekend, behalve dat
hy te Batavia in beogen ouderdom overleed»
Siberië (sie de kaart van Noord- en Midden-
Aai« by het artikel .«icitf), alzoo geheeten naar
de oude residentie SiShw op den rechter oever
der Irtyid» niet ver van Tobolsk, is de naam
van een Asiattsch-Bossisch gebied, dat lich
uitstrekt van 60—170^ O.L. van Qreenwich en
van 4»— 70^40' K3. Het is in bet westen door
de Oeralketen van Europeesch Busland ge-
scheiden en grenst in bet suiden aan de Kir-
gisensteppe, in bet oosten aan de seeen van
Behring, Ochotsk en Japan en in het noor-
den aan de Noordeiyke Usxee. Het heeft eene
oppervlakte van 221012 Q geogr. myi en
wordt verdeeld in WestrSiberiö (het stroom-
gebied van de Irtyqj en de Ob) en Coet Siberië
(het stroomgebied van de Jenissei ende Lena»
tevens verreweg het grootste gedeelte), welke
sicb door de gesteldheid en de voortbreng-
selep van den grond aanmerkeiyk van elkan-
der onderscheiden. Het noordeiyke en grootste
gedeelte des lands is in bet westen vlak en
in het oosten met diepe, schilderachtige rivier-
dalen en tafelvormige bergen ter hoogte van
90 Ned. el versierd. Tosschen de gedeelten
van de Iriyiil, de Ob en de Jenissei, die den
middenloop vormen, vindt men uitgebreide
steppen. ToMchen 68*» en 63*» N. B. verheft
zich eene eenvormige hoogvlakte met eene
gemiddelde hoogte van 100 Ned. el en met
moeraarige waterscheidingen. Daarachter ver-
ryst bet noordeiyke randgebergte van de
hoogvlakte van Centraal AziS, welks uiüoo-
pers tot aan aee voortscbryden of zich in de
Toendra verliezen. In bet zuidwesten van
Siberië beeft men den Altaï als grensgebergte
naar de zyde van China en van de Kirgisen-
stem>e. De kern van dit gebergte is gelegen
tuaKhen de Irty^j en de Ob en ishetbrooge-
bied van laatstgenoemde rivier; zy bereikt in
den BJeloechaberg eene hoogte van 3 362 Ned.
el. Verbaaend ryk is dit gebergte met zUne
uitloopers in ertsen; bet geheele gebied van
den Altaï is dan ook het byzonder eigendom
van het Russische Keizerhuis. Eene voortzet-
ting van den Altaï is bet Ss^aansche gebergte^
dat zich in den Hoenkoe Sardlk ter hoogte
van 3490 Ned. el verheft, de grens vormt
naar de zyde van China, doorgang verleent
4M
SIBERIË.
sao de JeniaieT en weinig bekooriOto berg-
paneii heeft IMt gebei^ beslaat met de
ToealriiMkisohe Alpen de mtmte tot aan het*
Baikalmeer. Ten ootten Tan dit Meer beeft
men tot aan de Argoen het Daoeriech of Traaa-
baikalBch gebergte, dat noordwaarts overgaat
in het Witimplateaa. Als eene andere kern
▼errQst op 50^ N. B. de Soebondogro^, noord-
oostwaarts ▼oortsohrOdend in het Jablonnol-
gebergte, dat sich Terrolgens oostwaarts wendt,
langs den breedtecirkel Tan 55° voortloopt en
eerst als Kost- of Snawowoigebergte sga tocht
naar het noord-noordoosten voortiet Voorts
dringt nog nit Hand^H>orge de hooge Chinggaa
door op het stroomgebied van de Amoer, ter-
wtfl het gebergte van Mand^oerye er sich
aan de knst verheft.
Tan de meren des lands kent men tot nn
toe alleen het uitgestrekte Baikalmeer. ter^
wQl TtjéhmamMki in 1875 mededeeltaigen heeft
geïsan omtrent een aantal meren, op het
grondgebied der Chatanga, Anabara, Olenek
«n Wi^oei gelegen. Stroomende wateren heeft
men er in menigte. De rivieren van Siberifi
onderscheiden sich door de eigenschap, dat
coowel de hoofd- als de sVrivieren van hare
monden af over een aaamerkelOken aibtand
1)evaarbaar s^n en dat de landroggen, die
•het éene stroomgebied van het andere schei-
den, eene geringe breedte hebben. Men heeft
alzoo een waterweg van het Oeralgebergte
tot aan de Amoer, ^ en de Ob, de JenlsseV en
het Baikalmeer worden sedert 1848 door
stoombooten bevaren; sQ sSn echter jaarigks
gedurende weinig maanden vrQ van ds. De
'voornaamste rivieren, welke lich naar de
IJssee spoeden, zyn de Ob, de JenisseV en
de Lena. Op eerstgenoemde twee vraa voor
eenigen tQd veler aandacht gevestigd, nadat
4n 1875^1876 de Zweedsche seeman Nar-
demihföld had aangeweaen, dat de seeweg
over Nova Zembia in den aomer vr)| van )|s
en voor koopvaardQschepen bruikbaar is.
Later (September 1879) is trouwens gebleken,
dat men onder gunstige omstandigheden daar-
langs Japan bereiken kan. Die beide rivieren,
in elkanders nabyheid sich uitstortend in de
Karasee, dringende diep in Centraal*Asi6
door en hebben te samen een stroomge-
bied van bOna 104000 Q «oogr. mt|l, — een
Tuim veld voor de handelsondernemingen
der Bussen. De genoemde drie stroomen heb-
ben talrQke en aanxienliike iVrivieren, en
lussohen de hoofdrivieren liggen de monden
van andere, die wel is waar geene kustrivie-
ren, maar toch van minder belang ign, om-
dat zy door de Toendra*s kronkelen en ieder
Jaar slechts weinige weken vrg van Qs s|fn.
eiertoe behooren de Piasina, de Chatanga,
de Anabara en de Olenek ten westen, en de
Jana, de Indigirka, de Alas^a, de Kolyma
en de T^aoen ten oosten van de Lena.
Onderscheidene rivieren begeven lich voorts
naar den Groeten Oceaan, sooals de Anadyr
en de Kamtitfatka naar de Behringsee en de
Amoer naar de Zee van Ochotsk. — Hetkli-
maat is er ongunstig en in het noorden van
Siberië weinig bevorderlijk voor plantengroei
-en kolonisatie. In lang verleden tQd echter
was het ook dAar veel sachter, looals bigkt
Jüït de fossiele overbigitolen van den mam-
,mouth, terwijl thans de koude nergens elders
aoo fM is. De A siatisebe kondepool met eene
gemiddelde jaarlgksche warmte Tma — 12*^C.
ligt in Oostaiberie, strekt sioh uit van den
mond der Anabara tot dien der lodigUa en
bereikt nagenoeg Jakoetsk ( — 10,0 1?.). Inden
winter daalt er de tbermomeCer tot — 41'*0.
en klimt in den aomer tot -f- IT^CHetvrieU
er bgkans eiken naoht en de groad ontdooit
er alleen san de oppervlakte. In West-SlberiS
bedraagt te Tolstonosowsk amn de Jenisssr
(70'' K. B.) de gemiddelde JmArVkneiie wamrte
~ lO,."" C, teToeroechaask(66'' N.B.) — 5,^0,
in Ocnotsk — 5® C. en in de hsven van Nfto-
liyewsk ^VC'- Veel gunstiger in daarentegen
het klinumt in Znid-Siberi6, in de strook langt
de noordeltJke nitloopers van het saJdel|ke
grensgebergte, in „Rnssiseh- Siberië**. Hier be-
vindt men sich niet meer in bet sneeuw- en
tJsgewest, hoewel ook hier de wintem gestreng
s|Jn. Deae beginnen met den aanvang van No-
vember en bedekken het land met een maalel
van sneeuw, soodat sledevaarten, die tot
aan het einde van Maart voortduren, er het
algemeene middel van gemeensoliap sfn. D$
koudste maanden sQn er December en Januari;
dan daalt de thermometer wel eens tot — 68° C.
In Maart begint de dooi in te vallen, teges
het einde van April ontbotten de berken es
in het midden van Mei staan alle boomen is
blad. De lente en de herftt s0n er gewoonifk
regenachtig, maar gedurende den droges,
warmen lomer en in den winter heeft nas
er doorgaans een helderen hemel. Zeer saai ii
er in April en Mei de wisseling vantempait-
tuur; op eene koude van 10^ C. volgt wel mm
aanstonds eene warmte van 20^ C.
WU seiden reeds, dat men weenoverrioed
van ertsen aantreft. Men delft goud In M
Oeralgebergte, en nog veel belangrijker s|s
de goudwasscherQen langs geheel „Busslseb-
Siberië**. De geheele goudopbrengst In 1871
was 2400 pnd (leder van 10 Ned. pond), es
in 1878 leverden alleen de wasscherQen vsa
Oost-Siberië 1889 pud, waarmede sich 26560
menschen besig hielden. Die goudrijkdom heelt
echter niet medegewerkt tot bevordering der
beschaving, daar schraapsuchtige ondernemen
er de noodïge handen aan den landbouw ont-
trokken en velen tot eene ruwe levenswfi
verlokten. Voorts heeft men er silver-, tt^'i
koper-, sont- en steenkolenmijnen, aköiede
graphietgroeven. Ivoor of manmonthstasdes
vindt men er alleen ver in het noorden. Met
betrekking tot het plantenr|Jk onderscheMt
men er het gebied der Arctische, derSteppes-i
der Siberisch-Europeesche en der Chineeseh-
Jiq;»ansche planten. Het vent naar hetnoo^
den strekt de Siberische larix sich uit, en op
72'' N. B. neemt de boomgroei een einde. Os-
aünenbare wouden van uitmuntend timmerboot
bedekken de steppen en de suid^ke berges.
Voor *t overige vindt men diep in het no^
den slechts mos, een schraal voedsel voor de
rendieren. Dan velgen voortreffelijke weiden.
De voornaamste letel van den landbonw,
Etoh tot b^" N. B. uitstrekkend, is langs des
zoom der rivieren aan den voet van betge-
bergte. De ongemeen vruchtbare sBbgros^i
levert er londer bewerking 6 tot 8 jasr ew
rijken oogst, vooral van tarwe en rogge, vooro
van gierst en boekweit, terwjl er g«n* ^
haver tot de zeldsaamheden behooren. V^les^
SIBERIË.
497
boomen i||n er niet bestand tegen de felle
konde, docb de steppen leveren een oTervioed
Tan smakeltlke bessen. Ook de veeteelt is er
Tan Teel belang, en tot de wilde dieren be-
hooren er de eland, het hert, het rendier,
de geit, de beer, de wolf. de witte en blanwe
TOS, de hermeiyn en andere pelsdragers, ter-
wQl de rlTieren er voorzien ^n Tan eene Ter-
baiende hooTeelheid Tisch.
De bevolking wordt geschat op 4098535
melen; slechts kleine gedeelten in het zniden
hebben eene Trit dichte, meerendeels Bossische
boTolking. De oppervlakte, door inboorlingen
bewoond, telt slechts 4 personen op iedere Q
geogr. myi. Men heeft er 2 800000 Rossen
met hnnne nakomelingen, de Siberiërs, —
14000 Finnen (Sojoten, Wogoelen), — 40000
Samojeden en Ostiaken, — Va miilioen Mon-
golen (Boraeten, Ealmakken en Chineezen), —
en V4de miilioen Torken of Tartaren (Jakoeten,
Tartaren, Kirgisen, Joekagiren, Koijaken,
Kamt^jatdalen en T^oekti^en). De Turken in
West-Siberië en de Mongoolsche inboorlingen
in Oost-Siberië zi|n alleen vatbaar voor ont-
wikkeling. Onder genoemde volken vindt men
alle trappen van beschaving, nameiyk Jagers
(de Toengoezen), visachers (de Osüaken), step-
pennomaden (de Kirgisen) en landbouwers.
Deze laatsten z|}n voor de toekomst van Siberië
van het meeste belang; sV zlJn meerendeels
derwaarts verhuisde Russen. Z|) werden ach-
tervolgd door veroordeelden of ballingen, die
over de dorpen z0n verspreid of in strafkolo-
niën b||eengevoegd. In den laatsten t0d wer-
den jaarlijks gemiddeld 13000 personen, onder
welke 2500 kinderen, die hunne ouders verge-
zelden, naar Siberië verwezen. Ook thiuis
brengen de woelingen der Nihilisten duizen-
den derwaarts, hoewel men na het Terkrygen
Tan Sachalin (1874) dit eiland tot verban-
ningsplaats bestemde. De veroordeelden worden
echter in Siberië in het algemeen met in-
Bchikkelltkheid behandeld, en velen van hen
Terwerven voldoende geldmiddelen. Intusschen
zQn er de ballingen uit de laagste volksklasse,
die als bedelaiurs overal aankloppen, eene
ware plaag. De welgestelde inwoner is er de
Siberiër (Siberiake), t>ehoorende tot eene nati-
onaliteit, uit Russische landverhuizers en ver-
oordeelden en inlandsche vrouwen ontstaan
en in uitwendig voorkomen sterk op de Rus-
sen gei0kend. HjJ spreekt de Russische taal
met den Permschen tongval. Deze Siberiërs
bestempelen de Russen met den naam van
„Rualanders" en zien met minachting op hen
neder. Zy ztjn eenvoudig in levenswys, stand-
vastig, sluw, twistziek, maar tevens gastvry.
Lyfeigenschap is er onbekend, maar het
groote gebrek is er eene onbegrensde zelfzucht
en alzoo gemis van menschlievendheid, ter-
wyi er velen verslaafd zfin aan den sterken
drank. Van de Siberiërs houden ^/loden zich
bezig met den landbouw. De landbouwer heeft
er geen grondbezit; al het land behoort aan
de Kroon. Deze stelt het ter beschikking van
de gemeente, welke het jaarigks na den
oogst verdeelt. Om een huis te bouwen, moet
men in dorpen en steden den grond Tan de
Kroon of Tan de gemeente pachten, en de
bezitter is gehouden, het huis na ontvangen
beTcl weder af te breken. De kooplieden en
nOTerheidsondememers z]}n er zeer l>ehendïg
in hun bedryf, en hunne zonen worden Tcelal
ambtenaren. De Siberiër is minder geschikt
Toor eenig handwerk. Aan de grenzen Tindt
men overal Kozakkengemeenten, waar de in-,
woners desgelijks het land verdeelen; in
plaats van hoofdgeld te betalen, treden zjj in
militairen dienst. De lagere ambten zQn er aan
Siberiërs toevertrouwd, maar de aanzienlflke
waardigheden aan Russen. Daglooners vindt
men overal bjj de inboorlingen, en de eigenlQke
Nomaden worden meer en meer verdrongen.
De huizen hebben er een bevallig voorkomen
en z0n van binnen zindelUk; alleen op die
plaatsen evenwel, waar de nijverheid zich
ontwikkelt, zQn de armoedige hutten door
flinke huizen vervangen. De fendvolking bestaat
nit ruim 3 miilioen Christenen, byna allen tot
de Grieksch-Orthodoze Kerk behoorend, 68900
Mohammedanen en 284000 Boeddhaïsten.
Siberië is verdeeld in de beide generale
gouvernementen WestSiberië (2416286 inwo-
ners) met de gouvernementen Tomsk en Tobolsk,
en Oost-Siberië (1675619 inwoners) met de
gouvernementen Jenisseïsk en Irkoetsk en de
gewesten Jakoetslc, Trans-Baikal, het Amoer-
en het Kustgebied. In de gewesten is de macht
der ambtenaren grooter dan in de gouverne-
menten. De verbeterde rechtsl>edeeling van 1864
is tot nu toe alleen op West Siberië toegepast;
inmiddels zoekt men de meest ergerlijke mis-
bruiken overal uit den weg te ruimen. De
verordening op de Russische steden van 1870
is ingevoerd in Tobolsk, Tomsk, Krasncjark
en Irkoetsk. Het onderwQs is er in een eUen-
digen toestand, maar het volk streeft naar
ontwikkeling en men verwacht verl>etering
door het in 1875 ingevoerde schooltoezicht. Er
zyn 6 gymnasia, 3 progjmnasia, eene reaal-
school, 4 kweekscholen van onderwyzers en
12 hoogere burgerscholen voor meisjes; ook
bestaat sedert 1875 het voornemen, te Tomsk
eene universiteit te stichten. Zoowel In Oost-
als in Wea^Siberië verschynen 3 of 4 Russi-
sche dagbladen. In het zuiden van Siberië is
een groote postweg aangelegd, en het plan
bestaat om den Oeralspoorweg van Tjoemen
over Omsk naar Semipalatinsk voort te zetten.
De Keizeriyke post bereikt er alle gami-
zoensplaatsen, maar de meest afgelegene slechts
eenmaal in het Jaar. De telegraafdraad is se-
dert 1871 over de geheele lengte van Sil>erië
gespannen, tot Peking verlengd en door een
onderzeeschen kabel met Japan verbonden. Van
den handel met Europa zyn geene cyfers be-
kend, en de transitohandel tusschen China
en Europa heeft sedert het openen der Chinee-
sche havens voor Enropeesche zeeschepen en
sedert de opheffing van het monopolie te
Ejachta veel geleden.
Voor de veiligheid wordt er gezorgd door
eene reeks van Kozaickenposten langs de gren-
zen en door kleine garnizoenen in de voor-
naamste plaatsen van het binnenland. De
forten zyn er doorgaans met oude, onbrnik-
l>are kanonnen gewapend. Nergens vindt men
er een tuighuis voor artillerie of eene wapen-
of bnskruitfabriek. In sommige gouvernemen-
ten heerscht sedert 1874 de algemeene dienst-
plicht, en de officieren ontvangen hunne oplei-
ding op de militaire school te Omsk. Voorts
is er het land het yverigst onderzocht door
Duitsche geleerden.
498
SIBERIË-SICAMBREN.
In ouden tyd was Siberf6 de wOkpUats
der uit Centraal- Azië yerdrevene volken. Ten
behoeve van den pelshandel verkregen koop-
lieden nit de Rassiache flimilie Strogcmaw een
oitgebreid gebied in leen aan beide ztlden
van het Oeralgebergte en zorgden, dat de Siberi-
sche Vorst Jediger onderworpen bleef aan den
Czaar, om zich alzoo te beveiligen tegen de
mishandelingen, waaraan zt) bQ den pelshandel
waren blootgesteld. Yereenigd met Jermdky
den aanvoerder der Kozakken, overwonnen
z|) KoeUfoem, den opvolger van Jediger in het
Grenskhanaat; in 1579 trok Jermdk met eene
kleine bende over den Oeral, doch leed in
1584 de nederlaag, waarna z0ne hoofdstad
Isker ingenomen werd. In 1590 werdTobolsk
de hoofdstad der nieuwe provincie en in 1600
vielen de Russische Kozakken In Oost*Sibe<
rië en deden er de steden Toerinsk, Tomsk,
Koenetsk en JenisseUsk verrüzen. In 1620
waren de Russen tot aan de Wiloeirivier
doorgedrongen en in 1626 werd Krasnojark
gesticht. In 1627 vertoonden zQ zich aan de
Angara, in 1628 aan de Lena; in 1632 werd
Jakoetsk gebouwd en in 1688 bereikten zy
Kiuntidatka. Langzamerhand rukten de Russen
voorwaarts in het meer bevolkte, bergachtige
zuiden, kwamen in 1646 aan de oevers van
het Baikalmeer, waarna in 1652 Irkoetsk,
in 1656 Nert^jinsk gesticht en in 1699 geheel
Kamt^atka veroverd werd. In 1708 kwam er
een Siberisch gouvernement tot stand met
Tobolsk als hoofdstad; in 1816 werd er een
gouverneur-generaal benoemd en in 1822
verdeelde men geheel het land in Oos^ en
West-Siberië. De bezetting der belangrQke
Amoerprovincie en de uitbreiding der kust-
provincie met Russisch Mand^oerye namen in
1852 een aanvang en werden bevestigd door
het verdrag van Aigoen (28 Mei 1858) met
China en door het tractaat van 14 November
1860. Rusland is daardoor de nabuur van
Korea geworden en krUgt vandaar vele land-
verhuizers, terwfll Noord China voor het RQk
van den Czaar geopend is. Ook verkreeg
Rusland in 1875 het eiland Sachalin in ruil
tegen de Koerilen. Tot de Jongste weten-
schappeiyke reizen naar Siberië behooren
de LenaOlenekexpeditie van lyekanowski
in 1875 en de expeditie naar WestSiberië
van Srehmj Fiuteh en Graaf Waldbur^ Zeil
in 1876.
Sibiriakow (Alexander), de milde bevor-
deraar der noordpooltochten , werd geboren
in Siberië en studeerde te Zürich in de
chemische technologie. ZQne pogingen, om in
Siberië technische fiibrieken te stichten, leden
schipbreuk en hQ vestigde daarna zfjne aan-
dacht op den aanleg van kanalen en op hydro-
graphische onderzoekingen. Toen hQ in 1875
bericht ontving van Hen door Nordênsh'öld ont-
werpen tocht naar de lenisseY, stelde h|) langs
den seindraad 25000 roebels ter zQuer beschik-
king en ook de latere ondernemingen van dien
reiziger bevorderde hü door geldel^ke onder-
steuning. In den zomer van 1880 volbracht
hj) zelf uit Malmë op eene door hem gebouwde
en uitgeruste stoomboot eene zeereis naar de
Noordeigke Uszee. Het schip moest echter in
de Gyldabaai tusschen de Ob en de JenisseY
eene wQkplaats zoeken. HQ stoomde vervol-
gens de JenisseY op en eene expeditie met sle-
den, door zQu broeder uitgeruBt, bracht hem ia
Januari 1881 naar Tobolsk.
Sibonr (Marie Dominique Anguste), auto-
bisschop van ParQs, geboren den 4den April
1792 te St Paul Trois Chateanx (Di6me).
studeerde te Avignon in de theologie en wero
in 1817 oppervicaris bQ de buitenlandidie
zendelingsgestichten en in 1819 domheer te
Font St Esprit, waar hQ zich vooral op het
kerkeigk recht toelegde. In 1888 werd hfl riet-
ris generaal te Nlmes, in 1889 bisschop nn
Digne en in 1848 naar den wensdi der repu-
blikeinsche partt) aartsMssohop van Ffti1|&
Den SOsten Januari 1853 ,voltrok htj het hu-
weigk van Keizer NapoUom III en werd den
8den Januari 1867 door de wraakzuchtige liand
van den geëxcommuniceerden priester V$rget
in de kerk St Etienne du Mont te ParSs
vermoord. HQ schreef: „Institutions diooéni-
nes (1845)" en „Mandement» (1851 -1862)^
Sibyllen (SibjUae) noemde men in de
dagen der Oudheid vrouwen, die men door de
Goden met den geest der voorspelling beiield
waande. Omtrent haar aantal, hare namen eo
haar vaderland bestaat verschil van meening.
Het vroegst worden zQ vermeld in Klein- Axië,
in de omstreken van het Idagebergte, in bet
Ionische Erythrae, waar zich de vermasrde
sibylle MeropkUe bevond, — voorts op Sasuz,
te Delphi, alsmede te Cuma en te Tibnr in
Italië. Steeds worden zQ voorgesteld il>
maagden, in eenzame holen en grotten of
aan bronnen gehuisvest en van den geeit na
ApoUo doortinteld ; z0 voorspelden in een
staat van geestvervoering de toekonut en
waren zeer in aanzien bg het volk. Z^ werden
priesteressen, lievelingen, zusters of doditen
van ApoUo geheeten. In Griekenland verkon-
digden z0 bare voorspellingen vooral op die
phiatsen, waar zich een orakel der Oodheü
bevond. Daar de sibyllen naar den geest net
elkander vermaagschapt waren, werden 4
met elkander verwisseld. Yan de Sibylle nn
Cumae, ook Amalthea genaamd, zffn rolge^
de legende de „Sibylignsche boeken** afkomitiff,
door TarquUnms Superbuë voor veel geld ge-
kocht ; ztl werden enkel op bevel van den
Senaat door daartoe bestemde priesters in ge-
wichtige omstandigheden geraadpleegd. In dea
oorlog tegen de Galliërs werden deze boeken
echter eene prooi der vlammen. Ook vindt men
eene Chaldeeuwschlsraelietische Sibylle ?e^
meld, Sabba of Sambetke geheeten. De thans nog
bestaande 12 boeken met Sibyimnseheorak^
zgn vermoedelUk afkomstig uit de 2de o(9^
eeuw onzer jaartelling.
Sioambren of ShambriSrs is de naamnn
éen der machtigste Gtormaansche volksstamma^
Zö worden het eerst genoemd door CaêtaTi o»
in 55 vóór Chr. vruchteloos tegen hen»
velde trok. Zg woonden dicht bt) de BTV
volgens anderen aan de oevers van de Boer.
Met de Usipeten en de Tencteren ondernanjj
zQ in 16 vóór Chr. een tocht aan de over^^*
van de RUn en brachten den EomeinsM»!
stadhouder LoUims eene nederlaag toe. W
of v(|f jaar later trok Dnuw door hnn aafl
zonder hen tot onderwerping te hrengj»-
Daarentegen werden zQ in het jaar 8jw
Chr. door Tiberiui overwonnen en ten g«t**J
van 40000 naar Gallië verdreven. Br waiw
echter nog velen achtergebleven, die eenigw»
SICAHBBEN— SICILIË.
499
tyd onder den naam van Manen tnischen de
Boyen-Eems en Boven-Lippe vertoefd hebben,
dooh in rustiger tyd naar hun vaderland z0n
temggekeerd.
Sioard (Roche Ambroise Lncnrron), de waar-
dige opvolger van den beroemden abt dê VJBpée^
wtidde al zgne krachten aan de opvoedingen
het onderricht van doofMommen. HQ werd ge-
boren te Fonsseret b0 Toolonse, studeerde
in laatstgenoemde stad, werd kanunnik te
Bordeaux en vervolgens lid van de Académie
aldaar. HQ stichtte er met uitstekend gevolg
eene school voor doofttommen en werd na
het overlQden van de VJSpêe (1789) directeur
van het doofetommeninstituut te FarQs. Hoe-
wel hy gedurende de Omwenteling in de ge-
vangenis geworpen en ter dood veroordeeld
werd, waaraan de horologiemaker Ifonno^ hem
ontrvJcte, ofiiohoon hy later naar Guyana geban-
nen werd en zich hieraan slechts door eene
tydige vlucht onttrok, keerde hy na den 18den
Bmmaire naar Parys terug, om er zyne taak
weder op te vatten. Hy overleed den lOden Mei
1822 in nagenoeg 80-Jarigen ouderdom. Hy was
lid van het Instituut en schreef o. a.: „Mémoire
sur Tart dinstruire les sourds-muets de nais-
sance (1789)", — „Catéchisme et instruction
chrétienne des sourds-muets (1796)**, ~ „Cours
d'instruction d'un sourd-muet de naissance
pour servir k Téducation des sourds-muets
(1800 en 1808)**, — en „Theorie des signes
pour rinstruction des sourds-muets (1808,
2 dln)**.
Siooatief , van het Latynsche woord no-
oom (drogen), noemt men eene stof, die
het opdrogen van olieverf bespoedigt. Men
verkrygt een meniesiccatief, wanneer men
4 deden gekookte lynolie, 4 doelen menie en
4 deelen amber onder voortdurend omroeren
laat koken, totdat er eene bry-achtige massa
ontstaat, die eerst met 5 deelen heete eu
daarna met 4 deelen koude terpentynolie ver-
dund wordt Het heldere vernis wordt na
verloop van eenige dagen afgegoten van het
beainksel. Voor zinkwitverven kookt men
100 deelen lynolie met 5 deelen bruinsteen-
poeder, dat in een linnen zak wordt genaaid,
dien men in den ketel ophangt Men laat dit
tweemaal 10 of 12 uren koken, en men kan
hetzelfde bruinsteenpoeder meermalen gebrui-
ken. Ook mangaansouten, vooral boorzunr
mangaan, worden als siccatief gebezigd. Men
wryft 46-40 Ned. wich^es daarvan met 1
Ned. pond belegen gekookte lynolie, voegt er
nog 19 Ned. pond lynolie by en verwarmt
het gedurende 15 minuten byna tot kookhitte,
waarby het mangaanzout oplost
Siohem, eene zeer oude stad in Samaria,
tussohen de bergen Ebal en Gerizim gelegen,
was de begraafi>laats van Jouf^ w^ door
Jotma tot Levietenstad bestemd, viel later
aan het Byk Israël ten deel en was eenigen
tyd de residentie van Jêrobêom, Na de Baby-
lonische ballingschap werd zy de zetel van den
Samaritaanschen godsdienst Jokamnêê Syrcanu*
veroverde haar en verwoestte den tempel op
den berg Gerizim. Later werd zy eene Bo-
meinsche kolonie en heette Flama NeapoUt,
en thans draagt zy den naam van Nahtdut,
Sioiliaansohe Vesper, zie SieUiS.
Sicilië, het grootste eiland in de Mid-
laadsche Zee, zoowel door natuurschoon als
xm.
door historische herinneringen merkwaardig,
ligt tussohen 12°19^ en 15''42 O, L. van
Greenwich en tussohen 86''34' en 88^14' N. B. ;
het heeft de gedaante van een driehoek en
met de nabygelegene kleine eilanden eene
oppervlakte van 632 Q geogr. myi, terwyi
het 8061101 Inwoners telt (1884). De noord-
kust wordt door de Tyrheensche, de oost-
kust door de Ionische en de zuidkust door de
Middellandsche Zee bespeeld. De Straat van
Messina, op de smalste plaats slechts 5 Ned.
myi breed, scheidt het eiland van het vaste
land van Italië. De westpunt is Kaap Boco,
120 Ned. myi van Afrika verwyderd, — de
zuidoostpunt Kaap Passaro, — en de noord-
oostpunt Kaap^ Peloro. Het eiland is bergachtig.
Over het noordoosteiyk gedeelte strekt een
bergrug met diepe dalkloven zich uit, name-
lyk de Monti Peloriani of Dinamari, tot eene
hoogte van 1180 Ned. el verryzend, gedeel-
teiyk met een prachtigen plantengroei bedekt,
gedeelteiyk woest en kaaL Die bergrug is
eene voortzetting van het Calabrisch gebergte
en bestaat uit gneis en glimmerlei met massa*s
en gangen van graniet, leisteen en grauwak,
die naar het westen en op de toppen met
zandsteen zyn bedekt Aan de noordkust heeft
de zandsteen de overhand en klimt er tot
eene hoogte van 1260 Ned. el, allengs naar
het zuidwesten afdaleAd. Deze noordeiyke
hoogte wordt naar den berg Madonla (1926
Ned. el hoog) genoemd. In het westeiyk ge-
deelte verryzen tussohen Termini en Girgenti
de Pizzo di Cammarata (1676 Ned. el hoog),
by Palermo de Monte Pellegrino en de Monte
Cuccio, by Trapani de krytberg Monte Giu-
liano. Eene jongere tertiaire vorming met veel
schelpen strekt als schelpenbrecoië, leem en
kalksteen van de kust zich uit in het binnen-
land en verheft zich tot eene hoogte van 960
Ned. el. Tussohen Syracuse en Catanea. als-
mede by de zuideiyke spits van het eiland
wisselen basalt en basalttuf af met kalksteen
en tertiaire vormingen. Hier zyn de Monte
San Yenere (760 Ned. el hoog) en de Monte
Laura de hoogste punten. Eindeiyk vormt er
de Etna (zie aldaar) een afsonderiyk gebergte.
Ten zuiden en zuidwesten van dezen strekt,
van de Simeto doorkronkeld, de Piannra di
Catanea zich uit, de grootste vlakte van het
eiUmd en een ongemeen vruchtbaar graanland
ter breedte van 11 en ter lengte van 80 Ned.
myL Niet ver van Girgenti heeft men den
siykvulkaan Blaccalnba, een heuvel ter hoogte
van omstreeks 96 Ned. el, en nog een anderen
in dezelfde streek by den Monte Bifitra. Het
verschynen en verdv^en van het eiland Fer-
dinandea is er een biyk van de voortdurende
vulkanische werkzaamheid onder den bodem.
Er zyn vele rivieren, maar geene van deze
is bevaarbaar; de meeste verdrogen in
den zomer, hoewel zy in het vooijaar wel
eens plotseiyk kUmmen en groote verwoestin-
gen aanrichten. De Simeto (Giaretta) stroomt
oostwaarts , en de Salso (Himera) stort met
twee monden by Licata zich uit in zee. De
overige, zooals de Alcantara, Anapo, Abisso,
Platani, Belici, Termini, Fiume Grande en
Pollina, hebben een korten loop en leveren
gedurende het grootste gedeelte des jaars zeer
weinig water. Groote meren zoekt men er te
vergeefs en onder de kleine meren is dat
82*
500
SICILIË.
van Palio by PAlagonia als yulkanisch yer-
Bchtjnael ceer merkwaardigr. Het klimaat ia
er zonnig en de lacht gezond, voor zoover
deze niet door ▼nlkanische dampen en nitwa-
semingen van moerassen verontreinigd wordt
De zomerhitte, die by het waaien van den
sirocco wel eens tot 86'' C. klimt, wordt er
door de zeewinden getemperd. Hevige hagel-
boien komen er dikwyis voor. De gemiddelde
warmtegraad te Palermo is + 17,5^ C, ter-
wt|l de thermometer en nagenoeg nooit tot het
▼riespant daalt. Er valt zelden regen, en
wegens den helderen hemel zonden dezonne-
stnden er de velden verschroeien, zoo deze
niet des nachts door een overvloedigen dauw
werden verkwikt. De tafereelen van een weligen
plantengroei wisselen er intosschen af met
die van woestheid, barre rotsdalen met beval-
lige hoogten, eenzame, nanwe kloven met
mime vlakten, gerolde steenen met een vetten,
vmchtbaren grond. B0kans overal ontwaart
men bosschen van ora^e- en granaatboomen,
van palmen, oleanders en myrten, van kurk-
eiken, 8t Jansbroodboomen, manna-esschen,
pistaciën, olQf- en amandelboomen enz. Toorts
heeft men in de laatste eeuwen onderscheidene
gewassen derwaarts overgebracht, zooals de
opuntia (Indische vyg), wier vruchten op het
land gedurende 4 maanden een groot gedeelte
der voedingsmiddelen uitmaken, de agave, de
banaan (inzonderheid aan den voet van den
£tna), de dwergpalm, wier vruchten genuttigd
worden, terwyi de plant zelve met hm
bladeren en vezels tot de vervaajrdiging van
▼elerlei voorwopen dient, den mastixboom
enz. Tot de merkwaardige insecten behooren
er de zydewormen, de Spaansche vliegen en
de byen. — Vooral bezit Sicilië een groeten
rykdom van antieke kunstgewrochten. De
Qrieksche kunst is er door onderscheidene
Dorische tempels uM al de merkwaardige tyd-
perken der Helleensche architectuur vertegen-
woordigd, en deze zyn met het daarmede
verbondene beeldhouwwerk hoogst belangryk
voor de ontwikkelingsgeschiedenis der Griek-
sche [kunst Ook heeft men er talryke en by-
zonder fraaie Grieksche munten gevonden. In
de gewrochten der middeneeuwsche kunst
ontwaart men er den styi der Noormannen,
terwyi uit den tyd der Byzantynen en Sara-
ceenen niet veel is overgebleven ; slechts hier
en daar komt op eigenaardige wyze het Ara-
bisch element aan den dag. Merkwaardig zyn
er voorts de kosteiyke beeldhouwwerken aan
de kapiteelen der middeneeuwsche klooster-
hoven, alsmede het mozaïek uit dien tyd, het
houtsnywerk uit de renaissanceperiode , be-
nevens de degeiyke beeldhouwwerken van
Chffinif en eindeiyk de schilderstukken van
AntonéUo da Messma^ Vicemgo AimemolOf Fieiro
JSovéUi en de school van Mesnna. De heden-
daagsche Sieiliaansche taal schynt uit de oud-
Siculische gesproten te zyn. Deoud-Italiaansche
tongval is er vooral door de taal der Romeinen
gew^zigd. Toorts vindt men daarin sporen van
Arabisch en van de taal van andere verove-
raars. Ten tyde der Noormannen en aan het
Hof van Frederik II was het gewone Sicili-
aansch de taal der poëzy. Voort 't overige
heeft elke stad op Sicilië haar eigenaarcUg
dialect Te Piano dei Greci en Contessa
byv. wordt zelfo Grieksch gesproken. In som-
mige koloniën der Lomliarden besigen om-
streeks 40000 menschen de Lombardysehe
taal en in de Albaansche volkpUntingeB is
het Albaansch in gebruik. Sigeoaardig is op
Sicilië de gloed der talryke volkBliederen. De
tekst van deze is hoofdsakeltik door monde-
lyke overlevering bezwaard gebleven; de
afwisselende melodie is meestal klagend met
roerende moltonen. LêOHordo Viffo heeft daar-
van eene verzameling („Canti popolari**) in bet
licht gegeven. Het karakter van den Siciltun
is levendig en bewegeiyk; by kan zich ge-
makkeiyk voegen in versobillende omstandig-
heden des levens, doch is doortinteld vaad«i
gloed van liefde en haat, van trotschheid ea
gevoel van eigenwaarde, terwtfl htf zich on-
derscheidt door geestigheid en ^nheid vaa
gevoel en door een onnavolgbaar gebarenq»eL
Kunsten en wetenschappen vQn er aan t
kwynen geraakt, en onder het Juk dw vreemde
heerschappy werd de nationale zin voor het
groote, verhevene en schoone vernietigd. Tot
verbetering van het volksonderwtls is et sedert
1860 veel gedaan. Tegenwoordig heeft men
er op 100 inwoners 2 schoolgaande kinderen
en voor ieder 1400 tal kinderen éene schooL
Vooral te Palermo heeft men voor het onder-
wys zoeken te zorgen. Het booger onderwS^
in 8 lycea, 32 gymnasia en 23 techniiebe
scholen ii er zeer goed, en men heeft univer-
siteiten te Palermo, Catanea en Me83ina;deie
laatste echter telden in 1875 slechts 625
studenten tegen 1200 in 1860. Men heeftop
Sicilië 28openbareboekeryen met 336000 deèteA
en talryk zyn er voorts de instellingen vso
weldadigheid; men telt er ruim 2 900 met eene
Jaariyksche inkomst van 2 millioen lire. D«
openbare veiligheid laat er voorts veel te wen-
schen over. Er bestaat zel& een geheim verbond
tot het plegen van misdaden en beschermen na
misdadigers, de Mafia, die leden telt in alle
standen. De ryke voegt er zich by om s8n
persoon en zyne goederen te beveiligen, ^
kleine burger uit vrees voor wraak g( nit
geldzucht , en de proletariër uit haat tegen
de bezitters. In 1876 eischte de Begeering eene
buitengewone bevoegdheid om de orde op b^
eiland te handhaven, doch dit is tot nu toe
nog niet volkomen gelukt. Het grondbezit is
er zeer ongeiyk verdeeld. Alleen in den om-
trek der steden vindt men kleine bezittinges,
die by vererving vaak in zeer kleine deelQtf
worden gesplitst Voor t overige bestaat bet
land uit groote goederen, voormafige m^joraten.
Ook by den geleideiyken verkoop van kerko-
lyke goederen in den Jongsten tyd aan onge-
veer 20000 koopers (in perceelen vanlONoo.
bunder) deden speculanten goede zaken, t^'
wyi de groote grondbezitters er gebruik v»n
maakten tot afironding van hunne eigendommoB.
De eigenaars dier groote goederen, nameI|[K
de adel, die op Sicilië 120 prinsen, 82 hertogen,
124 markiezen, 28 graven en 366 baronnen
telt, zyn meestal gevestigd in de steden, ^
het bewerken van den grond wordt aan set-
boeren of pachters overgelaten, die op honne
beurt gedeelten aan anderen verhuren. Dasroj
is er de opbrengst van den bodem betrekkelO»
gering. Sicilië, de aloude graanflchoor vtf
Rome, voert thans minder uit dan in de mw'
deneeuwen of in de dagen der Oodheio, j»»
het heeft wel eens behoefte aan Inroer nu
SICILIË.
501
koren. Het voornaamste Yoortbrengsel is er
tarwe; daarenboven verbouwt men er gent
en penlvmchten. Men verkrUgt ereenegroote
hoeveelheid w])n (op ongeveer 160000 Ned.
bunders 2 miUioen Ned. vaten), maar bQ wordt
niet met voldoende zorg behandeld. De beste
wtinen van Sicilië lyn die van Milazzo en
Meesina (donkerroode soorten), van denEtna,
van MascaU (beste roode wQn), van Terraforte
(seer krachtig), van Catanea en Bosco (uit-
muntende tafelwyn), van Syracuse (dessert-
wijn), van Termini, Corleone, Girgenti en
Marttüa. Dese laatste soort wordt wel is
waar met brandewijn versneden, maar heeft
toch tot den uitvoer van wfjn aldaar het meest
bOgednigen. Ook rozjjnen vormen er een be-
langrtlk handelsartikel; 20 worden vooral
versonden uit Falermo en Messina. Het aan-
kweeken van oigfboomen is Qr wOders eene
belangrQke bron van welvaart. Zfl bedekken
60000 Ned. bunders en groeien het.weligst
aan de bergglooiingen der noordkust De oogst
levert er Jaarljjks omstreeks 150000 tonnen,
van welke V»de wordt uitgevoerd. Op het ge-
heele eiland worden suidelOke vruchten ver-
bouwd; alleen uit Messina en Palermo worden
jaariyks meer dan 800000 daarmede gevulde
kisten verzonden. Deze vruchten worden
uitgezocht en met groote zorgvuldigheid inge-
pakt, terwj)l de overige dienen tot het bereiden
van essence en van citroenzunr. Voorts heeft men
er een overvloed van amandelen, hazelnoten,
vVgen, walnoten, meioenen, kruisbessen, kersen
enz. De St. Jansbroodboom beslaat er onge-
veer 2400 Ned. bunder en de sumakheester
22000 Ned. bunder. Ook levert de manna-
esch er manna voor den uitvoer, en vindt
men er zoethout, waaruit drop wordt bereid,
vlas en hennep, alsmede katoen. £r is groot
gebrek aan hout. In het algemeen is de vlakte
van Catanea het vruchtbaarste gedeelte van
Sicilië ; déar oogst men eene groote hoeveel-
heid tarwe, vlas, rfist, katoen, wyn en oltjven-
olie. De omstreken van Cefalü en Terranova
leveren veel manna, die van Caltanisetta
amandelen en sodaplanten, die van Girgenti
en Messina vjjgen, en die van Palermo cactus-
vQgen en sinaasappelen, welke laatste ook
vooral in den omtrek van Messina te vinden
zQn. De geheele oppervlakte bestaat uit 58%
bouwland, 25% weiland, 10% tningrond,
3% bosch en 4% onbebouwd land. De vee-
teelt is er weinig van belang ; het paardenras
is op Sicilië nog meer achteruit gegaan dan
in Napels. Daarentegen worden er goede muil-
dieren uitgevoerd. Uit gebrek aan geschikte
weiden heeft men er weinig rundvee, doch
betrekkeiyk veel geiten en schapen. DezQde-
teelt nam er in de 19de eeuw een aanvang. Het
gemiddeld bedrag van den jaarltlkschen uitvoer
was in den aanvang der 19de eeuw 1 800 balen,
ieder van 150 Ned. pond ; later evenwel is
het aanmerkelQk verminderd, vooral wegens
de ziekte der ztfdewormen. Eene belangrgke
bron van bestaan is er de visscherij, vooral
de thonünvisseherO, die er door 27 maatschap-
pyen vertegenwoordigd wordt. Daarenboven
vangt men er sardellen en zwaardvisschen ,
terwOl men er ook werk maakt van koraal-
visBcherQ, inzonderheid te Trapani. Het delven
van ertsen is er van geringe beteekenis, maar
in den Jongsten tOd heeft men er veel z?nivel
verzameld; de noordelijkste groeven liggen
tusschen Centorbi en Cateua Nuova,byi^n-
forte, Villarosa. en CJattolica, ~ en de rQkste
z0n die van Gfallizzi, Sommatino en Favara.
De waarde van den zwaveluitvoer bedraagt
er Jaariyks 20 millioen lire. Met het winnen
daarvan honden 3500 picconiéri (piekdragers)
en 1800 transportatori (^ouwerlieden) zich
bezig. Er bestaan slechts 2 zwavelraffinaderyen,
nameiyk te Catanea en te Porto Empedocle.
Een gewichtig handelsartikel is er vervolgens
het zout, hetwelk uit de steenzontlagen van
Gastro Giovanni en uit de zoute meren van
Agosta, Trapani en Marsala verkregen wordt.
Tot de voortbrengselen van het rQk der delf-
stofien behooren er voorts eenige edelgesteenten,
zooals agaat, smaragd en mariaglas, alsmede
barnsteen, dat in deSifiddellandsche Zee nergens
anders dan hier in de rivieren Simeto en
Salso na hevige regenvlagen gevonden wordt.
Het komt er voor in firaaie, gele, doorschij-
nende, opaliseerende stukken, waaruit meute
Catanea allerlei sieraden vervaardigt. Er z|Jn
82 minerale bronnen, en onder deze 9 met
badinrichtingen, van welke die van Sclacca
(de aloude Thermae Selinuntiae), Termini,
Calameta en Acquarossa de meest bekende
zlJn. De hooge invoerrechten op buiten landsche
fabriekvoortbrengselen onder de vroegere Re-
geering heeft er de nijverheid weinig bevorderd,
omdat zQ aan de bestaande fabrieken eene
soort van monopolie bezorgden. De linnen-
weverij is er van weinig belang, doch men heeft
laken-, katoen- en zlJdefltbrieken te Palermo,
Catanea en Messina. Talrijk zt)n er de looie-
ryen, en er worden smaakvolle voorwerpen
van koraal en barnsteen vervaardigd. De in-
voerhandel heeft er eene waarde van 70, de
uitvoerhandel eene van 110 millioen lire. De
voornaamste artikelen van laatstgenoemden
zyn oiyvenolie, wyn, zuidvruchten, hazel-
noten, amandelen en andere Vruchten, zwavel,
steenen, graan en ruwe zyde, terwyi er katoen,
graan, meel, koloniale waren, onedele metalen
en metalen voorwerpen, huiden, wollen stoffen
steenkolen enz. worden ingevoerd. In 1872 ver-
schenen in de gezameniyke havens van Sicilië
8667 zeeschepen en 83794 kustvaartuigen.
Het drukste scheepvaartverkeer heeft men er
in de havens van Messina, Palermo en Catanea
en aan verbetering van havens zyn er in den
Uatsten tyd aanzieniyke sommen besteed. De
binnenlandsche handel was er tot vóór korten
tyd wegens den gebrekkigen toestand der wegen
zeer gering, maar sedert 1868 zyn er spoor-
wegen geopend ; men heeft er nameiy k de lynen :
Catanea Leonforte, Messina-CataDia-STracuse,
van Palermo naar de haven en Palermo- Gir-
genti-Porto Empedocle, te zamen 380 Ned.
myi, terwyi dit spoorwegnet tot een bedrag
van 530 Ned. myi wordt uitgebreid. Deland-
wegen zyn er ver van voldoende. Tot Sicilië
behooren ook nog de Liparische Eilanden aan
de noord- en de Aegadische Eilanden aan de
westzyde, benevens het eiland Pantellarla aan
de zuidoostpunt. Het geheele eiland is verdeeld
in 7 provinciën, nameiyk: Palermo, Messina,
Catanea, Syracuse, Caltanisetta, Girgenti en
Trapani.
Het voormalig Yereenigd Komtigryh der
Beide SieüiSm of Napels, tot 1860 een zelfstan-
dig ryk vormend, maar toen in het koningryk
502
SICILIË.
Itftltö opgenomen, was verdeeld in het eigen-
lijke Napels en in Sicilië en telde op 2088 0
geogr. mt)l bQna 9 millioen inwoners. De oudste
geschiedenis van eerstgenoemd gebied is op
het nanwst verbonden met die van Italië;
het werd achtervolgens bewoond door Oscische
en Sabellische stammen, terwyi sich aan de
kost eene reeks van Giieksche koloniën nit-
strekte. Sommige van deze waren gemimen
tyd seer machtig, bt)v. Tarentnm, hetwelk lyne
heersohappy over het zaidelt|k gedeelte van
Italië handhaafde tot in de 8de eenw vóór Chr.,
doch toen voor de wapens der Romeinen moest
bakken.
Het eiland SioüiSj te voren Tyiuaena (de
Driepontige), ontleende ztln naam aan de
Sicnlers, die volgens eene gegronde over-
levering vroeger geheel het westeiyk gedeelte
van het ApennHntfehe Schiereiland ten zuiden
van de Tiber bewoonden, totdat zy, allengs
door de Oscers verdrongen, naar genoemd
eiland overstaken. Wegens z|}ne gunstige lig-
ging in het midden der Middellandsche Zee
werd Sicilië weldra het brandpunt van de
handelsondememiogen der Phoeniciërs, dieer
talryke volkplantingen deden verryzen, van
welke het hèdendMgache Falermo éene der
oudste is. Niet alleen aan de oostkust, maar
op het geheele eiland vindt men duideiyke
biyken, dat de merkwaardige koopsteden van
lateren tyd, zooals Syracuse, Leontini, Cata-
nea enz., welke als Grieksche koloniën worden
beschouwd, door Phoeniciërs zyn gesticht of
althans reeds vóór de aankomst der Grieken
door Phoeniciërs en inboorlingen waren be-
woond. De heerschappy in de Grieksche kolo-
niën bevond zich aanvankeiyk in de handen
van adeliyke geslachten, terwyi de lagere
standen en de later verschenen kolonisten geen
deel hadden aan het bestuur. Die ongeiyk-
heid voor de wet wekte ontevredenheid by
den kleinen burgerstand, en deze werd door
eergierige gelukzoekers opgeruid tot het stich-
ten van despotieke heersclutppyen. Daarmede
maakte Fhalariê te Agrigentum in 666 vóór
Ohr. een aanvang; aan TieroH, éen zyner op-
volgers, en aan Gdon, tyran van Syracuse,
was in den tyd der Pendsche Oorlogen het
geheele eiland onderworpen. Daardoor werden
de bezittingen der Carthagers in het westen
van het eiland bedreigd, en zoo ontstond tns-
schen hen en de Grieken een oorlog, welke
met de zegepraal van deze laatsten by Himera
eindigde (480). Aan die dwingelandy, welke
zich door hooge belastingen en door verdruk-
king van het volk gehMt maakte, kwam in
466 te Syracuse en kort daarna in de overige
steden van het eiland een einde. De eergierige
pogingen van Syracuse, om zich van de alleen-
heersohappy over de Siciliaansche Hellenen
meester te maken, gaven aanleiding tot de be-
moeiing der Atheners met de aangelegenheden
van het dland. Zy werden afigewezen, maar
de Carthagers vonden daarin eene gewenschte
gelegenheid, om naar het oppergezag op het
-eiland te dingen; Agrigentum werd hunne
voornaamste wapenplaats. Vanhier begonnen
zy hunne heerschappy uit te breiden en zy
behielden in weerwil van den inval van PyrrAuf
van Epims de verkregene voordeelen, totdat
zy by den vrede, waarmede de Eerste Puni-
^he Oorlog een einde nam, het geheele eiland
aan de Romeinen moeeten afistaan <241). Als Ro-
meinsche provincie was Sicilië de gimanschuBr
van Italië, maar tevens een eUen^slaveoge-
bied. By herhaling, het gevaariQkst in 186— 1(^
en 108—96 vóór Chr., kwam de verbitleri]^
wegens verregaande mishandeling by de slaven
tot eene uitbarsting. Voorts vervoerden de rQk-
dommen van het eiland en de knnsAgewrochtea
der steden de stadhouders tot aflpersiag eo
roovery, en slechts zelden vonden de bem-
deelden een pleitbezorger als OCoêro tegei
Verret. In de laatste jaren van het West-
Romeinsche Ryk werd Sicilië door heriiaalde
rooftochten van €^eiumiky koninflr der Wandalen,
geteisterd en verviel na den ondergang van
genoemd Ryk aan Odoaeerj na den val van
dezen aan de Oost-Gothen en werd in 651
na Chr. onderworpen aan het Byzantynselie
Ryk, nadat het reeds te voren korten tyd
daartoe behoord had, terwyi het vaste land
niet lang daarna hi bezit genomen werd door
de Longobarden, met uitzondering van Cali-
brië, dat in handen bleef van deByzantyaen.
Dit huitste en Sicilië werden bestuurd door
een Keizeriyken stadhouder, die den titel
voerde van Fatricius en schier onafhanlral|k
van Constantinopel regeerde. In 827 stapten
de Arabieren op Sicilië aan land en namen,
met uitzondering van Syracuse, dat eerst in
878 na eene dappere verdediging veroverd
werd, het eiland in bezit, dat nu onder de
zware hand van het Oostersche despotisom
meer en meer verviel. Op het vasteland waren
inmiddels verschillende kleine Staten der Lon-
gobarden ontstaan, zooals te Spoleto, Beoe-
ventum, Capua, Napels, Salemo enz., wier
Vorsten elkander gestadig beoorloogden. lo
zulk een stryd ondersteunden in 1087 de Noor-
mannen den Hertog Ser^Uu van Napels tegen
zyn vyand Pandclfo van Fadua en verkregen
tot belooning eene strook lands in Apnlië,
waar zy de stad Aversa bouwden en eene
onafhankeiyke heerschappy deden verrOses.
De ondernemingen der Noormannen erlangden
nieuwe kracht, toen van de twaalf zonen van
Graaf Tomered de ^avitfoiUtf achtervolgen! tieo
uit Normandië naar ItaUë trokken en geheel
Benedenltalië veroverden, waarna de vierde
van hen, JBUibert Ghneeetrd^ door Paus 6^£^
Hvte VII met de veroverde landen werd be-
leend, zyn Jongste broeder Bc^er stak over
naar Sicilië, waar het gezag der Saraceenes
ontbonden was in een aantal kleine heerscbap-
pyen, wier middenpnnt Palermo vormde, ii^
eene zeer geringe sérydmacht, geholpen door de
burgers van Pisa, werd Palermo Ingenomen
en door de verovering van Enna (1^^)^
heerschappy der Noormannen op het gehe^
eiland bevestigd. Sobert Omteard gaf het in
leen aan zyn broeder Eo^er, die zich grt»
van Sicilië noemde en niets onbeproefd 1^
om door rechtvaardigheid en door eene zacht-
moedige behandeling der op het eiland acht(^
geblevene Mohammedanen aan het zwaar be-
proefde land vrede en welvaart te bezorgen*
Na den dood van Boberi OuUeturd verdeel^
zyne zonen Bohemund en Boffer de vadenyke
nalatenschap op zoodanige wyze, dat B^
Apulië met de hertogeiyke waardigheid^
Bohemund Tarentum en een gedeelte ^^^
labrië verkreeg. Bohemwid overleed op oen
eersten Kruistocht, en met den dood zyns aoooi
SICILIË.
608
te Antiochiö nam sQii geslacht een einde. Ook
de Jongere lyn stierf nit met WiOemt den
lOon van Bcigêr (1127)« Zoodra Ho^er 12, de
aoon Tan den evensoo genoemden veroTeraar
▼an SiciliS, daarvan bericht ontvangen liad, be-
gaf hy sich naar het vasteland, bradit de weer-
iq^niüge Torsten tot onderwerping en liet zich
door den Pans kronen tot koning van Napels
en SioiUë (25 December IISO).
Nuptit en SioiUë onder de heereehapfij d&t
ITormandiên (IISO— 1194). Onder het bewind
van B^fêr II (1130—1164) verhief zich het
koningrQk tot een hoogen trap van bloeL
Palermo en Amalfi wedijverden op het gebied
vMi den handel met Venetië en Flsa; Napels
en Amalfl waren vermaard wegens de aldaar
gevestigde rechtsgeleerde scholen en Salemo
door ^ne geneesknndige school. B|} het be-
noemen van ambtenaren werd minder gelet
op afkomst en adeligke geboorte, dan op be-
kwaamheid, en naast de Normandiërs werden
ook Grieken en Mohammedanen geplaatst
Maar op dien bloei volgde een tUdperk van
verval. De soon en opvolger van Bcger, name-
lOk WiOem I de Booee (1164—1166), leefde
sis een Oostersch vorst in weelde en wellost,
en met z0n zoon Wülem II de Goede (1166—
1189), die een beteren tyd deed aanbreken,
daalde de manneiyke nakomelingschap van
Tnnered de Mauteville ten grave, terwQ! zQne
rQke landen ten deel vielen aan Senéhik VI
uit het geslacht der Sokenstaufen^devigemtLaX
van Cfonêtanoe, eene dochter van Mo^er IL
Intosschen bleef een onwettige kleinzoon van
Soffer IIj nameiyk Tanoredj en daarna diens zoon
WilUm nog 5 jaar in het bezit der heerschapptj.
Met hewind der Sohenstaufen (1194—1266).
Na het overlQden van Hendrik VI (1167) werd
hy opgevolgd door zyn 3-Jarigen zoon Frederik I
{II) onder voogdyschap van den Pans als op-
perleenheer der beide Siciliën. Toen hy aan
het bestnnr -kwam (1209), verlegde hy de resi-
dentie van Palermo naar Napeü, waar hy in
1224 eene universiteit stichtte, en stelde een
wetboek vast, dat den naam droog vftn : „Consti-
tutie van het koningryk Sicilië"; het was
echter geenszins eene nieuwe schepping, maar
slechts eene bekrachtiging der verordeningen,
welke van dat oogenblik af kracht van wet
zouden hebben. Daarin werd reeds in plaats
van den leenadel een korps van ambtenaren,
door den Koning benoemd, aangewezen tot
handhaving der wetten. Ook werd daarin ge-
sorgd voor de vermeerdering der stoffeiyke
welvaart De handel werd bevorderd door ver-
mindering der rechten van in- en uitvoer, door
het aflschaffen der tollen aan de grenzen der
verschillende provinciën en door verdragen
met vreemde mogendheden. Het belastingstelsel
en het geldeiyk beheer werden op nieuw ge-
regeld. De zoon en opvolger van Frederik /,
nameiyk Koènraad IV (1250—1254), Uet den
minde^arigen Koenradijn achter, wiens oom
Mamfred sich met het Ryksbestuur belastte,
maar op een voorbarig gerucht van den dood
van Koenradijn, zonder toestemming van zyn
opperieenheer, den Paus, ^ch door den Aarts-
bisschop van Girgenti onder goedkeuring van
de Standen des Byks tot koning liet kronen
(11 Augustus 1258). Om die reden schonk de
Paus het Byk als een leen van den Heiligen
Stoel aan Graaf Ka/rel van Ai^ou, een broeder
van Lodewijk IX van Frankryk. lf£M/)fé({ trok
tegen hem op, maar verloor den 26sten Februari
1266 by Beneventum den troon en het leven.
Naipde en Sicilië onder het Jlms van Anfou
(1266—1282). Nadat ook JToMira^It^ de poging,
om de vaderiyke nalatenschap te herkrygen,
met den dood had geboet, heerschte Karèl
als onbeperkt vorst AUe schenkingen en be-
leeningen van Frederik I en zyne opvolgers
werden vervallen verklaard en met de daar-
door beschikbaar geworden goederen aanzien-
lyke Franschen beleend, die alzoo uitgebreide
rechten verkregen over de landeiyke bevolking
en over de st^en. Alle lasten en bezwaren,
onder Frederik met weerzin gedragen, bleven
bestaan en de plaats der stedeiyke vertegen-
woordigers en gemeentebesturen werd inge-
nomen door eene zelfzuchtige leenheerschappy.
Daarenboven werden de talryke uit Napels
naar Sicilië trekkende Franschen biykbaar
begunstigd, zoodat het Koningryk met betrek-
king tot grondeigendom en bevolking, taaien
zeden eene geheel andere gedaante verkreeg.
Het zwaarst drukte de last der Fransche heer-
schappy op Sicilië, en de wrevel wastegroo-
ter, omdat juist het beheer van Manfred zich
door zachtheid en toegevendheid onderscheiden
had. Die wrevel kwam eindeiyk ten tyde van
de vesper {Sioüicuaueke Vesper) op den tweeden
Paaschdag (SO Maart) 1282, toen de Franschen
zich onbetameiykheden Jegens de Siciliaansche
vrouwen veroorloofden, tot eene uitbarsting.
Deze toch had geenszins plaats ten gevolge van
eene samenzwering van den adel met Giovantn
da Frocida aan bet hoofd, maar als eene daad
der volk^ustitie en eindigde met het vermoorden
der op het eiland aanwezige Franschen. De
Sicilianen benoemden daarop een voorloopig
bestuur en verdedigden zich tegen de maat-
regelen van Karèl, totdat Petrus van Aragon,
de schoonzoon van Mamfred^ hun te hulp
snelde en de Kroon van Sicilië aanvaardde.
De strijd om Sioüië tussehen Anjou en Aragon
(1282—1302). Eerlang zag Karel van Anfou
zich ook op het vasteland door oproerige
bewegingen der Ghibeliynen en aanvallen der
Sicilianen bedreigd. Deze behaalden tydens
zyne afwezigheid naar Frankryk op zyn broeder
Éarel van Salerno in volle zee vóór Napels
eene schitterende overwinning (23 Juni 1283),
zoodat laatstgenoemde zelf in hunne handen
viel. Karel van Anjou overleed gedurende een
winterveldtocht tegen de oproerige Sicilianen,
omstreeks een jaar daarna gevolgd door Fetrus
van Araaon, terwyi de stryd steeds voort-
duurde. Op Karel volgde zyn zoon Kard II,
op Feirus zyn tweede zoon Jaccè (1826—
1291), terwyi de oudere, Alfonsut, in Aragon
den troon beklom. Na het overiyden van laatst-
genoemde (18 Juni 1291) wist de Paus te
bewerken, dat Jacob, die opvolger werd in
Aragon, a&tand deed van Sicilië; maar de
Sicilianen bekreunden zich niet om deze schik-
kingen en plaatsten den jongsten zoon van
Fetrus, nameiyk Frederik, op den troon (1291),
dien hy in weerwil van den vernieuwden i^-
stand zyns broeders (1295) en van den tegen-
stand van dezen behield. Wrevelig over den
geringen voorspoed der wapens van Frankryk
en iïagon, dien hy aan de onbekwaamheid
van Kard II toeschreef, en vertoornd, omdat
Jaeób geen deel wilde nemen aan den stryd,
604
SICILIË.
besloot de Faiu, toen de Sicilianen b|) Fal-
conen niet ver yan Trapani op nieaw eene
overwinning behaald en FhiUfjnu^ den zoon
▼an Earel II, gevan^ren genomen hadden,
den broeder van den Koning van Frankrtjk,
Earel van Valoit^ te hnlp te roepen. Doch
ook deze maakte geene vorderingen, en toen
hy de gdelheid ztJner pogingen b^fte, bracht
h0 in 1802 een verdrag tot stand, waarbj)
Frêderik in het haweiyk trad met eene dochter
van Karel III en voor levenslang als Koning
van Sicilië werd erkend.
Set ioHinkrijJc Sicilië tot aan zijns vereemi-
ging met Aragon (1802 — 1409) en zijne vernieuwde
vereemging met Napels (1442). Onder de regee-
ring van Fredsrik II (1802—1827) begon Si-
cilië, na de verwijdering der krygsbenden,
weder te bloeien en kwam, als de wykplaats
der Ghibeliynen, in verzet tegen den Pans.
Na den dood van Fredsrik' s opvolger Lodewijk
(1827—1356) deed Johanna van Napels eene
poging, zich van het eiland meester te maken,
doch te vergeeft. Op Lodetpijk volgde zQn 18-
Jarige broeder Fredsrik III (1856—1877), die,
om bevrUd te worden van den kerkeiyken
ban, door den Fans als Johannd's bondgenoot
over hem nitgesproken, met die Vorstin eene
overeenkomst sloot (1872), waarin bepaald
werd, dat deze den titel van Koningin van
Sicilië zon bl0ven dragen, terwQl Fredsrik
zich koning van Trinacria heeten, de opper-
leenheerschappl) van Napels en Rome erken-
nen, aan de Koningin eene jaarltiksche schat-
ting betalen en haar in bepaalde gevallen een
geringen dienstplicht bewQzen zon. Fredsrik
liet de heerschappij achter aan ztjne dochter
Maria, doch gedurende de minderjarigheid
van deze was alle macht in handen der baron-
nen, die hier en daar in de steden een zelf-
standig bewind vestigden en zich in twee
partyen verdeelden: eene nationale, die de
hand der Koningin en tevens het beheer van
het eiland wilde toekennen aan een Italiaan-
schen Prins, en eene Aragonsche, die de
onde banden met het Spaansche Vorstenhuis
wilde bevestigen. Het kerkeiyk Schisma van
die dagen maakte de kloof nog wQder, daar de
Sicilianen den Italiaanschen en de bewoners
van Aragon den Franschen Pans erkenden. Na
vele listen, worstelingen en wisselvalligheden
behaalde de partQ van Aragon de overwinning,
en Maria trad in het haweiyk met Martinusy
den tweeden zoon van Pedro van Anfou.
Deze, een zeer begaafd Vorst, overwon met
hiüp van z^n vader den tegenstand, dien hQ
bQ den adel van het eiland ondervond, en werd
door de Cortes van Aragon als troonopvolger
aldaar erkend, maar htj overleed onverwacht
op eene reis te Cagliari (24 Joli 1409) zonder
mannelijke erfgenamen na te laten, weshalve
Aragon met Sicilië vereenigd werd. De eerste
beheerscher van het vereenigd Rgk "^taMartinus
(1409—1410), die na een tweejarig tnsschen-
beBtnur opgevolgd werd door den zoon zQner
lüster, Ferdinand I (1412—1416). Deze had
zQn ondsten zoon Alfonsus V (1416—1468) tot
opvolger, die in 1442 ook Napels verwierf,
loodat dit gebied weder met Sicilië vereenigd
werd.
Napels onder ds kssrtohappij van hst gsslaekt
Anjou (1266—1442). Na den dood van Karel II
(1809) kwam z|)n tweede zoon Hobert (1309— I
1348), bQgenaamd de Chedaardigsj aan het
bewind, terwQl Karel Bobert, de zoon vaa
zQn onderen broeder, de Kroon v«i HongaiHe
droeg. De dood van Bobsrt (12 Janoari 134^
was eene gewichtige gebeurtenis alshetbegfhi
van een schier 100 Jarig tijdperk van Uston,
misdrijven en burgeroorlogen in Napels. Hff
liet den troon achter aan zQue kleindodiier
Johanna I en haren Jeugdigen gemaal Anêréam
van Jlongarijey een zoon van zjjn neef Kèrd
JRobsrt, Deze Johanna echter, eene zeer be-
schaafde en begaafde vrouw, maar tevens
hartstochteigk en aan zingenot verslaafd, be-
jegende, zonder zich om het testament Tan
luuren grootvader te bekreunen, haien weinig
ontwikkelden gemaal met minachting en afkeer
en vestigde haar vertrouwen op laaghartige,
onwaardige personen. Aan het Hof waren
twee parijen, de Hongaarsehe en de Nationale,
steeds met elkander in strijd. De eerste, met
de Koningin-weduwe JSUizabsth van HongarQe
aan het hoofd, verlangde, dat Andréas soa
worden gekroond, terwijl de andere begeerde,
dat hij zich vergenoegen zou met den tit^ van
hertog v€M CaMrië, Tot de aanvoerders van
deze behoorden, behalve Johanna, twee brcM9-
derszonen van den overleden Koning, Karel
van Dwrazzo en Lodsw^k van Tarsnts, die
den 21sten Augustus 1846 den gemaal van
Johanna ombrachten of deden ombrengen. De
ongevoeligheid der Koningin na deze treurige
gebeurtenis en de omstandigheid, dat zij nog
vóór het einde van den rouwtyd in het huwe-
lijk trad met haren neef Lodswijk van TarsnU
(20 Augustus 1846), gaven aanleiding tot
het vermoeden, dat tSi medeplichtig was aan
dien moord. Tevens haalde zij zich den haat
van Kard van Dwrazzo op den hals, die, va^
bitterd door de voorkeur, door haar aan
Lodewijk gegeven, tot de Hongaarsche partQ
toetrad en zich b|j Koning Xo^noi^ van Hon-
gar0e voegde, welke met een leger oprukte om
den dood zfjns broeders te wreken en daarin
tevens eene geschikte gelegenheid zag om zich
met de zaken* van Italië te bemoeien. Bü de
tijding dier nadering nam Johanna de vlucht,
waarop Lodewijk, zonder tegenstand te ont-
moeten, bloedige wraak nam op de achterge-
blevene leden van het KoninklQk Huis en op
de moordenaars van zijn broeder en ook Dnrauo
deed ter dood brengen. Weldra verliet h0
Napels, en Johanna keerde terug, doch te
vergeeft zag men uit naar rust, daar deze
door gevechten tusschen de huurbenden der
Koningin en de achtergeblevene troepen van
Lodswijk gedurig verstoord werd. Nogmaals
viel Lodswijk in het land, en Johanna zocht
eene schuilplaats achter de muren vanGaëta.
Eerstgenoemde moest echter spoedig aftrekken
wegens een oorlog tegen de Polen en Lithauërs
en sloot door tusschen komst van den Paus
met Joihanna een wapenstilstand, nadat de
Paus beloofd had Johanna op nieuw een proces
aan te doen, doch dit eindigde met de beves-
tiging der vroegere vrijspraak. Twee Jaar
daarna (Mei 1852) werden Johanna en haar
gemaal te Napels door den Panselijken legaat
plechtig gekroond, terwijl men de troonopvol-
ging zóo regelde, dat de door Johanna als
kind aangenomen dochter van hare zuster
Mofria uit het eerste huweiyk, Margar^ha
van Dnrazzo, de Kroon zou erven. Doch ook
SICILIË.
606
daardoor werd de nut niet hersteld. De broe-
ders van den ter dood gelyrachten Kard van
Jhtfüuo konden den voorspoed van den neef
oit Tarente niet dulden, — de aanzieniyken
leefden schier onafhankelUk op hunne burchten
en bet land werd door stroopende benden yer-
woest. Te yergeefs zocht Joktmna de onlusten
te dempen door Kard de Klemê van JhiraMto,
den croiQMl harer nicht Mar^arêiha^ tot haren
opyolger te benoemen ; ook de Koning der
Magyaren deed zQne aanspraken gelden en
wist selft Kard van Dmraezo voor ztjn be-
langen té winnen. Daarom trad Jokanna na
den dood (1875) van haren derden gemaal,
Jaeolb van Mqforea {Lodeto^k was reeds in
1872 OTorleden), voor de vierde maal in het
huwel0k met Otto van Brwuw^k (1376), een
strydlustig parttlganger, in wien z0 een steun
hoopte te vinden voor haren troon. Maar
Lodewgik van Hongarije verbond zich met den
Paus en rustte een leger uit, aangevoerd door
Ka/rd van DwrazMo^ die OHo van Brwuwijh by
San Gtormauo (1381) overwon, binnen Napels
trok, Jokamna gevangen nam en haar, toen
zfi weigerde zQne z^jde te kiezen, deed om-
brengen (22 Mei 1382). Wél trok Lodewijlc
van Akjoo^ door Johatma als zoon aangenomen
en tot erfgenaam der Kroon benoemd, met
een leger derwaarts en verwoestte nogmaals
het land, maar zt|n overladen (1384) verhief
Kaïrel tot erfgenaam van den troon. Hy werd
als zoodanig door het geheele land met gcijuich
begroet, maar zoodra hy in Hongarye, waar
hy na den dood van Koning Lodewijk (1382)
door óene der partyen tot koning was uitgeroe-
pen, in den kerker den laatsten adem uitgebla-
zen had (1386), ontbrandde op nieuw de twist
over de troonopvolging, doordien de éene party
diens zoon Laditlaut en de andere Lodeto^k II
van Ai^ou gekroond wilde zien. Na vele
moeieiykheden bereikte de eerste haar doel;
Ladultnu werd in 1360 als koning erkend en
regeerde tot 1414. Zyne zuster en opvolgster
Jokanna II (1414—1435) nam eerst (1421)
Alfanêuê van Aroffon aan als zoon en later
(1423) Lodewijk III van Anfou, welke zyne
rechten naliet aan zyn broeder Bene (1435).
Deze echter werd verdreven door Alfoneiu^
die in 1442 Napels veroverde en het konink-
lyk gezag behield tot aan zyn dood.
Het konimsfr^k der heide SieUiSn onder het
Sm$ van Aragon (1443—1504). Alfomus had
in zyn uitersten wil zyn onwettigen, maar
later als wettig erkenden zoon Ferdinand I
(1458—1494) tot zyn opvolger benoemd, ter-
wyi Sidlië met Aragon vereenigd zou biy ven.
Doch de troonbeklimming van den eigensin-
nigen en achterdochtigen Koning vond grooten
tegenstand by den adel, zoodat de oude par-
tyen weder ontwaakten. Maar Ferdinand^een
zoon van zyn tyd en het evenbeeld van Xoci»-
w^k XI van Frankryk, liet zich daaraan
weinig gelegen liggen. Hy legde het er op
toe, de groote leengoederen in handen van
vertrouwde personen te brengen ; daarom be-
giftigde hy daarmede de hem toegedane ba-
ronnen, die alzoo de steunpilaren werden van
zyn troon. Ook bevorderde hy handel en
nyverheid en vestigde vooral zyne aandacht
op de zydeteelt De aristocratie echter liet
haren haat niet varen, en deze ontwaakte op
nieuw, toen onder Alfontus II (1494—1496),
den zoon en opvolger van Ferdimandf Karel VIII
van Frankryk de aanspraken van Anjon op
den Napolitaanschen troon vernieuwde en met
een leger naderde. Omstreeks een jaar na het
beklimmen van den troon was Alfoneus op de
vlucht naar Messina, waar hy kort daarna
overleed (19 November 1496), en ook zyn
zoon Ferdinand II, dien hy tot opvolger be-
noemd had, moest de wyk nemen voor de
invasie der Franschen. Den 22sten Februari
1495 hield Kard VIII zyn intocht in Napels,
ontving den 12den Mei de Kroon, doch keerde
reeds in datzelfde jaar naar Frankryk terug.
Aanstonds landde nu Ferdmand te Napels met
Siciliaansche schepen, noodzaakte met hulp
van eene Spaansche vloot en van een Spaansch
leger te lande, onder Gontalvo de Oordova de
Fransche bezetting, die door hare overmoedige
uitspattingen reden tot ontevredenheid had ge-
geven, tot capitulatie en trok in Januari 1496
weder in de stad Napels. Het was hem echter
niet vergund, langen tyd de vruchten te plukken
zyner overwinning, want hy overleed reeds
den 7den September daaraanvolgende, waarna
de EIroon ten deel viel aan zyn oom Frederik
(1496—1501). Tegen dezen vereenigden zich
Lodewijk XII van Frankryk en Ferdinand de
Katholieke van Spanje, die by het verdrag
van Granada (11 November 1500) het plan
beraamden, Napels te veroveren en zóo te
verdeelen, dat de hertogdommen Calabrië en
ApnliS aan Ferdinand en het overig gedeelte
met de hoofdstad en de vesting Ghiëta aan
Lodewijk zou worden toegekend. Deze tweede
inneming van Napels geschiedde even zoo
gemakkeiyk als de eerste; Frederik werd ge-
vankeiyk naar Frankryk gebracht en overleed
in 1504, en met de bemachtiging van Tarente
(1502), waarby FerdiHond, de zoon van Frederik^
werd gevangen genomen, was het plan ten
uitvoer gebracht De verdeeling van den buit
evenwel leidde tot oneenigheid en eindeiyk
tot oorlog tusschen de voormalige bondge-
nooten, waarby de Franschen na verschillende
nederlagen, by Senünara (21 April 1503), by
Cerignola (28 April) en aan de Garigliano
(28 en 29 December), het land voor den zege-
pralenden Oomalvo ontruimden. Deze hield
in 1504 zyn intocht te Napels en nam het
Koningryk in bezit ten behoeve van de Spaan-
sche Kroon.
Mst Koningryk der heide SidUën met Spanje
vereenigd (1504—1718). Het Koningryk werd
nu bestuurd door Spaansche onderkoningen,
van welken Oonsalvo de eerste was, en deelde
alle lief en leed met Spanje. De voormalige
consütntie met hare Standen werd allengs af-
geschaft, de volksvryheid verdween en hooge
belastingen vernietigden de welvaart des lands.
Niet alleen moest in de groote uitgaven voor
het binnenlandsch bestuur worden voorzien,
maar aanzieniyke sommen vloeiden ook inde
koninkiyke schatkist te Madrid, om aldaar
eene gunstige stemming te onderhouden, of in
de beurs van den Paus, die zich nog altyd
als opperleenheer beschouwde. Voorts kwam
het grondbezit meer en meer in de handen
van den adel en van de geesteiykheid, die
daarentegen van belastingen werden ver-
schoond. De verstandeiyke volksontwikkeling
bleef kwynen onder eene onwetende, trage
en zedelooze geesteiykheid, die een blind en
506
SICILIË.
nnnelük bQgeloof en daardoor terens dom-
heid en Btompiinnigheid bevorderde. De be-
lastingen, in Napeli, evenals in SpaiUe meestal
▼an £adtrecten aard, dmkten geweldig op de
lagere yolksklasse, die door het klimmen van
den prys der eerste levensbehoeften aan de
grootste ellende ter prooi was. De wanhoop
der menigte gaf aanleiding tot een opstand
onder Tonmtuo AmëUo (Kasaniëllo, 7 Jali
1647), die echter schipbreuk leed door de
onbekwaamheid van den aanvoerder en door
de gebrekkige ondersteuning van FrankrQk.
In den Spaanschen Successie-oorlog werd Na-
pels door de OostenrQkers onder generaal Datm
ingenomen en b0 den Vrede van Utrecht (1718)
werd die verovering goedgekeurd. Sicilië
kwam door dat verdrag aan Piémont, maar
werd reeds in 1790 tegen Sardinië aan Napels
afgestaan.
Mei Konimgrijh dtt Beide SieiUS» onder Ooi-
iem^ktckê kiertehappij em cUs afkarnkdijik van
Spanje, Het Koningi^k bleef niet duunaam
in handen der Sab^mrffêfiy maar werd in
1786 (definitief in 1788), na het eindigen van
den Poolschen Successie-oorlog, door Eard VI
bf) den Weener Vrede afgestaan aan den
Infhnt Kard van Spanje als een nimmer met
dit laatste KoningrQk te vereenigen Spaansch
gewest Kard 111 (1786-1759) zocht door
den vrydnnigen staatsman TVunmoi den treu-
rigen toestand in Kerk en Staat op de^rond-
slagen van volksontwikkeling en nationale
welvaart te hervormen. Niet alleen waren
112000 geesteltlken met hunne personen en
goederen boven de wetten des lands verheven,
maar ook allen, die by hen eenen wgkplaats
■ochten. De Paus beschouwde alle gees-
telVke ambten als syn eigendom en trok bf)
▼aeatnre daarvan de inkomsten. Tawuxi
echter maakte daaraan een einde en verleende
aan de wereldlQke macht grooter gesag te^^en-
over de Kerk, verminderde de voorrechten en
het aantal der geeetel0ken en deed eene
menigte kloosters ten behoeve der staatskas
verbeurd verklaren. Toen Kard JJJ geroepen
werd, den Spaanschen troon in beiit te
nemen, vertrouwde hg het bestuur van Na-
]^ls toe aan zt|n Jongeren soon Fêtdmand 1
(1769-1826), tmrgi de oudere als Karel IV
hem in Spai^e zou opvolgen. TanMcd hield
gedurende de minderjarigheid van Fêrdinand
de teug^ van het bewind met schier onbe-
perkte macht in handen en kwam met vast-
heid in verzet tegen de Jezuïeten en de aan-
matiging der Kerk. Toen Fordinand meerder-
Jarig geworden was, hield h)j zich hoofd-
zakeMIk bezig met de Jacht en visschery en
liet de staatzaken over aan zQne trotsche,
hartstochteiyke gemalin Carolinaf eene doch-
ter van Maria Theretia^ onder wier bewind
de storm der Fransohe Revolutie zich ook te
Napels deed gevoelen. Met geweldigen haat
tegen de Fransche Republiek vervuld, be
groette zQ met biydschap de nieuwe Coalitie
tegen Frankryk (1798); tSi wachtte niet eens
den tyd af, waarop de Verbondene Mogend-
heden den oorlog verklaarden, maar haalde
haren gemaal over tot eene algemeene oproe-
ping van krOgsvolk, waarna de Oostenryksche
generaal Maoh met een groot, maar ongeoefend
leger een inval deed in den Kerkeiyken Staat
Bome werd bezet (22 November 1798) en de
Napolitauische troepen rukten voorwmarts tot
Toscane, doch trokken eerlang terug toot
de Fransohen, die naar Napels mancheerdaB.
Radeloos nam de Koning de vlucht naar SiciBS,
deed ^ne vloot in brand steken en gaf hot
land prUs aan de overwinnaars, met weDcan
Maek na onderscheidene rampspoedige ge-
vechten tegen ontruiming der vestingen ea
eene schatting van 10 millioen livres ee&
wapenstilstand sloot Dientengevolge ontstond
in de stad een vreeseiyk oproer, aoodmt de
Koninkiyke stadhouder de w^k nam saar
Sicilië en Hack naar het Fransche leger.
Over bloedige IQken baande Champiemety de
bevelhebber der Fransohen, zich een weg naar
de hardnekkig verdedigde hoofdstad, veroverde
haar (28 Januari 1799) en stichtte er in over-
leg met de gemeenebeetgezinde ingezetonen
de ParthenopöYsche Republiek. Deze bestond
echter slechts korten tyd; zQ bezwedc, toen
de Fransohen, ten gevolge van de overwin-
ningen der Gteftllieerden in Opper-Italië, de
hoofdstad verlieten. Daarenboven hadden zieli
in Calabrië op aansporing der priesters ben-
den verzameld, die, samengesteld uit iidsda-
digers en moordenaars, onder de leus van een
st^d tegen FrankrQk het land afttroopten.
Aan hun hoofd bevond zich de door den
Koning tot vicaris generaal benoemde cardinaal
Enffo, Vruchteloos zochten de Fransohen dien
gruwel te koeren. Na hun vertrek werd de
nieuwe orde van zaken door vaderlandlievende
mannen in stand gehouden; maar Ruffo had
besloten, een einde te maken aan het vig-
zinnig bestuur en rukte, ondersteund door de
Russen, Turken en Engelschen, voorwaarts
naar Napels. Gedurende 10 dagen (13—28 Juni)
werd vóór de stad getreden, en toen legden
de Patriotten de wapens neder, nadat hun bg
capitulatie vryheid en veiligheid gewaarborgd
waren. Deze amnestie werd echter niet door
den Koning bekrachtigd; de Patriotten werdea
in den kerker geworpen en terechtgesteld,
Ja, met uitgezochte martelingen gedood, ge-
deeltelQk ten gevolge van een vonnis der
daartoe aangestelde staat^unta, gedeelteltik
door de kannibalenwoede der Calabreezen en
LaszaronL De Koning zelf, welke in die
dagen van ontzetting uit Sicilië terugkeerde,
was getuige van dien gruwel. Niet alleen in
de hoofdstad, maar in het geheele Ryk trad
het schrikbewind op in zt|ne aftchuweiykste
gedaante en bleef er heersehen tot aan de
derde coalitie tegen Frankryk (1806), waarbB
Koningin Carolima^ in str|jd met het met JITo-
poUon gesloten verdrag, de bezetting van eene
RuBsiseh-Engelsche vloot deed aan land stappen.
Toen onderteekende Napoleon daags na den
Vrede van Preszburg (27 December 1806) te
Schdnbrunn het decreet, dat de vermaarde
woorden bevatte: „De dynastie der Boufhont
te Napels heeft opgehouden te regeeren."
Tevergeefs poogde de Koningin eerst door een
nederig gezantschap aan JTopeZeoii en toen door
eene ophitsing der Calabreezen en Lazzaroni
den val van haren troon te verhinderen. Toen
de Fransohen onder Joteph Bonaparie ea
Maeténa naderden, vluchtte het Hof weder naar
Sicilië (16 Februari 1806). Na eene bloedige
worsteling aanvaardde Joêeph de Kroon van
Napels, hem door zQu broeder toegekend;
doch hy stond haar reeds na verloop van 2
SICILIË.
507
Jaren af (1806) aan sOn sehoonbroeder Mmrai,
om self den troon van Spanje te beklimmen.
Nieuwe wetten, eene hervorming van het
beetmir en het venrallen verklaren der kloos-
ters waren daarvan het gevolg. Die toestand
dnnrde voort tot aan den Vrede van Weenen,
waarop Napels, na het tragisch uiteinde van
Mmratj aan Koning Ferditumd werd temg-
gegeven (13 October 1815).
Dê heersekofp^ dsr Bamhons (1815—1860).
De Fransehe instellingen werden aanvankelVk
in stand gehouden, maar tevens op mo ellen-
dige wOse, dat sO weinig goeds konden
opleveren. Nog erger dan in den KerkelQken
Staat hielden in Napels de roevers hnis,
wier aantal men in 1817 op 80 000 begrootte;
lelfti had men geen ander middel om hen te
bestrijden, dan de éene rooverbende tegen de
andere in het harnas te Jagen of zich van
vergif en van giftnengers te bedienen. Van
eonstitationeele vormen wilde men op het
geheele Schiereiland niets weten, en in een
geheim verdrag met OostenrtPc (1815) verbond
Eich Ferdmdndj dat h0 geene grondwet son
invoeren en geene instellingen veroorloven,
welke vrgsinniger waren dan die van Lom-
bardQe. De vrgzinnige constitutie van Sicilië,
in 1812 naar het model der Engelsche inge-
richt en door den gouverneur BemHnek op éMt
eiland a/j^kondigd, werd ingetrokken en Sicilië
aan hetseltde beheer als Napels onderworpen.
Dit wekte aldaar eene groote verbittering,
vooral omdat de Sicilianen niet konden ver-
geten, dat hun eiland te voren het hoofdland
en Palermo de residentie der Koningen ge-
weest was. Ook te Napels waren vele onte-
vredenen, die in het geheim genootschap der
Carbonari een middel vonden, om aan de
Begeering een machtigen tegenstand te bieden.
Het algemeen misnoegen strekte sich voorts
uit tot het leger, omdat het onder het opper-
l>evel was geplaatst van een vreemdeling, van
den OostenrQkschen generaal yïiffent, Gteen
wonder alsoo, dat in al deie ontvlambare
stoffen de tQding van de Spaansche Revolutie
als eene electrieke vonk nedersloeg. In den
nacht van 1 op 2 Juli 1820 werd het sein
gegeven door JHöhêle Mordlij luitenant der
dragonders, die te Nola de constitutie aflLon-
digde, met syn regiment naar Napels trok en
onderweegs soo groote versterking kreeg, dat
men aan het Hof elke poging tot venet moest
laten varen, vooral ook omdat de meest po-
pulaire officier, OnffUdmo Fépê zich vóór de
Spaansche constitutie verklaarde en het bevel
over de opstandelingen aanvaardde. De Koning
zocht zich onder voorwendsel van ongesteld-
heid uit de verlegenheid te redden; ht) gaf
verlof aan ztfn zoon, den Hertog Frtmê vam
Oalabriif onder den titel van prins-regent tot
rQksbeetuurder benoemd, eene overeenkomst
te treffen met de opstandelingen, en deze be-
loofde de invoering der Spaansche constitutie.
JP^ evenwel, tot opperbevelhebber van alle
Koninkiyke troepen benoemd, eischte niet
alleen de toezegghig van den Prins-regent,
maar ook die des Konings, en toen deze zag,
dat h|) zich daaraan niet onttrekken kon, gaf
hy niet alleen toe, maar voegde bQ die be-
lofte ook nog den eed, dat God hem, zoo ht)
loog, op hetzelfde oogenblik met den bliksem-
straal zQner wraak mocht treffen. Terwgi nu
het volk te Napels biyde feesten vierde we-
gens de bekeering des Konings, kwam van
Sicilië de tUding, dat de bevolking van Pa-
lermo was opgestaan met den eisch, dat liet
eiland door grondwet en beheer van het vaste
land zou worden gescheiden. Reeds den 18den
Juli moest de stadhouder de vlucht nemen,
en een Yoorloopig Bewind, met den Prins wm
Viüafiranea aan het hoofd, kwam in zOne
plaats. Het geheele eiland, met uitzondering
van vier steden, onderwierp zich vrywillig
aan het nieuwe bestuur of werd in een bloe-
digen burgeroorlog tot onderwerping gedwon-
gen. Te Napels echter werd de revolutie op
Sicilië als eene strafbare afvalligheid be-
schouwd en Florêtiamo Fépe met 6000 man
derwaarts gezonden, om den opstand te dem-
pen. In betrekkelUk korten tyd gelukte het
hem dat doel te bereiken en Palermo te ver-
overen (5 October), doch men wist wel, dat
de onderwerping enkel uit dwang plaats had,
zoodat men er de beste troepen moest doen
blQven. Die onnatuurltlke toestand was voor
MtüenAoky reeds geweldig verbitterd door de
revolutie te Napels, eene geschikte gelegen-
heid, om op het Congres teTroppan met goed
gevolg eene gewapende tussehenkomst te vra-
gen. TerwQl men te Napels werkzaam was
aan het ontwerpen der constitutie en b0 hare
voltooiing (81 Januari 1821) (eest vierde,
bracht Mettemich zOn plan tot rOpheld, waar-
aan ook de te Troppau aanwezige FeréÜmwd
zyne goedkeuring schonk, betuigende, dat
zt|n eed hem door dwang was afj^perst HQ
beval, dat de hoogste ambtenaren te Napels
zouden aftreden, en in het begin van Febru-
ari 1821 overschreed generaal Frim<mt met
48000 Oostenrijkers de grenzen. Na een kort-
stondig gevecht bQ Rieti (7 Kaart) namen de
door P^ aangevoerde manschappen de vlucht,
en de Oostenrijkers deden hun intocht te Na-
pels, alwaar, evenals op Sicilië, waar eene
OostenrQksche legerafdeeling onder Waimoden
heengezonden was, de voormalige staat van
zaken onder het oefenen eener bloedige ge-
strengheid tegen de bewerkers der revolutie
hersteld werd. Fêtdincmd^ in Mei terugkee-
rend, schafte alle vrijzinnige instellingen af;
de universiteiten werden gesloten en de Je-
zuïeten teruggeroepen, ten^l eene bandelooze
politie onder de bescherming der Oostenrtjk-
sche wapens het geheele land teisterde en de
struikroovery, door staatkundige vluchtelingen
versterkt, zich met nieuwe kracht ontwik-
kelde. De zoon en opvolger van Fer^Anamdj
Fram I (1825—1880), bleef gedurende z|jne
korte regeering aan het stelsel van zQn vader
getrouw, terwijl daarentegen diens zoon Fêr-
dinamd II (1880—1869) althans in den be-
ginne vele weldadige hervormingen invoerde
en orde stelde op de financiën. Oproerige bewe-
gingen gaven aanleidingen, om het eiland Sicilië
geheel en ai met Napelste vereenigen. Allengs
naderde echter Ferdimand tot het regeerstelsel
van ztfne voorgangers, zoodat de aanvankelijke
toegenegenheid des volks in haat veranderde.
De vrgzinnige hervormingen, in den beginne
(1846) door Paus Fiw IX beloofd, deden ook
bij de verdrukte Napolitanen sluimerende
wensehen ontwaken, vooral op Sicilië, dat
in 1848 de vaan der onafhankeigkheid deed
vrapperen. Het gedoogde veeleer, dat z|jne
508
8ICILIE-SICKINGEN.
rgkste stad, Palenno, nit het fort Caatella-
mare gebombardeerd werd (14 Jannari), dan
dat meD het voorgestelde verdrag met Napels
aannam, — rokte xlch eindelQk geheel en al
los van de Bowrhous en koos den Hertog vam
Ghmta^ een lOon van Karêl Alhert van Sar-
dinië, tot Koning (11 Joli). Daarmede even-
wel was de oorlog geenszins geëindigd; wél
kwam door tuaschenkomst van Engeland en
Frankr0k eene wapenrost tot stand, gedo-
rende welke het oostelQk gedeelte aan de
Napolitanen en het westeitjk gedeelte aan een
voorloopig bewind onder Eug^fiero Setümo on-
derworpen bleef, maar dewUl de onderhan-
delingen tot geene gewensehte oitkomst leid-
den, begon in April 1849 de worsteling op-
nieow en eindigde met de verovering van
Palermo daar de Napolitanen. OokdeborgerQ
te Napels was in venet gekomen tegen de
dwingelandy des Konings, doch dese dempte
dat door zyne Zwitsersche IQfwacht en door
het bandelooae gemeen, waarna het slaaftehe
volk aich wederom gedoldig boog onder bet
Jok van het militair despotismos. De reactie,
welke op die beweging volgde, was te Napels
en op Sicilië veel vreeseiyker dan elders. De
toestanden waren sóo verschrikkelttk, dat zy,
door een brief van Qladêionê in Engeland
wereldkondig gemaakt, aldaar zolk een mis-
noegen verwekten, dat de Engeleche en
Fransche Begeeringen zich genoopt gevoelden,
te Napels ernstige vertoogen in te leveren,
waarin aangedrongen werd op het verleenen
eener constitotie, terwyi zQ, toen deze vroch-
telooB bleken, honne gezanten terogriepen
(October 1856). Van dien tt}d af heerschtein
het koningrQk Napels en Sicilië eene gesta-
dige worsteling tosschen de revolotionaire en
abeolotistische krachten. In November 1856
verhief de Baron Bentivegna op Sicilië de
banier van den opstand, om de invoering der
constitotie van 1812 te verkr||gen, maar hy
werd gevangen genomen en ter dood gebracht.
Gewapende benden, tot een geheim genoot-
schap, dat . der Camorra, vereenigd, trokken
met roof en plondering door het land, en
eene over het geheeie land verspreide party
was werkzaam ter goottte van Prins Jftiro/,
een zoon van den voormaligen Koning «Toodktffi
Mwrai. Om de maat der ellende vol te maken,
teisterde eene aardbeving, welke ongeveer
10000 menschen deed omkomen, de omstre-
ken van Salemo (December 1857). De Koning
achtte zich niet langer veilig in zyne hoofd-
stad, maar betrok met zyn gezin het kasteel
Caserta, waar hy, door eene aanzien lyke
krygsmacht bewaakt, alleen aan vertroowelin-
gen toegang verleende. Het vertoef van Jfos-
zimi te Gtonoa (1857) gaf ook in het Napoli-
taansche aanleiding tot volksbewegingen, daar
een aantal staatkondige vlochtelingen met de
Sardinische stoomboot „Cagliari" op de kost
van Napels verscheen, om er de vaan van den
opstand te ontrollen. Evenwel mislokte deze
onderneming, en het schip met de bemanning,
onder welke zich twee Engelsche machinisten
bevondeo, werd door de Napolitaanscbe troe-
pen genomen. Dientengevolge ontstonden er
verwikkelingen van de Regeering te Napels met
Sardinië en Engeland, die de oitlevering van
het vaartoig en van de gevangen vreemde-
lingen verlangden, en by de dreigende hoo-
ding van die beide mogendheden moest de
Koning eindeiyk toegeven. Na den dood van
FêfdinoHd II (82 Mei 1859) beklom zffn Jeug-
dige, onervarene en op eene hoogst bekrom-
pene wflze gevormde zoon Fram* Uden troon
en betoonde zich een evenzoo halastsrrige
vyand van allen vooroitgang en van alle vrjh
linnige denkbeelden als zyn vader. H0 bad
nog niet veel langer dan een Jaar geregeerd,
toen de vrywilligers van Gar^aldiy venterkt
door een stroom van Napolitanen, een einde
maakten aan zyne heerschappy. Den 21ston
October 1860 had er eene volksstemming plaats
en deze besliste met eene verpletterende meer-
derheid vóór eene vereeniging met Sardinië,
welke door de verheffing van Victor iBmamA
tot Koning van ItaUë (14 Haart 1861) tot
stand kwam. Hoewel het eiland Sicilië het
Jok der BomrUmê met kracht ai]geworpen en
zich gewillig by bet vereenigd koningryk
Italië gevoegd had,- viel het aan het aienwe
bestoor nergens zoo moeieiyk, vasten yoet te
verkrygen als Joist déar, omdat de diep be-
dorven gesteldheid er doizende zwarigheden
opwierp tegen een regelmatig beheer. H6t
stelsel van omkooping, dat onder de Bomfhom
in zwang was, verpestte er alle standen der
maatschappy; weerstand tegen wet en recht
was er eene eervolle plicht geworden voor
alle bewoners, zooals doideiyk bleek in het
geheime verbond der Mafia. Tegen deze laat-
ste verkreeg in 1875 het ministerie MimgkM
eene nitzonderingswet, vooral tegen de ge-
goede handlangers en beschermers der roo-
vers, en de prefect JÊfalMsardif in 1876 van
Nicotera naar Sicilië verplaatst, bracht er door
zyne onbeschroomde geestkracht aan de
Mafia een gevoeligen knak toe, al kon hy
haar ook niet geheel en al oitroeien.
Siokel (Theodor), een verdiensteltfk ge-
schiedkundige, geboren te Aken den 18den
December 1826, stodeerde te Halle in de
theologie en te Beriyn in de letteren en ge-
schiedenis, bezocht de Ecole des Chartes te
Parys, doorsnoffelde op last der Fransche
Begeering de archieven te Milaao, Venetië en
Weenen, werd in 1857 boitengewoon hoog-
leeraar en lid der Keizeriyke Académie te
Weenen, in 1867 gewoon hoogleeraar en
directeor van het institoot voor Oostenryksche
geschiedenis aldaar en in 1874 medelid van
de centrale directie der „Monnmenta Qerma-
niae". Hy schreef: „Monnmenta graphica medii
aevi (1859—1869, 9 dln)", — „Das Vikariat
der Visconti (1869)", - ,.JeannedArc(1860)",
— „Die Urkonden der Karolinger, gesammelt
ond bearbeitet (1867, 2 dln)", — „Znr Ge-
schichte des KoDcils von Trient (1870—1872,
3 dln)", — „Alcuinstodien (1875, Iste dl)",—
„Lexicon Tironiannm", — „Ueber Kaisenu^
konden in der Schweiz (1877)", — „KaiBe^
orkonden in Abbildongen (met von SyM^
1880)", — en vele opstellen in de Verbande-
liniren der Keizeriyke Académie te Weenen.
Siekingen (Franz von), een Dnitsch rid-
der, geboren den 2den lÈuirt 1481 op den
Ebemborg by Kreoznach, streed reeds in 1508
in dienst van Keizer Maximiliaan tegen de
Venetianen, en leidde voor 't overige geheel
en al het leven van een ridder nit die dagen,
alle middelen aanwendende om naast het ge-
zag der Vorsten en dat der opkomende steden
8ICKINOEN-8ICYON.
609
syn eigen gesag te handhaven, en eiken 8tr|f d,
lederen roof geoorloofd achtend, wanneer er
slechts eene ridderlQke oorlogsverklaring was
▼oora^B^egaan. HO dreef dan ook éen en ander
op groote scbaiü. HQ voerde btjv. oorlog in
1518 tegen de stad Worms ter gonste van
den vandaar verdreven burger Btdihasar SoUdr^
dien hy als geheimsohrgver in dienst nam;
hg plunderde den 228ten Maart 1514 bg Op-
penhdm een handelsoonvooi uit Worms en
belegerde daarop deze stad met 7000 man,
doch bombardeerde haar te vergeeft. Daarop
beoorloogde hg den Hertog van LoikatuigêUj
om Graaf Ct^rMêeók in zgne rechten te hand-
haven. Koning Ffan$ /vanFrankrgknamden
reeds vermaarden aanvoerder eener geoefende
bende in dienst en benoemde hem tot veldheer.
Toen bnrgers van Mets xgne hnlp inriepen
tegen den gemeenteraad, trok hg met 16000
man te voet en 4000 te paard derwaarts en
noodaaakte den raad, de gevraagde schade-
vergoeding te verleenen en de rechten en vrg-
heden der burgers te bekrachtigen, en tevens
om aan hem zelven eene brandschatting van
20000 goudguldens en aan ign leger eene
maand soldg te betalen. De tegen hem uitge-
vaardigde Rgksban werd door den Keixer in-
getrokken, omdat deze zgn bgstand noodig
had tegen Vlriok wn Würtemberg, Doch voor-
dat wm SiekUffen den krggstocht tegen den
Wftrtemberger aanvaardde, zond hg eene oor-
logsverklaring aan Landgraaf PAiZ^ mm JETessm,
die éen zgner bloedverwanten benadeeld had,
trok giings naar Darmstadt en dwong op
den 2d8ten September 1518 zgn vgand, eene
overeenkomst te sluiten, waarbg niet al-
leen herstel der geschondene rechten, maar
ook voor hem zelven eene schadeloosstelling
van 85 000 gulden bedongen werd. Dit verdrag
echter, niet bekrachtigd door den Keizer, werd
slechts gedeelteigk ui^evoerd. Bg de verove-
ring van Stuttgart in 1519 verleende hg vooral
aan Eeuchli» ^ne beschermiog en nam dezen
geleerde ook bg den strgd tegen de Domini-
canen in zgne hoede. Na het ve^agen van
den Hertog trok hg met zgn leger naar
Frankfort en bevorderde bg de aldaar ver-
gaderde Keurvorsten de verkiezing van Kard
F. Deze wilde hem daarop in den gravenstand
opnemen, hetwelk door v<m SieJnmsfen werd
afgewezen, die daarentegen de benoeming
aannam van Keizerigk raadsheer, kamerling,
hoofdman en dienaar. In Schwaben was hg in
kennis gekomen met van MütUn, die sedert
1520 g^tadig bg hem bleef, een groeten in-
vloed op hem verwierf, hem de partg van
Luiher deed kiezen en aan zgn edelen, maar
onbeschaafden geest een giootsch doel voor-
stelde. Weldra omhelsde 14| openigk de zaak
der Hervorming. Zgne hechte kasteelen, in-
zonderheid Landstutü en Ebemburg, werden
de „wgkplaatsen der gerechtigheid". Hier be-
vonden zich öatpar AptUa^ Martinmi Buc&rui en
OecoUmpadim^ de verkondigers van het Evan-
gelie en de steunpilaren der wetenschap, onder
een gastvrg en veilig dak. Als Keizerigk
hoofdman verzamelde wm Skilnngen in 1521
voor den veldtocht tegen Frankrgk 14000 man
voetvolk en 2400 man ruiterg, met welken hg
en de Graaf van Nauam als aanvoerders tot
aan de grenzen van Champagne voorwaarts
rakten, waar de vesting Mézières weerstand
bood. Door de overmacht van Koning JVom,
alsmede door ziekte en gebrek werden zg
tot den terugtocht genoodzaakt en volbrachten
dien op eene meesterigke wgze. Von Siehin-
gen besteedde nu weder al i^jne kracht aan
het reeds vroeger gekoesterde plan eener
staatkundiggodsdiensUge herschepping van
Duitschland, waartoe de beperking der vorste-
igke macht en de opbeuring der Rgksridderschap
de eerste stappen zouden zgn. In Augustus
1522 haalde hg te Landau den adel over tot
het sluiten van een verbond, om de rechten
der edelen tegen de aanmatiging der Vorsten
te handhaven. Deze adelbond koos von 8ie-
hnffen tot aanvoerder en nam de Hervorming
tot leus. Ook de burgers wilde men in dien
bond opnemen. Von Siehingen opende den
27sten Augustus 1522 den st^d met eene oor-
logsverklaring en kort daarna met een aanval
op den aartsbisschop van Trier, RiAard van
QttiffmMam , een hevig tegenstander der
Hervorming. Met 5000 man voetvolk en 1 500
man ruite^ viel hg in het gebied van Trier.
veroverde den burcht Blieskastel en de stad
8t Wendel en stond den 7den September vóór
Trier, doch moest wegens de dappere verde-
diging dier stad den 14den daarvolgenden
het beieg opbreken. Deze aanvankeigke tegen-
spoed vernietigde de geheele onderneming van
van SkUómgen. De Vorsten van Hessen en van
de Keurpflklz keerden de wapens tegen zgne
bondgenooten en ondermgnden alzoo de steun-
sels zgner macht. Hg liet echter, in spgt van
den bg herhaling over hem uitgesproken ban,
de hoop niet varen en belegde eene vergade-
ring van ridders te Schweinftirt, maar zgn
invloed op den adel was aanmerkeigk vermin-
derd. De Hervormers keurden zgne plannen
a^ en ook het volk was er niet mede inge-
nomen. IQoewel al zgne vrienden hem verlie-
ten, deed van Skikimgen in het vooijaar van
1528 een inval in de PAtlz ; doch zgn toeleg,
om de vesting Lfitzelstein te overrompelen,
mislukte, terwgi hg zelf weldra in zgn kas-
teel Landstuhl door de Vorsten belegerd werd.
Den 2den Mei 1528 werd hg door een kogel
in de zgde doodeigk gewond, zoodat hg zich
den 6den van die maand overgaf en 2 dagen
later overleed, nadat de Vorsten den verover^
den burcht waren binnengetrokken. Zgn graf
is te vinden in de R. Katholieke kerk te
LandstuhL — Zgn zoon Front Kanmd van
Sklèmgen werd door Keizer Maaüiaan II in
den gravenstand en een nakomeling van de-
zen in 1778 door Keizer Ja$epk II in den
Bgksgravenstand opgenomen.
Sioyon, eene vermaarde stad in het oud-
Grieksche landschap Corinthe, tnsschen den
Asopus en den Helisson, 20 stadiën van de
zee gelegen, met eene versterkte haven en
40- tot 50000 inwoners, heette te voren Mèeanê.
Schoon van lonisohen oorsprong, ontving zg
door Fkaloêi, den zoon van T^smemu^ langs
vreedzamen weg eene Dorische kleur. Om-
streeks 666 vóór Chr. bloeide zg onder de
heerschappg der Orthagoriden. In den Pelo-
ponnesischen Oorlog koos zg de partg der
Lacedempnifirs, die er den democratischen
regeeringsvorm in 417 vernietigden. In 817
werd zg afvallig van Sparta, waarna JSf^^kran
er eene volksregeering invoerde, welke niet-
temin eerlang in eene alleenheersohappg ver-
610
SICYON-SIDNEY.
anderde. Nadat IkmtMiu Foliorc$tm slch in
803 yan de stad had meestor gemaakt, deed
hQ de inwonen Tan de haven en van de be-
nedenstad naar de acrópolis overbrengen. Aan
de hierop volgende alleenheenchiHsptl werd
in 261 een einde gemaakt door ^ro^tn.Nade
verwoesting van Oorinthe waren de inwoners
van Sioyon eenigen tyd belast met de regeling
der Isihmisehe spelen, maar in de dagen van
Famiomias was de stad schier onbewoond. Zj)
was éen der hoofdzetels der bronsgieter^ en
der sohilderknnst; tot de beoefenaars der
eerste behoorden Oanaeku$ en z0n broeder
Ariiioolei, tot die der laatste JSiimolpuê, de
leermeester van ApéUeM. Yronwenschoenliies
van Sioyon waren in den onden t0d een
gesócht artikel van weelde. Thans vindt men
overblQftelen deser stad in de nabijheid van
VasiUca.
Sidderaal pe) {OymtuauM éUetrwu») be*
hoort tot de orde der WeBhnmmge vMJoAm
en onder deze tot de fismilie der AUi^ (Mnrae-
nidi). Deze visch heeft een lang en slank
liehaam, bedekt met ondnideiyke schabben, en
de staartvin hangt met de aarsvin samen, tor-
wt|l de mgvin ontbreekt. Hy leeft in Znid-
Amerika, vooral in Gnyana, in stilstaande
meren en ondiepe poelen en bereikt eene lengte
van ongeveer l*/s Ned. el. HQ is voorzien van
een eleetrisoh orgaan, waarmede hQ hevige
schokken kan geven. Dat orgaan bestaat uit
op elkander geplaatste plaa^es, welke als
het ware eene kolom van Volta vormen, die
zich nagenoeg over de geheele lengte des
lichaams uitstrekt Om ze te vangen, jagen de
inboorlingen paarden in zulk eene poel. De
sidderalen ontladen hon electrischen toestel,
ten einde die dieren te verdrQven, maar ont-
wapenen zich tevens, zoodat zQ daarna door
de Indianen op het land worden getrokken.
Sidderrog, zie onder Bog,
Siddons (Sarah), éene der beroemdste
tragische tooneelknnstenaressen in Engeland,
geboren den 6den Joli 1766 te Brecknoek in
het prinsdom Wales, was de dochter van den
tooneelspeler Kemble (zie aldaar) en de zuster
van de niet minder vermaarde tooneelknnste-
naars ChofiUi en Jólm Fhüip KtmbU, Zy be-
trad aanvankeiyk het tooneel als zangeres,
maar wydde zich na haar hnw^k met Sidd<m$^
die tot hei tooneelgezelschap van haren vader
behoorde, aan het treurspel. In 1780 verbond
zy zich aan den schouwburg van Oovent
Garden. Door haar innemend voorkomen en
hare welluidende stem was zy de voortreffe-
lykste tooneelkunstenares, welke Engeland ooit
bezat zy had eene uitstekende opleiding ont-
vangen, en haar gedrag was smetteloos. Lady
Macbeth en Catharina in „Hendrik Yin" van
Shaktpêfê waren hare voornaamste rollen. In
haren vryen tyd legde zy zich toe op de
beeldhouwkunst en leverde uitmuntende kunst-
gewrochten, byv. het borstbeeld van den
Noord-Amerikaanschen president Adams. In
1812 verliet zy het tooneel, en zy ovwleed den
Ssten Juni 1881.
Sideraallioht noemt men het licht, dat
verkregen wordt door eene knalgasvlam op
een stukje kalk te richten ; het is dus hetzelfde
als het kalklicht van Drtmuumd.
Sideroxylon, zie IJxêrhout.
Sidmouth (Henry Addington, viscount),
een Britsch staatsman, geboren te Loaden den
80sten Bfei 1766, studeerde te Oxford em knoopte
er reeds vroeg vriendschappeiyke betrekkingen
aan met Pi^ door wiens invloed hQ xitting
verioreeg in het Lagerhuis, waarna bS er
reeds in 1789 tot voorzitter benoemd werd.
Op aanbeveling van FUi kwam bf| den 16den
Maart 1801 na diens aftreding aan het hoofd
van het ministerie, doch daar hy naar het
oordeel van FUt niet voldoende sorgde voor
de verdediging der Engelsche knat bQ de
toemstingen van Frankryk, voegde aUn vriend
zich by de oppositie, zoodat SidmotfiM den
16den Mei 1804 de portefeuille moest neder-
leggen. O^orff III, die zeer met hem ingenomen
was, verhief in 1806 AddiMffUm tot ▼iacoont
Siêmouik en tot voorzitter van het privy
council, doch hy bekleedde deze betrekking
slechts weinige maanden. Na het OTeritfden
van FUi (1806) vormde hy met Foas en Orm-
vUlê een nieuw ministerie, waarin h|f eerst
grootzegelbewaarder en daarna voorzitter van
het privy council was; hy verioor die ambten
reeds in Februari 1817, na den dood van
FosB. Op aandringen van Lord Li9erpool aan-
vaardde hy in 1812 de bediening van ataati-
secretaris l^ het ministerie van Binnenlandseha
Zaken en behield dit ambt, zonder een be-
slissenden invloed te oefenen op de Britsche
staatkunde, tot 1822, bleef daarop nog 2
Jaar minister zonder portefeuille en verwy-
derde zich in 1824 van het staatstooneel. ^
overleed den 16den Februari 1844 en bekleedt
eene eervolle plaats onder de staatslieden van
Engeland in het begin dezer eeuw.
Sidney (De stad), zie onder Sjfdmty.
Sidney. Onder dezen naamvwmelden w(:
Fküip Sidmê^f éen der eerste goede proza-
schry vers in Engeland. Hy werd geboren den
29sten November 1654 te Penshurst in Kent,
studeerde te Oxford en Cambridge en doorreisde
vervolgens gedurende drie jaar het vasteland.
Na zyn terugkeer in 1676 verwierf hy de
gunst van Koningin Migabeth^mtaabegatiich
in 1678 naar Wilton in Wiltshire, het land-
goed van zyn schoonbroeder, den Oraaf mm
Fembrokêj waar hy eene reeks van sonetten,
benevens den herdersroman: „Arcadia (nieuwe
druk 1867)" vervaardigde. Hoewel hQ betoog
gevestigd hield op Spaansche en Italiaansehe
voorbeelden, vergenoegde hy zich geenszins
met herderstafereelen , maar vlocht er ook too-
neelen uit het leven van ridders en jagers door-
heen. In zyne „Apology for poetry (1696;
nieuwe druk, 1868)'* zocht hy aan te toonen,
dat het genot, door de dichtkunst verschaft,
de uitbreiding der wetenschap en de aan-
kweeking der deugd bevordert. Sidtu^f werd
beschouwd als het ideaal van een hoveling,
krygsman en geleerde, maar was tevens een
yverig voorstander van kennis en kunst Ia
1682 iMgsd hy zich weder naar het Hof ea
werd tot gouverneur van Vlissingea benoemd.
Hy streed onder het bevel van zyn oom, den
Graaf vam LmcetUr^ tegen de Spaitfasrden,
maar werd in een gevecht by Zutfen (Sep-
tember 1686) doodeiyk gewond en overleed
den 19den October van dat jaar. Zyne we^en
verschenen te Londen in 1726 in 8 deelen;
zyne „Miscellaneous works'* werden do^
öroy, zyne briefwisseling met BMUrt Ltmg^
door Fêoiri in het licht gegeven.
SIDNEY--SIEB£NBflBGEN.
511
Alffêrmm Sidnejfy een Engelaoh repvblikeiB
uit de dsgen yan Kard I en II. Hg werd
gelK>ren te Londen in 1622 als de tweede Eoon
▼an Graaf Bobert van LeieuteTf onderscheidde
lich ia 1641 gedurende den opstand der Ieren
en koos bQ de oneenigheden van Karti /met
bet Parlement de zQde van dit laatste. Hg
diende in het Parlementsleger onder Fairfam
en behoorde tot de rechteriyke commissie, be-
noemd om Koning Ear9l I te Tonnissen. Hg
woonde de beraadslagingen bg, maar ver-
seheen niet op den dag der stemming en wei-
gerde het doodvonnis te ondérteekenen. Q«-
dnrende het protectoraat van Oromwell leefde
hg ambteloos op sgne goederen, maar werd
na den dood van laatstgenoemde (1659) lid
▼aa den republik^sohen Staatsraad. Na de
restauratie der StmarU toefde hg van 1660
tot 1677 in het bnitenland, verkreeg in 1677
verlof om temg te keeren, werd in het vol-
gende Jaar gekozen tot lid van het Lager-
htris en voegde zich hier bg de oppositie.
Na de ontdekking van het complot van Bye
Honse in 1683. dat den moord bedoelde van
Karti II en diens broeder, werd Sidmey met
Lord JBimmU en den Hertog tam Mamwumik
van medeplichtigheid beschuldigd. Men had
geene voldoende getoigeniseen ten bewgae,
dat hg zich aan hoogverraad had schnldig ge-
maakt; doch de beruchte opperrechter «7ér/>V^
wist zgne veroordeeling te bewerken op grond
van een onder zgne papieren gevonden ma^
nuscript, waarin hg openigk zgne republi-
keinsche gevoelens verkondigde. Zulke denk-
beelden waren, zooals Jeffretfi beweerde, in
Engeland hoogverraad. Een verzoek om re-
visie van het proces werd van de hand ge-
wezen en Mnejf den 7den December 1688
ontiioofd. WiOm III deed na zgne troonbe-
klimming het doodvonnis vernietigen en Sidnejf
in zgne eer herstellen. Het geschrift : „Discour-
ses conceming govemment (1698; 2de druk
1772)" bevat de politieke gelooflibeigdenis van
dezen waardigen staatsman.
Sidon, eene oude, vermaarde stad van
Phoenidë , aan de Middellandsche Zee gele-
gen en in het bezit van eene dubbele haven,
klom onder alle steden des lands bet eerst
tot welvaart en bloei , verkreeg eene soort van
heerschappg over hare zustersteden (1600 —
1100 vóór Chr.) en stichtte vele volkplantin-
gen (Hippo, Ond-Carthago enz.). DeSidoniërs
dreven een nitgebreiden en voordeeligen han-
del: zg hadden glasikbrieken, linnen wevergen
enz., wier voortbrengselen elders zeer in den
smaak vielen. Tevens waren zg ver gevorderd
in de sterren- en cgfiBrkunde, alsmede in de
scheepvaartkunde bg nacht (>ok toen zg later
zich onderwerpen moeeten aan de machtige
Bgken van Klein- Azië (Assyrië en Babyion),
bleef Sidon eene aanzienigke stad. Onder de
Perzische heerschappg kwam zg in verzet
tegen AHux9rxn Odkus , maar werd door dezen
na een liardnekkigen tegenstand in 851 inge-
nomen en verwoest. Na hare herstelling moest
zg zich overgeven aan Alexamdtr de Qroaie,
die er een onderkoning benoemde. Later be-
vond zg zich bg afwisseling onder het gezag
van Egy^e en Syrië, totdat zg ingeigfd werd
in het Bomeinsche Bgk. Thans draagt zg den
naam van Saïda.
Sidorow (Michail Konstantinowit^j), een Si-
berisch industrieel en eigenaar van uitgestrekte
goud wassergen, besteedde een groot deel van
^n vermogen aan de bevorderüig derweten-
sdiap, inzonderheid aan het volbrengen van
ondersoekingstochten en aan het openen van
wegen van verkeer in Noord-Siberië. Daartoe
b^ooren de landweg van Obdorsk naarToe-
roeehaask en de waterweg van Tobolsknaar
de Tasbaai en de Tasrivier, waardoor het
vervoer van graphiet uit zgne aan de leniBsel
ontdekte beddingen mogeigk werd. In 1877
bracht hg eene expeditie tot stand naar de
kusten der Noordeigke IJszee, — schonk eene
aanzienigke geldsom ten behoeve van de Se-
berische universiteit te Tobolsk en schreef:
„Sever Bossii (Het noorden van Busland,
1870)".
Siebenbtirgen, in hetHongaarschJSr(^y
(Wondstreek) , een zelftitandig Vorstendom,
sedert 1691 aan Oostenrgk toebehoorend en
thans in staatsrechteigk en administratief op-
zicht geheel en al met Hongargë vereenigd,
strekt zich uit van 45(>46'— 47»42' N. B. en
van 22**22'— 26»86' O. L. van Greenwich , grenst
in het noorden aan Hongargë, in het zuiden
aan Walachge , in het oosten aan de Boekowina
en in het westen aan Hongargë en heeft eene
oppervlakte van bgna 1000 Q geogr. mgL
Het is eene bergstreek, die tot het bergstelsel
der Carpathen en tot het stroomgebied van
de Donau behoort De bergen des lands vor-
men de zuidoosteigke hoofdgroep der Carpathen,
tegenovergesteld aan de noordwesteigke hoofd-
groep, van de dalen der March en Oder tot
aan die der Theisz en Tarza. De hoofdketens
der Siebenbürgsche C!arpathen verheffen zich
aan de vier ^den des lands, en de hoogste
toppen bevinden zich op den noordeigken
zoom , terwgi de westeigke , naar Hongargë
gekeerd, de laagste is. De noordeigke berg-
keten loopt van het oosten naar het westen
en bereikt in de Bodnaër Alpen hare aanzien-
igkste hoogte; hier heeft men den Kukhom
(2231 Ned. el hoog) en den Pietrosz (2297
Ned. el hoog). De oosteigke zoom bestaat uit
onderscheidene evenwgdige ketens, die van
het noorden naar het zuiden loepen en het
stroomgebied van de Sereth scheiden van dat
van de Maros en de Aloeta. De hoogste toppen
zgn hier: de Pietroszul (2107 Ned. el), de
NagyHagymas (1798 Ned. el hoog) en de
Lakotza (1754 Ned. el hoog). Op ditoosteigk
grensgebergte volgt westwaarts eene grootsohe
trachietketen, welke een doortocht verleent
aan de Maros en de Aloeta en in den Mesöha-
vas eene hoogte van 1641 Ned. el en in den
Hargitta eene van 1 741 Ned. el bereikt, terwgi
de vermaarde Bttdös met zgne zwavelgrot
slechts 916 Ned. el hoog is. Op den suide-
igken zoom verheffen zich de indrukwekkende
gevaarten van den Csoekas (1944 Ned. el),
BoetfUet^ (2519 Ned. el) en Kënig8tein(2243
Ned. el), — voorts het damvormig Fogiras-
gebergte met den Negoi (1 548 Ned. el hoog)
en de sterk vertakte groepen van het Zibin-
gebergte, van den Paringoel (met den Kttrsia,
2414 Ned. el hoog) en den Betyesat (2496
Ned. el hoog). De westeigke rand of het Hon-
gaarsch-SiebenbQrgsche Grensgebergte is het
sterkst ontwikkeld in het znideigk gedeelte,
van de Maros tot aan de Donau. Hier berei-
ken onderscheidene toppen de hoogte van
512
SIEBENBüBGEN.
2200 Ned. el. Het middenite gedeelte, tab de
Haros tot aan de Snelle KOröt, ia veel lager;
hier heeft men het Bihargebergte , hekend
door ztine talrQke grotten, en het Siehen-
hflrgsche Ertagebergte met de Tormaarde bi^
aaltgevaarten der Detonata. Nog lager s0n de
noordelijke berggroepen tnaadien de Snelle
KOrÖB en de SziunoB. Dese grenagebergten
omringen als een mnnr het geheele land en
geven hieraan het voorkomen eener vesting.
Aan de bnitensyde z||n iQ meestal steil en
seer hoog, daar zQ verrtjaen nit de lage
vlakten van Walachye en HongarQe, die zich
ter hoogte van slechts 80^100 Ned. el boven
de oppervlakte der zee verheffen. Aan de bin-
nenzijde zenden zQ talrijke takken nlt, tos-
Bchen welke zich meestal enge dalen , maar
geene aanmerkelijke vlakten bevinden. Alleen
de dalen der hoofdrivieren erlangen hier en
daar eene aanmerkeiyke breedte, zooals dat
van de Maros b0 haar boven- en middelloop,
van de Alt bp Csikszereda en bQ Eron-
stadt , en van de Szamos bQ Bistritz en Deee.
De hoogte dezer dalen neemt in het algemeen
toe naar de oostzijde; de laagste pnnten des
iands bevinden zich in het Marosdal en ver-
heffen zich niettemin meer dan 100 Ned. el
boven den zeespiegel. Eigenaardig ztJn er de
ontzettende kloven, die ter diepte van dni-
aende voeten de bergen hier en daar van elk-
ander scheiden. Hoogst merkwaardig z|Jn er
wijders de bergen van klipzont, die zich als
basaltkegels vooral in het gewest Sovata ver-
heffen. Nagenoeg in het midden des Iands ligt
de Mezöseg, eene ongemeen vmchtbare hen-
velstreek ter lengte van 90 en ter breedte
van 75 Ned. mUl en de graanschnnr vanSie-
benbflrgen geheeten. Men heeft er onderschei-
de bergipaasen; naar de zQde van WalaohUe:
den Yalkanerpas en den Boodentorenpas, den
Törzbnrg, den Tömös en den Bodza, ~ naar
die van Moldavië: den Qjtos, den Gyimesen
den Tölgyes, benevens den Borgopas. De
voornaamste rivier is er de Maros, dleboogs-
gewtJs door het land stroomt en bQ Zun
Hongarije bereikt, om zich aldaar nit te
storten in de Theisz. Hare belangrOkste zij-
rivieren zQn er: op den rechter oever de Groote
en Kleine Aranyos, en op den linker oever
de GHSrgeny en de Groote en Kleine Kokel.
De Szamos ontstaat in het noordoosten des
Iands door de vereeniging van de Groote en
Kleine Szamos en stroomt eerst in eene wes-
telijke en daarna in eene noordelijke richting,
om zich in Hongarije in de Theisz te ontliui-
ten. Tot hare zQrivieren behooren de Lapos
«n de Bistriss. De Aloeta ontspringt niet ver
van de Maros, spoedt zich eerst zuidwaarts
en dan met een naar het noorden gekromden
boog westwaarts, om zich door den Booden-
torenpas naar WalachUe en de Donau te be-
geven; zQ ontvangt de Zibin, de Lanter en
de Borzen. In het westeigk gedeelte des Iands
ontspringt ook de Körös, die zich in Hongarije
met de Theisz vereenigt , en in het oostelijk
gedeelte de Kleine Bistritz, de Totms enz.,
welke naar de ztJde van Moldavië stroomen
en zich met de Sereth vereenigen. Tot de
meren behooren er: het Hodoser- (of Cseger-)
-meer (22 Ned. mQl lang) in het comitaat
Doboka, en het nagenoeg 1000 Ned. el hoog
•gelegene St Annameer aan het noordelijk
viteinde van het Hiromszeker QebM^fte. Uit
het Pirickzkener Meer in het eomltaat Orik
en het Helsche Moeras hu KovaaniA ifA
koolzonr gas omhoog, aoodat de vogela, waU»
er overheen vliegen, bedwelmd en gedood
worden. TalrQk ^n er de minerale browiea,
en tot de meest bezochte behoar«i die vaa
Vatza, Gyogy, Zaizon, ElOpatmk , Baami,
Borszek, Bódna, Homorod, R<^irlMch en
Tnsned. Te Thorenbnrg en Smlsbvrg
men nitmnntende zonte bronnen ei
Wegens de betrekkelijke hoogte van den
bodem is het klimaat er, in weerwil van de
znidelIJke ligging des Iands, over het
nog al gnnr. De gemiddelde jaarigkache i
te^«ad is te Kronstadt 7,75«'C., te Klaoaes-
burg 91» C. en te Hermannstadt S^16/^C. In de
hooge bergstreek dnnrt er de winter vaak tot
in Mei, tetwffl elders, bQv. in het Hataieger
dal , het Inchtgestel zeer zacht is. Het soide*
lUk gedeelte van Siebenbflrgen wordt vaak
door aanhoudende regens en door overstroo-
mingen geteisterd. In weerwil van eene snelle
afwissel^ van warmte en koude ia bet kli-
maat er in het algemeen gezond. Siet>enbflrgea
is rQk aan delfBtoffelOke voortbrengselen. Msa
vind er meer goud dan zilver, en meer zilver
dan koper. De rQkste goudmijnen heeft mea
te Nagyag, Szekerembe, Kapnik-Banya , Za-
lathma en YOröspatak. Het goud vindt mm
er vaak in tellurinm , een metaal , dat aUesa
in Siebenbflrgen voorkomt Daarenboven wordt
er door Zigeuners en Walachen gond gewaB^
schen nit het beddingzand van onderacheideDe
rivieren en beken, b|Jv. uit dat van de Aia-
nyos en Maros. Vooris vindt men er kwik,
tjzer, lood, spiesglans, zwavel , araenik, vi-
triool , aluin , marmer , edel- en balfedelg»'
steenten, kryt, potlood en porseleinaarde, turf
en steenkolen , welke laatste er echter nlst
gebruikt worden , omdat er overvloed is vaa
hout Belangrijk z|Jn eindelijk de zoutgroeven
van Siebenbflrgen, welke behooren tot de
reusachtige zoutbedding, die zich uitstrekt
van Walachge tot aan Wielizka en Bochnia
in het noorden van (telicië. Men telt er 80
plaatsen , waar het zout de oppervlakte be-
reikt De rijkste groeven bevinden zich te
Bfaros-UJvar, Thorda, Viszakna (Salcbuig)»
Kolos, Dees-Akna en Pandd. Daarenbovea
wordt zont geleverd door 120 zoute bronnen.
Het planten^k schenkt er eene menigte geu-
rige Alpenkmiden, — voorts appelen, perea,
pruimen, kersen, kastanjes, amandelen, pe^
^ken, abrikozen, moerbezièn, verf hout eas.
De uitgestrekte, maar slecht onderfaoudeae
bosschen bestaan er uit 4Jne en grove denne-,
beuke-, elke-, elzeboomen enz. In geheel
Siebenbflrgen vindt men den wijnstok, maar
hQ tiert het best aan de oevers van deMaroe
en in het comitaat Hunyad, alsmede op de
bergen langs de beide Kokels. Gok verbouwt
men er meloenen, aardappelen, tabak en sa^
fraan, en vooral tarwe, rogge, garst, gierst, mitt
en vlas. In het dierenrijk vindt men er eene
groote verscheidenheid. De veeteelt is er vbo
veel belang en geeft aanleiding tot een aaa-
zienlUken uitvoerhandel naar HongarQe; in
deugdelijkheid komen de runderen van Siebeo-
bflrgen met de Hongaarsche overeen. BvS^
worden er tot trek- en lastdieren, zelden voor
de slachtbank gebezigd , en de melk der bofl^
SIEBENBttBGEN.
518
koden iB YOortréffélQk. Op de bergweiden
grizen daizende paarden, en de uitvoer van
deae ib er aanzienlQk. De Siebenbttrgsclie
paarden zyn grooter en sterker dan de Hon-
gaarsche, vnrig en taaL Schapen heeft men
«r bjf honderdduizenden , en men hondt er
hoofdzakeigk twee Boorten, Zoerkanschapen
met lang, grof haair en Berke- of Zigeyscha-
pen met gekroesde, 4)no wol. Merinoschapen
heeft men er alleen op de goederen der ryke
grondbedtters. ZwQnen worden er in menigte
in de eike- en beakewondea gemest. Tot
de wilde dieren behooren er beren, wolven,
vossen, wilde swynen, hermelQnen en gemzen,
— voorts heeft men er schilpadden, agde-
wormen en vooral veel bQen.
In 1880 waren er 2084048 inwoners, alzoo
874 op de vierkante Ked. mul. lien liad er
1184883 Boemeenen (Walachen), 680477 Ha-
gyaren of Hongaren, waartoe ook de Seklers
behooren, 211748 Doitschers, 56000 Zigen-
ners, 29490 Israëlieten, 9000 Armeniërs,
1000 Boelgaren, 606 Boethenen en 400 Grie-
ken. Volgens hunne kerkeiyke belijdenis sQn
sQ verdeeld in 662986 Oostersche Grieken,
Ö72772 Geünieerde GHeken, 199551 Luther-
sdhen, 296895 Hervormden, 263 816 Latynsoh-
KathoUeken, 55068 Unitariërs, 224 Ooster-
sche Armeniërs en 29 990 Israëlieten. Zg bewo-
nen 18 steden, 77 marktvlekken en 2 622 dorpen.
De llagyaren, de met hen vermaagschapte Szek-
lers en de Dnitschers (aldaar Saksers ffeheeten)
vormden te voren de staatsrechteiyk met el-
kander verbondene drie heerschende volken,
terwyi de Walachen of Boemenen geene staat-
kundige rechten bezaten. Ook de af hankeiyke
Hongaren hadden geene staatkundige rechten,
4och de Saksische en Walachtjsche edelman
werd als lid van den Hongaarschen adel be-
schouwd. — In 1848 echter werd er geiykheid
voor de wet aan de verschillende stammen en
«an de verschillende godsdienstige gezindten
toegekend, en in den Jongsten tyd werd ook
de verdeeling des lands volgens de genoemde
drie volken opgeheven. Inmiddels vindt men
er de sterkste vermeerdering by de Boemeenen
en Szeklers; eerstgenoemden zyn over het ge-
ëeele land verspreid, en laatstgemelden bewonen
4e oosteiyke bergstreek en waren er te voren
4e verdedigers der grenzen. De yverigste en
meest beschaafde bewoners zyn er intusschen
4e Saksers, wier welvaart duideiyk biykt in
liunne regelmatig aanlegde, zindeiyke dorpen.
Zy bedienen zich op het papier van de Hoog-
dnitsche taal en in het dageiyksch leven van
4e tongvallen van de Midden- en Beneden Byn.
Het voornaamste bedryf der inwoners van
6iebenbfirgen is de landbouw; en naast dezen
de veeteelt en de mynontginning. Aan land-
bouw en veeteelt wyden zich vooraf de Hon-
garen en Szeklers, en aan beide evenzeer de
Saksers, die er ooft- en wynbouw mede ver-
binden en zich ook met ambachten en fabrie-
ken bezig houden. By de WaUchen staat de
veeteelt op den voorgrond, en de Zigeuners
zyn gedeelteiyk gezeten lieden, gedeelteiyk
«wervers (Tent-Zigeuners); zy vinden hun onder-
houd als paarden koopers, smeden, mandenma-
kers, ketëUappers, vilders, muzikanten, goud-
wasschers enz. De Grieken en Armeniërs zyn
kooplieden, en de Israëlieten meestal klein-
èandel^rs, venters en brandewynstokers. De
xra.
nyverheid bevindt er zich op eene lage trap
van ontwikkeling; sommige bedryven ontbre-
ken er geheel en al, en in enkele streken zelb
de noodigste handwerkslieden, zooals metse-
laars, timmerlieden, smeden enz. Grof linnen
wordt er in alle dorpen geweven, maar de
4)nere soorten verkrygt men uit Hongarye en
Bohemen. Ook wordt er grof laken vervaar-
digd, vooral te Hermannstadt, Kronstadt en
Heltau, maar de katoenwevery is er van zeer
weinig belang. In den laatsten tyd heeft men
er l>eetwortel8 verbouwd voor de suiker£Eibrie-
ken, en men heeft er vele brandewynstokery-
en. Metaalsmelteryen zyn er met den myn-
bouw verbonden, doch de verdere bewerking
der metalen is er nog gebrekkig, (bewoon
aardewerk wordt er in overvloed gebakken,
en opmerkeiyk zyn er waterkruiken van
4)n, grys leem en drinkbakken van aluin-
leem. Yan de pottebakkeryen is die te Batiz
de aanzieniyiute, en van de glasblazeryen le-
veren die te Arpas en te Eertzesora 4)ne geslepen
voorwerpen. Het binnenlandsch verkeer is er
levendig en wordt vooral door Jaar- en week-
markten onderhouden, en de handel in vee,
boter, kaas enz. is er hoofdzakelttk in han-
den van de bewoners der bergstreek van Wa-
lachye. Timmerhout, planken enz. worden er
vooral vervoerd door de Szeklers uit de ge-
bergten van Osik en Haromszek. De handel
in voortbrengselen der nyverheid is vooral ge-
zeteld in de Saksische gewesten, maar de
eigeniyke handel wordt er gedreven door de
Grieken en Armeniërs. Tot de uitvoerartike-
len behooren er vee, leder,, wyn, zout grove
wollen stoffen, delflitoffen, glas en aardewerk,
papier, zeep, Isaarsen, vlas enz., — en tot
de invoerartikden vee, huiden, wyn, wol,
katoen, was, honig, 4jn laken, wollen, ka-
toenen en linnen stoffen, fyn glas- en aarde-
werk, koloniale waren, galanterieën enz.
Ook de doorvoerhandel, vooral uit de Levant,
is er zeer druk, en de voornaamste koopste-
den zyn er Kronstadt en Hermannstadt Het
land is er tegenwoordig in alle richtingen door-
kruist van post- en handelswegen, terwyi als
waterwegen alleen de Karos en Szamos ge-
bezigd worden. De Hongaarsche Oosterspoor-
weg doorsnydt het geheele land in eene
diagonale richting, en de Siebenbttrgsche spoor-
weg loopt door het dal van de Ifairos tot aan
Karlsburg en vervolgens zuidwaarts door het
Zsildal, waar zich ryke beddingen van bruin-
kolen en yzererts bevinden. Voor het volka-
onderwys is niet overal even goed en op vele
plaatsen niet voldoende gezorgd. Tot de in-
richtingen van onderwys der B Katholieken
behooren er 5 gymnasia en 4 progymnasia. De
Geünieerde Grieken bezoeken er doorgaans de
B. Katholieke scholen en hebben daarenboven
een gymnasium en eene godgeleerde school te
Biasendorf. De Oostersche Grieken hebben
gymnasia te Kronstadt en Kaszod. De Her-
vormden hebben 6 g^nasia en éen progym-
nasium, en met het door Prins CMbrvSlBaKlm
rykbegiftigde gymnasium te Enyed is eene
godgeleerde school verbonden. De Lutberschen
hebben 5 gymnasia en 2 progymnasia, eene
hoogere reaalschool te Hermannstadt en eene
bMsere school te Kronstadt; daarenboven on-
derhouden de Saksers 8 landbouwscholen.
Eindeiyk hebben de Unitariërs éen gymnasium
38
514
SIEBENBUBQEN.
en 2 progymoaaia. In 1872 verreea te Klan-
aenbnrg op koaton dea landa eene MagTaarache
nniveraiteit; aldaar bevinden zich ook eene
kweekschool voor onderwgiera en eene land-
bonwBchooL Met betrekking tot den godsdienst
genieten er thans de leden yan alle kerkge-
nootschappen gelijke staatsbnrgeriyke rechten.
De B Katholieken en de Geünieerde Arme-
niërs hebben te samen een bisschop te Karls-
borg, — de Qetlnieerde Grieken een bisschop
te Saamos-UjYar en een aartsblBchop te Bla-
sendorf, — de NietGeUnieerde Grieken een
aartsbisschop te Hermannstadt, — de Protes-
tanten hnnne superintendenten en consistoriën
te Klansenhnrg en te Hermannstadt, — en de
Unitariërs eene algemeene Synode te ELlansen-
bnrg. De Israëlieten hebben er 10 synagogen.
Te voren was Siebenbflrgen verdeeld in het
Land der Romgaren in het westen en midden,
Vilde van het geheel omvattend , met 11 co-
mitaten en 2 districten. — het Land vam de
Sxehlers, de anidoosteiyke bergstreek, Vii^e
van het geheel beslaande, met 5 arrondisse-
menten , — en het Lamd der Saksers in het
solden en noorden, sich desgeigks over^iide
van het geheel uitstrekkend. In 1876 eehter
is het geheele iand in 16 comitaten verdeeld.
Siebenbürgen was in de dagen der Oudheid
een gedeelte van Dacië en werd in 105 na
Chr. door JVafamue onderworpen aan de Bo-
meinsche heerschappy. In 274 verlieten de
Romeinen het land , hetwelk door den stroom
der volksverhuizingen overdolven werd. Ach-
tervolgens kwam het in het bezit van de
Oost-Gothen, Gepiden en Pet^enegen. Koning
Siéphamu I van Hongar|)e moest het tegen
die invallen beschermen, en dit leidde tot de
verovering van Siebenbürgen, vooral sedert
het einde der 11de eeuw. Koning Geita II
(1141—1161) lokte bg verdrag Vlamingen en
Duitsohers naar het zuideiyk gedeelte des
lands. In 1211 verleende Koning Andrêas U
aan de Orde der Duitsche ridders desgelijks
een gedeelte des lands, hetwelk toen door
Duitschers ontgonnen werd. De nieuwe kolo-
nisten traden in het bezit van den grond
en hadden een eigen recht als grondslag van
zelfbestuur. Zy deden er onderscheidene ste-
den verryzen, zooals Media^ , Mühlenbach ,
Hermannstadt , Schitosburg , Klausenburg ,
Kronstadt, Bistritz ens. De rechtspraak van
het land van Hermannstadt omvatte 7 arron-
dissementen , en daardoor ontstond volgens
sommigen de naam van Siebenbürgen. In het
Latyn werd het sedert de 12de eeuw VUra
Süvaêj Fariee Ultratüvanae en later TVane-
Sflvama genaamd wegens de uitgestrekte won-
en , waardoor het van Hongarye gescheiden
is. In 1240 deed Kddan^ khan der Mongolen,
een inval in Siebenbürgen, en in 1421 en
1483 verschenen er de Turken voor het eerst
De leer van Luiher had reeds in 1520 te
Hermannstadt en elders aanhangers gevonden
en breidde zich vooral uit onder de Saksers.
Toen in 1526 na den dood van Koning Lo-
dêwijh II de Hongaarsche koningskroon ten
deel viel aan den Boomsohen Koning Ferdi-
namd J, trad Johan ZapoUfa op als tegenkoning,
riep de hulp in van Sultan Soliman en benoemde
tot woiwode van Siebenbürgen Stéphanut Bd-
thorif die tot aan 1530 het geheele land, met
uitzondering van Hermannstadt , veroverde. In
1588 sloot Zapciffa eene 'overeenkomit met
Ferdinand J, krachtens welke hem de titel
van Koning van Hongarye en van alle door
hem besetene landen werd toegekend, terwyi
die gewesten na syn dood aan Perdinamdwfs^
den ten deel vallen. Kiettemln liet Koningia
Isahella, na den dood van Zdpo^yo, haar soon
Joha» Siffitmuud tot koning uitroepen. Na sQn
overiyden evenwel kozen de Standen in 1571
Stéphanue JBdihori tot beheersoher. Toen öem
in 1576 ook tot koning van Polen werd ve^
koren , stond hy de Kroon van Sietienbürgea
af aan zyn broeder Ometoffél^ die in 1681
overleed. Zyn zoon 8ig%tm*nd Bdthari^ stond
Siebenbürgen in 1598 af aan Keizer Bmdolf
en in 1599 aan zyn neef, den cardinaal ea
bisschop van Engeland, Andrêas Bdthoti^ dis
door JiGekaSl^ woiwode van WalachQe, In 1499
geslagen werd en op de vlucht omkwam. Na
handhaafde \Budolf eenigen tQd het gezag,
totdat Stéphanus Boehikojf zich aan het hoora
plaatste der ontevredenen en door denSnltaa
in het bezit van den troon bevestigd werd.
Hy sloot met Keizer Matthiae den Vrede vaa
Weenen (23 Juni 1606), waarbfl aan de Pro-
testanten van Hongarye vryheid van godsdieut
werd toegekend, terwyi hy als Yorst vaa
Siebenbürgen ook het gezag verkreeg over
Opper-Hongarye tot aan de Theias. Ka zfn
dood (29 December 1606) kozen de Standen
Sigumwnd Rahoexjf tot zyn opvolger, en, toen
deze wegens ziekeiykheid in 1608 z0ne waar-
digheid nederlegde, OabriSl Bdikori, die door
zyne verregaande dwingelandy de Saksers tot
gewapend verzet noopte en het volk diep
ongelukkig maakte. Onder hen, die tot zyne
verheffing hadden medegewerkt, behoorde ook
OabriSl BtihUn^ die zich evenwel eerlang bf
de tegenstanders van den Yorst voegde, vaa
de Turken steun ontving en, nadat BMori
in 1614 door den misnoegden adel vermoord
was, zich gekozen zag tot Yorst van Sieben-
bürgen. Hy handhaafde zyn gezag in bet
binnen- en buitenland en bevorderde kunsten
en wetenschappen. Wél overleed hy kinder
loos, maar hy had door de Standen zyne ge-
malin Oatharina van Brandenburg tot opvolg-
ster doen kiezen, en deze l>enoemde /Si^i^MNif
BeiMeny den broeder van haren gema^ tot
stadhouder. Daar zy zich echter schuldig
maakte aan inbreuk op de rechten der Standen,
zag zy wegens den wrevel van dezeif»
genoodzaakt, het bewind neder te leggeOr
waarna men Oeorg Bakoexy I tot vorst v^
koos (1631). Deze verbond zich in 1644 met
Frankryk en Zweden tegen den Keizer, ue
door den afiitand van een aanzieniyk gebied
den vrede verwierf. Hy werd in 1548 opge-
volgd door zyn zoon Qeorg Bdkoezff Ui ^
later een bondgenootschap sloot met Koning
Kard X €hutaaf van Zweden tegen Poie»
en in 1657 met een leger van 60000 m»
derwaarts trok, maar op den terugtocht door
eene overrompeling der Tartaren byna al lO"*
troepen verloor. Hy had voorts te ^^^T^
met verschillende mededingers, o. a. met -*«•*•
Üne Berotai. die gedeelteiyk door de Turken
werden ondersteund. Deze laatsten bracliteit
hem eene nederlaag toe by Klausenburg) ^
hy overleed aan de aldaar ontvangene w^-
den op den 9den Juni 1660. De Standen kww
daarop Johan Kemény tot vorst, maar aete
SIEBENBÜRGEN.
515
mofiit desgeigkB strQden tegen de Turken,
die het Und overweldigden en Mkèa8l Apdfi
tot YorBt benoemden. Kêwtém^ sneuvelde in
1662 in den slag bü Qroot-Ali^ tegen de
Torken. Hoewel dezen in 1664 b0 St Ootthard
de nederlaag leden, behielden scO (by den
Vrede van YasvAr) Qroszwardein en Ken-
hftnsel tegen de belofte, dat iQ Szaboles en
Siathmar niet langer zonden verontrusten.
Vorst Apafi bevond zich later aan de zQde
van den aanvoerder der Hongaarsche mis-
noegden y van Qraaf JSmmerich TSkökf, maar
was niet zeer voorspoedig in den oorlog. Ka-
dat in 1683 de Turken btJ Weenen overwon-
nen waren, knoopte hQ onderhandelingen aan
met Keizer LeopM I, en deze leidden tot een
verdrag en verbond , dat de Standen verplichtte
tot het erkennen van de sonvereiniteit van
den Hongaarschen Koning en Boomschen Kei-
zer (1688). Toen de Vorst in 1690 overleed ,
verschoof Leopold^ wiens troepen zich in
Sidbenbürgen bevonden, de bevestiging van
den reeds tot Vorst verkozen, maar nog veel
te Jeugdigen MMka& Apafi en bewoog hem,
afttand te doen van het vorstendom , nadat
eene oorkonde van Leapold van 4 December '
1691 de handhaving van alle staatkundigeen
kerkellfke rechten gewaarborgd had. De Porte t
erkende b|| den Vrede van Karlowitz (1699) i
Keizer Xm^o^ als bezitter van Slebenbürgen.
Frams Bakooxy ^ verbonden met een aantal
ontevredenen, kwam daartegen in verzet
(1703) en werd door een gedeelte van den
Magyaarschen adel en van de Szeklers tot '
Vorst uitgeroepen; maar het Keizeriyk leger,
schoon wegens den Spaanschen Successie-oorlog
tegen FrankrQk te velde getrokken, behield ten
sk>tte de overhand, en b0 den Vrede van
Szathmar (1711) verbleef Siebenbttrgen aan Oos-
tenrOk. Aan het vorstendom werd de handha-
ving van zUne constitutie, van hare rechtsbe-
deeling en van hare godsdienstige vrOheid toe-
gezegd. Nog eenmaal deden de Turken eene po-
ging tot verovering van Siebenbttrgen, maar
zQ moesten bQ den Vrede van Passarowitz (21
Juli 1718) de heerschappQ van Oostenrgk
over dat land erkennen. Mania Tkerena ver-
hief in 1765 Siebenbttrgen tot een grootvor-
stendom. Toen Keizer Jos9ph door zQne her-
vormingen de IQfeigenschap in Siebenbttrgen
ophief, kwamen de boeren van Walaohüe
onder aanvoering van zekeren Horra in op-
stand tegen den adel. Eerst tegen het einde
van 1784 konde men dien dempen, nadat 264
adell0ke kasteelen waren in asch gelegd. De
nationale en liberale beweging, die zich sedert
1826 in HongarOe openbaiBurde , vond weer-
klank in Siebenbttrgen , waar men allengs de
eonstitutie had onderdrukt Aan het hoofd der
oppositie bevond zich aldaar in den beginne
de Baron Kikólaut WesseUw^ De Landdag i
werd wel is waar den 5den Februari 1886 )
plotseling ontbonden , maar de latere Land-
dagen (1841—1842 en 1846--1847) handhaaf-
den niet zonder gunstig gevolg de constitu-
tioneele rechten des lands. (Gedurende deze
worsteling ontstond bü de hoofden van den
Hagjraarschen adel en van de Szeklers , met
het oog op het betrekkelQk klein bedrag der
Hagyaarsche bevolldng in Siebenbttrgen, het
denkbeeld van eene vereeniging met HongarQe,
en dit werd eerlang in het programma der
XIIL
Siebenbttrgsch-Magjraarsche oppositie opge-
nomen. De gebroeders Jaseph en Earl Z^Xr,
de Graven WladuUmt en Dominieut Tehdy ,
de Baronnen D<minieuê en Dion^t Kemêny en
anderen hielden geiyken tred met de oppositie
in Hongarye en drongen ernstig aan op de
vervulling der beloften , door Keizer Leopold I
bO het in bezit nemen van het land toegezegd.
Op voorstel van Keméntf ontwierp de Landdag
van 1841—1843 een adres aan den Keizer ,
waarin de bepalingen van de oorkonde werden
vermeld , welke tot nu toe door de Begeering
waren geschonden. De oppositieparty in Honga-
rf|e en die in Siebenbttrgen onderhielden steeds
eene drukke onderlinge gemeenschap. Zy had-
den geiyke belangen , maar ontmoetten ook
geiyke hindernissen. Het groote kwaad in
Hongarye. de verscheidenheid van stammen,
was nog neviger in Siebenbttrgen. Hier wilden
inzonderheid de V^alachen als een vierde volk
worden erkend, en toen zy in 1843 hierin
niet slaagden , waren zy zeer verbitterd op
de Hongaren , eene verbittering , welke nieuw
voedsel verkreeg door de gebeurtenissen van
Maart 1848. Op uitnoodiging van Sa^una,
bisschop van V^alaehye, vergaderden op den
4den Mei 30- tot 40000 Walachen by Balassalva
(BlasendorO en namen het besluit, nogmaals
door eene deputatie den Keizer te verzoeken,
dat zy als vierde natie mochten worden erkend.
Kort daarop vielen te Topanfklva, Marczfalva
en op andere plaatsen bloedige gebeurtenissen
voor, en toen voorts de luitenant* veldmaar-
schalk Fuchmer , kommandant van Siebenbttr-
gen, op grond van een Keizeriyk schryven
van 4 October 1848 , aan het ontslagen Hon-
gaarsch ministerie de gehoorzaamheid opzeide,
ontbrandde de burgeroorlog. De Walachen
grepen onder aanvoering van den advocaat Jan*
Jtoé desgeiyks naar de wapens, om de Keizer-
lyke troepen te ondersteunen en de rebellen
te vernietigen. Er ontstond een gruweiyke
rassenoorlog, en dientengevolge was reeds
tegen het einde van 1848 byna geheel Sieben-
bttrgen door JPuekner en den aanvoerder Urhan
weder onderworpen aan de Oostenryksche
heerschappy. Doch Bêm (zie aldaar) stelde
zich weder in het bezit van het grootste ge-
deelte des lands ten behoeve van de Hongaar-
sche revolutie; en ook tegenover de Bussische
hulptroepen, die in Februari 1849 een inval
deden in Siebenbttrgen , overlaadde Bern zich
met krygsroem, maar l>ezweek ten laatste voor
de overmacht Door de Byksgrondwet van 4
Maart 1849 heriLreeg Siebenbttrgen zyne voor-
malige zelAtandigheid , zoodat het zyne plaats
weder innam in de ry der overige Kroonlanden
en ook op nieuw in het bezit kwam der comi-
taten, die er in 1836 afgescheurd en met Hon-
garye vereenigd waren. De Siebenbttrgsche
Militaire Qrenzen tusschen SDsbenbttrgen en
Walachye (1044 O googr. myi met omstreeks
160000 inwoners) kwamen in 1861 ondereen
bnrgeriyk bestuur en door het Patent van 20
October 1860 werd de voormalige eonstituUe
van Siebenbttrgen benevens de Siebenbttrgsche
Hofkanselary weder ingesteld, doch de reeds
vermelde, in 1849 door Hongarye afgestane
comitaten moesten teruggegeven worden. In
1863 kwam de Landdag , volgens de nieuwe
wet gekozen , te Hermannstadt byeen en nam
het besluit, de Februariconstitutie aan te
33*
616
SIEBENBttBQEN- 8IE6EN.
Onder Beloredi echter werd in 1866
de oude kieswet in loover weder ingevoerd,
dat de Magynren op den Landdag de meer-
derheid bekwamen, die in 1866 de vereeni-
ging met Hongart|e goedkeurde. Deie werd
dan ook door een Koninkiyk schrQven van
17 Febroari 1867 tot stand gebracht, de Sie-
benbürgsche HofkanselarQ opgeheven en de
Landd^ ontbonden. Siebenbttrgen werd eene
Hongaarsohe provincie, op den Byksdag door
76 rechtstreeks gekoaen afgevaardigden ver-
tegenwoordigd, zoodat de Landdag verviel.
Den Isten Januari 1868 werd ook bet gerechts-
hof te Kiaosenburg opgeheven. Sedert dien
tüd beijveren sicb de Magyaren, het land met
hunnen geest te doortrekken, doordien zy de
vroegere wetten omtrent de geldendheid der
Duitsche en Boemeensche talen ter ztjde schui-
ven en er hunne taal invoeren. Inzonderheid
worden de van ouds aan de Saksers gewaar-
borgde rechten geschonden en meer en meer
opgeheven.
Siebold. Onder dezen naam vermelden wü :
Fhüipp Vtwm wm SiAold^ een uitstekend
natuuronderzoeker, geboren te Wfirzburgden
17den Februari 1796. HU studeerde in zUne ge-
boorteplaats in de geneeskunde , verkreeg er
den doctoralen grsad en vertrok in 1882 als
officier van gezondheid in Nederlandschen dienst
naar Indië. Bezield met eene ongemeene be-
geerte naar kennis van onbekende landen en
gewassen, vergezelde hQ in 1828 met blQd*
schap den kolonel de StwrUr naar Japan en
vertoefde aldaar — bgna altgd op Decima —
tot 1880. HU had in dien tyd gelegenheid,
velerlei betrekkingen met geleerde Japanneezen
aan te knoopen. zich in de taal te oefenen,
den plantengroei te bestudeeren en talrUke
merkwaardigheden te verzamelen. Dit wekte
er echter den achterdocht der Regeering, noodat
hU in laatstgenoemd Jaar uit Japan verbannen
werd. Aanstonds keerde hy naar Europa terug,
om er de bQeengebrachte bouwstoffen te ver-
werken. Hiermede hield hy zich bezig tot
1869 , nu eens wonende op zyn landgoed St
Martin, dan weder te Bonn, of ook te Leiden,
waar hy zyne woning op het Rapenburg tot
een Japansch museum inrichtte. Ook kweekte
hy er Japansehe planten op eene buitenplaats,
door hem „Nippon" genoemd, buiten de Zyi-
poort Luniddels w^ zyn museum door het
Byk aangekocht. — In 1869 ondernam vcm
8UMd eene tweede reis naar Japan, trad er
in 1861 in dienst van den Taikoen , keerde in
1868 naar Europa terug, vestigde zich te Wttrz-
burg. volbracht eene reis naar Frankryk, ge-
Ifik by in 1868 eene ondernomen had naar
Petersburg, en overleed den 18den October
1866 te Mttnchen, waar hy zich bezig hield
met het ordenen van eene door hem gestichte
Japansehe verzameling. Hy had in ons land
den titel van kolonel, was door den Koning in
den Nederlandschen adelstand opgenomen, zag
zich met onderscheidene ridderorden versierd
en ontving het lidmaatschap van de voornaam-
ste geleerde genootschappen in Nederland. Van
zyne geschriften vermelden wy : „De historiae
nkutalis statu (1824)", — «Epitome linguae
Japonicae (1824)", — onderscheidene verhan-
delingen in het Bataviaasch Genootsdiap van
Kunsten en Wetensohai^n , — „Kippon, Ar-
chiv zur Beschreibnng von Japan und dessen
Neben- und SohutzHLndem u. a. w. (1882-
1861 , met 471 platen en 10 kaartaa)**, ookU
het Fransch uitgegeven, — ^Ftora J^ponici
(1886)", — „Fauna Japonica (1840)", — „BI-
bUotheea Japonica . (1888— 1841 , 6 dia met
nog 2 dln ab verrolif)'*, — „ Aper^ biatofiqne
et phjsique des repttles du Japon {ISSSjTr-
„Lettre zur TutiUté des Mnsóes Ethnogrmphiqnei
ete. (1848)", — „UrkundUche DanteUongder
Bettrebungen von Niederland and Boaziaail
zur ErOffhung Japans fttr die Sehiffahrt md
den Seehandel aUer Nationen (1854)**,— „Au-
nales d*horÜculture et de botaniqve, oa flore
des Jardins du royaume des Pays-Bas etc
(met dé Vfiue 1867—1860, 8 dln)**, — ea
„Open brieven uit Japan (1861)**.
Karl Thêodor Snut vo» aièboidj een ve^
diensteiyk physioloog en zodloog en een broeder
van den voorgaande, fty w^ gebmen ts
Wttrzburg den 16den Februari 1804, was op
verschillende plaatsen als geneeaheer werk-
zaam en werdtn 1840 hoogleeraar te Erlangen,
in 1846 te Frdburg, in 1860 te Breslan ea
in 1868 te Mttnchen, waar hy tevens dliecteiir
werd van het zoölogisch museum en den 7dea
April 1886 overleed. Hy bev<mlerde de weten-
schap der dierkunde door zyne waamemingea
over de protozoa , zeekwallen , ingewandsww^
men en insecten. Ook bevestigde hfl de partlis-
nogenesis en bekrachtigde door feiten de door
DfMTum verkondigde theorie van dehuisboo-
ding der byen. Hy schreef: een TOortreAti0k
„Lehrbuch der vergleichenden Anatomie der
wirbeUosen Thiere (1848)", — „ObservatkmeB
de Salamandris et Tritonibus (1828)**, — „Bet-
tr^e zur Naturgeeohichte wirbeUoaer Thiere
(1889)", — „üeber Band- und BbMenwttrmer
(1864)**, — „Wabre Parthenogenesls bei Sehflle^
terlipgen und Bienen (1866)**, — „Beitrilge
zur Parthenogenesls der Arthropoden (1871) ,
— en „Die Sfiszwabserflsche von BOtteleuiopt
(1868)**. Ook stichtte hy in 1849 met KMhf
het „Zeitschrift ffirwissenschaftiiche Zoölogie •
Siegel (Hetairieh), een verdlensteiyk beoe-
fenaar van het Duitsche recht en geboren des
16den April 1830 te Ladenburg in Bato,
studeerde te Bonn en te Heldelberg, vestigde
zich in 1868 als privaatdooent te Oieszen es
werd in 1867 buitengewoon en in 1862 ffi^^
hoogleeraar in de rechten te Weenen. In 1861
werd hy correspondeerend, in 1868 gewoon
lid van de Académie van Wetenschappen aldstr
en sedert 1876 bekleedt hy de betrekking m
algemeenen secretaris van dit lichaam. y*b
zyne geschriften noemen wy: „(}eschichtedM
deutschen Gerichtoverfehrens (1867)", — i^
Versprechen als Verpflichtnngsgrund (1873) t
— en „Lehrbuoh der deutschen Becbtage-
schiehte (1886)". Ook gafbymetiJ. TbwwflWJ
„Die Salzburgischen Taidinge (1870)" in a^
licht. ^
Siegen , eene arrondissementshoofditw
in het Pruisische district Amsberg, Wj^
de Sieg en telt bVna 17000 inwoners (1885)-
Zy is een station van den spoorweg ^^'
Betzdorf en de zetel van eene rechtbank. Vocm^
vindt men er twee kasteelen der voomw^
Vorsten van NoMtaÊhai^m, een reaalgyaatf^^
eene ambachtschool enz. — Het «'*^ö*'^*'!U*?
van dien naam heeft op nagenoeg 12 D ^*£'
myi 77678 inwoners (1886), ligt tatfeh^
Westerwalde en het Botiiaargebergteeai>e9«
SIEGEN-SIEGMUND.
617
in zgn bergaobtigen bodem aen grooten rgk-
dom Tsn (taererto, dat er in 22 boogoTens
wordt aitgeimolten.
Siegenbeek (MattbVs), een yerdiensteigk
Nederlandleb letterltondige , geboren te Am-
sterdam den 289teB Jnni 1774, werd opgeleid
tot Doopsgesind predikant en vervaardigde
reeda vroeg Latgnsobe en Nederlandscbe ge-
diebten. In bet voorjaar van 1796 werd bg
predikant te Dooknm en nog geen tweejaar later
boogleeraar in de Nederlandscbe taal en letter-
kunde te Leiden. Onder bet Bewind der Ba-
taaftcbe Bepnbliek werd bem de vervaardiging
opgedragen van eene .yerbaadeüng over de
Nederlandscbe spelling^*, waarop bet besluit
volgde, dat ^e spelregels totricbtsnoer londen
dienen voor alle stukken en leerboeken , die
van den Staat uitgingen. In 1816 werd bQ
scboolopsiener en bekleedde dese betrekking
gedurende 86 Jaren. Met J, W. U Water
Bcbonk bS nieuwen bloei aan de MaatsobappQ
van Nederlandscbe Letterkunde te Leiden.
Scboon bV sedert 1844 den titel droeg van
rustend boogleeraar, vierde by in 1847 sQn vyf-
tigjarig professoraat, en bü overleed den 288ten
November 1864. Sedert 1808 was btf lid van
bet Koninkigk Nederlandseb Instituut, —
voorts was bfi lid van de MaatsebappQ van
Wetensobappen te Haarlem, van bet provin-
ciaal Utrecbtscb Genootscbap enz., terwgi de
Leidsebe MaatsobappQ den yverigen geleerde,
die er van 1822 tot 1847 bet voorzitterscbap
bekleedde, tot eerelid benoemde. Ook was by
lid van onderscbeidene bnitenlandscbe geleerde
genootscbappen en ridder der Orde van den
Nederlandscben Leeuw. Van s|)ne talrjlkege-
scbriften vermelden wQ: „Proeve van Neder-
landscbe welspre^endbeid (1799 en 1809, 2
stukken)'*, — „Verhandeling over den invloed
der wellaidendbeid en gemakkelUkbeid van
uitspraak in de spelling (bekroond door de
Bitaaftcbe Maatscbappt), 1804)**, — „Woor-
denboek voor de Nederduitscbe spelling (1806)",
— „Proeven van Nederlandscbe dichtkunde
uit de XVIIde eeuw (1806)**, — „Historisch
tafereel van Leidens ramp enz. (1808>**, —
„Syntaxis der Nederlandscbe taal (1810)**, —
„Euterpe (met Kamtdaar. 1810-1811, 2 dln)**,
— „Museum of verzameling van stukken ter
bevordering van fraaie kunsten en weten-
schamoen (1811—1817, 4 dln)**, — „Neder-
duitscbe spraakkunst (1814)**, — „Over de ver-
diensten van Hugo de Groot als schrOver der
Nederlandscbe geschiedenis (1818)**, — „Be-
knopte geschiedenis der Nederlandscbe letter-
kunde (1826)**, ~ „Taalkundige bedenkingen
(1827)**, ~ „(Geschiedenis der Leidsebe Hooge-
scbool (1869-1862, 2 dln)**, — „(Geschiedenis
der burgerwapening in Nederland (1881)**, —
„Het bestuur van Jan dé Witl,^ besobouwd
uit bet oogpunt der ministerieele verantwoor-
deigkbeid (1832)**, ^ „Aanteekeningen op
Jacob van Maerlants Verkeerde Martyn (1834)**,
— „Jacob van Maerlants Wapen Martgn,
met eene inleiding en aanteekeningen (1834)'*,
— „Bedevoeringen en verhandelingen (1886)**,
— „Schets eener geschiedenis van den Oud-
Nederlandscben Staat van Filips van Bonr-
gondiSn tot den Jare 1796 (1889)**, — „Ver
volg op de Wapen Martgn van Maerlant (1841)**,
— „(Gemengde bedenkingen rakende de Neder-
duitscbe taalkunde (1846)**, — „Over de vor-
deringen der Nederlandscbe letterkunde in de
laatste 60 Jaren (1848)**, •— en „Verslag van
de verboeren, door Johan van Oldenbameveld
ondergaan (1849)**, — voorts leverde bt) een
groot aantal brochures, gedichten, opstellen
in tUdschriften enz. — Zyn eenige zon,
Daniël TVboél Siêffmtbeeh^ geboren te Leiden
den 268ten Februari 1806, studeerde aldaar
in de rechten, zag als student sQne academische
prgsverbandeling over het geding tusschen
Demóêihenes en Aetékimu met goud bekroond,
werd na zQne promotie advocaat te Leiden,
schreef belangrQke opstellen in rechtsgeleerde
tydschriften, werd in 1868 burgemeester van
Leiden en overleed aldaar den Uden Januari
1866.
SiegMed, in betoud-Hoogduit8chi9»>»A^
en in het Noordsch %ifn{, de beroemdste held
der Qermaansche sage, was een zoon van
Sisfmnmd uit het geslacht der WéUnm^e» (VKih
sungar), die van Odim afMamden. H|| bad
schitterende oogen en eene verbazende li-
chaamskracht en werd door den wgzen, kunst-
lievenden dwerg Efmno (Raadgevend) opge-
voed. Deze bezorgde hem een paard en smeedde
voor bem een zwaard, waarmede hg een aan-
beeld kon kloven. Zoo trok b)} uit om den
schat der Nit^elnngen (lieden van bet land der
nevelen, van de onderwereld) te Veroveren,
welke door den draak Fafukr werd bewaakt
Hy doodde dien en erlangde alzoo den eer-
naam Fafnirhani (Draakdooder), — voorts
ook B^no^ die zelf zich van den schat zocht
meester te maken. Het door hem opgeslorpte
bloed van den draak vermeerderde zQne kracht
en beveiligde zijn lichaam tegen wonden, en
bet goud schonk hem een onmetelOken rQk-
dom. Tevens verkreeg hg eene onzichtbaar-
makende kap en het zwaard Balmung. Men
zie voorts onder het artikel Nibeluti^etdied.
SiegMed (Karl), een Protestantsch god-
geleerde, geboren te Magdeburg den 22sten
Januari 1830, studeerde te Halle en te Bonn,
werd als leeraar geplaatst aan gymnasia te
Guben, Magdeburg en Sehulpforta en zag zich
in 1876 benoemd tot professor te Jena. Van
zQue geschriften noemen wg: „Pbilo von
Alexandria als Ausleger des Alten Testaments
(1876)**, — en „Lebrbuch der neubebrftischen
Sprache und Litteratur (met Sóraèky 1886)**.
Siegmtind .of Si^iMmund. Onder dezen
naam vermelden wg:
Sen Eoomteh Kdur. Deze, de tweede zoon
van Keizer Kard IV en BUMobHh «os Fom-
meren en geboren den 14den Februari 1868,
verkreeg in 1376 de mark Brandenburg. Zgne
verloving (1882) met Ma/ria^ erfdochter van
Lodevfijk dê ChrooU van Hongarge en Polen,
bezorgde bem de Kroon van Hongarge, ter-
wgi de Polen bem na den dood van Lodew^h
(1382) niet als koning wilden erkennen. XUxa-
heik^ de weduwe van Lodew^k, vertraagde
tevens het buweigk ; eerst in 1886, toen Kard
wtn Duratzo zich van Hongarge wilde meester
maken, deed zg bet voltrekken, om zich van
den bgstand te verzekeren van Ste^Mnd, die
nu de Marken verpandde om hulpgroepen uit
te rusten. Nadat Xar«l (1386) en Slixabeth
(1387) waren vermoord, zag SkmÊmnd zieh
als koning erkend en gekroond. Na bet kin-
derloos overigden van Maria (1896) bad hg,
wegens zgn bartstochteigk en eigenzinnig
518
SIEGMUND.
karakter door yelen gehaat, met oproerige
bewegingen te kampen, welke hy door bloe-
dige maatregelen poogde te dempen, terwQl
by zelf door de aansienlQken des lands eenigt-
aina in yeraekerde bewaring gehouden weird«
In 1396 toog h0 aan het hoofd van een krois*
leger tegen de Tnrken te Telde, maar leed bS
Nicöpolis (28 September) de nederlaag en
werd zelf ter nanwemood gered. In 1402 —
1404 was hy Byksbestaorder in Bohemen in
plaats van zfin broeder Wenxd. Daarop wydde
hy zich geheel en al aan het koningiyk Hon-
garye, gaf aan het Tolk eene nieawe consti-
tutie, handhaafde de rust in het binnenland,
veroverde Bosnië en Dalmatid en onderwierp
Servië aan de souvereiniteit van Hongarye.
Na den dood YtLuKeiaerEi^treeMvandêJPfaU
(1410) dong hy door middel van den Burchtgraaf
vom Nwrnberg naar de Keizerskroon. Zyne mede-
dinger was Jobêt vam MoraviS. Zy verwierven
beiden hetzelfde getal stemmen, doch toen Jobsi
kort daarna stierf, had op den 21sten Juli 1411
eene nieuwe verkiezing plaats, welke te
zynen voordeele uitviel. Daar hy als koning van
Hongarye in 1411—1413 oorlog voerde tegen
de Venetianen, verscheen hy eerst in 1414 in
DuitBchland en werd den Ssten November te
Aken gekroond. Om de kerkeiyke twisten uit
den weg te ruimen, verordende hy het Con-
cilie te Constans, waar hy als het wereldiyk
hoofd der Christenheid vooral in het begin
eene belangryke rol vervulde. Hy drong aan
op de inhechtenisneming van Paus Johannes
.XXIII en na de vlucht van dezen op diens
afzetting, vernederde Frederik van OoaUmrijh^
den bondgenoot van den Heiligen Stoel, en
ondersteunde de hervormingsgezinde pogingen
der meerderheid van het Concilie. Intusschen
bracht hy aan de plannen tot vereeniging en
hervorming der Kerk den edelen Joihanneê Hutt
(zie aldaar) ten offer, aan wien hy vrygeleide
had toegezegd. Op den tevens vergaderden
Byksdag (1415) verleende hy het keurvorsten-
dom Brandenbnrgaan den Burchtgraaf JViedrie^
«on Nüfnbergy die het reeds tot 1411 als stad-
houder had bestuurd. Om de Spaansche Vorsten
over te halen, hun zegel te hechten aan het
Concilie en den vrede tot stand te brengen
tusschen Frankryk en Engeland, ondernam
hy in 1415—1417 eene langdurige reis naar
bet zuiden van Frankryk, Bourgondië en En-
geland, waarop hy enkel eêrstgemeld doel
bereikte, maar door ellendig geldgebrek de
Keizeriyke waardigheid door het siyk sleurde,
terwyi in zyne afwezigheid de Pauseiyke
party op het Concilie zoozeer de overhand
verkreeg, dat hy na zyn terugkeer de verkie-
zing van een nieuwen Paus nog vóór het
hervormen der Kerk niet beletten kon. Ook
de door hem beoogde hervorming van het
Byksbestuur leed schipbreuk. De opstand der
Hussieten na den dood van Wenxd wikkelde
hem in een langen, rampspoedigen oorlog. In
1423 beleende hy Frederik de Slrjjdbare van
Meiszen met Keur-Salcsen. Cedurende den
Hussietenoorlog trok hy in 1431 naar Italië
en werd er in dat jaar te Milaan met de Ejroon
van Lombardye en in 1433 te Bome met de
Keizerskroon versierd. Daarop bracht hy tus-
schen den Paus en het Concilie van Basel
een kortstondigen vrede tot stand en werd in
1436 erkend als koning van Bohemen. Nadat
hy nogmaals vmchtelooze pog^n^eii had aai-
gewend tot hervorming des B0ka, overleed
hy te ZnaXm den 9den December 1487. H|
had een aangenaam en indrukvrekkend voor-
komen, sprak een zestal talen seer vloeiead,
onderscheidde zich door welfrillendheid ea
milddadighdd, maar tevens door geniia van
volharding, en verkeerde steeda in geldverle-
genheid, terwyi hy alle middelen aangreep,
om zyne berooide schatkist te vullen. Het
hem nam hetUüit èer Luwemburffert eea emdt.
Smige Kamagen dêr JPoUm^ nameiyk:
JXtffmumd I dê Oude of de Qroaiey uit het
Huis der JasdUmem. Hy was de Jon^to zoon
van CbnsNf IV^ werd geboren in 1466 en sa^
zich door keuze geroepen tot opvolger vu
zyn broeder Alexamdet (1506) op den troon
van Polen en Lithauen Hy loste vele rer-
pande koninkiyke bezittingen en inkomstea
weder in, voerde tegen de Bussen, die in 1508
een inval deden in Polen, een ▼oor8|M>edjgeo
oorlog, versloeg de Walachen, die in opstand
waren gekomen, alsook de Tartaren en in
1514 wederom de Bussen by Bereaow, maar
verloor in 1519 een slag tegen de Tartaren.
Dientengevolge drongen de Bussen op nieuw
in het land, en de grootmeester der Dnitsehe
Orde, Alhreehi van Sokeen ^ weigerde als leen-
man hulde te doen en keerde desgeiyks de
wapens tegen de Polen. De stryd werd met
afwisselenden voorspoed gevoerd , totdat Jür
hreeJU by het Verdrag van Krakaa (8 Aprï
1525) OostPmisen als een aan de Kroon
van Polen leenplichtig hertogdom voor sQne
manneiyke nakomelingen ontving. Met de Bos-
sen sloot hy een wapenstilstand, en door een
verbond met de Porte bracht hy de Tartaren
tot rust. Nadat Polen in 1525 door het nit-
sterven van den stam der Piasten in HasoviS
aanmerkeiyk was vergroot, werd in 1533 de
oorlog met Busland vernieuwd en in 1534 b|i
Starodoep eene glansryke overwinning be-
haald. Hy heeft veel gedaan tot bevordering
van landbouw, ny verheid en wetenschap, en
overleed den Isten April 1548.
Siegmvmd II Atiguêi^ zie onder Auguti.
Siegmnnd III, koning van Polen en Zwe-
den, een .zoon van Johan III y koning ▼*>
Zweden en van de Poolsche Prinses Ö^Aj
rüia, eene zuster van Siegmumd II. Hy werd
geboren den 20sten Juni 1566 in de gSTZn-
genis te Qripsholm, in de B. Katholieke
leer opgevoed en na den dood van 'SS^^^^
BéihoH door den invloed der ZoÊnogsH'tw
koning van Polen gekozen (19 Augustus 15^
en te Krakau gekroond (27 December). Bj)
gaf aanstonds ontslag aan de raadslieden der
Kroon, beperkte de macht van den veldheer
Zamogskij maakte geen gebruik van de^
Busland behaalde voordeelen en sloot ib^
deze mogendheid een elfjarigen wapenstilflt^n^
Zonder zich om zyn eed te bekreunen, ^'
volgde hy de Protestanten en verwoestte bnnne
kerken. Na den dood zyns vaders (19 Ootober
1592) erfde hy den Zweedschen troon en a^'
vaardde dien den 19den Februari 1594.^*
zyn terugkeer in Polen beyverde hy ^^
Duitsche zeden en gewoonten by zyn Hof ia
te voeren en maakte zich daardoor geha^^'V
de Polen, terwyi in Zweden zyn stadhondflTf
Eard van SffefermaiiZaiiii, zich koninkiyke redi-
ten aanmatigde. Daarna trok hy in 1598 m^
SIEGHUND— SIEMENS.
610
een Poolsch leger nogmaals naar Zweden, om
hem yan iMfne waardigheid te ontzetten, maar
werd geslagen en moest onverrichter sake te-
rngkeeren, waarna hQ door de Zweden afige-
set en Ka/rd in 1604 tot koning gekozen
werd. In Polen dreef hy intnssohen aljne des-
potieke maatregelen door, soodat er in 1606
een geweldig oproer ontstond. De Teldheer
CMStjwaioi waakte echter 'met goed gevolg
voor de veiligheid der Kroon. In 1609 geraakte
^/dgmwnd wegens het onderstennen van twee
valsche DmBMtrymêm in oorlog tegen Rusland;
hQ voerde dezen met goed gevolg, zonder
echter zQn doel, Sosland en Polen onder zQne
heerschappl) te vereenigen, te bereiken. Om
met Zweden een wapenstilstand te sluiten,
erkende hg zyn neef Gmiaaf Adolf als Ko-
ning van dat BQk; inmiddels verloor hQ in
een volgenden oorlog tegen Zweden onder-
scheidene gewesten, zooals SamogitiS, Koer-
land en Poolsch Pruisen, waarna het beleid
van JELiéhdieu in 1629 een zevei^arigen wa-
penstilstand deed tot stand komen, die voor
Zweden zeer voordeelig was. Siegmwud over-
leed den 30sten April 1682 te Warschau, wer-
waarts hQ z^n zetel verplaatst had, en werd
opgevolgd door zQn zoon Wtadidaus IV»
Siemens. Onder dezen naam vermelden w^:
Wemer Siemens^ een verdiensteiyk natuur-
kundige, geboren den ISden December 1816
te Lenthe bg Hannover. Hg trad in 1884 in
dienst bg de Pruisische artillerie, bezocht in
1885 de artillerie- en genieschool te Berign
en werd in 1838 artillerie-officier. Met groeten
gver had hg zich toegelegd op de wis- en na-
tuurkundige wetenschap, ontving in 1841
octrooi voor galvanische verzilvering en ver-
gulding en vervaardigde een diflèrentiaalre-
gulator. In 1844 werd hg geplaatst bg het
constmctiemagazgn te Berign; hg bestudeer-
de met gver de electrooiagnetische tele-
graphie en behoorde in 1847 in Pruisen
tot de Commissie, benoemd tot invoering
van den electrischen telegraaf. In 1848 vertrok
hg naar SleeswgkHolstein en plaatste in de
haven te Kiel de eerste onderzeesche mg-
nen, welke door een electrischen geleidings-
draad konden ontstoken worden. Als komman-
dant van de vesting Friedrichsort deed hg
de battergen verrgzen ter bescherming van
de haven van Eckemfl^rd, en in den winter
van 1848 op 1849 legde hg op last der Begee-
ring de onderaardsche telegraafdraden van
Berign naar Frankfort en Aken, maar nam
vervolgens zgn ontslag uit den dienst en stichtte
met MdUTcê te Berign eene inrichting voor den
aanleg van seindraden. Die inrichting veran-
derde langzamerhand in eene groote fabriek,
waarin belangrgke ontdekkingen werden ge-
daan en groote verbeteringen tot stand ge-
bracht, vooral met betrekking tot het waar-
nemen van gebreken in de draden en het
verhelpen daarvan. Voorts deed Siêmenê be-
langrgke onderzoekingen over het electrisch
licht, vervaardigde toestellen om het voort te
brengen en leverde door middel van selenium
een nieuwen photometer. In zgne fabriek wer-
den de telegraphische toestellen gemaakt voor
Noord-Duitschland (1849 en 1850), alsmede
voor Bnsland (1858), en hg heeft thans der-
geigke £aibrieken in Engeland en Busland
onder het beheer van zgne broeders Wükdm
en Karl Siemeni. Een vierde broeder, WalUr
Siemmuj ontgon, te Tiflis met Wem«r en Karl
Siêmenê koper- en kobaltmgnen, belastte zich
met den aanleg der telegraaflgn van Londen
door Koord-Duitschland, Bnsland, Perzië en
Indie, en overleed als consul van den Koord-
Dnitschen Bond te Tiflis den 2d8ten Juni 1868.
Wemer werd door de Académie te Berign
tot doctor in de wgsbegeerte benoemd en ont-
ving in 1874 het lidmaatschap van de Aca-
démie van Wetenschappen aldaar. Voorts werd
hg in 1885 opgenomen onder de 80 leden van
de «Orde pour Ie mérite". Zgne talrgke weten-
Bchappeigke verhandelingen en merkwaardige
nitvindingen hebben hem een beroemden naam
bezorgd.
WÜhelm SiemenSf desgeigks een verdienste-
igk natuurkundige en broeder van den voor-
gaande. Hg werd geboren te Lenthe den 4den
April 1828, studeerde te GOttingen, werd
geplaatst in de machinenfabriek van den
Graaf Stoühergy begaf zich in 1842 ten behoeve
van zgn broeder Wemer naar Londen en
vestigde zich aldaar als civiel ingenieur. In
1858 kwam hg aan het hoofd van de fabriek
agns broeders te Londen en verrgkte de in-
dustrie en de wetenschap met vele belangrgke
werktuigen. Hg overleed aldaar den 19den
November 1883 en aan zgne nagedachtenis
werd den 268ten November 1885 een venster
in de Westminsterabdg gewgd met de spreuk:
„Laborare et orare. Hg schreef: „On aregene-
rative condensor (1850)", — „On a regene-
rative steamengine (1856)", — „On the con-
version of heat into mechanical effect (1858)",
— „On the increase of electrical resistance in
conductors with rise of temperature and lts
application to the measure on ordinary and
fornace temperatures (1871)", — „Eisen- und
Stahlindnstrie in England", —en „DerBatho-
meter (1877)".
Ff%eèrick Siemens, desgeigks een verdien-
steigk technoloog en een broeder van den
voorgaande. Hg werd geboren te Mentzendorf
bg LObeck den 88ten December 1826, bezocht
het gymnasium te Lübeck, voer eenlgen tgd
op zee en begaf zich toen voor zgne verdere
vorming naar Berign. Weldra werd hg asds-
tent bg zgn broeder Wener , stond dezen ter
zgde bg den aanleg van mgnen in de haven van
Kiel, nam als vrgwilliger deel aan den veld-
tocht tegen Denemarken en werd in 1848
naar Engeland gezonden om er de telegraaf-
toestellen van Wemer in te voeren. Hg bleef
er voorts met Wilhelm werkzaam en verkreeg
er in 1856 octrooi voor zgn regeneratiefoven.
Nadat hg eenigen tgd te Stettin was werk-
zaam geweest, keerde hg in 1859 naar Enge-
land terug. Na den dood van zgn broeder
Mame (1867) kwam hg aan het hoofd der door
dezen gestichte glasblazerg te Dresden en deed
ook elders dergeigke fabrieken verrgzen, zoodat
zg te zamen thans werk verschaffen aan 4000
personen. Daarenboven bracht hg te Dresden,
Weenen en Berign inrichtingen tot stand tot
het leveren van verlichtiogs- en verwarmings-
toestellen van eigene vinding, — voorts tech-
nische bureanx enz. Ook heeft hg zgne
werkzaamheden in England hervat In 1888
ontving hg van den Koning van Saksen de
Orde van Verdienste der eerste klasse en in
1884 van het Gas Institute in Engdand de
520
SIEMENS-SIENA.
Birmioghamniedaille voor sOne yerliAiideliDg:
„On distribnting light and haaf'. Ook met
andere geschriften heeft hQ de wetensohi^^
Siemering (BadolO, een uitstekend Daitsch
beeldhonwer, geboren in 1886 te Königsberg,
beiooht de Académie aldaar en Terrolgens
het atelier yan BlSier te BerlQn. Hg IcTerde
een ontwerp ^oor een monnment ter eere
Tan Oötke en Toltooide het gedenkteeken
ter eere van Alhreeht wm Qrdfe, eensitbeeld
Tan Koning WUhdm enz. Zgn meest beroemd
konstgewrocht is het monnment ter eere Tan
LiUh§ry den lOden November 1888 te Eisleben
ODthold. Thans (1886) houdt hg dch besig met de
nItToering Tan een OTerwinningsgedenkteeken
Toor Leipsig. Vooral echter heeft hg Toor-
treifeigke reUéfiB gelcTerd.
Si^niénski (Lnoyan), een Tcrdiensteigk
Poolsoh dichter, geboren in 1809 te Kamienna
Gora in Qalidë, stadeerde te Odessa in de
Oostersohe talen en nam in 1831 deel aan
den Trgheidsoorlog. Tot 1846 Tertoefde hg
Toorts in Frankrgk en in Posen en Testigde
lich daarna te Krakan, waar hg een ^d-
schrift redigeerde en lid werd der Acadómie
Tan Wetenschappen. Hg IcTcrde een groot
aantal oorspronkeigke en vertaalde gedichten,
bgdragen in tgdschrlften ens. en overleed den
27sten November 1877.
Siéns, eene provincie in het Italiaansche
landschap Toscane, telt op bgna 67 Q geogr.
mgi mim 207000 inwoners (1882), heeft een
henvelaohtigen, met vrachtbare dalen versier-
den bodem, wordt door de Ombrone en ha^re
sgrivieren de Mersa en Orcia besproeid, van
den spoorweg Tan Empoli over Orviéto naar
Bome (met een sgtak van Asciano naar Gros-
■eto) doomieden en is in 2 arrondissementen,
Biéna en Montepnlciano, Terdeeld.
De evensoo genoemde hoofdstad^ aan reeds
Termelden spoorweg gelegen, is door onde
moren, met eene citadel en 9 poorten, om-
ringd, onregelmatig gebouwd met nauwe,
stelle straten, maar leer merkwaardig voor
de geschiedenis der kunst Men heeft er een
praohtigen Dom, een deftig raadhuis in spits-
boogstgi,* onderscheidene paleizen, desgeigks
Sn spitsboogstgi, en verschillende gebouwen in
den oudsten renaissancestgi. Voorts was er
weleer eene roemrgke schilderschool geves-
tigd, waartoe Duecioj S'mon&y Memmiy Lorên-
teliL Sodowêo, Beecafmmi ens. behoorden. Ook
leefde er óen der vermaardste bouwmeesters
Tan Italië, nameigk BMatêore JPenuti^ ter-
wgi CHaeomo dèUa Quereia en sgne leerlingen
er lioh aan de beeldhouwkunst wgdden. De
Dom werd in de 14de eeuw Toltooid en is
met sgne rgk Tersierde weeteigke tk9ade een
meesterstuk Tan Italiaanschen spitsboogstgi.
Zgne Tierkante klokkentoren heeft 6 Terdiepin-
gen. De Dom heeft van binnen 3 beuken en
eene lengte van 89 bg eene breedte van 24Vs
Ned. el en is met wit en zwart marmer be-
kleed. De vloer bestaat uit prachtig marmeren
mozaïek van 1869—1530 met tafereelen uit ,
het Onde en Nieuwe Testament Merkwaardig i
is er voorts de gebeeldhouwde kansel van
Hfioeold JPitano (1268), — voorts de bronzen
tabernakel in het koor, het hoogaltaar, het
altaarstuk van DMocio (1310), onderscheidene
rgk versierde kapellen, de Tcrzameling Tan
koraalboeken met fraaie miniatoreii in
zaal met flresco*s Tan PtmtwrieeMiOf alsmede
onder het koor de krypt 8am Oiovmmmi met
eene beroemde doopfont (1428). In het mid-
den Tan de stad heeft men het Bsarktpleii
met de Foute GhOa, een kunstgeTvrocht tsb
Giaoowto deüa Qv^rota, het defUge Palaiso
Publico aan de zuidzgde (uit de 18da en 14de
eeuw), de met standbeelden Tersterda IjOggis
dei Nobili, het prachtige Palazzo delOoTemo
(Piccolomini) en de maoneren LiOgg^ dA
Papa. Andere merkwaardige geboawen zBa
er de Oonftatemitii der Heilige Omtharina, —
de kerk Tan San Domenico met 6 kapellen,
schilderstukken Tan Sodoma en SaUmhem,
enz., — de kerk Tan San Cristoforo meteeae
Toortreffeigkc „Madonna" Tan Faeekia^ — de
kerk Tan San Martino met (huiie sehildergeD
Tan Qwdo Bem en Bêooafkmi^ — de kerk
dei Senri di Maria met bewonderenswaardige
sohlldergen Tan MareotxUdo (1261 ), enz^ —
en Tan de paleizen Termelden w^ hel Pa-
lazzo del Magniflco met keurige bronsen sie-
raden aan den gCTel, — het Palazao Tolomei
(1206), — en de paleizen Saraeinl, Buoa-
signori, Piccolomini (thans Nemcèi), Pollini,
Spanocchi, Gori, Ciaia (thans Coatantini),
Franoesceni, Bambagini en eindeigk het door
Danie en Ariotto Tcrheerigkte Fontebrands,
eene opene spitsbooggaanderg. Siéns is de
zetel Tan een aartsbisschop, Tan een prefect,
Tan eene rechtbank, Tan eene kamer Tan koop-
handel enz. Tot de ifctenschappeigke instel-
lingen behooren er eene universiteit meteene
rechtsgeleerde en geneeskundige ftcalteit, een
koninkigk lyceum, een gymnasium, eene
technische school, een seminarium, 8 conser-
vatoria, 2 progymnasia, eene académie voor
schoone kunsten, een natuurkundig museum,
onderscheidene geleerde genootschsitpen, eene
boekerg met 60000 deelen en 5000 handschrif-
ten, een ziekenhuis, een krankzinnigenge-
sticht, een vondellngenhuis, een weeshuis enz.
en ruim 25000 inwoners (1881). De voornaamste
takken van ngverheid zgn er zgdeweverg,
lalcenweverg, hoedenmakerg, looierg, ver-
verg en brandewgnstokerg, terwgi er eeo
drukke handel bestaat in wgn en oigvenolie.
De omtrek der stad vormt eene afkonderigke
gemeente. Massa di Siéna, met mim 10000
inwoners. Siéna droeg ten tgde der Romeinen
den naam van Sena Julia en er werd tao
tgde van AnguHui eene kolonie gesticht (Oo-
lonia Senensis). Onder de Longobarden wai
Siéna de zetel Tan den hoogsten ambtenaar,
in de middeneeuwen de hoofdstad Tan een
onafhankeigken, maar door partgschappen
geteisterden Staat en de voornaamste der
Ghibelignsche steden in Mtdden-Itali6. In dien
tgd telde zg ongeveer 100000 inwoners. Den
3den September 1260 behaalden de burgers
van Siéna eene glansrgke overwinning op die
van Florence bg Montaperti. Doch nadat Siéoa
door Cotimo I, hertog van Florence en later
van Toscane, van hare gemeenteigke vrgheid
beroofd en in 1557 met Florence vereenigd
was, begon zg zoodanig te kwgnen, dat sH
nauweigicB 10000 in woners binnen hare muren
bevatte. Ten zuidoosten van Siena ligt het kloos-
ter Monte Oiiveto Maggiore op den bosebrfl-
ken berg Acorur. Dat gebouw heeft 800 luunors,
stalling voor 350 paarden en eene firaaie kerit*
j
SIENEIEWICZ-SIËRRA.
621
. Sienkiewios (Heinrioh), een Poobch
hamorist, geboren in 1846, stadeerde aan de
universiteit te Warschan, vertrok in 1876 naar
Noord- Amerika, bepaaldeigk naar Califomië,
en baarde door iHine „Reisbrieven**, in een
tgdSQlirift te Warsohan geplaatst, groot opzien.
ZQne novellen en reisverslagen verschenen
onder den titel: «Pisma'* in 1880 in Sdeelen.
Voorts schreef hy dramatische stokken en
letterkundige schetsen. Thans bevindt hüiich
weder te Warschan en hondt er sich beiig
met letterkundigen arbeid.
Siërra of taa^ is de naam, die aan ver-
schillende bergkammen gegeven wordt. Wü
vermelden:
/^Srra Xwm. een kustgewest in Opper-
Goinea (West-Afrika) van Kaap Verga tot
aan Kaap Mesorado, met eene evensoo ge-
noemde Britache kolonie, aan den mond der
BokeUerivier (8''30' NB.) gesticht. Zfl verrees
in 1787 gedeeltelijk ter bevordering van lian-
delsbelangen, gedeelteiyk ten behoeve van
Negers, die aan de slavemg waren ontrukt
Zy verviel in 1808 aan de Britsche Kroon en
bestaat uit het bergachtig, maar vruchtbaar
Biërra-Leone, de eilanden Énlnma en Sherbro
en een in 1862 veroverd kustgewest Het ge-
heel heeft eene oppervlakte van byna 80 Q
geogr. myi met 60546 inwoners (1881), meer-
endeels in vryheid gestelde Negers. De taal is
er eene eigenaardige soort van Engelsch, en
voor het onderwys en den godsdienst hebben
er de sendelingen zooveel mogeiyk gezorgd.
Toch valt op den toestand der kolonie, wegens
de traagheid der Negers, niet te roemen. Tot
de uitvoerartikelen behooren er sesam, gember,
goud, huiden, ivoor, palmolie enz., doch deze
waren worden meestal uit het binnenland
derwaarts gebracht In 1883 had er de invoer
eene waarde . van 484000, de uitvoer eene
waarde van 442 000 pond sterling. De uitgaven
der kolonie bedroegen toen 77000, de inkom-
sten 66000 en de schuld 68000 pond sterling.
De hoofdstad, tegeiyker tyd de zetel van den
Britschen gouverneur, is Freetown met 18000
inwoners.
Siërra Madrs, een Noord- Amerikaansch ge-
bergte, dat van de bergvlakte van Anahuae
in eene noordwesteiyke richting voortsohrydt
door het noordeiyk gedeelte van Mexico en
de hoogvlakte van Chihuahua scheidt van de
Suten Sinaloa en Sonora. De hoogvlakte op
de grenzen van Mexico en de Vereenigde
Staten op 32® N3. scheidt dat gebergte van
eene andere, ten westen van de Blo Bravo
del Norte in Nieuw- Mexico gelegene berg-
keten, die ook wel met den naam van Siërra
Madre bestempeld wordt, maar een gedeelte
van het Botsgebergte uitmaakt
Sierra Mormut of het ZioarU GêbergUy by
de Ouden Moniê9 MariaHt, éen der voornaam-
ste gebergten van Spai^e. Het strekt van het
oosten naar het westen zich uit over de land-
schappen Nieuw-Castilië, Andalusië en Estre-
madura, loopt nagenoeg evenwydig aan de
Middellandsche Zee, vormt de waterscheiding
tusschen de Guadiana en de Guadalquivir en
bereikt er westwaarts de Portugeesche provin-
de Alemt^o. Deze bergketen is door 14 ri-
vieren in vele stukken gebroken en bestaat
nit drie hoofddeelen, een oosteiyk, een cen-
traal en en westeiyk deeL Het oosteiyk ge-
deelte, vooral uit het Botsgebergte van Dee-
penaperroB samengesteld, en het centraal ge-
deelte met den Caltraveno zyn nanweiyks
1000 Ned. el hoog, en deze laatste verdeelt
zich westwaarts in twee ketens, van welke
de noordeiyke Siërra de los Pedroches en
de zuideiyke Siërra de Cordova genaamd
wordt; maar in het westeiyk gedeelte vindt
men toppen ter hoogte van 1600 Ned. eL
Hier verryzen de Siërra de Araoena, de
Monte Segura, de Siërra Constantine en
de Siërra de Aroche. De westeiyke voortzet-
ting, in Portugal voortschrydend, draagt den
naam van Serra d*Abeloeira. De geheele berg-
keten is op de toppen dor en kaal, aan de
hellingen boschryk en in de dalen moerassig.
Sommige gedeelten bevatten veel ertsen, in-
zonderheid lood, zilver en kwik. Over het
centraal gedeelte loopt de firaaie kunstweg
van Madrid naar Andaluslë, alsmede de spoor-
weg van Madrid naar Cordova (door den ver-
maarden bergpas Puerto del Bey). Over het
westeiyk gedeelte is een spoorweg gelegd
van Almorchon naar Cordova door het &L
der Guadiato, alsmede een heerweg vanZafta
naar Sevilla. Aan de zuideiyke helling van
het centraalgedeelte werd in 1767 door den
minister Olamdeê eene Dnitsche kolonie ge-
sticht
Siërra Netada of SMeuwgAergte^ het hoogste
van het Pyreneescbe schiereiland. Het vormt
het middenbedeelte van het bergterras van
Granada en loopt met een flauwen, naar het
zuiden geopenden boog door het zuideiyk ge-
deelte van Spanje, eene oppervlakte bedek-
kend van 50 Q geogr. myi. Dit gebergte ia
overal door diepe, breede dalen omgeven en
bestaat uit eene hoofdketen van glimmer en
twee groepen van kalk- en dolomietmassa's. De
hoofdketen verheft zich het hoogst in hel
westeiyk gedeelte, waar haar smalle kam eene
gemiddelde hoogte bereikt van 3090 Ned. eL
Hier verryzen: de Cerro Caballo (3260 Ned.
el hoog), de Plcacho de Veleta (8416 Ned. el
hoog), de Mulahacen (3575 Ned. el hoog), de
Alcazaba (3412 Ned. el hoog) en de Cerro
de Vacares (3250 Ned. el hoog). Hier zyn
diepe dalen met onderscheidene Alpenmeren.
De oosteiyke helft is veel lager en bereikt in
haar hoogste punt, den Pico de Xerez, eene
hoogte van slechts 3087 Ned. el. Van de
beide groepen der Kalk-Alpen is de noord-
westeiyke de grootste; deze vormt een woest^
steil en sterk gekloofd rotsgebeigte, dat in
den Cerro Grevenque eene hoogte bereikt van
2277 Ned. el. De zuideiyke, door het diepe
Pocqueiradal in twee helften gescheiden
Kalk-Alpen verheffen zich ter hoogte van slechts
1 790 Ned. el. Het gebergte vertakt zich het
meest naar het zuiden en vormt hier een
groot aantal dalen; het bestaat voor 't ove-
rige hoofdzakeiyk uit flauw hellende, ge-
welfde ruggen, die aan de zonzyde met een
weligen plantengroei zyn bedekt De voet
van het gebergte is beplant met oiyf- en
orai^eboomen; daarop volgt de wynstok en
nog hooger verbouwt men er graan. De sneeuw-
ffrens ligt er aan de noordzyde ter hoogte van
8400 en aan de zuidzyde ter hoogte van 3 540
Ned. el. Dit gebergte vormt de waterschei-
ding tusschen bet stroomgebied van de Gua-
dalquivir en dat van de kustrivieren, welke
522
SIËRRA— SIËTÈS.
ïloh naar de Middellandsohe Zee spoeden.
^èrra Nmada de CaUformia of de CdUfor-
mêeke SnêêuwAlpê», Dece vormen het rand-
gebergte van den Noord Amerikaanachen Staat
CallfomSS. Dit gebergte verheft lieh ten oosten
van het uitgestrekte lengtedal der rivieren
Sacramento en San Joaqain en staat aan de
beide lüteinden in verband met het Kostge-
bergte (Coast Range). Het beeft eene lengte
van 850 Ked. m]}l en it|n hoogste top, de
Mount Whitney, verheft zich ter hoogte van
4 588 Ned. el. De Central Pacificspoorweg
overschrildt dit gebergte langs den Tmckee-
pas, 2195 Ned. el boven de oppervlakte der see.
Sievekmg (Karl), een verdiensteiyk bur-
ger der stad Hamborg, aldaar geboren den
Isten November 1787, studeerde te Heidelberg
en te GOttingen en vestigde lich in 1812 als
privaatdocent in laatstgenoemde académiestad.
Z^ne aldaar gehouden voorlesingen: „Qe-
schichte von Florenz** en „Geschichte der
platonischen Akademie au Floreni'' werden
vervolgens in het licht gegeven. In Haart
1818 keerde hQ naar Hamburg terug en werd
er mi^oor der schutterU, terwjl hy voorts
eene aending naar BêmadoUe op xich nam. Na
den val van Hamburg behoorde hy tot het
Dfarectorium der Hansesteden, en na den eer-
sten Vrede van Parys begaf hy zich naar
Frankryks hoofdstad, om de geroofde gelden
der bank van Hamburg op te vragen. Toen
hy in den aanvang van 1815 naar Beriyn
t^ugkeerde, om tich aan de wetenschap te
wyden, werd hy naar xyne geboortestad ge-
roepen, om in het hoofdkwartier van Wd-
Ungiim de Hanseatische troepen te vertegen-
woordigen. Hy nam daarop deel aan den
tweeden intocht der Geallieerden in Parys.
In November 1819 werd hy van wege Ham-
burg minister resident te Petersburg en in
1821 syndicus zyner geboortestad, en ging in
1827 naar Rio de Janelro om er een handels-
verdrag te sluiten. Yc^e jaren was hy afge-
vaardigde van de Hansesteden naardeBonds
vergadering. In 1841 droeg hy het plan voor
van een Duitsch scheepvaartverbond, in ver-
band met een genootschap tot bevordering der
landverhuiziDg, doch de uitvoering van éen
en ander weitl door den grooten brand van
Hamburg belet. Sieveking stond door zyn ambt
in betrekking met de uitstekendste staatslie-
den van Europa en bezocht versc^llende Ho-
ven. Op een door hem afgestaan stuk grond
werd in 1888 het Rauhe Haus gesticht. Deze
verdiensteiyke burger, die tot den bloei en de
welvaart van Hamburg niet weinig heeft by-
gedragen, overleed op den 808ten Juni 1847.
Sievers (Georg Eduard), een verdienste-
lyk beoefenaar der Germaansche talen en
geboren den 258ten November 1850 te Lip*
poldsberg in het district Cassel, is sedert 1876
gewoon hoogleeraar aan de universiteit te
Jena en bepaalt zich hoofdzakeiyk by de
taalkunde en by het uitgeven van oudDuit-
sche teksten. Hy leverde: „Tatian, Latei-
nisch und altdeutsch herausgegeben (1872)*V
— „Die Murbaeher Hymnen (1874)", — • „Pa-
radigmen zur deutschen Grammatik (1874)**,
~ „Der Heliand und die angelsachsische Ge-
neeis (1875)**, — „Grundzflge der Lautphysi-
ologie (1876; 2de druk, 1881)**, — „Zur Ac-
cent- und Lautlehre der germanischen Spra-
chen (1878)**. — eene uitgave van den „He-
liand (1878)^*, — „Beitrüge zur Skaldenme-
trik. (1878—1879)**, — en «Angelsachsisehe
Grammaük (2de druk, 1886)**. Ook geeft hg
met Bl^ Sieimmêyer „Althochdeutsche Glos-
sen (1879—1882, 2 dln)** in het Ucht en be-
werkte nog : „Proben einer metrischen Hsr-
stellung der Éddalieder (1885)**, — en „TH-
binger Bmchstücke der aitem Frostuthingslög
(1886)**.
Sieyès (Emanuël Joseph), een verdienste-
lyk staatsman uit den tyd der Fransche Re-
volutie en geboren te Fr^na den 8den Mei
1748, ontving zyne opleiding aan het semi-
narium van St Sulpice, werd kanunnik in
Bretagne, voorts vicaris generaal van den bis-
schop van Chartree en daarna lid der C^hambre
Supérieure van den Franschen deras en woonde
als afgevaardigde van den geeeteiyken stand
in 1784 de vergadering der Provinciale Staten
te Orléans by. Hy gaf wyders verschillende
brochures in het licht, zooals : „Eseid sur lee
privileges**, — „Qa*est ce que ie tiers-état?'*
enz., die een grooten invloed hadden op het
volk. Hy werd door Parys afgevaardigd naar
de Nationale Vergadering en was er zeer ge-
zien, hoewel hy zich als redenaar niet door
groote gaven ouderscheidde. HQ Qverde voor
eene vereeniging der drie standen en droe;
den vermaarden eed voor, door alle afvaar-
digden op éen na den 208ten Juni 1789 ge-
zworen, dat zy niet zouden uiteengaan
voordat Frankryk eene constitutie bezat Zyn
geschrift: „Reconnaissance et exposition des
droits de Thomme et du citoyen (1789)** was
de voorlooper van de verklaring der rechten
van den mensch. Ook was hy onvermoeid
werkzaam voor eene hervorming van de recht-
spraak en van het bestuur, alsmede voor de
verdeeling van Frankryk in dei^rtementen.
Het aanbod, om constitutioneel bisschop ran
Parys te worden, wees hy van de hand. Ht
werd gekozen tot lid der Nationale Conventie
en stemde vóór den dood des Konings. Oe-
durende de dagen van het Schrikbewind bleef
hy lydeiyk, doch weigerde mede te werices
tot de constitutie van het Jaar III en werd
evenmin lid van het Directoire. Daarentegen
nam hy zitting in den Raad van YVfhonderd.
De abbé JPowüe poogde hem door sluipmoord
om te brengen, maar Sieifès werd slechts g^
wond aan de hand en aan de borst In 1798
vertrok hy als gevolmachtigd minister naar
Beriyn en onderscheidde er zich door sffn^
diplomatieke bekwaamheid. Na zyn terugkeer
(1799) werd hy lid van het Directoire, onder-
steunde Bonaparte by den staatsstreek fan
18 Brumaire en ontwierp daarop de oi®^2[^
grondwet. Met Napoleon en B<^er Jhtcot werd
hy nu tot het consnlschap geroepen, maar
legde weldra zyn ambt neder. Voorts werd
hy door den Eerste Consul tot lid van den
Senaat benoemd en ontving later van Ncp^
leou I het voordeelige staatsdomein Crosne.
wyders eriangde hy den titel van graaf en ^
gedurende korten ^d voorzitter van den Se-
naat Daar hy gedurende de Honderd Dftg^
lid werd van de Kamer der Pairs, zagW
zich na de Restauratie als koningsmoorder
verbannen. Nu begaf hy zich naar Brussel en
keerde eerst na de revolutie van 1880 nsJJ
I Parys terug, waar hy lid der Académie wera
SI£T£S-SIG£B£BTUS OElfBLACENSIS.
623
en den 20flten Juni 1836 overleed.
Sigaren, afgeleid van het Spaansche
woord ci^arroy is de naam van eene dooreen
dekblad omgeven massa tabak in ronden, lang-
werpigen vorm, welke vooral in onzen tgd
algemeen gerookt worden. De tabaksoorten, die
tot het maken van sigaren gebesigd worden,
komen nit de Spaansche koloniën (Havana,
Onba, Domingo , Portorico en Manilla), uit
Noord Amerika (Connecticnt, Seadleaf, Mary-
land, Yirginia, Georgia, Florida, Carolina,
Lonimana en Kentuoky), uit Zuid-Amerika
(Brasilië, Nieuw-G^nada^ Carmen en Amba-
lema) en nit Europa (Nederland, Hongarge
en de Pfietls). In ons Vaderland wordt duirtoe
vooral in de provinciën Utrecht en Gtolderhind
veel tabak verbouwd. De gaafete en fraaiste bla-
deren dienen tot dekblad^ terwQl het o«2f«2en
het wikkélhlad gewooniyk uit geringere soor^
ten, uit afVal van dekbladen enz. bestaan. De
gesorteerde tabak wordt in vochtige kelders
uitgespreid of met water besproeid, waarna
men de voornaamste bladnerven verwtfdert
en de tot dekbladen bestemde tabaksbladen
glad op elkander stapelt en onder de pers
brengt. De tot vnlsel bestemde tabak wordt
gedroogd. By het vervaardigen van sigaren
neemt de omwikkelaar zooveel vnlsel in de
linker hand als hg voor eene sigaar noodig heeft
en wikkelt dit in een stuk van een blad,
waarna hg deze massa met de hand over de
tafel rolt, om daaraan eenige vastheid te ge-
ven. Eindeiyk rolt de sigarenmaker er het
dekblad omheen, waarna de punt zorgvuldig
dichtgedraaid en met eene kleefstof vastgehecht
wordt. Men heeft meermalen pogingen aange-
wend, om sigaren door middel van machines
te vervaardigen, maar tot nu toe kon zulks
alleen voor middelmatige soorten geschieden.
Het omwikkelen kan door werktuigen zeer
goed worden volbracht. Zyn de sigaren gereed,
dan worden zg gedroogd, gesorteerd en inge-
pakt. Zg winnen aanmerkeigk in deugd, wan-
neer zg geruimen tgd op eene droge plaats
bewaard worden. De gele vlekken op de Ha-
vanasigaren ontstaan, naar men zegt, door
dauwdroppels, die in den zonneschgn als
brandglazen werken, maar zg worden ook
wel kunstmatig voortgebracht door de sigaren
met salpeterzuur te besproeien. Sigaretten
(cigarettas) bestaan uit zeer fijn gesneden ta-
bak, dat in ongeigmd, zeer dun papier gewik-
keld wordt
Onder de talrgke soorten bekleeden de
Havanasigaren de eerste plaats. Zg worden
van eene voortreffeigke grondstof met veel
zorg vervaardigd. Men is in Europa niet in
staat, van de derwaarts overgebrachte Ha vana-
tabak zoo goede sigaren te maken als uit
Havana worden geleverd. Men schrgft dit toe
aan verschillende oorzaken, bgv. daaraan, dat
de beste soorten van Havanatabak niet wor-
den uitgevoerd, ~ dat de uitgevoerde tabak ge-
durende de zeereis eene nadeelige gisting onder-
gaat, — dat aan het vervaardigen van sigaren
in Europa minder zorg wordt besteed enz. Tot
de beste soorten van Havanasigaren rekent
men thans de Begdlia impériales^ de Oatadoree^
de CabaUeras Ui^feriales, de Panatdae impe-
rialetf de Trabuoos^ de Londresj de MiUtires
eowuHunes en de Vegueroa. Door verwerking
van Havanatabak of Havanadekblad met
andere tabak verkrggt men talrgke soorteni
van welke Süva^ ügueê^ Upmannj CabamêUi*
Dot Amigoi enz. algemeen bekend zgn. Al
die namen zgn aan plantages, firma's of tir
brieken ontleend. Het is bekend, dat Havana-
sigaren in onderscheidene soorten worden
nagemaakt, — ja, dat men er vervaardigt van
Pfiilzer tabak met Betuwsch dekblad, welke
na het ontvangen van eene Liebigsaus voor
keurig en geurig doorgaan. — De manillasiga-
ren hebben geen spiraalvormig, maar een
overlangs ingeslagen dekblad. Groote sigaren-
fSftbrieken heeft men in alle landen van Europa ;
vermaard zgn die van Sevilla, Hamburg,
Bremen en Berign, en ook in ons Vader-
land worden er in groeten getale gevonden.
De gewoonte tabaksbladen ineen te rollen
en in dien vorm te roeken, bestond reeds bg
de inboorlingen van Amerika tgdens de ont-
dekking van dit werelddeel. Zg werd door de
Spai^aarden naar Europa overgebracht en in
den aanvang der 18de eeuw door de Fransohe
legerbenden ook in Duitschland verspreid.
Eerst later evenwel werd zg meer algemeen,
toen de tabakskerver Sehlottmann in 1788 te
Hamburg eene sigarenfabriek oprichtte. De
sigaren vormen thans een hoogst gewichtig
handelsartikel en zgn als voorwerp van weelde
in alle naburige Rgken zwaar belast, *tgeen
men in ons Vaderland tot dusver, met het
oog op de inheemsche tabaksteelt, niet doel-
matig schgnt te achten.
Sifflé (Alezander Fran^is). een Neder-
landsch dichter, geboren te Middelburg den
Uden Mei 1801, studeerde te Leiden en ves-
tigde zich in 1825 als advocaat in zgne ge-
boortestad, waar hg drie jaar later notuia
werd. In 1848 werd hg mede oprichter, daarna
hoofdredacteur van de Zeeuwsche Courant, en
overleed den 7den October 1872. Hg schreef
voor het tooneel: „Albrecht Bejling (1811)", —
„Filips van Egmond of het vergdeld verraad
(1832)", — „Godefiried en Gisla (1833)'\ —
„Antigoné (1836; 2de druk, 1861)", — voorts
leverde hg: „Gedichten (1826)", — „Over de
taalstelsels van Siegenbeek en BUderdgk
(1827)", — ffOver den oorsprong der wetten
van het rgm (1828)", welke beide laatste
werken werden bekroond, — „Nieuwe ge-
dichten (1864, 2 dln)", — „Verhandeling over
den oorsprong en de grenzen van het wettig
gezag in den Staat (1852)", — „Java*s ramp
(1861)", — „Herfstbloemen, nieuwste gedich-
ten (1861)", enz , ~ benevens talrgke bgdragen
in tgdschriften en jaarboeKJes.
Sigebertus G^mblaoensis of Sigèb&rt
van Gemblaux, alzoo geheeten naar de stad
van dien naam in de Belgische provincie
Namen, werd geboren omstreeks het jaar
1080 en overleed te Metz als directeur eener
kloosterschool den 7den October 1112. Hg
was beroemd wegens zgne groote geleerdheid,
en zgn „Chronicon", een vervolg op de kro-
niek van Siuebiut en loopende van 381 tot
1112, wordt voor éene van de beste bronnen der
Belgische geschiedenis gehouden. Dat werk
is door PittorUu opgenomen in de „Scriptorea
rerum Germanicarum". Ook leverde Sigebertm
een boek: „De scriptoribus ecclesiasticis",
hetwelk door Suffridus JPetri is uitgegeven
in zgn geschrift: „De illnstribns eeclesiasticia
scriptoribus (1580)", alsmede door Miraeut in
684
SiaEBEBTUS aElCBLACENSIS-SIQNORELLI.
■Ine «BibUotheca ecoleaiMtica (1689)** en
door FdbrieUu in zUne „Bibliotheca eecleti-
Bigel (Frans), een Koord Amerikaansch
generaal, geboren den 18den November 1824
ie Sinshelm in Baden, beiocht de militaire
school te Karlsmhe en streed in 1844 als
luitenant in dienst bQ de infanterie in Baden,
maar nam in 1847 xQn ontslag, om sich in
H^delberg aan de stadie der rechtsgeleerdheid
ie wQden. HjJ nam deel aan de revolutie van
1848 en werd bfl de vernieawde beweging in
Baden den 18den Mei 1849 door het Voorloo-
pig Bewind tot minister van Oorlog en tot
bOTclhebber van het leger der opstandelingen
benoemd. Ka ayne nederlaag (80 Mei) bU
Landenbach sag hy aich van het opperbevel
ontiet, diende onder Jifieroslaioikij voerde bj)
Waghftosel bevel over den rechter, by Slns
helm, Dorlach en Steinmanem over den linker
▼leogel en bestanrde na het aftreden van
Mimroêlawthi den aftocht naar Zwitserland. In
1851 vertrok hQ naar New Tork, waar hy
zich eerst met den handel besig hield, en
daarna als leeraar naar St Lonis. By het
uitbarsten van den oorlog tusschen de suide-
lyke en noorde^yke Staten in 1861 bracht hy
ten behoeve van laatstgenoemden een korps
vrywilligers byeen, werd door desen tot ko-
lonel benoemd en streed met hen onder generaal
léjfOM in Missouri. Kadat laatstgenoemde den
18den Augustus by Wilsons C!reek gesneuveld
was, werd Siffd ^n opvolger. Van 6 —9 Maart
1862 streed hy dapper als brigadekomman-
dant by Pea-Bidge in Arkansas, werd bevor-
derd tot generaal-nuOoor en erlangde tegen
het einde van Juni het kommando over het
tweede armeekorps van het Yirginialeger
onder JPopê, waarvan hy de voorhoede in het
Shenandoahdal aanvoerde. Den 15den Mei
1866 leed hy hier by Kew Market eene
nederlaag en werd door generaal Munter ver-
vangen. Kort daarna nam hy zyn ontslag en
begaf sdch naar Baltimore, waar hy mede-
ei^naar en hoofdredacteur werd van den
«Baltimore-Wecker**. Hy liet echter in 1866
deze betrekking varen, vestigde zich in 1867
weder te Kew York, vervolgens te St. Lonis
en overleed aldaar den 16den Maart 1884.
Sigéum, het noord westeiyk voorgebergte
van net landschap Troas, verheft sich aan
den ingang van de Hellespont, ter plaatse
waar zich thans het fort Boemkalé verheft
Ten zuiden van dit laatste lag de stad Sigéum,
met eene haven, doch zy werd kort na den
val van bet Perzische Byk verwoest. lo bare
nabyheid verrees de graf heuvel van AekUUg.
Sigillaria of z^dioom is de naam van een
voorwereldiyk plantengeslacht, dat in onder-
scheidene groepen wordt verdeeld. Bro^niart
brengt het onder de klasse der LyoopodMoeêM,
Het onderscheidt zich door een gewooniyk
onverdeelden stam, die wel eens 18 Ked.
el boog wordt en eene middeliyn heeft van 1
Ked. el. Die stam is bedekt met op zegelaf-
drukken geiykende lldteekens van afgevallen
bladeren. De toppen waren voorts dicht bezet
met styve, naaldvormige bladeren. O^k heeft
men aarvormige vruchten gevonden. Men kent
van dit geslacht omstreeks 60 soorten, welke
in de steenkolenvorming voorkomen. De af-
gevallen worteltakken van Sigillaria heeft men
te voren als afiionderiyke planten beacliovwd
en Sügmtwria genoemd.
Sigiamimd, zie ^«wmI.
Sigmaringen, een stadje met mim 4000
inwoners (1886), is merkwaardig ala da hoofd-
stad van bet voormalig vorstendom Hobenad-
lem Sigmaringen (zie onder MokêmuM^m). Het
ligt aan de Donau, is de zetel der Pniisiache
Begeering voor de Hohenzollemsehe laadea en
be& een schilderachtig gelegen slot met eene
merkwaardige kunstverzameling, een paleis,
een museum voor kunst en wetenaehap, eeo
schouwburg, een kranksinnigeogeatlf^t ena,
en is door twee takken met den spoorweg
Ulm Badolfsell verbonden. In de nabgheid
van het stadje vindt men het JachtslotJoe^^hs-
lust.
Sigmund, ridder van Sanar (Karl), eea
verdtensteiyk geneeskundige, geboren den
278ten Augustus 1880 te Sch&fiiburg ia Hoa-
garye, promoveerde in 1887 aan de oniFerritett
te Peet in de geneeskunde, werd in 1842
eerstaanwezend chirurg in het algemeen zie-
kenhuis te Weenen, in 1849 professor aan de
hoogeechool aldaar en volbracht in laatstge-
noemd Jaar op last der Begeering eene nis
naar het Oosten, om een onderzoek in te
stellen aangaande de pest en de quarantaine.
In 1867 werd hy in den Oostenrykaeben adel-
stand en in 1870 in den ridderstand opgeaomea
en ontving in 1880 een eervol emeritaat. Hl
heeft zich door zyne geneeskundige leeaen en
door zyn onderzoek omtrent de sjpbilis zeer
verdiensteiyk gemaakt. Van zyue geschriften
vermelden wy: „SUilicbe klimatische Knrorte
(840 druk, 1874)'*, — „Rezeptformulare aas
der Wiener Universttüts-KUnik fdr S/philis-
krUnke (6de druk, 1876)", — „ Die Einreibnngs-
kur mit graner QaecJcsilbersalbe (6de drid^
1878) \ — .Die Wiener KUnik für Syphilis
(1878)*', — en „Yorlesungen ttber neaere Be-
handlongsweisen der Sjrphilis (2de druk,
1880)".
Signaal, zie Seim,
Signorelii (Luca), een beroemd Italiaansch
schilder, geboren te Cortona waarschyniyk in
1441, oefende zich onder de leiding van PiMfo
degU Franeeêcki te Arezzo, begaf zich in 1478
naar Citta di Gastello, vervolgens naar Flo-
rence en toen naar Loreto. Kort daarna be-
vond hy zich te Rome, waar hy in deSixtina
de groote fresco's uit de geschiedenis van
MozM schilderde. Eenige Jaren later restigde
hy zich voor goed te CJortona, zulks afwis-
selend door een tydeiyk vertoef te Citti, te
Yolterra en te Siéna. In het klooster van
Mout* Oliveto in laatstgenoemde stad schil-
derde hy een cyclus van fresco's uit de legende
van den Heiligen Bentdictus, Van Siéna begaf
by zich naar Florence, waar hy de „8ohool
van Pan (thans in het museum te Beriyn)"
voor Loremio dê' Medici schilderde. In 1499
was hy te Orviéto en versierde er de kap^
della Madonna in den Dom met de beroemde
muurschilderyen, het „Laatste Oordeer* voor-
stellend. Later hield hy weder te Florence en
te Bome tydeiyk zyn verbiyf en overleed te
Cortona in 1623. Behalve in ItaliC vindt men
kuDstgewrochten van zyne hand te Beriyot
Dresden, Parys, Londen enz. Men vindt by
hem meer grootschheid van conceptie dan
^nheid van gevoel, en als uitstekend scèilder
SIONORELLI-SIKHS.
426
Tan het nukt wm hg een voorlooper Tsn
MiMU Angdo.
Sigordaon (JAn), een Uslmndsch geleerde
en itaatsman, geboren den 17den Jnoi 1811
te Baftueyni in het noordweeteigk gedeelte
yan IJsland, werd eerst eemmies in een
Deenoch handelshnia, daarna seeretaris van
den geleerden biasehop StmMgamm Jonnom en
beaoeht in 1883 de nniyeraiteit te Kopenhagen.
In 1835 sag hg ilch geplaatst aan de Ama-
magnaeabibliotheek en werd in 1840 be-
noemd tot aeeretarto en in 1861 tot preddent
Tan het Uslandach letterkondig genootschap
Bokmentafjelag. Hg verwierf eene grondige
kennis van de geschiedenis van Usland en
beiorgde de nitgave van onderseheidene werken
van genoemd genootschap. Behalve verhande-
lingen in Skandinavische tgdschrUten leverde
hg een jiDiplomatarinm islandicom** en eene
levensbeschrgving van Ttamklii^ Sedert 1840
trad hg op als een verdediger van het recht
der IJslanders op selfregeering en op herstel
van sgne alonde Wetgevende Yenradering, het
Althing, en toen de Deensche Begeering in
1845 een Althing met beraadslagende bevoegd-
heid instelde, werd hg tot lid en vervolgens
tot voorsitter van dit lichaam gekosen. Toch
wenschte hg aan sgn vaderland eene volkomene
onafhankeigkheid to beaorgen, riep in 1878
eene vergadering van alle vrge mannen van
Usland to Tingvellia bgeen en was bothoofd
der deputatie, die de besluiten deser vergade-
ring aan den Koning te Kopenhagen moest
mededeelen. Hg zag igne pogingen met eene
gewensehto uitkomst beloond. In 1874 verkreeg
Usland eene eigene grondwet en een Althing
met wetgevende macht, die aan 8igiurd€<meeii
Jaargeld van 8200 kronen toekende en agne
rgke boekerg ten behoeve van Usland aan-
kocht. Hg overleed te Kopenhagen den 7den
December 1879.
Bijbrandl (Klaas), een verdiensteigk Ne-
derlandfich letterkundige, geboren te Haarlem
den 18den November 1807, studeerde aan het
seminarium der Doopsgetinden to Amsterdam,
promoveerde in 1829 te Leiden tot doctor in
de letteren en werd achtervolgens doopsgesind
predikant te Ngmegen, Groningen en Haariem.
•Op laatstgemelde standplaats werd hg in 1871
emeritus en overleed iddaar den 4den September
1872. Wg vermelden van hem: „Verhandeling
over vrouwe Bilderdgk als kinderdichteres
(1834)**, — „De Peri en het Paradgs (naar
Jfoora, 1834)**, — „De véI der Engelen (naar
denielfden, 1835)**, — „Verhandeling over
Vondel en Shakeepeare als treurspeldichters
(1841, bekroond)**, — en de voortzetting van
het prachtwerk: „De valleien der Waldenzen**.
Ook schreef hg onderscheidene vertalingen uit
bet Hoogduitsch, benevens eenige biographieën,
opstellen in de „Doopsgezinde Bgdngen** enz.
Sijs (FringUla spinus L.) is de naam van een
zangvogel uit de £amiUe der Vinlcen (Fringtl-
lidae). Van deze is hg in ons landde kleinste
en heeft een kegelvormigen, scherpen, pnntigen
snavel en een aan het einde ingesneden staart
Zgne kleur is geelachtig groen; bg hetbct)ajurde
mannetje zgn de schedel en de keel zwart Eene
streep boven de oogen, de zgden van kop en
hals, benevens een gedeelte des lichaams tot
aan den buik zgn citroengeel; de buikiswit-
aehtig, maar de staart wederom geel. De
vleugels zgn zwart met twee groen-gele dwars-
strepen en de slagpennen aan debasisgeeien
verder met geelachtig groen omzoomd. De
stuurtpennen zgn zwart, maar alle, behalve
het middenpaar, op de twee eerste derden
haier lengte geel. Het wfffje mist het zwart
op den kop en heeft zfrarte leogtevlekken op
de kleine vederen, terwgi de staartpennen
donker bruin zgn met citroengele zoomen. De
i4|s is in geheel Europa en ook in ons Va-
derland een algemeen verspreide vogel; hg
onthoudt zich des zomers in dennen- en
sparrenbosBchen en in het ni^aar in andere
streken, waar hg van de vruchtjes van eizen
leeft Als hg Jongen heeft, aast hg ook op
insecten. Men vindt zgn nest in de hoogste
toppen der sparreboomen, en het wgfje legt
daarin 5 tot 7 groenachtig-witte, bruin ge-
spikkelde eieren. Het gezang van dezen vogel
is zeer aangenaam, zoodat men het mannetje
dikwgis in eene kooi aantreft
Sikhs is eigenigk de naam van eene door
Nandk (geboren In 1469) gestichte godsdien-
stige secte in Pendsjaub in Oost Inm, waar-
toe vooral de Dq|at*sovergingen.Zg werd door
Oowimd tegen het einde der 17de eeuw een
uitverkoren volk genoemd en ontving eene
militaire inrichting op een theoeratischen grond-
slag. De godsdienst der Sikhs is in het alge-
meen eene deMsche aedeleer. Zg bestaat
hoofdsakeigk in het zingen van liederen, in
het gebed om kracht ten goede en in liefde-
maal^den. Het priesterambt onder hen wordt
bekleed door volgelingen van Nanak^ Oedasi
geheeten, en de voornaamste tempel verheft
zich te Amritsar. De Mogolkeizers te Delhi
vervolgden de aanhangers der nieuwe leer, en
dit leidde tot een staatkundig verbond, „Khalsa*'
genaamd, waarbg de Vorsten zich tot IS
misl of broederschappen vereenigden, zonder
een gemeenschappeigk opperhoofd te erken*
nen. Onder O&wimd moesten zg voor Keizer
Awrenguib in het Himalayagebergte terug-
trekken. Ten tgde van de invallen der Aljihanen
maakten zg zich meester van eenfg grondge-
bied en hoewel zg meermalen de nederlaag
leden, erlangden i4 in 1767 de heerschappg
over al het land tusschen de Dqfoemnarivfer
ten oosten en de stad Bawalpindi ten westen.
In 1788 werden de Oosirl^khs voor korlen
tgd afhankeigk van de Blahratten. Grooten
invloed echter verwierven zg onder JKom^^I-
^ngk (geboren 2 November 1780), die zich
in 1798 door geweld en list meester maakte
van Labore, de Bondrepubliek in eeneenigen
Staat hervormde en met militair gezag regeerde.
Tevens sloot hg in 1806 een verdrag met de
Engelschen en deed eenige Jaren later de
belofte, dat hg geen aanval zou doen op de
Vorsten ten zuiden van de Sedleditf. Toen hg
den 27sten Juni 1839 overleed, liet hg aan
zgn zoon Kh»rak Sktgh een Rgk achter met
eene uitgebreidheid van 654 Q geogr. ngi
en met een wél-uitgerust leger van 82000
man. Kharak-Smgl overleed reeds den 5den
November 1840. De regeering van zgn zoon
Nehal werd door palelsomwentelingen ver«
ontrust, en daarbg vervulden eene weduwe
van Bo9ndfjU^»gh en haar jongste zoon
Dlaüip-sytsh eene merkwaardige rol. Om het
leger bezig to houden en tegen volslagene
ordeloosheid te beveiligen , werd in December
626
SIKHS-SILEZIË.
1845 een krUgstooht ondernomen tegen de
Vonten op den linker ooTor der Sedled^ , en
dese hftd een oorlog met Engeland ten ge-
volge, WMrin de SikhB den lOden Febmari
1846 bg Sabraon de nederlaag leden. BQ bel
▼erdrag van Labore van 9 Maart 1846 moesten
xy de bergstreek tnstcben de Bias en de
Sedled^j, alsmede Ka^mir, aan Engeland af-
staan , terwgi de Engelscben het recht Ter-
kiegen , eene bezetting te leggen in Labore
en invloed te oefenen op de regeering. Vele
Vorsten der Sikhs waren daarover ontevreden,
aoodat er een tweede oorlog tegen de Engel-
scben uitbarstte. Hoewel de Sikhs onder de lens
van den godsdienst hnnne weerbare mannen op-
riepen en onder hnn aanvoerder Sfer-Siiiffh
40000 man en 28 stukken geschut in het veld
brachten , werd na den slag van Goed^jerat
(21 Februari 1849) de geheele armee der
Sikhs gevangen genomen en Pend^aub in het
Engelsche keizerrUk Lfidië ingelf)fd. BH de
Jongste volkstelling (1872) waren er 1143000
Sikhs.
Sikkim, een kleine, afhankeiyke Staat
in Britsch Indië , aan de noordeiyke helling
van het Himalayagebergte tusschen Nepal
en Boethan gelegen, telt op 119 Q geogr. mtfl
52 000 inwoners van den Tibetaanschen stam der
Lept^ja. Hier verheft zich de op éen na hoogste
bergtop der aarde, de Kand^lind^inga (8579
Ked. el hoog), en men heeft er alleen inde
tegen het zuiden gelegen dalen eenig bouw-
land. Voor 't overige heefi; men er weiland
en bosch. Deze Staat is merkvraardig, omdat
hy uit Indië een gereeden toegang opent
naar Tibet In 1817 aanvaardde de Britsch-
Oost-Indische Compagnie het protectoraat
over Sikkim : zQ verkreeg in 1838 de om-
streken van Dard^ilung, en in 1849 en 1851
moest Sikkim nog meer land aan Engeland
afbtaan. Sedert dien tgd ia de Vorst eigeniyk
een vazal van het Britsch-Indische Keizer-
ryk. De hoofdstad is Toemlong of Tabiloeng.
Silas (Eduard), een Nederlandseh pianist,
organist en componist en geboren te Amster-
djun den 228ten Augustus 1827, onderscheidde
zich reeds vroeg door zyne muzikale talenten,
trad op lOJarigen leeftyd te Manheim reeds
op in concerten, werd in 1842 leerling van
het conservatoire te Parys en verwierf in 1849
den eersten prys voor de orgelklasse. In dat-
zelfde Jaar gaf hy concerten van zyne eigene
oompositiën te Amsterdam. In 1850 vestigde
hy zich te Londen, waar hy door zyne muziek-
smakken groeten opgang maakte. Vooral heeft
hy stukken voor Idavier geleverd. Zyne vier-
stemmige mis werd in 1866 by eene interna-
tionale mededinging te Brussel bekroond, —
zyn oratorium „Joash" in 1863 teNorwichop
een muziekfeest opgevoerd, — en zyne opera
„Nitoeris** ter opvoering aangeboden. Voorts
schreef hy onderscheidene cantates, — een
„Ave verum", — „O Salutaris*', — een „Magni-
ficat** voor orgel en orkest, — melodieën voor
Engelsche en Duitache liederen, symphonieën,
klavierooncerten , enz.
Sila4Ei was de tochtgenoot van den apostel
FamUu op diens tweede zendingsreis (Hand.
XV: 86— XVUI: 22). Nadat zy te Phillippi
in de gevangenis geworpen waren , bleven
zy , na herkregen vryheid , eenigen tyd ge-
«cheiden , om elkander te Corinthe weder te
vinden* Van zyne afkomst en verdere lotge-
vallen is niets bekend. JPauhu maakt gewag
van hem op enkele plaatsen in zyne brieven.
Silbermann is de naam van eealge be-
roemde orgelmakers en pianofSsbrikmnten. W|
vermelden: QottfHed SUUrmammj de meestbe-
roemde, geboren den 14den Januari 1683 te
Kleinbobritach in Saksen. Hy leerde het orgel-
maken by zyn broeder Andréat (f 1784) te
Straatsburg, vestigde zich te Freil>erg ia
Saksen en overleed te Dreeden den 2dea
Augustus 1753. zyne meest vermaarde orgels
(in het geheel 42) bevinden zich te Freitag
en te Dresden. Hy was in 1740 de uitvinder
van den cembal d*amoui en vervaardigde de
eerste pianoforte in Duitschland. — Jakam
Andréoê SUbtrmatm , een neef van dea voor-
gaande en geboren te Straatsburg den 26etea
Juni 1712, overleed aldaar den Uden Februari
1783. Hy vervaardigde 54 orgels en maakte
zidL tevens bekend door eenige geecbied-
kundige geschriften.
Silberstein (August), een Duitsch schry ver,
geboren den Isten Juli 1827 te Ofen, bepaalde
zich te Weenen by den handel , woonde tevens
eenige coUegiën by aan de universiteit en
wydde zich eerlang uitsluitend aan lettertun-
digen arbeid. Wegens deelneming aan de volks-
beweging van 1848 moest hy Oostenryk vw-
laten , zoodat hy in Duitschland zyne studiëa
voleindigde. Na zyn terugkeer in Ooetenryk
werd hy in hechtenis genomen en tot eene
kerkerstraf van 5 Jaar veroordeeld. Een ge-
deelte van dien tyd bracht hy door op dea
Spielberg by Brünn. Daarna vestigde hy zich
te Weenen en schreef: nTmtznachtigali (Lieder,
1857; 3de druk, 1870)", — „Dorftohwalben
aus Oesterreich (1862—1863, 2 dln; nieuwe
druk 1869 en 1881 , 2 dln)'*, — „Herknies
Schwach (1863, 3 dln)", — „Lieder (1864y\
— „Die Alpenrose von Ischl (1866, 2 dln;
2de druk , 1875)", — „Mein Herz in Liedem
(1868; 4de druk, 1878)", — „Land und Lente
im Naszwalde (1868)", — „Ql&nzende Bahnea
(1872; 2de druk , 1875)", — „Deutsche Hooh-
landsgeschichten (1875, 2din)", — „Denksftu-
len im Glebiete der Eultur und der Literator
(1879)", — en „Bttchlein Klinginsland. Dichte^
Weisen und Weisungen (1879)".
Silenus , de zoon van Msrmêi (Meronrios)
of van J?am en van eene nymf, volgens anderen
de zoon der Aarde, was de opvoeder en later
de medgezel van DUmg$ui (Baochus), nam
met dezen deel aan den oorlog te^n de
Benzen , doodde Emoêladui en maakte door
het ongewoon gebalk van zyn ezel den vyand
zoo verschrikt , dat hy de vlucht nam. De
latere dichters stellen SUenut voor als eea
vrooiyk oud man, wat kleiner dan middelmatig
van grootte, gewooniyk naakt en met een
kaal hoofd. Hy is bekend met het verledens
en met de toekomst en laat zich, wanneer
hy beschonken of slapend door bloemenketeni
gekluisterd wordt, gemakkeiyk overhalen om
te zingen en de gebeurtenissen der toekomst
te voorspellen. De SUeuem of oudere Satyn
onderscheiden zich van hem door hun woesten
aard. De attributen van SUêmut zyn een Idimop-
krans , een wynzak en een thyrsusstaf en ook
wel een panther.
Silezië, een land (hertogdom), dat la
ouden tyd tot het koningryk Bohemen b^-
8ILEZIË.
627
hoordo, bestond weleer uit Opper- en Neder-
SileiiO. Het eerste omvatte tegen het einde
der 18de eenw 6 Yorstendommen (Teschen,
Troppaoy Jftgemdorf, Oppeln, Batibor en
BieUti), de vrge heerlijkheden Plesz en
Benthen en eenige geringere heerl||kheden,
— en het tweede 18 vorstendommen (Breslao,
Brieg, Qlogan, Jaaer, Liegnitz, Münsterberg,
Neisze, Oels, Sagan, Schweidniti, Wohlaa,
Trachenberg en Karolath , de vrye heerigk*
heden Wartenberg y Militsch en Goschüti en
eenige heeriykheden van minderen rang. Tlians
is het geheele land verdeeld in Proisisch
en OostenrSksch SUesië.
J?rumtehaUexiS (zie de kaart bg het artikel
Pruisen) y eene provincie van den Pmisischen
Staat, grenst in het noorden en noord-
oosten aan de provinciën Brandenburg en
Posen , in het oosten aan Polen en GalioiS
(Krakau), in het luiden aan Oostenryksch
Silezie, Moravie en Bohemen, en in het
westen aan Bohemen , het koningryk Saksen
en de Pruisische provincie Saksen. Het om-
vat het oude Opper-Silesnë (met uitzondering
van de vorstendommen Troppau, J&gemdorf,
Teschen, Bielitz enz.), geheel NederSilezië
met het graaftchap GlStz (met uitzondering
van het arrondissement Schwiebus), een door
het verdrag van 18 Mei 18S6 door Saksen
afgestaan gedeelte van het markgraafschap
Oberlansitz, de afgestane Boheemsche enclaven
en de stad Rothenburg, en heeft eene opper-
vhikte van bgna 732 Q geogr. mf|L Dit ge-
west bestaat voor de grootste helft uit laag-
land en voor de kleinste uit eene bergstreek.
Door het land heen loopt van den oorsprong
der Malapane in het oosten tot aan de Zwarte
Eister in het westen het lengtedal van Silezië,
dat zich eerst langs de Mahipane uitstrekt tot
aan de Oder , daarna deze volgt tot aan den
mond der Eatzbach en eindelQk in eene wes-
telijke richting voortschrijdt tot aan de Zwarte
Eister. De bodem dezer vallei is langs de
Oder vruchtbaar, langs de Ifalapane en Eister
moerassig , en tusschen de Oder en de Eister
zandig en gedeeltelijk ook moerassig. In het
noorden van dat lengtedal bevindt zich een
landrug; daarop verheffen zich tusschen de
Bober en de Oder de Katzenberg en de Grttn-
berg (200 Ked. el hoog), tusschen de Oder en
de bron der Weida de Trebnite (811 Ned. el
hoog) en in het district Oppeln de Opper-
Silezische Jura (362 Ked. el hoog). In het
zuiden van dat lengtedal heeft men in het
oosten van de Oder de hoogvhikte van Tamo-
witz met het Opper- Silezische Steenkolenge-
bergte, een uitlooper der Carpathen; het hoogste
punt van dit laatste is de Annaberg (400
Ned. el hoog) bQ de Oder. Op den linker
oever van de Oder klimt de bodem allengs
omhoog tot aan den bergkam der Sudeten,
die de grenzen van Opper Silezië alleen be-
reikt met den voet van den Bisscho&kuppe
(886 Ned. el hoog), maar door Midden Silezië
zich uitstrekt van Beichenstein tot Jauer.
Vóór dezen bergkom verheffen zichdeZobten
(728 Ned. el hoog), de Geiersbergen (679 Ned.
el hoog) enz. I^ gebergten dezer provincie
worden door den Pas van Liebau in 2 deelen
gescheiden. In het oosten heeft men het Glataer-
gebergte met den Groeten Schneeberg (1424
Ned. el hoog) als aanzienigksten top, dan
het Zandsteengebergte van den Heuscheuer ,
voorts het Neder* Silezische Steenkolengebergte
en eindelijk het ^atzbachgebergte. In het
westen van dien pas verryst op de grenzen
van Bohemen het Beuzengebergte met den
Schneekoppe (1 605 Ned. el hoog) , den hoogsten
berg van geheel Silezië. Dit gewest behoort
nagenoeg geheel tot het stroomgebied van de
Oder. Alleen in bet zuidoosten heeft men de
Weichsel en uit het westelijk gedeelte stroomen
de Iser , de Spree en de Zwarte Eister naar
de Eibe. De Oder, welke bQ Batibor bevaar-
baar wordt, vloeit van het zuidoosten naar
het noordwesten door de geheele provincie;
tot hare zijrivieren behooren op den rechter
oever: de Olsa, de Klodnitz, de Mah^^tane,
de Weida en de Bartsch , — op den linker
oever: de Oppa, de Zinna, de Hotzenplotz
de GlatzerNeisze , de Ohlau, de WeistriUen
de Eatzbach. Het Klodnitzkanaal is het eenige
bevaarbare kanaal in Silezië, en van de meren
is er alleen het Schlawameer van eenig be-
lang. Het klimaat is er het zachtst bg Grfln-
berg . maar guur in de bergstreek en in Opper-
Silezië. De gemiddelde jaarigksohe warmte
bedraagt te Baübor 6^2'' C, te Oppein 7,0^0.,
te Eirchwang in het Beuzengebergte 8,57"* C,
te GOrUtz ^fiS'' C. en te Breelau 6,62*' C. De
Jaarigksohe regenhoeveelheid is in de vlakte
50—60 Ned. duim , doch in het gebergte wat
meer. Van de oppervlakte zgn 54% bouw-
land, 9% hooiland, 2% weiland en 29%
bosoh. De grond is langs het gebergte zeer
vruchtbaar, vooral tusschen Liegnitz en Batibor,
waar men 70— 8OO/0 van al het bouwland aan-
treft. Daarentegen valt op de vruchtbaarheid
der bergstreken niet te roemen. Er wordt
graan genoeg verbouwd voor de behoefte der
inwoners; voorts teelt men er vlas, suiker-
wortelen, aardappelen, meekrap, kaardedistels,
cichorei , hop , veel ooft en allerlei groenten.
Groote bezittingen zgn er in handen van enkele
eigenaars; tot hen, die 25- tot 44000 Ned.
bunder in eigendom hebben, behooren: deHertog
von Djêêif de Bgksgraaf «o» Sdba/^^ote, de erf-
genamen van GraiüT Bsnard , de Hertog van
Baübor, de Vorst von FUn en deHertogmM
BtMniwijh Odt. Wgien Prins Frêderikdmr N&-
derlandm bezat er de heerigkheid Muskau. De
landbouw wordt er gedreven op 866616 boer-
dergen en in 1883 waren van de geheele
oppervlakte des lands b6fi% door den land-
en tuinbouw, 8,6o/o door weiden, %2\ door
graslanden, 28,% door bosschen en 4,6%
voor andere doeleinden in l)eslag genomen.
In dat Jaar had men er 275122 paarden,
1897130 runderen, 1309495 schapen, 518612
zwgnen, 175288 geiten en 127 908 bgenkorven.
Tot bevordering der paardenfolüLerg bestaan
stoetergen te Leubwi en Kosel. De rundvee-
teelt bloeit er in het vruchtbare gewest tus-
schen Liegnitz en Batibor , doch zg is ook
van belang in de bergstreek. Inzonderheid
echter legt men er zich van ouds toe op de
schapenfokkerg, waartoe de uitgestrekte land-
goederen eene uitmuntende gelegenheid aan-
bieden , en men heeft er meerendeels veredelde
schapen. Wild is er in overvloed voorhanden;
vooral heeft men er herten, reeën, wilde
zwgnen en hazen , doch slechts zelden komt
er uit het Carpatisch gebergte een wolf. Ook
het gevogelte is er goed vertegenwoordigd ^
«28
SILEZIË.
en er wordt veel Tiach gOTaogen, Yooral kar-
pers, steuren, lalmen en forellen. Voorts Is
het land ryk in delfttoflélUke Toortbrengselen;
nergens heeft men op het Tssteland Tan Europa
oit^strekter steenkolenbeddingen , inionder-
held op den rechter oever van de Oder in
<^per-Silesie gelegen , door bonten sandsteen,
mnschelkalk of diluTinm bedekt en eene op-
penrlakte beslaande van althans 26 Q geogr.
mVl. Ook bruinkolen iQn er in de heuvel'
streken te vinden. Belangrgk is er voorts de
hoeveelheid Qser- en sinkerts, en men vindt er
tevens lood-, koper- enkobaltertB,swavelkie8,
arsenik, aluin, eenige edelgesteenten van lage-
ren rang (chrysoliet, amethyst, chalcedon,
agaat, chrysopras. Jaspis ena), uitmuntende
potklei, marmer, serpenttin, slflp- en molen-
steenen, kalksteen, gips, vollersaarde, veld- en
awaarspaat magnesiet, turf ens. WQaers heeft
men er vele mfaierale bronnen, wier bestaan
aanleiding heeft gegeven tot het verrOsen van
druk beiochte badplaatsen.
In 1885 bedroeg er het aantal inwoners ruim
4 millioen, onder Welken sich ongeveer 62 000
Israëlieten bevinden, terwQl de overigen onge-
veer voor de éene helft B. Katholieken en
voor de andere Protestanten sfn. De bevol-
king, hoofdsakeltik van Dultschen oorsprong,
woont er in 148 steden, in 6898 landelQke
gemeenten en op 3 686 landgoederen. Behalve
Dnitschers i||n er Polen, Ciechen en Wen-
den. Hier en daar heeft men er groote
vlas- en katoenspinneryen, laken- enhand-
schoenenfkbrieken ens., voorts vele mQnen,
t|sergieter||en, maohinenfsbrieken, suiker-,
stgfsel- en papierfabrieken, looieryen, seep-
siederyen, tabaks- en sigarenfabrieken, glas-
blazerQen, pottebakker0en, bierbrouweiryen
ens. De handel heeft er veel te lyden van de
belemmeringen aan de Russische grensen. De
voornaamste stapelplaatsen z(|n er Brealau,
Kattoniti, GörUts en Kohlfhrt De talrQke
spoorwegen iQn er gedeelteiyk het eigendom
van den Staat, bevinden er sich gedeelteigk
onder het toezicht van desen en sQn gedeel-
teiyk in het besit van maatschappQen. I&halve
kleine gedeelten van andere rivieren is er de
Oder de eenige bevaarbare rivier, en dexe
bevaarbaarheid laat des zomers bQ lagen water-
stand veel te wenschen over. Ten behoeve
van het onderwys vindt men er eene univer-
siteit te Breslau, eene kadettenschoolleWahl-
stadt, eene militaire school te Neisze, 82
gymnasia, 9 reaalsoholen van den eersten
rang, 6 hoogere burgerscholen, 17 kweek-
scholen voor onderwfisers, eene landbouw-
acadömie te Proskau, 6 ambachtsscholen, 8
gestichten voor doofttommen, éen voor blin-
den enz. De provincie is verdeeld in 8 dis-
tricten: Breslau met 24, Oppeln met 19, en
Liegnitz met 21 arrondissementen. Men heeft
er voor de rechtspraak hoven van appèl te
Breslau, Batibor en Glogau, alsmede 16 recht-
banken van eersten aanleg. Silezië zendt naar
den Dultschen BQksdag 36, naar den Pruisi-
schen Landdag 66 afgevaardigden en is in het
Huis der Heeren door 63 leden vertegenwoor-
digd. In 1886 had er het spoorwegnet eene
lengte van ruim 8000 Ned. mQl. Aan het
hoofd der Protestantsche Kerk bevindt er zich
een consistorie, benevens een superintendent-
generaal te Breslau, en aan het hoofd derR.
KathoUeke Kerk een Vorst-biascbop aldasr.
Hiervan sOn een paar kleine gedeelten oltge-
zonderd, die tot andere aartsbiadonunen be-
hooren. De hoofdstad is BreBlan. en hier
vergadert ook de Provinciale I^suiddsv, welke
er sedert 1876 de plaats der voormmüge Pro-
vinciale Staten heeft ingenomen.
OoiietÊf^hêck SOêxii is dat «redeelte, het-
welk in 1763 bg den Vredevan HabertodwEf
aan OoetenrUk werd toegekend. Het ia omgeven
door Pruisisch Silezie, Moravië, Hongai«e
en Qalicie en bestaat uit 2 door eene amalle
punt van het Moravische district Miatek g»-
scheidene jrodeelten, die te voren de arronas-
sementen Troppau en Teschen vormden en tot
Moravie behoorden, maar door de grondwet
van 4 Maart 1849 tot een afnnderigk Kroon-
land (het hertogdom Silesié) verheven tta,
hetwelk verdeeld is in de districten Troppaa,
Freiwaldau, Jftgemdorf; FreudenthsO, Teschen,
Freistadt en Bielitz, benevens de stedeo
Troppau, Bielitz en Friedeck. Het telt op na-
genoeg 98 Vi D «eogr. mt)l 666000 Inwonen
(1881), wordt in het zuidoosten door de Car-
pathen (Beskiden, met den Lissahora, 1 820
Ned. el hoog), in het noordoosten door bet
Reichensteiner gebergte en de Sadeten (met
den Altvader, 1487 Ned. el hoog) van de na-
burige landen gescheiden en in het vrestes
door de Oder en in het oosten door de Wei^-
sel, beide met hare zOrivieren besproeid. Doo^
dien het land niet beschut is tegen het noordoos-
ten, vindt men er een ruw klimaat met eeoe
gemiddelde JaarlOksche warmte van 8** C De
regenhoogte bedraagt er doorgaans van 52
tot 78 Ned. duim in het Jaar. De landbouw
is er zeer ontwikkeld en de grond wordt er
met groote zorg bewerkt De voomaamsto
vruchten zQn er haver, rogge, gerst, aart-
appelen, suikerwortelen, vlas en oofL Ook oe
veeteelt is er niet onbelangrQk, en men V8^
vaardigt er veel boter en kaas. De mVnen
leveren er uitmuntende steenkolen, — voorti
bruinkolen, Qzererts en zwavelkies. Inzond^-
heid heeft men er talrOke gzelsmelterOen. De
nQverheid is 'er in het algemeen van groot
gewicht Men heeft er onderscheidene maehi-
nenfsbrieken, OzergieterOen, staal&briekes,
eq[>gkermaker||en enz., alsmede vlas- en katoes-
spinnertlen en weveryen, bleekeryen, fisbrie-
ken van halfiEgden stofiTen, ververyen, ka-
toendrukkeryen, kousenfabrieken, salkermB'
naderyen,brandewyn8tokeryen,bie^rouwer9«i
enz. Met de voortbrengselen des lands wordt
een levendige handel gedreven en deze door
spoor- en waterwegen bevorderd. Denoorde^
spoorweg doorsnydt met de lyn Weenen—
Oderberg— Krakau het oosteiyk gedeelte des
lands en zendt takken uit naar Troppau es
Bielitz; voorts heeft men er den Moraviseb-
Silezischen centraalspoorweg van Troppau over
Ziegenhalz naar Neisze en van Jllgemdorf nstf
Olmütz, den Ostrau-Friedl&nder spoorw^
en den KaschauOderbergschen spoorweg. 1^
inwoners zyn meerendeels DultBchers, tout
met Slawen, Ozechen enz. vermengd, en 1^
hooren, met uitzondering van 79 000 Protee-
tanten en 8 600 Israëlieten, tot de R. Kstbo-
lieke Kerk, welke laatste hier onder ^
beheer is gephiatst van den VorstbisBchopvsa
Breslau en van een door den Keizer bev^
tigden vicaris-generaal te Teschen. Tot de
SILEZIË.
629
inriohtiogen Tan onderwQs behooren er 3
gymnasia, 2 reaalgymnasla, 8 reaalsoholeii
Tan den hoogsten rang, 8 kweekscholen Toor
oaderwyiera en éene Toor onderwOseressen^
eene handelssehool, 4 amlMchtascholen, 2 land-
boawBCholen, een evangelisch alomnöom, 2
hoogere bnrgereeholen TOor meisjes, 5 barger-
adiolen en 472 Tolkasohoien. ]>e Silesisohe
Landdag bestaat nitden gonvemeor des lands,
den TOfSt-blsBohop van Breslao^ 9 afgevaar*
digden nit de grondbedtters, 10 nit de steden,
2 nit de Kamer van koophandel en 9 uit
de landelüke gemeenten. £r worden 6 leden
naar den BQksdag afgeraardigd. Men heeft
ér 84 arrondissementsrechtbanken, 2 hoven
en een hooggerechtshof te Brttnn. De hoofd-
stad is Troppan.
Nadat de oudste bewoners des lands, de
Lygiërs, Quaden ena., ids volksveirhuiaers naar
het anidwesten waren getrokken, ontleende
SUesiS tQn naam aan bet rivier^ Slesa,
thans de Lohe of Laue geheeten, en verkreeg
door de komst der fiUawen in de 6de eeow
eene gemengde bevollüng. Omstreeks het jaar
900 verviel het gedeelte, dat aicb op den
rechter oever der Oder uitstrekte, aan Polen,
en bet land tussohen de Oder en de Boberin
970 aan Bohemen, doch in 999 desgeltjksaan
Polen, terw||l het gebied ten westen van de
Bober aan de Deutselie Laasits en tot de
mark Meisaen behoorde. Van Posen, waar
Hertog JRêo^fdams J in 968 een bisdom stichtte,
▼erbrddde aioh het Christendom allengs over
Silealë; toch werd eerst in 1051 het bisdom
te Breslan opgericht Sen veldtocht van Keizer
Hmdrik V (1109), die BoUêüuu III van
Polen wilde dwingen, het r||k met zyn broeder
te doelen, leed schipbreuk op de vaste burch-
ten van Silesië, onder welke Beuthen en
Qlogau genoemd worden. Toen in de 12de
eeuw een nieuwe Snocessie-oorlog het Vorsten-
huis der PiatUn teisterde, slaagde Frêderik
BarharoMêa er in (1168), voor de sonen van
den onttroonden IT/a^Ioim een groot gedeelte
van Silesie als schadeloosstelling te verkr0gen.
Zg s||n de stichters van het Silesisch Huis
der JPicutem; door BdUtiaui werd het hertogdom
Breslau, door MUex^tlamê Teschen en door
Koenraad Glogau gegrondvest. Onder hunne na-
komelingen hadden meermalen verdeelingen
plaats, bepaaldeiyk die in Opper- en Neder-
Bilezië. Van de Hertogen van Neder-8ilesië
vermelden wü : Semdrikide Gebaarde (f 1281),
den gemaal van de heilige Sedwi^; htj ver-
kreeg in den voorspoedlgen oorlog van 1288
de voogdQschap over Polen en de heerscbi^pt)
in Krakan en bevorderde de stichting van
Dnitscbe volkplantingen; — alsmede B||n aoon
Bendrik II de Vrome, die in 1241 b0 LiegnitB
in den slag tegen de Mongolen sneuvelde.
Door eene verdeeling van Neder Silesid ont-
stonden de drie hertogdommen Breslau, Lieg-
nita en Glogau, en door die van Opper-SileaiS
de hertogdommen Teschen, Oppeln, Batibor,
Jiigemdorf en Troppau. Weldra was er «Ike
stad van eenig belang de letel van een Vorst
In den aanvang der 14de eeuw bestonden in
Silesie 17 regeerende Vorstenhniaen. Intussehen
werd Koning Jokaim van Bohemen in 1827
4oor ai de Hertogen van Opper-Silesië, door
Breslau en in 1829 door de meeste Hertogen
van Neder-Sileaië als beschermheer erkend, en
XIIL
hg wifit Caeimir de Qtoote, koning van Polen,
in 1385 over te lialen, afrtand te doen van de
souvereiniteit Uit de beschermheerschappQ
ontwikkelde aich echter eerlang de leenheer-
sehapplf van Bohemen. Keiier Katd IV ver-
kreeg door ayne gemalin Awma het recht van
opvolging in de beide vorstendommen Jauer
en Sehweidnita, die de souvereiniteit van
Bohemen nog niet hadden erkend, en bracht
alzoo geheel Sileaië onder de Kroon van Bo-
hemen en aan bet Daitsche B0k. Niettemin
werd Sileaië als éen geheel aangemerkt, wellu
algemeene belangen men op de vorstendagea
behartigde. Aan de Hertogen van Liegnita,
Tesdien, Oppeln en Batibor verleende WJadie-
lome in 1498 en 1511 bet recht, hunne landen, bt
ontstentenis van mannelQke nakomelingen,
door testament aan anderen op te dragen. IMen-
tengevolge beschouwde aich Hertog Friedrick
ooa Lieffnitz^ Brieg en ^oiUa» gerechtigd, met
Joaekim II van Brandenburg in 1587 eene
overeenkomst omtrent de erfopvolging te slui-
ten, doch Koning Ferdmand J, aan wien in
1586 Bohemen was ten deel gevallen, wilde
haar niet erkennen (1546). De Sileiische Her-
togen kwamen niet in venet tegen de uit-
breiding der Hervorming. Oeheel anders was
het met de Keiaers uit het Huis Sabébufff.
Vooral nocht Ferdimamd II de SUeziërs terug
te brengen tot het aloude geloof, loodat het
wederspannige Protestantsche land gedurende
den Dertigjarigen Oorlog veel te lyden had.
In dien t0d verloor een t^ van Sokental'
lem, Johtum Qeorg^ aQu vorstendom JSgern-
dorf, omdat htf tot de aanhangers behoorde
van Ffiedrieh V van de P£ala. De JeauYeten
werden er in 1648 toegelaten, doch de Evan-
gelische kerken op weinige na gesloten en
hare besittingen verbeurd verklaard. De vor-
stendommen Mftnsterberg, Sagan, Oppeln en
Batibor werden gedeeltemk verkocht en ge-
deeltel0k verpand. Onder Keiaer Leopold I
was lulks desgeiyks het geval met de her-
togdommen Liegnita, Wohlau en Brieg, die
na het overiyden van den laatsten Hertog uit
het Huis der Fiaetemj Qeorg Wilhelm fxm
Beiegy in 1675 ten deel vielen aan den Keiaer. —
Keurvorst Frtedrieh WVMm vom Brandeuhif^f
aan wien deae hertogdommen volgens vermdid
erfverdrag eigenigk toebehoorden, verkreeg
slechts het arrondissement Schwiebus, dat
Keurvorst Frederük III in 1696 voor 250000
florUnen aan den Keiaer verkocht Door de
conventie van Altranstadt (1707) en het Itali-
aansoh Becés (1789) herkregen de Protestanten
in SUeaië, met het reeht tot het bekleedea
van openbare ambten, 128 kerken en verlof
tot het bouwen van nieuwe bedehuiaen te
Freistadt, Hirschberg, Landeshut, Militsch,
Sagan en Teschen. Zeer ongunstig daarentegen
werd de toestand der Protestanten onder
Karel VI. Inmiddels erkenden de Sileaisehe
Standen in 1720 de Pragmatieke Sanctie en
alaoo Maria Theresia als toekooutige gebied-
ster. Evenwel maakte JVwcbriJbJ/vaa Pruisen
in 1740, toen Maria Tkeretia haren vader
opvolgde, aanspraak op de Sileaisehe vorsten^
dommen Liegnita, Brieg, Wohlau en Jftgera-
dorf en bood haar aUne bescherming aan,
b0aldien ay afiitand wilde doen van die landea«
De weigerende houding van Oostenrijk b^
woog Frederik. die aich van de voorwerpen
84
580
SILEZIE— SILIMAN.
sOner aanspraak wilde Tenekeren, den 16den
December 1740 in Sileiië een inral te doen,
welke gevolgd werd door den Eersten SUeii-
Bchen Oorlog. Door den Vrede van Breilan
(4 JoU 1742) verviel geheel SUeiie, met
nitsonderiog van de vorstendommen Teschen,
Troppau en Jttgemdorf en een klein grondge-
bied aan de overstjde der Oppa, aan Pruisen.
Frederik II nam doortastende maatregelen,
om er de grondwet, bet bestuur en de reohts-
pleging te hervormen. H0 benoemde een af-
londerlQken minister voor SilesiS, verdeelde
het land in 48 arrondissementen enz. £r
werd eene volkomene vrQheid van godsdienst
verordend. Nieuwe en diepe wonden werden
Sileiië toegebracht door den Tweeden Siled-
Bchen, alsmede door den Zevei^arigen Oorlog,
doch Frêderik' wist ook die te genezen. Silezi6
heeft dan ook z(|ne gehechtheid aan Pruisen
meermalen door daden betoond, bt)v. in 1818
en in 1866. Zie verder omtrent Silezië en de
Silezische dichtschool onder DmUckUmd en
ztfne Utterhmdê.
Silezisohe Oorlogen, zie SileziS.
Silhouötte of tekadmwbêM van een mensch
is zoodanig portret, waarvan het binnen de
omtrekken gelegen gedeelte zwart gekleurd
is, hoewel daarop ter verduidelt|king ook wel
eens witte IQnen zyn aangebracht De naam is
afkomstig van den Franschen minister van
Financiën JBHêmnê de S%UkmtUe\ deze had zich
omstreeks het Jaar 1767 door zQne maatregelen
zoo gehaat gemaakt, dat men hem op allerlei
wUaen zocht te bespotten, weshalve men aan
alles, wat er armeük en schraal uitzag, den
naam gafvanaia/SittoiM^^Hetsilhouetteeren,
in de eerste helft onzer eeuw nog zeer in
zwang, is thans door de photographie ver-
vangen.
Silioaten zdnkiezelzure zouten, veelvuldig
voorkomende lüs deUMoflèn en ongeveer een
derde gedeelte van alle bekende mineralen
uitmakende. Die veelvuldigheid der silicaten
in de natuur ontstaat niet alleen door de
qualitatieve verscheidenheid der elementen,
die met silicium en zuurstof in de verbinding
voorkomen, maar vooral ook in het groot
aantal zuurmodifleaties van hetkiezelzuur.Het
normale kiezelzuur Si04H4 heeft de eigen-
schap, dat meerdere moleculen van dat zuur
zich met elkaftr kunnen verbinden onder
verlies van een grooter of kleiner aantal mo-
leculen water, zoodat algemeen de formule
van kiezelzuur kan worden voorgesteld door
mH4Si04— nH,0 = H4B.4j3i.O4»-., waarin
» en f» geheele getallen voorstellen en de
maximumwaarde van » is Sm. In zuren van
deze samenstelling kunnen dan de waterstof-
atomen geheel of gedeeltemk dooreen of meer
metalen worden gesubstitueerd. Zie voorts
onder Kiexd (silicium).
Silistria, in het Bodgaarsch Dnter. te
voren de hoofdstad van een Turksch oJaleet,
welk voorrecht thans aan Boestsöoek is toege-
kend, ligt op den rechter oever van de Donau en
was éene der belangrt|kste Tnrksche vestingen.
Geruimen tQd echter verkeerde i4| als vesting
in een vervallen toestand, maar in 1877 isz^
op nieuw versterkt In tOd van vrede schatte
men er het aantal inwoners op 7- of 8 000,
voor de helft Mohammedanen en voor de
andere helft Boelgaren, Grieken en Israëlieten ; I
zd houden zich voMal bezig met looisiil,
wevery en tuinbouw. Tegen het einde na
1880 telde ztf bgna 11000 inwoners. Er
zfa 2 voorsteden en 18 moskeeën. — Deie
stod, het oude Duroetonun, werd in 1595
door de Turken in de asch gelegd en bood
in 1811 slechts 5 dagen weentaad aan de
Bussen. Daarentegen verduurde zO in den
oorlog van 1828—1829 twee beleg<ffing«i ea
gaf btj de tweede eerst na 6 maanden sick
over aan generaal Lamgmrtmj terwül de Bus-
sen in 1854 onder JPoêkmoié^' het beleg na
Silistria onverrichter zake moesten opbreken.
In 1877 werd deze stad op nieuw door de
Bussen belegerd en vermeesterd, doch in Fe<
bruari 1878 door hen ontruimd en bji het
Verdrag van Berign (18 Juli 1870) toegeweiea
aan BoelgarOe.
SiliuB ItékliotLB (Ciüus), een Bomeiaaeh
dichter, geboren in het Jaar 26 na Chr. oit
een aanztenigk geslacht, werd in 68 eoBSnl
en erlangde daarop het beheer over de pro-
vincie Azië, doch be^ zich later uit eigen
beweging naar zyne goederen inCampaniëen
bracht in het jaar 100 zich zelven om bet
leven. WQ hebben van heqi het gedicht:
nPnnica", bestaande uit 17 boeken, een Ytf
droog verhaal van den Tweeden PunischeB
Oorlog naar XtoMw en ^oifHu$. Het is o. i.
uitgegeven door JBmaH (1791—1792, 2 dia).
SiUery, een klein dorp in het departement
Mame,.aan de Vesle en het Mame-Aisne-
kanaal, ongeveer een paar uur gaans ten
zuidoosten van Bheims, is vermaard door den
uitmuntenden champagnewUn, die aldaar en
in de naburige dorpen gewonnen wordt
Silliman (Benjamin), een Amerikaanicb
natuurkundige, heeft door zyn Over veel bfi*
gedragen tot bevordering der wetenschap is
de vereenigde Staten. HU werd geboren den
8sten Augui^ 1772 te Tmmbull in Connectk»t
en bekleedde reeds in 1806 het hoogleeiaan-
ambt in de scheikunde aan het Tale-coUege
te Newhaven. In laatstgenoemd Jaar reisde
hü naar Europa, om boeken en instrumenten
aan te koopen, en het volgende Jaar begni
hl) zich nogmaals derwaarts. Het dagl)oek
van die beide tochten gaf hl) in het Udit
onder den titel: »Two passages over the At-
lantic in the years 1806 and 1806 (1810)". I»
1818 maakte b0 een aanvang met de nitgST^
van het „American Journal of scienoe sad
arts", meer algemeen bekend onder den nsniB
van „Silliman's Journal", waarin hj) zelf in
de eeiMe phutts en voorts de uitstekendst»
geleerden van Amerika bedragen leverden.
Van ztine overige geschriften vermelden wtl>*
,»Bemarks made on a short tour between
Hertford and Qnebec (1820)" en „Elementi
of chemistry (1881, 2 dln)". In 1861 volbiaolit
hy met zyn zoon wederom eene reis natf
Engeland en het vaste land van Europa ^
beschreef haar in „A visit to Europe in 1851
(1868, 2 dln)". Hy hield wetenschai^l^^
voorlezingen in byna alle groote steden dtf
Vereenigde Staten en droeg daardoor lüet
weinig by tot de algemeene ontwikkeling dei
volks. Hy overleed den 24sten November 1864.
— Ook zyn zoon Bet^amim SUUmam is ^
hoogleeraar werkzaam aan hetzelfde collego
en heeft zich bekend gemaakt door nÜof,
„First principles of chemistry (1847 en later)
SILIMAN— SILYA.
581
en «Fint prinoipIeB of physica (1868 en later)**.
£nlo, eene stad in Kanattn, op het stsm-
gebied van EphraYm, was Tan den t||d mn
Joiua tot aan dien Tan Samuël de plaats,
waar sieh de tabernakel bevond.
Silxurisohe vorming (De) wordt gevormd
nit die lagen der aardkorst welke sieh tnssehen
de Oambrische en Deyonische vormingen be-
vindt Hare gesteenten z(|n : zandsteen, con-
glomeraten, granwak, leisteen, kalk, dolo-
miet, mergel en kieiellei, welke alle aan-
wQien, dat de Silnrische vorming nit het
water besonken is. Met genoemde gesteenten
iQn voorts andere op het nauwst verbonden,
die volmaakt overeenkomen met het gneis,
glimmer- en hoornblendelei der AioYsehe vor-
mingen en toeh by de Silnrisohe vorming
behooren. In deie vindt men voorts anthraciet
en vermoedeigk kiipsont Belangrgk zyn
voorts de daarin aanwesige ortsen, namelQk
looderts en ainkblende in Amerika. ijserH>öliet
in Bohemen en spaat-Qsersteen in ae Alpen, —
voorts heeft men daarin de rood-Uiersteen-,
koperkies- en lilverertsgangen in den Han
(St. Andreasbeig) en de kwikailvergangen in
Almaden in SpwO^- De Silnrische vorming is
vooral in Groot BritanniO het meest verspreid;
zd heeft trouwens haar naam ontvangen van
de SiluriSrs. die in ouden tQd een gedeelte
van Wales bewoonden; daarenboven ontmoet
men haar in Comwallis, Ierland en Schotland.
Op het vaste land van Europa vindt men
haar vooral in Portugal, Spai^e en FrankrOk
(Bretagne), — voorts in Duitsehland in den
Hars, het Frankenwald, het Fichtelgebergte
en de Sudeten. In de Alpen loopt eene smalle
strook van Silnrische lagen van het westen
naar het oosten, van Schwaï in Tyrol tot
aan ^\^enerNeustadt en schr0dt voort, hier
en daar aan de oppervlakte door tertiaire
vormingen afgewisseld, ten noorden van Press-
bnrg, terwt)! men in het Mnrdal b0 Mnrau
en Grai afsonderltlke gedeelten aantreft, die op
AaoYkche gesteenten gelegen z(|n. Ook heeft men
een Silnrisch bekken in Bohemen tnssehen
Pilsen en Praag, voorts Silnrische gesteenten
in Busland, ten suiden van de FiniMïhe Qolf
en zich uitstrekkend tot in Zweden, — ein-
delQk in Noorwegen en tot eene aanmerke-
IQke ontwikkeling in Noord- Amerika.
De flora en Cauna der Silnrische vorming
wtfaen er op, dat zt| uit zee is bezonken.
Zelden vindt men daarin planten, die op het
land zSn gegroeid, en de reeds vermelde
anthiadetlagen hebben vermoedelQk haar
ontstaan te danken aan ophoopingen van wier.
Vooral is deze vorming rt|k aan diersoorten;
Bamamdê telde er meer dan 10000. Onder de
lagere soorten zQu, behalve sponsen, talrQke
koralen van belang. Kenmerkende fossielen vor-
men daarin de graptolieten, eensdeels omdat ^
uitsluitend in de Silurische lagen worden aange-
trofTen en reeds in de Devonisehe vorming ver-
dwenen zQn, anderdeels omdat zQ in sommige
Silurische lagen in verbazenden overvloed voor-
handen zSn. Onder de Koralen zQu de af-
deelingen TabuUUa en JU£f09a door talrQke
geslachten en soorten vertegenwoordigd. Tot
laatstgenoemde behoort inzonderheid Catenio-
pora eseharoYdes €Mdf. (Halphites Catenn-
laria L.). Van de Stekelhuidigen (Bchinoder-
mata) vindt men er enkele soorten van zee-
XUI.
sterren en zee-egels, — voorts Cystide^n en
CMnoYden. Van de Koppootlgea (Oephalopoda)
heeft men er de familie der Nautilen, en de
Armpootigen (Orthoceras, Lituites eoz.) zQn
er in talrQke soorten voorhanden. WQders
heeft men er Slakken (Tentaculites), Nereïten
enz. Kenmerkend zQn onder de gelede die-
ren de Trilobieten. Alleen in de bovenste
afdeeling dezer vorming heeft men gewer-
velde dieren, namelQk kraakbeenige hetero-
cerke vissohen gevonden.
Silva. Onder dezen naam vermelden wQ:
AtUonio Jo9ê da SUva, een Portugeesch
sohrQ ver van komieke zangspelen, die in 1783 —
1788 in den schouwburg van Bairro Alto te
Lissabon uitbundig werden toegejuicht HQ was
van Israölietische afkomst, maar reeds zQn
vader had het Christendom omhelsd. Antonio
studeerde in de rechten, werd advocaat te
Lissabon, maar zag zich in 1737 in den kerker
der Inquisitie geworpen en twee Jaar daarna
ter dood veroordeeld, welk vonnis den 19den
October 1789 als een plechtig antodafé vol-
trokken werd. Tot zQue beste stukken behoo-
ren: „Ampbytrifto**, — „Esopaida**, — „Don
Quizote**, — en „Gnerras de Alecrim e Man-
gerona**. ZQne verzamelde stukken zQu meer-
malen nttgc^ven.
JotS Maria da SUva Leal, een Portugeesch
letterkundige en dichter, geboren den 88ten
October 1812. HQ bewoog zich reeds vroeg in
de vrQzinnige richting, welke eene volslagene
omkeering veroorzaakte in de Portugeesche
letterkunde, — eene richting, vooral aangewe-
zen door Hêreulanoy Coitüho en Garrett. Aan
het door Qa/rr^ gestichte conservatorium
schonk hQ als secretiuis een ongemeenen bloei.
In 1840 werd hy ambtenaar en zag zich be-
noemd tot secretiuris generaal van de districten
Santarem en Portalegre en later tot burgerlQk
gonvemeur van Coimbra en Angra. Nadat h|}
niet minder dan 50 Spaaosche en Fransche
stukken voor het tooneel bewerkt had, werd
hQ de lieveling van het publiek door zQne
operette: „O BqJo (de kus)** met muziek van
FrondonL Daarop volgden: „O conselho dos
dez**, -— „Um par de Inva**, — » Bom homem de
outrotempo (met muziek van Oapmiro9y\ —
.Un sonho**, — en „Intrigante dTeneza'*.
Ook als Journalist was hQ Qverig werkzaam
en stichtte: „O B^a flor (1888)**, — „O Elenco
(1889)*', — „A Pama (1848)**, — ,Oculo
(1848)*', — „O BibUophilo (1849)", — en het
„Archivo pittoresco", — alsmede de „Illustra-
9^0". Tevens redigeerde hQ de „RevlBta Uni-
versal Llsbonense (van 1846—1849)" en het
„Boietin de Architectura e Archeologia". Voorts
was hQ lid der commissie van beoordeeling
van dramatische werken. In 1861 nam hQ zQn
ontslag als staatsambtenaar en overleed den
20Bten Maart 1888.
JM da SUva Mmdêt Leal, een Portugeesch
dichter en schrQver, geboren te Lissabon den
18den October 1820. HQ was reeds vroeg me-
dewerker aan dagbladen en werd later opper-
bibliothecaris der Nationale BoekerQ in i4|ne
geboortestad, alsmede lid en secretaris van
de KoninklQke Académie van Wetenschappen
aldaar. In 1861 en 1868 zag hQ zich voorts
afjsevaardigd naar de Cortes. HQ is de vrucht-
baarste Portugeesche schrQver van onzen tQd
en leverde zoowel gedichten als romans.
84»
&S2
SILVA— SDfBIBSK.
Daarenboven trad bt) op alt biograaf^ criticiis,
gesobiedscbrOver en letterkundige, onder-
scbeidde licb door 2||ne weUprekeadbeid ea
spreidde als dagbladredacteur eene ongemeene
werkiaambeid ten toon. Hoewei bQ niet van
▼lacbtigbeid is vrQ te pleiten, noemen 2(|ne
landslieden bem een talent ran den eersten
rang en den besten Portngeescben dramascbrQ-
▼er onser eeuw. Beeds éen sOner eerste stuk-
ken: „Os dons Benegados (1889; 2de druk,
1847)", oogstte groeten bQval, maar nog meer
werd z(|n „Homens de marmore (1854)'* toe-
gcynicbt. Zyne geiamenltfke gedicbten ver-
scbenen te Lissabon in 1848. Tot 2|Jne bio-
grapbiscbe werken bebooren de levensbe*
schryvingen van den Graaf wm Thomar en
▼an den Hertog van Saidanha, Ook xag bQ
aiob door de I^geering belast met de voort-
letüng van „Ensaio sobre a historia da cos-
mograpbia e da cartographia durante a edade
media" van Samtarem.
Imu AnffUêto EêbeUo da i^imi, desgelijks een
Portugeesch dichter en scbrOver. Hü werd
geboren te Lissabon den 2den April 1822, was
er sedert 1858 als boogleeraar werksaam en
beeft groeten roem verworven door ayne bis-
toiiscbe romans, van welke wg inzonderheid
vermelden: „A mocidade de D. Jo&o V
(1851-1858, 4 dln)'*. Ook heeft bg bet uit-
gebreide werk van Santarem over de diplo-
matieke betrekkingen van Portugal met het
buitenland vervolgd met 8 deelen (17 — 19,
1848—1860) en leverde hg eene: „Historia de
Portugal noe Seculoe 17 e 18 (1860—1862, 2
dln)*\ Na 1848 werd btj bg herhaling tot
volksvertegenwoordiger gekozen en hg onder-
scheidde aioh door sgn redenaarstalent. In
1849 werd hg lid van den Staatsraad, in 1858 lid
van de Académie, in 1859 raadvan onderwgs eik
overleed den 19den September 1871.
Silvretta is de naam van een gebergte,
dat tot de Bhaetisebe Alpen behoort en aich
uitstrekt over gedeelten van Zwitserland,
Tyrol en Vorarlberg, en wél tusschen den
Fiuelapas, de hoogvlakte van Davos, de
Laoquart, de Bgn, de lil en de Alfena, het
Stanierdal en de Inn. Het bestaat uit 4 af-
deelingen nameigk de Centrale 8'dvrHta of
de JamikdUr Qtoep, meerendeels uit kristal-
igne gesteenten samengesteld, met uitgestrekte
gletscbers, grootsche dalen en hooge toppen,
sooals de Piz Linard (8416 Ned. el hoog),
de Pil Buin (3827 Ned. el boog), de Flucbt-
bom (88% Ned. el hoog), de Augstenberg
(8182 Ned. el hoog), deyerstanklahom(8802
Ned. el boog), de SUvrettahom (8248 Ned.
el hoog) enz.; — bet Noordd^k gedeelte of de
Verwt^ffroep met de Patteriolspitsen (8054
Ned. el boog), de Eucbenspitse (8128 Ned.
el hoog), de Bifler (8 185 Ned. el hoog), de
Blankabom (8068 Med. el boog) enz.; — de
Noordoo€tgroep met woeste, sterk gekloofde'
gevaarten, zooals de Piz Mondin (8168 Ned.
el boog), de Muttler (8299 Ned. el hoog),
de Stammer Spitz (8286 Ned. et boog), enz.;
— en de Noordwuteliike afdêeUn^ of den Bkae-
tiêonj van welken de Scesaplana (2968 Ned.
el boog) de aanzienigkste hoogte berdkt
Simanoas, bet oude Septmaneoj eene stad
in de Spaansche provincie valladolid, aan de
Pisuërga gelegen, heeft eene Bomeinsche brug
met 16 bogen, een oud slot met hooge torens
en 1200 inwoners. 2^1 is vooral vermaati
wegens bet Spaansche Staatsarehief, dat is
gemeld slot sedert den tgd van JUtpt II
(1568) in 88 zalen is bgeengebracht In de
omstreken verbouwt men goeden wgn, et
aldaar werd in 989 een vermaarde veldrisg
g^verd tusschen BamirOf koning van Leos,
en de Mooren.
Simarubeën is de naam van eene twee-
zaadlobbige piutenfamilte uit de orde der
TherebintMnêSn. Zg omvat boomen en heesten
met afwisselende, meestal oneven of eves
gevinde bladeren zonder steunbladen, met
volkomeoe of door mislukten groei éeinUcb-
tige, tot schermen, trossen of aren vereeaigde
bloemen. De kelk is 4- of 5 deelig en oter-
bigvend; de 4 of 5 bloembladen wisselen tf
met de kelkslippen en zgn op den t^loemboden
ingeplant, alsook bet dubbele aantal med-
draden, wier draadvormige behndraden voor
zien zgn van een schubje, terwgi de 2-hol[-
kige belmknoppen overlangs openspringen.
Op een korten steel bevinden zich 4 of 5
v^e, éenbokkige vmchtbeginsels, ieder oeft
een anatropen zaadknop in den binneohoek.
De stgien zgn tot éen samengegroeld et
loepen uit in een 4- of 5-lobbigen stempel De
vrucht bestaat uH 4 of 5 éenzadige steen-
vruchten, van welke veelal eenigenüslokkea.
Het zaad heeft geen kiemwit, maar eene
rechte kiem met dikke, vleezige zaadtobbes
en een zeer kort worteltje. Deze fiunüie telt
in een klein aantal geslachten omstreeks 100
soorten, die bgna alte in de keerkringsUadea
van Azië, Amerika en Bfadagascar groeien.
Van deze noemen wg uit het gesladit /SiffMfsitf
AM, de geneeskrachtige 8. mêdieiMdUt M^iLy
een kleinen boom in de wonden van JamalcSf
met eene sterk vertakte kroon, bladeren ter
lengte van 15—22 Ned. duim en witte bloe-
men. Deae levert een wortelbast, die te voren
in de apotheek te vinden was en in werkfaif
overeenkomt met de Qoassia van Qose^
Simbirék of Siimürêl, een Bnssiseh gon-
vemement aan den middenloop van de Wolgt)
was te voren een gedeelte van het Tartaar
sche khanaat Kasan, kwam bg de veroveriiff
van dit laatste (1552) onder de beerscha|iri
van Johan IF de Wreede^ grootvorst vtn
Moskou en werd in 1780 verheven tot een
stadhouderschap. Nadat in 1854 de tenooiien
van de Wolga gelegene gedeelten van dit
gouvernement bg bet nieuwe gouvememeat
Samara gevoegd zgn, beeft bet eene uitge-
breidheid van bgna 900 Q geogr. mgi Het
grenst aan de gouvernementen Blasan, Ni^^
Nowgorod, Pensa, Saratow en Samara en
vormt eene golvende vlakte met vrg eteil
naar de Wolga afbellende oeverstr^ea. D^
voornaamste rivier is er de Wolga, welke er
de Soera, Swjftga en Oessa ontvangt Mea
heeft er een vasteUmdsklimaat met eene ge-
middelde jaarigkscbe warmte van 8,75^ C.
met uitersten van + 46,25' C. en — 48,76*' C.
Tot de belangrgkste voortbrengselen behooren
er rogge, haver en visch. De veeterit is «f
wegens gebrek aan welde van geringen om-
vang, doch de bgenteelt wordt er door de
Mordwinen met gver behartigd. In de bos^-
rgke gedeelten houden de Inwoners riob besig
met het vervaardigen van wagens, alsmede
SIMBIBSK— SIMME.
683
▼an allerlei hviflraad, hoaton gereedsohappen
en zakken van boombast. De nyyerheid be*
yhidt er lich voor- 't orerige op een lagen
trap. De handel wordt er vooral bevorderd
door de Wolga, en de koopwaren worden
daarlangs en langs de daarmede verbonden
waterwegen vervoerd naar Pet^abnrg, Ry-
binsk, Moskon, Ni^jné-Nowgorod en Astrakan.
De bevolking telt er 1 200000 xielen en bestaat
nit Sassen, Tartaren, Mordwlnen en T^oe-
wasjen. Behalve omstreeks 100000 Mohamme-
danen' en 12000 aanhangers van andere secten
behoort sQ tot de Orthodoxe Grieksche Kerk.
— De evenioo genoemde hoofdsiady tnsschen
de Wolga en de SwJUga gelegen, heeft 17
Hnssische kerken, 2 kloosters, eene Protes-
tantsche en eene B. Katholieke kerk, eene
synagoge, eene moskee, een gymnasium, een
seminarium voor geestelijken, een krankxin-
nigengesticht, een schoawbnrg, een landbouw-
genootschap, eene drukke markt, eenige laken-
fiibrieken, een levendigen handel in graan,
potaseh enz. en btjna 37 000 inwoners (1880). In
1864 woedde er een versohrikkeljfke brand,
en vele ingezetenen zyn toen naar elders ver-
trokken, doch de stad is later naar een regel-
matig plan weder opgebouwd. Zy werd ge-
sticht in 1648 en in 1670 door de roovorbende
van StemJca Rcuin geruimen tyd belegerd.
Sedert 1796 is zg de hoofdstad van het gou-
vernement.
Sime (James), een Engelsch schrijver, ge-
boren den Sisten Oetober 1843 te Airdrie in
Schotland, studeerde te Edinburgh, Ber10n en
Heidelberg en maakte zich bekend door zyn
uitmuntend geschrift: „Lessing, hls life and
writings (1877)". Voorts leverde hfi de uit-
gebreide artikels: „History of Cïermaoy" en
„History of (herman literature*' in den achtsten
druk der „Encydopsedia Britannica'' en het
deel „Schiller" in de serie: „Foreign classics
for English readers". Eerst was hy medewerker
aan de „Pall Mali (Vazotte" en later aan de
„St. James Oazette".
Simeon is de naam van een zoon van den
Israëlietischen aartsvader Jaeób en van Lea^
het hoofd van een stam, welke later met dien
van Juda is samengesmolten; — voorts die
van den zoon van Alphaeua en van eene
zuster van Maria (de moeder van Jezus);
men vermeldt, dat hy na den dood van zyn
broeder Jaooim» aan het hoofd kwam der
Christeigke gemeente te Jerusalem en op 120-
Jarigen leeftQd onder Trafanus gekruisigd
werd; zQu gedenkdag valt op den 18den Fe-
bruari ; — en eindeiyk die van Simeon dé Syriër
of Simêon Sfylitee, geboren omstreeks het Jaar
390 te Sisan in Syrid; hy was eerst herder,
ging toen in een klooster, maar verwisselde
dit verbiyf met een eenzamen berg. Om steeds
dicht by den hemel te wezen, koos hy in 420
zyn standplaats op eene zuil. Htj overleed in
460 en vond weldra navolgers zyner dwaas-
heid, die met den naam van Stylieiem yrerden
bestempeld.
Simeoni (Giovanni), een Itallaansoh ge-
leerde, geboren te Fagliano den 27sten De-
cember 1816, studeerde te Rome en werd in
1843 hoogleeraar in de wysbegeerte, en in
1848 secretaris van het departement van Bui-
tenlandsche Zaken te Rome. In 1857 gelukte
het hem, te Madrid de sedert 1853 afgebrokene
betrekkingen met den H. Stoel te hernieuwen.
JPim IX benoemde hem tot Apostolisch proto-
notarius, in 1868 tot secretaris der Propoganda
en in 1876 tot cardinaal. In 1876 verving hy
Anionelli als staatssecretaris en prefect der
Apostolische paleizen en zag zich in 1878
benoemd tot prefect-generaal van de Congre-
gatie der Propaganda.
Simferópol of SHmferópoly de hoofdstad
van het Russische gouvernement Taurië, in
het dal der Salgyr aan den noordeiyken voet
van het gebergte van de Krim op een histori-
schen grond gelegen, is verdeeld in de Tar-
taarsche Ondstad met kleine huizen en nauwe
straten en de regelmatig gebouwde Russische
Nienwstad. Men vindt er 15 Russische kerken,
alsmede eene Armenisch Gregoriaabsche, eene
R. Katholieke, eene ArmenischEUithOlieke en
eene Evangelische kerk,— voorts eene synagoge
en eene moskee, een gymnasium voor Jongens
en een voor meisjes, eene kweekschool voor
Tartaarsehe onderwyzers, eene hoogere bur-
gerschool voor Israëlieten, instellingen van
weldadigheid en byna 30000 inwoners (1881).
Nyverheid en handel zyn er van weinig be-
lang, maar tuin- en wynbouw verkeeren er
in een bloeienden toestand. Niet ver van de
stad heeft men de bouwvallen van NeipoliS)
door den Taurischen Vorst SkUoer en zyne
zonen omstreeks het Jaar 100 vóór Chr. ge-
sticht. Gedurende de heerschappy der Khans
in de Krim ontstond op de plaats, waar thans
Simferópol zich verheft, het Tartaarsehe Ak-
Meditfed (Witte Moskee), en in de 17de eeuw
bevond zich aldaar de residentie van den
Kalgi Sultan (opperbevelhebber van bet leger).
Toen de Russische troepen in 1736 in de
Krim waren doorgedrongen, gaven zy de stad
prys aan de vlammen, en zy bleef na dien
tyd in een kwynenden toestand. In 1783 kwam
AkMedsJed met het geheele schiereiland onder
de heerschappy van Rusland, ontving den
naam van Simferópol en werd in 1802 de hoofd-
stad van het gouvernement.
Simla, de zomerresidentie van het Britsche
Keizerryk in Indië, verheft; zich in de pro*
vincie Pend^anb aan de helling van het
Himalayagebergte, 154 Ned. myi ten noorden
van het spoorwegstation Arabala en werd in
1822 van den Radja van Keundal door aan-
koop verkregen. In genoemd Jaar verrees er
het eerste Enropeesche huis, en in 1841 sleet
de Britsche Onderkoning er den zomer. Onder
de Lords Dalhoueie en Lawrence (1867) word
zulks eene gewoonte, en thans trekken Jaar-
lyks van April tot Oetober de hoogste ambte-
naren uit Calcutta derwaarts. Tot d» merk-
waardigste openbare gebouwen behooren er
dat van de club, de scholen en de kerken.
Voorts ontbreekt het er niet aan goede, maar
zeer dure hotels, ryk voorziene winkels enz.
De biyvende bevolking telt er 17- tot 18000
zielen, maar zy is met de tydeiyke in den
zomer ongeveer dubbel zoo groot
Simme (De), eene zyrivier vandeKander
In Zwitserland, ontspringt onder den naam
van Groote Simme in de bergwoesteoy by
den Rawylpas, vormt den Araalen Sim men val,
loopt langs de badplaats An der Lenk en
vereenigt zich by Zweisimmen met de Kleine
Simme. Verder stroomt zy door eene kloof,
bereikt daarna een dal en vereenigt zich b0
534
SIMME-8IM0M.
Wimmis met de Kander. Zoowel het Ober-
alB het Niedenimmenthal ia r^k aan fraaie
Dataurtafereelen, yrnchthare Alpen weiden en
yette nioderen. Aldaar woont eene Dnitsch
sprekende, Protestantsehe bevolking vanmim
18000 lielen. In het Niederslmmenthal bevindt
zich de vermaarde badplaats Weisaenborg.
Simms (William Gilmore), een Ameri-
kaansch dichter, geboren in 1806 te Charleston
in ZoidCarolina, zond reeds op zQn 18de
Jaar een bundel verzen in het licht, eerlang
door andere gevolgd. In 1828 werd hfi advo-
caat, bepaalde zich bQ de Journalistiek , maar
verloor daarbtj z^n vermogen. In 1882 trok
bO naar het noorden en legde in het volgende
Jaar z(|n voortreffelijk dichtstuk: „Atlantis**
ter perse. Daarna verschenen van ^ne hand
onderscheidene romans, zooals: „Kartin Faber
(1888)", — „Guy Rivers (1884)", — „The
Yemassee", — „The partisan", — „Carl Wer-
ner", — en „The damselofDarien", die vooral
in de zuidelQke Staten grooten btjval vonden.
In 1839 schreef hU ztjne „Southern passages
and pictnres" en kort daarop zt|n heldendicht:
„Florida". Ook leverde hy eene geschiedenis
van ZuidCarolina. Later keerde hQ naarzyne
geboortestad terug en schreef er den roman:
„Marie de Bemières" en het gedicht: „The
city of the sileot (1851)". Voorts vermeiden
wy nog: „The sword and the distaff (1852)",
— „Sonth-Carolina in the revolution", — en
„Egeria or thonghts and counsel for theway-
side". Eindeiyk bezorgde hjj onder den titel :
„A supplement to Shakespeare" de uitgave van
7 drama's, die ten onrechte aan Shdkipmr^
worden toegeschreven, alsmede talryke be-
dragen in tydscbrifton en dagbladen. Gedurende
den Burgeroorlog stond hy aan de zyde der
Zuideiyken. Hy overleed te Charleston den
Uden Juni 1870.
Simon. Ouder dezen naam vermelden wy:
Simcn^ bygenaamd JPetrua (zie onder Fêirmi);
— 8tmo» uU Kana^ bygenaamd Zdoteg (de
yveraar), éen der apostelen van Jexus, door
sommigen vereenzelvigd met Simeo»^ terwyi
hy volgens anderen het evangelie verkondigd
heeft in Egypte, Cyrene, Mauritanië, Libye
en op de Britannische Eilanden; — en Simam
de Toovmaar^ te Samaria door Phüipput ge-
doopt, maar door Felrut ernstig berispt,
omdat hy den Heiligen Geest voor geld wilde
koopen. — Naar hem wordt het verkrygen
van geesteiyke voorrechten, ambten en bedie-
ningen door middel van geld of door omkoopery
met den naam van „«tmoiittf" bestempeld. Zy
werd door Gre^oritu VII op de Synode te
Bome (1075) met den ban bedreigd, maar
bleef tot aan de Hervorming voor vele Pausen
eene bron van aanzieniyke inkomsten.
Simon. Onder dezen geslachtsnaam maken
wy gewag van:
Richafd Simon, éen der vryzinnigste en ge-
leerdste godgeleerden van zyo tyd en geboren
den 18den Mei 1638 te Dieppe. Hy studeerde
aldaar, werd priester te BoUeville, woonde by
afwisseling te Dieppe en te Parys en overleed
te Dieppe den Uden April 1712. Hy bestreed
als criticus dat gezag van de Kerkeiyke over-
levering over den oorsprong, de integriteit en
de verklaring des Bybels en baande alzoo voor
de Protestanten den weg tot vry onderzoek. Hy
haalde zich daardoor vde vervolgingen op den
hals en verbrandde op 't laatst s0tte haad-
schriflen nit vrees voor de JeBalétea. Z|a
belangrykst geschrift is: „Hiatoire eritiqne dn
Vieux Testament (Amsterdam, 1679)*\ gevolgd
door „Histoire eritiqne dn Nonveaii Testament
(Rotterdam, 1689—1698)".
Atiffuti Htmriok Simom, lid der Doitaehe
Nationale Vergadering en geborea te Breslan
den 26sten October 1805. Hy stodaerde in de
rechten, trad in Pmisischen StaatadieBSt, was
op verschillende plaatsen als reehterlQk ambte-
naar werkzaam en zag zich eindelUk als zoo-
danig benoemd in zyne geboorteplmata. Z|^
vlugschriften tegen de wetten van 29 Maart
1854, die hy gevaariyk noemde voor deonaf-
hankeiykheid der reohteriyke macht, beoKHrgdea
hem vele vyanden, zoodat hy nyn ontslag
nani en de brochnre uitgaf: pMein Aostritt
ans dem prenszischen Staatsdienst (1846)^
Een ander geschrift: „Annehmen oder Ableh-
nen" haalde hem een rechteriykoaderzoekop
den hals, maar de revolutie van Maart maakte
hieraan een einde. Nu werd hy aligevaardigd
naar het Parlement te Frankfort, voegde zteh
by de linker zyde en vergeielde baar naar
Stnttgart, waar hy zich gekozen xag tot lid
van het Byksregentschap. Na de ontbinding
van het Bompparlement begaf hy zich nasr
Zwitserland en werd in September 1851 te
Breslau wegens zyne staatkundige haDdelingea
by verstek tot levenslange tuchthnisstraf ver-
oordeeld. Hy woonde tot 1852 te Mnrg aaa
het Wallenmeer als directeur eener maatschappf
tot het delven van koper, en verdronk op
den 18den Augustus 1860 by het baden in
genoemd Meer. Kort daarna verrees te Murg
een gedenkteeken te zyner eer. Van zyne
geschriften vermelden wy nog: „Das Prens-
zische Staatsrecht (1844)", — .^Geschichtliohei
ttber die preuszisohe Immediatkommissioii
(1855)", — en „Don Qayote der LegiUmitit
oder Deutschlands Befireier (1859)".
Ludwig S'man, lid van het Dnitsche Parle-
ment van 1848 en geboren in 1810. Hy werd
advocaat te Trier, behoorde in genoemd Part»-
ment tot de uiterste linker i^de en was er
óen der uitstekendste redenaars zyner party.
Nadat hy te Frankfort Ud was geweest der
Commissie van Dertig, vertrok hy met het
Bompparlement naar Stnttgart, nam in 1849
de wyk naar Zwitserland en werd te Trier
by verstek ter dood veroordeeld. Sedert 1855
hield hy zich te Parys bezig met eene bsn-
kierszaak, doch verliet Frankryk in 1870 en
overleed te Montreuz den 2den Febraari 1872.
Hy schreef: „Aus dem Exil (1855, 2 dln)".
JuUê Fr€Mtgoit Sidssê Simon, een Fransch
wysgeer en staatsman. Hy werd geborea te
Lorient den Sisten December 1814, zag fich
benoemd tot professor aan de Ecole Normale,
vervolgens aan de Sorbonne te Parys, werd
in 1848 lid der Naüonale Vergadering, es
behoorde hier tot de gematigde republikeinen,
terwyi hy zich hoofdzakeiyk met onderwta-
aangelegenheden bemoeide. Toen hy weigefd^
den eed van hulde af te leggen aan Loit^*
KapoUon, ontving hy den ISden December
1851 zyn ontslag. In 1863 werd hy Ud van
de Académie des Sciences morales et politiqna
en tevens afgevaardigde naar het Wetgev^A
Lichaam, waar hy tot de oppositie behoorde.
In December 1867 hield hy eene meriLwatf-
smoN— smoNB.
M5
dige redeyoering ter bestrQdiiig van desoave-
reiaiteit van den Paos. Na den val van Nth
folmm III (4 September 1870) werd hg Ud
van het gonvemement der Nationale Verdedi-
ging en minister van OnderwQs, den Ssten
Februari 1871 lid der Nationale Vergadering,
waar hg lieh bO de de gematigde linker lOde
voegde, en den 19den Febroari weder minieer
van Onderwtls. Zonder it)ne liberale beginselen
te verloochenen betoonde hQ slch vrUgevig
Jegens de dericalen en hield sich staande in
st)ne betrekking tot kort vóór den val van
TJnmn (Mei 1878). In December 1876 werd
htj nd der Fransche Académie en senator
voor levenslang. Den ISden December 1876
werd hO eerste minister, belast met de porte-
feuille van Binnenlandsehe Zaken, doch in
weerwil van sQne gematigdheid wegens eene
uitdrukking over de huichelarti, waaraan men
lich BChnldig maakte b0 het besohrQven der
gevangenschap van den Paus, op aandringen
der dericalen door Mae Mdkcm op eene
krenkende wQie ontslagen (16 Mei 1877).
Daarna schreef hy artikelen in dagbladen,
doch Joeg in Juli 1879 de Republikeinen tegen
aich in het harnas, doordien hQ in eene door-
wrochte redevoering in naam der vrQheid in
den Senaat, waar hO het voorsitterschap be-
kleedt, protesteerde tegen de antidericale
onderwQswet van JWry. Ook heeft hQ in de
maand Augustus daaraanvolgende eene rede-
voering gehouden te Nancy, ter gdegenhdd
van de onthulling van het standbedd van
TÜMTf, waarbfi h0 80ne positie als „man der
naaste toekomst*" wist te handhaven. In 1880
slaagde hQ er in het 7de artikd der wet over
de Congregationistenscholen in den Senaat te
doen vallen en verbeurde daardoor de sym-
pathie der liberalen. Van zyne tahrgke ge-
schriften vermelden wtf: „Etudes sur la
Thóodicóe de Técole d^Alexandrie (1844-1846,
2 dln)", — „Le devoir (1864; 11de druk,
1874)", — „La religiën naturelle (1866)",
— „La llberté de conscience (1867)", —
„La liberté polittque" en „La liberté civUe
(1869; van beide 6de druk, 1872)", — „L^on-
vrlöre (1861; 8ste druk, 1876)", — „L^éeole
(1864; 8ste druk, 1874)", — „Le travail (1866;
4de dnÜE, 1877)", — „La poiitique radicale
(1868)", — „Souvenirs du 6 Septembre (dde
druk, 1876, 2 dln)", — „La réforme de Ten-
seignement secondaire (2de druk, 1874)", — en
„Le gouvernement de M. Thiers (1878, 2 din)".
Mtuis Simon. geboren Jamuuek^ bekend
door haar Qver in het verplegen van gewonde
en zieke krügslieden. Zy werd geboren den
26sten Augustus 1824 te Doberschau bO Bautsen,
stichtte gedurende den oorlog van 1866 een
hospitaal in hare geboorteplaats en begaf lich
kort daarop naar het tooneel van den strQd,
om aan de verbetering van de lasareths en
aan het vervoer van gewonden hare lorg
te wtfden. Na haar terugkeer werd haar het
opzicht toevertrouwd op de vorming van zldten-
verpleegsters van wege de Albertvereeniging.
Vooral ontwikkelde sQ eene ongemeene werk-
zaamheid in den oorlog tegen FrankrUk en
schroeft „Meine ErftOirungen anf dem Geblete
der fMwilligen Krankenpflege lm deutsch-
flranzösischen Krieg 1870—1871 (1872)". In
1872 stiehtte zQ te Loechwita bff Dresden
eene herstelMngsplaats voor invaliden en over-
leed aldaar den 24sten Februari 1877. Ook
sehreef z(| een boek, getiteld : „Krankenpflege
(1876)".
Jbima Simon, geboren Oowfd^ enalsschrüf-
ster bekend onder den pseudoniem JB. Vdy.
ZU aanschouwde het levenslicht op den 8Bten
Augustus 1848 te Braunfels b0 Wetzlar, ont-
ving hare opleiding te Hannover en schreef
als gouvernante de novelle: „Gegen den Strom."
In 1871 tiad atf in het huwelDk met den
boekhandelaar Simtm te Stuttgart en vestigde
zich later te Frankfort aan de Main. Ztf schreef
o. a.: „Die Erbin des Herzens (1876)", ~
„K&mpfe und Ziele", — „Die Einder der
Prau von Bland", — „Verschneit— Verweht"^—
„Auf Irrwegen", — en „Drei Oenerationen",
— alsmede het geschiedkundig werk: „Herzog
Karl von Wtlrthemberg und Franziska von
Hohenheim (1876)\
Sünonianen zfn volgelingen van Bmon
de Toovenaar (zie onder Bma»).
Sünónides, bggenaamd Jambo^frapiusj een
Ghrieluch dichter uit Samos, bracht omstreeks
het Jaar 660 vóór Chr. eene Samische volk-
planting naar Amorgos en schreef een hekel-
dicht op de vrouwen, o. a. uitgegeven door
Welcker (1886). — Denzelfden naam droeg
een beroemd Grieksch lierdichter, geboren in
666 vóór Chr. te Julis op het eiland Ceos.
Op eene uitnoodiging van JSipparehmt l>egaf
hQ zich naar Athene, waar h\i met eene
elegie op de by Marathon gesneuvelde hdden de
overwinning behaalde en de overige oorlogen
tegen den Perzen bezong. HQ genoot den vriend-
schappdyken omgang vAnÈipparekuten\a^
van de aanzienlOkste mannen in Thessalië, doch
vertrok op 80-Jarigen ouderdom naar Syracuse,
waar hQ in 468 overleed, nadat hQ tot 66-
maal toe de zegepraal in den dichterlijken wed-
Btryd had behaald. Hy schreef triumfliederen
op de overwinningen der Grieken by Salamis en
Artemisium, dithyramben, hymnen, lofzangen,
patheniën enz. en onderscheidde zich vooral
door i4|ne klaagliederen (threni). Van zyne
puntdichten zyn meer dan 100 iMwaard ge-
bleven, en onder deze is dat op het graf der
Spartanen by Thermopylae het merkwaardigst
Fragmenten zyner gedichten werden o. a. ver-
zamdd en uitgegeven door Beryh in zyne
„Poetae Graed lyrid (1866)" ea door Hmrhmff
in zyne „Griechisohe Lyriker (1867)".
Sünonie, zie onder 8mom de Tooeenaar,
SimonoBéki, eene zee- en koopstad aan de
zuid westpunt van het Japansche eiland Nipon,
ligt aan de van der Capellenstraat, die het eiland
van Kioe-Sioe scheidt, op 84^'r N.B. en 120<'64'
OX. van Greenwich. Eenige Jaren geleden
werden Fransche, Nederlandsche en Ameri-
kaansche schepen op bevel van den Daimio
van Nagato uit de batteryen van Simonoseki
beschoten, waarby vooral de Nederlandsche
flregat „Medusa" veel te lyden had. Dien ten
gevolge bombardeerde een eskader van En-
gdsche, Nederlandsche, Fransche en Noord-
Amerikaansche oorlogsdiepen in September
1864 genoemde batteiyen. Deze werden ver-
nietigd en na eene landing moest Simonoseki
eene sdiaddoosstdling van eenige millioenen
gulden betalen. Na dien tyd herstelde de stad
zich niet weder tot haar vroegeren blod; zU
tdt byna 20000 inwoners.
Simone. Onder dezen naam vermdden wy :
5B6
SIM0NS-8IMB0CR.
Memto Simons (zie onder Memo).
Adam SimoiUf een TerdlenftelQk Neder-
landsche letterkundige en dichter, geboren te
Amsterdam den 268ten Febnuuri 1769. HQ werd
•tadent aan het athenaeam aldaar en twee
Jaar later aan de hoogeschool te Leiden, sag
lieh in 1792 bevorderd tot proponent, werd
in het daarop volgende jaar inredikant aan
de Ynursohe, in 1799 te Thamen aan den
Uithoorn, fsa aanvaardde den 26Bten Maart
1818 de betrekking van hoogleeraar in de
NederdnitBche letterkunde en welsprekendheid
te Utrecht. HQ overleed te Amsterdam ten
hniie van éen ztfner conen op den 6den Jannari
1884. H0 onderscheidde aich in het geseliig
verkeer door ongemeene geestigheid. Van syae
gedichten vermelden wt): „Gedichten (1806)'\
— „De waarde van den mensch, in 8 zangen
(1814)", — „Alexander, Keizer aller Rossen,
in 8 zangen (1815)", — „Yerstroi^de gedichten
(1822)", — „Het hniselOk leven (1828)", —
en „Verzamelde poHQ (1884)". Voorts leverde
hQ onderscheidene redevoeringen en verhande-
lingen, bOdragen in verschillende tOdsohriften
enz. — Zt)n Jongste zoon dr. &, Simoru was
achtervolgens directeur der Delftsche académie,
minister van Binnenlandsche Zaken, lid van
den Baad van State, voorzitter der Konink-
mke Académie van Wetenschappen en lid van
de Tweede Kamer der Staten- Generaal.
Simpang. Onder dezen naam vermelden wQ:
Sim^nmg^ een BQk in de Wester afdeeling
van Boméo. Het grenst in het noordwesten
aan Koeboe en Pontianak, in het noorden
aan Melionw, in het oosten aan Sedakouw,
in het zuiden aan lilatan en Soedakana en in
het westen aan Koeboe en de Straat van
Karimata. Het is onderworpen aan een Panoem*
bahan. Men heeft er eenige rivieren, en eene
bergketen strekt er zich uit van het znidwesten
naar het noordoosten. De luchtstreek is er
gezond en de bevolking telt er omstreeks
16000 zielen, onder welken zich 12000 Di^^^b
bevinden. De bosschen leveren er goed tim-
merhout; voorts verzamelt men er rotan, veilde
muskaatnoten, kaneel, gom, suiker uit suiker-
riet, enz. terwijl er ook Uzer, goud en edel-
gesteenten worden aangetroifen. De hoofd-
iriiaats draagt denzelfden naam en is gelegen
aan de rivier Sidiouw.
Simpang^ eene der 4 groote buitenwQkeQ
vui de stad Soerabi^a op Java. Men vindt er'
ftaaie buitenverblQven en het residentiehuis,
oorspronkelijk het tQdelOk verbluf van den
gouverneur generaal. Voorts heeft men er een
groot militair hospitaal, een scheikundig labo-
ratorium, eene ardlleriekazeme, een bnskruit-
magazvjn enz. — Wgders dragen onderscheidene
rivieren op Sumatra den naam van ^mpang.
Simplon (De), in het Italiaansch Sempiome^
een bergpas over de Walliser Alpen (2 010
Ked. el hoog), is alzoo genoemd naar het
Dnitsche dorp Simpeln, aan de zuidelQke hel-
ling gelegen. Hier had men te voren ten be-
hoeve van het verkeer tusschen het dal van
de Bhdne en dat van de Tosa, tusschen het
meer van Genève en het LagoMagiore slechts
een smal pad, alleen bruikbaar in het gunstige
JaargetOde, totdat Napoleon Jin 1800-1806
den titans bestaanden kunstweg deed aanleggen,
waaraan 18 millioen ihincs werden besteed.
De breedte van dezen weg bedraagt 8—9
Ned. ^ de helling 6—7%. Van Brieg tot
Sesto Galende moeeten 611 groote en kleine
braggen, 7 gaaaderQen en 20 waohthaissa
gebouwd worden. Naby het hoogste gedeelte
van den pas verheft zich het Simptonhospioe,
in 1824 voltooid, waar jaariyks 12- tot 18000
reizigers worden geherbergd. Over de nitvoerisg
van het plan, om een spoorwegtonnel deor
den Shnplon te boren, is reeds lang gespro-
ken, den Jongsten tQd (1887) zyn daarfoor
groote kapitalen toegezegd. Die tunnel nl
eene lengte hebben van b)|na 20 Ned. myi
Simpaon (James Yourley), een veidien-
steiyk geneesheer, geboren den 7den Juni
1811 te Bathgate in Schotland, studeerde te
Ediaburgh in de geneeskunde, werd assistent
van den hoogleeraar Jóhm Tkomêony in 1840
professor in de verloskunde te Ëdinbuigh en
overleed den 6den Mei 1870. Door hem werd
het gebruik van chlon^rm bQ veiloflsinge&
ingevoerd, en van zffne geschriften noemen
wy: „Essay on anaestheeia (1849)", — „Ob-
stetrio memcrirs (1866, 2 dia)", — „Oünidl
leotnres on diseases of women (1868)",—
„AcupresBure, a new method of arre6tingsa^
gical hemorrhage (1864)", — e& „Gymnae-
cological works (1871, 2 dln)".
Sinurook (Karl Joaeph), een verdienstelülc
dichter en taaikenner, geboren te Bonn dan
28sten Augustus 1602, studeerde aldaar in «te
rechten, zette in 1882 te Beriyn zt|ne oefe-
ningen voort en trad als rechteriyk ambtenaar
in staatsdienst Behalve vele bydragen intüd-
schriften en JaarfooeWes leverde hQ eene ve^
taling van het „Nibelnngenlied (1827; 82b(»
druk, 1876)", gevolgd door eene van dea
„Armen Heinrioh" van SarimuÊmn vom Am
(1880; 2de druk, 1876) en door een bundel
romances. Daar hy de Juli-omwenteling ia
het gedicht: „Die drei Farben" met geest-
drift had begroet, ontving hy door een kabinets*
besluit des Konings zyn ontslag uit den staats-
dienst. Nu bleef hy nog 2 Jaar te Beriyn eo
vestigde zich toen op zyn landgoed Mensen-
berg by Bonn, waar hy zich onverdeeld aan
zyn letterkundigen arbeid kon wyden. Hebben
Gfimm^ Lackmann enz. door hunne geleerde
geeehriften den toegang geopend tot de mid-
deneeuwsclie poëi^, aan Simroelc moet de
verdienste worden to^r^kend, dat hy de üederen
der Ond-Duitsohe zangers door zyne voortrei-
tisiyke vertalingen onder het bereik heeft ge-
bracht van het volk. Op de vermelde geschriften
volgden: „Zwanzig Lieder von den Nibeiungeii,
nach Lachmanns Andeutungen wieder herge-
stelt (1840)", — „Gedichte Walthers von der
Vogelweide (1888, 2 dln; 6de druk, 1876) ,
— „Parcival und Titnrel, von Wolfram ^
Esehenbach (1842; 6de dmk, 1876)",— „Beineke
Fnchs (1846; 2de druk, 1847)", — „Der gut*
Gerhard von Kdln, von Bndolf von Eois
(1847; 2de druk, 1864)", — „Die Edda(1861
öde druk, 1874)", — ^Tristan und Isolde,vMi
Gottfried von Straszburg (1856, 2 dln; ^
druk, 1876)", — „Heliand (1856; 2de drnk,
1866)", — „Beowulf (1869)", — „Der Wart-
borgkrieg (1858)", — „Lieder der MinneeioKf
(1865)", — „FreidanksBescheidenheit(l867) »
— „Loher und Maller (1868)", — ,fiet»^
Brants Narrenschiff (1872)", enz. Met Sd^
moiimr en MenêeM schreef htf: „QaeUen dei
Shakeqpeare in Novellen, Mftreheo und Sage»
I^MBOCK— SINAX.
587
(1881, 3 dln; 2de dnik, 1870, 2 dia)". Voorts
leverde h(| eeae bewerkiog der „Dentsolie
YoUabttoher (1889—1848 en 1844-1867, 18
dln; 2de dmk, 1876)**. Tot de atnkken, die in
ii|n „Heldenbuch (1848—1849, 6 dln)** z(|n
q;igenonien, b^ooren: de „Gndron (88te drok,
1873),** — de „SiegfriedflMiire*' en eenige epi-
soden, welke in het ,»Nibelnngeolied'* ont-
breken. Het epos: „Walter and Hildignnde*'
heeft hO naar hel Latyn bewerkt, — voorts
gaf hg het „Ameloagenlied** en de „Wilkina-
aage** in bet licht. Ook heeft hQ eenige drama*s
van SMakiperêf alsmede de «FritfaJoftAge** in
het Doitsch overgebracht en dichtte daaren-
boven: „Rheinsagen aas dem Mande des Volks
and dentsoher Dichter (1886; 7de drak, 1874)**,
— „Bertha die Spinnerin (1868)**, — „Le-
genden (1855; 3de drok, 1876)'*, — „Gedichte
(1844; bloemieaing, 1863)**, — en „Deotsche
Kriegslieder (1870)**. Van ztfne proxawerken
vermelden w||: „Handbaoh der deotschen
Mythologie (1858—1865; 4de drak, 1874)**,—
„AltdeatBohes Lesebnch in neadeatséhe Sprache
(1854; 2de drak, 1859)**, — „Das malerische
and romantische Bheinland (2de drak, 1865)**,
— „Die deatschen Spriohwörter (1846; 2de
drak, 1863)**,— „Die geschichtlichen deatschen
Sagen (1850)**, — „Die deatschen VolksUeder
(1851; 2de drak, 1871)**, — „Die Nibelangen-
strophe and ihr Ursprnng (1858)'*, — „Dentsohe
Mftrehen (1864)**, ens. Sedert 1850 was hy
hoogleeraar in de Daitsche letterkunde aan de
nniversiteit in s|jne geboortestad en overleed
aldaar den 18den JoU 1876.
Simson, de aattonale held der Israëlieten,
behoorde tot den stam van Dam, besat eene
verbasende lichaamskracht en bracht gedmrig
groote schade toe aan de Pfaüi^nen, welke
in die dagen over Israël heerschten. Men
vindt het verhaal B0ner heldendaden en lot-
gevallen in Bichteren XIU-XVL Het bltjkt
intosBchen, dat dese ^breeawsche heldensage
veel overeenkomst heeft met die van den
Pboenicischen Mêraeiéê (Hércoles).
Simson (Martin Edoard), een verdienstelijk
Daitsch rechtsgeleerde, geboren te Eënigsberg
den loden November 1801, stadeerde aldaar
in de rechten, bezocht voorts de hoogescholm
te Berl0n en te Bonn, alsmede de éeole de
droit te Partjs, hield in 1831 te Eönigsberg
voorlezingen over het Bomeinsch recht en sag
er sich in 1833 tot buitengewoon en in 1886
tot gewoon hoogleeraar in de rechten benoemd.
In 1846 werd hQ raadsheer in het gerechtshof
van het koningrijk Proisen te Königsberg
en in 1848 afj^vaardigde naar de Nationale
Vergadering te Frankfort, waar hy als secre-
taris, daarop als vioepresident en eindelUk
als president werkzaam was, totdat hQ tegen
het laatst van Mei 1849 het lidmaatsohsi) der
Vergadering nederlegda Hg wist de vaak
stormachtige beraadslagingen met schrander-
heid, overleg en vastheid te leiden. In Novem-
ber en December 1848 was h|f te Berign als
Bgkscommissaris werkzaam, om de volksbe-
wegingen tot kalmte te brengen, en den 8den
April 1849 bevond hg zich aan het hoofd der
depntatie, welke den Koning van Prnisen
syne verkiesing tot Daitsch Keizer aankon-
digde. In den zomer van 1849 werd hy door
zyne vaderstad tot afgevaardigde gekozen naar
de Pnüsische Tweede Kamer ea schitterde
hier als óen van de beste redenaars der con-
stitntioneele party. In 1850 was hy lid van
het Volksparlement te ErAirt en zag er zich
tot voorzitter benoemd. Sedert het mOa^rvan
1852 bepaalde hy zich by zyne rechteriyke en
academische betrekking. Eerst in 1859 werd
hy weder lid van de Tweede Kamer en be-
kleedde er in 1860 en 1861 het voorzitterschap*
In 1860 werd hy viee-president en in 1869
eerevoorzitter van het hof van appèl te Frank-
fort aan de Oder. Zoowel de constitneerende
als de eerste gewone Byksdag van den Noord-
Daitschen Bond en het Tolparlement kozen
hem in 1867 tot voorzitter, zoodat aan hem
de taak werd opgedragen, het adres van den
Byksdag aan den Beschermheer van den Noord-
Duitschen Bond (3 October 1866) op den barcht
Hohenzollem, alsmede het adres van 10 De-
cember 1873, waarby aan Koning Wilhelm de
waardigheid van Dnitsch Keiier werd toege-
kend, aan laatstgenoemde te Versailles over
te brengen. Ook de Daitsche Byksdag koos
hem tot voorzitter, doch in 1874 wees hy
wegens zyne wankelende gezondheid eene
herkiezing van de hand en verliet in 1877 de
staatkundige loopbaan. Hy wist steeds de de-
batten met groote onpartydigheid te besturen*
Den 30sten April 1879 zag hy zich benoemd
tot eersten president van het nieuwe Byksge-
rechtshof te Leipzig en tevens tot geheimraad
in werkeiyken dienst met den titel van
excellentie. In Mei daaraanvolgende vierde
hy het gouden feest van zyn doctoraat. Van
zyne geschriften noemen wy: „Gesohichte
des Këoigsberger Obertribunals**. — Zynzoon
Bemhard JEdmardj sedert 1877 gewoon hoog-
leeraar in de geschiedenis te Freiborg, gaf
de: „Jahrbttcher des firftnkischen Beichsunter
Ludwig dem Frommen (8874—1876, 2 dln)*'
en „Jahrbücher der FriUikischen Beichsunter
Karl d. Gr (1883)*'in het licht
Sinaï of JEToraft, is de naam van een berg
in het suideiyk gedeelte van het Sinaïtische
Schiereiland, waar het Israëlietisehe volk ten
tyde van Mwtêt de Wet der Tien Geboden
ontving. Of dit geschiedde by den hedendaag-
schen Ditfebel Moesa (Mozesberg, 2244 Ned.
el hoog), by den meer noordwaarts gelegen
Gatharinaberg (2632 Ned. el hoog) of by den
meer noordwestwaarts zich Vf rheifonden Serbal
(2001 Ned. el hoog), is niet met zekerheid be-
slist, hoewel men vry algemeen eerstgenoemden
berg als dien der wetgeving l>eschoawt. Het
geheele gebergte (D^ebel Toer), waartoe de
Sinaï behoort, is woest en rotsachtig, vaa
vele enge, doorgaans waterlooze dalen door-
sneden en bestaat uit eene kern van onbe-
groeid, oorspronkeiyk gesteente (graniet, por-
phier, glimmerlei en dioriet), naar de ii^^
der kust met zandsteen en verder met kalk
bedekt In eene dalkloof aan den voet van
den D^jebel Moesa ligt het klooster van St
Catharina (1528 Ned. el hoog), dat op eene
vesting geiykt en, naar men meent, in 527 door
den Byzaotynschen Keizer Juttimanut^ werd
gesticht Drie Ned. myi vandaar (2097 Ned.
el hoog) verheft zich de Kapel van JK«a#,die
derwaarts vluchtte, nadat hy de BslUspriesters
aan de beek Kison had gedood. Vanhier be-
reikt men in ^/4de uur gaans den top van den
SinaY, waar eene kerk verryst, het hoofddoel
der bedevaarten. D4ar, zoo zegt men, stond
538
SINAI-SINGKEL.
eens JfoMi, toen de HeerlOkbeid dei Heeren
hem TOorbQging. In eene kleine, daarnftait
gelegene moskee brengen de Bedoeïenen hem
eden ten dage nog dieren ten ofTer.
Sinapis, sle Mottêrd.
Sindn, eene provineie in het Britseh-In-
disohe presidentscliap Bombay, grenst in het
saiden aan den Eatq) en de Arabische Zee,
in het westen aan Beloedi^jistan, In het noorden
aan Pend^jaob en in het oosten aan de woestSnen
▼an Rad^poetana, en telt op 2818 Q geogr.
mUl bOna 2414000 inwoners(1881). Het midden-
Bte gedeelte, van de In dus doorkronkeld, is seer
welvarend en op die plaatsen, waar men de
landen op eene kunstmatige wt)ze besproeien
kan, leer ymchtbaar; de Engelschen hebben
er dan ook vele kanalen doen grayen. Naar
de westzyde ryst bet dal van de Indos tot
naakte hoogvlakten, om allengs in het Hala-
of Soeleimangebergte over to gaan. Naar het
oosten strekt eene onafzienbare vlakte lich
nit, eindigend in de woestyn Thar. Delndns-
delta beiit een zouten kleigrond; itj is onge-
zond en sehier ongeschikt voor den planten-
groei. Over het geheel heeft 8indh een droog
klimaat met eene regenhoeveelheid van 100
tot 260 Ned. streep. Opper-Sindh gelQkt op
de heete zandwoestHnen van het AfHkaansohe
binnenland, en in Beneden-Sindh bedraagt de
gemiddelde jaariyksobe warmtegraad aan de
kast nog 26V3^ C. De voornaamste voortbreng-
selen van dit gewest zOn riJst, gerst, tarwe,
katoen en oliehoudende gewassen ; slechts 2%
der geheele oppervlakte is er onder den ploeg.
Men heeft er vele schapen, kameelen en ezels,
en het aardewerk, het leder en de tapyten
▼an Sindh zQu vermaard. De inwoners z^n
er vredelievend en goedaardig, maar veel on-
beschaafder dan 'hnnne naburen. Zy qireken
het Sindbi, eene Arische taal, maar ten ge-
volge van veroveringen en volksverhuizingen
met Perzische en Arabische woorden vermengd
en tevens met een aanmerkeiyk Drawidisoh
element, loodat het Sindhi meer van het
Sanskriet verschilt dan de overige van dit
laatste aflitammende talen. Men bez^ er voorts
het Arabisch schrift. Sindh is verdeeld in 6
districten. Hyderabad is er de hoofdplaats, en
Karatqji de voornaamste haven. — In de dagen,
toen AUsBOMdèr de Groote derwaarts trok (826
vóór Chr.), was Sindh onder 4 Vorsten ver-
deeld. In de 3de eeuw werd het korten tyd
eene provincie van het Grieksche Byk in
Bactriê, en by den aanvang onzer jaartelling
de wykplaats der uit Centraal Azië naar
Indië opgerukte Turksch-Tartaarsche stammen
der Indo Scythen. In 686 werd het door de
Arabieren onder K€um veroverd. Sedert 746
was het onderworpen aan de beerschappy van
de Koningen der Badi^poeten; in 1026 werd
het overwonnen door de QkatnawideMy in
1210 verwoest door de Mongolenhorden, en
het bleef nu onder het gezag der Mohamme-
danen, die er met militair despotismus regeer-
den. In 1691 werd Sindh by het Byk van den
Groo^Mogol te Delhi gevoegd, in 1740 door
Kadir-JSfach van Perzië met ruim 2 miliioen
gulden schatting bezwaard, om vervolgens
onder ^gene Vorsten de souvereiniteit te er-
kennen der Do0ram te S^andahar (Afghanistan).
In 1768 werden er de eerste Engelsche feo-
toryen gesticht en in 1775 nam de beerschappy
van het Vorstenhuis der Kaioera of TMlfoet,
die het land onder den titel van emirr^gser-
den, een einde. Botsingen met de Kigelaohea
sedert het eiUde der 18de eeuw leidden tot
verstoring van den vrede, zoodat ia den oor-
log van 1848 Sindh in eene Engdaehe pio-
vlneie herschi^u werd.
Sindoro, een vulkaan op Javs op de greas
van Pekalongan en Bagelén, heeft eene hoogte
van 8124 Ned. «^ is aan de bettedemte he-
ling met tabak, kool enz., hooger op met
ryst beplant en verder met bosoh begroeid.
De laatste uitbarsting van zyn krater had
plaats in 1811, en men vindt aan sUn voet
vele overbiyibelen der Oudheid.
Sineonre, afkomstig van de Latyasche
woorden : mm cwra (zonder zorg), is de nasa
van een ambt, dat aanzieniyke inkomsten
oplevert zonder van den titularis veel wdA.
te vorderen.
Singapoer of a'm^aporê (Leeawenstad),
een Britsch eiland by de zuidpunt van het
schiereiland Malakka en door een smal kaoasl
Straat Toembroe genaamd, van hel vaste land
gescheiden, telt op 10>/i D geogr. myi onge-
veer 116000 inwoners. Het is in 1819 door
de Britsch Oost-Indische Compagnie van den
Sultan van Djohor door aankoop Terkregen.
Het hoogste punt van het ^land verheft
zich 167 Ned el boven de oppevlakte der
zee. Het klimaat is er vochtig en voor Euro-
peanen niet ongeschikt, de grond zeer vrucht-
baar. De bevolking bestaat er hoofdzakelill^
uit Chineezen (18000), — voorts nit Maleien
enz., terwyi er slechts 860 Europeanen ge-
vonden worden. De evenzoo genoemde «fo^
aan de zuidkust op n716'' N.B. en 108''60 28^
OX. van Greenwich gelegen en met Ciüneesen,
Maleiers en Europeanen bevolkt, is de zetel
van den Britschen gouverneur der Strait Settle-
ments en heeft zich sedert 1819, toen zy eene
vryhaven werd, van een ellendig zeeroovertaieit
tot een aanmerkeiyk handelsstation tusschen
Vóorindië en Cbina ontwikkeld. Zy is de
aanlegplaats van verscheidene Enropeesche
stoombootiynen, die er éen- of tweemaal in
de maand hare vaartuigen brengen en alsoo
de gemeenschap bevoAeren tusschen ons
werelddeel, Oost-Azië en Australië, terwyi er
tevens het verkeer met Noord- Amerika onde^
honden wordt Men heeft er groote soheeps-
timmerwerven en magazynen. Het dok by de
Toorstad New Harbour is er met eene leagte
van 128 Ned. el nit de rots gehouwen, en de
groote schepen kunnen er aanleggen aan de
kade, die eene lengte heeft van 860 Ned. éL
Het fort Comvrallis, hetwelk de stad heet te
verdedigen, is een oud kroonwerk, bewapend
met oud modól vestinggeschut De reede, >•&
de zuidzyde van de stad gelegen, wordt
echter betreken, door eene battnü van zes
24 Cm. achteriaadlcanonnen.
Singkel, een voormalig Byi^e op Sumittai
westkust, vroeger door een Bad)a bestum
dü9 de Buzereiniteit van A^eh erkende, werd
in 1840 door de Nederlanders veroverd, aoodat
het thans eene afdeelfaig uitmaakt van de
residentie Tapano^. Deze afdeeling grenst»
het noorden aan A^eh, in het oosten asn de
landschappen SimpangKiri enSimpangKs^
en het door Batta*B bewoonde Dsliri, in »^
zuiden aan de afdeeling Baros en in het
SINGKEL— SINTENIS.
689
wetten aan de Indiaohe Zee. Tot dese atttee-
ling behooren de Bai^akeUanden. Men heeft
er een eontr61eor en een commiea-ontnuiger,
tevens havenmeester, belait mht de etrand-
vonderQ. Het land is eene groote allnviale
vlakte, met moerassen en wonden bedekt en
van de rivier van Singkei met hare zyrivieren
doorkronkeld. £r waaien geregeld land- en
Eeewinden. Men heeft er in het algemeen een
ryken plantengroei, maar de ellendige toe-
stand der wegen maakt het reisen er leer
beiwaarltlk. Tot de wilde dieren behooren en
de orang-oetang, het hert, de rhinóoeros, de
beer, de boschkat, de koningstQger, de oli-
£ant, de krokodil, ens. — en men heeft er
veel visch. Voorts zyn er de muskieten eene
geweldige plaag. De bevolking telt er raim
20000 lielen; velen honden er lich besig
met eenigen handel in benaoYn, kamfer,
rotan, timmerhont en getah pertqja, — voorts
met het bereiden van bruine sniker en met
het ontbolsteren van padi. De rivier Singkei
is over een klein gedeelte voor groote schepen
bevaarbaar, en in de hoofdplaats van dien
naam bevinden sloh Nederlandsche ambtenaren,
benevens een klein garnizoen.
Sinigaglia, eene stad in de Italiaansche
provincie Ancona, aan de Adriatische Zee en
aan den spoorweg van Bologna naar Ancona,
is de setel van een blBsohop, bezit een ly-
ceum, een gymnasium, een seminarium, eene
technisohe school, eene hoofdkerk en onder-
scheidene andere kerken, eene rQke synagoge,
een groeten schouwburg, een hospitaal, een
vondelingen- en een weeshuis, eene kleine
haven, een zeebad, een levendigen handel en
ruim 11 000, maar als gemeente dubbel zooveel,
inwoners. Deze stad werd door de Gallische
Sduonen — vandair Sana OaUiea — gesticht,
kwtfnde in de middeneeuwen, maar ontving
later door hare Juiyaarmarkt, de grootste in
Italië, eene nieuwen bloei. Z|| is de geboorte-
plaats van de zangeres Caidlani (1784) en van
Paus Fins IX (1794).
'Sinope, eene Qrieksche kolonie aan de
Zwarte Zee, op de smalle strook van een
klein rotsachtig schiereiland van het Klein-
Aziatisch landschap Paphlagonifi tusschen 2
natuuriyke havens» werd volgens de sage door
AuUiUfeut^ een reisgenoot van Jafo», gesticht.
In werkeiykhéid is Sinope eene oudAssyrische
volkplanting, die zich evenwel eerst ontwik-
kelde, toen zd het eigendom was geworden
der Grieken. De eerste kolonisatie vond plaats
omstreeks het Jaar 760 vóór Chr., de tweede
in 632. Sinope, door hare ligging begunstigd,
werd eerlang eene machtige koopstad, wier
gebied omstreeks het Jaar 400 zich uitstrekte
tot aan de Halys, terwtfl z(| zelve hier en
daar koloniën deed verrUzen. Door JPhamacm L
koning van Pontus, van hare vrtfheid beroofd
<188), werd zQ onder diens derden opvolger,
MUhHdatu dê Oroote, die er het levenslicht
had aanschouwd, de residentie der Koningen
van Pontus en door genoemden Vorst uitge-
legd en aanmeriLeltIk verfraaid. Gedurende den
Derden Mithridatischen Oorlog (72) werd sQ
door LwadUu veroverd en vrQ verklaard,
doch in 46 voor Chr. brachten de Romeinen
eene kolonie derwaarts. In de dagen van
Strabo was Sinope nog altQd eene aaazienltlke
stad. Sedert 1204 behoorde zg tot het Keiaer-
rSk Trebiaonde, maar werd reeds in 1214
door de Seld^|oeken veroverd, waarna zQ het
hoofdbolwerk werd van den roofetaat Easta-
moeni. In 1461 werd zQ door Sultan Moktm-
med II ingenomen, en na dien tt|d bleef sQ
in het bezit der Turken. De tegenwoordige
stad, S'MÓb geheeten, is de hoofdplaats eener
liwa in het Tnrksche oJaleet Kastamoeni, de
zetel van een (Mekschen aartsbisschop en een
stoombootenstation; zU heeft eenige vesting-
werken, eene door 2 forten beveiligde haven
en 8- tot 10000 inwoners. Hier werd op den
SOsten November 1864 eene afdeeling der
Turksche vloot door den Bnsslschen vioe-
admiraal HaMmow geheel vernield en de stad
grootendeels verbrand.
Sintang, een BQk in Bomeo's Western
afdeeling, grenst in het noorden aanSilat,Sa-
wait en Salimbouw, in het oosten en zuidoosten
aan het stroomgebied van de Melawi, in het
zuiden aan Pinoh en Matan en in het westen
aan Sapank en Blitang. De bevolking telt er
ongeveer 67000 zielen, onder welken zich
62 000 Dijaks en 4600 Maleiers bevinden.
De voornaamste voortbrengselen des lands
zt|n rOst, rotan en was Ook wordt er hier
en daar goud gedolven. De Vorst van Sintang
voert den titel van Pangeran DipatL Naar
dat BSk wordt de afdeeling genoemd, die veel
uitgestrekter is en de dirtricten Melawi of
Nanga, Pinoh, Sintang, Boven-Kapoeas én
Sanggouw bevat en een onderdeel van de
residentie Wester Afdeeling van Bomeo uit-
maakt. De afdeeling Sintang wordt bestuurd
door een assistent-resident b0gestaan door drie
controleurs. De evenzoo genoemde hoofdplaats
ligt aan het vereenigingspnnt der rivieren
Melawi en Kapoeas op on SO' N.B. en 111"^'
O.L. van Green wicb. Zt| telt ongeveer ander-
half honderd huizen en is door palissaden
van Qaerhoat omgeven. Op de rivier wonen
vele kooplieden op vlotten. Men heeft er een
paleis van den Pangeran Dipati, eene moskee
en een fort met eene vrQ talrQke bezetting.
Sintenis (Karl Friedrich Ferdinand), een
verdiensteigk rechtsgeleerde, geboren te Zerbst
den 26sten Juni 1804, studeerde te Leipzig
en te Jena en vestigde zich in 1826 als ad-
vocaat in z(|ne geboortestad. Met anderen
sloeg hg in 1829 de hand aan de eerste
Duitsche vertaling van het „Corpus Juris ci-
vUis (1880—1884, 7 dln)*\ waarop die van
een uittreksel van het „Corpus Jurto canonici
(1830—1884, 2 din)*' volgde. Na de uitgave
van zQn „Handbuch des gemeinen Pfiand-
rechts (1886)" werd hQ benoemd tot gewoon
hoogleeraar te Gieszen, en in 1841 werd hfl
lid van de Begeering en van het consistorie te
Deesau en in 1848 lid van het hooggerechtshof
aldaar. In 1860 nam htf zitting in het Par-
lement te Erftirt en werd htl tevens tweede
president van het gemeenschappelUk hoogge-
rechtshof van Anhalt-Dessau en Köthen. BQ de
vereeniging dezer beide hertogdommen in 1868
sag h0 zich bevorderd tot president, — voorts
werd htl in 1862 Ud van het Kabinet in An-
halt-Dessau en in 1868 geheimraad in werke-
Iflken dienst Toen inditJaarAnhalt-Bembnrg
aan Denaa werd toegevoegd, zag 8'mtêmê
aich belast met de taak, dat Und in beilt
te nemen en bevond zich eerlang aan het
hoofd van het ministerie voor geheel Anhatt.
§40
SINTENIS-SIRAÜDIN.
Met den £r4>riii8 nam hy in Angnatna 1868
deel aan het Vontenoongrös te ESfankfórt en
wae in 1866 en 1867 vertegenwoordiger Tan
Anhalt in den raad van den Noord-IMtaeben
Bond. In liet begin yan 1868 werd h0 gepen-
sioneerd en overleed te Deoeaa den 2den Angns-
toa van dat Jaar. Van s0ne gesohriften vermel-
den w0: „Daa praktische gemeine Civilrecht
(1844—1865, 8 dln; Sde dmk, 1868-1879)",
— en n^oleitang som Stadiom des bürger-
liehen Qesetzbnelia ittr das Königreich Sachaen
(1864)".
Sinues dé ICaroo (Donna Haria del Pi-
nar), de echtgenoot van den tooneelschrOver
JoU de Marooj is eene gevierde Spaanacbe
scbrtfféter, die zich door onderscheidene wer-
ken over opvoeding heeft bekend gemaakt.
Vele van hare gesdiriften worden in SpaiOe
als achooiboeken gebmikt, aooala „La If y de
Dios", eene uitbreiding van de Tien Geboden,
— «A la laz d*ane Umpara", — en de „Cnen'
toa de color de cielo (1867 en 1886)". Voorta
leverde z0 een bondel kleine novellen onder
den titel: „Veiadas del inviemo (1866)", —
een bnndei legenden: ,.Palmas y flores (1877)",
» eene „Galeria de miOeres oelebres (1879)",
— en „Dramas de £amUia (1886)".
Sinus, zie Chmiomeirie.
Sioet of Attiotiy de hoofdstad van Opper-
Effypte, op den linker oever van de N01, is
h& eindstation van den Ëgyptisohen spoor-
weg, de zetel van een Pasja en vaneenKop-
tiachen biaschop en de voornaamste atapei-
plaata van den liandel tusachen CaYro aan de
éene zOde en Foer en Sennaar aan de andere.
Men heeft er een aanztenltjk paleia, vele moe-
keeën, onderscheidene fobrieken, vooral ter
vervaardiging van katoenen en linnen atoifen,
een belangryken opinmhandel en omstreeks
82 000 inwoners (1882). Deze atad droeg in
den ond-Egyptischen tOd denzelfden naam
en was gewtJd aan den god Aph&roer, ^akals
en wolven behoorden er tot de gewyde dieren,
wier mnmmiën er in groeten getale voorhan-
den zQn, weshalve de Grieken kiaar Lyoópolis
(Wolvenstad) noemden. Hare haven, het dorp
£1 Hamra, ligt onmiddelltfk aan de NQ! en is
door een dam met de stad verbonden.
Sion. Onder dezen naam vermelden wt|:
SuM^ een henvel te Jerusalem, waarop reeds
de Jebnsiten een barcht hadden gesticht, die
door David veroverd en versterkt werd. Na
dien tQd was deze henvel het bovengedeelte
der stad, terwyi thans alechta de noordeiyke
helft dezer hoogte tot Jemaalem behoort en
de znideltfke stadsmuur er overheen loopt £n
het westen en zuidwesten daalt deze henvel
steil af naar het dal Hinnom. BQ de profeten
en dichtere des Oaden Verbonda draagt de
geheele hoofdstad wel eens den naam van
8ion, vooral dat gedeelte, waar de tempel
zich verhief, ofschoon deze op den bergMoria
was gebouwd. In de middeneeuwen werden
vele kloosters in Nederland met den naam
van Sion bestempeld.
Sion^ in het Duitsch SUts», het Sêdtmum
der Romeinen, thans de hoofdstad van het
Zwitsersehe canton Wallis. Zy ligt aan de
bmiaende Sionne in het Anaaiste gedeelte van
het Bhönedal en telt omstreeks 6000 inwo-
ners. Tot de merkwaardigste gebouwen be-
boeren er de hoofdkerk en een paar andere
kerken, het ttochoppeigk paleis, het kasteel
Valeria, thaaa een aeminarinm, en een paar
bouwvallen. Het overdekte kanaml Grand Post
vomït er de' voemaamate atiamt. De bogen-
gangen, de talrüke kloosters ens. geven aan
Sion een middeneeuwsch voorkomen. Het bis-
dom werd er reeds in de 6de eeuw geatieht
Siouz of DaoUa't ia de naam vaa era te
voren machtigen atam der Indianen in Noord*
Amerika. Hunne nakomelingen, thans totom-
streeks 14000 geslonken, bewonen er hei
binnenland aan beide n^etk van de Miaaanii
zy zyn nitcnuntende ruitera en Jagen, die des
zomen de bnflèls vervolgen in de prairieëa
en des winters hunne hutten opslman aan de
oeven van rivieren en meren. Zie ook onder
Daeota, — Sioux OUg, eene atad in dsn
Noord-Amerikaanschen Staat Jowa, is eeo
behmgryk vereenigin gepunt van apoorwegeo,
bloeit door een ievendigen handel en telt
7000 inwonen (1880).
Sipahis of spahi (krftgsUeden in het P^
zisch) , soms ook sipoys geheeten , zOn in
Gentraal-Azië mannen van adel, die in tyd van
oorlog een zeker aantal soldaten ter beechikkhig
moeten stellen van den Vorst In hetBritaeh-
Indiaohe Keizerryk geeft men dien naam aia
de inboorlingen, die ala aoldaten dienen. Zf
telden in 1886 op voet van vrede 8212 Ëngelselie
officieren, 117670 Indiaansohe officieren sa
manschappen met 21870 paarden en 190000
man op militahre wyze georganiseerde politie.
Siphnos, thans Süfkeito of difanto gebea-
ten, een Grieksch eiland van de groep éet
(Jycladen, 4 geogr. myi ten westen vanParM
gelegen, telt op omstreeks 2 Q geogr. nljl
5 700 inwoners (1879). Het is wei is waar rotsach-
tig, maar tevens vruchtbaar; men verbouwt er
graan, katoen, vQgen, oiyven enz. Gok worden
er honig, was, stroohoeden en smeltkroeaes
uitgevoerd. De Jongelingen en meiitles verba-
ren zich meestal te Athene ala dienatbodeo,
alaook te Smyrna en te Gonatantinopel. Ia
de dagen der Oudheid had men er vermaarde
goud- en ziivermynen. In het midden vanltt't
eiland heeft men het stadje Stawri ot Apol-
lonia met 1200 inwonen en op de oostknit
op eene sterk bevestigde rota het dorp K»^
tron of Seraglio met 760 inwoners.
Siphonia, zie Kaoêttfoek.
Sir, afkomstig van het Framche woord
gire (sieur, senior), is in Engeland de titel
van een baronet en knight en wordt voor
den doopnaam geplaatst In het dagelQkfleo
leven wordt intussohen ieder gentleman met
den naam sir aangesproken.
Sirach, eiffenlik Jêzu», de zoon van 8t
raekf een Israëliet, die vermoedeiyk omstreeks
het Jaar 200 vóór Chr. te Jerusalem leefde,
bracht een aantal spreuken byeen, die door
haar godsdienstigen geest en hare echte 1^
vensw^heid eene merkwaardige plaats be-
kleeden in de Isramietische letterknnde. '29
werden omstreeks het Jaar 180 vóór Ckr. door
s0n kleinzoon in het Grieksch vertaald en vao
eene voorrede voorzi^Q. De vertaling is opf!^
men onder de Apocryphe boeken van het Oi^
Testament. Een uitmuntende commentaar bg
die spreuken werd geleverd deor tHUehêiX^S^h
Siraousa, zie S^aomtê. , .
Siraudin (Paul), een Fransch bltfspeldieb-
ter, geboren te Par(|s in 1812, werkte reed»
SIRAUDIN-8ISM0NDI.
541
in 1837 Yoor het tooneel en schreef TandeTil-
ks, blQspelen, parodieën en operateksten, die
in het Palais Boyal en in de Variétés werden
opgevoerd. In 1860 opende hg eene handels-
■aak te ParQs, wat groot opsien baarde; maar
sQne werkaaamheden voor het tooneel hadden
daaronder niet te l^den. Tot i^ne meest be-
kende stokken behooren: nUne fSftotioa
de nnit (1842)'% — ,,Un voyage en Es-
pagne (1848)", — ,,Une histoire de volenrs
(1846)'\ — «Clandine (1851)'\ — ,,Le misaa-
tlurope et TAa^ergnat (1862)", — „Un mari
qni ronfle (1854)", — ,|Iies denx flrontins
(1868)", — „Fon yo Po (1860)", — „Les
Ramonenrs", — „Le Jardinier galant", —
„L'argent fait penr (1861)", — „Les femmes
sérienses (1864)", — „Le Délnge (1866)", —
„Les idees de Beancomet (1867)", — „Panl !
firat rester (1868)", — en „Marlborongh s'en
va-^en gnerre (1868)". Ook was hQ medewer-
ker aan: „La fllle de madame Angot". Hy over-
leed te Enghlen in het begin van September
1883.
Sir Daija, een gebied in Russisch Toer-
klstan, telt op 7 308 n S«ogr. mgi bt)na IV4
mlllioen inwoners (1884), van welken slechts
m!m Va^o vaste woonplaatsen besit, terwfl de
overigen tot de swervende horden behooren,
j0n s&ekt sleh nit aan beide zyden van den
middenloop der evenioo genoemde rivier.
Het is in het inidoostelOk gedeelte bedekt
met nitloopers van den Thian-iOan, maar langs
de rivier leer vmehtbaar. Tot 42>/i'' N. B.
groeien er katoen, rOst, Enropeesche granen,
toinvmehten en moerbeaifinboomen, en men
aiet er graaige weiden, terwtfl men er elders
nitgeetrekte, woeste steppen aantreft. De vee-
teelt is er alleen b0 de zwervende horden
▼an eenig belang. Men heeft er groote wegen
langs de rivier, van Semipalatinsk over Wer-
noje naar Taakend (de hoofdstad) en vanhier
oostwaarts naar Chokand en anidwaarts naar
Samarkand; voor 't overige bedient men dch
als middel van vervoer van den kameel. —
De evensoo genoemde rivier, de Jaxmrt» der
Ouden en op éene na de grootste van het
westelijk gedeelte van Oentraal Azië, ontstaat
door de vereeniging van de Tar en de Kara
Ooeld^a, die op de westelQke helling van den
Tbian-4an ontspringen. Zy erlangt haar naam
by hare komst in de steppe, neemt by Namagan
de wateren op van de Naryn, heet op dat punt
Kara Dai:ja, verandert achter Chod^lent hare
snidwesteiyke richting in eene noordeiyke en
4aama in eene noordoosteiyke en stort ein-
deiyk zich uit in het Meer van AraL Beneden
Perowski lendt zy de D^jani en 26 Ned. myi
verder de Koewan-Darja nit, welke echter
genoemd Meer niet bereiken. Zy bevat veel
^visch en is tot aan Perowski voor stoombooten
bevaarbaar.
Sirenen zyn in de Grieksche mythologie
bekooriyke maagden, die op een eiland der
Westelyke Zee, tnsachen de eilanden Aea en
Scylla, op eene bloemryke weide, omringd
door menachenbeenderen, op het strand ver-
toefden en door haar betooverend gezang de
voorbyvareaden tot zich lokten, om hen te
dooden. Toen Odm9$Êm (Ulysees) langs dat
eiland zeilde, vulde hy op raad van dro^ de
ooren van zyne reisgenooten met was, terwyi
iiy zich zelven, om aan het gevaar te ont-
snappen, aan den mast liet vastbinden, zoo-
dat hy ongehinderd zyn tocht kon voortzetten.
Daarop stortten zich de Sirenen in zee en
werden in drie klippen herschapen. Volgens
de latere dichters (na Kwmê/mi) waren zy
dochters van den riviergod AdUitmtj zoodat
zy ook wel AMUMem genoemd werden.
Sirenida of Zeekoeien is de naam eener
orde van WalvitokadUiffm (zie aldaar). De
soorten van dit geslacht voeden zich met wier,
zeegras enz. Zy onderscheiden zich daardoor,
dat de kop door een hals met den romp is
verbonden, door neusgaten vóór aan den snuit,
door dikke, van borstels voorziene lippen, door
tanden en kiezen met platte kroonvlakte en
door tepels aan de borst der wyfjes. Tot de
Sirenia behooren slechts de Lamantjfn (Blana-
tus), de Duffonff (Halicore) en de sedert 1768
uitgestorvene 8idUr$che ^^^^«(BytinaStelleri).
Skrêitida is voorts de naam eener fiunilie
nit de klasse der Amphibieën, waartoe het
geslacht Lêpidotirm uit Zuld-Amerika en
ProiopUnu uit Znid-Afrika gelnracht worden,
zy leven in het water en ademen door kieu-
wen en gedurende den zomer, als het water
uit de moerassen verdwenen is, door longen.
Eveneens tot de Amphibieën rekent men eene
andere familie der Sirenida met de geslachten
Siren, Protens (in onderaardsche wateren van
Dalmatie) en Siredon (Axolotl).
SiriiiB of de Sondsitêr, eene ster van de
eerste grootte en de helderste van dengehee-
len hemel, aan den bek van den Groeten
Hond geplaatst en ook op de lyn gelegen,
welke naar de linker hand door de drie sterren
van den gordel van Orion getrokken wordt,
heeft volgens de berekening van Oyldén$eeü%
parallaxis van 0,193 boogseconden.ZynafMand
van onze Aarde bedraagt derhalve 1069000
zonsafstanden, ieder van 20 mlllioen geogr.
myi, en het licht heeft byna 17 Jaar noodig,
om vandaar tot ons te komen. Sirius behoort
tot de dubbelsterren, en de haar toegevoegde
ster heeft een omloopstyd van ruim 49 jaar.
Door hare komst boven den horizon bepaal-
den de oude Egyptenaren de lengte van het
Jaar, en aan deze ster ontleenen de Honda-
dagen hunnen naam, oftchoon deae thana
buiten verband met haar staan.
Slroooo is de naam van een drukkend
warmen zuidoostenwind, die in het vóór- en
ni^Mur in het zuiden van Italië wel eens
waait en een hoogst nadeeligen invloed heeft
op het dieren- en plantenleven. Men houdt
dezen wind voor den Afrikaanschen samoem,
die gedurende zyn tocht over de Middelland-
Bche Zee veel van zyne kracht verloren heeft.
Vooral Sicilië, Napels en de Ionische Eilan-
den hebben veel van den sirocco te lyden.
Sismometer of $mêmomê^, ale onder
Aardbevitiff.
Sismondi ( Jean Charles Léonard Simondo
de), een verdiensteiyk geschiedschryver en
letterkundige, geboren te Ctenöve den 9den
Mei 1773, vluchtte in de dagen der omwente-
ling aldaar (1798) met zyn vader naar Enge-
land, keerde in 1794 naar zyne geboortestad
terug, maar werd er in hechtenis genomen,
daar hy ondersteuning had verleend aan de
vervolgden. Toen hy weder op vrye voeten
was gesteld, begaf hy zich in 1796 naar
Toscane en kocht een eigendom by PeseUu
548
SISMONDI— SIWAH.
Intoasohen werd hfl ook hier door de Fnui-
sohen als een aristocraat en kort daarna door
de Italianen als een Franschman in de ge-
vangenis geworpen. In 1800 vertrok by weder
naar Genöve, waar hQ onderscheidene ge-
meenteiyke betrelüüngen liekieedde en liek
vooral bexig hield met de beoefening der ge-
schiedenis, waartoe hy betrekkingen aan-
knoopte met mevrouw de Stail, Bewjamin
Oomtaniy Gmzoé^ JPieM enz. In 1880 vestigde
hQ zich weder in Italië, maar overleed te
Chène bU Genöve den 268ten Juni 1842. Yan
zyne geschriften vermelden wQ: „Histoire des
répnbliqnes Italiennes da moyen &ge (1807—
1808, 4 dln; laatste uitgave 1840, 10 dln)".
— „Histoire de la renaissance de la liberte
en ItaUe (1832, 2 dln)'\ — „Histoire des
Francais (1821--1844. 81 dln)", — een
„Précis" daarvan (1839, 2 dln)", — „Histoire
de la chdte de Tempire romaln (1836, 2 din)", —
.Julia Sé?éra on Tan 992 (1822, 3 dln)", —
„De la littórature du midi de l*£nrope (1813)",
— en „Etudes sur les sciences sociales (1889
8 dln)".
Siatowa, eene stad in het Turksche Donau-
Ojaleet, op den rechter oever van de Donau,
tusschen Nicópoli en Boest^oek, heeft niet
zeer sterke vestingwerken, eenige katoen-
fikbrieken en leerlooieryen, wat scheepvaart,
handel en wQnbouw en 11 438 inwoners (1881).
Hier werd in 1791 de vrede gesloten tusschen
Oostenr0k en Turkfje. In 1810 werd zQ door
de Bussen verwoest; maar de stoomvaart op
de Donau schonk baar een nieuwen bloeL
Den 228ten Juli 1877 legden de Bussen er
eene brug over de Donau, om met hun leger
in Boelgiurye te vallen. In het district Sistowa
heeft men bQna 41000 inwoners (1881).
Sisyphus, in de Grieksche fabelleer een
zoon van AêoUu en van JSnareté, voorts de
gemaal van Mtrapê, de stichter en Koning
van Ephyra (Corinthe) en de uitvinder der
Isthmische spelen, wordt voorgesteld als de
schranderste der menschen. H0 verried de
voornemens der goden, verontrustte Attica
door zyne strooptochten en werd om die reden
door Tkêseut gedood. Zyne straf in den Tar-
tams bestond daarin, dat hy steeds een rots-
blok tegen eene steilte moest omhoog wen-
telen, vanwaar het telkens weder naar be-
neden rolde. — In de staathuishoudkunde be-
stempelt men met den naam van Siiffphitmuê
het stelsel van hen, die den arbeid op hoogen
prys stellen om den arbeid zelven, zonder
daarby op de gevolgen van den arl>eid te letten.
Sil&a, het voornaamste eüimd van de
Alexandergroep, aan de noordwestkust van
Noord-Amerika op 67° N.B. gelegen en tot
het territorium Ala^ka behoorend, is bedekt
met uitgestrekte dennenwouden, maar weinig
geschikt voor den landbouw. Op de westkust,
aan de Sitkabaai, ligt er de stad Nieuw-
Arohangel.
Bitten, zie onder Sion.
Bitter (Albert Jan de), een verdiensteiyk
Nederiandsch geschiedkundige, geboren te
Chroningen den Isten September 1748, stu-
deerde eerst te Groningen en daarna te Leiden
in de rechten en werd na zyne promotie be-
noemd tot rentmeester der stads venen te
Groningen en later tot drost der beide Oid-
ambten. In 1787 moest hy zyne betrekking
nederieggen en bleef ambteloos tot 1796. Toen
werd 141 door Groningen en de Ommelaiidea
alisevaardigd naar de Slaten-Genermal es door
deze benoemd tot ambassadeur te Par9s.K<nt
daarna benoemde men hem tot lid van de
eerste en tweede Nationale Vergmderiiig en
voorts tot lid der commissie, belaat met het
ontwerpen eener constitutie. Den SSalen Janu-
ari 1798 werd hy met andere heeren in hech-
tenis genomen en op het Huia in *t Booeh
gevangen gehouden. Na dien tyd heeft hg
zich verwyderd van het staatkundig tocMieel,
en met weerzin aanvaardde hy in 1803 wederom
de betrekking van drost der beide Oldaabten,
welke 'hy echter in 1811 verwisselde met die
van vrederechter van het kanton Yeendais;
deze bekleedde hy tot aan zyn dood (17
Juni 1814). Hy schreef: „Voorloopiff register
van charters, privilegiën, placcaten, ordon-
nantifin enz. , Stad en lande betreffende eai.
(1789)", — en met r. ModderuuM bewerkte
hy den „Tegenwoordigen staat van Stad ea
Lande (1798—1794, 2 dln)", — terwQl hj)
belangryke verhandelingen plaatste indewer
ken van het genootschap: „Pro ezcoleado
jure patrio*\ De door hem toegezegde „Ge-
schiedenis van Wedde en Westwoldingerlaad"
is achterwege gebleven.
Situatieteekenen noemt men de kaa^,
gedeelten van de oppervlakte der Aarde ia
den vorm eener kasrt zoo nauwkeurig m
zoo duideiyk op het papier te brengen, dat
men by eene vergeiyking aanstonds de copis
van eenig gedeelte herkent. Men plaatst de^
halve op zulk eene teekening, bti vogelper
speetief genomen, al die by zonderheden, wdke
het eigenaardige van het landsohap nitmakes,
niet alleen de rivieren en wegen, maar oek
de gebouwen en zeUli de boomen en de vruch-
ten, die er op verschillende akkers groeien,
waarby voorts de onefTenheden van den bodem
niet worden vergeten. Het geschiedt meest vol-
gens een bepaalden maatstaf en naar de theorie
van XeAMkum, die tegen het einde der vorige
eeuw een werk over het situatieteekenen in
het licht zond.
Siwa of Qiva, ook Mahadeuw (OhrooteCM)
geheeten, is de naam van éen der Indische
Gk>den. Éy wordt in het zuiden des lands door
de groote meerderheid en in het noorden door
een aanzieniyk gedeelte des volks gehuldigd.
Hy is de beschermgod der boetvaardigen, wieai
gunst evenwel niet door boete of onthoudfaig
verkregen wordt — hy is tevens de maohtigef
hoog op den Himalaya (op een top van des
Meroe) tronende heer van het gebergte, die
verwoestend, maar tevens louterend en vracht-
baarmakend werkt. Algemeen is zyne vereerisir
met den lingamdienst verbonden. Als zinnebeeld
van zyne macht draagt hy een drietand en aeo
Jachtstrik (lasso), somtyds ook eene vlam is
zyne hand. Voorts heeft hy een derde oog ia
het voorhoofd en wordt ook wel afgebeeld nMt
vyf hoofden. Zyne gemalin is Panot^ ook
wel Doerga of Kali geheeten.
BiwaliyOene aan den Onderkoning (Khedive)
van Egypte schatplichtige oase in de Libysehe
Woestyn, 16 dagreizen van Alexandrië, dioe?
in de dagen der oudheid den naam van Otf^
van Jupiter Ammon. Zy is 30 Ned. myi \mH
en tot 2 Ned. myi breed, ligt 29 Ned. el benedeo
den spiegel der zee, bestaat uit een door berg^
8IWAH— SDLTÜS.
543
omgeren cUd met ondeneheidene mereo, beiit
mild besproeide weideo, tnineo, korenvelden en
pébnboflsclien, levert een overvloed van dadels,
meloenen, oigven, granaatappels, droiven en
versehillende granen en telt 8846 inwoners
(1882), die bestuurd worden door vier tot iet
Èyeiks en geheel en al onafhankel||k z0n van
bet £g3rpt&cb geiag. De ingesetenen beiitten
meer dan 800000 dadelboomen, die in gonstige
Jaren 9600 kameellasten (elk van 8 toloente-
naars) vmobten opleveren. — In de hoofdflaatt
l^wak s0n sommige der yan leem gebouwde
huilen vgf verdiepingen hoog en de straten
overdekt Het znidel$k gedeelte der oase is
eene prachtige ooftgaarde, waar oraiOe- appelen
en citroenen groeien, en in bet dorp Agenmh^
op eene steile rots gelegen, heeft men over-
bltlftelen van oude tempels en van diepe
waterputten.
Siwas of J^fmoast, de hoofdstad van een
evenioo genoemd Turksch c(}aleet en van een
sand^ak in BUein-Aaië, ligt niet ver van den
bovenloop der Kysyl-Irmak {Halys) op eene
geionde en Tmohtbare hoogvlakte, telt onge-
veer 50000 inwoners en heeft groote baaars,
veel ntfverheid en een aaniienl|ken transito-
handel.
Slx is de naam van een oud geslacht , dat
zich omstreeks het einde der sestiende eeuw
uit FrankrOk in Nederiand heeft gevestigd.
Onder dien naam vermelden wQ:
Jam iSup, ambachtsheer van Wimmenum en
Yromade, geboren te Amsterdam den 14den
Januari 1618 en overleden den 28sten Mei
1700 als burgemeester en raad van Amsterdam.
Hg was gehuwd met Matsartika 7Wp, eene
dochter van den burgemeester Nioolaa$ Tulp.
Hg was een begunstiger van de dichters dier
dagen en zelf een verdiensteigk Latijnsch en
vooral Nederlandsch dichter. Daarvan getui-
gen zSn bigspel: „Onschuld'*, z^jn treurspel
„Medea", z0n gedicht „Muiderberg" en onder-
scheidene verspreide gedichten.
Jam 8ix van Chamdditr^ een zoon vanJoco^
aia^ en desgelijks een beoefenaar der dicht-
kunst Ht) was geboren te Amsterdam den
20sten Februari 1612, werd op zt)n vtjftigste
jaar door eene miltziekte aangetast, zoodat
hü zich naar Spa begaf en die badplaats in
verzen verheerlOkte. Later reisde hg in Frank-
rgk, SpaiUe en Italië, bleef meer dan tien
Jaren van zgn vaderland verwgderd en bezocht
daarna Engeland. HQ leverde: ,,Poézt|, ver-
deeld in zes boeken en eenige opschriften
(1657)", — en „Davids Psalmen, op de gewoon-
lijke wgzen gergmd (1674; 8de druk, 1765)".
i^n sterfjaar is onbekend, maar men weet
dat hg in de Zuiderkerk te Amsterdam werd
ter aarde besteld.
Jhr. mr. Sêndrik Sia van RüUgmn, een
gverig bevorderaar der schoone kunsten. Hg
werd geboren den 4den September 1790, was lid
der ridderschap der provincie Noord-Holland,
lid van den Baad der stad Amsterdam en van
het Koninkigk Nederlandsch Instituut, zag
zich tot voorzitter van dit lichaam benoemd en
overleed te *s Graveland den 24sten Augustus
1847.
Mr. WüUm Sioff geboren te Amsterdam den
19den December 1761. Hg promoveerde in 1779
op eene dissertatie „De Magno Mariae Privile-
gio". Na reeds verschillende betrekkingen te
hebben bekleed, o. a. die van secretaris van
*sLands vloot, werd hg in 1795 gevolmachtigd
naar Fargs tot het sluiten van den vrede met
Frankrgk, die op den 16den Mei van dat jaar
te 'sGravenhage is geteekend. Van 1802 tot
1805 was hg lid van de Personeele Oommissie
wegens de Oost Indische zaken, en intusschen
maakte hg deel uit van de Ck>mmissie, in 1808
naar Frankrgk gezonden om te handelen over
den bgstand, door de Bataaftiche Republiek te
leveren tegen Engeland. Hg werd in 1805
benoemd tot lid van den Staatsraad der Ba-
taaüMhe Republiek en begaf zich in 1806 met
VerMuMy Qogél^ van Sijfrum en JBraniim naar
Frankrgk om hoofdzakeigk het tractaat te
negotieeren, krachtens hetwelk de troonbe-
klimming van L<mi$ Napoleon zoude plaats
hebben. Onder diens regeering was hg lid van
den Staatsraad, toekende, als eerste com-
missaris des Konings, het tractaat van Fon-
tainebleau van 11 November 1807 en werd
hg het volgende jaar buitengewoon gezant en
gevolmachtigd müuster aan liet Hof van Rus-
land. Hg was honorair lid van het Bataaftch
Genootschap van proefondervindeigke wgsbe-
geerte te Rotterdam, ridder van de koninkigke
orde van Verdienste, grootkruis van de konink-
igke orde der Unie, officier van het Legioen
van Eer, enz. In 1810 werd hg benoemd tot
Intendant des biens de la couronne en Hollande
en overleed te Arasterdam den SOsten Juli 1811.
Comelis Okarlet, baron Six van OUrleéky een
broeder van den voorgaande. Hg werd geboren
te Amsterdam den dOsten September 1772,
promoveerde in 1792 te Leiden op eene dis-
sertatie „De Edicto Nannetensi, ab Henrico IV
protestantibus dato, a Lndovico XIV lursus
erepto". In 1808 werd hg Ud van den Raad
der stad Amsterdam, en was van 1806 tot 1807
lid, in 1807 president der Vergadering van
Hoog Mogenden. Na de troonbeldimming yan
LoMU Napoléon werd hg eerst benoemd tot
thesaurier van Amsterdam, daarna tot staats-
raad en tot directeur-generaal der publieke
schuld. In 1810 benoemde Keizer NapoUom
hem tot mattre des reqaêtes en directeur van
het grootboek der publieke schuld. Na onze
bevrgding van de Fransche overheersching
was hg vice president der Vergadering van
Notabelen ter beoordeeling van het ontwerp
der grondwet en trad hg op eerst als direc-
teur-generaal der centrale kas en nationale
schuld, daarop (1814) als secretaris van Staat
en toen (1815) als minister van FinanciSn, welk
ambt hg bekleedde tot in 1821. Hem werd
in 1821 de titel verleend van l>aron met
overgang volgens recht van eerstgeboorte. Na
zgne aftreding als minister was hg president
van de Nederlandsche Handelmaatschappg en
werd hg benoemd tot minister van Staat. Hg
was directeur van de Hollandsche Maatschappg
der Wetenschappen en honorair lid van het
Provinciaal Utrechtsch Genootschap, — voorts
kommandeur van de koninkigke orde van de
Unie, later van de keizerigke orde der Reunie
en grootkruis der orde van den Nederland-
schen Leeuw. Hg overleed te Utrecht den
8den Juni 1888.
Siztufl is de naam van vgf Pausen te
Rome, nameigk: Siatuê I, een Romein, die
in 116 (119) den Heiligen Stoel beklom en,
naar men meldt, in 126 (127) onthoofd werd,
544
SIXTÜ8-SJAL0T.
■oodftt men hem later als martelaar Tereerde;
— 8ixiM9 Ilf uit Athene afkonutlg en ia
t57 tot Pans gekoseo; hQ werd b|i de ver-
TOlging der Christenen onder Valenamu ter
dood gebracht; — iXxtmê III y een Romeinen
sedert 482 aan het bewind; hU aond den hei-
ligen Fairiemi naar Ierland, deed de kerk Tan
8anta Maria Maggiore Terryzen en overleed
in 440; — Sixiut IV, eigeniyk Ftanomeo
d'Alhmcóla ddla BoMre, geboren den 228ten
Joli 1414 te Celle bQ Savona en de aoon
van een yiasoher, werd eerst generaal yan
de Orde der Franciscanen, bezoedelde als Pans
^n naam door nepotismns en simonie, gaf
aanleiding tot oorlogen en samenzweringen
en Toerde door de bul Tan 1468 in Bpai^e de
Inquisitie in, maar bouwde tevens de BixtQn-
sche kapel, eene brug over de Tiber en eene
groote waterleiding, versierde Rome met fraaie
gebouwen en overleed den 12den Augustus
1484; — Sixtui F, eigenl||k Felio$ FeretU,
geboren den 18den December 1621 te Grotte
a Mare bU Montalto in de mark Anoona. HQ
was een boerenzoon en moest in zijne jeugd
voor geld de zwanen hoeden. Eén zQuer bloed-
verwanten, een Franciscaner monnik, bezorgde
hem in een klooster, waarna hy te Ferrara
en te Bologna studeerde en leeraar werd in
het kerkelijk recht, eerst te Rimini, daarna te
Siéna, voorts in 1648 priester, doctor in de
godgeleerdheid en directeur van de klooster-
school aldaar. Sedert 1661 schitterde htf te
Rome als kanselredenaar, hoewel zUn werk
over de mystieke godgeleerdheid en zQu
„Qulden register", een uittreksel uit de ge-
schriften van Ariitótdet en van diens com-
mentator Averrhoëi, hem veel verdriet berok-
kenden. In 1667 werd h0 inquisiteur-generaal
te VenetiS, in 1660 consultor van het Heilig
officium te Rome, professor aan de universiteit
en procureurgeneraal, in 1666 vicaris-generaal
van de Franctocaner Orde, bisschop van Sant*
Agata dei Goti en pauseiyk biechtvader, en in
1670 cardinaaL Als zoodanig noemde hy zich
MonidUo en hield zich hoofdzakeiyk bezig
met wetenschappeiyken arbeid, werken van
weldadigheid en vrome stichtingen en scheen,
ziek en zwak van ouderdom, alleen aan ^n
dood te denken. Juist deze omstandigheid be-
woog na het overiyden van Chrt^orims XIII
de cardinalen, hem tot Paus te kiezen, daar
zy hem, zoo zy meenden, gemakkeiyk naar
hunne hand zonden kunnen zetten. Nu echter
ontdeed Sixtuê zich van zyn masker, wierp
den staf weg, waarop hy leunde, en betoonde
zich even zoo gestreng als hy te voren zacht-
moedig was geweest Hy vernietigde de roo-
verbenden in den Kerkeiyken Staat, zorgde
voor eene onpartydige rechtspleging, beperkte
de kosten van i^ne Hofhouding tot het vol-
strekt noodige, herstelde de naar hem ge-
noemde groote waterleiding (Aqua Felioe),
vermeerderde de Yaticaansehe boekery, deed
hiervoor een prachtig gebouw verryzen en
stichtte eene eigene drukkery, waar de werken,
van den heiligen Ambrotimi, eene nieuwe uitgave
der „Septuagint (1687)** en de „Ynlgata (1490)**
werden ter perse gelegd. Ook zorgde hy
voor den bloei der ny verheid door het stichten
van zyde- en wolspinneryen en door lïet op-
heffen van bezwarende tollen. Het aantal
cardinalen bepaalde hy op 70, en in godge-
leerde gesehiUen legde hy eeae ongomeoae
omalehtigheid aaa den dag. Hy legde byv.het
iwygen op aaa de JeaoXeten, die in shfd
waren getaakt met de nniversitait teLeavsa.
Daarentegen nam hy met yver deel aaa de
staatkun^ge aaagelegeaheden van zyn t04.
Ia de twisten tnssohen Frankryk, Spai^e ea
Navarre speelde hy eene merkwaardige rol ea
ondersteunde de Qm9êê tegen de Hngenotea.
Voorts deed hy BIMhM vao Engehwë,
Hendrik III en Héndnk «o» ifoMNtv in dea
ban. Hy overleed den 278ten Augustas 1606,
6 mülioen sendi nalatende. De Senaat plaatste
het standbeeld van deaen Paus op het Ospi-
tool, maar het werd weldra omvetgeworpea
door het volk, dat hem haatte wegens ^ne
gestrengheid. Hy beaat een sohimnder oordeel,
maar was als heerscher een dwingeland, ter
wyi hy veel grooter belang stelde in stss^
kundige dan in godsdienstige aangelegeaheten.
Sjaal, zie SkoÊoL
Sjaoh, een Perzisch woord, dat Jtomng of
«MMMToft betekent, is de titel vaa de KobIb-
gen van Perzië, van Afghaaiatan en vaa oa-
dersoheideae voormalige heeraohappyvoeiden
in Indie. Intnssohen wordt hna in officieels
stukken de naam van Mtoa of Pa<^a* toe-
gekend.
Sjakal, aie onder JakkmLt.
8|)alot (Allium asealonicum L^ aie bf-
gaande figuur in a), is de naam van eene plaat
uit de fiunilie der lAUaoêëm. Zy heeft klefaie.
dicht by elkander geplaatste bollen; de steagei
is éen tot twee Ned. pahn hoog, de bladerea 4^
OV).
AUium cucaloncium.
smal, priem- en buisvormig, en het bloemschen»
heeft de gedaante van een bol. De bloemea
zyn vóór het bloeien in eene vliezige blo6«-
Boheede opgesloten en het kroonachtig bk)ett-
SJALOr-SJAMTL.
546
dek Is PM» mei Iftneefcreraiige toppeit. De
meeldnden (zie h) ^n loo laag als hel Uoem-
éek en de drie Masenele helmdraden bVii»
100 breed als 4 laag süb, doordien i| aaa
de batte iSn Terbreed. Men meent, dat de
KnUsTaarders deae plant nit Aaoalon liebben
medesebraeht en dal 4 daaraan haar naam
ontleent ZV behoort tot de toorten van het
geelaeht AUinm, die gektreekt en alt teetptft
gegeten worden. •— Bene Terteheftdenheld mei
meer oitgerekte bollen it bekend onder den
naam Tan ^dknu.
Sjiamaninmng. De getehiedenit der Tol-
ken maakt gewag van yertohillende stammen,
die lich niet tol het begrip van een Hoogste
Wesen konden Terheflén en op godsdieiullg
gebied de groflite en londerlingste denkbeel-
den koesterden. Deae laatste met hnaae too-
Tersprenken en pleehtigheden bestempelt men
met den naam Tan ^kmamiwimi^ afliomstig
Tan het Indisohe woord Otmmmui, dal de be-
teekenis heeft van BoeddhcMuehe boeidiHffm.
Inaonderheid geeft men den naam van ^a-
wtamm aan priesterigke heelmeesters der Noord-
en Oost-AiiatisdM stammen, enraren intoover-
knnsten en als bemiddelaars optredend tosschen
de Qoden en de menschen. Zg geren voor,
openbaringen te ontvangen omtrent toekom-
tAge gebeurtenissen en komen, terwgiiQ hnn
gesang met velerlei bewegingen begeleiden,
in een toeetand vaniennwaehtigeoverprikke-
ling, die lieh allengs tot krampachtige stoip-.
trelckingen verheft. Op dergelUke wt|aealsde
fiyamanen van Siberië gedragen xich ook de
geneeskundigen (Pii^es) in Noord-Amerika,
de tooverprieeters van Znld-Amerika en de
feti^maanen (Ifgangas) in Zoid-Aürika, welke
laatsten tevens regenmakers x||n. <}elt|k ellce
■lekte aan den invloed van een toovenaar
toegesohreven wordt, aoo meent men ook,
dal daardoor het sterven, aeUil bQ boogen
ouderdom, wordt veroonaakt; men is alaoo
btf de vereerden van het SJamanismns van
oordeel, dat de mensoh tot de onsterMigke
weaens behoort, maar dat boosetoovenarQ hem
om het leven brengt Vooral heersoht dit ge-
voelen bO de inboorlingen van Zuld-Afrika,
die den fbti^man steeds raadplegen omtrent
de oomak van een sterijseval. Aan hem wordt
eene hoogere wetensehiq» toegekend, en alle
wicheiarO, alle tooversimuken en me\h de
geestenklopperQ van onze dagen behoorentot
het Sjamanismus. Op verdachte personen wordt
het godsoordeel (ordalium) toegepast, berustende
op de dwaling, dal eene onzichtbare almacht,
op kunstmatige wQze geraadpleegd, eene recht-
vaardige besUssing moet geven. Zulke gods-
oordeelen (bQv. het innemen van vergif) iffn
in Afrika, Indië, Arnbië, Nieuw-Oninóa eni.
in zwang, terwtfl men se in Amerika niet
aantreft. Ook in ifinropa waren 4 als water-
proef^ ketelvang, het loopen over gloeiend
Dzer tot zeUb na de middeneeawen in ge-
bruik, en men vindt ie nog in de oorlogen
der volkeren en in het tweegevecht; ook deie
behooren tot het (Syamantomus en getoi-
gen alioo van een bdurompen geest, verre
verwyderd van dien des Clirlstendoms. Het
iSlIamanismus berust alioo op de gedachte,
dal men de oniichtbare machten kan dwingen;
vandaar de linnebecldige gebruiken en ge-
heimilttnige tooverspreuken. Zulk eene verre-
XIIL
gaande leUbmlslelding sMCt bovenal
plechtigheden en linnebeelden; ook het
^ te m de filMuBanen een tooverformnlier,
dat eene bepaalde werking heeft op den wil
der Godheid. De Boeddhaftten hebben wéUi
bidmaehines uitgevonden, die in bewegtaig
gebracht worden om een gebed tot in heten-
eindige te herhalen, daar iH meenen, dat -de
Godheid al die machinale gebeden wel degeiyk
In aanmerking neemt. Ook de offordienst, uit
een gevoel van dankbaarheid ontstaan, te in
SJamanismns ontaard, daar de oiferaar ver-
gelding verwacht voor de aangebodene gaven.
Nergens heeft dit iel/bedrog dieper wortelen
geschoten dan in Indië; hier staan aan hel
hoofd van het GDamanismus de Brahmanen,
lich beroemend op eene ul^ewerkte thesrie,
op diepiinnigheid van denkbeelden en op eene
dulien4|arige oefening, loodal aan hen alleen
de geheime beleekente en de kracht der ptodn
HglMden en spreaken bekend Meven, terwfl i|
■elven sich bovenmenschelUke eigenschappen
tsd^enden en sIch tot in het vleetch verMba«
■en goden verhieven. Alle volken huldigden'
vroeger het SJamantemus, en slechts wefaiig»
hebben lich daarvan vdkosMn genrMsd^
Heksenprocessen behooren lelte in ons Vader-
land nog niet tot den lang verleden tOd, en
de gedadile, dat men met veer geld gekecfata
lielmissen de Godheid kan noodmücen,
of genen uit het vagevuur naar den
brengen, te btf het groe der B. KalhoUeke
Ohrislenen nog algemeen. In het algemeen te
de onontwttkelde menigte ner geneigd, aan
eene ilnnebeeldige handeUng eene bovenna*'
tuurltlke werking toe te schreven en alaoo
het Sjamanismus te huldigen. Dit laatete kan
alleen door het verspieiden van verli<Ate
denkbeelden en door een beroep op het geaond
versUnd worden bestreden.
Stiamyl, een Imam, T^kessenhoofdman
en aanvoerder der bergvolken in den sti#i
tegen de Bussen en geboren in 1797 te Aoel
Himry in het noordelWk gedeelte van Dagestan,
genoot onder r«fi MoUak Dêfddl-êdéèt grsn-
dlg onderwtfs in de Arabische taal en wgs*
begeerte en onderscheidde lieh reeds in i|^
)mgA door trotschheid en een oabuigiamen
wit Met belrekklag tot den godsdienst hMe
h0 over tot eene vemienwing van het SoeÉa»
mus, welke eerlang de verschillende staounea
van Dagestan op het nauwst met elkaiHifr
verbond. H| verkeerde ate nsoerlde (geesle-
mke) in sthie geboorteplaats en nam in 18M
met üêfdéa-edékm deel aan den opstand tegen
de Bussen. By het legevierend voorwaarts
mlEken van deien onder JBom» namen die belde
mannen de wffk naar de bergvesting Himrr.
BO de bestorming van 18 Ootober 1881 snan-
vdden al de verdedigers behalve ifflawjil, die
gewond liggen bleef en ate door een wender
aan den dood ontsm^ite. Dtt verleende hem
den straalkrans der heiligheid, en daar hV
buitendien een indmlcwekkend voorkómenen
schuierende gave ate redenaar beail,
hg eerlang, tot opperhoofd der sectege-
konen, waarna htf zich begverde, de berg-
volken van Dagestan door den band der
godsdienstige geestdrift te vereenigen. Innos-
derheld steMe hel door hem voorgeschreven
van oorlogvoeren de bergvolken in
in de worstoUng tsgra de Baswn Ie
eene
546
SJAMYL— SJIYTEN.
Tolhifdett. Toea geaeiMl BrmUê den
AagonÈOB 1889 de bergrestiiig Aehoelgo b»
waakopigen tegemtaad inaam, oatkwam Sftmtfl
wederom op eeae oabegrtfpelVke wUie. Na
T6ittgde hy iSa aetel ia de borgyertiag DargOy
btaeht er de BoBaea, die haar ia 1848 ator-
meaderhaad wildea iaaeaiea, mei groot ver-
liea aaa het wükea ea deed ia 1848 eea iaval
ia het aaa de Boisea oaderworpea gebied der
Awarea. Ook oader het atadhonderMhap Taa
IToroiuaw | aette hy dea ttrOd yoort tegea de
geweldige overmacht der Boaaea. Ia het toI*
geade Jaar yeroTorde hy Kabarda, maakte
lich moester yan de yestiag Gerghebil ea bleef
ia haar beait, toea Wor&ngow vaa 18—16 Jaai
haar ia 1847 belegerde. Toea hg voorta in 1848
ia de yeatiag Salty was iagealotea, aloeg hU
er lioh doorheea mi oatkwam in het gebergte.
Dat gelakte hem erenaeer, toea de Teettag
Achoelgo aa eeae belegeriag Taaelfmaaadmi
op dea 89atea Aagaatoa 1849 eiadelj0k ia haa-
dea der Boaaea viel. Geetadig riep htf de
▼olkerea vaa dea CaaeaaoaoptotdeaheiUgea
oorlog, aaanMurdde ia 1867 bU de Terek en
de Koebaa aogmaala dea atefd tegen de
BoMoa, leTorde voorapoedige gerechtea ia
T^je^aa ea strekte ia de Tolgeade Jarea atfae
atro<^itochtea ait tot ia de Traaa>C^oa8iaehe
▼lakte. Na het aitbaratea yaa dea Krimooriog
Tatte Sjfcmmlf door de ▼Vaadea vaa BoslaBd
oaderaleaad, wederom de wapeaa op, doohop
dea 26Btea Aagaataa 1869 aioeat bU lich, geheel
mi al iagealotea op dea berg Ghoaib, aan dea
Boaaiaehea Vorst Barfaiiiukif OTergevea. HQ
werd eerat aaar Peterabarg gebracht, sag aioh
daaraa Kaloega tot yerblUft^loata aaageweaea,
ea Tortrok vaahier ia 1868 aaar Kiew ea ia
1870 aaar Mekka. HQ overleed ia 1871 te
Mediaa. — £éa itfaer ooaen dieat ia het
Boaaiaohe leger, ea een ander, Oktm Mekmwd^
verliet Boalaad ea begaf aich aaar Coastaa-
tlaopel; in 1877 voerde htl bevel over eea
T^jerkeaaiach vrQkorpa ia Armeaiè.
ajjanghai , aie akamghai.
8|)edi0B, eea goaveraemeat ia Boaaiach
Polea, ligt ia het ooatelDk gedeelte dealaada,
toaaohen de Boeg ea de Wiepri ea telt op onge-
veer 260 D geogr. mtfl raim 280000 ia woaera
(1888). Het ia over het geheel vlak ea heeft
ftaaie boaaohea ea vroehtbare graanlaadea. —
De eveasoo geaoemde koofMad vaa het goa-
veraemeat ligt aan dea apoorweg Brest-
Litowak-Waraehaa en telt bOna 18000 iawo-
aera. Er is een prachtig kastel ea een deftig
laadhais. Er wordt eea aaaaleaigke haadel
gedreven ia tarwe.
SIjeiremelgew is de aaam vaa eea oad
Boaaiach gealaoht, met het Hoia Momanaw
venaaagaohapt Iwtm WamljmoU^ afênmetjmo
oaderaeheidde aioh oader Gaaar Iwm II dê
Vêrtokrikkdühê in vele veldalagen tegea de
Krimaohe Tartarea, alamede bff de verove-
riag vaa Kaaan ia 1652. ZQa aooa Feior
IwamcmUf ^trtmetfem sloot ia 1618 en ook
later een voordeeligen vrede met Polen. —
Bariê JPeirawU^f gnaf afêremetjêWj generaal-
veldmaarschalk ea éea der hervormers van
het Boaaiache leger oader JP«iêr de Grootey
geborea dea 25Btea April 1652, werd in 1682
tot bojaar benoemd, sloot dea 12dea December
1689 met Koaiag Jokam Sobiéiki vaa Polea
dea vrede ea daarop met Keiser LeopM I
eea varboad, veroverde de OoatioeproflnelCa,
vooral door atfae overwiaaiagen op dea Zweed-
aohea generaal SekUppmiaek bg Doipat ea
aaa de Embaeh, ea voerde bO Poeltawa mat
aitatekead beleid bevel over het oeatrvm der
BoMoa. HQ werd ia dea gravenataad opgeao-
mea ea overleed dea 17dea Fdbraarll719.—
MRekM Bori$iowii^\ graaf l^êtêmeifew, oodate
aooa vaa dea voorgaaade ea Koaalaoh geaeraal-
au^K>or, geboren dea latea September 1672,
oaderteekeade aiet /^'mflr&w de traetatea net
Torktfe aaa de Proeth dea ISdea JaU 1711
ea te Adriaaopel dea ISdea JaU 1718, en
overleed te Kiew ia 1714. ZQae brleffrine-
liag met Gaaar Fêimr dê OrooU werd doot^
aooa la het licht gegevea (1674—1779, 6
dia). — 29ieolm FHTo^riUf, graaf afêrmetfm,
oppei^kamerheer dea K^aera en geboren ia
1761, atichtte ia 1808 te Moekoa een naar
hem geaoeaid hoq^itaal voor holpbehoefeade
vreemdeliagea ea overleed den Mem Janoari
1819.
flyerif, eea Arabisch woord, dat M%,
vmrkmm beteekeat, ia hg de Mohammedaaea
de titel der aakoaieliagea van dea Profeet
De gealachtaregiatera vaa hen wordea door
bepaalde ambteaaiea,flMl95^«f;m/'gebeeten,
ia elke lalamitiache atad vaa eeaig belasf
getroaw bQgehoadea ea jaarlUks aiet de ki-
ravaaa der pelgrima aaar dea ^|erif vaa Mekka,
ala atamvon^ opgeaoadea. Aaa diea titel i^i
«joveawel geeae ataatkoadige voorreehtea Te^
kaocht
Sjiïten ia de aaam eener Mohammedaan-
aohe aeote, welke, in atr^d met het gevoelea
der Soennieten, AU, den aoon vaa JJboe TM,
dea achooaaooa dea Profeeta, als dea wettifea
opvolger vaa Mokammêd erkeaaea en de
eerste drie khalifMi: Ahoe Bskr, Omm ea
Oaiar ala overweldigera verwerpea. Deie
aeete, aiet laag aa het overigdea vaa Jfo*
ktmmêd oatstaaa, trad opealtlk op, toen de
vervolgiag der aanhaagera vaa AU door de
eerste Omtffadm eea gedeelte der Moaleaua
tot eea vergeldiagaoorlog aittartte. Ia FeM,
verwaarta de volgeliagea vaa AU sieh het
eerat begavea ea waar het gekreakte natio-
aaliteitagevoel aioh aaakaatte tegea de Anr
bierea, vond het fiUiltiamaa grootea btM ea
werd er door dea fiüach Iwmad al 8afi M
ataatagodadieaat verhevea. De aacceaaieati9d
heeft laagaamerhaad ook eea veraehil vaa
leersteUiagea voortgebracht; mea gaf aaa de
Soeaaa ea aaa de overleveriag verachillende
verklariagea, — aelih werden aommige ott-
sprakea van dea Koraa bestredea, aoodat de
fiÜittea ia vele opaichtea vaa de SoeoaiteB
aiwykea. Ia het algemeen kan men aanaemea,
dat de fiUifet aich aaowgesetter aan de letter
hoadt daa de Soenniet ea alaoo als de meett
orthodoxe kaa worden beachoawd. UiiPcff^^
heeft het l^firtiamaa aich naar het westen nage-
noeg in 't geheel aiet ea aaar het aoidoo^es
slechts aeer weiaig aitgebreid. Yaa afkomst stf»
de OiÜUm meestal Ariërs, namelOk Penen ea
Indiërs. Oader de Tarkea heeft men er aleohla
in A8erbeld4|aa ea Traas-Gaoeasië, ea Af»-
bisohe £|iilten alleen in Bagdad en omstrekeB.
Daar de fiyütea het KhalUhat aiet erkénaes,
heeft ook de geeatelüke soavereiaelt vaa dea
Soltaa te Goastantinopel voor heageeages»^
ea de fiyach vaa Pende wordt doorheaeeke^
SJÜTEN--SJOA.
547
als beschennheer des gelooft, geensdiis als
plaatsvenranger van den Profeet aangemerkt
Sijimpansé (Simia troglodytes Bhmenb.)
of Ckwip€ms4, mie onder Aap,
Qjir-Ali, emir van Afghanistan, een soon
▼an Dost- Mohammed' Kka» en van de dochter
van een stamhoofd nit het noorden van Herat,
bracht aQne Jeugd hoofdsakeiyk door met rid-
derigke oefeningen, terwQl hg tevens onder-
wOs erlangde in den godsdienst en in het
schrQven van een Per^achen brief. Als een
lieveling iQns vaders werd h|| reeds vroeg,
met voorb^gaan van ondere broeders, tot
diens troonopvolger bestemd. NanwelUks
echter had hff na^ het overiyden van Dost-
Mohammed (1863) de tengels van het bewind
in handen genomen, toen twee ondere broe-
ders achtervolgens hem van den troon zochten
te stoeten, waarb0 hem eenmaal de Kroon
werd ontrnkt. Later moest hQ strQd voeren
tegen zi|n eigen soon Jakoeb-Khauy zoodat
h|| allengs in een despoot veranderde. Zonder
al die tegenspoeden was h0, volgens getui-
genis van Vambétyf een beter Vorst geworden,
daar het hem niet ontbrak aan welwlUendheia
en liefde Jegens sSne onderdanen. Dit bleek
vooral bQ den dood van z|in oudsten zoon
D^MlrJBd^j die in den slag van Ked^|bar
(9 Juni 1866) sneuvelde. Sfir-AU voerde toen
oorlog tegen éen zSner broeders en schoon hU
overwinnaar bleef in den slryd, verviel hg
door het verlies van zgn zoon tot eene moe-
deloosheid, die maanden duurde. Zelfs meende
men algemeen, dat de Emir van Afghanisten
krankzinnig was geworden. Die vaderigke
teergevoeligheid verhinderde echter niet, dat
hy met vasten wil zgn tweeden zoon Jakoeh-
KhoM van de erfopvolging uitsloot en den
minder begaafden AJbdoMah tot opvolger koos.
Toen JakoefhKhoM tegen ztfn vader opstond,
werd h|| op sluwe wlze naar Kaboel gelokt
en in de gevangenis geworpen, waar b|| vQf
Jaar opgesloten bleef, zoodat hy eerst gedu-
rende den Jongsten oorlog tegen Engeland op
vrge voeten werd gesteld. Sfir-AUy zich in
1878 tegen Engeland verzettend, werd door
de vreemde krggsbenden zoozeer in het nauw
gebracht, dat htf zich op de vlucht moest be-
geven en den 21sten Februari 1879 te Maza-
rii^erif overleed. — Zgn opvolger Jdkoeb-Zham
zocht vrede te sluiten met de Engelschen,
nuttr een gezantschap, door laatstgenoemden
naar diens hoofdstad Kaboel gezonden, werd
door muitzieke troepen vermoord, waarna de
maehtelooze Emir met een klein gevolg naar
het Engelsche leger vertrok, om zich onder
bescherming te stellen der Europeanen.
SüirsB (Leeuwenbuik), de hoofdstad der
Perzische provincie Fars, in een bekoorigk,
door kale kalkbergen omgeven dal,1860Ned.
el boven de oppervlakte der zee gelegen,
heeft eene citadel, een door Kmm-Khan ge-
bouwd, doch thans zeer vervallen paleis, vele
moskeeën, scholen, bazars. karavansera*s en
baden, fiibrieken van wollen stoffen, zeep,
aardewerk, glas, rozenwater enz., een uitge-
breiden handel en 80- 40000 inwoners. De
straten der stad zgn nauw, oneffen en mor-
sig, de gebouwen en stadsmuren vervallen,
de vermaarde tuinen verwilderd en de kas-
teelen in den omtrek verwaarloosd. Deze stad
is de geboorteplaats van de dichters SafU en
xm.
en niet ver vandaar vindt men de
bouwvallen van het oude Persépolis. De om-
streken van Sjiraz zQu vermaard wegens de
rozenteelt en den wgnbouw. Sjwaz was na
den val der Sanamden de residentie derKha-
lifen in het midden der 7de eeuw en bloeide
vooral onder Dtfoii^-Jthan en zyne opvolgers
als het middenpunt der Perzische kunst en
wetenschap. Tegen het einde der 14de eeuw
werd zg door Timoor veroverd. Vooral had
zg veel te igden van aardbevingen; het laatst
in den aanvang van Mei 1878, toen zg bgna
geheel verwoest werd en er 10000 menschen
om het leven kwamen.
fiüifijkow (Alexander Semenowit^), een
Buasisch admhraal, minister en schrgver, ge-
boren in 1754, volbracht als zee-officier onder-
scheidene reizen, werd in 1812 staatssecretaris,
schreef in die betrekking tot 1815 ondenchei*
dene^ later (1816) door hem verzamelde o^
roepingen, manifesten, nkazen en proclamatifin,
die van vaderlandlievende geestdrift getulgeoy
werd in 1816 president der Académie van
Buasische taal, in 1820 lid van den Bgksraad
en in 1824 minister van Openbaar Onderwgs,
alsmede directeur-generaal der geesteigke aan-
gelegenheden van alle niet-GHrieksche kerkge-
nootschappen in Rusland en overleed in April
1841. Zgae verzamelde werken verschenen in
1823—1833 in 14 deelen, en zgne brieven en
gedenkschriften werden uitgegeven door Zii-
sdow en Samariné
Stjitomer, in het Poolsch ZjfiomiorMj de
hoofdstad van het Bussische gouvernement
Vollhynië, ligt aan de Teterew, telt bgna
40000 inwoners, heeft 10 Grieksch- Bussische
en 2 B. Katholieke kerken, een klooster der
Bemardgnen, eene synagoge, een gymnasium,
eene kweekschool voor onderwgzers, 2 He-
breeuwsehe boekdrukkergen, 83 fabrieken,
waar leder, hoeden, kleederen enz. worden
vervaardigd, en een levendigen handeL In
1240 en 1287 had zg veel te igden van de
Tartaren, en in 1320 werd zg veroverd door
CMAmm^ vorst van Lithauen. DeKhan J«i^
verwoestte haar in 1399, maar reeds in 1444
was zg weder éene der aanzienigkste steden
van Lithauen, verkreeg in 1544 het Maagden-
burger recht en werd het daarop volgende Jaar
eene prooi der vlammen. In 1606 werd zg
nogmaals door de Tartaren verwoest, maar
kwam weder tot aanmeriLcigken bloei onder
de Poolsohe heerschappg, die aan haar als
hoofdstad van het woiwodeschapKiew dezelfde
rechten toekende als aan de residentie. In 1778
werd zg met Busland vereenigd en in 1804
de hoofdstad van het gouvernement.
Sjiwa, zie Shoa,
Sjoa, een onaf hankeigk Christeigk koning-
rgk in het zuidoosten van Abessiniê.tnssohen
8«80'— 11** N. B. en 38*— 40**80' O. L. van
Greenwich, is, evenals Abessinië, een hoog^
land, waar de Bas Goedroe (3650 Ned. el
hoog) en het Goeragoeégebergte (2 600 Ned. el
hoog) zich het hoogst verheffen. In het zuiden
en westen des lands stroomt de Hawa^jrivier,
die in het moerassige Aoessameer zich uit-
stort, in het noordoosten de Blauwe Ngi,
die de wateren ontvangt van de voornaamste
bwgrivieren des lands. De geologische, bota-
nische en zoölogische gesteldheid van £Uoa
geigkt op die van Abessinië; ook de inwonen
35*
548
SJOA— SJOBWALOW.
ifn Abefltiniera yan den stam der Amhara^
«f Heldenache ea MohjuiimedaaiMclie Oalla*i.
Ertiff schatte hun aastal in 1840 op 1 mil-
lioen. De stMttvegeling, leden, gebruiken en
godsdienst stemmen er overeen met die van
Abessinid, waartoe SJoa voor en na be-
hoede, het laatst in 1856, toen Koning Bwüoê
MMcot door iLoning Tktodorut OTorwonnen
werd. Sedert 1867 is &Uoa weder een Mlf-
staadig Bgic onder Koning MèmOek^ die te
Lit^lié zgn Terhlt|f hondt en aooveel mogelQlc
EnropeeedM landverhuizers naar zgne Staten
lokt Het land kan veel voortbrengen, maar
de weinigbeteekenende handel moet de koop-
waren verroeren door de woeetyn Adal langs
den karavanenweg> die naar de haven Tad-
qjoerra aan de Golf van Aden leidt
Süöberg (Erik), een Zweedseh lierdichter,
geboren den 14den Januari 1794 in het kerspel
Ijnngo in Sddermanland van behoeftige ouders,
beiocht, door een vaderl||ken vriend onder^
gtetmd, het gymnasium te Strengnfts en ver-
volgens de universiteit te Upssla. Hier ver-
keerde hy in uiterst bekrompene omstandig-
heden en moeit door het geven van privaatlessen
in lOn onderhoud voorden. Hg had veel te
igden, werd daarenboven door ziekte gepQnigd
en overleed den 4den Maart 1824. Zyne ge-
dichten, welke van 1819 tot 18S6 in stukken
in het licht verschenen, geven getuigenis van
i^tte sombere gemoedsgesteldheid, maar tevens
van een diep gevoel, alsmede van eene aeld-
aame dichtergave.
Sjoemla of Sfomma^ eene stad en vesting
in het Turksehe Donau-i^aleet, in een dal
gelegen, heeft onderscheidene moskeeën ea
miaaiets, alsaiede eenige Christeigke kerken,
onder welke lich eene fraaie Armenische be-
vindt, een heeht kasteel, een arsenaal, onder-
soheideae kaaemen en een militair hospitaaL
Er worden voortrefiéiyke koperen voorwerpen
vervaardigd, — voorts laken, leder, i^de
eas., en er is een drukke handel. D9 bevol-
king telt er (londer het gamiaoen) 20000
aielen, vaa welke de helft den Mohammedaan-
schen godsdienst beigdt filjoemla is de sterkste
veeting van Turklfe en een punt van strate-
gisch gewicht, doordien de groote wegen van de
Donauveetingen over den Balkan naar Boemeli6
sieh hier vereenigen en men vaahier meester
is van de oostelt|ke Balkaapassen, van de
Donau-ovaigangen bg Boest^joek en Silistria
en van de havenplaatsen Vama en Bal^iik.
De vestingwerken, na 1858 nog versterkt,
bestaan hoofdaakeiyk uit gedetacheerde fortea,
die eene groote legerplaats beveiligen. Drie-
maal lUn de Bassiache legers door dit bol-
werk in hun tocht gestuit, nanMigk onder
Momtmtow (1774), JTommmI^ (1810) en WUt-
gmuUm (1828). BQ laatstgenoemde gelegenheid
werd de vesting verdedigd door Hóeumm-JPa^a^
doch DiêbUêf trok haar in 1829 om. —
Sjoemla werd in 811 door K^ier Nioêphorug
verwoest, in 1087 door Keiaer AlexUu bele-
gerd, in 1888 door de Turken onder ^Ut-PoMa
bp verdrag ingenomen, in 1649 en 1768 uit-
gdegd en versterkt In het vooijaar van 1854
was deae stad het hoofdkwartier van Ommt-
JPoMa en het oentraalpuat der Turksehe armee.
figoerds (Foeke), een verdiensteigk Friesoh
gesdiledschrgver, geboren te £e in Friesland
den 2den Juni 1713, werd in 1789 ouderwg-
ler mi vooraanger te LJeussens en ia 1742 te
Ngkerk (in Oostdongeradeel), voorts in 1746
dorparechtèr en sag aich in 1748 benoemd tot
afgevaardigde naar den Prins vam Oratie. Mi
sQn terugkeer vervaardigde hg onderscheidene
gedichten, vooral gelegeaheidsgediehtea; nasr
vaa meer belang waren de geaehiedkuadige
naaporingen vaa deien eenvoudigen, ansr
helderdenkenden man. Hg schreef: ,Kortver
toog vaa dea staat ea de geachiedeais der
Kerke des Nieuwe Testaments. vaa Christsi
geboorte tot op dmi tegeawoordigea tgd, ver-
gelekea met de vooraaaaiste wereldl|^e ge-
sohiedeaiflMa (1761—1765, 8 dia)'*, terwp
vaa eea 4de deel vaa dit werk ia 1771 de
tweede druk verseheea, — „Algemeeae be-
schrgving van Oud- en Nieaw-Friealaad, ve^
tooaeade desaelfi gelegeaheid, verdeeliag,
voortbrengselen, dgken, sylen, mitsgaders der
Friesen oorsprong, seden, wetten ea gewoon-
tea ens. (1765—1768, 2 dln in 4 stakkea)**,
— ea «Historische Jaarboekea vaa Ood- es
Nieuw-Friesland van de vroegste geheagenii-
sen tot op den tegenwoordigen tgd (1768—
1771)*\ Hg overleed den 18denDeoember 1770
en sou, indien hg langer geleefd had, de be-
trekking van historieschrgver van Friesisad
hebben verkregen.
Sijoeqa, eene arrondissementahoofdstad in
het Russische gouvernement Jelisawetpol ii
Traas-Caucaaië, is eene bergveetiag aaar de
4de vaa Perzië ea tdt 24 562 iawoaeis (1882).
(jok heeft mea er een aaasieaigkea lumdeL
CÜOe^jtar, bg FUmm SoBtra ea ia deoid-
deneeuwen 7VMdlra,iseenestadindePerrisohe
provincie Choesistan of AraMstaa. Zg ligt
aaa de Koeroea ea telt 27000 iawoBerB.H0i
heeft er eea burcht, eeae prachtige moskee,
vele wevergea vaa wollea stoflba ea eeaiges
haadeL
Gljoewalow is de aaam vaa eea geslaett
vaa Bussisohe Gravea. Hetonderaoheiddesick
het eerst door l¥>an Sfoêwalowj die in de
dagen vaa JPeimr d$ QtooU als geaerasl ea
kommandant van Wiborg ia hooge mite
het vertrouwen van den Caaar genoot Z||se
aonen Mexander en JPêimr Iwam werden is
1747 door Keizerin Slwabdh in den gisv«*'
stand opgenomen en door JPtter III tot wê»-
schalken des Bgks benoemd. JPtUr /«J"*
vond eene bepaalde soort van houwitien sit
ea overleed als miaister vaa Ooalog den lödea
Januari 1762. — Iwam IwtmowUff Sfmoti»^
een neef der bovengenoemde broeders en g^
boren den ISdea November 1727. was deige-
igks een gunsteling van Keizerin Slkabdii
werd door haar tot opperkamerheer benoead,
stichtte in 1755 de universiteit en tweegJ0'
nasla te Moskou, alsmede ial758éeaeadéiBia
te Petersburg en overleed aldaar den 26^
November 1798. — JPtnU Andt^mn*^, fB^
S/oewalow, geboren den Slstea Mei 1776 es
een bloedverwant van de voocgaanden, sus
onder Soewarow deel aan het bestonnen^B
Praga en was op 25-Jarigen leefigd reetf
generaal-miyoor. Hg onderscheidde ^^^
den veldtocht van 1807, alsmede in den Jvk
Bohen Oorlog in 1809, toen hg overdeTome*
in Zweden rukte en Shelefta inaam, wssn*
hg tot luiteaaat geaeraal ea tot a4f«^
geaeraal des Keiaers bevorderd werd. [^
1812—1815 bevond hg aich bg den BaMb^kes
SJOEWALOW'-SEALDEN.
649
genenJen staf en rergeielde den Keiser, on-
derhandelde in 1818 met (kmimamri over den
wapeBBtUitand van 4 Jnni en sloot den 26sten
Juni 1818 den wapenstilstsnd van Nenmark.
Na den intoclit der Geallieerden in Par08 lag
htf lieh belast met de taak, Keiserin Ma^ia
Lomka naar Weenen en vervolgens NapoUim I
naar Fr^lns te vergeiellen. HQ overleed den
Isten Deeember 1825. — Pêt9t AMdreJ9wUt(f\
graaf ^omoalowy geboren den 15den Jall 1827
te Petmbnrg, de loon van wyien den opper-
hoftnaarscbalk Andreas SjoêwaUho^ werd in
1860 Ivitenaat-generaal en KeiserlQk vleagel-
adjndant en klom in 1871 op tot generaal der
kavallerie londer ooit belast te zQn geweest
met een militair kommando. Nadat liy eenigen
ttfd als militair attaché te Part|s had doorge-
braeht, werd hg in 1862 directenr der eerste
kanselarg in bet ministerie van Binnenlandsche
Zaken, in 1866 gonvemenr-ffeneraai der Oost-
seeprovincién en den 16den April 1866 chef van
de derde afdeeling van de geheime politie
des KelierB, alzoo van de geheime politie
van het geheele BQk. Dit geschiedde na een
aanslag op het leven des Keiaers. Nadat htf
over dien aanslag een behooriyk licht had
verspreid, wist hy met goed gevolg ondersoek
te doen naar de Nihilistische vereenigingen
in Rnsland en bekleedde s0n ambt metonge-
meenen üver en volharding. In 1878 werd hem
eene buitengewone zending naar Londen op-
gedragen, om het Britsche Kabinet gerost te
stellen omtrent den veldtocht naar Khiwa en
de Russische veroveringsplannen in Centraal-
Azië. Daarna bracht hg het huweigk tot stand
van den Hertog vam JUMmyh met de Groot-
vorstin Maria^ de eenige dochter van Alexamdêfj
en werd in 1874 in de plaats van Brtmnow
tot ambassadeur te Londen benoemd. Inzon-
derheid vervulde hg eene belangrgke rol op
het Congiès te Berign fai 1878. Nadat hg den
Czaar gewaarschuwd had tegen een oorlog,
waartoe de bepalingen van het verdrag van
San StefiuKo aanleiding zouden geven, haalde
hg liem ever om dat verdrag aan eene nadere
regeUng op bovengemeld Congres te onder-
werpen. Vele aanzienigke Russen waren des-
wege op hem gebeten. Hg keerde aanvanke-
igk niet naar Londen terug, maar begaf zich
als aangewezen voor eene aanzienigke betrek-
king naar zgn vaderland. Zgne tegenstanders
wisten hem echter op den achtergrond te
sehaiven, zoodat hg in het vooi^iaar van 1879
zgn geaantschapspost in Engelands hoofdstad
weder aanvaardde, doch in November van
dat Jaar, op zgn verzoek, teruggeroepen werd
en zieh geplaatst zag aan het Hof van den
Csaar. — Zgn broeder. JPaul Graaf 9foewalow,
S boren in 1880, onderscheidde zich in de
rim en in den oorlog tegen Turkge en Is
luitenant-generaal in Russischen dienst. In
December 1881 nam hg zgn ontslag.
flIJögren (Andréas Johan), een verdlenste-
igk gesehied- en taalkundige, geboren den
asten Mei 1794 in het kerspel Ithis in Fin-
laad, studeerde te Abo en legde zich in het
bgzonder toe op de geschiedenis en op de
klassieke en Oostersche talen. In 1818 ves-
tigde hg op aansporing van Eatk zgne aan-
dacht op de geschiedenis en de taal van Fin-
land. In 1820 vertrok hg naar Petersburg,
waar hg huisonderwgzer werd bg den Pro-
teetantaehen bisschop (SfffnamUf welke betr^-
king hg een Jaar daarna aanvaardde bg een
dorpsgeesteigke niet ver van de residentie. In
die dagen schreef hg: „Ueber die ünnlsohe
Sprache und ihre Literatur (1821)". In 1828
werd hg bibliothecaris van Graaf SamoMow
en ondernam in 1824—1829 eene groote we-
tensehappeigke reis door Finland en het noor-
deigk gedeelte van Rusland tot aan den Oeral.
Na zgn terugkeer werd hg in October 1829
adjunct aan de Académie te Petersburg, in
1882 buitengewoon lid der Académie en in
Juni 1838 tevens bibliothecaris der tweede
afdeeling van de boekerg der Académie van
Wetenschappen. Nu leverde hg, behalve zgne
„ Anteckningar om fltavamlingame i Kemi-Lapp-
mark (1828)**, onderscheidene geschiedkundige
verhandelingen in de „Mémoires** der Aca-
démie te Petersburg. Wegens het verlies van
zgn rechter oog le^e hg het ambt van biblio-
thecaris neder en aanvaardde op nieuw eene
wetensohappeigke reis naar den Oaucasas^
gedurende welke hg zich bekend maakte met
het Tartaarsch, Turksch, Perzisch. Armenisch,
Georgisch, T^jerkessisch en Ossetisch. In De-
cember 1844 werd hg benoemd tot gewoon
hoogleeraar in de taal- en volkerenkunde te
Petersburg, in 1846 belast met de directie
van het ethnographisch museum en in 1846
bevorderd tot staatsraad. De bouwstoifen, die
hg in 1846 bgeenbracht op een tocht tot opspo-
ring der oudheden in Lgfland en Koerland,
vulde hg aan op eene tweede reis in hetjaar
1852. Hg overleed den 6den Januari 1866«
Het eente deel zgner verzamelde werken
bevat historische en ethnographische verhan-
delingen over fHnland en het noorden van
^uhuid, en het tweede zgne spraakkunst
van het Lgflandsch met een woordenboek.
Skagorrak (Het) is een zeeboezem ter
lengte van 220 en ter breedte van 110 Ned.
mgi in het oosteigk gedeelte van de Noordzee
tuBSchen de noordkust van Jutland, de zuid-
kust van Noorwegen en de westkust van
Zweden. Laatstgenoemde twee hebhen overal
goede havens, maar de Jutsche kust, door de
zeelieden met den naam van „Jemkysten
(IJzeren kust)** bestempeld, is wegens hare
zandbanken gevaarigk voor de scheepvaart
Het Skagenak is voor *t overige een v^ig
vaarwater, waarvan de diepte van de Jutsche
kust af, waar zg 30—40 vadem bedraagt,
naar het noorden toeneemt tot meer dan 200
vadem. De stroom loopt er gewoonigk langs
de Jutsche kust in eene oosteigke en langa
de Zweedsche en de Noorweegsohe in eene
westeigke richting, behalve bg hevige stormen
uit het noordwesten.
Skalden of diekien noemde men in het
Noorden de zoodanigen, die in de gebmi-
keigke vormen gedichten, vooral lofdttehtea,
vervaardigden. SiarJeadh de Oude wordt voor
dèn oudsten skalde uit het mythische tgdperk
gehouden. Tot de vermaardste skalden behoo-
ren: jyodolfj de dichter van de „Tnglinga-
tar.en 7iloni6;d»«, de zanger van de „Haralds-
mal^, die beiden tegen het einde der 9de eeuw
aan het Hof van Hareid de SekooiJkmnife ver-
keerden. Voorts vermeldt men uit de 10de
eeuw den Noorweger Sytimd^ die de beroemde
.Hikonarmal** dichtte, en den IJslander J^,
den maker van de „Egil saga**. Ook worden
550
8EALD£N-^KASPAim>.
MaUfrêdh, Gunlamoky QhHÊi, JBifolf em. als
skalden gepresen, en de laatste van hen waa
S^wrla^ overleden In 1284.
Skanderbegf de held der Aibaneezen,
heette eigeniyk Chorg Zastfioia, was geboren
in 1414 als de soon van Johan Zattrioiay
heer van Kr<da (Akhissar) in Albanië, en van
de Servische Prinses JTouawa en werd by
den inval van Snltan Motrad van Epims (1428)
met ztlne drie broeders als gDzelaars overge-
bracht naar het serail. HQ onderscheidde zich
loowel door een krachtigen liohaamsbonw
als door gaven des geestes, werd in den Mo-
hammedaanschen godsdienst opgevoed en sag
lieh op 19'Jarigen onderdom aan het hoofd
geplaatst van een sand^jak. In die betrekking
verwierf h0 door iSne dapperheid den naam
van UJcmtderhpg (Vorst Alexander). Ook bleef
hg in Torkschen dienst, hoewel de Sultan
aUne drie broeders door vergif had doen om-
brengen en s0n vorstendom na den dood z0ns
vaders (1442) werd vervallen verklaard, en
verborg met groote omdchtigheid it)ne vrQ-
heids- en vaderiandsliefde. Eerst toen in 1448
de Hongaren met hunne zegevierende benden
naderden, ontvluchtte hy met 800 Albaneeien
uit het Turksche leger, maakte zich door list
van de vesting Kroja meester, riep de Alba-
neezen op tot den stryd voor hunne vryheid
en was na 80 dagen meester van de geheele
provincie. De naburige Albaneesche stamhoof-
den erkenden hem op eene vergadering te Alessio
aan den mond der Drino als opperbevelhebber
en verklaarden zich bereid, schatting op te
brengen. Skandêrbeg versloeg daarop in 1444
aan het hoofd van 8000 ruiters en 7 000 man
voetvolk een Turksch leger van 40000 man
onder AU JPcuja en behaalde daarenboven over-
winningen op drie andere Pasja's. Zelfs Moerad
tastte hem in Mei 1449 met 100000 man
vruchteloos aan en werd genoodzaakt in 1450
de belegering van Kroja op te breken. Ook
na den dood van Moerad (1451) wist Skan-
derheg^ hoewel door de afvalligheid van som-
mige stamhoofden verzwakt en eenige malen
geslagen, zich tegenover de legers van Mo-
hmrned II in het bezit van Albanië te. hand-
haven, zoodat hem by den vrede van 1461
dit gewest werd toegekend. Hy slaagde er in.
de verschillende stammen aldaar tot eenheid
ie brengen en verhief dit land tot een bol-
werk der Christenen tegen de Mohammedanen.
AlB aanvoerder van den door J?hw II verkon-
digden kruistocht, verbrak hy in 1464 den vrede,
vmloeg wederom twee legers van den Sultan
en eindeiyk den Snltan zei ven, doch overleed
Ce Alessio den 17den Januari 1466. De stryd
bleef nog 12 jaar aanhouden en eerst na den
val van Kroja en de verwoesting des lands
onderwierpen zich de Albaneezen weder aui
de Porte.
Skandinavlë of het Skandinatueke Sokier-
eilemd is omgeven door de Noordeiyke Uszee,
de Noordzee, de Oostzee en de Bothnische
Golf en draagt de koningryken Zweden en
Noorwegen, Zie onder deze namen.
Skaraborg of Mariestad, een Zweedsoh
Ittn, strekt zich uit over het vruchtbaar noor-
deiyk, tuflschen het Wener- en Wettermeer
gelegen gedeelte van Westgothland en telt op
155 Vs D 8^«^- myi 154000 inwoners (1884).
Dit gewest is in het noorden met bosch bedekt,
maar voor t overige eene wél bebonwde,
slechts hier en daar door heweliatfigewiBirtde
vlakte. De spoorwegen hebben er eeneleagte
van 486 Ked. myi.
Skarbek (Frederik Florian, graaf), een
verdiensteiyk Poolsch dichter en achryver,
geboren te Thom den 15den Februari 1792,
studeerde eerst te Warachan en toen te Parys,
waar hy zich vooral op de staatsireteaschap-
pen toelegde. Ka zyn terugkeer in Polen in
1812 wydde hy zich aan het beheer aOner
goederen zonder zyne wetenschappeiyke stn-
diën te laten varen. In 1818 werd hy hoog-
leeraar In de staathuishoudkunde aan de nni-
versiteit te Warschao en tevens aan de school
voor boBchcnltnur. Hy schreef: Staatawirt-
schaft (1820-1821, 4 dln)", gevolgd door
^Qrundrisz der Finanzwissenschaften (1824)*",
— „Grundzttge der Nationalwirtschaft*', —
en „Theorie des richesses sodalea (1829)'*.
Voorts maakte hy zich verdienateiyk door
verbetering der armenbedeellng en der gevan-
genissen in Polen, waarop hy in 1880 door
den Keizer naar Petersburg ontboden werd,
om een onderzoek in te stellen naar de hos-
pitalen aldaar. Hy ontving er eene benoeming
tot staatsraad, kamerheer en lid van het Voor-
loopig Bewind en keerde toen naar Polen terug.
Na het mislukken der Poolsche revolutie van
1881 werd hy lid der regeeringzcommissie
en der hoofdcommissie voor de instellingen
van weldadigheid. Onder zyn bestanr ont-
stonden uitstekende gevangenissen, rerbeter-
en werkhuizen, een instituut voor verwaar-
loosde kinderen enz. in Polen. In 1844 werd
hy voorzitter van laatstgenoemde conunissie,
en hy verwierf tevens als dichter, novellist
en romanschryver een goeden naain, terwyi
van zyne historische werken inzonderheid eene
yOeschiedenis van bet groothertogdom War-
schau (1860, 2 dln)'* vermelding verdient H0
overleed te Warschan den 25sten October 1866.
Skarga (Piotr Paweski), de vermaardste
kanselredenaar der Polen in de 16de eeuw,
door zyne tydgenooten ^de Poolsche Ckrveo-
eümtu'' genoemd, werd geboren in 1586 te
Qrodzieo in Masovië, studeerde te Krakan, werd
onderwyzer van Jan TBoigntkif trad daarna
in den geesteiyken stand en werd kanunnik
te Lemberg. In 1568 begafhy zich naar Bome,
werd er opgenomen in de Orde der Jezuïeten
en keerde in 1571 na«r zyn vaderland terug-
Hier spreidde hy al de kracht zyner welspre-
kendheid ten toon en bracht een groot aantal
Polen terug tot de B. Katholieke Kerk. HS
stond den bisschop Frotanewicz te Wilna ter
zyde en was vervolgens 25 jaar lang Hofjpre-
diker van Koning Siegmund III te Warschau.
Eindeiyk verliet hy het Hof, betrok een
klooster te Krakau en overleed in 1612. Wi
onderscheidde zich door grondige geleerdheid
innige overtuiging, vorige vade^landsli^de en
zuivere bedoeUngen, en zyne redevooringen op
den Byksdag maakten veelal een beelissenden
indruk. Zyne leerredenen en andere geachrifte&i
modellen van welsprekendheid, zyn meermalen
nitgegeven. Vermaard is bovenal zyn werk:
«Levensbeschryvingen van de Heiligen des
Ouden en NienwenTestaments voor alle dagen
des jaars'*.
Skarpanto, in het Turksch Kerpe, het
aloude Karpathoiy een Turksch eiland in de
SKABPANTO-45KOBTABL
561
Aeireesohe Zee tofBohen GandlA en Bbodasyki
48 Ned. m01 iMg en 11 Ned. mtfl breed en
■eer bergachtig, maar ia het binnenland TToeht-
baar en goed bebonwd. Er i||n endenebeidene
kleine bayena, vele oudheden en 5000 inwo-
ners, die meestal naar elders trekken ato
timmerlieden, metselaars, soheepstimmerkneoh-
ten ena.
Skattan is de naam van een hombrespel,
dat inionderheid in Doitsohland met 32 kaar-
ten gespeeld wordt. Dit geschiedt door 8 per-
sonen, die elk 10 kaarten ontvangen, terwUl
de orerige twee atemderigk gel^ worden
en den naam van $kai (ócwt) dragen.
Skest (Walter William), een Engelsch taai-
kenner, geboren te Londen den 21 November
1885, is hoogleeraar in het Angelsakstech te
Cambridge. HU leverde : The songs and bai-
lads of Uhlaad (1864)*\ — „Oerman poetry'*,
— „A tale of LadlowCastle(1856)",>-„Lan-
eelot of the Laik(1865r, — „PaiaUelextracts
from 29 Mannserips of Fiers the Plowman
(1866)", — „Partenay (1866)", — „Piers the
Plowman (1867—1884. 5 dln)", — „Plers the
Plowman*8 (?rede (1867)", — „Bomanee of
Joseph of Armathie (1871)", — „Aelfirie*s Lives
of saints (1881—1882)", — „WUliam of Pa-
leme (1867)", — „Havelok the Dane(1868)",
— „Barbonr's Bmce (1870— 1877)", — „Chau-
cer*8 Treatise on the Astrolabe (1872)", —
yBomanee of Alezander and Dindimns (1878)",
— „Specimens of earlyEnglish (met Jfbrrit)",
— „Specimens of English literatore, (1874—
1879)", — en „EtTmological DioHonaryofthe
English langnage (1879—1886)". Ook stichtte
ht) met FwndvaU de Early English Tezt
Society en de English Dialect Society.
Skelet, sic QmumU.
Skink (Scinens Lawr.) is de naam van een
geslacht van Rrmpendé ditrêm (Beptilia) nit de
orde der HagMtêm (Sanria) en nit deikmilie
der Kmiim^tm (BreviUngnia). Het omvat
hagedissen met een kegelvormigen kop, een van
onder plat lichaam, 4 pooten, waarvan de
voorste graaf)[K>oten sSn, 6 afgeplatte teenen
met geaMgde soomen en met gehemeltetanden.
De gmotmê tkimk (S. oiBcinalis Lamr.) is geel-
bmin met donkere dwarsiMuiden, 15 Ned. doim
lang en leeft in rotsspleten in het noorden
van Afrika , wellicht ook in Syrië. De Meeihimk
(S. marinns) werd te voren m^t yver gevan-
gen, gedroogd en naar de apotheek gelnracht,
doch thans alleen door btfgeloovigen aan-
gewend.
Skobel0W.(Miehafil Dimitrijewitqj), een
Bossiseh generaal, veroverde, na het overwin-
nen van vele moetlUkheden en van het hard-
nekkig venet der Tekke-Toerkmenen, door
een bloedigen strtfd hnnne vesting Gteoktepe
op den 12den Jaaoari 1881 en daardoor was
de onderwerping van dien stam voltooid, filsa-
hdeto behidd het opperbevel in het veroverd
gewest en regelde de verkonding der inwoners
lot de Bnssische Begeering. T^pen het einde
yav 1881 keerde hQ naar Bnsbind temg, werd
tot goavemenr van Ifinsk benoemd en baarde
groot opalen door eene redevoering, door hem
op den 12 Januari 1882 ter gelegenheid van
het gedaohtenisfeast der inneming van Qeok-
tepe te Petersborg ■itgosprokea, — eeneiede-
Toering, welke tintelde van haat jegens de
Doitsehers^ Na eenige nitvallen op Frêimrik
dê QrooU en op «01» Bitmamkf die in de po-
litiek het vnistreeht ingevoerd en macht boven
recht gesteld hadden, wees hü opdeverplieh-
tlBg van Bnsland om de Slawen tot eenheid
te brengen en op den pünlVken indmk, dien
htf verkregen had van de onderdrukking der
Slawische broeders in Dalmatië door de Duit-
sohe wapenen. Daarmede echter was lyne
Sdelheid nog geenssins bevredigd. Op eene
reis naar Fraakr||k onderhandelde hU met
Ckmhetta en tot eene deputatie van Ser-
vische studenten hield ht eene aanspraak,
waarin hQ gewaagde van geciviliseerde onder-
drukkers aan de Donau, die spoedig gestraft
moesten worden, en van een onveratJIdelOken
strOd tusschen de Slawen en Tontonen. Voorts
befadgde hQ, dat alleen heil te verwachten
was van eene vereeniging der Slawen met
Frankrgk. Maar aeUh in FrankrQk vondsgne
snorkende taal geen bQval; iQ werd alleen
toegejuicht door de Panslavlstische pers te
Moskou. Keiaer Alêmmdêt aag zich genood-
saakt , hem terug te roepen. Skóbdew overleed
te Moskou den 7den Juli 1882 in den onder-
dom van 88 Jaren, en het Bussische volk be-
treurde bO zyn dood het verlies van een be-
kwaam krQgsman en van een vurig voorstan-
der der Panslavlstische partQ.
Skoda (Joseph). een uitstekend genees-
kundige, geboren oen lOden December 1805
te Pilsen in Bohemen , studeerde te Weenen
en werd in 1881 arts van een chóleradistrict
in Bohemen en in 1885 tweede geneesheer
aan het algemeen siekenhnis te Weenen,
waar htf onder EokUamghff en KdUHêohk» de
pathologisehe anatomie bestudeerde endeaus-
cultatie en percussie toepasfee. Sedert 1885
bestuurde h|| de practische oefeningen aan
het dekbed, werd in 1840 benoemd tot ge-
neesheer in de toen gestichte saai voor borst-
10ders, in het volgende Jaar tot eerste genees-
heer en in 1884 tot hoogleeraar in de kliniek
te Weenen. Geroot opalen baarde zUne «Ab-
handlnng ttber Auskultatton nnd Perkusslon
(1882; 5de druk, 1864)" en hü heeft zoowel
daardoor als door zUn voortreüéiyk onderwQs
groote diensten bewezen aan het geneeskun-
dig ondenoek. HQ overleed den 18den Juni
1881.
SkoetwrL Onder dien naam vermelden wf) :
8ko0ian, in het Slawisch Skadar^ 8knd/fy
in het Turksch Jbfkodra, Shodra^ eene ves-
ting en tevens hoofdstad van een Turksch
césleet , hetwelk aich uitstrekt over het noor-
deigk gedeelte van Albanifi. Zg ligt In eene
vlakte ten zuiden van liet evenzoo genoemd
Meer en aan de BoJana , 25 Ned. mQl van de
AdrIatische Zee, is de zetel van een gouver-
neur-generaal en van een Orieksohen bissohop,
de st^lplaats voor den handel van Albanlé
en Bosnifi , bezit geweerfiibrieken , wolweve-
rtten, scheepvaart, een levendig vertier en
10000 inwoners, van welken ^ijde den Moham-
medaanschen godsdienst belQden, en is het
aloude Skodra, de hoofdstad van den Hlyrisohen
stam der Labeaten.
Skoetari of Oeëêhmder^ eene stad in het
Turksche ^aleet Stamboel. Z| ligt aan de
Bospoms tegenover Oonstantinopel en wordt
als de voorstad van laatstgenoemde beschouwd.
Zg is de zetel van een molla en de stapel-
plaats der uit Azi6 aangevoerde, Toor Gou-
5M
SK0ETABI--«LAAP.
■tantinopel bestemde koopwareB. Men heeft
er een iMieis nui den Soltaa , 8 moikeeSii ,
bMan etL magasOBen , eene groete kasenie ,
iQde- en kaloenweveiilen , een drok Tertler
ea 60- tot 70000 inwonen, meeat Tarken.Z0
is ▼oor eenigen tyd door een spoorweg met
Ismid verbonden. Merkwaardig is er ketgroote
eyptessenboseh in het midden der stad, alwaar
yan onds vrome Torken nit Oonstantinopel
eene begsaa^laats lüesen , om in Aiië als
hnn eigenlijk yaderland te msten.
Skrsyneoki (Jan Bonen), een Poolsoh
g»Mraal , geboren in Galicifi den 18den Fe-
broaii 1786, studeerde te Lonberg hoofdn-
keltfk in de wiskunde, trad in 1806 in dienst
bS het Poolsche leger, ondersoheAdde aieh
meermalen in de Teldtochten van 1812 — 1814
•B ontYing na s|b temgkeer in Polen als
kolonel het kommando over een reghnent in-
tenterie. Bg het oitbarsten der reyolntie van
29 November 1880 stelde hg lich ter beschik-
kiag van den Grootvorst en volgde hem aaa
het hoofd van sgn regiment, maar keerde den
aden December naar Warscliam terug, om aioh
aan de iQde der opstandelingen te scharen*
De opperbevelhebber JKaddipiZ/ benoemde kern
tot brigade-generaal, en hg voerde bg den
slag van Grocbow (26 Febmari 1881) met
uitstekend beleid het bevel over eene divisie.
Na het aftreden van BadamUl lag hg lich
tot opperbevelhebber b^oemd ; nu wgdde hg
Bioh met gver aan eene nieuwe legworgani*
satie, maar vertraagde de krggsbeweglBgeB
tot het einde van Maart in de hoop op eene
tossehenkomst der buitenlandsohe Mogendhe-
den. Wél bracht hg daarop eene nederlaag toe
aan generaal ChUmar bg Wawre en aaa het
hoofdkorps van generaal Soiem bg Dembe,
maar versuimde voordeel te trekken van sgae
overwinningen. Eerst toen de Bussen hunne
strgdkrachten aochten te vereenigen, waagde hg
den 8sten April een aanval op SUeeeenopde
korpsen van JSmm en FMm II bg Iganië,
■mar verviel vervolgens op nieuw tot werke-
kNtsheid. De ongelukkige afloop van den slag
bg Ostiolenka (26 Mei), waaraan hg niet
weinig >ehuld had door ign ontgdigen af-
tocht, noodaaakte hem, naar Warschau terug
te koeren. Hier socht hg het bestuur te her-
vormen, ten einde den invloed der patriottische
cAnbs te venwakkmi, maar versuimde daar-
door de gunstige gelegenheid tot een aanval
op de vganden, die na den dood van Ditbiiêf
door de cholera waren verswakt. De Bgkadag
Bond dientengevolge eene commissie van on-
denoek naar het leger vóór BomUow, waarop
8knifnêeH het opperbevel nederlegde. Na dien
tgd diende hg onder het bevel van generaal
JBoiydki en overschreed met deaen de grenaen.
▼an den vrgstaat Krakau, om lich vervolgens
naar Galici6 te begeven. Later woonde hg te
Praag en vertrok in 1889 naar België, waar
h0 Bioh met het opperbevel over het leger
belastte, maar op vertoogen van Busland,
Oostenrgk en Pruisen als divisie-generaal op
wachtgeld werd gesteld. Hg overleed te Krakas
den 12den Januari 1860.
Sky e ia het grootste eiland van de middenste
groep der Hebriden.Hetis door den Sleatsound
en den Innersound van het vaste land geschei-
den en telt op bgna 26 Q geogr. mgi bgna
20000 inwoners. De kusten agn er steil en rots-
achtig en vooral in het «uiden en weslenvaa
talr|ke baaien voonrien. Het MmieBlaBd is
berfaehtig; do OuIHob mils verrgasB er ter
hoogte van 966 Ned. el, en men heeft ervele
kleine meren, moerassen en bevnlüge daleo.
Het kUamat is er in het algemeen sacht, maar
Beer vetanderigk. Tot devoomanaMlebroBBeB
van bestaan behooren er de veeteelt, sodabe>
reiding en visadierg. Men heeft er overbigMen
van oude burchten, basaltauilen ens. De hooM-
plaats is Portree met nog geen 1 000 ittwonen.
Skyros, aie Seyrm.
Skythen, sie 8eMê».
SImp (somnus) is die physiologische toe*
stand, waarin de uitingen van het bewwtaOs
op den achtergrond treden of geheel verdwg-
nen. De eerste oonaak van dit v^MBChgnnl
is vermoedeigk deze, dat in den slaap eene
geriBgere hoeveelheid bloed naar de herseBen
stroomt dan gedurende het waken. Gedurende
den slaap schorten de uitwendige BintuigeB
hunne werksaamkeden op, de vrillekeurige
bewegingen ontbreken en de atofwisselfaig
vermindert aanmerkcdgk. Een éiepe slaap il
rustig en duurt doorgaans lang, — een IkM
slaap is tevens onrustig. De alaap is in het
beglB het diepst en hetverkwikkendst;dasris
komen de lichaaauverrichtingenBOOveelmogs-
igk tot rost In de eerste levensweken wordt
het geaonde kind alleen wakker om voedsel
te nemen; na bos maanden bigft het resdi
eenige uren wakker, maar zelili na verloop
van een Jaar is het langer in een iriapendea
dan in een wakenden toestand, terwgi het ii
het derde en vierde levensjaar aiek nog dik-
wgis bg dag aan den slaap overgeeft. Hflt
5- of 6^Jarig kind slaapt 9 of 10, de volws»-
feene ongeveer 7 uren, en de ouden van dagea
gewoonU^k veel korter. De diepte van den sissp
neemt aanvankeigk snel, dMma wat lao^
aamer toe en bereikt aa verloop van ongeveff
öen uur haar toppunt, om daarna eent
snel en vervolgens langsamerliané te vemis-
deren. Ia de laatste uren is de slaap seer
lieht Bg het inslapen bigft het gehoor het
langst werkaaam van alle BintnigMl.H^oo^
waken is het moeieigkst bg den aanvaagm
den slaap en gaat alsdan, wanneer het wed«^
inslapen verhinderd wordt, veelal vergeseit
van dofheid in het hoofd, nmtheld, knoiriff'
beid ena. Wordt echter de slaap slechts evea
gestoord, dan is hg na het weder insUpe>
dtoper dan te voren. Naeenbehoorigkeniiasf
is de ontwakende volkomen versterkt Hetj»
voel van honger is, in weerwil van delangdiB^
onthouding van voedsel, niet bgaonder levei^
de sintuigen agn geseherpt en de opmariE-
aaamheld is toegenomen. Deae versebgaseua
echter vertoonen sioh niet na eenovermsttg
langen slaap. Heeft men eenigen tgd geslapei}
dan worden de sintuigen gevoeliger en haa
invloed op het lichaam Is grooter, despi^fM
aga minder rustig en het geheel nadert motf
tot den toestand van waken. Zoo ontstaatees
toestand van halven slaap of van sloimeiMf
waarin de gemeenschap met de buitenwereM
allengs hersteld wordt en het ontwaken Df
de geringste stoornis plaats heeft Btf^
menschen is, wat regelmaügbeld en diep»
aangaat, de slaap het meest ontwikkeld.^
ren, die staande slapen, verkeeren ^"^^^^^
reeds in een toestand, welke aaa dien v^
SLAAP— SLAAPZISKTE.
Mi
wakett grentt en hebben, evenals vele vogels,
een lioliten slaay. B|f de btf^re klaasen der ge-
wervelde dieren vindt men geene regeUDstige
afwineUng van slapen en waken. In den
winterslaap van sommige aoogdieren, kno-
pende dieren en visschen vindt men al het
eigeuardige van een diepen slaap, waar-
m de Uchaamsverriohtingen nagenoeg ge-
heel s0n opgeheven. De slaap wordt bevor-
derd door vermoeienis van het liehaam of
van den geest, door vermindering van de
prikk^ der sintnigen of door e^ne eentonige
aandoening van dese, voorts door konde,
door een kraehtigen maalttfd en door iMt ge-
bndk van alkol^lische draaken en van som-
mige vergiften (narcotica). Tot de middelen,
die den stoap verstoren, behooren prikkels der
zintn^^, aooals het gelnid, een sterk lieht
en eene prikkeling der hnidiennwen. Eene
sterke vermindering of een geheel ophouden
van gewone prikkels knnnen den mensehins-
gelüks doen ontwaken. De molenaar bQv. ont-
waakt, wanneer hü bfj het stilstaan van den
molen het gewone gedmisoh niet meer hoort
De snelheid van de pols van volwassenen
vermindert in den slaap van 3 tot 18 slagen
in elke minnnt De ademhaling islcalmer en
minder diep dan b|i den wakende. De nrine-
aftoheiding is tot op de helft verminderd, maar
het voeht is veel meer geconcentreerd. De
algemeene stofwisseling is gedurende den slaap
vMl geringer, hierdoor daalt de temperatuur,
loodat men meer beschutting noodig heeft
tegen afkoeling des lichaams. De^tenqwrataar
daalt gedurende den slaap ^j^ée tot 1°C. beneden
dien van den wakenden toestand. Van dmi
toestand der spieren komt een donker besef
tot bot gewaarwordingsvermogen ; vandaar
dat de slapende b)) eene ongemakkelijke hou-
ding lich verlegt De gevoeUgheid der lin-
tai^ is seer gering, doch de gemeenschi^
met de buitenwereld niet geheel en al ver-
broken. Het ontbrekend bewusti0n verhindert
voorts eene juiste opvatting van de prikk^
der aintaigen, aoodat de indrukken, in den
slaap ontvangen, zeer gebrekkig i||n en slechts
in het algemeen den loop der droomen bepalen.
De psyehische verrichtingen openbaren lich
gedurende den slaap inaonderheid in den vorm
van droomen. Het bewusli^n is daarbU um^
onbelemmerd werkiaam, trarwül de herinnering
van liet gedroomde doorgaans b0 het ontwaken
geheel verdwenen <^ slechts leer onvolko-
men bewaard gebleven is; aie voorts onder
i>roo«Mii.
Niet alleen by de dieren, ook btf de planten
wordt de slaap vraargenomen. ^ openbaart
aioh bQ dese in een neerhangen en gevouwen
lyn der bladeren en in het sich sluiten der
Moemen gedurende den nacht Die versel^n-
selen staan vooraeker in verband met den
verminderden prikkel van het lieht; men ont-
vraart ie voorsl btf samengestelde bladerm,
btfv. hu die van de klaver en van den acacia-
boom. Volgens Früêoh haagt de slaap der
bloemen geensains alleen van den Uchtprikkel
9ij maar ook van de vochtigheid der hwht,
van den barometerstand en van de tempera-
tuur der lucht Was het licht hierb)f de eenige
oomak, dan souden alle Uoemen aich des
ochtends openen, om des avonds weder dieht
te gaan. De ondervinding leert eehter, dat er
bloemen lUn, die eerst op den middag of des
namiddags of aelib tegen den avond sich openen
en tot hwt in den nacht open blflven. ZelAl
weten wQ dat de Koningfai van den nacht
(Cactus grandifloms Z.) alleen gedurende
eenige naehtelfke uren hare geurige bloem«
kroon opent Op die verschgns^ heeft men
de samenstelling gebouwd van een bloemen-
horloge, door 24 planten naast elkander te
phwtsen, die op de 24 verschillende uren van
het etmaal lioh openen.
Men geeft den naam van ilapêm (tempora)
tevens aan de beide ^den van het hoofd,
boven de wangen en de kauwspieren gelegen
Zg sHn gedeelteltfk behaard, gedeettelUk on-
behaard, en de hersenkas is op die plaatMO
het dunst
Slaapbol of maamkop^ sie onder Papanêt.
Slaapdrank (Een), dienende om aan een
igder een gerusten sfautp te beiorgen, is een
of ander narcotisch (slaapwekkend) ^niddel,
veelal opium in vloeibaren toestand. Zalkéen
middel werkt b^ gedurige herhaling »er aa-
deeUg voor de geaondlield en wordt begroete
giften doodeigk. In den jongsten tgd heeft
men daartoe vooral ehloralhydraat gebecigd,
dat minder schadelfk is, asuMir toch wel dege-
Ifk misbruikt kan worden.
Slaapwandelen "(Het) komt dikwt)ia
voor bg aenuwaohtige gestellen, die stoh
onder den invloed bevinden van hevige ge*
moedsaandoeningen, alsmede bg kinderen*
81aiH;»wandehiais staan op aonder te ontwaken
en verrichten in de duisternis datgene, vrat
10 gewoon sgn by dag te doen. Hetsomnam^
bulismus is een dgenaardige toestand der
heksenen, waarbg alleen een van binnen naar
buiten werkend bewustsgn bestaat, terwgi
geene indrukken van buiten worden opgenomen*
Doorgaans begeven lich de slaapwandelaara
later weder te bed, sonder aich bQ het ont-
vraken iets van het voorgevallene te herin-
neren. Het somnambulismus kan klimmen tot
verrukking (extase), soodat de geest van den
slaapwandelaar ver boven den kring der
alledaagsehe denkbeelden sweeft Al sOne
woorden en daden verkrggen alsdan eene
fsntastlsche kleur. Naast dit ideo-somnambn-
Usmus, dat uit sich aelf ontstaat, bevindt sich
het magnetisdi somnambulismus, dat Icunst-
matig wordt opgewekt (sie onder Magnêl^
mm»). Men dient het slaapwandelen met de
grootste omaichtigheld, bgv. door saeht roepen
en vrakker maken, te bestrgden, vooral daar
men de extase als een eersten graad van
kranksinnigheid dient te beschouwen.
Slaapziekte (hypnosis, sopor) noemt men
eene aiekeigke gesteldheid, waarbQ het be-
WHStaUn en de gevoeligheid der lenuwen in
meerdere of mindere mateverdwffnen, — eene
gesteldheid, wdke sich vertoont In de ge-
daante van slaperigheid of slaap. ZQ onder-
scheidt lich van eene beroerte doordien ssen
by haar geene spierverlamming, flauwte of
schyndood opmerkt, terwyi de werknamheld
van het hart en van de longen onveranderd
biyft. Tot de verschillende soorten van slaap-
aiekte behooren: de elgenigke élaaptiM»
(eoma) die aicb vooral by sware, koortsige
siekten vertoont, soodat de lyder sich onop-
houdeiyk in een diepen slaap bevindt en vóór
het wyken van den aanval niet van aelf wakker
Wi
SL1AFZIEKTE-8L1KKBN.
wordt; — da slmmwaaJemêktê (eoma Tigil). «en
toestaiid van halren slaap, waarbO de Mider
antwoord goeft eo de oogen half opent, «mder
evenwel daidelQk te zien of tot Tolkomene
bewustheid te geraken; — de slaperiffkM
(somnolentia), bQ typhns vooral voorkomende,
— en de doodilaap (lethargia), een diepe,
aanhoudende slaap, by onden van dagen ge-
woonlük met den dood eindigend. De eigen-
mke idiopaüiekê êUu^mekiê (eataphora) om-
vat die raadselachtige, Mlden chronische ge-
vallen, waarin de 10der een natnnrlQken slaap
BohOnt te genieten, welke al of niet door
wakker worden afgewisseld wordt en weken
of maanden kan duren. EindelUk noemen wff
nog de bêdwdmiuff (nareosis), ontstaan door
eene veranderde bloedmenging ten gevolge
van ingenomen vergif (alkohol, oplnmens.),
door drukking of schndding veroonaakt en
vaak met ülhoofdigheid, krampen ena. ver-
bonden.
Slag en Slagveld, zie Vddtlag.
Slagader, sie Sari en Aderen.
Slagaderontateking (arteriltis) heeft
men tot nn toe slechts gedeeltelQk aan éene
of meer slagaders waargenomen. Zy is bg
het leven moeielOk te onderkennen. 20 ver-
oonaakt eene hevige ontstekingskoorts en
haar verloop is zeer snel.
Slagaderopening (arteriotomia) wordt
gewoonlük toegepast op de slsapslagaders en
hare takken, ook wel op de spaakbeenslag-
ader en op de palmslagaders der vingers,
wanneer men eene snelle en sterke bloed-
ontlasting bevorderen of eene spoedige on-
macht veroorzaken wil. Zg geschiedt meteen
bistoorie of met een lancet, en bg moeielOk-
heid, om het bloeden te stelpen, kan men de
slagader afbinden.
SlagaderverwJJding, zie Anmnfwma.
Slag^oedjea ztfn van koper- of messing-
blik geperste dopjes, bestemd tot het opnemen
van eene ontplofbare verbinding, die veelal
tot het doen ontbranden der lading van per^
enseiegeweren bestemd is. ZQ worden maehteaal
vervaardigd ten getale van 4- tot 800 in eene
minnnt Qemelde verbinding bevat in hooMiaak
knalkwik; daaraan is tot vermindering der
ontplofbaarheid meelpoeder enz. toegevoegd.
81aghoe4)e8 zün bO ons leger ingevoerd in
1841. Doch het thans voorgeschreven model
dagteekent van 1867.
Slakken oiBwkpooHgêwOodiBtmiOwiib&n-'
poda) is de naam eener orde van WetMiefm
(Mollnsca) met een min of meer dnidelijk af-
gescheiden kop, voorzien van zintuigen, 2 of
4 voelhorens en mondwerktnigen, met een
aan den buik geplaatsten, spieraehtigen voet,
meestal in den vorm van eene lange zool
<Platypoda) of eene loodrecht geplaatste vin
<Hetert^oda) of van voren 2 vleugelvormige
lobben (Pteropoda). De mantel vormt op
den mg eene min of meer mime verdubbeling
van de huid met een meestal verdikten of
gelobden rand en bedekt in den regel de adem-
haUngsholte. Het lichaam ontwikkelt zich
voorts enkelvoudig en regelmatig of met een
nitgestulpten zak voor de ingewanden. Door-
gaans wordt eene schaal (hoorn of shikkenhuis)
alisescheiden, ook aanvankelük btf die soorten,
welke later tot de naakte slakken behooren.
Die aÉMheiding geschiedt in den beginne door
de gehe^ huid, welke den iagewaadsank
OBUgeeft; maar de schaal wordt grooter door
den raad van den manteL ZQ is fii dea rsfd
eene vaste kalkschaal van dergeltlkeabouwsli
de parelmoerlaag der schelpen en met eese
mwe, nelih hari^ opperhuid bekleed. Soiit|di
is de schaal zacht, hoomaohtig, buigttsst,
kraakbeen- of geleiaelitig; in eenige gevaltoa
bedekt zQ alleen demantelholtemethetsdeB-
halingsorgaan of is zQ in de mantelhuid beslotsa.
Somtids ook wordt z^ reeds vroeg afgewoipas,
maar meestal heeft zy de gedaante van eea
ingewandenzak, zoodat het dier er ook dis
kop en den voet in terugtrekken kan. Stesdi
is de sehaal enkelvoudig (niet twee- of maer
kleppig), plat ofkomvormi^ofopversohilleade
wffzen sptoaalvormig gewondeo. De raad vu
den mond heeft eene binnenwaarts eabiitBB-
waarts gebogene Up, en de laatste is wsi
eens uUgesneden of tot het opnenaen vaa de
bnisvormige opening der ademhalingsholte (m
den sipho) tot een langwerpig kanaal nttge-
rekt. Vele slakken bezitten aan het aohtersiaAi
van den voet een bl0vend, hoora- of kalkaefctif ,
geringd of spfaraalvormig gewonden deksel,
bestemd om de openlag der schaal teslnttes.
Vele landslakken sohelden vdor den aaavuf
van den winterslaap een kalkaohtig dalnel
(winterdeksel) af , dat zO fai het volgend voo^a»
verlieaen. De schaal bedekt het dier gewooslflc
■eer ruim en staat daarmede in verband door
eene spier, welke boven op den voet ontqyrisgt
en bU de laatste winding aan de spil vanhet
huh^e is vastgeheoht Het zenuwstelsel der
slakken komt in vele opzichten overeen net
dat der schelpdieren. Oogen zUn er ten getale
van twee aanwezig; zyzOnzMestalopdentsp
geplaatst van stelen, die zich met de Toet-
horens vereenigen, en men kan ze in grootte
en maaksel met die der insecten en spinnes
vergeiykea. De gehoororganen zt|n, uitgesos-
derd by de Heteropoden, met den voet veriM»*
den en aldaar op een korten steel geplaste;
men meent, dat de Heteropoden endeloogee*
dragende landslakken (Pulmonata) ook het sis-
tuig vaa den reuk bezitten. Tot gevoelsorganes
dienen de voelhorens, de vaakeeltachtigeisa'
den der lippen, alsmede de gelobde aaahangeeii
vaa den kop, mantel en voet De voelhoreni, ge*
woonigk ten getale van twee aanwezig, 4a
enkelvoudige, voor samentrekking vatbsie
verlengsels der huid: zy kunnen by sonnige
lOngendragende slakken uitgestulpt wofdeaea
hebben eene aan den top zich verdikkeuM
zenuw, by de landslakken tevens het reu'
ofgaan vormend. Dat vaa het tynere gejoel
is gelegen in eigenaardige kleine oellea. Do
■londopening, door de randen der lippen y
noomd, grenst aan eene met v|Mte kauwweit-
tuigen gewapende mondholte uMt eea 8pie^
aehtigen wand, vanwaar een lange slokdai*
zich uitstrekt naar eene mwe, op een bUa^
darm geiykende maag. Het meestal lange, ^
eene zeer groote lever omhulde dannksaaH
opent zich in de nabyheid der adembslbtfa'
organen en ook wel aan de rugsgde. 1^
kauwwerktnigen van den mond bestsaa u»
éene of meer hooraaohtige kaken aan ^
bovencyde en uit eene spieraohtig^kraakbeeo^
tong, waarop zich plaaQes, tanden ea hakea
verbeiTen. De grootte, het aantal en de ge-
daante hiervan zyn zeer verschillend en wocooa
SLAKKEN.
665
alfl kenmerken b0 de verdeeling gebezigd.
Het htrt bevindt zich nabQ den rag van het
dier en beetaat nit éene kamior met de aorta
en een yoorhof. De uiteinden der slagaders
openen zich in eene holte, vanwaar het
bloed naar de ademhalingsorganen en naar
den voorhof wordt gebracht. tSoct het water-
Tatenstelsei van den voet en den eigenaardigem
bonw der nieren komt er water in gemelde
holte. Slechts weinig slakken halen adem door
de geheele haid| verreweg de meeste door
kieawen, vele door longen en enkele door
kienwen en longen beide. De kienwen z||n
meestal bUdvormige of vertakte en vedervor-
mige aanhangsels der hnid, die zelden vrg
op den rag, gewoonigk tusschen den mantel
en den voet gelegen en door de verdubbeling
van den mantel bedekt zUn. BQ hen, die in
de locht ademhalen, dient de mantelraimte
desgeigks tot ademhalingsholte, maar omslnit
tevens een netwerk van bloedvaten. De kieuw-
en longenholten hebben door eene spleet in
den mantelrand en door eene ronde, ^nitbare
opening gemeenschap met de vrQe lucht Dik-
wQls loopt de mantelrand der kienwholte nit
in eene lange ademhalingsbnis, welke op den
dpho der schelpdieren gelfkt De slakken
zUn gedeeltelQk twee- en gedeeltelUk éen-
slachtig, en btjna alle leggen eieren. De jonge
slak vertoont óf reeds aanstonds den vorm van
het moederdier öf ontwikkelt zich door ge-
daantewisseling. In dit geval bezit de larve,
pas aan het ei ontkropen, twee groote, op
de phiats van den onontwikkelden voet tot
hewegingsorganen dienende trilhaareellen en
«ene kleine, platte schaal met eerste windingen,
welke echter spoedig afgeworpen en door eene
bUJvende vervangen wordt. Zelden zUn in latere
tydperken de larven wormvormig en van tril-
baarkransen voorzien. De meeste slakken leven
in het water, inzonderheid in zee; uitsluitend
in deze laatste bevinden zich de Pteropoden,
Heteropoden en Ophistobranchia, van welke
laatste slechtii enkele soorten in brak water
voorkomen. Tot de soorten, welke men in
zoet water aantreft, behooren enkele Proso-
branchia, terwyi van de Pnlmonat^i, die
het water bewonen, slechts weinige soorten
in zee leven. De groep der Neurobranchia
(onder de Prosobranchia) leeft op het hmd.
Tot de vleeschetende soorten behooren de
Pteropoden, Heteropoden en de meeste buis*
mondvormige Prosobranchia. Daarentegen
zijn de overige gedeeitelQk of uitsluitend
plantenetende dieren. Men vindt reeds slakken
in de oudste beaonkene lagen. In de Silurische
vormingen heeft men Prosobranchia, Pteropoden
(Tentaculitee) en Heteropoden (Bellerophon).
Van de Pteropoden strekt Theca zich uit tot
in het dyas. Prosobranchia (Macrocheilus,
Murohisonia) treft men ook aan in de Devo-
nische vorming, en Ophistotnranohia in het
trias en lias. Het laatst vertoonen zich de
longendragende slakken ; hoewel er eenige
weinige voorkomen in trias en krgt, vindt men
haar eerst sterk ontwikkeld in de tertiaire
vormingen (Lymnaeus, Planorbis), terwtfl
aldaar ook andere vormen goed vertegenwoor-
digd z|jn (Cerithinm enz.). Men kent meer
dan 22000 soorten van slakken, van welke
raim 16000 leven en 7000 uitgestorven zQn.
De talrgkste afdeelinf is die der Prosobran-
chia (14000), terwgi ook die der Pulmonaten
vele soorten telt (6 600). Men verdeelt de orde
der slakken in 8 ftimiliën, nameiyk die der «mh
wMÜ^m (Pteropoda Okv.), over het algemeen
kleine, langwwpige of met het achterste ge-
deelte spiraalvormig opgerolde dieren, met
een niet scherp afgescheiden kop, met 2
vinnen beneden den mond, door middel van
welke zQ zich in zee snel kunnen bewegen.
Het lichaam blQft naakt of scheidt eene
hoora-, gelei-, kraakbeen- of kalkachtige schaal
af. De mond is somttfds door armvormige,
met zuignapjes gewapende aanhangsels om-
geven. De ademhaling geschiedt door de huid
(Clio), door uitwendige of door inwendige
kienwen. De oogen ontbreken gewoonlVk,en
zO gaan doorgaans des nachts op roof uit
Alle Pteropoden zfju tweeslachtig, en zj) leggen
hunne eieren in lange, ronde, vrQ in zee
dobberende snoeren. De rondzwervende kiemen
ontvangen zeilvormige lobben en schalen en
erlangen als larven hare vr^heid. TerwQl de
lobben aftiemen, ontwikkelen zich de vinnen,
en de schaal wordt gewoonlQk afgeworpen.
Men vindt ze schier overal in volle zee, som-
tQds in verbazende menigte, zooals Limacina
aietica (htv, en Clio borealis Brtiff^ waarmede
de walvisschen zich voeden, in de UszeeSn.
Men verdeelt hen in Thecosomata (schaal-
dragenden) en Gymnosomata (naakten). Van
deze familie kent men 220 soorten, van
welke 130 fossiel voorkomen. — ISgekl^kê
Mlakhm (Gastropoda Oko., Platypoda Leuek,)^
weekdieren met een meestal duideiyk begrens-
den kop, 2, zelden 4, voelhorens en 2 oogen
op afeonderiüke stelen, zelden op den top
van het achterste paar voelhorens. De zeer
verschillend gevormde voet is meestal eene
platte BChQf en dient om te kruipen. De
meeste slakken van deze ftimilie halen adem
door kieuwen, slechts enkele door de huid,
sommige door longen en enkele door kleuwmi
en longen tegeiyk. De kienwen liggen vrQ op
het lichaam, maar gewoonlQk tusschen den
mantel en den voet in eene holte, welke door
eene opening of buis gemeenschap heeft met
de lucht De beide kieuwen, van welke alleen
de rechter kfeuw volkomen ontwikkeld is,
reiken met hare platen in de ademhalingsholte.
Itte kieuw bestaat uit platen, die in éene
of twee rtfen kamvormig achter elkander zffn
geplaatst (kamkieuwigen). Behoorlek ontwik-
kelde longen naast volkomene kieuwen vindt
men bQ slechts weinige geslachten. Inmiddels
bezigen ook de Jonge zoetwaterpulmonaten
hunne mantelraimte eerst als kieuwholte, en
vele kunnen in ontwikkelden toestand in de
lucht en in het waler ademen. Voorts let
men bQ de verdeeling op den bouw van de
kaak en van de tong. In het deksel der admn-
halingsholte vindt men algemeen eene klier,
welke soms groote hoeveelheden siym aftcheidt
Daarenboven vindt men bO vele soorten nog
andere klieren, zooals btj de pnrperslak. De
slakken van deze afdeeling i^n gedeelteltik
twee, gedeelteigk éenslachtig. De eerste
(Ophistobranchia en byna alle Pulmonaten)
onderscheiden ztób door een nauw verband
tusschen de beide soorten van voortplantings-
klieren en door onderscheidene littkomende
klieren en aanhangsels. Eene eiwitklier bgv.
omhult met hare afecheiding den kleinen dojee,
656
SLAKflLEN-SLANGEN.
m m de Undthliken Tormm kalkaflinhfthHngen
eene Taste eienolutaL Bg de Helidden (f^-
gurdflbtkken) vindt men een nk, waarin i
een pülyonnig itaaOe, de liefdepgi, ontstaat,
welke bO de bemiehthig te ToofBcl^ln treedt,
alsdan afbreekt en door oen ander verrangen
wordt De uitwendige yoor^lantingswerktoigen
liggen meestal aan de rechter sSde, in de nabQ*
heid van den kop, in eene holte. BQ de éen-
slaohtige soorten lOn die organen in het al-
gemeen eenvoudiger van bouw. B0 eenige
slakken doorloopen de ^eren in het moeder-
Uehaam eene aanmerkelQke ontwikkeling;
meestal worden Izg spoedig uit het lichaam
▼erwlKlerd, en wel ateonderltjk als kuit, in
gelei-aohtige klompen of snoeren of in hoom-
aohtige omkleedsels, die tot onregehnatige
massa's vereenigd iQn, of ook wel tot eene
regelmatige, aoodat in eene massa eiwit een
bepaald aantal dcjers aanweaig is. De kieuw-
slakken doorloopen bü hare ontwikkeling eene
gedaantewisseling en verlaten het «i als
larre met trilharen, terwQl de longenslak-
ken lioh rechtstreeks uit het ei ontwikkelen.
BVna alle slakken kruipen door middel Tan
haren voet, doch sommige (Strombus) springen,
terwQl anderen uitmuntend zwemmen. E^ige
ifeiiüge, looals de wormslakkea (Vermetus)
^n met hare schaal op andere dieren Tast-
geheeht en leven als parasieten. Men Terdeelt
èeie familie der slakken in de onderfiunilién
der OpkiitóbranekU (tweeslachtige kieuwshtk-
ken, wier kieuwaderen achter de hartkamer
in dMi Toorhof uitloopea), meestal nachtdieren,
aooals: de draadslak (Aeolis), de leehaas
(Aplysia), Doris, enz., — JPnuobraaiMm (van
aehalen Toeniene kieuwslakken, wier kieuwen
en TOorhof TÓor het hart gelegen zgn), èen-
slaehtige dieren. lOoals de zee-oor (Haliotis),
ée tolslak (Trochus), de wenteltr^ (Scalaria),
de <^iiilak (OlivaX <!« stekelslak (Murex)),de
pnrperslak (Purpura), de kegelslak (Conus), de
porseleinslak (C^ypraea), de vleugelslak (Strom-
bus), de moerasslak (Paludina), de wormslak
(Vermetus), enz., — LomgMklcm (Pulmonata,
kind- en waterslakken met eene long en een
daarachter gelegen hart), tweeslachtige
dieren, looals de moerasslak (Limnaeus), de
sehotebhik (Planorbis), de tuinslak (Limaz),
de huizes- of wffngaardshtk (Helix), de agaat-
slak (Achatina), enz. ËindelDk noemen wÓ als
derde onderftunilie die der JEi«{fW0^«» (Hete-
ropoda) met een dooniehtig, gelei achtig li-
chaam, eene snuitTormig Toonütstekenden kop,
groote, goed ontwikkelde Toelhorens en oogen
en eene goed gewapende, beweegbare tong.
Het Toorste en middenste gedeelte Tan dra
Toet is tot eene bladTorsnige vin, vaak met
eene zuignap Toorsien, Terrormd, terwtfl het
aehterste gedeelte een staartrormig Tcrlengsel
Tsn het lichaam schgnt te wezen. Zg zin naakt
of met eene spiraal- of hoedTormige schaal Toor-
zien, tweeslachtig, leggen eieren in snoeren
en ontwikketen zich met gedaantewisseling
(metamoiphose). Ztj leTon in zee, boTinden
er zich Taak in troepen, zwemmen langzaam
met naar boTon gekeerde buikvlakte door het
heen en weer bewegen Tan het lichaam en
Tan de Tin en lOTen Tan den roof.
ifiifcWfcAn noemt men die gedeelten Tan
het tiaererts, welke na het uitsmeiten in de
hoogovens zich Tan het ruwVzer aftcheiden.
De slakken waren als afral gendiMn 1(4
waardrioos. Later is men op de gedai^
gekomen om ze op nieuw te smelten en er
bouwsteraen enz. Tan te gieten. Maar Toonl
heeft flsen zieh beVTerd om ze door stoom faieeo
draadTormigen toestand te brengen en onder
den naam Tan dakkêmool tot het omhaUei
Tan stoomgeleiders, alzoo tot het betotten m
warmteTeriies, te gebruiken.
Slamat, zte QM.
Slaxigen (Ophidia i?»i0|^)l8denaameeDer
orde Tan Krwifmdê êUrm <Beptilia) met eei
zeer lang , rolrond , naar den staart allso^
dunner uitloopend lichaam, met een meestil
platten, broeden of driehoekigen kop, siet
langer onder- dan boTonkaak , terwf 1 de onder-
kaak in 2 helften gescheiden en debekslsoo
Toor eene aanmerkelüke TerwOding TZtbsir
is, — Toorts met Tordikkingen der lederfaoid,
die, met de hoomaehtige opperhuid bedekt, ito
dakpansgewUs geplaatste schubben of met de
randen aaneengiMlotensehildenTormai. Onder
den buik Tindt men meestal zeer breede,iiiisr
korte, aan den aehterrand eenigsrinsuitsprii-
gende schilden , aan wier binnenzgde s^
bundels zSn Tas^geheeht, zoodat de Biug
daarmede als met haken zQne beweging Itogs
een oneifen bodem ondersteunen kan. Zy nt-
wisselt elk Jaar eenige malen Tan opperhiid
(TcrTellra). Het geraamte Tan de slaag OBde^
sekeidt zich door het groot aantal wervelfi,dtt
wel eens 800 bedraagt, alsmede doordereedi
Termelde beweegbaarheid der kaak- en getie-
meltebeenderen. Al de wenrels Tan denroni»,
met uitzondering Tan den atlas, dragen ribbei,
welke echter niet door een borstbeen Tereedfd
zVn, maar met afgeronde uiteinden hi öe
spieren dieht onder den huid eindigen ea
bg de beweging Tan dienst zyn. Terwfll ^
sohoudergordel overal ontbreekt, vindt ven
bH sonunige slangen dicht b|| de anale opesiflg
eenige sporen van een bekken. In de ollde^
kaak ztet men twee rtfen naar achteren ge-
kromde tanden, in de bovenkaak met ket
gehemelte vier rOen. Behalve deze maai^
tanden vindt men in de bovenkaak van ioio-
mige soorten gegroefde of doorboorde giftvi*
den, wier basis in verband staat met de «»-
loozingsbnis eener gif kUer. Veelal besit de
bovenkaak aaa élke zOde sleehtaéenenkeleo,
grooten, doorboorden giftand. De gegroeto»
tanden zQu zelden talrgker en staan óf T00^
aan in de bovenkaak óf a<^ter eene rf ^^
haaktanden aan het achtereinde van de boves-
kaak. Terwgi de gegroefde tanden in^
regel onbeweegbaar zyn, richten de doerboorde
giftanden bQ het openen van den bek »ca
op, om in het vleesch der prooi door tednfl*
gen. Tevens vloeit het a^sêchelden vocht der
gifklier, dat door de slaapspieren er m^
perst wordt, met kracht in de wonde, konrt^
met het bloed in aanraking en veroorzsakt een
plotselVken dood. Het meerdere ofmindei»
gevaar van den slangenbeet is •^^'^^''^
van de soort en de grootte der slang, ▼'^
gesteldheid en de kracht van het ^f^/^^^
schepsel en van hetjaargettfdeenhetkl^^
Op warmbloedige dieren werkt het gif ^
sndler en heviger dan op kruipende diare»
en vissehen, — in de warme landen te»
krachtiger dan in de gematigde Inobtive^
en bO koude. De lange, sachte, duovUesir
SLANGEN-dLAYEMMEBR.
657
slokdarm loopt naar eene lanfwerpig ▼erwyde
maag. De linker long Is weinig ontwikkeld,
terwtfl de sterk ontwikkelde reckter long
aan haar ntteinde eene aaamerkeltlke holte
▼onnt voor de Inoht Het nltwMdig oor ont-
kreekt , en de oogen met eene meestal spleet-
Yormige pnpil, die door eene doocsiehtige hnid
kedekt ^n, missen de oogleden. De nens-
openingen liggen meestal aan het niteiade of
aan de lUden van den bek. De gailélvormig
gespleten, hoomaohtige tong dient tot tast-
orgaan en is in eene scheede verborgen,
tsrwQl zy ook bV gesloten bek door eene
opening van deien kan worden aitgestoken.
De slangen bewegen lich vooral door i||-
waartsohe krommingen of kronkelingen, door
de wervelkidom voortgebracht. ZQ voeden
lieh met levende dieren, die 10 gewoonl^k
in hare kronkelsvasthonden,metdegiftanden
doeden en daarna in hnn geheel inzwelgen ,
waarby 4 hare prooi met een overvloed van
speeksel glibberig maken. Het strottenhoofd
treedt dan tot onderhonding der ademhaling
tasschen de kaken te voorschyn , en het dier
ilaat de haaktanden gedurig verder in z^n
bnit, om deaen allengs voort te schuiven naar
de maag. Na dit verzwelgen is de slaag afjge-
mat en lusteloos , en de tyd eener langzame
q;»f|svertering neemt een aanvang. De slangen
leggen na de bevruchting doorgaans een klein
aantal groote eieren met eene ruwe. leder-
achtige schaal, waarin de ontwikkeling der
kiem reeds min ofmeer gevorderd is. Sommige
slangen (zoetwi^erBlangenen vergiftige soorten)
brengen levende Jongen ter wereld (etorleggend,
levendbarend). Slechts zelden zet zich de vrou-
weiyke slang tot broeden. De meeste, de
grootste en de fraaiste slangen, inzonderheid
de vergiftige soorten, vindt men in de keer-
kringslanden ; slechts weinige en daarby kleine
soorten treft men aan op den noordeiyken ge-
matigden gordel. Zy leven op het laad, vooral
in bosohryke bergstreken, waar sy zich onder
steenen, loof en mos verschuilen, en sommige
gaan dikwyis te water. Andere leven op beo-
men, in vlakke, zandige gewesten of in zee.
In koude streken kruipen zy weg gedurende
den winter en houden een winterslaap, — in
warme landen vervallen zy gedurende de
droogte van den zomer tot een staat van ver-
styving en beginnen eerst by den aanvang
van den regentyd weder te leven. Byna alle
scheiden uit eene klier, naby de anale
opening gephuttst, een kwaiykriekend vocht
af. Fossiele overbiyteelen van slangen ^
spaarzaam voorhanden; men vindt er eerst
in het oudere tertiaire tydperk. Men verdeelt
de slangen in drie lkmili6n, nameiyk: 1. die
der gifslangen (Venenosa), welke in het bezit
zyn van giftanden. Deze zyn gegroefd by dè
Brilslangen (Ni^a) en Zeeslangen (^drophis),
hol by de Adders (Yipera) en BatdÜang
(Crotalen); 2. die der niet vergiftige slangen
met de geslachten Boa, Python, Dvjophis en
Oohiber, waartoe onze ringslang (C. natriz) en
de gladde slaag (O. laevis) behooren. 8. De
üamilie der Angkwtomata, wier bek niet voer
verwyding vatbaar ki en die de inOost-Indi9
levende geslachten Uropdtis en Typhlops
omvat.
Slaxigendrager, zie OphimtHm.
Slaagenkruid of dmn^wkkopy zie EehiiÊm,
Slaapen (Bgidius), eeuNederlaadsch ge-
schied- en oudheidkundige, geboren te Hoens-
broeck in Limburg dèn 288ten Augustus 1820,
bezocht eene kostschool te Glons by Luik ,
was werkzaam als klerk op het bureel van
het kadaster eerst te Hasselt en toen te
Haastricht, werd in 1848 rentmeester der
freules de KmmUry op het kasteel Aldengoor
te Halen by Boermond, keerde In 1868 naar
4ne geboortephutts terug, werd er in 1867
burgemeester, behoorde in 1868 tot de stichters
van het Provinciaal Genootschap voor Oeschie-
denis en Oudheidkunde in Limburg , werd in
1878 lid van de Haatschappy van Nederland-
sohe Letterkunde te Leiden en overleed den
ISden October 1882. By uiterste wilsbeschik-
king vermaakte hy eene som van 10000 gul-
den tot stichting van eene studiebeurs en schonk
zyne verzameling van autographen en hand-
teekeningen aan het Byksarchief te Maastricht.
Van zyne geschriften noemen wy : „HetMarfc-
graafKshap Hoensbroeck, gevolgd door ge-
schiedkundige aanteekeningen over het voor-
maUg land van Valkenburg (1869)", -- „By-
dragen tot de geschiedenis van het tegenwoor-
dige hertogdom Limburg (1866 — 1878, 2 dln)",
— en onderscheidene oudheidkundige opstellen
in tydschriften , vooral in de : .Publication de
la Société d'Histoire et d* Archeologie dans Ie
duché de Limbourg".
Slapeloosheid (agrypnia, asomnia) is
een zenuwachtige toestand , welke by langen
duur , vooral by kinderen en Jonge lieden, als
een zeer onrustwekkend verschynsel mag
worden beschouwd. Zy is in het algemeen
verbonden met een onaangenaam gevoel, met
hoofdpyn , rillingen , angstige droomen en ge-
durig opschrikken, teiwyi zy afgematheid,
neerslachtigheid, prikkelbaarheid en gebrek aan
eetiust achterlaat. Biyft zy aanhouden , dan
veroorzaakt zy groote ellende en leidt dikwyis
tot zelftnoord. Zy ontstaat door een geprik-
keiden toestand der gevoelszenuwen, waartoe
hartstocht , overspanning of droefheid of ook
opstyi^ng van bloed, koorts, bedwelming,
overmatig gebruik van koffie, thee, rooktabak,
narcotische middelen of ookjeukende huid-
ziekten, hoest, hartklopping, asthma enz.
aanleiding geven. By de behandeling dezer
ziekte zy men er hoofdzakeiyk op bedacht ,
de oorzaak weg te nemen en den lyder kalmte
en verstrooiing te bezorgen. De slaapkamer
zy koel , de lucht zuiver en het bed niet al
te warm. Vaak is het van belang afleidende
middelen te gebruiken, zooals voetbaden,
mosterdpappen, lavementen enz. Voor zwakke
mi bejaarde lieden is zeer aan te bevelen een
glas goed bier of wyn voordat zy zich ter
ruste leggen , en voor Jongeren van Jaren, die
aan hartklopping lyden, het drinken van een
glas koud water of het waaschen van het
boveniyf met koud water. Tot het bestryden
der slapeloosheid bezigt men voorts slaap-
wekkende middelen , inzonderheid chloraL
Slatousty eene arrondlssementshoofSstad
m het Russische gouvernement Oefs, btt het
veremügingspunt van de Tesma en de Ai en
in het zuideiyk gedeelte van den Oeral , telt
byna 19000 inwoners (1888) en heeft een
groot aantal yzersmelteryen , waar omstreeks
1800 personen werk vinden.
SlaTMimeer (Het Groote) of GfÉtst Skutê
66»
SliAYENMEER-SLAYEENU.
Lakêf in bet noordwetteiyk gedeelte van
Noord- Amerika gelegen, heefteene opperrlakte
▼•n 660 Q geogr. mQl, neemt de Slavenrivier
op en ontlaat sioh door middel van de Hae-
kenzieriner in de NoordelOke Ussee. Het ii
gedurende een half Jaar met fja bedekt en op
den noordelQken oever met boeebrykebeuTele
omsoomd. — Het JTZmm Slavtnmêerj wat lui-
deiyker gelegen, is veel kleiner en heeft Toor
atfn waterafvoer gemeenacbap met de Atba-
paskarivier.
Slavenoorlogen werden door de Bo-
meinen in Italië tegen het einde van het
tSdperk der Republiek bfj herhaling gevoerd
tegen hunne talrüke slaven , die door eene
bude behandeling tot opstand waren aange-
spoord. De eerste barstte uit in 188 vóór Chr.
te Enna op Sicilië en breidde zich uit over
het geheele eiland. Onder het bevel van den
Syriër J^MNit, die sich Koning AnÜoekuê noemde,
en van den CUiciër KUon brachten de slaven
de nederlaag toe aan vier Bomeinsche prae-
tors (138—185) , voorts in de beide volgende
Jaren aan twee consuls, waarna ly, dpordien
voorspoed aangemoedigd, 200000 man onder
de wapens hadden. Eerst in 182 maakte de
eonsul P. MuiüHu een einde aan den strQd
door de verovering van Tanromenium en
Enna , waarop de gevangen genomen slaven
gedeeltelijk gekruisigd en gedeeltelijk van de
rotsen geworpen werden. Omstreeks tenielfden
tyd ontstonden te Bome, Mintumae, Sinuessa,
in Attica en op het eiland Delos slavenop-
standen, en ook de oorlog in Aaië tegen
AfiiiMoui (181—129) geleek op een slaven-
oproer, daar laatstgenoemde de slaven ten
s^de riep. — De tweede Slavenoorlog nam
in 108 wederom op Sicilië een aanvang, om-
dat de stadhouder uit inschikkelOkheid Jegens
de slavenhouders weigerde, eene verordening
van den Senaat ten uitvoer te leggen , vol-
gens welke aan eene zekere klasse van
slaven de vryheid, hun ten onrechte ont-
roofd, zou worden teruggegeven. Ook deze
oorlog erlangde onder aanvoering van de Ko-
ningen Thrypktm en Aihemtm een groeten om-
vang en werd eerst in het Jaar 100 na talrOke
nederlagen der Romeinen door den prooonsul
R, Bmpdiui tot een goed einde gebracht. —
De derde Slavenoorlog, gewoonlQk de gladi-
atorenoorlog geheeten , barstte uit in 75 vóór
Chr. in Italië en duurde tot 71. Zie onder
Spartaotu.
Slavemjy noemt men den toestand, waarin
een mensch, beroofd van zyne vryheid, als
eene «aak behandeld en als zoodanig als de
eigendom van een ander beschouwd wordt
In de Oude Wereld was de slavemQ, als steun-
pilaar van de maatschappelijke gesteldheid,
algemeen verspreid; men bediende zich name-
lijk tot het verrichten van huiselOke bezigheden
of tot het uitvoeren van bedrijf werkzaamheden
meestal van slaven , en dezen waren inzonder-
heid in overouden t|jd meestalkrUgsgevangenen.
In de dagen der Oudheid bestond de slaveratj
zoowel bO de Oostersohe volken als btj de
Grieken en Romeinen; b|j deze laatsten was
de slavemtl eene eigenaardige rechüdnstelling.
De slaaf (servus) bezat volgens het Romeinsch
recht, dat het ontstaan van slavernij ook voor
schulden toeliet, geene persoonlijkheid en dus
ook geene rechten. H|j was als zaak een voor-
werp van haad^; kinderen van alaveD waren
slaven wegens hunne afkomst, en de ^genaar
had de vrOe beschikking over het leven ea
den dood zQner slaven. Wat de slaaf verdiende,
behoorde aan z)|n meester. Eerst laagsamer-
hand ontwikk^de zich de bevoegdheid van
den slaaf^ om ook zelf eeaigen eigendom (peei-
linm) te verwerven, waardoor de mogelBkbeid
ontstond van zich vrQ te koopoi. Haar ook
de vrOgelatenen (libertlni) bleven met betrek-
king tot hunne vocmnalige meesters nogaltOd
in een toestand van afhankeltfkheld. Ook
waren de soorten van vrQlating (maaumisBio)
zeer verschillend. ZQ kon geschieden door
uitersten wil (per testamentnm) of door eene
plechtige rechtshandeling voor den magistrsat
(per vindietam) of ook daardoor, dat de eigenaar
itn slaaf als vr|| burger deed inschrgven (per
censam), — voorts door toezending van een
vrObrief (per epistolam) of eindelijk do<tf eene
eenvoudige verklaring Qnter amicos, permea-
saa, per convivnm). De b<^egening der slaveii,
die in groeten getale tot zeer verschillende
werkzaamheden werden gebruikt, gaf meer-
malen door hare willekeor en woestheid asn-
leiding 'tot een slavenoproer, Ja, aelft tot
slavenoorlogen, inzonderheid nadat liat tegea
het einde der Republiek gewoonte was ge-
worden, slaven tegen wilde dierea en ook
tegen ellumder in een strQd op leven en dooi
in het worstelperk te zenden. Vooral sagzieh
de Republiek bedreigd door het <^mer vaa
Spartaeus. Toen het Cliristendom allengs de
staatsgodsdienst werd in het Romeinsche RQky
had er lAeohts eene verzachting plaats der
slavemQ: z|j zelve trotseerde de vemietigiBi
van het Westersche RQk. Bg de Germaanselie
volken vormden de onvtijen, idt onderworpenea
en krijgsgevangenen ontstaan, een aikonde^
miien stand, en wie er toe behoorden, zsgea
zich in den loop der middeneeuwen in hoorigea
of lijfeigenen veranderd. -— Zachter van aard
was weleer de slavernij btj de bewoners vao
het Oostea; aldaar, bepaaldelijk in Egypte,
Arabië, Marocco, Persië en Turkge, is st
aelfiB voor de beBchaving van onzen ^d niet
geweken. Is er ook, bijv. in Tnrl4e, de
openlijke slavenhandel verboden, de slavenif
woekert er voort in het geheim en de harems
der aanzienlijken worden er niet alleen vaa
Negerslaven, maar ook vaa blanke vronwea
uit Circassië en Oeorgië voorzien. In Algiers,
Tunis, Tripoli en Marocco heeft de handel
met Christenslaven, verbonden - met zeeroof,
tot in de 19de eeuw geduurd; eerst in 1842
werd er de slavenhandel verboden en in 1846 de
slavemü opgeheven door den Bey vaa ToiiM.
In het binnenland van Afrika echter bestaat
nog altijd, in weerwil van het ernstig venw
van Engeland, een uitgebreide ^venhandel,
welke blijkbaar door het winstbejag vaazloii
Christenen noemende handelaren op deerg^
igkate wSze nog bij voortduring begunstigd
wordt De handel in Negerslaven is reeds in
overouden t|jd ontstaan. Vanouds waren sw^''
vende horden der Sahara gewoon, Negers te
roeven of hen van de hoofden in mU te ont-
vangen, om hen aan de bewoners van dea
oever der Middellandsche Zee te verkoopo^
Men meent, dat te Lissabon het eerst de
Portugees 6Fmm2« (1484) Negers in dea handel
heeft gebracht Dit vond in Spai^e navolgingi
SLAYEBNU.
559
en eerlang waren er onderteheidene markteui
die tot in de 16de eeaw in 8tand bleven.
Die atechnwelOke mentohenhandel nam vooral
sterk toe bU de ontdekking van Amerika.
Men legt, dat de priester Xm Coëot aan liet
Spaanach Bewind het voorstel gedaan heeft,
in de Nieuwe Wereld Negers in de sniker-
plantaadjes en in de mt|nen te doen werken,
omdat de Indianen daartoe niet sterk genoeg
waren. Xard V verleende in 1517 aan Ylaam-
sohe schepen h^ voorrecht (a8siënto)Jaarlt)k8
4000 Afrikaansehe slaven naar Amerika te
vervoeren, en deae assiëntohandel werd al-
lengs aan onderscheidene volken vergund.
Ook Engelschen en onder dezen de vermaarde
JVoneif Drakêy Nederlanders, Franschen, De-
nen en selft Noord- Amerikanen namen er deel
aan. De voortduring van dien verfoeieigken
Negerhandel werd krachtig bestreden door de
Kwakers, en sedert 1768 ondersteunde vooral
Wfüiam WUherforee die pogingen in het Parle-
ment, totdat in 1807 de ,»Abolition-act of
slavery" werd aangenomen, volgens welke
de Engelsche Negerhandel met 1 Januari 1808
moeste ophouden. De onderhandelingen der
Groote Mogendheden te Londen leidden in
1816 tot de opheffing van den slavenhandel
bQ de Franschen, nadat reeds vóór 1814, 1^
den Vrede van Weenen, Spanje en Portugal
aflrtand gedaan hadden van den slavenhandel
ten noorden van den Evenaar. Spanje liet hem
in 1817 tegen eene schadeloosstelling van
400000 pond sterling en Portugal in 1828
tegen eene van 800000 pond sterling geheel
en al varen. Ook Brasilië verbond sich daar-
toe op grond van overeenkomsten met Enge-
land van 1826 en 1830. Intusschen werd de
Negerhandel nog altt|d in t geheim voortge-
let, en de in vryheid* stelling der zwarte sla-
ven had in de Staten van Amerika slechts
langzaam en gedeeltelSk plaats en ging met
vele moeiltfkheden gepaard. Nadat nameiyk
in de eerste plaats de Britsche Begeering in
1880 al de slaven der Kroon in vrt|heid had
gesteld, volgde den 28sten Augustus 1833 de
volledige emancipatie der slaven in de Engel-
sche Koloniën, terv^Ql de planters werden
schadeloos gesteld met eene som van 20 mil-
lioen pond sterling, zoodat op eenmaal on-
geveer 689000 sUven, op Jamaïca alleen
822000, de vr0heid erlangden. Desgelüks werd
in 1848 in de Fransohe Koloniën, ten gevolge
der Bevolntie, de slavemt) afgeschaft, en
datzelfde gesc)iiedde allengs in de Noorde-
Itfke staten der Noord-Amerikaansche Unie.
In Nederland waren reeds in 1818 en 1824
wetten uitgevaardigd tot wering en uitroei-
ing van den slavenhandel, maar eerst in
1849 kwam er de wet tot stand, waarin be-
paald werd, dat met 1 Januari 1860 de sla-
vemt) in geheel Nederlandsch Indië zou af-
geschaft zyn, ja, dat van elders als slaven
aangevoerde personen in het volle genot der
vrQheid zouden treden, zoodra zy het grond-
gebied van Nederlandsch Indië hadden bereikt.
Aan de slavenhouders werd btj de wet van
7 Mei 1859 eene schadeloosstelling toegekend
van 50 tot 800 gulden voor eiken vrUverklaarde.
Bg de wet van 8 Augustus 1862 werd de
slavemt) opgeheven in de kolonie Suriname
. met den Iston Juli 1863. De vr0gemaakten
bleven echter nog 10 jaar onder het toezicht
I van den Staat, opdat zQ tot het familielevoi
zonden worden opgeleid. Yoor eiken slaaf
werd aan den eigenaar 300 gulden toegekend,
terwgi de Begeering premiën uitloofde voor
den aanvoer van vrt|e arbeiders. Door diezelfde
wet en op hetzelfde tQdstip werd de slavernQ
ook opgeheven op de eilanden Cura^ao, Boni^re,
Aruba, St Eustatius en Saba, alsmede op
het Nederiandsch gedeelte van St Martin.
Tot tegemoetkoming werd voor ieder vr|{ge-
laten slaaf op eerstgenoemde eilanden 200
gnlden en op St Martin 30 gulden toege-
staan. — In de Zuldeigke Staten der Noord-
Amerikaansche Unie nam de slavemü inmid-
dels meer en meer toe, zoodat men er in 1860
ongeveer 4 millioen Negerslaven telde. Pogin-
gen om er dien menscbonteerenden gruwel af
te schaifen bleven zonder gevolg, want men
beschouwde de slavemQ als onmisbaar voor de
katoen-, tabaks- en suikercultuur. Het Missouri-
Ck>mpromis van 1820, volgens hetwelk desla-
vemy in de gewesten boven 36^ N. B. voor
altoos verbannen zou ztJiK werd in 1854 ver-
nietigd door de Kansas Nebraska-act, die het
handhaven of afschaffen der slavemQ eene par-
ticuliere aangelegenheid van eiken Staat ver-
klaarde. De republikeinsche partQ kwam daar-
tegen in verzet, en de verkiezing van Lmooitm
in 1860 bezorgde haar de overwinning, maar
deed eerlang den Burgeroorlog uitbarsten. De
emancipatie-oorkonde, den Isten Januari 1863
uitgevaardigd, welke aan alle slaven en aan
hunne nakomelingen de vryheid schonk, was
een oorlogsmaatregel, maar werd door het
Congres op den 31sten Januari 1864 bekrach-
tigd, tot wet verheven en in de constitatie
opgenomen. Zj) kon in 1865, na de onderwer-
ping der Zuideiyke Staten, worden toegepast,
terwtjl de geheele vrüverklaring door doelma-
tige bepalingen geregeld vrerd. Daarop volgde
in 1871 de emancipatiewet in Brazilië, terwQ!
voorts ook op Cuba in weerwil van een hard-
nekkigen tegenstand de vryverklaring werd
doorgezet In het binnenland en ook aui de
kust van Afrika biyft de aféchuweiyke slaven-
handel nog bestaan, en de ongelukkige slaven
werden tot vóór korten tyd vandaar vooral
naar Egypte en Turkye vervoerd. Op hoe
vreeseiyke wyze de zoogenaamde slavei^acht
in Afrika de landen ontvolkt en de grootste
gruwelen na zich sleept, is in de laatste Jaren
door Cameiron^ lAmmgêt&ne en Statdmf duideiyk
aan het licht gebracht. lAtiMg»t(m9 heeft be-
rekend, dat er jaariyks althans 350000 men-
schen worden weggesleept, doch dat van dezen
slechts 70000 levend de plaats hunner bestem-
ming bereiken; Ja , hy heeft beweerd, dat langs
onderscheidene handelswegen van de 9 slechts
1 in het leven bleef. In een bericht van de
anti'Slavemyvereeniging te Londen werd het
aantal Negers, Jaarl|ks met geweld van hunne
vryheid beroofd, op een half millioen geschat
Ook nog in den laatsten tyd heeft zich de
Britsche Begeering met kracht tegen dat sohan-
deiyk bedryf verzet. Door hare bemoeiing
kwam in 1877 de afiBchafSng der slaveray op
Madagascar tot stand. Alsmede is in dat Jaar
een verdrag tusschen Engeland en Egypte
gesloten, waardoor de in en uitvoer van
Negerslaven in Egypte verboden en de ver-
minking van Jeugdige Negers met gestrenge
straffen bedreigd wordt Engelsche kruisen
MO
SLAVBSNU-SLAWEN.
4b daarbg beToegd ▼6rk]aftrd,alftT8Moh6peii
^ te braigen, die onder Egyirtieehe vlag
▼afen, terwm omgekeerd Egyptiêehe •ohepea
de TMTtaigeii mogen nemen , die tlaTen aan
boord liebbeo en de EngetoelM vlag httschen.
I^LarenboTen heeft de a^jeteeden Kbedive
aich toen TerpUchi, de ^Tem0 in Egypte
binnen 7 en in de grensproTinoiSn en den
Soedan binnen 12 Jaar af te aehaffen. Ook
het aanToeren yan koeli*i in Znid-Amerika en
An0tralië wordt door Engrtand tegengegaan,
omdat die aanvoer in TOle opsichten met den
slaTenliandel overeenkomt
Slawen (De) yormen naast de Germanen
en Bomanen eene hoofdafdeeling van den
Indo-Germaansehen of Ariachen stam im Enropa
en lyn hoofdiakel(ik in het oosten raa om
werelddeel gevestigd. B|| eene beschonwing der
Arische talen blOkt het, dat de Noord*Enro-
peesohe (Slawo-Dnitsohe) afdeeling van het
Indo-Qermaansche volk het eerst nit AM
westwaarts naar Enropa is getrokken. Deie
a(deeling splitste aich vervolgens weder in
eene SUwo-Lithanensche en eene Dnitsche,
en nit de eerste van deie ontstond de taal
der Lithanërs en die der eigenlUke Slawen,
welke laatste de moeder is der Slawische
talen in het algemeen. De Slawen namen
loen allengs eene landstreek in beait, welke
thans nog gedeeltelijk hnn naam draagt,
nameiyk de Enropeesche vlakte tnssehen de
Don en de Di^epr en ook aan de overzQde
van deae rivier, nch uitstrekkend naar het
eosteiyk gedeelte van de Baltische Zeo, naar
de zjf de van den middenloop van de Weiehsel
en anidwaarts vermoedeigk tot aan dePripet*
rivier. Vandaar breidden de Slawen aioh nit
naar het noorden en naar het anidweeten. Op
welken t0d sich de Slawen aldaar vestigden,
is niet nanwkenrig te bepalen. Volgens Woed
gesehiedde aolks nog niet in het bronaentOd-
perk, daar men tot nn toe tnssehen de Don en
de Weiehsel nog geene antieke bronaen voor-
werpen ontdekt heeft. Daarentegen vindt men
op het grondgebied dier Slawen wel Uaeren
gereedschappen, aoodat men van oorded is,
dat de Slawen het bronaen tQdperk niet ge-
kend hebben. In elk geval is de vestiging der
Slawen aldaar vóór den aanvang der 5de eenw
geschied. Op taalkundige gronden wordt voorts
terecht beweerd, dat de Slawen aldaar Umd-
bonweis en veefbkkers waren en niet langer
tot de rondawervende herders behoorden, fiet
den landbouw, die een geheel ander voor-
komen aan den bodem besorgde, neemt er
een nieuw en belangrt|k tydperk van ontwik-
keling een aanvang, doordien de waarde van
het grondbeait w^ erkend; trouwens een
groot aantal Slawische woorden geven er
getuigenis van, dat atf vaste woonplaatsen
beaten. De Slawen waren niet oorlogzuchtig
van aard en waakten dus slechts voor t be-
houd van hetgeen zQ verworven hadden,
waartoe ay houten omheiningen (grid) deden
verr0iea. Het hniseigk leven herinnerde er
aan den tQd der aartsvaderen. De bewoners
eener plaats vormden eene door bloedverwant-
schap verbonden afdeeihig (ob^tina, rod),
wier leden een gemeenschap^^lDken naam droe-
gen, gemeenschappelOke gtÏBderen bezaten en
onder het geaag van een gekozen Oudste
waren geplaatst Uit een aantal dier afdeelin-
gen ontstond een stam (pUeme), en aan het
hoofd van deaen bevondaieh een aaavosrdsr.
De stammen veieenigden zich wedar tot vol-
keren (narod). Daar de jOudsten steeds de
eersten van huns geleken waren, beaalea de
Slawen een denioerati8ebenregeerlngBvonB.Het
hnwd^fk werd b« hen heUig gebonden; ieder
man had slechts éene vrouw, en de vrouwos
waren geenszins buiten de wet geateld. Beeèi
voordat de SUwen zich in tattea verdeeUsa,
hadden zij van onds ovetgeieverde vachtsf0^
men (pravo, zakon); van erven waa e^ter
geene sprake, daar zulks in hun ftariliotefen
niet te pas kwam. Hun godadiOBSt wai,
evenals bQ de andere Arisehe votten, sen
natnurdienst De versehVaselen der natast,
vooral die des hemels, werden door de Slawen
beschouwd als bezielde weaeos, die weklades
uitstrooiden of rampen verooraaaktea De
eersten noemden ^ h^ en de laalatea ifm.
In de geschiedenis kcmien de Slawsa bet
eerst voor onder den naam van Serben (of
Sorben) en Veneten. Onder dezen naam wms
z0 tot in de Me eeuw gevestigd in de landen tot-
schen de Oostaee en de Zwarte Zee, tnttekes
de Carpathen en de Don, aan den bovealoop
van de Wolga tot aan Nowgorod en vandsir
tot aan de waterscheiding van de Wetduel
en de Oder. Ongeveer in den aanvang der
6de eenw komen de namen Anien voor Ood-
Slawen en Slommê» in gebruik. Deae msen
werden echter niet lang gebezigd voer het
geheele volk, daar men met die der Seiben
en Slowenen bepaalde stammen daarvan tei*
duidde. De naam van Veneten werd in die m
Wenden herschapen. De Slawen breidden ack
uit naar het aaiden en westen. In de 6de eeov
rukten zQ voortwaarts naar den benedeakey
van de Donau, naar Moesifi, l^raeifi en Vs-
eedonië. Ja, aeUi naar den Peloponnesoi. Bet
B«k der W<^Boelgaren, in 678 in MoedS
gesticht, werd door de Slawen IngenomeBi
terwtll deaen reeds veel vroeger vraren fooit-
getr«Uen tot aan de Elbe en de Ssale ei
aich in Bohemen en Moravié hadden gevV'
tigd. De voornaamste Slawische stam, die dtf
Caeehen, vereenigde in de 9de eeuw de»
aonderliJke stammen van dat gebied tot ée>
volk. Uit IMoravië begaven rioh de Slaw«i
naar de westeigke Carpathen en nasr ?»•
nonië, waar zü als Slowaken optradoi »
eoie taal bezigden, welke van die der OMelieo
en üoraviërs verschilde» Ten noorden v^de
Czechen, tnssehen de Saaie en 4BBober,veiflr
den zich de Sorbra (Wenden) aan belde afdes
van de Elbe. Zg bestonden uit 8 9P^^
ondenclieidene kleine stammen. De neordeW^
naburen der Sorben, de Lutizen (Wél0tei)t
tnssehen de Oder, de Elbe en de Oo^
wonend, waren in stammen verdeeld, ea d
het oostelijk gedeelte van Holslein en Me(^
burg woonden de Bodritzen of Obetrttoi^
de tweede helft der 6de eeuw, nahetvectreK
der Loagobarden (668), begonnen de Slawee
zich uit te breiden van de Donan over r»'
noniS, Norioum en Camié, aoodat s|) 1<^
zamerhand doordrongen op het gebied v>b
het hedendaagseh Opper-Oostenifk (Stierf
ked, Carinthi6, Kraïn en Tyrol). Ook is ^
V^d genoten slechts enkele Slawische volk«^
erae staatkundige seUbtaadigheid ; veie ttf
hen gingen gebogen onder het Juk der Aftf^'
SLAWEK.
561
totdat iSlMno, een Frank van geboorte, er in
8taiagde (628), hunne macht te ▼emiedgen en
een groot SlawenrOk te stichten met Bohemen
als middenpnnt; doch dat Buk. bestond slechts
84 Jaar. In de eerste helft der 7de eenw oyer-
sehreden de Croaten (Chorfoaten) nit hnane
achter de Carpathen gelegen landen, alsmede
de Serbea, zegevierend de Donan, verdreyen
de Avaren en vestigden lich in Pannonië,
DalmatlS en JMyri^. Met het einde der 7de
eenw waren de groote landverhuisingen der
Slawen naar het westen en zniden volbracht
In de 8ste en 9de eeuw vertoonen sich de
Slawen in de geschiedenis als aftonderlSke
▼olken, die door taal en staatsregeling sdbterp
van elkander geseheiden i||n, en at) beslaan
eene landstreek, die schi« aan éen stak slch
uitstrekt van de Zwarte en Aegeesche Zee tot
aan de Oostaee en het Umenmeer, alsmede
van de Ëlbe, de Saaie, het Bohemerwond,
de Inn, de Alpen en de Adriatische Zee tot
aan den bovenloop van de Don en den bene-
denloop van de Pnjepr. Het land aan beide
Eyden van de Weichsel tot aan de Oder werd
bewoond door den stam der Leehen of Polen.
Ten oosten van deaen waren in de Sarmat!-
•che Vli^Ete onderscheidene kleine Slawische
stammen gevestigd, die later sichvereenigden
onder den naam van Bossen.
Na dit oversioht van de onde geschiedenis
der Slawen zollen w0 de aandacht vestigen
op hnnne ontwikkeling. Volgens de Qrieksche
en Gomaansche schrijvers vormden de onde
Slawen een vredelievend en nffver volk, ge-
hecht aan onde zeden en gewoonten, met
hartstochtelUken (ver het land bebonwendea
tevens, zooals biyht uit hnnne taal, ook
eenigen handel dravend. Honne gastvryheid
wordt zeer geroemd en is ook heden ten dage
geenszins verdwenen. De zieken en behoef-
tigen werden behooriyk verpleegd en verzorgd,
en men verwijderde alleen de boosdoeners.
Veelwtlverg was geoorloofd, maar alleen de
aanzienleken maakten gebrnik vandatverlot
De grondslag van het borgerlljk en staatkun-
dig bestuur was democratisch; allen konden
deel nemen aan de zi^en van den Staat en
van de gemeente. AanvankelSk waren er geene
verschillende standen, en de erfelUke waar-
digheid van Vorst was er onbekend. Aan het
hoofd der^ftimUievereeniging (geslacht) bevond
zich de starosta (oudste) en deze was de
bestuurder van het gemeensehappelSk ver-
mogen van het geheele geslacht. Er bestonden
das geene erfeninen, omdat niemand een af-
zonderiVk vermogen bezat, en hierin vindt
men een kenmerkend onderscheid tusschen
de Slawen en de Giermanen en Bomanen.
Later ontstonden er het erfelijk vorstelijk
gezag, het lyfeigenschap en de slavemQ. De
woorden voor vorstelijke nutcht (knes, kral,
<:Jesar) en voor adel (szlachta of geslacht) zijn
van vreemden oorsprong. Ook thans nog
vindt men bij de Zuid-Slawen de voormalige
vereeniging van eene zelfde familie (zadmga).
Die versnippering der Slawen was oorzaak,
dat zij in de geschiedenis geene dergelijke
plaats konden innemen als de Qermanen en
Bomanen. Met betrekking tot hunne ontwik-
keling is het opmerkelQk, dat de Slawen
worden voorgesteld als hartstochtelijke bemin-
naars van gezang, geiyk ook thans nog be-
xin.
valUge en gevoelige liederen bQ hen in zwang
zijn. Zg haldigtton een Opperwezen, den
schepper van Hemel en Aarde, van het licht
en van het onweder, aan wien de overige
Ck>den onderworpen waren. Zijn naam was
Swaroff (de Blinkende) en als dondergod heet
hy Pêfoên. Zyne zonen waren de Zon en het
Vuur. De Zonnegod (Dacijdbog of Qoederen-
sphenker) was tevens Oorlogsgod. Als verper*
soonl^lking der lucht wordt SwantowU ge-
noemd, als god van den storm Strtbqgy en als
lentegodinnen vindt men Lada en Dw ver-
meld. Onder de booze godheden staat de
vertegenwoordigster van den winter (Moraoa)
bovenaan. Wanneer men den stryd tusschen
het goede en booze niet in aanmerking neemt,
bestond er intusschen geen dualismus. Tot de
fabelachtige wezens van minderen rang be-
hoorden de Vilen en de Boesalken, die heer-
schappy voerden ovor rivieren, bosscbea en
bergen, — de Bojenitzen of noodlotsgodiaaien,
-T en de sombere machten Jagbaiba^ Bitu en
VJêdf aan welke laatste de Zons- en Maans-
verduisteringen werden toegeschreven. De
Slawen zochten de gunst en de bescherming
der (Joden te erlangen door gebeden en offer-
anden. Deze laatste waren braadoffars van
runderen en schapen op bergen en in bosschen ,
waar zich tevens afgodsbeelden bevonden.
Menschenoffsrs kwamen slechts zelden voor.
De oflferanden werden volbracht door de oud-
sten van den stam; de Slawen hadden geen
a&onderiyken priesterstand en ook geene tem-
pels. Tot hunne feesten behoorden <0e van den
'aanvang van den winter, lente en aomer.
Volgens het gevoelen der Slawen nam met
den dood des Uchaams het leven geenszins
een einde, daar zy de ziel (doe^a) als on-
sterfeiyk beschouwden; deze kwam in het
Paradis (nav, n^), dat als eene schoone weide
werd voorgestdd. De lijken werden verbrand of
begraven. Door Semietischen invloed kwassen
de Slawen in het bezit van een klanksehrift,
terwyi zy te voren hoogstwaarsohyniyk een
teekenschrift bezigden, iüs hervormer van het
runenschrift wordt later O^riüuê genoemd. —
Onder de volkeren van Europa bekleedden de
Slawen naast de Bomanen en Oermaneneene
a&onderiyke, doch merkwaardige plaats. Daar
zich by hen geene burgery en geene sfeeden
ontwikkelden, bleven zy naast genoemde twee
hoofdstammen in handel en ny verheid, in kunst
en wetenschap steeds ten achteren. Er was
geen onderscheid van heer en landbouwer,
zoodat zy zonder hulp van buiten op het ge-
bied 'der beschaving niets belangrykstot stand
brachten, hoewel het hun niet ontbrak aan
vaardigheid. Nog altyd behooren ^/sde der
Slawen tot den landbouwenden stand. Ja, tot
vóór weinige Jaren meerendeels tot dien der
lyiéigenen. Busland was langen tyd het
eenige gebied, waar zy een zelfiitendigen Staat
vormden; terwyi er velen in Duitschlaad,
Oostenryk en Turkye zyn verspreid. Het
geheele aantal Slawen wordt in den tegen-
woordigen tyd geschat op omstreeks 90 '/i
millioen. Van dezen wonen in Busland ruim
62 Vi millioen, — in Oostenryk-Hongarye byna
17V2 millioen, — in TurtMJe ruim 6V4 mil-
lioen, — in Dnitschland ruim 2 Va millioen, —
in Servië ruim 1 millioen, — in Montenegro
128000, — in Boemeniê 120000, — in ItaUë
86
562
SLAWEN— SLEEDOORN.
S7 000, — in Fnukrgk 9000, — in Engeliad
6000, ^ en ia Zwitserland 1000. Zie ook
onder FatuUMeiitmu.
De ^ammhe talm Tormen eene fiuniUe
YtoL den grooten Indo-GermnanBdbten tMlihim
en komen daarin het meest oyereen met de
Lithaoenaclie en Germaaniohe talen. De oudste
Slawische taal is het KerkelVk SUwisch, ook
Ond-Boelgaarsoh geheeten, namelQk de taal,
waarin de beide broeders O^riüut en MM4h
dim»^ de apostels der Slawen, omstreeks
het midden der Ode eenw na Chr. de ETan-
geliën en eenige liturgische geeehriften ver-
taalden, -— eene taal, welke eerst door
een handselirift van het Evangelie van Cktro-
m/t tot onse kennis kwam. Het is nog onseker.
waar deie taal gesproken werd ; in elk geval
in het auiden van het B||k der Slawen, vol-
gens Dabrowikif op de reehter oever van de
Donau tot aan den mond van deie rivier en
vandaar auidwaarts tot aan de Adriatische
Zee en tot in Maoedonid, terwfil 10 volgens
aoklnckBt de moeder is van het hedendaagsehe
Boelgaarsch, waarmede zjf veel overeenkomst
heeft. Nog heden ten dage is it bQ de Sla-
wisohe volken van den Oosterschen ritus bf
de godsdienstoefening algemeen in gebruik,
hoewel in een meer modernen vorm. Ook het
Bussisch alphabet is eene wtfsiging van het
op den grondslag der GMeksche schrOfteekens
gew0iigde alphabet, door Ojfriüua voor het
Kerkel0k Slawisch uitgevonden. Dit laatste is
In xgne antieke gedaante niet de moeder,
maar de oudste luster der Slawische talen
en dientengevolge voor de vergelOkende taai-
studie van het hoogste belang. Zeer mark-
waardige geschriften sQu daarover in het licht
gegeven door I^kUmeh^ looals: „Lautlehre
(ld50)", — „Formenlehre(1874r, — „Badices
lingnae slovenlcae veteris dialecti (1845)", —
en „Lexicon palaeo-slovenico-graeco-latinum
(1862-1865)". Tot de levende Slawische talen
behooren: het Riumok met züne tongvallen,
het Wit-Bussisch en Boethenisch, — het
PooUek^ lich onderscheidend door eene rDke
letterkunde, — het Bokêemêok of Cxechisch,
-— het StMrbm^WmêUeh^ in de Ober- en I^eder-
Lausiti in gebruik, hetwelk thans door slechts
180000 personen gesproken wordt, — het
ShwakiitUL slch door Moravifi heen tot aan
de Garpatnen uitstrekkend, ~ het SUmmuok^
la Garinthië, Stiermarken, Kraln en Istriö
heerschende, — het a&rvuek^ — en het Bod-
gaaméh,
Slawoniè of Slawmii vormt met Oroatië en
de voormalige OroatischSlawonisohe Militaire
Chrenien een gewest der Hongaarsche Kroon.
Het ligt tusschen de Drave, de Donau en de
Save, grenst ten noorden en oosten aan Hou-
garOe, ten westen aan Croatië en telt op ruim
175 D geogr. mQl 877618 inwoners (1881).
Het is in drie comitaten verdeeld, gedeeltel|}k
bergachtig en gedeelteiyk zeer vruchtbaar. De
bergstreek is er rQk aan steenkolen, marmer en
minerale bronnen. Ook s0n er uitgestrekte
moerassen. De bewoners, krachtig, slank en
schoon van lichaam, besigen de Servische taal.
Behalve deSlawoniërsheeftmenerDuitschers,
Magyaren, Israëlieten en Zigeuners, en de
voornaamste kerkgenootschappen zjfn er die
der B. en der QriekBchKatholieken. De hoofd-
stad des lands is Esiek of Essek.
Slede is de naam van eea voertaig, dtt
■it een bak bestaat, waarin ése of meer per-
sonen kunnen i^aats nemen, terw||l die bik
rust op een ondewtel, waarvan twee e? euwgiig»
hoornen in aanraking ifn met den grond.IXe
hoornen B)|n met |^ beslagen, loodat 4
gemakkemk over Vs en sneeuw heeaglldas.
Meq heeft narrensleden, die door een pstrd
getrokken, schuifUeden, die door eeneraekter
loopend persoon voortgeschoven en priksMea,
die door dengene, die er op geieten is, door
middel van twee stokken met yiecea pnates
voortgeduwd worden.
Sleeokx (Jan Lambrecht Domien), en
verdienstelük Belgisch letterkundige, g^Nma
te Antwerpen den 2den Februari 1818, ibi-
deerde aan het athenaeum in iSne geboorte-
plaati, werd vervolgens klerk bg een notu^
toen onderwQier aan eene lagwe school, re-
digeerde achtervolgens: het „Ylaemsch BelgK'',
— „De Vlaemsohe Belgen**,— en^DeVlsem-
sche slem** te Brussel, -— voorta : „De SchaUe**,
— den „Lloyd Anversois**, — en „Le Pré*
eurseur*' te Antwerpen, en werd in 1861 pro-
fessor aan de StaatsnoBnaalachocd te Uer.
Van s0ne talrQke geschriften vermelden wQ:
„Kronyken der straten van Antwerpen (18^
8 din)**, ' „Koben Daemes (1847)**, -,Di7
kleine ware geschiedenissen (1848)**, — .Yolki-
verhalen (1848 en later)**, — ^ *tschippen-
kwartier (1856 en Uter)**, — „De scheept-
timmerlieden (1870)**, — „Hildegonde, eet
verhaal van het einde der 15de eeuw (1872)",
-— „Dramata, venameling van vier oonproB-
keigke tooneelstukjes (1841)**, —eene menigte
biy- en tooneelspelen, — „Besehrgvingnuide
provincie Antwerpen (1852)**, — „BeschrjIfiBg
van de provincie Oost-VUenderen (1858)**, -
„Beschrgving der provincie Brabant (1861)^
— onderscheidene woordenboeken, — JStgl ei
letterkunde, handboek voor het opstellen ei
beoordeelen van Nederlandsche gesehriftei
(1866 en 1878)**, — „Over den toestand der
Ylaemsche beweging (1849)*',— „Belnnaertie
Vos (1866)**, — „Jacob van Ifaerlant (im',
— en „Eliaabetti Becker en Agatha Dekei
(1878)**. — benevens talryke btfdrsgea ii
verschillende tQdschriften. Zgne volledige wer-
ken werden onlangs in 17 doelen te Geit
uitgegeven.
Sleedoom (Prunus spinosa L.) ii ^
naam van een heester van tot 8 Ned. el
hoogte met doomige takken, van welke 4e
oudere en de Jongere groen bQu. HQ behoort
tot de familie der Amamddaektigm (Amygdir
leae). De onderste knoppen der takken bres*
gen bloemen voort, de bovenste bladeren. Deie
sQn gestoeld, lanoetvormig, gezaagd en tf^
de ondengde nacht behaard. De bloenen
staan in den regel alleen. De bloemstelens|s
onbehaard. De kelk is klokvormig en heeft
een soom met 5 tanden, die weder met kkino
tanden zgn beset De meeldraden zQn talffkt
draadvormig, by afwisseling langer en korter,
de helmknoppen langwerpig en 2-hokkigjJ^
s^ll is draadvormig en gegroeid, de stempel
knodsvormig. De steenvrucht is bdvomlg;
donker blauw met een lichtblauw waas, de
steenkem bol-eivormig, spits en samengednkt
De sleedoom groeit veelal op dorre plaaties
en bloeit in April en Mei. Op een vetten
grond wordt deie plant minder doomig. I>
8LEED00BN— SLEESWIJK.
568
bQ^ftaade figmir siet men in a een bloeien-
den iaky in h een vroohtdragenden tak op Vade
der natnurlfike grootte, in 0 een gedeelte yan
den kelk met meeldraden op drievoudige
grootte, in d een tand daarran op 4-Toadige
«grootte, in 0 een meeldraad op 6-vondige
grootte, in f een stamper, desgelüks op 6-
▼ondige, en in ^ eene overlangs doorgesneden
steenyracht op natnnriyke grootte.
Sle^vaart (De) heeft in het algemeen
plaats bQ seehavens, om er schepen binnen
of holten te brengen, en op rivieren om er
▼aartnigen, inzonderheid tegen den stroom op,
naar hnnne bestemming te slepen. Daartoe
hebben xieh hier en daar maatschappijen ge-
vormd, en deze hebben stoombooten doen
boawen, die door hnnne groote kracht geschikt
BQn voor de sleepvaart Intnsschen bedient men
xioh in den Jongsten tQd op de rivieren ook
van gezonken kettingkabels, waarlangs de
schepen tegen den stroom worden opgetrokken.
Slee8wijk,tot
1864 een Deensch
hertogdom, omvat
het gedeelte der
Pmisische provin-
cie Sleeswt|k-Hol-
stein, hetwelk ten
noorden van de
Eider gelegen is.
SleeswQk is van
ouds door de Oer-
manen bewoond,
aanvankelQk naar
alle vermoeden
door de Cimbren,
voorts in het oos-
ten door de An-
gelen, in het bin-
nenland door de
Jaten en in het
westen door de
Friezen. Toen se-
dert de 4de eenw
de Denen zich der-
waarts begaven ,
verhuisde een ge-
deelte der Angelen
naar Britanje. De
achterbiyvende
stammen vereenig-
den zich met de
Denen tot een
nienwenOermaan-
schen stam, en in de plaatsnamen vindt
men nog aanwQaigingen van een tQd, waar-
in die afitonderigke beetanddeelen geseheiden
waren. BQ de Denen regeerden ondtyds
onderscheidene Koningen te geiyk; éen van
hen, in Hethaby, het Angelsche Sliawic
(Sleeswlfk), gezeteld, gebood over het zuiden
van Jotland, nameltfk over SleeewQk. Yan
ouds was er de Eider de grensrivier naar de
zy de der Koord- Albingische Saksen. Toen dezen
door Karel de^BrwOe waren ten onder gebracht,
deed de Deensche Koning Goüfriêd in 818
ten noorden van die rivier en van zee tot zee
een wal opwerpen. ZQn zoon SemmiM^ stond
in 810 het land ten noorden van de Eider tot
in de nabyheid van de Schlei aan den Keizer
af. Onder Koning Oorm in de 10de eeuw werd
Jutland, alsmede Sleeswyk met het Deensche
XIIL
Prunus «pinoso.
eilandenryk vereenigd, en reeds vroeger hadden
de Denen hunne heerschappy tot aan de Eider
uitgestrekt. De Duitsche Koning Sèmdrik I
noodzaakte i3hrm in 984 het gebied tusschen de
Eider, Treene en Schlei af te staan, hetwelk
toen den naam ontving van het Duitsche
Mark Sleeswyk. Dit gaf den Koning der Denen
aanleiding tot de stichting van het Danewerk,
eene hechte schans ten zuiden van de plaats
Sleeswyk. Het Christendom, wellicht door
AM$gaHiu aldaar het ecvst verkondigd, breidde
er zich vooral uit, toen de Duitsche Koning
OHo I geheel Jutland aan de Denen ontrukte
en te Sleeswyk een bisdom stichtte. De heer-
schappy over Sleeewyk bleef intusschen steeds
een twistappel tusschen Duitschland en Dene-
marken, totdat eindeiyk in 1027 Keizer JTomi-
raad II Sleeswyk aÜBtond aan Knoti de Groatey
koning van Denemarken, en de Eider als
grens aanwees. Het land werd van dien tyd af
door Deensche stadhouders, somtyds Jongere
Prinsen van den
bloede, als een af-
zonderiyk land be-
stuurd. Onder Ko-
ning IM9 ver-
kreeg Knoét La-
wardf een zoon
van den vorigen
Koning Srik^ in
1115 het bewind
over Sleeswyk,
regeerde er als
eerste hertog en
knoopte vriend-
sehappeiyke be-
trekkingen aan met
Duitschland. In
dien tyd wordt
voor het eerst mel-
ding gemaakt van
eene volksverga-
dering te Ume-
höved. In 1131
werd Knoei ver-
moord door zyn
neef Ma^fwtUj ko-
ning van Dene-
mariLon, en hierop
volgde een tydperk
van bloedige ge-
weldenary. Einde-
lyk werd in 1160
Waldewtar J, een
zoon van Knoeiy door den Deenschen Koning
Svend tot hertog van Sleeswyk verheven; hy er-
kende de souvereiniteit van den Duitsdien
Keizer en verwierf in 1167 door de overwinning
op de Oratheheide den Deenschen troon. Zoo-
doende werd Sleeswyk met Denemarken ver-
eenigd. Het land werd aanvankeiyk door een
stadhouder geregeerd, maar in 1182 door Knoei
II aan zyn broeder Waldemar II verleend.
Deze noemde zich hertog van Jutland, hoewel
hy het noordeiyk gedeelte van het schiereiland
niet bezat Nadat Waldemar in 1202 den
Deenschen troon beklommen had, viel in 1218
het hertogdom aan zyn derden zoon JErik ten
deel en na de verheffing van dezen tot erfge-
naam van den troon van Denemarken (1282)
aan Jhd, den Jongeren zoon van Waldemar.
Laatstgenoemde heeft het wetboek, dat hy
36*
664
SLEESWLJK.
in 1S41 in sjn koningrgk invoerde, het
^^Jntuche löv*\ ooIl voor SleeBwQk verMndend
veilcUard. Abd erkende in 1248 voor zQn
hertogdom de leenheerachAppt Tan Denemar-
ken, doch deed in 1260 Koning JCriX; ombren-
gen en Tereenigde gedurende korten tyd
SleeswVk met Denemarken. Hg sneoTelde
reeds in 1262 in den strtfd tegen deoproerige
Friexen. In Denemarken kwam met AhéVt
hroeder CkrUioffd de Jongere lOn aan het
bewind; Ahd*s aooif Watdêmar III werd
▼oorbQgegaan en yerlcreeg eent in 1264 het
hwtogdom benevens het eiland Alsen, nadat
hg te Kolding den leeneed had afgelegd. Na
zfn dood (1267) kwam sgn broeder JËnk I
aan het bewind; deie maakte te vergeefii aan-
spraak op de opvolging in Denemarken, doch
redde door de zegepraal op de Loheide (1261),
door Holstein geholpen, althans ign hertog-
dom. Na den dood van ErVc (1272) belastte
Koning JHI: OUpping zich met de voogdg-
schap over de JoDgere Hertogen en beleende
eerst in 1283 Wdldêmar IV met Sleeewgk;
in 1287 had deze na het ombrengen van Erik
CfUppmg Usen, Aroe en Femare verkregen,
doch moest die bezittingen in 1296 weder af-
staan aan Denemarken. Sedert dien tgd is de
zeUMandigheid van Sleeswgk en de erfeigk-
heid der Kroon in het Hertogeigk Huis niet
langer bestreden. Zelfs het kroondomein aldaar
werd door Koning Srik Menved in 1813 aan
Hertog JBrik II afgestaan. Toen deze in 1826
overleed, aanvaardde Koning Ckrittoffd II de
voogdgschap over den mindeijarigen WdUU-
ma/r Ily maar werd door .ErO;** zwager. Graaf
Chrhard III van Holstein, zelf nit zgn ko-
ningrgk verdreven. Hertog WaUmnaf V van
Sleeswgk werd daarop in 1326 tot koning
van Denemarken uitgeroepen en stond het
hertogdom af aan Oerkard van Holstein als
een leen van Denemarken. Door de Constitu
tio Waldemariana werd tevens bepaald, dat
Sleeswgk in de toekomst onvereenlgbaar zon
zgn met Denemarken. Toen Oêrkard in 1330
den terugkeer van den verdreven Koning op
den Deenschen troon veroorloofde, gaf hg het
hertogdom aan Waldêmar terug, maar deed
de CoDstitntio Waldemariana en de opvolging
Tan zgn Huis in het hertogdom bekrachtigen.
In 1340 werd Sleeswgk de naam van het te
voren Jutland of Zuid-Jutland geheeten her-
togdom, een bewgs, dat men zich van Deensch
JuUand wilde afzonderen. Hertog Waldêmar
benoemde in 1360 zgn zoon Mendrik tot mede-
regent Deze, sedert 1364 alleen aan het be-
wUid, voegde zich bg den groeten bond tegen
Denemarken (1368), wgkende voor den invloed
der Holsteiners, die zgn land gedeelteigk bezet
hielden. Toen hg in 1375 overleed zonder
erfgenamen na te laten, deden de Oraven
Smdrik en ^lauê van Holstein aanspraken
gelden op het hertogdom, doch deze werden
door Denemarken auivankeigk niet erkend.
Eerst den 16den Augustus 1336 werd Graaf
Gêfhard VI van Holstein te Ngborg met
het hertogdom beleend en het recht van erf-
opvolging aan zgn geslacht toegekend. Se-
dert dien tgd b^rtond er een SUmwijkSól'
êirin (zie onder SóUtein en SUuwijk HcH-
f^éMi).
Sieeswjjk, eene arrondissementshoofdstad
in de Pruleische provincie SleeswgkHolstein ,
is gebouwd langs het west^Qk uiteinde 4er
Schlei in een halven ciikel ter lengte van 4 Nel
mgi en bestaat nit 8 deelen, de Altstadhikel
noorden, — - den Friedrichsberg in het zuiden, -
en den tusschen die belde gelegen Lolifios. De
stad is de zetel van de Begeering van Sleeswgk-
Holstein, van eene arrondisBementseehtbsok,
van een hoofdkantoor der belasting eas. Er
zgn 3 kerken, onder welke zioh de Dom in
spitsboogstgi bevindt, met een mamerea prtsl-
graf van Frêderik i, koning van Denemarkes,
en een met kunstig hontsngweik venM
altaar. Daarenboven heeft men er eene kerk
in het St Jansklooster, alsmede op het stot
Gottorf, op een eiland in de Schlei geleges
en tot 1719 de residentie der Hertogen. Wgéen
vindt men er een adeligk stift voor Luthendw
lyeules met rgke bezitUngen, de dosMehMl
(gymnasium en hoogere burgerschool) iMt
een kabinet voor natuurigke historie ea eeM
boekerg, eene meisjesschool, een fautttoot
voor doofirtommen enz. en 16 000 iBWOsen
(1886). De stad was reeds in 806eenebelug-
rgke handelsplaats. In hare nabQheid, toHsd-
deby, deed Antgainmê de eerste ChirM^
kerk in Denemarken verrgsen; in W wtri
er een bisdom gesticht en in 1200 ▼«'^'^
zg stedeigke rechten. In de oorlogen tmoei
de Duitschers en de Denen (1848-1864) w»
Sleeswgk wegens het Danewerk eenegewkli-
tige plaats: ^ werd den 6den April 1864 door
de Denen voor de Pruisen ontruimd.
Sleeswijk-Holfltein (zie de kMiiJf
het artikel Dmtêmarlcen)^ eene P'^i^"'^
provincie tusschen de Noord- en Oostzee, w-
staat uit de weleer — tot aan 1864 --W
Denemarken behoorende hertogdommen Steet-
wgk, Holstein en Lauenburg. Beide eeng-
'noemde werden door Oostenrgk bgdenvrede
van Praag (23 Augustus 1866) aan Pnosn
afji^estaan, terwgi Lanenbnrg, sehoon fee»
bg het Verdrag van Gastein (1866) door ()(»»•
rgk aan Pruisen toegekend, eerst in 1876 »
„arrondissement hertogdom Lanenburg J^
Pruisen ingeigfd en bg de provincie Sleeswg-
Holstein gevoegd werd. Deze provincie gnv
in het noorden aan Jutland, in het oosten ttf^
Oo^zee, Lttbeck en Mecklenburg, in hetiames
aan Mecklenburg, Hamburg en Hannover en
in het westen aan de Noordzee, en heeft ee^
oppervlakte van bgna 340 Q «eofi^'JJSlS
ligt over het geheel in de Noord-D«H«^
vlakte, maar is niet volkomen effen, dsar «8
in de nabgheid der zee den NoordI)aiw«°
landmg draagt, waarop in Holstein deBo^'
berg (169 Ned. el hoog) en de PieUbeig(l^
Ned. el hoog) en in Sleeswgk de W^
Bergen (110 Ned. el hoog) de hoogste pawj»
zgn. Van het oudere gesteente vindt »*[/"
enkel het gips der aechsteenvorming, watf^B^
men in den Jongsten tgd beddingen vsa ■»«•■
zout aantrof. Krgt is in de diepte h^
daar gevonden en de tertiaire vormiog ^
er hier en daar tot onderlaag, terwjl ••
aan de oppervlakte slechts diluvium en ^^
opmerkt Men heeft er vruehtbare klei 1|^
de Oostzee en op de eilanden aldasr, tf^
met steenen, waar veel rogge verbouwd wojWj
op den landrug, en geest ofhoogensandgj!*^
in de grootste westeigke helft deslaods^
laatste bestaat uit bruinen, lossen <*<>'r?
of uit een mengsel van zand en steasv*
SLEESWUK.
565
Hier vindt men Tooral heideTelden en yraen.
Voorts lieeft men er langs de Noordzee de
Troelitbare marschen met een bodem T«n
zeedib, dch uitstrekkend langs de westztfde
der fraaie lienvelketen van Blankenese tot
aan Hoyer in Noord- Sleeswtfk, met eene
breedte van 7—22 Ned. m||i en door dUken
ter hoogte yan 8 Ned. el tegen overstrooming
beyeiligd. Gedurig — liet laatst in 1857 —
worden er nieuwe marschen ingedgkt. Het
'losse sand, eene plaag van Jutland, behoort
de^gelüks tot het allnvium en vormt duinen
op de buitenste eilanden, insonderheid op Sylt
De Oostsee bespeelt SleeswHk Holstein over
eene lengte van 876 Ned. mt)l; de kust is er
steil en men vindt er in het geheel geene
duinen. Lange, smalle boesems dringen er tot
diep in het land en vormen voorttreflèiyke ha-
vens, Eoorals de Neustftdter haven in de Baai
van LtU>eok, de Haai van Kielen £ckemn5rde,
de Sehlei, de Baai van Flensburg, Apenrade en
Hadersleben. Tusschen deie baaien Ugt eene
reeks van landtongen, sooals het Deensche
Wohld tusschen de Baaien van Kiel en £ckem-
förde, Schwansen tusschen laatstgemelde en
de Sehlei, Angeln tusschen de Sehlei en de
Baai van Flensburg, Sundewitt ten noorden
van laatstgemelde ens. Naast de landtong
Sundewitt ligt het eiland Alsen, door de smalle
Alsener Sond van het vaste limd gescheiden,
en ten noordwesten van Holstein verryst het
eiland Fehmam. Er s||n vuurtorens te Aeroe-
sund, Apenrade, Kekenishöi op Alsen, Bttl-
kerhoek aan de Baai van Kiel, Puttgarden
op Fehmam -en Pelzerhaken by Neustadt. De
Noordzee bespeelt deze provincie van den
mond der Elbe tot aan de grenzen van Jut-
land. Men heeft er in het zuiden van Slees-
wttk de landtong Eiderstadt. Ten zuiden daar-
van heeft men den broeden mond van de
Eider en de Baai van Meldorf. Ten noorden
van Eiderstedt strekken de Sleesw0keche
Wadden zich uit met hunne talrQke eilanden,
— vooreerst de ingedekte, zooals Nordstrand,
Peil worm en Husum, vervolgens de niet in-
gedekte, zooals de Halligen, Föhr, Amrum,
Sylt en Böm. Hier en daar heeft men in de
Wadden diepe geulen, die er de scheepvaart
bevorderen. De Elbe en de Eider zt|n er de
voornaamste rivieren. Eerstgenoemde is er
grensrivier naar de zyde van Hannover over
eene lengte van 108 Ned. myi en ontvangt
uit Sleeswyk Holstein de Delvenau, de Bille,
de Alster, de Phinau, de KrQckaue, de Rhin
en de Stör. De Eider stroomt er door het
midden des lands; zQ ontspringt ten noord-
oosten van Neumflnster in Holstein, stroomt
hoofdzakelQk westwaarts en is 188 Ned. myi
lang, van welke 144 bevaarbaar zyn. Zy ont-
vangt op den rechter oever de Serge en de
Treene, op den linker oever de Jevenan,
Luhnau, Haarelaue en Qieselaue. Yan de
overige rivieren storten de Husumer Aue en
de Widaue zich uit in de Wadden, de Sch wen-
tine in de Baai van Kiel en de Trave biüt^
de provincie in de Baai van Ldbeck. Yan de
kanalen noemen wy: het Eiderkanaal (82
Ned. myi lang) tusschen de Eider en de Baai
van Kiel, — het Stecknitzkanaal of de geka-
naliseerde Delvenau (66 Ned. myi lang) tus-
schen de Elve en de Trave, -- het Kanaal
van Kudensee (14 Ned. myi lang) tusschen de
Holstenaue en de Elbe. — de SttderbootlUirt
van Qarding naar de Eider, •— en het Kanaal
van Tondem naar de Widaue. Yoorts beeft
men er ondersch^dene meren in het noord-
oosten van Holstein. zooals: het PlOner en
het Selenter Meer, het Waseker en Onbet
Meer by Oldenburg enz. In Lauenburg heeft
men het Ratzeburger Meer en het Sohal-
meer, — in Sleesiv^k het Wittenmeer enz.
Het klimaat is er door den invloed der
zee gematigd. De gemidddde jaariyksche
warmte bedraagt er te Kiel 8,86*^ C. en de
Jaariyksche regenhoeveelheid 60 tot 70 Ned.
duim. Men verbouwt er veel tarwe en men
vindt er hier en daar den tuin- en ooftbouw
sterk ontwikkeld. Uitmuntende weiden in de
marsehen geven er gelegenheid tot eene aan-
zieniyke veeteelt. In 1886 waren er 166684
paarden, 727 606 runderen, 820 761 schapen,
268061 zwynen, 42 610 geiten en 114 700
byenkorven. Er bestaat eene stoetery te Traven-
thal. Het rundvee is er voortieffeiyk en wordt
er in aanzien lyke hoeveelheid uitgevoeird.
Wild is er schaars, met uitzonderhig van
wilde eenden; de visschery levert er meer
voordeel in de Oostzee dan in de Noordzee,
en op de Sleeswyksche Wadden is de oester-
teelt van groot belang. Tot de delfstoffen be«
hooien er groote massa's turf, gips en steen-
zont, potklei en sporen van bruinkolen en
aardolie. In 1880 telde er de bevolking 1 121 140
zielen, van welke 1 111 262 beiyders waren
van den Protestantschen en 8 908 van den B.
Katholieken godsdi^st Zy zyn meerendeels
Ddtschers, die zich van het plat-Duitseh be-
dienen, en men heeft Friezen op de eilanden
aan de westkust. Ten noorden van Flens-
burg en Tondern hebben de Denen de over-
hand, doch hun aantal in de geheele provincie
bedraagt slechts 160000. Er zyn 64 steden,
doch daartoe behooren ook 16 vlekken, die
als steden worden vertegenwoordigd, — voorts
1802 landgemeenten en 848 adeliyke goederen.
De voornaamste bedryven zyn er landbouw,
veeteelt, scheepsbouw en scheepvaart, terwyi
men alleen in de steden groote fikbriekea
heeft Er behooren ongeveer 142 stoombooten
en 671 zeilschepen te huis (1884). De spoor-
weg Altona—Wandrup loopt van het zuiden
naar het noorden door deze provincie en zeodt
te Nenmttnster takken uit naar Kiel, Neustadt
Lttbeek en Tönning, — voorts van Elmshom
naar Itz^oe, van Lübeck naar Tdnnlng, van
Tingleff naar Tondem enz. Ook heeft men in
het zuiden des lands de spoorwegen van Beriyn
naar Hambtirg, vaa Hamburg naar Lflbeck
en van Lübeck naar LOneburg. In 1886 be-
droeg de lengte dier gezameniyke spoorwegen
omstreeks 1 000 Ned myL Tot de inriehtingem
van onderwys behooren er eene universiteit
te Kiel, 12 gymnasia, 8 reaalscholen van den
eersten en 8 van den 2den rang, 10 hoogere
burgerscholen, 17 onderwyzerskweekseholen,
eene marineschool te Kiel, eene kadettenschool
te P16n, 8 zeevaartscholen enz. De provincie
zendt naar den Dultschen Byksdag 10 en naar
het PnüslBehe Parlement 19 afgevaardigden.
De Provinciale Staten bestaan er (metuition-
dering van Lauenburg) uit 16 vertegenwoor-
digers van het grondbezit, 19 van de steden
en 19 van de landgemeenten. Ten behoeve
der rechtsbedeeling heeft men een Hof van
666
SLEESWUK.
An^l te Kiel, 8 arrondlfleemeiitfrechtbaiikeii
en 77 kmntoBgerechten.
Ontrent het ontstaan deier Hertogdommen
en honne yereeniging raadplege men de êxü-
keien SoUidm en ^SZmmpmXt. Met het Yoorloopig
Bewind van 24 Maart 1848 begint een nienw
tgdperk in de geschiedenis yan Sleeswtfk-
Hotetein. Terwgi rreéUrik VII^ koning van
Denemarken, in een brief van 24 Maart 1848
aan de Begeering aankondigde, dat hg de toe-
treding Tan Sleeswgk tot den Doitschen Bond
met de wapens beletten zon, beloofde JWé-
dHA Wühdm JFvanPmisenineenschrtlTen
Tan deaeiide dagteekening het handhaTon
Tan de selfMandighdd en onschendbaarhdd
Tan Sleeswtlk-Holstein, benoTens de erfopTol-
ging in de manneiyke ign in het Hnis Tan
Hertog OArif^ÜRMi van ^tt^Mftoi&Mry. Dese aan-
kondigingen en het openen van den Landdag
op den 8den April te Etendsborg gaven aan
het Yooriooplg Bewind een hechten stenn.
Beeds den 268ten Maart had het bQ den Dnit-
schen bond aanioek gedaan tot opneming
Tan Sleeswtik en tevens dadelQken büstand
gOTraagd. De Bondsdag, door het Toorbeeld
Tan het Parlement te Frankfort medege-
sleept, gaf daarop den 12den April aUne toe-
stemming, en de oorlog was TorkUard. In-
middels had Prins Frederik «o» Atiffutfênimrs
de geheele militaire macht der Hertogdommen
bg Bendflbnrg b|)eengebraoht en rokte Tan
Fiensbnrg noordwaarte, maar moest na het
rampspoedig gevecht bg Ban (9 April) voor
4e Deensche overmacht naar Eckemförde terog-
trekken. De stad Sleeswyk werd den Uden AprQ
door de Denen beset Volgens de Bondsbeslntten
van 15 April trokken 2 Pruisische regimen-
ten en het 10de armeekorps onder Wrangdin
Hdlstein, brachten den 23sten April aan de
Denen eene nederhiag toe bQ Sleeswyk en
den 24sten b0 Oeversee en noodiaakten hen,
fileeswyk, met nttaondering van Alsen. te
ontruimen. Nadat hy korten tyd het aaiden
van Jntland met Fredericia had beaet, keerde
WroK^d naar Sleeswyk temg en stelde zieh
door de overwinning by Dtlppel op de Denen,
die uit Alsen deswaarts waren gesneld, in
het besit van het schiereiland Sandewitt Beeds
in Mei waren de Baitenlandsche Mogendheden
ten gnnste van Denemarken tnsschenbeiden
gekomen. De diplomatieke onderhandelingen,
die te Londen een aanvang hadden genomen,
werden onder bemiddeling van Zweden tos-
schen Denemarken en Pruisen te MalmS
voortgexet en leidden in de eerste plaats tot
een wapenstilstand van drie maanden, die den
19den Juli te Bellevue by Kolding gesloten
werd. Tevens stemden de beide Mogendheden
er in toe, de hertogdommen te on^uimen en
het Yoorloopig Bewind te vervangen door
een ander, door haar beiden te benoemen.
Te vergeefé verklaarde de Doitsche Nationale
Vergadering, dat zy alleen, zoodanigen vrede
zou bekrachtigen, waardoor de rechten der
Sleeswykers en de eer van Duitschland wer-
den gehandhaafd. De Byksbestunrder was het
eens met de inschikkeiyke politiek van Prui-
sen en zond den vryheer Max van Qoffem
naar de onderhandelingen te Malmö, die in
Augustus wederom werden geopend. Door
het Verdrag van Mahmö van 26 Augustus werd
de wapenstilstand tot 7 maanden verlengd en
door opheffing van aBe wetten vmn bei Yoor-
loopig Bewind de Toormalige toeaCand her-
steld. Aan het 'hoofd Tan het nieawe Bewind
kwam Graaf Karl MoUUy bekend en gehaat
als een Triend der Denen.
Nadat Pruisen alzoo SleeswQk had laten
Taren, bekrachtigde de Duitsche Nattonale
Vergadering den wapenstilstand, oitehoon
eerst na eenige debatten, gOTOlgd door het
bloedige straa^TOcht te Frankfort op den
18den September. Drie dagen te vrnvuwasiB
de Hertogdommen eene nieuwe grondwet tot
stand gekomen. Gedurende den wmpenatüstaad
trokken er Pruisische en andere Bondstroe-
pen binnen en werden onder de berden ge-
steld Tan den Pmiirïschen luitenant-generaal
vtm Friitwitz, Om den oorlog met kracht te
kunnen doorzetten, waren Beider en de Onaf
von BevenilowFreeU er den 26sten Maart 1849
met het stadhouderscliap belast Ook Dene-
marken had ayn leger te lande aanzieoVk
Torsterkt en op 86000 man gebracht. Den Utn
April nam de wapenstilstand een dnde, en
reeds den 8den OTcrschreden Deensche troepen
de grenzen Tan Jutland en TeroTerdeHaders-
leb^. Den Men April Torscheen eene Deen-
sche flotille in de Baai Tan EckemfSrde,
maar leed er een aanzieniyk Terllea, dewp
door eene Sleeswyk-Holsteinschebattery, eerst
laat door eenlg TOldgeschut bygestaan, het
Deensche liniM^ip „Ghristiaan VIH** in braad
geschoten en het flregat „(leflon'^ Tcroverd
werd. In weerwil Tan deze zegepraal werd
de oorlog door de Bykstroepen met eene in
het oog loopende lauwheid Toortgeaet Bol-
land en Frankryk hadden zich reeds by het
horratten der v^andeiykheden tegen het be-
zetten Tan Jutland Torklaard, en aan 00» iVitf*
füUt werd derhalTO opgedragen, alleen Sleei-
wyk-Holstein te bezetten en slechts Tmdedi-
genderwys te werk te gaan. Het bestcmneB
Tan de Dflppeler Schansen op den 18den Aprü
door de Beieren en Saksen bleef dan ook
Toor *s hands het eenige wapenieit der Doit-
sche troepen. Met beter gOTolg opereerden de
Sleeswyk-Holsteiners onder Bw^ in hdt noo^
den. Nadat zy onder herhaalde gOTechten tot
Hadersleben waren geTorderd, TeroTorden 4
den 20sten April Kolding en brachten den2Meo
Tan die maand aldaar en den 7den Mei 14
Gudsöe eene nederlaag toe aan de Deaest
die hen in sterkte OTcrtroifen. Doch het beloof
Tcnrolgens door de Denen Tóor Frederii^
geslagen, werd noodlotiig, doordien de mast*
regelen, door Bamn genomen, aan de Denen
Teroorloofden, hun geheele leger in die ▼«•
ting byeen te brengen. Het goTolg daarm
was, dat het Teel zwakkere Sleeewyk-Hol'
steinsche leger in den nacht Tan den 5den
op den .6den Juli OTcrrompeld en uit stfne
Terschansingen gejaagd werd, waarna men
de belegering moest opbreken. Terwyi nn de
Landdag besloot, aanstonds eene aionvre
reserTobrigade op te roepen, kwam het be-
richt, dat de Pruisische Begeering reeds den
lOden Juli een wapenstilstand met Denemir-
ken gesloten had. Daarin was bepaald, dnt
Sleeswyk Tan Holstein zou worden geechei'
den, — dat in eerstgenoemd Hertogdom 0^
demareatieiyn zou worden getrokken ea dst
het noordeiyk gedeelte door Zweedsch-Noor-
weegsche tro^n, het znideiyk gedeelte door
SLEESWUK.
se?
Proisisclie soldaten «m worden beiel, — en
dat bet bewind ion bestaan oH een DeeiMcben,
een Prniaisoben en een Engetoeben eommina-
ris, terwQl in Holstein bet stadbonderigk bestnnr
ion Toortdnren. Voort overige moest bet Slees-
wtik-Holsteinscbe leger binnen 26 dagen Slees-
wQk ontruimen. Het nienwe bestuur van Slees-
wQlt, bestaande nit den Engelsebman Boigm^
den Pruiaiseben Qraaf «o» MlmAweg en den
Deen tam 7S0i«dk, venrolgde nu met ongemeene
beftigbeid al wat Dnitscb was in Sleesw^k.
Pruisen bekreunde sieb niet langer om de
laak der Hertogdommen, en den 2den Juli
1860 werd de Vrede tosseben Pruisen en
Denemarken, door eerstgenoemde tevens in
naam van den Bond, geteekend, volgens
welken de reebten, die elke Mogendbeid vóór
den oorlog beieten bad, bersteld werden en
de Koning van Denemarken het reebt erlangde
de tusscbenkomst van den Bond in te roepen
en, ingeval deie werkeloos bleef, tegen Hol-
stcdn geweld van wapenen te gebruiken.
SleeswVk-Holstein bad intusseben met de
grootste inspannhig 80000 man op de been
gebraebt en eene vloot gebouwd; doob reeds
de eerste stappen van generaal wm WUlitêH,
die, te voren in Pruisiscben dienst, in plaats
van Bamm bet opperbevel bad aanvaard, waren
weinig geeobikt om vertrouwen in te boeie-
men. In plaats van aanstonds een inval te
doen in Noord-Sleeswyk en de vereeniging
te beletten van de beide belften van bet Deen-
scbe leger, van welke de éene zicb op Alsen
bevond, terwtfl de andere van de syde van
Jutland naderde, trok by, in verband met
eene volgens bem noodsakeiyke reorganisatie,
naar Idstedt terug. Hier werd die weifebmoedige
en volgens bet oordeel der Sleeswtfk-Holstei-
ners kwaadbroedende man den 24sten en 26sten
Juli door den Deenseben generaal Kn^h ge-
slagen en trok aobter de Eider terug. Den
12den September leverde b|) aan de Denen bQ
Missunde een gevecbt, dat aanvankelSk leer
voorqioedig was, maar deed den 4den Oeto-
ber vrucbtelooie poi^gen, de vesting Frie-
driobstadt, sedert den 288ten September door
kolonel wm dmr Tcmm gebombardeerd, stor-
menderband in te nemen. Inmiddels was van
de 4de van den Dnitscben Bond betbericbt
by de Hertogdommen ingekomen, dat bet
Vredesverdrag van 2 Juli 1860 moest worden
ten uitvoer gelegd. Pruisen riep al syne ver-
lofgangen uit bet Slees wyk-Holsteinscbe leger
terug, en ten gevolge van de overeenkomst
van Olmttts (20 November 1860) werd eene
Oostenrykscb-Pruisisobe bevredigingsoommis-
sie naar Holstein geionden, alsmede een Oosten-
rykseb armeekorps naar de Hertogdommen.
Den 7den Deeember nam generaal wm WUU-
êem lyn ontslag en werd door generaal mmi
dêt Éónt vervangen. In Deeember werden
ook de onderbandelingen van de Oostenrykseb-
Pmisisdie oommissie met bet stadbouder-
scbap te Kiel geopend, en bet staken der
vyandeiykbeden, benevens bet terugtrekken
van alle troepen acbter de Eider van den
Landdag geSisebt Dese gaf den Uden Januari
1861 toe en ging daarna uiteen. Het leger
werd afgedankt; Oostenrykscbe soldaten na-
men bet land in besit, en de Deensobe troe-
pen vielen nit bet noorden in het land. ZelA
Rendsburg werd door de Oostenrykers over-
in hunne banden. Op den 2den Fe-
bruari benoemde de commissie in naam van
den Souverein en op last van den Duitsehen
Bond een bnrgeriyk opperbestuur voor bet
hertogdom Holstein, betaande uit Baron
BUmej Hmmitê^ Swudmamny Malmrot en
Preknr, de grondwet van 16 September 1848
werd opgeheven, de Landdag ontbonden en
de geldendheid der Duitsohe grondrechten ver-
nietigd. Het hertogdom Sleeswyk, waar de
regeeringscommiasaris «o» TiUiuk met het op-
pergeiag was bekleed, bevond sich nu, met uit-
sondering der omstreken van Bendsburg,g(^eel
en al in bet beiit der Denen. Van de amnestie,
door den Deenseben Koning den lOden Mei
voor Sleeswyk verleend, bleven trouwens de
hertogeiyke funille wm AMgtutmbwrp^ de stad-
houder BêêeUfj de leden der voormalige Slees-
wyk-Holsteinscbe Regeering en onderscheidene
ambtenaren uitgesloten. Intusseben duurden
te Beriyn de onderhandelingen over het Slees-
wyk-Holsteinscbe vraagstuk voort; Pruisen
verlangde nog altyd eene staatsreobteiyke ver-
eeniging der beide hertogdommen, en Dene-
marken kon zich daarmede niet vereenigen.
Den 28sten Januari 1872 verscheen nit De-
nemarken een Koninkiyk besluit, waarbi| in
de beide hertogdommen afconderl^ke, alleen
aan den Koning verantwoordeiyke ministers
werden benoemd, terwyi voorts een vertegen-
woordigend lichaam met besUssend gezag
werd ingesteld. Voor Sleeswyk werd Qraaf
Kèrl MdUhe. voor Holstein Graaf Sémnek
MeveidUtw OnmimL met de portefeuille be-
last Den 20sten Februari begonneo de
Oostenrykscbe troepen het land te ruimen
en ook de Bondscommissarissen verlieten de
Hertogdommen. Tevens werd de kwestie
der erfopvolging beslist en bet protoeol
der hierover te Londen door de Groote Mo-
gendheden gevoerde onderhandelingen den
Ssten Mei ^sloten. Diensvolgens werd het
Deensche erfrecht toegekend aan Prins Cftrir-
üaam van ^eenoijh-SoUtmm'Somdêrbwrg-Qlêokê-
hmrg en aan de manneiyke er^g^enamen van
desen en van Frimset Louite, en tevens in be-
ginsel de integriteit van de Deensche monar-
chie erkend. Den 8den Juni hechtte ook de
Dnitsche Bondsdag daaraan syn legel. In
stryd echter met alle beloften van de Denen
woedde er aanstonds eene hevige vervolging
tegen de nationale party. Met andere ambte-
naren werden ook de aeht hoogleeraren te
Kiel ontslagen, die hun oordeel over den open
brief van CkHtÜaam VIII hadden uitgespro-
ken. Den 6den Oetober 1868 kwamen de
Sleeswykscbe Standen te Flensburg en de
Holsteinscbe te Itsehoe byeen. Daar was de
provinciale wet het hoofdonderwerp der be-
raadslagingen. Het ontwerp voor Sleeswyk
noemde dit hertogdom een onaféebddeiyk deiti
van het Deensche Byk, en dat voor Holste
dit laatste een zelfstandig deel der Deensche
monarchie, hiermede door de wet der troon-
opvolging van 81 Juli 1868 voor altyd ver-
eenigd. Hoewel beide vergaderingen die ont-
werpen verwierpen, werd toch dat voor Slees-
wyk door eene verordening van 16 Februari
en dat voor Holstein door eene van 4 Juni
1864 afgekondigd. Daarop volgde den 26sten
Juli 1864, zonder dat de Vertegenwoordiging
er over gehoord was, eene grondwet voor de
U8
SLEESWUK.
belde HevtogdoBinieii gesamenlQky net ie>
paltDgeo, die hoogit verderfelQk waren toot
hnB&e lelfttmndigheid, waarin voorts btf eene
herriening (2 Ootober 1866) niets veranderd
werd. Het bestnnr werd inmiddels in Sleeswgk-
Holstein meer en meer op Deensche leest
geschoeid. Men sehoof er het Doitsch element
looTeel mogeiyk ter sQde, vereenigde de
Bleeswtjk-Holsteinsche troepen met het Deen-
sche leger en stichtte voor SleeswtJk eenaf-
aonderltlk Hof van Appel in plaats van dat
te Kiel. EindelQk nam den Uden Febmari
1868 de Bondsdag het beslnit, van de Deen-
sche Begeering te vragen, in Holstein en Lanen-
borg een toestand in het leven te roepen, die
in evereenstemming was met de wetten van
den Bond, en vooral een loodanigen, die de
' leUMandigheid der Hertogdommen eerbiedigde.
Toen hief Fredêttk VII de gemeenschappe-
lyke grondwet voor Holstein en Lanenbnrg
op en leverde den 8den Januari 1869 b| de
Holsteinache Standen het ontwerp in van eene
nieuwe provinciale wet. De Standen verwier-
pen het en brachten twee uitgewerkte ontwer-
pen van grondwet ter tafel voor deDeensehe
monarchie en voor het hertogdom Sleeswtfk;
volgens eerstgenoemde sou Denemarken uit
vier zeUMandige deelen met gelttke reehten
bestaan, namel|k nit Denemarken, SleeswQk,
Holstein en Lanenbnrg. Dit werd echter door
de Deensche Regeling van de hand geweien.
Eerst na eene herhaalde, ernstige vermaning
van de KQde van den Bondsdag, die selfemet
Bondsexeontie dreigde, legde de Deensche
Begeering den 6den Maart 1861 aan de Hol-
steinsche Standen de grondtrekken voor van
eene nieuwe gemeenschappel|ke constitutie,
benevens een wetsontwerp omtrent den voor-
loopigen toestand van Holstein met betrekking
tot de gemeenschappelOke aangelegenheden
der monarchie. Eén en ander werd eenstemmig
verworpen door de Standen, die hardnekkig
aandrongen op eene innige verpeniging met
Sleeswtjk, dat lynersQds door Denemarken
als onaflieheidelUk van de Deensche monarchie
beschouwd werd.
In 1868 besloot Denemarken, tot een be-
sUssenden stap over te gaan. Door koninklUk
besluit werd eene grondwet vastgesteld, waarbQ
SleeswQk in Denemarken werd ingelQfd. Doch
nu ontwaakte ook de Duitsche Bond uitzjfne
werkeloosheid, eischte onder bedreiging van
Bondsexecutie, dat de Koning die grondwet
lou intrekken en besloot bQ 's Vorsten ont-
wakend antwoord werkelQk tot de executie.
Denemarken locht naar nieuwe uitvluchten en
werd daarin door Engeland ondersteund, toen
de onverwachte dood van Frêderik VII eene
groote verandering bracht in den loop der la^
ken. Met hem verdween het Koninklijk Hots
van Oldenbnrg in de mannel||ke lt|n. Volgens
het bestaande erfrecht moest nu de Deensche
monarchie in verschillende deelen vervallen.
Het eigenltik Koningryk en de drie Duitsche
hertogdommen waren onderworpen aan ver-
schillende rechten; in het eerstgenoemde had
ook de vrouwelQke IQn het recht van opvol-
ging, maar in laatstgemelde niet, zoodat
hier de troon op een mannelQk oor van éene
der Jongere IQnen uit het Huis OldenJmrg
moest ovefgaan. Doch het verlangen, Dene-
marken als éen Staat te behonden, had de
Groote Mogendheden geleid tot de OBdsrtoe-
kening van het Londeasche protocol vaa 8
Mei 1863, waarbtf, na het overi|den m
den toenmaligeB Koning, Prins OkmüiÊm
vtm SKênm^k-Sóisiêm'Stmdêrhmra'QlËehèmrj sk
B)|n opvolger werd erkend. Noch de Hertog-
dommen, noch de Duitsche Bond hadden het
protocol goedgekeurd, en van het geslseht
Aagmimièmgy dat de meeste aanspraak km
doen gelden, had alleen het hoofd, H«tog
COmliaaih verklaard, dat htf ikh tegen de
Londensehe overeenkomst niet ion venetten,
doch Prins Frei&rtk wmm Noer en de Erfjpiiaa
Wred&rik hadden daartegen geprotesteerd. Zoo-
dra nu Koning J^rtdêrik overieden was, deed
de £rfj[)rin8 mw ^«.^iwlMftttr^ als naaste agssit
zVne aanspraken gelden op de drie hertog-
dommen. Beeds den Idden November verklaarde
htf het bewind te aanvaarden ODderdenoaam
van Hertog Wrtdêftk VIII van aUmw^MdOm
en locht handhaving van kQu recht b(| den
Duitsohen Bond. Tevens schond Koning (Xru-
Haam IX het Londensehe protocol, toes %
wQkend voor de opgewondendheid der mesigte
te Kopenhagen, de gemeenschappelijke gra&d-
wet van 18 November bekrachtigde. Ka noeik
de Bondsvergadering te Frankfort besünes.
De voormaligiB aljsevaardigde van Holstein et
Lanenbnrg vertoonde aldaar den dSsten No-
vember aOne nieuwe volmacht in naam tsb
Ohnêüaam IX van Denemarken als hertog
van SleeswtJk-Holstein en Lauenbnrg, terwjp
de Prins mw Amgmtmiwrg door tusseheakoBflt
van den geiant vim Baden het aanvasrdeo
van de Kroon als wettig hertog der drie
hertogdommen aankondigde en vMderde, dat
men dien gennt als aün vertegenwoordiger
non erkennen. De Bondsdag besloot echter,
dat voorloopig Holstein-Lauenbnrg geeneaten
lou hebben in de vergadering. Oo^tenrOk ee
Pruisen, die inmiddels eene schikking g»-
troffen hadden, verklaarden te lamen, dst 4
zich gebonden achtten door het Londeaaebe
protocol. Zoo sprak ook vom Bittmarek in het
Huis van Afgevaardigden in Pruisen, sosdtf
zich te bekreunen om de geheel andere ge-
voelens van dit lichaam of om de weoaehea
van het Duitsche volk. De pressie der Ofoote
Staten van Dnitschland werkte op de overige;
den 7den December werd de door Saksen yoo^
gestelde occupatie van Holstein met 8tegeB^
stemmen verworpen en tot de executie beslo-
ten. De Nationale geweging verkreeg daardoor
nieuwe kracht Waar de Kamers in Doitaeb-
land btieen kwamen, huldigden zQ de nationale
eischen, en b||na in alle steden werden metgee^
drift volksvergaderingen gehondenen geldes br
eengebracht Den 9den December kwamen del»*
ders der Groot- en Klein Duitsche partd te Nttff-
berg bVeen en besloten, eene gioote vergade-
ring te Frankfort te honden en er het eiioP'
volgingsrecht van Hertog Frederik te ferkon*
digen. Weinige dagen later verklaarde Kosiog
Max van Beieren,- dat hQ de rechten van des
Afiputtenbmrffêr gegrond achtte en hereid waa
die te ondersteunen. Hetaelfde gevoelen we^
uitgesproken op genoemde vergadering ^
Fraokfort, en men belastte er eene eoniia^
van 36 leden met de leiding der bewegiBf*
Inmiddels was ook de bevolking der H^|
dommen opgestaan, vooral In HolsteiUftenn)!
Sleeswtik en Lauenbnrg nog kalm hle^i
SLEE8WIJK.
6G9
bet eente omdat het in h^ noorden oyer>
Btreomd waa Tan Deenache ambtenaren en in het
zuiden van Deensche troepen. Beeds den 19den
Kovember verkondigden 24 leden der Holstein-
sohe Standen te Kiel het legitieme recht van
Hertog FrêderiJr, daarop volgden den 22tten
December de overige leden en den 28sten te
Kiel de praelaten en de Bidderschap. ZU wend-
den zich tot den Dnitschèn Bond ter hand-
having van de rechten des lands.
De Bondsexecutie van Holstein was in de
eerste plaats aan Saksen en Hannover, in de
tweede plaats aan OostenrQk en Pruisen op-
gedragen. Eerstgenoemden moesten het hertog-
dom met 12000 man bezetten en laatstgemelden
ieder 5000 man aan de grenzen plMtsen als
reserve en tevens eene grootere militaire macht
in gereedheid houden. Den 12den December
maakten de vier Mogendheden Denemarken
daarmede bekend en voegden er den eisch
b0, Holstein binnen eene week te ontruimen.
Koning Ckriêtiaem antwoordde met een pro-
testf maar gaf tevens bevel aan zyne troepen,
voor de oprukkende Duitschers achter de
vaste positie van het Danewerk terug te trek-
ken. Den 23sten December overschreden de
Bondstroepen onder het bevel van den Saksi-
schen generaal Make de grenzen van Holstein
en hadden het weldra in bezit. Den 27Bten
December kwamen ongeveer 20000 Holsteinen
te Blmshom b0een en besloten Hertog Frêderik
door een gezantschap uit te noodigen, in z||n
erfland te verschynen. Beeds den dOsten van
die maand werd deze te Kiel met uitbundig
g^uich ingehaald, en schoon h|} reeds vroeger
een ministerie benoemd had, riep hi) de Slees-
wyk-Holsteineia op, gehoorzaam te wezen
aan het Yoorloopig Matuur, door den Bond
ingesteld. De Groote Mogendheden in Duitsch-
land hielden inmiddels vast aan hunne vroe-
gere staatkunde, welke hemelsbreed verschilde
van die van den Duitschen Bond. Haar voor-
stel, om Hertog IMUrik uit Holstein te ver-
bannen, werd den 2den Januari 1864 te
Frankfort verworpen. Ook omtrent de maat-
regelen, die men met betrekking tot Sleeswyk
nemen zou, heerschte tusschen de Groote
Duitsche Mogendheden en den Bond geene
eenstemmigheid. De meerderheid van den
Bondsdag verlangde eene bezetting van dit
hertogdom ten behoeve van FredêHk Villen
verwierp den 14den Januari het voorstel van
OoBtenr^k, dat de Bond de opheffing der
Novemberconstitutie eischen en bQ weigering
het land bezetten zou. Daarop verklaarden
de beide Mogendheden, dat i|| zelven voor
de handhaving der rechten van den Bond op
Sleeswtjk zouden zorgen. De Bond protes-
teerde daartegen, maar de SleeswykHolstein-
sche kwestie viel nu niettemin in de handen
van Oostenrijk en Pruisen.
Beeds den 16den Januari vervoegden zich
hunne gezanten bfj de Deensche Begeering met
den eisch, bovengenoemde constitutie binnen
48 uren in te trekken, terwQl anders de
beide Mogendheden Sleeswtjk als onderpand
zouden bezetten. Denemarken weigerde, en
dienzelfden dag trokken de Oostenrlksche en
Pruisische troepen in Holstein, zonder van
de i4fdo ^'^ Bondsarmee eenige belemmering
te ondervinden. Voor het einde van Januari
bevonden zich 43500 Pruisen met 110 en
28500 Oostenrykers met 48 kanonnen op de
grenzen van Sleeswtfk. De Pruisen wer-
den aangevoerd door Prins JMedriok Karl^
de Oostenrykers door den vrtthoervo» QaÜUnz
en het opperbevel was in handen van den
Pruisischen veldmaarschalk wm Wramgd.
Den Sisten Januari richtte laatstgenoemde tot
den Deenschen opperbevelhebber dé Mexa da
vraag, of hy gezind was, het hertogdom
SleeswQk te ontruimen. Het antwoord was
eene weigering, en op den Isten Februari
overschreden daarop de Geallieerden de gren-
zen. Het Prnisisohe armeekorps vormde den
rechter vleugel en trok van Kiel naar Eckem-
förde, de CkwtenrUkers bevonden zich in het
centrum op den weg van Bensburg naar
SleeswUk, en eene divisie der Pruisische
gfu-de onder generaal txm dmr MMe vormde
den linker vleugel. De Denen, ongeveer 30 000
man sterk, verwachtten den vtjand achter het
Danewerk, doch om deze verschansing —
11 geogr. m||l lang -— naar eisch te verdedi-
gen, was hun aantal slechts half voldoende.
Den Isten Februari namen de Pruisen Eckem-
fdrde in bezit en leverden aan de Denen op
den volgenden dag by Missande een weinig-
beteekenend gevecht, terwyi de Oostenrykers
den 3den by Jagel, Overselk en den Kdniga-
berg met groote dapperheid streden en tot
aan de hoofdverschansingen van het Danewerk
voorwaarts rukten. Hier wilden zy na verloop
van eenige dagen eene bestorming beproeven,
terv^l de Pruisen zich meester maakten van
den overtocht over de Schlei. Generaal de Meta
nam nu, na gehouden krygsraad, het besluit,
het Danewerk te ontruimen, daar hy zyn af-
tocht bedreigd zag. In den avond van den
5den Februari nam de terugtocht een aanvang,
doch eerst in den ochtend van den 6den kre-
gen de Oostenrykers daarvan bericht en trok-
ken in het ontruimde Sleeswyk, terwyi da
Pruisen ongehinderd de Schlei overschreden
en voorwaarts rukten naar Flensburg. Met
den meeeten spoed vervolgden de Oostenry-
kers de Denen, doch bereikten alleen de
achterhoede, die stand hield en een bloedig
gevecht leverde, zoodat het hoofdleger veilig
de positie van Dttppel bereiken kon. Den 7den
Februari namen de Oostenrykers Flensburg
in bezit Eenige dagen later trokken ook de
Pruisen naar de Dttppeler schansen, doch
weldm was men er van overtuigd, dat de
Deensche positie slechts door eene behooriyke
belegering kon genomen, worden, weshalve
eerst zwaar belegeringsgeschnt uit Pruisen
moest worden aangevoerd. Inmiddels trok reeda
vermelde divisie der Pruisische garde uit Flena-
burg en bezette Kolding. Met uitzondering van,
eenige eilanden en van Dttppel- Alsen was ge-
heel Sleeswyk reeds voor Denemarken verlo-
ren; daarent^en kon het zich, zoo men meende,
achter de Düppeler schansen lang genoeg
handhaven, om aan óene der groote Mogend-
heden van Europa gelegenheid te geven tot
bystand. Engeland deed trouwens aan Frank-
ryk en Zweden het voorstel tot eene gewa-
pende tusschenkomst, doch te vergeefs. Dene-
marken bleef dus zonder hulp, en het had
door zyne hardnekkigheid de za^ der
Hertogdommen niet weinig bevorderd. De
Duitsche Groote Mogendheden moesten hunne
vasthoudendheid aan het Londensche protocol
670
SLEE8WIJK.
laten Taren, omdat Denemarken g^^en Trede
wilde iloiten met Ddtachland. De stoatheid
en behendigheid yan wm Biamarck legepraal-
den na op de sehroomvalligheid Tan Oostenrijk.
Op den 7den Ifaart trok ook wm GabUmx in Jut-
land en bracht de Denen bQ Veile aan het
wQken, loodat ay achter de Limflord te-
ngteokken. Ook Toor Dttppel naderde het
onr der besllaslng. De parallelen werden ge-
opend en den 18den April nam de bestorming
onder de persooniyke leiding Tan Prins Friê-
drie^ KÖH een aanTang. In weerwil Tan de
wakkere tegenweer der Denen werden de
schansen ingenomen en de Denen met groot
Terlies OTer de brug Tan Sonderbnrg naar
Alsen TordroTen. Na werd Jatland b«Eet en
met eene schatting Tan 650000 thaler be-
zwaard. Kort daarop werd te Londen eene
conferentie geopend, waaraan ook de de onder-
teekenaars Tan meergemeld protocol deel na-
men; doch eerst na onderscheidene littlngen
gelakte het, een wapenstilstand Tan eene
maand te sloiten. Nogmaals deden Pruisen
en OostenrQk het ToorsteL de kwestie door
eene persoonl|)ke nnie Tan Denemarken en de
"Hertogdommen tot een goed einde te brengen,
doch zeUé Denemarken, steeds hopende op
btlstand Tan elders, noemde het onaanneme-
lyk. Na onttrokke Pruisen en Oostenrijk lich
openlQk aan het Londensche Terdrag en Tcr-
langden den 28sten Mei in OTereenstemmiag met
wm Beutty den Tertegenwoordiger Tan den
Bondsdag, eene „Tolkomene scheiding derher-
togdommen SleeswDk en Holstein Tan Dene-
marken, en hunne Tereeniging tot éen Staat
onder de souTCreiniteit Tan den Erfl[>rins wm
Ai^ffutimibmrsf^'. Engeland kwam daarop met
"den Toorslag Tan eene Tcrdeeling Tan Slees-
wDk met de Schlei als grens, of anders Tan
de benoeming eener commissie tot regeling
der grensen. Doch de Dnitsche Mogendheden,
alsook Denemarken, Terwierpen dese Toorstel-
len, en den 25Bten Juni ging de conferentie
ouTerrichter sake uiteen. Een nieuw Toorstel
Tan het Britsche Kabinet aan het Fransche,
om althans met eene Tloot tegen Duitschland
op te treden, werd desgelijks Tan de hand
gewezen, en ook Zweden deed ifne Tloot
terugfceeren. Den 298ten Juni ToroTerden de
Pruisen het eiland Alsen, aoodat de Deen-
sche troepen de wQk moesten nemen naar
Fttnen, waaroa de Geallieerden tot het noor-
delijkste punt Tan Jutland doordrongen en
de eilanden Sylt, Föhr ens. in besit na-
men. Toen was de trots der Denen Temietigd;
de Koning Tcrzocht aan Oostenrijk en Pmi-
sen, de Ttjandeigkheden te staken, en aan-
'stonds namen de Tredesonderhandelingen te
Weenen een aauTang. De Trede werd er den
908ten October gesloten. Koning Chriiüaan
stelde aljne rechten op de drie Hertogdommen
ter beschikking Tan Oostenryk en Pruisen,
terwijl die landen met de oorlogscontributie
en een gedeelte der Deensche staatsschuld
werden bezwaard. De aauTraag Tan Proisen
en Oostenrijk aan den Bond, de Bondstroe-
pen onder hunne bcTelen te stellen, was Tan
de hand gewezen; doch Prins Friêdrich Kmi
ontTing bcTol, zich Tan Rendsburg meester
te maken, zoodat generaal Rake zich genood-
zaakt zag, die stad Toor de OTermacht te ont-
ruimen. In Frankfort en in de Kleine Duitsche
Staten was men Terontwaardigd otct doB
daad Tan geweld, en wm Buwutnè achtte kt
Tan belang zich inschikkelijk te betaones,
zoodat de Bondstroepen eerlang naar Baadi-
burg terngkeerden. Doch kort daarop richtte
de Pruisische eerste minister tot de Bageerin-
gen Tan Saksen en HaunoTcr den eisch, ,de
Bondstroepen onTerw|jld terng te roepen «o
den Bond daarTaneeuToudig bericht te gerest
HannoTcr was daartoe aanstonds beiraid m
Saksen moest zich schikken, noodat san ge-
melden eisch werd Toldaan.
De zaken der Hertogdommen moeftea n
Toor goed geregeld worden. Niet sUmb de
bcTolking Tan Sleeswtjk-Holstein, maar eok
Oostenrijk en Pruisen hadden de rechten m
den Hertog Tan A^j;uHeMbtÊrff erkend. Het-
zelfde gCToelen werd omhelsd door de rediti-
geleerde faculteiten Tan 16 hoogesehotos. Kt
echter traden andere pretendenten op: is de
eerste plaats de Groothertog Tan Oldesbary,
aan wien de Keizer Tan Busland s||no un-
spraken had afisestaan, TOorts Prins JMril
wm Rê$$e» en eindeigk Pruisen. Hier hadKevr-
Torst Joaek4m I Tan Brandenburg ten behoere
Tan zijne gemalin JBluahetk Tan wege haren n*
der. Koning Johan wm Denemarken, bpbetu^
BterTon Tan diens mannelijke nakomelingach^
een erfrecht Toorbehonden en dientengerolge
niet slechts aanspraak op het Koninkl|fk ps-
deelte der Hertogdommen, maar ook op de
CTentueele opTolging in het andere gedeelte.
Pruisen moest CTcn wd de meerdere gegrondbeM
der aanspraken Tan An^ueienbmrff en OUoAtrs
erkennen. Een betere grondslag TOor PndBei
was dan ook de Vrede Tan Weenen, waarlf
Ckrittiaam IX zQne rechten aan Proiflen 69
OostenrQk OTordroeg. Het kwam erdnssleehti
op aan, Oostenrgk tot rechtsafetand te be«^
gen. Eene Pruisische oorkonde Tan w
noemde dan ook die beide Mogendheden de
rechtmatige bezitters der Hertogdonomen. 3i^
mafrck was echter in beginsel geen tegenstander
Tan de Torming Tan een Staat onder den aeke^
ter Tan A^gnttef^wrgy doch h|j maakte de toe
stemming daartoe Tan Pruisen afhankel||lM^
de Tolgende Toorwaarden: SleeswBkHohff
sluit een of- en defensief Torbond metProiMi
en stelt afjn leger ter beschikking ▼«'Jjf
Koning Tan Pruisen, — de Pruisiacbe ^
taire wetgCTing wordt er ingcToerd en W
leger zweert den eed Tan trouw aan dei
Koning, — Rendsburg wordt eene Bondffti'
ting, — SleeswIjkHolstein staat aan Pré|«
de stad Sonderburg en de Testing Friederieke-
ort met de omstreken af, — en de nieo^
Staat treedt toe tot het ToiTerbond,auTatfdt
het Pruisische st;elsel Tan belastingen op dei
uit- en inToer en stelt de posterQ en teteg^
phie ter beschikking Tan Pruisen. Ooatesi^
wees den 5den Maart die TOorwaarden f»J
hand, en ook in de Hertogdommen Tsridaaig
men ze ouTereenigbaar met de zelflitsadighB|^
des lands. De Pruisische Begeering gaf daarv
geen antwoord, maar Tcrplaatste het station d»
Dnitsche Tloot Tan Dantzig naar Kiel. OokB|Br'
tog JV»d«^rj/I Terwierp4ebeUngr||lMjBW^
palingen Tan het Pruisische Toorstel,na0eqp
die omtrent het leger, de posterO o» ^* **l
graphie. Toen Pruisen Toorts «ffl**"£JZ
het bijeenroepen Tan een Sleeswtk Hob^
schen Landdag, was het de Traag, v<Mi^
SLEESWIJE.
S71
welke kieswet die veiiBfaderioir moeet gekosen
wordffii, en toen Oostenrgk en Proisen op
de kieswet ran 1854 wesen, kwmm de Gfool-
bertog Tan Oldenburg tegen elke Terkiering
in verset, soolang er eene Aagnstenborgsche
Begeering te Kiel bestond. Nn begeerde de
«erste minister, in Proisen, dat OostenrQk
den Angostenbnrger aon laten raren en sgne
. eigene reohten overdragen aan den Groothertog
Tan Oldenbnrg, terwQl het lich geneigd
▼erlLlaarde, zjfne Toorwaarden te matigen.
Toen OostenrOk éen en ander weigerde, scheen
de oorlog eerlang te znllen uitbarsten. Er
kwam echter den 14den Aogostns te Qastein,
waar de Koning yan Proisen sich beyond, eene
Toorloopige overeenkomst omtrent het lot der
Hertogdommen tot stand, namelffk de Oasteiner
Conventie. ZQ maakte een einde aan het ge-
lamenigk bezit der Hertogdommen SleeswVk
•en Holstein en wees het beetoor van het eerste
toe aan Proisen en dat van het tweede
«an OostenrUk, terw||l Laoenborg voor 2 '/^ mil-
lioen Deensehe rtfksdaalders door Oostenrgk
aan Pndsen werd afgestaan. Daarenboven
verkreeg dit laatste de havens van Kiel met
iiet recht om die te versterken, voorts het
medebezit van de vesting Rendsborg, totdat
'Kiel tot Bondshaven en Rendsborg tot Bonds-
vesting verheven was, en eindelQk het opper-
toezicht over het te graven Noord-Oostseelumaal.
Te vergeefs protesteerden bgkans alle vader-
landlievende aotoriteiten in de Hertogdommen
tegen deze conventie. Op eene vergadering van
afgevaardigden te Frankfort verschenen 260
nit Zoid- en HiddenDoitschland en slechts
^7 oit Noord-Doitschland, zoodat hon verzoek
■aan het Hois van Afgevaardigden in Proisen,
„voor de geschonden rechten der Elbehertog-
<lommen, voor de bQeenroeping der Vertegen-
woordiging aldaar en voor de stichting van
4en Staat SleeswykHolstein op eene beslissen-
de wt|ze en onverwgid in de bres te springen"*,
"geen groeten invloed had. Den 2dsten Janoari
1866 werd te Altona eene vergadering van
S- tot 4000 SleeswgkHolsteiners gebonden,
die met Over aandrong op het bQeenkomen
"van eene Vergadering der Standen; hetzelfde
werd gevraagd door 31 leden van de Holstein-
'sche V^gatoring der Standen, maar de Hol-
flteinsche Regeering nam het verzoekschrift niet
aan. De Proisische goovemeor in Sleeswtfk,
-generaal «o» Matamffd^ meende het bestaan
de bedoelingen der Proisische Regeering te
beantwoorden, als hQ de voorstanders van
Auguitmbrns ontsloeg en door beperking van
het recht van vereeniging en van de v^heid
<ler drokpers de vrQe openbaring der gedachten
^bedwong. Daarmede was de bonding van wm
BMenz in Holstein niet weinig in strQd.
Dientengevolge zond v<m Bismarek een schrij-
ven naar het Oostenryksche Kabinet, waarin
hü het geheele regeerstelsel van OostenrQk in
Holstein in scherpe bewoordingen afkeorde
als eene krenldng van de conservatieve be-
langen en van de antirevohitionaire staatkonde
van beide Mogendheden, tevens dreigende met
eene verbreking der alliantie. In een antwoord
van 7 Febroari verwierp OraafJlf«w<ior/7deze
bescholdiging op beslissenden toon, er hg
voegrade, dat Oostenrgk in het regeerstelsel
in Holstein zon volharden. Den 268ten April
deed het Oostenrgksehe Kabinet aan Proisen
het voorstel, honne door den Vrede van Weenen
verkregene rechten af te staan aan den preten-
dent, die door den Doltschen Bond als wettig
Verst der Hertogdommen zoo worden erkend,
terwVl OostenrOk er dan toe zoo medewerken,
aan Proisen al die voordeelen te bezorgen,
die het bg de Gbwteiner conventie verkregen
had, namelQk het bezit van Kiel, Rendsborg
en Sottderborg. Het Proisische Kabinet liet
deze depêche aanvankelijk onbeantwoord, maar
de oificieele: „Staatsanzeiger** van 8 Mei ver-
klaarde, dat Pmisen niet gezind was, het
met OostenrQk veroverde en door volkenrechte-
igke verdragen verworvene bezit afhankeltfk te
maken van eene andere beslissing dan van een
nit eigen beweging genomen besloit. Daarop
droeg Oostenryk op den Isten Joni de beslis-
sing der SleeswQk-Holsteinsche kwestie op aan
den Bondsdag. Proisen protesteerde den Sden
Joni tegen dien stap als eene schennis van
de GaiSeiner conventie, volgens welke de
vraag der erfopvolging in de Hertogdommen
alleen beslist kon worden door eene gemeen-
schappelOke oitspraak der beide Doitsche Groo-
te Mogendheden, en reeds den 6den van die
maand deed de Proisische goovemeor van Slees-
wtfk aan den OostenrQkschen stadhooder in Hol-
stein het bericht toekomen, dat hQ in last had,
zOne troepen reeds den volgenden dag te doen
oprokicen naar Holstein. Deze namen dan ook
den 7den Rendsborg, Kiel en Itzehoe in be-
zit, en von GaUeiu, die slechts over 3 000 man
te beschikken had tegenover 20 000 Proisen,
trok onder protest met het landsbeetoor en
Hertog Frederik naar Altona terog. JifafffM/ye^
ontsloeg daarna de Holsteinsche Regeeringen
benoemde den vrQheer vom Seked'JPUssem tot
opperpresident van beide Hertogdommen, hem
Kiel als woonplaats aanw^zend. De bfieen-
komst der Holsteinsche Standen te Itzehoe
den Uden Joni werd door de Pmisen met
geweld belet. Op dien dag drong Oostenryk
op grond van artikel 19 der Bondsacte, wegens
het braetten van Holstein door Pmisen, by
den Bond ernstig aan ophetmobielmakenvan
het geheele Bonasleger, met oltzondering van
het Proisische gedeelte. De aanneming van
dit voorstel op den 14den Janoari door de
meerderheid had de ontbinding van den Bond
en de nitbarsting van den oorlog tosschen
Pmisen en OostenrQk ten gevolge. In de
vredespréliminairen, den 268ten Joli te Nikols-
borg onderteekend, deed de Keizer van Oosten-
ryk ten behoeve van den Koning van Proisen
afttand van al ztfne rechten op Sleeswifk en
Holstein, onder de bepaling, dat het noordeiyk
gedeelte van Sleeswgk, wanneer de bevolking
dezen wensch op eene wettige wyze te kennen
gaf, weder bO Denemarken zoo worden ge-
voegd, — en de Vrede van Praag bekrachtigde
dezen eisch. Pmisen verwierf voorts door
het verdrag van 27' September 1866 van den
(jhroothertog van Oldenborg ook de aanspraken
van het Hois SóUtdn Bottarp op SleeswQk-
Holstein tegen betaling van 1 milioên thaler
en den afstand van het Holsteinsche ambt
Ahrensbock. Volgens de annexatiewet van 24
December 1866 en volgens hetKoninkltJk patent
van inbezitneming van 12 Janoari 1867 werd
de iniyving van Sleeswyk-Holstein in Pmisen
op den 24sten Januari 1867 volbracht De Proi-
sische grondwet werd er ingevoerd op den
hn
SLEESWIJK-8LIJMK00BTS.
Iften October 1867. Het Troeger Teniielde ge-
deelte der Deensche Staatatchiüd werd door
PnuMn- OYergenomen, doeli artikel 5 vtii
den Vrede tsd Praag, eeae ▼oUuBtemming ,of
men tot Doittchland of Denemarken wilde be-
hooren**, is niet ten niWoer gelegd. NapoUon III
maakte in 1867 daarvan gebnük, om dePmlr
giBcke Begeering in Terl^nbeid te brengen.
Biimmteh evenwei verklaiurde sicb bereid, de
•temming te doen plaats grüpen, maar ver-
langde tevens van de Deenscbe Begeering waar-
borgen , welke aan de Dnitsche gemeenten ,
die weliioht op de aan Denemarken ten deel
vi^ende landen gevestigd waren, bet bebood
van liare nationaliteit londen verzekeren.
Toen DenemarlLen den Isten Juni geene andere
waarborgen wilde verleenen dan de bestaande
wetten, werd de geheele saak verscboven.
De onderhandelingen tosschen Denenarken
en Pnüsen , die den volgenden winter te
Beriyn wederom werden opgevat, leden vooral
s(^pbrenk op den eiscb van Denemarken,
om bet bezit te erlangen van Alsen en Dttppel.
Ten gevolge eener wet van 23 Juni 1876
werd op den Isten Juli van dat jaar ook bet her-
togdom Laaenbnrg met Sieeswyk-Holstein ver-
eenigd , zoodat het na dien tyd een arrondis-
sement vormt van deze provincie. In 1882
werd door Pruisen aan het Hois SUuut^h-
HóUUm- QUkiktkwrg een Jaargeld toegekend
van 64000 mark en ook het Hiüs jAk^im toi&iir^
ontvfaig in 1885 eene schadeloosstelling, be-
staande in het kasteel Angnstenbnrg, het slot
te Sonderborg met de aldaar zich bevindende
Kapel met den vorsieUiken grafkelder en een
Jasjrgeld van 800000 mark.
Steidaniis (Jobannes), eigenlijk FMUfi-
#01», een verdienstelük geschiedschrUver, ge-
boren in 1506 te Schldden in den Eifel,
stadeerde te Lnik , Keulen , Leuven , Par08
en Orléans in de rechten , trad in 1637 in
dienst van Fram^ J, koning van Frankryic,
maar moest wegens zfju overgang tot het
Protestantismus (1541) FrankrQk verlaten. Hy
werd in 1542 tolk en gevolmachtigde van het
Schmalkaldiscb Verbond en vestigde zich te
Straatsburg. In 1645 begaf by zich als afge-
vaardigde der Protestantsche Vorsten naar
den Koning van Engeland en vervolgens naar
de kerkvergadering te Trente, waar hQ eene
ongemeene achting genoot. Bfy overleed aan
de pest te Straatsburg den Sisten October
1556. Qrooten roem verwierf by door zyn ge-
schrift: ,De Statu religionis et reipublicae
Oarolo V Caesare commentarii (1555 en later)".
Zyne „Opusculae'* werden door FuUohim in
1608 in het licht gezonden.
Sleutelbeen (clavicula) is de naam van
een plat , S-vormige gebogen been, dat by den
mensch aan het onderste gedeelte van den
hals over de eerste rib gelegen is en het borst-
been min of meer bewegeiyk met het schou-
derblad verbindt. Het houdt het schouderge-
wricht van de borstkas verwyderd en veroor-
zaakt eene stevigen verbinding van den arm
met den romp.
Sleutelbloem , zie Frimüa.
Sligo, een graafschap in de lersche pro-
vincie Connaught, ligt aan den Atlantischen
Oceaan en telt op nagenoeg 34 Q geogr, myi
111000 inwoners (1880), van weiken 90% tot
de B. Katholieke Kerk behooren. De westeiyke
vlakten by de KiMilabzsi zyn deer de Ok
Mountaina vim die in bet züdden iwm hat
graatechap geseheideB , waar de bevaarbera
Oweamoce aleh ia de SUgobaai uHrtort D«
desgeiyks bevaarbare Moy vormt er de we»-
teiyke grens. Men heeft er 21% bo«wUusd ,
byna 52\ weilaad, mlm 1°/^ besok en W^^
veen. In 1876 waren er 7244 pairdes, 474
muildieren, 7588 ezels, 97 658 runderen, 66 867
schapen en byna 20000 zwynen.VooitaiB er de*
visscbery van veel belaag, maar de lubriek»-
ny verheid van weinig beteekenis. — De even-
zoo genoemde koofdêiad ligt aan de ffliffobami,
heeft een goed voorkomen en een levesdiflieit
handel en nüm 10000 inwoners.
Slijkvulkaaen. ook êoUen en wawfaif
gehelen, zyn kegelvormige, van InnmnrliHc
slib opgeworpene heuvels , do<Mqgaaiis aleehtn
eenige Ned. el, maar ook wei eens meerdjw
100 Ned. el hoog , met eeae kratervonulse
holte in den top. Op den bodem dier holte
heeft men openingen, waandt geweenigk
gassen ontsnappen. Zyn deze openingen ver-
stopt, dan hebben er veelal uitbarstingen plaatBi
waarby slib en steenen in de hoogte werden
geslingerd, terwyi warsse siykstroomen langs
de helling van den kegel boeien. Het meest
bekend is de reeds door SiraèQ vermelde
siykvulkaan Kaealuba by Qirgenti op SksifiS.
zyn kegel is 60 Ned. el hoog, en op den plat-
ten top vindt men een aantal kleine kegeltjes.
Ook elders in Italië, voorts op Usland, Java,
Trinidad en vooral aan de Zwarte en mam de
Oaepische Zee heeft men siykvnlkanen.
Slijm (mncus) is de dik-vloeibare, kleve-
rige, kleurlooze, in den regel alkalisch reagce-
rende afiMiheiding , die in geaonden staat als
eene dunne hiag de oppervlakte van alle alSs»-
vliezen bedekt en deze glibberig maakt. Het
siym is in de verschillende lichaamsdeeka
verschillend. Het bevat in het algemeen 4 — 6^.
vaste stoffen en voor *t over%« water. Eöa der
hoofdbestanddeelen is de stikstofhoadeBde
siymstof (mucine) , welke de aftcheicyng kle-
verig maakt. Deze laatste bevat steeds aljse-
stootene epitbelinmeellen , alsmede sltlmfi-
cbaampjes, ronde» gegranuleerde cellen, vrdke
op kleurlooze bloed- en etterlichaasssles ge-
lyken. In gezonden teestand zyn zy in geringe
hoeveelheid voorhandep , maar by eene oatsle-
king der siymvliezen nemen zy soo sterk toe,
dat het siym een geel en etteraohtig voorko-
men verkrygt. Het siym wordt hoofdsakeiyk
door de siymklieren , maar ook door de ge-
heele oppervlakte van het riymvlies afgeschei-
den. Het vloeibare bestanddeel van bet
siym is niets anders dan het prodnet eeeer
vormverandering, welke de c^len der
siymklieren en de epitheliumcellen van ket
siymvlies ondergaan. Het is dps enkel eene
gewyzigde celstof. Iets dergeiyks als het
siym is het Udvocht (^novia) der gewriclitea
enz., en door ziekte ontstaat wel eens siym
in lichaamsdeelen , waar het in geaonden
toestaod niet vowkomt
Slijmkoorts (febris muoosa) is e^ eiges-
aardige vorm van maagkatarrh, welke b|
eene middelmatige koortsverbefBng zich os-
derscheidt door hardnekkigheid en door de
atecheiding van eene grm^ boeveelheid tasi,
gomachtig siym , niet alleen in de maag en
de darmen , maar ook in de keel , den mond
SLIJMKOOBTS-SLINGELANDT.
578
en de luohtwegen. Deie liekte, die men In-
senderheid bS penMien van geTorderden leef*
tQd aftBtreft, neemt een aanvanir >net eene
eenigtttaiB Tefinelde pols en Tettoogde 11-
ehaamtwamte. De patiënten gevoelen lich
seer zwak en mat; zQ z}in lusteloos, slaperig
en afkeerig Tan alle Toedsel. Nuttigen zj
iets, dan wordt het genuttigde met eene
groote hoeveelheid taai slQm door braking
uitgeworpen. Ook gaat deze koorts vergeieid
Tan katarrh van den mond en van den slok-
darm. Vooral in den oohtend ontlasten zich
de zieken door nieaen, hoesten , braken enz.
van eene groote massa draderig sigm. BQ den
stoelgang worden onverteerde sp^n desge-
Ifk» met veel siym verwQderd. De lichaams-
zwakte neemt toe met de lusteloosheid. Komt
er na verioop van 8 of 4 weken een begin
van betefBchap, dan verdwenen langzamer-
hand genoemde versohOnselen , doch bQ de
geringste aanleiding keeren zU zeer licht terug,
en by zwakke gestolen is een doodel^ke af-
loop Met zeldzaam. De igders vinden vooral
baat bQ een dieet, dat gemakkelQk te ver-
teren voedsel voorschrOft, bO het gebruik van
sodawater, koolzure alkaliën en verdunde
SlJjinTiMOh^l (Blenaii) is de naam
eener fiunilie van visschen uit de orde der
SMcéUtimiigm (Acanthopterigii). ZQ onder-
scheiden zich door een langwerpig, meestal
ztfdelings samengedrukt lichaam, eene slQ-
merige, naakte huid, somtyds echter met
kleine schubben, eene lange mgvin, onder de
keel of borst geplaatste buikvinnen, een af-
geplat, driehoel^ achterhoofd en het ontl»reken
der zwemblaas. Deze familie van visschen
telt onderscheidene gestechten, zooals ^{MfiiKf,
Sidarias, Zoafees (waartoe de kwabaal be-
hoort) enz.
SlJjmTlieseii (membraoa mucosa) zQu
weeke, flaweelaehtige, vaat- en zenuwrOfce,
slQmaftcheidende vliezen, welke de grootere
en kleinere, naar buiten zich openende holten
en kanalen des lichaams (luchtwegen, spQs-
verteringsorganen enz.) bekleeden. BQ de uit-
wendige, natuurlQke openingen dezer holten
gaat het slymvlies allengs over in de gewone
huid, zoodat men de grenzen tussohen die
beide niet kan aanwQsen. Ieder sltlmvlies
bestaat hoofdsakeltfk uit twee lagen; vooreerst
de «pUkêUmkUui^ of de bovenlaag, enkel uit
cellen gevormd, welke de gedaante van plaatjes
of van cylinders hebben en in het laatste geval
al of niet met trilhaar bedekt zQn. De cellen
liggen óf naast elkander, zoodat zQ éene
laag, <Vf op elkander, zoodat zQ meer lagen
vormen. De tweede laag is het mgemLijik
iUfmvliei^ dat men met de lederhuid zou
kunnen vergeiyken; het is namelük eene laag
bindweeftel van verschillende dikte. Onder
het eigenl0k slQmvlies bevindt zich los cel-
weefiMl , dat het slymvlies met den wand der
holte verbindt. De kleur van het slymvlies is
grysachtig wit tot donkerrood. De prikkel-
baarheid der siymvliezen is in de nabyheid
der natunriyke openingen zeer groot, maar
op meer verwyderde plaatsen zeer gering.
De siymvliezen bevatten voorts siymaft»hei-
dende klieren , die enMvoudig of samenge-
Btdd zyu. De eerste bestaan uit zeer kleine
oitstuipingen van het bovenvUes en van de bind-
weefiNllaag van het siymvlles en strekken zich
slechts zelden uit tot in het losse eelweefisel.
Daardoor ontstaan flaechvormige zakjes van
cellen , die op de epitheliumcellen geiyken ,
met deze in verband biyven en tot slQmvor-
ming dienen. De opening dezer klieren op de
vrye oppervlakte van het slymvlies is zoo
groot als die eener naaldprik. De samenge-
stelde siymklieren dringen door tot in het
loese celweeftel, hebben de grootte van een
gierstkorrel tot een peperkorrel en bestaan
uit talryke, niet volkomen geslotene, onder-
ling gemeenschap hebbende blaai;}es, vrelke
zich als tot druiventroiiJes samenvoegen. Ieder
tro^e heeft een uitloozingsbuiqje , dat zich
met die der overige tot eene buis vereenigt,
welke aan de oppervlakte van het slymvlies
uitkomt. De inhoud dier klierblaa^les bestaat
uit talryke, in siym veranderde cellen. De
siymvliezen zyn dikwyis de zetels van onge-
steldheden , hoofdzakeiyk van katarrh , doch
ook wel van sjrphilitische , tuberculeuse en
typhense zweren , alsmede van croupachtige
en diplitheritische aandoeningen.
Slijpen is zoowel de kunst, om metalen,
glazen, steenen of houten voorwerpen aan de
oppervlakte van hunne oneffenheden te be-
rooven en ze te voorzien van glad- of fijn
gekraste zydeu, die alsdan glanzig worden
gemaakt door ze te poiysten, alsook de kunst,
om snydende of stekende werktuigen scherp
te maken. Men gebriiikt daarioe rondwente-
lende siypsteenen (gewooniyk van zandsteen)
of ook wel handsiypsteenen (oliesteenen) enz.,
— voorts ^n gewreven houtskool, met water
tot pap geroerd, en inzonderheid amaril, het-
welk dient tot het glad maken van staal,
yaer , messing , Britannlametaal enz. Amaril
wordt daartoe met olie bevochtigd en op een
met vilt bekleed plankje gebracht en op de
Toorwerpen gewreven. Men geeft daaraan ge-
wooniyk den naam van poeUen. Over het
siypen van dvtmani en ^tZm is gesproken onder
die woorden.
Sliliken (degluütio) is eene verrichting,
vraardoor vaste of vlo^bare stoffen uit den
mond naar de maag worden gebracht. Het be-
staat uit eene reeks van aanvankeiyk wille-
keurige, daarna onwillekeurige spiersamen-
trekkingen , waarby de tong , het zachte
gehemelte , de strottenhoofdklep , de strot en
eindeiyk de slokdarm hunne diensten bewyzen.
Inzonderheid is daarby deze laatste door de
wormvormige samentrekkingen van de ver-
schillende spiervezelringen werkzaam, daarby
geholpen door het naar de zyde van de maag
gerichte epithelium van het slymvlies.
Slingelandt (Simon van), een uitstekend
Nederlandsch staatsman, geboren in 1664,
genoot eene zorgvuldige opvoeding en muntte
vooral uit door eene grondige kennis van het
Orieksch. Hy studeerde te Ldden en werd
op 26-Jarigen leeftyd opvolger van zyn vader
als secretaris van den Raad van State. Zyne
bekwaamheid bleek zoowel in den oorlog
tegen Frankryk, vraaraan de VredevanBys-
wyk een einde maakte, alsindenSpaanschen
Successie-oorlog. Voorts wendde hy veleriei
middelen aan om de kwynende welvaart des
Vaderlands te doen herieven, vooral ook door
eene nieuwe regeling der in- en uitgaande
rechten. Hy zag zich vervolgens benoemd tot
574
SLINOELANOT-SUNGEB.
■chatmeeiter der Uaie en op 6i-Jarigeii leef-
tgd tot raadpensioDaris Tan HoUand. In die
betrekking was h0 door beleid, 0¥er, Mbraa-
derheid en ervaring tot een legen voor het
G^emeenebest H0 regelde de belangen der
▼erschillende Staten van Eoropa door het
Weener Verdrag en wist in den oorlog tnt-
Behen OostenrSk en Bnsland aan de óene en
Frankryk , Spanje en Sardinië aan de andere
ztlde de nentraliteit der Nederlandaehe gewet-
ten te handhayen. In het boitenland werdhy
hoog geacht en met de meeste onderacheiding
bejegend. Hoewei hQ in >||ne laatste levens-
jaren veel te IQden had van de Jieht, vroeg
hg b|| herhaling vnichteiooB B0n ontslag en
overleed den Isten Deeember 1786. zyne
«Staatkundige geschriften", in 4 deelen in het
licht verschenen, B0n hoogst merkwaardig
voor de geschiedenis van dien ti|d.
Slingeneyer (Ernest), een verdienstelUk
Belgisch schilder, geboren den 21sten Mei
1824 te Loocristy in OostYlaanderen, besooht
de académie te Antwerpen en het atelier van
Wa/fftm en verwierf reeds in 1841 met ztln
eerste stok: «De schipbrenk vanhetFransohe
ichip Le Vengenr (in het mnsenm te Keolen)"
groeten lof. Hy aette daarop zifne stadiën
voort te Rome en beiocht de voornaamste
landen van Europa en in 1870 ook Afrika.
Sedert 1870 is h0 Ud van de Belgische Aca-
démie en hy versierde hare vergadenaal met
13 voortreffeiyke stokken. Voorts noemen wy
van hem: „De slag van Lepanto (in het
museum te Brussel)**, — leventien godsdien-
stige tafereelen in de hoofdkerk te Dublin.
— «Jacobson^s dood'' en «Ciarthago (in het
besit van den Koning van België)**, — • en
«De dood van Claessens (in het besit van
den Koning der Nederlanden).**
Slinger (De) is in zyn eenvoudigsten vorm
een zwaar lichaam, aan een draad opgehan-
gen. Beschouwt men den draad als londer
gewicht en het lichaam als een enkel massa-
deeltje dan heeft men ' een maihêmaiiaektm
êUi^«r. Verwydert men den slinger uit s0n
verticalen stand, om dien vervolgens los te
laten, dan keert hy door de werking der
swaartekracht met eene toenemende snelheid
tot dien stand terug, doch gaat door den
evenwichtsstand heen, en verwydert sioh met
telkens afnemende snelheid van den even-
wichtsstand tot hy, in rust gekomen door de
zwaartekracht, genoodzaakt wordt den boog
in tegengestelden zin te doorloopen, en dan
om dien evenwichtsstand te schommelen. De
hoek tusschen de lynen, welke de uiterste
standen van den slinger aangeven, is de
wydte der schommeling, de slingerwydte of
ampUiMdo, By het voortduren der sehommelin<'
gen wordt door den weerstand der lucht en de
vrryving in het ophangpunt de amplitudo
allengs kleiner, totdat de slinger tot zyn oor-
spronkeiyken verticalen stand en alaoo tot
rust is teruggekeerd. By eene kleine amplitudo
is de duur dier schommelingen evengroot, en
dat merkwaardig verschynsel, door (MM
ontdekt, noemt men: «de wet van het isochro-
nismus der slingerschommelingen**. De duur
der schommelingen (zoo deze klein zyn) wordt
dus op dezelfde plaats alleen bepaald door
de lengte van den slinger, en by slingers van
verschillende lengte staan de êUnsfert^dem (de
tyden voor de sehommelingen Tmn elk dier
sUagers vereiseht) tot elkander als de vier-
kantiwortels uit de lengten der aUngen. U
alzoo de verhouding van deae laatste als 1,
4, 9, dan zal die dm eehosmelingatyden 4ii
als 1, 8, 3.
De mathematisohe slinger is een denkbeeldig
werktuig. De natuuriyke slinger bestaat ge-
wooniyk uit eene stang, vaa boven zóo op-
gehangen, dat zy aieh met deminatflMgeiyke
wryving bewegen kan, en van onder voorsieB
van een leasvormig lichaam. Daar ieder
deelUe van zulk een riinger zich te sa^er
zoekt te bewegen, naarmate het akh diefatar
by het ophangpunt bevindt, en alle deeUfes
toch genoodzaakt zyn door hoa ondeNteg
verband geiyktydige schommeUBgen te vol-
brengen, zoo wordt de beweging der dee^es
naby het ophangpunt vertraagd ea die iter
verder afgelegene bespoedigd. Bdt iNmt,wssr
geene vertraging of versnelling plaats hsa^
noemt men iMt êlMffwpmif en^n afttandvu
het ophangpunt de ware tav^yandensttsger.
Verwisselt men by een slinger het ophangt
met het slingerpunt, dan biyft de alingertOd
onveranderd. Daardoor kan men de eigeal^e
lengte van den slinger gemakk^Qk bepstoo;
men bedient zich daartoe van den door Bd-
nmUrgêf ontworpen en door JTo^fr toegepsila
rw&ninVmgtT, — Beeds door onzen Ohririwm
Mmjfgkmi werd voorgesteld, de lengte vanden
seoondeslinger, vreinig verschillend van die dir
tegenwoordge Nederlandsehe el, tot eenheid
van lengtemaat te nemen. Die voonlag werd
in Engeland eenigermate aangenomen, dssr
men hier de betrekking vaststelde van de
yard (Engelsohe el) tot de lengte van des
seoondeslinger te Londen; doek de iMkesde
oommissie te Parys verwierp dien, omdat
men daarby een vreemd element, namellk
den tyd, in rekening moest brengen.
De slingertyd ^ van een slinger wordt be-
paald door de formule i = t|/ — , waarin l
de lengte van den slinger, g de vefsneUisf
(acceleratie) der zwaartekracht, en t de ver-
houding van den cirkelomtrek tot zyne mid-
deliyn (8,14159) aanduidt De vennelling der
zwaartekracht (de maat voor de aantiekldH^
kracht der Aarde) kan men uit den vrfBs
val, wegens de groote snelheid van een ^
vallend lichaam, niet nauwkeurig bepaloi;
maar kent men de lengte van den seeoade-
slinger, dan is ff met de meeste nauwkeong-
heid uit bovenvermelde formule te heiek^*
De lengte van den secondeslinger is vereeiiu'
lend op verschillende plaatsen der Aarde we*
geus haar meerderen of minderen afirtandvaa
haar middenpunt; wegens de middeapont-
vliedende kracht en de afj[>latting van oaie
planeet neemt zy van den evenaar nssr de
polen langzamerhand toe. De accelerstie va*
het vryvaUend lichaam bedraagt aan de pooi
9,8309, op 45 graden breedte 9,8065 eo op
den evenaar 9,7801 Ned. eL Men kan dssr-
door het bedrag dw afj[>latting berekenen.
Dok de dichtheid (het soort^k gewiekt)
onzer Aarde bepaalde Airy door ^^^^J^
den slinger; hy nam proeven aan de o^
vlakte der Aarde en in eene myn ter di^^
van 383 Ned. el. Hy nam waar, dat de ^'
SLINQER-SLOET.
575
nelling grooter was in de mttn dan aan de
opparrlaktei en kwam daardoor tot het be-
sloit. dat het inwendige der Aarde grooter
dichtheid bezit dan de aardkont. Volgens de
uitkomsten van z^n. onderzoek is de gemid-
delde dichtheid der Aarde 6>/|maal soo groot
als die yan water, doch volgens Meieh, die
by aifne proeven een anderen weg insloeg,
SVs-maal. Een schommelende slinger blQft
volgens de wet der traagheid in s0n slinger-
vlak, ook by de omwenteliig der Aarde, —
en daarop berust de beroemde slingerproef van
FimeaiiU. Het slingervlak schf)nt daarby aan
de polen in 24 uren om 360^ te draaien en
aan den aequator verandert het niet van
stand; de draaiing van het slingervlak be-
draagt op de breedte Q in 24 uren 360^ Sin Q.
De slinger is derhalve een hoogst merkwaardig
werktu^ en daarenboven volgens de aanwy-
ling van Sfi$sfhenM onmisbaar voor den geiyk-
matigen gang der slingeruurwerken. Zie voorts
onder Oompmtaiiê,
Men goeft ook den naam van «2M»y«r aan een
wapentuig der Oudheid, bestaande uit een
komvormig stukje leder, waaraan een paar
koorden waren vastgehecht. De behendige
krygsman, de uiteinden dier koord in syne
hand nemende, wist een op dat ieder geleg-
den steen met kracht en Juistheid naar den
vyand te slingeren.
Slingeren noemt men de beweging van
het schip van de éene lange ayde naar de
andere of het heen- en weêrgaan van zyn
bovengedeelte op de breedte, — en stampen
de op' en neergaande beweging van net
vaartuig over de lengte of het balanceeren
van het voor- en achterschip op de golven.
Slingerplanten, zie Lianen.
Slingerproeven, zie onder Stingêr.
Sloane (Hans), een Ëngelsch kruidkundige,
geboren in 1660 te Killileagh in het noorden
van Ierland, studeerde in de geneeskunde,
vergezelde daarop den Hertog van MbemarU
naar Jamaïca werd in 1727 lyfarts des Ko-
nings, kort daarna president van de Royal
Society en overleed in 1753. Zyne kostbare
wetenschappeiyke verzamelingen vermaakte hy
aan het Parlement en gaf daardoor aanleiding
tot de stichting van het Britsch Museum.
Sloep (Bene) is een licht vaartuig met een
mast, met of zonder dek en ingericht voor
riemen. Zy kan zeer verschillend van vorm
wezen. De Engelsche sloep is een snelzeilend
vaartuig, dat met koopwaren over het kanaal
steekt De Qroenlandsche sloep is geheel open ;
zy wordt door 4 man geroeid en met een
riem bestuurd. Zeeschepen hebben altyd al-
thans éene sloep en groote oorlogsschepen
wel eens acht De seheepesloepen hebben ver-
schillende namen, zooals de iarkat, de werk-
êloep^ de sffoote sloep, de ffiek, de officierssloep
(kotter), de jol enz. Zy worden op het dek
geplaatst of buiten boord aan davits opge-
hangen.
Sloet. Onder dezen naam vermelden wy:
LnMf Anne Jan Wuif baron Sloei van de
BeoUj een verdiensteiyk Nederlandsch oud-
heidkundige. Hy werd geboren te Voorst
den 28sten Maart 1806, studeerde te Utrecht
in de rechten, promoveerde aldaar in 1830
en was achtervolgens advocaat en procureur
te Zutfen, griffier van de Staten van Gelder-
land, president van den raad van toezicht op
de Staatsspoorwegen en gouverneur- generaal
van Nedrlandsch Indië (1866—1871). Later
vestigde hy zich eerst te Leiden en toen te
Arnhem en werd lid van de Tweede Kamer
der Staten-Oeneraal, president curator der
Leidsche hoogeschool en lid van den Hoogen
Baad van Adel. Van zyne geschriften ver-
meiden wy: „Hetjachtbedryf onzer voorouders
(1849)'\ — „Bijdragen tot de kennis van (Gelder-
land (1852—1855)", — „Beschryving van den
watervloed in (jfelderland in 1855 (met den
hoofd ingenieur Fynje, 1856)", — „Myn ver-
biyf te Kissingen (1857)", — „Oorkondenboek
der grasftchappen Gtelre en Zutfen tot den
slag van Woeringen (1872—1875)", — „De
heilige Ontkommer of Wilgeforthis. Een ge-
schiedkundig onderzoek", — en onderscheidene
merkwaardige opstellen In tydschriften, vooral
in de „Nederlandsche Jaarboeken van rechts-
geleerdheid en wetgeving", in de „Sydragen
voor Yaderlandsche geschiedenis en Oudheid-
kunde", In de „Mededeellngen en verslagen
der Konlnkiyke Académie van Wetenschap-
pen", in de „Verhandelingen" dier Académie
en in de „Handelingen der Maatschappy van
Nederlandsche letterkunde te Leiden".
Barikolomeue Willem Anne Sliea, baron
Sloet tot Oldkuis, een verdiensteiyk Neder-
landsch dichter, een ervaren staathulshoud-
kundige en een broeder van den voorgaande.
Hy werd geboren te Voorst den 14den Oc-
tober 1808, studeerde te Utrecht In de rech-
ten, woonde met zyn broeder den Tlendaag-
schen Veldtocht by en werd na zyne promo-
tie burgemeester van Hengeloo (In Overysel)
en in 1838 lid, later voorzitter van de arron-
dissementsrechtbank te Zwolle. Sedert 1840
redigeerde hy het „Xydschrift voor staathuis-
houdkunde en statistiek" en leverde daarin
eene reeks van belangryke opstellen. Hy
behoorde tot de oprichters van de Overysel-
sche Maatschappy van Provinciale welvaart
en bevorderde het houden van 8taa^ enland-
huishoudkundige congressen, die hy als voor-
zitter of eerevoorzitter steeds met getrouw-
heid bywoonde — het laatst te Veendam in
1883. Reeds te Hengeloo had hy zich onder-
schelden door zQne belangstelling in het open-
baar onderwys en later was hy Jaren lang
als schoolopziener werkzaam. Het algemeen
belang vond in hem steeds een yverigen
voorstander. Geruimen tyd was hy lid van
den gemeenteraad te Zwolle, van de Provin-
ciale Staten van Overyasel en van de Tweede
Kamer der Staten Generaal en overleed te
Zwolle den 17den Juni 1884. Als een geluk-
kig beoefenaar der dichtkunst en tevens door
zyne geestige gesprekken had hy vele vrienden
verworven, die zyn heengaan diep betreuren.
Hy schreef o. a.: „Studentenkoor uit de can-
tate voor het stndentenconcert (1828)", —
„Antigonus, treurspel (1830, 2de druk, 1865)",
— „Lierzang op het tweede eeuwfeest der
(Jtrechtsche hoogeschool (bekroond, 1836)",
— „Levensschets van P. O. C. Vorsselman
de Heer (1843)", - „Uit myn dichteriyk leven
(1869)", — en „Herfctdraden (1873)", — be-
nevens onderscheidene bydragen in tydschrif-
ten. Jaarboekjes, dagbladen enz. Ook leverde
hy vertalingen van eenige staathulshoudkun-
dige werken van Drox en Dumont.
576
8L0KDABM-SL0WAKEN.
Slokdarm (oesophagiis) is de oaam Tftn
een tot de BpOfrerteringsorganen befaoorende
vliei ige buis, die aan den hals, achter het onder-
ste gedeelte van het strottenhoofd een aanvang
neemt, benedenwaarts loopt, het middenrif
doorboort en met eene trechteryormige opening
tn de maag nitkomt ZQne wanden bestaan
uit een sterk spierrliee, gOTormd door eene
menigte overlangsche en dwarsche spieryexels.
Aan de bnitensOde vindt men eene bindweef-
sellaag, die de bnis met de nabVgelegen
weeftels Terbindt, en aan de binnenzQde een
sigmvlies, van tepel^Jes voonien en met
pUatepithelinm bekleed, terw01 er tevens
vele siymalbcheidende klieren voorhanden i))n.
I>9 ziekten van den slokdarm syn vooral
ontstekingen met hare gevolgen, sooals: ver-
xwering, vernauwing, kankerachtige ont-
aarding enz., welke meestal moeielQk te ge-
nezen en dos zeer gevaarlek ztfn.
Slot (Een) is in de eerste plaats een werk-
tuig, hetwelk tot sloiting dient. Het bestaat
hoofdzakeigk uit eene verschuifbare schoot
en een sleutel, die, in het sleutelgat gestoken,
Smoemde schoot heen en weer kan schuiven,
et slot met het sleutelgat en den sleutel wor-
den van velerlei insngdingen en uitsteeksels
voorzien, om te beletten, dat men het met
een anderen dan den echten sleutel zou
kunnen openen. Men heeft vaste sloten en
hangsloten, en tot de eerstgenoemde behoo-
ren de kruksloten aan kamerdeuren, waarbS
de vierkante krukstaaf de dienst van den
sleutel bewgst (^ewoonlOk is met het kruk-
slot een sleutelgat verbonden. Tot de kunst-
sloten behooren vooral het Chubbslot het
Bramahslot, het Yaleslot, het proteotorslot,
het permutatieslot en het contrOleslot. Ook
heeft men lettersloten, die dan alleen open-
gaan, wanneer men de daarop aanwezige
letters tot een bepaald, aan den eigenaar be-
kend woord samengevoegd heeft.
JSm êlot is voorts een gedeelte van het
draagbaar vuurwapen. Het dient om vuur te
verschaffen ter ontsteking van het buskruit
der in den loop aanwezige Uding. AanvankelQk
had men musketten met Umiloten; tusschen
de lippen van den haan nameUfk was eene
brandende lont vastgeklemd, en men deed
deze neerslaan in het buskruit van de pan.
In 1617 werd te Nflmberg het radiloi uitge-
vonden, bestaande uit een getand gzeren
rad, dat door zt|ne draaiende beweging gloei-
Jende staaldeel^es van eene stalen plaat in
het buskruit bracht. Het werd in dentQdvan
Lodewijik XIV vervangen door het mmntea^
êUrtf en dit wederom door hei perouaieslotf
dat in 1842 in ons Vaderland bQ het leger
is ingevoerd. Dit laatste bestaat hoofdzakelVk
uit het schoorsteenije, een met buskruit ge-
vuld buiqje, dat gemeenschap heeft met de
lading en bedekt is met een slaghoecUe, —
den haan, die op het slaghoecUe valt en dit
doet ontbranden, — eene slagveer, die men na
spanning kan loslaten, zoodat zQ plotseling
en met kracht den haan doet neêrelaan, —
en den trekker, dien men met den vinger
naar achteren haalt, om de loslating van de
slagveer te bewerken. Van geheel anderen
aard is het slot van het naaldgeweer, in 1831
door Drmftê uitgevonden en vervolgens bQ
het Russische en Pruisische leger ingevoerd.
Het bestaat lÉt eene veer, welke eene sfrttse
naald in de slagsas drQft en deae daardoor
doet ontbranden. Zie voorts onder i
— Ook aan een antiek kastel of :
boreht geeft men wel den naam van «M.
Slowacki (Julius), een zeer vmditlwar
Poolsch dichter, geboren den SSsten September
1809 te Kremenez (VolhyniS), hield i ' '
vroeg bezig met letterkundigen arbeid
deh in 1888, na het voleinden zSneri
geplaatst bg hek ministerie van FinaaeifiB te
Waiechau. Weldra vervaardigde hQ: sHogo
(1829)'*, een dichterigk verhaal, — hettreonpeli
„Mindowe (1829)'*, — verschillende aadere
dichtstukken, — het treurspel : «Marya Sstoart
(1880)", ^ de eerste zangen van Zmfa^,
— en in 1881 de „Ode aan de vrfpield** «
het „Lied van het legioen Lithaaen**
Blaart 1881 begaf hg zich over I>resden
Londen en in September daaraanvolgende i
ParOs, waar bQ bovengemelde ged^ten ter
perse legde (1882, 2 dln), die evenwol geene
groote geestdrift wekten, — en het derde
deel, later te Genöve gedrukt, evenmin. Qtoo-
ten bQval echter vond zQn dramatiseh gediehit:
„Kordyan". waarin zich zQn gloeiende liaat
tegen Rusland openbaart Voorts dichtte hH
te Genève de trrarspelen: „Has^pa'* en
„Balladyna", alsmede het leerdicht : „InZwÜ-
serland'\ In 1836 vertrok hQ naar Bone,
waar hg vriendschappeigke betrekkingen aan-
knoopte met Graaf Sig/itmmmd KradiÊM^ vol-
bracht in het nijaar eene reis naar het Ooeken
en vestigde zich na zQu terugkeer in 1887 te
Florence. In 1888 ging hQ weder naar Parf|B
en deed er onderscheidene gedichten ïm hel
licht verschQnen, onder welke zich het '
spel: „Lila Weneda" bevindt De
Jaren van zt|n leven werden verbitterd door
iQne verregaande oneenigheid met JfinKiwiitcf,
en door atjne toetreding tot de mystieke aeelo
van Tbwiamki verbeurde hQ ook de vriend-
schap van KratimkL Hg leverde voorts sog
onderscheidene drama's en gedichten en over-
leed te Parys den 4den Maart 1849. ~
gezamenlijke werken z1|n in 1872 in 4<
in het licht gezonden. HQ onderscheidt aksh
zoowel door stoutheid van denkbeelden ak
door het meesterschap over den vorm.
Slowaken (De) vormen een tak van den
groeten Slawlsohen en in tbyzonder vanden
Ozechischen stam; zQ bewonen ten getale vna
omstreeks 2 millioen het noordwestelSk ge-
deelte van HongarQe, waar zich intnasoken
ook Duitsche koloniën bevinden, terw^dnar-
entegen Slowakische volkplantingen eldeia
door HongarQe ztfn verq>reid. De Slowakinehe
taal, die haar hoofdzetel heeft in heteomttnat
Thurocz, is eigenlek slechts een dialeet van
het Ozechisch en verschilt van ^t laatste alleen
door klankvoller vocalen, door vele twee-
klanken en door oude woorden. De Slownk
is in den regel een landbouwer, die aan
schralen bodem op eene eigenaardige
eenige vruchten ontwoekert BQ Neutra, I
burg. Bars enz. houdt hy zich benig met den
w0nbouw, in de bergséeek met veeteelt en
kaasmakerp, alsmede met het veUea van hoot
Daar de handel er hoofdzakeljk door IsraS-
lieten gedreven wordt, moet de Slowak zieh
vergenoegen met het verkoopen van linnen,
muizen vallen, kanten enz. De Slowaken zQn
SL0WAKEN-SLUI8.
677
Toor de helft Protestanten en voor de andere
helft R. Katholieken. De beoefeninir ^^ Slo-
wakiflche taal en letterkunde wordt er bevor-
derd door een genootaehap, dat 1000 leden
telt en een aanzienigk kapitaal besit De
etn^ pogingen om in die taal te flohrgven
werden in 1788—1791 beproefd door AitioM
Smêolak, en na dien tyd litn onderscheidene
geschriften in het Slowakisch nitgegeyen. —
De geschiedenis der Slowaken mag wel met
den naam van igdensgeschiedenls worden be-
stempeld. Nadat zQ het Jak der Avaren had-
den aüi^worpen, namen zQ deel aan de vor-
ming van het Groot-Moravische Ryk, en toen
dit ten val kwam, werd hnn land een twist-
appel tusschen de Csechen, Polen en Ma-
gyaren, totdat het in 1018 voor alt^d werd
toegekend aan de Hongaarsche Kroon. Niet-
temin bleef het een aflBonderigk vorstendom
(Tertia pas rmi). De laatste, die de waar-
digheid van vorst van dit gebied bekleedde
(1306-1821), was MaMaau vam TYeiMin.
Na dien ti|d deelde het gewest der Slowaken
in het lot van Hongar||e.
Slowenen of Wendêm is de naam van
eenige Siawlsohe stammen, die in Stiermar-
ken, CariathiS, Kraïn en het westen van
Creatie gevestigd zgn. Nadat zV tegen het
einde der 6de eeuw, wDkend voor de aan-
rukkende Avaren, uit PannoniS derwaarts
getrokken waren, vinden wQ hen reeds in
696 in oorlog met TI<r«rt2o, hertog van Beieren.
In de 7de eeuw werd onder hen hetChrlstendom
verkondigd. Nadat sg met afwisselenden voor-
spoed getreden hadden tegen den Karkgraaf
van f^nl, moesten zQ zich in het midden
der 8ste eeaw aan de heerschappt) der Fran-
ken onderwerpen. Als de eerste der onderwor-
pen Vorsten van de Wenden wordt Boroet
(760) genoemd. Daarna vormde de Mark der
Wenden een bestanddeel van het Ryk van
Karel de Chrooiê, doch later zt|n de hertog-
dommen Stiermarken, C?arlnthl6 en Kraïn
daarvan gescheiden. Ook thans nog voert de
Keizer van Oostenrgk den titel van „Heer
der Wenden".
Sluier (De) is een kleedingstnk der vrou-
wen, gewoonlQk van gaas of van een ander
dun weefeel en dienende om het gelaat te
bedekken, terwyi de gesluierde er zonder
moeite doorheen ziet Vooral in het Oosten
is het van ouds de gewoonte dat de vrouwen
■ich niet anders dan gesluierd in het openbaar
vertoonen. In Europa is de sluier meer een
gedeelte van het toilet, ofechoon hy ook wei
aan den hoed bevestigd wordt, om de draag-
ster tegen zonneschyn, stof of koude te be-
schutten. Voorts dragen de nonnen veelal een
Bhüer, en de uitdrukking: „den sluier aanne-
men*' heeft de beteekenis van „in een klooster
gaan en non worden*'.
Sluikhandel, zie Stnohhdhandel,
Sluipwesi>en (Ichneumonida) is denaam
«ener funilie van in%ê9f>Uugd%gê im$êote». Zy
onderscheiden zich door een meestal slank,
Bomtyds ongemeen dun en tenger lichaam.
De voorvleugels zUn in volkomene cellen ver-
deeld, de lange sprieten borstel- of draadvor-
mig en uit een groot aantal (17 tot 60) leden
samengesteld, waarvan het eerste gewooniyk
iets dikker is dan de overige. De kop is naar
alle kanten gemakkeUik beweegbaar en door
xni.
een hals van het borststiik gescheiden. De
legboor is dikwyis een uitwendig orgaan van
8 aaneengeslotene, borstelachtige draden in
eene uit 2 stfstnkken samengestelde soheede. De
sluipwespen sVn levendig, vliegen onophoude-
igk van de éene plaats naar de andere en tasten
steeds met de lange sprieten om zich heen.
zy dringen in allerlei slniphoeken, zoeken er
larven, poppen en spinneneieren, verwonden
de eerste met haar legboor en leggen in de
wonde een eitje, waaruit zich eene made ont-
wikkelt van rolronden vorm, geel van kif ur
en met een ronden, hoomachtigen kop. De
ropsen bl||ven voortleven, maar de larven der
sluipwespen, die soms In groeten getale in
*t lichaam der rups aanwezig zyn, voeden zich
ten koste van deze. Wanneer ze ontwik-
keld zyn, doorboren ze *t lichaam der rups om
aan muren of planken zich te verpoppen, of
ze gaan, wanneer zich slechts éen van hen
in het Hchaam der rups bevindt, in de pop
der raps in pop oVer. In het laatste geval
ontwikkelen zich alleen de poppen der shilp-
wespen. Sommige soorten van sluipwespen
brengen groot voordeel aan door het vernielen
van schadeiyke rupsen.
Sluis (Eene) is eene waterkeerlng, die zoo-
danig is ingericht, dat de watergemeenschap tus-
schen het hoogere en lagere gedeelte van een
kanaal of rivier kan opengesteld of afgesloten
worden. Eene sluis bestaat gewooniyk uit ge-
metselde hoofden, tusschen welke zich twee
deuren bevinden, die naar de zyde van den
hoogeren waterstand een Aanwen hoek met
elkander maken. Aan zee heeft men twee
paar deuren ; het paar, dat zich het dichtst
by de zee lievindt, maakt een hoek naar de
aeezyde, om het zeewater te koeren by vloed,
en het andere paar naar de landzQde, om het
zoete water te koeren by eb. In de kanalen
met aanzleniyk verkanff^ dat is verschil van
waterstand by het begin en einde, heeft
men schutsluizen, welke dienen, om in de
verschillende kanaalpanden een behooriyken
waterstand te behouden en tevens aan de
schepen gelegenheid te geven, hunnen tocht
voort te zetten. — Eene schutsluis of vaUaat
heeft twee paar deuren, hoeken makend naar
de zyde van den hoogsten waterstand, en
tusschen die paren deuren Is eene voldoende
ruimte voor éen of meer vaartuigen. Komt
een schip van boven en bevindt zich by ge-
sloten deurenparen het water in de slul&olk
op de hoogte van het water beneden de sluis,
dan biyft het onderste deurenpaar goed ge-
sloten, maar In het bovenste paar opent men
eene schuif, zoodat het water in de koik op
deselfde hoogte komt als het bovenwater.
Daarna haalt men het bovenste deurenpaar
open en het vaartuig er binnen, waarna het
bovenste deurenpaar en ook de schuif gesloten
wordt Vervolgens opent men de schuif in het
onderste deurenpaar, zoodat het water in de
kolk daalt en geigk wordt in hoogte met het
benedenwater. Nu haalt men de onderste
sluisdeuren open, zoodat het schip het vol-
gende kanaalpand kan bevaren. Het is duideigk
dat genoemde schuiven tevens dienst kunnen
doen om den waterstand In de beide opvol-
gende panden te regelen. Het schynt, dat de
sluizen reeds in de dertiende eeuw in ons
Vaderland zyn bekend geweest; althans in
87
578
SLUIS^SMAK.
eene oorkonde ytn 1268 vindt men gewftg
gemaakt 7an eene «spatie** te Sparendiun. In
lUOië werd er eene gebouwd bH Padna in 1481.
Slxüter (Willem), een gemoedelVk en
8tichtelOk Nederlandflch dichter, geboren te
Nede den 22tten Maart 1627, stadeerde te
Utrecht in de godgeleerdheid en werd predi-
kant te Eiben^en. Z^ne echtgenoot werd
hem na een haweiyk van 2 jaren ontrukt,
en hg yerraardigde bt die gelegenheid het
gedicht: „Doods- echtscheiding**. H0 verdeelde
n^ syn ^|d tnsBchen de bedgheden nm ^
ambt en de beoefening der dichtkunst en le-
verde syne .Vreugde- en liefdeiangen**, als-
mede eene «vertaling der Psalmen** en «Het
Buitenleven**. B0 den inval der Mttnsterschen
in 1665 nam hQ eenigen tyd de w||k naar
Holland en leidde b|j sUn terugkeer eene
eenxame levenswQs, door hem beschreven
in zQn «Eeniaem huys- en winterloven**.
Voorts vervaardigde hy ztfn «Triumpheeren-
den Christus**, — eene «LQkrede** op lich
aelven, — en ztln «Lof van liaria**. In 1672
moest hQ wederom vluchten en ontmoette te
Alkmaar JmtimOf gravin van Nassau, vrQ-
vrouwe van Schagen, aan wie h0 de ber|)mde
vertaling van «Jeremia*s klaagkliederen*' op-
droeg. Voorts nam hy gedurende een half
Jaar den predikdienst waar te Deventer en aan-
vaardde een beroep te Bouveen, doch over-
leed kort daarna, in December 1673, ten
hnixe van syn swager Biddit^ te ZwoUe. De
laatste druk van iyne geaameniyke werken
is in 1775 in 2 doelen in het licht versche-
nen. — Zyn bet-achterkleinxoon Jan Oito
SUdiêff geboren te Garderen den 4den Mei
1782, werd reeds in 1803 hoogleeraar in de
geschiedenis, welsprekendheid en Qrieksche
letterkunde te Franeker, doch legde na ver-
loop van 2 Jaar syn professoraat neder en
overleed den 8sten Februari 1815. Hy schreef
o. a.: ^Lectiones Andocideae.**
Sliutrede (ratiocinatio) noemt men in de
redeneerkunde de gevolgtrekking welke men
uit éene of meer stellingen opmaakt. In het
eerste geval heeft men eene enkelvoudige, in
het tweede eene samengestelde sluitrede.
Tot de enkelvoudige behooren die, by welke
men van het algemeene tot het byzondere
besluit ens. Samengestelde sluitredenen dnt-
gen ook den naam van Mfllogiêmem. De voor-
afgaande stellingen heeten proêmitsa en dese
bestaan veelal uit een t^rmimu mafor en
mimor en uit een besluit (condusio), byv.: De
mensch is sterfeiyk. De koning is een mensch. i
Derhalve is de koning sterfeiyk. Door sa-
menvoeging van sluitredenen ontstaat de <o-
rUet (eene reeks van sluitredenen). Bedriegeiyke
sluitredenen noemt men ook drogredenen (so-
phismen). De leer van sluitredenen is het eerst
duideiyk uiteengeaet door Arutótdet.
Sluter (Klus), een Nederlandsch beeld-
houwer uit de 14ae eeuw, werd in 1390 door
Hertog FiUipe van BowrgondiS naar Dyon ge-
lokt en tot hertogeiyk ywuigier benoemd. Ge-
wooniyk wordt hy voor een Vlaming gehouden,
maar men vindt in eene rekening van 1897,
aflB^egd aan den Graaf van Holland, gewag
gemaakt van Dwk die SltOer, leverancier van
kanonnen ens., bestemd voor oorlogschepen
in de Lauwers. soodat sich destyds eene
familie Slmter m Noord-Nederland bevond.
Van Klmoê Slmter vindt men te Dtos eea
praalgraf van Hertog i^^iZ^, — een uitstekand
kunstwerk, bewonderenswaardig om de 4jn-
held, de waarheid en den humor der Taortig
kleine monnikenbeelden van het voetstuk. Het
bevindt dch thans aldaar in het stedelSk
museum. Nog meer wordt een ander kooBt-
gewrocht van SMer geroemd, nameigk het
voetstuk van een gedenkteeken, aldaar in de
nabyheid van het kranksinnigengesticht aan-
we4g en onder den naam van MoseqE^ot Im-
kend. Dat voetstuk is seshoekig en dnagtde
groote standbeelden Ytai Mozeê^Datid^Jtrema,
Zaokaria^ Daniël en Jeêofa, Zy UntelMi m
leven en doen denken aan eenvoorloopernn
lüehêU Angde^ aan een Noord-EoropeeMslu^s
Kxodo JPitano. Van de lotgevallen via dies
genialen kunstenaar is verder niets bekend.
Smaak (gustus) is de gewaarwording, te
weeg gebracht op het sintuig, waarmede wQ
proeven, dat is op de tong en het altuTliei
van het aachte gehemelte. Wy wataa om-
trent de werking van dit sintuig nieto ea
kunnen alechta de voorwaarden opnoeoen,
waaraan voldaan moet worden "^om amaakge-
waarwordingen te veroorsaken. Deteproefen
stof moet in het speeksel oplosbaar f|n, aa-
ders kan de tong se wel voelen, maar vd
proeven. Sommigen, hoewel ten onreeate,
hebben dan ook aangenomen, dat de flmaak-
opwekkende stof eene omaetting in hetapeeiuel
veroorsaakt Eene andere voorwaarde is, w
de te proeven stof in aanraking moet kooa
met dat gedeelte van het siymvlies,waariBde
smaaksenuw (nervus glossopharyngena) m
uitbreidt, nameiyk de achterste helft fan de
tong, het sachte gehemelte en een gedeelte
van de atrot. Van de andere twee aennwea,
de ondertongsenuw (nervus hyplogowu)efl
de tongtak van het 5de senuwpaar (rantf
lingualis nervi trigemini), dient de eents tot
regeling der spierwerking en de tweede toot
het tastgevoel. Met M voorste gedeelte m
de tong kan men seer (Ui^ voelen, maar o^
proeven, terwyi met het achterste geM»
het omgekeerde het geval is. De smaak ^
hoort tot de lagere sintuigen; de hoogen
ontwikkeling van *smenschen ge«s^®^^'
mogens wordt er weinig door bevorderd. ^
een dik katarrhaal beslag op de tong ii de
smaak verkeerd of geheel verdwenen.—*»
gebruikt voorts het woord smaak ook u
hoogere beteekenis, nameiyk in die na
kunstsoiaak. Dese is een gevoel van w^t-
behagen by het gewaarworden van tgees
waariyk schoon is. Daar echter omtrent afl
«waariyk schoone** groot verschil van ge^
bestaat, luidt het oude spreekwoord teredit.
„De gustibus non est disputandum (over oeo
smaak mag men niet twisten)**.
Smak (Eene) is een vaartuig, dal «wj
hoofdsakeiyk op de binnenwateren in Neoer
land en DuitschUud aantreft. Z0 ^ P^
van vorm, aan den voor- en achtersteven em
breed, een weinig oploopend, met een ^f^
ven dek. De mast heeft een gaifol 0»^
grootseil, en tot steun van den mtft i^
een boegspriet, waarop de leiders dtf «r
seUen worden uitgehaald. Het roer is ^
groot, en aan de syden syn swaardenm«
bracht Smakken syn seer geschikt tot liekte»^
de grootste kunnen 60 last innemen.
SM&LAND-SMEEKSCHRIFTJSN.
C7d
Sm&land, een landschap inhetznidenran
Zweden en in het midden van QoUiland, is ver-
deeld in de 3 l&n Kalmar (zonder het eiland
Oeland), Wezitf of Kronoberg en JÖDkopini^ en
heeft eene beyolking mn 669 128 zielen (1884).
Het is over het geheel niet zeer Tmchtbaar ; gra-
zige weiden wisselen er af met woeste heide-
gronden, wonden en nitgestrekte moerassen.
Het oostelQke kostgewest is er ryk in fraaie
natonrtafSereelen. Uit het noorden loopt een
bergrug derwaarts, die aan het zoideiyk uit-
einde van het Wettermeer in den alleenstaan-
den Taberg (886 Ned. el hoog) en in den
Bjeltsölaberg (337 Ned. el hoog) zUne aan-
zienlOkste toppen heeft en zich yandaarznid-
westwaarts tot aan de grenzen yan Schonen
uitstrekt Van de riyieren noemen wQ de
Nissaa en de Lagaa, die zich in het Katte*
gat uitstort, yoorts de Helgea, de Mttrrnma,
de Bonnebya en de Lyckebya, die zich zuid-
waarts, en de Emma, die zich oostwaarts
naar de Oostzee spoeden. Ook heeft men er
behalye het Wettermeer nog eenige andere
belangrSke meren. Het land beyat yooral in
het noordeiyk gedeelte yele deUbto£Fen, inzon-
derheid yzerertB, maar yeeteelt en landbouw
zyn er de yoornaamste bronnen yan bestaan.
Door onderscheidene spoorwegen (te zamen
ruim 1000 Ned. myi lang) wordt er de ge-
meenschap beyorderd.
SmaUcaXdiflch Verbond, zie Sohmal'
Tedtduek Vtrhond.
SmaUegange (Mattheus), een yerdienste-
10k Nederlandsch geschied- en oudheidkun-
dige, geboren te Gk>es in 1620, studeerde te
Utrecht in de rechten en oyerleed aldaar in
1704. HO heeft zich yooral bekend gemaakt
door zQne „Nieuwe cronyk yan Zeeland
(1696)", waarin die yan JB^ndiuê en Eeygtrê'
Urgen z)|n opgenomen. Voorts schreef hQ:
„Qeslachtsrekening der Doorluchtigste Vorsten
yan Nassau en Oraengen enz. (1675)", —
„Nederlands yerqnikking of d^ontwaekte leeuw
enz. (1673), — en „Wapenen der steden en
oud-adellOke geslachten in de machtige repu-
biyke yan Holland en West-Friesland", —
terw01 hy ook onderscheidene yertalingen
leyerde.
SmaUenbiirg (Nikolaas)^ een yerdienste-
IQk Nederlandsch rechtsgeleerde, geboren te
Nootdorp in Delftsland den Isten Decembw
1761, studeerde en promoyeerde te Leiden in
de rechten, yestigde zich als adyocaat te
Utrecht en werd in 1788 te Franeker en in
1790 te Leiden tot hoogleeraar benoemd. Hier
was hy gedurende meer dan 40 Jaren op eene
roemrOke w0ze werkzaam, bekleedde drie-
maal het ambt yan rector magnificus, ontying
een eeryol emeritaat en betrok een buiten-
yerbiyf te Warmond, waar hy den 20sten Juli
1836 oyerleed. Hy was ridder der Orde yan'
den Nederlandschen Leeuw, lid yan de Hol-
landsche Maatschappy yan Wetenschappen,
yan de derde klasse yan het Koninkiyk Ne-
derlandsch Instituut enz. Vaiizyne geschriften
noemen wy : „ A. Sohultingii notae ad titulos
Digestorum de yerborum slgniflcatione et re-
gnlis Juris. Edidit atque animadyersiones suas
acUecit N. Smallenbnrg (1799)", — „A. Sohul-
tingii notae ad Digesta seu Pandectas. Edidit
atque animadyersiones suas acUecit N. Smal-
lenbnrg (1804—1835, 7 dln)", — en „Primae
XIIL
lineae Juris ciyilis Belgici (1820; 2de druk,
1825)". Ook heeft hy onderscheidene „Ora-
tiones" in het licht gegeyen.
Smalt is hetzelfde als Kobalt (zie aldaar).
Smaragd, een fraai edelgesteente, is eene
yerscheidenheid yan beryl en bezit eene sier-
lyke groene kleur, afkomstig yan chromium-
yerbindingen. De smaragd wordt yooral geyoc-
den in het Tuncadal in Nieuw-Qranada, en de
meest- ?ermaarde groef is die yan Muso, om-
streeks 30 geogr. myi in het westen yan Bogota,
waar deze edelgesteenten in bitumineuse
kalk, op steenkolenhoudenden leisteen rus-
tende, besloten zyn. Deze groef werd reeds
in 1568 door de SpaiOaarden ontgonnen, maar
men hield de plaats geheim en gaf yoor, dat
de daaruit yersamelde smaragden in Peru ge-
yonden waren. Nadat de Spaansche Begeeriog,
toen daaruit eene groote hoeyeelheid sma-
ragden was opgedolyen, de groef had doen
sluiten, om den prys dezer edelgesteenten
yoor daling te bewaren, werd zy na het ein-
digen yan den onaf hantceiykheidsoor log onder
Boliwjiir weder geopend. Ook komen de sma-
ragden in groote hoeyeelheid yoor in den
Oeral en wèl in het district Jekaterinenbnrg.
Prachtige smaragden yindt men in de musea
te Petersburg, Dresden, Weenen en Mttnchen.
Beeds by de Ouden was dit gesteente bekend,
en ook thans wordt het tot yeryaardiging
yan sieraden, yooral yan armbanden, gebe-
zigd. Het is zelden yry yan strepen, ylekken
en wolken, doch de yolkomen ziüyere worden
in dergeiyke yormen geslepen als de diamant.
De smaragd bestaat uit 68,8% kiezelzuur,
17,35% aluinaarde, 12,5%ber7lliumozyde,l%
yzerozyde, 0,3% chromiumozyde en 25%
kalk. Zyne samenstelling wordt uitgedrukt
door de formule BeaAl^SioOig. Eén der fraaiste
smaragden beyindt zich in het Keizeriyk Ka-
binet te Petersburg: hy weegt 30 karaat
Voorts bracht S<»rry EmanMël op de Engelsehe
internationale tentoonstelling yan 1851 een
zeer zuiyeren smaragd yan 156 karaat Door
iiratê kan men echter den smaragd zoo yol-
komen namaken, dat het yeelal moeieiyk
is het echte edelgesteente yan het onechte te
ondefschdden.
Smart, zie Pjfn.
Smeden noemt men het bewerken yan
sommige metalen — yooral yan yzer, koper,
goud en zilyer — by roodgloeihitte. Hiertoe
wordt het metaal in het smidsyuur gelegd,
dat met houts- of steenkool gestookt en
doorgaans door een blaasbalg aangewakkerd
wordt. Men neemt het in gloeienden toestand
met een daaryoor geschikte tang er uit en legt
het op het aanbeeld om het onder den hamer
(handhamer, yoorhamer, staarthamer, stoom-
hamer) te bewerken. Om het metaal te kunnen
wellen moet het tot witgloeihitte worden yerhit
Smeeksohriften of vm'xoekseknfien noemt
men brieyen, gericht tot regeerende Vorsten of
machthebbende lichamen, waarin de schryyer
eene gunst yraagt, waaroyer genoemde Vor-
sten of lichamen kunnen beschikken. Zy
werden yooral gebezigd in yroegeren ty^
toen de rechten der inwoners yan een land
tegenoyer hunne oyerheden minder nauw-
keurig waren omsehreyen, zoodat zy dikwyis
in de noodzakeiykheid waren, de handhaying
yan bestaande of de herstelling yan geschon-
37*
580
SHEEKSOHRIFTfiN-SMELTEK.
deiM rechten op eene ootmoedige wgie te Ter-
loeken of In een geschrift af te smeeken.
lu de Nederlandtehe geschiedente bigfl iiet
Bmeekachrift verauMurd, door het VerlMnd der
Edelen te BnuMl op den Men April 1566
aan de landvoogdes MargarMa va» ÖMtêmrifk
ingediend, waarin aangedrongen werd op de
achorring der afgekondigde bloedplakkaten.
Thant ^n lo eoniUtationeele landen aan de
Vorsten bepaalde praerogatieren toegekend,
b0v. het recht van gratie en in sommige ge-
vallen van dispensatie, en belangstellenden
kannen daarom aanvrage doen door middel
van een smeek- of verzoekschrift. Ook andere
machten in den Staat kunnen op veraoeksohrif-
ten beschikken, en daaruit heeft aioh bet
retM vam peiUie ontwikkeld, dat in onie Grond-
wet aldus is omschrevan: „Ieder ingeieteB
heeft het recht om veraoeken aan de bevoegde
macht schriftelijk in te dienen, mits die per-
soonltjk en niet in naam van meer worden
onderteekend, welk laatste alleen kan ge-
schieden door of van wegen lichamen, wet-
t4sl0k samengesteld of als aoodanig erkend,
en in dat geval niet anders dan over onder-
werpen, tot hunne bepaalde werkiaamheden
behoorende**. Verzoekschriften, ingediend bt
de Staten Oeneraal, worden In handen gesteld
eener commissie, die daarvan verslag nit-
brengt in de volle vergadering en daarby con-
cludeert tot nederlegging ter griffie, tot me-
dedeeling aan betrokken autoriteiten of tot
het overgaan tot de orde van den dag.
Smeerklier (folUcnlns adlposus) is de
naam van enkel?ondige kliertjes, doorgaans
In groepen aanweaig op plaatsen, waar eene
vette afiKhelding noodig is, b0v. aan de haar-
wortels, in het oor, in de okselholte ens.
Kr ontstaan, vooral door onsindelQkheid, hier
en daar wel eens awarte puntjes (comedones)
op de huid; dese aUn ophoopingen van den
Inhoud der smeerklieren en geven wel eens
aanleiding tot kleine venweringen. Ook de
bekende Jenevemens (acne rosaoea) is daaraan
gewoonlQk zQn oorsprong verschuldigd. Ver-
harding van de stof der smeerklieren in
b«^t oor veroorsaakt wel eens doofheid.
Smeermiddelexi dieoen om de beweeg-
bare doelen van samengestelde werktuigen
glad te houden en alsoo door vermindering
van wrijving de beweging gemakkelOk te ma-
ken. Dit geschiedt doordien deae middelen de
poriën vullen en alsoo alle oneflTeDheden weg-
nemen. Ztf behooren tot de plantaardige,
dierUlke of delfstoffeiyke verbindingen.
Van de eerste noemen wQ ignolie, oiyven-
olie en amandelolie, — van de tweede klatawen-
vet, beenderenvet en de uit wolzweet verkregen
lanoline, — en van de derde de bQproducten
van de destillatie van petroleum, zooals vul-
kaanolie en vaseline. Tot de smeermiddelen,
die in vasten toestand gebeslgd worden, be-
hooren vooral talk en palmolie. De smeermid-
delen worden met hulp van doelmatige In-
richtingen naar de verschillende deden der
machines gebracht
Smeoriel (linimentum) noemt men in de
geneeskunde onderscheidene middelen, welke
tot Inwrgvingen der huid dienen. Zy >||n ge-
wooniyk dikvloelbaar en worden veelal bereid
uit vette oliën, waaraan men prikkelende of
speceryachtige stoffen toevoegt. Een gewoon
bestaat mt olie en was of ook aen-
voodig uit reuaeL Het IMmmiwm voUiUe (vlneh-
tig smeersel) bestaat «H 8 doelen papaverolie
en 1 deel geest van salmiak, en het Unlaieii*
tum volatile eamphoratum uit deaeitde be-
stinddeelen met eenig kamfer. Het pbospkor-
soseersel Is eene oplossing van phosphonu in
olp venolie, en ook daaraan wordt wel eeos
kamfer toegevoegd.
Smeerwortd (S/mphytum offidnale L.)»
ook hÊti , wal , sükuur ^ 'spek- of vêttooriH ge-
heeten, Is eene plant uit de fimilie der Rmm-
Uad\§0a (Boragineae). 20 heeft swarte, elSmige
wortels, waaruit telken Jare krachtige, sterk
getakte, hoekige stengels oprgsen, dle,eveBmte
de elliptische bladeren* ruw op het aanvotiee
zgn. De bladeren schQnen met den voet
aap weérsiOden van den wortel vastgegroeid.
De bloemen s0n rood, paars, blauw, vuil-
geel of wit en bestaan uit een bdeefigen
kelk, eene van onder buis- vanboven klok-
vormige bloemkroon met 5 driehoekige slob-
ben, wdke met evensooveel meeldradee af-
wisselen, en éen stamper, aan wiens voet
de vier iwarte, glinsterende nootles ringvormig
geplaatst aUn. In de apotheken vindt mee
den wortel van deie plant onder den naam
van radix contdlidaé m<i^^frU\ ht| bekoort er
tot de bitter sigmacbtige middelen.
Smelt (Ammodjrtes tobianns) of mnmUsI
is de naam van een vischje, dat tot de orde
der Weékvimmgên (Halacopterigii) behoort, en
vooral in Zeeland bp eb in het sUb der kust
achterbigft. Het is langwerpig laneetrorarig,
sQdelings samengedrukt, heeft eene lange rag-
vin, eene aarsvin, eene gevorkte staartvin en
kldne borstvinnen. Het mist de zwemblaas en
wordt door velen voor zeer smakelijk gekoudea.
Smelten is het overgaan van een lickaam
van een vasten in een vloeibaren toestand
door den invloed der warmte. Detempermtnui^
waarbp een Itehaam smelt, valt doorgmaas
samen met die, waarbp het verstpft (bevriest).
Intttssohen kunnen vele sloffen bp eene voor-
ilohtige en langzame afkoeling en volkomeee
rust tot beneden het smeltpunt vloeibaar
bipven, terwpi zp daarna bp den geringaten
schok geheel vast worden. Ook door de vloeistof
In nauwe buikjes op te sluiten of door er andere
stoffen in op te lossen kan de verstgving
worden vertraagd. Bp vele stoffen ligt ket
smeltpunt tusscken die warmtegraden, wtike
men met de gewone middelen kan voortbren-
gen; vele, zooals platina en kwarts, smeten
eerst In de knalgasvlam, terwpi andere, sooals
koolstof, osmium, magneeinmoxyde, atamininra-
oz jde, oaloiumozydo tot nu toe onsmelttiaar aQn.
Wanneer men een smeltbaar lichaam verUt,
dan bereikt het eindeipk de temperatuur van
het smeltpunt, en de temperatuur blpft daa
dezelfde totdat de geheele massa vloeibaar
geworden is. De gedurende het smeten toe-
gevoerde warmte verricht arbeid, doordien de
moleculen van het smeltend liehaam van eikair
verwpderd en das hun onderiinge aantrekking
grootendeels opgeheven wordt; zp dient, looak
men het gewoonipk uitdrukt, tot het verrichten
van inwendigen arbeid. Een Ned. pond sneeuw
van O'' en 1 Ned. pond water van Td"* C. le-
veren 2 Ned. pond water van O"", zoodat de
latente smeltingswarmte van sneeuw geipk
is aan 79 warmte-eenheden. De latente smet-
SMELTEN— SMEBDIS.
mt
Üagftwarmte wik kwik bedraagt 2^, Taa
pkoiphonis 6, van lood 5,4, Tan swavel 9,4,
van iodiom 11,7, fan biaomüi, 12,6, van kad«
mlnm 18,7, van tin 14,25, yan lUver 21,1, en
▼an aiak 28,1 63 warmte eenheden. BQ vele
liekamen wordt bg het overgaan van den
vaaten in den vloeibaren toeitand eene aan-
merkeltke en bU andere. Jniat op het smelt-
pont eene ploteeiyke oitietting waargenomen.
Phoephoma iet zich tot aan het smeltpont
geiykmatig nit en vermeerdert zün volnmen
bS het nnel^^nnt M7o* Sommige stoflèn,
sooahi Ha en biamnth, hebben in den gesmol-
ten toestand een kleiner volnmen dan in den
vasten ; bQ deae wordt het smeltpant door
dmkking verlaagd, doch by de overige stoffen
verhoogd. BQ eene dmkking van 8 atmosfeeren
daalt het smellpnnt van ys 0,0575°,— by eene
van 17 atmosfeeren 0,129^ Mengsels hebben
vaak lager smeltpant, dan met het gemiddelde
der met elka&r gemengde stoffen overeenstemt;
er zyn byv. legeeringen, die by zeer lage
temperatnor smelten.
Chn te smelten gebruikt men tmdthroexm
of vaten. Zy zyn verschillend van gedaante
en grootte en worden nit verschillende stoffen
vervaardigd. Van de leemen smeltkroezen zyn
vooral de Hessische algemeen in gebmik.
Deze worden hoofdsakeiyk nit Orosaalme-
rode en Abterode Ih Kenr Hessen in den han-
del gebracht en nit zeer vette, yzer- en kalk-
vrye pypaarde (leem) vervaardigd, dat voor
Va of Vi vermeogd is met grof kwaitssand.
TJi zyn vuurvast en bestand tegen eene groote
wisseling van temperatuur, maar voor vele
bewerkingen te poreus en te grofkorrelig; ook
doen alkalISn, loodöxyde enz. er lii^t gaten
in ontstaan, doordat ze zich met de 1>estand-
deelen van de kroes tot gemakkeiyk smelt-
bare silicaten verbinden. Beter bestand tegen
vuur zyn de smeltkroezen van Stourbridge,
vervaardigd van 2 deelen Stourbridgeleem en
éen deel coaks. Zy komen ongebrand in den
handel en worden onmiddeliyk vóór het gebruik
met coaks verhit door ze met de opening naar
beneden in een oven te plaatsen, met coaks
te bedekken en deze aan te steken. Is de
kroes gebrand, dan wordt hy omgekeerd en hy
is gereed voor het gebruik. Men bezigt deze soort
van kroezen vooral in de messingtebrieken te
Birmiogham. Voor metallurgische proeven zyn
vooral de smelikroezen van Com wallisgeschikt,
van welke de kleine eene groote tempera-
tuurwisseling kunnen verdragen, terwyi de
grootere zelfii by eene omzichtige verwarming
licht scheuren. By witgloeihltte worden zy week.
Van alle leemen kroezen zyn de Londensche
het best tegen loodozyde bestand ; doch er
ontstaan licht barsten in. De Patysehe smelt-
kroezen, uit Ardenner leem en poeder van
oude smeltkroezen vervaardigd, verdragen een
aanmerkeiyken warmtegraad en zyn zeer vuur-
vast en voor smelten van loodglit geschikt Voor
een zeer hoogen warmtegraad gebruikt men
de smeltkroezen van kalksteen, van magnesia
en van aluinaarde. Deze laatste vervaardigt men
uit een mengsel van aluminiumhydrox/de en
sterk gebrande ahiinaarde. Ook beveelt men
smeltkroezen aan van aluinaarde en magnesia
(spinelkroeaen), bauxiet en eene kieielhoudende
rotssoort onder het kry t in de Ardennen. Zeer
doelmatig zyn voorts de smeltkroezen van spek*
steen, daar dit bestand is tegen het vnnr, by
langzame verwarming niet barst en ook niet
smelt en door zuren nk)t wordt aangetast. Cha-
mottekroezen bestaan uit leem met kwartssaad,
chamotte enz. Ook bezigt men smeltkroezen
van zuivere houtskooL die men veelal ver-
vangen kan door grapniet (potlood). De mra-
phietkr(^ezen dienen vooral tot het smetten
van gegoten staal, goud, zilver, messing en
nieuw-ziivOT. Men vervaardigt ze uit een
mengsel van graphiet en vuurvast leem, en
zy komen ongebnuid in den handeL ZeUis de
grootste van deae verdragen eene plotselinge
verandering van temperatuur, maar siyten af
door een langzaam verbranden van het gra-
phiet Om dit te verhoeden, bedekt men ze aan
de buitenzyde met een bry van leem met eene
boraxoplossing. Zy zyn zeer glad en leveren
dns een zuiver gietseL De beste smeitkroezen
van graphiet komen nit NOmberg, Oberaeli
en Hafnerzell by Passan, Achenrain in Tyrol
en High Holbom en Battersea in Engeland.
Men heeft er ook vervaardigd van 8 volumina
Stourbridgeleem , evenzooveel chamotte, 6
volumina eoaks en 4 volumina graphiet, —
alsmede van 4 volumina Stourbridgeleem en
2 volumina gaseoaks, — of van 12 deelen
versch geslibd Lennerleem, 13 deelen cha-
motte van Lennerleem en 2 deelen 4)a gewreven
houtskool. In het scheikundig laboratorium
gebruikt men porseleinen smeltkroezen, zoo-
wel verglaasde als onverglaasde ; deze zyn
bestand tegen de meeste scheikundige agentia,
maar in het algemeen niet tegen eene sterke
wisseling van temperatuur. Alkaliën, die lee-
men sineltkroezen te sterk aantasten, smelt
men in gegoten yzeren kroezen, en voor de
scheikundige analyse gebruikt men kroezen of
schaalUes van platina en zilver, die bestand zün
tei^ eene hooge temperatuur, maar eene voor-
zichtige behandeling vereischen, omdat zy door
vele stoffen sterk worden aangetast
Eindeiyk heeft men tmêltovem of beslotene
ruimten, waarin men door verbranding van
koolstofhoudende stoffen de warmte doet ont-
staan, die voor het smelten van metalen,
ertsen, glasmassa's enz. noodig is. Men heeft
sehachtovens, waarin de te smelten stof in
onmiddeliyke aanraking is met de brandstof,
vlamovens, waarin zy alleen in aanraking
komt met de vlam en retortovens, waarin
de te verhitten stof door den éen of anderen
wand zoowel van de brandstof als van de
vlam gescheiden is. De eerste geven de hoogst*»,
de laatste de laagste temperatuur aan de te ver-
hitten stof. In het laatste geval wordt de stof,
die verhit moet worden, niet verontreinigd,
daar ze noch met de brandstof en de asch,
nochmetde vhun en de verbrandingsproducten
in aanraking komt.
SmerdiB, een zoon van Ofnuj werd door
zyn broeder, den Perzisohen Koning (hmh$9ê9f
omgebracht Een magiSr, sterk op den ver-
moorde geiykende, gaf zich voor dezen uit
en verklaarde, dat hy ten behoeve van bet
misnoegde volk den troon beklom. Ctm^*ei
trok yiings naar Susa, om hem te straffen,
doch overleed op dien tocht De valsche SiMfifit
{Pmuh'Smtrdis) handhaafde zich nu op den
troon, maar werd door éene zyner vrouwen
verraden, waarna er eene samenzwering oot-
stond, die hem van het leven beroofde, iiy
SMERDIS-43MINU.
had ftlecbts 7 maanden geregeerd, maar toI-
gens het bericht yan Bm^édoimi het Tolk met
Tele wQse Terordentogen beweldadigd.
Smetius. Onder dezen naam vermelden
wg twee ondheidknndigen, namelQk:
Joha»nêi Smêtiusy geboren te Aken den
lOden October 1690. HQ studeerde te Harder-
wQk, Heidelberg en Oenè?e, volbracht eene
reis door FrankrOk en Engeland en werd
Protestantscb leeraar te Sittard, te Sedan en
eindeigk te Nijmegen, waar hy den SOsten
Mei 1651 overleed. Htf verzamelde een rgken
schat van oudheden, in en om Nümegen op-
gedolven. Daardoor ontstond een kabinet, dat
door zQn zoon uitgebreid en na het overiyden
van dezen voor 20000 gulden aan den Keur-
vorst van de PAtlz verkocht werd. Van iQne
geschriften noemen wQ : „Thesaurus antlquua
Smetianus (1658)*\ — „Oppldnm Batavorum
sen Novlomagum (1644)*', — en „Antiquitates
Noviomagensea (1678)".
Johamnst Smetiuty een zoon van den voor-
gaande. Hy studeerde te Utrecht, Sedan en
Saumnr In de godgeleerdheid en was achter-
volgens predikant te Ubbergen, Weert en
Nlfmegen, waar hy In Mei 1704 overleed. Hy
zette de oudheidkundige nasporingen van zyn
vader voort en bey?erde zich, diens geschriften
in het licht te geven. De „Cronyk van de
Oude stad der Batavieren'*, door zyn vader
In het Latyn begonnen. Is door hem In het
Kederlandsch omgewerkt en AootindeBetowo
(1784) vervolgd.
Smids (LudolO, een verdlensteiyk Keder-
landsch oudheidkundige en tevens een beoefe-
naar der dichtkunst, geboren te Groningen
den 18den Juli 1649, studeerde aldaar en te
Lelden in de geneeskunde, vestigde zich eerst
in zyne geboorteplaats en na zyn overgang
tot het Protestantlsmus te Amsterdam, waar
hy den 7den Mei 1720 overleed. Voor het
tooneel dichtte hy: „Dd Debooajant of de
Mostellaria van Plautus (1686)'', — „Konradyn,
treurspel a686)", — y,l>^ geschaakte Clnthia
(1688)", •— „De Ctnthla geveinsd enz", —
„De knorrepot of de gestoorde doctor (1695)",
en een paar verjaardagsspelen, te zamen onder
den titel : „Tooneelpoëzy* In het licht ver-
schenen. In 1744 en 1759 verscheen zyne
„07ergeble?en Tooneelpoëzy", eenige andere
stukken bevattende ; voorts schreef hy : „Gal-
lerye ofte proef van zyne dlchtoefenhigen
(1585; 2de druk, 1690)", — „Oranjes overtogt
naar Engelandt enz. (1689)", — „Tooneel van
Staat der Boomsche Keizeren enz. (1694)", •—
„Emblemata herolca of de medalische zinne-
beelden der 86 graven van Holland (1712)",—
en vooral den algemeen bekenden : „Schatkamer
der Nederlandse oudheden (1711; 3de druk,
1774)". Voorts leverde hy nieuwe uitgaven
van merkwaardige boekwerken, voerde eene
uitgebreide briefwisseling over verschillende
onderwerpen met de geleerdste mannen van
zyn tyd en behoorde tot de redacteuren van
de nBoekiaal der Geleerde Wereld".
Smidt (Johann), een verdiensteiyk Duitsch
staatsman, geboren te Bremen den 5den No-
vember 1773, studeerde te Jena, werd pro-
fessor In de geschiedenis aan het gymnasium
en in 1800 lid van den gemeenteraad In zyne
geboortestad. De belangen van deze heeft hy
op uitstekende wyze behartigd. Na den slag
by Lelpsig handhaafde hy de zellMandIghekl
der Hanzesteden , loodat deae in den Dalt-
schen Bond werdMi opgenomen. Hy bevor-
derde het sluiten vmn handelsverdragen tusschen
Bremen en vreemde Mogendheden , alonede
de stichting van Bremerhaven. In 1821 u%
hy er zich tot burgemeester benoemd, ont?nig
in 1831 eershalve den titel van doctor in de
rechten, bekleedde daarenboven onderscheldeBe
aanzieniyke waardigheden en overleed te
Bremen den 7den Mei 1857.
Smiles(Samuel), een verdienstel||k Engelieb
Bohry ver , geboren in Schotland , vrydde zich
aanvankeiyk aan de geneesknnde , maar be-
lastte zich vervolgens eenigen tyd met de
redactie van de : „Leeds Times , waarna hf
secretaris werd van verschillende spoorweg-
maatschappyen.Van zyne geschriften vermdden
wy : „Rallway property (1849)", — „Life of
George Stephenson (6de druk, 1864)", — „Self
help (1860; 2de druk, 1874)'*, — „Workmeoa
earnings, strikes and wages (1861)'*, — „Lires
of engineert (1862; 2de druk, 1874, 15 dlB)'^T
— „Industrial biography (1868; 2de drBi^
1877)**, — „The Huguenots, their settlementB
in England and Ireland (4de druk, 1876)",-
„Character (2de druk, 1874)", — „The Hogae
nots in France (1873; 3de druk, 1877)", -
en „The thrift (1875)**.
Sminia Is de naam van een aanzlenljpt
Friesch geslacht. YtUe wm Smmia, geboien
den 4den Juli 1625, was raadsheer in h«t
Hof van Friesland, grietman van Gaasterlsnd,
lid van Gedeputeerden en afgevaardigde asar
de Staten- (ïeneraal en overleed den 16deD
December 1678. Hy was gehuwd met AMm
Maria, eene dochter van Sobbe van Saer^i
grietman van Haskerland. — Bêotor van SmiaU,
geboren te Leeuwarden den 5den December
1763, was advocaat by het Hof vanFriealziHl
en bekleedde onderscheidene aanzieniyke be-
trekkingen, o. a. in 1813, toen de Franschen
het land verlieten, met E. A. Bergma die
van commissaris -generaal van het departement
Friesland. Hy werd na het herstel onzer on-
afhankeiykheid in den adelstand opgenomen,
met de ridderorde van den Nederlandschen
Leeuw begiftigd en benoemd tot lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, en over-
leed als grietman van Idaarderadeel den Sinten
October 1861. — BMe Baerdt va» Smkiih
een zoon van den voorgaande, geboren te
Leeuwarden den dOsten September 1797, stn-
deerde te Groningen, werd lid der riddernclisp
en der ProvincUle Staten van Friesland en in
1823 grietman van Tie^erksteradeel. Hywtfdde
zich met groeten yver aan de beoefening der
geschiedenis van Friesland en schreef o. &••
„G^eechiedenis van de onlusten tusschen de
Sohieringers en Vetkoopers (1827)'*,— „Nienwe
naamiyst van Grietmannen, met geschledl^aD'
dige aanteekeningen (1837)", — en „Wande-
lingen van myn Oudoom den opzichter doer
een gedeelte van de provincie Friesland e^
(1841)", terwyi hy in den „Friescfae toU»*
almanak** en in den „Vrye Fries'* vele merk-
waardige bydragen leverde. Hy was lid ^
Provinciale Staten van Friesland, in 1^^
van de dubbele Kamer der SUtea-Oen^'
curator van het Athenaeum te Franeker, wera
ridder der Orde van den Nederlandschen Lee<{^
en lid der Maatschappy van NederUodneb«
SMINIA— StflTH.
683
Letterkande te Leiden, atond eenigen tQd als
voonitter aan het hoofd van het Frieech Ge-
nootschap en overleed den 25tien Joli 1868.
Smirgél, tmêrg^ of ama/rü is eene fUn-
korrelige Terscheidenheid van komnd. ZQ heeft
tot samenstelling AlsOs en bevat min of meer
Qzerozyde en kieselzunranbydride. Stelt men
de hardheid van saffier = 100, dan is die
van korund = 67—77 en die van smirgel
= 40-67. Aan zQn gehalte aan magneetQier-
steen ontleent smirgel tevens zQn vr0 hoog
soorteiyk gewicht = 4,51. Het vormt wel eens
dikke lag^ in glimmerlei en korrelige kalk,
btfv. by Sehwarzenberg in Saksen, inDalma-
tië, Spanje, op Naxos, in Klein-Asi6, China,
Massachnsetts enz. Dit mineraal wordt door-
gaans gebezigd om te poljjsten, vooral het
smirgel van Naxos. Intnsschen geeft men den
naam van smirgel of amaril in den handel
aan onderscheidene mengsels van harde edel-
gesteenten, van tfzerglans en kwarts, die
wegens hanne geringe hardheid op verre na
de waarde niet hebben van echten smirgel,
waar?an de hardheid 8—9 bedraagt.
Smith. Onder dezen naam vermelden wQ:
Adam Smith, een beroemd Engelsch
Btaatshaishondknndige. Hy werd geboren te
Kirkaldy in Schotland den 6den Juni 1728,
ontving eene zorgvuldige opvoeding, stadeerde
eerst te Giasjrow en daarna te Oxford, en
vestigde zich in 1748 te Edinbnrgh, waar'hy
voorlezingen hield over redeneerkande en
wysbegeerte. In 1761 werd hfl hoogleeraar
in de logica en vervolgens ook in de zede-
kunde te Qlasgow. ZQne: „Theory of moral
sentiments" verscheen in 1769 en zyn werk:
„On the origin of langoages and of the
di£Ferent genins of those, who are original
and componnded** iets later. Door het eerste
van die twee geschriften verwierf hy de vriend-
schap van den Jongen Hertog van Bueoleughy
die hem tot toch^enoot begeerde op zyne
reizen. Smith legde dientengevolge zyn hoog-
leeraarsambt neder, reisde in 1764 en 1766
in Frankryk en Zwitserland en werkte na
zyn terugkeer 10 Jaar lang aan zyn beroemd
geschrift: „Inquiry into the nature andcauses
ot' the wealth of nations (1776)'\ In 1778
werd hy by de belastmgen geplaatst en over-
leed te Edinburgh den 17den Juli 1790. Door
de uitgave van laatstgemeld boek heeft hy
aan de staathuishoudkunde eene nieuwe, we-
tenschappeiyke richting gegeven en ook thans
nog wordt door velen op de door hem gelegde
grondslagen voortgebouwd.
Jamei JBduard Smith, een verdlensteiyk
kruidkundige, geboren te Norwich den 2den
December 1769. Hy studeerde in de genees-
kunde, werd eerst arts te Londen, vervolgens
in zyne geboorteplaats, stichtte met Bemkê
de „Linnaean Societj**, kocht het herba-
rium van Linnaeuê met al diens boeken en
bandschriften, was de eerste voorzitter van
bovengemeld genootschap, volbracht eene
wetenschappeiyke reis door de Nederlanden,
Frankryk en Italië, maakte zich zeer ver-
diensteiyk Jegens de stelselmatige botanie en
de flora van Engeland en overleed den 17den
Maart 1838. Hy schreef o. a.: „Plantamm
icones hactenus ineditae plerumque ad plantas
in herbarto Linnaeano conservatas delineatae
(1789—1791, met 76 platen)", — „Icones
pictae plantarum rariomm (1790—1793)", —
„Englisch botany, oreolouredflguresofBritish
plants (1790-1814, 36 dln met 2 692 platen)",
— „Ftora britannica (1800—1804, 3 dln)",
— „Exotic botany (1804—1806, 2 dln met
120 platen)", — „An introduction to physio-
logical and systematioal botany (1807, 88te
druk, 1822)", — en „The English flora (1824—
1886, 6 dln. met anderen)".
Sir WUliam 8$dnm/ Smith, een Britsch ad-
miraal, geboren te Londen den 21sten Juni
1764. Hy bezocht het marine-instituut te Bath,
werd op zyn 16de Jaar luitenant en in 1783 kapi-
tdn op een flregat, begaf zich in Zweedschen
dienst en onderscheidde zich in den zeeslag
van 9 Juli 1700 tegen de Bussische scheeren-
vloot Na het sluiten van den vrede trad hy
in dienst in Tnrkye, maar na het uitbarsten
van den Engelsoh-Franschen oorlog yide hy
naar Toulon, om er de Engelsche vloot onder
Lord Sood op te zoeken. Toen de Engelschen
Toulon verlieten, stak Smith er de dokken,
de vyandeiyke schepen en het arsenaal ih
brand (18 December 1793). Daarop zag hy
zich benoemd tot bevelhebber van het fregat
.Diamond", verontrustte de Fransche en
Nederlandsche kusten, wist, tot conunodore
bevorderd, met een klein eskader door te
dringen tot in de haven van Brest en droeg niet
weinig by tot verydeling van het plan der
Fransehen, om de koopvaardyschepen, die van
Jamaïea, Cadix, Lissabon en Oporto terug-
keerden, op zee te onderscheppen. In 1796
werd hy vóór Le Havre gevangen genomen,
naar Parys gebracht en in den Temple gestreng
bewaakt; eerst in April 1798 herkreeg hy
door list zyne vryheid. In hetzelfde Jaar werd
hy als kommandant op het linieschip „Tiger"
g^laatst en vertrok daarmede naar de Mid-
dellandsche Zee. Met zyn broeder Jemet
Spencer Smith, Britsch gezant te Constanti-
nopel, haalde hy de Porte over tot een ver-
bond met Engeland, ten einde gezameniyk
de Franschen uit Egypte te verdry ven. Daarop
nam hy de Fransche vloot, die op de kust
van SyriS voor anker lag, versterkte St.Jean
d'Acre met gesohut en met Britsohe officieren
en dwong Sonaparte, de belegering op te
breken. In 1806 werd hy schout-by-nacht en
ontving den last, Sicilië te beschermen. In
1807 kruiste hy vóór den moud van de Taag
en bracht den Prins-regent van Portugal naar
BrazUiö. In 1810 werd hy viee-admiraal, in
1881 admiraal en in 1830 bevelhebber der
marinesoldaten. Hy werd echter in het proces
van Koningin Oarolina gewikkeld, zoodat hy
zich meestal te Parys ophield, waar hy den
26sten Mei 1840 overleed.
Sgd»e^ Smith, een geestig Engelsch sehry ver,
geboren den 3den Juni 1771 te Woodford in
Essex. Hy studeerde te Oxford in de theologie
en stichtte in 1802 met Jeffref^ en Br<mgham
te Edinburgh het beroemde tydschrift: „Edin-
burgh Beview". Nadat hy onderscheidene
leeraarsplaatsen had bekleed, ontving hy in
1831 het eanonicaat aan de St. Paulskerk te
Londen en overleed aldaar den 228ten Fe-
bruari 1846. Hy streed voor alle vrysinnige
instellingen, en zyne „Letters on the sol^ect
of the catholics, to my brother Abraham, who
lives in the country, by Peter Plymley (1838)"
onderseheiden zich door eene wegslepende
584
SMITH.
geestlgkaid. Voorts beeft men na hem meri[-
watfcUge Toorleiiagen o?er wQigeerige lede-
koude onder dea titek „Elementarf aketchee
of BonU philoMphy (1860 ea ,1866)'\ Zyne
yenamelde geieliriAea syn bQ herhaling nitge-
geren.
Jmm Smiik, een luimig Engelsch diehter.
geboren den lOden Febmari 1775 en opgevoed
te Chigwel in Easex. Hy werd verTolgMia
geplnntst b0 den Board of ordnance en ver-
wierf weldra door zQne onoitpntteiyke geestig-
heid eene groote vermaardheid. Zyne eerste
proeven verschenen in het „Pie Nic- News-
paper" en in den «London Beview*\ Daarop
leverde liy met sQn broeder .fibroM eene reeks
vaa diehterigke navolgingen, waarin hy den
diohttrant der meest gevierde poëten van dien
tyd, sooahi: B$ra»^ Wordnoorik^ Stmikej^
OoUê^ OeUri4^ en sVn broeder dien van
Walirnr Seoti^ Moore^ MamkLêwit, FUtsmrald
en Jdkmêom op eene bespotteiyke wys paro-
dieerde. Een en ander werd uitgegeven onder
den titel: |,The n^eoted adresses (1812 ea
Uter by herhaUng)**. Eene dergeiyke venok
mtiing onder den naam van «Horaee in
Londen*' versoheen in 1818. Hy overleed den
24sten Deoember 1889. — Zyn bovenvermelde
broeder, geboren in 1779, schitterde op het
geMed der geschiedkundige romans. Van deae
noemen wy: nBrambletye House**, ^- „Tor
HiU**, — „Zillah**, — „Walter Colyton**, —
,^ane Lomax**, — „Adam Brown'*, — „ Arthur
Arundel**, — en vooral ^Address tothemum-
my**. Hy overleed den ISden JuU 1849.
WtUiam Anta, een verdiensteiyk beoefenaar
der oude talen. Hy werd geboren te Londen
in 1818, studeerde eerst in de rechten en
daarna in de letteren, was van 1858—1869
examinator in de klassieke talen aan de uni-
versiteit te Londen en werd er in 1849 lid
vaa den Senaat Voorts is hy sedert 1867 be-
last BMt de redactie van het „Qoarterly
Beview'*. Hy schreef: „Dicaonary of Qreek
and Roman aatiquities (1840— 184S; 8de druk,
1849)**, — „Dictlonary of Greek and Boman
biography and mythology (1844—1849, 8
dln)**, — „A dictlonary of Greek and Boman
geography (1854 -1857, 2 dln)**, — „Dictio-
nary of the Bible (1860—1868, 8 dln)**, —
„()opious and eritical English-Latin dictlonary
(1870)**, — „Historical atlas of ancient geogra-
phy, bibUoal and dassical (1872, met €hrmoey\
— „Dictlonary of christian antiqnitles (1875,
met CkmihamY\ — en „Dictlonary of christiaa
biography, seots etc (1877)**.
OM¥nm dmiihy een Engelsch geschiedkun-
dige, geboren den ISden November 1828 te
Beadlng in Berkshire, stadeerde te Oxford,
werd in 1847 advocaat, later secretaris der
examencommissie aan de universiteit te Oxford
en eindeiyk professor hi de nieuwe geschie-
denis aldaar. Nadat hy In 1864 de Vereenlgde
Staten besocht had, waar de Brown-unlverslteit
hem den doctorsgraad verleende, legde hy in
1866 het hoogleeraarsambt te Oxford neder
en keerde naar Amerika terug, waar hy aan
de aienwe ualversiteit Ithaka hi 1868 eea
profBssoraat la de Eagelsche geschiedenis
aanvaardde. Ook dese betrekking viel niet In
syn smaak, soodat hy naar Canada vertrok
en ilch te Toronto vestigde. Van syne tal-
ryke geschriften noemen wy: „Irish history
and Irish character (2de druk, 1862)**, —
„Lectures on modem history (1861 ; 8de druk,
1866)**, — „Empire, a series of letteca (1863)",
— „BelatlOBS betweea Eaglaad aad Americs
(1869)**, — „Three Eogllsh statesmaa: Pym,
CromweU aad Pitt (1867)**, — „Leetaree oa
the study of history (2de druk, 1865)**, —
„History of Eaglaad dowato the Beformatioa**,
— „PoUtlcal (^stlay of Oaaada (1879)*% —
ea „The coadact of Eaglaad to Irelaai (1882)".
WUUam Emr$ SmM. een Engelseh staats-
man, geboren te Londen In 1826. Vrfi laat
betrad hy de staatkundige loopbaan, werd ia
1868 de plaatsvervanger van Stmmri MiU m
het ParlemMit en zag sloh In 1874 tot secre-
taris vaa financiën en In 1877 tot eerstelord
der admiraliteit (minister van Marine) benoeauL
AUaamdêr 8mM^ een Engelsch dichter ea
proassohryver, geboren den Sisten December
1880 te Kllmamock In SchotUnd. Hy vrerd
teekenaar aan eene kantenfabrlek te Glaegow^
en gaf In 1858 een bundel „Poema** la het
licht, die 100 grootea byval voad, dat mea
hem la het volgende Jaar tot seoretans van
de ualversiteit te Edlaburgh beaoemde. HQ
overleed te Wardle by Edlaburgh dea oden
Jaauarl 1867. Van xyne overige geachriflea
noemea wy : „City poems (1857)**, —ea „Edwia
of Delra(1861)**,— eadeprosawerkea: „Dream-
thorpe (1868)**, — „A suauner la Skye (1865)*\
— ea „Alfred Hagart*s household (1866, 2 dia)**;
ook leverde hy eeae uitgave der „Poetlcal wocka
of B. Bums with a Memoir (1865, 2 dln)**.
Mt^iitald Boêworik SmUk, een verdleastaiyk
Engelsch geschiedkundige, geboren den 2SBtBa
Juni 1889 teSU£fordlnDorsetshlre.Hy studeesda
aan de universiteit te Oxford en woont tbana
te Harrow by Londen als leeraar aaa het
gymnasium. Zyn eerste geschrift: „Mohammed
and Mohammedanlsm (1875)** beaorgde hem
reeds een goeden naam. Na het volbrehgea
van eene reis In Noord- AMka schreef hy:
„Carthage and the Carthaginians (1878)** ea
„Bome and Carthage (1880)** en hield over
dat onderwerp voorleslngen in de Boyal
Listltutlon of Great Britaln te Londen, ^a
Joagste werk is eene uitvoerige levensbesohry-
vlng van Lord LawrêMoe vice-konlng Tua
Indlé (1883).
Oeor^ffê Smiihj een uitstekend beoefenaar der
Assyrlsche taal en letterkunde. Hy werd ge-
boren te Londen den 26sten Maart 1840, was
eerst kopergraveur, doch werd by het etaea
der platen, behoorende by het werk Tsa
Bawlimtom over het Assyrischspyker-ofwigge-
BchrUt, in geestdrift ontstoken voor de over-
biyfselen der Oudheid. Aan de studie rma
deae wydde hy al syn tyd en kracht, waartoe
hy gelegenheid had doordltts hy geplaatst
werd aan het Britsch Museum. Nadat hfl
eerst een goeden naam verworven had aJa
medearbeider aan het 8de deel van het boek
van Bawlimom, getiteld: „Cunelform inserlp-
tlons of Western Asla**, wekte hy eerlang de
algemeene opmerksaamheld door, syne glaas-
ryke ontdekkingen op het gebied der Assyrlsche
oudheden. Hy bewees uit de opschriften, ia
het Britsch Museum voorhaadea, dat de
Koningen Aktu en Asatria van Jnda en JPêkaJk
en Motea van Israël tydgenooten geweest zya
vaa dea Assyrlschea Koning Tl^Utik FÜmmr^
bepaalde den datum van eene totale aonsver-
SliTTH— 8MOLEN8RO.
666^
dnistering , die in 768 vóór Cbr. plaats had,
en ontdekte de SyriBChe vertaüng van bet
Bgbelaoh verhaal van den Zondvloed. HU toI-
biacht daarop tot tweemaal toe eenereis naar
Assyrifi, gaf daarvan verslag in syne: „Assyrian
disooveries (6de dmk, 1877)'', begaf sich in
1876 naar Bagdad en overleed te Aleppo
den 19den Aogustos van dat Jaar. Van i0ne
overige geschriften vermelden wf}: ^^History
of Assnrbanipal, from coneiform inscriptions
(1871)'\ — „Phonetio valaes of the coneiform
eharacters (1871)'\ — „Asmia from the ear-
liest times to the fiOl of Nineveh*', — ,»Epo-
nym canon firom the death of Solomon to
Nebochadneuar", — „The Chaldean account
of Genesis (1875)'\ — n^Ekirly history of
Babylonia", — en „History of Babylonia^
Joe Smith, de Mornumem.
Smithson (James), een yverig bevorderaar
der wetenschap en goboren te Londen, was
de onwettige zoon van Hertog Mt^h vcm Sori-
hmmbêflamdj studeerde te ()xford, werd in
1787 lid van de Boyal Society, wgdde zich
op het vaste land bQ voorkeur aan de be-
oefening der natuur- en scheikunde en over-
leed te (}enua den 27sten Juni 1829. ZOne
nalatenschap, ten bedrage van 120000 pond
sterling, viel ten deel aan zyn neef JUmr^
Jamêi Mua^erford onder beding, dat zy, inge-
val laatstgehoemde zonder wetüge erfgéhamen
overleed, dienen zou tot stichting van een
wetenschappeiyk instituut in de Vereenigde
Staten van Noord- Amerika. Toen echter den
6den Juni 1836 SMmgerford te Pisa kinderloos
overleed, opperde de Court of Chancery te
Londen bezwaren tegen de wettigheid van
het legaat en er ontstond een proeös dat in
1838 ten gunste van de Amerikaansche Begee-
ring werd uitgewezen. Op den lOden Augustus
1846 verrees dan ook in Noord-Amerika de
„Smithsonian Institution for the increase and
diffusion of knowledge'*. De zetel dezer stich-
ting is Washington en de President der Ver-
eenigde Staten is haar voorzitter. De werk-
zaamheid van dit Instituut bepaalt zich vooral
tot nasporing op het gebied van volken-,
sterren- en aardkunde en van aardmagnetismus.
Zy heeft 500 meterologische stations in Noord-
Amerika en byna 2 (KM) correspondenten in
Europa. Daarenboven beschikt zy over eene
boekery, eene sterrenwacht, een kabinet voor
natuuriyke historie en een museum voor kunst,
terwyi zy voor de uitgave en verspreiding
zorgde der jSmithsonian contributions to
knowledge (1848—1825, 25 dln)'' en steeds
Jaariyksche berichten levert omtrent de nieuwste
ontdekkingen, alsmede „Miscellaneous Colieo-
tions (tot 1885 reeds 27 dlo)".
SmökkelhandeL SmokluiU» of êlitikem
noemt men het behendig en argelistig ontduiken
der belastingen, welke op den ui^ of invoer
van sommige handelsartikelen gelegd zyn, en
het dryven van koopmanschap metgesmokkelde
waren bestempelt men met den naam van imoh-
hdhamdêl of ^Imkhamdd. Dat kwaad heerscht
bepaaldeiyk aan de grenzen, en van Byksr
wege worden ambtenaren aangesteld, om
datftegen te waken. Daar de smokkelaar te
kort doet aan de schatkist, eene bezitting
van den geheelen Staat, zoo maakt hy dch
schuldig aan diefotal Jegens zyne medebur-
gers. Trouwens de ondervinding heeft geleerd,
dat de smokkelhandel eene leerschool is voor
dievery. — Ook het ontduiken van belastingen
in het algemeen, byv. van de belasting op
het geslacht enz., wordt veelal met den naam
van smokkelen bestempeld.
Smolensko, een Bossisch gouvernement,
tosschen de gouvernementen Pskbw, Twer,
Moskon, Kaloenga, T^jemigow, Mohilew en
Witebsk gelegen, heeft eene oppervlakte van
1 017,77 O geogr. myi Het land is er het hoogst
in het noordoosten, waar men in het boech-
ryk Alaoenisch gebergte de bronnen aantreft
van de Wolga, de Moskwa, de Dnjepr en de
Duna. Tot de aanzieniykste rivieren behooren
er de Oegra met de Worjae, alsmede de reeds
genoemde met onderscheidene zyrivieren.
Intusschen is er sedert den aanleg van
spoorwegen naar Orel, Riga en Moskou de
scheepvaart aanmerkeiyk verminderd. In het
noordwesten des lands ontmoet men eene
menigte zwerfblokken. Talryke meren en
moerassen bevorderen er de vochtigheid van het
klimaat Schoon men het veUen van hout er met
kracht voortzet, is het zuideiyk gedeelte van dit
gouvernement nog met nitgestrekte wouden
bedekt Door dit land liep weleer de groote
weg der WarSgen naar Byzantium, en het
hier gevestigde volk der En witten onderhield
handelsbetrekkingen met verwyderde gewesten,
zooals biykt uit de aldaar gevondene Arabische
munten uit de 8ste, 9de en 10de eeuw. Dit
land vervulde in het algemeen eene merk-
waardige rol in de geschiedenis vanBusland,
en onder de muren zyner hoofdstad werd
menige bloedige stiüd gestreden tusschen de
Russen en de Polen, gesteund door deLithauera.
Sedert de verdeeling van bet vorstendom Kiew
onder Jmrodaw I had SmolcLsko tot aan 1895
zyne eigene Vorsten, maar onderwierp zich
toen aan WUawt^ vorst van Lithauen. (Gedu-
rende de eeuwenlange veete tusschen Moskou
en Lithauen bleef het land met de steden
meestal in het bezit der Lithaners, totdat het
in de 17de eeuw voor goed ten deel viel aan
Busland. In 1719 werd het gebied van Smo-
lensko als eene provincie by Lijfland gevoegd,
en sedert 1796 is het een zelfstandig gouver-
nement Het telt 1223000 inwoners en is ver-
deeld in 12 arrondissementeu, gedeelteiyk door
Groot-Bussen, gedeelteiyk door WitBussen
bewoond. Met het oog op de inwoners vormt
het land een overgang van een landbouweod
tot een industrieel gouvernement. Wegens de
gesteldheid van den bodem en van het klimaat
kan de landbouw er alleen in gunstige Jaren
in de behoefte der ingezetenen voorzien, —
en het graan heeft er dikwyis veel te lyden
yan aanhoudende regens, gevolgd door felle
hitte. Men verbouwt er vooral haver, wat
gerst en boekweit vlas en hennep. Ook
ontbreekt het er aan goede weiden, aoodat
de paarden en runderen er klein en zwak
zyn. De ny verheid bepaalt er zich hoofdzake-
lyk tot het bereiden van leder, het winnen
van olie en talk, het stoken van brandewyn
en het brouwen van bier. Uitvoerartikelen
zyn er lynzaad, vlas, hout houten voor-
werpen, haver, talk, leder en olie, — \en tot
de invoerartikelen behooren er vooral meel
en manu/heturen. — De evenzoo genoemde
hoofdêtad^ reeds in 879 in de Jaarboeken des
Byks vermeld, ligt op de beide oevers van
666
SMOLEMSKO-SMYRNA.
de Dnjepr en is het kraiapant der spoorw egen
▼an Riga naar Oriow en van Moslcoa naar
Brest Er zQn onderscheidene oude Qriekaeh-
BoBsische iierken, een gymnasium yoor Jongens
en een voor meines, eenige ikbrieken, een
weinig handei en bQna 86 000 inwoners (1882).
Sedert het einde der 14de eeuw was zQ eene
stad In Lithanen en ontving het üagdebnrger
recht; tevens was sg eene sterke vesting en
telde in haar bloeityd meer dan 100000 in-
woners. Meermalen werd sQ belegerd, bQv.
in 1611 door den Poolschen Koning SUgmund III
en in 1654 door Czaar Alexéi MiehailowUsf.
Den 17den Angnstos 1812 behaalde NapoUon I
er eene overwinning op de Bassen en opende
zich daardoor den weg naar Moskoa, doch
z|)n leger leed er in November daaraan-
volgende bil den temgtocht de nederlaag.
Smolka (Franz), een OostenrQksch staats-
man, geboren den 4den November 1810 te
Kaloesz in Gallcië, studeerde te Lemberg in
de rechten en vestigde zich in 1840 aldaar als
advocaat. Als éen der leiders van het „Jonge
Polen" werd hQ na een vierjarig proces ter
dood veroordeeld, doch ontving genade. In
Maart 1848 plaatste hQ zich aan het hoofd
van de nationale Poolsche beweging in Galicië
en was in het belang van deze werkzaam op
den Btjksdag te Weenen en Kremsler, waar
hy eerst tot vice-president en vervolgens tot
president gekozen werd. Na de ontbinding van
den Byksdag keerde hy terug tot de rechts-
practyk te Lismberg. In 1861 werd hy weder
naar den Byksraad afgevaardigd, voegde er
zich by de Poolsche en Czechische Foedera-
listen en verzette zich tegen het centralisatie-
stelsel van wm Scihmerlimg, Toen In 1866 de
Hongaarsche Landag ontbonden werd, bestreed
hy openiyk de samensmelting der verschillende
Staten; maar ook het duaUsmus van 1867,
dat alleen aan de Magyaren zelfstandigheid
wilde verleenen, vond in hem geen verdediger.
Daarom wees hy een nieuw mandaat voor den
Byksraad van de hand en nam slechts deel
aan het gewesteiyk beheer van Qallclê, waar
hy de zelfiitandlgheld des lands zooveel mo-
geiyk zocht te bevorderen. Intusschen Is hy
in 1872 weder tot lid van de Kamer van Af-
gevaardigden benoemd, waar hy tot de leiders
der Poolsche fractie behoort en den 15den
Februari 1881 zag hy zich gekozen tot voorzit-
ter van dat lichaam.
Smollett (Tobias Georg), een verdiensteiyk
Engelsch roman- en geschiedschry ver, geboren
in 1721 te Dalquhnm House by Benton in
Schotland, studeerde te Glasgow en werd
scheepsheelmeester aan boord van een linie-
schip, dat in 1741 naar West-Indië stevende.
Na velerlei wederwaardigheden nam hy zyn
ontslag, keerde in 1746 naar Engeland terug
en betrad er de dichteriyke loopbaan met
zyne: „Tears of Scottland**, waarin hy de
wreedheden der regeeringstroepen in de Hoog-
landen na den slag by CuUoden aan de kaak
stelde. Hy woonde meestal te Londen, vol-
bracht onderscheidene reizen naar Frankryk
en Italië en overleed te Livomo den 20aten
October 1771. Van zyne geschriften, o. a.
uitgegeven door Browne (1873, 6 dlo), vermel-
den wy: „Hlstory of England (1758, 4 dln)*\
en de veelal koddige of humoristische romans:
„Boderick Bandom", — „Peregrine Pickle
(1751)", — ,PerdinandCountFatiiom(175l)",
— „8lr Lancelot Greaves (1762)", — en „The
expedition of Humphrey Clinker (1771, 8 dln)"".
Smout (Adriaan Jorisz.) of SmamHm^ een
berucht yveraar tegen de Bemonstranten, stn-
deerde te Leiden in de theologie, werd to
1604 predikant te Bhoon en Pendrecht, hi
1609 te Delfthaven, voerde een hettigen steQd
tegen den Botterdamschen predikant yietimat
GreviMckhovem en zag zich in 1620 beroepen te
Amsterdam, maar yverde hier zoo geweldig
van den kansel tegen de Bemonstranten eo
tegen de Begeering, dat hy van burgemeestsn
de aanzegging ontving, de stad binnen 24 nor
te verlaten. Hy vertrok toen naar Botterdam,
alwaar hy in 1646 overleed. Het is bekead,
dat Vondd hem met den geesel der satyre
duchtig kastydde. Yan zyne geschriften ver-
melden wy: „Bode met twee seyndtbrieven,
Prosperi ende Hllarll, aan Auguatinum; nn
de overbiyfeelen van de ketterye der PelagianeD
(1608)", — „Eendracht van over vyfUdi
schriften tegen *t Pelagtaansdom (1609)", —
„Schriftuurlic Ja over de vraghen of de leer-
poincten, die ten huydighen daghe in geschil
getrocken worden, het fundament der sslig-
heyt raken ofte niet (1618)", — „Onse Vader
enz. (1618)", — en „M. Grevinckhovins hesa-
tontlmorumenos etc. (1617)".
Smyma, In het Turksch Itmir, de hoofd-
stad van het Aziatlsch-Turksch ejaleet Aldin
(Ismir) en de aanzleniykste koopstad ras
Kleln-Azlë, ligt aan de evenzoo genoemde
Golf, een gedeelte der Aegeesche Zee, dat ter
diepte van 75 Ned. myi Inspringt in het land. De
stad is amphitheatersgewys gebouwd rondom
een berg, op wiens top dch de overbiyfoelen
van een middeneeuwsch kasteel verheffen.
Het inwendig van Smyma beantwoordt wei-
nig aan zyn indrukwekkend voorkomen nit
de verte. Behalve de Frankenwyk, het firaaiste
gedeelte, uitsluitend door Christenen bewoond,
heeft men er de wyk der Grieken eti die der
Armeniërs, terwyi In de Bovenstad slecbti
Turken gevestigd zyn; In dit laatste gedeelte
heeft men hoofdzakeiyk nauwe, stelle strsteo
en stegen en ellendige houten halzen. Tnascbes
de Boven- en Benedenstad ligt de vervalles
Jodenwyk. Smyma is de zetel van den goo-
vemeur-generaal der Provincie, van een B.
Katholieken, .Griekschen en Armeniseheo
aartsbisschop, van talryke consuls, van eene
handelsrechtbank en van eene wisselbank. Men
vindt er eenige weinigbeteekenende en slordig
onderhouden fbrten, vele moskeeën, onde^
scheidene kerken en kloosters, eenige Pro-
testantsche kapellen in de huizen van oonnob)
eenige synagogen, een gymnasium (Evangelike
schoTe) met een museum en eene boeker),
Grleksche kostscholen, eene Armenische school,
eene Duitsche mei^esschool, 8 Fransche scho-
len, eenige Engelsche colleges en andere in-
richtingen van onderwys. — voorts hospitslw,
vondelingen- en weeshuizen, magazynen, k**
ravansera^s, baden enz. De nyverheid is ^
niet van groot belang; zy bepaalt zichvooiti
tot de vervaardiging van tapyten, van z9^^t
wollen en katoenen stoffen, aardewerk, l6der
sigaren enz. , terwyi er In den jongsten tfd
ook machlnenfabrleken en yzergietery^ii ^'
rezen zyn. Van groot belang Is er daarentegen
de handel; tot de uitvoerartikelen bebooren
SMYRNA— SNEEUW.
687
er katoen, saideltike vrachten (roagnen en tQ-
gen), graan, galappels, drogerQen, opiam,
meekrap, tapQten, olie, hniden, aoethont, tabak
en wt|a, — en tot de Invoerartikelen: laken,
katoenen stoifen, papier, porselein, glas,
sioaden, galanterieën, mm en koloniale waren.
In 1880 bedroeg er de waarde van den nitvoer
96V8de en die van den invoer 99 millioen
francs. De haven van Smjma is met nage-
noeg alle koopsteden der Middellandsohe Zee
door een dagelüksch stoombootverkeer ver-
bonden. Onder de 1450 schepen, die er in
1879 binnenkwamen, bevonden aich 759 stoom-
bloten. Er leggen stoombootenaan van 6 Engel-
Bohe en 2 Fransehe maatschappden en van éene
Italiaanache, éene Oostenry k-Hongaarsche, óene
BoBsisohe, éene Egyptische, éene Nederlandsche
en éene Belgische maatschappQ. Voorts be-
dienen er meer dan 50 Engelscbe stoomboo-
ten de kustvaart toasohen Smyma en Syrië.
Ook heeft men er een telegraphisch bureau,
en er s||n spoorwegen aangelegd uaar Aïdin,
Manissa en Ala^èr. De bevolking, een meng-
sel van allerlei natiën, wordt er gescliat op
200000 zielen. Van deze belQdt een vierde-
deel den Mohammedaansehen godsdienst, —
voorts zt|n er 10- tot 15000 Israëlieten,
en voor 't overige Qrieken, Armeniërs,
Franschen, Hongaren, Engelschen, Daitschers,
Italianen enz. — Smyrna is vermoedelijk eene
kolonie der Ephesiërs, behoorde aanvankeiyk
aan de Aeoliërs en kwam in 688 vóór Chr.
in handen der loniërs. In 639 werd de stad
door Alifaiietf koning van Lydië, vernield en
bleef Unger dan 4 eeawen een poinhoop,
totdat Aut^onms 10 stadiën ten noordwesten
van de oude stad een nieaw Smyma stichtte,
dat, voorzien van eene aitmtintende haven,
zich eerlang tot éene der rijkste koopsteden
van Azië ontwikkelde. Nadat het reeds biJ de
verovering door Dolabella veel geleden had,
werd het in 178 of 180 na Chr. nog vreese-
lyker geteisterd door eene aardbeving, maar
door Marem Awrelius weder opgebouwd.
Sinyma droeg er roem op, de geboorteplaats
van Moménu te wezen en deed te zQner eer
een prachtig gebouw verrHzen. Het Christendom
verbreidde er zich met groote kracht. Oader de
Byzantynsche Keizers waren de lotgevallen der
stad zeer verschillend. In 1808 werd zij door
den zeerover Tzaohat ingenomen; de Byzan-
tijners heroverden haar, doch moesten haar in
1402 op nieuw prijs geven aan Tamerlam; in
1424 echter, onder Moerad 11^ kwam zfj voor
goed onder de heerschappij cler Turken.
Sneek, eene welvarende stad in de Neder-
landsche provincie Friesland, niet ver van het
Saeeker Meer en aan den pas geopenden
spoorweg van Leeuwarden naar Stavoren, heeft
6 kerken, een gymnasium, eene hoogere bur-
gerschool met 5 Jarigen cursus, eenige fabrie-
ken, een aanzienlijken boterhandel en mim
10000 inwoners.
Sneeuw is een neerslag in den dampkring,
die op dergelQke wtjze ontstaat als de regen. Oe-
Bchiedt de verdichting van den waterdamp bQ
eene temperatuur, welke beneden het vriespunt
is gedaald, dan erlangt de neerslag de gedaante
van ys en vertoont zich in vormen (sneeuw-
fikren), die uit 4jne zeszydige kristallen be-
staan, vaak tot sieriyke sterren gegroepeerd,
waarin de zeshoekige vorm de overhand heeft.
In het algemeen zyn de vormen van geiyk-
tffdig neervallende sneeuwvlokken volkomen
geiyk. Ontstaat er echter eene tusschenpoos
by het nedervallen van sneeuw, dan ontwaart
men gewyzigde, doch ook weder onderling
overeenkomende gedaanten. Nadert de lucht
tot het vriespunt, dan neemt men in die figu-
ren vooral naalden waar, terwyi zich by
vermeerderde koude ysblaa^jes vertoonen. By
eene temperatuur van — 20° C. valt er zelden
sneeuw. De sneeuwflguren zyn meestal platte
sterren, welke door hare vereeniging dikkere
lichamen vormen. By windstilte en by afwe-
zigheid van nevel zyn de vormen het
zuiverst. By nevel ontstaan rawe kristallen,
en de wind doet de naalden breken. Byeene
gematigde temperatuur vereenigden zich vele
sterren tot groote sneeuwvlokken. Het volumen
van sneeuw is ongeveer 12 maal zoo groot
als dat van water, en een kubieke Ned. ei
sneeuw weegt gemiddeld 85 Ned. pond. Biyft
de sneeuw lang liggen, dan wordt ay dichter;
de Zon doet kleine hoeveelheden smelten, en
hoewel het water aanstonds weder l)evriest,
verbindt het de sneeuwkristallen en doet eene
vaste bovenkorst en in de sneeuwmassa allengs
grooter wordende yskorrels ontstaan. Daar-
door ontstaat het gietscherys. In droge lucht
verdampt het ys zeer spoedig; wegens iiare
witte kleur dooit de sneeuw zeer langzaam
weg, en wanneer zy doortrokken is van water,
absorbeert het door de zonnewarmte verdam-
pende vocht zooveel warmte, dat de sneeuw
lang kan biyven liggen. Eenig donker poeder,
zooals houtskool, zwarte aarde, enz., over
de sneeuw uitgestrooid, bevordert het weg-
dooien ongemeen, alsook het bestrooien met
zout, doordien hierdoor eene zontoplossing
ontstaat, welke niet licht bevriest Zuivere
sneeuw levert na het ontdooien water, dat
met regenwater overeenkomt. De verblindend
witte kleur van de sneeuw geeft aanleiding
tot sneeuwblindheid. In het hooggebergte heeft
de sneeuw wel eens eene roode kleur, ont-
staande door microscopisch kleine organis-
men, zooals Sphaerella nivalis (Protococcus,
Diceraea), waarvan de Jonge cellen groen zyn,
maar later rood worden of een grauw kleur ver-
krygen, veroorzaakt door Podura nivalis, een
diertje uit de familie der Thysanura en uit de
orde der Bechtvleugelige insecten (Orthoptera).
Op die plaatsen der Aarde, waar de tem-
peratuur beneden het vriespunt biyft, ligt de
sneeuw voortdurend op het land. Op de koude
gordels en op het hooggebergte is sneeuw de
gewone neerslag uit den dampkring. Het ryk
van de sneeuw begint op de vlakte ongeveer
by 80—50° N. B. Op de bergen valt overal
sneeuw, maar de hoogte, waarop men haar
ontmoet, is te aanzieniyker naar mate men
zich dichter bU den Evenaar bevindt. Het
grootste gedeelte van de wintersneeuw smelt in
den zomer slechts tot op eene bepaalde hoogte ;
daarboven biyft zU het geheele Jaar liggen.
Het sneeuwkleed der bergen strekt zich des
winters dieper in de dalen uit en wordt des
zomers weder naar de zyde van den bergtop
opgerold. De grens van de sneeuw in den
zomer noemt men de tneewoUjn* De ligging
van deze is af hankeiyk van de zomerwarmte
en van de dikte der hoeveelheid sneeuw in
den winter. De 8neeuwl0n valt derhalve geena-
588
SN££UW--dN££UWHO£N.
uas samen met 4e iaotherm vaa o^; immen
dan aoa liet grootite gedeelte Taa SiberiB
BteedB onder eeawige sneenw bedolren i||n,
terwtJl in de omatroken van Jakoetik by eene
gemiddelde Jaarigkaohe temperatanr Taa — lO**
C. nog graan wordt rerboawd. De gemiddelde
JaarlQkBohe temperatanr bg de 8neefiwi||n ligt
Dn eenB boren, dan weder onder bet Trieepnnt
▼aa water; 10 daalt te meer, naar gelang er
een meer oontinentaal klimaat heeneht en de
hoereelheid ineenw in den winter geringer
is. Daarom is ook de Terlegging der onderste
sneenwgrenaen gedurende het geheele Jaar
bet grootat in die gewesten, waar het Ter-
schil tnsschen de aomerwarmte en winter-
koude het aanaienigkst is. Zg is gering in
een knstklimaat en aeer klein op den ETonaar.
Wg reegen achter de rolgende plaatsen de
geograpfeSsche breedte en de hoogte der saeeaw-
grens (in Nederlandsehe ellen): Spitsbergen
TT"" N. B, 460 — Uslaad 65° N. B., 936, —
v^Qo.
▼an een heester uit de fiunilie der
ftMè adUi^m (OiH^oUaeeae) en ondefsclMadt
zich door 8- of 5-lobbige, grof-gesaagde Na-
deren met 8 kleine, seholelTormige klie-
ren op de bladstelen en door witte , tot bf-
schennen Tereenigde bloemen, die gedeeltei|ik
klein en tweeslachtig, gedeeltellME groeten
onigdig ign. Die bloemen hebben een 54aB-
digen kelk en eene 5spletlge bloemkrooi,
waarop 5 meeldraden agn ingeplant. De bes-
sen, die in September rgp worden, hebben
eene donkerroode klenr. Deie heester gieeit
in boschachtige streken, rooral aan dendiria-
kant, in het wild en wordt in de tninen ge*
kweekt (sie bggaande flgnnr). De meest be-
kende soorten agn F. ofmbu en F. LtuUma.
Sneeuwbes (Syniphoricarpaa racesMSU
MSeL) is de naam van een nit Amerika s^
komsógen heester, die onder dea naam ns
rmdi^Aoomfje algemeen in onae toinen ?tm-
komt. Hg onderscheidt aich door agne ofste,
ii^^fó .1
De sneeuwbal.
Noorwegen, binnenland 70° N. B., 1 021 ; kost
70% 884, — Alpen 46-47° N. B., 2 700, —
Cancasus 41— 441/3 N. B., oostagde 4300 en
westzgde 8570, — Himalaya 26° N. B.,
znideigke helUng 4 940 en noordeigke 5 570, —
Tibet 19-36° N. B., 5 820, — Kilimand^jaro
3° Z. B., 5 000, — Andes 0°. 4820, — An-
des in Patagonië 42° Z.B., 1830, — en Straat
van Magelhaens 52V2^ZB., 1100. De sneeu w-
grens 1^ derhalye het hoogst in Tibet en
daalt in Patagonië (op de breedte van Bome)
tot 1830 Ned. el. Op het noordeigk halfrond
daalt de sneeawgrens nergens tot de opper-
vlakte der zee, — 't geen wel degeigk plaats
heeft op het aoideigk balArond; bet geschiedt
er reeds op het eiland Zoid Oeorgia en op het
Eergoeleneiland, op de breedte van Enge-
land en Ierland gelegen.
Sneeuwbal (yibnmam Opnlns), ook hal-
rooê en OeldêTéche rooê geheeten, is de naam
gave bladeren, door tot eindelingsche aren ver
eenigde, roaeroode bloemen en vooral door
zgne op radgsen geigkende vruchten. Hf
behoort tot de t'amilie der Kampêrfodiê-aeküfa
(Caprifoliaeeae).
Sneeuwhoen (Lagopus rMta.)isdeDsaii
van een vögeleDgeslacht uit de Amilie der
Boickkotmdarê (Tetraonidae XeooA). Hetom^at
aeer gedrongen vogehi met ylengehi van mid-
delmatige lengte, een korten, afgerosdea
staart, een kleinen snavel, betrekkeigk kert^
gevederde pooten en lange nagels. Het «i^
êneeuwkoen (L. albus NUU.) is 44 Ned. diüm
lang en tnsschen de vleugeltoppen 6é N*d.
duim breed, in den winter wit met swsrte
staartvederen en donker bruine strepen op de
slagpennen, in den aomer biain ^^^^^^
wit geteekend en met een roeden kaa. om
bewoont bet noorden van de Onde ^
Nieuwe Wereld en trekt in dea winter
8NEEUWH0EN— SKELL.
589
oaar bet nlden, loodat het iMi tot in Oost-
Pnrisen Tortoont. GewoonlSk hondt het iQii
▼erbl|if op de koogrUkten en tndetoendn*B;
het Toedt lich met plftntaardige stoffen, in den
winter met knoppen Taa berken- en wilgen-
boomen, en de hen legft in een pltt neet onder
■tmikgewM 9 tot 15 geelbroin geWekte eie-
ren. Dit hoen lerert leer imakdVk Tleeseh.
Voorts heeft men bet SdMsdkê ên0$uwhoen (L.
■coCtens Gffttv), alsmede het AlpêmneetmhoM
(L. ftlpinns JSUli.)^ welk Uuitste in de Alpen,
PyreneeSn enz. gerenden wordt
Sneeuwkiolge, lie GélaMihus.
SneeawUin, sie 6immw,
Sneeuwsohoenen sgn bonten, op sohaat-
een geigkende toestellen, ter lengte van IJb
tot 2 Ned. el, waarvan men lieb in Skan-
diaaTie en elders op de jaebt bedient, om
sich snel orer eene bevroaene sneenwTlakte
te knnnen bewegen. Om zich te onderstennen
bezigt men tevens een stok, die van onder
voorzien is vaa eene scbyr.
Sneeuwval (De) of Unriene ontstaat in
bet gebergte, wanneer de vochtige sneenw
op of naby den top zich losmaakt van de
belling, langs deze voortrolt, daarbg gestadig
toeneemt in massa en eindeiyk met groote
snelheid en donderend geraas nederstort in
bet daL De sneeuwvallen komen op sommige
plaatsen fai bet hooggebergte dikwgis voor en
ztfn gevaarlek voor de reizigers, die er door
medegesleept en eronder bedolven worden. Om
die reden beeft men op de bergwegen boven
de meest bedreigde plekken gaanderVen ge-
bouwd, waaronder men veilig zQn tocht kan
vervolgen, omdat de sneeuwvallen er over-
heen rollen. Reizigers, die in den zomer het
Berner Oberland doorkruisen, zQn allidit in de
gelegenheid, een sneeuwval waar te nemen,
w mneer zQ den Wengero-Alp bezoeken en
vandaar het oog vestigen op de Jungfirau,
van wiens helling er gedurig in bet Trtta-
letendal nederdalen.
Snelheid. Een lichaam, dat door eene
kracht in beweging is gebracht, verandert
van plaats en snelt voorwaarts in eene be-
paalde richting. Ondervindt het geenerlei weer-
stand, dan zal bet in die bewc^ng volbarden
en steeds in geigke tyden gelfke wegen
doorloopen. Aan den doorloopen afttand, ge-
deeld door den daartoe gebedgden tgd, geeft
men den naam van tnOhmd, Deze is alaoo
de weg, dien bet lichaam in de tgdseen-
beid, bQv. in éene seconde, aflegt Wer-
ken gedurende die beweging andere kraeb-
ten op zulk een lichaam, dan kan men
niet meer spreken van zQne snelheid In bet
algemeen, maar enkel van zt|ne snelheid op
een bepaald punt ntfner baan of op een ge-
geven oogenbUk. Men verstaat dan daaronder
den weg, dien het lichaam in de tgds-
eenheid doorloopen zou, wanneer het zich
met de op dat punt of op dat oogenblik ver-
kregene snelheid bleef voortbewegen. In eene
seconde is b0v. de snelheid van de volgende
voorwerpen de in Ned. el daarachter geplaat-
ste: van eeoe slak 0,00167, — van eeninlian-
terist (gewonen pas) 1, (etormpas) 1,5, — vaa
eene bramseilskoelte 8,2, -^ van een snelzeilend
schip 4,67, — - van eene stoomboot 6,84, — van
een rendier voor eene slede 8, — van eene
locomotief en van een geoefend sohaatsenrH-
der 12, — van een storm 22, — van een
windbond 27. — vaa een orkaan 44. — van
eene postduif 45, — van bet geluid 888, —
van een 24-ponds kanonskogel 560. De snel-
heid van bet middenpunt der Aarde in hare
baan om onze Zon is 4, — die van bet licht
22000 en die van de electriciteit 60000 geogr.
mSl tal de seeonde.
SnelL Onder dezen naam vermelden wj):
Lmdmi^ 8iM^ een uitstekend voorstander
der vrUAnnige beginselen in Zwitserland. HQ
was geboren den 6den April 1785 te Idstein
ia het voormalig hertogdom Nassau, studeerde
te Oleszen en werd leeraar aan het gymna-
sium in zQue geboorteplaats en vervolgens
directeur van dat te Wetzlar. Na de beruchte
.Bepalingen van Karlsbad * evenwel ontving
bV wegens zUne vrVzinnige gevoelens zQn
ontslag, ging in 1824 naar Londen, waar hif
door privaatlessen in z|)n onderhoud voorzag,
maar keerde weldra om redenen van geaond-
beid naar bet vaste land terug en hidd te
Basel voorlesingen over Qrieksche letterkunde
en wQsbegeerte. Na de Julinmiwenteling van
1880 werkte hS Uverig mede aan de staat-
kundige hervorming van Zwitserland, haastte
sidi in 1881 met de redactie van den „Be-
pubükaaer**, erlangde het burgerrecht in bet
canton Zttrich en werd er gekozen tot Ud
van den Qrooten Baad. Na de stichting der
boogeschool te ZOrich aanvaardde hy er een
professoraat en later een te Bern. Hier echter
kwam hg in strtfd met de heerschende party
en moest in het ni^|aar van 1886 het canton
verlaten. Nu keerde h0 naar Zfirich terug en
kwam er zoowel in verzet tegen het beroepen
van D. F. Séramn als tegen het toenemend
pietismus en had in het algeoMon door zUne
verstandige oppositie een gunstigen invloed op
bet volk. In 1844 ontwierp hU de petitie aan
den groeten Baad, waarin de ophefliog van
de Orde der JezuYeten werd gevnagd. Gedu-
rende een vrg lang verbluf in Nassau wasbti
in denzelfden geest in Duitsche dagbladen
werkzaam. Na z^n terugkeer in Zwitserland
in 1847 O^erde bU weder tegen de JezuYeten
en den Sonderbnnd en voor de invoering
eener nieuwe Bondseoastitutie. Hg vestigde
zich vervolgens te Kusznacht en hield er zich
bezig met het onderzoek der socialistische be-
ginselen. Hg overleed den 5den JnU 1854.
Van i4|ne geschriften vermelden wy bet tweede
deel van het „Handbuch der Kant'schen Pbi-
loeophle (1883)", waarvan het eerste geleverd
was door zQn vader en zyn oom (desgeiyks
geleerde mannen, inzonderheid op het gebied
der wysbegeerte), — en het ,.Handbuch des
Schweizerischen Staatsrechts (1844, 6 dln)*\
Wühdm SmM^ een verdienst^k rechtsge-
leerde en een broeder van den voorgaande.
Hy werd geboren te Idstein den 89ten April
1789, studeerde te (Heszen en zag zich be-
noemd tot rechter van instructie te Dillenburg.
Wegens een geschrift over de Domeinen van
Nassau ontving hy zyn ontslag, aanvaardde
tn 1819 een hoogleeraarsambt te Dorpat,
maar zag zich door reactionaire vyanden i;e-
drongen daarvan alMand te doen, waarna hy
in 1821 beroepen werd als professor te Basel.
Vanhier vetrok hg in die betrekking in 1828
naar Zürich en in 1885 naar Bern. Ook bg
werd hier, evenals zyn broeder, wegens vry-
690
SNELL— 8NELLIUS
lUmige geyoelens uit het caatoo rerbaBneii.
Nu Yemigde hüt lich in BaaelUnd, werd er
lid Tan den Lsndraad, doch keerde Terrolgent
naar Bern temg, waar hV den Saten Mei 1861
orerleed. Hy is de etiohter van eene nieawe,
aeer invloedryke rechtageieerde tehool in
Zwitserland.
Karl SmU^ een Terdienateiyk wit- en na-
tnnrlnindige, tot de bloedTorwanten der beide
▼oorgaanden beboorende. Hy was gelMren
den lOden Janoari 1806 te Dachsenhanaenf
werd in 1829 leeraar aan het gTmnaeiaai te
Dreeden, in 1864 hoogleeraar ta Jena en
aelureef o. au „Einleitnng ia die Differential-
nnd Integralrechnang (1847—1861, 2 dln/\—
„Lehrbach der geradünigen Planimetrie (2de
dmk (1869)'', — „Kreialehre nnd ebene Tri-
gonometrie (1868)*', — „Newton and die me-
chaniaehe Natnrwiiaenschaft (2de dmk 1868V',
— „Die Schöpfting des HeDsehen (1868)", —
en «Nikolaat Kopemikns (1873)".
Snellaert (Ferdinand Aagostyn), een rer-
dienateiyk Vlaamsch solirOrer, geboren den
2lBten Juli 1809 te KortrQk, stodeerde aan
de militaire geneeskundige school te Utrecht
werd I. in 1829 oifloieryan geaondheid teAnt-
weq>en, bleef tot 1886 in Nederlandschen
dienst en restigde aich in 1838 aispractisch
geneesheer te Qent, waar h0 den 3den Jnli
1872 oyerleed. Om den Franschgesinden geest
in België te bestryden en de liefde Toor de na-
tionale letterkunde aan te wakkeren, stichtte
hy reeds in 1836, gedurende zyn Tcrbiyf te
Glent, met anderen het letterkundig genoot-
schap: „De tael is gansch het volk", — yoorts
in 1847 het tydschrift: „Kunst en letterblad",
hetwelk hy tot in 1843 redigeerde. Met Blom-
mtmt wekte hy in 1840 het volk op tot een
algemeen petitionnement ter opruiming der
hindernissen, die aan het gebruik der Yiaam-
sehe taal werden in den weg gelegd en bleef
steeds in woord en gesdirift een onvermoeid
stryder voor deie bew^ng. Hy was secretaris
en opsteller yan het verslag der beruchte
Orierencommissie, ingesteld door het Staats-
bestuur (1869). Zyne „Schets eener geschie-
denis der Nederbuadsche letterkunde (3de druk,
1866)" Tond groeten by?al, en syne „Vlaam-
sche bibUographie (1861 en 1867)" niet minder.
In 1847 werd hy lid Tan de Académie te
Brussel en na den dood van WiUêmê beaorgde
hy de voortietting van diens „Oude Ylaamsche
liederen (1869)" en de tweede uitgave van
diens „Beinaert de Vos (1860)", leverde eene
volksuitgave van de „Oude en nieuwe liecUM
(1863 en 1864)", plaatste |n de door de Aca-
démie uitgegeven verxameling van Oud- Ylaam-
sche dichtwerken de „Alezander*8 geesten"
van Moêflamt (1860—1861, 2 dln)", alsmede
de „Nederlandsche G^edichten uit de 14de eeuw
van Jan BoemdaUy Mmm vam Aken en anderen
naar het Oxfordsoh handschrift (1869)", en
deed daarenboven vele kleinere geschriften,
redevoeringen en gedichten in het licht ver-
schynen.
Snellen van Vollenhoven (Samuël
Constant), een verdiensteiyk Nederlandsoh en-
tomoloog, geboren te Rotterdam den 19den
October 1816, studeerde en promoveerde in de
wis- en natuurkunde en was eenigen tyd con-
servator van 's Byks museum te Leiden, doch
legde die betrekking neder en vestigde sich
te *s (}ravenhage. Hy leverde vele bfArscen
in „Nieuwenhuls Woordenboek van knuten
en wetenschappen", de „Algemeeme Kanst-ca
Letterbode" en den „Spectator" en aehreeC
onderscheidene werken over natuuriyke kia-
torie, Booals: „De inaeeten welke den laad-
bouwer schaden (1862)", — „(Mede dierea
(1869-1860, 2 dln)", — „De inseetea, hunne
gedaantewisseling en levenswyae (1879, naet
266 afbeeldingen)", ena. Hy was vootalftier
der Bntomologisehe Yereeniging in Nederiaad.
Snellius of AmUm* van Bogen. Oaéet
deaen naam vermelden wy*.
Bndolf Snellims, een Nederlandsch geleerde,
geboren te Oudewater den 8iten October 1646.
Hy studeerde te Utrecht ia de ietterm, be-
soeht voorts buitenlandsche hoogeecholen en
sag aich te Marburg belast met hetonderwQs
in de GMeksche en Latynsche talen. Na ver-
loop van 14 jaar beaocht hy Italié en legde
te Pisa sich toe op de geneeskunde. Hier
vertoefde hy 2 Jaar, begaf sich naar Bome,
keerde naar syn vaderland terug, gaf te
Leiden onderwys in de voorbereidende irelea-
sehappen, werd er buitengewoon hoogleeraar
in de wiskunde, sag er sich belast met de
lessen in het Hebreeuwsch, werd er voorts in
1601 benoemd tot gewoon hoogleeraar in de
wysbegeerte en overleed den 2den Aprill614.
Hy schreef o. a.: „Oommentaria ad dialeetleaa
Petri Bami", — „Ethica, methode Bamea
oonseripta", — „Expiicationesinarithmelieam
Baad (1696)", — „AnnoUÜones in ethkam
etc. OomelU YalerU (1696)", — en i^arti-
tiones physicae".
WiUebrordns SMêUiui^ een verdieaateiyk
wis* en natuurkundige en een aoon vaa den
voorgaande. Hy werd geboren te Leiden in
1691, sou in de rechtsgeleerdheid studeer^
maar gevoelde aich veel meer aangetrokken
door de wiskunde. Beeds op syn 17de Jaar
beproefde hy het, éen der verloren werkea
van Apolloniut Fêrgamui „De seotione deter-
minata^' te herstellen en g^zyne naaporingen
uit onder den titel van ApoUonimt BmUmu
(1601). In 1610 hield hy vooriesingen over
den „ Algamest'* van FtoUmaem en deed eene
reis naar Duitschland, waar hy kennia mankte
met 7)feko Brako en KepUr. Yoorta beaocht
hy Frankryk en Zwitserland en werdin I6U
buitengewoon en 2 Jaar later gewoon hoog^
leeraar te Leiden. Hy heeft groeten roem ver-
worven door de naar hem genoemde wet van
de straalbreking, nameiyk, dat by den over-
gang van een lichtstraal van de éene stof ia
eene andere het quotiënt van den sinus van
den hoek van inval door dien van den hoek
van breking eene standvastige waarde heeft,
— alsmede door de invoering van de trigono-
metrische methode by de graadmeting, eene,
methode, die nog altyd wordt toeg^ast In
éen syner werken, na syn dood door Sort^Ê-
«iiw uitgegeven, wordt het eerst de sande-
mentdriehoek vermeld, en zyn gesdirift over
de aeevaart, getiteld: „Tiphys Batavus" bevat
belangryke opmerkingen over de loxodromisohe
lyn. IntusBchen was hy niet vry van imgeloot;
aooals biykt uit syne „Descriptio cometae
anni 1618 (1619)". Hy overleed den SOstim
October 1626, en van syne overige geseliriftBn
vermelden Wy: „De re nummaria (1613)", -*
„Oyclometricns seu de circuli dimensione
SNELI
. . I. . ,1 ,^ ■ _; iMU
1 11 vf'rr^tiH'ltt*' iiilitiülli'n <KfU*nU "- HAiT^r).
Vt. yteemh'nkHïieljif^i'i* (S<ibinioi'.<i Wpriipr u. Stein].
4» Snclpera yool* liet di-ukk^u m(?t twee kleuveu ( Koewig u> Buupr;.
Kiig«lieli« ifw
Geïllustreerde Eucyclopaedie. 2de druk.
EESEN.
tK Hütatiemelpf i* voor liet drukken vru illustratie?! ( Macliiaenfabrbk Aiigsbor^ ).
Aberty - ileg'eMrukaueïpere van Weilei" fA. Walilow
S, Rfttlnef'rinTfl mH lea fyliiulfr!^ t W. F. Heim).
Bij het artikel : Snelpersen.
SNKLLIÜS-SNIPPEN.
591
(1621)", — en „De canm nayiam et renavali
(1624)".
Snelpersen. Deze zya beschreveD in het
artikel Boêkdrukhuui. De merkwaardigste soor-
ten ziet men afgebeeld op nevensgaande plaat
Snepper is de naam van een heelkundig
werktuig, waarvan eene veer en éenofmeer
meftjes & voornaamste bestanddeelen z|)n. Voor
het aderlaten gebruiken velen den laatsuepper
met éen me^je. dat bj) het loslaten der veer
den wand van het bloedvat doorsnijdt, en bO
het koppen bezigt men den kopsnepper met
onderscheidene me^ea, welke , insnQdingen
maken in de huid.
Sniadeoki (Johan), 'een verdienstelijk
PoolBch sterrenkundige en schryver, geboren
den 29sten Augustus 1756 te Znin in Posen,
studeerde te Eiakau, werd er hoogleeraar in
de wiskunde, reisde in Duitschland, Italië,
Frankrtik en Engeland, zag zich in 1807
benoemd tot hoogleeraar te Wilna, IJverde
met KoUontaj voor de reorganisatie van het
onderwijs in Polen en overleed te 2ii^zun7
bg Wilna in 1830. HU schreef o. a. eene
„Sferische trigonometrie" en eene „Mathema-
tische geographie (Sde druk, 1818)" en z|jne
gezamenlijke werken z|Jn in 1837 in 7deeien
uitgegeven. — Zyne broeder ^cirAM, geboren
in 1768, was geruimen t|Jd hoogleeraar in de
scheikunde te Wilna en schreef o. a. eene
„Theorie der bewerktuigde schepping".
Snieders. Onder dezen naam vermelden wQ:
Jiom EtMter Snieders, een verdienstelQk
Ylaamsch letterkundige, geboren te Bladel in
Noord Brabant den 228ten Kovemberl812.HU
studeerde te Leuven in de genees-, heel- en
verioskunde en promoveerde in 1838, waarna
htJ zich te Turnhout vestigde en de bevorde-
ring der Ylaamsche letterkunde zeer ter harte
nam. H|J stichtte de maatschappij : „De Dage-
raad", en schreef o. a. „Het kind met den
helm (1852)", — „Dorpsverhalen (1854)", —
„De hut van Wardije Nulph (1864)". — „Uit
de kronyken van Turnhout (1855)* , — „De
meesterknecht (1855)", -^ „Amanda (1855, 2
dln)", — „Doctor Marcius (1858)", — „De
lelie van het gehucht (1860)", — „Op de
grenzen (1860)", — „Brecht Bakels (1861)",
— „De gouden Willem (1866)", — „Het Pa-
radQs (1865)", — „Op de pijnbank (1867, 2
dln)", — „Het wonder van StHubert (1869)",
— „Mentor (1870, 2 dln)", — en „De geuzen
in de Kempen (1875, 2 dln)".
A^guH Sitiêdêrêj een broeder van den voor-
gaande en desgelijks geboren te Bladel den
9den Mei 1824. Aanvankelijk legde hU zich
toe op de boekdrukkunst, doch werd in 1845
medewerker aan het „Handelsblad van Ant-
werpen", waarvan hQ sedert jaren hoofdre-
dacteur is. H0 schreef o. a: j,M0ne eerste
zangen (1848)'\ — „De arme schoolmeester
(1851)", — - „De Landverrader, een verhaal
met geachiedkundige herinneringen (1852)",
— „De Dorpspastoor, historische tafereelen
uit den t|jd der Fransche overheersching
(1853)", — „De Orgeldraaier, een verhaal
uit den Jare 1817 (1854)", — „De Gasthuis-
non (1855)", — „De verstooteling, uit het
hedendaagsche leven (1856)", — „Het Ver-
vallen Huis (1867)", — „De Fortuinzoekers
(1858)", — „De Wolflager (1860)", — „Arme
Jalia (1861)*', — „Het Jan Klaassen spel,
met levende beelden uit onzen t|Jd (1868)",
— „Verborgen geluk (1867)", — „Gedenk-
boek van den oorlog (1870-1871)", — „Da
Koningin van het voetUoht (1875)", — „De
Speelduivel (1877)", — „Oranje in de Kem-
pen (1876)", — „Antwerpen in brand,
tafereelen uit den Jare 1576 (1876)", — „Anne
Dleu Ie veut (1877)", — „De kraaien zullen
het uitbrengen (1879)", — „AUeen in de
wereld (1880)". — en „VUU Platelle (1880).
zyne „Volledige werken" verschenen in
1876-1878 in 20 doelen.
Snjjbiet, zie JBeetworteL
Snijders (Frans) een verdienstelijk die-
renschilder, geboren te Antwerpen in 1579,
ontving onderwys in de kunst van A. va»
Balen en koos reeds vroeg het genre, waarin
by een Europeeseben naam verwierf. Men weet
niet met zekerheid, of by Italië bezocht heeft
Een paar Jaar vertoefde by aan het Hof van
Aartshertog Albm t te Brussel en legde in de
school van Mubene zich toe op het schilde-
ren vap het Jachtbedryf. Eene „Wilde awy-
neujacht" in het museum te Dresden wordt
voor zyn meesterstuk gehouden. Ook teMün-
chen, Weenen en Pi^s vindt men stukken
van zyne hand. In het Maurltshuis te *b Graven-
hage heeft men van hem eene groote „Herten-
Jacht", alsmede eene „Keuken met wild en
groenten", en in het Byksmuseum te Amster-
dam twee „Stillevens" en eene „Jacht op
krokodillen". Hy overleed in 1657.
Snijdervogels noemt men kleine Oost-
Indische vogels, tot de orde der ZamgvogeU
(Cantatores) en wel tot de geslachten Orthoto-
miu en Frinia behoorend. Zy onderscheiden zich
door een ongemeen kunstigen nestbouw. De
meest bekende soort is £e van Ceylon en
Hindostan (OrthotomussutoriusX.); deze kiest
tot het vervaardigen van zyn nest een heester
met vry groote bladeren, plukt katoen van den
katoenboom, spint daarvan met bek en poë-
ten een draad en naait dan 2 of 3 dier
bladeren door middel van lange steken aan
de randen aaneen. In de daardoor gevormde
holte brengt hy katoen en vederen om er
vervolgens eieren op te leggen. De Javaansche
snydervogel (Prinia familiaris Horef.) handelt
op dezelfde wyae, maar bezigt als naaigaren
zyde, nameiyk het spinsel van rupsen.
Snikken is een krampachtig inademen,
door zenuwaandoeningen veroorzaakt Het is
verwant aan den hik, doch deze heeft by elke
inademing slechts eenmaal plaats, terwyi het
snikken gedurende eene ademhaling meerma-
len geschiedt.
Snippen zyn vogels uit de orde detSteU-
loopers (Grallatores) en uit de £unilie der
Lan^sMaveligen (Longirostres) of SnipachHffe»
(Scoiopacidae). Zy hebben een langen, dun-
nen, rechten snavel, aan weêrszyden met
eene groeve voorzien, doorboorde, lange
neusgaten aan den wortel van den snavel,
vry groote oogen, matig lange, dunne pooten
en van voren met schilden bedekte voetwor-
tels. zy leven van insecten, jonnen en slak-
ken, sommige ook van zaden, toeven in het
voor- en naiBxr in ons land, maar broeden
er zelden. Wy kennen in Nederland 4 soor-
ten, nameiyk: de houtenip (Scolopaz rosti-
cula X.), de grootste soort, op den kop, den
nek en de rugzyde grys, roestbruin en don-
692
8NIPPEN-SNOIL8KY.
kerbintn gemannerd, aan de keel witachtig, op
de bont en onder den baik grtfs met brnlne stre-
pen en aan de pnnt yan den staart bmingrOs;
stj TÜegt bO nacht en boadt sicb des daan
Terscholen in het bosch; — Ae podmip (8.
iD%)or X.)f die slechts lelden voorkomt; —
de watêrtmp (8. galUnago L.) met een rossen,
aan weérssQden bmin gestreepten kop, don-
kerbraine Tlekken op Talen grond op bals en
krop, witte borst en bnik, roestklenrige staart-
pennen met swarte ligsagbanden en donker-
awarten mg en ylengels, gemarmerd met
roestklenrige Tlekken. I^ese snip komt het
meest Toor en bloedt in Groningen en Noord-
Brabant. ZQne eieren ign gr^Mchtig groen
met broine Welles; — dndelQk het hohfê of
de hatÊrmip (8. gallinnU X.), Teel kleiner
dan de TODrgaande soorten, met pnntige, Tale
Btaartpennen en groene, metaalglanzige Tederen
op den mg. Dese Togel broedt zelden by ons
en is seer ongestadig in s|)neTlneht. — Al die
soorten leyeren nitmnntend fdldbraad.
Snoeien (Het), eene belangrUke knnstbe-
werking in tninbonw en hontteelt. bestaat in
het wegnemen of inkorten Tan takken en ge-
schiedt hoofdzakelQk om de sappen, welke
gebmikt zonden worden Toor de afjsesneden
loten, ten Toordeele te doen komen Tan den
gesnoeiden boom, en ook wel om aan dezen
eene bepaalde gedaante te gOTon en toegang
te Torschaffen aan licht en Incht Is het soms
ter TorkrVging Tan betere Tmchten Tan be-
lang, die sappen in een kleiner aantal takken
te concentreeren , men Teriieae daarbij niet
nit het oog, dat een boom nooit te Teel bla-
deren kan hebben. Eene Termindering Tan
dese leidt allicht tot eene Tertraging der le-
TensTerrichtingen. Daarom is het snoeien Tan
opgaand hout, waarbij ^^ niet om Tmchten,
maar om hontrermeerdering te doen is, ge-
woonlQk niet aan te boTelen. Het snoeien
Tan Trnchtboomen Tereischt Teel kennis en
omzichtigheid, daar men zorsen moet, het
Tmchthoat niet weg te nemen. De plaats toch
waar de boomen de Trachten Tormen, is zeer
TerschiUend, blJT. de noteboom op het bont
Tan hetzelfde Jaar, de wijnstok op dat Tan
bet tweede Jaar, appel- en pereboomen op
dat Tan Troegere Jaren. Ook de tgd Tan het
Jaar, waarop die knnstbewerking geschiedt,
is Terre Tan onTerschillig; men denke slechts
aan het bloeden Tan den wijnstok. Men snoeit
gewoonlijk in het midden Tan den winter en
Tan den zomer. In het eerste gOTzl om het
overtollige hout weg te nemen, — in het
tweede om de onderlinge verhouding der tak-
ken te regelen en Ucht te verschaffen aan de
vrachten.
Snoek (Esox Incius Z.) is de naam van
een visch uit de afdeeling der Jreekmnni^en
(Alalacopterigii) en de familie der Snoekachü'
gen (Ësocii). Hy onderscheidt zich door een
lang, dik lichaam met langen romp en korten
staart, zoodat de aarsvin en rngvin ver naar
achteren liggen. Van onzen inlandschen snoek
is de voorkop evenzoolang als de kop achter
de oogen, terwijl de onderkaak voor de bo-
venkaak uitsteekt De staart beslaat het
kleinste vierdedeel des lichaams. De staart-
vin is groot en diep gevorkt en de buikvin-
nen hebben 9 stralen. De bek is tot onder
den voorrand der oogen gespleten en met
talrOke pnntige, kleine tanden op ▼enebll-
lende beenderen bezet, terwgi men aan de
iQden der onderkaak groote, kraehtige tsotdea
ontwaart De schubben sgn seer klein. Op
den mg is de huid donker oiyfgroen met
groene en geelachtige vlekken en de Imik
is vnil wit De borst- en bnikvüraen xQn
Uehtbrain, de overige vinnen donkerder, met
groengele en witte vlekken. De TraatmeM
van den snoek Is zoo groot, dat nen be»
den haai der zoete wateren noemt; hQ ▼ver-
slindt niet slechts Tlsschen en kikToraebeB,
maar ook kiekens en ratten. Wf kmn seer
ond en zwaar worden; men Tangt wel eess
snoeken Tan 85 Ned. pond, doch him rleeaeh
is Tooral by zulk een hoog gewleht zeer dor.
Het is bekend, dat dit dier dikwyia in hdder
water onbewegeiyk geruimen tyd blflft staan
en dan dikwyis met een strik Taa don
koperdraad gerangen wordt
Snoek (Andries), een uitstekend Neder-
landsch tooneelkunstenaar en niet ten onieehte
.de Nederlandsche TaJma"' genaamd, werd ge*
Doren te Rotterdam in 176e. Beeds vroeg
moest liy zyn Tader missen, zoodat hg meC
zyne zeer Jeugdige zusters door liet gevea
Tan tooneelvoorstellingen in bon onderhoni
zocht te voorzien. Dit geschiedde eerst in een
afkonderiyk lokaal en daarna in den door hen
gehuurden schouwburg te Botterdam. Ka de
gebeurtenissen van 1798 begaven sB zieh aaar
de zuideiyke Nederlanden, maar keerden ia
1795 naar hunne vaderstad terug, waar 4
in het gebouw „Utile et amusant^, alamede
te Amsterdam, meermalen met zoo groeten
byval optraden, dat zy eerlang veibondeB
werden aan den Amsterdamschen schonwbnif.
Hier werd Snoek het sieraad van het toonea!,
vooral in het hooge treurspeL Begaafd met
eene krachtige g^talte, eene volle, wellsi-
dende en buigzuae stem, geoefend in een
indrukwekkend en eenvoudig gebareoapel,
zich vereenzelvigend met de door hem voor-
gestelde karakters, wekte hy de algemeeae
bewondering, zelft die van TViImo, hoewel
deze de Kederlandsche taal niet verstond. H|
wist de toeschouwers zóo weg te slepen, dat
men zyn vergevorderden leeftyd niet zag, wan-
neer hy een Jeugdig persoon voorstelde. Hy
overleed den 8den Januari 1829.
Snoer zonder eind (Het) is een eeaigs-
zins veerloachtig, meestal van leder vervaar-
digd, in zichzelf terugkeerend snoer, dat
oTor twee rollen gespannen wordt, teneinde
de omwenteling van de éene op de andeie
over te brengen. Gewooniyk bezigt men het
tot het overbrengen van kleine krachten, byv.
tot het in beweging brengen van siypsieenen
spinnewielen, draaibanken enz.; dodi in dn
Jongsten tyd heeft men het snoer, van touw
vervaardigd, ook aangewend tot het overbren-
gen van de beweging van de as van e«a
stoomcylinder op de verschillende werkluigea
van eene fiftbriek.
Snoilsky (Karel Johan, graaf), een Zweednek
dichter, geboren den 8sten 8eptember 1841 Ie
8tokholm, studeerde te Upsala, be^ zich ia
1865 als attaché van het Zweedsch gezant-
schap naar Parys, werd in 1866 tweede en in
1874 eerste secretaris by het Departement van
Baitenlandsche Zaken te Stokhotm, vertrok in
1875 als zaakgelastigde naar Kopenhagen
SNOILSKY— S0BIË8KI.
keerde in 1876 naar iQn post te Stokbolm
temg, maar nam in 1879 xQn ontslag om zicli
op reis te begeren. H|) schreef: ,,8ffl&dikter
{Kleinegedichten, 1864)*\— „Orchideer(18e2)*\
— ,,Dlkter (8de dmk, 1878)", — en „Sonetter
(1871)", waarna bV in 1876 tot Ud der ZweeAKsbe
Académie werd benoemd. Z|)ne gedichten on-
derscheiden sich door verhevene denkbeelden,
fHschheid van kleur en een vloeienden vers-
bouw. Ook leverde hg eene nitmnntende ver-
taling der gedichten van OötJke, alsmede eenige
geschriften over mant- en penningknnde, sooals :
„Ett svenskt mnntkabinet (1873)*' en .N^miis*
matiska meddelanden (1876)", benevens onder-
seheidene bibliographische opstellen in tt|d-
sehriften.
Snorken noemt men het geluid, hetwelk
dikwijls de ademhaling van slapenden verge-
zelt. Het ontstaat doordien de ingeademde
lacht het zachte gehemelte (zie Bekemdté)
doet trillen. Dit gel>eart te eerder naar mate
de hnig langer is. Ook ontstaat het snorken
bO eene ziekelQke verlamming van het zachte
gehemelte, b^v. bfl een aanval van Iteroerte,
by hersenschadding enz. Gaat het dan met
bewnsteloosheid gepaard, zoo wordt het als
een ongnnstig teeken l>eschoawd. Niet zelden
ontstaat het snorken voorts bQ eene uitzet-
ting der amandelen, zoodat het alleen door
eene verwydering van deze weggenomen kan
worden.
Snorri Storluson een verdlensteigk
Usiandseh geleerde, die in de gescliiedenis
der Skandinavische en Uslandsche letterkunde
eene gewichtige rol vervult, werd geboren
in 1178 op de hoeve Hvamm op IJsland en
behoorde er tot éen der aanzienlijkste ge-
slachten, dat der Stwrlrnnffen. Van ztjn derde
jaar af werd htj opgevoed bQ Jon LopU-
MMi, den kleinzoon van SSmund, HQ besteedde
een aansdenlQk gedeelte zQuer schatten aan
de verbetering van het landgoed Reykholt
Meermalen bekleedde hQ het ambt vanopper-
reehter, in die dAgen de hoogste waardigheid
op IJsland. Aan de familietwisten der Sttir-
Umffen, waarover de „Sturlungasaga" handelt,
nam hy tfverig deel, schoon niet altyd op
loffelQke wQze, terwgl hy geenszins is vry
te pleiten van eer- en hebzucht. In 1287 moest
hy voor zyn broeder Sighvat en diens zoon
de wyk nemen naar Noorwegen tot Hertog
SkuUy met wien hy tydens zyn eerste verbiyf
te Noorwegen (1218) eene harteiyke vriend-
schap had aangeknoopt Koning Sdhmy die
hem van medeplichtigheid aan den opstand
van SkuU verdacht, zag hem in stryd
met het uitgevaardigd verbod in 1289 naar
Usland terugkeeren, beschuldigde hem van
hoogverraad en zorgde, dat hy den 22sten
September 1241 te Reykholt door zyn eigen
echoonzoon Qitwrr overvallen en vermoord
werd. Roemryker dan de staatkundige loop-
baan is de letterkundige werkzaamheid van
Snoffi Simrhuon, Deze bleek vooral in de
^Heimskiingla", eene verzameling van 16 sa-
ga*s omtrent Konihgen van Noorwegen, zooals:
Sidfdan de Zwariê^ Sardld Se^oonhaar^ Eakon
dê €hede, Sarald OrciafeU, Olaf TrytfVêtany
•Olaf de SMge, Magimê de &oede enz. Vóór
dien bundel he^ men eene voorrede en de
mythische „ Ynglingasaga". De „Heimskringla-
.** is overgeleverd in twee handschriften,
XIIL
de „Kringla** en „JOfraskinna", welke beide
in 1728 te Kopenhagen verbrand, maar in
afschriften l)e waard gebleven zyn. Omtrent
het aandeel van SMorri Stwrhuam aan die ver-
zameling zQn de gevoelens verschillend; het
is niet zeker of 14 die saga's vervaardigd of
byeengevoegd en omgewerkt heeft, — voorts
of men ze alle dan wei gedeelteiyk aan hem
moet toekennen. Het is intusschen bekend,
dat hy gebruik maakte van voorhanden saga's,
en het is zyne voornaamste verdienste, dat
hy de aanwezige bouwstoffen geschift en
gebruikt heeft, voorts zyn, volgens geloof-
waardige getuigenissen, de oudste gedeelten der
jongere „Edda" van hem afkomstig. Zie onder
Sdda.
Snottolf (Oyclopterus lumpus L.) is de
naam van een merkwaardigen zeevisch, die
op onze kusten meermalen gevangen, maar
niet gegeten wordt. In plaats van buikvinoen
heeft hy eene flauw uitgeholde zuigschyf,
waarmede hy zich aan steenen en rotsen kan
vastzuigen. Hy wordt byna y^ Ned. el lang
en heeft een hoog lichaam met een middel-
matigen kop, kleine oogen en een kleinen
bek; zyne huid is niet met schubben, maar
met ruwe, beenige korrelQes bezaaid en met
zeven overlangsche ryen grootere, kegelvor-
mige knobbels bezet. Zyn geraamte is byna
geheel kraakbeenig; zyne borstvinnen zyn
afgerond en korter dan de kop, maar loepen
ver naar voren tot onder de keel, terwyi de
eerste rugvin byna geheel onder de huid
verscholen en de staartvin recht afgesneden
is. In den rytyd is hy firaai gekleurd; de
buik en vinnen zyn dan oranjekleurig, de
overige deelen bruinachtig geel met oranje,
purperrood en blauw en de oogen donkerrood.
Snnitkevers (Curcullonida) is de naam
van eene ftimilie van meestal kleine sohild-
vleugelige insecten (Ck)leoptera), die zich on-
derscheidt door een hoomachtigen, vooruitste-
kenden snuit, die in eene zydelingsohe groeve
knodsvormige sprieten draagt. Zy leggen hunne
eieren in allerlei plantendeelen. De larven,
welke pooten en oogen missen, leven in het
voedsel, dat zy gebruiken. Men kent tegen-
woordig 26000 soorten van snnitkevers.. Ons
Vaderland telt daarvan onderscheidene soorten,
waartoe ook de ArorMitform (zie aldaar) behoort
Voorts noemen wy: het populiersnuitkevertje
(C. popnü L.\ den eiketunuithever (C.quercus
L.) en den loUgentnuUkeüer (O. saUcis X.).
Soane (Sir John), een beroemd Engehch
architect, geboren den lOden September 1752
te Reading in Berlcshire, ontwikkelde zich
onder de leiding van Qeorff Danee en aan de
Koninkiyke Académie en vertrok, door den
Koning ondersteund, vervolgens naar Italië. Na
zyn terugkeer deed hy onderscheidene groote
gebouwen verryzen, onder anderen het West"
minsterpalefs. In 1802 werd hy lid der Aca-
démie en in 1806 aan haar verbonden als
hoogleeraar in de architectuur. In 1833 stichtte
hy van de door hem verzamelde kunstwerken
een museum en bestemde eene som van 30 000
pond sterling tot onderhoud en verryking dier
stichting. In 1830 gaf hy belangryke „Memoirs'*
in het licht en hy overleed te Londen den 20sten
Januari 1837.
Sobiëski, zie onder Joihan 111^ koning
van Polen. ^ Het SehM tan St>biStki is de
38
594
S0BIË8£I-80CIAALD£H0CBiLTI£.
DMm Tftii een sterreobeeld Tftii het siildel0k
hemeUuUürondy toMchen 273^56'— 282^19' rechte
Uimming eo l'^W—WhT nüderdecliiiatie.
Het is alsoo genoemd door SndUu ter eere
Tan Toomoemden Koning ran Polen, en be^at
11 voor het ongewapend oog lichtbare sterren
▼an de 4de grootte en daarbeneden, alsmede
een sterrenhoop.
Sooiaaldemooratie Is de naam van eene
richting of van eene partg, die den toestand
der arbeidende klasse door eene omyerwerping
van den bestaanden burgerlijken en staatkun-
digen toestand wil verbeteren, inionderheid
door het yerscbil van maatschappelQke standen
en het kapitaal op te heffen. Dit streven wordt
ook wel met den naam van êocialitmms be-
stempeld en aan het woord toeialiti geeft
men dikwQls deielfde beteekenis als aan het
woord sonaaldemooraaif doch ten onrechte,
daar de oplossing der sociale kwestie ook
langs andere wegen wordt beproefd. Anders
dan in de meeste andere landen, waar iQ
slechts eene schijngestalte was van het com-
mmnitmmi (sie aldaar), ontving sQ in Duitsch-
land onder de leiding van Fmrdmamd LasudU
(zie aldaar) eene lelbtandige, nationale, poli-
tieke beteekenis. De vereeniging der verschil-
lende socialistische groepen op het congres te
Qotha in 1876 geschiedde onder de verklaring,
dat het commnnismus de grondslag is der
Doitsche sociaaldemocratie. In het later vast-
gestelde programma vindt men als beginselen
opgenomen, „dat arbeid de bron is van allen
ryiEdom en yan alle beschaving, en daar al-
gemeen voordeelbrengende arbeid slechts door
de maatschappij kan verricht worden, soo be-
hoort de opbrengst daarvan aan al hare leden
by algemeene verplichting tot arbeid, volgens
geltjk recht, naar ieders redelijke behoeften;
— in de tegenwoordige maatschappQ zyn de
hulpmiddelen tot den arbeid een monopolie
der kapitaalbesitters en de hierdoor ontstaande
afhankelijkheid der arbeidende klasse moet
beschouwd worden als de oorzaak van ellende
en slavernij, in allerlei vormen'*. De arbei-
dende klasse, die alzoo tegenover alle andere
klassen eene reactionaire party vormt, streeft
volgens ^t programma naar „vrijmaking van
den arbeid" door de middelen tot den arbeid
te veranderen in een gemeenschappelijk eigen-
dom der maatschappij, — voorts naar eene
maatschappelijke regeling van al den arbeid
met eene gemeenschappe^jke aanwending en
rechtvaardige verdeeling der opbrengst van den
arbeid. Jammer slechts, dat b|j dit alles in
den regel wordt uitgegaan van eene geiykheid
in Ijver, bekwaamheid en kracht der ver-
schillende individn*s; hieraan toch faalt het
dermate, dat veelal ten bate van luiheid en
onkunde komen zou, wat men aan naarstig-
heid en en bedrevenheid diende toe te kennen.
De socialistische arbeiderspartij verlangt alsoo
een vr|jen Staat, eene socialistische maat-
schappU, de vernietiging der Qseren loonwet
door anchaiBng van het stelsel van loonarbeid,
— de opheffing der exploitatie van den mensch
door den mensch en de vereffening van alle
maatschappelijke en staatkundige ongelijkheid.
In bijzonderheden begeert z|j van den Staat
de stichting van socialistische werkvereeni-
gingen (coöperatie) met t^jstand van den
Staat, — algemeen, gel|jk en rechtstreeksch
stem- en kiesrecht met geheime en verpB^te
stemming, — rechtstre^Lsche wetgeving door
het volk, — beslissing over ooriog en vrede
door de borgen, — kostelooae recktbmaken
en scholen. ZQ eisoht, dat de godsdieaat worde
aangemerkt als eene private aaagelegeaheM,
als de zaak van ieders geweten, — dat eeae
algemeene progressieve InkomstenbelafldBg
worde ingevoerd ten behoeve van den Staat
en van de gemeenten, — dat een onbeperiEt
recht van vereeniging worde toegestaan, »
en dat de dagelijksche werkuren naar de be-
hoeften der maatschappij worden vastgestoU.
Daarenboven wil s|j, dat men den arbeid van
kinderen verbiede, alsook dien der vrouwen,
voorzoover deze nadeellg Is voor de xede]||k-
heid en gezondheid. Eindeiyk vordert sg van
den Staat beschermende wetten voor het leven
en de gezondheid der arbeiders, een gencmd-
heidstoeaicht op de arbeiderswoningen, ^i^«ttf4f
toezicht op de verschillende werkplaataen 4sr
nijverheid door ambtenaren, welke door de
werklieden gekozen zlJn, — regeling van dan
arbeid der gevangenen en een zelAtendig be-
stuur voor de hulp- en ondersteuningskassen
der werkUeden. De beweging der sodaaldesM)-
cratie heeft aanvankelijk in Duitsehland gioot»
vorderingen gemaakt, zooals inaonderiiei&
bleek in 1877 bO de verkiezingen voor den
Bijksdag. Van de 57» millioen oitgebnu^te
stemmen viel bjjna Vs millioen aan de canfi
daten der sociaaldemocratie te deel, en vaa
dezen werden 12 gekozen. Het algemeen dag-
blad dier part|j is: „Yorwftrts**, te Lieipai^
uitgegeven, en z|j beschikt dasrenboven over
onderscheidene andere bladen en over de se-
cialistische revue: „Die Zukunft". — Ka de
aanslagen van Bödd en NóbUii^ meende
editer de Regeering maatregelen te moeten
nemen tesen de uitspattingen der soctaaldeaio-
craten. Nadat het eerste ontwerp vna eene
wet op de socialisten den 24sten Mei 1878
door den Duitschen Rijksdag verworpen waa,
werd de vergadering door vom Bitmmrek ont-
bonden. Na een hevigen verkiesingstrSd, waarin
het den sociaaldemocraten gelukte, al hunne
aetels op drie na te heroveren, werd eehter de
conservatieve part|j zoodanig versterkt, dat men
eene vaststelling van het wetsontwerp ver>
wachten kon. Onder deze omstandigheden
werd den 9den September 1878 de «ji^ag
geopend. Reeds uit de troonrede ble^ dat
die vaststelling het eenige doel der nittlng
was. De motieven van het ontwerp gaven
eene uitvoerig overzicht van het ontstann der
socialistische beweging in Duitsehland; s^
wezen inzonderheid op haar staathuiahond-
kundig karakter, terw|jl z|j hare staatkundige
richting nagenoeg onaangeroerd lieten. Zg be-
toogden het onvoldoende van reprewlofti
maatregelen. Van groot gewicht waren intas-
schen al dadelQk de presidentskeuzea, welke be-
wezen, dat de nationaalliberale parlQ nog al-
tijd de meerderheid had; immers de president
en de vice-presidenten van den ontbondsn
ROksdag werden herkozen. Ook de gesteldheid
der partijen tegenover het wetsontvrerp waa
weinig gewijzigd, zoodat alles aankwam vp
de houding der nationaaUiberalen. De eerste
lezing der wet had plaats op den 16dea Sep-
tember, en na eenige beraadslaging werd het
ontiferp in handen gesteld eener comnrissie
SOCIAALD£MOCBATI&-SOCIALISM(JS.
5d6
▼an 21 leden van den Bgkadjig. Na vele en
ernstige onderhandelingen over den daar der
wet ens. werd bet ontwerp door de meerder-
heid der commissie goedgekeord voor eene
tweede lesing. Dexe had plaats den 9den
Ootober. Aan het debat nam ook wm JBUmarek
deel met eene indrukwekkende redevoering,
soodat het ontwerp ten slotte met 221 tegen
149 stemmen aangenomen werd. Ook de
Bondsraad hechtte daaraan zyn segel. De
wet kwam den 22sten October in nitvoering
en sou van kracht blQven tot aan den Sisten
Maart 1881, welke termgn later tot den dOsten
Ssptember 1884, daarna nog weder en in 1886
nogmaals twee jaar verlengd is. ZQ is gericht
tegen de sociaal-democratische agitatie, tegen
het verspreiden van denkbeelden, dieii|andig
ayn tegen de Begeering, soowel in het dage-
lyksch leven als door middel van de druk-
pers, — verbiedt alle vereenigingen, welke de
omverwerphig beoogen van Staat en maat-
schappü, en plaatst de overige vereenigingen
onder het toezicht van den Staat, bepaaldelyk
van de politie, en deie strekt ook hsM toezicht
uit over drukwerken, geldinzamelingen, col-
portage enz. Bezwaren tegen de handdhigen
der politiebeambten kunnen ingeleverd worden
bf) eene daartoe benoemde commissie, maar
verzet tegen de beschikkingen dier beambten
wordt geótraft met eene boete tot een maxi-
mum van 1000 mark of met gevangenisstraf
tot een maximum van 6 maanden. I^ sociaal-
democratie heeft daardoor als openbare staat-
kundige partH den doodsteek ontvangen, maar
blQft met te meer kracht in het geheim hare
woelingen voortzetten. In 1884 bleek het bQ
de verkiezingen voor den Byksdag, dat zy over
549990 stemmen en over 24 zetels kon be-
schikken. De wegen, welke zQ thans bewan-
delen moet, liggen bulten het gebied der wet.
Door het aannemen der socialistenwet hebben
eindelQk de gedweeë volgelingen der Begeering
de meerderheid verkregen op den Byksdag.
Ook zyn Beriyn (1878), Hamburg (1880) en
Leipzig (1881) in den kleinen staat van beleg
verklaard. Uit die steden kunnen allen, die
men van opruiing verdenkt, zonder vorm van
proc^ worden verbannen.
Tot de organen der sociaaldemocratie be-
hoort ook de ySocialdemocrat", welke sedert
1879 te ZOrich in het Ucht verschynt.
In ons Vaderland hebben de sociaaldemo-
craten onder de leiding van Domda JSTiemwenkmê
en enkele anderen aanleiding gegeven tot
luidruchtige vergaderingen, tot verzet tegen
de politie en zelfo tot oproer te Amsterdam,
waar men zyne toevlucht moest nemen tot
bloedige maatregelen om de rust te herstellen.
Sooialiamus, eigeniyk een maaiêchappe-
l^h ttOêê^ is volgens de gewone beteekenis
het geheel van al die leerstellingen en pogin-
gen, die eene doortastende hervorming der
bestaande maatschappeiyke verordeningen be-
oogt ter gunste van eene nieuwe regeling,
welke aan de eischen van het algemeen wel-
zyn en rechtsgevoel beter beantwoordt dan de
bestaande. Wy hebben de geschiedenis van
het socialismus op een practisch gebied be-
handeld in het artikel Ccmmummmu. zoodat
wy ons hier by de theorie kunnen oepalen.
Het onderwerp van de volkshuishoudkunde
is de bestaande burgermaatschappy , het is,
xm.
evenals van elke wetenschap, hare taak,
feiten te onderzoeken en in onderling verband
voor te stellen. De volkshuishouding echter
is, evenals het recht en de Staat, geen voort-
brengsel der natuur, maar het gewrocht van
de vrye, zedeiyke handelingen der menschen.
De bestaande maatschappy is, evenals het
recht en de staatsregeling, onderworpen aan
de eritiek en alzoo vatbaar voor verbete-
ring. Is de maatschappeiyke orde bevredigend,
vry van gebreken of slechts besmet met zoo-
danige gebreken, dat men het verhelpen daar-
van gerust kan overlaten aan den geschied-
kundigen ontwikkelingsgang? Wie aan de
overlevering vasthoudt, geeft op deze vragen
een toestemmend antwoord. Luidt dit echter
ontkennend, wordt eene doortastende hervor-
ming verlangd van den bestaanden toestand ,
dan verheft het sodalismus h^ hoofd.
Met het volste recht mag men vragen, of de
maatschappeiyke gesteldheid bevredigend is,
daar de onvolkomenheid haar merk drukt op
alles, wat door den mensch wordt tot stand
gebracht. Het maatschappeiyk leven der men-
schen is in onze dagen geheel anders dan in
vroegere tydperken. Die verandering is het
gevolg van de toenemende ontwikkeling, en
zy zal dus in latere tydperken wederom
wysigingen ondergaan. Daar nu deze laatste
van genoemde ontwikkeling afhankeiyk zyn,
kan men ze niet op eene willekeurige wyze
bespoedigen. GMeelteiyk echter is de hervor-
ming van het maatsohappeiyk leven ontstaan
door de veranderingen in de rechtsregellng.
De slavemy gaf aan het maatschappeiyk
leven der Ouden eene geheel andere kleur,
dan die , waarin dat van onzen tyd zich ver-
toont. Éet maatschappeiyk leven in de mid-
deneeuwen verschilde evenzeer van dat der
Ouden als van dat van onze dagen. Het
zuchtte onder den druk van het leenstelsel
en verdween met dit laatste. Er bestaat dus
grond voor de vraag, of door verandering der
rechtsbeginselen geene hervorming in het maat-
schappeiyk leven kan worden veroorzaakt,
die tevens als eene schrede op den weg van
vooruitgang kan worden beschouwd. Het
hedendaagsche recht berust op de hoofdbegin-
selen der peisooniyke vryheid, der geiykheid
voor de wet en der onschendbaarheid van
den eigendom. Het beantwoordt aan de eischen,
die na het eindigen der middeneeuwen wer-
den gesteld. Wat mannen als Rngo de Qraot^
MacchiaveUi, SMm^ Sfinota^ Bomêeau^ Mom'
ie»quiêUf Kant^ Adam Smith ahi een ideaal
beschouwden, ]b thans werkeiykheid geworden.
Maar als wy nu eens nieuwe idealen konden
aanwyzen, vrier verwezeniyking een nieuw
tydperk der geschiedenis zou openen? In
elke maatschappy had men tot nu toe eene
bevoorrechte en eene van voorrechten versto-
kene klasse. De eerste heeft velen tot ontevre-
denheid gestemd, maar werd door de tevrede-
nen verdedigd. Armoede en ellende hebben ten
allen tyde bestaan, en de hoop, dat staat-
kundige vryheid en geiykheid voor de wet
die beide souden verbannen, is niet vervuld.
Wat is daarvan de oorzaak?
Door het antwoord, hetwelk Karl Marm
op die vraag gegeven heeft, ontstond een
nieuw tydperk van theoretisch socialismus.
Terwyi de oudere socialisten, zooals Féwrier^
88»
696
SOCIALI&MUS.
JSuffamHm en Caieif zieb vergenoegden met
beneD8chimmen en lueblktiri^eD, die it
gaarne in werkelQkbeid louden berscbapen
Kien, vestigde Mar» den critiscben blik op
den bebtaanden toestand. Het is t^n gevoelen,
dat de staatkundige vrUbeid en de gelfkbeia
voor de wei niet bQ maehte itn, een einde
te maken aan de exploitatie van den menscb
door den menscb. HQ segt: |,I>e rffke koopt
de arbeidskracht van den arme voor den pr^s,
welke tot onderbond dier arbeldskraeht vol-
strekt noodzakelDk is. Hj) baalt uit die arbeids-
kracbt al wat er uit te balen is, en dit beeft
eene hoogere waarde dan de kosten van on-
derbond. De arme intusschen is genoodsatkt,
sQne arbeidskracht te verkoopen, omdat dese
sonder de noodige middelen van onderbond
verloren gaat en de Qaeren wet van het
arbeidsloon belet hem een hoogeren prys te
becUngen, omdat ook het arbeidsvermogen
onderworpen is aan de algemeene wet, dat
de prys eener waar licb op den duur niet
veel boven de kosten van voortbrenging ver-
heffen kan. Het verschil tussoben arm en
ruk, dat zulke verfbeielOke gevolgen heeft,
moest echter niet bestaan. De rjjke is niet
rQk geworden door syne deugden, door vtgt
en spaarzaamheid, en door die ii||ner voor-
vaderen evenmin; maar de eerste kapitaal-
vorming was eene daad van geweld, en toen
het kapitaal eenmaal bestond, heeft het zicb,
onder het bestaande staatbuishoudkundige
stelsel gestadig uitgebreid op kosten van den
arbeid**. Zoo critiseert Marw op eene onbe-
schroomde wtjse den bestaanden toestand,
maar hg is tevens zeer omzichtig en schroom-
vallig bjl de aanwHsing der middelen tot ver-
betering. Zyn aanhanger LauaUê was van
meening, dat er coöperatieve vereenigingen
moeten gevormd worden, waartoe de Staat
het kapitaal diende te leveren ; dit zou bt|v.
voor Pruisen 800 milUoen mark bedragen.
Ook Mofw wilde de private nyverheidsonder-
nemingen vervangen zien door de genoot-
flchai^eltlke ondernemingen, maar op de vraag,
op welke wQse hg zulks ten uitvoer zou
kunnen brengen, gaf hg geen voldoend ant-
woord. Hg vermeed dit zelfb met opzet, om-
dat naar zgne meenig eene volkomene omver-
werping van den bestaanden staatkundigen
toestand aan de maatscbappeigke hervorming
moest voorafgaan. Behalve Marx noemen wg
BodhertMê als een verkondiger van socialistische
denkbeelden; hg heeft ze echter slechts met
algemeene trekken aangeduid. Volgens hem
ontstaat een tgdperk van volkomen vrgen
handel of liever van onbeperkte mcatscbappe-
igke vrgheid op elk gebied, wanneer eene
bestaande maatschappeigke gesteldheid ten
val neigt en eene nieuwe nog geboren moet
worden. Hg heeft gezocht aan te toonen, dat
de antieke maatscbappeigke toestand onder
de Romeinsche ; Keizers gevolgd is door een
tgdperk van onbegrensde vrgheid, hetwelk
echter voor de nieuwe maatscbappeigke vor-
men der middeneeuwen plaats maakte. Ook
de thans bestaande maatscbappeigke vrgheid,
de beerschappg der onbeperkte mededinging,
is volgens hem een overgangstoestand, waar-
aan eene nieuwe sociale organisatie een einde
aal maken. De thans bestaande wetgeving
begunstigt het kapitaal en legt het grondbe-
zit en den loonarbeid aan banden. Doch ook
Eödhertm deelt niet mede, waaHn de nieuwe
organisatie moet bestaan. Hg kan wellicht be-
schouwd worden als de vader der katheder-
êodalutêm (zie aldaar), daar ook dezen, even-
als BodbertuMf een afkeer hebben van geweld-
dadige omwentelingen en langs den weg der
wetgeving hervormingen tot stand wenaehen
te brengen. Bg velen van hen beweegt zich
de hervormingsgezindheid tusseben zoo enge
rzen, dat er in beginsel tusseben hen en
staathulsboudkundigen der oude school
schier geen onderscheid bestaat, terwQI ande-
ren in hunne theoretische gevoelens se^ dicht
naderen tot de sociaaldemocraten. SckSffle geeft
in zgn nQointessenz der socialen Frage (4de
druk, 1877)** eene beknopte voorstelling vsn
het streven van het socialismus en fonnnleert
de voornaamste vragen zoodanig, dat men de
sympathie van den schrgver voor soclaliatlBdie
hervormingen en zgn afteer van den bestaan-
den maatsohappeigken toestand dnldel|^ ge-
voelt r<w&!JI«e{ in zgne: „Theorie der soeialen
Frage (1671)** beschouwt als hoofdzaak der
sociale kwestie de taak, dat men den strQd uit
den weg ruime, daarin gelegen, dat op dea
grondslag van het beginsel der vrtfheid en
geigkbeid de maatscbappeigke onvrgh^d ea
ongeigkbeid zich gestadig sterker ontwikke-
len. SchmóUer beeft in zgn boek: „Ueber
einige Orundlagen des Rechts und derVolks-
wirtschaft (1876)'* vooral het denkbeeld ont-
wikkeld, dat men door wgziging der wetgeving
verandering moet brengen in den maataebap-
peigken toestand. Adolf Wanner eindeigk heeft
beweerd, dat men tot eene andere verdeeüng
der inkomsten moet overgaan ; men dient het
arbeidsloon te verboogen en de winst van
den ondernemer te verminderen.
Bg eene behandeling van de bedoelingen
en uitzichten der socialisten ontmoet men
booMzakeigk de beide volgende vragen: is
eene vermeerdering der algemeene welvaart,
eene aanmerkeigke verbetering van den toe-
stand der arbeidende klasse mogdgk door
eene andere verdeeling der aanwcHÉige goede-
ren, der beschikbare middelen tot bevredi-
ging van *smenBcben behoeften? — Ia het
psychologisch te vermoeden, is het in orer-
eenstemming met *s menschen aard. dat het
individu zgne maatscbappeigke plichten met
even groote nauwgezetheid vervullen zal, waa-
neer zgn wel en wee, zgn rgkdom en armoede
niet langer afhankeigk zgn van zgne Tigt,
overleg en spaarzaamheid, — wanneer de ge-
stadige mededinging het individu niet langer
noodzaakt tot het bepeinzen der vraag : langs
welken weg 'zullen mgne pogingen de voor-
deeügste uitkomsten leveren? Op de eerste
vraag antwoordt de staathuishoudkunde, dat
alleen vermeerdering der voortbrenging de maat-
scbappeigke ongelegenheid verhelpen Ican, —
voorts dat eene nieuwe verdeeling de bezit-
ters geenszins gelukkig zou maken. Vermeer-
derde voortbrenging zal wel is waar de onge-
igkbeid in bezit niet wegnemen, maar den
toestand van aUe klassen der maatschappQ
op voldoende wgze verbeteren. Bg de tweede
vraag wordt opgemerkt, dat het sociaHsnras
hen, die tot nu toe over hun vermogen kon-
den beschikken, veranderen vril In bestuur-
ders van een gemeenschappeigk vermogen,
SOCIALI8MU3-SOCIOLOGIE.
69 T
en dat Juist hi«rdo<Mr het overleg, de beUuig-
itelliog, de üver ▼eniietigd wordeo, sonder
welke wti oas geea maatachappemkea Toor-
nitgaag kunnen yooiBtellen.
De sociale kwêitU Is derhalve geen bepaald
▼raagstak. Onder dien naam vat men. alle
▼ragen lamMi, welke betrekking hebben op
den maaiBchappelOken toestand, in verband
met de vraag, of door eene verandering der
wetten de gesteldheid der behoeftige klasse,
inzonderheid die der daglooners, kan worden
verbeterde
Sociëteit (Doopsgezinde), zie Dooptge-
tïndem.
Sociëteitseilanden, zie QeuUehapf
tiUmden,
Socinianen noemt men de aanhangers der
godgeleerde gevoelens van Laelius en F<nuiu9
Soemui, die aan hunne volgeliugen, de Uni-
tariërs of Antitriuitariërs , bepaalde leerbe-
grippen en een kerkgenootscliappelDken vorm
schonken. Eerstgenoemde, LadUu^ een telg
uit het aloud Italiaansch geslacht der Saxtmif
was in 1525 geboren te Siéna. By wtjdde
zich hier aanvankelQk aan de studie der
rechtsgeleerdheid en vervolgens aan die der
theologie, waarna bQ begon te twOfelen aan
de leer der Drieëenheid. Sedert 1547 reisde
bO in Fraikrijk, Engeland, de Nederlanden,
Zwitserland en Duitsehland en kwam te
Zflrich met BnUiiigêr^ te Wittenberg met
Mêlanehtlum in aanraking. Alleen de ongewone
voorzichtigheid, waarmede hy zQne gevoelens
uitsprak, beveiligde hem tegen verkettering
door de Protestanten, terwfll de Inquiiritie
beslag gelegd had op zQne goederen in Italië.
110 overleed te Zürich in 1562. De naar hem
genoemde party erlangde echter eene veel
grootere uitbreiding en vastheid door zQn neef
Fanstus Soemmê, Deze was geboren in 1589
te Siéna, maar moest wegens kettersche ge-
voelens in 1559 zyne geboortestad verlaten.
Hy woonde eerst te Lyon en begaf zich in
1562 naar Zürich, waar hy door het lezen
van de letterkundige nalatenschap van zQn
oom volkomen in diens meeningen ingewyd
en bevestigd werd. Hj keerde toen terug naar
Italië, vertoefde 12 Jaar lang aan het Hof te
Florence en verspreidde zyne denkbeelden
door middel van naamlooze geschriften. Toen
hy tegen de vervolgingen der Inquintie elders
veiligheid moest zoeken, begaf by zich in
1574 naar Basel en in 1578 naar Slebenbttr-
gen, om als scheidsrechter op te treden in
den twist tnsschen Franciteu» Davidis en Gtfor^
BUndrata over de aanbidding van €hrUiui.
Daar zyne uitspraak wegens zyne vryzinnige
gevoelens geen ingang vond, vertrok hy in
het volgende jaar naar Krakau, doeh ook hier
wilden de Unitariërs hem niet als gelooftge-
noot erkennen, daar hy niet alleen den kin-
derdoop, maar ook den wederdoop afkeurde.
Eerst in 1608 werd het anabaptismus door
de gemeente der Unitariërs verworpen. 8oeini$9
woonde sedert 1567 weder te Krakau en begaf
zich In 1598 naar Luclawice by KralLau naar
een Poolschen edelman ; hier overleed by den
SJen Maart 1604.
De voornaamste zetel der Socinianen was
in den beginne Bakow, vanwaar hunne leer-
stellingen zich naar eldeia verspreidden. Hun
bloeityd valt samen met het einde der 16de
en met het begin der 17de eeuw. Doch reeds
in 1638 werden zU in Polen door de B. Ka-
tholieken als Arianen op velerlei wyzen ver-
volgd en van de godsdienstvryheid, zelfs aan
Israëlieten toegekend, uitgesloten. Toen ziob
omstreeks het jaar 1657 gedurende den oorlog
tnsschen Zweden en Polen eenige Socinianen
wegens geleden onrecht onder Zweedsehe be-
scherming badden geplaatst, werd zulks aan
de geheele secte als landverraad toegerekend,
zoodat zy niet mocht doelen in de amnestie,
aan de Hervormden toegestaan. Gedwongen,
hun vaderland te verlaten, begaven zy zleb
gedeelteiyk naar Hongarye en Siebenbttrgen,
waar zy echter eerst door het tolerantie-^lct
van Jotêf II geiyke rechten verkregen met de
beiyders van andere erkende Christeiyke kerk*
genootschappen, — voorts naar Silezië en
Brandenburg, alsmede naar de Nederlanden,
waar zy zich met de Arminianen (Remon-
stranten) vereenigden. Uit Engeland, waar
hun de godsdienstoefening verboden werd,
vertrokken zy reeds vroeg naar Amerika.
Eig^iyke symbolische schriften zoekt men
by hen te vergeefs Hunne leerstellingen vindt
nien in den „Hakower Katechlsmus (Cate-
chesis ecdeslarum Polonicarum, 1605)," uit
de werken van Fauttut Soeimts opgemaakt.
Hunne leer is rationalistisch, en zy be-
schouwen het kerkeiyk dogma der Drieëen-
heid als in stryd met het gezond verstand
en met de Heilige Schrift. Okristuê Is volgena
hen een mensch, die echter wegens zyne
bovennatuuriyke geboorte door den Heiligen
Qeest en door wegvoering naar den hemeï
(raptua in coelum) in staat was, der mensch-
held zuivere denkbeelden te brengen omtrent
Qod en het eeuwige leven. Door zyn dooé
heeft hy de waarheid zyner leer als bloedge-
tuige bevestigd en tevens een zinnebeeld ge-
geven der goddeiyke liefde als tegenstelling
tegen de offeranden ^er Israëlieten. Doop en
avondmaal zyn nuttige, maar niet volstrekt
noodzakeiyke plechtigheden. De kerkgenoot-
Bchappeiyke Inrichting der Socinianen verschilt
weinig van die der overige Protestantsche
seeten. Men ziet, dat de moderne theologen
van onzen tyd niet alleen de voornaamste
stellingen der Socinianen bezegelen, maar nog^
veel verder gaan op den door hen ingeslagen
weg.
Sociologie (De) of de leer van bet maat-
schappeiyk leven behelst de natuurkunde of
liever de phjsiologle der mensehheid. Haar
naam is het eerst door Comtê en vervolgens^
door Spencer gebezigd. Volgens die beide
schryvers vormt de sociologie de kroon der
door hen gerangschikte reeks van positieve
wetenschappen, waarin elke voorgaande de-
basis vormt van ledere volgende. Zj) omvat
(volgens Comie) in kUmmenden rang de wis-
kunde, de sterrenkunde, de natuurkunde en
de scheikunde als wetenschappen van heton-
bewerktuigde, en de biologie en de soeiologie
als wetenschappen van het bewerktiMgde ryk.
De biologie behandelt in het algemeen alle
levende voorwerpen^ planten, dieren en men-
schen, nameiyk deze laatsten als individuen,
terwyi de sociologie hen beschouwt al» ver-
bonden met hunne medemenschen, als een
maatschappeiyk geheel met bepaalde wetten
voor zyn leven en zyne ontwikkeling. (ïeiyk
698
SOCIOLOGIE-SöCBATES.
de natnnrknnde des hemels aan die der
Aarde, de natnarkimde yan het oobewerfc-
tiügde aan die Tan het bewerktnigde, loo
moet ook de „nataiirkimde van het indiTida**
aan die van het geslacht, toot loover dit
eene geaellige Tereeniging Tormt, voorafiB^aan.
Sümêcer w||kt bierran af door tnsschen de
uologie en de sociologie de psychologie te
plaatsen (welke bQ Oomiê als phrenologie éen
is met de physiologie) en op éen en ander de
ethica te doen volgen. De natnarlQke ontwik-
kelingswet der measchheidyWier voorstelling
den inhood uitmaakt der sociologie en de
plaats inneemt van de ^P^UoBophie der ge-
schiedenis**, openbaart zich volgens Oomts in
het drietal trappen van beschaving, de theo-
logische, metaphysische en positieve, doch
volgens Sfpeneer in eene gestadige ontwikke-
ling, in een voortschreden van bet lagere tot
het hoogere. JBuekU, Le^^ Dr^^êr^ ^^or,
Lewêi en anderen zyn verder gegaan op dien
weg. Oamtê beochonwt Eatii wegens diens ge-
schrift: „Idee zn einer aUgemeinen Qeschichte
in WeltbttrgerUcher Absicht (1784)*' als den
voorlooper van d^e richting.
SóorateB, de beroemdste Orieksche wt|s-
geer, een zoon van den beeldhouwer Sopkro-
mteuê en van de vroedvroaw FkaemareU,
werd geboren te Athene omstreeks het jaar
469 voor Cbr. H0 oefende zich eenigen tyd
in de werkplaats van z0n vader, en eene
groep aan den voet van eene trap, welke naar
de Acrópolis voerde, werd als van hem af-
komstig beschouwd. Eerlang echter gaf hQ
kosteloos onderwDs in den vorm van gemeen-
zame gesprelLken; tevens zocht by onafhan-
keltik te biyven door wHtne stoflèigke behoeften
tot het volstrekt noodzakelOke te beperken. Men
z^ dat hQ dageiyks slechts eenige obolen (stni-
vers) daartoe gebmikte en ook nagenoeg geen
vermogen bezat. Intosschen heeft men om-
trent zgne middelen van bestaan geene ge-
noegzame zekerheid, en het vermoeden ligt
voor de hand, dat by eenige ondersteoning
genoten heeft van ztJne aanhangers, alsmede
dat die ondersteoning vermeerderd werd door
de verdiensten van z0ne Xantippe^ die ten
onrechte als een toonbeeld van boosaardigheid
en kyfzncht wordt voorgesteld. Te midden
van de beginseUoosheid der Sophisten en
van de algemeene bedorvenheid van het
privaat en openbaar leven der Qrieken
onderscheidde zich Sóoraies in alle opzichten
door voortrefTeiykheid van leer en wandel
en door eene yverige verdediging der eeuwige
beginselen van recht en zedeiykheid. Door de
vastheid van zijn karakter en de helderheid
van z|}n verstand bezat hy eene groote aan-
trekkeiykheid voor de meest verschillende
personen en verkeerde by met vele Jonge man-
nen, die een^ belangryke rol vervulden op
staatkundig gebied. Ook schitterende, maar
zeer ydele personen, zooals een AldHad^i en
zelfs een Oriüas^ wist by te boeien en achting
in te boezemen. Zyne degeiykheid openbaarde
zich niet alleen in woorden maar ook in
daden; hy nam deel aan drie veldtochten, naar
Potidaea, Delium en Amphipolis, en legde
daarby eene ongemeene dapperheid aan den
dag. Doch Juist zyne aansporing tot deugd
in dagen van bedorvenheid, Juist zyne pogUi-
gen, om de Jeugd van de uitspattingen der
zedeloosheid te brengen tot de vefterene
werkzaamheden des geestes, waren ooisaak
van z|n marteldood. De Sophisten en ataail-
kundige dry vers brachten eene aanklacht tagea
hem in; zy beschuldigden hem, dat hg de
Jeugd becUerf en andere (3oden dan die Taa
den Staat verkondigde. Als zyne benehaidi-
gers worden genoemd de dichter MMêm»^ de
lederkooper en demagoog An^/hu en de rlietar
Ljfcon, Hy verdedigde zich op eene moedige
en waardige wyze, doch zonder z||ne lecktera
te verschoonen. Nadat hy met eene geriage
meerderheid veroordeeld was en nu Totgens
een oud gebruik zyne straf bepalen moest, wees
hy dit aanbod van de hand en deed spottender-
wyze den voorslag, dat men hem tot loon atfner
verdi^isten in het Prytanéum mocht opaemea.
Daarover verontwaardigd, veroordeelden zOae
rechters hem met groote meerderheid ter dood.
Volgens het godsdienstig gebruik, hetwelk de
voltrekking van een doodvonnis ongeoorloofd
achtte voordat het naar Delos genondeae
„Heilige schip** was teruggekeerd, vergunde
men hem nog 30 dagen te leven. CMoreode dien
tyd sprak by in de gevangenis met ztfne vol-
gelingen over wysgeerige onderwerpen, inzoa-
derhdd over den dood. Het aanbod vma OUe,
hem de deuren der gevangenis te doen openen,
wees hy van de hand. Met de grootste kalmte
dronk hy den gifbeker en overleed in 399,
in den ouderdom van omstreeks 70 Jaar. Tot
in den Jongsten tyd toe is de verhouding vaa
Sóeraiêt tot de Sophisten op eene zeer ver-
schillende en wel eens op eene zondertisge
wyze voorgesteld. Zeker is het, dat velen vaa
zyne tydgenooten hem als een sophist be-
schouwden, byv. Jfutópkamn in het drama:
„De wolken**. Ook heeft JUffd ten onrechte
beweerd, dat de Atheners met het volste recht
het doodvonnis over hen hadden uitgesproken.
Het groote gewicht van het optreden vaa
Sóerates is gelegen in de opwekking, door
zyne leer en vooral door zyn dood veroorzaakt
Zyn voortreifeiyke leerling, de edele en aehran-
dere Flaio, heeft in wereldberoemde aam^
spraken het karakter en de gevoelena vaa
zyn meester in een dichteriyk gewaad, maar
tevens naar waarheid voorgesteld. Eene aeer
eenvoudige, maar Juist daarom hoogst belangd
ryke schets van den omgang van aócrmim
met zyne leerlingen bezitten wy in de ^Xe-
morabilia** van Xenophom, die deegeiyka tot
den kring zyner vrienden behoorde. Daar
8óoraie9 zelf geenerlel geschrift heeft nagela-
ten, is het moeieiyk, zyne leer vast te stel-
len. Daideiyk is het iatusschen, dat hy de
wysbegeerte afriep van hare hooge standplaats
en overbracht naar het gebied der zedeiykheid,
op deze wyze eene nieuwe richting volgend,
zyne methode bestond in eene soort vaa cri-
tiek over de zedeiyke beginselen aan de hand
der ervaring. Door ArittóteUs wordt hem de
invoering der inductie en der definitie toege-
kend, en zyne eigenaardige wyze van behaa-
deling der onderwerpen draagt ook thans nog
den naam der Socratische methode. Hy zelf
verzekert van deze : dat zy als eene sooft
van verloskunde moet dienen, om denkbeel-
den aan bet licht te brengen, en dathyalzoo
op geesteiyk gebied het bedryf zyner moeder
uitoefende. Die methode berustte op eene zekere
vaardigheid, om zich op het standpunt te
SóCBAT£S--^30£CH0EM-B:ALÉ.
599
plaatsen Tan degeneii, die onderwSsTerlangdeiiy
Tan dat standpunt vraj^n te doen en nit te
gaan van de onderstelling eener yolkomene
onwetendheid. De Termaarde Soeratiseiie iro-
nie bestond in eene Toorgewende onwetend-
heid en een yeiioek om inlichting. Daarbü
was de bekende belQdenis. dat men niets
weet tegenover de aanmatiging derSophisten,
dat iQ alles wisten, een belMigryk bestand-
deel der Sooratisehe wUsbegeerte. Men yer-
haalt trouwens ook, dat Sóeraies juist om
die reden door het orakel te Delphi de wyste
der stervelingen is genoemd. Deze bel0denis
van „niets weten" was niets anders dan eene
reroordeeüng der holle waanwQsheid, waar-
mede de Sophisten bQ gebrek aan degel0ke
kennis praalden. Opmerkeitjk en torens rud-
seiachtig is het beroep van Sócraiêt op sHn
„daemonium**, nameiyk op eene inwendige
stem, die hem bU gewichtige aangelegenheden
waarschuwde, maar hem nooit bgstond met
een bepaalden raad. Dit daemonium, door
hem als een goddeigk weien aangemerkt,
kan beschouwd worden als het geheel Tan
die waarschuwende en InstinctiCTe machten,
welke men niet met nauwkeurigheid kan
omschrgven, terwQi ^ een beslissenden in-
Tloed hebbmi op 's menschen wiL — De Socra-
tische denklieelden deden onderscheidene wQs-
geerige secten ontstaan, namelSk in de school
Tan Megara die Tan de Toorstanders der
redeoeerkunde, — in de Cynische school eene
eenzydige, ascetische richting der zedeleer, —
en in de school Tan Cyrene die Tan het Hedo-
nismus, nameiyk Tan eene leer, welke in de
aangename be?rediging van alle begeerten het
doel des lérens zocht. De drie rertegenwoor-
digers Tan deze hoofdtakken der Socratische
wlsbegeerte, nameiyk JBueUdesj AiUütkênê»
en Ariêtippuê^ moet men beschouwen als
Toorstanders van Terschiliende richtingen, wel-
ke in die wysbegeerte haar rereeningspunt
hebben. Eene vierde school, door JPkUo te
Elis gesticht, was van ondergeschikt belang.
Daarentegen omratte JPlaio en later Ariiióidet
het geheel der wysgeerige gevoelens, door Soera-
im gekoesterd. — <8!di9fa^ was meer een wyze,
dan een wysgeer, en hy heeft het zaad uitge-
strooid, waaruit zich Tervolgens de merkwaar-
digste gedachten der Grieksohe wysbegeerte
ontwikkelden. De denkbeelden van Sóeratei
leert men vooral kennen uit de drie samen-
spraken van JPlaio, bestempeld met de namen:
„Orito**, „Phaedo** en „Apologia Socratis*\
Soda, zie onder IfalriMm.
Soden is de naam van eene badplaats in
het Pruisische regeeringsdistrict Wiesbaden
aan den voet van den Taunus, in een be-
kooriyk dal, 142 Ned. el boven de opper-
vlakte der zee. Het is door een zQtak naar
Höchst met den Taunnsspoorweg verbonden.
Hen vindt er 24 zoute bronnen met eene
temperatuur van 16^—24.6® C, een nieuw,
fraai en doelmatig ingericht badhuis, sieriyke
wandelplaatsen , schoone landhuizen en 1380
inwoners. Het water wordt er zoowel gebe-
zigd tot baden ab om het te drinken. Yoorts
is er in den jongsten tyd eene bnm geboord,
welke water levert, dat eene warmte heeft
van 81'' C. Vooral lyders met longaandoening,
onderbuikskwalen en chronische ontstekingen
begeven zich derwaarts.
Soden (Friedrich Jalius Heinrich, graaf
von), een Duitsch schrQver, geboren te Ans-
bach den 4den December 1754, werd regee-
ringsraad in Brandenburg en later Pruisisch
gezant te Nümberg , waar hy den 18den Juli
1881 overleed. Hy schreef de tooneelstukken:
.Ifiez de Gastro*', .Anna Boleyn", „Bianca
uapello" en „Die Deutsche Hausmutter", —
voorts: «Qeist der peinllchen Gesetzgebuog
Deutschlands (2de druk, 1792)" en „Die
Nationalökonomie (1806—1824, 9 dln)". Hy
werd in den Byksgravenstand opgenomen en
was eenigen tyd lid van de Tweede Kamer in
Beieren.
SOdermanland, een landschap in het mid-
dengedeelte van Zweden en ten zuiden van het
Mülar- en Hjelmarmeer, telt op byna 160 O
geogr. myi 186794 inwoners (1884). De bodem
is er in het algemeen vruchtbaar. Het zuideiyk
gedeelte is bergachtig en boschryk en men
vindt er een groot aantal meren, die door
korte rivieren met elkander verbonden zyn
en hunne overtollige wateren eindeiyk in de
Oostzee of in het Mfllarmeer uitstorten. Eenige
spoorwegen doorsnyden dit landschap. Land-
bouw en veeteelt zjln er met mynontginning
de voornaamste bronnen van bestaan. De
hoofdstad is KykOping.
Sodom en Gtomoirha, twee aloude ste-
den van Palaestina, in het dal Siddim ge-
legen, zyn volgens de berichten des BybeLs
in de dagen van Abraham wegens de godde-
loosheid harer inwoners verwoest en onder
de wateren der Doode Zee bedolven.
Sodoma of Soddomoj eigeniyk Oiavanni
Anianio JSaxzi of JSc^gi^ een uitstekend Ita-
liaansch schilder, geboren te Yercelli in Piómont
en volgens anderen te Vergelle, een dorp op
het gebied van Siéna, in het jaar 1479. be-
hoorde oorspronkeiyk tot de school van Milaan,
maar bracht zyne dagen grootendeels door te
Sléna. HU schilderde op last van Jvlims II in
het Yaticaan, en Leo II benoemde hem tot
ridder. Ook op de verdieping van het paleis
GA^ bevinden zich bevallige, welbewaarde
stukken van zyne hand, doch de beste treft
men aan te Sióna. Hiertoe behooren: „Chris-
tus gegeeseld" in het Franciscaner klooster, —
de „Heilige Sebastiaan" in het museum, -*
de „Heilig Catharina van Sióna in onmacht"
in de kapel van den Heiligen Ihvnniouiy —
en bovenal de „Aiheming van het Kruis** te
San Franceseo. FataH is ten onrechte weinig
met hem ingenomen, en dit heeft zyn roem
zeer benadeeld. Hy overleed in den toestand
der grootste armoede in het hospitaal te Siéna
in 1564. In den iaatsten tyd heeft men er-
kend, dat hy tot de beste schilders van zyn
tyd behoort Daar hy nagenoeg alleen fresco's
geschilderd heeft, is buiten Italië byna niets
van zyne hand te vinden.
Soealdn, zie 8*akU.
Soeohoem-kalé of aoghoem-kala^ eene
vesting en tevens de hoofdstad van het Bus-
dsohe district Soechoem, dat op 167 O geogr.
myi byna 71000 inwoners telt, ligt aan de
Zwarte Zee en heeft eene goede ankerplaats,
maar nauweiyks 1 200 inwoners. Deze stad
werd in 1810 door de Bussen veroverd en
voorzien van groote magazynen en van eene
bazar. Den 24sten April 1864, by de nadering
der Engelsch-Fransche vloot, werd zy door
GOO
SOECHOEMKALÉ-SOELEDiAHPASJA.
de Rofleen ontraimd, gedeeltel||k yerwoeit en
door de AbcbasiSn g^londerd. In September
1855 bmdde Omar-JPatja aldaar met een
Tnrkflcb leger, om yerrolgens naar Tiflia te
trekken. In Mei 1877 werd sQ nogmaals door
de Turken bezet, doch in September ran dat
jaar weder door hen verlaten.
Soedan of BslddrmSuddm (Land der
Zwarten of Negerland) is een uitgestrekt ge-
west van Hidden-Afrika, dat ten noorden de
woeetyn Sahara en ten zniden den evenaar
tot grenzen heeft Men verdeelt den Soedan
in Hooff- en LaagSoedtm. HoogSoedan strekt
zich uit van de brongewesten van de Niger,
de Senegal en de Qambia tot aan den boven-
loop van de N01, althans tot aan het zaidelOk
niteinde van het Tsadmeer en omvat de berg-
streken en hoogvlakten van de Eong en van
OpperSenegambiê, het Bykder AshantUnenen
dat van Dahomey , alsmede de Byken der
Mandingo, Havessa en Foelah, die zich door
een weligen plantengroei, door een overvloed
van keerkringsgewaseea en door de aanwe-
zigheid van gond onderscheiden. Laag Soedan
of Negritifi strekt zich nit langs de noordeigke
hellingen van Hoog'Soedan oostwaarts tot aan
KordoCsn. Dit gewest heeft een gedeelteigk
golvenden bodem. Ztfne ligging tnsschen de
waterlooze zandzee der woei^ en de ontoe-
gankelijke bergstreek ten zniden, verbonden
met een gevaarlijk klimaat, en de woestheid
der bevolking maken het schier ontoeganke-
lyk voor den Europeaan. Toch is het bezocht
door Munjfo JPark^ Laitig^ Deuhamj dappertom^
OaiUié en Land&r en later door Ooerwg^
Barth^ Vcgd, Btfwrmaam^ MoUfê en Naokii^
In het noorden vindt men er eene woeste
vlakte en in het zniden wordt het land be-
sproeid door de Niger en het Tsadmeer, beide
met talrgke zyrivieren. Ten zuiden van het
Tsadmeer ven^t de Mandara- of Wandala-
keten tot eene hoogte van 1 000 Ned. el eu
aan de ovtfzQde van de Binoeë bereikt de
Atlantica in Adamaoea eene hoogte van
2900 tot 8250 Ned. el. Het klimaat is er
zeer warm, maar in den winter daalt de ther-
mometer wel eens beneden het vriespunt
Diar groeien Adansonia*s, Tamarindeboomen,
Mimosa*s, Deleb-, Doem- en Dadelpalmen, en
men verbouwt er tarwe, ryst, mals, moorengierst,
boonen, komkommers, hennep, tabak, katoen,
indigo, roode peper, koriander enz. Tot de
dieren behooren er runderen, schapen, ezels,
paarden, civetkatten, kameelen, olifanten,
rhinocerossen , rivierpaarden , leeuwen, pan-
ters, byena^s, sjakals, struisvogels, krokodillen,
slangen, enz. Het ontbreekt er niet aan User-
en kopererts, en ook goud, lood, tin, salpeter
en zwavel worden er gevonden. Zont wordt
er ingevoerd.
De bevolking bestaat er gedeelteiyk uit
oorspronkeiyke Negerstammen en gedeeltelOk
uit Foelbe of Fellata. Zü is uit Mohamme-
danen en Heidenen samengesteld en houdt
zich bezig met veeteelt, landbouw, visscherQ,
bewerking van katoen enz. Er is een be-
langrtfke in- en uitvoerhandel langs de kara-
vaanwegen en tot de aanzienlflkste handels*
plaatsen behooren er Segoe, Bammakoe,
Sansandig, D^inne, Timboektoe, Sokoto,
Eatsena, Kano, Jakoba, Koeba, Abesche en
Fascher. Van de nitvoenuükelen noemen
wQ katoen I ivoor, rhinooerosboonen, 4m
wel, struisvederen, civet, soedangom, eopil-
gom, asa foetida, goeronoten, koffie, pep«^
cardamom, tamarinde, ebben- en sandflhost,
indigo, huiden, katoenen stollen, matten, lete
en vooral palmolie, gond en slaven. Tot de
invoerartikelen behooren er katoen, syde, Unnes,
taptften, wollen mantels, gordels, glaipaista»
Qzmn voorwerpen, vooial w^^ena, siendiës,
tabak, speceryen, cacao, suiker enz. Mea be-
taalt er veelal met kauri's (eene soort na
schelpen), stofj^oud en stukken katoen. De
voornaamste Staten ztjn er Bambara,het B|k
der FellaU, Bomoe, Baghirmi, Wada! es
Darfoer.
In 1881 verhief de Mahdi in OoetSoediade
vaan van den opstand en in den winter ?»
1882 op 1883 kon de Egypttsohe Begeerisf
dien niet beteugelen, nadat in Januari 1883 B
Obeïd bezweken en de Mahdi daardoor mees-
ter van geheel KordoOsn geworden waa. De
Britische kolonel Biekt kwam den SdenMeut
te Chartoem, trok verder naar £1 OM,
maar werd den dden November 1883 met^n
geheele legw vernietigd. Terwtfl in het oei-
ten de Arabieren onder Otmam Digma neb
aansloten aan deze bewegmg en de Britaeke
troepen Massaoea en Soeakin in bezit wam,
trok de Mahdi langs de Nyioi bezette Berte
in Juni 1884. AUeen Chartoem hield etaoi
aadat JBaker-JPa^a den 4den Febmaii 1884
de nederlaag geleden had by £1 Teb. D»
opstandelingen waren daardoor in het berit
gekomen van wapens en munitie en Egyptiai^
soldaten en officieren voegden zich Ml dee
opstand. Oeneraal Gordom trok uit Engeltté
derwaarts en bereikte Chartoem in Fetmnn
1884. Hy organiseerde het leger, maar wei^
door den Mahdi omsingeld. Intnaechen mi
Otnum JHgma IH| Tamanieb door een Briteeb
korps onder generaal Ordkam verslagen, doek
hy bleef sterk genoeg om het oataet vu
Chartoem te beletten. Toen zond Engelttd
eene aanzieniyke legermacht onder WM^I
derwaarts om Gordom te bevryden. YóoriüBe
aankomst echter was Chartoem gevallen ea
Qordtm gedood, zoodat hy met zyn leger tang-
trok naar Opper Egypte. Inmiddels waade
Mahdi in het laatst van Juni 1886 aan typhtf
gestorven. Beeds in Maart 1886 was generaal
Orakam naar Soeakin gezonden, om vandaar
Cliartoem te bereiken, doch zyne pogingen
waren vruchteloos. De opvoli^ van den Mahdi
zette den oorlog voort, omsingelde Soeakb
en versterkte in Dongóla de troepen onder
bevel van Mohammed el Kkeir. Wel befasakl^
de Engelschen den dOsten December 1886 bf
Kosjeh de overwinning op de Soedaneeies,
naaar zy keerden weldra terug naar EfiTP^
zoodat zy Dongola en geheel Nnbiê in de
macht der opstandelingen achterlieten.
Soeleiman-Pa^ja, eenTurkschgeseraal,
geboren in 1840 in Thracië, ontving tü^^
leiding aan eene militaire school, trad ia 18M
in de gelederen, was reeds in 1862 kapim
ondersSieidde zich in den oorlog in Kea^
negro, werd daarop als kommandant van eea
bataUon 1^ de Keizeriyke garde m^
en naar Creta gezonden, waar hy bt aet
bestormen van den berg Bova biyken gaf q»
ongemeene krygsknndige bekwaamlieid, keeiw
vervolgens naar Constantinopel terug en wef«
SOELEIMAN-PASJAr-SOEMANEP.
601
er profeMor i& de letterkunde aan de mili-
taire school. Htj schreef in dien tQd onder-
scheidene wetenschappeiyite werl^en, nameiyk:
eene ,yAlgemeene geschiedenis'' in 3 deelen
en eene „Xarksche spraakkunst", streed onder
het berel van Redif-Tcuja in Yemen, zag sich
beforderd tot generaal mi^oor en tot onder-
directeur, eindeiyk tot directeur yan de mili-
taire school, welke hy naar Europeeach model
yerbeterde en uitbreidde, en nam veryolgens
deel aan de onttroning van Aldoü Atii. In
1876 werd hff divisie-generaal (ferik) en voerde
in den oorlog van 1876 tegen Servië eerst
het bevel over eene divisie, daarna over een
korps, veroverde Ej^a^ewatz en de hoogten
van DJoenis en was éen van de eersten, die
in Alexinata doordrongen. Nadat hy als lid
van de grondwetscommissie met MidJwt mede-
gewerkt had, werd liy in 1877 tot moe^ir
of opperbevelhebber van Bosnië en de Hersego-
wina benoemd; hy voorzag NiksitiU van le-
vensmiddelen en viel in Montenegro, maar
w^rd in Juli, toen de Bussen in Boemelië
binnenrukten, teruggeroepen. Hy versloeg de
Bussen by Eski Si^, tastte hen van 21 tot
26 Augustus vruchteloos aan in den Sjipka-
pas, waarby syn uitstekend leger veel te
lyden had, zette ook in September zyne aan-
vallen voort, werd den 2den Oetober opper-
bevelhebber van het Donauleger en trok in
Januari 1878 met een gedeelte daarvan achter
den Balkan terug. By Philippópel werd den
16den en 17den Januari zyn korps geheel en
al vernietigd, waarna men hem in ICaart te
Constantinopel, op last van JSeoef P<w;a, mi-
nister van Oorlog, in hechtenis nam en voor den
krygsraad bracht, waartoe meer dan voldoende
redenen bestonden. Hy werd veroordeeld tot
15 Jaren ves:ingstraf. maar de Sultan schonk
hem genade, omdat net bleek, dat hy by den
SJipkapas gehandeld had volgens de bevelen
van MdhÊnoed Damai-JPasja en in den waan
had verkeerd, dat deze tot het geven daarvan
de bevoegdheid van den Sultan had ontvan-
gen. Hy overleed te Constantinopel den lóden
AprU 1883.
Soelina, zie Sdiua,
Soelioten is de naam van een Albaneesi-
schen volksstam, gevestigd in het zuiden van
het pa^alik Janina, het oude Epirus. Z^
stammen ai van een aantal huisgezinnen, die
in de 17de eeuw aan de verdrukking der Turken
zochten te ontsnappen in het gebergte van
Soeli, in den omtrek der stad Parga. Zy be-
hooren tot de Grieksch-Katholieke Kerk en
bezigen de Grieksche en de Albaneesche taal.
Behalve van de veeteelt en van den landbouw
leefden zy van roovery, daar zy gedurig in
dien omtrek aanvallen deden op de Turken
en voorts door hun stelsel van verdediging ge-
ruimen tyd stand hielden tegen de overmacht
hunner vyanden. Zy bezweken eerst in 1803,
verlieten hunne woonsteden en trokken eerst
naar Parga, vanwaar zy door de bedreigingen
van AliJPcuifa werden verdreven. Toen be-
gaven zy zich naar de Ionische Eilanden en
traden er in krygsdienst by de verschillende
Mogendheden (Busland, Frankryk, Engeland),
die er heerschappy voerden. AUFtutfa, in 1820
in Janina door de Turken onder Kkoentfid-
^oêfa^ ingesloten en door de Albaneeien ver-
laten, zocht hulp by de Soelioten en opende
voor hen de vesting Kiagha. De Soeliotaa
gaven gehoor aan zyne roepstem, maar ge-
raakten door het overloopen der Albaneesche
aanvoerders naar Kkoer^JPouja en door de
rampspoedige uitkomst van den veldtocht der
Grieken, in 1822 tot hunne ondersteuning
ondernomen, in groote ongelegenheid; zy
moesten de vesting Soeli aan de Turken over-
leveren. Omstreeks 3000 Soelioten werden toe»
op Engelsche schepen naar Cephalonia gebracht,
terwyi de overigen eene wykplaats zochten in
het gebergte. Velen van hen namen deel aan
den Grieluchen bevrydingsoorlog en klommen
later op tot hooge waardigheden, zooals Bwh
garu en TtaveUoi.
Soeloe^eüanclen (De) vormen eene groep
van eilanden tusschen de noordoostpunt vao
Bomeo en de zuidoostpunt van het eiland
Mindanao, tussQhen 1''30' en 2''30' Z.B.Zybe-
hooren tot het gebied van den Sultan van Tema-
te en tellen op omstreeks 45 Q geogr. myi
wellicht 75 000 inwoners. Zy zyn hoog, bergach-
tig en met bosschen bedekt, en de vrucht-
bare bodem levert er veel sago en ryst. Het
voornaamste is in 1875 door de SpaiUaarden
bezet en by het gebied der Philippynsehe
Eilanden ingeiyfd. Het recht op dat bezit is
in 1885 door Duitschland en Engeland erkend.
Niettemin is een gedeelte van dat hoofd-
eiland nog altyd aan een onafhankeiyken
Sultan onderworpen.
Soemadang is de naam van eene afdee-
ling op Java in de residentie Preanger-Begent*
schappen en grenst in het noorden aan Krawaag
en Cheribon, in het oosten aan Cheribon^ in het
zuiden aan de regentschappen Tassik Mali^o^
Limbangan en TJitJalengkaen in het westen aan
Bandong. Deze atdeeling h^eft in 11 districten
eene bevolking van ruim 200000 zielen. Het
bestuur is er in handen van een assistent-
resident, die er den regent ter zyde staat
Men heeft in die afdeeling 8 warme en 16
zoute bronnen. De evenzoo genoemde hoofd-
plaats ligt aan den voet van den Tampomis,
450 Ned. el boven de oppervlakte der zee.
Men heeft er eene ommegaande rechtbank, een
landraad, eene gevangenis, een zoutpakhuis enz.
Soemanep is de naam eener afdeeling,
die het oosteiyk gedeelte van het eiland Ma-
doera beslaat, in het westen aan Pamakasaa
grenst en veertien districten bevat. De
oosteiykste hoek, Tandjong Lapa geheeten,
ligt op 6°59' Z. B. , en de bevolking deaer
afdeeling bedraagt ongeveer 210 000 zielen,
verdeeld over 399 dorpen en gehuchten. De
hoofden voeren er den titel van radon en
m&s, maar worden niet door het gouverne-
ment bezoldigd. De kusten zyn moerassig,
vooral aan de oostzyde, en men vindt er
voorts vele kalkheuvels en bosschen. De voor-
naamste rivier, de Sarokka, doorsnydt deze
afdeeling over hare geheele lengte en is tot 4
palen boven haren mond voor kleine schepen
bevaarbaar. Deze en eenige andere rivieren
komen er uitstekend te pas ter besproeiing
der rystvelden. Voorts zyn er talryke bronnen
en groote binnenwegen. Men verbouwt er
vooral ryst, doch ook de veestapel is er aaa-
zieniyk. Het bestuur is er in handen van een
regent en van een assistent-resident. De even-
zoo genoemde hoofdplaats ligt aan de rivier
Maringan en is de aanaieniykste plaats van het
«02
SOEMANEP— SOERABAJA.
geheele eiland. Men heeft er een fi>rt met
eene beietting, eene gonTeraements Ugere
school, eene rechthank van ommegang, een
landraad, een Protetantsch predikant en een
bnitenrerbiyf van den aasistent-resident
Soematrs, sie Smmdtra.
Soembawa, een eiland, tot de Kleine
Soenda eilanden behoorend, grenst in het
noorden aan de Zee Tan flores, in het wes-
ten aan Straat Alias, in het sniden aan den
Indiachen Oceaan en in het oosten aan Straat
Sapi. Het ligt toMChen 8°5' en 9''4' Z. B., is
Terdeeld in de rQken Soembawa, Dompo,
Biam en Sangar beiit eene oppervlakte
aan 278 Q geogr. myi en sorteert onder het
bestnor van den gonvemenr van Celebes en
Onderhoorigbeden. Het westelSk gedeelte
heeft den vorm van een scherpen hoek en
oostwaarts strekt het aich nit met onder-
schddene armen. In het noordoosten vindt
men er vele diepe inhammen, van welke de
Baai van Soembawa de voornaamste is en
in den oostmoesson eene goede ankerplaats
vormt De bodem van het eiland is bergachtig
en vulkanisch; de bergen z||n er steil en
sommige bereiken eene hoogte van bOna
SOOO Ned. el, — de Tambora eene van 2881
Ned. el. Laatstgenoemde, een vulkaan, heeft
bQ s)Jne uitbarsting van April 1815 om-
streeks 12 000 menschen doen omkomen en
de rQken Tambora en Papekat verwoest
Daardoor werd de plantengroei van het ge-
heele eiland nagenoeg vernietigd. In 1836
deed er sich eene aardbeving gevoelen, en
in 1860 had er eene uitbarsting plaats van
den Goenong Api. Op enkele plaatsen is het
eiland met zwaar hout begroeid, en men heeft
er in het algemeen fraaie houtsoorten. Qroote
verscheurende dieren z||n er niet aanwezig-
doch in de bosschen vindt men er wilde sw|,
nen, herten en wilde katten. Yóor de uitbar-
sting van 1816 had men er eene bevolking
van 170000 zielen, doch dit aantal was in
1847 tot ruim 74000 verminderd. De inboor-
lingen behooren tot den Malelschen stam en
komen meer overeen met de bewoners van
Celébes, dan met die van Java en Sum&tra.
De meest beschaafde bewoners B|fn er Mo-
hammedanen, terwyi in het gebergte nog vele
Heidenen gevestigd z||n. Van den landbouw
wordt veel werk gemaakt, en rQst is er het
voomaam&te gewas. Ook worden er vele paar-
den uitgevoerd naar Java. — 8oêmb(»wa is
voorts de naam van eene rUke en groote
kampong op gemeld eiland aan Straat Alias.
Hier is de Sultan van Soembawa gevestigd.
De bevolking telt er ongeveer 6000 zielen.
Soenda-eUanden is de naam van de
eilanden, welke zich in de Indische Zee van
het schiereiland Malakka tot aan Nieuw-
Holland uitstrekken. ZU tellen op 31681 Q
geogr. mQl ruim 28 millioen inwoners, onder
welke zich slechts 50000 Europeanen bevin-
den, en worden verdeeld in Grootê Soenda-
eilandê», nameiyk Sumitra, Java, Bomöo,
Celébes, Banka en Billiton, en in Klehê
Soenda eilanden^ van welke Bali, Lombok,
Soembawa, Blores, Sandelhout-eiland, Ada-
nara, Solor, Savo, liomblen, Pantar, Alor,
Ombaai, Timor, Samao, Kambing, Rotti en
Daw de voornaamste zf)n. Al deze eilanden
ztfn vulkanisch van aard en door smalle stra-
ten van elkander gescheiden. De bodem ii er
in het algemeen vruchtbaar en de plantengroei
welig. De seizoenen zOn er zeer regefanstig;
de westmoeseon waait er van November tot
April en de oostmoesson van April tot Ko-
vember. Deze eilanden zQn nagenoeg slleoa'
derworpen aan het middelltk of onndddell|k
gezag van Nederland. — Straat Soenda is de
aee^ngte tusschen Sumitra en Java. ^ ver-
bindt de Indische Zee met de Java Zee ee
bevat twee merkwaardige vaarwaten. Het
vaarwater tusschen het Prinseneiland en Jnna
Westhoek (Behouden Passage) wordt echter
niet anders gebruikt dan door sehepeo, die
naar Java's Zuidkust stevenen. Het oiavre
gedeelte begint tusschen Kaap Lesong es bet
eiland Krakatao, waar de breedte 17 Engeiselie
mgi bedraagt. Tusschen Kaap Ban gkoewan op
Java en den Yarkenshoek op Sumitra ii de
breedte tot 12 Engelsche mQl verminderd. De
straat is 60 Engelsche mgilaog. Midden ii bet
vaarwater liggen de eilanden D wars-tn-dea-ire?
en Toppershoe^Je. Ook heeft men er OBdl^
scheidene andere dlanden. — £indel|fkw^
melden wQ nog de Soendaneetem^ een folb-
stam, die het westelOk gedeelte van Janbe*
woont. Zg beschouwen zich als de oonproB-
keigke inboorlingen des lands en versckOlei
in alle opzichten veel van de Javanen, terwp
hunne taal een afsonderigken tak vormt m
den Maleischen stam. Men heeft: een Ksder-
doitsch-Bfaleisch en Soendasch Woordent^oek"
van A, de WUde^ uitgegeven in 1841 door
den hoogleeraar Boorda,
Soenna, een Arabisch woord, hetwelk
weff of riMinff beteekent, is de ov^leverifif
omtrent Jlfohammedj welke als wet geldt ii
zoodanige gevallen, waarover de Koran ii
het geheel geene of slechts eene tw^felaehtige
uitspraak doet. Later is de Soenna te boek
gesteld, en zQ vormt naast den Koran de toot
naamste bron voor het godsdienstig lerea
van den rechtzinnigen Mohammedasii' ^
meestberoemde verzameling onder eenalseeht
erkend zestal is die van M Boekari (840 ut
Chr.) onder den titel: „Edd^imi eesabth {WiV-
achtige verzamelaar)"; deze bevat 7 875 over-
leveringen, door den schrQver uit een SM»
van 600000 gekozen. — Men geeft denmtj
van Soernniien aan de Mohammedaoes, die
naast den Koran de Soenna als kenbron vin ^
godsdienst aannemen en de eerste KhaUR»)
jüfoe Sektf Omar en Oihman als de weW
opvolgers van Mohammed erkennen, tarwpi
de Sjiïten deze waardigheid uitsluitend toe-
kennen aan AH en zQne nakomeliogen. Bet
geesteigk opperhoofd der Soenniten b «e
Sultan van TurkUe. Tot hen behooren «y*
noeg alle Mohammedanen in Aflrika, EgTP^^
Syrië, Turkije, Arabiê en Tartarlje. .
Soerabiya, eene residentie ^V^^^^^f^^
in het noorden en westen aan de J*^J^
en. aan de straat van Madoera, in bet ooiteo
en zuiden aan de residentie Pasoeroewts ^
Kediri, en in bet westen aan Bembang. ^
bestaat uit twaalf controle afdeelingen en «^
regentschappen. Van deze staat 8<>***J5
onder hetoamiddeligk bestuur van een ^^
terwQl de overige onder assistent-residenfiSD
gesteld zQn. Het eiland Bawean behooK^JJr
tot dit gewest en vormt een afconcww»
regentschap, waarin het Europeesch g^**»
S0ERABAJA-S0E8DAL.
603
deigel||k8 ie haaden is van een aadstent-
rerident De grond is er gedeelteiyk vlak,
gedeeiteigk hendel- of bergaciitig. Ook de
noordeiyke iielUng ran den Ardjoeno be-
hoort tot Soerabaja. De yoomaamste rivieren
iQn er de Solo en Kedirie. Het klimaat
is er niet ongeiond, en tot de voornaamste
voortbrengselen behooren er ryst, koffie,
sniker, indigo, tabak, katoen en klapperolie.
Hier en daar wordt veel zont gewonnen en
kalk gebrand, terwtfl visscherQ en scheeps-
bonw er tot de middelen van bestaan behooren.
Men heeft er vele en goed onderbonden we-
gen. De oppervlakte der residentie bedraagt
102,1 D geogr. mgi met omstreeks 1642000
inwoners, onder welken zich ruim 5000
Europeanen bevinden. — De hoofdplaait
Soerabiya ligt aan den Groeten Weg en aan
de Kali Miu, welke door de stad stroomt
Dese telt met hare voorsteden ongeveer 180000
inwoners. Het ondste gedeelte, op Hollandsche
wtfze gebOQwd, ligt ten westen van de Kali
mSs en is door den Groeten Weg in een noor*
deigk en znidelQk gedeelte geseheiden. Tos-
schen deze Eoropeesche wyk en de voormalige,
thans reeds lang geslechte vestingwerken, die
de geheele stad omgaven, liggen inlandsche
kampongs. De citadel Prins Hendrik ligt op
den oosteigken oever der Kali Mfts. Men vindt te
Soerabaja eene artillerie coostmcüewinkel, eene
fabriek van stoomwerktnigen voor de marine,
particnliere stoomfabrieken, scheepstimmerwer-
ven, kazernes, tnighuizen, eene aanzienlijke
bezetting, een raad van Jostitie, eene Hervormde
gemeente met twee predikanten, onderschei-
dene scholen, eene VrQmetselaarsloge, een
departement der Maatschappij tot Nnt van *t
Algemeen, eene Kamer van Koophandel, eene
wees- en boedelkamer, een muziekgezelschap,
eene iiedertafel enz. Tot de aanzienlt)kste
gebouwen behooren er het stadhuis of resi-
dentiegebonw, de Protestantsche kerk, de B.
Katholieke kerk, het stapelpakhuis der Han-
delmaatEchappO en het bureau van in- en
uitgaande rechten. Ook is er een dr{jvend
droog dok.
Soerakarta, eene residentie op Java,
grenst in het zuiden aan de Indische Zee, in
het westen aan Djokjokarta, in het noord-
westen en noorden aan Samirang en in het
oosten aan Madioen, en heeft eene oppervlakte
van byna 113 Q geogr. mt|l. ZQ is verdeeld
in 2 onderdeelen, de Soesoehoenansche en
de Mangkoe Negorosche landen, telt ruim
950000 inwoners, onder welken zich ruim
1400 Europeanen bevinden, en vormt met
DJol^okarta de Vorstenlanden, welke door den
Keizer of Soesoehoenan van Soerakarta en
den Sultan van DJohJokarta worden bestuurd.
Van wege het Gouvernement bevindt zich te
Soerakarta een resident, bUgestaan door een
assistent-resident, belast met de politie, door een
kommies, een tolk, een hoofdrechter, een
resideutieraad, enz. De Keizer is leenman van
het Nederlandsch GhDUvemement en hoofd
der inlandsche bevolking. De regeeringsvorm
is er die der onbeperkte monarchie (despotismus),
maar de macht van den Vorst is er begrensd door
de bemoeiingen van het Nederlandsch Gour
vemement, zoodat verminkende straffen zQn
afgeschaft en een door hem uitgesproken dood-
vonnis niet volvoerd kan worden zonder be-
krachtiging van den gouverneur generaaL HB
wordt bygestaan door een Pangeran Adipati
of ROksbestuurder, onder goedkeuring van het
Nederlandsch Gh)uvemement benoemd ; deze is
tevens kolonel* kommandant van een legioen,
dat door het Gouvernement bezoldigd wordt.
Deze reddentie vormt eene door bergen inge-
sloten kom. De voornaamste toppen z||n er
de Lawoe (8236 Ned. el hoog) op de grenzen
van Bfadioen, de Merbaboe (byna even zoo
hoog) op de grenzen van Samirang, en de
Merapi, slechts weinig lager, gedeelteigk tot
Kadoe behoorend. Het klimaat is er in het
algemeen gezond. NabU den Lawoe heeft men
minerale bronnen en sitjkbronnen, elders zoute
bronnen en ook eenige kleine meren. De voor-
naamste en tevens eenige bevaarbare rivier is
er de Solorivier met hare tahrQke zyrivieren,
welke uitstekende diensten bewezen tot be-
sproeiing der rUstvelden. Men heeft er veel
timmerhout, en tot de voornaamste uitvoer-
artikelen behooren er rQst, koffie, suiker,
indigo, maïs. tabak, thee, vruchten, zadels,
tuigen en geoatikde klee^les, terwgi er linnen,
laken, meubels, glas, porselein, Qzer, staal,
goud, zilver, was, gambir, speeer||en, paar-
den, runderen, gedroogde visch en sterke
dranken worden ingevoerd. De Javanen der
Vorstenlanden zQn hoogmoedig en minder
onderworpen dan die der overige residentlën.
— Deloofdplaaiê Soerakarta, doorgaans Solo
genoemd, ligt aan het vereenigingspunt der
Solo- en der Pépérivier in eene vlakte tns-
schen de bergen Merapi en Lawoe. Door het
kraton van den Soesoehoenan is erhetAloen-
Aloenplein in twee gedeelten gescheiden en
op elk gedeelte heeft men twee heilige
waringieboomen, als teekenen van vorstelQke
macht. Het kraton heeft een aanmerkeiyken
omvang en onderscheidene kwartieren. Ten
noordoosten van het Aloen- Aioenplein verrjfst
de Enropeesche stad. De voornaamste gebouwen
i^n er het resideatiehuis, de woning van
den Rgksbestunrder en de Protestantsche kerk.
Voorts heeft men er eene gouvernements lagere
school, de kazerne der Keizeriyke lyfwacht,
een schouwburg, eene sociSteit, eene kweek-
school van onderwyzers, eene moskee en in
het midden der stad het groote fort Vasten-
burg, door eene breede gracht omgeven en
met dertig kanonnen gewapend. Er zyn om-
streeks 150000 inwoners.
Soerambi is de naam van een priester-
raad, uit een hoogepriester en eenige priesters
bestaande, rechtsprekende in beide Javaansche
vorstendommen Soerakarta en DJol^okarta in
alle zaken betreffende huweiyi^, echtscheiding,
boedelverdeeling, erfopvolging enz.
Soesdal of Stoesdcdy eene arrondissements-
hoofdstad in het Russisch gouvernement
Wladlmir, vindt men reeds in 1024 in de
kronieken vermeld. Zy was onder Joerij Dol-
fforoekij de hoofdstad van een zelfstandig vor-
stendom, totdat diens zoon zyn zetel vestigde
te Wladimir. In 1390 vereenigde Watü^j, groot-
vorst van Moekon, het gebied van Soesdal
met het zyne, en in de 18de eeuw werd de
stad tot driemaal toe door de Tartaren ge-
plunderd en verbrand. Tegenwoordig zyn er
25 Grieksch-Russische kerken, 4 kloostera en
ruim 7 000 inwonen. Te voren was zy eene
der aanzieniykste en rUkste koop- en fabriek-
604
S0E8DAL -80EWAR0W.
■laden van BosUuid, doch bQ beeft slok niet
knnnen hentellen yan de herhaalde yerwoes-
ting. Er sjin 7 katoen&hrieken en yan ondi
bloeit er de warmoeierO.
Soest, eene arrondiBaementahoofditad . in
bet PmisiBche regeeringedistriet Arnflberg, ligt
in eene ymchtbare vlakte aan den Westlkal-
•chen spoorweg, van welken hier een it|tak
nitgaat naar Dortmnnd. Men heeft er eene
rechtbank, 6 Protestantaohe kerken, eene B.
Katholieke domkerk, een gymnaainm, eene
kweekschool van onderwysers, een doofttom-
men- en blindeninatitnnt, een groot aantal
fabrieken, veel land- en tninboow, een gar-
niaoen en byna 16000 inwoner» (1B84). In
de middeneen wen was Soest éene der aan-
sienlQkste en rQkste handelasteden met eene
bevolking van 60- tot 70000 sielen, terwyi
baar stadsrecht (1144-1166 te boek gesteld)
in vele andere steden tot voorbeeld diende.
Soest werd beschouwd als de hoofdstad van
bet land Engem in bet hertogdom Saksen,
en na 1180 was zy een twistappel toseoben
de aartsbisschoppen van Kenlen en onderschei-
dene wereldiyke Vorsten.
SoestdJjk is de naam van een vorsteiyk
Instverbiyf in de Nederlandsche provincie
Utrecht, in de gemeente Baarn. Het werd in
1674 gesticht door Willem III vam Oramfe,
aan wien de Scaten het rechtsgebied in de beer-
lykbeden Soest, Baam en ter Eem, later ook
dat in de beide Eemnessen, hadden opgedragen.
Ka lyn dood verviel het aan Jocm WüUm
FritQ en vervolgens aan de stadhouders Wü-
Um IV en. r. In 1796 werd het by de do-
meinen gevoegd en in 1817 door de Staten-
Oeneraal geschonken aan den Prins van Ofa»f0
wegens door hem betoonde dapperheid by
Qoatre-Bras en Waterloo. Vervolgens kwam
bet door erflating in het besit van Prins ^m-
êrik dêf NederUmde» en verviel na diens over-
lyden aan den tegenwoordigen Koning der
Nederlanden, die er na en dan syn verbiyf
houdt.
Soet (Jan) of Soeiy een Nederlandscb too-
neeldichter, geboren te Amsterdam den 6den
Maart 1608, toonde aich een yverig voorstan-
der van het Huis van Oranje en alzoo een
tegenstander van den raadpensionaris de WUi.
Hy overleed den Uden Juiaari 1674. Van
syne geschriften vermelden wy : „Hedendaag-
sche Mantel eer, voorstellende de grote geld-
sucht deze bedorven eeuwe (16S6)'*, — „ Jocbem
Jool, ofte Jaloersche Pekelharing (1646)", —
„Chlorinde en Dambise (1660)'\ — „Oümpias,
treurspel (1640)'\ — „Tbimoklea, treurspel
(1641)", — „Zebynasa (1648)", — „Kornelia
Bdntieogli of geluckige ongelucken (1660)", —
en «Hel en Heemel (1676)".
Soetbeer (Georg AdolO een verdiensteiyk
volkshuisboudkundige, geboren te Hamburg
den 2d8ten November 1814, studeerde te QÖt-
tingen en te Beriyn en wydde zich aan de
beoefening der Staathuishoudkunde. Nadat by
„Des Stader ZoUes Ursprung, Fortgang und
Bestand (1849)" in het licht gegeven had,
werd by in 1840 bibliothecaris en in 1848
handelsoonsulent te Hamburg en in 1872 ho-
norair hoogieeraar te Oöttingen. Hy schreef
voorts nog: „Edelmetall, Produktion und Wert-
verb<nis zwischen Gold und Silber seit der
Entdeckung Amerikas bis zur Qegenwart
(1879)", — „Matwialien inr ErUoteroiff uA
Beurtheilang der wirtsdiaftUchen EdetaMlaQ-
verhnltnisse (1886)", — „(Madsitsen éa po-
litischen Oekonomie (naar 8ln&rtMiü,iée^nk^
1884)", — JBaamlaag offizieller Aktesstteke
in Besug auf Handel undScbiffisbrtinKriegi-
aeiten (1866—1864)", — en „Die £lbi51b
(1868)".
Soeteboom (Hendrik JacobeX ook wd
Zoeteboom of eenvoudig Zoei of Soit geheetes,
een Nederlandscb geschiedkundige, n^boreste
Dost Zaandam in 1616, was boekhaoddsar te
Amsterdam, en overleed aldaar omitieekfthet
jaar 1678. Hy leverde: „Bescbryvinge m
Oud Zaenden enz. (1640)", — „BaUvtoeEnte
enz., treurspel (1646)",— „Sanerdaal8Bloea^
crans (1646)", — „*t Kleyn lustboOe vol m
bruiloftssaagen enz.", — «Dp-en nederguf
van de oude koningiyke en loffeiyke Ameitait
Stavoren enz. (1647)", — „De NederisoMe
beroerten en oorlogen omtrent bet Ueesm
de Zaen (1668 en later)", — „De soetK»
mende Zwaane van Waterlandt (1648)'*,-
„De Zaanlants Arkadia (1668; 2de druk imf,
— „Vroens begin, midden en einde enz. (1661)",
— „De historie van Waterlandt (1661)',-
„Het „Nederlants Schouwtooneel (1678y\eiL
Soewalki of SioemMi, een Bnrtifi
Poolsoh gouvernement, in b^ westen aan Pni-
sen en voor 't overige aan de gonvemesMBtii
Kowno, Wilna, Grodno enLomshagreaieièe,
telt op 228 D geogr. myi omstreeks 6O6000
inwoners (1882), meestal B. Katholieke PoleD.
De bodem is er vlak en met vele wonden ei
moerassen bedekt, hoewel men er ook goede
bouw- en weilanden aantreft. — De eveiiio
genoemde hoofdttadf aan den oever fsn ket
Wigrische Meer gelegen is regelmatig ge
bouwd, heeft goede ini^htingt'n vanonderw|i
en een levendigen handel en telt byna 16 OOO
inwoners.
Soewarow (Alexéi WasiUewits^, ga^
van SoewarowBymniksiü, prins Ital^ ^
Soeworowy een vermaard Bnssisch veldbeer,
geboren den 26sten November 1729 in Fislsid
uit een Zweedsch geslacht, nam deel ssndei
Zeveqjarigen Oorlog, zag zich in 1763 be
noemd tot kolonel van het Astrakassch le-
giment grenadiers, voerde by den Poolsckei
opstand van 1768 het bevel by debestorBiog
van Krakau, rukte overwionelkd voorwstitt
tot Lublin en keerde na de eerste verdeelkf
van Polen als generaal-miOoor naar Petenbvf
terug. In den oorlog tegen de Turken ieg«-
praalde hy in 1774 by Kosloedgi- Kt 4^
bevordering tot luitenant-generaal ontfiog b|
in 1780 het bevel, tegen de oproerige volkea
in den Caucasus te velde te trekken; diir
bracht hy na bloedige gevechten de Leaj^lüSn
tot onderwerping en werd tot generaal dff
infanterie en tot gouverneur der door ^
veroverde gewesten benoemd. Den laten 0^
tober 1781 behaalde hy by Kinbnm ^
overwinning op de Turken, — voorts in IW
gesteund door de Oo^nrykerd ondCT dtf
Prins fMM SakeenCobmrSi IM) Fok^ani, akoede
in 1789 aan de Bymnik, weshalve liSjJJ
eemaam van Mifmmkêii ontving entotPo^
en Bussisch Byksgraaf verheven werd. vm
22sten December 1790 veroverde hy itorof'
derhand de vesting IsmaU en Joeg er de n*
woners over de kling. Na het sloiten vtf
SOEWAROW— SOHN.
605
den Trede werd h| g<ni7ente«r vnn Jekateri*
noelaw, de Krim en de Tcrorerde gewesten
aan den mond van de Dqjestr en bleef eenige
Jaren in Cherson, waar hQ de koBtverdedlging
in orde braebt Aan den Poolsohen opstand
▼an 1794 maakte hH spoedig eene einde door
de bestorming van Praga en de inneming van
Warscban, waarna btf bevorderd werd tot
generaai-veidmaarschalk. Hierop begaf b0sieh
naar zQn landgoed Kant^fanski in bet gonver-
nement Nowgorod, totdat in 1799 Keizer Faul
liem met bet opperbevel over de troepen be-
lastte, welke met de OostenrOkers in Italië
tegen de Fransehen londen strQden. HQ ver-
sloeg laatHtgenoemden den 27sten April bQ
Oaasano, den 17den, 18den en 19den Jnliaan
de Trebbia en den 15den Angnstns bg Novi,
veroverde Alessandria en verjoeg in den tQd
van 5 maanden den vQand alt gebeel Opper-
Italië. Daarop trok hy naar Zwitserland, om
sioh met Konalcow te vereenigen.. ZQn tocht
over den St. Gotthard ging vergeield met ver-
basend groote moeieigkheden en kostte kem
het derde deel van syn leger, de grootste
helft van s0ne paarden, alle Ustdieren, be-
nevens het geschat en een trein. Toen hy
eindeiyk het dal van de Ryn bereikte, ont-
ving by het bericht dat de Bondgenooten in-
middels by Zfirieh door Moësénaj aan de
Linth door 8<mlt en by Hollis door MolUor
waren geslagen. Hy aanvaardde derhalve door
Oranwbnnderland den temgtocht naar Italiö
en vandaar, als generalissimos van alle Rus-
sische legers, in Januari 1800 naar Rostand.
Nog vóór ayn terugkeer echter viel hy we-
gens verwaarlooBing van welnigbeteekenende
Keizeriyke dienstbevelen in ongenade, bereikte
in dekeiyken toestand den 2den Mei 1800
Petersburg en overleed aldaar den 18den Mei
daaraanvolgende. AUxander I deed te ayner
eer in den Keizeriyken tnin der hoofdstad een
reusachtig standbeeld verryzen, en de „Brief-
wisseling van Soewttrow over den Russiseh-
Oostenryksohen veldtocht van 1799*» is door
wm Fu^ê in het licht gesonden. — Zyn aoon
Arkady AlexSfewiUj Soewarow^ geboren tn 1788,
nam deel aan den veldtocht van 1807, werd
iuitenant- generaal en verdronk in 1811 in de
Rponik. — Diens soon Alexander Arkaéjé'
wüsj Soewarow^Rymmiksïei, prins Itdlijiki, ge-
boren in 1805, een Russisch staatsman en
generaal, diende in den Caneasus en in Polen,
werd meermalen met lendingen belast naar
Duitsche Hoven, aag lioh in 1848 benoemd
iot gouverneur-generaal der Oostieeprovin-
ciën, in 1861 tot militair gouverneur van Pe-
tersburg en in 1866 tot inspecteur-generaal
der infanterie. Hy werd tevens generaal der
infknterie, adjudant generaal en lid van den
Byksraad en overleed te Petersburg den 12den
FebrusH 1888.
Sofala, een Arabisch woord voor „Het
lage land*", is een kustgewest van oosteiyk
AMka. Het strekt sich uit van de Sambesi
tot aan de Delagoabaai en bestaat uit vlakke
oeverlanden met de daarvóór gelegene groep
der Bazaroeto eilanden en eene verder in het
binnenland gelegen bergstreek. Onderschei-
dene rivieren, van welke de Baai, Sabia en
Limpopo de voornaamste syn, storten zich
bier uit in den Oceaan en overstroomen er
•telken Jare het laad. De grond is er langs de
kust leer vruchtbaar en levert er vooral rQst,
orseiUe, indigo, kaoet^oek, suikerriet en
koffie. In het binnenland bevindt sich veel
goud, koper en yser, en de inboorlingen
(Kaffers) brengen er veel ivoor naar de kust.
De Portugeesen, die tegen het einde der 15de
eeuw dese kusten ontdekten en in besit na-
men, vonden er Arabische volkplantingeD,
die afhankeiyk waren van den Sultan van
Kiloa. Zy brachten dese en de naburige Kaffers
tot onderwerping en gaven aan de nieuwe
bezitting den naam van koningryk Algarve.
Vanhier ondemamen sy, inzonderheid in ée
16de eeuw, onderscheidene tochten in het bin-
nenland, naar de goudryke KafKérstaten Mo-
karanga en Monomotapa. Het verst naar het
binnenland liggen in Sofkla de goudmynen
van Maniica, voorts onderscheidene in 1871
door Karl Mamck ontdekte goudmynen, als-
mede de bouwvallen van Zimbabje, soodat
men Sofala reeds in de 16de eeuw voer het
land Ophir hield. — De stad Sofiala aan het
Kanaal van Mosambique is eene seer vervallen
plaats met slechts S 000 inwoners.
Sofia, sie Sonhia.
Softa is in Turkye de naam van een stu-
dent in de godgeleerdheid. De sofla*s syn
afkomstig uit de geringste volksklasse en
verkeeren gedurende den studletyd in de
grootste bekrompenheid. Zy moeten onder-
scheidene examens afleggen voordat sy den
titel van „moUa** en eene aanstelling als gees-
teiyke of als rechter erlangen. In den Jongirten
tyd hebben sy ook aan politieke bewegingen
deel genomen.
Sog^eQord is de naam van eene diep in
het land doordringende Qord aan de west-
kust van Noorwegen. Zy heeft eene lengte
van meer dan 200 Ned. myi, eindigt in de
LysterQord en is nauweiyks ergens 7 Ned.
myi breed en byna overal met hooge, steile
rotswanden beaoomd. Het landschap, w desen
Qord omgeeft, Is bergachtig, en de voogdf
Sogn behoort tot de meest woeste oorden dea
lands. Ook de sytakken van dese O^rd
grenzen aan rotsen, die sich loodrecht ter
hoogte van 1600 tot 2000 Ned. el verbeffon.
Eén der syQorden strekt sich uit tot aan den
gletscher van JostedalsbHi, eene reasachtige
sneeuw- en ysraassa, onderscheidene dalen
vullende en de grootste van het vaste land van
Europa.
Schar is na Maskate de aanrieniyke ha-
venstad van het Arabisch landschap Oman;
sy ligt aan de Golf van Oman en heeft eene
goede reede, een sterk kasteel, omstreeks
24000 inwoners en eene bloeiende ny verheid.
Sohl, een Hongaarsch eomitaat, door 4e
comitaten Liptau, QömOr, Neograd, Hont,
Bars en Thuroca omgeven, telt op ruim 51
n geogr. myi omstreeks 108 000 inwoners, meest
Slowaken. Het land is geheel en al met bergen
bedekt, vooral met traehietgevaarten met aan-
zientyke ertslagen, en de Oran kronkelt er
door een vruchtbaar dal. De mynen leveren
er swavel, sllver, koper, yser, vitriool en
kwik. Ook is er de veeteelt van groot belang,
en men vindt er voorts eenigen wyo^x^^^ ^
onderscheidene fkbrleken. De hoofdplaats Ir
Nèusohl.
Sohn is de naam van twee verdiensteiyke
schilders te weten :
6oe
SOHN-SOKOTOBA.
Korï Ftrdmamd Sokm^ geboren te BerlQo
den lOden December 1805. HQ oefende dch
onder de leiding Tan Sokadow^ dien by in
1826 naar DQaseidorf Toigde, en bebandelde
bg Toorkenr antieke onderwerpen of ook tafe-
reelen uit de werken raakTas$Qy CKftkê eni.
Tot sQne beate stokken bebooren: „Binaldo
en Armida", — „De aekaking van Hylas**, —
«Diana en Actaeon**, — ^De loitepeelster",
— „Het oordeel van Paria", — „Bomeo en
Julia'*. — „De beide Leonore'a*^ — en „De
vier Jaargettfden". HQ ia een meester in de
beliandeling Tan het Tleeacb en in het schep-
pen Tan Troawenfl.;areD , alsmede in het Ter-
Taardigen Tan portretten. In 1830 Terge-
selde bg Sokadow naar Italifi, bexocht Ter-
Tolgena Belgié, Nederland en FrankrUk, werd
in 1832 leeraar aan de Académie te Düaael-
dorf, in 1838 profeaaor in de achilderkanot
aldaar en OTerleed te Keulen den 258ten No-
Tember 1867.
Wühelm Sohn, een neef van den voorgaande
en geboren te Berign in 1830. Hg Tertrok in
1837 naar Dflaseldorf en ontwikkelde xich
onder de leiding Tan ign oom, waarna hg
lioh op reis bc^af. Hg schilderde aanTanke-
igk historiestnkken, aooals: „Chriatos bgden
storm op het meer (in het stedeigk museum
te D&S8eldorf)*\ — „Chiistns op den Oigfberg
(te Jauer in Silesië)'\ — en „OenoTOTa", maar
bepaalde sich TerTolgens bg het genre. Zgne
^QewetensTragen (1864, in het museum te
Karlsmhe)'*, — en Tooral agn „Consult bg
een adTOcaat (1866, in het museum te Leip-
aig)'* worden seer geroemd. Daarop werd
hem een groot stuk besteld Toor het Pmi-
aiach Nationaal Museum, en hg loTorde daar-
TOor: „De aTondmaalsTiering Tan eene aan-
Bienigke Proteetantsche &miUe'\ In 1874 werd
hg leeraar aan de sehilderacadémie te DVa-
seldorf. Hg is lid der Académie te Amsterdam
en te Stokholm en Verwierf op tentoonstel-
lingen te Amsterdam, Berign en Pargs de
groote gouden medaille.
Soissons, eene arrondissementshoofdstad
in het Fransche departement Aisne, ligt aan
de Aisne, waaroTer eene brug is gelegd naar
de Toorstad St. Vaast, en aan den Noorder-
spoorweg (met een sgtak naar Bheims); sgis
eene Testing Tan den tweeden rang, de setel
Tan een bisschop, heeft een paar rechtbanken,
een college, een groot en een klein seminarium,
eene teekenschool, eene openbare boekerg
met 30000 deelen en Tcle handschriften, een
oudheidkundig genootschap, een hospitaal, een
weeshuis en ruim 10000 inwoners,, die lich
Tooral bezig houden met de TerTaardiging Tan
aardewerlL, kaarsen en chocolade, met gxer-
giet^ en met een nitgebreiden handel in
meel, penlTruehten ens. Tot de merkwaardigste
gebouwen hooren er: de hoofdkerk (uit de
12de eeuw), de kerk St Léger, de kerk St
Pierre, de oTerbig&elen der in 1076 gestichte
abdg St Jean der Vignes en het stadhois.
In de dagen der oudheid heette igNoTiodunom
en was de hoofdstad der Sutoonen. weshalTc
men haar later Saödsio en eindeigk Soissons
noemde. De Bomeinsche Keiaers hadden er
een paleis, aoodat er nog Tole oudheden alt
die dagen gcTonden worden, en bg de Ter-
deeling Tan het Frankische Bgk (511) werd
zg de residentie van CkloUuimê L Op eene
Bgkavergadering teSoiasonain751 werd Jyg»
tot K<ming Bitgeroepen, en in 883 werd Zodm
wifk dê Vrome er gedwongen, de Kroon neder
te leggen. In de middeneeuwen bleef i|i eese
aansienigke stad en er werden ondeneheidaiie
kerkTorgaderingen gehouden. Tnmiddriii was
ag de aetel Tan aikonderigke QraTea mit ver-
schillende Huiien en TorTiel eetvt in 1734 aan
de Fransche Kroon. Als Tereenigingspantvaa
groote wegen werd deie stad, die reeda in
1814—1815 eene belegering Terdnnrd bnd en
in 1840 op nieuw Teraterkt was, in October
1870 door eene landweerdiTisie onder den
Groothertog Tan Mecklenburg ingesloten. Den
12den Tan die maand nam het bombardement
een aauTang, en na eene hardnekkige ver-
dediging moeet ig lich 8 dagen daarna orer-
gegCTen, waarbg 4600 gcTangenen en 128
stukken geschut in handen der Dnitaehen
Tielen.
Soja JfoMel is de naam Tan een plnnten-
geslacht uit de familie der riimdérhhtmifém
(Papilionaceae). Het heeft slechts éene aoorttS.
hispida Moemtk (Dolichus So^a -2^.), eene een-
jarige, in China en Japan te huis bekoorende,
maar thans ook in geheel ZnidAzi6 gekweekte
plant Deae heeft een stengel ter lengte van
1 Ned. el, langgesteelde, drietallige bladeren
en kleine, tot trossen Tereenigde bloeinea.
De sa&mgedrukte, ruigharige peulen bevmtten
8—6 nierTormige, witte of Iffuine anden,
die seer smakeigk sgn en Tooral tot het be-
reiden Tan de pikante sans dienen, welke
onder den naam Tan sotia algemeen bekend is.
Die bereiding geschiedt door de gekookte
boonen met gerooste gerst gedurende 2 of S
maanden in aout water te laten liggen enöen
en ander dan uit te persen. Het bndne Yoeht
wordt Toorta in kruiken of fleasohen in den
handel gebracht
Soooto of Saekaioe is de naam Tan een
Bgk der Fellatahs in het west^gk gedeelte van
den Soedan (AMka). Het grenst in het noorden
aan de Sahara, in het oosten aan Bomoe en
in het westen aan Qando en omTat het grootste
gedeelte Tan Haoessa met eene oppervlakte
Tan omstreeks 8000 geogr. mgi. De hooM-
stad des lands en de residentie Tan den Sultan
ia tegenwoordig Woemo. Dit Bgk. dat onder het
beheer Tan de Sultana Bdh (1816— 18S2) en
Atikoe (1832—1837) bloeide, kwam daarna in
TorTaL — De oTenaoo genoemde «to<2, de TOor-
malige hoofBtad des Bgks, gelegen aan eene
rivier van denzelfden naam, eene sgrivier van
de Niger, la door een muur omringd, regel-
matig gebouwd, besit een groot paleis, onder-
scheidene moskeeën en fabrieken en telt raim
20000 inwoners. De eerste Europeaan, die
deze atad bezocht, waa de Engelaeherewger
aaj^>ert<m\ hg bereikte haar in 1824. bleef
er 7 maanden en overleed in hare nabOheid
den 13den April 1827. In 1858 vond BarU
haar gedeelteigk ala een puinhoop terug.
Sokotora of 8oMra^ afkomatig van den
Griekachen naam Dioteóndêêf is een eüaad ia
den Indiachen Oceaan, 220 Ned. mgi ten
oosten van Kaap GardaAii, met eene opper-
vlakte van 80 Q geogr. mgi en ^ae bevol-
king van 5000 zielen. Het ia met uitzondering
van eene amalle strook langs de kust net
hooge, tot 1 860 Ned, el zich verheffende ber-
gen bedekt, karig beqiroeid, in het algemeen
SOKOTOBA^SOLASIO.
607
woest en van plantengroei Teratoken. maar
alleen in de diden nabg de knst ymcntbaar.
DAar groeien de aloë, de dadelpalm en de
drakenbloedboom. Yoorta heeft men er civet-
katten en aan bet strand schildpadden. De
bevolking is er grootendeels van Arabischen
oorsprong, met Negers en afstammelingen van
Europeanen vermengd. Zy hondt aieh hoofd-
zakeiyk beiig met handel, veeteelt en een
weinig landbouw. De hoofdplaats isTamarida
aan de noordknst. In de 41e eenw kwam er
uit Arabië eene ChristelUke gemeente, die er
tot in de 17de eenw bleef bestaan. In de 18de
eenw werd %H door Jloivo Polo beiocht. Soko-
tora was tgdeigk van Maskate, daarop van
den £l)eik van Fartah, aan de snidoostknst
van Arabië, afkandeiyk: doch in 1876 werd
het door Engeland aangekocht voor eene som
van omstreeks 150000 gulden. .
Solaneën is de naam van eene twee-
saadlobbige planten&milie. Zy bevat éénjarige
en overbiyvende kmiden^ heesters en hoornen
met afvdsselende, zittende of gestoelde, enkel-
voudige, getande, gelobde of gevinde bladeren
en volkomene, regelmatige bloemen, die al-
leen staan of tot byschermen vereenigd zyn.
De kelk is éenbladig, meestal 5 spletig of 5-
deelig, rad-, klok-, trechter- of schotelvormig,
meestal met een 5 spletigen zoom. De 6 meel-
draden bevinden aich hi de bloemkroonbuis
en wisselen af met de bloemkroonslippen. De
meeldraden lyn draad- of priemvormig, de
helmknoppen binnenwaarts gekeerd, 2-hokkig,
soms aan de toppen samengegroeid, met eene
overlangsche spleet of met eene opening aan
den top openspringend. Het vruchtbeginsel is
bovenstandig, 2-hokkig of onvolkomen 4 bok-
kig en heeft in den binnenhoek der hokken
eene dikke, met vele amphitrope saadknop-
pen bexette placenta. De styi is eindstandig
en enkelvondig, de stempel enkelvoudig of
gelobd. De vrucht is eene bes of eene doos-
vrucht De talryke, min of meer niervormige
en sa&mgedrukte of ovale aaden hebben veel
vleesig lüemwit en eene geheel of half cirkel-
vormig gebogene, lelden rechte kiem. Dese
familie telt in omstreeks 40 geslachten meer
dan 600 soorten, die grootendeels in de keer-
kringslanden en voorts ook op de beide ge-
matigde gordels te huis behooren. Vele van
haar bevatten narcotische alkaloïden en ayn
belangryke artsenygewassen of gevaariyke
gi4>lanten (Hyoscyamus, Datura, Atropa),
andere wegens haar meel gewichtige voedings
gewassen, terwyi nog andere tot de sier-
planten worden gerekend. In onderscheidene
soorten vindt men Solanine (C4aH4iNOi«), ook
in de aardappelen, vooral in de uitloopers,
welke lich in het vooijaar vormen aan de
aardappelen, die in kelders bewaard worden.
Laat men dese trekken met aiynsuurhoudend
water en slaat men het uitstreksel neer met
ammoniak, dan loet alkohol uit dien neerslag
de solanine op. Deoe vormt kleur- en reuke-
looie, bitter smakende kristallen. Solanine
lost moeieiyk op in water en aether, gemak-
keiyker in alkohol, smelt by 235'' C, reageert
swak alkalisch en vormt in water en alkohol
gemakkeiyk en in aether nagenoeg oplosbare
sonten, waaruit door ammonis^ solanine wordt
neergeslagen. Kookt men solanine met ver-
dunde luren, dan wordt iQ ontleed in suiker
en solanidine (C3ftH4iNO). Dese vormt kristal-
liseerbare louten. Solanine is een swaar vergit
Solanum X. of NaekUckade is de naam
van een plantengeslacht uit de familie der
SoUmti». Het omvat talryke gedoomde en
ongedoomde, vaak met klieren en haren be-
kleede kruiden, heesters en boomen, inaour
derheid in de keerkringslanden van Zoid-
Amerika, somtyds met onderaardsche, knol-
lendragende uitloopers, verspreide, gave of
gedeelde, meestal gestoelde bladeren en oksel-
standige of' niet-okselstandige byschermen,
somtyds ook met alleenstaande bloemen en
Bi^pige, veelzadige bessen. 8, duioamare L.
(bitterzoet) heeft een heen en weer gebogen
of gewonden stengel, ei-, hart-, oor of lier-
vormige bUderen, tegenover de bladeren
geplaatste byschermen, paarse bloemen en
roode, langwerpige bessen. Deze plant groeit
op vochtige plaatsen in Europa, Azië en Noord-
Amerika. De stengels hebben by het doorbre-
ken een onaangenamen, narcotischen reuk,
doch verliezen dezen by het drogen en on-
derscheiden zich door een bitteren smaak met
een zoeten nasmaak. Zy bevatten voorzeker
solanine of eene dergeiyke stof. 8. eêeu-
lêMitm Dum^ behoort in Zuid-Amerika en
AMka te huis. Dit gewas heeft een kruid-
achtigen, stekeligen stengel ter hoogte van 6
Ned. palm, eironde, gaafrandige of gezaagde,
van onder viltige bladeren, paarse, groote
bloemen en ovale, paarse, gele of witte
vruchten, die de grootte hebben van een hoen-
derei en tot het berdden van saus en soep
gebezigd of ook wel geroosterd gegeten wor-
den. Men verbouwt er vooral in Spanje, in
de omstreken van Bome en Napels en in Wa-
lachye. 8 ni^ftMm X., uit Amerika afkomstig,
heeft eironde, getande bladeren, witte, zeiden
paarse bloemen, tot schermvormige trossen
vereenigd, en bessen ter grootte van erwten.
Voorts noemen wy 8. mimiaimm Stmk, met
roode bessen en 8, viUotum Lam. met gele
bessen. De laatstgemelde drie soorten zyn
gifplanten. 8. Quiioemêe Lam. draagt eetbare
vruchten ter grootte van kleine oratie-appelen,
maar de belangrykste soort is voorzeker 8,
imberontm L. of de aardappd (zie aldaar).
Solario (Antonio de>, ook wel ü Zèffgaro
genaamd, een beroemd Italiaansch schilder,
werd geboren te Venetië tegen het einde der
14de eeuw. Hy was aanvankeiyk een smids-
leerling, maar zyn aankg voor de kunst trok
de opmerkzaamhdd van Oolmdomo dd Fiore
te Napels. In de woning van dezen schilder
verliefde hy op diens dochter en ontving de
toezegging van hare hand, zoodra hy zich
tot een degeiyk schilder zou gevormd hebben.
Nu begaf hy zich naar Bome en toen naar
Bologna, waar hy in Lippo J)almaêio een ge-
wenschten leermeester vond. Nadat hy zeven
Jaar in verschillende ateliers was werkzaam
geweest, keerde hy naar Napels terug, waar
hy, voorgesteld aan EoningUi JoAoMki, deze
eene „Madonna'' van zyn penseel aanbood en
vervolgens haar portret vervaardigde, waarna
Oolauiamo hem ayne dochter ten huweiyk gaf.
Nu werd hy met bestellingen overladen, tot
Hoftchilder benoemd en overleed in 1455. Hy
was óen der voorloopers van de groote mees-
ters der 16de eenw. Te Napels heeft men on-
derscheidens schilderstukken en fïresco's van
608
S<».ABI0-80LGER.
i0iie hand, en men ?indt er ook te Florence
en te Mfinchen. Zy onderscheidden zich door
eene ongemeene bevalligheid.
Solarolie is eene lichtgevende stof, welke
idt de teer bQ droge destillatie van broin-
kolen verkregen wordt ZQ bestaat nlt een
mengsel van vluchtige koolwaterstoffen en
onderscheidt aich van photogeen door een
hooger kookpunt, door hooger soortelUk ge-
wicht en door veel geringere brandbaarheid.
Zg kookt tüsschen 250'' en SfiO^'C. Qoede
iolarolie heeft een soorteiyk gewicht van
0,83^0,89; sQ moet eene licht wyngele klenr
hebben en by schndden met loog hieraan
geene daarin oplosbare selfetandigheden af-
stoan. Wordt hare klenr hierby donker, aoo
ontleedt zy ook doorgaans, wanneer men se
eenigen tyd bewaart, en riekt dan zeer sterk.
De pit van eene solarolievlam mag niet
spoedig verkolen, evenmin als by pothogeen,
en by het branden niet rieken. Wordt deie
oUe verkregen nit teer, welke veel paraffine
bevat, dan verstyft zy al spoedig by af koeUng.
Soldanella X., de Jlpenklokjé.
Soldeersel of ióldeer is een metaal of me*
taalmengsely hetwelk dient om de oppervlak-
ten van twee verwarmde stukken metaal met
dkander te verbinden. Van goed soldeersel is
het smeltpunt lager dan dat der te verbinden me-
talen, — het is vloeibaar genoeg om de voegen
spoedig aan te vullen, — het verstyft niet te
snel, — en het komt in klenr eenigszins over-
een met genoemde metalen. In het algemeen
onderscheidt men 1000!^, tmélr of ümoldm'sd
en hard- of êla^êcldeêrtel. Het eerste bestaat
nit weeke, gemakkeiyk smeltbare, hel tweede
nlt hardere en moeieiyker smeltbare metalen.
^ eerste wordt gemaakt van tin, lood of
bismnth en dient tot het aaneenheehten van
tin, yzerUik, smeedyaer, koperiegeeringen en
itok, — het tweede van koper, zink, tin en
lood, en wordt gebruikt tot het verbinden
van yzer, koper en koperiegeeringen. Om gou-
den en zilveren voorwerpen te soldeeren, be-
aigt men mengsels van goud, zilver, koper
of zink. Tot het soldeeren van aluminium die-
nen zink en aluminium, met of zonder koper.
Soldij, afkomstig van het La^nsche woord
mliiimê (eene Bomeinsche gouden munt, waar-
mede de krygAnecht om de 4 maanden be-
taald werd), is een zeker geldeiyk bedrag, dat
gegeven wordt voor bewezen dienst, inzon-
derheid voor krygsdienst Vandaar de naam
êotdaien^ mannen die om soldy of loon dienst
hadden genomen, zooals in de dagen der Oud-
heid de Grieken, in de middeneeuwen de
Dnitschers en in den nieuweren ^d de Zwit-
sers. By het verval van de ridderschap, van
den heerban en van de dlenstgevolgschappen
vormden tot aan het einde der 18de eeuw
geworvene soldaten de hoofdmassa der legers.
ZO ontvingen beh^ve de soldy ookhandg^d.
Eene geregelde uitbetaling der soldy had eerst
plaats by de vorming der staande legers. By
de dienstplichtigen strekte de soldy ter voor^
Mening in heft noodig onderhoud, en ^ werd
reeds ten tyde van Buttaaf Adotf telkens na
Men dagen aan de manschappen ter hand ge-
steld. Het bedrag der soldy is verschillend
naar de verschillende wapens en rangen en
tevens af hankeiyk van de duurte der levens-
middelen. Men zorgt veelal, dat een soldaat
even kan rondkomen en niet meer. De vftbe-
taling geschiedt in ons land kompagnieegew|i;w
by het appèl door den sergeant-mijoor ia
t^enwoordigfaeid der officieren. De uHgmvea
voor de menage en de kortingen voor bel
kleedingfonds worden dadeiyk ii^ehondeii.
Solflatara'8 of twavdgroéoen syn vulkani-
sche kraters, wier mond allengs gesloten werd,
zoodat er geene gloeiend- vloeibare stoffen,
maar enkel gassra, water- en zwaveldaiDpea
nltgestooten worden, waarna allengs eene dikke
zwavelkorst zich neerzet op de vranden. De
meest bekende solflUara^s bevinden zich in
Itali6. Vooral wordt die naam toegekend aan
drie meren tn de provincie Rome, 22 Ked.
myi ten oosten van den weg naar TivofL De
gfootste heeft eene middeliyn van 60 achredea
en eene diepte van 48 Ked. el. Uit den bodem
ryzen zwaveldampen omhoog; zfi sdieidl
eene op marmer geiykende, zeer vast wor-
dende zelihtandigheid af — De soUSalara van
Pttzzudi is éen van de 87 kratera, welke
zich op de vlakte bevinden, door de Ondes
de .PhlegraeTsche Velden** geheeten. ZQ Bgl
2 Ked. myi van het Meer van Agnano en
van de Hondsgrot en vormt een bekken ter
lengte van 844 en ter breedte van 291 Ned.
el, hetwelk aan alle zyden, behalve aan den
zuidkant, door heuvels omgeven is. Op Boas-
mige plaatsen is er de bodem warm, op eeidge
zelfs brandend heet Hier en daar komt swa-
vel opborrelen. Andere eolfatara*s vindt men
in West-Indië en in Mexico. De grootste,
welke men tent, is die van Oeroemtal bf de
Chineesehe stad van dien naam, tonsehen 2
vuurspuwende bergen, met een omvang vaa
57 Ned. myL Het bekende Doodendal op Java
is desgeiyks eene solDitara.
Solfèggio is in de muziek de naam vaa
eene zangstudie, waarin de gewone teicBt ver-
vangen wordt door een telkens te heritaleB
klank, byv. door Tka-aa-a. Zulk eene stndis
dient om aan eerstbeginnenden vastheid te
geven op de intervallen en eene zuivere faito-
natie. Het aecompagnement Is steeds neer een-
voudig. Uitstekende solfBgglo*8 syn geleverd
door Forpcra^ Mtuuoin^ Oreto&miwi en Cb»-
OOM0, — voorts door Éngel^ Jfiirdbéttt, TbM-
ffMMM, TFmIsmmmi, Wieék^ WÜUmer enz.
Oudtyds bediende men zich by zulke zang»
studiën van de Aretinisohe hexaehorde ea
men gaf daaraan den naam van tóimiêaiië»
Deze is echter in de tweede helft der ITde
eeuw by de invoering der heptaehorde Ter-
dwenen.
Solfarino, een vlek tn de Italiaanaehe
provincie Mantua, in het district Casügllone,
op eene hoogte 3 uur gaans ten westen van
de Mindo en even zoover van het ten soldea
zich bevindende Qardameer gd^iea, telt
slechts 1200 inwoners, maaris 6k de geaehfie-
denis merkwaardig door debesUssendeoverwia-
ning, aldaar den 24sten Juni 1859 door de
verbondene Fransehen en 6ardini9rs cp de
Oostenrykers bevochten, weshalve deze laat-
sten over de Mindo terugtrokken, waarna
den Uden Juli by den voorloopigen Vrede
van Villaflranca Keizer JVdms J&tef Lombar-
dye afirtond aan Keizer Nc^oU&n.
Solger (Karl Wilhelm Ferdhiand), een
Duitsch wysgeer, geboren den 28bImi Novem-
ber 1780 te Schwedt in de Ukermark, studeerde
SOLGEB— SOLDiAN.
609
te Halle, te Jena en te BerlOn en restigde
■ieh in 1806 te Sohwedt, wnar hg eene nit-
muntende yertnling der werken yan SópkoeUs
Bcbreef (1808, 2 dln ; 8de druk, 1824). Later
werd h{) hoogleeiaar te Frankfort aan de
Oder en daarna te BerlQn, waar hg den 20Bten
Oetober 1819 overleed. Hy schreef o. a.:
.Erwin. Vier QesprSche über das SchOne nnd
die Knnst (2 dln, 1815)** en „PhUosophische
Gesprache (1817)". Zyne „Nachgelassene
Schriften mid BriefWeohsel (1826, 2 dln)** is
door lUek en vo» Ramwtêr nitgegeyen en sQne
.Yoriesansen ttber Aesthetik (1829)** werden
m het licht geEonden door ir«yM.
Solidair, in het Nederlandsch hoofdd^h.
éen yoor allen en allen yooréen, wordt yooral
gebmikt bQ yerbintenissen, wanneer yan
meer schnldenaren ieder af aonderlQk yoor de
geheele tchnld aanspn^eiyk biyft, of men van
meer schnldeischers ieder atenderi||k de ge-
heele schuld yorderen kan. Het kan zOn»
dat amlk eene yerbintenis^ hoewel slechts éen
zQnde, yoor het geheel op ieder der schnlde-
naren rust of dat zU yoor het geheel ten
yoordeele yan ieder der schnldeischers is aan-
gegaan, zoodat de betaling, door éen der
schnldenaren of aan éen der schnldeischers
gedaan, de geheele schnld delgt, — en het
kan ook zQn, dat ieder der yerbondenen ge-
acht wordt dat yoor het geheel te zyn, on-
af hankeiyk yan zyn medeverbondenen, en
eyenals of ieder hunner eene afiionderigke
yerbintenis had aangegaan (obligatio correalis
en obligatio in solidnm). — De eigenlQke
solidariteit kan slechts op twee w0zen ont-
staan, öf door de wet, die nitdmkkeiyk som-
mige verbintenissen hoofdeiyk noemt, öf door
overeenkomst en eok door testament, daar
een erflater zyne gezameniyke erfgenamen
hoofdeiyk kan verplichten tot betaling van eene
schnld of van een legaat. Het is dus een vaste
regel, dat de solidariteit nooit ondersteld
wordt, maar altyd bepaald- moet zQu. Voorts
verwarre men hoofdeiyke verbintenis van
schuldenaren niet met borgtocht. Hoofdeiyke
schnldenaren zyn allen, verbonden tot het
betalen der schold, en kunnen dat ign op
verschillende wyzen, maar een borg kan niet
tot iets anders of tot iets meer verbonden
zyn dan de hoofdschuldenaar; ook kan hy
het voorrecht van nitwinning inroepen, *t welk
een hoofdeiyke schuldenaar nooit doen kan. —
Men heeft volgens gemelde wyze van ontstaan
alzoo eene legale en eene conventioneele soli-
dariteit Eers^noemde komt in het handels-
recht dikwyis voor.
Solidus, eene Bomeinsche gouden munt
uit den tyd van ComttuU^ dê 0roo^ en later,
had een gewicht van 4,55 Ned. wichtjes. Som-
wyien is de waarde van den solidus door het
Romeinsche cyfer LXXII of door de Grieksche
teekens OB aangewezen. Een onderdeel van
den solidus was de iremimê of ^tmm, het
derde van den solidus. Stukken van 2% 2
en meer solidi zyn zeldzaam.
Soliman is de naam van 8 8uUans vam
Turkse, te weten van:
SoUman I, een zoon van Bq/etid I* Nadat
zUn vader in 1402 by Angora was gevangen
genomen, liet hy zich te Adrianopel tot suitan
uitroepen, doch zag zich den troon betwis-
ten door zyn broeder Moeêo, werd in Adria-
xm.
nopel belegerd, op de vlucht gevangen geno-
men en aan zyn broeder uitgeleverd, die hem
in 1410 deed worgen.
SoUmam II d Kanaai (de Groote), een zoon
van Sdim /, den meest beroemden sultan der
Turken. Hy werd geboren in 1496, was by
*toveriyden zyns vaders (1520) stadhouder
van Bfagnesia, gaf de door zyn vader verbeurd
verklaa^e goederen aan de oorspronkeiyke
eigenaars terug en bestrafte met gestrengheid
de ambtenaren, die zich aan verkeerdhe-
den schuldig maakten. De weigering der ge-
wone schatting deed hem te velde trekken
tegen Hongarye, waar hy zich meester maakte
van SJabatz, Semlln en Belgrado. Daarna
maakte hy toebereidselen tot verovering van
het eiland Bhodus, hetwelk na eene verdedi-
ging van 6 maanden den 258ten December
1522 door verraad bezweek. In April 1526
trok hy met 100000 man en 300 kanonnen
op nieuw tegen Hongarye te velde en behaalde
den 298ten Augustus de overwinning van
Mohics, waarna den lOden September Pest
en Ofen de poorten voor hem openden. Na
het dempen van een opstand In Klein-Azië
ondernam hy ter gunste van Johan ZapoUfaj
banus van Siebenbürgen en door eene bepaalde
party tot Koning gekozen, in 1529 een derden
veldtocht naar Hongarye, veroverde den 8sten
September Ofen en rukte den 278ten van die
maand met 120000 man voorwaarts naar
Weenen, maar moest, na een verlies van
40000 man, den 14den Oetober het beleg voor
deze stad opbreken. Nu keerde hy zyne wa-
penen naar het Oosten. Reeds in het ni^aar
van 1538 zond hy een leger onder het bevel
van zyn grootvizier Abraham naar Azië, waar
de vestingen Ardsji^, Achlath en Wan be-
zweken en Tcbriz, de hoofdstad van Perzlë,
den 13den Juli 1534 hem binnen hare muren
ontving. Ook Bagdad werd eerlang ingenomen
en vanhier het geheele land bestuurd. Inmid-
dels had de vloot van SoUman onder Barba-
rossa in 1583 aan de Spai^aarden Koron
ontrukt, In 1534 de kusten van Italië en de
eilanden der Middellandsche Zee verontrust
en eindeiyk Tunis veroverd, dat evenwel in
1535 door de expeditie van Karel V weder
verloren ging. SfoUnum stelde zich daarvoor
schadeloos door onderscheidene eilanden in
den Archipel in bezit te nemen. In 1541 werd
Hongarye wederom het tooneel van zyne ver-
overingsplannen. Hy maakte zich meester van
de helft van het land, en de zoon van Zapoli/a
moest zich met Siebenbürgen vergenoegen.
Eindeiyk werd in 1547 een tyfjarige wapen-
stilstand gesloten en aan ^limaii eene Jaariyk-
sche schatting van 50000 dncaten toegezegd.
Daarop ondernam hy een tweejarigen oorlog
tegen Perzië en vernieuwde in 1551 den stryd
tegen Hongarye. Eeret in tS62 werd aeTr+>dp
met Hongiurye gesloten. Hoewel h^i ilea ou^er^
dom van 76 jaren bereikt bad, trok hy in
1566 nogmaals tegen Hongarö^ te ^eldts m&^r
bezweek voor Szigeth op den 5d«Q SepttiichE^r
yan dat Jaar. Met z\)n ovf^rlijden eindigt de
bloeltyd van het Tcrksc^be Kyk, De Turken
huldigen hem als hun grootsteo Vorst. H^
was voorspoedig in dan oorlog en taveni een
wys wetgever en scbrander ataatBman, Toch
is hy niet vry te pleiten van verregaande
vfreedheid; ter gunate nameiyk van zyne
39
610
80LIMAK--S0LM8.
meestgeliefde yrouw JUwsUms deed hQ al de
kinderen, hem' door andere vrouwen geaohon-
ken, ter dood brengen, om aan Sdirn, den
soon yan eentgenoemde, de troonopvolgüig te
Tenekeren.
SoUmam III, een aoon van Ihrahm en een
broeder van Mókammed IV. HQ werd geboren
in 1647, volgde deien op in 1687, had met
menigen opetend te worstelen, voerde een
rampepoedigen oorlog in Hongarye, totdat hQ
Moettapha Kröprüi tot grootviiier benoemde,
en overleed in 1691.
Solingen, eene arrondiseementshoofdfltad
in het Pmiaiache district Dflsseldorf, op eene
hoogte niet ver van de Wttpper en aan een
zytak van den spoorweg Hamm-Denti gelegen,
bezit twee Protestantsche kerken en éene
B. Katholieke kerk, eene synagoge, eene
hoogere borgerscbool, een zieken-, armen- en
weeshuis en roim 18000 inwoners (1885). Deae
stad is met Bemscheid het middenpnnt van
Ozergietertjen en staalfabrieken en levert vooral
nitmontende degen- en sabelklingen, alle
soorten van messen, vorken, heelkundige in-
strumenten, scharen, biOonetten, tangen, sporen
ens. , die zelA naar de meest verwQderde landen
worden vervoerd. Voorts heeft men er Csbrie-
ken van patroontanohen, helmen eni. Men
segt, dat de Qaerindustrie aldaar door toedoen
van Adolf IV mmi Bt/rg in 1147 door wapen-
smeden uit Damascua gebracht is, — volgens
anderen door Stiermarkers in 1290.
Solis y Bibadeneira (Antonio de), een
Spaansch dichter en geschiedschryver, gebo-
ren den 288ten October 1610 te Alcal4 de He-
naree, studeerde te Salamuica in de rechten,
werd vervolgens ato secretaris geplaatst b|
den (}raaf van Or^pua, onderkoning van Na-
varre en later van Yalencia, en bewees in die
betrekking belangrgke diensten. Wegens iSne
groote talenten voegde PhiUpj^ut IV hem toe
aan het staatssecretariaat en benoemde hem
daarna tot zt|n eigen secretaris. Solu bekleedde
dit ambt ook bQ de Koningin-Begentee, die
hem daarenboven in 1666 tot kroniek^shifver
van Indie verhief. Niet lang daarna nam h||
het besluit, de wereld vaarwel te zeggen,
ontving de priesterwtjding en overleed den
19den April 1686. H^ schreef reeds op 17-
Jarigen leeftyd het drama: „Amor y obliga-
cion". Zgne ^Poesias varias sagradas y pro-
fanas" verschenen eerst na ^n dood en ver-
heffen zich niet boven het middelmatige. Qroote
lof wordt echter toegekend aan ^ne „Co-
medias", zooahi: „La gitanelU de Madrid'*,—
•El alcazar del secreto*', — en „Un bobo
hace ciento", die zich door zuiverheid van
taal en sierlijkheid van stOl onderscheiden.
Den meesten roem heeft hg intusschen ver-
worven door ztjne „Historia de la conquista
de M^lco (1684 en later)". Ook werden merk-
waardige brieven van zUne hand uitgegeven.
Sollohoeb (Wladimir Alezandrowit^j ,
graaOf een Bussisch sohrgver, geboren te Pe-
tersburg omstreeks het Jaar 1815, werd attaché
b|| het gezantschap te Weonen enwQddezich
vervolgens aan de beoefening der letteren,
totdat hg in 1850 met den titel van staatsraad
aan Vorst Woronzow^ gouverneur van Trans-
Caucasie. werd toegevoegd. Als schr||ver trad
h0 op in 1841 met eene reeks van verhalen
en gaf vervolgens met Shoekowêh^, Bmedidow
en de Qravin JKo^opif/M den litterariactai bui-
del: „Gister en heden (1845)** in bet liehi
ZQn meest bekend geschrift is: .Tteast»
(1845)*', een vennakeigk beeld van het B»
sische volksleven. Daarna werkte hg voor bel
tooneel en leverde o. a. de vandeville: ,^iijfllo-
bessie (1845)"; ook plaatste hg een aaotil lo-
vellen en sehetaen in tgdschriften. Nadst li|
eenigen tgd te Dorpat gewoond had, vestigt
hg zich in 1865 te Moskou. Hg overleed <#
de badplaats Homburg den 17d«a Juni 188&
SoUokeilanden CÉ>e) vormen eene gmp
van althans 156 eilanden, zich aitatrekkmk
in het noordoosten van Boméo tot ass
Mindanao. Men kan ze in drie afiieeiiiga
splitsen, en de middenste van deae, d»
SoUokgroep, omvat o. a. de eilanden SoUok^
Bala ngingi, Kakangan, Teti^jao, Baboea,B(Mn
enz. Deze bevinden zich onder de opperfae»
Bchappg van Spai^e , welke door den Solta
en de Bgkagrooten wordt erkend, terw|l de
bevolking, die zich gedeelteigk wgdt au
aeerooverg, zich daarom weinig bekreoztDe
Sollokkers beigden den Mohammedaanseha
godsdienst en hebben eene eigene taal wA
verschillende tongvallen. Het eilaadSolloklietf
eene uitgebreidheid van 18 Q geogr. ni|l «
telt ongeveer 100000 inwoners. £r ver^ia
hooge l^MTgen, maar de grond is er In het alge-
meen vruchtbaar. Men vindt er een overrM
van gaer en men zegt, dat er ook goud woril
aangetroffen. Tot de wilde dieren behooiea
er zwgnen en herten. Men verbouwt er veel
rgst en mals en aan de kust honden feka
zich bezig xaet de visscherg. De hoofdplaati
is Doemlahat, en aldaar komen dikwfb
vreemde schepen ten anker. Zoowel de Spai-
Jaarden ato de Nederlandns hebben pogtsgei
aangewend om den zeeroof op de SoUok-
eilanden te vernietigen , maar tot nn toe ti
vergeete.
Solmisatie is het aangeven der tonei
met de lettergrepen n^, r«, sm enz., w«tt«
door GMdo vam Arexn in de 11de eeaw is
zwang zgn gebracht Zie voorts onder Jfote
en Solfeggio.
Solmona, eene arrondinementBhooMitM
ia de Italiaansche provincie Aqnila, Ggt ii
eene bekoorigke bergstreek aan de riTier
Gizzlo, niet ver van den spoorweg van?»'
cara naar Napels. Zg Is de zetel van een \it
schop, en men vindt er eene rechtbank, eea
gymnasium, eene technische school, eea
seminarium, onderscheidene kerken, eenfag
stadhuis, eene oude waterleiding en omstieelB
14000 inwoners (1880). Zg is het aloude SilnO)
de geboorteplaats van OouJmw.
Solma Is de naam van een oud Giz^bP)
gedeelteigk Vorsteigk geslacht Zgn stamsM
was sedert de 14de eeuw Braunfela ia f
Wetterau, en Uarqwtd, graaf van SoIbm ui
Hessengau, dien men in 1129 vermeld riadt,
wordt ato stamvader beschouwd. In 1409 oat*
stonden de ignen SoUtu-BrommfêU en Stimt
lAeh, die zich wederom in verschillende v*
ken verdeelden. Tot dit geslacht behoorde
Amalia van Mms, de gemalin van Prins^
derik Hendrik v&n Oramje^ alsmede deOoeft^'
rgksche luitenan^veldmaarschalk Prins tsKf*
pan Solmt-JSramfélt, geboren den 27aten Jut
1812 en overleden den ISden November l«7ö*
De Vorst van Soimg Soken^SolmiLitAi l^
S0LMS-80L0N.
611
«o^ geaaamd en geboren den Maten Janoari
1^05, beiat in Praisen het ambt HohenSolms
en in het groothertogdom Hessen de ambten
Liioh en Niederweisel met eene gezameniyke
uitgebreidheid van 220 Q Ned. mfli. Hg hield
z0n verbiyf te Lich en was erfeigk lid van de
Bente Kamer in Hessen, ierw^l hg tevens
stem had op den Landdag der RQn provincie.
Z0n geschrift: Dentschland nnd die BeprS-
senüwerfasanngen (1888)" vond veel tegen-
spraak, en in 1847 werd hg door den Koning
van Pmisen tot maarschalk van den eersten
vereenigden Landdag benoemd. Hg overleed
in 1880 en werd opgevolgd door zgn neef
Vorst Mtrmann, geboren den 16den April 1888.
Ook andere leden van dit geslacht ign erfo-
igke leden der Eerste Kamer in Hessen en in
Saksen.
Solnhofen of Solenhofnt, een dorp in het
Beiersche district Midden Franken, aan de
Altmflhl en aan den spoorweg van Mfinchen
naar Wttrzbnrg, telt omstreeks 1 000 inwoners
en is vermaard wegens den ScHMhofar leiitêen,
eene schilferige bovenlaag van de Jnrakalk,
welke in dien omtrek de Jnrakalk en het
dolomiet bedekt en er inzonderheid ten be-
hoeve der lithographie gedolven wordt. In
dat gesteente vond men de overbigflMlen van
den ondsten vogel (archaeopteryz).
Solo (De), Senffitwa» of Smmbaja is de
grootste en diepste rivier van Java en loopt
er door de residentiën Soerakarta, Madioen ,
Bembang en Soerabs^a. Hare hoofdrichting is
van' het westen naar het oosten. Zg ontspringt
in Soerakarta met 2 armen, van welke de óene
gevormd wordt door de wateren van den Me*
rapi en den Merbaboe en de andere door die
van het Kadoe wanggebergte. Deze armen
vereenigen zich niet ver van de hoofdplaats
Soerakarta en ontvangen alsdan den naam
van Kali Solo of Solorivier. Deze stroomt
langs de noordeigke hellingen van het ge-
bergte Lawoe, ontvangt benevens eenige
andere rivieren de belangrgke rivier van
Madioen, spoedt zich daarna onder den naam
van Bengawan voort in eene noordeigke richting,
kronkelt daarna oostwaarts door Rembang en
SoeralM^a, splitste zich vroeger in 2 takken,
omvatte daarmede een moerassig eiland en
stortte zich nit in den Trechter of de Straat van
SoeralM^a. Men heeft evenwel bg dekampong
Boengah een stuwdam gelegd en een breed
kanaal gegraven, waarlangs de Bengawan thans
bg het plaatsje Sodajo zich in de Javazee
stort. Daardoor is in de aanslibbing van het
vaarwater naar Soerabi^a, die voor de scheep-
vaart bedenkeigk begon te worden, groote
verbetering gebracht, daar het schgnt, dat
die aanslibbing op afdoende wgze bedwongen
is. De oevers van den bovenloop dw rivier zgn
OTeral hoog en steil, onbewoond en dicht met
bosch, vooral met 4jatihont, begroeid. Men
vindt er onderscheidene stroomversnellingen;
zg is echter tot op aanmerkeigke afeitand
van hare monden voor vrg groote pranwen
bevaarbaar.
Solo (Een) noemt men in de mnziek eene
compositie of een gedeelte daarvan, bestemd
voor óen instrument of voor öene zangstem,
terwgi het accompagnement, zoo het vereischt
wordt daarbg eene zeer ondergeschikte taak
vervult Tegenover het tolo (alleen) staat het
xin.
tmtü (allen), waarbg alle overige instrumenten
of stemmen invallen.
Soloeoismus of toUeUmmê noemt men
eene font tegen de regelen der spraakkunst,
vooral eene zoodanige, welke eigen is aan
de bewoners van een bepaald gewest Het
woord is afkomstig van de Cillcische stad
Soloë of Soli, wier bewoners als taalverbas^
teraars bekend stonden.
Solola, de hoofdstad van een departement
in de Midden- Amerikaansche republiek Guati-
mala, ligt ten noorden van het meer Atltlan
en telt 15000 inwoners. Het evenzoo genoemde
departement heeft 46000 zielen, meerendeels
Indianen.
Solon, een beroemd Atheensch wetgever
en de eerste onder de zeven wgzen van Grie-
kenland, werd geboren te Athene omstreeks
het Jaar 640 vóór Chr. Hg was de zoon van
JBacêcuHdet^ den telg van een edel geslacht,
dat Cod/rui onder zgne voorvaderen telde.
8oUm wgdde zich aan den koophandel en ging
reeds vroeg op reis. Zgne hierbg opgedane
ondervindingen en zgne kennismaking met
de nitstekendste mannen in den vreemde droe-
gen niet weinig bg tot zgne ontwikkeling
en deze besteedde hg met warmen gver aan
de belangen zgner geboortestad. Eerst in 604
betrad hg het staatkundig tooneel. De Athe-
ners, vermoeid door eene lange en mstelooze
worsteling met Megara om het eiland Salamis,
hadden eene wet uitgevaardigd, welke ieder
met den dood bedreigde, die op eene ver-
nieuwing van dien strgd aandrong. iS!o2o» ver-
scheen toen in de rol van een krankzinnige
op het marktplein, zong eene door hem ver-
vaardigde elegie: „Salamis" en wist daardoor
de gemoederen der Atheners zóo in vuur te
zetten, dat zg naar de wapens grepen en het
eiland veroverden. Niet lang daarna (600)
werd op aandringen van Solon besloten, den
Eersten Heiligen Oorlog te voeren tegen Oirrha
ter beveiliging van het heiligdom te Delphi.
Athene zelf bevond zich in dien tgd in een
hacheigken toestand; de verdorvenheid was
groot en de oneenigheid der partgen bedreigde
den Staat met den ondergang. Toen trad SUom
in het beslissend oogenblik wederom op als
redder des vaderlands, wist door JBpmiMêê
eene algemeene verzoening te J>ewerken en
bracht den vrede tot stand. Niettemin duurden
de ongeregeldheden voort en er heerschte
groote onrust bg de geheele bevolking, ter-
wgi, door de gewelddadigheden der Eupatri-
den en door de uitspattingen van den ruwen
hartstocht, bg het volk alle zedeigkheid en deugd
werden verguisd en met voeten getreden. Toen
vestigde zich aller oog op Solon^ die wel is
waar tot de Enpatriden behoorde, maar alge-
meen geacht was wegens zgne edele gevoe-
lens, zfne wgze gematigdheid en zgn schran-
der overleg. Deze nam de taak der bevredi-
ging en hervorming op zich, maakte al
dadeigk een einde aan den woeker en opende
voor de schuldenaars de mogeigkheid, aan
hunne verplichtingen te voldoen. In 694 zag
hg zich tot eersten archon gekozen en gaf
in die betrekking aan den Staat eene nieuwe
grondwet. Vooral begverde hg zich, de kloof
tnsschen het volk en den adel aan te vullen,
het eerste uit zgne vernedering op te hefTen
en de aanmatiging van den laatsten te ftiuiken
89*
612
SOIX)N--SOLOTHUBN.
en alfoo het heilige recht te handhtTen. Daar-
enboyen schonk hy aan het geheele TOlk eene
uitgebreide wetgering, die irïeh tot de toot-
naamste maatachappeiyke aangelegenheden ait-
Ltrekte. Men rerhaalt, dat SoUm aan de
AthenerB de Terpliehting oplegde, in de eerste
10 Jaar niets in sQne wetgeving te veranderen,
en dat iitj Toorts naar het buitenland trok,
opdat hy niet lelf wysigingen daarin ion be-
hoeven Toor te stellen. Hy begaf lieh in de
eerste plaats naar Egypte, waar hy den om-
gang genoot der priesters van Heliöpolis en
SaïB. vervolgens naar Cypms en toen naar
Sardes, waar hy volgens de sage (eene histo-
rische onmogeiykheid) met Oroenu het be-
kende gesprek voerde over de wisselvalligheid
van *smenschen geluk. Na ayn terugkeer te
Athene wendde hy vruchteloos pogingen aan
om de politieke hartstochten te beteugelen en
beleefde het, dat JPitütraiui lich opwierp tot
tyran. Hy overleed in 569; men vermeldt
nog, dat volgens syne begeerte ayn stoffeiyk
overschot naar SaUmis gevoerd en verbrand
en de asch over het geheele eiland verstrooid
werd. Zyne kenspreuk was : „Niets te veel'*,
en hy onderscheidde sieh loowel door ayn
dichteriyk als door ayn wetgevend talent De
overbiyilBelen syner gedichten vindt men vena-
meld in „Delectus poësis Graecorum elegiaoae
(1838)" van Sohneidmotit, en ayne levensge-
schiedenis werd geschreven door JPluiarekui.
Soloreilanden (De) vormen eene groep,
bestaande uit Andanava, Solor en Lomblen of
Bawaltt, in den Kleinen Soenda-Archipel, ten
oosten van Fiores. Het voornaamste eiland,
Solor geheeten, ligt met ayn suidoosthoek op
8^30' Z.B. en telt op 6 D Seogr. myi omstreeks
15000 inwoners. Het is vulkanisch en gedeelte-
lyk steenachtig en de grond, die veel bamboe
oplevert, weinig bebouwd. Men vindt erswa-
vel en salpeter. In het binnenland wonen er
Alfoeren en aan de kust Maleiers. Aan de
Euidoostayde heeft men er eene groote baai,
waaraan het vervallen Nederlandsch fort
Frederik Hendrik och verlieft. Portugeeaen
hadden sich reeds vroeg op de oostkust van
dit eiland gevestigd, m»*" ihnn kasteel werd
in 1618 door den Nede. aoidschen leekapitein
ApoUamimt Sohoi beschoten en ingenomen. Al
de Soloreilfnden lyn by tractaat, den 6den
Augustus 1851 met Portugal gesloten, aan
Nederland toegeweien en behooren onder de
residentie Timor.
Solothum (Soleure), een Zwitsersch can-
ton, grenst in het oosten aan Basel en Aargau, in
het auiden en westen aan Bern en in het noorden
aan Basel en telt op 14 Vide Q geogr. myi ruim
80 000 inwoners (1880). Ook sonder dat men de
beide exclaven Mariastein en Kleinltttzel, op
hH grondgebied van Bern gelegen, in aanmer-
king neemt, heeft het land eene zeer onregel-
matige gedaante. Men kan het splitsen in een
gedeelte van de Zwitsersche hoogvlakte en
in een gedeelte van het Juragebergte. Tot
de eerste behoort het Aaredal van Solothum,
waarmede de dalvlakte der Groote Emme
gemeenschap heeft, en het Aaredal van Olten.
Beiden dalen ayn gescheiden door een vooruit-
springend gedeelte van het Bemer Oberaargau,
terwyi eene Juraketen met toppen ter hoogte
van 1200 tot 1400 Ned. el haar begrenst naar
de zyde van het Juragebergte. Eenigszins
evenwydig aan de Aare loopt er de Dttnnem
en stort by Olten sich uit in da Aare. Eeae
tweede Juraketen, die van den Pasavrmag
(1 005 Ned. el hoog), loopt er van Mtimliswjl
naar het gebied van Birs. Het klimaat is er
eer guur dan sacht, soodat men er geen wfin-
bouw aantreft. Meer dan elders in Zwttserlaad
bloeit in Solothum de landbouw en er wordt
veel graan geoogst; voorts heeft mmt er Ted
ooft, hout en rundvee, en men maakt er uit'
muntende kaas. Het ontbreekt er voorts aiet
aan schapen, geiten en awynen, tarwSl het
aantal paarden er minder groot ia daa te
voren. Het Juragebergte levert gips en uit-
muntenden kalksteen, en in de nabyheid der
hoofdstad wordt marmer opgedolven ; ook is
er veel ysererts. In dit canton bestast vooHb
eene leer ontwikkelde nyverheid. Hoewel de
steden Solothum en Olten geene oigealtke
koopsteden lyn, is laatstgenoemde een merk-
waardig voreenigingspunt van Zwitaenehe
spoorwegen. Solothum wordt Jaarl|fka door
een groot aantal reizigers bezocht, en de in-
woners van dit canton, van welke ^/gde tot de
B. Katholieke Kerk behooren, worden ge-
roemd als opgeruimd, eeriyk en goedhartig.
Het onderwys is er in een zeer goeden toe-
stand en de openbare boekeryen tellen er
ruim 80000 deelen. De grondwet, dagteeke-
nend van 12 December 1865, heeft er een seer
democratisch karakter; het volk beslist over
de voornaamste aangelegenheden en kanaoo-
wel de wetgevende als de uitvoerende maelit
afzetten. De Cantonnale Baad wordt door het
volk voor den tyd van 5 Jaar gekozen, en deait-
voerende macht is in handen van een Begee-
ringsraad van 5 leden, door den CSantonnalea
Baad voor den tyd van 5 jaar benoemd. De
voorzitter heeft den titel van UtiiiMnmMi
Eene hoogste rechtbank, ook door den Ganton-
nalen Baad voor den tyd van 5 jaar benoemd,
bestaat uit 7 leden. Voorts waarborgt de
grondwet alle in Zwitserland gebroikeiyke
rechten, zooals vryheid van drukpera, van
godsdienst enz. — De evenzoo genoemde
hoofdttad van het canton, met ruim 6000
inwoners, ligt op de beide oevers van de
Aare en bezit geene andere merkwaardigheden
dan den Ursusmunster, in 1773 door Pmmi
voltooid, het tuighuis en de Yerenahermi-
tage met een kerkje in de rots en eene ruime
grot De stad is intusschen in den jongstea
tyd veel verfraaid en als vereenigingspunt
van spoorwegen veel drukker geworden. Z$
heette te voren Solodurum en behoort tot de
oudste steden van Zwitserland. Keizer JUmdcif
tMM Sahthursi schonk haar stedeiyke rechten,
en den 22aten December 1487 werd zyinhet
Eedgenootschap opgenomen. De Hervorming
vond er geen gunstig onthaal In 1667 voor-
zag men haar van vestingwerken, doch deze
werden in 1835 wedor gesloopt Te voren
was er de macht in handen van eene patri-
cische oligarchie, doch dit stelsel werd om-
vergeworpen door NapoleoH L Na den val
van dezen echter werd de vryzinnige staats-
regeling weder vernietigd, waarna de groote
heeren zich wederom meester maakten van
het gezag. Te vergeeft kwam het volk in
opstand, met de vryheidlievende burg^ van
Olten aan het hoofd. Eerst in 1830 erlangde
het eenige begeerde rechten en eindeiykeese
SOLOTHÜRN-SOLTYK.
en
grondwet, wier beginselen by eene meerma-
len herliaalde herziening in het algemeen
deielfde zyn gebleken. Schoon hetmeerendeel
der beyolking tot de R. Katholieke Kerk be-
hoort, verldaarde dit canton sieh in 1844
tegen de terugroeping der JesuTeten en stond
alzoo in den Sonderbnndsoorlog aan de zQde
der liberale cantons. Na het Yatieaansch
Concilie nam Solothom de Oad- Katholieken
in bescherming, renette sich tegen den bis-
schop en noodzaakte hem het land te ver-
laten, waarna de kerkeiyke aangelegenheden
▼an Staatswege werden geregeld. Deoneenig-
held met den H. Stoel, daardoor ontstaan, is
echter in 1886 nit den weg gemimd door de
benoeming van bisschop Fi^U^J waarna het
canton weder aan het bisdom Basel is toe-
gevoegd.
Bolowieft (Sergei Michailowit^), een Rns-
sisoh geschiedkundige, geboren te Moskon in
1820, studeerde aldaar in de letteren en in
de geschiedenis, was van 1842—1844 onder-
wQzer bQ de fi&milie van Oraaf Siroganoff te
ParQs en werd op eene dissertatie : „Over de
verhouding van Nowgorod tot de Grootvorsten*^
tot magister en op eene: „Over debetrekkin-
gen tusschen de Vorsten van het Huis Rurik**
tot doctor bevorderd. Daarna hield hQ aan de
universiteit te Moskou voorlezingen over ge-
schiedenis. Sedert 1856 is hQ er deken der
philosophische faculteit, gaf voorts aan de
Grootvorsten te Petersburg onderwas in de
geschiedenis en werd directeur der verzame-
ling van oudheden in het Kreml. In 1877
echter legde hg wegens oneenigheid met ToUioiy
minister van OnderwQs, z||ne betrekking neder
en overleed te Moskou den 16den October
1879. HQ schreef voorts (in het Russisch):
„Historische brieven (1868)", — „Schlözer en
de anti-historische richting", — „Geschiedenis
van den val van Polen (1868)", — „Populaire
voorlezingen over de geschiedenis van Rusland
(1874)", — „Keizer Alezander I. politiek en
diplomatie (1877)", — „Leerboek der Russi-
sche geschiedenis (1879 en later)", — en „Ge-
schiedenis van Rusland van de vroegste t0den
af tot 1774 (1861—1880, 29 dln)".
Soltikow is de naam van een adellek
Russisch geslacht. Frtuikou^ja Fêdorawna Sol-
Hkow werd de gemalin van Ouax AUxtjemUj
en alzoo de moeder van Keizerin Amna. —
(Generaal S&mem SóltikoWf gouverneur van
Moskou, werd in 1782 in den Russischen
gravenstand opgenomen. — Zt|n zoon, Graaf
JPetêf Semenowüij' SoUikow^ geboren in 1700,
voerde het opperbevel over het Russische
leger in den ZeveiOarigen Oorlog, behaalde
in 1741 bt) Kal de overwinning op den
Pruisischen generaal Wedd en daarna eene
beslissende zegepraal bij Kunersdorf op Koning
Frederik IL HQ werd daarop veldmaarschalk,
vervolgens gouverneur-generaal van Moskou
en overleed aldaar den 16den December 1772.—
Nlkolaï Iwanomts; SoUtkow^ geboren den 248ten
October 1786, werd in 1788 opvoeder van
Alêxamdêr (later Keizer) en van Grootvorst
Ckmêtantijnj in 1796 veldmaarschalk en voor-
zitter van het comité van Oorlog, in 1812
voorzitter van den RSksraad en was in 1818—
1816, gedurende de afwezigheid van Ahxait-
der^ regent des Rtfks. In 1814 werd h0 in
den vorstenstand opgenomen en overleed te
Petersburg den 288ten Mei 1816. — Zt|n oud-
ste zoon. Prins AUoBond^r SoUikowj was korten
tt|d minister van Bnitenlandsche Zaken, en
overleed in 1887. — Diens neef, Prins AlexH
ScHtïkow. maakte zich bekend door z||ne reizen
in Perzië (1888) en Oostlndië (1841-1846),
waarvan hy verslag gaf in zyne „Voyages
dans les Indes (8de druk, 1868)" en „Voyage
en Perse (1861)".
SOltl (Johann Michaëi von), een verdien-
stelQk geschiedkundige, geboren den 19dfn
April 1797 te Neunburg in Beieren, studeerde
te Regensburg, Mflnchen en Landshut, was
eerst als leeraar aan verschillende scholen
werkzaam en werd in 1840 buitengewoon en
kort daarna gewoon hoogleeraar aan de uni-
versiteit te München. Later was hy staats-
archivaris, werd door het ontvangen van de
orde van verdienste van de Beiersche Kroon
in den adelstand opgenomen en werd in 1876
emeritus. Hy schreef o. a. „CiOns Julius Cftsar
(1826)", — „Klio. Fragmente ttber Geschichte
und gesehichtliche Darstellung (1828)", —
„Titus Livlus in seiner G^eschichte (1882)",—
„Geschichte der Deutschen (1886—1886, 4
dln)", — „Maxfmilian Josepb, Kdnig von Bavem
(1887)", — „Elisabeth Stuart, (ïemahlin Frie-
drichs V von der Pfalz (1810, 8 dln)", —
„Gregor VII (1847)", — „Die Wittelsbacher
und ihre Zeitgenossen (1860)", — „Demosthe-
nes der Staatsmann und Redner (1852)", —
— „Ludwig der Strenge, Herzog van Bayem
(1867)", — „Max II, König von Bayem (2de
druk, 1867)", — „Furstenideal der Jesulten
(1870)",— „Das deutsche Volk und Reich in
seiner fortschreitenden Entwickelung (1878,
8 dln)", — „Aesthetik (1872)", — „Heldensa-
gen (1878)", — „Konradin (1848)", — en
„Gustav Adolf (1888)".
Soltyk (Roman), een Poolsch generaal,
geboren te Warschau in 1791, was de zoon
van den Ryksdagmaarschalk StamUlavs SUfyh
en van Prinses Caroline Smiiha, Hy bezocht de
polytechnische school te Parye, werd in 1807
luitenant by de artillerie en nam in 1809 deel
aan den veldtocht tegen Oostenryk. In 1812
werd hy a^ludant van generaal SókUidM by
den generalen staf van Napolw»^ voerde in
den Volkerenslag by Leipzfg bevel over de
Saksen en werd er door de Geallieerden ge-
vangen genomen. Na het herkrygen zyner vry-
heid verliet hy den militairen dienst en opende
te Warschau een yzermagazyn. Sedert 1822
was hy lid van geheime staatkundige genoot-
schappen. Als lid van den raad van het woi-
wodeschap Sandomir werd hy in 1826 in
eene samenzwering gewikkeld en nam de
vlucht, maar werd te Leipzig in hechtenis ge-
nomen, naar Warschau gebracht en in de
gevangfenis geworpen, doch by gebrek aan
bewys eerlang weder op vrye voeten gesteld.
Na het uitbarsten der revolutie van 29 No-
vember 1830 begaf hy zich naar Warschau,
werd er bevelvoerend generaal der vier op
den rechter oever van de Weichsel gelegene
woiwodeschappen, organiseerde er 47 000 man
mobiele schuttery en deed op den Ryksdag
het voorstel van de afiwtting van Keizer ^-
IcoUtaa en van de afkondiging dervolkssouve*
reiniteit (21 Januari 1881). Gedurende de
belegering van Warschau door de Russen was
hy er bevelhebber der ariillerle, verzette zich
•14
SOLTY£~SO]f£BEN.
met kracht tegen de capitulatie van KtMko-
wieoH, hield stand tot het laatste oogenbUk,
begaf lich toen met het leger naar Piook en
aanvaardde eene lendlng naar Engeland en
Fraakrjik om de toasohenkomst dier Mogend-
heden ten behocTe Tan Polen in te roepen.
HO overleed den 228ten Ootober 1848 te St.
Germain en- Laye. Qedorende lyne ballingschap
Bchreef b0 een „Précis histoiriqne, p<Sitiqne
et militaire de la róvolation dn 39 Novembre
(1808, 2 d\üY\ — en „Napoléon en 1812
(1886)".
Som (Eene) is de uitkomst eener optelling;
ook geeft men dien naam aan een op te lossen
wiskundig vraagstuk.
Somali is de naam van een aansieniyken
volksstam van het Hamitisohe ras. gevestigd
in het oostelijk gedeelte van Afrika, van de
Tad^oerrabaai in het westen tot aan dea
Indischen Oceaan en de QoU van Aden. Ten
westen van dit volk wonen de Galla*s of Or-
ma^s. De Somali's schynen een gemengd volk
te vormen, waarbjl het noordoosteiyk AM-
kaansch element de overhand heeft, terwQl
het Semitisch element niet geheel ontbreekt
Hun aantal wordt geschat op 8 millioen, maar
is niet nauwkeurig bekend^ daar tot nu toe
nog geen Europeaan tot de elgenlQke kern
des lands is doorgedrongen. Z|j lyn verdeeld
in verschillende groepen, van welke die der
Achdam*s eene kaste van paria*s uitmaakt. Al
die groepen beaigen dexelfde taal in verschil-
lende tongvallen; dese taal komt in het alge-
meen met die der Oalla*s overeen, maarbttit
tevens Arabische, Aethiopische en Kisoeahe-
Usche bestanddeelen. Schrift is er onbekend.
Het volkskarakter der Somali*s wordt door
de meeste reixigers met donkere kleuren ge-
teekend; i|i onderscheiden zich door onbe-
suisden moed , wraak- en roofxucht, soodat
bj) hen de waarde van een man afhankelSk
is van het aantal door hem gepleegde moorden;
daarentegen hebben £0 oen afkeer van dron-
kenschap en ledeloosheid. Zif belQdenden
Hohammedaanschen godsdienst, maar hunne
wetten komen niet geheel en al overeen met
die van den Profeet. Er iQn geene moskeeën,
daar a0 iedere plaats geschikt achten voor
het gebed. Bij het huweiyk kiest het meiqje
den man, en deze moet voor a|jne echtgenoot
een zeker bedrag betalen aan «(jne schoon-
ouders. De man brengt «(jne dagen in ledig-
heid door, terwijl alle werkzaamheden verricht
worden door de vrouw. Het voornaamste voed-
sel der Somali's is het vleesch van schapen,
geiten, runderen en kameelen; voorts nuttigen
xy rijst, dadels en meel. Sterke dranken en
varkensvleesch zQn gestreng verboden. Hunne
kleeding bestaat uit een ruim katoenen gewaad,
voor alle standen hetzelfde. Zonder zijne wapens,
dolkmes, lans en schild, verlaat een Somali
nooit zyne woning; hy peinst steeds op roof,
en zelfiB de bloedwraak doet hem niet terug-
deinzen voor moord. Intusschen kan de bloed-
schuld ook door betaling van een honderdtal ka-
meelen worden verzoend. De volksvergadering
vormt er in rechtszaken de hoogste instantie;
zQ beschikt over leven en dood. De Somali*s
verwaarloozen den landbouw niet geheel en
al en verbouwen moorengierst, tarwe en
maïs; doch de veeteelt bevindt er zich ineen
bloeienden toestand.
SomaUUÊmd is grooftendeeU eene hoogvfaikte»
die met steile Iranden in de laagrlakte af-
daalt Nabg de nootdeltfke kust, waar aidi
^kele havens bevinden, strekken ZKh eenige
beri^etens uit van het oosten naar het weatoB,
en deze verheffen zich het hoogst In den
Qmn Liban (2800 Ned. el hoog). Ten zuiden
van deze heeft men sclüer tot aan den Indi-
schen Ooeaan de ona&ienbare, nog onbekende
hoogvlakte. Op ongeveer 4^ Z. B. begiat de
bodem te klimmen, totdat eindelSk oitloc^ers
van het land der Galla's in de vlakte doer-
dringen. Van de noordelQke gebergten dalen
verseh^ene rivieren in de valleien nf; maar
geene van deze, uitgezonderd de Djoeba, is
gedurende het geheele Jaar van water rooniea.
Het hoogland is zeer schraal besproeid; diar
bevinden zich slechts 2 tijdelijke rivieréa, de
Toek DJeredendeToekFasaa.ZgoatB^üig«i
in het gebergte van H&rür en vormen in het
land der Bahanadla^s de WobiofW^wdke
echter niet bevaarbaar is en den Indischen
Oceaan niet bereikt. Meren en moerassen zoekt
men er te vergeefii. De hooge temperatnor op
de kost wordt er aanmerkdi0k verzaeht door
de zeewinden, en op de hoogvlakte Tormen
8" C. het minimum en 82"" C. het mairimBin.
Mimosa*s, Calotropis procera, euphorliiën en
coloquinten kenmerken er den plantengroei,
terwijl op de hoogvlakte wierook- en gom-
boomen en aan de Wobi ook apenfarood-
boomen groeien. Tot het dierenrijk behoorea
er sprinlLhanen, vergiftige mieren, bi|«l^ ri*
vierpaarden, krokodillen, struisvogels, Afki-
kaansche kattensoorten, antilopen, iebra*s en
wilde ezels.
Someren (Van). Onder dezen naam ver-
melden wtj:
Jokam vam Someren^ een verdiensteltfk let-
terkundige. H|j werd geboren te Dordreokt
den 8den Juni 1622, studeerde te Leiden in
de rechten en vestigde zich als pleitbeaoi^ger
eerst te *s Qravenhage en vervolgens te I^-
drecht, waar hl) tevens verschillende regeeringa-
ambten bekleedde. In 1655 werd hy pensio-
naris van Nijmegen en in 1666 grü&er van
de chambre miparti. H|j overleed in z|ne
geboorteplaats den 22sten December 1765.
Van zIjne geschriften vermelden wtJ : ^Her-
stelde oudheid ofte beschrijving van Batavia,
wesende een gedeelte van 't hertogdom Gelre
en graefschap Holland (1657)", — „Uytapan-
ning der vernuften, bestaande in geestelyeice
en wereldljcke poëzjje (1666; 2de druk, 1686)"*,
— en ffOi^us Julius Caesar, ofte wraak van
vermande vrijheid, treurspel (1670)'\ — ZQn
zoon OonuÜM van Someren^ geboren in 1650,
leverde eene ,,Beschr|jviog der stad Goria-
chem en lande van Arkel (1755)'*.
Reifêr MenéMk ocm SomênUf een Kederlandsch
dichter. H|j werd geboren te Rotterdam den
266ten Maart 1787 en opgeleid voor den han-
del, zag zich in 1837 benoemd tot burge-
meester van Kralingen en overleed aldaar
den Uden Mei 1851. H|j schrei: „Over het
volkslied Wilhelmus van Nassau wen, met
eene bydrage van P. A. Brugmans (1884)'\
— „De St EUsabethnacht A. 1421. Dicht-
stuk in drie zangen (1841)'\ — „Qedichten
(1821, 2 dln)'\ — en „Verspreide en nagela-
tene dicht- en prozastukken'', uitgegen door
dr. J. F. Wap.
SOUERSET.
016
Somenet of aamenêUkim^ een gnateehap
in het nddweBten van Engeland, grenst in
bet noorden aan ket Kanaal van Briatol, Toorto
«an de graaftohappen Gloneester, Wilts, Dorset
«n DoTon, en telt op mim 77 H 9^V' ^"^
omirtreeks 469000 inwonen (1881). Deknstifl
er grootendeelfl eteil en ontoegankelQk, maar
heeft hier en daar boeaems met een lagen
landaoom; de ▼oornaamate van deie is Brid-
gewaterbaaL In het noorden en westen is dit
{[raatehap bergachtig en met Umge, steile
'henTolketens bedekt, en aan de westolQke
grenien verheft lieh de bergatreek Exmoor-
foreet (620 Ned. el hoog). De aansienigkste
rivieren sVn er: de Avon, die gedeeltelQk de
noordelQke grenien vormt, de £z, de Teo,
de Axe, de Brae en de Parret. De bodem is
hier en daar steenachtig, gedeelteigk met
heidevelden, met marsch- en veengronden
bedekt, maar in het algemeen vrochtbaar,
vooral in het dal van Tannton. Het klimaat
is er gematigd. Van de oppervlakte zgn 62%
bouwland en 28^/o weiland; in 1876 had men
er 82000 paarden, 200000 runderen, bQna
700000 sehiH[>en en 80000 E?rt|nen. De mfln-
bouw levert er steenkolen, Qaererts en lood-
erts. Ook bloeit er de fiibrieknt) verheid onge-
meen. De hoofdstad is Tannton, hoewel 10
kleiner is dan Bath.
Somerset is een adeligke titel in Enge-
land. In 1897 verkreeg het RmBMmfwri^ af-
stammende van ^ FlamtagmiiêU, den titel van
graaf, en in 1442 dien van hertog van So-
menei. Het stierf nit met JBdmund, den vierden
graaf, die na den slag bQ Tewkesbory op
bevel van Sdward IF onthoofd werd. Een
onwettige soon van deien aanvaardde den
vaderleken titel, en sOne nakomelingen wer-
den weder hertogen vent Beamfort^ terwtfl de
Jongere zonen den titel voerden van lord
8omên«i, Van deaen vermelden wU: Lord
^hramUU CkarUs Satty Somêrwêij geboren
•den 27sten December 1792, onder Lioerpool
minister van Financien, onder Ped minister
van Domeinen en in 1841 kanselier van het
hertogdom Lancaster; hy overleed den 288ten
Febmari 1848. — Z0n oom FUsny Jamn Hmurff
Sommrêêi werd later Lord J2c^2£M(zie aldaar). —
Den titel van graaf va» Somersei voerde in de
17de eenw Bobêri Oarr, visconnt «o» Boeheê-
€er, graaf mm Somenei, geboren in 1690. HQ
werd page aan het Hof van Jaeobw /, erlangde
groeten invloed en trad in 1613 in het hawe-
IQk met JVcmoef Mowardj gravin vam JfoMv.
Deae moest aich hiertoe van haren gemaal,
den Qraaf mm JBêSêas^ laten scheiden. Toen
Tkomat Ooerhmry aich tegen die verbintenis
wilde verzetten, deed de machtige gnnsteUng
hem in den Tower opslniten en vergiftigen,
maar werd toen door &eorg FUUerg, later
hertog van Baóhiaffhamy nit 's Konings gonst
verdrongen en met sOae gemalin als moorde-
denaaiB van OMfènfy aangeklaagd en ter dood
verwezen. Nadat beiden Jaren lang in de ge-
vangenis hadden doorgebracht, waar aomerêei
•den Koning met het bekendmaken van voor
hem gevaarltfke geheimen bedreigde, werden
zy op vrye voeten gesteld, waarna zQ hnnne
landgoederen betrokken. H0 overleed in Jnli
1646. — Uit het hnwelftk van ztfne eenige
dochter met den Hertog inmi Bêdfird stamde
Lord WUUam Mumeil at; ten tgde van Karel II
ter dood gebracht — Beeds in de 16de eenw
was de hertogstitel va» Somersêt aan het ge-
slacht Sejfmcmr ten deel gevallen. De eerste
hertog was JSdmmnd Smfmour. Toen Mendrik
Vni in 1686 zich in het hawelQk begaf met
diens zuster Jam, ontving htf den titel van
visconnt va» Beauehamp^ streed in 1644 in
Schotland, verwoestte Leith en Edinborgh en
volgde den Koning naar Frankr0k, waar hj}
deel nam aan de verovering van Bonlogne. In
1647 verhief Be»dfik hem tot graaf va» Mtrt-
ford en benoemde hem tot éen der geheime
raden, die gedurende de mindei^jarigheid van
zyn neef, den Jeugdigen JBduard JF, zich
met het bestuur zouden belasten. Terstond na
den dood van M9»drik zag h|) zich door de
overige raadsleden met het protectoraat be-
kleed. Tevens benoemden de machthebbers hem
tot hertog va» Somers^y terwyi deze ook
bewerkte, dat de Jeugdige Koning hem het
volle koninkiyk gezag toekende. HQ maakte
hiervan gebruik door onder de leiding van
Ora»m«r de kerkhervorming in te voeren.
Daarop ondernam hQ in Augustus 1647 een
veldtocht naar Schotland en behaalde den lOden
September btf Pinkey eene overwinning. Na
zQn terugkeer deed hQ door het Parle-
ment alle bloedige wetten van Mê»drik VIII
opheffen. Niettemin ontstond langzamerhand
tegen hem eene partQ, aan wier hoofd zich,
behalve z||n broeder Lord aeynwwr^ de
Graven 8<mihampto» en Jok» DtuUe^t graaf
va» Wanoiehj later hertog va» NoHhamber-
land, bevonden. Het gelukte aan dezen, den
Hertog va» 8omêrt9t ten val te brengen; hg
werd in de gevangenis geworpen en vóór het
Parlement gebracht, doch enkel tot eenegel-
delQke bo^ veroordeeld. Daarop nam hU
weder zitting in den Baad, doch lïy kon z|)n
voormaligen invloed niet herwinnen, en z|)ne
oneenigheid met Warwieh bleef aanhouden.
Nadat laatstgenoemde zich van het bewind
had meester gemaakt, deed hy den 16den Oe-
tober 1661 Somersel in hechtenis nemen en
beschuldigde hem van hoogverraad. Eene Jury
van 27 pairs veroordeelde Samenet ter dood
wegens felonie, omdat hg een vazal des Ko-
nings (JTarwiek) had willen vermoorden, en
hg werd den 22Aten Januari 1662 op Tower Hill
onthoofd. Daarbg verdween de hertogstitel. —
Zgn kleinzoon WUUam Seymour trad in het
geheim in het huweigk met Arabtüa atuart,
eene bloedverwante van Koning Jaevbm J, en
moest deswege de vlucht nemen naar het bui-
tenland, terwtl^ igne gemalin in 1616 in den
Tower overleed. Niettemin betoonde hg zich
later een gverig voorstander van de zaak des
Konings, zoodat hg in 1640 tot markies van
Mèrtfard verheven en in 1660 na de restau-
r^e van Kard II met den titel van hertog
va» Somênti begiftigd werd. Hg overleed den
24sten October 1660. — OkairUs Seynumr,
zevende hertog van Somertd^ geboren den
12den Augustus 1662, vervulde onder Kard
II, Willem III, Anna en Georg I alseerste
pair des Bgks eene belangrgke rol en droeg
met zgne gemalin, de erfgename van het Huis
J?êre^f niet weinig bg tot den val van MoH-
honvffk, werd lord-opperkamerheer en over-
leed den 2den December 1748. — Na den
dood van zgn eenigen zoon Al^emon^ die
geene kinderen naliet, ging de hertogeigke
616
SOMEBS£T-SttlUi£BIKG.
titel OTer op JBdward Stjfwumrf die den 16dem
December 1767 OTerleed. — Dient aobter-
kleinsoon JSdward Adoiphmi^ ISde hertog «o»
8omêrs0t en geboren den 20Bten December
1804, werd lid van het Parlement, in 1886
lord der schatkist, in 1889 secretaris van het
Indische departement en in 1841 onderstaata-
secretaris van Bionenlandsche Zaken. Voorts
was hy van 1869 tot 1860 minister van Ma-
rine, maar droeg geene voldoende worg voor
de vloot, xoodat hj) geene aitting kon nemen
in het Kabinet OladsUme. Hg overleed te
Londen den 28sten November 1886 en werd
opgevolgd door aOn broeder ArcMbaldy geboren
den dOsten December 1810.
Somerville (Mary), eene geleerde Engel-
sche schr0fster over wis- en sterrenkondige
onderwerpen, was de dochter van den vice-
admiraal Sir WiUiam Fairfax en aanschouwde
het levenslicht op den 26sten December 1780
te Jedbnrg in Boxbnrghshire. Zif werd bQ
Edinbnrgh opgevoed en trad in het haweiyk
met Sir Samitd Qrei^, die haar onderwas ^
in de wis- en natuurkundige wetenschappen.
Reeds in 1811 had sU onderscheidene weten-
schappelftke vraagstukken opgelost en in
1826 aond xQ een werk in het licht over het
magnetiseerend vermogen der aonnestralen.
Daarop volgden: „Mec^nism of the heavens
(1881)'', eene inleiding in de sterrenknade, —
en aOn the connexion of the physical scieaoea
(1846; 11de druk, 1869)'', haar hoofdwerk, dat
wegens degelijkheid van inhoud en helderheid
van stQl grooten b0val vond. lo 1886 werd
xQ lid van het. KoninklQk Genootschap van
Wetenschappen, en na het overladen van
haar eersten echtgenoot trad a)) in het hu-
weiyk met den geneesheer Wtüum SommviUs.
In 1838 vertrok sy ^^^ ^^^^ geain naar
Italië, waar zU in 1860 op nieuw weduwe
werd, en overleed te Kapels den 29sten
Kovember 1872. Van hare overige geschriften
noemen wQ: „Physical geographj (1848, 2
dln; 6de druk, 1870)", — „On the molecular
and mieroscopic science (1869, 2 dln)", — en
„Personal reoolleetions (1878)".
Somme (De), in de dagen der Oudheid
de 8ammra geheeten, eene rivier in het noor-
deiyk gedeelte van Frankryk, ontspringt b0
Pont- Somme, niet ver van St Quentin in het
departement Aisne, stroomt eerst auid-, dan
noordwestwaarts, bereikt het departement
Somme, wordt bQ Bray voor lüeine, by
Amiens voor groote schepen bevaarbaar en
valt na een loop van 246 Ned. myi beneden
St Valéry in het Kanaal (La Manche). Van
hare lyrivieren syn de Avre en de Celle de
voornaamste. Het Sommekanaal volgt groo-
tendeels haar oever; daarenboven heeft xy
door het Kanaal van St Quentin gemeenschap
met de Schelde en door het Crosatkaaaiü
met de Oise.
Het éUjKurtemênt Somme. gevormd uit de
landschappen Santerre, Amienais, Vimen,
Ponthieu, Vermandois en Marquenterre, alle
weleer tot Picardië behoorend, grenst in het
noorden aan Pas de Calais, in het noordwea-
ten aan Kord, in het oosten aan Aisne, in
het zuiden aan Oise, in het auidwesten aan
Seine-Inférieure en in het westen aan het
Kanaal (La Manche) en telt op nagenoeg 112 Q
geogr.myi omstreeks 661000 inwoners (1881).
Het behoort tot de vmohtbaarste i
ten van Noord Frankrykaivomt eene bnede,
aUeen by de kust aaadlge vlakte, die in de
9de eeuw nog bedolven was onder de aee, welke
er vruehtbaar slib achterliet. AUeee in het nid-
oosten ontmoet men er eenige bergen, uitioopeca
der Ardennen. Het wordt besproeid door de
Anthie, Marye, Somme en Bresle. Het JrümMJ'
is er vochtig en koel, maar in het algemeen
geaond. De landbouw bevindt er xieh op eeae
hooge trap van ontwikkeling en levert er
ve^ meer graan dan de bevolking noodig
heeft, vooral tarwe, — voorts gerst, rogse,
boekweit, aardappelen, groenten, hennep, Tlea,
koolaaad en suikerwortelen. Er w<Hrdt veel
turf gegraven, doch de veeteett is er betrek-
keiyk gering. Alleen het boech van Creey ia
het noordwesten des lands levert veel ho«t.
De nyverheld is er van veel belang, Toocai
de wol-, katoen-, vlas- en lydesi^niie^
wevery ; pok vervaardigt men er tapQteB,
kanten, allerlei yaeren voorwerpen,
terwyi leepaiederyen, kaarten-
fisbrieken, brandewynstokeryen ena. l
ontbreken. Van groot belang is er vo<»tB de
handel in de voorttoengselen des landa. DU
departement wordt doorsneden van deaNoer-
derspoorweg, die er onderscheidene aytakken
uitzendt, en tot de havenplaatsen behooren en
St Valery, Abbeville, Hoordre en Ootay.
M^ heeft er een lyceum, 2 geaeeatel|ke
colleges en 19 scholen van middelbaar oiider-
wya. Het departement is verdeeld in 6 mmmr
dissementen en heeft Amiens tot hooMatad.
Sommeiller (Qermano), e^verdieeateqpc
ingenieur, geboren in 1816 te St Jevire in
Fancignj (Savoye), beaocht de polytechniadie
school te Turyn en deed reizen in FraakrVk,.
Duitschland en Engeland. Na zyn teregkeer
gaf hy eene brochure in het licht over het
doorboren der Alpenketen, maar de aanlegt
van den door hem ontworpen Mont-Oeaia-
tunnel kwam eerst 20 Jaar daarna «mderayne
medewerking tot stand. Die aanleg werd be-
gonnen in 1866 en in 1870 voltooid. SwÊmmUtr
bedacht daarvoor boormachines, wtike door
samengeperste lucht in beweging wordea ge-
bracht Daardoor mocht het hem gehikken,
dien tunnel in den tyd vanlSJaarteboawen.
Hy overleed den Uden Juli 1871 in afne
geboorteplaats.
Sommerfeld, eene stad in het distriet
Krossen van het Pruisische gonvemaBent
Frankfort aan de Odw, ligt aan de Lubi»
en aan een paar spoorweg^nen en bestaat
uit de stad en 2 voorsteden. Er aQn ruim
11000 inwoners (1886) en de ny verheid bloeit
er ongemeen.
Sommering (Samuël Thomas von), een
uitstekend geneeskundige, geboren den 28Btea
Januari 1766 te Thom, studeerde te QOt-
tingen, werd in 1778 hoogleeraar in de ont-
leedkunde te Caasel, in 1784 te Maina, vestigde
zich in 1798 als practiseerend geneesheer te
Frankfort aan de Main, werd in 1804 lid
van de Académie van Wetenschappen te
Mttnchen, zag zich in 1806 benoemd tot
lyfarts des Konings, vervolgens tot geheim-
raad en word eindeiyk in den adelstand
opgenomen. In 1820 keerde hy naar Frank-
fort terug en overleed aldaar den 2den Maart
1880. Zyne nasporingen over de
SOMMBBma—SONDRIO.
61T
en Benawen, de tiiitiiigen, bet fDetaa» den
boaw der lonfen em. bezorgden bem eene
plaato bQ de eento ontleedknndigen nui
DottMibUnd. Van i||ne geeebriften Termelden
wf|: „Yom Him- and Bftckenmarek (1788,
2de drok, 1798)*'
.Vom Ban des memebU-
cben KOrpers (1791—1796, 6 dln; 8de dnik«
1889—1846, 8 dln)", — „De corporb bammni
fbbrioa (1794—1801, 6 dln)'', — „De morbis
▼asoram abeorbentlnm oorporis bnmani (1796)",
— „Tabnla soeleti feminlni (1798)", — „AbbU-
dnngen des menaeblleben Anges (1^1)*'» —
„Al^dongen des menacblieben HQrorgans
(1806)", — „Abbildnagen des menacblieben
OrgMiB des Oescbmadu nnd der Stimme
(1806)", — en „Abbildnngen desmenBoblicben
Organs des Gemcbs (1809)".
«nmtmmVmligninfij lie SHaapwandêlaan.
Sommui was bQ de Bomeinen, erenals
Sgfnot bg de Grieken, een loon van den
Nacbt, een tweelingbroeder van den Dood
en de Qod van den Slaap, aan wiens welwil-
lend gesag Goden en meoscben onderworpen
x)tn. Hg woont in de Onderwereld of aan den
nitgang van deae, aan den westelQken soom
der Aarde. In de gedicbten van f om^riM loekt
Mtra (Jnno) bem op bet eiland Lemnos,
docb niet altüd bield bg aldaar st|n yerbigf.
Volgens Ooidims bevindt a0ne woning licb
bg de Cümmeriërs, en wel in eene grot, waar
geen soanestraal doordringt, geen levend
weMn siob vertoont en slecbts de maankop
en dergeigke gewassen groeien. Hier rost bg
op eene legerstade van ebbenbont, omgeven
door ]4|ne kinderen, de talrgke Droomgoden.
Tot sgne attribaten bebooren een staf, een
maankop en een boom, metbenisap gevold.
De Kunst stelt bem op dergeigke wgse voor
als den Dood, nameigk als een rgiig jongeling
of als een genios met omgekeerd^i CEikkel.
Somogy of /SVnm^, een comitaat in Hon-
garge tnssob^ het Plattenmeer en de Drave,
telt op 129 Vs D geogr. mgi omstreeks 800 000
inwoners, meestal tfagyaren en B. Katholieken.
Het Und behoort tot de Pannoniscbe benvel-
streek en wordt door ondersobeidene rivieren
besiuroeid. Fraaie vlakten wisselen er af met
donkere wonden, sacht glooiende benvelsmet
vmobtbare dalen en tevens met nitgestrekte
moerassen. De bodem levert er een overvloed
van landbonwprodncten ; de hoofdplaats is
KaposvAr.
Sonate is oorspronkeigk de algemeene
naam van eene muzikale compositie voor in-
strumenten, terwgi men daarentegen die voor
den lang met den naam van eamiate bestem-
pelde, ükter onderscheidde men kamersoaaten
en kerkeigke sonaten, terwgi men den naam
van sonate ook gaf aan eene inleidende com-
positie. Tegenwoordig echter geeft men dien
aan eene compositie voor soloinstrumenten:
doch eerst PÜ. F. en J. C. Baék en vooral
Smgdim verleenden aan de sonate een bepaalden
vorm. Op de door ben gelegde grondslagen
werd voortgebouwd door MoêoHy öUmenHy
Wéber^ admbmrt^ JHêndeUêokm, Seèmmaum ^
vele anderen. Aan eene kleine sonate, gewoon-
igk uit sleehts 2 of 3 maten bestaande, geeft
men den naam van sonaimê,
Sonohns, aie MeOedkid.
Bond (De) of Omrmundf eene zeeëngte
tuflseben het Deenscbe eiland Seeland en bet
Zweedsebe landschap Schonen, tevens eene
verbindingsstraat tnsseben de Noord- en Oost-
lee, beeft eene lengte van 67 Ned. mgi en
op de smalste plek, tusschen Helsingborg en
Helsingör (Elseneur), eene breedte van om«
streeks 4 Ned. mgi, en wordt door de Deen-
scbe vesting Kronenburg op Seeland bestreken.
Van ouds hief Denemarken bg HelsingOr
van alle voorbgvarende schepen een tol, Soiuh
tol genaamd, waarvan de wettigheid door de
zeevarende Mogendheden was erkend. Slecbts
les Hansesteden, nameigk Lfibeck, Hamburg,
Bostock, Stralsnnd, Wismar en SOneberg,
benevens Stettin, Kolberg en Kammin, warei^
vrg van tol, en aan eenige Staten, nameigk
Zweden, Nederland euFrankrgk, was vermin-
dering toegestaan. De Sondtol leverde in 1853-
aan de Deensche schatkist een bedrag van
ruim 27) mUlioen speoledaalders. Nadat de
Yereenigde Staten in 1856 hun verdrag met
Denemarken hadden opgeaegd en daaibg de
verklaring a^egd, dat i4| voortaan den Sond-
tol niet langer wilden betalen, kwam in 1866-
te Kopenhagen eene conferentie bgeen van ge-
volmachtigden uit bgna alle Europeesebe Sta-
ten, door welken op den Isten April 1867
tegen eene scbadeloosstelliDg van nagenoeg
80 Vs millioen Deensche daalders de Sondtol
werd afgeschafL
Sonde (specillum) is de naam van ee»
heelkundig werktuig, nameigk van een dun,
rond metalen (staal, zilver, lood, goud, pla-
tina enz.) staaQe, ter lengte van 12—28 Ned.
duhn, aan het uit^de aiii:erond, met een
knopje of met een oog voorzien. Ditwerktaicr
dient tot bet onderzoeken (peilen) van won-
den, gezwellen enz., tot het inbrengen van
plukseldraad (charpie) en ook wel tot gelei-
der voor sngdende instrumenten, in welk
geval het van eene sleuf voorzien is en den.
naam van sleuAonde draagt
Sonderbtmd, zie ZwUêerUmd.
Sonderahansen, de hoofd en residentie-
stad van het vorstendom Schwaraburg Sonders-
hausen, aan den spoorweg van Nordbausen
naar Erf art, aan de Wipper ^ aan den mond
der Bebra gelegen, verheft zich in een be-
vallig oord, is de zetel van bet ministerie,,
heeft een paar rechtbanken, een aanzienigk
kasteel met oudheden en een kabinet voor
natnnrigke historie, benevens een fraai park^
8 kerken, een gymnasium, eene reaalsohool
van d^ tweeden rang, eene kweekschool
van onderwgzers, eene technische school,
een ziekenhuis, een tuighuis, een schouwburg,
eenige fobrieken, een gamizoeh en bgna 6 000*
inwoners.
Sondrio, eene Italiaansche provincie in.
het noorden van Lombardge. omvat groeten-
deehi het tot aan 1797 tot Graawbunderlanclr
behoorende Valtellino, grenst aan Zwitnrland,.
Tyrol en de provinciën Breseia, Bergamo en
Como, en telt op 69 Q geogr. mgi ruim
111000 inwoners. Het land is er ovMl met
vertakkingen der Alpen bedekt en de Adda.
kronkelt er doorheen. Men kan er in het
westen over den Splflgen en in het oosten>
over het StilAer Joch het gebergte oversehrg-
den; ook heeft men er de uiteinden der wegene
over den Septimer en den Bemina. De grond>
is er zeer vruchtbaar en levert goede soorten
van wgn, graan,ooft, zuideigke vn^ten,!
618
SONDBIO--SONOBA.
Jes ens. Ook delft men er tfier, lood en «ndere
meUlen. Tot de TooraaMntte be^?ra behooren
er: cto landbouw, de veefokkeró en desQ^^
teelt , en tot de overige takken Tan nQfer-
held : de i^de- en katoenspinnerg , de gaer-
gieterV en de UerbroawerQ , Tergeield van
een tovendigen handel. Van Teel belang toot
dit gewest tStn Toortreffelilke minerale bron-
nen, vooral die Tan Bormio. — De OTenaoo
genoemde koofiiiad^ Bchilderaohtlg gelegen aan
den ingang Tan den Val Malenoo, aan de
Adda en aan den mond der Malero , is de
■etel Tan de prefeetnnr en Tan eene rechtbank;
men heeft er een Koninkigk lyceum, een
gTmnarium , eene techniache school, een insti-
tuut Tan nÜTerheid, eene stedeigke bibliotheek,
een seminarium, een korenmagaa0n, een groot
aiekenhuis, een firaaien schouwburg, bouw-
Tallen Tan een kasteel en nagenoeg 7000 In-
woners (1881).
Sonet of hUakdiekt is de naam Tan een
klein gedicht Tan bepaalden Torm. Het bestaat
uit 14 Jambische regdls, Tan welke de eerste
8 en de laatste les met elkander ritmen, en wel
lóo, dat de eerste 8, in 2 coupletten elk
Tan 4 regels Terdeeld, slechts 2 Tcrsohillende
eindrllmen hebben, soodat de regels 1, 4, &
8 en 2, 8, 6, 7 met elkander rQmen, terwtfl
de laatste 6 , in coupletten Tan 3 regels ge-
splitst, 2 of 3 eindrllmen kunnen hebben.
DaarenboTen moeten de gedachten, in het
«onet opgenomen , b|t den aauTang Tan elk
nienw couplet eene nieuwe wending erlangen.
Dese dichtsoort, in ProTence ontstaan, kreeg
in het midden Tan de 18de eeuw het bur-
gerrecht in de Italiaansohe po6i|i; 10 ontTing
haar regelmatigen Torm Tan lira CMttonê
vam ArexMo en hare hoogste Tolkomenheid
Tan IkmU en Fêtra/rea, Ook werd lU met
goed gCTOlg beoefend door CSmumEm , — Toorts
in Engeland door Shaiupere en in ons Vader-
land door Sooft^ — Wyders in laterea tgd
Tooral in Dnitschland door SekU^a , Göikej
JtMekmrt^ P/o^m, (Xkamiiw^ Ombd eni., —
en in den laatsten tyd in ons Vaderland door
Farkf Sélèmê Swarik en J. WiakUr J^rimt.Uen
geeft den naam Tan Soneüênkram aan eene
reeks Tan 14 sonetten, Tan welke de geiamen-
lyke begin- of eindregels een 16de sonet Tormen.
Sonklar, edele yon ImiBtatten (Karl),
een üretïg Alpenrelsiger, geboren den 2den
December 1816 te Weidskirchen in de Militaire
Qrenien , werd in 1839 officier in een Oosten-
rliksch regiment infanterie, was Tan 1848 tot
1867 onderwHaer Tan Aartshertog Lmdwi^
VietoT. Tan 1857 tot 1873 professor aan de Mili-
taire Académie te Wiener Neustadt en werd in
1873 gepensioneerd met den rang Tan generaal-
mi^oor. Hg schreef: „Allgemeine Orographie
oder Lehre Ton der Beliefformen der Erdober-
flaohe (1878)'*, — „Beiseskixsen aus den Alpen
«nd Karpathen (1867)*\ — „Die Gebirgsgruppe
der Hohen-Tauem (1866)*', — en „DieZlller-
thaler Alpen (1877)'*. Hg oTcrleed te Innsbruck
den lOden Januari 1885.
Soiüienb6rg,eene arrondissementshoof dstad
in het hertogdom Saksen-Meiningen, OTer eene
lengte Tan 3/4de uur gaans ingesloten tusschen
beigen aan de snidi^ide Tan het Thttringer
Wond, ligt aan den spoorweg Tan Coburg,
is de letel' Tan eene arrondissementsrechtbank
•en heeft eene fraaie, nieuwe kerk in spits-
boogstgi, eene hoogere burgerschool, een ge-
sticht Toor kranken en OBMtreeks 10006 inwo-
ners. Deae stad is Termaard als het middenp— t
Tan onderscheldeae nabggelegene thbriekpbmt-
sen, die met de stad leWe „Sonseaberger
speelgoed (Tan hout en papier maehé)'*, ci^*f
porselein ena. Jaarigks ter waarde tbu S hü-
lioen gulden in den handel breages. Yoocli
TerTaardigt men er Terfiitoflén, leiao, grif-
fels ens. — Het èkêriet Tan dien nnaas, mtk
43000 inwoners (1880) op ruim 6 Q geogr.
mgi, strekt sich uit over de luideigke h^ltag
Tan het Thflringerwond. Van de hoornen, aldaar
gOT^d, worden vele langs de Bfn en de
Maln naar Nederland TerToerd. Zg dragea den
eigenaardigen naam Tan ^HoUIndfii atsinniir.
SonnenfëlB (Joeeph, rgksTrgheer Toa),
een Terdiensteigk schrgTer, geborea tn Hl-
kolsburg in MoraTiS in 1733 , werd bfl de
Plaristen opgOToed, trad daarna in krBgsdioast,
studeerde TorTolgens in de rechten aa lagde
sich toTens met gTor toe op het Hebraenwwh.
Hg trad Toorts als schrgTor op, en daaraSae
Toortbrengselen met bgTal werden oatraagea,
wgdde hg aich uitsluitend aan de lettorkaads
en werd in 1796 leeraar in de staatswetaaaohap-
pen aan de uniTersiteit te Weenen. Zyae ftf-
moedigheid beiorgde hem Tele Tgandèa, nnar
hg liet aich daardoor geensrins afeohrikkea.
Beeds Tóor het optreden Tan JtéooarM kad hf
door xgn geschrift: „Ueber Abaehaffnag 4er
Tortur (1776)" bewerkt, dat de foltering in
de Oostenrgksche Staten Terdween. Ia apgt
Tan de aanslagen zgner tegenstanders baaoaaB-
de Keiaerin Maria Tiarwta hem tot raadslieer,
in 1779 tot Hofraad in werkeigken dienst b|
de geheime Boheemsche en OostenrOkaohe
Hof kanselarg , en Keixer Fram II Teriiief hem
tot Bgksvrgheer. Hg overieed den 26slen Aptfl
1817. Zgne gesamenigke werken , ia 178S—
1787 in 10 doelen uitgegeTon , getotgaa tsb
■gn helder Terstand en boTonal Tan ^a edsl
gemoed. DaarenboTen heeft hg in het stsmfraeht,
de politie en het financieel beheer vrgrigia-
gen gebracht, die hem een onTcrgankeigkea
roem waarborgen.
Sonnensohein (Frans Leopold), eea Ter^
diensteigk scheikundige, geboren dea ISdea
Juli 1817 te Keulen , legde aich toe op de
pharmacie, Tortrok naar Berign , stiohite er
een laboratorium en Terbond aich aset eea
arts, om andere apothekera Toor te bereiésa
Toor het staatsexamen. ToTons studeerde k|
er in de scheikunde en Testigde er aidi in
1862 aUpriTaatdocent Hg bepaalde aich hooid-
xakeigk hg de analytisohe chemie ea hare
toepassing op de industrie. Vele teehaisAe
ondernemingen sgn aan hem hare goede aü-
komsten Torschuldigd. Hg OTorleed i'
leeraar aan de uniTersUeit te Berign den !
Februari 1879. Van agne geschiMen Termd-
den wg: „Anleitung zur chemisshea Aaaljse
(1862; 3de druk, 1868)", — „Anlettun^ nv
quantitatlTen chemischen Analyse (1864)", —
„Handbuch der gerichtUhen chemie (1869)",
— en „Handbnch der analytJsehea cbesye
(1870—1871 , 2 dln)".
Sonora, de noordwesteigkste Staat Taa
de republiek Mexico, ligt aan de (Mf Taa
Oalifomië en heeft eene opperTlakleTaa 3716
D geogr. mgi. De kust is sterk ingesdMird
en het binnenland eene hoogTlakte mei aaa-
SONORA- SONTAQ.
619
xienltlke toppen (Siërra tfadre, SiSna del Pico
ens.) en ülrt|ke rivieren (Bio del Foerte,
Msyo , Taqni , Sonora , San Ignacio ens.). De
l^rond is er over het geheel leer Tmohtbaar,
maar nog weinig bebonwd, het klimaat warm
en, behalve aan de kost, seer gezond. De
▼oomaamste Toorthrengselen iQn er graan ,
penlvrnehten , ooft, caetnaplanten , katoen,
runderen, firaaie mnüdieren, eiels, schapen
en veel wild. Ook is er veel visch en het
gebergte bevat er een groeten rQkdom van
metalen, inionderheid goud, lilver, koper en
lood. In 1882 telde men er bUna 144000
zielen j onder welken zieh 70000 Indianen en
Klenrüngen bevonden, die intnaeohen meeren-
ëeels den Christeiyken godsdienst hebben om-
helsd. De nQverheid bepaalt er zich hoofdsa-
kelük tot het weven van katoenen stoffen.
Bandel wordt er alleen aan de kost gedreven.
De hoofdstad is Ures , aan de Bio Sonora ,
met 7000 inwoners, en de voornaamste han-
delshaven Goaymas. — Sonora werd in 1696
ontdekt en behoorde aanvankeiyk tot het
Spaansche onderkoningrSk Nienw-Spai^e. In
1820 werd van z||ne snideltike helft de Staat
Cini^oa gevormd.
Sonoy (Diederik), een dapper, doeh wreed
krtlgsman, geboren omstreeks het Jaar 1629 in
het land van Cleef , diende in zSoe Jeugd, als
edelman van MtunmüiaoM va» Bimryandië^ den
Koning en den Keizer, doch trad toe tot het Ver-
bond der Edelen en werd een Qveraar voor de
zaak des Vaderlands, zoodat Alva het hênr on-
nis over hem oitsprak. Hj| behaalde de eerste
overwinning ter zee op de vloot van ITmAmmmi
aan de £ems in Juli 1668. Htf onderhield
eene vertroaweiyke briefwisseling met Prins
WUUm fMH Oramfêf zag zich door dezen be-
last met eene zendïng naar Denemarken en
werd in 1672 , als goavernear van Noord- Hol-
land, te Enkhnizen met blQdschap en vertrou-
wen ontvangen, waarna Hoorn, Medemblik
enz. zich aan zyn gezag onderwierpen. Door
zyn invloed koos Haarlem de zQde van den
Prins , en h0 strekte zQne veroveringen nit
tot in OverUsel , terw||l hQ tevens pingen
aanwendde , om Friesland aan de Spanjaarden
te ontmkken. Gedurende het beleg van Haar-
lem liet hy niets onbeproefd om deze stad te
ontzetten , maar vond groeten tegenstand in
de kleinmoedigheid van zyn volk. In 1676
veroverde h0 het Bamdegat en deed er eene
schans opwerpen, beschermde Noord-Holkind,
ondersteunde de jannen van SntêMi om Fries-
land aan te tasten , bezette voorts Beverwfk
en Sparendam en opende alzoo den weg tot
bevryding van Haarlem en Amsterdam. In
1678 veroverde hy Kampen, daarna Deventer
en genoot gedurende den oorlog in Orerysel,
Friesland en de Groninger Ommelanden het
volle vertrouwen, zoodat zonder zyn raad
niets door Graaf Jm» va» Ifasêo» en .Smmmm-
hefif besloten werd. Hy voorzag den afval van
laatstgenoemde en zocht het nadeel daarvan
zooveel mogeiyk te verminderen. Met yver
was hy voorts in Groningen en Friesland
werkzaam, om de krygstuoht te herstellenen
de sterkten van het noodige te voorzien. Hy
ondersteunde Korriis met kracht tot ontzet
van het door Bm»ê»ber^ belegerde Steenwyk
en keerde na den dood van laatstgenoemde
naar Enkhnizen terug. In 1688 verydelde hy
een aanslag op die stad, bezette Harderw^k
en de Overyselsche steden langs deZnidenee
en beveiligde Kampen voor oproer. Na den
dood van Prins WüUm I was hy een trouw
vriend van Imemter , zoodat hy weigerde den
eed van trouw af te leggen aan Prins MamrUt.
Daardoor w^te hy het misnoegen dw Staten,
en .HoA«i2o beschuldigde hem van verschillende
misdryven, doeh Smüjf verantwoordde zich in
een gedrukt grachrift (1688). Op nieuw werd
hy naar *s Gravenhage ontboden, maar hy
achtte zich diar niet veilig en versterkte zyn
krygsvolk. Nu sloeg Mamriiê het beleg vdor
Medemblik, maar Lêkater deed aMand van
zyn gezag, waarna Sono^f, van zyn eed aan
dezen ontslagen, zich vereenigde met den
Prins. Hy ^tvlng weldra zyn ontslag en 6
Jaar later een pensioen van 1000 gulden,
waarop hy zich naar Engeland begaf, later
naar Norden in Oost- Friesland trok (1698) en
eindeiyk zich vestigde op het slot Dyksterhuis
b| Pietersburen in de Ommelanden, waar hy
den 2den Juni 1697 overleed. Nog in het
laatst der voorgaande eeuw bezat Q. Aïbêria
het (Jeuzennaple van 8o»o$.
Sonstral (Johannes Hendrik), een Neder-
landsoh letterkundige, geboren te Amsterdam
den 29sten April 1800, studeerde aan het
athenaeum van zyne geboortestad, werd in
1822 proponent by het Hersteld-Lutherseh
Kerkgenootschap , zag zich in 1827 geplaatst
by de nieuwe gemeente aan den Helder en
overleed aldaar den S6sten Maart 1872. Behalve
eene menigte bydragen in JaarboelOes en
tydschriften leverde hy een aantal leerredenen
en godgeleerde werken, en bovendien: »Qre-
goor VII of de stryd tossohen Kerk en Staat
(1888, 2 dln)*\ — „Losse bladen uit de Jaar-
boeken van het GkHlsbestuur (1860-1862, 2
dln)", — „De verlossing van Nederland in
verband met den vryheidsstryd der volken
van Europa in 1814 tot 1816 (1863, met
Lummdy\ — „Jaarboeken van het Gk>dsbe-
stuur, algemeene geschiedenis van de seh^-
ping der aarde tot op onzen tyd (1867 —1870,
4 dln)'*, — en „De oorlog van 1870, de aan-
vang van het Godsgerioht (1871)*'.
Sontag (Henriette), gravin Jtom, eene
der meest gevierde Duitsche zangeressen, ge-
boren den 8den Januari 1806 te Coblenz,
behoorde tcft eene fismilie van tooneelkunsle-
naars, ontving eene muzikale opleiding aan
het conservatorium te Praag, debuteerde op
haar 19de Jaar met uitstekend gevolg als
„Prinses** in „Jean de Paris*', vertrok daarop
met hare moeder naar Weenen, waar zy
werkzaam was aan de Duitsche en Italiaan-
sche opera, verbond zich in 1824 aan den
nieuwen Königst&dter schouwburg te Beriyn
en zag zich kort daarna benoemd tot Hof- en
kamerzangeres. Twee Jaar daarna volbracht zy
haar eersten tocht naar Parys, waar zy eene
onbeschf^feiyke geestdrift wekte, en in 1827
aanvaardde zy er een tweejarig engagement.
Nadat zy in 1828 zich in het geheim in het
huweiyk begeven had met Graaf Oairlo Soêsi,
gezant van Sardinië te Beriyn, trad zy
alleen op als concertzangeres, bezocht Peters-
burg en Moskon en reisde over Hamburg
terug naar Beriyn , waar eerlang haar hu-
weiyk openiyk afgekondigd wesd. Aanzien-
lyke geldeiyke verliezen noodzaakten haar in
620
SONTAG-SOPBIA.
1849 naar bet tooneel tenig te keeren , en
hare betooverende be?aUiglie!d en de ony«raa-
derde Msehlieid vaa hare item beiorgdea haar
OTeral op nieuw nHbnndigen bflTaL In 1868
ondernam xQ eene konitreis naar Amerika en
schitterde ook hier met bare uitstekende
gaven , maar oTerieed te Mexico aan de ob<Uera
op den 17den Jnli 1854. Haar itoilél0k over-
Mhot werd in het klooster Marienthal bQ
Ostritz bggeiet In haar bloeitVd paarde
SmriêUê Somioff aan de uiterste luiTcrfaeid,
helderheid en buigiaamheid van stem eene
yolkomene heersehappO OTcr dit orgaan en
eene uitnemende voordracht Zif schokte niel
door volheid en kracht, maar wist met roe-
rende eenvoudigheid en met volkomene arti-
culatie de luiverste tonen der fluit te doen
hooren. Vooral muntte aU uit op het gebied
van gevoel en vroolDke scherts. Tot hare hoofd-
rollen behoorden: „Bosine*' in den ,,Barbier'',
— „Helene'* in de „Donna del Lago*\ —
„Euiyanthe", — en „Carolina" in „Matrl-
monio segreto**.
Soort, sie SMsd.
Soortelijk gewicht, lie B^wiM.
Sophia of Sofia (in het Boelgaarsch Sre-
Mti\ eene stad in het vroegere Turksehe
Olaleet Adrianopel, aan den groeten weg van
Gonstantinopel, naar Belgrado en aan de Bo-
gana, eene s0rivier van de Ister, verheft licb
uit eene fraaie vlakte, tusschen Balkan en
Wi-o^i, 620 Ked. el boven de oppervlakte
der lee. Zfi is het vereenigingspunt van tal-
rgke wegen, telde voor 1878 omstreeks 18 000
inwoners (5 500 Turken, 6 500 Boelgaren, 5 000
Israfilieten en 100 Zigeuners), welk cQfer in
1881 reeds tot 20541 was geklommen, is de
letel van een Qriekschen aartsbisBchop, van
een B. Katholieken bisschop en van eene
rechtbank, en besit onderscheidene moskeeén,
ChristelOke kerken en kloosters, groote ma-
gaiQnen, fiibrieken en eenige vestingwerken.
Het merkwaardigste gebouw is er het groote
Bad by de moskee Ba^i Ihijamisi met warme
bronnen. De stad veiheft lich op de plaats
van het oude Ulpla Serdica in Opper MoesiCL
viel in 1882 in de handen der Turken, werd
den 8den Januari 1878 door de Bussen onder
QimTeo beset, voorts by den Vrede van San
Stefimo (8 Maart) bQ het lelfstandig vorsten-
dom Boelgarye gevoegd, *t geen door het Ver-
drag van BerlQn (18 Juli) bevestigd werd, en
is thans de hoofdstad van dat vorstendom.
De Bussische soldaten hebben er in 1878 ge-
weldige verwoestingen aangericht, waarna
vooral de Mohammedanen in groeten getale
de stad hebben verlaten. Later evenwel heeft
dese sich voorspoedig ontwikkeld, soodat het
aantal inwoners er gestadig toeneemt
Sophia. Onder deien naam vermelden wQ
eenige Fbr«^»Mi, te weten:
Sc^hia Alexejewnay eene Bussische groot»
vorstin, geboren den 5den September 1657. Zy
was eene dochter van Csaar AUxei Mtckaëlo-
wUp uit sUn eerste huweiyk met Maria
MXUuiaufêka en alsoo eene halfsnster van Peiêr
de Qroate en eene volle zuster van Csaar
Iwmu. Haar naam is berucht in de Bussische ge-
schiedenis wegens hare talryke listen, lagen en
samenaweringen tegen Ptter de BrooU, Deae
deed haar eindeiyk in 1689 in een klooster op-
sluiten, waar sy den 8den Juni 1704 overleed.
SapUa JhTütkea, prinses mhi Ahldm^ ge-
boren den 15den September 1666 en de ee»ige
dochter en allodiale erfjsename vaa WUUm
tam Brmmew^h-LünamrgOdU. In 1682 trad if
in het hnwelfk met den Erfjprins Oaofy Lede-
wijk van Hannover (later als Chor^ I keaiag
van Engeland). Hoewel aV loowel doorgaven
van geest als door schoonheid van liehaaa
uitmuntte, was sy niet in staat, haar goasaal
duursaam aan zich te verbinden. Nadat i|
hem een soon (later Qeorg II) en eene dokter
{SofMa Darotiea, later de gemaliD van .FH*-
dridk Wühdm /, koning van iVmws) ge-
schonken had, ondervond sy niet alloeB van
hem eene ruwe bejegening, maar was ook Idool-
gesteld aan de gehdme vervolgingen van ^|ne
bysit, de Gravin «on Plate». (fraaf Bküif
Chruicph wm Kömgemarh^ de broeder van
Gravin Amrwra wm KfHtigêmairh en generaal
in Saksischen dienst, door innig medelfden
met de rampsalige Vorstin bewogen, wist
haar vertrouwen te winnen en deed haar het
voorstel om te vluchten. Toen hy eveawel op
een avond (1 Juli 1694), door een bri^fe van
de Gravin ocmi FlaUm naar de vertrekken van
Sophia Dorotkea gelokt, deie verliet, weid
hy in den gang door betaalde moordeaaaain
tegenwoordigheid van den Keorvorst omige-
bracht, syn lyk in een voorvertrek verborgen
en de Prinses in hechtenis genomen. Hoewel
het nauwkeurigst onderzoek by haar geoner lei
schuld kon ontdoken, deed haar gemaal nsg
in datselfde Jaar de scheiding uitspreken ea
verbande haar naar het kasteel Ahlden, waar
sy na eene 82-Jarige gevangenschap den ladea
November 1726 overleed. Met waardigheid
droeg sy haar ongelukkig lot en bleef tot het
laatst toe hare onschuld betuigen.
Sopkia Charloita, koningin van Proteee,
bygenaamd „de „Wysgeerige", geboren den
20sten October 1668 op het kasteel Iborg by
Osnabrttck. Zy was de dochter van Hertog
(later Keurvorst) JBnut At^uei van Hannover
en van de schoone en begaafde Pfislagravia
Sopkia (eene dochter van Frederik V en vaa
de Engelsche Prinses JElkaie^die de Kroos
van GrootBritaAje aan het Huis Bammmet
bezorgde) en woonde gemlmen tyd bQ haie
tante, de beroemde PAilagravin JSifMbék
Okarioiiaj waar zy niet alleen haar knnsl-
smaak ontwikkeld, maar ook door omgaag
met Leibmie hare aandacht op wQ^ee-
rige onderwerpen vestigde. Zy trad in 1684
in het hnweiyk met den Keurprins JVadfrü
vaa Braadmihwrg (later Koning Fredmik Xvan
Pruisen), schonk hem slechts éen zoon (later
Koning Friednok WilkOm i), leefde aan het
weelderig Hof van haar gemaal slechts vosr
de bevordering van kunsten wetenschap, riep
LeiMe naar Beriyn en deed het kasteel
CSkarlotienhwrsi verryzen, waar zy hare eigene
Hofhouding had. 2Sy overleed te Hannover dea
Isten Februari 1705.
Sopkia Dorotkea, de dochter van de voor-
laatste en de nicht van de voorgaande. Z|
werd geboren in 1687, trad in November
1706 in het huweiyk met Friedridk WUk^m,
kroonprins van Pruisen, s^onk hem eenige
zonen, van welke de derde als Fnderik de
CHroote een beroemden naam verwierf in de
geschiedenis, helde sterk over tot eene nau-
were aansluiting aan Engeland, kwaas daar-
SOPHIA-SÓPHOCLES.
621
door in botsing met haar Oostenryiuohgezin-
den gemaal, die baar met ruwheid behandelde,
▼estigde sich na den dood van desen op het
kasteel Mon Btf on te Beriyn en OTerleed aldaar
den 27Bten Jali 1757.
Sophia^ aartshertogin yan Oostenrjjk, ge-
boren den 278ten Januari 1805. Zif was de
dochter van den overleden Koning MaanmiUaan
I van Beieren en tweelingsuster van Maria^
koningin van Saksen, trad in 1824 in het
buwe^k met Aartshertog Frcma Kard van
Oostenrijk en overleed den 28sten Mei 1872.
Zy was de moeder van den tegenwoordigen
Keizer van OostenrQk en de begunstiger
der ttltramontanen.
Sqphia ^ederika MathUda^ koningin der
Nederlanden, geboren den 17den Juni 1818.
Zij was eene dochter vap wyien Willem I,
koning van Wttrtemberg en van diens tweede
gemaUn CdMorMA Fawlovma (eene dochter
van Csaar Faid I van Rusland). Zy ontving
eene uitmuntende opvoeding, wQdde zich met
uitstekend gevolg aan de beoefening der let-
teren, zoodat z]j zich met groot gemak in de
meeste Europeesohe talen wist uit te drukken
en Alexander von MumbMi haar de meest ont-
wikkelde der Europeesche Vorstinnen noemde,
en trad op den 18den Juni 1839 inhethuwe-
lyk met den Kroonprins der Nederlanden (later
Koning WUlem III). Het Huis in *t Bosch te
's Gravenhage was haar gewoon zomerverblijf;
en zoowel de vermaardste Nederlandsche let-
terkundigen als de beroemdste geleerden uit
het buitenland vonden er een gastvrij onthaal,
terw01 z]j tevens door hare weldadigheid ge-
tuigenis gaf van een edel hart. Z0 overleed
te *s Gravenhage, door velen diep betreurd,
op den 3den Juni 1877.
Sophiakerk (De), éen der merkwaar-
digste gebouwen van Constantinopel, is haar
naam verschuldigd aan eene kerk, door Keizer
ConsioHtifn ter eere van de goddelijke wijs-
heid iffo^iu) gebouwd. Deze werd later ver-
groot en verfraaid, maar in 532 door de
vlammen vernield. Dit schonk aan den pracht-
Üevenden Keizer Jmtiniawus gelegenheid, om
een nieuwen, grootschen tempel te stichten,
waarmede hy de vermaardste bouwmeesters
van dien tyd belastte. Anikemiiti va» TralUi
was de ontwerper van het plan en werd in
de uitvoering bygestaan door IHdonu van
MUete. Beeds in 537 was de kerk in den
vorm van een Grieksch kruis met een op 4
kolommen rustenden koepel in Byzantynschen
styi voltooid. lu 548 evenwel deed eene aard-
beving dien koepel instorten. Deze echter
werd weder opgel>ouwd door Isidanu in den-
zelfden styi, maar 7 Ned. el hooger. Hy gaf
daaraan voorts in plaats van de vroegere luüf
bolvormige eene half ellipsvormige gedaante,
zoodat het gewelf lager werd, plaatste tus-
schen de groote kolommen in het noorden en
zuiden aan elke zyde 40 zuilen van graniet,
verbond deze door l>ogen, en deed hierop
een muur verryzen, waarop hy 6 kortere
zuilen plaatste. Deze staan in verband met
de l>ovenveTdieping, waar zich naar Gostersche
wyze de afzonderiyke zitplaatsen der vrouwen
bevinden. De welving van den koepel is zoo
flauw, dat de loodrechte hoogte zyner holte
slechts het zesde gedeelte van de lengte der
middeliyn (ruim 32 Ned. el) bedraagt In het
midden echter verheft zioh de koepel ruim 50
Ned. el l>oven den vloer. De binnenzyde van
het gewelf, boven de 24 ramen, is met mo-
zaïek bedekt. Het gansche gebouw is van
gebakken steen opgetrokken, maar van boven
geheel met marmer bekleed, terwyi de vloer
l)elegd is met een mozaïek van porfier en verd-
antico. De groote kolommen, die den koepel
dragen, bestaan uit teerlingblokken, door
yzeren banden verbonden. De rondloopende
gaandery is 17 Ned. el breed en versierd met
67 zuilen. De ruimte dezer kerk is 75 Ned.
el lang en 68 Ned. breed. Van buiten heeft
deze kerk echter geen iMvallig voorkomen. De
SophUkerk (Hagüt Sophia) werd in 1543 in
eene moskee veranderd, heeft na dien tyd
velerlei wyzigingen ondergaan en is in 1847
vernieuwd. Dit grootsche gebouw is in het
Nederlandsch in een gedicht van dr. Sekaq^mam
verheeriykt.
Sophisten of drogtêdtmaarê noemde men
in de dagen van JPériclsê en Sóoraiet eene
klasse van spitsvondige wysgeeren, die het
onderwys in de philosophie enkel beschouw-
den als een winstgevend l>edryf. De sopliistiek,
door Flato en ArUiótéln de kunst genoemd,
met verguizing van alle wetensclu4>peiyke
degeiykheid slechts den schyn van wetenschap
aannemende, ontwikkelde zich het eerst att
het streven, aan de denkbeelden en de taal
door buigzaamheid en behendigheid en ten
behoeve van staatkundige bedoelingen de meest
mogeiyke kracht by te zetten, niet zoozeer
om te overtuigen als wel om te overreden. Zy
vormt in de geschiedenis der wysbegeerte
een merkwaardig versehynsel, daar zy, alles
in twyfel trekkend en de vastheid eener
zedeiyke overtuiging door hunne drogredenen
schokkend, aan SócraUê en aan zyne volge-
lingen aanleiding gaven, tot de vraagstukken
der wetenschap dieper dan te voren door te
dringen. De sophisten waren meestal leermees-
ters der welsprekendheid, maar zy verlaagden
deze tot een vaardig pleiten voor en tegen
hetzelfde onderwerp of dezelfde stelling, waarby
zy gebruik maakten van allerlei kunstgrepen.
Ihuurdoor kwamen zy tot de ongerymdste ge-
volgtrekkingen, met den naam van «opAifMoto
I>e8tempeld. Tot de voornaamste sophisten be-
hoorden: Qofffiu9^ Froiofforasy Mippiat, Dra-
igmaokmsy CalUdes en OrUiat.
Sóphooles, de beroemdste treurq»dklich-
ter der Grieksche oudheid, gelioren in 496
voor Chr. op het gebied van Golonus in
Attica, was de zoon van den wapensmid
Sophüuif ontving eene zorgvuldige opvoeding
en bestuurde volgens de overlevering in 480
de rei van hen, die het feestgezang aanhieven
bU de trofeeën van Salamis. In 468 waagde
hy den stryd tegen AMckyhuj 30 jaar ouder
dan hy, om den prys voor het l>este treurspel
en behaalde de overwinning. Sedert dien Qjd
werd hy, vooral ook omdat Aetók$Uu zich
kort daarna uit Athene verwyderde, als de
voornaamste trenrspeldichter van Attica ge-
huldigd en l>ehield gedurende eene halve
eeuw dien hoogen rang. Steeds viel hem de
eerste of althans de tweede prys ten deeL
Ja, toen hy in 441 zyne „Antigoné" ten ge-
hoore bracht, schonk het opgetogen volk hem,
behalve den eersten prys, de betrekking van
veldheer naast Fériolet in den stryd tegen
622
8ÓPH0CLES-S0RAU.
Betroawbare berichten OTer de lalere
lerend ven Tan Sóphode» ontbreken geheel en
al. HQ overleed, ongedeerd door den nf|d, in
^06, dns in hoogen ooderdom, volgeni de
sage van blUdsehap over de zegepraal, diehV
bf de dichteritlke spelen te Oljrmpia verwor-
ven had. ZQne mstplaats werd aangeweien
door een marmeren standbeeld (van DUm^nu)
met het tooneelmaskér van „Antigoné** in de
hand. Ook deed, naar men meldt, zQn aoon
lofikom te Athene een gedenkteeken te sffner
eer verrQieo. Het verlMl van zflne oneenig-
heid met dien xoon, aoodat deze zUn vader
wegens verkwisting zon hebben aangeklaagd,
behoort tot de sprookjes. Sdphodss wordt met
recht beschouwd als de groote meester van het
antieke treurspel. Hff bekrennde zich niet' om
de voor hem gebruikelt|ks tetralogie (zie al-
daar) en wist de stof als het ware samen te
trekken tot éen drama. HU gaf aan zQue per-
sonen een eigenaardig, aan de ondervinding
ontleend karakter; zQ dragen hun lot en
hunne toekomst in hun eigen hart, zonder
geheel en al afhankeigk te wezen van een
donker noodlot, van het orakel en van droom-
gezichten. Alles geschiedt op eene menscheigke
wQie, zooveel mogelflk door den vrQen wil.
Be kunst van S^hoelet is vooral in zQne
karakterteekening gelegen, doch tevens ont-
waart men in z^oe stukken eene onvermOdelOk
voortschrijdende handeling, die niet minder
de meeeterliand verraadt HQ vermeed voorts
alle gezwollenheid en de hiermede verbondene
duisterheid, vooral in de samenspraken, maar
spreidde inzonderheid in de koren al den luis-
ter zgner dichterigke gaven ten toon, hoewel
hg de koren, die bU Aêsehyltu te zeer de over-
hand hebben, binnen behoorlSke grenzen be-
perkte. In tegenstelling van den overweldi-
genden, bovennatuuriyken pathos van zUu
voortreffeigken voorganger en van de ver-
minde hartotochten, waarmede zQn sophistische
mededinger IShiHindes zQne helden en heldin-
nen doet optreden, ontwaart men bU Sóphodei
zachtere, edele gevoelens, welke bQ al de
slagen van het lot en zelfe in den geweldigen
strtld der driften de verhevenheid van den
mensch doen uitkomen. De samenspraak er-
langt b|t Sóphodei door het optreden van een
derden pecsoon en door een aantal bykomende
rollen en toestanden eene groote mate van
verscheidenheid en boeit tevens door de keu-
righeid van den versbouw en de betooverende
werking der taal. Hy heeft, behalve lofiutngen
en een geschrift in proza over het koor, 118
treurspelen achtergelaten. Men heeft er itoh
van kunnen verzekeren, dat dit aantal althans
70 bedroeg, behalve 18 satyrspelen. De stof
voor zQne treurspelen ontleende hg meest
aan den epischen cyclus, aan de geschiedenis
der Argiven en Thebanen en vooral aan den
Argonautentocht De zeven bevraard gebleven
treurspelen van dien dichter behooren, met
uitzondering van „De vrouwen van Trachinae*",
tot de beste, welke hg geleverd heeft. Inzon-
derheid verdienen „Antigoné'* en „Oedipus
te Colonus** den hoogsten lof, welke intusschen
deor anderen in geene mindere mate wordt
toegekend aan „Electra**, — „Koning Oedipus*',
— „Philoctetes", — en „Ajax". De eerste
uitgave dezer treurspelen is die van Jldinut
(1682), en van den nieuweren tgd vermelden
wg die van Wwêder (nieuwe druk, 1847 —
1876, 2 dln), — Dmdorf (2de druk, 1860, S
din), — Sokntidewin (7de druk, 1875, 7 dlx)
en Bêf^h (1878). Van de aftonderl0ke
ken leverde «m Merwerdm een
Oedipns (1866)**, terwgi EOemdi een aftaniB-
tend: „Lexicon sophocleum (2de dmk, 187S,
8 dln)** bezorgde. Gedeelten van andere treur-
spelen van SóphoéUi zgn te vladen ia de
„Fragmenta tragicorum graeoorum (1846)" vaa
Wagner en Ncnuik, „O^lpus te Goloans** es
„Koning Oedipns** zQu o. a. in het Neder-
landsch vertaald doorlN^ddnl^lren „Antifoaé''
door aigU en door A. J. te» Brimk.
Sopraan of diteant is de hoogste der Tier
stemmen, waarin men den omvang rerdaelt
van alle tonen, welke de menscheigke stom
kan voortbrengen. Alleen vrouwen, kaapen
voor den tgd der stemverandering mi eastrate»
kunnen die zingen. Men onderscheidt eeae
kooffe tofraomj van eenmaal gestreepte « tot
althans tweemaal gestreepte o, en eene iage-
sopraan, welke niet zoo koog gaat, maar
in de laagte a en ^ bereiken Ican. Hen geeft
aan deze laatste ook wel den naam van amss»-
iopramoj en zg komt vrg wel overeen met de
hooge alt De sopraan is in volledige zang-
stukken de voornaamste stem en vereieckt
dus de meeste oefening en leiding. Bg de ia-
strnmentale muziek wordt de sopraan verte-
genwoordigd door de eerste viool, — bQ ^
harmoniemuziek door de eerste fluit, obo of
klarinet. — Het woord duoamt is afkomstig
uit den tgd der middeneeuwsehe kerkmuziek,
toen men de éene stem anders dandeaadeie
deed zingen (discantare). Daar hierbg de tenor
de lagere stem was, deed men de hoogoe
daarvan afwgken en noemde deze om die re-
den dmcmt,
Soraote, thans Monte SmU' OrmU, ia de
naam van een vermaarden berg, 46 Ned-raffl
ten noorden van Rome en de hoogste t^
van een bergrug, die zich tnsschen de Vla
Flaminia en de Tiber uitstrekt Op zgne kruin
verhief zich weleer een beroemde tempel van
Apoüo, deswege Soramut bggenaamd, waar
men te zgner eer zonderlinge feesten vierde*
Aan de belling van den b^ bevondoi lieh
warme bronnen, en aan zgn voet verhief zldi
het heiligdom van JWojna. De Soracte is 715
Ned. el hoog en heeft, vooral wanneer hg
in een sneeuwkleed is gehuld, een schilder-
achtig voorkomen. Kardmam, de broeder vao
PijH>, stichtte aan de oosteigke heUiag van
dien berg het klooster van den heiligen ^-
vetietj waar hg vervolgens als monnik ign
verbigf hield.
Sorau, eene arrondissementshooldslad ia
het Pruisische district Frankfort, aan den
spoorweg van Berign naar Frankfort, vaa wel-
ken aldaar een zgtak loopt over Gubea
naar Halle, is éene der oudste steden van de
NederLausitz, heeft een paar rechtbanken ea
telt ruim 18000 inwoners (1886). Destad beslaat
uit de Siotwgk met een oud slot van 1207 en een
nieuw kasteel van 1711, alsmede met de Pieten-
kerk — en uit de elgenigke stad met ondefsehd*
dene kerken, een raadhuis, een si^enhnis, eene
waterleiding enz. Het Keizerspletn is er sedert
1872 met een oorlogsgedenkteekra vefslerd.
Er is een gymnasium, eene school vaa mid-
delbaar en eene van voortgezet onderwgs, —
SOBAU-SOBGHUIL
6?»
▼oortB heeft men er ondeneheidene genoot-
schappen en fiihriekeni en in den omtiek
ryke broinkolenmgneny die in 1884 niet minder
dan 3700000 Ned. mnd broinkolen lereiden.
Dese stnd ontstond reeds in de 9de eenw, doch
Yiel eerst in 1815 ten deel aan Pmisen.
Sorben of Sorbenwemdm Is de naam van
een Slawisch Tolk, dat in de 6de eenw na
Chr. het gebied tosschen de Saaie en de Elbe
in beait nam en ten westen de Thttringers,
ten noorden de HeTellers, ten oosten de
Lioetiaen en MilciSnen en ten iniden de
Beieren tot bnren had. Beeds in de 7de eenw
waren lU onderworpen aan de Franken, maar
werden in 681 onder hnn Hertog Dervan afral-
lig Tan hunne overheerschers, terwfjl zQ de
lyde koien van Samo Tan Bohemen. Vmch-
teloos deed Kard de Chroatê in 782 een leger
tegen hen te Telde te trekken, — eerst aan
Hendrik I gelnkte het in 928, hen tot toI-
komene onderwerping te brengen. Op hnn
grondgebied ontstonden de marken Zeitz en
Mersebnrg, terwyi het noordeigk gedeelte Tan
Sorbenland b|| de mark Lansits gCToegd
werd. Onder Otto I begon er het Christendom
wortel te schieten, Tooral nadat er in 968 de
bisdommen Mersebnrg en Zeitz waren gesticht.
Intnsschen smolten de Sorben samen met der-
waarts getrokken Doitschers, doch begaTon
zich gedeelteiyk naar de heden daagsohe beide
Lansitzen, waar zQ nog altgd de landeiyke
boTolkiog Tormen. De Toomaamste Toort-
brengselen Tan hunne letterkunde zün aange-
wezen in de: ^Jahrbficher ftlr Slawische Li-
teratur (1840—1848)", uitgegOTen door Jor (ia».
Sorbet is de naam Tan een Terfrisachenden
en Terkoelenden drank, die in het Oosten en
ook in het Zuiden Tan ons werelddeel bereid
wordt Tan Truchtennat en suiker, somtijds
met rozewater of amber Termengd. Ook
bezigt men daartoe water, hetwelk men op
gekneusde rozQnen heeft laten trekken.
Sorbonne (De) was oorspronkelijk een
met de uniTersiteit te Parys Torbonden,
maar toch zelfetandig college ter opleiding
Tan onbemiddelde Jongelingen tot wereldiyke
priesters. Het is gesticht ^wat Bdbêri ds 8orh(m^
in het midden der 12de eenw Hofkapellaan Tan
Koning Lodewyk IX. Langzamerhand echter
smolt het samen met de theologische (buitelt
der hooge school, totdat het in het laatst der
Toorgaande eeuw Toor de stormen der Omwente-
ling bezweek. Eeuwenlang bezat het een groot
gezag, zoodat de uitspraken der Sorbonne op
kerkeiyk en godgeleerd gebied algemeen wer-
den geëerbiedigd. De Koning en het Parlement
Troegen haren raad en zy was het bolwerk der
(Salltoaanfiche Kerk tegenoTor het Jezuïetismus.
Hare gebouwen, in de 17de eenw op last Tan
den cardinaal Biekdieu Temieuwd, zUn in
1816 ingericht tot een college toot derechtsr
wetensch^.
Sorbna L. is de naam Tan een planten-
geslacht uit de temilie der PomaoeS», De
Toomaamsie soort, welke ook in ons Vader-
land groeit, is 8. aueuparia L. Zie daarom-
trent de byzonderbeden onder L^tterhesteKihoom,
Sorby (Henry Clifton), een Engelsch na-
tuurkundige, geboren den lOden Mei 1826 te
Woodbourne by Sheffield, hield zich Tooral
bezig met het toepassen Tan microscopische
waarnemingen by het beoefenen der natuur-
kunde, Tooral der deUMofknnde. H0 schreef
daaroTer eene reeks Tan belangryke Ter-
handeliogen in het„ Edinbnrgh New Philo-
sophical Journal**. Voorts washydee«rste,die
de spectraalanalyse by microscopisch onder-
zoek aanwendde en een spectrosooop uitTond^
die geschikt is tot het ontdekken Tan bloedTlek-
ken en kleurstoffen. De uniTersiteit benoemde
hem in 1875 eershalTe tot doctor.
Sorel (Agnes) of Soreamj de mattres Tan
Koning Karti Vil Tan Frankryk en geboren
uit een adeliyk geslacht te Fromenteau in Tou-
raine omstreeks hetjaar 1409, kwam als staats-
dame Tan UabéOa vcm Lothafwge*^ hertogin
«o» Anjouy in 1481 aan het Fransche Hof en
boeide door hare schoonheid en door de gaTon
Tan haar geest den Koning zoozeer, dat hy
haar tot staatsdame der Koningin benoemde
en haar het kasteel Beauté aan de Mame ten ge-
schenke gaf. Daaraan ontleende sy den naam
Tan Ikme de Beauté. Hoewel zy geen mis*
bmik maakte Tan haar iuTloed op den Ko-
ning, en de Koningin haar zelft welwillend-
heid bewees, had ^ Tan de ruwheid Tan den
Danphyn, later Koning Lodêwijk XJ, Teel te
lyden. Nadat zy zich sedert 1442 te Loches
a^ezonderd had, ontbood de Koningin haar
weder aan het Hof, en om zich steeds in
de nabyheid Tan den Koning te bOTinden, be-
trok zy het kasteel Masnal la Belle, waar
sy in Februari 1460 OTcrleed. Zy had den
Koning drie dochters geschonken.
Sorghum MoemA of moorengierst is de naam
Tan een plantengeslacht uit de fiimilie der Qrae-
eem (Gramineae). Het onderscheidt zich door een
met merg gCTulden stengel, groote, breede,
bladeren en opstaande aren of pluimen, sa-
mengesteld uit kleine aarQes, Tan welke de
zittende bloemen tweeslachtig en Tmchtbaar,
de gestoelde manneiyk en ouTmchtbaar zyn.
De kraakbeenige kelkkaQes omsluiten eene
Trucht met eene meelboTattende kern. —
8. mdsfore Bere. (gewone Moorengierst of Kaf-
ferkoren) is een éei^arig gewas met een halm
ter hoogte Tan 5 Ned. el, eironde pluim en
bruine, bruinachtig roode of zwarte kaf bbia^les.
Deze plant, waarsehyniyk uit Indie afkom-
stig, werd in den tyd Tan FUmim naar
Europa OTorgebracht, in de 18de eeuw naar
Italië en in de 16de als Saraoeenengierst naar
Frankryk. Zy behoort intusschen te huis op
de weet- en oostkust Tan Afrika en wordt er
in het noorden tot san Timboektoe en Abes-
siniê, tot eene hoogte Tan 2600 Ned.elboTen
de opperTlakte der zee, als Toedingsplant tot-
bonwd, TOorts ook in talryke Tersehetden-
heden in Hongarye, Dahnatié, Portugal en
ItaUe. Vooral in Afrika IcTert zy een ryken
oogst. Men maakt Tan de korrels ook gort,
tennryi men er Toorts een bedwelmenden
drank en azyn Tan bereidt. De leeggedorsehte
plnimen dienen tot het Tenraardigen Tan be-
zems. — 8. êacokaratmm Fere. (suikermooren*
gierst) is eene plant, welke eene hoogte be-
rdkt Tan 8 tot S^/fde Ned. el; zy heeft eene
sieriyke pluim met OTorhangende takken, is
afkomstig uit Oost-Indid en Arabi6 en wordt
Tooral in Amerika op groote schaal Torbouwd.
In 1867 bracht men er de eerste Truchten en
in 1868 waren er reeds 260000 acres mede
bezet Uit hare stengels wint men suiker. Wy
gOTon hier op kleine schaal de afbeeldingen
«S4
SOBGHUM-SOTZMANN.
▼an die beide planten. Van de gewone Mooren-
gierst liet men in a een tal^e ▼«! eene plnim
op de lielft der natnorigke grootte, en in h
•eene kaftuutld op S-Tondig grcMtte.
Fig. Sorghom saccharatum.
SorlSi eene Spaanache proTincie in het
ooetelOk 'gedeelte van het koningrijk Ond-
CastiUë, toasohen de proTindën Bnrgoe, Lo-
grono, Sazagona, Temël, CnCn^a, Onada-
lazara en SegoTia, telt op 180Vs D «eogr.
mgi omstreeks leoooo inwonen. Dit geweet
omvat het bekken Tan den boTonloop der
Dnéro (met bare sUri^ieren), is vooral in het
noorden en oosten bergachtig, heeft in het
noorden nitgestrticte dennenwoaden, maar voor
't overige gebrek aan hout, doch bezit op xtfae
woeste hoogvUikten een overvloed van gras.
Het klimaat is er in de dalen lacht en ia het
gebergte guur. De belangrgkste voortbreng-
selen zgn er schapen, paarden, mnileaete,
graan, wtfn, olie, vlas en hennep. Het ii|k
der delfstoffen levert er ailver- en Qsererts,
alsmede sont Het voornaamste bedrtjf is er
de veeteelt, vooral de schapeniókkerO. Han-
del en n0verheid s0n er wegens gebrekkige
wegen van ondergeschikt belang. AUeen in
den zoidoosthoek van deze provincie heeft men
den Oosterspoorweg, die Ifadrid met Saragoasa
verbindt — De evenzoo gendemde hoofdttad,
op den rechter oever van de Dnéro gelegen,
door moren omringd en met een slot gekroond,
bevat het paleis der Graven «iw
onderscheidene kerken en 6000 inwonen.
Soritee, zie SMirede.
Sorlinga, zie aeUt^-mlamdêm.
Sorö, eene stad op het Deenaehe
Seeland, aan het meer van denzèliaen
en aan den spoorweg van Kopenliaflren
KoisOr zeer bevallig gelegen, tett
1400 inwonos, maar bezit eene be
académie. Deze werd er In 1666 nft de ia-
komsten der in 1161 aldaar ven
gestleht en na velerlei loisverwwBeüiigCB
1822 op nieuw georganiseerd.
Fig. 2. Sorghum vulgare.
Sorrento (zie begaande afbeelding),
stad in de Italiaansche provincie Napels, I
bevallig op het schiereiland Sorrento gelegea,
door onoje- en olijf boaschen, door wfln-, 4Kift-
en moerbeziëngaarden omgeven, la de aetal
van een aartsbisschop, bezit ondenckeideBe
kerken, overbltjftolenvantempelaenvananders
Bomeinache gebonwen, een aeminarinm, zee-
baden, eene haven, eene aanmerkelijke aoheep-
vaart, eene nitgebreide zijde-indnatrie en om-
streeks 6000 inwoners. Langs de knst beeft
men er schilderachtige laadsohappen. Deze
atad is het oude 5iirfv«/«Mii,oorspronktiSk door
inlMKMrlingen van Campanië bewoond en later
in eene Bomeinsche kolonie henehi^eB. Zp
is de geboorteplaats van Tor^[uato Tteto.
Sotsmann (Daniei Friedrieh), een nUat»-
kend kaartenteekenaar en geograaf, geborea
te Spandan in 1754, betoonde reeda vroeg eei
ongemeenen aanleg voor de teekenkoaiC, ge-
noot het onderwtja van den in die dagen te
Spandan gevangen gebonden kapttein4ngeoiear
Matême en zocht zich later te BerlHn pnw-
tiach te bekwamen. In 1787 werd h|| geplaatit
bQ het departement van Oorlog en bleel er
werkzaam, totdat htj in 1826 werd gepenala-
neerd. Reeda in 1785 had hg door zVne kaait
van de landen aan de Zwarte Zee de betrek-
king verworven van geograaf bQ de Acadéaüe
SOTZMANN— sou.
626
vtn WetemohAppen. Hy lererde ▼oorts een
groot aantal ▼oortreflélSke kaarten, atlanten
en aardglobet en overleed te BerlUn den Sden
Angofitas 1840. — ZQn aoon Jóhtam Damël
belangrgke geechriften op letterkundig gebied
en overleed te Berlftn den 18den Jannari 1866.
Sou (Een), te voren nH gebeeten, Ib eene
FranBche koperen mant en was te voren de
Verdinamd Solzimamn^ geboren den Uden Ja-
nnari 1781, aanvaardde eene betrekking by
'het departement van Financiën, nam deel aan
'internationale toloongreflaen, leverde eenige
XIII.
grondslag van het Fransche muntstelsel. Men
had 20 sous = 1 livre, soodat de waarde van
een sou geiyk is aan 6 centimes of ongeveer
een halven stuiver van de Kederlandsche munt
40
626
80UBI8E-SOÜFFLOT.
Soubise Ib de naam Tan een ondFranBch
geelaoht, welks goederen ^ titels in 1557
door het hnweiyk der erfdochter CtUkériut de
Tarihmajf met den vicomte JEtêué IldeMakan
aan het Huis Sohan ten deel Tielen. Uit dat
huweiyk werden twee zonen geboren, die xich
als aanvoerders der Hngenoten beroemd heb-
ben gemaakt, namelQk Hertog JKmry <{« üoAo»
(zie lüdaar) en Benjamim de Moka»^ baron de
FfTtmtenai, als erfgenaam z0ner moeder seignenr
de SoMse. Deze, geboren in 1588, nam onder
Mamrits van Oranje deel aan de Teldtochten
in Nederland en voegde zich in 1615 by de
party van den Prins de QmdS. In de gods-
dienstoorlogen, welke onder Lodewjfk XIII
in 1621 weder ontbrandden, voerde hy bevel
in de provinciën Poitoo, Bretagne en Ai^oa,
legde veel beleid aan den dag en onderscheidde
zich door groote dapperheid by de verdediging
van St. Jean d^Angely, doch moest in 1622
voor de vyandeiyke overmacht de wyk nemen
naar La Bochelle. Zyne pogingen, om Koning
Jaeobuê I van Engeland tot het onderstennen
der Protestanten over te halen, waren vruch-
teloos. Hy maakte zich daarop meester van
de eilanden Rö en Oléron (1625), alsmede
van de Koninkiyke vloot, uit 15 groote sche-
pen bestaande. I^uurentegen misiiÜLte zyne
expeditie naar het landschap Medoc. Op den
15den September 1625 moest hy het onderspit
deWen voor den Hertog de Montmarencjf op
de hoogte van het eiland Bé en werd van
Oléron verdreven. Daarop volbracht hy we-
derom een tocht naar Engeland en bewoog
Karel I achtervolgens drie aanzieniyke vloten
naar de ernstig bedreigde stad La B;ocheUe
te zenden, maar toch viel dit laatste bolwerk
der Hugenoten in handen der vyanden. Hoe-
wel hy volgens de bepalingen van den Vrede
van 29 Juni 1629 naar zyn vaderland kon
terugkeeren, bleef hy in Engeland, om van-
daar de zaaJL der Protestanten te bevorderen,
en overleed kinderloos te Londen den 9den
October 1642. De goederen en titels van het
Huis SoMte vielen daarop ten deel aan jFVom-
goi§ de Sohan. — Een nakomeling van dezen
was Okarlee de Bokan, prins de 3oMêef pair
en maarschalk van Frankryk en geboren den
16den Juli 1715. Hy vergezelde als acUudant
Lodêwijk XV op de veldtochten van 1744—
1748 en noodzaakte in 1746 Mechelen tot
capitulatie, waarop hy in 1748 tot maréchal
de camp en in 1751 tot gouverneur van Vlaan-
deren en Henegouwen benoemd werd. By den
aanvang van den ZeveiUarigen Oorlog voerde
hy het bevel over een korps van 24 000 man,
veroverde Wesel, bezette Cleef en Qelder en
vereenigde zich met het Duitsche Byksleger,
om de Pruisen uit Saluen te verdry ven. In
Gotha echter werd hy in September aan het
middagmaal door wm SegdUiz overvallen, zoo-
dat hy yiings de vlucht nam, en den 5den No-
vember leed hy eene smadeiyke nederlaag
by Boszbach. Niettemin belastte Lodewijk XV
hem met de portefeuille van Oorlog en zond
hem in 1758 met den Hertog de BrogUê we-
der naar het tooneel van den oorlog in Duitsch-
land. Hoewel tusschen deze beide mannen
een groote nayver heerschte, behaalden zy
toch by Lützelburg eene overwinning, zoodat
het landgraafiBChap Hessen in hunne handen
vieL SominM verkreeg daardoor den maar-
sohalksstaf en behield hel opperbevel tot aan
het sluiten van den Vrede, van 1768. Na da
dood van madame de Fompadomr genoot h|
eene niet minder krachtige ondenteuüiig van
madame Dvbarry. Toen Lodmo^ XV over-
leed, was hy de eenige hoveling, die xonder
tusschenpoozing het lyk bewaakte tot aaa de
begrafenis toe, en deze trek van aanhanke-
lykheid bewoog Lodêwijk XFJ, hem sfliie plaats
in den ministerraad te doen behouden. H|
overleed den 4den Juli 1787, en met hem ver-
dween de lyn Eohan-8oubi$e,
Soubrette is de naam eener tooneelrol,
nameiyk die van eene jeugdige, vroolSke en
oiyke kamenier. Deze rol komt inzonde^etd
voor in de moderne operette.
Souf9.eur of toefiwieraar noemt menden
man, die zich tusschen het (wkest en kst
tooneel in eene verborgene nümte bevindt,
om door het toefluisteren van gedeelten der
rol het geheugen der acteurs en aetriees te
hulp te komen.
Soufflot (Jaques Oermain), een uitstekend
Fransch architect, geboren in 1714 te Iianey
by Auxerre, was door zyn vader voor de
studie bestemd, maar gevoelde zich geio^an
tot de kunst. Met yver legde hy zich toe op
de bouwkunde en begaf zich naar Bome, waar
hy onder de pensionuiBsen des Konlnga opge-
nomen werd. Nu maakte hy groote vorderingea,
vervaardigde een ontwerp voor eene nienwe
Karthuizerskerk te Lyon, waaraan de voor^
keur werd toegekend, en zag zich nn s^
terugkeer uit Italië met onderscheidene andere
bouwwerken belast, zooals de beurs, een hos-
pitaal en een schouwburg te Lyon. In 1750
werd hy lid van de Académie te Par0s en
vertrok met den Marldes de Mang^^ direc-
teur der Staatsgebouwen, wederom naar ItaJië,
waar hy zyne studiën voortzette en ztjn smaak
veredelde. Zyn voornaamste werk te ParHsis
het Pantheon. De grondvorm van dezen tempel
is het Grieksche kruis met vier geiyke armei,
terwyi' de vier schepen in het midden veiee-
nigd zyn onder een groeten koepeL Deze
laatste is het eerste werk van die soort, dat
met drie concentrische gewelven van gehou-
wen steen zoo hoog verrees. Het peristjlmn,
in Corintischen styi, is éene deraanzienigkste
massa^s van den nieuweren tyd. Zyne stonte
en ongewone constructiën lokten velerlei af-
keurende aanmerlüngen uit, waardoor hy aieh
diep gekrenkt gevoelde. Hy werd dan ook
nog vóór het voleindigen van zyn werk door
den dood weggerukt (1781). De architect
Rondelet bracht het ten einde. De lengte van
het gebouw met het peristylum is omstreeka
100 Ned. el en de hoogte van den koepel
met de lantaarn desgeiyks. De breedte bedraagt
75 Ned. el. In 1791 werd deze kerk, die van
St Genevléve, onder den naam van Pantheon
tot graftempel bestemd voor de uitstekencbte
mannen van FrankryiL, doch Lodewifk XVHI
stelde haar weder ter beschikking dergeeste-
lykheid. Na de Juli-omwenteling echter ont-
ving zy weder het voormalig opschrift: „Auz
grands hommes la patrie reconnaissante". —
Soufflot had met het plan der kerk ook dat
van een groot plein verbonden, hetwelk aleohts
ten deele werd uitgevoerd. Ook heeft hy plannoi
van andere gebouwen geteekend; sommige-
daarvan zyn in gravures bewaard gebleven.
SOÜLIÉ-SOÜLT.
C-27
Soulié (Melchior Frédério), een verdien-
fttelQk Franisch novelUst en tooneelachryver,
geboren den 286ten Deeember 1810 te Foix,
was eerst advocaat, toen ambtenaar bj) de
belastingen, vervolgens directeor eener fkbrielt
en werd eindelUk onderbibliothecaris bg de
arsenaaL In het Jaar 1829 betrad h0 het ge-
bied der romantiek en leverde eene lange
reeks van drama's en melodrama's, die echter
niet veel opgang maakten. Van z0ne daaren-
tegen veel gelesene romans vermelden wQ:
,Le vicomte de Bésiers (18dl)'\ — „Le oomte
de Tooloose (1888)'*, — „Le magnetiseur
(1884)'*, — »Les deox cadavres (1886)**, -
„Romans historiqaes da Langaedoc (1880—
1837, 4 dln)**,— en„Leoonseillerd*état'*;maar
b0 behaalde vooral groeten roem met lyne
„Mémoires da diable (1887)'*, eene fiutastische
ontleding van het maatschappemk leven in
FrankrQk. Hy overleed te Biévre by Pargs
den 2dBten September 1847.
Soulouque (Faastin), president en keiaer
van Haïti van 1847 tot 1859, was een Neger
van het Mandingoras en aanschoawde het
levenslicht op het eiland Haïti, in het district
Petit-Ooave, ten aoid westen van Portaa Prinoe,
in 1782. In slavemy geboren, diende hy in
den vryheidsoorlog als soldaat en werd we-
gens genus aan alle opleiding slechts aeer
langzaam bevorderd. In 1810 sag hy lich
door den president Pétion tot loitenant der
beredene presidiale garde benoemd en klom
onder Boger op tot kapitein. Eerst na den
val van laatstgenoemde maakte hy, door om-
wentelingen begonstigd, sneller vorderingen,
werd onder Sérard-Bivtóre eskadronschef, on-
der Chterrier kolonel en eindeiyk onder Èieke
generaal en opperbevelhebber der presidiale
garde. Toen na den dood van Mieke de par-
ken in den Senaat het niet eens konden
worden over de kenae van een nieawen pre-
sident, werd eindeiyk aoultmqme eandidaat
gesteld, en daar dese nagenoeg geen deel had
genomen aan het staatkandig leven, verkreeg
hy op den Isten Haart 1847 allicht de meerder-
heid van stemmen. SouUmpte was op verrena
niet berekend voor syne betrekking. Na eerst
leerde hy leien en schry ven en hy gf^ by voort-
daring reden tot ergernis door ^ue misslagen
en ^n bygeloof. De ontwikkelde, gezeteae
bargers, bepaaldeiyk de Malatten, dreven den
spot met hem en men begon er van te spre-
ken, dat men hem van ayne waardigheid
moest ontietten. Het gevolg hiervan was. dat
aonhM^uê vervald werd met een geweldigen
haat tegen de borgery der Malatten en alleen
stean zocht by de rawe Negerbevolking. Hoe-
wel hy volgens de ConsütaÜe van 1848 slechts
voor een ^d van 5 Jaar gekozen was, nam
hy het beslnit, zich voor levenslang van de
heerschappy meester te maken. Na herhaalde
botsingen waagde hy den 16den April 1848
een staatsstreek. Onder het voorwendsel, dat
in het binnenland een opstand nitgebroken en
tevens eene groote samenzwering van Ma-
latten ontdekt was, bracht hy de hoofdstad
Port-aa Prince in rep en roer. De waardigheids-
bekleeders der Bepabliek, op het voorplein
van zyn paleis vergaderd, werden grooten-
deels afgemaakt en taUooze Negers en Ma-
latten, die door invloed of rykdom boven
anderen aitstaken, als verdacht in hechtenis
XUI.
genomen en zonder vorm van proces doodge-
schoten. Dit schrikbewind daarde vele dagen,
en in de daarop volgende maanden werden
deze bloedige tooneelen in de overige doelen
van het eiland herhaald. Sovlouquê beerschte
na met onbeperkt gezag, schoon aanvankeiyk
nog onder den titel van president Den 26sten
Aagostas 1849 aanvaardde hy de Keizers-
kroon, hem door den Senaat en de Kamer
van volksvertegenwoordigers plechtig aange-
boden. Hy noemde zich na Fauêtim I en ver-
ordende door de C!onstitatie van 20 September
1849 eene nieawe staatsregeling. Den 18den
April 1862 deed hy zich met zyne gemalin
Addima feesteiyk kronen, waartoe de klee-
dingstakken nit Parys werden ontboden, en
zyne eenige dochter OUva ontving den titel van
„Keizeriyke prinses**. De Keizer vormde na een
stoet van nieawen adel, nameiyk 5 prinsen,
60 hertogen en talryke markiezen, graven en
baronnen. Ook stichtte hy de Orde van den
„heiligen Faastinns'* en poogde den Inister
van NapoUok's Hofhonding na te apen. Het
keizerschap van S<mlou^[Uêy in alle opzichten
eene caricatnar, daarde byna 9 Jaar en was
voor Haïti (zie aldaar) een allerrampzaligst
tydperk, waarin de welvaart door oorlogs-
lasten en afpersingen vernietigd en de open-
bare veiligheid door den achterdocht eener
wreede dwingelandy geschonden werd. Sou-
louque wendde voorts pogingen aan, zich van
de nabnrige repabliek San Domingo meester
te maken, doch drie veldtochten derwaarts
eindigden met eene volkomene nederlaag der
keizeriyke wapenen. Eindeiyk deed eene mi-
litaire revelatie zyn troon instorten. Door
generaal Geff^ard werd den 228ten December
1858 te Cronaives de repabliek afgekondigd,
en toen de Keizer tegen hem te velde trok,
liep het grootste gedeelte van het leger tot de
opstandelingen over. Den 15den Janaari 1859
werd Soulouque in zyne hoofdstad Port-aa-
Piince door verraad gevangen genomen. Men
liet hem het leven, maar deed hem met zyn
gezin en met zyn vermogen naar Jamaica
verhnizen, waar hy in ballingschap zyne dagen
doorbracht. Eerst na den val van den president
Qeffroitd ontving hy verlof, naar Haïti terng
te keeren, waar hy in Jnli 1867 in zyne ge-
boorteplaats overleed.
Soult (Nicolas Jean de Dien), hertog van
Dalmatië, Fransch maarschalk en staatsman,
geboren den 298ten Maart 1769 te St. Amans la
Bastide in het departement Tam, was de zoon
van een landboawer, trad in 1785 als gemeen
soldaat in dienst, werd in 1791 officier, kort
daarna kapitein en onderscheidde zich onder
QuMl^e en Booke. Hy streed in 1796 en 1797
aan de Main en aan de Byn, voerde in 1799
bevel over eene brigade ia de voorhoede
van het Donaaleger onder Lefébvre en verwierf
daarna als kommandant eener divisie, vooral
in den slag van Stockach (25 Maart) groeten
roem. Hy werd dan ook tot divisie-generaal
bevorderd en naar het leger van Maeeéna in
Zwitserland gezonden. Hier onderwierp hy de
wederspannige kleine cantons, verrsste, ter-
wyi Moêeéna de Bassen aan het wyken bracht,
de Oostenrykers en belastte zich met de ver-
volging van de Bossische legerbenden. In 1800
aanvaardde hy onder het opperbevel van Ma»-
êéna het kommando over den rechter vlengel van
40*
«28
SOÜLT-SOÜST DE BOBKENPELDT.
bet ItaliMDsche leger en werd b0 een nitvnl nit
QeüvttL xwaar gewond en gevangen genomen.
Toen htl na den slag van liarengo de Trfllieid
herkregen had, aanvaardde hg het opperberel
in Piémont, waar hg met wtfae gematigdheid
de uitbarstende oproerigheden wist te beten-
gelen. In 1803 sag hy zich benoemd tot
iKolonel generaal der consulaire garde en Toerde
van 1803—1806 het kommando over de troe-
pen in het Icamp van Boulogne. Na de troon-
beklimming van NapoUom 1 ontving hg den
maarschalksstaf. Ook van 1805 tot 1807 voerde
hg het bevel over een armeekorps, werd na
den Vrede van Tilsit tot Jmtog vcm DaXmoiltó
verheven en aanvaardde het opperbevel over
de centraalarmee in Sparje. Hier bracht hg
den opstandelingen herhaalde nederlagen toe,
leverde den 16den Juni 1816 aan het Britsche
leger den bloedigen slag bg Corufia, trok in
het begin van Maart over de Minho en verdreef
het BritschPortugeesche leger naar Oporto.
Nadat hg Jomrian was opgevolgd als chef van
den generalen staf, versloeg hg den 12den
November 1809 het Bpaansche leger bg Ocafia,
veroverde in 1810 SeviUa en veijoeg de Span-
jaarden naar Cadiz. Den Uden Maart 1811
veroverde hg BadüOoi en leverde den 16den
Mei den Engelschen en Portugeeien den slag
aan de Albnéra. lo 1818 had hg in Duitsch-
land geen bepaald kommando, maar in den
slag van Orosigörschen voerde hg, in plaats
van BesiièfêSy het bevel over de intenterie
der garde en bg Bautien over het centrum.
Na den slag bg Vittoria zond NapoUo» hem
met onbepaalde volmacht naar Bayonne, om
een einde te maken aan het voorwaarts ruk-
ken van WMinjfion, Hoewel deze 100 000 man
onder sgne bevelen had en SotUi nauweigks
60000, meest roeraten, drong laatstgenoemde
tegen het einde van Juli op nieuw door in
Spanje, maar werd bg Cubiiy (27 Juni) met
groot verlies ternggesUgen. Eene tweede po-
ging om verder te trekken eindigde metzgne
nederlaag bg Irun en met zgn tmgtocht naar
Bayonne. Hoewel hg den 27sten Februari
1814 den slag bg Orthez verloor, leverde hg
WtllUigton den lOden April met nauweigks
20000 man den bloedigen slag van Toulouse.
Eerst op den 12dea ontruimde hg deze stad
en sloot, zich tevens aan den Koning van
Frankrgk onderwerpend, eene week daarna
een wapenstilstand. Lodmoijh XVIII benoemde
hem tot gouverneur der 18de militaire divisie
en den 8den December van dat Jaar, in plaats
van Duponi, tot minister van Oorlog. Toen
NapoleoH den Isten Maart bg Fréijus aanland
stapte, nam Sauli zgn ontslag, begaf zich
naar zgn landgoed bg 8t. Cloud, verseheen
eerst op eene herhaalde uitnoodiging bg den
Keizer en aanvaardde den Uden Mei de be-
trekking van chef van den generalen staf. In
de veldtochten van Lignj en Waterloo bevond
hg zich aan de zgde van Napoleon^ belastte
zich, toen deze te Laon het leger verliet,
met het opperbevel en bestuurde den t«rug-
tocht tot aan Soissons. Door de Koninkigke
ordonnantie van 12 Januari 1810 uit Frank-
rgk verbannen, begaf hg zich naar Dfiaseldorf,
ontving in 1819 verlof om terug te keeren,
werd in 1821 weder onder de maarschalken op-
gekomen en zag zich in 1827 tot pair benoemd.
Lodewijk Fhüipg belastte hem den 18den No-
vember 1830 met de portefeuille vaa Oor-
log; hg behield haar een viertal Jarra ea
werkte niet weinig mede tot beveatiglii^ tm
den Julitroon. Na den dood van PMer (18SS>
vrerd hg voorzitter van het Kabüiet «o Isad
een aansMrkeigken invloed op de pemoonlVka
staatkunde des Konings. In 1839 aasvrnardde
hg na den val van Molé op nieuw het tcmv-
zittersehap van het Kabinet tegelfk met de
portefeuille van Buitenlandaehe Zakeo, naar
dat vrgzinnig bewind bezweek reeds in 184a
Na het aftreden van niart den 298ten October
1840 Het SotUi zich bewegen, nogmaals de
portefBuiUe van Oorlog en het preddentachap
te aanvaarden, maar legde in 1846 eenl-
genoemde en een Jaar daarna laatstgenselde
neder, en werd tot maréchal gönéral de Fiaaee
benoemd. Hg overleed den 26sten Norenlier
1851 op zgn kasteel te St. Amans.Zgae belai«-
rgke verzameling van sehildergen, in Spanje
bgeengebracht, bleek bg den verkoop eeoe
waarde te hebben van nagenoeg V/f ssillioeB
Arancs. aotat was niet kunstmatig ontwftkeid
of beschaafd, maar bezat een schranderen
blik, groote dapperheid en eene grtesenlDOze
eerzucht — Zgn zoon Napofetm 8omit, beitog
fMM Damaüë, geboren in 1801, diende onder
de Bestauratie bg den generalen staf ea betrad
in 1830 de diplomatieke loopbaan. HU wai
eerst Fraasch gezant in Nederland, daaraate
Targn en bekleedde sedert 1844 die betrek-
king te Berign. Yóor de Februarl-oaweBfte-
ling was hg lid van de Tweede Kamer, doch
in 1860 nam hg zitting in het Wetgievead
Lichaam en streed hier voor de li^aaga
van het Huis OHimu. Na den staataatieek
van 2 December 1852 keerde hg tot het amb-
teloos leven terug en overleed den Slslea
December 1857. Hg heeft in 1854 de „Mé-
moires" van zgn vader in 8 deelea in het
Ucht gegeven. — Een broeder van den nnar-
sohalk, nameigk Piêrrê B4noU SauU^ geboiea
den 208ten JuU 1770 te St Amans, dieade
deeg^gks bg het leger gedurende de Bepnbfiek
en het Keinerrgk, klom op tot den rang van
luitenant-generaal en overleed te Tarliea dea
7den Mei 1843.
Sotuuet (Alexandre), een Fransch diehter,
geboren te Gastelnandary in het departeamit
Aude den 8sten Februari 1788, zag zi(& ia
1810 door UfofoUtm tot auditeur bg deastaats-
raad benoemd. De roerende elegie : sLa paovre
fiUe (1814)** bezorgde hem de gunst van het
publiek en de twee gediehten : „La déeouverte
de la vaccine" en „Les deniers moaiealB de
Bayard" vrerden door de Aeadómie bekroond.
Hg verheerigkte zoowel de Bestauratie ais het
Keizersehap en werd bibliotfaeearis des Ko-
nings te St. Cloud. In 1880 bezong hg de
Juiiregeering en werd bibliothecaris te Gom-
piögne. Hg overleed den 80sten Maart 1845.
In 1824 was hg lid geworden van de Frsa-
sche Académie. Hg sohreef voorts : „La divine
Epopee (1840, 2 dln)** en onderscheidene too-
neelstukken.
Souflt de Borken£»ldt (Adolphe vaa^,
een Belgisch dichter, geboren te Brussel doi
6den Juli 1824 en overleden den 28Bten April
1877 als chef der afdeeling van Sehoone Kun-
sten in het departement van Bianealandsebe
Zaken aldaar, dichtte : „Bénovation flamaade"
— „Yenise sauvée'*, — en „L'tanée saaglaBte
SOÜST DE BORKENFELDT-SOÜTBEY.
62»
(1871)", dit laatBte onder den psendoniem
Paul Jamêf — en schreef: „Etudes sur Tétst
próaent de Tart en Belgiqae (1858)**, — en
„L'éeole d'Anvers".
Soutane noemt men eene lange Jas met
nanwe monwen, welke in Frankr0k door de
B. Katholieke geeatelUken gedragen wordt.
Voor toekomstige geestelfiken is er een der-
geiyk gewaad in awang, dat korter is en
§9viaiMê heet.
Southampton, eene stad in het Engelsohe
graaftchap Hampshire en op een schiereiland
gelegen, gevormd door de samenvloeiing van
de Itchin en de Test, TerrQst by eene diep
in het land doordringende baai, Sonthampton
Water genaamd, vóór wier mond zich het
eiland Wight verheft Van de onde stadsmuren
zQn nog overbiyiiwlen en er is ook nog eene
poort (Bargate), maar de stad heeft sloh aan-
merkelUk uitgebreid buiten hare voormalige
grenzen. Van de 35 gebouwen, voor de gods-
dienstoefening bestemd, is de Normandisehe
St Michaëliskerk het voornaamste en het
oudste; de slanke toren dezer kerk is een
landmerk voor de zeelieden. Het hospitaal
Domus Dei, uit den tQd van Endnk III, is
éen der oudste van Engeland. Men heeft er
eene Latynsche school, eene hoogere burger-
school voor meines, een opvoedingsgesticht
(Hartley Institntion), eene school voorweten-
schap en knnstny verheid met een museum,
eene zeevaartschool enz. Ten noorden van de
stad vindt men twee parken, en in öen van
deze een gedenkteeken ter eere van den dich-
ter Watt, De nyverheid bepaalt er zich hoofd-
zakelQk tot machinen- en scheepsbouw. Sout-
hampton is eene uitstekende koopstad; de
voortreffelijke dokken zQn er toegankelijk
voor de grootste schepen en beslaan eene
oppervlakte van 40 Ned. bunder. Deze stad is
het voornaamste station voor het stoomboo^
verkeer met Oostindiè, Afrika, Zuid Amerika
en West-Indië, het Iberische Schiereiland en
door de stoombooten uit Bremen ook met
Noord-Amerika. In 1876 verschenen er byna
8000 schepen met eene laadruimte van meer
dan 1200000 ton. Men schatte in dat Jaar de
waarde van den invoer op 110 en die van
den uitvoer op 98 millioen gulden. Het aantal
inwoners bedraagt er omstreeks 60000(1881).
Naby de stad vindt men den schilderachtigen
bouwval van Netley Abbey en daar tegenover
NewForest, door Willem de r^roiMraar gesticht.
Door een spoorweg is zy de buitenhaven van
Londen.
South-Bend, de hoofdstad van St. Joseph
County in den Noord-Amerikaanschen Stuit
Indiana, ligt aan de St. Josephrivier, is het
vereenigingspunt van onderscheidene spoor-
wegen en telt ruim 18 000 inwoners (1880). Men
heeft er vele fabrieken en zeer goede scholen.
Southey (Bobert), een verdiensteiyk £n-
gelsoh dichter en geschiedsohry ver , geboren
den 12den Augustus 1774 te Bristoi , was de
zoon van een lakenkooper, bezocht de West-
minstersohool , maar moest deze na een vier-
jarig verbiyf vetlaten wegens een artikel over
de lichameiyke tuchtiging in de Engelsche
scholen, hetwelk hy in het door hem gertichte
tydsohrift: „Flagellant** geplaatst had (1792). In
het volgende Jaar vertrok hy naar Oxford,
om aldaar in de theologie te gaan studeeren.
zyne godsdienstige overtuiging belette
hem , in dienst der Kerk te treden. Na het
versehynen der „Pantisocracy** van Coleriêge
koos hy de letterkundige loopbaan. Een bun-
deltje gedichten (1794) bracht hem echter noch
roem noch voordeel; daarentegen ontving hi(
voor zyn episch gedicht: „Joan of Are** een
honorarium van 50 pond sterling. Voorts
poogde hy door voorlezingen over geschiedenis
te Bristoi in zyn onderhoud te voorzien, tot-
dat hy in 1795, door nood gedrongen, naar
de woning zyner moeder terugkeerde. In No-
vember van dat Jaar vergezelde hy zyn oom
naar Lissabon, nadat hy in den ochtend van
zyn vertrek een geheim huweiyk had aangegaan
met miss Frieker, Na verloop van zes maanden
keerde hy terug en wydde zich nu met in-
spanning aan letterkundigen arbeid, hierin
volhardende zoolang de krachten van lichaam
en geest zullu veroorloofden. In 1802 werd
hy secretaris van Carry^ kanselier der schat-
kist in Ierland, gedroeg zich in die betrek-
king als een ultra- tory, legde na een Jaar zyn
ambt neder en begaf zich naar Greta by Kes-
wick in Cnmberland, waar hy zich wederom
met letterkundigen arbeid bezig hield. Hy
leverde niet minder dan 109 deelen en daar-
enboven 52 opstellen in verschillende tyd-
BChriften. Reeds in 1801 was zyn episch
gedicht : „Thalaba, the destroyer**, een Arabisch
verhaal vol Oosterschen gloed, maar tevens
vol Oostersche ongerymdheden in het licht
verschenen. In 1804 volgden: de „Metrical
tales**, — in 1805: „Madoc** en in 1810: „The
eurse of Kehama**, de bew^erking eener Hindoe-
sage. In 1813 zag hy zich benoemd tot Hof-
polet (poet laureate) en verheeriykte in die
betrekking in zyn gezwollen „Carmen trium-
phüe** de overwinningen van Wéllingion^ ter-
wyi hy voorts oden schreef ter eere van den
Prins-regent en van de Verbondene Monarchen,
zyn „Vision of Judgement (1821)** werd door
Bifron, in dat gedicht het hoofd van de school
des Satans genoemd, meêdoogenloos gegeeseld.
De laatste groote gedichten van Southey waren:
„A tale of Paraguay (1826)**, — en „The
pilgrim of C^mpostelia (1822)**. Het onvoltooid
verhaal: „OU ver Newman** verscheen eerst na
zyn dood (1846). In 1835 schonk de Begeering
hem ten tyde van B. Peel een Jaargeld van
800 pond sterling. In 1839 vernietigde eene
verlamming zyn bewnstzyn, en hy overleed
den 2lBten Maart 1848. Zyne dichteriyke wer-
ken, die ook nog het treurspel: „WatTyler**
en onderscheidene lierdichten bevatten, zyn
in 1820 in 14 , in 1854 in 10 deelen en ook
nog in 1863 uitgegeven. Zy onderscheiden
zich door eene ri)ke verbeelding, door gees-
tigheid en gevoel, maar tevens door gemis
van diepte. Merkwaardiger dan de gedichten
van SonUheif zyn de door hem vervaardigde
levensbeschry vingen , vooral zyn „Life of
Nelson (1813, 2 dln; nieuwe druk , 1876)**, ^
voorts: de „Lives of BritLsh admirals** en
„Life of Wesley (1820; nieuwe druk, 1864)**.
Voorts schreef hy eene „History of Brazil
(1810—1819, 3 dln)** en „History of the Pe-
ninsular war (1823—1828)**, — wflders: „The
book of the church (1824, 2 dln)**, — „Sir
Thomas More, or coUoqnies on the progress
'and prospect of society (1820, 2 dln)**, —
„The doctor (1812, 5 dln)'*, enz.
630
SOÜVEREINTTEIT-SPAANSCHE PEPER.
Souvereiniteit. 8<m9€rm noemt men in
den Staat den^^e, die met het hoogste geng
bekleed en van geen ander gexag af hankeiyk is.
Dat hoogste gesag zelf draagt den naam yaniMi-
vertMtêU, ZQn daaraan bepaalde rechten, zoo-
als de vorsteiyke praerogatieven, verbonden,
dan heet men deze touverntnUÜarêéhten, De
souyereiniteit in een Staat kan opgedragen
ztjn aan een bepaald persoon, zooals in eene
monarchie , maar ook aan het geheele volk,
zooals in eene republiek. Hen spreekt ook
wel van yolkssonvereiniteit in een constitati-
oneel-monarchalen Staat , en dan wordt daar-
mede bedoeld, dat aan de bevoegde bnrgers
in zoodanigen Staat aandeel in en inrloed op
het regeeringsbeleid is toegekend. In ons Va-
derland berustte vóór het Jaar 1795 de sou-
yereiniteit by de verschillende proTinciën; om
die reden gaf men aan Koning Willem I in
1813 den titel van „souvereinen Vorst", om
ie kennen te geven, dat de souvereiniteit der
aftonderiyke gewesten voor goed was afjge-
schaft In de dagen van het leenstelsel had
men weinig sonvereine Vorsten, omdat de
moesten zich gedrongen gevonden, hunne
landen aan machtiger dan zy op te dragen en
ze van dezen in leen te ontvangen; doch daarby
gingen de souvereiniteitsrechten op den land-
heer over.
Souvestre (Emile), een Fransch roman-
sohry ver en tooneeldichter, geboren den 16den
April 1806 te MorUix (Finistère), vestigde
zich in 1836 te Parys , maakte zich bekend
door zyne schetsen uit Bretagne, zooals: „Le
Finistère de 1886" en „La Bretagne pittores-
que (1841)", en leverde daarop een groot aantal
romans, drama's en vaudevilles. Tot zyne
beste romans behooren; „Biche et pauvre
(1836)", — „Les demiers Bretons (1837)", —
„Pierre et Jean (1842)", — „Les röprouvés
et les élns (1846)", — „Oonfessions d*un
ouvrier (1851)", — „Un phüosophe sous les
toits (door de Académie bekroond)", — „Au
coin du feu", — „Sous la tonnelle (1851)", —
en „Le mémorial de la familie (1854)". Hy
overleed te Parys den 5den Juli 1854. Zyne
gezameniyke werken beslaan 60 deelen van
de „Collection Lévy".
Souza-Botelho (Adelaïde, markiezin van),
geboren FUleul , eene Fransche sohry fster,
aanschouwde het levenslicht op den 14den
Mei 1761 op het kasteel Longpré in Normandië,
trad in 1784 in het huweiyk met den Graaf
FUthamlt, vluchtte, nadat deze in 1793 te
Arras geguillotineerd was, met haren zoon
(later generaal FlahauU) naar Engeland en
zag zich aldaar genoodóakt door de pen in
haar onderhoud te voorzien. Daardoor ont-
stonden: „Adèle de Sénanges ou lettres de
lord Sy denham (1794)", — en de roman:
„Emilie et Alphonse (1799, 3 dln)". In 1798
vertrok zy weder naar Parys, trad er in het
huweiyk met den Portugeeschen gezant Joze
Maria de Boiélho, die zich door eene pracht-
uitgave van „Os Lusiados" Jegens de letter-
kunde van ztJn vaderland verdiensteiyk had
gemaakt, en schreef vervolgens: „Charles et
Marie (1802)", ~ „Eugène de Rathelin (1808,
2 dln)", ~ „Mémoires de la familie dn comte
de Revel (1811, 3 dln)", — „Mademoiselle
de Toumon (1820, 2 dln)", — „La comtesse
de Fargy (1823, 4 dln)", enz. Zy overleed te
Parys den 16den April 1886, en hare „Oemrres
complètee" zyn by herhaling uitgegeven.
Sowerby (James), een natuurondawMlcer
en schilder, geboren den 21sten Maart 17 57,
bezocht de schilderacadémie, studeerde voorts
in de natuurkunde en overleed den 25eteii
October 1842 te Lambeth. Zyne belangrykile ge-
schriften zyn: „EngUsh Botany or colored
flgures of all the plants natives of Gremt-
Britaln (1792-1807, 36 dln)", — „Colorea
flgures of EngUsh fiingi (1797—1809, 3 dln)*',
— „British mineralogy (1804—1817, 5 dln)**,
— en „Mineral conchiology of Great-Britain
(1812—1841, 5 dln)".
Sowinski (Leonard), een Poolseh dichter,
geboren in 1831 te Berezowka in PodoliS,
studeerde te Klew en vestigde zich vervolgens
te Warschau. Zyne „(Gedichten (1878, 2 dln)*'
vonden groeten byval. Ook leverde hg eene
uitmuntende „Geschiedenis der Poolsche letter-
kunde (1874, 5 dln)".
Soyaux (Hermann), een verdieneteVic
kruidkundige, geboren te Breslau den 4den
Januari 1852, studeerde te Beriyn, reisde in
1878 naar Wes^AArika, in 1875 naar Angola
en keerde in 1876 naar Europa terug, waar
zyne reisbeschryving: „Aus Westafrika (1879,
2 dln)" in het licht verscheen. In 1879 ver-
trok hy naar Gaboen om er een koffieplan-
taa^je aan te leggen. Hy kweet zich in een
vyftal Jaren van die taak, verzamelde eeoige
vroeger onbekende plantensoorten en kwam
in 1885 weder in zyn vaderland, om reeds
in Februari 1886 te vertrekken naar Brszilië
en ook hier op dergeiyke wyze werkzaam te
wezen. — Zyn broeder Ludvng^ geboren te
Kreuzburg in Opper-SUezië den 208ten Au-
gustus 1846, bezocht de schilderacadémie te
Beriyn en bepaalde zich toen by letterkundigen
arbeid. Van 1874 tot 1883 was hy redacteur
van een te Hannover verschynend dagblad.
Na een vry lang vertoef te Hamburg begaf
hy zich in 1884 naar Leipzig, waar hy zich
met de redactie van het „Salon" en van het
„Neue Blatt" belastte. Als dichter heeft hS
zich door het dichteriyk verhaal „Renate
(1885)" bekend gemaakt
Spa, eene stad in de Belgische provincie
Luik, in eene boschryke bergstreek, aan een
zytak van den spoorweg van Yerviers naar
Luik, telt ongeveer 7000 inwoners, die zieh
bezig houden met de vervaardiging van ge-
lakte houtwaren (Spadooqies enz.), met wol-
kammen, looien, yzersmeltery enz., maar is
vooral vermaard wegens hare minerale bron-
nen, die jaariyks talryke badgasten derwaarts
lokken. Die bronnen bezitten een warmtegraad
van 9—10^ C. en behooren tot de alkalisch-
yzerhoudende zure wateren. Deze worden
vooral aanbevolen tegen hypochondrie, maag-
kwalen, zennwzwakte enz. Spa bezit dan ook
alles, wat men op eene druk bezochte bad-
plaats verwachten kan, voomameiyk fraaie
hotels, uitstekende uitspanningslocalen, be-
vallige wandelplaatsen, uitmuntende muziek
enz. Het hazardspel, dat Spa tot vóór eenige
jaren ook voor anderen dan zieken aantrA-
keiyk maaicte, is op last der Regeering ver-
dwenen. Het Spawater wordt heinde en ver
in kruiken verzonden en veelal met wyn en
suiker gedronken.
Spaansohe peper, zie Capwum,
SPAANSCHE BUITER3-SPAEN DE LECQ.
681
Spaansohe miters noemt men in de
▼eni(Enrking8lninBt balken ter lengte van 4 en
ter dikte ran 0,25 Ked. el, waar bonten of
ffieren Bptjlen doorheen steken, op wier punten
zQ nuten; s0 worden met kettingen aan
elkander yerbonden en dienen om den toe-
gang tot bmggen en poorten van vestingen
te Tonperren.
SpaanBohe Suooessie-oorlog, sie Sue-
cê89iê-oorl<)ffêH,
Spaansohe vlieg (Lytta vesieatoria) ia
een insect, dat ten onrechte met den naam
van vlu^ bestempeld wordt, daar het tot de
orde der SehUdolmiffdiéfê» (Coleoptera) behoort,
en onder deze tot de fitmilie der UaarireJe'
Jcendem (Yesicantia). Het volkomene insect
wordt in het begin van den zomer vooral op
seringen- en essohenboomen opgemerkt Het
is van 12—16 Ned. streep lang, glanzig gond-
groen, heeft een grootra, platronden kop, die
op den schedel eene diepe groeve heeft, met
zwarte sprieten van elf geledingen, een vier-
kant borststuk en vr0 groote, platte dek-
schUden, waarop men 3 lengtestrepen waar-
neemt. In de warme gewesten heeft men
onderscheidene soorten van SpaansChe vliegen,
die echter meer in grootte en klenr dan in
gedaante verschillen. In onze Oost-Indische
bezittingen is de gewone soort vrf) groot, dof
zwart, met een gUnzigeo, lakrooden kop. Het
vermogen om blaren te trekken op de (inid
geeft aan dit insect als geneesmiddel groote
waarde. Het dient dan ook tot bereiding van
de bekende SpaatuohevlUffentdlf,
Spaansohe wijnen (De) ziin voor een
groot deel voortreffelijk van hoedanigheid en
knnnen met de Bourgogne-, Boussillon- en
Xjangnedocwtinen verkeken worden, zoodat
de handel ze over den geheelen aardbodem
verspreidt. In alle Spaansohe provinci6n wordt
wQn bereid, maar de voortbrengselen der
noordeigke gewesten i^in ^^^ uitvoer weinig
geschikt In het algemeen kwfjnt de Spaansohe
wtinbereiding door de traagheid en zorgeloosheid
der ingezetenen, zoodat de gewone wt)nsoor-
ten er op verre na niet aan de rechtmatige
verwachtingen beantwoorden. De zuideiyke
Spaansohe wt)nen worden ten behoeve van
den uitvoer met spiritus versneden, welken
laatsten men desgelQks uit most bereidt. De
meestgeroemde Spaansohe wQn is de Xeres-
wt)n; voorts prQst men er de zoete Paxarete-
wVnen (malvoisi), den Tinto di Rota (een
Ukeurwün, donker en met veel gloed), de
Mansanillawtlnen (met veel geur) enz. Op de
reeds vermelde Rota volgt de AlicantewQn
met een zeer geurig bouqnet, onder den naam
van „echte SiUlaga" veelal aan zwakken en
herstellenden aanbevolen. EindelQk vermelden
wti den Malagawfjn, den Pedro Ximeneswtfn
van Vittoria in Biscaya, den Grenachowtjn
van Gampo di Carinena in Aragon en den
Roncia-Perahawnn in Navarre. In het noord-
oosten van SpaiOe bereidt men den Ebro-
Portwtjn, die doorgaans voor echten Portwün
wordt verkocht, maar veel minder deugdzaam
is. Zie ook onder 8eoé.
Spaansoh groen of grotnipaauj zie onder
Spaanfloh riet, zie Biet.
Spaarbanken zQn inrichtingen, waar min-
vermogende burgers hunne spaarpenningen
zelfs tot een gering bedrag tegen matige
rente knnnen beleggen. Zy zOn dus bOzonder ge-
schikt, om de geringere klassen der maatschap-
pQ tot werlLzaamheid en spaarzaamheid op te
wekken. BQ een goed beheer iian zoodanige
inrichting tevens eenig voordeel behalen, het-
welk gebezigd wordt tot het vormen van een
reserve- of waarborgfonds. Men meent, dat
éene der eerste spaarbanken in 1778 te Ham-
burg is opgericht, en in ons Vaderland heeft
in deze eeuw vooral de Maatschapptf tot Nut
van *t Algemeen zich beUverd, overal spaar-
banken te doen verryzen. Daarenboven heeft
men in den laatsten ^d maatregelen genomen
of beraamd om pott- en toiooZspaarbanken op
te richten. — voorts heeft men hier en daar
spcMfhauem gevormd, gewooniy k met het doel
in t0d van ruime verdiensten gelegenheid te
geven aan daglooners, om iets ter z||de te
leggen voor den winter.
Spaoh (Ludwig AdolO» een beoefenaar der
geschiedenis van den Elzas en geboren te
Straatsburg den 27sten September 1800, werd
na het voleindigen zyner studiën als huison-
derwyzer geplaatst by den Graaf de SaimU
AfOairê te Parys , vergezelde hem naar Rome
en was er in 1831—1832 zyn secretaris in het
Palazzo Ck>lonna. Daarop was hy tot 1839
werkzaam in Zwitserland en elders by het
ondervrys, werd in 1840 archivaris van het
departement BasRhin, zag zich in 1872 be-
noemd tot honorai^ professor aan de universi-
teit te Straatsburg en overleed aldaar den
16den Oetober 1879.
Onder den pseudoniem L<mii LawUer schreef
hy den roman: „Henrl Farel (1843, 2 dln)", —
„Le nouveau Candide (1835, 2 dln)", — en
„Hoger Manesse (1849)". Voorts leverde hy
opstellen in de „Revue d'Alsace (1860— 1870) '
en in onderscheidene dagbladen in den Elzas,
alsmede: „Histoire de la Basse-Alsace (1858
en 1860)", — „Lettres sur les archives depar-
tementales du Bas-Rhin (1861)", — en „Mé-
langes UUéraires (1862 - 1869)". Zy ne „Oenvres
choisies (1864— 1871)", waarin de „Biographies
alsaciennes" werden opgenomen, vormen zyn
hoofdwerk. Onder bovenvermelden pseudoniem
vervaardigde hy daarenboven het oratorium
„Der Mfinsterbau (1865)", — „Kalser Sigis-
mund (1866)", — „Heinrich Waser (1875)", —
„Dramatische GtomUlde aus Straszburgs Yer-
gangenheit (1876, 2 dln)", — en „Essays
(1877)".
zyn broeder Sdnard, geboren den 20sten
November 1801, zag zich in 1829 geplaatst aan
den Jardln des Plantes te Parys, werd er
inspecteur van het botanisch museum en over-
leed den 18den Mei 1879. Hy schreef: „Plan-
tes phanérogames (1835—1887, 2 dln)", —
„Histoire natureUe des végétaux (1834—1848,
14 dln)", — en „Choix des plantes nouvelles
de FAsie occidentale (1842—1851, 5 dln)".
Spaen de Leoq (Willem Anne, baron),
een verdienstoiyk Nederlandsch geschiedkun-
dige, geboren den 26sten December 1750,
studeerde te Utrecht in de rechten, werd in
1769 burgemeester van Elburg, legde die be-
trekking neder in 1786, aanvaardde haar nog-
maals in 1789 en bekleedde haar tot 1795,
waarna hy zich vestigde op zyn buitenverbiyf
Bellevue te Cleef. Hy werd aldaar president
van het canton en grootmeester der wapenen
682
SPAEN DE LECQ-SPALDINQ.
yaa het koningrOk HolUnd. In 1S14 echter
keerde hQ nsar Nederland tengi werd er
president Tmn den Hoogen Baad van adel^ lid
van de Eerste BUuner der Staten Generaal ens.
en overleed te ^sGravenhage den SOeten April
1817. Van iQne geschriften Termelden wt|:
„Yeriiandeling over *t recht yan de Jacht op
de Velnwe (1784)", — „Verhandeling over de
criadneele ordonnantie van Koning Philips
in Gelderland (1794)'*, — «Oordeelkundige
inleiding tot de historie van (Gelderland (1801—
1806, 4 dln)'*, — „BriefwisaeUng met Klnit
en van WQn over den oorsprong van *t ge-
slacht van Brederode (in het ^^Hnissittend
leven)", — „Proeve van Historie- en Oud-
heidkunde (1805)", — „Historie- en Oud-
heidkunde (1805)", — „Historie der Heeren
van Amstel, van Uselmonde en van Mjnden
enz. (1807)", — en „Historie van (Gelderland
(1815, 1ste dl)".
SpagnolettO, zie Ribera,
Spani's of iipaki't noemde men voorheen
de kern der ruiteri) in het Turksche leger.
Zy waren met sabel, lans en werpspies
(<Ut|erid), later ook met pistolen en geweren
gewapend en vormden een ongeregelden hoop,
die met woeste dapperheid op den vgand
losstormde, doch by het mislukken van den
eersten aanval in ordelooze vlucht afdeinsde.
Ook geeft men dien naam aan drie Fransehe
kavallerieregimenten, in Algéri6 uit inbo<Hr-
lingen gevormd, maar op Europeeechen voet
georgantoeerd.
SpalatiniLS (Georg), een 0?erig bevor-
deraar der Hervorming, geboren in 1484 te
Spalt in het bisdom Eichst^tt, bezocht de
Sebaldusschool te Nümberg, studeerde in 1499
en later te Erftart tegeigk met LtUher in de
letteren en wQsbegeerte, werd in 1502 magis-
ter te Wittenberg, studeerde daarna wederom
te Erftirt in de rechten en in de godgeleerdheid,
werd in 1507 pastoor te Hohenkirchen bU
Gotha en zag zich in 1512 aangesteld tot
onderwQzer van Jokamn Friêdrieh, later Keur-
vorst van Saksen. Na dien tijd bestuurde hy
te Wittenberg de studiën der Prinsen Otio en
JBrick van Bnmswyk-Lttneburg. In 1514 be-
noemde Frêderik de Wijtê hem tot zQu Hof-
kapellaan, daarna tot zQn geheimschrQver,
dan tot bibliothecaris aan de universiteit te
Wittenberg en nog vóór 1517 tot lEannnnik
aan het GeorgeStift te Altenburg. SpalaHmu
was steeds de vertrouwde dienaar van den
Keurvorst, dien hQ naar bykans alle Byksdagen
vergezelde, terwyi hy hem achting en toegene-
genheid inboezemde voor Lvilier, Voorts be-
noemde Jc^<jm de Bettendiffê hem in 1525 tot
leeraar en superintendent van Altenburg. In
1580 begpzf hy zich met den Keurvorst naar den
BQksdag te Augsburg en in 1582 met Jokanm
Driêdridk naar den Keurvorstendag te Schwein-
f^irt, waar hy de Evangelische leer verkon-
digde. Van 1527—1542 was hy yverig werk-
zaam by de regeling van de zaken der
Evangelische Kerk in Saksen en overleed te
Altenburg den 16den Januari 1545. Hy schreef
biographieën van Fredenk de Wijze en Jóhan
de Beetmkèige, — voorts: „ChristUche Beligi-
onshftndel oder Beligionssachen", — en eene
geschiedenis der Pausen en Keizers uit den
^d der Hervorming.
Spélato, in het Slawisch 8plUy eene stad
en dIstrIotshoeMplaats is DiOmittfi, i0 i
vormig op een scUereihuid en op deai
grond vaa eene naar het zuiden aleh opeaend»
baai der Adriatische Zee gelegoi en vrortt
verdeeld ia de Oude Stad, de Nieawe Stad
en de Voorsteden. De straten der eigenigka
stad zQn nanw en sleeht geplaveid en de
huizen in Italiaanschen styi opgetrokken. Tot
de openbare plelnea behooren er: liet Dcms-
plein (Piazza dl Tempio), tevens marktplete,
en het Heerenplein. Men vindt er talr||ke
antieke bouwgewrochten. De gelieele mfanto
der Oudstad was te voren ingenooMu door het
paleis van Keizer DJodtHmmê^ en daarvan m
het zuid^yk Aront, bepaaldelQk een porticai,
ter lengte van 125 Ned. eL de voorhal en liet
vestibulum, bewaard gebleven. De tempel,
aan het vestibulum grenzende (het manaolema
van DioeUHatme)y is veranderd ia de booft-
kerk van den heiUgen JMwme\ deae heeft
eene rotonde met eene middeliyn van 18 Ned.
el en een koepel ter hoogte van 26 Ned. ei,
benevens een grootschen klokketoren uit de
15de eeuw. De Dom is na het Pandieoa te
Bome het best bewaard gebleven BomeJaseh
bouwgewelf en sedert 1876 worden de daaraaa
palende huizen weggeruimd. De daar tegen-
over verresen tempel van AeeUfiae (Aeecu-
lapius) dient nu tot doodkapél, maar heviadt
zich nog in goeden staat Daarenboven s|Pb
de overbiyfeelen der waterleiding van l>i«eb-
iiemmê zeer merkwaardig. Sp&lato is de zetel
van een lEantongereeht en van eene arroadis-
sementsrechtbaak, van eene Kamer van koop-
handel, van een bisschop, van een domk^ltfeol
enz. Hen heeft er 4 Idoosters, een biaachoi^
peiyk seminarium, een gjrmnasium, eene re-
aalschool, eene zeevaartschool en ondera^ei-
dene andere inrichtingen van onderwfia, eea
ziekea- en een vondelingenhuis, eèn se^Mnr-
burg, een museum van oudhedra en ruim 14600
(als gemeente 21 000) inwoners. Aan de ooetayde
der stad verheft zich het fort GMppi met eea
kruitmagazyn en eene versterkte kaaeme. De
haven is eenigermate verzand, doch aan hsre
verbetering wordt gewerkt In 1876 verschenen
er 1756 schepen met eene laadruimte van
byna 200000 ton. Bondom de stad wint men
Wyn, ooft en groenten, — ook vervasr^^
men er rosoglio en maraschino, en men he^
er touwslageryen, zeepjriederyra, tiehelwer-
ken, kalk en cementAU>rieken, looiergen^
scheepstimmerwerven, kustvaart en een levea-
gen handel. Voorts vindt men er gas, eene
volksbank en het aanvangsstation van dea
spoorweg naar Siveritz. — In boveavenaM
Keizeriyk pal^ hield JHoeletiamme zyn verbl|f
na het verlaten van den troon^ Toen in de
6de en 7de eeuw het nabygelegen Salona ver-
woest werd, bouwden de inwoners deser stad
nieuwe woningen in den zetel van Dioeküm'
mu, en zoo ontstond aldaar eene kleine stad,
die aanvankeiyk Salonae Palatium, toen 8pa-
latium en eindeiyk Sp&lato genoemd werd.
De voormalige vestingwerken ^n er nagenoeg
gesloopt
Spalding (Johan Joachim), eea ver&a-
steiyk ProtestantBch godgrteerde, geboren éea
Isten November 1714 te Tribsees in Zweedse
Pommeren, studeerde te Bestook en Qrettb-
wald, werd in 1749 predikant te Tiaasaha in
Zweedsch Pommeren, in 1757 eerste predikaat
SPALDIBTG-SPANHEIM.
633
te Bartb, in 1654 proost mh de NiooUtit-
kerk te Berltla en Inter ook consistorUalraad,
in welke betrekking hif Overig werkiaam wm
ten behoeve yaa godsdienstige verlichting,
totdat in 1788 het „Religionsedikr* in Pmi-
sen hem noodsaakte, afttand te doen van lyn
leeraarsambt Hg overleed te Berign den 26sten
Blaart 1803. Van zQne geschriften vermeiden
wy : „Die Bestimmang des Menschen (4de dmk,
1754)", — „Oedanken fiber den Werth der
Geftthle in dem Christenthom (1761; 5de druk,
1785)'\ — en „Ueber die Nntsbarkeit des
Predigtamts (1772; 2de dmk, 1778)'*.
Spalken noemt men planl^es van ver-
schillende afmetingen, welke te voren bQ
arm- en beenbreuken geheugd werden, om
den arm of het been in deselfde honding te
doen blüven. Later heeft men er ook van leder
en van getah-pert^a vervaardigd, doch ai|
zyn thans na het invoeren van het ^fliel-,
gips- en waterglasverband nagenoeg geheel in
onbruik gemaakt
SpaUanzani (Lazaro), een beroemd na-
tunronderaoeker, geboren den 12den Joni
1729 te Soandiano in het hertogdom Módena.
studewde te Bologna in de natanrknnde, werd
in 1576 professor te Beggio, later te Módena
en te Pavia, doorreisde Zwitserland, het
Oosten en een gedeelte van Doitsohland en
overleed den Uden Febmari 1798 te Pavia.
HQ leverde in 1785 in sOn geschrift over de
voortplanting het proefonderlik bewfjs van de
bevriMhting der eieren door het zaadvocht,
deelde de uitkomsten mede van zyne naspo-
ringen over de voortplanting der kikvorschen,
over de afgietseldiertjes, over een eigenaardig
zintnig der vledermnizen, over de spüsverte-
ring en den bloedsomloop en beschreef de
merkwaardigheden op het gebied der natnnr-
Uike historie in de door hem bezochte landen,
van zOne geschriften vermelden wi|: ^Opus-
coli di flsica animale e vegetabile (1780, 2
dln)**, — n^ü^ ^0 doe Sicilië ed in alonne
parti degU Apennini (1782, 6 dln)*\ -- en
„Expériences ponr servir & Thistoire de la
génération des animaox et des plantes (1786)*'.
Spandau, eeoe als staatsgevangenis be-
ruchte vesting in het Pruisische district Pots-
dam, aan de Havel en aan den mond van de
Spree, alsmede aan den spoorweg van BerlQn
naar Hamburg en ?an BerlQn naar Lehrte, is
de zetel van eene arrondissementsrechtbank.
Voorts heeft men er 2 Protestantsche kerken
en éene R. Katholieke kerk, een gymnasium,
eene militaire schietschool, een stedeltfk tke-
kenhuis, 2 hospitalen, een militair lazareth,
eene militaire gevangenis, eene druk bezochte
paardenmarkt, veel scheepvaart en met het
garnizoen b0na 81000 inwoners (1885). Er
z)}n onderscheidene fabrieken, en de stad is,
ter beveiliging van Berlt)o, met hare gedeta-
cheerde forten eene vesting van den eersten
rang. In de citadel verheft zich de Jnlinstoren
met den oorlogsschat van het Dnitsche Byk.
— Spandau is ^ne der oudste steden van de
Middebnark; reeds in de Idde eeuw verkreeg
zQ stedeiyke rechten, was langen tyd de
residentie der Keurvorsten van Bimndenburg,
maar moest zich in 1685 overgeven aan de
Zweden. In 1806 werd ad door de Franschen
en in 1818 wederom door de Pruisen veroverd.
Spandaw (Hajo Albert),eenveTdien8teli|k
Nederlandseh dichter, geboren te Vries den
288ten October 1777, studeerde te Groningen
en promoveerde aldaar in de rechten in 1799.
Daarna werd hg secretaris van Sappemeeren
in 1808 van de beide Oldambten en in 1811,
toen deze betrekking verviel, rechter van in-
structie. Laatstgenoemd ambt legde h0 even-
wel neder, vestigde zich als advocaat te Gro-
ningen en had eerlang eene zoo drukke
rechtsiHractSk, dat hü een professoraat aan de
Groninger académie van de hand wees. In
1817 werd htf griffier der Staten van Groningen,
in 1840 lid van de dubbele Kamer derStaten-
Generaal en in 1846 raadsheer in het provin-
ciaal gerechtshof te Groningen, alwaar hQ den
288ten October 1855 overleed. Van zQne wer-
ken vermelden wQ: „Vriendschap en liefde,
tooneelspel (1800)**, — „Ontmoeting en ver-
geving, tooneelspel (1801)**, — „Gedichten en
redevoeringen (1803)**, — „(Gedichten (1805)**,
— „De vrouwen, in 4 zangen (1807 ; 2de
druk 1812)", — „Poëzt) (1809)**, — „Nederlands
verlossing, dishteriyke uitboeaeniing (1814)*',
— „Nederlands behoud (1815)'*, — „Loflrede
op \Vlllem den Eerste, Prins van OraioOe
(1821)", — „Hulde aan de nagedachtenis van
Graaf Adolf van Nassau (1827)", — „Vrou-
welQk schoon, dichtstuk (1835)'*, — „GMich-
ten (1835, 4 dln)", — „Nieuwe verspreide
Poözll enz. (1847)", — onderscheidene Vader-
landsche zangen, van welke . vooral : „De
nieuwe haring" en „Neerlands* roem** alge-
meen bekend zQn, — en een aantal bQdragen
in tydschriften en Jaarboelijes.
Spanheim. Onder dezen naam vermelden
wtJ:
l^rieéhrieh SpanMmy een zoon van den doctor
in de godgeleerdheid Wigamdmt 8p<Mikeim en
geboren te Amberg in de Boven-Pfalz den
Isten Januari 1600. HQ studeerde te Heidelberg
en te Genöve, werd hnisonderwOzer, keerde
naar Genéve terug, bezocht Parys en Enge-
land en werd vervolgens hoogleeraar in de
wgsbegeerte en later in de godge?eerd-
heid te Genéve. Nadat hy onderscheidene be-
roepen had afgewezen, vertrok hQ in 1642
als hoogleeraar naar Leiden en overleed al-
daar den 14den Mei 1649. Van i^ne geschriften
vermelden wt|: „Le tableau d'une princesse
(2de druk onder gewgzigden titel, 1643)", —
„Le Boldat Snédois (1633)", — „Le Meroure
Suisse (1631 enz.)'\ — „Dubia evangeliea
(1634—1639 3 dln)", — „(Geneva restitnta
(1635)", — „Diatribe historiea de origine, pro-
gressu et sectis anabaptistarum (1635)", — en
„Gtograena theologiae anabaptisticae (1649)".
SuehiH Spamkeimy geboren te Genéve in
1629 en een zoon van den voorgaande. HQ
studeerde te Leiden en genoot er den omgang
van Ntoolaoê Bdm$iiu en Olaudwe Salmatmtf
werd in 1649 hoogleeraar in de welsprekend-
heid te G(enéve, trad in dienst van den Keur*
vorst van de POslz en daarna in dien van den
Keurvorst van Brandenburg, die hem met den
titel van vrijheer tan SptuUkeim in den adel-
stand verhielp nam op last van dien Keur-
vorst, later Koning van Pruisen, onderschei-
dene gezantschappen waar en overleed in
1710. Hg maakte veel werk van de penning-
kunde en schreef het voortreifel0kwerk:„De
praestantia et usu numismatum antiqnorum
(1654 en later bg herhaUng)".
084
SPANHEIM— SPANJE.
Friêdrieh SpamMm Jr, een broeder yao den
▼oorgaande en sfeboren te Genève den laten
Mei 1638. HQ stadeerde te Leiden en werd
er artiam liberaUam magister, doch sette
vervolgens zgne stadiSa in de godgeleerdheid
voort, werd in 1652 proponrat, in 1655 boog-
leeraar te Heidelberg, wees onderscheidene
aanbiedingen van de hand en werd in 1670
hoogleeraar in de godgeleerdheid te Leiden,
ontving hier in 1684 den titel van professor
theologiae primarins en overleed den 18den
Mei 1701. Van zQne talr0ke geschriften ver-
melden wQ: „Qeographia sacra eoclesiastica
(1679)*\ — „Chronulogia saora (1683)'*, —
„Samma historiae ecclesiastioae (1689)'', —
„De Papa foemina inter Leonem IV et Bene-
diotnm IH (1691)'*, — „Historia imaginnm
(1680)*', — „De novissimis circa res sacras
in Belgio diseidiis (1677)", — „Dispntationes
miscellaneae (1668)", — en „Heylige men-
gelschriften of verzameling van predlkatiCn
(1729)".
Spanje (JBrpofta, bj) de Ouden ook Iberië
en bO de (ïrieken HupmiS geheeten, zie de
nevensgaande kaart), een WestEoropeesch
koningrijk, beslaat verreweg het grootste ge-
deelte van het Pyreneesobe schiereiland en ligt
tosschen 36''1'40^ en 43*»47'40' N3. en 9*^' en
3^' O.L. van Chreenwicb. Het grenst in het
noorden aan FrankrQk, door de Pyreneeën van
dit B0k gescheiden, aan de republiek Andorra
en aan de Oolf van Bisoaya, in het westen aan
den Atlantischen Oceaan en aan Portugal, en
voor 't overige aan den Atlantischen Oceaan
en aan de Middellandsohe Zee. Het heefteene
oppervlakte van ruim 9000 Q geogr. mgi,en
dit bedrag klimt met de Balearisohe en Ca-
narische Eilanden (Adyaoentes) tot 9202^/2 en
met de overseesche koloniën tot 14747 Q
geogr. mgi. Het noordelijkste punt van Spanje
is Kaap de Yares in QaliciS, — het anideiykste
de Hermita de Santa Catallna bQ Tarifa en
het oostelijkste Kaap Creoz. De noordelQke
kust loopt voort in eene rechte lOn en vormt
alleen tusschen QQon en Aviles en tusschen
Bivadeo en Ck>rufia aaniienltjke voorgebergten,
terwijl de rotswanden er b0na overal steil in
het water afdalen. De kust is er alleen toe-
gankeigk by de monden der rivieren en in
eenige in het land doordringende zeearmen
(rias). Ook de westkust heeft er een dergelQk
karakter, maar is veel toegankelijker, omdat
de achtergrond der rias er veelal vlakten
vormt Aan de zuid- en oostkust daarentegen
heeft men een groot aantal baaien met veilige
havens; d&ar heeft men de Oolf van Cadix,
van Malaga en van Almeria, alsmede de Baai
van Cartagena, — voorts aan de oostkust de
Baai van Alicante en de Gk>lf van Yalencia.
De bodem van Spanje bestaat iu het midden
des lands uit eene hoogvlakte, die de gedaante
heeft van een trapezium en eene uitgebreid-
heid van 4200 Q geogr. m|jl; z0 is van alle
kanten door bergen omgeven en draagt ook
zelve eenige bergtoppen. Men kan haar split-
sen in een hoog noordelijk en in een wat
lager zuidelijk gedeelte. Het eerste omvat de
hoogvlakten van Leon en OudCastilië, — het
tweede Nieuw-Castilië, Estremadura en de
noordeiyke helft van Murcia. Beide ztjn door
het Oastiliaansche Scheidingsgebergte, van het
oost-noordoosten naar het zuid-zuidwesten ioo-
pende, van elkander gescheiden. ZQ hebben
eene westwaartsche helling, zoodat ook de
rivieren deze richting volgen, op het noordelOk
gedeelte de Duero, op het zuidelijk gedeelte
de Taag en de Quadalquivir, en tosmdien
laatstgenoemde twee verheft zieh het gebeffig:te
van Estremadura. De hoogvlakte van God-
OastUie en Leon heeft eene gemiddelde hoogte
van 810, die van ClastUië en EstremAdva
eene van 783 Ned. el. De vier heUiBgen der
groote centrale bergvlakte hebben een zeer
verschillenden vorm. De steil in zee afdalende
noordelijke belling wordt gevormd door het Oan-
tabrlaoh gebergte, eene westwaartsche voort-
zetting der Pyreneeën, en is zeer smmL Veel
broeder is de oostelijke of Iberische h^lfaig,
die met onderscheidene terrassen afdaalt naar
de laagvlakte van Aragon en de Oolf van
Yalencia en slechts hier en daar geléoleeide
berggevaarten torscht Dergeigk terraaaen
vindt men ook aan de zuideiyke of Baetiaeke
helling, die alleen in het oosten (in de pro-
vincie Murcia en Alicante) de kost der Mld-
dellandsche Zee bereikt en voor *t overige
in de laagvlakte van Neder Andalosie en naar
de kusten van den Atlantischen Oceaan af-
daalt Hier verheft zich het golvend gebei^te
der Siërra Morena, dat boven de hoog-
vlakten van Nieuw-Castilië en Estremadan
als eene niet zeer hooge keten verrBst De
westelijke of Lusitaansche helling, de Iweedste
en merkwaardigste, behoort grootendeels tot
Portugal. In het geheel onderscheidt men tb
Spanje zes zelhtandige gebergten, namdfk
de Pyreneeën, het Iberische geberg^te, lïet
Oentraalgebergte of het (^astüiaansche Schei-
dingsgebergte, het gebergte van Eetreaa-
dura, het Mariaansoh geboefte en het Baetisc^
gebergte (het gebergte van (hanada met den
hoogen Siërra Nevadaen de nab|j deMiddei-
landsche Zee gelegene Alpi^arras). Nadere
bijzonderheden omtrent die gebergtmi a^n ia
de artikelen Ppwtêêëm, Caniabritch €hi$tft€^
Sierra enz. vermeld. Tusschen het Iberisek
Oebmrgte en de Pyreneeën ligt het IberiaelM
laagland of het stroomgebied van de Ebro,
met eene lengte van 300 en eene breedte rao
163 Ned. m|jL Het wordt gesplitst in eeae
noordwestelijke kleinere en eene zuidooatdtke
grootere 'afdeeling, die, door bergreeksen vaa
elkander gescheiden, zich bQ Tudela ver-
eenigen. Terwijl het bovenste gedeelte eeae
eigenltfke bergvlakte vormt, die zieh meer
dan 300 Ned. el boven de oppervlakte der zee
verheft, is het overig gedeelte meer een laag-
land, slechts een 100 tal Ned. el boven den
zeespiegel gelegen. Beide gedeelten bevatten
vruchtbare landen en woeste steppen. Tuaschea
het Baetisch en het Mariaansch gebergte heeft
men het Baetisebe laagland of het stroomge-
bied van de Quadalquivir, zich uitstrelckead
van het oost- noordoosten naar het west^said-
westen met eene lengte van 330 en eene breedte
van 90 Ned. m|jl Ook deze heeft twee afdee-
lingen, namelijk het kleine bekken vaa dea
bovenloop der Guadalquivir en het vtjftnaal
zoo groote bekken van haren midden- en
benedenloop. Het eerste is eene hoogvlakte,
tot 476 Ned. el boven de zee zich vorhefltoad,
en het laatste of Neder-Andalusië een laag-
land, door de Xenil in twee ongelijke stukken
gesplitst. Het oostelijke, de Campina di Oer-
SPANJE EN
CcïUuMtreirde Kncydopaedie^'i** drvik..
Maatschappjf ///.v<
PORTUGAL.
Westefflc o OosteljTcvrPargs ^ 2 oosugik.
C/f COTwicK
J 3 Spaaje stdertJ83SU49pnmneim,(mA iMhurip r.tLCatuoisdu^ eHJ ver^ttU, die,mtO
üm Refrabliek cpde^ kamt omdervtretpU haofdplaMitstm otautemd. wvrdm,.
Anaorra q^ „^ hooDUetters ^«fksdirerav namui betrrfrht deUstorisdte indftlbtg.
i ^ Portugal vrveofrinSprorutcim^theauf btI7tUstrictmvmU)eU.vwt wrOte drAuortn.
Ma^txt^J^frtoSantofndeJSit^prerdifchteüandmjeo^.MAfHkn hekoomv.
20
22
ifr, Hofterdtr/n .
BJde artikeU: Spanje, Porlu^al cii Anüomi.
SPANJE.
6S5
dova, ia eeoe heayeUchtisfe rtakte met meer
dan 180 toppen, bet westeigke, de vlakte
▼an Sevilla, een laagland, dat zich ner^^s
hooger dan 80 Ned. el boven de oppervlakte
der aee verbeft. De bekkens van deEbro en
Onadalqnivir zQn onde Inbammen der aee
en alzoo met brakke tertiaire lagen gevnld.
Door bet eerste worden de Pyreneeën met
hnnne terrassen naar de zQde van CatalonlS
en Aragon, door bet tweede bet gebergte van
Qranada met den Siërra Nevada van bet
Spaanscbe boogland gesebelden. DePlntoniscbe
oitbarstingsgesteenten en de ondste of primaire
becinkingen vervallen er eene belangryke rol,
vooral op de aaidwesteigke belft van bet Scbier-
eiland, waar graniet, gneis en andere kristaligne
gesteenten, leisteen en granwak byna nlt-
sloitend beerscbappQ voeren, terwijl in de
noordelQke belft de Jongere beconkene gesteen-
ten de overliand bebben. lo de Pyreneeën
ecbter en langs de kast van Catalonië treden
gneis en kristallifne gesteenten weder op den
voorgrond. Van de secandaire bezinkingen
sgn de gesteenten van bet krtjt-, Jora- en
triastydperk bet meest verspreid. De krgtvor-
ming omvat namelQk bet grootste gedeelte
van de Cantabriacbe bergketen, van de ter-
rassen der Pyreneeën en van den noordelQken
zoom der noordelQke boogvlakte en vertoont
zicb daarenboven aan den oosteljjken enzai-
deltjken zoom der boogvlakten Tan OadCas-
tilië en in bet westelQk gedeelte van bet
Oentraalgebergte, alsmede in bet noord weste-
lyk Randgebergte der terrassen vanGranada.
De ondere secandaire vormingen , alsmede de
gesteenten der steenkolenvorming vindt men
slecbts bier en daar verstrooid en van gerin-
gen omvang. Niettemin bezit Spanje zalke
groote steenkolenbeddingen , dat dit land bQ
eene beboorigke ontginning niet alleen genoeg
steenkolen zoa bebben voor eigen gebrnik,
maar ook groote boeveelheden zon kannen
uitvoeren; men beeft er vooral in Astarië,
Leon en Oad Castilië. Eene verbazend groote
uitgebreidbeid bebben er voorts de tertiaire
en dilnviale lagen, die niet alleen verreweg
bet grootste gedeelte der beide centrale boog-
vlakten, maar ook de rivierbekkens van de
Ebro, van de Gnadalqnivir, van den midden-
loop der Goadiana en van den benedenloop
van de Taag bedekken. Deze bezinkingen
bevatten veel zont Valkanen, die sedert on-
beageigken tQd zyn uitgedoofd, vindt men
op enkele plaatsen ; maar zeer versprdd , vooral
in de zaidwesteigke belft (btjv. Estremadora),
zQn oude aitbarstingen van verscbillende por-
fier- en groensteensoorten, wesbalve er ook
vele vervormde gesteenten voorkomen. Over
de ertsen enz. van Spanje spreken wQ later.
Het betrekking tot de rivieren merkt men
op, dat deze zicb gedeeltelQk spoeden naar
den Atlantisohen Oceaan en gedeelteltfk naar
de Middellandscbe Zee, — en wel naar deze
laatste die van bet oosteigk derdedeel des
lands. De waterscbeiding tosscben die beide
deelen neemt een aanvang op den Parameras
van Reynosa aan den zaidelQken zoom der
Oantabriscbe Bergketen, waar de bronnen
van de Ebro en van de Pisaërga (welke zicb
in de Daéro uitstort) geen 10 Ned. mgi van
elkander verwdderd zt|n, en eindigt bQ de
Straat van Gibraltar, voortloopende over den
kam der Idnbeda- en Paramerasketen van
Molina tot aan Muela de San Juan, voorts
over de boogvlakte van Nieaw- Castilië, over
den Sierra de Alcaraz en bet gebergte van
Segora. Tot de westelQke belUng, naar den
AtUntiscben Oceaan afdalend, bebooren: de
Daéro, de Taag, de Guadiana en de Goadal-
2aivir, en tot de oosteiyke belling de Ebro.
^nder de talrOke kustrivieren onderscbeiden
zicb die van de noordkust door de eigenscbap,
dat zQ in weerwil van bare geringe lengte
over baar benedenloop bevaarbaar zQn; de
voornaamste zQn (van bet oosten naar bet
westen voortsobr|)dend) : de Bidassoa, de Orria,
de De va, de Nervion, de Besaya, de Nalon,
de Navia, de Landrone, de Mandeo en de
AUones. De rivieren aan de westkust z||n wel
is waar langer, maar meestal niet bevaar-
baar; van deze zQn de merkwaardigste: de
Tambre, de üile en vooral de Minbo. Aan
de zuidkust vindt men vele rivieren, docb
slecbts éene van deze is over baar beneden-
loop bevaarbaar, nameltjk de Guadalete ; daaren-
boven vermelden w0 : de Odiël en de Tinto,
— alsmede tuascben de Straat van Gibraltar
en Kaap Palos : de Guadiaro, de Guadalborce,
de Bio de Almeria en de Almanzora. Ook
de lange oostkust beeft slecbts twee bevaar-
bare rivieren, de Segura en de Llobregrat,
terwQ] wQ er voorts noemen: de Xucar, de
Guadalaviar (Tnria), de MtUares (Mizares),
de Tordera, de Ter en de Flavia. Aansien-
lyke meren beeft men er alleen aan de zoid-
en zuidoostkust, namelijk de strandmeren
Albufera en Mar Menor en de Lagnna de la
Xanda in de nab^beid van de Straat van Gi-
braltar. Tot de kleine meren bebooren er: de
Laguna de la Nava btl Palencia, berucbt
wegens bare scbadeigke uitwasemingen, de
zontbevattende Laguna de Zonar in de Baeti-
scbe Steppe, alsmede de zoute Laguna de
(Hllocanta aan de oostelijke belling der Cen-
trale Hoogvlakte. TalrQk zQn er wgders de
minerale bronnen ; men telt er altbans 1 500,
maar van deze zQn slecbs 326 beboorlQk on-
derzoekt. Men beeft er koade, lauwe, warme
en beete. De koudste is de zwavelsaline te
Loëcbes in Nieuw-Castilië (lö^* C.) en de
warmste de Fnënte de Leon te Mombuly in
Catalonië (70^ C).
De groote oneffenbeid van den bodem in
Spanje geeft er aanleiding tot eene groote
verscbeidenbeid van klimaat. Men beeft er
drie klimaatgordels, nameiyk: een midden-
Europeeseben of kouden gematigden gordel,
waartoe bet grootste gedeelte der noordkust,
de noordelQke deelen der hoogvlakte van Leon
en Castilië en bet plateau van Alava bebooren,
— een AArikaanschen of subtropiscben, waarop
Andalusië tot aan den Siërra Morena, Granada,
de zuidoostelijke belft van Mnrcia en bet zui-
delQk gedeelte van Yalencia zicb bevinden,
— en een ZaidEuropeescben of warmen ge-
matigden gordel, die de overige gewesten
omvat. Op den midden-Europeescben gordel
bebben de kusten en lage Landen een zeer
aangenaam klimaat, daar de warmte er zelfs
in den zomer zelden klimt boven 88^ C. en
in den winter zelden daalt onder 8° C, terwQl
vorst en sneeuw er slecbts gedarende korte
tgden worden waargenomen. De dampkring
is er veelal vocbtig, en vooral bet voor- en
636
SPANJE.
iuy«ar InreDgen er overrloedige regem. De
dalea bjj de noordknat behooren tot de ge-
londBte streken tmi Europa. Een gekeel ander
klimaat heerscht op de hoogrlakten yanOod*
Castilië; hier behooren rortt en sneeawboien
^eeds in den nahetftt geennins tot de leld-
zaamheden, en gedurende den winter zQn er
door maasa's sneeuw de wegen wel eens
weken lang onbruikbaar. In het vooijaar om-
sluieren er koude nevels vaak dagen aaneen
de Telden, en in den aomer heencht er eene
gloeiende hitte, die zelden door regen getem-
perd wordt Ook wordt er het geruisch van
den storm in alle jaargetyden gehoord. Eerst
de evennachtsstormen brengen op de hoog-
vlakte aangenaam weder. Van het einde van
September tot aan November is er de hemel
doorgaans onbewolkt en de velden kleeden
zieh met Arisch groen. Eene tegenstelling van
dit klimaat, hetwelk voor de gezondheid leer
nadeelig is, vormt dat der kust op den Zuid-
Europeeschen gordel, vooral in de rivierdalen
van ZuidGalicië, waar een gelijkmatig, zacht
knstklimaat heerscht, daar de gemiddelde
warmtegraad van den zomer ongeveer + 20"^ C.
en die van den winter + ld"" C. bedraagt en
vorst en sneeuw er tot de zeldzame versehfln-
sdea behooren, terwyi regen en dauw er
veelvuldig voorkomen. De vlakten en dalen
der zuidoost- en oostkusten hebben een kust-
klimast, hetwelk met dat van het zuiden
van Frankryk overeenkomt, maar warmer is,
hoewel de temperatuur er aanmerkelOke wis-
selingen vertoont. Op den Aiïrikaanschen gordel
van het Schiereiland sgn in de laagvlakten,
knstgewesten en diepe, dalen vorst en sneeuw
schier onbekende vérsehünselen, daar de ther-
mometer er zelden daalt tot 8° C. De warmste
streken sQu de zuidoosteltfke kusten tot aan
Alicante, met de daaraan grenzende vlakten,
heuvelstreken en hoogvlakten van Murcia en
Oost-Granada. Veel gematigder it|n de knst-
gewesten van NederAndalosifi. De gloeiend
heete, allen plantengroei verzengende solano
(samoem) teistert het meest de zuidoostelUke
kustgewesten. Voor het overige is het klimaat
in de lagere streken van den Afrikaansehen
gordel een aangenaam kustklimaat met eene
gemiddelde temperatuur, die zich tusschen
4. 24,6'' C. en + 12° C. beweegt. De eigeniyke
lente neemt hier een aanvang in het laatst
van Februari en duurt aan de kust tot in
het midden van Mei, in het binnenland tot
in het begin van Juni. (Gedurende den zomer
verdroogt ook hier de plantengroei, waarna
de evennachtsregens er eene tweede lente
doen ontluiken, £e echter niet zoo snelvoer-
btfgaat als op de hoogvlakte, maar door den
winter, het onaangenaamste Jaargetyde dier
streken, in het eigeniyke voorjaar overgaat
De vlakten en kustgewesten van den Afri-
kaansehen gordel hebben dientengevolge acht
maanden lente en vier maanden zomer. In
de bergstreek van Spaqje kan men vjjf ge-
westen onderscheiden, namelUk het laagste
of warmste (tot 800 Ned. el met eene gemid-
delde warmte van 27—17^ C), de bergstreek
(800—1600 Ned. el en 16—9'' C), het sub-
alptfnsche gewest (1600-2000 Ned. el met
8—4'' C), het Alpengewest (2 000 -2 600 Ned.
el met 3-0'' C.) enhetBneeuwgewest(2600—
3600 Ned. el en eene gemiddelde Jaarl0ksche
warmte beneden O^'C). In de Pyrenecte viadt
men alleen op de Centraal- en de Oostyljk»
kelen eeuwige sneeuw, en de sneenwlQtt Ugt
er aan de Spatnsehe ztfde ter koogte vaa
2780 Ned. el. In de Si€rra Nevad» viadt mea
de sneeuwlQn aan de noordelijke helliag op
8800 en aaa de zuidel|ke op 8447 Ned. «L
Wegens het vemchil van klimaat ea bodan
onderscheidt mea in Spanje vflf groeige westaa,
nameltk het noorddükê met eene adddea-
Europeeeche flora (eiken, benken, kasla^je-
boomen, eben, ofanboomen, ooft^ ea walao-
tenboomen, graan engroentenfOnwtlngaardea
op de gunstigste plekken), — het etmirmU
(Alpen- en Pyreneeën planten, heidaplaateaea
cystineefo, thQm en andere lipbloemifea,
brem, centaureëo, distelen, artemiaiaaooctea,
naaldboomen, benevens altQdgroeae e&ea ea
kastaiUeboomea), — het wêttd^ (ttAOmÊiiêAê,
in het noorden met een hoofdzakelftk middea-
Europeeiohen en in het zuiden met een reeds
op Afrika wtfzendea plantengroei (ol0fbooBea,
oranje-, vf|ge- en amandelboomen, wflagaar-
den, laurieren, cypreesen, agave, ladiseèa
vtlgen, dadel- en dwergpalmen, St Jaaabiood-
boomen, cystussoorten en myrten, plstaciasoor-
ten en alttfdgroeae gewassen; ia de beigatieck
eiken, kasUiUes, vlierstruiken, ooftboomea
en Alpcfuweiden), — het oottdifkê b| de lOd-
dellandsehe Zee (Upbloemigen, barre steppen,
boBSchen van* altydgroene eiken en deanea,
olgf- en wtingaarden, moerbezi6n-, vlfse- en
amandelboomen, perziken-, abrikozen- eawsl*
notenboomen, tarwe, mate, hennep en vlas;
in het zuiden orai^e- en St JansbroodbooBea,
dadel- en dwergpalmen, arti^okken, aieloeaea
en ryst), — en het tmdei^ke of Aflrikaammèê
gewest, zich verheffend ter hoogte van ean
streeks 680 Ned. el en zich ondenoheidend
door de aanwezigheid van planten, die ia
Noord-Afrika, op Sicilië, iu Egypte, Qjnè,
Klein- Azië ena. te huis behowen, alsaiede
door den verbouw van subtropische en tro-
pische gewassen (suikerriet, katoen, bataten,
ohochenillecaetns enz.). Niet minder meik-
waardig is er het dierenrQk, dat behalve de
gewone soorten, die elders in Europa op der-
gelijke breedte worden aangetroffen, onder-
scheidene vertegenwoordigers bevat vaa de
fisuna van AfHka, ja, zelft van dea Levaat
en van de binnenlanden van Azië. De Jftav-
pêÊtcke gordel, in het algemeen overeenkomeade
met het midden-Europeesche groeigewest» on-
derscheidt rich door midden-Europeesehe dierea
(wolf, sneeuwhaas, gems, wilde kat, steen-
bok, baardgier, aaagier^enc). De wnddemtii
of suid-Europeesche gordel, het eentrale, wa-
telQke en oostelQke groeigeweet omvattead,
bezit eene bonte mengeling van Europeeeehe
en Afrikaansche dieren (pimther, lynx, goaet-
kat, ichneumon, zuidelike gieren, adelaar-
en valkensoorten, kllmvogels, vele vliadeis,
schorpioenen ens.). De gnidd^ke of AfHkaan-
sche gordel elndeltfk telt vele Afrikaanache
dieren (apen, tamme dromedarissen, AfHkaaa-
sche vo^ls, kameelen enz.), benevens andere,
die ook elders in het zuiden van Eoropa ot
uitsluitend in SpaiOe voorkomen. Tot deze
laatste behooren de Spaansche steenbok op
den Siërra Nevada, de Spaansche haas, de
flamingo enz.
De bevolking van Spanje met de Adyaeentes
SPANJE.
687
beliep bQ het eiode van 1888 raim 17 miUioen
lieleo. In de NoordAMkaantche beiüüngen
bevonden sich yoorts nog 2476 Spanjaarden.
De bereiking is er van 1821—1870 Jaar-
lykB met 0,9% toegenomen. In den nienweren
t^ was de landrerhniiing uit Spai^e, vooral
naar Zoid- Amerika en de Spaanache Koloniën,
niet gering. Volgens het verschil van stammen
en talen verdeelt men de Spaansche bevolking
in Castilianen, Lemosiniërs (Cataioniers, Va-
lencianen en bewoners der Balearische Eilan-
den), Galieiers en Basken. Tot de Castiliaan-
eche bevolking worden ook de bewoners van
Mnroia en Andalnsie gerekend, hoewel dese
gedeelteltfk van Arahischen oorsprong sQn.
Eechtstreeksche nakomelingen der Mooren
(Morisken, Modeljaren) vindt men alleen in
de Alpi^arras en in de omstreken van Valeneia.
In de inideltfke ea middengewesten syn vele
gesetene of rondzwervende Zigeuners, en in
het gebergte der provinciën Salamanca en
2«amora heeft men nog overblOftelen der al-
oude Qothische bevolking. De heerschende
taal is er het CastiUaansch. In Qaipuscoa,
Biacaya, Alava en een gedeelte van Navarre
wordt Baskisch, in Catakmië en Valeneia
Lemostfnsch (op het Provencaalsch geltfkend)
gesproken. Dsar tot aan den Jongsten tQd in
Spanje de B. Katholieke godsdienst deeenige
wettig erkende godsdienst en ieder andere
eeredienst eigenlek verboden was, hebben
wQ geene nanwkenrige opgaven van het
aantal niet B. Katholieken aldaar. Men schat
er echter het aantal Protestanten op 10 000 en
het aantal Israëlieten op 5000. In het alge-
meen zt|n de Spanjaarden welgemaakt van
lichaam, middelmatig van lengte, mager en
donker van haar. De vrouwen onderscheiden
er zich door den gloed harer oogen en door
eene ongemeene bevalligheid ; zy ontwikkelen
zich vroeg, maar zQn ook zeer spoedig oud.
De Spanjaard is beraden, matig, moedig en
trotsch, maar tevens wraakzuchtig, dweepiriek
en traag. Het nationaal gewaad der mannen
is de ruime Spaansche mantel (eapa) en dat
der vrouwen de mantilla, die met een kam
op het hoofd bevestigd en op de borst over
elkander geslagen wordt De kleur der klee-
ding is er in het algemeen zwart; doch de
kleederdracht is er in de onderscheidene pro-
vinciën zeer verschillend. Voorts voegen zich
de hoogere standen tegenwoordig naar de
Fransche mode. De voornaamste vermaken
aQu er de daus, vergezeld van gezang of van
castagnetten, van de tambouryn en guitare,
en de stierengevechten.
Landbouw is in Spanje de hoofdbron der
volkswelvaart; toch bevindt er zich dat be-
drQf nog op een zeer lagen trap van ontwik-
keling. De ongemeen welige grond wordt er
wegens de hooge lasten in vele streken zoo-
veel mogeiyk uitgeput, zonder dat men er
zorg draagt voor eene behoorlOke bemesting,
en ook de landbouwwerktuigen en de wyne
van bewerking laten er veel te wenschen
over. In het begin onzer eeuw was nog een
groot gedeelte van den grond inhetbeaitvan
de doode hand, namelOk van de geesteltikheid,
de gemeenten, de gestichten van weldadigheid
en den Staat De verkoop der KerkelVke
goederen werd reeds in 1820 en 1841 veror-
4end en bevestigd door de wet van 1 Mei
1856, die alle bezittingen en pachten der
doode hand verkoopbaar stelt De landbouwers
zQn persoonlek vii) en hebben gedeeltelOk
hunne landen in bezit, gedeeltel(|k in erfpacht.
De voortbrengende bodem strekt zich uit over
60,6% der oppervlakte, zoodat 89,4% tot de
woeste gronden behooren. Men heeft er ruim
26% bouwland en tuinen, byna 8% wQn-
gaarden, l,7*'/o oltffgaarden, bQua 14''/o wei-
land en ruim IQ^/o bosch. De grond heeft
er in den regel slechts eene kunstmatige be-
sproeiing - noodig, en de hiertoe dienende in-
richtingen ^n er op enkele plaatsen op groote
schaal aangebracht. De grond is het best be-
bouwd in de provinciën Palencia, Pontevedra,
Corufta, Valladolid en Baroelona, — én het
slechtst in de provinciën Oviédo, Huélva,
Almeria en Santander. De Spaansche land-
bouwkundigen onderscheiden er de gewesten
van het suikerriet, van den oranje- en oiyf-
boom, van den wfjnstok, van de granen, van
de wei- en hooilanden en van de heidevelden.
De graanbouw is er vooral van belang in de
vlakten van Oud- en Nieuw Castilië, Leon
en het bekken der Quadalquivir; men schat
er de jaarlQksche opbrengst op 90 millioen
Ned. mud. Hoofdsakeiyk wordt er tarwe ver-
bouwd, — voorts rogge en gerst in de noor-
delflke en maYs in de zuidelflke provinciën.
VE^dders teelt men er r||st , aardappelen , erwten,
boenen , groenten , Spaansche peper , tomaten ,
watermeloenen, slangaugnrken, kalebassen,
bataten, aardnoten, hennep, vlas, meekrap,
saffraan, zoethout, suikerriet enz. terwïl
espartogras er ten behoeve der papierfsbricade
in groote hoeveelheid naar Engeland wordt
uitgevoerd. Verbazend groot is de hoeveelheid
zuideltlke vruchten, die er geoogst en voor
een groot gedeelte uitgevoerd worden, vooral
oranje-appelen, citroenen en amandelen. De
oltfgaMden leveren er in een gunstig jaar
ongeveer 2Vi millioen Ned. vaten oiyvenolie.
In de laatste jaren vooral heeft men er zich
toegelegd op den verbouw van cacahuetes of
mani, eene pistaciasoort, welke eene goed-
keope en vi^ goede olie oplevert. De w0n-
opbrengst bedrugt er jaarl^ks omstreeks 20
millioen Ned. vaten, waarvan 2 milHoen wordt
uitgevoerd (zie onder 8paam$ohê wijn&m). Ein-
deiyk vormen zoowel versche druiven als
roz0nen belangr||ke uitvoerartikelen. Van groot
belang is er tevens de veeteelt In 1866 telde
men in Spanje 680000 paarden, 1800000 ezels,
ruim 1 millioen muildieren, 8 millioen runderen,
22 Vs millioen schapen, 4>/3 millioen zwQnen
en 4Vi millioen geiten. De weleer vermaarde
paardenfokkerg begint er na een lang tQdperk
van verval op nieuw te bloeien; de beste
paarden zQn de Andaluslsche en daarna die
van Cordova. Wilde stieren, ten behoeve van
de stierengevechten, heeft men vooral in de
bergstreek, bepaaldelQk in Navarre, in den
Siërra Guadarnma, in den Siërra Morena en
aan de Quadalquivir. De tamme runderen zQn
er niet zeer groot, maar sterk en goed ge-
bouwd; de beste soorten houdt men in de
noordeiyke provinciën, waar mea ook boter
en kaas bereidt. De Spaansche schapenfokkerU,
te voren eene bron van rUke inkomsten, is
wegens veranderde omstandigheden in een
,kw|nenden toestand, en de opbrengst van
woL, in 1850 nog geschat op 40 millioen Ned.
688
SPANJE.
pond, was in 1865 tot de helft van dat be-
drag gedaald. Van de iw0neii- en geitenvellen
Ter?aardigt men er hoofdiakellk wtjniakken.
De hoenderteelt heeft er een aanmerkeigkea
omvang en de ilfdeteelt detgelüka ; Jaariyka
wint men er ongeveer l'^ miUioen Ned. pond
eocons. Ook de ohocheniUeteelt Tindt er rele
bevorderaars. De Jacht en TisscberU sQn er
volkomen vr0, en de laatste wordt op de
knst met goed gevolg gedreven. De boschcnl-
tanr bevindt er zich op eene lage trap, hoe-
wel vooral CataloniS mimschoots met wonden
geiegend is. De knrkeiken leveren er eene
groote hoeveelheid knrkplaten, die tot kurken
worden versneden. Voorts haalt men er nit
de bosschen somakschors, eetbare eikels, kas-
tanjes, artsenQgewassen enz.
De bodem van Spaqje bevat een groeten
r0kdom van metalen en ertsen, maardemQn-
ontginning is er nog zeer gebrekkig. Deze
laatste is ondergeschikt aan het ministerie
voor Volkswelvaart Volgens de wet van 6
JnU 1869 is het land verdeeld in 17 mifa-
diiMcten, en ieder van deze bevindt zich
onder het toezicht van een Koninklüken m|;n-
ingenienr, — voorts heeft men te Madrid een
opperbestnnr voor de münen, alsmede eene
Koninkiyke mifnschool en eene practische
sehool te Almaden. Volgens die wet behoort
de ontginning der kwikzUvermt|nen van Al-
maden en Almadenejos, van de kopermünen
van Blo Hnto, van de loodmijnen van Linares
en Falset en van onderscheidene andere mOnen
voor altoos aan den Staat, alsmede die van
de zontmOnen, met nitzondering van die der
Baskische provinei6n. Door geldnood echter
heeft de Staat zich in de laatste Jaren genood-
zaakt gezien, van de meeste der m^nen af-
stand te doen, zoodat thans alleen de kwikzil-
vermanen van Almaden eneenige zoutgroeven
ztfn eigendom zQn. Men schat er het aantal
münen op ongeveer 6000. By het winnen van
metalen en ertsen waren in mimSOOOmOnen
46000 werklieden bezig; men verkreeg daar-
door groote hoeveelheden zilver, kwikzilver,
0zer, koper, lood, zink, steenkolen, zont,
broinsteen en zwavel, terwyi tevens eene
aanzienlOke massa erts wordt uitgevoerd. In
verschillende provinciën heeft men zoutgroeven,
en de vennaarde berg van klipzout bü Cardona
behoort aan het hertogelQk Huis van Kêd^ma
OêU, Ook wordt er asphalt, antimoninm, pot-
lood, petroleum, naphta en phosphorus ge-
wonnen.
De Spaansche nQverheid bekleedt nog geens-
zins den rang, die haar in verband met hare
rQke hulpbronnen toekomt, maar heeft zich
toch in de laatste Jaren met kracht ontwik-
keld en behoeft in sommige takken, vooral
in de katoenspinnery en weverQ, in het ver-
vaardigen van papier, zeep, leder en me-
talen voorwerpen, niet onder te doen voor
die der overige Éuropeesche B||ken, zooab
blOkt uit den toenemenden uitvoer van voort-
brengselen der Spaansche nOverheid. Deze
bloeit het meest in de provinciën Barcelona,
Gerona, Tarragona, Guipuzcoa en Biscaya,—
voorts in Valencia, Murcia, Almeria, Gra-
nada, Sevilla, Malaga, Galicië, Asturië, San-
tander, Madrid en Ciudad BeaL Vooral wordt
er veel staa^jaer geleverd, en tfzergieteryei^
bevinden zich inzonderheid te Barcelona, Malaga
en Bilbao. Vermaard zUn desabelkltogezTU
Toledo, en men heeft eene groote ftbriskTU
gegoten tfzeren voorwerpen, ook van ksaoi-
aea, te Trubio (Oviédo). Voorwerpen via ko-
per, lood en messing worden vervaardigd te
San Jnan de Alcaraz(Alba6eteX bronzen toqt-
vrerpen te Sevilla, Baroelona en Eibar (Oii-
puncoa), en machines te Baroelona (i giosto
fisbrieken), Sevilla en Malaga. W|fden ver
melden wQ de scheepstimmer werven te Biiw-
lona, Cartagena, Cadix en Santander, de fi-
brieken van heel- en natuurkundige iutn-
meuten te Madrid, van mnztekiastmneatei
te Baroelona, Sevilla, Saragossa en VsUido
lid, — in het byzonder vanguitaresteMiras
en van strQkinstrumenten te Palma, — pow-
leinfisbriekM^ pottebakkertjen, teKelbskke-
rtfen, cement£i^rieken, glasblasergen ea kor-
kenfabrieken. De zffdeteelt is er in den UatBtOk
tyd door de ziekte der zUdewormen assaer
kelQk verminderd, maar toch in de pro-
vinciën Murcia en Valencia nog altfd itn
veel belang. De wolweverQ heeft voorsl kano
zetel in Catalonië, en de katoeanQverheid «(-
wikkelde zich in SpaiOe zeer voonpoedig.
Voorts heeft men er finnen- en eqiartoiiefe-
rtfen, kant- en schoenmakerQen, pspM-
brieken (in 1877 ten getale van 38), suikemÜBa
derQen, ohocoladeCabrieken, &briekra m
ingelegde vruchten, brandewQnstoker|eB, li-
keur-, kaarsen- en sigarenfitbrieken ens. Ook
zUn de banden der ny verheid er zooveel ••-
geiyk losgemaakt, terwyi men in den JosgÉBi
tyd door tentoonstellingen, door het sdektei
van technische scholen enz. veel gedaankaet
om haar te bevorderen.
Spanje is voor den wereldhandel oageaM
gunstig gelegen. De Spaansche handel, tB
voren de aaazieniykste der geheele wenU,
heeft echter door buiten- en binnealaadiek
oorlogen, door verwaarloozing Fan denitsv-
lyke hulpbronnen des lands, door den M
der Amerikaansche Koloniën en door t»
bekrompen verbodstelsel (in de dagen fsski
absolute Koningschap) veel geleden. Inmiddeh
is in de laatste 50 Jaren de toestand ssoaer-
keiyk verbeterd. Het middenpuntvaadeobiB-
nenlandschen handel is Madrid, ._
volgen Valladolid, Palracia, Burgos, Ofiédo,
Vittoria, Saragossa en Granada. Dese hasdel
gaat gebogen onder den druk van de verte*
ringbelasting. Met betrekking tot den tffi
tenlandschen handel is Spanje in eenige tol-
gewesten verdeeld, en ieder van deie keeft
een afzonderiyk tarief, terwyi de Noord-Afri
kaansche havens vry havens zyn. Dietsrieves
zyn door handels- en scheepvaartverdiages
verlaagd, maar niet voldoende, omdstde
schatkLt de opbrengst der invoerréchten drir
gend behoeft Zelfr is in het nieuwe tanv
van 1 Augustus 1877 het invoerrecht op vtf*
schillende waren van 1 tot ^% verhoogd. De
waarde van den invoer bedroegin 1884omatreekf
780 en die van den uitvoer 619 milUoei
peseta's (ieder van 48 cents). — Voorde
scheepvaart heeft Spanje 56 havens san d^
Atlantischen Oceaan en 60 aan de Hiddei'
landsche Zee. Vele van deze zyn of wofdes
aanmerkeiyk verbeterd, en men heeft op d^
kust meer dan 100 vuurtorens. In 1884 tel^
de handelsvloot in Spai^e 1 902 sehepen enond^
deze 426 stoombooten. De binnenvaart hsm
SPANJK
63»
in Spai^e niet veel te beteekenen, daar alleen
de £bro bf) boegen waterstand bevaarbaar is,
't geen bO eenige andere rivieren sleebts van
l^eetten gezegd kan worden. Van de kanalen
rermelden wQ bet reeds onder Kard V be-
gonnen Keizerskanaal, dat 100 Ned. myi bing,
3 V4de Ned. el diep en aan de oppervlakte 23 Va
Ned. el breed is en ook tot besproeiing dient.
In de 18de eenw werden het Castiliaanscbe
Kanaal, bet Manzanareekanaal en bet Don
Garloskanaal gegraven, — in deze eeuw het
Ooadarramakanaal en het Morclakanaal, ter-
wyi voorts eene maatschappD zich gewaagd
heeft aan het kanaliseeren van de Ebro bf)
Saragossa. De eerste spoorweg, vanBarcelona
naar Mataro, werd er in 1848 geopend, en in
1886 was er het spoorwegnet aangegroeid tot
eene lengte van 9 185 Ned. myi. De voor-
naamste spoorwegen zUn er: de noorderspoor-
weg van Madrid over Valladolid, Burgos, San
Bebastian en Imn naar de Fransche grenzen,
met een paar zytakken, — de Qalicische of
Noordwesterspoorweg, van welken de 10n
Palencia— Leon— Branuélos geopend is, — de
spoorweg van Tadela naar Bilbao, — die van
Saragossa naar Pamplona, — die van Madrid
over Saragossa naar Barcelona, — en die van
Madrid naar Alicante, welke beide laatste
door een knstspoorweg verbonden zyn. £r
bestaan paardenspoorwegen te Madrid, Bar-
celona en Yalencia-Grao, en men heeft tevens
in den laatsten tQd aan de verbetering der ge-
wone wegen groote sommen besteed. £r z|{n
923 telegna&tations en 1 712 postkantoren die
in 1884 ruim 118 millioen brieven, briefkaarten
en monsters bezorgden. Men beeft er stoom-
bootverbindingen van de voornaamste haven-
plaatsen onderling, alsmede van deze met die
van het buitenland, inzonderheid met Mar-
seille. Bordeaux, Gibraltar, Liverpool, Lon-
den, Lissabon, Porto, Havana, Puerto Bico,
Tenerüfe enz. Het ontbreekt er voorts niet
aan Kamers van koophandel, handelsscholen,
handelsrechtbanken, beurzen, handels- en cre-
dietbanken, beroemde Jaarmarkten enz.
De algemeene ontwikkeling des verstands
bevindt zich in Spanje op eene lage trap,
want het onderwfls was er tot 1808 uitsluitend
in handen der geestelOkheid en ook na dien tyd
zocht deze laatste zich zooveel mogelflk in bet
bezit daarvan te handhaven. De Staatsuitgaven
voor onderwtfs z0n ook nu nog betrekkeltf k zeer
gering, terwpl de zorg daarvoor hoofdzakeigk
overgelaten is aan de gemeenten en aan de huis-
gezinnen. Toch heeft het toezicht van den Staat
op het onderwQs reeds een gunstigen invloed ge-
had. Immers terwQl in 1797 het aantal school-
gaande kinderen nog geen 400 000 bedroeg, was
dit in 1848 reeds geklommen tot meer dan een
millioen. Niettemin bleek het bQ de volkstel-
ling van 1860, dat in Spanje ongeveer 12 mil-
lioen mannen en vrouwen gevonden werden,
die niet konden lezen of schaven. B|{ de
volkstelling van 1877 bleek, dat 24% der be-
volking ervaren was in het lezen en schr0ven,
dat 3>/»% alleen kon lezen en dat I2^k%
niet lezen of schryven kon. Volgens de
wet van 28 Augustus 1850 heeft men er
lager, middelbaar en hooger onderwys. In
1878 had men ten behoeve van het eerste
29 138 scholen, bezocht door ruim 1 633 000
leerlingen. Voorts zyn er 44 kweekscholen van
onderwyzers. Het middelbaar onderwys telde
er in 1872 ruim 60 „institutos** met ze^arigen
cursus, de plaats der voormalige Latynsche
scholen vervangend, met 30000 leerlingen,
alsmede een aantal „colegios". Men heeft er
tien universiteiten, nameiyk: te Madrid, Bar-
celona, Granada, flalamancji, Sevilla, Valen-
cia, Saragossa, Santiago, Valladolid en Oviédo.
Te zamen tellen zy 414 hoogleeraren en om-
streeks 15000 studenten; die te Madrid heeft
76 hoogleeraren en 6496 studenten. Wyders
heeft men er technische scholen voor bouw-
kunde, voor handel en nyverheid en voor in-
genieurs, — vakscholen, zooals de godgeleerde
seminaria, de veeartsenyscholen, de school
voor diplomatie, de ambacht-, zeevaart- en
landbouwscholen, de scholen voor schoone
kunsten, onderscheidene militaire scholen, enz.
Daarenboven heeft men er negen academiën,
onderscheidene openbare b^keryen, van
welke de Nationale boekery te Madrid en
die van het Escuriaal vermelding ver-
dienen, — een aantal kunstverzamelingen,
zooals de Koninkiyke wapenkamer, het Ko-
ninkiyk kabinet van munten en oudheden,
het Koninkiyk museum voor schilderyen en
beeldhouwwerken en het museum voor na-
tuuriyke historie, alle te Madrid, een astro-
nomisch-meteorologisch observatorium aldaar,
botanische tuinen te Madrid en te Valencia
enz. Verbazend groot eindeiyk is er het aantal
instellingen van weldadigheid.
De tegenwoordige grondwet van Spanje ia
die van 30 Juni 1876. Volgens deze bestaat
er eene beperkte monarchie onder het Huia
Bowrhon, Vrouweiyke afstammelingen uit de
naaste lyn zyn gerechtigd tot de troonopvolging,
doch ook in zoodanige lyn gaat de jongere
prins voor de oudere prinses. Het beiyden van
den B. Katholieken godsdienst is daarby een
vereischte. De meerderjarigheid van den troon-
opvolger is bepaald op het 16de leven^aar,.
en by mindeidarigheid neemt een regentschap
het bewind in handen. De onlangs (1885)
overleden Koning was Alfonnu XII^ een zoon
van Koningin lêobeUa, geboren den 28sten
November 1857 en gekroond den 30sten De-
cember 1874. Hy werd opgevolgd door zyne
gemalin Maria Chruüma als regentes. De
Koning oefent de wetgevende macht uit met
de Cortes, welke verdeeld zyn In twee Ka-
mers, de Senaat en het Congres van Afge-
vaardigden. De Senaat is samengesteld uit
Senatoren, die er rechtens zitting hebben, uit
Senatoren, die door de Kroon voor levenslang
benoemd worden, en uit Senatoren, die door
staatsUehamen of hoogst aangesUgenen in de
belasting gekozen worden en telkens na 5 jaar
voor de helft aftreden. Tot de Senatoren van
rechtswege behooren : de meerderjarige zonen
van den Koning en van den Kroonprins, de
Qrandes van Spaivje, die een jaariyksch inko-
men hebben van 60 000 peseitas, de kapitein-
generaals van het leger en de admiraals van
de vloot, de aartsbisschoppen, de voorzitters
van den Staatsraad, van het Hooggerechtshof,
van de Rekenkamer, alsmede van het Comité
van Oorlog en van dat van Marine, zoodra deze
2 jaar dat ambt hebben waargenomen. De Se-
natoren, die door den Koning benoemd of
door StaatsUehamen of hoogstaangeslagenen
gekozen worden, moeten tot bepaalde klassen
640
SPANJE.
behoord hebben of nog behooren, looals af-
geTMurdifden, nfaiisten, biaschoppen, grna-
des, Inkenant-generaala, hoogleeruen ens.
Het aantal Senatoren, die reohteni ritting heb-
boa of door den Koning benoemd wcórden,
mag 180 niet te boren gaan; ook het aantal
gelLoxene Senatoren is 180. Een Senator moet
Spanjaard en 86 Jaar ond wesen, en hfl mag
geen hooger ambt (behalve dat ran minister),
geen titei of ridderorde aannemen. Het Con-
gres Tan Afigeraardigden bestaat ait leden,
die door de kie^onta's voor den tyd van
t Jaar, en wel ten bedrage van éen afgevaar-
digde op elk 50000-tal inwoners (volgens de
kieswet van 20 Joli 1877), gekoien sOn. Ver-
kiesbaar is ieder meerderjarig staatsburger,
die in het beait is der bnrgerlike rechten en
niet tot den geeeteldken stand behoort De
census der kiesers bedraagt 25 pesetas. Zoodra
<een afgevaardigde een Jaargeld, ambt of rid-
derorde van de Begeering of van het KoninklSk
Hois aanneemt, heeft h| opgehoaden Hd van
het Congres te weaen, ^ *t geen echter niet
van toepassing is op de betrekking van mi-
nister. 1>b Cortes komen ieder Jaar bOeen. De
voonitter en de ondervoonitterB der Tweede
Kamer worden door deie gekoien, die van
den Senaat door den Koning benoemd. De
Koning en de beide wetgevende lichamen
beaitten het recht van initiatief. Financieele
wetten moeten eerst aan het Congres van Af-
gevaardigden worden aangeboden. In handen
van de Cortes legt de Koning of het regent-
fichap den eed van trouw aan de constitutie
•en aan de wetten af; ook kieaen de Cortes
het regentschap des Rgks en den voogd des
Konings in bg de grondwet aangeweaen ge-
vallen. Het Congres heeft het recht, de mi-
nisters in staat van beschuldiging te stellen,
waarna de Senaat de plaats van rechtbank
bekleedt De afgevaardigden genieten geenerlei
vergoeding. De B. Katholieke god^üenst is
die van den Staat, doch niemand mag be*
moeieigict worden wegens a||n geloof. De
«taatsburgeiB sQn volgens hun stand verdeeld
in adel, geesteUfkh^d, burgers en boeren,
doch die standen itfn gelQk voor de wet
De adel is verdeeld in hoogen adel (Grandes
«n Titulados) en lagen adel (Hidalgos of Fi-
dalgos). De „grandeaa'' wordt t^enwoordig
door den Koning, gedeelteigk persoonlijk, ge-
dedtelQk erfelflk toegekend en voert den titel
van „exo^lentie*\ De „Titulados'' sQu temiH^n,
waarin van ouds de eerstgeboren soon den
titel draagt van hertog, markies, graaf, vis-
conde of baron. De adel geniet echter geene
staatkundige voorrechten en de oud-adeligke
titel ,,don" wordt thans gegeven aan ieder
fatsoenlek man. — De geesteigke stand be-
staat in Spai^e uit wereldigke geesteltfken,
verdeeld in hooge geeetelQken (aartsbiaechop-
pen en bisschoppen) en lagere geesteltfken, —
voorts uit ordensgeestelQken en seminaristen,
nonnen en barmhartige zusters. Er zQn 9 aarts-
bisschoppen, van welken die te Toledo den
titel draagt van primas van Spanje, en 45
suAragaanbiKchoppen. Het aantal kloosters
is er thans 906, onder welke zich 856 nonnen-
kloosters bevinden met bQna 13000 nonnen,
barmhartige zusters en ordezusters. Eigenigke
nonnenkloosters bestaan er niet meer, want
•deze werden reeds in 1885 feiteigk en in 1841
b|f de wet opgeheven, en men heeft aleckSa
41 gebottwen, aan orden toebehoorend, weHce
zich aan het onderwQs der Jeugd of aan de
opleiding van zendelingen wfden. In oei al-
gemeen is er het aantal geerteigken aaamer-
kelSk verminderd: in 1787 waren er 188 6S8 en
in 1849 slechts 48661. — Tot den borgentand
behooren er nagenoeg alle ambtenaren, voorta
de professoren, leeraren, advm^ten, notaris-
sen, auteurs, geneesheeren, kooplieden ea bQ-
verneidsmannen, — en tot de boeren r^eat
men niet aUeen de elgenlffke laadiMnnrera,
maar ook daglooners, fhbriekarbeldersy her-
ders, visschers en matronen. Men vindt eehter
in Spaqje geenszins die aAoheiding van staa-
den, die in andere landen hun onderling rer-
keer belemmert. Het bestuur der provineite
en gemeenten is er op dergelVke wOao
geld als in FrankrQk.
Aan het hoofd van het geheet
bevindt zich de ministerraad (cons^o de ml-
nistros), ter zgde gestun, door den Koaink-
igken Staatsraad (consedo de estato). De staats-
raad is samengesteld uit 88 leden, door den
Koning benoemd, beraadslaagt over de regee-
ringsmaatregelen en beslist over gesdüUen van
beiiuur. Men heeft er voorts de gewone de-
partementen van algemeen bestunr, alnaMde
eene zelfstandige rekenkamer. Aan het hooHI
van elk der 49 provindte bevindt rieh een
gouverneur met Gedeputeerde Staten. De politie
is in handen van de aloalden (voorzitten d«
gemeenteraden en tevens vrederechters) en in
de steden In die van afiMmderi|}ken commis-
sarissen. Bg de rechtsbedeeling worden open-
baarheid en mondelOke behandeling gehuldigd;
men heeft er rechtbanken van gezwotvnea.
Het Bomeinsch recht en het landreeht vornMa
er de grondslagen der rechtspraak. De alhon-
derigke rechten (ftiéros) der Baskisohe provta-
cién zQn in 1876 opgeheven. De eerste instantiB
vormen de alcalden ; voorts heeft men er 491
arrondissementsrechtbanken als tweede Inat^
tie, daariK>venl5 Hoven vanapi[>él,eneindei|k
als laatste instantie het hooggereohthof te Ma-
drid. Jury's nemen er kennis van drukpersover-
tredingen. Daarenboven heeft men ergeestellfke
en militaire rechtbanken, handels- en n^lnieeht-
banken enz. De Staatsbegrooting van 1886>-
1887 heeft in uitgaven eene som van b(|na
928 en in ontvangsten eene van 941 zailliMa
pesetas, van welke de Staatssehuld 147 en het
departement van Oorlog 157 millioen ^sehea.
De geheele staatsschuld bedroeg in 1884 nda
6 856 millioen pesetas.
In SpaiUe heeft men het stelsel van alge-
meenen dienstplicht ingevoerd, doch met ge-
legenheid tot vrUkoop en i^tsvervangfaig.
De dienstplicht neemt een aanvang op het
20ste levensjaar en duurt tot het 28flte. Het
Spaansche leger telt op voet van vrede 118 000
man, doch men is voornemens, dat aantal tot
100000 te verminderen; op voet van ooriof
echter bestaat ^et uit 450000 man. De ^laaa-
sche vloot is betrekk^k aanzienigk te noe-
men; au telt 127 bodems met stoomvermogea,
gezamenigk met 64698 paardenkradit , iMt
463 stukken en met eene bemanning van
14000 koppen. Deze cgfers hebben betrdekiBg
op het Jaar 1885.
Spasje is historisch verdeeld in 14 land-
schappen, meestal voormalige Konligf|kei|
SPANJE.
641
doch adminiatnüef in 49 provincifiii. Van
deze laten w|} de namen Tolgen, waarachter
wQ eerst de oitgebreidheid in Q geogr. mgien
en daarna Toor 1 Januari 1884 de bevolking
in ronde otifers aanw^xen: Alaya(56;496000),
— Albacete (280; 226000), — AUcante
(68; 428000), ^ Almeria (156; 860000),
— Alvüa (140; 187000;, — Bad%|oa (408;
447000), ~ Baroelona (140, 864000), —
Biscaja (40; 197 000),^Bargot(266;887000),
— Cacerefl (376: 318000), ^ Cadix (133;
428000), — Ca8teUon(155;299000), — CHndad
Beal (368; 278000), — Cordoya(249;399000),
— Comüa (144; 613000), — Cnön^a (306;
241000), — Gerona (106; 301 000), — Granada
(232; 486000), ^ Goadalaxara (299; 204000),
— Gnipnzcoa (34; 176000), — Hnëlya (193,
216000), — Haësca (276; 266000), — Ja&i
(243; 434000), — Leon (290; 356000), — Lerida
(224; 286000), ^ Logroüo (91; 176000), —
Lngo (178; 421000), — Madrid (140; 690000).
— Malaga (132; 520000), — Mnrcia (210;
467000), — Navarra (190; 312000), — Orenae
(128; 388000), — Oviédo (192; 680000), —
Palencia (147, 193000), — Pontevedra (81;
467000), — Salamanca (232; 291000) ~ San-
tander (99; 239 000), ^ Saragoasa (310; 404 000),
— Segovia (127; 162000), ^ SevUU (266;
609000), — Soria (180; 156 000), — Tarragona
(166; 340000), — Temël (268; 350000), —
Toledo (262; 442000), — Valencia (204; 703 000),
— ValUdolid (143; 252000), — en Zamora
(194; 265000). Daarbg komen nog: de Balea-
riflche Eilanden (87; 302 000) en de Canarische
Eilanden (132: 300000). De Koloniën cyn:
in Amerika: Cnba (2158, 1400000) enPaërto
Bico (169; 621000), — in Azië en Oceanië:
de Philippüneu (3089, 6 millioen), de Caro-
linen en Palaos (41; 29000) en de Marianen
(19; 8000), — en in Aftrika: Femando Po,
Ban Joan enz. (40; 35000). De Noord- Afri-
kaaniche bezittingen zgn reeds in de provin-
ciën Cadix en Granada begrepen.
Er ztfn in Spanje 1832 plaatsen met meer
dan 2000 inwoners. De meest bevolkte plaats
is de hoofdstad Madrid met 392000 inwonen
(18134). Meer dan 100000 inwoners hebbende
steden Barcelona, Sevilla, Valencia en Malaga
— meer dan 60000 Mnrcia. Cadix, Saragossa,
Granada, Cartagena, Palma, Xeres en Vallado-
lid - meer dan 30000 (jordova, Alicante,
Santander, Bilbao, Gracla, Alcoy en Corufla.
De kleuren des lands zyn rood en geel; de vlag
bestaat uit 3 horizontale banen, twee roode
en tnsschen deze eene gele. Spaqje heeft niet
minder dan 10 ridderorden: tot deze behooren:
die van het Gnlden VUes, in 1431 gesticht
en slechts voor Sonvereinen, Prinsen en Spaan-
sche Grandes bestemd, — de Orde van Kar^
IIIj in 1773 gesticht, —de Vrouwenorde van
Koningin Maria Limza^ in 1792 gesticht, — de
Amerikaansche Orde van Isabella de Kaiho*
liêke, in 1816 gesticht, en eenige militaire
orden. De Eoninkiyke residentie is Madrid.
Volgens eene oude gewoonte vertoeft het Hof
in Mei in AraiOuëz, in den zomer in San
Ildefonso (La Graoja) en in den heriiBt in het
Escuriaal en in Pardo.
De oorspronkeiyke bewoners van het Py-
reneesche Schiereiland waren de stammen der
Iberiërs en aan deze ontleende het geheele
sc^ereiland zQn naam. Met hen vereenigden
xin.
zich de over de Pyreneeën derwaarts getrok-
kene Celten tot het volk der Celtiberiëre.
Omstreeks 1100 voor Chr. deden de Phoeni-
ciërs er op de knst volkplantingen verrUzen,
van welke Cadix (Gades) de meeste vermaard-
held verkreeg. Dat voorbeeld werd later ge-
volgd door de Grieken, en onder de koloniën
van dezen was Sagnntnm de aanzienlQkste. Na
den Eersten Punischen Q^Hog (237—218) ves-
tigden er zich de Carthagess op de znideUke
en oosteiyke knst, en hunne merkwaardige
plaats was Nieuw Carthago (Cartagena). Doch
in den Tweeden Punischen oorlog , die gedeel-
teigk in Spanje werd gevoerd, verloren zy
er hunne bezittingen (206). De Bomeinen
zochten nu het geheele land tot onderwerping
te brengen, doch dit gelukte hun eerst na
eene bloedige worsteling van twee eeuwen.
Alleen de Basken handhaafden in het gebergte
hunne ona/hankeiykheid. In de dagen van
AvffUêtui werd SpaiUe eene BomeiniKhe pro-
vincie, en weldra was deze een der hoofd-
zetels van Bomeinsche beschaving. De wrt-
vaart nam er eene hooge vlucht en zQ leverde
onderscheidene degeiyke Keizers (TVo/omM,
Sadriamtu, AiUonius^ Mareuê jUurelwt en
TkêodoHui) en gevierde schryvers (Sémêeoy
Lucanut, Marttalis^ FlavUu, QitimiÜiamu enz.).
Beeds vroeg werd er het Christendom ver-
kondigd; het breidde er zich in weerwil van
bloedige vervolgingen meer en meer nit. tot-
dat het in de dagen van OomkuU^m de neer-
schende godsdienst werd. In den aanvang der
6de eeuw, toen het Bomeinsche B0k ten val
neigde, drongen de Alanen, Wandalen en
Sneven met het zwaard der verwoesting in
Spax^e door e;i vestigden er zich in Lusitiuüë,
Andalnsië en GaUdë, terwyi de Bomeinen
nog eenigen tyd heersohappy voerden in het
oosteiyk gedeelte van het Schiereiland. In 416
verschenen er de WestGtothen (zie GMm),
aanvankeiyk als bondgenooten der Bomeinen,
en verdrongen er eerlang de andere Ger-
maansche staomien. Hun Koning JBwriok ont-
rukte aan de Bomeinen ook het laatste ge-
deelte van hun gebied, en Leow^füd onder-
wierp, nadat hy in 682 de Sneven overwon-
nen had, het geheele Schiereiland aan de
heerschappy der Wefi^GK»then. Zyn zoon en
opvolger Beooarêd I, aanvankeiyk een Axiaan,
omhelsde in 686 met zyn volk de B. Katho-
lieke leer, waarna de Gk>then met de Bomei-
nen tot éen volk samensmolten. Doch ook het
Byk der West-Gothen nam na drie eeuwen
een dnde door de zegepraal der nit Afioika
naar Spanje getrokken Arabieren <mder Tofii
by Xeres de la Frontera (17—25 JuU 711).
Byna geheel Spai^e werd in korten tyd door de
Mooren veroverd, die aanvank^yk de ingeze-
tenen met toegevendheid b^iandelden en hen
in het ongehinderd bezit lieten van eigendom,
taal en godsdienst Hunne heersohappi verbe-
terde den toestand der lagere volksklassra,
inzonderheid der Israëlieten, en de overgang
tot den Islam verschafte aan de verdrakie
lyfeigenen de innig veriangde vryheid. Daar
het Christendom in SpMje geene diepe wor-
tels had geschoten, omhelsden ook vele vryen
en aanzieniyken den Mohammedaansohen
godsdienst. Aan hen, die Christenen bleven,
wwden slechts belasóngen opgelegd. Aan de
heillooze oneenigheden, aldaar door de eer-
41
642
SPANJE.
sEOcht der AraUache opperhoofden ontataaii,
maakte in 755 de eeiüge OTersebleren telg
der Ommttfadêm, Aid oêt liaMmd»j een einde,
daar deae de wVk nam naar Spaqje, er door
het volk met gcdoich werd ontvangen en er
een afiMmderlQk BQk stichtte met Cordova
als hoofdstad. HQ handhaafde i||n geiag tegen
de oproerige opperhoofden tot aan sOn dood
(788) en liet het Bgk achter aan i^ine na-
komelingen. Hoewel ook deien gedurig met
oproerigheden te worstelen hadden, begnn-
stigden sQ kunsten en wetenschappen en
bevorderden de vreedsame ontwikkeling van
landboQW. ngverheid en handel, loodat wel-
vaart en beschaving toenamen en Cordovatot
eene bdsterryke residentie verhieven.
Alleen in de noordeltlke bergstreek, in
Astnrié, hadden derwaarts gevluchte West-
Gk>then hunne onafhankel||kheid bewaard en
sieh onder het bestuur van den dapperen
JPêla^ (Pelagius) vereenigd. Begunstigd door
de verdeeldheid der Arabieren en versterkt
door de derwaarts uitgewekene Christenen,
stichtte JPêla^ er het koningrijk AsturiC, het-
welk door süne nakomelingen, inaonderneid
door Alfimtnê II (790—812), door verovering
van het land der Basken ten oosten en van
Galicie tot aan de Minho ten westen aanmer-
keigk werd vergroot Gedurende de daarby
gevoerde oorlogen ontstond er een Christeigke
leenadel, die in den str^d tegen de Ongeloo-
vigen roem, rykdom en eeuwige saligheid
aocht te verwerven. In het noordoosten van
Spaiife werd omstreeks dien tgd door de Fran-
ken de Spaansche Mark gegrondvest en de
heerschappO van het Christendom in CataloniS
bevestigd. Intnsschen werd de uitbreiding van
de veroveringen der Christenen belet door de
verwarringen, die eerlang in AsturiS en in de
Spaansche MariL ontstonden. Daarenboven
hadden de oorlogen tusschen de Christenen
en Muielmaanen aan beide syden godsdien-
stige dweepiucht gewekt, en de onberaden
geloofhyver der Christenen, welke tot opdien
^d onder Moorsohe heerschappQ rustig leef-
den, spoorde de Arabieren aan tot bloedige
geloofivervolgingen , die in het Khalifiiat van
Cordova eerlang groote ellende deden ontstaan.
Eerst onder Ahd omr MMamdm III brak een
tgdperk aan van vrede en welvaart, en Moor-
sche kunst en wetenschap bereikten in Spatie
het toppunt van bloei. Volkrtlke steden ver-
sierden het land. Ja, men vermeldt, dat alleen
op het stroomgebied van de Quadalquivir 12 000
bewoonde plaatsen gevonden werden. Cordova
telde 18000 huisen, 500 moskeeSn (waaronder
rich de prachtige hoofdmoskee bevond) en
trotsche paleiien (met den Alkaiar). Met
Cordova wedQverden andere steden, aooals
Qranada met stfn Alhambra, Sevilla, Toledo
eni. Het gelukte echter niet aan de Arabieren,
zich geheel en al met de oud-Spai^aarden te
vereenigen en den Staat door vaste wetten
en verordeningen te bevestigem. Dwingeland^
en regeeringloosheid wisselden elkander ai^ en
het volk verviel tot verwijfdheid en karakter-
loosheid. De Christenen in Spai^e maakten
daarvan gebruik en verdreven de Saraceenen
naar het suideigk gedeelte van het Schier-
Ten noorden van de Duéro en £bro waren
allengs vier Christeigke Byken ontstaan, die
sich door bepaalde insteUiBgen, rfksdsgot,
wetgevende vergaderingen enx. in het best
van onschendbare rechten (fBAros) aoehten te
versterken, nameigk in het noordwesten Ai-
turiS, Leon en Galicié, die in de 10de eeuw
onder Ordom> II en JZoMiroXTTereenigd wer-
den tot het koningrOk Leon, dmt In lOSTdoor
Fêrdimand^ een aoon van ScÊmdo Mmfor^ met
nieuwe veroveringen in het solden tot het
koningrgk Castillö verheven werd, —het Bik
der Basken, dat met nabQgelegene laada
door Saiècho Gareioê in 906 tot het kosiiv-
ryk Navarra vereenigd werd . onder Saacko
Mèvor (1001—1085) geheel het ChristidpL ge-
bied van SpaiUe omvatte, in 1076— 11S4 oiet
Aragon verbonden, maar daarna a^iteiidig
was, — het gebied op den linker oever nn
de Ebro, An^n, sedert 1085 een aizoiuief-
igk koningrtik, — en Cataloniö of heterfelp
markgraafi^hap Barcelona, nit de Spasanhe
Mark ontstaan. In weerwil van deae veidee-
ling toonden de Christel0ke RUken lich op-
gewassen tegen de macht der Arablereo. Ook
aan de overwinningen van AhmamrfMr 6i na
den Madifib (eersten BOksambtenaar) no
den KhaUf m^am (976—1009), die is 50
veldtochten diep in het land der Chriatesei
doordrong en Leon, Barcelona en Santiago
veroverde, maakten sQ door de segeprttl b(
Kalat Nosoer (1001) een einde. De strUdofer
de heerschappV in Cordova vernietigde in 1081
het Huis der Omwtajadm. en het BQk der Anr
bieren verviel in verschillende deelen onder
afisonderltike Vorsten, die te Sevilla, TiM^
Valenda en Saragossa heersehappü vooda.
Het gevolg daarvan was, dat in 1085 Toledo,
Talavera, BCadrid en andere steden inhtnóea
der Christenen vielen. De Almoramie» bb
Afrika, door den Emir te SevilU te holp ge-
roepen, bevestigden er den Islam door fcnase
overwinningen by Salaoa (1086) en Ueto
(1108) en maakten sich meester vandelte-
sche heerschappü in Spanje, maar de geloos-
moed en strQdlust der Christenen verbeef
door de beweging ten behoeve der Kruiitoebi|^
nieuwe kracht. Alfomnu I van ArsgoOi ^
door 8t|n huweltfk met ürraea, exffff^
van CastiUS, dit Bgk tydeltik met het J#^
vereenigde en zichkeiaer van Spanje Doefl|ae,
veroverde in 1118 Saragossa en verlüefdetf
vesting tot sgne hoofdstad. Ook na de «»ei
ding (1157) van CastlUë en Aragon btoieit
beide Btf ken in den strUd tegen de Ongeloof^
vereenigd, en laatstgenoemd Bflk werd ddor
sgne vereeniging met Cataloniê, ten gero^
van het hnweigk van JPeiromdla, erfgen^
van Aragon, met BaUmmd Bert»g^irwM
n
van Barcelona, in 1137 aanmerkelUkvergiooj
en versterkt. Nu erlangden de ^^^'^
weldra de overhand op de Arabieren. Toeo
voorts in Afrika de heerschaiM;>0 der ^^*^
videm in 1147 door de Almokade» ▼«'^
werd, riepen eerstgenoemden de CbriBt^
te hulp, en dezen maakten sich meester^
Almeria en Tortosa. Vooral de ridderVke <^
streden dapper tegen de AJmokadm en wreesw^
hare nederlaag by Alarcos (1195) dooren^
glansryke overwinning bQ Naves de Tm^
(16 JuU 1212), die den val van de heerecWg
der AJmoiadêm na lich sleepte. In ^f^fX
stichtte Ahen Moed (Motawakkel) eese^r»^
welke de bescherming inriep van « ^*^
SPANJE.
643
sidm te Bagdsd^ en in Valeneia regeerde eene
andere Arabische dynaetie. Door den slag b0
ICerida (1230) werd Ëstremadora aan de Ara-
bieren ontrokt Na de zegepraal bg Xeres de
U Goadiana (1233) veroverde Ferdinand ttan
CoiHliS in 1236 Cordova, in 1248 Sevilla en
in 1260 Cadix. De Moxelmannen vertrokken
bO duizenden naar AArika of naar Granada
en Murcia, doch ook deae BQken moesten de
opperheerschappü van C^astUiS erkennen. De
aohterblUvende Mohammedanen voegden lieb
meer en meer naar de zeden en gewoonten
der overvrinnaarsy en zelfis aanzienleken onder
hen ontvingen den doop en werden in den
Spaansohen adelstand opgenomen.
Hoewel door de overwinningen van Ferdi-
nand III de macht van CastiliS geklommen
was, bleef het toch niet verschoond van bin-
nenhindsche twisten, die bepaaldeigk onder
den begunstiger van kunsten en wetenschap-
pen, Alfcmsus Xj bügenaapid de Wijze (1862—
1284), het BQk teisterden en de macht van den
adel deden toenemen. Gok onder aaneko IV
(1284-1296), Femando IV (1296—1312) en
Alfonsue XI (1312—1360) duurden de dynas-
tieke oneenigheden voort Orde en wet werden
geschonden, het aanzien van den Koning ver-
minderde, de goederen der Kroon werden ver-
vreemd, en invloedrijke lichamen en machtige
edelen kwamen tegen de overheid in verzet
^niettemin behaalden de Castilianen groole
voordeden op de Arabieren. ZQ bevochten in
1340 eene schitterende overwinning bO Salado
en vernietigden door de verovering van Alge-
siras de gemeenschap van Granada met Aflrika.
Ook het RQk Aragon ontwikkelde zich met
kracht Joeob I (Jaime, 1218— 1276) veroverde
in 1229—1233 de Balearisehe Eilanden, in 1288
Valencia en drong in Murcia door. ZQn zoon
Fedro III (1276—1286) ontrukte in 1282 aan
het Huis Apjwt het eiland SidUë. Jatxib II
(1291—1327) veroverde Sardinië en bepaalde
in 1319 op den Byksdag te Tarragona de on-
deelbaarheid des BQks. Intusschen moesten de
Koningen van Aragon deze veroveringen met
het toestaan van gunstige voorwaarden aan de
Cortes betalen, inzonderheid met het generaal
privilegie van Saragoisa (1283), dat Aragon
schier in eene republiek veranderde. In beide
BOken was de clerus de machtigste onder de
standen; elke zegepraal op de Ongeloovigen
vermeerderde zQne rechten en zQn rf^kdom;
door een glansrQken eeredienst en eene fan-
tastische geheimzinnigheid maakte hg zich
meester van den invloed op het volk en
strooide de zaden uit van eene dweep^ke
vervolgingswoede. De hooge adel matigde zich
het recht aan, gehoorzaamheid te weigeren
aan den Koning, en zoowel deze adel ab de
Ugere was vrQ van belastingen. Voorts ver-
krogen ook steden en landgemeenten afkon-
derlUke rechten (füeros). In Aragon werden
de rechten der onderdanen tegenover den Ko-
ning door eene rechtbank beschermd. In beide
BVken kwamen de Cortes op de Byksdagen
byeen, om over het welzijn en de veiligheid
des Biiks, over wetgeving en belastingheffing
te beraadslagen. Handel en ngverheid stonden
hl de groote steden onder de hoede vanwQze
wetten, en aan de Hoven werd de dichtkunst
der nünnezangers gehuldigd. Het best werden
de zaken in Aragon geregeld; dow Fedro IV
xin.
(1336—1387) werd ook na de zegepraal op de
Unie van i^nla (1348) het wapenrecht van den
adel aflseschaft, zoodat in dit Rtfk, na het
uitsterven van het oude Vorstenhuis met Mar-
Hno (1386-1410), de Castiliaansche dynastie,
welke met l'(0r(itiia»<{/(1412— 1416)dentroon
beklom, ook de heerschappQ verkreeg over de
aangrenzende hinden, de Balearisehe Eilanden,
Sardinië en Sicilië, en zelfs gedurende korten
tgd over Navarra. In Castilië daarentegen
hadden de hooge adel en de ridderorden van
Santiago, Calateva en Alcantara de overhand.
Met hulp der steden, die het heffen van eene
belasting op verkoop en verbruik toestonden,
zocht het Koninkigk Huis eene meer onaf-
hankelüke gesteldheid tegenover dó leenaris-
tocratie te verkregen, maar Feter de Wreede
(1360—1369) verijdelde door zQne woeste
hartstochten die pogingen. Hendrik II {1^%-^
1879), die Biscaya veroverde, en JofiJ (1379 —
1390) verzwakten het Koninklijk gezag door
hunne vruohtelooze bemoeiingen^ tot verore-
ring van Portugal, dat in 1386 in den slag
bO A^ubarrota ztjne onafhankelijkheid op
eene schitterende w^ze verdedigde. SendrikllI
(1390—1406) herstelde de orde en maakte zich
meester van de Canarische Eilanden. Op nieuw
evenwel werd Castilië geteisterd onder de
langdurige, maar zwakke regeering van Jan II
(1406—1464). De poging van z|jn gunsteling
de Imna, om een absoluut koningschap in te
voeren, eindigde met diens val (1463). De
klimmende verwarring onder Bendrik IV
(1464—1474) nam ten laatste een einde door
de troonbeklimming zQner zuster leaheUa.
Deze behaalde in 1476 bfj Toro de overwin-
ning op Alfcneue van Portugal, die als ge-
maal der onwettige dochter van Hendrik IV
Jokamna Bdtraneja aanspraak maakte op Cas-
tilië, en noodzaakte hem, den Vrede van Al-
cantara te sluiten. Daarop bracht zQ de haar
vtjandige party der aanzienleken tot onder-
werping. Toen voorts Ferdinand van Sicilië,
met wien 4 in 1469 in het huweigk was
getreden, tien Jaar daarna door den dood z|jns
vaders tot den troon van Aragon geroepen
werd, vereenigde hy byna geheel Spü^e
onder zyn schepter.
Die vereenighig der beide Koningryken on-
der Ferdinamd en leabeUa ging vergezeld van
eene merkwaardige hervorming van den Staat,
welke de grondslagen legde voor eene uitge-
breide koninkiyke macht CastiUë bevond zioh
meer dan Aragenten gevolge der ontaarding
van het leenstelsel in een toestand van ver-
regaande verwarring ; de aanzieniyke baronnen
hadden alle koninkiyke domeinen, alle ambten
in bezit en kenden voor hunne willekeurige
daden geene grenzen. Om deae te fouiken
werden de aloude ^Heilige Hermandad (Broe-
derschap)** en de vereenigingen der steden tot
onderlinge bescherming herschapen in een Ver-
bond (Junta) van steden en landschappen tot
handhavhig van orde en veiligheid; deze Junta
beschikte over 2000 gendarmes te paard en
eene aanzieniyke bende te voet, om de rechten
en wetten, in 1486 afgekondigd, te handha-
ven. De adel moest buigen voor de Konink-
iyke rechtbanken en afetand doen van alle
voorrechten, terwyi de hooge staatsbedienfa^ien
enkel aan verdiensteiyke mannen werden toe-
gekend. De drie ridderiyke orden werden on-
41*
614
SPANJE.
icbadelttk gemiaki doordieB FêrdtMomd, tot |
baar Orootmeetter gekoMD, ia Tenméerde in
werktaigen der Kreon. Zêlfli de hooc« geeito-
lykheld werd onderworpen aan de Koninkigke
reebtapraak. Het beataorwerdopeeDenitman-
tende leeit geacboeid, en de inkonateo der
Kroon werden aanmerkelflkTemieerderdfknB-
aten en wetenacbappen b^naügd en openbare
aobolen opgericht Voortreffelflke ataatalieden
cooala Zimmei, ttonden het Vorateigk paar ter
aQde. De Inqniaitie, geetennd door den dweep-
sieken gelooftQver des toUu, werd intasMdien
in 1478 yemieuwd ; zQ woedde onder den bloed-
doratigen groot-inqoialtear Torquêmmda niet
alleen tegen de Imeiietea, Cbriatelflke ket-
tert en Moorisken, maar was torens eene
staatkundige instelling, een schrikbeeld in de
band der Kroon, om a[del en volk in bedwang
te bonden en elke TrUheidlieTende beweging
te onderdrukken. De talrgke IiraXlieten
(leOOOO) werden in 1492 uit het BtfkTerdre-
▼en en de alieenbeerschappll van het Kruis
door de veroTering van Oranada (2 Januari
1492) voltooid. ToTons opende de ontdekking
▼an Amerika den l^[NuiJaarden een onmetelVk
▼eld ter venneerderiog van rykdom en ter
verspreiding van beschaving. liet Spaansebe
leger overlaadde ilch voorts in ItaUS met
roem by de verovering van Napels (1504). Van
de kinderen van Fmrdinand en ImoMU bleef
editer slechts éene dochter, Jokamta^ in het
leven, en deie beklom met haren gemaal
Aartshertog PMZtpi, een lOon van den Duit-
scben Keixer MamMUaan I, na den dood van
JtMUa (1504) den Spaanaoben troon. Toen
nu in 1506 PlUipt in Jeugdigen onderdom
overleed en Jdkamm kranksinnig werd, be-
noemden de Standen van CSastiltë Fttdimamd
tot voogd van a||n kleinzoon KaïrA /, later
den Duitsohen Keizer Karel V, Qemelde voogd
veroverde in 1509 Dran en vereenigdein 1512
Navarra met a||n gebied. Nazyn dood belastte
de cardinaal XimeiuM zich met het regent
schap tot aan de troonbeklimming van den
Jeugdigen Koning Eard, die dezen verdienste-
lijken staatsman aanstonds ontsloeg. In 1517
aanvaardde Kard het bewind; behalve over
Spanje heerschte hO over Milaan, Sicilië, Sar-
dinië, de Nederlanden, Franche CJomtó en
over uitgestrekte gewesten in de Nieuwe We-
reld. Zoo was Spanje onder den scheptervan
den Haboburger het middenpunt van een we-
reldrijk en aanvaardde den honderdjarigen
strtfd voor de B. Katholieke Kerk. Toonde
bet in dien strtfd s||ne macht, hetvond daarin
tevens door uitputting zyn ondergang.
Emrel V bracht al dadeigk bU bet aanvaar-
den van het bewind een gevoeligen slag toe
aan de eigenaardige instellingen van Sj^u^e.
Daar hO maar al te toegankelQk was voor
den invloed z||ner Nederlandsche raadslieden
en de vrtfbeden van het volk meermalen
schond, vormde zich reeds in 1520, gedurende
zjfne afwezigheid in Dnitschland, onder de
leiding van Juan FadOla in Castilië eene
lunta (vereeniging), die de handhaving van
de rechten des volks beoogde. Doch deze be-
weging der democratische communeros, die
eene hervorming verlangden van het staats-
bestuur, werd door de overwinning van het
leger van den adel bU Villalar (21 April 1521)
en door de terechtstelling van Padilla gedempt
Kèrd V verleende wel is waar bV aQa tecvf -
keer (Juli 1522) eene algemeene amnestie,
maar maakte teveaa gebruik van den aefarik,
14 den adel en de steden ontataaa, om 4e
vrUzinnige instellingen niet zooseer af te
schaffen, maar zoo te beperken, dat deOorfeea
onmachtig werden, zich tegen den wil der
Kroon te verzetten. Zonder te dralen atooden
deze dan ook de griden toe voor de oorlogen
van Kmrêi V tegen Frankrgk, ter vwofeaiag
van Italië, voor eene expeditie tegen deMoor-
sche zeefOOi>ets in Afrika en voor de bentrf-
ding van het Smalkaldiscb verbond in Dnitaob-
land. Om ten behoeve der Habsburgem eeae
wereldheersebappg te stichten en het R. Km-
tholieke geloof uit te breiden, streden de
Spaansobe legers aan de Po, aan de Elbe, in
Mexfco en in Peru. Het streelde den hoogmoed
der Spai^aarden, de bevelende Mogendlieid la
Europa te wezen, en hun geloofBtfver, voor de
uitroeiing der kettertf te staden. Vervald net
het ideaal der overwinning van bet alleeaaaUy-
makend geloof door de macht van Spatie, gmf
het volk de wortels z||ner kracht roekloos
prgs aan verdorring. Het aanschouwde met ge-
juich, hoe de ongelukkige Moorisken verdrukt
en over de grenzen gejaagd, hoe daiseade
landgenooten door de Inquisitie naar de^
brandstapel gerieept, hoe elke vrge geda<dite
onderdrukt, boe elk verzet tegen bet onbe-
perkt KoninklUk gezag vernietigd, boe
handel, landbouw en nyverheid door vrille-
keurige belastingen te gronde gericht werden,
om de oorlogskosten te dekken. Niet aUeea
edelen, maar ook burgers beyverden riek, in
krUgsdtenst te treden, ten einde in Duitnch-
land, Amerika en Indië rQken buit te behalen
door een roemrQken stryd voor het geloof ea
den Koning. Landbouw en nOverbeid kwaaMu
in minachting; wie niet ten strQde trok,doBg
naar een staatsambt. De Kerk stuwde bet
volk in deze nootlotüge richting voort ea ver-
zuimde tevens niet, zich zelve te verrffken.
Het grondbezit kwam meer en meer in de
doode band, en deze liet de landen voor een
groot deel onbebouwd, terwgi zy door hare
aalmoezen de bedelarO aanmoefigde. Daar
Spai^e niets voortbracht voor den uitvoer,
ging de handel allengs over in vreemde haaien.
Toen Kofd V in 1556 aüitand deed van
den troon, werden de OostenrQksche bezit-
tingen van het Hals BMbwrg en de Keiness-
kroon weder van Spanje gesclieiden, hetwelk
in Europa enkel de Nederlanden, Fraaebe
Comté, Napels, SicUië en Sardinië behield.
Toch kwam er geene verandering in het doel
der Spaansche staatkunde, en men zocht het
met nog blinder dweepzucht, met nog meer
verkwisting van de kracht des volks te be-
reiken. SpasiJe werd het middenpunt eeaw
reactieoaire politiek, die de Turken en de
ketters wilde bestreden, om de wereldheer-
sebappy te bezorgen aan den Pauseltfken Stoel
Tot dat einde vernietigde PAt^ II (1556-
1598) het geringe overschot der staatkundige
vrUheden en onderwierp alle standen aaneen
onbeperkt despotismus. Door het schrikwek-
kend werktuig der Inquisitie werd alle zrtf-
standigheid onderdrukt. De hatelOke maat-
regelen tegen de Moorisken prikkelden denen
in 1568 tot een gevaarl||k oproer, dat
in 1570 na eene bloedige worsteling werd
SPANJE.
646
gedeapt Na werden 400000 Moori^en uit
Qraiad* naar andere oorden des BÜks OTer-
gebracbt, waar au als ballingen wegkw^nden,
terwDl de welvaart van Granada daardoor een
onherstelbaren schok ontving. De gestadige
oorlogen verslonden niet alleen de BUksin-
komsten der Kolonifo, maar noodsaakten ook
den Koning, gedurig te peinien op nieuwe
middelen om de binnenlandsche geldbronnen
rükelQker te doen vloeien. Eigendommen en
bedryven werden met dmkkende belastingen
beawaard, aaniienltfke geldsommen geleend,
maar niet temgbetaald, de muntstukken door
slecht gehalte bedorven, eereteekens en
ambten veil gemaakt en eindeigk gedwon-
gen gaven en leeningen den inwoners afge-
perst. Gloeiend van godsdienstige dweeperQ,
liet het volk handel en ny verheid aan vreem-
delingen over, die rUkdom vonden in de
Spaansche Koloniën en Spanje met hunne
goederen voorzagen, terwyi de Spax^aarden
hunne dagen doorbrachten in het gewoel van
den krOg of in lorgelooce luiheid. Alleen de
Kerk werd ryk en spreidde in grootsohe, prach-
tig versierde kerken eene ongesiene weelde
ten toon. Daarenboven had de dweepaieke
staatkunde, waaraan de welvaart des volks
werd ten offer gebracht, niet eens de geweaschte
gevolgen. Wél behaalden de Spaansche regi-
Boenten eene vracht van lauweren, maar sQ
vervielen tevens tot eene verregaande sede-
loosheid. Wól aegepaalde Don Jan van Ooêtm-
rijk in 1571 bQ Lepanto op de Turken, maar
1^ maakte geen gebruik van deze overwin-
ning en Tunis ging zelfii weder verloren.
Het schrikbewind yan Moa in de Nederlanden,
door den gewetenlooaen Bloedraad gesteund,
riep er de ingezetenen op tot den str|}d der
wanhoop, en deze kostte aan Spanje verbazende
sommen en bracht den doodsteek toe aan* ayne
macht als zeebeheerschende en koloniale Mo-
gendheid. Eene poging om ook Engeland weder
te onderwerpen aan het gezag der B. fiUitho-
Ueke Kerk leed in 1688 schipbreuk met de
vernietiging der Armada en ook de inmen-
ging van Spanje in de godsdiensttwisten in
FrankrQk bleef zonder gevolg. De onrechtmatige
verovering van Portugal ia 1680 bracht aan
dit land groote schade, maar aan Spanje
geenerlei voordeel. Toen JPhü^ II in 1698
overleed, was de bevolking van 10 millioen
(1600) tot 8'/4 millioen gMlonken, en deze
moest eene belasting opbrengen van 280 mil-
lioen realen. Daarentegen vond men er 760
bisdommen, 12000 kloosters, 400000 geeste-
lyken en 460000 ambtenaren; behalve deaen
en een tot armoede vervallen adel, waren er
schier enkel bedelaars, die zich onderhielden
met de aalmoezen der Kerk. De Begeering en
het volk, zich verheffende op de schitterende
plaats, welke Spai^e aan het hoofd der anti-
Hervormingsgezinde Staten van Europa innam,
waren echter blind voor den waren staat van
zaken. Dit blQkt voldoende uit de voortbreng-
selen der dicht-, schilder- en bouwkunst
in de 17de eeuw. Onder de regeering van den
awakken Koning JPkUipë III (1698-1621),
die zich geheel en al onder den invloed be-
vond van zQn gnnsteling Lmrwta^ werden de
buitenlandsche oorlogen op eene flauwe wt)ze
gevoerd en sloot men in 1609 zelte met de
Nederlanden een TwaalQarig Bestand, ^ en door
bet genade-ediet van 22 December 1609 werden
8000(X> Moori^en verdreven en werd het
bloeiende Valenoia bf|na geheel ontvolkt. —
Pki^^pus IV^ die zich vermaakte met eene
schitterende Hofhouding, terwgi bQ de kunst be-
vorderde en onderstt>unde, keerde tevens terug
tot de krijgszuchtige staatkunde van PkUips IL
In verbond met de 0>8tenryksehe Mabdmr^ê
wilde hg de alleenheerschappy van den Paus
herstellen en tevens een wereldryk derMais*
hwrgmn stichten. De oorlog tegen de Nederlanden
ontbrandde op nieuw, maar vond er geld en
geestdrift, moed en beleid. In den Dertigjarigen
Oorlog streden weder Spaansche troepen in
Dnitschland en Italië, en de SpaauBche ge-
zant te Weenen had in Dultsehlands aange-
legenheden eene beslissende stem. Op eens
echter stortte het schitterend luchtkasteel der
wereldheerschappy ineen. Een geltjkttfdige
opstand in Catalonië en in Portugal (1640)
was het sein voor den val van Spanje*s ge-
waande grootheid. Portugal handhaafde zyno
onafhankelQkheid en C^ktalonië kwam eerst
na eene 13-Jarige worsteling tot onderwerping.
Voorts moest Spanje na een Tachtigjarigen
oorlog bg den Vrede van Mttnster (1648) de
onaflmnkeltikbeid der Vereenigde Nederlanden
en de onschendbaarheid der ketters in Dnitsch-
land erkennen. Bj) den Vrede der Pyreneeën
(1669) verloor Spanje Bouslllon enPerpignan,
alsmede een gedeelte der Nederlanden aan
FrankrUk, Duinkerken en JamsYca aan Enge-
\üï^^ — onder den zwakken £ar«l//(1666 —
1700) bO den Vrede van Aken (1668) wederom
12 Nederlandsche vestingen, en eindelOk bg
den Vrede van Ngmegen (1678) Franche
Comté aan FrankrOk. De no<Mrdeigke provin-
ciën van Spanje werden zonder bescherming
prUs gegeven aan de invallen der Franschen.
Datzelfde Spaojo, hetwelk eens met zyne
leger benden heerschappO voerde over geheel
Europa, dat tevens beschikte over de onmete-
igke schatten van Indië, kon nu geen leger
op de been brengen en moest hulp zoeken
b0 de weleer met zoo veel woede bestreden
ketters. De vloot was verdwenen, soodat
Spaaje agn handel niet langer kon beveiligen,
de havens werden verUiten, de bevolking trok
van de onbeveiligde kust naar het binnenland,,
en West- Indië werd door flibustiërs straffeloos
geplunderd en gebrandschat. Tegen het einde
der regeering van Karêl II was de bevolking
tot 6700000 aielen verminderd; in tallooze
dorpen zocht men te vergeeft naar inwoners
en uitgestrekte landen waren in woestengen
herschapen. De Staatsinkomsten bedroegen
slechts 80 millioen realen, in weerwil van de
drukkende belastingen. Zelfs kon de Koning
zgne dienaren niet meer betalen, vaak niet
eens zgne tafel. De ambtenaren ontvingen
geen tractement, de soldaten geene soldg, en
uit geldgebrek keerde men in vele provinciën
tot den ruilhandel terug.
Zoo allertreurigst was de toestand van Spatie,
toen het Huis der Spaansche Sah^bwrg9r$ na
eene heerschappg van twee eeuwen op den 8den
November 1700 met Ki»rd II uitstierf. Daar-
door ontstond de Spaansche Successie- oorlog
(zie SneceuM oorlogen). Hierin verloor Spanje
zgne Europeescke landen buiten het Bgk, als-
mede Gibraltar, maar de zegepraal van den
Pretendent uit het Huis der Bowrbons opende
646
SPANJE.
het iiiteicht op betenehap. Imman de nieuwe
Koning, PkO^ V (1700—1746), schoon geen
mnn van groote gaven, bracht «it sOn vader-
land een geheel ander tlebel van bestnnr in
Spatie. Wi had Franachen en Italianen in
dienat, die aan het hooM van het bewind en
alB beyelhebben van het leger de beginaelen
Tan het Franiiche ttaatebeleid in toepaating
brachten, nameiyk de aitechafflng van alle mii'
bmiken, die de goede werking yan het staats-
beheer belemmerden, bevordering van handel
en nQTerheid, wetenschap en kust opheliing
Tan de Toorrechten Tan afsonderlOke proTin-
dën en eene geiykmatige heffing der belastin-
gen. De weldadige gevolgen Tan nik eene
Terstandige uitoefening der koninklijke macht
Tortoonden aich met Terrassende snelheid.
Maar toen die macht ook de heersehappg der
Kerk aantastte en de misbruiken Tan deie
Temietigen wilde, stuitte s|| bQ het Tolk op
een hefügen tegenstand, waarvoor PhHip$ V
onder den invloed van BQne tweede gemalin
JSUtabeth Farnête lafliartlg besweek. De geeste-
IDkheid vierde een schitterenden triomf en de
Curie en de Inquisitie bleven, evenals te voren,
in Spanje den schepter zwaaien. Niet minder
noodlottig was de terugkeer tot de oude ver-
overingspolitiek. Wél werden in 1788 en 1748
Napels en Parma veroverd, maar die verove-
ring bracht verwarring in de fioancifin en be-
lemmering in de hervormingen. Toch bleef de
eerste schok der verbetering werken, en de
nVverheid en de wetenschap kwamen lang-
zamerhand weder in eere.
De regeering van den zwakken, zwaarmoe-
digen Ferd'mand VI (1746-1769) bracht veel
gMds, daar deze Vorst zich althans door
spaarzaamheid en vredelievendheid onder-
scheidde. De welvaart nam aanmerkel0k toe
en de inkomsten van den Staat klommen van
211 tot 852 millioen realen; hoewel de druk
der belastingen verminderd, het bestnnr ver-
beterd, eene flinke vloot gebouwd en de rente
der staatsschuld betaald werd, had men een
jaarlifksch overschot van 100 millioen realen.
Schoon de geestelükheid nog 180000 personen
telde en een inkomen van 869 millioen realen
bezat, werd hare macht door het concordaat
van 1763 toch niet weinig beperkt. Spai^
deed voorts een groeten stap. op den weg van
vooruitgang onder de regeering van Kaïrtl III
(1769—1788), een halfbroeder van Fêrdmamd
TL die reeds 26 Jaar het koningrUk der beide
SicUiën had bestuurd en, schoon nauwgezet
in z||n B. Katholiek geloof, doordrongen was
van de beginselen der moderne staatsleer. HQ
wilde SpaiOe op de hoogte brengen van de
meest verlichte Europeesche Staten, en bQ het
beramen en invoeren ztfner hervormingen
stonden drie uitstekende mannen, Aramda,
Florida Blanca en Oampotmtneê, hem terzQde.
De noodlottige deelneming van Spanje aan
den oorlog van Frankryk tegen Engeland
<1761— 1762), ten gevolge van het temüiever-
drag der BowhotUy verlamde aanvankeiyk de
hervormingsmaatregelen. Deze echter open-
baarden zich in 1767 op eene krachtige wtf*®
in de verbanning der Jezuïeten. Nu konden
vele misbruiken en machtsovertredingen der
geesteiyken afgeschaft onbeperkt worden en
verTangen door eene samenwerking Tan Kerk
«n Staat, welke een heilzamen invloed had op
de stoffemke welvaart en de zedeigke verbe-
tering van het volk. Vele hervormingen koo-
den echter niet ten uitvoer worden gebneht,
omdat landbouw, nüverheid en onderwtiiiiek
in een allergebrekkigsten toestand beventa.
GMuxende 80 Jaar besteedde de Regeeringfioote
sommen aan kolonisatie, mVnontginnisies,
fabrieken, wegen enz., — sU schonk vooiti
eene volkomene vrlPieid aan den handel met
Amerika, en toch waren de uitkomsten be-
trekkelük gering. De boTolking was eent ii
1788 Weder tot lO'Ade mUlk>en zielen gekUm*
men, terwgi er in dat Jaar 400 milUoen realen il
de schatkist Tloeiden. De tweede rampqioedife
oorlog tegen Engeland (1780— 17S3) ifKêa&i
wSders zulke groote sommen, dat men tot de
uitgifte Tan pi^iieren geld moest overgaan.
Toch zou de onmiskenbare voomitgang ni
TolkswelTaart en TolksbeechaTing kostellke
Truchten hebben opgeloTerd, zoo het herror
mingsttdperk Tan langoren dnnr ware geweeit
De Torwachtingen der to^ooMt vrerden eel-
ter Tomietigd door de Terderfeigke staatknade
Tan Rard IV (1788-180S), en zeUb lieden
ten dage heeft zich Spai^e nog niet henteU
Tan den kanker, waardoor het onder de M-
ding Tan dien Vorat werd aangetaat
Kmrd IV was een welwütond, maar onbe-
kwaam Vorst en alzoo de speelbal Tan 4m
kloeke, maar ledelooze gemalin Mairia Lom»
va» Parmm, die door het beschermen Tsa ban
gunstelingen en door eene scliandelSke fe^
kwisting het staatsbestuur en de financiën ii
Torwarring bracht, haren minnaar (Moydea
meest mogelUken iuTloed bezorgde en ben
eindelQk, na het TerwtJderen Tan Fhndê
Bümem en Aramda^ door hem tot minister te
doen benoemen (November 1792), san bet
hoofd der zaken plaatste. Nadat Spanje it
ontUdige vredelievendheid den val der B&Êh
hant in FrankrQk werkeloos gedoogd had, nc
het zich in 1798 door de beleedigingen der
Nationale CouTentie en door de tereebtatrl-
ling Tan Lodewjjk XVI toch genoodzaakt,
FrankrUk den oorlog te Terklarea, en deae
werd met eene zoo Torregaande onbekwaaB*
beid goToerd, dat hQ, in weerwil Tan de i«*k-
heden der Franachen en Tan de otte^aardige
geeatdrlft der Spaijaarden. met een vjjaDde-
loken inval in Navarra, de Baakiaohe pre*
vincifin en Aragon eindigde. De loop der os-
atandigheden verachafte aan Spanje nog dea
voordeeUgen Vrede van Baael (22 JaU 1795),
welke alechta den afstand van het eiUndSia
Domingo dachte. Tevena echter werd Spaide
afhankeltjk van Frankrgk ra de Uchtsinnige
€Moi bekrachtigde dit door het Verdrag faa
San Ildefonso (27 Juni 1796). Daardoor Of
SpaiOe, dat nauweiyks in de kosten van dea
voorafgaanden oorlog had kunnen voorzien, lieb
gedwongen, Engeland den oorlog te verklarea,
en reeda in den eeraten zeealag by Kaap St
Vincent (14 Februari 1797) bleek de swak-
held der Spaanache vloot De handel met de
Koloniën werd vernietigd, de heersehappf^
Amerika geschokt In 1798 viel ^Mgr ^
is waar in ongenade bQ de Koningin en ort-
ving zQn ontsfiig; maar het nieuwe ministerie
CahdOêro-Urquija volgde denzdfden weg,ea
in 1801 nam Qoéo^ weder de teugelavaabal
bewind in lianden, om zich nog nauwer na
Frankrgk te verbinden en ten behoefe na
SPANJE.
647
dit laatste een ongelakkigen oorlog tegen
Portugal te ondernemen. Het geyolg van den
noodlottigen stryd tegen Engeland was de
afttand van Trinidad bQ den Vrede van Amiens
<28 Maart 1802). De schatkist bevond lioh in
een berooiden toestand en het tekort beliep
in 1799, in weerwil van het papieren geld
on andere verderfeltfke maatregelen, 1200
millioen realen. Het ministerie van Oorlog
▼roeg Toor een leger van slechts 60000 man
935 millioen realen, terwQl het aantal hoofd-
officieren rerbasend groot was; in 1802 werden
op eenmaal 52 generaals benoemd. Het Hof
had 105 millioen noodig, terwgi het Tolk door
pest en hongersnood geteisterd werd. Dever-
dorvenheid van het Hof yerspreidde lich
weldra over het geheele land; Yaderlandlie-
vende mannen werden verdrukt en vervolgd,
en jegens het gemeen betoonde men aieh zwak
en toegevend. Niettemin ondernam Oodog^^e
NapoUim nn eens door i||ne aanmatiging
krenkte, dan weder door kruipende onder-
danigheid vleide, nadat hy den 9den October
1808 een hoogst beswarend tractaat met Frank-
ryk gesloten had, waarbg het uitgeputte Spai^e
aich tot een JaarlVksoh subsidie van 288 mil-
lioen realen verbond, een nieuwen oorlog
tegen Engeland, waarin by Finistère (22 Juli)
en Trafalgar (20 October 1805) de Spaansche
vloot vernietigd werd. Het volk boog lich
geduldig onder al die rampen, maar gloeide
tevens van verontwaardiging over den onbe-
schaamden gunsteling der Koningin, die zich
in sOne verblinding het regentschap in Spai^e
of de Koningskroon van Zuid-Portugal voor-
spiegelde. Om laatstgenoemd doel te bereiken,
ketende hQ Spaqje door het Verdrag van Fon-
tainebleau (27 October 1807) loo vast moge*
IQk aan Frankryk en plaatste de Spaansche
troepen, bestemd voor eene nieuwe expeditie
tegen Portugal, onder het opperbevel van een
Franschen aanvoerder. Beeds vóór dien tQd
had NapoUan s||ne troepen over de grenzen
van Spanje gezonden. De ellendige zwakheid
van het Spaansche Hof bezorgde aan NapoUon
niet eens een voldoend voorwendsel om een
einde te maken aan de zelfotandigheid van
Spai^e. Toen de Koning en Gknioy, in plaats
van op wederstand bedacht te zyn, toebereid-
selen maakten tot de vlucht naar Amerika,
ontstond den 18den Maart 1808 te Araojuöz
een volksoproer tegen den gehaten gunsteling.
Deze moest vallen, en onder den indruk van
de woede des volks liet de Koning zich door
de aanhangers van den KT<ïonpTinn Ferdinand
overhalen, den 19den Maart ten behoeve van
dezen afttand te doen van den troon. Beeds
den 248ten Maart hield deze als IWeitiMifkl Vil
zQn intocht te Madrid, maar nu herriep ICard
IV ïn een brief aan Napoleon zün troonaf-
stand, als hem met geweld afgeperst. Napo-
lêo», zich belastend met de rol van bemiddelaar,
ontbood Ferdinand naar Bajonne, werwaarts
ook Kard IV zich begaf, en verklaarde, dat
de Bourbons den troon van Spanje moesten
laten varen. Na langdurigen tegenstand deed
Fmrdinand den 5den Mei afttand van de Kroon
ter gnnste van zOn vader, en deze droeg al
ztjne rechten gewillig op aan den Keizer,
die aanstonds aQu broeder Jottph^ koning van
Napels, in tegenwoordigheid eener Junta van
Spaansche en Amerikaansche afgevaardigden
tot koning van Spaitfe benoemde. Nadat de
Junta en de nieuwe Koning den 7den Juli
de pas ontworpene constitutie besworen had-
den, deed Joiepi den 208ten Juli z|in intocht
te Madrid. Kard IV vestigde zich met zVn
Jongsten zoon eerst te Compiögne en daarna
te Bome, terwfll Ferdimand zich met zUne
zonen Don Oarloi en Don Anionio naar Va-
lencay begaf.
Napoleon had alzoo de Koninkigke temilie
zonder veel moeite ter z||de geschoven, maar
ontmoette by het volk onverwachte hinder-
nissen, die al zyne berekeningen te schande
maakten en zQue hervormingsplannen verydel-
den. Het Spaansche volk was niet in staat,
den zegen van een verlicht bestuur op prQs
te stellen; doch het gevoelde diep den onder-
vonden hoon en verhief zich daartegen met
eene geestdrift zonder voorbeeld. Edele en
onedele drQfveeren, nationale hoogmoed en
onbeteugelde haat tegen vreemdelin^n, vader-
landlievende geestdrift en godsdienstige dwee-
pery kwamen daarby in werking. ZQ veroor-
zaakten eene verblinding, die niet lette op de
geweldige macht van den vQand. maar zich
b0 voorraad verzekerd hield van ae overwin-
ning. Beeds den 2den Mei 1808, bQ de eerste
tQding van het vertrek van Ferdinand naar
Bftyonne, was te Madrid een geweldig oproer
uitgebar^n, dat de Franschen niet zonder
bl<^ konden dempen. Doch nu verspreidde
zich de opstand ook in de provinciën. Er
vormden zich provinciale Junta^s, de guerilla^s
wapenden zich in het gebergte en alle aan-
hangers der Franschen werden vf|anden des
vaderlands verklaard. Wel behaalden de Fran-
schen den 14den Juli bQ Bloseco eene glans-
r0ke overwinning, maar de aanval van Mon-
eeg op Valencia werd afgeslagen en generaal
Dtipimt omsingeld en tot de capitulatie bQ
Baylen genoodzaakt. De dappere verdediging
van Saragossa door Falafoa, de ontruiming
van Madrid door Koning Joeeph en de aftocht
der Franschen verhoogden de algemeene geest-
drift. Tevens was Wéllimgton met een Engelsch
korps in Portugal aan land gestapt en had
er de Franschen verdreven. In Spanje be-
hielden dezen, met Napoleon aan het hoofd,
echter de overhand in het open veld; zj) be-
haalden de overwinning bQ Burgos, Espinosa
en Tudela en trokken den 4den December
weder in BCadrid, waar Joteph den 228ten
Januari 1809 op nieuw z||n zetel vestigde. Ook
mislukte de expeditie van den Engelschen
generaal Moore in Galicië. Nu echter werd
de worsteling in Spatie eene volkszaak; had-
den te voren de provinciSn ateonderlflk weer-
stand geboden, in September 1808 was reeds
eene centrale Junta te Arai^uóz bQeengekomen,
die wel is waar misslagen beging, maar door
hare oproeping tot een algemeenen guérilla-
oorlog groote nadeelen toebracht aan de
Franschen. In het open veld werden de Span-
jaarden doorgaans geslagen, maar in den
kleinen oorlog bewezen hun moed, hunne
geestdrift, hunne volharding onschatbare dien-
sten. De voortdurende aanvallen der guórilla*s
ontrukten aan de Franschen de vrucht hunner
overwinningen en verteerden hunne kracht.
Den 27sten Maart 1809 zegepraalden de Fran-
schen by Ciudad Beal, den 286ten Maart bü
MedelUn, en de Centrale Jnnta moest de wyk
648
SPANJE.
BemeD Daar SevilU. Doch de oaderaemiiig: tmi
Sault tegen Portngsl miahikte; h{ werd in Mei
1809 door WéUmgton nlt dat land Terdreren
en moest ook GalioiS en Astorie ontruimen.
Den 27gten en 28eten Jnll behaalde WeUwgiom
die in Spanje was doorgedrongen, de 0Te^
winning bQ Talavera, doch de Engelsehen,
moesten naar Portngal temgtrekken en de
Spaansche generaal Vanega$ moest bQ Almo-
naeid het onderspit delgen. Voorts beiwedL
de Engelsche generaal Wüêom in de berg-
passen bQ Baros voor J7«y, en Madrid bleef
in handen der Franschen. De Centrale Jnnta
te Seyilla vormde nu eene uitvoerende com-
missie en riep tegen 1 Maart 1810 de Cortes
bfleen. Maar de ingewortelde misbmiken wer-
den niet afgeschaft en de door WdlimgUm
gevraagde hervormingen in het staatsbeetnor
niet ingevoerd. In Jannari 1811 waren de
Franschen meester van Andalnsië, en den
Isten Februari deed Joteph zgn intocht in
Sevilla. De Centrale Jnnta had de wf|k ge-
nomen naar Cadiz, waar xg daarna gedwon-
gen werd tot het aanstellen van een regent-
schap, wanrin de radicale beginselen de over-
hand hadden. De zaak der Spaqjaarden stond
hopeloos. De aansieniyken des lands begon-
nen zich meer en meer aan te sluiten aan
den opgedrongen Koning. Het gelukte den
Franschen wel niet, zich van Cadix meester
te maken, maar Matêêna drong na de verove-
ring van Ciudad Bodrigo en Almeida met
80000 man in Portugal, om de Engelschen
in zee te drQven. Wdlinfficm trok terug tot
in de vaste stelling van Torres Yedras bQ
Lissabon, waar hg stand hield, totdat JfoM^ia,
die geene versterking ontving en dus geen
aanval durfde wagen, met z)|n tot op de helft
versmolten leger in Maart 1811 den terugtocht
naar Spanje aanvaardde. Inmiddels waren den
24sten September 1810 de Cortes te Cadix
bQeengekomen. Schier onder het bereik der
Fransche batterOen en in <ie stad door de pest
bedreigd, aanvaardde de vergadering de groot-
Bche taak der hervorming van het ellendige
staatsbestuur. Gedeelteigk doordrongen van
de denkbeelden der Fransche Bevolutle en
gedeelteltjk vasthoudende aan Oud-Spaan-
sche vooroordeelen, wankelden de leden onder
hartstochteiyke beraadslagingen tusschen de
meest uiteenloopende besluiten; men procla-
meerde de volkssouvereiniteit met het alge-
meen stemrecht en schafte de heerigke rech-
ten af, maar waagde het niet, de Inquisitie
of de rechten van den adel en van de Kerk
aan te tasten. Over het geheel echter mocht
de Cortetfconstitnti?, die den 18den Maart
1812 voltooid werd, eene zeer vrQzioDige wor-
den genoemd. In weerwil van hun onderling
verschil van gevoelen, bleven de leden der Cor-
tes eensgezind in de hoofdzaak, nameiyk in het
verzet tegen den vQand. De hersenschimmen
der nationale Qdelheid werden verbannen, de
gebreken van het bestuur openbaar gemaakt
en de duizende bedorven ambtenaren met
schrik vervuld. De troepen werden versterkt,
geoefend en goed verpleegd en Weüiitgtam tot
opperbevelhebber benoemd. Nu nam de oor-
logskans eene gunstige wending. In Januari
1812 veroverde Wellington Ciudad Bodrigo.
den 7den April Badajoz, bQ welke gelegenheid
deh ook Prins WiUem van Oranje^ later
WïïUm zr, koning der NederiandeB,roeiiii|k
onderscheidde, en versloeg de Pmaschea onder
Marw^mi bU Salamanea (22 Jou), wairop
Joêeph wederom Madrid verlaten en de bsls-
gering van Cadix opbreken moest, en des
12den Augustus trok WdUngtam binnen ds
muren van Madrid. Wél moest hV voor ds
overmacht der Franschen op nietw nasr de
grenzen van Portugal terugtrekken ea de
hoofdstad hare poorten voor den Tt|and opeooi:
maar de nederlaag van NtpdUtm ia BaiIsM
veranderde ook den staat zaken in Spaqfe.
8<mLt werd in het begin van 1819 ter ogyero^
pen en Suekêt ontruimde in Juli Valesdt,
terwtll Joiepk reeds in het laatst van Mei
Madrid weder verlaten had en met het Framehe
leger natr Yittoria was geweken. Hier werd dR
laatste door WMmgion den 2l8ten Jnligeab-
gen. De Franschen trokken temg over de
Pvreneeën en WèUwgtom volg^ hen des
9den JuH in FrankrQk. Hfl bracht Sotdi des
26sten Februari 1814 bV Orthes eene neder
laag toe en den lOden April bQ Touloue.
Nu had Spanje zQue onaf hankelfkheid her
kregen. In O^ber 1818 waren de gewose
Cortes in Cadix byeengekomen, en toen dm
in Jannari 1814 hunne toestemming moeetes
geven tot den temgkeer naar Madrid, haddea
de conservatieven de overhand. Niettaaia
zette de vergMlering hare hervormingen voort
Een verdrag, in 1818 door IfapoUom I BMt
Ferdinand VII gesloten, waarbfl de beer
schappQ van laatstgenoemde in Spanje werd
hersteld, wilde men niet erkennen, if soad
eene uitnoodiging naar Ferdimttndy sieh on-
verwQld naar Madrid te begeven en den eed
af te leggen op de constitutie. Hy kwam den
248ten te Gerona en had te V alenda eene
samenkomst met den president van het regent-
schap, zOn oom, den cardinaal mui BimioBf
die hem in naam des volks de Kroon tenr
gaf, maar hem niet tot het erkennen der
Cortesconstitutie bewegen kon. G^enenal tth
koos met een leger van 40000 man de 4de
des Konings, en 60 voormalige leden der
Cortes boden hem een verzoekschrift iso,
inhoudende, dat hy de constitutie niet noekt
onderteekenen, maar de Cortes ontbinden.
Fêfdimand verwierp dan ook uit Valenda de
constitutie en beloofde, dat hy alles in den
vooqnaligen toestand zon herstellen. Beedi
den lOden en Uden Mei werden de Corta
door militairen uiteeng^aagd en den l4den
Mei deed de Monarch zyn intocht in Msdnd
onder het gejubel des volks, dat op vrDiio-
nige denkbeelden geen prys stelde en onte-
vreden was over eene door de Cortes inge-
voerde belasting. Aanstonds werden nlle
uitstekende liberalen vervolgd en de voor-
treffeiykste mannen in den kerker geworpen.
Alle papieren van de Cortes en van het re-
gentschap nam men in beslag. Overal veroor-
loofde zich het gemeen, door den clerus
opgehitst, de schandeiykste gruwelen tegen
de vryzinnigen. De groote bevrydhigeoorig»
met zooveel opoffering, volharding en geeetdriff
gevoerd, had alleen de vreemdelingen ^'
Jaagd, maar geene volksvemienwing ▼J^ïi
zaakt. Wél had de Koning eene cone^»^
toegezegd, maar in plaats van deze werden
de meest reactionaire maatregelen i^tgerstf'
digd. Alle vermaningen tot gematigdheid waren
SPANJE.
64»
▼niohtelooa, ook die van WdUmgUm. De
JenXeten werden teraggeroepen, de kloostera
en de InqoMtie hersteld. De geheime politie
waarde overal rond. en vele vaderlandHeyende
mannen loehten Yeiligheid in eene snelle vlnoht
Alle officieren, van 4en hoogslen rang tot en
met dien van kapitein, die onder Koning Jottph
getUend hadden, werden in weerwil van de
toegezegde amnestie met vironwen en kinderen
voor levenslang verlMnnen, alsmede de bnr-
gerltfke ambtenaren van den rang van staats-
raad tot dien van krügseommissaris, zoodat
in 1809 meer dan 6000 Spai^aarden in balling-
schap leefden, terwtfl het getal van allen,
die verstoken werden van hnnne bnrgerlQke
rechten, in de gevangenis geworpen of ver-
dreven, op 12000 werd geschat De generaals
Porliêr en Xocy, die aich verklaard hadden
vóór eene constltatie met eene volksvertegen-
woordiging, moesten het schavot beklimmen.
Hier en daar ontstonden weder goérillabenden,
en het volk werd afkeerig van een bestnor,
dat zooveel ellende stichtte. De conservatieven
en liberalen stonden in de hoogere klassen
vtfandig tegenover elkander, en van 1814 tot
1819 wisielden 24 mlnisteriën eikander af. De
onwetende, karakterloose, lafife, despotieke
Koning liet zich beheerschen door eene ge*
wetenlooze camarilla en schonk bO voorkeur
iQn vertrouwen aan pater CJyrtf/o en aan zQn
biechtvader Benctmo^ die iedere hervorming
verQdelden; Spanje verloor dan ook de onder-
steanlng van Engeland. Wél herloreeg het in
1814 bf den Vrede van Parus hetaanFrank-
rUk afgestane gedeelte van San Domingo,
maar moest in 1819 voor 5 mlllioen dollars
de belde Florida's toekennen aan de Veree-
nigde Staten van Noord-A'merika. Toen het
troepen wilde afzenden tot het herwinnen der
Amerikaansche koloniën, kwamen de soldaten
in opstand. Vier bataUons onder den luitenant-
kolonel Don SafaH del Bi^ proclameerden
den Isten Januari 1820 te San Juan de con-
stitutie van 1812, maakten zich meester van
twee forten en van de stad Isla de Leon en
veroverden Caracas. Weldra telde het leger
der opstandelingen 9000 man. De kolonel-
ingenieur Qt^qga plaatste zich aan hun hoofd
en eischte van den Koning de aanneming der
constitutie van 1812. Te Isla de Leon werd
eene Voorloopige Junta tot stand gebracht en
eene oproeping gericht tot het Spaansche volk.
Don Pedro Agoft aanvaardde het voorzitter-
schap in de Junta van Galieië; in Murcia
werd den 29sten Februari gemelde constitutie
afgekondigd, en het volk verwoestte er het
paleis der Inquisitie. Tevens kwam de Can-
tabrische kust in opstand en daarna Aragon.
In Navarra verhief Mina de banier van het
nationale leger, en in Pamplona erkende de
onderkoning EtpeUta de geldendheid der con-
stitutie. Zelfs Madrid kwam in beweging.
Toen voorts ook generaal O'DoiM in Ocafta
den 4den Maart de constitutie proclameerde
en zich met Eifyo vereenigde, — toen zelfli
generaal Frewê tot het nationale leger over-
liep, beloofde de verschriktd Koning in een
decreet van 1 Maart de onverwOlde aftchaffing
van alle misbruiken in het staatsbestuur en
riep den 6den Maart de oude Cortes bVeen.
Het volk evenwel eischte met luider stem de
constitutie van 1812. Hierop gaf de Koning
toe, bezwoer den 9den Maart in handen van
eene Voorloopige Junta de constitQtie en her-
haalde op het baloon van het koninkiyk paleis
dien eed ten aanhoore van eene ontzettende
volksmenigde. De Inquisitie werd door een
deereet van 9 Maart opgeheven en hare ge-
vangenissen werden geopend. Eene algemeene
geeMrift doortintelde het volk. Den 9den
Juli 1820 openden 172 afi^evaardigden de
eerste vergadering der Cortes. De liberaten
legden eene groote gematigdheid aan den dagb
JSipigaj aartsbisschop van Sevilla, nam als
voorzitter den Koning den eed af en generaal
Qukcga werd ondervoorzitter. Ootmo en Toreno^
twee waardige mannen, pas aan de pQnbank
der Inquisitie ontrukt, werden ministers, en
ArmuUêi nam de leiding van het Bewind op
zien. In weerwil van z||n dubbelen eed bleef
echter de Koning in 't geheim de bitterste
vgand van het constitutioneele stelseL Hy stond
in betrekking met reactionaire woelingen in
de provinciën en bemoeielOkte de werkzaam-
heden der wetgevende macht. Uit zucht om
zich aangenaam te maken by het volk, ver-
wierpen de exaltados (radicalen) alle voor-
stellen tot verbetering der financiën. De con-
stitutioneele gerechtshoven werden echter her-
steld, de mi^oraten en fideicommissen afge-
schaft, alsmede de kloosters, met uitzondering
van een 14 tal. Ook de geestelQken moesten
bebuting betalen en eindelQk moest de Koning
zQne' gunstelingen ontslaan en verbannen.
Intnsschen was het volk geenszins ingeno-
men met alle maatregelen van de Cortes,
omdat daardoor niet aanstonds verbetering
kwam in den stoffMyken toestand. Hier en
daar ontstonden guérillabenden en het land
werd met burgertwist bedreigd. Ook de Ko-
ning beklaagde zich by het openen van de
tweede Cortesvergadering (1 Maart 1821) over
den invloed van den demoeratischen geest*
Doch op den 17den en 80sten April verklaar-
den de Cortes wegens de volksbewegingen
geheel Spanje in staat van beleg, maar ver-
waarloosden tevens den eenlgen steun der
liberale parttf, namelQk het leger. Het nieuwe
ministerie Fdim had geen invloed bQ den
Koning en bQ de Cortes evenmin. De tengel-
loosheid der Spaansche sansculotten (decamisa-
dos, hemdeloozen) deed de reactie toenemen,
en den 2l8ten September 1821 belegde de Koning
eene buitengewone Cortesvergadering, die ech-
ter den binnenlandschen vrede niet herstelde.
Eene nieuwe directe belasting en de verkoop
der nationale goederen waren niet voldoende tot
leniging van den nood der schatkist, de staats-
schuld was tot 14 milliard realen geklommen,
de onderhandelingen met de Koloniën leidden
niet tot eene gewenschte uitkomst, en in het
binnenland heerschteeenevolslageneregeering-
loosheld. Deze nam toe nadat in de nieuwe
Cortes, den Isten Maart 1822 bQeengekomen,
de exaltados de meerderheid hadden verkregen.
Zg kozen BUgo tot president, terwyi de Ko-
ning wél den uitstekenden moderado MarHnêt
dê la Bosa tot minister benoemde, maar diens
macht en invloed zooveel mogeiyk ondermgnde.
De Cortes schonken aan het land loffelQke
hervormingen, doch deze vermeerderden nog
den druk van het oog«ibllk en leverden on-
overkomende moelelilkheden op in de toe-
pas<iing. Nu beraamde de Koning met het
660
SPANJE.
Hof het plan, door een itoatMtredc het
ftbfolntiiiAtti te herstellen. Den 7den Juli
poogden sQne gardes tot dat oogmerk Madrid
te oferrompelen, maar s|| werden door het
volk temggeworpen, en nn lag de Koning
sich gedwongen, het ministerie San MigM
nit de exaltados te benoemen. In het noorden
des Btfks werd de atr^d tegen de Begeering
▼oortgeaet, en te Seo d*Urgel ontstond een
regentschap, dat in naam Tan den „gerangen"
Koning FtrdiMond alles wilde heratellen in
den toestand, waarin het sioh vóór 7 Maart
1820 berend. De oonstitationeele generaal
MtMa noodsaakte echter dat regentschap en
zyne aanhangers tot de vlocht naar Frankryk.
"Ét was oneenigheid ontstaan met den Hdli-
gen Stoel, en het reactionaire FrankrUk ver-
klaarde zich op het Congres te Verona (No-
rember 1822) vóór eene gewapende tnssohen-
komst Toen voorts in Januari 1823 wgiiging
der Constitat^e en herstelling der sonrereiniteit
des Konings door de Spaansche regeering en
de Cortes geweigerd werden, verlieten er de
genanten van Frankryk, Oostenryk, Basland
en Pmisen het Hof.
Na overschreed den 7den Maart 1828 een
Fransch leger van 95000 man onder aanvoe-
ring van den Hertog vam AtlgoMme deBidas-
soa. Tegen het einde van April deed ook
de maarschalk Mimeéy een inval in Cataloniê,
terwQl tevens de reactionaire bende van Qjm-
êoda voorwaarts rukte. De Spai^aarden bodM
slechts tegenstand iik kleine gevechten ; hunne
strQdkrachten waren slecht georganiseerd,
en de voormalige geestdrift was door party -
twisten uitgedoofd. Zelft de guerillaoorlog
wilde niet vlotten, omdat de geesteiykheid
afkeerig was van het liberaal bewind en
derhalve de Franschen begunstigde. Beeds
den 17den April vestigde de Hertog van Angom-
Urne zyn hoofdkwartier te Vittoria, en J£mmi
werd in Catalonië door MoUior van andere
korpsen afgesneden. Den 208ten Mei besette
Moneejf (Jerona; weldra vielen Opper -Catalonië,
Biscaye, Aragon, Castili6 en Asturië in han-
den der Franschen, en reeds den 24sten Mei
deed de Hertog van AngoMmê syn intocht in
Madrid. De Cortes hadden den Koning van-
daar naar Sevilla gebracht, doch een door de
Franschen ingesteld regentschiH> onder den
Hertog van Infantado deed het werk der
restauratie terstond een aanvang nemen. Het
grauw en de monniken wreekten zich op de
liberalen, en velen van deien werden terecht-
gesteld, vermoord of in de gevangenis gewor-
pen. De stryd was weldra geëindigd. Vruchte-
loos lochten de Cortes een algemeeneA volks-
opstand te bewerken; sy b^ven lich met
den Koning naar Cadix, om hier hunne zit-
tingen voort te zetten, maar werden door
het Begentsohap van hoogverraad beschuldigd.
Het volk, door de geestelBkheid aangespoord,
verklaarde zich overal voor den absoluten
Koning. De generaals capituleerden, met uit-
zondering van JfMki, die in het gebergte van
Catalonië zich bleef versterken. Cadix werd
door de Franschen te land en te water inge-
sloten en gebombardeerd, waarna de Cortes
de dreigende bestorming voorkwamen door
den Koning in zyne absolute heerschappy te
herstellen. De Cortes ontbonden ztch, de
Koning begaf zich den Isten October 1828
naar het Franache hoofi&wartier, Cadix wed
door den vyand bezet, en meer dan 600 ver-
dedigers der vryhdd verwyderden aleh vaidiar
naar Gibraltar, Engeland en Amerika. De
Koning verldaarde nu in eene prodsastie
alle daden der constitntioneele regeering sh
van nul en geener waarde, benoemde dei
Hertog vam Imfantaêo tot oppertevelhebber
van b^ leger en lyn biechtvader Vieior 8aès
tot minister van Boitenlandsehe Zaken ei
hield den ISden J^ovember zyn intocht in Mar
diid. Nadat in die maand IRma Bsreetosi
overgegeven had en Oartagena en Aliesnte
gecapituleerd hadden, boog zich geheel Sps^
weder onder het Juk van het absolotismiii.
Er ontstond eene gruweiyke reactie. Sekud-
daden Jegens de liberalen werden strsffalMs
toegelaten. Te vergeefs had de Hertog w
At^oMmê tot gematigdheid aangespoord; kf
verliet 8ipaiiO« in November, en den 9dei
October 1824 werd een Koninkiyk deeieet
uitgevaardigd, waarby allen, die ztchvgasdir
hadden betoond Jegens de absolute heerselii|#
als miOdsteitsBchenders des doods sebei^
werden verklaard. Wél kwam er veranMif
in het ministerie en zag de meer gemstifde
Qraaf Ofalia zich aan het hoofd der nto
geplaatst, maar de absolutistische priesterpiiti
behield haren invloed, en ter handhaving fU
de orde bleven 45 000 man Franachen osder
Bomrmont in Spaoje (tot in 1828). Dm litei
Mei 1824 was er amnestie verleend, doeh
deze had slechts geringe kracht, terwljlde
reactionaire bende der Koninkiyke vrywiiügen
in de provinciën tegen de liberalen woedde
en *s Konings broeder, Don Obfiof, plsniHB
beraamde om de heerschappy der prieeteo
en de Inquisitie te herstellen. Hiertegei
echter kwam de Koning in verzet es be-
noemde den Uden. Juli 1824 Zea Satmtda,
een degeiyk en iMzadigd staatsman, toteeole
minister. Deze zocht de rust te herstelleo ee
de financiën in goede orde te brenges. Het
deficit bedroeg tegen het einde van 18Ü
omstreeks 590 millioen realen. De gekreskte
en teleurgestelde priesterparty beraamde iio
oproerige plannen, en toen Zea Btm^
eene uitgebreide Carlistische aameosweri^
ontdekte, waarin vele hooge geesteiyken, ook
de Aartsbisschop van Toledo, betrokken wveSf
durfde Ferdmamd niets tegen den cleroe ooder
nemen, maar verving Zta Bermmdêz door d^
clericaien Hertog «as Infaniado. Doch ook
deze werd van lauwheid beschuldigd ei
moest in 1826 de portefeuille nederlegges-
Van zyne overzeesche koloniën had Spa^e
slechts Cuba en Pnërto Bico, Callso en |^
Pliilippynsche eilanden overgehouden. Het BOk
werd voorts gedurig verontrust dooroproenj
bewegingen ten behoeve van Don CMmi^
gunsteling der geesteiykheid en opdstooges-
blik den vermoedeiyken troonopvolger. i>
1829 echter trad de kinderlooze Koning toot
de vierde maal in het huweiyk, en wél b^
Maria Christina van Napels. De Ssliscke we(
werd opgeheven, en toen de Koningin J»*
eene dochter schonk (10 October 1880), iiM«s^
genaamd, werd deze erfgename vandentrooi
verklaard. Na 's Konings overiyden op <kb
29sten September 1888 werd hy dsnookdo^
lêdbêUa 11 opgevolgd onder het regestseW
der Koningin-Weduwe, doch in de Baekiieie
SPANJE.
651
werd Don Oarlot als Kard V tot
Koning uitgeroepen. In 1884 werd door het
Estatnto real eene beperkte conttitotie tfge-
kondigdf eene yergadering der Cortes bel^
en eene uitgebreide amnestie nitgevaardi^
waarna Spanje, Engeland, FrankrQk en Por-
tugal een Tiervondig yerbond sloten tot hand-
having der constitntioneele beginselen in Spanje
«n Portugal. Voorts werden door de Cortes
Don Carlat en sQne nakomelingen Tervaüen
▼eriüaard van de troonopvolging. Inmiddels
ontstond er een woedende burgeroorlog tus-
schen de Cariisten en de Christino's, en
eerstgemelden, aangevoerd door ZMmdUMcarre-
^«jf, behaalden in 1885 belangryke overwin-
ningen. Hoewel deie dappere bevelhebber kort
daarna overleed en de troepen der Regentes
met een Engelsch korps van 10000 man onder
generaal Xtfoiu werden versterkt, behaalden
de Christino's geene belangryke voordeelen.
Overal werden gruwelen gepleegd, en nadat op
bevel van Mina de moeder van (%i&r«ra (aan-
voerder der Cariisten) was doodgeschoten, nam
teatstgenoemde eene bloedige wraak. Tevens
ontstonden in de provincifin Junta's, die de
herstelling vorderden der constitutie van 1812,
•en een militair oproer noodsaakte in 1886 de
Koningin, haar weder van kracht te verlda-
ren, waarna in 1887 eene hersiene constitutie
werd afgekondigd. Eene expeditie dergeheele
Carlistisolie macht naar BCadrid werd door
Etpariéro vergdeld, en in 1889 werd een ver-
drag gesloten tusschen laatstgenoemde en den
Carlistischen generaal Maroto^ volgens het-
welk de hoofdmacht der Cariisten de wapens
sou neerleggen, waarna Don Carloi den 15den
8<9ptember de wt|k nam naar FrankrQk. Na-
dat ook Ombrtra den 6den Juli 1840 de gren-
sen van dat Byk was overgetrokken, eindigde
de vreeseigke burgeroorlog.
Ten gevolge van eene progressistische be-
weging te Madrid in den loop van laatstge-
noemd Jaar aag JStpartéro zich benoemd tot
eerste minister, en nadat Maria CMtiitta
alMand had gedaan van het bewind, koos de
Cortes hem den Sdten Mei 1841 tot regent
Gedurig hadden er nu oproerige bewegingen
en miiitahre opstanden plaats, vooral te Bar-
eelona, dat den 8don September 1842 gebom-
bardeerd en ingenomen werd. Er ontstond nu
een algemeen verset tegen den Regent, aoodat
de opstondelingen in 1848 sich meester maakten
van Madrid en eerstgenoemde zich inscheepte
naar Engeland. Nu kwamen de leiders der
Moderados, Nanaét^ OJDomnêU en Ooneka^taok
het hoofd der saken. Den 88ten Novemt>er van
dat Jaar werd Koningin lêobèUa II door de
Cortes meerderjarig verklaard, en het bestuur
der progressisten nam een einde. ChmMoUt
Bf9oo werd eerste minister, de Koningin-
Moeder teruggeroepen en Spa^)e in staat van
brteg verklaard. In Mei 1844 werd ^onni^
voorzitter van een ministerie van Moderados,
doch in het volgende Jaar werd de constitutie
in reactionairen zin gewOsIgd, waarbg men
het kiesrecht en de vi^heid van drukpers be-
perkte. Den lOden October 1846 had er een
dubbel huweiyk plaats, namelUk van den
lafsut Don ^aneiico d'Atriii (zoon van den
Infïant Franeuco de Paula) met de Koningin,
en van den Hertog de Mamipentier met hare
laster, de latente Donna Lauixa, In 1847 was
Serrano, de gunsteling der Koningin, werk*
saam in progessistischen geest, maar werd
weldra door NarfMéz vervangen, die In 1848
de progesslstische volksbeweging te Madrid
beteugelde. In Juni 1850 werd eene alge-
■leene amnestie uitgevaardigd, en nadat in
1851 Namaêz afgetreden was, werd onder
Btano MmriUo een concordaat gesloten met
den Heiligen Stoel. Den 2den Februari 1852
werd er een aanslag ondernomen op het leven
der Koningin door den krankzinnigen priester
JféfMo, en de Regeering zocht eene herziening
der constitutie tot stand te brengen in reac-
tionairen geest. In Maart 1858 hadden er
heftige beraadslagingen plaats in de CJortes
en in den aomer verhief zich te Madrid een
militair oproer onder O^DotmeU, Serrano enz.,
die alle liberalen ten strQde riepen tegen de
abeolutistlsehe Regeering en herstelling vroegen
der constitutie van 1887. De voornaamste
steden, vooral Barcelona, gaven hieraan ge-
hoor ; te Madrid werden barricaden opgeworpen,
JStpartéro zag zich tot eerste minister benoemd,
en den 8sten November kwamen de constitu-
eerende Cortes b||een. Na werden ervelevrtf-
zinnige maatregelen vastgesteld en ten uitvoer
geliracht, doch de str^d der parttfen bleef
aanhouden, en JStpartéro legde den 14den Juni
1856 de portefeuille neder, opgevolgd door
O'DoMuellt die kort daarna vervangen werd
door Narvaézy maar in 1858 weder optrad en
de volkswelvaart zooveel mogelOk zocht te
bevorderen. In 1859 werd de oorlog verklaard
aan Maroceo, dat in 1860 b0 het sluiten van
den vrede 20 mlllloen piasters moest betalen
en grondgebied bQ Centa a&taan. Een Carils-
tlsche opstand onder Ortt^a werd aanstonds
gedempt, en hoewel Spanje in 1861 deel nam
aan de expeditie naar Mexico en Veracruz
door een Spaansch eskader werd ingenomen,
deed generaal Prim ten gevolge van oneenig-
hdd der l>evelhebbers onderling s||ne troepen
naar Spanje temgkeeren. In 1868 trad O^Dom-
neU af, waarna de constitutie van 1845 her-
steld werd en ^«TM^ zich weder aan het hoofd
der zaken zag geplaatst. Eene botsing met Peru
wegens het bezit der Chinchaeilanden werd
tal 1865 doordenvredeachtervolgd. Indatjaar
werd O'DomneU weder eerste minister en Ser-
TüMo kapitein-generaal van Madrid, waarna de
liberale partV de overhand verkreeg. In 1866
ontstond oneenigheld met Chili en beproefde
Prim te vergeeft een militairen opstand in
Nieuw Castilie, waarop hQ zich naar Portugal
liegaf. Voorts had een dergelüke opstand plaats
te Madrid; de constitutioneele waarborgen
werden ingetrokken, de absolutische camarilla
zette hare woelingen voort en O'DomneU werd
vervangen door Narvaé» en OomtaiM Brato. Wel
kwamen de Cortes In verzet tegea de abso-
lutistlsch-elerlcale bedoelingen der Regeering,
maar sU werden ontbonden. In 1867 werden
voorts gestrenge drukperswetten a^pekondigd
door Petnélay kapitein- generaal van Madrid,
twwVl oprodrige bewegingen ontstonden in
Cataloniê. Na den dood van Narvaég (1868)
werd Oontaieg Brtno belast, met de vorming
van een nieuw Kabinet, en hg waagde voorts
een staatsstre^ waarbU de generaals i^^rrvso,
Dnlee^ Zavdta^ Cordowa enz in hechtenis wer-
den genomen. In September echter verhief
admiraal Tapete in de haven van Cadix de
664
SPANJE.
Bisterto aaaqEKMrdem tot eese verdfirM|k«
iniehikkeHkhaÉd. Op die w«se werd het oa-
mogelük, een einde te anken nnn tnlrUke
mitbniiken en het Tolk oit t^n eUendigca
toestand op te beoren. De yerlofing tib den
Koning met iffne nicht, Dennn Mèrcêdm (ge-
boren 24 Joni 1860), derde doehter ynn den
Hertog vam MomipmmêTf Teroonankte intnt-
■chen eeae botring tnaichen MfimêUê XII en
iQne Moeder, die in het ni^ur van 1877
BpaiOe Terliet en sich te Par0a met den pre-
tendent Don Cmlo9 rerMonde. Den 28aten
Janaari 1878 werd te Madrid het hnweigk
des KoningB met groote plechtigheid voltrok-
ken, en het volk begroette deie gebenrtenii
met blQde hoop. Die Treogde was echter niet
▼an langen dnnr, daar M§rcêdm reeds den
26sten Juni Tan dat Jaar overleed. De Koning,
aanyankdQk diep geschokt door het verlies
süner gemiaUn, vroeg in den naaomervan 1879
met goed gevolg de hand van eene Oosten-
rüksohe Prinses, van Mofia OAm/t«h eene
dochter van wyien den Aartshertog Kard JW-
dmamd. Beeds in Febmari 1878 was de op-
stand op Coba door generaal JdortUm Oomfoê
grootendeels gedempt hoewel hi| later ook
weder nitharstte. De binnenlandsche politiek
bleef onder de leiding van Otmomoê onveranderd,
doeh deae verloor meer en meer de volksgunst,
daar ook hf| de talrUke gebreken van het
staatsbeheer niet op eenmaal kon oit den weg
mimen. De oppositie der liberalen werd (Octo-
ber 1879) allengs heftiger, en de radicalen peins-
den al weder op eene omwenteling. Oproerige
bewegingen in CataloniS en Ëstremadnra
schenen reeds een naderenden storm aan te
kondigen, en dat men er weinig met het
koningschap was ingenomen, bleek ten duide-
IVkste door de cmverschilligheid des volks bQ
den mislnkten aanslag van MouMsi (26 October
1878) op het letmt van AlfimêUê. De Koningin
schonk hem in 1880 en 1882 telkens eene
dochter. Op den aOsten December 1879 werden
door lekeren Otmro twee revolverschoten op
den Koning en de Koningin gelost, maar sQ
bleven ongedeerd. In 1888 werd een handels-
verdrag met Dnitschland gesloten en een
militairrepnblikeinsch oproer te Badijos den
6deB AngnstoB van dat Jaar gedempt De Ko-
ning beaocht den 9den Sej^mber daaraan-
volgende Weenen en daarna den Keiser van
Dnitschland, waarop hi| te Parys door het volk
op eene honende wUse werd ontvangen. Den
lOden October nam het ministerie Sa^attai^
ontslag, en een nieuw Kabinet wei4 samen-
gesteld door JPoêsada dê Mêrrmra. Het vond
echter geene meerderh^d in de (yortes, aoodat
het weldra aftrad en den 18den Januari 1884
vervangen werd door een ministerie GnwoMf.
Do Oortes werden ontbonden. In Maart werd
eene militaire sameaiwering ontdekt te Madrid
en Mg men sich genoodaaakt te velde te trek-
ken tegen republikeinsche benden in Cataloniö.
Tusscheo Spasje, Dnitschland en Engeland
werd in Maart 1886 een verdrag gesloten met
betrekking tot de Soeloe-eilanden, maar de
^ding dat de Dnitsche kanonneerboot ^Htis**
op den 24sten Augustus de Duitsche Eyksvlag
had ontplooid op het eiland Yap, wekte te
Madrid een storm van verontwaardiging. De
strüd — vooral over de sonvereiniteit der
Carolina eilanden — werd door den Paus als
door parttfen gekoien soheidsrsehtertergiMto
van Spasje beslist
Den 26sten November 1886 overleed Koaiif
Mfimmu. ZQne gemalin werd als refBatn
gehuldigd en Omoom nam iSn ontslaiLwisiu
Sagüêia een nieaw Kabinet vomsde. Uit weet
voor onlusten werden de steden Baieelou,
Oartagena en San Sebastian in staat van beleg
verklaard en werd het opperbevel over kt
noorderleger opgedragen aan JiarÜMM CmÊft».
Do vergadering der Cortes werd den 28iteB
December geopend, maar reeds den 6dea Js-
naari 1886 ontbonden. De nieuwe verkiesiogei
leverden in April aan de Kamer eenemiaM»-
rieele meerderheid van 810 en aandeaSeiMt
eene van 186 stemmen. BQ de openisg der
Cortes werd de Troonrede door S^gutU vootr
geleaen. Door een Koninkltik besluit na 9
April werden in de voornaamste Spsaoicbe
koopsteden Kamers van Koophandel geetkht
Een republikeins(^ opstand te Carthsgesa,
door Zoriüa aangevuurd, werd terstond gedeapt
en ook elders werden dergeltfke bewegiicei
beteugeld.
Tot groote vreugde van het SpaanicheTolk
bracht de Koninghi- regentes op den 17deo]lei
1886 een Kroonprins ter wereld, die beitaad
is, om als Koning den naam te dragen ni
AlfomêUê XIIL Eene suster van s||n oweMm
vader, de Infante MhUaUa^ geboren den ISdn
Februari 1864, is den 6den Maart 1886 iskt
huwelOk getreden met haren neef, denSpeu*
sehen Prins Amicm (20jlfoiU|p«Mfar, geboren dn
23sten Febmari 1866.
De ShMomêekê ituUf tot de groep der Bi-
ene talen
behoorend, is eene doehtor
van het LatVn, maar heeft onderseheideie
bestanddeelen opgenomen van de talen na
andere volken, die in den loop der eeaww
heerschappü voerden op het Schiereiland der
Pyreneeën. De taal der (^Itiberiêrs ging m
de komst der Bomeinen en Germanen bfai
geheel verloren; sQ bleef enkel in de ntbjM
der Pyreneeën bQ eenige Cantabrische itan-
men bewaard en is thans onder den uan
van Baskisch bekend. In de overige gedeetteo
van Spanje ontstond uit de lingua rontf^
rubtica of het Romeinsche volk^ialeet eeso
nationale taal met eigenaardige profiicii|h'
men, die ook by het verdwenen der Booflbi-
sche heerschappfl algemeen in gebruik btoei.
De West-Gothen, op de Bomeinen volgende,
namen deae taal over en behielden vaakuuie
eigene taal slechts eenige uitdrukkingen fOor
staatsinstellingen, oorlogssaken en wtpei>-
Dexe Spaansche taal ondervond verrolgei*
den invloed van de Arabieren, tegen wie de
Spaansche Gothen omstreeks 8 eenwen fti^
den om het besit des lands. De Aiabia«
echter verrukten enkel de taal met benanüB*
gen, die betrekking hadden op handel^
tenschap en nijverheid en wSsigden eeniga^
de uitspraak aonder iets in den bonw der
taal te veranderen. De oudste sporen nn a»
Spaansch vindt men in de ^Originee" n>
liidorut. Van de Spaansche dialecten ontini*
kelde aich het Castüiaansch het eenft ttj^
sdiryftAal, en daar de Caatilianen de keft
der bevolking vormden, werd ook hminetia|r
de heerschende schrüftaal van geheel Spt«^
alaoo het eigenigke Spaansch. Dit wordt, oe-
halve in het B|Jk in Europa, in de SpassKM
SPANJE.
665
landen tu Ziiid*Am6rikm,iD Centraal- AoMrika
en Mexioo en gedeelteltfk in de Spaaniche kolo-
nifo (Cnbs, Mnnila eni.) gesproken en lelt
27 letters, onder welke Eich 6 klinkers be-
vinden en 8 eigennaidige medeklinkers (M,
U en »). Terwgi de Italianen de harde nit-
epraak der Romeinen hebben vemeht, hebben
de Spanjaarden haar nog harder gemaakt,
▼ooral door de aspiratie ook tot ji, ;, y en
/ nit te strekken. Zoo verandert de LiatUnsche
^ in het Spaansch in de nog sterker geaspi-
reerde h (het Lattnsche faeere wordt in het
Spaanseh kaetr)^ — in plaats van de laehte
l kwam de geaspireerde ƒ (het Lattfneche
/aUu werd in het Spaanseh kijo), — pi werd
door U Terrangen (planus werd Uomo), — en
▼oor oé werd steeds ek gebeiigd (faeius^ dietu$
werd keekoj dieko). De klinkers worden in
de Spaansche scluültaal op dergel|}ke wtfie
nitgeproken als in het Doitsoh. J is, nadat
9 tolgens het nienwe orthograpbische stelsel
haar keelklank verloren heeft, devoomaamste
keelletter der Spaansche taal geworden, en
men sehryft thans algemeen : Dam ^ijoie en
Mefitfo in plaats van JD<m QHwotê en Mexico.
De spraakkunst der Spaansche Aeadémle, het
éérst uitgegeven in 1771, wordt als geaag-
hebbend erkend. Tot het aanleeren dier taal
is de epraakknnst van Letpada (2de dmk, 1873)
of die van M&mtana (2de drok, 1875) aan te
bevelen, terw01 men uitstekende woorden-
boeken heeft van Kaéxêmberg (1875) en van
Cabrera (1887).
De eerste kiemen der Spaamche Uittitlcumde
ontloken bQ het ontstaan der Christeigke
Staten in het noorden des B0ks na de komst
der Arabieren. Van de oudste voortbrengselen
der volkspoësQ is intussohen slechts weinig
bewaard gebleven, en ly werden eerst op-
geteekend in het begin der 16de eeuw. Deie
oude Spaansche volksliederen, romances ge-
naamd, hadden een epischen of epischlyrisohen
vorm en behelsden veelal de daden der helden
in den strQd tegen de Moeren, inionderheid
die van den Oid d Oampeador (f 1099). De
oudste geschreven stukken sgn afkomstig
uit de Idde eeuw, en daarmede begint het
eente t^dp&rh der Spaansche letterkunde, sich
uitstrekkend tot aan de regeering van Jam 11
van C^astme (1406). Het oudste werk der
Spaansche letteriLunde is het „Poema dei
CÜd", een epos, dat in vorm en inhoud over-
eenkomt met de Fransche „Chansons de
geste". Een ander boek is de „Cronica ri-
mada del Cid**, — en men heeft voorts uit
dien tQd heiligenlegenden, een verhaal der
tochten van AUxamder de Groaiê ens. Door den
invloed van Alfaimu dê Wijte (f 1284) ont-
wikkelde dch het leerdicht. Ook deed h0 de
wetten des lands uit het Lat||n in de volks-
taal overbrengen en eene kroniek der wereld-
geschiedenis, alsmede een verhaal der Kruis-
tochten vervaardigen, loodat hO de schepper
werd van het Spaansche proia. Cok schreef
hg lelf een aantal gedichten, en s|in
voorbeeld werkte gunstig op onderscheidene
van syne opvolgers. Tot de merkwaardigste
dichters der 14de eeuw behoorden Juan Bwu
(t 1851), I^edro Zopen de Aftda en rabbi
Samto, — In het iweede fijdperl^ loopend van
de regeering van Jtm van Catiüii tot aan bet
einde der middeneeuwen, kwam naast de dl-
daetisehe richting de iyriaehe op den voorgrond.
Eene hooftche lyriek naar het voorbeeld van
de poësD der troubadours, welke in Lemo-
slfnsefaen tongval geruimen tyd bloeide aan
het Hof der Chraven van fiucelona en der
Koningen van- Aragon, ontwikkelde xich in
het Castiliaanseh het eerst aan het Hof van
Jam 11. Hare voortbrengselen i||n echter leer
ann aan denkbeelden en tevens uiterst een-
tonig, zg dragen den naam van „Cancione-
ros'', en van de beoefenaars dier dichtkunst
noemen wtl de markieien van Viüena en Sam^
HUanaj Juam de- Mena, Bodrigo^ Bawtet en
Jorge Matmiqme^ Qareia Saméhet de Badajae^
AtoMMo de OariagenOy JJUmeo de Shmia Mana^
DUgo LopeM de MarOy Di^ de 8am JPedro en
JWfMM PereÊ de Chumam. In proia heeft men
in dit tQdperk een aantal merkwaardige kro-
nieken, veraameld in de „Coleccion de cr6-
nioas (1779—1787, 7 dln) *. £indel||k vindt
men in dit ttfdperk de eerste Spaansche dra-
ma's, die sich uit landelQke feeetspelen en
kerkelOke mysteriespelen ontwikkelden; wQ
vermelden de herdersspelen van J^am del JAmmki
en den vermaarden dramatischen roman : „Ce-
lestina** van Fernamda de Bafae (1500). — Het
derde t^dperk^ loopende van het begin der 16de
tot in het midden der 18de eeuw, omvat de
gouden eeuw en tevens het verval der Spaan-
sche letterkunde, welke daarin lich voegde naar
de ontwikkeling en den teruggang der Spaan-
sche monarehie. Oud-klassieke en Italiaansche
voorbeelden, de Italiaansche versmaat, de vor-
men van sonet en stansa, van tendnen en oan-
lonen vonden navolging in Spanje, zonder na-
deel voor het nationaal karakter derpoësQ.In
dien geest dichtten Jnan Botea» AJmogaver
van Baroelona (f 1548), Oareilaso de la Vega
van Toledo (f 1586) en DtSgo Mmrtado de
Mendota (f 1575). Twee Portogeezen, in het
Castiliaanseh schrüvende, brachten er den
herdersroman. Vooral echter vond Bemamdo de
Hèrrera (f 1597) door xt|ne uitstekende oden en
Bonetten groeten byval, terwffl Lme Bonoe de
Zeom (t 1591) sich onderscheidde door een
warm godsdienstig gevoel. Daarenboven ver-
melden wO: Memamdo de Aeuna, Francieco de
Biafa, BaUaiat de Aledtar, Fieeute Bipmelf
die een „Arte poëtica espaflola** uitgaf, de
beide Figueroa*ej de Uederendichter ChiHerre
de Cetma en den idyilendiehter Ped/ro de Ba-
diUa. Een tegenstander der klassieke richting
en een voorstander der oorspronkel0k Spaan-
sche po^ was Ckriitaval de CasHUefOf en
de gebroeders Lupereio Leonardo en BartoUmé
Leonardo de Argemóla betraden -het voetspoor
van Horaüui. WOders dichtte MeUeam Manuiè
de VüUgae (f 1669) minneliederen naar het
voorbeeld van die van Anéeteom. en Jwm de
Jamffgvi leverde vertalingen van den „Amlnta*'
van TaeêOy van den „Pastor fldo'* van Ghtarii^i
en van de „Pharsalia" van Laoammt. In ver-
hevenheid van stQl en zwier van beeldspraak
overtrof Oóngora (f 1627) s||ne voorgangers
en werd het hoofd van eene siekeltlke schooi,
die de Spaansche letterkunde deed afdalen
van haar hoog standpunt Tevens ontstonden
er verzamelingen van oudSpaansche roman-
oen, benevens eenige epische gedichten, aoo-
als: „Bemardo" van BaÜména^ „Monserate**
van Ftmat, .Betica" van Ouêtfa, „Christiada''
van Padre Mofeda en „Araucana** van .fi!roi0ei|
666
SPANJE.
terwgi ook de oooiltelie heldandiehlea tab
Xope dê Vtffa^ VUlmviffioia 6B éê Q^mêdo
Diet onvetmM. mogen blUven. Merkwairdig
\ë imonderheid het nationale drama (eome-
dia), een spiegel Tan l^et Tolkaleren. Hot
vond al spoedig beoefenaars in B^Hridomé
iê Toffêê Nakano Qü VimmU en Lof 4ê
Mmêdm^ die intossehen YerscIüUendericlituigen
volgden. Wüders bad men ook geestelike
spelen, waamit vervolgens het Spaansehe
drama (anto, aetos, bedr^f) is ontstaan. Do
vroegere proeven, om drama's te tehrQven in
den v<Mrm der Ooden, vondeageenbtvsl,maar
de echt-Spaansche drama*s des te meer. De
talrilke tooneeldiohters nit den bloeitt|d van
het £^;»aansche drama, van het einde der 16de
tot dat der 17de eeuw, kan men rangschikken
in twee groote groepen, vertegenwoordigd door
Lope de Vtga Oarpio (1562—1686) en Oaldmm
dê la Ba/roa (1600—1681). Voorloopers en na-
volgers van eerstgenoemde waren beide boven-
gemelde epische dichters Jnan de la Cttém en
Vkués^ Cervamiet dé Saavedra, QmUen dê Otu*
iro (wiens „Cid" tot model diende van dien
van Ofmeiüé)^ Lme Vdez de Qmevara^ Jum
JPeres de Monialvany Oabriel TeUe^j die o. a.
in sgn „Btttlador de Sevilla" het eerst de D<m
Joansage dramatisch bewerkte. Jnam Bwu de
Marwn (f 1689), wiens nTejedor deSegovia"
en nG^anar Amigos*' meesterstukken ^n, en
€ht^par de Avila, Deie dichters s||n de schep-
pers van het Spaansehe drama, dat wQ bQ den
genialen Oaldeta» in sQne hoogste volkomen-
heid aanschouwen. Tot s0ne meestberoemde
tydgenooten behooren: Fraueieeo de Mqjae^
A^Mtüno MoretOf Fragoeo^ DiammU^ Jwm de
la So€f Aniamo de Sdlis en Asneiino de Saia-
gar y Torree (f 1676). Tot den ^d van verval
rekent men eindeigk: Bamoeey CdedamOy CaSki-
taree (f 1760) en Anianio de Zamora (f 1780).
Een dergeigk lot als de dichterlVke voort-
brengselen had ook het kunstmatig proaa van
dit tydperk. Het streven naar klassieke be-
knoptheid en naar sierlQkheid van vorm open-
baarde aich het eerst bf) de gesohiedschryvers
en wél in de werken van de historioi^en
van Xarel V, namelijk AmtoMio Ometjora (f 1548),
Pedro Mejia (f 1662) en Septdveda (f 1574),
en nog meer in de „Historia de la gueria
contra los Moriscos'' van Mendoea, Voorts be-
werkte Fhriam de Ooanmo de geschiedenis
. van Spaaje in aoivere taal uit oorspronkeigke
bronnen, maar werd overtroffen door ^tnirofto
de Moralee (f 1690) en door Qer<m^o Zwnta
van Sazagossa (f 1680). Laatstgenoemde le-
verde: „Anales de la corona de Aragon (1662,
in 80 boeken, van 710 loopend tot 1616)".
Onder de vervolgen op dit werk is dat van
den dichter AtgeneoLa het beste. Wijders noe-
men wy als geschiedschrOvers: JnandaSghOj
Oraaf Portal^re (1601), de Mdo, deManeada,
den Markies del JSepitóo, die de geschiedenis
van den oorlog in de Nederlanden (1688—
1599) beschreef, AMmio de Serrera, die de
verovering van West-Indiö, en AmUnmo de
SóUêj die de verovering van Mexico door
Cortee te boek stelde. Door een edelen stUl
onderscheidt aich vooral de «Historia de Es-
pafia*\ loopende van den vroegsten tyd tot
1516, door den Jeanïet Mariana Juan. W||s-
geerigaedekundige geschriften werden geleverd
door Feree de Oliva, Mordleê Pedro de Vaüee,
Oermufee de Seimmr Same&irm $ F^feHe^
Amiêmo Peree (seerotails van JPAOm* I),/«m
SmmtU eas. VooctreMtfke sfticMel^ weckes
iSb do „Dos Lniies** van den dieliter Frmmfe
Lme de Zmw, de gesehrillen van den kaasshe-
denaar Fraitoieeo Lme de Oremmim^ vaannter
8emU n^rma de Jeem en vaa de diehten
Sm Jnam de U Ormm (f 1I6»1) M Pedf^ Mdee
de Chmde (f 1590). Het vnor aehüderde de
edele Lae Caeae het Wden der ondefdnlrts
bevolking in Amerika <t 1569). De veihalei
van Soeeaemo werden vertaald door Jmi IS-
momeda, en de 16de eeuw Tloaide eter fss
ridderromans, doch dit gaf Jiilit aaaMdisf
tot het ontstaan van den he0rlSkeB,alfmMca
bekenden „Don QnUote" van Oer^mUeeieSe^
vedra (1547—1616), die ook in s^e JSm^^
«llemplares ' en „Trabiyes de Persnes ƒ SVf-
munda** meeaterstukkeo van sÉtfl leverde. In
lOne „Galatea** beioigde htf een finaiea
herdersroman, en gewone rodiaas sekrev«9
Jwtn de Floree, AJUmeo NnHea de Bemm n
Jerommo de Comirerae. Wyders schetstea Mmi'
alieam en MarioMO de Ooraettfal de aedea ni
hun ttfd in novellen, terwfli naar het mm
van „LaiariUo de Tormes** van Mmim
onderscheidene „schurkenromaaa" in het Uw
verschenen, aooals: „Gnxman de Altetcke
van Jlïi^^dlMMM, — „(}ranTaoano**vaii9M-
vedo^ — en „Mareos Obregon** van AM
Dok schreef men tafereelen uit hetSpasmote
volksleven in bnrlesken stQl, aooals: den „IXith
cctlnelo** van OMevara en de „RqïiNitt
Uteraria'* van Saawedra f J^'ardo. Tot öe
historisehe romans van dit tVdperk beboona
„Historia de las gnerras dvUes de Qiaaaii
van 0«M«PirM<i«£itonitMureiaea«Hiit<ifa
de los Incas del Peru** van Imea Qareüetoéi
la V^a (t 1620). ^^^
Het vierde i^dperJe loopt van het midtti
der 18de eeuw tot op onaen tQd. Bt deoi»
vang van dit ttfdperk gaf de komst der J(^
home aanleiding tot eene nieuwe opweUnir
op letterkundig gebied. Tot 'de vertegeavo^
digers van den Fransehen geest bebocirti
Lmtam (f 1754), terwijl Ganda de Is Meirts
(t 1787) optrad ahi verdediger der vtüfeii»
richting. Weldra ontstond de diohtaehool m
Salamanca, met MeUndes Vaidee mj^
hoofd en door UeraHm, Oadaleo, ^*^^
Samamégio gesteund. Igleeiaej VoroMy ^
fuigoey de Arriaea en QdUego vormden iwj
tevens naar het voorbeeld der Italüses es
Engelschen. De burgeroorlogen der 19de ew
hadden in het algemeen een nadeeligeniiifweo
op de letterkunde, hoewel aQ kaar suw
meer oorspronkel0kheid verleenden. J*^
stond tegenover de romantische eene Usj"^
school, en tot deie laatste MioordMii^.
Joeé (ieMana (wiens beroemd treoivei.
„Peli^o** in 1805 voor de eerste ^]^
opgevoerd), Don Joeé Som^ea, FèUxJoeéM^M^t
Jnan Maria Maary, Carvafdl, Moram^^
vruchtbare tooneeldk^hter Mmed ^ff^J:
loe Serreroe (f 1878), — voorts W|»J2
deroa^ Joeé de Oaetro $ Oroeeo ea ^«^
Bmnna ehOierrex. Eene andere groep vorpv
au, die den geest der moderne poM <f]^
in klassieke vormen, aooals de blt^"^
Don Jjeeer de Bwrffoe^ deodendlchtoï«'»Jjr
de Ariana en FramAeoo de Caetro^J^sMJn^
JPaUo de Jeriea, AOerto Lieia (teveoi ^
SPANJE.
657
uititekeiid crltioiiB), de blQspeldicliter Franeiteo
Marümê* dé la Bota, Siiffemo de Tapia (schrgTer
ran het comisch epos : .La hn}%, el doende
y la Inqnlriclon)**, Am^ dê Saöoedra en Joêé
de Larra (f 1887). Tot de beste dichten van
omen ^d behooren er: Don Joié Zorüla
(geb. 1817), vervaardiger van een „Don Joan",
en AmUmio de TnUba (geb. in 1821). Al het
hniveringwekkende der romantiek vindt men
in de liederen en romanceo van Don Joeê de
JB^oneeda en vanitfne ntLYOlgenJotSNïtffrete.
graaf van Oampo AUmge (f 1886), terwgi
Maria Segima in vele oprichten overeenkomt
met Larra, Tot de scherpe hekeldichters be-
hooren Sébatikm dê MiSkmo en VUergae. Voorts
vormt Senrique €Hl met anderen eene a£Eon-
derlQke school, die hoofdzakelflk streeft naar
soiverheid van taal. Yan de dichters vermelden
wy nog Ventura de la Vega^ Ifieomedei Pattor
Dioi en Ptf(2fo Jfdkira«o, en van de dichteressen
GeirirudAs Gomez de AveUaneda. Tot de novellen-
en romandJchters behooren JotS Bermudex en
JBUmam de Mettmero ff Romemoe, Voorts schreef
Franeiteo Pacheeo (geb. 1808) o. a. de zeer
geroemde drama's: ,Alflredo'* en „Los infiuites
de Lara". De gedichten van Jaeiuto Salat y
Qmfoga zyn in SpaiOe algemeen verspreid,
en op het gebied van den roman schitteren
er Sumara y SdUmamca, Pairicio de la JBt-
eoeura^ Btproneeda^ Larra^ VilaUay Calderon,
AveUaneda^ Larranaga^ Samta AHa en vooral
Femam CabaUero {Oeeüia BM von Faber).
Uit éen en ander bigkt, dat de letterkunde
in Spai^e geenszins in aohterigken toestand
verkeert.
Op het gebied der geschiedenis onderscheid-
den zich in de 18de eenw Henrique Florez
en de Markies de Sam Fèlipe (f 1726), de
schrSver van eene voortrefTeltJke geschiedenis
van den Spaanschen Successie oorlog, — voorts
Mu%0£ (t 1799), die eene „Historia delnnovo
mnndo" leverde, en in de 19de eeuw Condej
schrifver van eene „Historia de ladominacion
de los Arabes en Espafia (1820)*', eA Aseargota,
vervaardiger van eene „Historia de Espafia
(1807)'*, als vervolg op eene vertaling der al-
gemeene geschiedenis van AnttueHlf terwgi
de vervolge schrüver van eene geschiedenis
der Spaansche Inquisitie, lAorente (f 1824),
z|)n werk in het buitenland en in de Fransche
taal opstelde. Ghroote lof moet worden toege-
kend aan de Koninkljjke G^eschiedkundige Aca-
démie, die in hare „Memorias" belangrQke
bronnen uitgaf. De geschiedenis van Spanje
werd in den Jongsten tQd beschreven door
Jiatdeu Alvarado de la JPéna, de la JBteotura
Qmatana en Modetio LafuMe. Voorts heeft
men werken over de ontwikkeling der Spaan-
sche beschaving van Tapia en Noron^ terwtfl
ook de geschiedenis der Spaansche Koloniën
niet onbearbeid is gebleven. Tot de voortref-
felijke boeken rekent men er wfjders: „Historia
politica y militar de la guerra de la indepen-
dencla de Espafia contra Napoleon Bonaparte
desde 1808 k 1814 (1133)** van MMonadoi
— „Las gnerras de Qranada (1845)** van
Jiendoxa^ — „La Espafia de los Borbones
(1843)*' van Canwfid, — en „Historia de
FeUpe n (1844)" van Som Miguel, — als-
mede op letterkundig gebied: „Origines de la
poesia casteUana" van VèlatqueZf — „Memoria
para la historia de la poesia y poetas espafio-
XnL
les" van SarmiSmiOf — „Historia literaria de
Espafia*' van MókedamOf — „Notitia de todos
los poetas espafioles** van OcJkoa, — „Besumen
historico de IHeratnra espafiola^* van Zaratey
— en „Historia critica de la literatura espafiola
(1860)*^ van lot Biot.
Minder ruim is de oogst van wetenschap-
pelQke werken in Spanje. Onder den druk
der Inquisitie kon de wOsbegeerte er zich
onmogeiyk ontwikkelen. Eerst in de 19de eenw
bracht Spanje een wQsgeer voort, namemk:
Jayme Balmetj den schryver van een „Gurso
dl fllosoiia elemental (1847, 5 dln)*' en over-
leden in 1849. In den Jongsten ttfd echter
zQn onderscheidene wQsgeerige werken in het
Spaansoh vertaald, en te Madrid verschynt
eene „Bibliotéca fllosóflca**. Ook de weten-
schappeiyke godgeleerdheid kon er geene be-
oefenaars vinden, daar zelft de pogingen van
den geloovigen priester Luit de Leony om den
BQbel toegankeiyk te maken voor het volk,
door de Inquisitie met den kerker werden
gestraft. Alleen op het gebied der mystiek
ontstonden in Spanje onderscheidene merk-
waardige geschriften. Eerst in nienweren tyd
werd eene BjjbelvertaUnggeleverd door Torree
Amaty die ook eene „Historia ecclesiastica
(1807, 13 dln)** schreef, alsmede door Féüpe
iSStno de San Miguel en Chmtalez Carvajaly
terwQl in 1851 zelft eene „Historia de los
protestantes*' van dê Oattro m het licht ver-
scheen. Hoogst merkwaardig op dat gebied
is eindeiyk het nog onvoltooide werk vah
Menendet Fdayo^ getiteld: „Historia de los
heterdoxos espafioles (3 dln, 1880-1882)**.
— Ook de rechtsgeleerdheid gevoelde het ge-
mis van een wysgeerigen grondslag en van
vr0heid van drukpers. Op het oudste wet-
boek, „Fuèro Juzgo", afkomstig uit den t0d
der (jk>then, schreef de schrandere Vüladiigo
in de 16de eeuw een commentaar. Voorts heeft
men onder den titel van „Leyes de las siete
partidas" het wetboek van Alfontut X, op
nieuw uitgegeven in 1847, terwQl men eene
verzameling van alle Spaansche wetboeken
bezit in „Los codigos espafioles concordados
y anotados (1847, 12 dln)". De „Fuéros** of
municipale wetten werden verzameld door
MuHoZf terwyi onderscheidene bekwame man-
nen, zooals Monieta, Manriqtte, AUareXy de
la Bmaj Sala enz. de Spaansche rechtsgeschie-
denis behandelden. Het tegenwoordig Spaansch
recht werd vooral verklaard door SmuAee in
zyn „Foro espafiol (1834)*' en Fermin Ver-
langa ffuérta, terwyi de Wysbegeerte van het
recht in Donoto Cortet en Alctda Qaliaao^ —
het staats- en volksrecht in Donoto Cortet en
Andret Aello, — en het administratief recht
in Fedro Gomez de la Sema en Jfariano Ortit
de Skmiga viytige beoefenaars vonden. Eindeiyk
bewogen zich met goed gevolg op het gebied
der staathuishoudkunde Sempere en in onzen
tyd Modetto Femandez y Gonzalez^ schryver
van „Hacienda de nuestros abuelos*' en „Mis-
terios de la hacienda**.
De Spaansche Mooren en Israëlieten hebben
te voren uitmuntende geneeskundige geschrif-
ten geleverd, doch onder de Christenen werd
de geneeskundige wetenschap eerst beoefend
sedert de 18de eeuw. Toen schreven Fiquer,
Vivet, Laeufiaga, Bondia y Lacaba, Seman-
detf Ortit en Miyuël Lopet, in den Jongsten
42
668
SPANJE-6PARTA.
tyd gevelgd door VüLaJha. S^wtfêdro^ JU^cm
y FfnaMu, de Mfara^ (Aoó en Tooral Mo-
r^M, ichrllver van eene ,^HUtorU biblio-
gnfle» do la modicina oipafiola (1842—1848,
4 dln)*'. Orootor bt|¥al yond er de beoefening
der natnnrkimdige wetenBcbappen. TotdOTer-
dieaMelfike ■ohrÜTen op dit gebied behooren :
Ca$al, MoUna, CaoamXOm (f 1804), die eene
flora van Spu^e in het lioht gai; en Bm^
die eene Tan Peru leverde, do kroidknndigen
Mapoê CUimmtê^ AMormj LofiOêêOf SmU Lofm
en PoMs, die een Eoropeeochen roem yer-
wierren, — de delfttoftnndigen jiZoorMlo ié
\a l^éka^ Jou Mmria Pouwyita, Lopm NomMm
ens^ — de wiikondigen Foo^, NmamrrtU^
LiUOf SimOf ArjftuUuj Chriatar en SanméMiOf
— de natnnrknndigen JUfad Imma (een leer-
ling Tan IMig) en Jo$é de Sckegomm^ ichrti-
Tor Tan .Teoriaa modemai de Ia flaica:
nnidad de laa ftienaa materialet**, — deaard-
rykiknndigen Jfa/emrretê^ die eeneoitmonteiide
.EQitoria de los deaonbrimientoo y Tildes de
Soo Eopaftolei" sohreef; 7b/l«o, Lopêt^ Uïloa^
Miêamo. die een ^piceionario geografloo de
Eqpafta^' leTordo, Kerdefo Po^ Oeam Berwm-
dêg en Ramm de la Se^roj terwgi wy Tan
de TOortreffel)ike werken OTor Spai^o niet
onTemeld mogen laten : „Becnerdos j beUe-
sao de Espafia (1860)" en «Mnaeo eopafiol de
antigaedadeo", waarran ond^ioheidene doe-
len Terachenen ^n^ — en de krjfgtknndige
werken
werken Tan Joié
Lepe9
Jkmim^mm en LÜu
De oode letteren Tonden in bet Troegste
tydpefk weinig beoefenaars. In de 16de eeaw
ondencheidde ilch JJUmgo Toeéado door sQne
pondige kennii Tan bet Hebreenwicb en
Griekaeh. In bet begin der 16de eenw Tond
ook de bnmaniatiache richting aanhangers in
Spai^{e, maar sQ werd wegens hare gemeen-
scha met de HerTorming sooToel mogel0k
onderdrukt, loodat de Spaansohe philologen
lidi bg de spraakkonst en bQ de OTeraetttng
moesten bepalen. Tot hen behoorden: Lebrija
(t 1621), Jr«te (t 1622), Lm$ VUm(\ 1640)
Chaoim Tan Toledo (fK^l), MamOl Almfeê
(t 1682), AMtomio J^foeiimo eüYOonlJPrameiie^
Satuiket, wiens „MinerTa" hem een Eoropee-
schen roem beiofgde. Tegen het dnde dar
18de eeaw werd de stadie der klassieke let-
bOTorderd door Fereg Btimet^
Ckmpamtmêij AMora ene, en op hen TOÏgden
de penningkandige Vélaéquez en de philologen
JBHala^ Chjfêe^ Cmtga-Arg^eOêê^ BdUmitia^
wiens «Dicdonario latino-espaftol** in 1882
eene 7de oitgaTO beleefde, Oific ons., bene-
yens de oadheidkandigen JoU en Bod/rigo
Jmador de lat Bioê. Ook de Oostersche talen
Tonden er weleer geleerde beoefenaars.
Groeten inTloed op de Torbreiding der we-
tenschap hadden er in den Jongsten tyd on-
derscheidene encyclopaedieën en t||dschriften.
Van eerstgenoemde Tormelden wQ: nEncj-
dopedia* espafiola del siglo XIX (1842 en
TorT.)**, — «Biblioteca aniTersal de instrac-
cion (1842)". — en het door PmtdUm aitge-
gOTon „Panlezioon (1842)**, terwgi in den
Jongsten tyd het ,|C^nicon cientiflco popft>
lare (S dln)** Tan BmiUo MnéUm algemeenen
bÜTal Tond,— en Tan laatstgenoemde : «BoTista
eq^da", Toortgeiet onder de titels : „BoTista
Eoropea en „Berista de Madrid", sedert 1881,
— JEtoTista de Espafta", — ^BeTistaeoatm-
poranea**, Tooral aan Daitsehe w^sbegeerte
Sewtd, — «BoTista historica^ — ^l^iriflta
e ArchlTOS, bibliotecos y moseos**, — ^Nia-
toralega: roTista illostrada de cieneiaa j de
sa appucacion h las artes e indostriaa", —
ondexscheidene «Boletines" Tan Ters^illende
wetenschappen, — het in 1877 door ThMao
gestichte „Aeademia" •— en het sedert Ke-
Tomber 1877 Teischynend .Boletin** ymn het
Atenee te üadrid. Te Ldpsig kwam een
hoogst belangryke ^Colleccion de astotes
eq>afioles (1860-1886, 48 dln)** in het lickt.
Spanning noemt men in de natanAnnde
de toestand Tan een Teerkrachtig lichaam,
wanneer s0ne deel^es door eene Tan bioitea
werkende kracht nit bon oorspronkeiflkan
stand ayn gebracht, tot welken sy temgkeecea,
aoodra die kracht ophoodt te weikem. Do
spanning Tan gassen is de drokking, door hm
op de wanden, welke hen insloiten, aitgeoefead.
voor deaelfde gasmassa is die spaaning b(
constante temperatonr omgekeerd ofenwdjg
met het gasTolnmen (wet Tan BojfU^ en b|
Toranderende tempetataor OTenredig met de
absolote temperataor, dat is met detempem^^
gerekend Tan af het absolnte nnlpont — 2f7Sr
(wet Tan flfoy iMêeae),
Spar (Abies £.), sie onder Pt>6ooei.
Sparlus (Jared), een Amerikaanseh ge-
schiedschryTor, geboren den lOden Mei 1789
te Wellington in Connecticat, was in liae
Jeogd achterTolgens molenaarsknecht, sehifa-
werkersgeiel en Umdboawer, en beaoeht is
1811 Harrardcollege om in de theologie tê
stadeeren. Na syne promotie in 1814 wetdif
onderwyser, toen redaeteor Tan den ^Noift
American BeTiew" te Boston (1817— 1819) m
daarna predikant te Baltimore. In ISSSkecids
hy naar Boston terag, aanTaardde er in 1830
nogmaals de redactie Tan gemeld tydsehiiflt
Tolbracht eene wetenschappeiyke reis msr
Earopa, werd in 1829 hoogleeraar in de ge-
schiedenis aan HarTard college en OToriM
aldaar den 14den Maart 1866. Hy schreef o.a.
«Life of John Ledyard**, — „Diplomatic oar-
respondence of the American roTolntioai 1829—
1881, 12 dln)**, — Life of gOTemor Morria^
(1832, 8 dln)**, — „Lilé and writings of Was-
hington (1833—1840, 12 dln)*:, — .Correspoa-
dence on the American roTolotion (1863, 4
dln)**, en y^Library of American Mography
(1834-1860, 24 dln)'*, terwyi hy aich terem^
Tordiensteiyk maakte door eene aitstekende
aibMTO der werken Tan FroMim,
Sparta of Laeedammmy in de dagen der
Oadheid de hoofdstad Tan het Peloponnesiseh
landschap Laeonifi, Terhief aich op de Terrte
nitloopers Tan den Taygetns, op donrechter
ooTor Tan de Enrotas, waarmede sieh hier
het riTier^e Oenns en aan de soidayde de
Cnacion en Tiam Toreenigden, en had met
hare Torwbillende wyken een omTaag Taa
nagenoeg 8 Ned. myL Het aantal inwoners
bedroeg er in den bloeityd weUicht 60 000.
AanTankeiyk had sy geene maren, omdat hare
inwoners haar tot bontwering moesten strek-
ken; eeist de tyran J^Me Toonag haar Taa
een maar, die kort daarop door de Achaefi»
TorwoesL maar door de Bomelnen bofsteld
en door de Bysantynsohe heerMshen Tomieawd
werd. Gok had de stad geene eigeniykeaer6-
8PARTA.
r,-,9
polls, naar men schonk dien naam aaa een
nabOgelegea beugel, waarop dch een tempel
Tan Aikme FUffouehoi verbief. Onder de wQ-
ken werd Pitana als de fraaiste geroemd;
bier was de Aflfora (flfarkt) met de verfade-
ringsgebonwen yan de Geroasia en yan de
Ephoren, de prachtige Penische bal en de
groote, met wit marmer bekleede soboawburg,
waarvan men nog OTerbl0flBelen aantreft fii
het westellfk gedeelte der stad vond men voorts
een ander plein, de Dromos (Loopplaatii), met
2 gymnasia en door platanen beschaduwde
lanen, waar de Jongelingen sich in het wor-
stelen oefenden. DuirenboTon waren er nog
▼ele andere tempels en openbare gebouwen,
welke door Pau»aniai worden genoemd, son-
der dat men thans hmine plaats kan aanwQ-
sen. OFerblQflielen yan onde baden ilet men
ten noordwesten en zuidoosten van den schoaw-
borg, — die eener oude brug over de Eurotas
aan den weg yan Argos naar Tegea. Deie
stad droeg in den Bjrzanttlnscben t||d den
naam yan Lacedaemon^ en sy werd yerlatea,
toen men ongeyeer 4 Ned. mQl westwaarts
yan Sparta de stad Mistra stichtte. De tegen-
woordige stad SptHTta, ook Nieuw- Sparta ge-
heeten en in 1886 yerreien, is de hoofdplaats
yan den nomos Laconië en telt 2700 inwo-
ners; sQ is op het luideigk gedeelte yan het
onde SjMirta gebouwd.
De oudste bewoners yan Sparta waren
Pelasgers, doch reeds yroeg stichtten de
Phoenleiërs yolkplantingen op de kust yan
LaconiS, om aldaar purperslakken te yer-
samelen. Daarop yolgden Grieken uit Klein-
Aiië, Lelegers genoemd, en yolksyerhuicers
uit het noorden. Dese gemengde beyolking
wordt in de oudste oorkonden met den naam yan
Achaeërs bestempeld. ZQ beyond sioh eerst
onder de heerschappO der Tyndairidm en yer-
yolgens onder die der Airideu. In 1104 yóor
Chr. kwamen er de Doriërs. Volgens de sage
ylel Laconie ten deel aan de beide zonen yan
Aristodemug, aan Swrffêthenês en Fródn* In-
tusBChen badden de Doriërs slechts een gedeelte
yan het hmd yeroyerd en yestigden zich op
den rechter oeyer yan de Eurotas, waar ^
de stad Sparta deden yerrUzen. Vanhier
breidden zH zich uit en yermeogden zich met
de Aehaeërs: doch daardoor ontstond tevens
een toestand yan yerwarring, waaraan de
langzamerhand ingeyoerde wetgeving yan Zf-
tfn/rgm» een einde maakte. Die wetgever dempte
alle oneenigheld en voerde eene gestrenge
staatsregeling in, waarb)| de heerschappd was
voorbehouden aan de Dorische bevolking, aan
de Spartanen. Deze werden in het midden
des lande vereenigd en ontvingen 4500 geltjke
stukken gronds, waarover z)| echter geenszins
als eigenaars mochten beschikken. ^ waren
verdeeld in de drie Phylae der Hylleërs,
Pampbyliërs en Djrmanen, en deze weder in
tien Oben. Daarenboven had men er twee ge-
ringere volksklassen, die der Perioecen (C^-
woners), welke persoonltfk vrO waren, maar
geen stemrecht bezaten, en die der Heloten,
slaven of lyfeigenen van den Staat, die voor
het bebouwen der landen moesten zorgen. In
den bloeittjd telde men ih den Spartaansehen
Staat 40000 Spartanen, 120000 Perioecen en
200000 Heloten. De regeeringsvorm was er
aristocratisch. Aan het hoofd van den Staat
xm.
bevonden zich twee Koningen, gesterkt door
de Geroasia (Raad des Ouden), waarin de
belde Koningen en de 80 oudsten der Oben
zitting hadden. De Volksvergadering (Agofa)
kon de voorstellen der Geroasia aannemen of
verwerpen, maar zelve geene voorstellen doen.
De Koningen kwamen aan het bewind volfcne
erflrecht en naar eerstgeboorte ;z0 onderscheid-
den zich door hunne woning, door hun grond-
bezit en door hun aandeel in de offerdieren en
in den buit, en waren opperpriestmv, veld-
beeren en rechters. Intusschen werd na de
instelling van Ephoren hunne macht niet weinig
beperkt. De meest mogeltfke gelbkheid der
burgers, kracht in den oorlog en de algemeene
plicht om roem en luister te beaorgen aan den
Staat waren de beginselen der wetgeving
van Lycm'gue, Daartoe diende ook de geltke
verdeeiing der landen ; de Spartaan behoorde
niet aan zich zelven, maar aan den Staat,
zoodat het openbare leven by h«n bovenaan
stond. Het jachtbedryf; lichaamsoefeniBgen,
volksvergaderingen, offeranden, het aanschou-
wen van de gymnastisehe spelen der jeugd
enz. hielden hem den geheelen dag bezig.
Kunst en n0verheid, handel en scheepvaart
rekende hy beneden zyne waardigheid. Hen
bezigde er slechts yseren munt, noodat men
er onmogeiyk ryk kon worden door den
handel. Ook de opvoeding der kinderen was
er in het algemeen eeoe staatsaangelegenheid.
De kleinen werden reeds vroeg gehard, ge-
wend aan velerlei lichaamsoefenlngen en aan
gestrenge militaire tucht onderworpen. Men
oefende zich voorts in bondigfaeid van taal
(Laoonismen), en Dorische liederen wekten
er geestdrift voor het vaderland. De politie
was belast met de handhaving van den be-
staanden toestand, en om allen invloed van
het buitenland te koeren, mocht geen Spartaan
zonder uitdrukkeiyk verlof de grenzen over-
schryden. Vreemdelingen werden dan alleen
toegelaten, wanneer zy iets te bespreken
hadden met de bestuurders des lands on mochten
niet langer vertoeven dan volstrekt noodig
was. De Staat waakte over de eenvoudigheid
In den bouw en de Inrichting der woningen,
over de kleedüig, over het betameiyk gedrag
der vrouwen en aelfb over de moziek. De
mannen moesten zich, ter vermyding van alle
weelde, by 16-tallen aan eenvoudige maaltyden
(syssitia) vereenigen. Met betrekking tot de
persooniyke rechten waren aelfli de helligsfee
verbintenissra aan het staatsgezag onderwor-
pen. Het huweiyk was een voorschrift, en
wie ongehuwd bleven of zich te laat in den
echt begaven, werden aang^üaagd. Een kin-
derloos * huweiyk was in het oog van den
Staat geen huweiyk, maar moest ontbonden
worden. Misvormde of zwakke kinderen wer-
den in de kloven van den Taygetns te von-
d^ng gelegd of by de Perioecen opgevoed,
terwyi de kinderen yan Perioeoen en Eteloton,
nadat zy op Spartaansche wyze opgevoed en
door een Spartaan aangenomen waren, met
verlof des Konings in de gemeente der Dorlérs
konden worden opgenomen. Door hetoverwlcht
der Dorische Spartanea werd Laconië in een
Doriiehen Staat herschapen, en de vernieuwde
stryd tegen de aloude In woners werd door de vol-
komene onderwerping van dezen achtervolgd.
Door oneenigheld over de grenaen ontstonden
600
8PA&TA.
de oorlogen tegen Meaeenië, welke met de
TeroTering ▼au dit Undscluip eindigden. Daarna
moest Spiurta langdurige oorlogen Toeren tegen
Aroadië. Eerst omstreeks SCO vóór Ohr. er-
langden de Spartanen de overhand en nood-
snakten Tegea tot het erkennen van honne
opperheersohappO (hegemonie), welke sich
toen reeds over het grootste gedeelte vanden
Peloponnesos uitstrekte. De Olympische Spelen
vormden het gemeensehappeigke feest der onder
Sparta*s sonvereiniteit vereenigde Staten. Met
schranderheid en omzichtigheid waren de Spar-
tanen er op bedacht, door het handhaven der
oode instellingen in de naburige landen en
vooral door het bestr0den der dwingelandQ,
hunnen staatkundigen invloed te bevestigen,
en x0 werden hierin ondersteund door de
priesters te Delphi. Het gelukte Sparta echter
niet door verdrttving der PiÊUtradden de
hegemonie tot Athene uit te strekken; juist
daiurdoor verkreeg het een gevaariyken tegen-
stander. Bil den aanvang van den Penisohen
Oorlog schaarde sich geheel Griekenland om
de Spartanen, die het opperbevel voerden, en
na den slag bQ Mycale bevonden s|) sich aan
het hoofd van een verbond, dat niet alleen
de Staten van het moederland, maar ook
de volkplantingen omvatte. Doch de ruime
werkkring, toen voor Sparta geopend, was niet
in overeenstemming met sQne bekrompene,
op alkondering berekende staatsregeling. Ook
had Sparta in de Penische Oorlogen geen
groeten roem verworven; uit naUver Jegens
Athene had het geen deel genomen aan den
slag by Marathon en slechts uit noodsake-
i4)kheid gestreden bQ Salamis. De kroon van
^ roem was evenwel de selfopoffering van
Leomidas en van sQue driehonderd dapperen
bO Thermopylae. Toen de overmoed van Pow-
iomoê intuBschen den lang bedwongen wrevel
der Bondgenooten deed uitbarsten, moest Sparta
afstand doen van de hegemonie ter see. Het
nam verder geen deel aan de oorlogen tegen
Persië, doch kon wegens den ongunstigen
toestand der binnenlandsche aangelegenheden
sich niet staande houden tegen Athene, dat
zich krachtig ontwikkelde. Een opstand der
Arcadiërs en Argiven werd wel is waar door
Sparta gedempt, maar die der Messeniërs
(564— 45&) drong de Spartanen, hulp te soeken
bU de Atheners. Toen Sparta echter een hulp-
korps, door Oimo» van Athene in 461 der-
waarts gevoerd, op eene smadel0ke wyae
terugzond, ontstond een openbare Btr0d tus-
schen die beide Staten. Athene verbond sich
met Thessalië, Argos en Megara, en ook de
Spartaansche hegemonie te lande werd inge-
kort. Om met kracht in het noorden tegen
de Atheners op te treden, stelde Sparta eene
hegemonie in te Theben in Boeotië, doch
deze werd vernietigd in den slag by Oenophyta,
en in 451 werd een vOQarige wapenstilstand
tusschen Athene en Sparia gesloten. In 447
deden de Spartanen, na afloop daarvan, een
inval in Attica, maar JPlittoanaa, door Péridét
omgekocht, trok terug, en in 445 volgde een
dertigjarige vrede. Doch de diepe kloof tus-
schen de Ionische en Dorische bevolking,
tusschen het democratisch en aristocratisch
beginsel, alsmede de nayver van Oorinthe en
Theben, bondgenooten van Sparta, op den
bloei en de macht van Athene, maakten een
duunamen vrede onmogeiyk, en in éenFelo-
ponnesischen Oorlog (481—401) kwam hetfeat
eene botsing. Het ruwe Sparta beliield ée
overhand en scheen machtiger daa ooit te
voren. Alle voormalige bondgenooten vma
Athene schaarden lieh aan syM iQde. Doek
syn inwendig bestnur was verzwakt» en door
de aftehaffing van wyze wetten van de groaé-
slagen zyner staatsregeling beroofd, vraa het
niet in staat, de verworven voorreehtaii goed
te besteden. Dwingelandy en tronweieoaheid
vormden de staatkunde van een Xf— rfsr ea
AgMMu, Overal werden onder de hoede wwm.
Sparta oligarchische instellingen ingevoerd
en de stryd der party«i op eene bloedige
wyze onderdrukt Het hoofddoel
taansche staatkunde was de
kust van Klein-Azië, die gedurende de Per-
zische Oorlogen in de maeht der Penen
was geraakt Daarom ondersteunden de Spar-
tanen Oftfu de Jonffêtt tegen Ari&sBênm. Teen
na den slag van Ounaza Ti$»tiphtnÊm die
kustMi op nieuw bedreigde, werden onder-
scheidene veldheeren, ten laatste Jgmümu,
derwaarts gezonden. Maar de glansryi» over-
winningen van dezen brachten geene verhels-
ring in de gesteldheid van het moederlaad.
Opgestookt door de Perzen, verbonden ziek
Athene, Theben, C<Mrinthe, Argoa, Eaheea,
de Locriërs, Maliërs en AcamaaiOra tefcn
Sparta, en zoodoende ontstond in 895 de Co-
rinthische Oorlog, welke met den :rrede vaa
AntAlcidas eindigde (887). Sparta Hei na de
Grieken van Klein-Azië ter prooi aan deBs^
baren en hoopte door de bepaling, dat alk
Grieksche Staten volkomen zelfttaadig Boadai
zyn, eene duurzame heerschappy te verkil-
gen. Het noodzaakte nu ThebiBoi, de vrfheid
te schenken aan zyne steden, — Argoe» s|ae
bezetting uit Oorinthe te verwyderen, en ge-
droeg zich in den Peloponnesus ala onb^eAl
heerscher. A^êt^poUi I tastte onder goaicfcte
voorwendsels Mantinéa aan. Te Phiins irad
de democratie vernietigd en de oUgaicins
ingevoerd, daarna het Thraoische Stedeaver-
bond aangevallen, en Olynthus, na esne wor-
steling van 8 jaar veroverd, ontriag een
Spartaansoh garnizoen. Het bezetten der Cad-
méa in Theben (883) leidde echter ioi den
val van de Spartaansche geweldenary. ThélMi
heroverde in een feilen stryd (869) atfne vcg-
held en de hegemonie over Boeotifi. In dn
oorlog, dien Sparta nu ondernam tegea AÜwae
te Theben, werd het door Cfhabriaê t»y Naxos
en door Timatkeui in de omstreken vaa Leoeas
geslagen. In 871 werd een vrede geatoCea op
de grondslagen van dien van Ant&leidas, waarby
Sparta althans de hegemonie te land wilde
behouden. Doch de weigering van Theben,
de Boeëtische steden vry te verklaren, indMB
Spiurta daartoe niet evenzeer besloot in Messeaië,
leidde tot nieuwe varwikkeling, en de slag
by Iieuctra gaf aan de macht van Sparta eea
onherstelbaren schok. JSMMMiioiMlat verwoestte
in 869 Laconië, deed Sparta*s bondgenooten
afrallig worden, hergaf aan Messenië ayne
zelfstandighmd en bracht Sparta aan den raad
des verderfs, zoodat zelfs de dood van J^-
miuondat geene uitkomst bood. De staatsrege-
ling van lAfowrguê was door den loop des
tyds ondermynd, en de omgang met de weel-
derige Perzen en Aziatische Grieken had
SPARTA^SPiRTACUS.
661
noodlottig gewerkt op de SpartMnache leden.
Bpart» werd éene der rOkate eCedeD ysn Grie-
kenland; doch de TOortdnreBde oorlogen de-
den er de mannell|ke bevolking afDemen, loo-
dat men er in den t0d van ArittóUieM niet
Teel meer dan 1 000 wapendragers telde. De
gelSkheïd van vermogen wai verdwenenf en
de ongelOkheid werd berorderd door de wet
▼an J^adetu^ Tolgena welke men door schen-
king of door uitersten wil over sgn grond-
beiit beschikken kon. Het geheele staatsbe-
Btnnr veranderde in eene bekrompene, zelf-
snchtige oligarchie. Inwendig bedorven en
van l^ndgenooten beroofd, kon Sparta zich
niet weder verheffen tot z0ne voormalige macht
Na den slag by Cheronéa doorkmisde PJItZfpput
Laconié tot aan de kost, dwong de Spartanen
de vroeger veroverde landen aan de Argiven,
Megalopolitaaen, Tegeaten en Messenièrs temg
te geven en beperkte hen tot hun oorspron-
keltfk gebied. Zg weigerden AUxamdêr de Oroate
bH te staan en sloten nog vóór den slag bQ
lasns een verbond met Dariiu Oodomammug.
Ag%» Il onderstennde de Perzen tegen Creta
en zocht in den Peloponnesns tegenover het
Macedonisch Verbond eene Spartaansche he-
gemonie te doen verrOzen, totdat AiUifaUif
hem b0 Megalópolis de nederlaag toegebracht.
Na den dood van AUmamdêr de Chroote behield
Sparta s0ne onafhankeiykheid. Demetrime Fo-
Uorcitei trok na s0ne overwinning b0 Bfan-
tinéa op Arokidomae IV naar Sparta (286),
maar brak wegens de troonsverandering in
Macedonië de belegering plotselijk op. BQ den
aanval van Ffrrlm» (272) vereenigden alle
klassen der bevolking hare krachten tot be-
scherming der stad. Schoon voor het nitwen-
dige stfne zelfttandigheid handhavend, ging
Sparta wegens inwendige verdorvenheid den
ondergang te gemoet. De Koningen en gezan-
ten hadden tegenover de Ëphoren schier allen
invloed verloren, en de Spartanen verneder-
den zich tot hnorlingen van het buitenland.
Ten tQde van Koning Agu III w»b hun aantal
tot 700 gesmolten, zoodat de ongelOkheid van
bezit allengs grooter werd. De pogingen van
dien Vorst, om de wetten van Zyeumt weder
in te voeren, leden schipbreuk. OUomenes III
streed voors|N>edig tegen de Achaeérs (226),
schafte de £phoren af en verbande de voor-
naamste oligarchen. Nu werden de sehulden
gedelgd, het aantal burgers door de opneming
van Perioecen op 4000 gebracht, de landen op
nieuw verdeeld en de wetgeving van Lgeuryui
hersteld. Ook wilde CiE#<$MMMf de hegemonie in
den Peloponnesns en Griekenland heroveren,
en reeds was hy na de bemachtiging van Argoe
op het punt, zich aan het hoofd te plaatsen
van het Achaelsch Verbond, toen Aut^onuê
DotoBy door Aratue te hulp geroepen, in 222
hl den slag by Sellasia de macht van den ver-
Jeugdigden Staat vernietigde. OUometm nam
de vhicht naar Egypte, en Sparta moest zich
overgeven aan Amt^fouue, die aanstonds de
jongste hervormingen ophief en het ephoraat
heiitelde. De Staat voegde zich nu by het
Acha^ltoeh Verbond, maar behield voor het
overige zQne zelfMandigheld. De meerderheid
der Spartanen echter helde heimeiyk over tot
de zyde der Aetoliërs; in 218 koos zy openiyk
de party van dezen en streed met hen in den
Bondgenootenoorlog teg^n FkUippm vam Maee-
demi en de Achaeërs. De overweldiger Jfo-
tèamdoê (211—207) was de eerste tyran van
Sparta; hy vernietigde het ephoraat, trad op
als een onbeperkt heerscher en verspreidde
aan het hoofd zyner huurlingen schrik in den
Peloponnesus; hy sneuvelde echter reeds in
207 tegen Pküopoemem in den slag by Bfan-
tinéa. De regeering van zyn opvolger Nabit
(206—198) was eene schier ona^brokene
reeks van oorlogen en een weeAel van ver-
raderiyke staatkunde. Eerst koos hy de zyde
van Bome, daarna die van Fhüipput, ver-
bond zich hierop weder met J'iaMimiiKf tegen
FkUifpm^ trotseerde vervolgens de Romeinen
en deed Sparta by den vrede van 195 de Laco-
nische kuststeden verliezen. Nadat ifopwdocr
de Aetoliërs vermoord was, voegde zich Sparta
door den invloed van PkUapoemem weder by
het AchaeYSeh verbond, maar de aloude haat
'der Spartanen tegen de Achaeërs bleef be-
staan. Een opstand in 191 werd door JPAiTo-
poemem met spoed gedempt Toen Sparta in
188 op nieuw afvallig werd en zich onderde
bescherming der Romeinen stelde, rukte PM*
lopoemem vóór de stad, deed de aanleggers
van den opstand terechtstellen, sloopte de mu-
ren en verwyderde de vreemde soldaten en
de onder de burgers opgenomen Heloten.
Sparta moest zich nu onderwerpen aan
Aehaéïsche instellingen, en Bome bleef rustig
toezien, hoe de Achaeërs en Spartanen elkan-
ders krachten vernietigden, totdat de juiste
tyd tot een aanval gekomen was. Na de ver-
nietiging van het Achaéftch Verbond en de
onderwerping van geheel Griekenland (146)
deelde Sparta in het zeer drageiyk lot der
overige Grieksche Staten; ja. men verhaalt,
dat den Spartanen van de zyde der Romeinen
eene groote eer ten deel viel; zy bleven na-
meiyk vry en behoefden slechts vriendschaps-
diensten te bewyzen. Onder de Keizers na
Auffmeiui behielden de Spartanen nauweiyks
eene schaduw van hunne voormalige vryheid.
Onder Tiberiue moeeten zy hunne rechtszaken
te Rome behandelen, en OaraeaUa vormde te
Rome twee centuriën van Spartaansche jonge-
lingen. Intussehen bleven in Sparta de wetten
van Lgemrgne tot in de 5de eeuw bestaan,
zoodat hare laatste overbiyftelen eerst door het
Christendom werden uit den weg geruimd.
Spéurtaous, de bewerker van denSlawen-
oorlog en bevelhebber in dezen kryg (78—71
vóór Ghr.), een Thraciër van geboorte, was
te voren soldaat geweest en weggeloopen,
doch , nadat men hem gegrepen had, tot het
verbiyf aan eene school van zwaardvechters te
Capua veroordeeld. Hy ontsnapte in 78 vóór
Chr. vandaar met een zeventigtal makkers,
bracht by den Veeuvius Caj%ê Oaedue^ een
legaat van den praetor P. FortmtM, eene ge-
duchte nederlaag toe, deed voorts nog twee
andere legaten en eindeiyk den praetor zelf
het onderspit delven en bracht daardoor te
weeg, dat van alle kanten slaven naar zyn
leger snelden, hetwelk eerlang 100000 man
sterk was. Daarmede aanvaardde hy in 72 den
toebt naar het noorden, om hen over de Alpen
naar hun vaderland, Gallië en Thracië, terug
te voeren. Een gedeelte van het leger, dat
zioh onder aanvoering van Orixiu van hem
scheidde, werd by den berg Garganus in
Apulië geslagen, maar zelf behaalde hy glans-
M2
SPiBTACUB-SPECHT.
ifke OTerwiimiBgeii op de consmli O». ZfuMut
en Z. Qallimt en iloef deo procontal C. Om-
#Hf« bti Hntliut. Na evenwel werd htf door
ztfn lefer, door inckt naar bnit ontrlamd,
gedwongen, weder naar het mlden te trek-
ken. Te Rome belaftte men daarop in 71 den
piaetor Jf. lAmmimê Ortufui met bel opper-
bevel. Deie slaagde er in, 8pértaemê op den
faidweetelQkea nitkoek van. Italië te ouméb-
gelen. Laatstgenoemde baande sich wel ia
waar met dapperheid een weg door de Tt|aa-
delQke gelederen, maar nu werd een gedeelte
▼an het leger, dat sieh wederom van kem
yerw0d6rd had, geheel en al vernietigd en
hu self, nadat h| reeds eenige voordeelen
behaald had, door aOne onderhebbendea tot
een strtjd genoodsaakt, waarin hg met een
groot deel der lUnen sneuvelde. Men vermeldt,
dat in deae worsteling 60000 slaven gevaHen
en 6000 gevangen genomen en aan den heer-
weg tassehen Rome en Capna gekruisigd sgn.
Toen JPampefut uit Spanje teragkeerde, ver-
nietigde kt) de overbl0Aelen van het leger
der slaven.
Spartiiun L. of Sarothammuê, sie JBrmm.
Spasowios (Wladimir), een Poolsck letter-
kundige, geboren in 1829 te Minsk in Litkauen,
studeerde te Petersburg en was aan de uni-
versiteit aldaar tot 1862 hoogieeraar in het
strafreeht Na dien t||d trad htf op als pleitbesor-
ger en sedert 1876 is h0 redacteur van het
maaadschrüt „Ateneum", hetwelk te Warschau
in het lieht verschünt In de „Algemeene ge-
schiedenis der Slawisohe letterkunde" van Pipim
leverde hQ het gedeelte, dat betrekking heeft
op Polen, en schreef daarenboven ondersch^-
dene letterkundige monographieën. Ook schreef
hg (in het Russisch): „Het leven en de
staatkunde van den Markgraaf Wielopolski
(1888)" en bekoort sedert 1868 tot de redactie
van het weekblad ^Kni^".
Spat (De) is bt| paarden een tegennatuur-
igk, knebbelachtig uitwas der beeiHtoren, die
het kniegewricht van het achterbeen samen-
stellen, vooral van het scheenbeenhoofd.
Meestal heeft het de grootte van eene haael-
noot, maar ook wel eens die van een hoen-
dereL Dat gebrek sch|int gewoonlQk een ge-
volg te weien van geweldige uitrekking der
gewrichtsbeenderen, die aan het kniegewricht
lUn vastgehecht Daardoor worden de buitenste
aelfstandigheid van het been en hetbeenvlies
beleedigd, en ontsteking veroorzaakt er een
vermeerderden aanvoer van vochten. Hierdoor
wordt de overtollige beenstof naar de oppers
vlakte van het been gevoerd. Wanneer nu
een paard met óen of meer spatten sich na
een t^d van rust begint te bewegmi, schuiven
de zachte deelen over die uitwassen en dit
veroorzaakt ptfn, zoodat het kreupelt Komt
dat gebrek aan beide aobterbeenen voor, dan
hinkt het niet, maar loopt st0f, totdat het
begint warm te worden. De spat ontwikkelt
aich meestal bU Jonge paarden, tusschen het
3de en 6de levensjaar. — Gaat eenig werk in
den beginne gebrekkig, maar later met ge-
wenschte vlugheid, dan past men hierop het
epreekwoord wel eens toe: „De spatten wor-
den warm**.
Sp'ath (Joseph), een Oostenrtfksch genees-
kundige, geboren te Bozen den 18den BCaart
1828, studeerde eerst te Brixen in de theologie^
te Weeaen in de geneeskmida,
van 1849—1800 in het algemeen '
en van 1860—1854 als assistent op del
laal vrerksaam, vestigde er aieh
als privaatdoeent werd in 1866 gewoon k<Mi^
leeraar aan de Josephsacadémie, In 18S1 aaa
de uaivenlteit te Weenen en bestmrt er sedert
1878 de nieuwe verioekundige klküek. ^
schreef: „KHnik der OeburtskOlle nad OynS-
kologie (1866)*', — „Kompendium der Oebarta-
hfllfe itlr Studiiende (1857)**, —en „Lielirtaeh
der OeburtshtUfe mr Hebammea (1869; Me
druk, 1880)**.
Spavènta (Bertraado), een Italiaanaeh
wflsgeer, geboren in 1817 in een dorp der
provincie Ohiéti, beoefende met 0ver de
Duitsche taal en wtlsbegeerte en nocht deas
laatote in behoorlQk verband te brengea nMt
de Italiaansehe. In 1859 werd h« hoogleenar
in de wflsbegeerte aan de universit^ te Mó-
dena, in 1860 aan die te Bologna enlevefde:
„La fllosofla di Kant e la sua retaudone eslla
fliooofta Italiana (1860)**, waarin hQ de
eenkomst aanwees tusschen de ~
van Kami en die van Aotwim. Nadat faO voorts
z0n „Carattere e svilnppo della Aloeolla Ita-
liana (1860)** in het licht gegeven had, erlangde
hg in 1861 een hoogleeraarsambt te Kapeis,
waar hy bQ voortduring werkzaam ia. Zflae
clerioale tegenstanden beantwoordde k§
zUne „Prohwione e introdusione alle ï
di filoeoda neUa universiti di Kapoll a^ÊST,
en kort daarna verscheen syn voortiefBsmik
boek: „La filosofla di Qioberti (1868)**. Yoods
sehreef hg: „Le prime categorie della leglca
di Hegel (1864)**, — „Spado e tempo neUa
prima forma del sistema di Gioberti (1867)", ~
„U concetto del opposisione e lo Spinoirisms
(1867)**, -- „La scolastica e (3arteslo (1867)%
— „^gi di critica fllosofia, politica e retigmi
(1867)*', — „Prindpi di filoeofia (1867)^ -
„Paolottismo, positivismo, rasionalisoio (18Ó)%
— „Studi saU* etica di Hegel (1869)*', -
„Idealisme e realisme (1874)*', — en „La
togge del pin forte (1874)**. Tot viermaal toe
werd hg aljgevaardigd naar het Parlement —
Zgn broeder SUmic legde sieh desgelfks toe
op de wgsbegeerte, doch begaf sieh later op
het v^ der politiek en was eenigen t^d
minieter van openbare werken.
Speoerijeii noemt men prikkelende stoffsa,
die als toespgs gebezigd wordea, inzonderheid
kruidergen of voortbrengselen van het plaatea-
rgk. Deze worden vooral aangevoerd van de
Molnkken, die deswege ook wrt den naam
dragen van Speoerg-eilanden. De voomasmate
speosrgen sgn: kaneel, muskaatnoot, iMia,
Inruidnagels, peper, Spaaasohe peper, Cayenna-
peper, vanieUe, caidamom, en soja, — voorts
eenige Europeesche gewassen, sooals aags,
venkel, karwei en koriander. Van nagenoeg al
die speoergen sgn in de daarop betnkkelf|ke
artikcAen nadere bgaonderheden medegedeeld.
Speoht (Plens L,) is de naam van eeae
ftunilie en geslacht van vogels uit de orde der
EUmcoffêU (Seansores). Het onderscheidt stok
door een vrg langen, krachtigen, kegelvormi-
gen snavel, ovato, met kleine vedertles be-
dekte neusgaten, eene lange, wermvarmige,
kleverige tong met eene hoomaelitige, met
weerhaken voorsiene punt, een wigvormigea,
uit stgve, aan het einde afgesleten i
3. Ivoorsnavel (Pious principalis).
Geïllustreerde Encyclopaedio. 2de druk.
CTEN.
5. Klaaw van den specht.
13. Zwarte specht (Picas martins).
mannotje. wijfje.
üij liut artikel: Specht.
SPECHT— SPECKS.
663
flamengestelden staart, die bQ het klimmen tot
Bteim dient, middelmatig groote Tleogels en
2 naar achter en 2 naar Toren geplaatste
teenen (lilimvoeten). De spechten leren in
de bosBchen, klimmen behendig tegen de
boomen op en vliegen met nikken. ZQ le^
yen yan insecten, yooral yan laryen, die
st) met hnn steylgen bek nit de boomschors
pikken, en dit geschiedt met looyeel kracht,
dat men het op aanmerkeiyken afirtand hoeren
kan. Sommige bnitenlandsche soorten echter
yoeden zich met ymchten en zaden. ZQ broe-
den in holen yan boomen, waarin z0 4 of 5
glanzig-witte eieren leggen. Het gelold, dat
De specht.
sommige soorten maken, herinnert aan een
schaterend gelach. Men kent yan dit geslacht
omstreeks 800 soorten. In ons Vaderland yindt
men daaryan slechts een yQftal, nameigk : den
twartên ipeehi (F. martins), geheel zwart met
eene roode knif, terwtjl by het manneQe ook
het yoorhoofd en de schedel rood z|)n, — den
groenen tpeeht (F. yiridis), bt| ons de meest al-
gemeene ; deze heeft een groenen mg, een groen-
achtig gelen of gr|fzen hals en bnik, een roeden
schedel en knlf en eene kneyelylek, die bO
het mannel^je rood, bQ het wtlQe zwart is, —
den groeien^ middeneten en kleien h<mten tpeeki
(P. mi^or, medios en minor), die zwart en wit
geylekt z0n, met roode yederen in den nek
of op den schedel. De flgnnr in den t ekst is
die yan den middeneten hcmten epeekt. Deze
en andere soorten ziet men yoorts afigfebeeld
op neyensgaande plaat
Specht (Friedrich Angost Earl yon), een
Dnitsch sohrUver oyer mllitafare aangelegen-
heden en geboren te Brandenborg denSMen
September 1808, trad na eene gebrekkige op-
leiding op 14-Jarigen leeftgd in krUgsdienst,
werd in 1882 loitenant, zag zich in 1847 als
kapitein by den generalen staf geplaatst, nam
in 1849 deel aan den yeldtocht in Denemar-
ken en waa in 1864 opgeklommen tot geoeraal-
miyoor. Wegens een tweegeyecht met generaal
wm ffaynau in 1868 werd hy als kommandan
naar Folda yerplaatst, kwam in 1866 op wacht-
geld, woonde tot 1878 te Marbnrg en daarna
te Eisenach en oyerleed in laatstgenoemde
stad den 12den Joli 1879. Hy behoorde tot
de liberale party in Hessen en schreef: „Das
EOnigrelch Westfiilen ond seine Armee im
Jahr 1818, sowie die Aofldsong derselben
dorch den rosslschen Gtoneral Czemitfeff
(1848)", — „Geachichte der Waffen (1868—
1877, 8 dln)"y — en „Das Festland Asien-
Eoropa ond seine Yölkersfftmme, deren Yer-
breitong, der Gktng ihrer Koltorentwickelong
mit besondererBertIckdchtigongderreligiOsen
Ideen (1879)".
Speoifioa noemt men in de geneeeknnde
zoodanige geneesmiddelen, die met yroeht tot
bestryding yan eene bepaalde ziekte konnen
worden aangewend. De natoorgeneesleer yan
B€idemaeker berost op het gebroik yan speci-
fica. By den yoomitgang der wetenschap yer-
mindert het aantal specifica, daar zy ons meer
en meer tot de oorzaken der ziekteyerschyn-
selen doet doordringen en de middelen aan-
wyst, om deze weg te nemen. Toch bestaan
er middelen, die den naam yan specifica yer-
dienen, zooals de chinine tegen zniyere tos-
schenpoozende koorts.
Speokbaoher, óen der aanyoerders yan
den opstand in Tyrol in 1809, werd geboren
den ISden Joli 1767 op eene hoeye tosschen
Innsbrock en Hall en hield zich yooral bezig
met de Jacht en den landboow. Als éen der
yrienden yan Andreae Sofer overrompelde hy
op den 18den April 1809, den dag, waarop
de beyolking opstond, het Belersche garnizoen
in Hall, nam met den waard oit de Kroon
aldaar, Jóeeph Straeib^ de yan Innsbrock
komende Beiersche kayallerie gevangen, streed
dapper in de gevechten van 85 en 29 Mei,
waardoor Tyrol zyne vryheid verkreeg, by
de blokkade van Knfstein en de ontmoetingen
van 4, 6 en 7 Aogostos, met een tiei^arlg
zoontje aan zyne zyde, en in den slag aan
de Isel op den ISden Mei, waarna hy voor
den maarschalk Lefdtwre Tyrol moest ontroi-
men. Nadat ook de bergstreek van Salzborg
was opgestaan, verwierf Speehbaekèr in Sep-
tember by Lofer en Loftenstein aanmerkeiyke
yoordeelen, maar werd den 16den Octoberby
Melleok geslagen, waarby zyn zoon in ge-
vangenschap geraakte. Speeihaéher vlochtte
toen van den éenen alp naar den anderen,
verborg zich eenigen tyd in eene grot onder
sneeow en ys en bleef daarna zeven weken
in een stal opgesloten, waarna het hem einde-
lyk den lOden Mei gelokte, het gebergte te
overschryden en Weenen te bereiken. Hier
ontving hy het pensioen van kolonel en den
last, de Tyroler volkplanting in het banaat
Temesvar te hestoren. Na het oitbarsten van
den oorlog in 1818 begaf hy zich weder naar
Tyrol, bewees er nitmontende diensten en zag
zich bevorderd tot nu^oor. Hy overleed te
Hall in 1880.
Speoks (Jacqoes), zevende goovemeor-
generaal van Nederlandsch IndiS, was geboren
te Dordrecht en vertrok in 1609 als onder-
koopman naar IndlS, werd opperkoopman in
Japan, keerde in 1621 naar Batavia terog
en werd er boitengewoon lid van den Baad
van Indie. In 1687 zeilde hy naar het Vader-
664
SP£Cn— 8P££K8£L.
land, doch begmf sich in het begin nm 1629
weder naar Indië, waar hQ in het laatit van
dat jaar optrad als gouTemevr generaaL In
dien tyd werd Batavia door 120000 Javanen
belegerd, maar de onien verdedigden lioh loo
dapper, dat bet beleg den Isten November
werd opgebroken. Voorts sloot S^Mokê versehil-
lende verbintenissen met den Koning van
Temate, deed in 1622 aMuid van het bewind
en keerde naar het Vaderland temg.
SpeotraalanalyBe noemt men een on-
deraoek van het êpeUrwm (lie KUmrmdmr)^
namelUk van het licht, dat door eenig lichaam
uitgestraald wordt, met het doel, om de be-
standdeelen van dat lichaam te loeren kennen.
Vaste en gloelend-vloeibaie lichamen geven
een samenhangend of oontina spectrum, terw01
het spectrum van gloeiende gassen uit lichte,
gekleurde, door donkere tusschenruimten van
eikair gescheidene IQnen of strepen bestaat,
wier plaats, aantal en kleur eigenaardig lya
voor iedere stof. Men behoeft dus een lichaam,
dat men ondenoeken wil, slechts in eene niet
lichtgevende vlam van voldoenden warmtegraad
te brengen, om daarna het licht der vlam door
middel van den spectrosooop te ondenoeken.
Dese methode onderscheidt sich door eene
verbalende gevoeligheid; men heeft daardoor
elementen ontdekt (mbidium, oaesium ena.),
waar men se te voren niet eens had vermoed.
Zelte een driehonderdduixendste deel van een
Ked. wichtje keukeniout kan men door mid-
del der speotraalanalyse ontdekken. Eene
vlam, waarin sich een natriumverbinding
bevindt, is kenbaar door een spectrum met
eene leer lichte gele Ufn. Laat men door
die vlam het licht van een gloeiend vast of
vloeibaar lichaam gaan, dan aiet men in
het eenvormig spectrum van dit laatste eene
zwarte streep op de plaats van de gele streep
van het natrium. In het Zonnespectrum ont-
waart men een groot aantal swarte lynen
(strepen van JVomUo/W-), die met de lichte
lynen, welke voor vele oneer elementen ken-
merkend sQn, in plaats overeenkomen. Daaruit
volgt, dat de Zon een vast of vloeibaar gloeiend
lichaam is, hetwelk sQn licht door een damp-
kring heeniendt, waarin zich de bedoelde
elementen in gastoestand bevinden. Op der-
geltfke wtlie heeft de spectraalanalyse onze
kennis van den aard der vaste sterren, kome-
ten, nevelvlekken enz. aanmerkeiyk uitgebreid.
De spectroecoop kan ook dienen om de ver-
valsching van sommige stoffen aan den dag
te brengen, alsmede om de geringste hoeveel-
heden bloed op te sporen. De spectrosooop
van Kwekkoff en Bnmm^ de ontdekkers der
spectraalanalyse in 1869, bestaat uit een aan
het óene einde gesloten buis. In de plaat,
welke die buis sluit, is eene spleet aange-
bracht, welke broeder en smaller Ican wor^
gemaakt Vóór die spleet staat eene lichtbron,
die zal worden onderzocht Het licht valt,
nadat het door de buis is gegaan, door een
glazen prisma. HQ bestaat voorts uit eene
tweede buis. die aan haar gesloten einde eene
millimeterschaal bevat, welke door eene daar-
achter geplaatste kaars wordt verlicht, — en
eindeiyk uit een kyker, waarin het spectrum
van het licht en het beeld der miUimeter-
s<^kaal kunnen worden waargenomen. In den
aakspeotroBCOop van Broummg z0n alle de^n
in éene buis geplaatst. Op nevensgaande plaat
iQn de spectra van de Zon, van verschnienda
metalen, van waterstof en van stikatof ut'
geheeld.
Speculatie, of hêipi^élimg noemt men de
werkzaamheid van den geest, die zich bovea
den kring der zintuigelf)ke waarnemingen ver-
heft en ook zonder dMO, enkel door nadesi-
iMn, tot den oorq>rong, den aard en hetver-
band der dingen zoekt door te dringen. I>e
weg der speculatie wordt door Btelselboaweade
w08geeren doorgaans bewandeld, waaneer
z0 zieh met de resultaten der ervaring niet
kunnen vergenoegen. — Men geeft den naam
van $pmi¥laHê ook aan het bedrQf vaa den
koopman, die bQ zQn' koopen of verkiH^oo
met eene vermoedelOke rftzing of daling sQner
waren ten rade gaat.
Spee (Friedrieh von), een Dnitidi di^fter
uit het adeligk geslacht ^^ wm Lm^mfU^
werd geboren in 1591 of 1596teKaiaei8weffth
aan de BUn, trad in de Orde der JezHXelai
en stadeerde te Keulen in de wflsbegeerte en
godgeleerdheid. Op last zyner Orde begaf kg
zich in 1627 naar Franken, om er ter dood
veroordeelde heksen en toovenaars ter atntf-
plaats te vergezellen. Dientengevolge bestreed
hg ia züne «Cautio criminalis sive liber de
processu contra sagas" met kracht het MUeoe
geloof in heksen en toovenaars. Later werd
hg naar Westftden gezonden om er de
Protestanten terug te brengen tot den schoot
der B. KathoUeke Kerk. Hg overtsed te
Trier den 7den Augustus 1666. Utst
Nachtigall*', eene verzameling van _
liederen, in 1649 in het licht verschenen
op nieuw uitgegeven door SUntoek la 187S,
behoort tot de beste voortbrengs^en der
Duitsche letterkunde in de 17de eenw. Ook
schreef hg een „Guldenes Tugentbnch (1647
en later)", met ftaiüe liederen doorweven.
Speeksel (saliva) noemt men de in de
mondholte aanwezige vloeistof, een mengael
van mondsigm met het a/igesoheldea vocht der
drie paren q^eekselklieren. Het ^eekael rea-
geert alkalisch en bevat doorgaans Vs% vaste
bestanddeelen. Tot deae behooren speekselstof
(ptyaline) en rhodaankalium. De eeole ts
een nog niet nauwkeurig bekend ferment De
q^eekselafïwheidende klieren zgn de béide oor^
speekselklieren, de beide onderkaaks- en de
beide ondertongklieren. Op de aftoherdiagvaa
speeksel hebben de zenuwen groeten inWoed.
£r loopen takken van de sympatiiische aeaaw
en van de aangesiohtszenuw naar de q^eeksel-
klieren, en eene prikkeling dier zennwea
heeft aanstonds eene sterkere aflicheiding van
speeksel ten gevolge. Middeligk wordt die
ailBcheiding ook door de nervus trlgen^aa
bevorderd. De hoeveelheid speeksel, door een
volwassen mensch in óen etmaal aijiesoheldai,
wordt geschat op IVs Ned. pond. Eene ver^
meerderde speeksekUbcheiding ontstaat meestal
door prikkeUng der smaakzenuwen door mid-
del van in de mondholte gebrachte q^gzen,—
voorts door prikkeling van de gevoelsaenuwea
der mondholte, van de reuk- en maagaenuwen,
wgden door het kauwen en sinreken, als-
mede door de voorstelling van smakeigke
spgzen en eindeigk door bepaalde geneesmid-
delen. Het speeksel vervult eene belimgigke rol
bg de spgsvertering: het lost vele bestand-
SPECTRAALANALYSE
o 10 20 30 «o S« M 10 'SO M
jA<jlntilllui,liUl>»;hl
nO 120 130 t» ISO 100 ilA
A a B C
D
I 1) r Tr Ji Jl
1 w ■ ]■]
m
\ T B t !
B ' :^ 1:
Br ^ 1 [ />■■ 1
B i 1 1
1 , 1
B^ r^
B
^
B
^
B
1
] /?■ ^1 fi 1
B hii iii
'! ^* ^ f 1
9 1
1
a^
1
\
a
1 '■ ! ' '■ 11
"■ÜI
If'. ■ ■ ( M Hllinikl
Ch
K\
Xa
Li
Ca
Sr
Ba
Tl
In
H
1. ZoimespectFiun.. 2-ll.Spectfa Tan. veraiMaende metalen.. 12. 'Waterstof. 13. Stikstof.
G«XItuatre«ra«Siueyclopaedl«. 2&«druk.
Bij hrt artikel: 8p«c traala-naJy»» •
SPEEKSEL— SPEENKRUID.
66&
deelen der Toedingastofléii op, Termengt
zidi met droge Bpüzen tot een vochtigeii bry
en bevordert door de ptyaline de omxetting
▼an het onoplosbare zetmeel in oplosbare
dextrine en dmivensniker. — Aan eene lie-
keigke vermeerdering der speekselafbcheiding
geeft men den naam van êpê^csdvloêd (salivatiOy
ptyalismns). Dese komt min of meer voor by
alle ontstekingstoestanden van het siymvlies
van den mond; voorts by de aanwesigheid
▼an iweren, vooral by kanker, by verlamming
van de aangeziehtsxennw en inzonderheid by
een overmatig gebmik van kwik. Bepaaldeiyk
lyden snlke personen aan speekselvloed, éie
veel met kwikpraeparaten moeten omgaaói of
kwikdampen inademen, zooals de werklieden
in kwUuilvermynen en spiegel&brieken. Ook
het innemen van kwikpraeparaten doet allicht
speekselvloed ontstaan. Zwakke, slecht ge-
voede menschen worden er eer door aange-
tast dan sterke en goed gevoede. Voorts wordt
speekselvloed gewekt door het gebmik van
een afkooksel van folia laborandi of van het
daarin aan wesige alkaloïde (pilocarpine). Speek-
aelvloed is echter geen gevaariyk verscbynsel
en wordt tegengegaan door een gedurig spoe-
len van den mond met eene oplossing van
chloorznnr of overmangaanznnr kalium enx. Is
hy echter een gevolg van kwikailververgifti-
ging, dan moet dese laatste met de daartoe
voorgeschreven middelen worden behandeld.
Speelgoed noemt men voorwerpen van
hout, blik, tin, lood, messing, ivoor, hoorn, been,
papier, kaoetctjoek ens., die tot vermaak van
kinderen dienen. Het vervaardigen daarvan
vormt in Dnitschland, van onds te Nflmberg,
een belangryken tak van nyverheid. Thans
echter syn Beriyn, Stuttgart en Sonneberg in
Thüringen, — voorts verschillende plaatsen in
het ErtBgebergte, Beieren, Tyrol en Wttrtem-
berg mcSledingers van Nflmberg geworden,
en men schat de waarde van het speelgoed,
dat Jaariyks in Dnitschland vervaardigd wordt,
op 30 tot 86 millioen mark. Tot die voorwer-
pen behooren inzonderheid poppen, figuren van
dieren, soldaten, wapens, trommen, kaleido-
seopen, kinderhuisraad, legkaarten, kegelspelen,
ballen en tollen. In den laatsten tyd heeft men
er zich op toegelegd, om aan die voorwerpen
een smaakvollen vorm te geven.
Speelkaarten zyn langwerpigvierkante
bladen van cartonpapier, welke op de éene
zyde met figuren van bepaalde beteekenis
beschilderd zyn. Een zeker aantal van deze bla-
den vormt een kaartspel, waarmede men velerlei
hazard- en gezelschapsspelen lütvoert Men
vermeldt, dat de eerste sporen van speelkaar-
ten te vilden zyn by de Chineezen. Voorts
bezigde men reeds vóór de 14de eeuw in
Spai^e, Frankryk en Italië tarokkaarten (ta-
rocchi) tot voorspelling der toekomst; deze
bestonden uit 21 genommerde kaarten, een
harlekyn en 4 ridders. Vermoedeiyk waren zy
van Arabischen oorsprong en door de Saracee-
nen of Israëlieten in Europa gebracht Naar
aanleiding der tarokkaarten heeft men in de
14de eeuw de kaarten met vier kleuren voor
het kansspel vervaardigd, en de legende ver-
meldt, dat JacgMemim Qrimffonneur de eerste
speelkaarten geschilderd heeft voor den krank-
zinnigen Karel VI, koning van Frankryk.
Vandaar hebben zich de speelkaarten over
geheel Europa verspreid; zy stelden 4 kom-
pagnieën soldaten voor, elke in eene afzonder-
lyke kleur gekleed, met een vaandrig (aas),
8 soldaten (2— -9), een knecht, een stalmees-
ter, eene koningin en een koning. Op de oude
Fransche kaarten heette klavervrouw Ar^/ime
eene letterkeer van JZ^iia,en stelde Maria,
vam Amfouj de gemalin van Kard VU, voor, —
raitenvrouw BaeM, waarmede Agnêê 8ord,
de minnares van dien Vorst, werd bedoeld, —
schoppenvrouw PaUat of Jêomte d?Are* — ea
hartenvrouw Judith, waarmede licMhi vam
Btimrtm werd aangewezen. Onder den naam
van David was sehoppenheer Kaïrd VII, har-
tenheer Kard VI, ruitenheer Oa^tar en kla-
verenheer AUxandtr, en de 4 schildknapen
(boeren) werden C^iar, Lanedoi^ Lakirjf en
Mêeiar genoemd. De vier kleuren vertegen-
woordigden de vier standen, nameniykpuurten
de geesteiykheid, klaveren den burgmtand»
ruiten de wapenknechten en schoppen dea
adel. In plaats van die vier onderscheidingen
bezigden de Italianen, Spai^aarden en Portu-
geezen eupi (bekers), d0man (muntstukken),
hoiümi (stokken) en ipckü zwaarden. Tot de
meest gebruikeiyke kaartspelen behooren het
Jassen, het krui^assen, het kleuren (commeree-
spel), — voorts de fijnere spelen, zooals het
omber-, whist, boston en écarté spel, — en
de hazardspelen vingt-et-nn en het bankq^L
(jk>ochelaars gebruiken voorts de kaarten tot
het volbrengen van allerlei toeren, en de
kaartlegsters om daaruit aan Uchtgeloovigea
de toekomst te voorspellen.
Speelman (Goraelis Jansz.), gouverneur-
generaal van Nederlandsch-Indlë, geboren te
Rotterdam den 8den Bfaart 1628, kwam in
1645 in ondergeschikte betrekking te Batavia,
doch klom spoedig op en was in 1666 tot
1668 boekhouder generaaL Daarna werd hy
gonvemenr van de kust van Ooromandel, be-
lastte zich voorts met eene expeditie tegen de
Macassaren, welke hy in 1667 op eene roem-
ryke wyze ten einde bracht, en werd in 1647
raad van Indië. Hy onderscheidde zich daarop
in den oorlog, die op Java uitbarstte, zag
zich in 1678 benoemd tot directeur-generaal,
besmette zyne groote talenten door een los-
bandig gedrag, doch werd niettemin in 1681
gouvemeur-generaal. Van den tyd van zyn
opperbestuur valt weinig merkwaardigs te
vermelden. Hy overleed den 4den Jaifuarl 1684
en werd met groeten luister ter aarde besteld.
Speelruimte noemt men in de krygs-
kunde het verschil van middeliyn van de ziel
van een geschut en van die van het projectiel,
alzoo de ruimte die by het inbrengen van het
projectiel rondom dit laatste biyft bestaan. De
speelraimte is wegens de aansiyming volstrekt
noodig by vóorladers. Haar bedrag heeft
intusschen een belangryken invloed op de
aanvankeiyke snelheid van het projectiel, op
de Juistheid van het schot en op de duurzaam-
heid van den vuurmond.
Speenknüd (Ficaria L.) is de naam van
een plantengeslacht uit de £smilie der Batum'
leéLaMigm (Bannncnlaceae). Het onderscheidt
zich door een 8-bladigen, af?allenden kelk,
8 of 9 bloembladen, van binnen aan den voet
met een honigschubtje voorzien, en door vele
samengedrukte, stompe vmchten. In ons Va-
derland vindt men het ratkomkdaehtig »pmkkru%d
vöO
SPEENKRUID— SPENCEB.
(F. nnnnoiilcardef X.), dM algemeen in weiden,
op bleekfelden en Ungs wegen Toorkomt en
reeds in Maart en April sOne goodgele bloe-
men en helder groene bladeren rertoont.
Deae laatste iQn rondaehtig, aan den Toet
hartyormig ingesneden, onregelmatig gekarteld,
met Tr0 lange bladstelen voonien en eenigs-
ains glaniig. Dit gewas heeft onder den grond
niet alleen wortelvesels, maar ook rolronde of
peerrormige wortelknolletjes, terwt)l het op
Tochtige plaatsen in de oksels der bladeren
ook bolronde knolletjes draagt. Dease EQn rgk
aan letmeel, maar bevatten tevens eene scherpe
stof, loodat 10 niet genuttigd worden. De bla-
deren gebroikt men wel eens als soepgroente.
Speer of wj^ de Xom.
Speerhaai of doomkaai^ lie Saai,
£^ieter of Spmfer^ zie Spiên.
Speke (John Kanning), een Engelseh rei-
ziger, g^mren den 4den Mei 1827 te Orleigh-
Ck>art bg Bidefort in het Engelsehe graaftohap
Deron, trad in 1844 in dienst by het Indische
leger, woonde in 1849 als kapitein den Told-
toeht bO in Pend^ianb, vatte het Toomemen op,
zich naar de bronnen van de NQl te begeren,
en trok in 1854 met Bwrtom door Somaliland,
waar hQ door de inboorlingen zwaar gewond
werd. In het daarop volgende Jaar nam hQ
deel aan den Erimoorlog, en later (1857^
1869) vinden wy hem met Bwrtfm weder in
Afirika, waar hQ in JoU 1868 het Ukerewe-
of Victoria Nyanzameer ontdekte. Met OratU
ondernam h|) in 1860 van Zanzibar een nieu-
wen tocht, zoodat h|| in 1868 Gondokoro be-
reikte en overtuigend aanwees, dat de Witte
Kgi in bovengenoemd Meer ontspringt Peter-
maim heeft in zQne „Mlttheilangen" de ver-
dienste dier ontdekking aan l^teke toegekend,
en ttji werd later door het onderzoek van
Beeei bevestigd, i^eke kwam den 15den
September 1864 in Engeland op de jacht door
een noodlottig schot om het leven. HQ schreef:
^Journal of the diseoveiy of the sonrce of
the Nile (1888, 2 dln)".
Speksteen (steatiet) is de naam eener
delfiitof. Wat men als speksteoikristallen be-
eohrsven heeft, z||n in den regel kristaUen
van kwarts, dolomiet, spinél enz. Deze
massa*s zQn veelal nier- of knolvormig, wit
met roode, groene of gele tinten, slechts op
de streek glinsterend en doorschSnend aan
de kanten. ZO zQn vettig op het gevoel,
maar kleven niet aan de tong. De geringe
hardheid (1,5) der ongegloeide stof, klimt na
het gloeien zoozeer, dat men er glas mede
krassen kan. Zyn soortelOk gewicht is 2,6 tot
2,8. Speksteen is magnesinmsilicaat van de-
zelfde samenstelling als talk (l|g3H,Si40i2). Het
vormt bO Göpfersgrün, niet ver van Wnnsiedel
(Fichtelgebergte), eene laag tnsschen glimmeriei
en graniet, en deze beide gesteenten gaan aan
de grenzen in speksteen over, — een ver-
sohyinsd, dat nog niet voldoende is verklaard.
Daarenboven vindt men speksteen bQ Lowell
in Ifassachnsetts en bQ Brian^on. Het wordt
op de draaibank verwerkt tot püpenkoppen,
stoppen enz. Ook kan men er mede teekenen
op laken, zOde en glas, terwtfl het tevens dient
tot het verwffderen van vetvl^ken, tot het
poiysten van spiegels, enz. Van geheel anderen
aard is het OkimBeeehe epekêieen of heMtteen
(agalmatoliet). Dit is een alnminiamsilicaat van
de samenstelling AljHsSLiOn, waarvan m^i
in China allerlei afgodsbeeldjes, vazen, kom-
men, doozen enz. vervaardigt
Spel (Het) is een bedrgi^ hetw^k hoold-
zakelQk dient tot ontspanning en verstrooiing^
soms ook tot ontwikkeling of versterking des
lichaams. Een doelmatig gekozen spel heeft
ab afwisseling van ernstige en moeieifke
bezigheden, vooral van die des geestes, een
heilzamen invloed. Men neemt daaraan
gewooniyk deel met anderen. Het spel Is in-
zonderheid van gewicht voor het aankomend
geriaeht; Jongens en meisjes hebben hunne
geliefkoosde spelen, en deze zQu gewoonlgk
verschillend in de verschillende JaargetQden.
Het knil^eren, hoepelen, spelen met den
bal, oplaten van den vlic^r enz. geschiedt
geenszins te gelQk, maar ieder spel heeft zQn
bepaalden t0d, waarop het als by instinet
wordt ter hand genomen. Het spelen is voor
de kinderen een heilzaam werk, eene oefening
van de zintuigen, van de ledematen, van het
verstand, van de verdraagzaamhdd, eene ont-
wikkeling van gepaste eerzucht en van het
gevoel van recht. Dat is door de ervarenste
opvoedkundigen erkend, vooral éwn PeMlomi
en Frifbel. Men heeft dan ook kindertainen
in menigte doen verrazen, waar gelegenheid
bestaat voor verschillende spelen. Vorderen
de kinderen in leeftijd, dan wordt het kinder-
spel vervangen door de gymnasti^. Tot de
eigenlQke spelen der volwassenen behooren
o. a. het bal-, kolf- en kegelspel en het bil-
jart, welke men spelen van beweging sou
kunnen noemen — alsmede de spelen van
mat, zooals het dam- en schaakspel en de
verschillende fUne kaartspelen. Hazardspelen
rdkenen wij niet onder de q>elen. Den naam
van spel geeft men elndelQk aan de uitvoering
van een tooneel- of muziekstuk.
Spelt, zie Tarwe.
SpeiiLOer. Onder dezen naam vermelden wt :
&eorff Jt^ graaf SpeBcer, een ijverig boe-
kenminnaar, geboren den Isten September
1758. Hti studeerde te Oambridge, werd eerst
Ud van het Lager-, later van het Hoogeriiuis,
in 1794 eerste lord der Admiraliteit, vervol-
gens staatssecretaris voor Binnenlandsehe Za-
ken en overleed den lOden Mei 1834. Bf
was de stichter van de grootste private boe-
kerlj in Europa. Reeds het gedeelte, dat zich
te Althorp, het ftuniliekasteel der Speneere^
bevindt, telt 45000 doelen, waaronder men
vele zeldzame werken, byv. meer dan 1000
wiegedrukken, aantreft. (>ok verzamelde hf
eene menigte schilderden. Eén en ander is
door JHddim in de „Bibliotheca spenoerlaaa
(1814, 4 dln)" en in de „Aedes Althorpianaa
(1822, 2 dln)'' beschreven.
Johm (T&órin, graaf van Spencer, een
zoon van den voorgaande en bekend onder
den naam van Lord Alikorp, Hy werd geboren
den aOflten Mei 1782, studeerde teCambridge,
werd in 1808 lid van het Lagerhuis en be-
kleedde onder Fow en Oremmüe de betrekking
van lord van de sohatlrist Hg behoorde tot
de party der Whigs. In het ministerie Oreg
werd hy kanselier der schatkist (1880) en zVn
gezag in flnancieele en sttfathuishondkundige
zaken was zeer groot. Ook braoht hy in 18S8
in het Lagerhuis de lersche refbrmbOl ter
tafel, die echter oneenighdd veroorzaakte
SPENCEB--SPENGEL.
667
in den bottem vaa het Kabinet. Toen htf in
18M na het oferigden s||nB vaden lid werd
Tan iMt Hoogerfanis, moest hg itfn ambt als
kanselier nederleggen, waarna hg sich aan
den landbouw wQdde. HQ oTerleed den Isten
•October 1846| waarna i^ne Üteie en goederen
OTergingen op itfn broeder Fredêfieky die
desgeighs hooge staatsbetrekkingen bekleedde
^n den 876ten December 1867 orerleed.
Stirbmrt Sptmear^ een Engelsch wQsgeer,
geboren te Derby in 1820. HU ontving eene
Tryiinnige opToediog, werd eerst civiel Inge-
■ieiir, daarna dagbladschrgyer en medewerker
aan den „Economist*', den «yWestminster** en
i^Edinborgh Beriew" en andere t^dschriften,
^en eindel^k stichter van een eigen wQsgeerig
stelsel, dat hg met den naam Tan evolatie-
of ootwikkdüii^rswtlsbegeerte bestempelde. Zgn
eerste geschrift van eenig belang was: ,,8ocial
Staties (1848—1868)". In 1860 begon hg naar
het Toorbeeld Tan CkmU eene reeks yan wgs-
geerige werken nit te gOTon, waarin hg de
beginselen der biologie, pqrcholofde, sociologie
en moraal wilde ontwikkelen. Daarvan tct-
schenen : „Prtnciples of biology (1866, 2 dln)",
— „Principles of psjchology (1840, 2de drok,
1871—1872, 2 dlnV% — en „Principles of
soeiotogy (1874, 2 dln)**. Daarenboven leverde
hg: nEssays, scientiflc, poUtical and specnla-
tive (1867, 2 dln; 2de drok, 1868 ; dl 3, 1874)**,
^ „Descriptive sodology (1873— 1874, 8 dln)*\
— en 'nStndy of sodology (4de dmk, 1876)**.
Jckm FojfmU SpmcêTj een Britsch staatsman,
geboren den 27sten October 1836. Hg ontving
igne opleiding te Harrow en te Cambridge,
was tot aan 1^ overigden van zgn vader (27
December 1867) lid van het Lagerhuis, waar
hg tot de liberale partg behoorde, en werd
daarna lid van het Hoogerhois. Van 1869 tot
1860 was hg opperkamerheer van Prins Alhért
«n bekleedde voorts van 1862 tot 1867 deielfde
betrekking aan het Hof van den Prins van
WiOêt. Toen Gladiianê in 1868 als eerste
minister optrad, werd ^Muosr tot lord stadbonder
en onderkoning van Ierland benoemd, maar
nam in 1874, bg den val van het liberaal
bewind, agn ontslag. Zoodra echter in April
1880 Qladtümt op nievw aan het hoofd der
aaken kwam, werd hg voonitter van het Privy
Conncil met sitting en stem in het Kabinet.
In Mei 1882 zag hg zich weder benoemd tot
onderkcming van Ierland zonder zgne betrek-
king van voorzitter van den Oeheimen Baad
te verliezen. Hg zorgde, dat de moordenaars
van Lord Oatemdith in Febmari 1888 ontdekt
werden en begTerde zich om de lersche be-
Tolking door Torzoenende maatregelen tot mst
te brengen. Bg de aftreding Tan het ministerie
eiadtUme in 1886 legde hg zgne betrokking
neder, waarop hg bg de vernieuwde optreding
van dat ministerie in 1886 tot voorzitter van
van den Staatsraad werd benoemd. Hg verloor
ochter dat ambt bg de vernieuwde aftreding
van het ministerie GittéMane in Aagnstos Tan
dat jaar.
Spener (Phüipp Jacob), de vader van het
Piétismas, werd geboren den ISden Jannari
1686 te Bappoltsweiler in den Opper-Elzas,
wgdde zich te Sferaatabnrg aan de studie der
godgeleerdheid, was in 1664—1766 huis-on-
derwgzer van twee Prinsen uit het Huis
FféU^Bwktnfdd en bezocht na 1669 de nni-
Teriitelten te Basel, (}enève en Ttlbingen. In
dien tgd gevoelde hg zich vooral aangetrokken
door de geslachtswi^enkunde (heraldiek) en
schreef: „Historia insignhim (1680)** en „In-
signium theoria (1690)**, waardoor hg de grond-
slagen legde voor eene wetensohappeigke be-
handeling der heraldiek. In 1663 werd hg
predikant te Straatsburg, in 1664 doctor in
de godgeleerdheid en in 1666 senior dergees-
teigkheid te Frankfort aan de Main. Hier
begon hg, doordrongen van het besef, dat
het Christeigk geloof onder de letterknechterg
bezweek, van 1670 af in zgn huis met eenigen
uit de gemeente stichteigke vergaderingen
(ooilegia pietatis) te houden, die in 1682 naar
eene kerk werden verplaatst Zgne hervormings-
gezinde gevoelens omtront de Kerk openbaarde
hg in ^ne „Pia demderia oder herzliches
Verlangen nach gottgeflilliger Besserung der
wahren evangelischen Kirche (1676; nieuwe
dmk, 1846)** en in zgne „Allgemeine QtM&^
gelahrtheit (1680)**, waarbg hg later zgne
„Theologische Bedenken (1700--1702, 4 dln)**
voegde. De groote strgd over het Piétismus
vras reeds uitgebarsten , toen Spm^r zich in
1686 tot opperho4[»rediker te Dresden zag be-
noemd. In dit land, sedert de aanneming der
„Formula concordiae** de hoofdzetel der scho-
lastieke rechtzinnigheid, begverde hg zich, de
katechisatie en confirmatie in te voeron.
Nadat hg echter met de theologische fsculteit
te Leipsig en later ook met den Keurvorst
Jtham Gwrg III in botring gnomen was,
vertrok hg in 1691 als proost en in^^eetor
der St. NicolsXkerk en als assessor van het
consistorie naar Berign, waar hg zgn arbeid
onder voortdurende aanvallen van de zgde
der orthodoxe Lutherschen voortzette. Terwgi
hg groeten invloed bad op de in 1694 te
Halle gestichte universiteit, deed de theolo-
gische faculteit te Wittenberg door professor
I>mt$ekmtm eene igst van 264 afwgkingen van
8pm«r van de leer der Kerk opmaken, en
het gelukte laatstgenoemde niet, zgne tegen-
standers door zgne „Aufrichtige Uebereinstim-
mung mit der Angsburgischen Ck>nfe8Slon**
tot zwggen te brengen. Hg overleed den 6den
Februari 1706, en ook na zgn dood werd
de strgd nog tot in het midden dier eeuw
voortgezet.
Spengel (Leonhard), een uitstekend letter-
kundige, geboron te Mflnchen den 24stenSep-
tembw 1808, bezocht er het gymnasium en het
lyceum, studeerde te Leipzig en te Berign,
werd in 1826 lector en in 1830 professor aan
het Oude Oymnasium in zgne geboortestad,
was er daarenboven sedert 1827 privaatdocent
aan de universiteit en tweede directeur van
het philologlBch seminarium, vertrok in 1842
als gewoon hoegleeraar naar Heidelberg, keerde
in 1847 in die betrekking terug naar Mttnohen
en overleed aldaar den 8sten November 1880.
Hg was sedert 1886 buitengewoon en sedert
1841 gewoon lid der Beiersche en sedert 1842
ook lid van de PruMsehe Académie van We-
tenschappen. Yan zgne geschriften noemen wg :
^Zvvcryuy^ nx^mv sive artlum seriptores ih
initüs usque ad editos Aristotelis de rhetorica
libros (1828)**, — „Anaximenis ars rhetorica
(1844)**, — „Rhetores graed (1868—1866, S
dln)**, — „Aristotelische Studiën (1864—1868,
4 dln)**, — „Aristotelis ars riietorica (1867, 2
•68
SPENGEL— SPEBFOBTEN.
dlQ)**,— ipAlexandri AphrodlaieiiiiB qnaeitlOBUi
iMtnnliiim et monlinm td Ariftotelis philoto-
phiam Uloatraiidam Ubri lY (1842)*\ — ^oerti
aoctoris panphraais ▲ristotelis elenckonun
èwoptm r« hm kvstt^ (1869)*\ — ,,Thamiitii
par»pbml8 AriBtotelis libromm (1866, 8 dln)**,
— eene menigte ▼erhandelingen, Tooral inde
werken der fieiersohe Académie, ^ en oitgaTen
Tan : „M. Terentii Varronis de lingna latina
libri (1826)** en «C. CaedlU Statu deperdRamm
fabolamm firagmenta (1829)**.
Spenser (Edmnnd), een beroemd Engebch
dichter, geboren te iJonden in 1568, was de
telg van een aanaienigk, maar onbemiddeld
geBlaeht, etndeerde aan Pembroke College te
Cambridge, werd in 1680 secretaris van den
stadbonder van Ierland, Lord Orty, maar dong
na sOn temgkeer te Tergeete naar eene be-
trekking aan het Hof; loodat hQ de Hofka-
balen tot onderwerp maakte Tan BQn gedicht:
.Hother Habbard*s tale**. Men meent echter, dat
hjj eerst roem yerworyen heeft door ign gedicht:
„The shepherd*B calendar**. In dit laatste Wndt
men eene reeks Tan herdersdichten, die in
12 groepen of maanden gerangschikt iQn.
ETOiMbls in de „Baoolica** Tan Fir^tiw, spreken
de daarin Toorkomende personen oTer de merk-
waardigste onderwerpen Tan de sedeleer, Tan
de staatsbelangen ens., waarbQ hooggeplaatste
waardigheidbekleeders op eene geestige wQie
worden goTleid. Speiuêr schildert op die manier
Engeland en het Engelsche landschap; ook
dn^n z0ne landbewoners Engelsche nsmen
en beaigen proTinciale en Teronderde nitdmk-
kUigen. Men Torhaalt, dat hO te Penshnrst,
het boitenTerblOf Tan Sir Sidney SmiO^ „The
Shepherd*s calender** berxien heeft, om dien
TOTTolgens onder den titel: „The poet*s year**
aan master Fküipp Sidmey op te dragen. Laatst-
genoemde boTal nem aan in de bescherming
Tan den Graaf vam LeieêtUty en deie bezorgde
hem de gonst Tan Koningin Mixabdh. Toch
gOToelde hQ rich niet gelokkig aan het Hof,
en hO heeft een somber tafereel Tan hoofeohe
afhankelijkheid nagelaten. Toen Lord Ote^
tot stadhonder Tan Ierland was benoemd,
Tergeselde Spens&r hem derwaarts als secretaris
en ontTing een stnk land in de nabtiheid Tan
Cork. Hier Tertoefde b|) nn jaren lang op Kil-
colman Castle en wydde lichmetQTeraanhet
bestnnr Tan het pas onderworpen gewest EUer
eindel^k schreef hO s|fn beroemd gedicht:
„The Fairy Qneen'*, een stnk Tan allegorisch-
romantischen aard. Volgens lOn oorspronkelQk
plan son het nit 12 boeken bestaan, en in
ieder Tan deze sou door ridderlüke aTontoren
eene dengd worden Toorgesteld. De held Tan
het geheele stnk zon de mythische Prins ArikMr
wezen, een ideaal Tan Troomheid. Die Prins
Terlieft op de Koningin der Feeën (Fairy
(Qwsen), welke hem in den droom TerschOnt
Toen bÓ aan haar Hof in het land der Feeën
aangekomen was, Tond ht| haar bezig met het
Tieren harerjaariykschetwaalfdaagsobe feesten.
Op elk Tan die dagen worden dappere daden
nitgOToerd door éen der ridders Tan het Hof
Tan Qioriama. De eerste drie boeken werden
a(tonderl|)k nitgegOTen (1590) en opgedragen
aan Mkabeth, die de daarin TOorkomende Wei-
taal met een Jaargeld Tan 50 pond sterling
beloonde* De Tolgende drte boeken i
hl 1569. Hoereel de dichter Tan de andere
helft Tan sVn werk T^tooid heeft, is ons on-
bekend, daar bet handschrift op zee is Terloieis
gegaan. Intossehen is nog een ftagmeat Tan
twee zangen Toorhanden. Men magToortsniet
ontkennen, dat de Tinding en de gloed der
eerste drie boeken reeds in het Tolgende
drietah Terminderen. Hoewel aan de „Fatr^
Qneen** alle eenheid ontbreekt en de allegorie
aan dit gedicht eene zekere eentoniglieid
geeft, mnnt het nit door stoutheid Tan eon-
ceptie en door wellnidendheid Tan taaL Bf|
den opstand der Ieren in 1598 onder Lord
JSfftmé Terhief zich de Tolkswoede ook tegen
Qpmmir wegens onderdrukkingen, welke k0
zich als sheriif Tan Cork non Teroorioofd h^>ben.
Het kasteel Kiloolman werd aaageTallen en
de dichter ontsnapte met z||n hnisgesin ter-
nauwernood naar Londen en OTcrleed aldnnr
den 16den Juni 1599. Zfin tMMSfii OTersehot
werd in de Westminster- Abd)| bOgenet, waar de
GraTin Domet te zVner eere een gedenlcteeken
deed Terrflzen. BebalTO genoemde weiken
IcTcrde hQ sonetten en hymnen, en in zfne
„Elegy of Astrophel** Terheerigkte h|| zQn be-
gun^iger aidn^ op eene treffende wflae. Zgne
geaamenlQke gesdiriften werden nitgegeren
door Tódd (1805, 8 dln) en door a»IlMr(1861,
5 dln).
Speraaakij (Michaël, graaf)* «en BossiBefr
staatsman en sebr||Ter, geboren den liten Ja*
nnari 1771 te Tmerkoetino in het gosTeme-
ment Wiadimir,- bezocht de godgeleerde aca-
démie te Petersburg, werd er in 1792—1797
hoogleeraar in de wis- en natuurkunde en
zag zich in 1801 door Keizer Alexamdêr I tol
staatssecretaris bQ den Bgksraad benoemd.
In die betrekking werd hü de st^er der be-
langrykste staatsstukken in dit tQdperk, reor-
ganiseerde in 1802 het ministerie Tan Binnen*
landsche Zaken en den Bffksraad en kiram
In 1808 aan het hoofd der WetgOTonde Com-
missie. In dit Jaar werd h(| ambtgenoot Tan
den minister Tan Justitie en staatnaad^ en in
1809 geheimraad in werkeiyken dienst Ia
1812 echter werd hü op grond TaaTerdaeht-
making eerst naar Nishné-Nowgorod en T«r-
Tolgens naar Perm in balUngsebap gezonden.
Beeds in 1815 echter werd hg tot den staats-
dienst teruggeroepen en eerst gouTemeur
Tan de proTincie Bnsa en in 1819'gouTemeur-
generaal Tan Siberië. Hier was bO op eene
loffelSke wQze werkzaam tot heil der ballin-
gen en kolonisten, totdat hg in Maart 1821 tot
lid Tan den'BUksraad werd benoemd. Keiser
N%ooUuu belastte hem met de TerTaardiging
Tan een Buasisch wetboek, waarop hü het
belangrQke werk uitgaf: „Précis de notions
hifltoHques sur la reformation du corps de lois
nuses (1883)**. HQ werd in den graTonstaad
opgenomen en OTorleed te Petersburg den
2dsten Februari 1889.
Sperforten zQu zeUMaadige Tostingwer-
ken Tan bltJTenden aard en Tan gedbigen
omTang. 20 dienen hoofdaakeltik om de
middelen Tan Terkeer, zooals spoorwegen,
ririeroTergangen, bruggen, bergpassen os.,
te Terdedlgen en te zorgen, dat de T^d
hier?an geen gebruik kan maken. Ka 1871
heeft Frankrük er onderscheidene aangelegd
aan z0ne oostelijke grenzen. ZQ loopen Tan.
SPEBFOBTEN-49PETK.
669
Terdnii langt de Mbm tot mh NenfobAtean,
TOorts orer Tool tot dieht bQ Loneville. Van
het fort Pont St. Vineent langs de Moeseltot
aan Epinal is eene ongedekte lengte van
ongereer 60 Ned. mt|L Van Epinal loopt de
linie der ■perforten langs den bovenloop van
de Moeeel tot aan Bdfort en wtfders laags
de Zwitsersehe grenien tot bg Pontarlier, en
hierop volgt eindelQk naar ItaUaansohe s|jde
de linie der Alpeaforten. Achter die oosteigke
verdedigingslinie liggen de verschanste leger-
plaa^Mn van Beims, Langree, DUon-Anxonne
en Besangon.
Spermaoeti. sie Walêokoi.
Spermstosoiden noemt men in de kroid-
knnde de mannelQke bevmchtingscellen van
de meeste bedekt-bloeiende planten, voor soo-
ver by deae eene geslachtel|ke voortplanting
plaats grypt. Het süo in den regel kleine
cellen sonder celwand, die door middel van
een of meer draadvomüge plasma aitsteeksds,
aoogenoemde trilharen, sich in het water be-
wegen. Hare vereeniging met de eicellen kan
4ns alleen in eene vloeistof tot stand komen.
De ontwikkeling der spermatoioYden neemt
men veelal waar in hiertoe bestemde organen,
in de antheridi6n. In rüpen toestand treden iQ
hieruit te voorsehOn en drOven rond in het
water, totdat sQ eene eicel vinden, om sich
met deae te vereenigen. Is dit niet het geval,
dan komen sQ tot rost en sterven.
Spermogoniën noemt men in de kroid-
kande bepaalde bevmchtingsorganen bQ de
Zwammm (Fnngi), bepaaldelSk by ^AÜomy-
c§iê» en BatidSim^eeim. Het sgn betrekkelOk
kleine, .kmikvormige voorwerpen, die van bin •
nen op straalsgewQ s geplaatste myceliomdraden
een aantal kleine, ketenvormig verbondene,
staafvormige cellen, loogenaamde spermatifin,
dragen. Omtrent de verdere ontwikkeling dier
spermaüSn is nog weinig bekend. ZQ ontkie-
men en knnnen een nienw mycelinm (kiemvlies)
voortbrengen, zoodat de vroegere meening, dat
iQ mannelttke geslachtscellen s|fn, door de
nieuwste onderaoekingen niet bevertigd is.
Sperwer (De) of Astur niêtu behoort tot
de familie der Valkm (Falconidae) en tot de
orde der EoofvogéU (Raptatores). HU onder-
scheidt zich door TrQ korte, aderende vleng^
die ongeveer de helft van den staart bedekken
en waarin de vierde slagpen doorgaans de
langste is, door een afjgerond, tandvormig uit-
stee^Lsel in den krachtigen, krommen boven-
snavel en door lange, dunne pooten en teenen.
Hjl komt in bQkans geheel Europa, ook in
ons Vaderland voor, voedt sich met kleine
vogels en nestelt in de hooge sparrebosschen
van Gelderland en Noord-Brabant In het nest
vindt men gewooniyk drie of vier groenachtig
witte, bruinrood gevlekte eieren. De oude
vogel verschilt van den Jongen in kleur. BQ
beide sOn de pooten en oogen geel, ter-
wyi de washuid aan de neusgaten groenachtig
geel is. Bg de Jonge vogels z||n de rug,
vleugels en staart donker bruin, — de ha&.
borst en buik tuU met bruine vlekken, terwyl
de staart aan de onders|de 5 donkere dwars-
banden heeft. BQ de oude TOgels zQn de
bovendeelen blauwachtig gr||s, en de onder-
deelen wit met dwarsvlekken en strepen. BQ
het manneQe zQu de zOden van het lichaam
rosachtig.
Spea (De Bomeinsche godin), zie Moop,
Speesart (De), een boschrUk gebergte in
het westelOk gedeelte van Duitschland, ligt
binnen de kromming van de Main, van den
mond der Frankische Saaie en der Sinn bü
Gmttnd tot aan dien der Kinzig bQ Hanau,
en is ten noorden door de Kinzig van het
Yogelgebergte en ten noordoosten door de
Sinn van het Ehöngebergte gescheiden. ZQue
verste Tertakkingen strekken zich uit tot aan
Salmttnster, Schlttchtem en Brttckenau. Het
behoort grootendeels tot het Beiersohe district
Beneden-Franken en gedeeltelQk tot het
Pruisische district Cassel. Het Tortoont zich
als een begroeid massagebergte met afjgeronde,
zich slechts weinig boven den kam verheffende
koepels. De hoofdketen loopt van het zuiden,
tc^^over Miltenberg, over een afirtand van
76 Ned. mt|l noordwaarts tot aan de bron
der Aschatf in den omtrek van Schiachtem
en verrQst tot Mne hoogte van 460—600
Ned. eL Hier verheffen zich de Engelsberg
met een CapucQner klooster en de Gtoiersberg
(616 Ned. el hoog). De Beiersche spoorweg
kruist deze keten ten noorden van Asehaffen-
bnrg. Het gesteente is hoofdzakeiyk graniet,
gneis en glimmerlei, bedekt met roeden en
bonten zandsteen. De bevolking, omstreeks
80000 zielen tellend, bewoont er de dalen. De
onderste hellingen van den Spessart sQn be-
bouwd, de kr^en met prachtige eike- en
beukeboomen voorzien.
SpeueippuB, een Gri^sch wtfsgeer en
een zusterszoon van J^latOy werd geboren
tuBSchen 886 en 898 vóór Chr., kwam na
den dood van Plaio (847) aan het hoofd der
Académie, maar deed na verioop van 8 Jaar
wegens ziekte afttand van z||ne waardigheid,
welke nn op Xm^ówrmUê overging, en benam
zich daarop het leven. Z||ne leer komt in het
algemeen met die van zQn beroemden voor-
ganger overeen, maar w^kt er ook van af,
daar hü twee kenmerken der waarheid aan-
neemt, éen voor hetgeen gedacht en éeuTOor
hetgeen door middel der zintuigen waarge-
nomen kan worden. Ztjne tabrQke geschriften,
van welke eene naamltfst gevonden wordt bg
Dt^MMf Laërtmt^ zQn alle verloren gegaan.
Speyk (Jan Carel Josephus van), een
dapper Nederlandsch krUgsman, geboren te
Amsterdam in 1802, ontving er ^ne opleiding
In het burgerweeshuis, werd in 1820 stmr-
mansleerling, deed 8 Jaar later met goed
gevolg het examen voor adelborst, volbracht
een tocht naar Oost Indië en zag zich in 1826
bevorderd tot luitenantterzee 2de klasse. BQ
het uitbarsten der Belgische onlusten werd
hem het bevel over eene kanonneerboot op de
Schelde toevertrouwd en verwierf h|| door ^e
dapperiieid de Militaire Willemsorde. Later
wwd aOne boot bQ Antwerpen tegen den wal ge-
slagettf v^aarop het gemeen na een hevig ge-
ve<dit hem noodzaakte, zich over te geven.
Een Belgisch offider yroeg zQne papieren, en
onder Toorwendsel die te gaan halen, begaf
eoa apegle zich naar beneden, waar n|| den
brand in het kruit stak, zoodat de boot met
Triend en v^and in de lucht vloog. Een ge-
deelte van zQn igk is in de Nieuwe Kerk te
Amsterdam ter aarde besteld, alwaar tezgner
gedachtenis een gedenkteeken verrees, ver-
vaardigd door 8\^QmU.
670
8PEZZIA.— SPHmX.
SpassiA. OndfirdeieniiataiTermeUleawO
SoêOÊia of La Ambm, een arrMdlueaittit»-
hoofditad in de ItaliaaiiB^ie provtaela Geai»
en een statioa Tsn den spoorweg GenM^PiM.
ZQ is de netd van eenonderprefeetenTsnon-
dersefaeidene eonsnlaten en heeft eene groote
handels- en oorlogshaven met twee forten,
een lyeeom, een gymnasinm, erae teehnisehe
sehooly eene sohoM toot leeyaartknnde en
sehe^Mboow, eene boekerQ, een sehoawborg,
een groot marine-arsenMl, leebeden, prach-
tige TÜla's van bemiddelde Oenaeeaen, eene
aamienigke nUrerheid, een levendlgen handel
en 21 628 (als gemeente 81 566) inwoners (1881).
In 1876 yersehenen er in de haven 686 sche-
pen met eene laadruimte van nagenoeg 84(KX)
ton. Aldaar Is Batibaldi in 1862 na het on-
geval hU Aspromonte en in 1867 na den mis-
Inkten aanslag op Bome eenigen tQd op het
fort Yarignano gevangen gebonden. In den
omtrek wint men ToortreffeltPceoltivenolie,en
niet ver vandaar, bQ Yemano, groeit de ver-
maarde Cinqne-Terre-wgn, terwQl lieh ten
oosten van Spenia de boowvallen der onde
stad Lnna verheffsn.
apmacim {Pêtaa^ weleer Pitpu$a\ een eiland
aan den ingang der Qolf van Nanplia. Het
behoort tot den Grieksohen nomos Argolisen
Corinthe, heeft een steenaohtigen, niet leer
vmehtbaren bodem en telt omstreeks 7000
inwoners (1879), die b0na allen gevestigd i||n in
de evenioo genoemde hoofdplaats op de oostkust
Te voren bloeide er de handel, doeh deie is
gedurende den vrQheidsoorlog nagenoeg geheel
vernietigd.
Sphaerooooous X., lie Flonièk^
SphaeroMaalatsst. Wanneer men erae
ailveren of platinaschaal tot rood-gloeihitte
verhit en vervolgens daarop eenige waterdrop-
pels laat vallen, dan bevochtigen dese de
schaal niet, maar nemen eene a<^plat-bolTor-
nüge gedaante aan, die eerlang in beweging
komt en, londer te koken, langsamerhand
verdampt Yerw^dert men het vuur, aoodat
de schaal allengs afkoelt, dan komt er een
oogenblik, waarop sulk een droppel sich uit-
breidt, bg ontploffing uiteenbarst en plotselVk
verdampt. Dit verschQnsel, naar ign ontdekker
de „dn^pel van Lddenfrost** geheeten, is
vooral door Bomügwjf nauwkeurig ondenocht
HQ neemt aan, dat de stof in den voortrol-
leaden droppel lich in een eigenaardigen toe-
stand bevindt, en geeft hieraan den naam van
gpkamMadUtaat. Yolgens BufT wordt bQ een
hoogen warmtegraad de adhaesie aan de
schaal ado gering, dat sQ door de cohaeeie
der waterdeeltjes overwonnen wordt Yolgens
de bekende wetten der capillariteit moest als-
dan het bevochtigen ophouden en het water
den vorm van een droppel aannemen. Ifaar
als de droppel het metaal niet aanraakt, kan het
geene bevreemding wekken, dat hg slechts lang-
laam verdampt daar de droróol door een kussen
van damp gedragen wordt; die damp ontwOkt
aan de kanten van den droppel en doet dus deae
rollen over de schaal, terwQ! daarbU telkens
nieuw water van den droppel verdampt om
den kleiner wordenden droppel te dragen. Het
water wordt in dit geval enkel door de stra-
lende warmte verhit en BtmHgfiy heeft aan-
getoond, dat het ae warmtestralen schier
volkomen terugkaatst Alle lichamen kunnen
Leidenftestsche droppels vermen, maar 4e
temperstour, vraarbf luUcs plaata heeft, v«r-
schilt naar geUag van het kookpunt. BQ
water ontstaat de vorming van nik mm.
droppel, waaneer de temperatuur van het
metaal tot 171^ C. geklommen is; alkehol
slechts eene van 184^ en
van 61^ De temperatuur
den droppel is oonstant en af haakelffk
die van het metaal; water heeft ste
temperatuur van 96Vi« alkohol van 7&^/t
en aether van U^U"* C. Water van 100^ C.
in eene gloeiende schaal gegoten, koelt na
het aannemen van den dreppelforai af
tot 96^/3'' O. In een gloeienden plattaatooea
vormt een mengsel van kootsuur en aeftker
den Leideniirostschen droppel, en als men er
kvrik inbrengt, bevriest dit in den gloeieBden
kroes. Ook ep warme vloeistoffen kunnen
andere, die hf lager temperatuur koken, mdk»
rn, l^v. water op warm au nvel-
Deie eigenaardige versehQnselen dienen
tot verklaring van het Mt, dat men a||ne
bevochtigde hand eenige oogenUikkeo In ge-
sm(rften lood kan dompelen, «mder ifoh te
branden. Ook verklaart men daardoor in
sommige gevallen het springen van stoom-
ketels. Is daarin weinig water en 4n ^
ketelwanden sterk verhi^ dan ontstaat eroes
groote Leldeafrostsohe droppel, welke hg af-
koeling van den kelelwand plotseüng te
stoom verandert
Sphaeroïde, thans gewoonlQk gPipnHs
genaamd. Zie onder JBSipt.
Sphagnnm L. (Yeenmoe) is denaamvna
een phmtengeslaeht uit de ihmilie der in«#-
wèottm (Musci). Het heeft geen huik, en de
bolronde doosvrucht geen binnenmond ; hetOD-
dersch^dt ilchdoorwitachtig-groenebladereaf
die den veengrond wel eens wQd en iBd be-
dekken. Zy veranderen na het wegsterven In
veen, loodat bQ bg de vorming van dit laatste
eene belangrt|ke rol vervullen.
Spheer of M, lie OmwmiidimgtUékmmBm,
Sphüix is de naam van reusachtige steo-
nen beelden, doorgaans van graniet of porier,
met het gelaat en de buste eener vrouw,
terwgi het overig gedeelte des lichaams e|»
dat van een leeuw geigkt, die In liggende
gedaante de voorpooten uitstrekt en de aeh>
terpooten onder het igf samenvouwt Deae
fuitasklsche gewrochten zQn afkomstig uit het
Oosten, bepMlddtik uit Assyrlë (het paleis
van nimrod en het portaal van Ohorsabêd)
en vooral uit Egypte. Hier bevonden if rieh
meestal aan den ingang van tempels en ook
wel alleen. Reusachtig is een sphinx op de
begraafj^laats te Memphis, gelx>uwd door
iMaAvs {Chêpnm bQ Bm^ódOm). Deae Is 66
Ked. el lang en uit de rots gehouwen. Men
vindt er ook wel met ramskoppen en met
koppen van andere dieren. In het algemeen
bes^Mmwde men de q;>hlnxen als bewakers
der tempels en doodensteden. Qeheele lanen
van reusachtige sphinzen vormden wel eens
den toegang naar een tempel. In Griekenland
erlangde de sphinx ineer verscheidenheid van
gedaante. Had iQ ook aanvankemk het li-
chaam van een gevleugelden leeuw met het
hoofd en de borst eener maagd, later werd
iQ door de dichters en kunstenaars in dei
derliogste vormen voorgesteld, bt|v. als
SPHINX— SPIEGEL.
671
maagd met de borst, de yoeten en de klaawea
Tan een leenw, met den staart eener slang,
met de Tiengels van een yogel, of van voren
een leeuw en van achteren een measch, met
gierenklanwen en arendsvlengels, en niet
altyd liggend, maar ook in andere standen.
— Vem^ard is de J^hinx 00» TkAeny de
dochter van T^Jko» en van de slang JSoiMdM.
Zy gaf aan ieder, die haar naderde, het vol-
gende raadsel op: ^Welk schepsel loopt des
morgens op vier, des middags op twee en
des avonds op drie voeten?" en noodzaakte
ieder, die het antwoord sehaldig bleef, zich
van de rots in den afgrond te storten. OedifUi
gaf ten antwoord: De mensch, — en toen
vrierp de Sphinz zieh in de diepte. — Ook
later heeft de Sphinz hare plaats behouden
op mnnten en in de bonwkonst
Sphragistiek, zie Zegdkunde.
Sphygmograaf of fóUlMehrijver is de
naam van een werktuig, waarmede men de
beweging van de pols in de gedaante van
eene kromme l^n kan voorstellen. De uitzet-
tUig en samentrekking der slagader namelQk
werkt op een klein plaa^e, dat op een lagen
hefboomsarm drukt DeiÉe laatste sehrtjft de
beweging van den slagaderwand vergroot op
eene strook papier, die door middel van een
uurwerk regelmatig onder de punt van den
hef boomsarm wordt voortgesohoven. Men aan-
schouwt daarop de waargenomra beweging
in de gedaante van eene golvende IQn. Kent
men voorts de snelheid der papierstrook, zoo
kan men ook die van iedere polsgolf bereke-
nen. Daarenboven wordt door de kromme
lUn het klimmen en dalen der polsgolven,
hare afwisseling enz. duidelijk aangewezen,
zoodat de sphygmograaf voor een physiolo-
gisoh onderzoek uitst^end te stade komt
Spiegel (Een) is een lichaam met eene
gUdde oppervlakte, dat de lichtstralen naar
eene bepaalde wet terugkaatst. Men heeft
platte, holle en bolle spiegels, maar in het dage-
mksch leven worden bQna uitsluitend de platte
gebezigd. Daartoe dienden in de dagen der Oud-
heid ronde metalen schyven met een steel;
men had toen koperen, bronzen, zilveren
en metalen spiegels. Het gewone spiegelme-
taal is eene legeering van koper (68Vs%) en
tin (SlVsVo); dit wordt bf| het poigsten zeer
blank. Is er een weinig lood by, dan kan
meo deze legeering beter bewerken, en eene
toevoeging van 2% arsenicum levert eene
legering, die het licht sterk terugkaatst. Ook
glazen spiegels kwamen reeds vroeg in ge-
bruik; men bezigde daartoe obsidiaanachtige,
donkere, ondoorzichtige massa^s met e«Die
gladde, gepoiyste oppervlakte, welke in den
muur werden vastgemaakt Wellicht kende men
reeds in den tyd van Ariitótdêê glazen spie-
gels, aan de achterz0de belegd met lood en
tin; doch betrouwbare berichten omtrent zulke
spiegels heeft men eerst uit de 18de eeuw.
Men sneed ze in Duitsohhuid uit glazen bol-
len, die van binnen bedekt waren met eene
gesmolten legeering van loodantimonium. In
de 14de eeuw kwamen de spiegels met tin-
amalgama in gebruik. Om deze te vervaardi-
gen, breidt men op een horizontaal vlak een
blad tinfoelie uit, wat grooter dan de spiegel,
begiet het ter hoogte van Vs ^Mi* d^^ini met
kwik, hetwelk met tin een amalgama vormt,
schuift de gepoiyste gasplaat zoo over de
tinfoelie, dat haar rand steeds in het kwik
biyft, belast haar dMi met gewichten, geeft
aan de tafel, waarop óen en ander geplaatst
is, eene geringe helling, noodat het overtollig
kwik wegvloeit, en legt na verloop van een
etmaal den spiegel met het amalgama naar
boven op eene stelling, welke men allengs
meer doet hellen, zoodat de spiegel ten laatste
een verticalen stand heeft verkregen. Na 8— 20
dagen is deze bewerking a^loopen. Eene op-
pervlakte van 60 Q Ned. duim vereischt 2— 2 Vs
Ned. wichtje amalgama, uit 28% tin en 77%
kwikzilver bestaande. In den laatsten tyd ver-
vaardigt men ook vele spiegels van glas, die
aan de achter^de verzilverd worden. Dit ge-
schiedt door eene zUveroplossing op het glas met
eenereduceerende stof in aanraking te brengen;
het zilver slaat dan neer op het glas en wordt
daarna met. een vernis bedekt of galvanisch
verkoperd. Deze spiegels zyn veel goedkooper
dan de verfoeliede, maar het is moeieiyk,
op die wyze groote spiegels te vervaardigen.
Eéne vierkante Ned. el glas vereischt slechts
2Vs-4Vs Ned. wichtje zUv». Op dergeiyke
wyze maakt men ook pUitinaspiegels, en vooral
deze kunnen zich op den duur goed houden.
Omtrent de vervaardiging van het spiegelglas
raadplege men het artikel Oloi, en omtrent
de spiegelbeelden het artikel Brmmg m temg-
iaaUwg dêt Ucktstralm. — Ook het achterste
gedeelte van een schip wordt wel eens #in^2
genoemd.
SpiegeL Onder dezen naam vermelden wy:
Mendrik Lamreiugoom Sjfiegü of Sfi^lêl^ een
kernachtig Nederlandsch dichter, geboren te
Amsterdam den Uden Maart 1549. Hy was koop-
man in zyne geboortestad en verlangde geene
andere betrekking; zelft toen hy in 1589 be-
noemd werd tot raad in de admiraliteit te
Hoorn, betaalde hy liever boete dan dat hy
dit ambt aanvaardde. Het laatste gedeelte van
zyn leven sleet hy te Alkmaar en overleed
aldaar in Januari 1612. Hy behoorde tot de
opricliters der rederykerskamer : „In liefde
bloeiende*' te Amsterdam, en zyne vrye uren
bracht hy gewooniyk door op het buitentle
Meerhuizen, buiten de Utreehtsche poort aan
de Amstel gelegen. Hier vervaardigde hy
byna al zyne gedchten. In 1691 bezorgde hy
eene uitgave van de „Rymkronyk" van
Mdii Stolcê. zyn voornaamste werk is voorts:
de „Hertsspiegel", uitgegeven in 1614 en
Uter by herhaling, terwyi mdtrd^Je er in
1828 eene bewerking van leverde. Wyders
schreef Sjjn^d: «Bnygh bewerp van de rede-
kaveling ofte Nederduitschedialectike(1687)",
— „Byspraakz almanak (1608)'*. — en.Epio-
tetus' Handtboexken en Oebes^ tafereel en
tafereels kort begrip (1616)'*.
Lomtmê Fistêt vam de Sfi^d^ een uitste-
kend Nederlandsch staatsman en geleerde,
geboren te Middelburg in Januari 1787. Hy
behoorde tot een aanzieniyk geslacht, stu-
deerde en promoveerde te Leiden in de rech-
ten en werd in 1769 secretaris, later burge-
meester van Gk>es, in 1786 secretaris van de
Staten van Zeeland, in 1786 raadpensionaris
van Zeeland en in 1787 raadpensionaris van
Holland, welke betrekking hy in 1796 by de
komst van de Franschen verloor. Deze hiatstea
hielden hem een half Jaar gevangen, en ook
672
SPIEQEL-SPIEKEBOOG.
om dien tpd bleef hg tot 1798 te Woerden in
heclitenis, Teetigde tieh datrop te Uselstdn
en Tertrok in het diuop volgende Jaar, om*
dat hQ lieh in het Yaderland niet meer TOilig
gevoelde, op nitnoodiging van den Erf|[irina
▼an Oranje, later Koning WUUm J, naar
Lingen. wer ontwierp hQ eene nieowe eon-
ftitatie, geschoeid op de leest van de artikelen
der Unie van Utrecht, maar gemlTerd van
de groote gehreken van laatstgenoemde. ZQne
gesondhdd had inmiddels veel geleden, soodat
hü in 1800 te Lingen OTcrleed. Tan s||ne ge-
schriften vermelden wy: „Verhandeling over
den oorq»rong en de historie der vaderlandsehe
rechten, inaonderheid van Holland en Zeeland
(1769)'*, — „Yerhandeling over de opkomst,
het gesag en den ondergang der alonde hooge
of grafeltlke vierschaar in Zeeland (in de
Werken van het Zeeawsch genootschap)'*. —
„Gedachten over het samenstel onaer heden-
daagsche bnrgerigke rechtsgeleerdheid (1777)**,
— „Historie van de Satisfactie, waarmede de
stad Ch>es en het eiland van Zoid-Beveland
zich begeven hebben onder het stadhonderschap
van Prins WiUem van Oraqje (1777)*', —
„Missive aan een heer in Zeeland over de
militaire satisikctie binnen dese provincie
(1777)**, — „Algemeene kundigheden voor den
gemeenen man van rechten betrekkelQk tot
den landbouw en de landlieden**, — „Zeelands
Orongkalmanak (1777—1791, 16 dln)**, —
„Ontwerpen van de Unie van Utrecht bene-
vens eene IQst van ongedrukte stukken tot de
historie van dezelve Unie betrekkeigk (1778)**,
— „Bundel van onuitgegeven stukken, die-
nende tot opheldering der vaderlandsche his-
torie en van den regeeringsvorm, en voorna-
meltk der historie van de Unie van Utrecht
(1710—1782, 2 dln)**, — „Brief van een heer
in Holland, geschreven aan een heer van de
regeering in Zeeland, betreffende de pro me-
morie dienende tot onderzoek, hoedüiig het
staatsrecht zQ van Zeeland omtrent de militaire
Jurisdictie (1788)**, — „Nadenking van eenen
staatsman wegens z||n ministerie van Holland
(1800)**, — „Schets der regeerknnde in betrek-
king tot haar oogmerken en middelen, 1
Februari 1786 (1801)**, — „Over armoede en
bedelarQ (1805)**, — en „Brieven en negoti-
atiën (8 stukken)*', welke laatste 8 Jaar na
zQn dood zonder medeweten van zQne weduwe
en kinderen werden gedrukt.
Friêdriek SpUffd. een verdiensteigk beoefe-
naar der Oostersche letterkunde, geboren te
Kissingen den Uden Juni 1820. HQ wtfdde
zich te Erlangen, Leipzig en Bonn aan de
studie der Indische talen, doorsnuffelde in
1842—1847 de boekerQen te Kopenhagen,
Londen en Oxford en werd in 1849 hoog-
leeraar in het Oostersch te Erlangen. Door
zQne uitgave van den „Kammav&kya (1841)**,
en van de „Anecdota Palica (1846)** bevor-
derde hQ de studie der P^liletterknnde in
Duitschland. Daarenboven leverde hQ eene
„Chrestomathia Persica (1845)** en de eerste
„Qrammatik der Pftrsisprache (1861)'*, —
voorts eene uitgave der „Avesta** met eene i
Duitsche vertaling. Ven zQne overige geschrif-
ten noemen wQ: „Die Alezandersage beiden
Orientalen (1851)'*, — „Zur Interpretation des
Yendldad (1868)**, — „Einleitung in die tra-
ditionellen Schriften der Parsen (1856—1860,
2 dln)'*, — „Die attpmisehMi KelHBsehrif^
im Grundtezt, mit üebeimotaung, Gvammadk
und Glossar (1861)*', — r,^B^rfLn, das Lssd
zwischen Indns nnd T^gria (1868)**, —
Kommentar ttber das Avesta (1865—1868, S
dln)**, — „(ïrammatik der AlttMktrischeB
Spfadie (1867)**, — en voonü: „ErftniMk
Alterthumskunde (1871— 1878, dl 1—8)". Ook
leverde hü eene: „Yergleieliende Grainntafft
der alteranischen Spraohen (19S2}^.
Spiegelberg (Otto), een I>idtBe]i geneei-
knndige, geboren den 9den Janiutri 1890 te
Peine in Hannover, studeerde aan het OoDe-
ginm te Brunsw0k, daarna te (Mttingen «i
was hier vele Jaren assistent ^an SiéèM Tm
1863 vestigde hg er zich ala privaatdoeent ei
ondernam eene wetenschappelUke reis aiir
Londen, Edinburgh en Dablln. Hif lewerie
onderscheidene verloskundig^ geaebriAen es
en onder deze een voortreffeiyk : „Lehibiek
des Qeburtshilft) (1861)**. In 1881 werd H
hoogleeraar te Freiburg, in 1864 te KSsigt-
berg en in 1865 te Breslan. Hier atiehtte 4
met Cfredé het: „Archiv tür Oyn£kologie**,
waarvan onder zQue medewerking 17 deetei
zQn in het licht zQn verschenen, schreef e»
uitgebreid: „Lehrbuch der (jtebortahilfè (1878)**
en bewerkte van dit laatste een tweeden dr^
toen hg den lOden Augustos 1881 overteed.
Spiegelaextant en SpiegelteleaooQP,
zie onder Sextamt en Tdetooop.
Spieker (Christian Wllhelm), oen m-
dienstelQk Protestantsoh godgeleerde, gobofea
den 7den April 1780 te Brandenlmig aas de
Havel, studeerde te Halle, werd er ia 1^
leeraar aan het paedagogium, in 1806 veld-
prediker en na den slag bg Jena privaatdooest
te Dessau. Hier vervaardigde b0 eenige ge-
schriften voor de Jeugd, zooals: ^Die glück-
Uchen Kinder (1808, 4 dln)" en „Vster
HeUwig und seinen Kindem (1808—1810, i
dln)**. In 1808 vertrok hQ naar Berign en in
1809 zag hg zich benoemd tot diaooni» f^
professor in de godgeleerdheid te Frankfort
aan de Oder. In 1818 en 1814 vergezelde hS
met vaderlandsche geestdrift als geeetolfke
de landweer van Kurmarken, werd ia 1818
superintendent en eerste predikant te ^^^'
fort aan de Oder en overleed aldaar dai
lOden Mei 1868. HQ schreef: „(JescUdite
Luthers und der durch ihm bewirkten Kirchen-
verbesserung in Deutschland (1818)**, — »^*
chen- und Beformationsgeschichte der mn
Brandenburg (1889, 4 dln)**, — „DarsteflMg»»
aus dem I^ben des GeneralsuperintendeBtei.
Brecdus (1846)*', — „GJeschichte der W>r
mation in Deutschland, bis zur BeUgi(^
«eden zu Augsburg (1847)**, — „(JeschioKe
des Augsburger ReUgionsflrieden vom J. 1^
(1846)**, — „Lebensgeschichte von ^<^
Musculus (1868)**, — voorts de voortreffelge
stichtelOke werken: „Morgenandachten (»«e
druk, 1869)**, — „Abendandachten (^ö*?»»
1862)**, — „Andachtsbuch fttr gebiW^^
Christen (10de druk, 1877)*', — n^^Jf^
Abendmahl (7de druk, 1868)**, — «»»™^
Stunden der Andacht (7de druk, 1668)". ^^
heeft hg vele leerredenen en eene „Oe0<;^icfir9
der Stadt Frankfort (1868)** in het licw ge-
geven. , -^
Spiekeroog, een Oost-Priesch Noorf^
eiland, ligt ten oosten van Langeroog en «>
^
ei3
1,1
ik
li
et:
1^1
1 ^^^Z^ lÈÏ
o =■ .S :^ a § « ft
ftT3 *-
m j: ^ a ^ -^ ? ^
h H^h * & 5 3
Sj^ . fti;" . §^
p^ '» *:: g o ^ ^ Pm ^
.»* m V a :ï a Si
P & lid t S-bd £ i_
SPIEKEROOG-SPIEBS.
67a
wetten tsb Waageroog, behoort tot het ar-
roadissemenl Aorich nui de Pnilaliohe pro-
▼inoie HannoTer en heeft slechts 180 lawoners
(1880), maar wordt des aomers beioeht door
6- of 700 hadgasten. Men begeeft sich met
een leilsehip Tan Neoharlingersihl of met eene
stoomboot Tan Geestemttnde derwaarts.
Syiélliagen (Friedrioh), een uitstekend
romansehrgrer, geboren te Magdebnrg den
248ten Febmari 1829, sleet sVne Jeogd te
Stralsnnd en geroeide lioh Tooral te hnisaan
de Oostseekost en op het eiland Bflgen. HQ
Btodeerde te Bonn, Berlfln en Oreiféwald,
was eenigen tfjd hnisonderwtfaer bQ eene
manaienl|)ke fiunüie en vertrok in 1866 naar
Lelpzig, om sieh aldaar te Testigen als pri-
yaatdocent. W^dra echter bepaalde hy sich
by eene TrQe beoefening der letteren, schreef
oritisehe essays, faUer in züne „Gemisehte
Schriften** bQeengeyoegdfbenerensnitmnntende
vertalingen van werken van JSmênomj Boêooê^
MiehêUt enz. en lererde Toorts eene reeks
▼aa o<»spronkel||ke geschriften, aooals: de
noveUe „Clara Vere (1867; 6de drok 1872)**,
— de beTallige idylle ,»A.nf der Dflne (1868;
6de dmk, 1872)**, — en lOn roman „Proble-
matische Naturen (1860, 4 dln; 4de drok,
1871)** met het verTolg; ^Doroh Nacht snm
Lieht (1861, 4 dln)**. In 1869 yerhnisde h«
van Leipiig naar Hannover, waar hQ sich
met de redactie Tan het fenillleton der „2M-
tong fOr Norddentschland** belastte, vestigde
ilch in 1862 te BerU|n, vanwaar hQ reiaen
volbracht naar Zwitserland, Italifi, Engeland,
Parus ens., redigeerde er korten tfd het
„Dentsche Wochensohrift** en het „Sonntags-
blatt** van Dunokêr^ alsmede van 1878 af TFm-
iermamu „Monatsheften**, hield hier en daar
voorlesingen en schreef den roman: „Die
Ton Hohenstein (1863, 4 dln; 6de drok, 1886)**.
gevolgd door de romans: „In Beih* nndGltod
(1866, 6 dln; 4de drok, 1876)'*, — „AU-
leit voran! (1872, 8 dia; 6de drok, 1877)**, —
„Hammer nnd Ambosi (1868, 6dln;2dedmk,
1884)**, — „Was die Schwalbe sang (1872,
2 dln; 3de drak, 1872)**, — „Stnrmflat (1876,
3 dln; 6de drok, 1883)*', ~ „Das Skelett im
Hanse**, -< „Von Neapel bis Syrakns, Beiseskis-
len**, — „Platt Land**, - „Qai8isana(1880)**,
— „Angela (1881, 2 dln)**, — „ühlenhans
(1884, 2 dln)**, — en „Was wiU das werden?
(1886)'*. Dok schreef hQ voor het tooneel:
„Hans nnd Grete (1876)**, — en „Liebe fttr
liebe (1876)**. Zgne romans werden onder
den titol : „(ïesammelte Werke'* meer dMi eens
gesamenigk uitgegeven. Dok vermelden wt)
nog van hem. „BeitrXge sar Theorie nnd
Technik des Romans (1883)**.
Spieren zUn organen, die de deelen des
liehaams in bewegfig brengen. Men onder-
scheidt se in willekeurige en organische spie-
ren. De eerste van dese sQn aan den wil
onderworpen; bQ hebben een buik en althans
2 uiteinden, nameltik éen of meer koofdêm en
4en of meer aanhêeJUiHffm, Men geeft den
nasm van hoofd aan de verbinding met het
vaste punt en dien van aanhechting aan de
verbinding met het bewegeigke punt Het begin
en het einde der spieren bestaat uit veiel- of
bindweeftel en wordt mm genoemd, — de
bolk daarentegen uit dwars gesleept spier-
weefsel en draagt in het dagelUksch leven
XIII.
den naam van vUetck. Behalve aan de wille*
keurige spieren vindt men ook aan het hart
dwars gestreepte spierbundels. Organische spie-
rea vindt men aan de ingewanden, die eene
dgene, van den wil onaf hankeigke beweging
beaitten, looals aan de darmen,^ de maag,
den slokdarm en de blaas. De spieren van den
mensch sQn afgebeeld op nevensgaande plaat.
Spiering (Salmos. Osmems eperlanus L,) is
de naam van een visch uit de ftimilie der Zalm*
aokti^m (Salmonidi) en alaoo uit de orde der
We^cmmiiffê». HQ is doorgaans IVs tot 2Ned.
pahn lang, betrekkeiyk ranker, maar dikker
van kop dan de salm en heeft eene vóór de
bovenkaak uitstekende onderkaak. In verge-
Iflking met den salm is sQne mgvin verder
naar achteren geplaatst, BQne aarsvin langer,
züne staartvin dieper gevorkt, terwQl «{jne
schubben grooter, maar leer dun ^n. De
tanden op de tong en het ploegbeen s|fn
dik en betrekkeltfk lang. Het klenwvUes telt
3, de rugvin 11, de aarsvin 16 tot 17 stralen.
Zj|n lichaam is fraai zilverwit met groene
en blauwe tinten. Men vindt dit viscWe in
de Noord- en Znidersee, de Oostaee en de
Witte Zee, alsmede in de Zweedsche Meren.
In Maart en April trekt het de rivieren op,
om kuit de' schieten. Spieringen worden in ons
Vaderland des winters bj| menigte gevangen,
gekookt of gebakken gegioten en vormen een
belanffrtfk handelsartikel.
Spiers iSpeier of Spêwer^ de hoofdstad
van het Beiersche district PAüs en eene voor-
malige vrQe Bgksstad, aan de RUn en aan den
mond van de Speierbach gelegen en tevens
aan den spoorweg van Schiflérstadt naar
Straatsburg, welke er een sütak uitzendt naar
Heidelberg, is de zetel van het districtsbestuur,
van een R. Katholieken bisschop met een
domkapittel, van een Evangelisch consistorie,
van eenige rechtbanken enz. Er zyn breede^
maar onregelmatig aangelegde hoofdstraten, en
in weerwil van de oudheid der stad vindt
men er weinig antieke gebouwen. Het merk-
waardigste van deze is de keurig gerestau-
reerde Dom, verrezen onder Koem'aad II de
SaUër (1030) en voltooid onder Hendrik V
(1061), die er in 1064 de Afrakapél btf-
voegde. HQ is in rondboogsttl van zandsteen-
blokken opgetrokken, heeft eene lengte van
163 en in de dwarsbeuk eene breedte van
60 Ned. el en prQkt met 4 torens. Men heeft
er de praalgaven van acht Duitsche Kei-
zers en van andere vorstelQke personen. In-
wendig is hQ versierd met prachtige fresoo*8,
geschilderd door Sokitcmiól/pk (1844—1864),
en in het voorportaal (de Keizershal) zQu de
standbeelden van genoemde acht Keizers ge-
plaatst, vervaardigd dooor Fêrnkom en 2>m-
^rtdb. De krypt is door zware, lage zuilen
ondersteund, en men heeft voorts in den Dom
vele oudheden. Nadat hg in 1169 en 1289
veel door de vlammen geleden had, werd
hV den 6den Mei 1640 door een zwaren brand
geteisterd, maar binnen 18 maanden her-
steld. Grooter verwoesting evenwel werd er
veroorzaakt door de Franschen den Sisten
Mei 1689: toen werden de westelQke drie
torens en een groot gedeelte van het tempel-
gebouw eene prooi der vlammen, — zeUb de
graven der Keizers werden opengescheurd en
hun gebeente verstrooid. Eerst in de jaren
43
«74
SPlEaS-SPUKEBS.
1772—1784 werd de Dom weder opgebouwd,
maar reeds in 1794 al weder door de Fraaachen
▼emield en in een hooimagaathi henchiq)en.
Nadat Koning Maximüiaam I dat gebouw had
doen herstellen, werd het den 19dea Mei 1882
ingewyd, terwgi in 1861 ook de westelQke
torens herreien. Tot de antieke gebouwen be-
hooren er nog; het Altp(hrtel, reeds in 1246
▼ermeld en thans een stadstoren met een uur-
werk, en de oyerbiyibelen van een oud bad en
▼an een aloud KeiserlOk paleis. Men heeft er
▼oorts nog 2 B. Katholieke en 2 ËTaagelische
kerken, een klooster van Dominicaner nonnen
met eene school, een flliaalklooster van de
lusteis van den AllerheiUgsten Verlosser, een
lyceum, een gymnasium, een reaalgymnaaium,
een stedelQk museum, eene sohool voor ttou-
weigke handwerken, eene hoogere burgerschool
voor meines, een priesterseminarium, eene
kweekschool van onderwQiers en andere in-
richtingen van onderwQs, bencTens een bota-
nischen tuin, eene sterrenwacht, een weesliuis,
een hospitaal, onderscheidene fobrieken, wQn-
en tebaksbouw, handel en scheepTaart Men
telt er ruim 16 000 inwoners (1886), van welken
omstreeks de helft den Protestantachen gods-
dienst belQdt — Spiers is het Bomeinsche Au-
guita NêmetfÊim otNêmeioêy éene der oudste ste-
den aan de Byn. In den t^d der Galliërs heette
het Noviomagui en sedert de 7de eeuw Spwa.
Omstreeks het Jaar SO vóór Chr. werd deie
stad door de Bomeinen ingenomen en ver-
sterkt. Meermalen werd atf tegen het einde
der dde eeuw door de Alemannen verwoest,
doch door de Keizers OonttatU^ en JMliamu
weder opgebouwd, maar had in de 6de eeuw
veel te IQden van de aanvallen der Hunnen
en Wandalen. In de 6de eeuw kwam de stad
in handen der Franken; siQ verviel in 848
aan het Oost-Frankische Btfk, en in 1146 was
er een KoningkigkeburchtgraAf gevestigd. Dit
ambt ging toen over op den bisschop, maar
in het b^^in der 13de eeuw eigende de stad
het zich weder toe, en dit gaf aanleiding tot
hevige twisten met de bisschoppen. Nadat
Mendrik V haar eene constitutie gegeven had,
die in 1198 bekrachtigd werd door PiU%M»
«a» ackwchm^y klom Spiers in de Idde eeuw
op tot den rang van vrye BDksstad en telde
in de 14de eeuw omstreeks 80000 inwoners.
Vooral was deae stad vermaard wegens het
BOkskamergericht, dat er met korte tussehen-
poozen van 1618 tot 1689 gevestigd was. In
1626 en 1629 werden er BOksdagen gehouden,
en by den Vrede van Spiers (1644) deed het
Huis Sahébwrg afetand van sQue rechten op de
Kroon van Denemarken en Noorwegen. In den
Dertig jarigen Oorlog werd de stad (1682—1686)
by afwisseling door de Zweden, de Keiier-
lyken en de Franschen ingenomen. Bjj capi-
tulatie viel zy in 1688 weder in de handen
der Franschen, doch deze moesten haar in
1689 ontruimen. Vooraf echter werden er
de vestingwerken gesloopt en zy zelve aan
de vlammen prys gegeven, en na dien tyd
kwam zy niet weder tot haren voormaligen
bloei. Van 1801—1814 was zy de hoofdstad
van het Fransche departement Donnersberg,
maar werd in 1816 aan Beieren toegevoegd.
Spiesglans, zie AnHmonimm.
Spiesglansboter (antimoniumchloride) is
eene verbinding van antimonium (zie aldaar)
met Moor en heeft tot formvle SbCl,. Ito
verkrygt dien door antimoiiliiiBoiyde of swi-
velantimontnm in zoutmur op te lossoa esde
oplossing uit te dampen, waana eene Uobt-
looae, kristaliyiie, op boter geigkende nam
achterbiyft. Deze is zeer btftmd en lost op ia
alkohol, en eene oplossingr daarvan is ia de
geneeskunde bekend als l^f^ior «ÜNkDeapieB^
glaasboter dient voorts tot het broineeresvu
yaeren voorwerpen ens.
Spieaa (Christiaa Heinrioli), een vrseht-
baar sehry ver, vooral van ridder-, roover- a
spookromaas, geboren te Freiberg in Sskaei
in 1766, was eenigen ttfd tooaeéispeler o
overleed alsopdchterophetkaateelfiesdJekaa
ia Bohemen den 17den Angiutea 1199. Aia-
vankeiyk schreef hy tooneeiatukkeQ en latar
romans. Sommige van deae, aooals: «Mr-
münnchen**, — „Die zwölf aohlafendea Juf-
ftaaen", ^ „Der Löwenrltter" enz., gdm
getuigenis vaa veel talent
Spijker (Hendrik Jan), een verdieaitaqjk
godgeleerde, geboren te Amaterdam deolalai
November 1802, werd wegens ^n nitam-
tenden aanleg door menachenTiiendeo ii de
gelegenhdd gesteld, zich voor te bereto
voor de academische lessen, atadeerdeespn-
moveerde te Leiden in de theologie, werd ii
1826 predikant te Piershil, in 1829 te Wtir
dingsveen, in 1831 te Dordreeht en hi 18S7
te Amsterdam, zag zich in 1862 benoend M
administrateur voor de zaken der Harrorade
en andere Eerediensten (behalve de B. Katho-
lieke) te *s(}ravenhage, verwisselde deae be-
trekking in 1868, by het herstel van ket
departement van Hervormden EeredieoatjOet
die van secretaris-generaal en overleed das
8sten Maart 1870. Hy leverde eene vertattag
van de „Qeschiedenis der Christeiyke gods-
dienst en Kerk (1827^1880)** van Iftt^f
alsmede eene uitgiave van „Het leven ea be-
dryf van den heere lCichieldeBa7ter(1886-
1847, 6 dln)" vaa BraiuUj en schreef: ^^
redenen (1841)", — „Ontwwp van gefevideert
algemeen reglement voor het bestnsr der
Hervormde Kerk (1848)", — „Tiroetal «e-
morien van toelichting behooreade bt de fluh
tasie en werkeiykheid vaa dr. NicolaaaBeeti
(1862)", — „Tiental nagelatene leerfedenea
(1871)", — „Conceptreglemrat op het b^
der Kerkeiyke goederen en fondsen der £^
vormde gemeenten in Nederland ea het toe-
zicht daarop (1870)", — „De ovenetttagj»
de Brieven aan de Bomeinen, CorintW»»
(Maten enz. (1866)", ^ en een aantal s«»'
deriyke leerredenen en verhandelingea*^
Spijkers of nagèU zyn metalea, do^^
yzeren pinnen, die in den regel JPj*"^
worden om losse stukken hout met ^"f*^
te verbinden. Hen heeft irotte «> '«^2
kers; de eerste worden van 1"** "*^L!S
zeer kleine koppen, de laatsten ^^^J^
yzer met platte of kantige koppen g««°^
Voorts heeft men klinknagels tot ^J^
tigen vaa yzerwerk. In den Jongsten tpa ^
vooral de van hard yzer ▼«▼aardigde «^
nagela in zwang gnomen, welkein«nr^
zonder boorgat in het hout kan ^^^^T^
zy wegens hunne betrekkeiykedaob^^^
rolronden vorm niet licht schearen ^^^l|^
staan. Sommige soorten vaa >P9k^|fXk-
eigenaardige namen, zooals zoldernageUt "^
SPINNEN EN ]
17. Lan^geamdi
(Phrn
14. Krompootlge
krabbespin (Thomisas
vatias).
22. Glomeris
4. ScbarlakenroQde marginata.
aardmijt ( Trombidium
holosericeam).
20. Mijtschorpioen (Solpaga araneoidea).
8. Hooiwagen (Phalangiam opilio).
15. Steenbewonende
zakspin (DrasBua
lapidicola).
9. Vogelspin
«j)y<.*)i.'ik%*rvt*
26. Kaapsche klan
24. Electxisohe duizendpool
21. Gewone millioenpoot (Jnlaa terrestria). 19. Oblainm trombidioides.
Geïllustreerde Encyolopaedie. 2de druk.
IZENDPOOTEK
rager (Peripatus capensia).
ophilaa electricus).
2. a, b. Onvolwassen
1. Getande ^vormen van den
tongworm ^«^^^J^'^-^^^^^-
(Pentastomum (PeSfastomum
denticulatum). taenioides).
26. Schilddragende
duizendpoot (Scntigera
13. Oxyopea ramoans. coleoptrata).
16. Gewone kmisspin
(Epeïra diademata).
Bij de artikelen: Spinachtige dieren en duizendpooteu.
SPIJKERS— SPINDLER.
()T5
iiAgelB, latnagels, Itfstoagels, heele en haWe
schotsptlken, latspykere, spomisgelB ens.
Spijs vertering (digestio) is eene wer-
king van het dierlOk lichaam, waarby de
voedende en niet voedende bestanddeelen der
apys yan elkander worden gescheiden en de
eerste in dien toestand geraken, dat se nit
het darmkanaal in het bloed knnnen overgaan.
De spQs wordt namelijk in den mond klein
gemaakt (gemalen) en met speeksel vermengd,
daarop ingeslikt en komt dan door den slok-
darm en den maagmond in de maag. Het
aetmeel onzer voedingsstoffen gaat door de
werkinff van het speeksel der mondholte en,
wanneer dit niet volledig heeft plaats gehad,
later door het bnikspeeksel in oplosbare sniker
over. De eiwithoudende stoflén worden ver-
teerd in de maag en gaan onder den invloed
van het daarin voorhanden zanr en van de
pepsine in oplosbare peptenen over. Van de
maag komt dé spysbrQ in den twaalfvingerl-
gen darm en aldaar in aanraking met de gal
en het alvleeschsap, die gedeeltelQk het vet
van de spysbrQ tot eene emnlsie maken en het
gedeelteiyk oplossen. De voedende sptfsbestand-
deelen zQn door de werking der spOsverterings-
vochten in oplosbare stoffen omgezet en wor-
den nn in den dunnen darm van de niet
voedende gescheiden, daar zU door de opslor-
pende of chjlvaten der damen worden op-
genomen. Door de chjlvaten bereikt dat voe-
dingsvocht de borstbais en door deze in de
linker okselader het bloed. Behalve de 8 hoofd-
bestanddeelen, eiwitstof, vet en zetmeel of
sniker, zQn ook anorganUohe stoffen noodig
voor de voeding, vooral water, kenkenaoaten
phosphorznre zouten.
Spil is in het algemeen de naam van eene
as, om welke iets draait, en meer in het
bijzonder van een werktuig, op schepen in
gebruik en vooral dienende om het anker
te lichten, om te verhalen en om zware lasten
te verplaatsen. Men onderscheidt de gangtpU
met eene vertikale rol van de hrctadipU met
eene horizonüde. Zie onder BracuUpU en
Spinaohtige dieren (Arachnoïdea) is de
naam eener klasse van Odede ditre» (Artl-
culata), welke zich van de andere 8 klassen
(Schaaldieren, Duizendpooten en Insecten)
onderscheidt door het gemis van sprieten. De
kop dezer dieren is met het borststuk tot een
kopborststuk vereenigd, voorzien van enkel-
voudige oogen, die in aantid en plaatsing
bg de verschillende soorten verschillen. Het
getal pooten is bQ volwassen dieren acht, en
de vorm der klauwtjes aan de laatste geleding
der tars zeer merkwaardig. Het achterlQf is
doorgaans grooter dan het kopborststuk, ge-
woonlijk met eene weeke, lederachtige huid
bekleed en btj enkele fiuniliön van spinwerk-
taigen voorzien. De monddeelen dezer dieren
itjn verschillend gevormd; bQ de meer ontwik-
kelde soorten vindt men eerst 2 kaaksprieten,
elk met een scherpen giftand gewapend, en
een paar kaken, ieder met een taster voorzien.
By minder ontwikkelde geslachten ziet men
deze monddeelen vervangen door een somttfds
geleden, in- en uitschuifbaren zuiger, waarin
2 steekborstels verborgen«|)n, dieaende om het
deel, waaraan deze dieren willen zuigen, te
verwonden. Ook de ademhaling is bQ de
XIII.
spinachtige dieren zeer verschillend. De lucht
stroomt door alle in Inchtgaten binnen, maar
wordt by sommige opjg^omen in longen, be-
staande uit zeer dunne, op elkander liggende
blaacUes, en wordt bg andere door luchtbuizen
door het geheele lichaam geleid. Alleen bQ de
meest ontwikkelde vormen heeft men een
hart. De geslachten zQn nagenoeg bQ aUe
soorten gescheiden. De vronweigke dieren
leggen eieren. Alle spinachtige dieren verwis-
selen gedurende hun leven eenige malen van
huid. De meeste soorten leven op het land,
doch enkele in het water, en bQna alle voeden
zich met de aappen van andere dieren. Tot de
spinaohtige dieren rekent men de eigenigke
spinneo, de schorpioenen, de teken, de hooi-
wagens, de bastaardschorpioenen en demQten.
Onderscheidene soorten van spinachtige dieren
zQn afgebeeld op nevengaande plaat. Zie voorts
onder SpimiieH.
Spinazie (Spinacia X.) is de naam van
een plantengeslacht uit de fiamilie der Cheno-
podiaeeèn. Algemeen bekend is de gewme tpi-
natie (8. oleracea X.), eene smakeigke groente,
die 80—90 Ned. duim hoog wordt, met af-
wisselende, langgesteelde, pgivormige of lang-
werpig-eironde bladeren (zie bggaande figuur
die in a een tak voorstelt op Voeder natuur-
lijke grootte en in h eene vrucht op 5-vondlge
Spinazie.
grootte). Deze plant behoort in. het Oosten
(Klein-Azië) te huis, is, naar men meent, door
de Mooren overgebracht naar Spanje en wordt
in een aantal verscheidenheden — vooral als
soMMT- en als tPM^fpMiadtf— gekweekt —Al-
iijddmnnde sj^magiê is Bnmex Patientia, — en
memo-ZêiUmdêehé tpimadê Tetragonia ezpaasa,
doch deze beide gewassen behooren niet],tot
het geslacht Sjpinaeia,
Spindler (Karl), een verdienstelijk roman-
schrijver, geboren te Breslau den 16den Oe-
676
SP1NDLEE-8P1NNEN.
tober 1796, ODtving iQne opleiding te Stnata-
borg, maar liet de rechtsgeleerde stadiën varen,
nadat hy sich door de vlucht aan den Fran-
Bchen krQgBdienflt onttrokken had. Eerst werd
btf tooneelspeler, maar maakte lich weldra
syn nitstekend verhalerstalent ten natte, om
sSb Bchry ver op te treden. Achter volgens woonde
hy te Hanao, Stattgart, Mflnchen en Baden-
Baden en overleed te Bad-Freiersbaoh den
12den Jali 1866. Van lyne tahryke werken,
onder welke sich ook leer goede hnmoristi-
Bche romans bevinden, in 1864—1866 in 96
en in 1876—1877 in 14 deelen uitgegeven,
zyn de volgende de beste ; „Der Bastard (1826,
3 dln)", — „Der Jade (1867, 4 dln)", —
„Der Jesuit (1829, 8 dln)", — en „Der Invalide
(1881, 6 dln)*\ Dese romans, in onderschei-
dene talen vertaald, onderscheiden sich door
cïonceptie, karakterteekening en situatiebe-
schryving en geven getuigenis van den hoogen
rang van S/mdUr als romanschryver. Ook
verscheen in 1828 onder xyne redactie de
„Damesieitung" en van 1830 tot 1849 het
laarboekje: „Vergissmeinnicht**.
Spinél is de naam van eene delMof. Men
vindt het gewooniyk in kleine, regelmatige luis-
tallen, veelal in octaëdersofvaakintweelingt-
kristailen en seer dikwyis in kristalgmis en
korrels. Spinél is meestal rood, maar ook
wel bruin, groen of zwart. Het rood gaat
by verhitting over in groen en wordt dan
kleurloos, maar na het afkoelen wederom
rood. De lichtgekleurde spinélsoorten lyn
doorsichtig, de donkere doorschynend tot on-
(loordchtig, en alle glasglanzend. De hard-
heid ia 8,6, het soorteiyk gewicht 8,6—4,1.
Rood, doonichtig (edel) spinel is een magne-
siumaluminaat (MgAlj04), waarschyniyk ge-
kleurd door een weinig chromium. Zyne
blauwe verscheidenheid bevat tot 2,6% yier,
het grasgroen chlorospinél 6—10% yzer met
eenig koperozjde als kleurend bestanddeel,
terwyi zwart spinél samengesteld is volgens
de formule Mg(Fe)Alt(Fei)04. Edel spinél
vindt men in de secundaire lagen in Ceylon,
Oostindië en Australië; blauw spinél te
Aker in Sodermanland , chlorospinél in chlo-
rietlei te Slatoust ; pleonast in siücaatgeeteen-
ten en kalksoorten in Zuid-Tyrol, by den
Vesuvius, op Ceylon enz. Ponceauroode
variëteiten van spinél hebben omstreeks de
halve waarde van diamanten van dergeiyke
grootte. Donkerrood spinélkomtookalsrobyn-
Bpinél, licht rosenrood als Balasrobyn, paars
als almandynspinél en geelachtig rood als
rnbicél in den handel. Laatstgenoemde 8
poorten hebben echter op verre na de waarde
niet van edel spinéL Bloedrood spinél wordt
nok wel goutte de sang geheeten, en pleo-
nasten worden in den rouw gedragen.
SpiBnen (Het) dient om door het ineen-
draaien van een aantal korte vezels een draad
van willekeorige lengte te maken. Men beaigt
tot grondstof gewooniyk vezels van vlas,
hennep, katoen of wol. Het spinnen van vlaa
iteschiedde oorspronkeiyk uit de hand, nadat
het vlas op een spinrokken was bevestigd.
Later bezigde men het spinnewiel, dat ook
nu nog op het platte land van (Gelderland en
Overysel door zyn gezellig snorren de winter-
•avonden verlevendigt Het groote rad van het
spinnewiel wordt met den voet in beweging
gebraeht en dit doet door middel van ees i
zonder eind den klos snel omdraaien, i
de handige spinster den geiyiuBatiigoii
draad laai heoigiyden. Zoowel voor de T
als voor de vlassiAnnery heelt men f
kunstige machines .«itgedacht, waarmede mea
veel spoediger en goedkoopet langs werictaife-
lyken weg dien handenarbeid vervmngea kas.
Om het gehekeld vlas tot garen te apinBea,
worden door de machines de Tolgende be-
werldngen volbracht: het maken van eeiiTii
of band van onderling evenwydige, recht nÜ-
gestrekte vesels, als grondslag vaa dea toe-
komstlgen draad, — het verdubbelea ea ait-
rekken van znlke banden, om ze tevorHiam
en de vezels geiykmatig te verdeelen, — het
voorspinnen, waarby de uitgestrekte baad
nog dunner uitgetrokken en tevena fiaaw
ineengedraaid wordt, — en het ÜJoapiaaeB
of ineendraaien van het voorspinnel tot garen.
Dit laatste geschiedt op verschillende wgwa.
het voorspinsel wordt tnssehen twee baUcea
(pers) naar de spillen geleid, die sich wml de
pers verwyderen, en daarna sluit aleh de
pers, waarby dus de draden worden ai^ge-
rekt (Jenny machine). By de oylindennaehiae
zyn de balken door rollen vervangen, die
het garen dan alleen laten doorgaan, waaneer
sy lich bewegen, maar het by stUatand vaet-
houden. Nog beter werken de rekiollen, na-
meiyk onderscheidene paren cylinden net
toenemende omwentelingssnelbeid, aoodat het
garen langzamerhand sterker wordt aüge-
rekt (mnlemachine). Al deze machines spls-
nen en staan stil by afwisseling. De water-
machine (drosselstuhl) daarentegen weriit
onafj^broken; hare spillen zyn vooraien van
qioelen, en de draad, die den spoel tot zieh
moet trekken, wordt hierby aan eene aaamer-
keiyke uittrekking onderworpen. Men split
op de watermachine slechts vaste draden nit
limge veaels. Eindeiyk vermelden wy den
self-actor, die by zyn regelmatigen gang aUe
bewerkingen zonder bystand van mensehea
volbrengt. Wie omtrent dit belangryk onder-
werp meer verlangt te weten, dan wy met
het oog op het bestek van dit werk aragen
mededeelen, raadplege de „Technologie der
GlespinstftMem (1876—1876, 8 dln)" van GtnOe.
Het handspinnewiel was reeds by de oadate
volken, by de oude Chineezen en 1^ de oode
Egyptenaren in gebruik, en bestond nit een
rad hetwelk met de rechter hand gedraaid
werd, terwyi men met de linker de vesds
tot draden vereenigde. In 1680 werd door
den steenhouwer en beel/lsnyder Jokamm Jwr-
gtm het reeds beschreven spinnewi^ uitge-
vonden. In 1738 kwam Jokm Wyati tot de
uitvinding van een werktuig met achter eikair
gelegen en met ongeiyke snelheid omwente-
lende roUenparen. In 1742 was zulk eeae
machine met 260 spillen te Birmingham in
werking; zy werd door 10 meisjes bediend
en door 2 ezels gedreven, maar voldeed niet
aan de verwachting. In 1707 echter vervaar-
digde Jtmm Margrwüe eeae andere machine,
waaraan hy ter eere van zyne dochter den
naam gaf van tpimmmg Jemmf, welke zy ook
nu nog voert, en verbeterde haar zoodanig,
dat weldra éen mei^ie voldoende was om 80
tot 120 spillen te bedienen. De werklieden
echter, daarover vertoornd, vemMden zyne
SPINNEN— SPINOZA.
677
toestoUaiiy en de genitle aitvinder, naar Not-
tln^ham geTloebt en ook déar yervolgd, ein-
d^^e er s0n leven In een werkhuis. Omstreekfl
dien tyd legde ook Siekatd ArkwriglU lioh
toe op de verbetering der spinmachines. Door
ji.therMom ondersteund, vestigde hQ lieh te
Nottingham en voltooide alduir B||n spinraam
(npinnlng frame). Zyne machine was eene
▼ereenlg^ng van de cyllnders van W^att met
de Tlengelspil van het gewone voetspinnewiel
en werd door water In beweging gebracht ;
het daarmede gesponnen katoenen garen ver-
kreeg dientengevolge den naam van water
twist. In 1775 vervaardigde voorts Oromptony
een wever te Bolton, den mnle- Jenny, eene
vereeniging der rekeylinders van WytOt met
de spllmolens der Jennymaohine. Dit werk-
tuig werd aanvankelOk met de hand in bewe-
ging gebracht, maar in 1792 vond JFÜliam
KèUp te Glasgow een werktuig uit, dat een
kind In staat stelde, 2 dergelOke machines,
te lamen met 600 tot 800 klossen, in bewe-
ging te houden. In de machinale vlasspinnery
heeft inzonderheid OWa/td in FrankrQk tus-
Bchen de Jaren 1810 en 1818 groote verbete-
ringen aangebracht, doch dese droegen eerst
overvloedige vruchten, toen sf| in 1870 op
Engelschen bodem werden overgeplant
Si>innen (De) vormen eene orde uit de
klasse der Spinaekti^ dieren (zie aldaar).
Zg hebben kaaksprieten met een doorboor-
den klauw, waarin zich de uitloosingsbuls
. van een gif blaasje bevindt De voortplantiogs-
werktuigen zQu by de mannetjes in de tas-
ters aan den kop geplaatst; het achteriy f heeft
geene ringen. Is met eene meestal zachte
huid bedekt en hangt door een klein steelse
samen met het kopborststuk. Nooit hebben zt),
meer dan 4 luchtgaten, gewooniyk slechts 2
en de ademhaling geschiedt door longen, bV
enkele door Inchtbuizen. Het gif van slechts
weinige soorten schQnt voor den mensch na-
deelig te wezen, hoewel men beweert, dat
de beet van de CuraQaosche oranjespin doode-
igk is. De meeste spinnen hebben spinklieren,
die een vocht afwheiden, dat in de lucht aan-
stonds verhardt, zoodat daarvan spindraden
gevormd kunnen worden. Daartoe wordt het
vocht door verbazend Qjne buikjes geleid,
welke op de spintepeltles zQn geplaatst Dit
spinsel dient tot het bedekken der eieren en
hg vele soorten tot het vervaardigen van
webben en trechters. Vaak wordt het In zoo
groote hoeveelheid afgescheiden, dat het, In
de lacht zwevende, onderden naam van hertet-
draden zich aan alle voorwerpen vasthecht
Van de merkwaardigste soorten van spinnen
(lie de plaat, gevoegd by het artikel SpinaehHffe
dieren) noemen wQ: ée^ootevoffd-ot batckepin
(Mygale avicularia), zie onder Mygdle» —De
hrmiepiti (Epeira diadema), die by ons de
lanen van tuinen en bosschen met hare stevige
draden verspert. Haar web Is radvormig, en
zg plaatst zich dikwyis in het middenpunt
daarvan. Zy kan lang vasten, maar heeft in
de heldere, stille Augustusdagen gewooniyk
een overvloed van voedsel, dure eieren, ten
getale van meer dan 800, plaatst zy in een
cocon van geel spinsel, en de Jongen komen
tal Mei te voorschyn. — De gewone hmetjpim
(Tegenaria domestica), die een horizontaal
web spant In de hoeken der kamers, welk
web van onderen eindigt In een cyündervor-
migen trechter, waarin zy zich verschuilt —
De waterspin (Argyroneta aquatica), die In
stilstaande wateren leeft, goed zwemt en
onder water eene klok van waterdicht, wit
weelbel vervaardigt, welke zy met lucht vult
om daarin baar cocon met eieren te bewaren. —
De heidespin (Dolomedes mirablUis), die In
Augustus van spinsel een koepelvormig ge-
welf vervaardigt van de grootte eener vuist,
waarin zy haar eierzak aan draden ophangt. —
De xakspin (Lycosa saccata), die haar cocon
met eieren onder den balk draagt en ze niet
laat rooven zonder dapperen weerstand te
bieden. — De taraniula (Lycosa tarantula)
van 8pa^J« en Italië, van welke men ten on-
rechte verhaalt, dat haar beet den mensch
in danswoede ontPteekt, — de hrahspin (Tho-
misus), die evenals de krabben altyd scheef
loopt, — en de springspin (Salticus), die hare
prooi behoedzaam nadert om ze eindeiyk met
een sprong te bemachtigen.
Spinners, zie Vlinders.
Spinnewebben worden door de spinnen
vervaardigd om daarmede hare eieren te
bedekken of door sommige om er hare prooi
in te vangen. Zie voorts onder Spinnen.
Spinnewebvlies, zie Mertenen.
Spinola (Ambrosio), marchese de lat Sal-
hazetf een uitstekend Spaansch generaal, ge-
boren in 1571 te Qenua, onderscheidde zich
sedert 1599 by herhaling in dienst van Koning
PkUipt IIlYtkn Spanje en ondersteunde meteen
korps van 9 000 man oude Italiaansche en Spaan-
sche troepen, naar de wyze der middeneeuw-
sche condottiéri, den aartshertog Albert van
Oostenrijk by de belegering van Ostende (1602—
1604). Daarop zag hy zich benoemd tot lui-
tenant'generaal en bevelhebber van alle Spaan-
sche troepen in de Nederlanden, zoodat hy
zich sedert 1605 in Vlaanderen tegenover Prins
Mamrits bevond, doch zonder eenig voordeel te
behalen. In 1620 werd hy door Spanje ter on-
dersteuning van Keizer Ferdinand II tegen de
Protestantsche Ryksvorsten in het veld gezon-
den, drong in Augustus aan het hoofd van
28000 man door in de P&lz en veroverde er
onderscheidene steden, maar moest in 1621,
tegen het einde van het Twaalfjarig Bestan «i
zich weder naar de Nederlanden begeven, om
er Mamrits het hoofd te bieden. Verzwakt door
het verlies der meerendeels zieke ItaliaansehH
troepen, kon hy den oorlog, in weerwil van
de verovering van Gnlik, slechts flauw door-
zetten en eerst in den zomer van 1624 een
aanvang maken met de belegering van Breda,
welke vesting hy den 2den Juli 1625 innam.
Intnsschen had zyne gezondheid door de on-
gemakken van den veldtocht zooveel geleden,
dat hy het opperbevel moest nederleggen. In
1629 evenwel trad hy nogmaals op als veld-
heer en wél in Italië, waar hy in den stryd
om de nalatenschap van den Markgraaf van
Mantua de Franschen uit Montferrat verdreef
en hen in Casale omsingelde. Deze talent-
volle krygsman ondervond talryke bezwaren
van de ^de van het Spaansche Hof en over-
leed te Castelnuovo dl Scrinla den 256ten Sep-
tember 1680.
Spinoza (Bamch of Benedlctns), elgeniyk
d'Etpinota, een beroemd wysgeer, geboren
den 24sten November 1682 te Amsterdam, wafi
678
8PIN0ZA.
de talg van een Portogeeaeh-lBraSUetlioli ge-
flUoht en werd opgeleid tot rabbtln. Wegens
sgne vTyiinnige gevoelens op godsdienstig ge-
bied nit de gemeente getNuinen, verliet hy
Amsterdam en vestigde sicbnseenigomswer-
ven te 's Gnvenbage, waar by in ^n onder-
bond voorsag door bet geven van onderwas
en door bet slQpen van optiscbe glasen.I>aar
by bovenal sOne onafbankeiykbeid op prys
stelde, wees by loowel een boogleeraarsambt
te Heidelberg als eene bem door syn vriend
Sitium de Vriêt toegedacbte erfenis van de
band en overleed in armoede, ongebnwd en
Bonder dat syne tydgenooten in bem den
later aoo gevierden wysgeer lagen, den Sisten
Febmarl 1677 aan longtering. Men is met
de geleideiyke ontwikkeling zyner denkbeel-
den weinig bekend. Vooneker bad aoowel
bet bestndeeren van den TtUmnd als bet leien
der gescbriften van Dêêeartu daarop groeten
invloed. Zyn eerste werk was eene sobets
der beginselen van DêtoarUê volgens eene
geometriscbe metbode. Daarop volgde syn
„Tractatns tbeologioopoliticns (1670)'* londer
naam. Zyn hoofdwerk: „Ethica", in vroe-
geren tyd in boofdtrekken in het Neder-
landacb opgesteld als eene verhandeling: «Van
Ood en den mensch" en later door dr. oo»
VUfUm teruggevonden, werd eerst na syn
dood door syn vriend, den geneesheer Lodê-
wigk MayêTy in het licht gegeven. Twee onvol-
tooide geschriften uit syne nalatenschap, bet
„Traotatns'" en „De intellectns emendatione"
veerden er aan toegevoegd. Zyne wereldbe-
roemde „Ethica" staat met betrekking tot den
vorm tegenover de werken van Dmmt^, daar
dese eene analytische en SpiMta eene syntbe-
thische methode volgt. Hy betreedt bierby
den wiskundigen weg en soekt daarlangs
syne stellingen tot onomstooteiyke waarheden
te verheflfen. Spinota knoopt wel is waar syne
wysbegeerte aan die van Dstoartst vast, maar
alleen om dese in vorm en inbond te vernie-
tigen. Zy is bet hierin met bare voorgangster
eens, dat de geest, wiens weaen in bet den-
ken, en de stof, wier wesen in de uitgebreid-
heid bestaat, qualitatief onderscheiden syn,
daar de eerste sonder uitgebreidheid en de
tweede sonder denken kan gedacht worden.
Spinoxa echter ontkent, dat dit onderscheid
eene tegenstelling van selfstandigbeden (dua-
lismus) is, maar beschouwt beide als ver-
schillende attributen van dezelfde selfiitandig-
beld (monismus). Daar nameiyk uit het denk-
beeld van zelAtandigheid, dat wil zeggen van
een veezen, hetwelk de oorzaak van zich zelf
is (causa sul), volgt, dat er slechts eene enkele
kan zyn, zoo kunnen geest en stof (de twee
zelfttandigheden van Dêsoartes) zelve geene
zelfbtandigheden wezen, zoodat zy attributen
der ware en eenige zelfstaodlgbeid moeten
i^n. Deze laatste, die als zoodanig moet be-
staan en uit haren aard oneindig is, noemt
by Qod (Deus), — datgene wat het verstand
(intellectns) als haar wezen (essentia) erkent,
noemt hy „attribuut", terwyi de zelüBtandigbeid
zelve uit oneindig vele attributen bestaat, van
welke ieder eene richting van haar oneindig
wezen aanduidt Twee van deze attributen
zyn : denken en uitgebreidheid (door Deêcartee
het wezen van den geest en van de stof ge-
noemd en als tegenstellingen aangemerkt).
Met betrekking tot bet eerste Tertoo&t skb
de zelfttandigbeid aan ons verstand als hei
oneindig denkende (de wereld des geeitM)
en met betrekking tot de tweede mis bet on-
eindig uitgebeelde (als de onnietel0ke atoffp-
lyke wereld). Beide syn, daar balten God
geene zeUbtandigbeid bestaat, als melfstamiig-
beid identiscb. Het oneindige (dos onbepaalde)
denken splitst ziob naar syn inhoud ia tal-
loose denkbeelden (ideeën). De oneindige (das
onbegrmisde) mimte is door begrenzing in de
mimte verdeeld in tallooie stofmaaaa*» (li-
chamen), die van elkander onderscheiden, ■«ar
in reéksgewyse aanraking zyn. Spimata he-
schouwt se als wysen (modi), als affeetiiBn der
■eUbtandigbeid, — de ideeCn voor soover de
■eUbtandigheid onder bet attribmit vaa het
denken, de lichamen voorsoover s|| onder
bet attribuut der uitgebreidheid worden voor-
gesteld. Daar belde attributen met betrekkinf
tot de selfMandigbeid identiseh s0n, maar het
oneindig denken de som bevat van alle aten-
deriyke denkbepalingen, de oneindige stof de
som van alle begraisde stoldeelen (Ikha-
men), zoo moeten zy ook beide in Inmne
volgreeks onderling (met betrekking tot de
Bobstantie) identiseh zyn, loodat er tnasehes
de (ideale) wetten in het ryk der licha-
men geen stryd kan wezen. Daarop boairt
Spimota niet alleen de stelling, dat nit het
oneindig weaen van God (als natura natncsss)
bet on^dige op eindeloos verschillende w0aQa
(als natura natnrata), voortvloeit, maar ook
deze, dat de opvolging en de verbinding der
ideeën (de ideale wereldorde) en die der
reeksen (de reëele wereldorde) éene en de-
zelfde moet wezen, hetwelk by uitdrakt ia
de woorden : „orde et connezlo ideamm idem
est ac ordo et oonnexio rerum". Een gevolg
van de eerste stelling is, dat het geheel d^
daden van God (het gebied der versohynselenX
zoowel wat haren aard als wat baar onder-
ling verband betreft, als onveranderlfik, als
van eeuwigdeld vaststaande moet worden be-
schouwd, als gegrond in de eeuwige, onveraa-
deriyke natnnr van God. Een gevolg van de
tweede is, dat de zedeiyke wetten ia het
ryk des geestes niet verschillen van de weik-
tuigeiyke wetten in het ryk der stof, dat
alaoo de wet der oorzakeiykheid, die dever-
schynselen der natuur beheerscht, desgeiyks
de verschynselen op het gebied des geestes
bepaalt Bestaat in de stoffeiyke wereld geene
werking zonder oorzaak, zoo is op bet ge-
bied des geestes geen besluit van den wil
mogeiyk zonder daartoe leidend motief wee-
halve er geene werking zonder oorzaak en dns
geene indeterministische vryheid van wil be-
staat De geesteiyke en lichameiyke ver-
schynselen, iia openbaringen der al-éene zelf-
standigheid, syn evenmin het werk eener
voorzienigheid, daar de zelfstandigheid als
zoodanig verstand noch wil bezit, zoodat
er van een wereldplan of van eene keus
tusschen verschillende wereldplannea geen
sprake kan zyn, als van een blind nood-
lot, daar de zelfetandigheid oorzaak is van
zich zelve en niet afhankeiyk van eene
buiten haar aanwedge macht De aard en
volgorde der verschynselen zyn niet door
doelbeoogende, maar enkel door werkende
oorzaken bepaald; zy zyn noch goed noch
8PIN0ZA— SPIRAEA.
679
kipraad, maar alleen noodzakeiyk. Als loo-
daalcr iB de wereld noch de bwte, noch de
Bleehtate onder de mogelt|ke werelden^ maar
d.e eenig mogeiyke. Door het kennen Tan dese
onTeranderl0ke wereldorde ondenwheldt aich
de w0ae Tan den dwaas. Terwtfl laatstge-
noemde Tan den loop der dingen de Torrnl-
ling zQner wensohen Terwacht of het tegen-
deel vreest, gcToelt eerstgemelde, dat die
loop der dingen onafhankelijk Tan deie wen-
schen onTcranderltfk Taststaat en dos geene
hoop of Trees mag Terwekken. De wfigee-
rige kennis bestaat daarin, dat men de dingen
op dergeigke wflae beschoiTwt als God aeli;
nameiak iedere byaonderheid (denkbeeld,
lichaam, gebeurtenis) in Torband met en als
deel van het oneindig geheel. De wtfsgeerige
gemoedsgesteldheid is eensdeels gelegen in be-
rusting in het onTcrmydeiyke en andersdeels
in de liefde tot God, welke nit het besef Tan
de oorspronkeiyke goddeiykheid Tan den loop
der dingen Toortrloeit Daar loowel de öene
ala de andere een weten, namelQk de kennis
▼an het metaphysisoh weien der wereld (als
ontwikkeling Tan God) onderstelt, aoo Tormt
(de pantheïstische of liCTer akosmistische) me-
taphysica den grondslag der aedekonde Tan
Spinoza. Zoowel wegens dit echt wQsgeerig
resultaat lUs wegens den mimen blik Tan
Sfiiuua op het heelal als organisch geheel
heeft zyne wQsbegeerte, die aanTankeiyk in
Nederland slechts een kleinen kring Tan
aanhangers beiat, eene eeuw later bewon-
deraars gCTonden in beroemde mannen,
Booals Leuwg^ Jaoobi^ Herder en Göthê^
en naTolgers in Fiehte, SehelUng en Hegtl.
Tot opheldering z0ner leer is inzonderheid iflne
briefwisseling Tan belang. Zyne geaameniyke
werken sOn oitgegeTen door Pamlut (1802, 2
dln), door Chritrer (18S0), door Bruder (1843—
1846, 8 dln) en door dr. J. tkm VloUm (1862), die
ook eene leTensbeschrUTing Tan Spimoza xuigui.
Een gedenkteeken ter eere Tan desen wQsgeer
is den Idden September 1880 te ^sGraTcn-
hage onthuld.
Spint, zie Mout,
Spion of bespieder noemt men een bezol-
digd persoon, die op kondschap uitgaat aan-
gaande de positie, de bewegingen, de toerus-
tingen en de plannen Tan een Tyandeiyk
leger. Ook wordt h0 wel eens uitgezonden
om aan den Tfjand misleidende berichten te
brengen. Een op de daad betrapte spion wordt
gewooniyk terstond met den dood gestraft.
Spira (Johannes de) of vam Spiert was
frainchOniyk de eerste Duitsche boekdrukker,
die na de TeroTering Tan Mainz in 1462 deze
stad Terliet om elders de boekdrukkunst be-
kend te maken. Hy Testigde zich te Venetië,
en tot de eerste door hem gedrukte werken
behooren: de „Epistolae" Tan (Hetro en de
„Hiatoria natnralis (1469)" Tan PlMtu, Eene
door hem geloTerde uitgaTO Tan Tdwtmê is het
eerste boek, waarin de bladzyden met Arabische
ettfers zyn aangewezen. Hy oTorleed te VenetiS
in 1474, en daarna kwam zyn broeder IPm-
(Mm iê 8pra aan het hoofd der drukkery.
Spiraal (De) is eene Tlakke kromme lyn,
die lich Tolgens eene bepaalde wet om een
nat punt slinigert en zich met een onbepaald
saotal omgangen meer en meer daarTan Ter-
wQdert. De eeuTOudigste spiraal is die Tan
Arekimêdêty eigeniyk door Qmon aangewezen,
terwyi eerstgenoemde daanran de eigenschap-
pen onderzocht. Zy ontstaat, wanneer eene
rechte lyn met eenparige hoeksnelheid om
haar éene uiteinde draait en zich tOTcns
een punt, uitgaande Tan dat uiteinde, met
eenparige snelheid beweegt langs die lyn. De
weg door dat punt afgelegd, is de spiraal.
De gedaante der spiraal Torschilt naargelang
Tan de betrekkeiyke snelheden Tan het punt
en Tan de iyn. BehalTe deze heeft men
onderscheidene andere spiralen, nameiyk de
parahoUêohej èlUptitohef hfptrbolUéhê en loga-
riihmueke spiralen, wier eigenschappen door
de BermnUU't, Deteartês en anderen zyn
nagegaan. DaarenbOTen heeft men spiraal-
lynen in de ruimte, zooals de tekroeflijn of
eene spiraal op een cylinderTlak, welke met
al de beschryTcnde lynen geiyke hoeken
maakt, — de looBodromisoke Zt>, zich OTer
het opperTlak Tan een bol slingerend en ge-
lyke hoeken makend met al de meridianen,
terwyi hare projectie op den aequator eene
logarithmische spbaal Tormt, — de Jeêffdoor-
miffê tpintaly op de opperTlakte Tan een kegel
beischrisTen enz.
Spiraalvaten, zie Vatm.
Spiraea X. is de naam Tan een planten-
geidaoht uit de familie der BoêoeeSm. Het
omTat heesters en kruiden met geTinde of
gaTe bladeren en met doorgaans duideiyke,
Bomtyds mislukte steunblaadjes , met bloemen
die tot eindstandige aren, trossen of byschermen
Spiraea Reevesiana.
Toreenigd zyn, en met Tcelzadige doosTruch-
ten. Van de soorten noemen wy 8, ülmaria L.
IgnUmbaairdy zie aldaar), — 8. FUipendula X.
(knolworteiige spiraea), wier wortels uit eirond-
langwerpige knollen bestaan, — 8. Molieifolia X.
(wllgbladige spiraea) met langwerpige, ge-
MO
SPIBAEA— SPIRITISMUS.
nagde, onbeburde blmderoo, welke Me
■ooftMi ook in ons Vaderiand te yinden sQn, —
en 8. Rêi9u%ana LimdL, eene Araaie sierplant
in 1824 door J^MMf nit China naar Engeland
gebracht Van eene ▼erscbeidenheid Tan deie
geren wQ hierby eene afbeelding op Vtdeder
natnnrlQke grootte.
Spirdingmeer is de naam van een meer
in bet Pruisische district Qombinnen, ten
noorden yan Jobannisbnrg. Het heeft met
i0ne vertakkingen eene nitgebreidheid van
mim 2 Q geogr. mgi, ligt 117 Ned. el boven
de oppervlakte der zee, ontlast syn water
door de Pissek naar de Narew, is diep en
▼isehrttk en omvat een viertal eilanden. Op
éen van deae verheft xich het voormalige fort
Lyek.
SpiritiBmus is de naam van een in den Jong-
sten tDd bO velen op nienw ontwaakt geloof, dat
de geesten der afgestorvenen niet alleen voort-
bestaan, maar dat men met hen ook aeer ge-
makkelijk gemeenschap kan oefenen. Zulk
eene onmidMl||ke gemeenschap eohter is vol-
gens hen alleen mogeigk voor eenige weinige
uitverkorenen (media), die in staat sQn, aan
de geesten eene soort van nevelachtig li-
chaam te verleenen, zoodat sQ met de zin-
tnigen knnnen worden waargenomen. Volgens
deze theorie is des menschen geest, hoewel
op zich aelven onstoffelijk, reeds in het lichaam
met eene aetherische vloeistof, den pmritprU^
verbonden, doch kan daarmede ook gedurende
het leven tOdelUk het lichaam verlaten en
zich elders vertoonen. Van die vloeistof
nn bezitten de media eene groote hoeveelheid,
waarvan z|j aan de in de ruimte zwevende
geesten zooveel kunnen afttaan, dat deze zich
gedurende korten ttjd aan de stervelingen
knnnen openbaren. Hunne verschijningen heb-
ben dan ook plaats in het donker met de
geheele gedaante of als lichtgevende handen
of blinkende aangezichten, zoodat die ^ne
lichtgestalten, zelfs dan, wanneer z0 voor
het oog onmerkbaar zOn, sporen achterlaten
op eene photograpbische plaat Het photogra-
pheeren van geesten is in Amerika een alge-
meen en winstgevend bedrijf, dat nog wei-
nig benadeeld is door het feit, dat deze of
gene van die photographisten de grove be-
driegerQ voor de rechtbank beleed, zooals
Bnguet in 1875 te Parijs. Eene andere w||ze
van openbaring geschiedt door middel van
muziek of ook door mechanische werking,
waarop men volgens eene aangewezen methode
het verkeer met de geesten tot stand brengt
De antwoorden worden door tikken of klop-
pen met de pooten van eene tafel of van een
ander stuk huisraad gegeven of ook wel door
middel van den psychograaf, een schryftoestel,
waarop het medium zQne hand plaatst, welke
alsdan door den geest bestuurd wordt. In
plaats daarvan bezigt het medium Slade eene
lei, onder de tafel of achter den rug gehou-
den. Ieder medium heeft doorgaans eene eigen-
aardige wtjze van werken; men heeft name-
lijk klopmedia, schryfmedia enz. De spiri-
tisten erkennen algemeen, dat de antwoorden
der geesten vaak zeer onnoozel en ook wel
eens spotachtig z|jn, maar beweren tevens,
dat er ook domme, foutenmakende en boos-
aardige geesten ztfn. Andere verrichtingen der
geesten ztjn: het opheffen van meubels en
van andere zware voorwerpen en bei w-
plaataen van deze (zie TafÊliam9\ hel zweren
der media en dergeiyke vertoonla^en, wmacta
vooral het medium Mome eene groote bedre-
venheid aan den dag legde. Om
proeven te doen gelukken, worden aekere i
waarden gesteld, b|jv.: de aaawezigmi ep c
zitting (s&noe, Boii^) moeten door <
aanraking der handen eene keten TomMo, ons,
zooels men beweert, eene ophooping Tmn die
vloeistof voort te brengen, welke tot ~ ~
liebamen der geesten dient Zoodoende i
zQ het medium ondersteunen, dat naden door
bet aiMaan van z|ja perisprit in een tneotaed
van volslagene uitputting zon germken. Der-
gelijke proeven moeten doorgaans in bet deaker
geschieden, omdat het licht de beUebaoBiBg
der geesten belet Natnuriyk geeft snik
duisternis de beste gelegenheid tot
en bedrog, zooals een^ jaren geleden te
Arnhem bleek, waar een leeraar in de BStnir-
kunde door middel van eene electiisoke vonk
op een gegeven teeken plotseiijk een belder
licht in die donkerh^d deed ontbranden, wnarkQ
de gro£rte bedriegerQ aan den dag kwam. Oo^
zeUh dergelijke voorvallen z|jn niet in staat, bet
vertrouwen der spiritistiscbe enthooaiaaton te
schokken.
Omtrent de geschiedenis van hetaiMlinmai
vermelden wQ het volgende: het ia ont
nit de mystieke droomer|jen van
godsdienstige secten in Amerika. De (
rox te HydesvUle by New Torfc halben ds
klopgeesten ontdekt in 1848, en omstreeks
dien tyd verspreidde zich heinde en ver de
dwaasheid van den tafeldans. Daardoor er-
langde het spiritismus in de Nieuwe Wereld
vele aanhangers, die een genootschap vovrnden
en aan hunne gevoelens door tydsohrifleii en
brochures ingang zochten te versehaffea. Men
meent, dat hunne vereeniging millioeaen
leden telde, — *t geen eeht^ onmogelQk met
juistheid is te bepalen. Zooveel echter is
zeker, dat de hoogere standen het spiritisBins
ongemeen begunstigden als een redmiddel bfj
de hand over hand toenemende materfalisti-
sche en socialistische leerstellingen. Tot <le
spiritistiscbe schryvers in Amerika beho(ffdea
vooral Andrea* Jadaon DavUy Eiektêt JBd-
mimdtj de hoogleeraar Mare, Owm enz. In
Europa koesterde men aanvankeiyk eeaig
wantrouwen , en slechts enkele medüi, aooala
Mome, hielden zittingen voor aristocmtiselie
kringen in de groote steden. Door AUam
Kardee te Parys erlangde het spiritismos den
stempel der toovery, — door baron Gülim
tiM>9 dien van neerdmantie, daar hy in zyne
„Positive Pneumatologie" een groot aaatal
brieven van afgestorvenen openbaar maakte,
— en door Hcmumg te Beriyn dien van spot-
zieke grappenmakery. In den laatsten t^d
hebben zich in Engeland uitstekende natnar-
kundigen, zooals WaUaoe en Otookeg^ ahi ver-
dedigers van het spiritismns opgeworpen en
velen tot hunne gevoelens overgehaald. Ia
Duitschland zyn deigeiyke leerstellhigen ver-
spreid door den Bussischen staatsraad ^ÜbMfaNBy
bijgestaan door den letterkundige waUg^ die
er het spiritistisch tydsehHft: „PsyeÜsche
Studiën (1874 enz.)" hebben gesticht Ook
Ptrty heeft zich in zyn boek: „Daa jetaine
Spiritualismus (1877)" by hen aangesloten. In
SPIRITISMUS-SPIT.
681
ons Vftderland heeft sich, om niet teipr^en
▼aa iiiMiiien als vam JUrwmrdêm^ Moêe^ OamUr
Vinekmr ens., vooral de mjoor Rêvn» als
een Overig oadenoekar van het ipiritisnuis
en ais een gdoovig ipiritist doen kennen, en
^ne gevoelens wofden door velen gedeeld.
Het eehVnt echter, dat daarhtf het geloof in
de mogelOkheid van nilk eene gemeenschap
met de geesten van afgestorvenen eene voor-
waarde iSy sonder welke de spiritistisohe
proeven niet willen gelukken. Zonder solk
een tafelvenettend geloof willen de tafels niet
I dansen, — dit althuis wordt door vele onge-
I loovigen venekerd, die dikw01s moeite heb-
i ben aangewend, om aich van de werkelQkheid
van dat verBchOneel te overtuigen. De ipiri-
I tistlsehe geeitdrUt, die eenige Jaren geleden
I algemeen heersehte, is troowens in onze dagen
I niet weinig afi^oeld, en een later oadersoefc
I aal dan ook wel leeren, of men de oorsaak
der breed uitgemeten spiritistiseheveraehOnfle-
len in bedrog van anderen, in selAniBleiding
of in nog onbekende krachten der natuur
moet soeken. In ons Vaderland heeft de
emeritus predikaat 8, J*. W. Boorda van
JBjftimga onderscheidene geschriften over spiri-
tismus geleverd, terwül hfj de redactie van
bet spiritistisch tydschrift: .De bigde bood-
schap" met onvennoeiden IJver voortset Voorts
verschenen aldasr: „Op de grensen van twee
Werelden**, geredigeerd door mevrouw JRim
vam CaUaty — ,ySpiritiBche Bladen**, uitgegeven
door het genootschap „ Veritas** te Amsterdam,
— „Het eeuwige leven'*, geredigeerd door
P. Muêi en A. A. W. Soüamdy en het: „Spi-
ritualistisch Wec^kblad*', uitgegeven door de
Spiritualistische Vereeniging te Middelburg.
Van de buifeenlandsche ttfdschriften op dat
gebied vermelden w0 in Belgi6:„LeMoniteur
spfarite**, — „Bevue beige des soiences pej-
chologiques**, — „Le Messager'*, — en „De
Rots**, — in Dnitschlaud: „Psychische Stu-
diën**, — „Spiritualistische Blfttter**, — Jiicht,
mehr Licht'*, — „Sphinx**, — en „Weltanschau-
ung auf monistlscher Grundlage**, — en in
Engeland: „The Spiritualist**.
Spiritualiamus noemt men hetmetaphj-
sisoh-psyehologiseh begrip, dat *s moraehen siel
sis een sulver geestelQk of geheel onstoffelijk
wesen beschouwt De wfjsgeerige stelsels, die
Qod als een geest en den mensch als een
sedelDk wesen voorstellen, huldigen het spi-
ritualismus. Zoowel het pantheltomus als het
materialismus is derhalve met het spiritualis-
mus in str^d.
Spiritus is een Latynsch woord, hetwelk
het waaien van den wind of den ademtocht,
en alsoo het inwendige leven (den geest)
heteekent, — voorts al wat Ai» i dun vloeibaar
en vluchtig is, wat prikkelend en levenwek-
kend op het lidiaam werkt, alzoo ook het
vluchtig bestanddeel van den wQn (wtJngeest),
slsmede van verschillende andere stoffen, in
de apotheek onder den naam van spiritus
bekend, sooals spiritus vini rectiflcatus (7
doelen alkohol en 8 doelen water), spiritus
setherens (Hoffknaan*s droppeto), spiritus nitri
duleis (soeten salpelergeest) ens. — In de
Grieksehe spraakkunst is tpiintus atpêr en lemê
eene sterke of zwakke sanblasing, insonder-
heid van klinkers. — Gewoonlük evenwel
geeft men den naam van «jnrt^tw aan min of
meer sulveren alkohol, uit suikerhoudende
vloeistoffen door gisting en destillatie verkre-
gen. Te voren was de spiritnsbereiding hoofd-
sakeiyk brandewUnstokeril; maar thans soekt
men een destillaat te verkregen, dat meer
alkohol bevat Men bereidt spiritus van grsan,
nameldk van rogge, tarwe, gerst, maYsenrQst
Men vormt van het verbryseld graan met
mout en warm water een deeg, om door
middel vsn de in het mout aanwezige diastase
het zetmeel van het graan om te zetten in
suiker, waarna men éen en ander snel af-
koelt en in kuipen en met gist laat gisten.
Drie dagen daarna is het mengsel gereed.
Bezigt men aardappelen, dan worden deze
door middel van stoom gekookt, tin ge-
maakten met mout en water vennengd, om
evenals btf de granen het zetmeel om te zetten.
Op dergelQke wQze bereidt men suikerhoudende
vloeistoffen van hout, mos enz. Suikerwortelen,
Sorghum en meloenen leveren voorts eene
suikerhoudende vloeistof, welke men terstond
aan het gisten kan brengen. Ook wordt veel
spiritus uit wQn verkregen. Het mengsel, dat
wit hierboven gereed noemden, wordt dsarop
gedestilleerd en de alkoholdamp vervolgens
door afkoeling weder gecondenseerd, waarbj}
eene alkohol^e vloeistof achterblQft. Destil-
leert (rectificeert) men den altyd water hon-
denden alkohol nogmaahi, dan erlangt men
nog zuiverder alkohol. Thans evenwel gebruikt
men een samengestelden toestel (van PwfortM,
iSSMMfif, QMi enz.), die reeds bQ de eerste
destillatie den alkohol grootendeels van het
wat« scheidt en een zeer sterken spiritus
oplevert By de gisting ontstaat nevens alko-
hol en koolzuur ook foeselolie, die bQ de
destillatie en rectiflcatie wel grootendeels,
msar niet geheel en al van den spiritus ge-
scheiden wordt. Om haar weg te nemen, be*
handelt men den spiritus met houts-, tuif- of
iMcnderenkool, die de foeselolie absorbeert,
of met chloorkalk, zwavelzuur en azOnzuur,
om de kwaiykriekende foeselolie in welrie-
kende esters te veranderen. Men verkr^gt
gewoonlOk van 100 Ned. poud gerst 44,64,
— van zooveel tarwe 49,22, — van zooveel
rogge 45,80, — van zooveel aardappelen
18^2 Ned. kan spiritus van 50° Tr. Zie vooris
onder Aïkohol.
Spirometer (De) of ademmêUr is een door
MmtMnêim uitgedachte toestel, dienende om
de hoeveelheid lucht te bepalen, welke btf
de ademhaling in de longen opgenomen wordt
Hfl bestaat uit een van boven open blikken
bi^ waarin een van onder open, iets kleiner
blikken cylinder is geplsatst De geheele toe-
stel wordt met water gevuld; door eene
buis blaast men de lucht uit de longen in
laatstgenoemden cjlinder, waaruit het water
wordt weggedrukt naarmate er de hoeveelheid
ingeblazen lucht vermeerdert Deze hoeveel'
beid kan men op eene schaal aflezen. Opdat
de cylinder niet worde opgeheven, bezwasrt
men dien met eenig gewicht Men kan dasr-
mede onderzoeken, of de hoeveelheid ingea-
demde lacht op den duur ook vermindert,
wsaruit men tot eene ziekelijke asndoening
der longen nsoet besluiten.
Spit (lumbago) is de naam van eene zon-
deriinge ziekte, welke nog alt0d op eene
volkomene verklaring wacht ZQ bestaat in
688
SPIT— SPITSMUIZEN.
eene plotaelioge pOn in de lendespieren, ge-
wooniyk in de linkenQde, Tergeield van ge-
deelteiSke machtelooBheid. Sommigen soeken
liare oonaak in rheamatieche aandoening,
anderen in de tchearing van enkele spienreiels
in de breede lendespieren. De pün ia vaak
hevig en werkt aooseer op de spieren, dat de
IQder seheef en krom wordt en een afkeer
heeft van de geringste beweging. Deie onge-
steldheid dnnrt van 5 tot 20 dagen, is nooit
doodeiyk, maar heeft wel eens eene biyvende
verzwakking ten gevolge. Zelden treft z(|
personen beneden de 40 Jaar en komt licht
temg. ZQ is dan ook de gewone oorauik van
het krom loopen van bebaarde lieden.
Spitsbergen, te voren NieuwlaHd of Ko-
mmg Jaecèê-Nieuwland en door de Groenlands-
vaarders ook Ooft-Oroeiêhmd geheeten, eene
nn eens tot Enropa, dan weder tot Noord-
Amerika gerekende eilandengroep in de noor-
delijke Usiee ten noordoosten van Groenland,
ligt tosschen 76*^80'— W48' N3. en 10"»— 28*
OX. van Green wioh en bestaat nit drie groote
dlanden (eigenlOk of West Spitsbergen, Noord -
Oostland en £dje>eiland) en onderscheidene
kleine eilanden met eene geaamenltke opper-
vlakte van 1400 n geogr.mQl. Eene door woeste
stormen geteisterde lee bespoelt dese eilanden-
groep, die in den zomer door (fsschollen om-
geven en in den winter door vaste t|smassa*s
omsloten Ib. Alleen langs de westkost is de
zee gedurende nagenoeg het geheele Jaar vrQ
van ys. De groote eilanden a||n boog, verr||zen
met steile knsten nit de zee en zQn meteene
laag ifs ter dikte van 100 Ned. el bedekt,
waaruit de spitse bergtoppen (vandaar de naam)
te voorschyn treden en eene hoogte bereiken
van 1300 Ned. el. Het gesteente is er hoofdza-
keiyk graniet; vnlkanen of vnlkanische voort-
brengselen zoekt men er te vergeeft, maar men
vindt er Jnrakalk, krfjt en andere bezonkene
lagen. Het klimaat is er mw en gnor, maar
in vergelijking met de Amerikaansche pool-
streken zeer zach( door den invloed van den
Golfttroom. De gemiddelde Jaariyksche warmte-
graad bedraagt er op 79^58' N.B. (Mosselbaal)
— 8® C; de gemiddelde temperatuur van de
koudste maand (Maart) — 20,7* B. en die
van de warmste (Juli) — 6,8* C. De plan-
tengroei is er zeer schraal, daar de grond er
gedurende slechts weinig zomerweken, wan-
neer de Zon er niet ondergaat, vrfl is van
sneeuw en ys.
Tot de boomen
behooren er slechts
een paar lage wil-
gensoorten. In het
geheel heeft men
er 93 soorten van
zichtbaar bloeien-
de en 250 soor-
ten van bedekt
bloeiende planten.
Kruisbloemigen
en Grassen heb-
ben er de over-
hand. Stroomende
slechts in den tyd
zoogdieren op het
rendier, de ysbeer,
blauwvos ; op de
De Bpitsmuis.
wateren heeft men er
van den dooi. Tot de
land behooren er het
de bruine beer en de
knsten heeft men veel
walrussen en robben en aan de westzyde vele
walvisschen. Van de vogels kent men er 28
soorten, van welke er 22 te hnia behoores,
terwyi de overige er slechts tydelUkvertoeraa.
Van de eerste behooren 17 tot de Anserei
en 8 tot de Grallae. Voort heeft men er toi
nn toe 28 soorten van insecten ontdekt Het
ryk der deUMoflén levert er graniet (met edeie
granaten), graphiet, loodgians, User, marmer
en steenkolen. Op geen enkel dier eUaades
vindt men inl>oorlingen of kolonisten, hoewel
Russische Jagers er wel eens jaren lang hsi
verbiyf hielden en er dep zomers walvisch*
vaarders verschynen, doeh ep verre na niet
meer zoo dmk als in de 17de en 18de eeuw,
toen Spitsbergen de verzamelplaats was vai
alle walvisehvaarders en vooral de Nederha-
ders er met eene aanzieniyke vloot heeDl(^
venden en er gedurende den tyd van hm
verbiyf het door hen gestichte dorp Smeeres-
berg bewoonden, waar zU zich naar vader-
landschen trant zeer hniseiyk wisten in te
richten. (ïeene der zeevarende Mogendhedss
maakt aanspraak op het bezit van deze gro^.
De voornaamste der kleinere eilaaden s|ii:
de Zeven eilanden ten noorden, Prince Chsrlea
Foreland ten westen, de WaaigateHaaden ia
de Hinloopenstraat, en de Duizend Eilaaden
(geen honderd in aantal) ten zuiden. Ook het
Bereneiland wordt tot deze groep gerdtesd.
Spitsbergen werd in 1594 door de Nederlanden
BareHd9t.j Heemakerle en Bijp ontdekt Inden
Jongsten tyd werden deze eilaaden nader on-
derzocht door SoofMhjf (1817— 1818)t P^^
(1827), LcmatU (1851), T&rèU en JffardemkiöU
(1857—1878), KMewey (1868), MeMfflin(im\
WeffMreeJU en Payer (1871), Smitk en Vhi
(1871), Graaf Wüotêk (1B12), KooUmafuBéim
1878) enz. Norden$hjM heeft in 1878 ontdekt,
dat Spitsbergen door eene onderzeescbe hen-
vehreeks met Europa verbonden is, weshilfv
men dat land als eene voortzetting vanStaa-
dinavië en alzoo als behoorende tot ons wereld-
deel moet beschouwen.
Spitsmiiiaen (Soricidina Oragf) in de nasn
eener familie van ImeeUneiêrM (Insectiroia)-
Zy omvat kleine zoogdieren, welke op ratten
en muizen geiyken, met een langwerpigeB
kop, een langen snuit, een scherp gebit, mew
kleine oogen en ooren en eigenaardige klieren
aan de zyden van het lichaam of aao da
staartwortel. Men vindt de soorten in de Oude
en Nieuwe Wereld en zy zyn ter verdelging
van insecten leer
nuttig. De hotek-
spiiimmt (8or«i
vnlgans X.), 6' «
Ned. duim huig
met een 4^3 Ned.
duim langen* go*
lykmatig behia^
den staart,!» rood-
bruin, aan de ir
den wat Uehter,
van onder gif^
achtig wit, en m
Enropa zeer ver-
spreid, zy nestelt zich des winters ia sw-
len, schuren en woningen, leeft voor ^
overige in onderaardsche gangen, in ^
vlug, vraatzuchtig en bloeddorstig en werpt»
haar nest tnsschen oude muren of onder boom-
wortels 5—10 jongen. Zy riekt sterk naar ttut
SPIT8MUIZEN-SPLANCHN0L0GIE.
kus en wordt daarom door de katten wel ge-
dood maar niet gegeten^ doch door roofvogels,
ooievaars en adders verslonden. De kuisspUi-
muiê (S. aranens X., zie bijgaande flgaor) is
7 Ned. dnim lang met «en 4Vs Ned. dóim
langen staart, van boven brnln en van on-
der gr||s en bewoont Noord-Afrika en bljna
geheel Europa. De weiMramwtnUimmU (Cro-
cidnra etmsca JFoffn.) is 4 Ned dnim lang
met een 2^^ Ned. duim langen staart, is éen
van de kleinste zoogdieren en verkeert aan
de Middellandsehe en Zwarte Zee. De foaiêr-
êpiUmtiis (Sorez fodiens We^M.)^ 6Vs Ned
dnim lang met een 5Vs dnim liwgen staart
is van boven zwart, van onder wit en bewoont
de stroomende en stilstaande wateren van Zuid-
en Midden-Eoropa en Azië. Zjt verslindt hage-
dissen en viBSchen, vooral echter insecten.
Spitaroeden of kleine roeden werden te
voren gebezigd bQ het toepassen der straf van
het ipUêfOêdmUotnfm, Deze, vroeger bQ het
leger in gebmik, bestond daarin, dat de
sehnldige met ontblooten mg tnssohen twee
ryen soldaten moest doorgaan, waarop ieder
van dezen hem een slag met de roede toe-
diende. Vóór en achter hem stapten soldaten
met naar hem toegekeerd blank geweer, zoodat
hu zich naar hun bedaarden stap moest voegen,
en achter de rQen hielden officieren het toe-
zicht, dat de met roeden gewapenden hun
plicht volbrachten. Deze gruwelijke straf had
dikwyis een doodelQken afloop. Z0 heeft zeer
lang bestaan in OostenrQk en schgnt nog
altUd te worden toegepast in het knoetlievend
Rusland, maar werd by de overige Mogend-
heden reeds in den aanvang dezer eei^w afge-
schaft. Wy mogen niet nalaten hierby op te
merken , dat ook by onze Marine eene U-
chaamsstraf heeft bestaan, die men laarMêm
noemde; zy is echter thans opgeheven.
Spitta. Onder dezen naam vermelden
wy :
Karl Jokann JPkUipo Spitta, een verdiensteiyk
dichter van geesteiyke liederen. Hy werd
geboren te Hannover, den Isten Augustus 1801,
studeerde te Oöttingen in de theologie,
aanvaardde het leeraarsambt en werd ach-
tereenvolgens superintendent te Peine en te
Burgdorf, waar hy den 26sten September 1869
overleed. Hy heeft vooral roem verworven
door den dichtbundel : „Psalter und Harfe (1888
en Uter)'\
PhUipp Spitta, een verdiensteiyk schryver
over muziek. Hy werd geboren den 27sten
December 1841 te Wechold by Hoya in Han-
nover, studeerde te Gdttingen in de letteren,
werd daarop eerste leeraar aan de domschool
te Beval, vervolgens leeraar aan het gymna-
stum te Sondershausen, toen professor aan de
Nikolaïschool te Leipzig, en is sedert Paschen
1876 leeraar in de geschiedenis der mmriek
aan de hoogeschool voor toonkunst, voorts
professor in de muzikale wetenschappen aan
de universiteit en secretaris der Académie van
8choone Kunsten en Wetenschappen te Beriyn.
Hy gaf eene levensbeechryving in het licht
van „Johann Sebastian Bach (1873)", leverde
eene critische uitgave der orgeloompositifin
van BustêMie, gaf eene verzameling der
werken van HeiMritk Sehêtz in het licht (1886)
en stichtte met ChrytoMdtr en AdUr het nVier-
teUahrsschrift (ür Mnsikwissenschaft (1885)".
Bpittler (Ludwig Timothens, vryheer
von), een beroemd geschiedschryver, geboren
te Stuttgart den lOden November 1752,
studeerde te Tübingen, werd er repetitor
aan het theologisch seminarium en in 1792
hoogleeraar in de wysbegeerte te Göttingen,
doch keerde in 1797 als lid van den hoogen
raad van onderwys en als geheimraad in
werkeiyken dienst naar zyn vaderland terug.
In 1806 zag zich benoemd tot curator van de
universiteit te Tübingen en tot minister en
werd in den vry heerenstand opgenomen. Hy
overleed den lOden Maart 1810. Van zyne
geschriften vermelden wy : „Geechichte des Ea-
nonischen Hecht bisaufdieZeitendesfalschen
Isidor (1778)", — „Grnndrisz der Geschichte
der christUchen Kirche (1827; 5de druk, 1818)",
— „Cïeschichte Wflrtembergs unter den Grafen
und Herzogen (1783)", — „Geschichte des
Fttrstenthums Hannover (1786)", — „Entwurf
der Geschichte der europSischen Staaten (1793,
2 dln; 8de druk, 1828)", — „Geschichte der
dftnischen Bevolution 1680 (1796)", — „Vorle^
sungen flber die Geschichte des Pabstthums
(1828)", — „G^eschiehte der Kreuzzüge (1827)",
— en „G^eschichte der Hierarcben von Gregor
VU bis auf die Zeit der Beformation (1828)".
De laatste drie werden na zyn dood, en zyne
gezameniyke werken in 1827—1887 in 15
deelen uitgegeven.
Bpitzer (Daniël), een geestig Oostenrykseh
fenilletonsehryver, geboren te Weenen den
8den Juli 1885, studeerde aldaar in de rechten,
werd vervolgens by de Kamer van Koophandel
geplaatst en schreef populaire opstellen in den
„Wanderer" en in verschillende humoristische
bladen. Vooral maakte hy zich bekend door
zyne „Wiener Spaziergftnge" in de „Neue
Freie Presse". Die opstellen werden met on-
gemeenen byval ontvangen en later in vier
deelen verzameld en by herhaling gedrukt.
Voorts vermelden wy van hem: „Das Herren-
recht (1877; 10de druk , 1880)", — en „VerUebte
Wagnerianer (1871; 5de druk, 1880)".
Spix (Johann Baptist von), een verdiensteiyk
natuurkundige, geboren te Höchstadt aan de
Aisch, studeerde te Wttrzburg eerst in de
theologie en toen in de geneeskunde, werd
in 1808 adjunct aan de Académie van We-
tenschappen te Mflnchen, in 1811 conservator
van het zoologisch museum aldaar en zag zich
in 1817 met «on Mairtim» belast met eene
wetenschappeiyke expeditie naar Brazilië,
vanwaar hy in December 1821 met belang-
ryke verzamelingen terugkeerde. Hy overleed
te Mttnchen den 18den Maart 1826. Van zyne
geschriften noemen wy: „Geschichte und
Beurtheilung aller Systeme in der Zoölogie
(1881)", — „Cephalogeneeis, sive capitisoseei
structura (1815)", •— „Reiae in Brasiliën (met
wm MartiMê, 1824— 1831, 3 dln)", — en pracht-
werken met afbeeldingen van in Brazilië
ontdekte diersoorten.
Bplanohnologie, afkomstig van het
Grieksohe woord «^a^^mv (ingewand),
noemt men de leer der ingewanden; zy is
alaoo een onderdeel der cmatomiê (ziealdur).
Zy behandelt den inhoud der voornaamste drie
liohaamsholten, -- de schedelholte met de
hersenen, — de borstholte met het hart, de
longen, de luchtpyp en de groote bloedvaten-
stammen, — en de buikholte met de maag
684
SPLANCHNOLOGIE-SPOLETO.
en darmen, de lever, de alvleeieliklier , de
miU, pisbUuM, nieren eni.
Spleen (mUtsocht) Is de n«ain van eene
wel eens nit Uohameigken toeetand ▼oortopml-
tonde sielsiiekte, welke veel OTereenkomat
heeft met hypochondrie (iwartgaUigheid),
▼aak tot lelfmoord leidt en inaonderheid aia
eene nationale aiekte der Eagelachen betehonwd
wordt. DikwQls ia hare oonaak gelegen
in gebrek aan geregelde werkaaamheid ,
waardoor de menech tot Joatelootheid yerralt,
doch ook wel in eene overrerMdigiog van de
vermaken der wereld, die walging wekt en
gewooniyk met den naam van pelbUuêmrdhêid
bdBtemp^d wordt Enkele malen ontstaat die
ongesteldheid nit eene gebrekkige spOsverte-
ring. Inaonderheid voor het eerste en laatste
geval ligt het geneesmiddel voor de hand.
Bpleetopeningen (stomata) of kmidmomd-
jt$ vindt men in de opperhuid van alle groene
plantendeelen, nameiyk 4}ae spleten of gaa^fes,
omgeven door twee halvemaanvormige oelten,
welke tlmtedUm genoemd worden, daar aO
door het opnemen van vocht swellen en hier-
door de spleet min of meer slniten. Onder
de spleetopeningen vindt men lacht- of adem-
halingsholten, welke met de Intercellnlaire
mimten van het parenchjm in verband staan.
De spleetopeningen dienen alaoo om de lacht
binnen in te brengen. De grootte en het
aantal der hoidmoncUes is bj) verschillende
planten leer verschillend. Aan de bladeren
onser tweezaadlobbige planten vindt men se
het meest aan den benedenkant en by de
öeniaadlobbigen veelal aan beide zjtden.
SpUjtBwammen, aie BacUrUm.
Splitgerber (Frederik Loois), een ver-
dienstelijk Nederlandsch kraidkandige, geboren
te Amsterdam den 9den December 1801 , stu-
deerde eerst in zjtne geboortestad, daarna te
Laosaane, wQdde aich vervolgens aan de
schilderkunst, soodat h)| in 1822 tot lid der
Académie van Beeldende Kunsten werd be-
noemd, volbracht in 1823 eene reis naar Italië
en hield aich voomameiyk bezig met bota-
nische nasporingen. Hy zette deze voort op
z0ne hofstede Bronstee by Haarlem en ves-
tigde vooral zyne aandacht op de bedekt-
bloeiende planton. In 1833 deed by een
kruidkundigen tocht naar Italië en Sicilië, bracht
een schat van gedroogde planten mede en
schreef zyne „Herborisationes in Sicilia'*,
terwyi zyne bydragen tot de flora van Sicilië
werden opgenomen in de supplementen der
„Flora Sicula anctore Gnssone (1834 en verv.)'\
waarna de Beale Academia dei Peloritani to
Messina hem tot lid benoemde. In 1837 en
1838 herboriseerde hy in Suriname, en hy
overleed to Amsterdam den 23sten Mei 1846, on-
derscheidene botanische geschriften nalatende.
Zyn herbarium, door de Begeering aangekocht,
is aan het Leidsche toegevoegd.
Splügen (De), in het Bomaansch Spduga,
een hooge bergpas (2117 Ned. el hoog) der
Alpen van Qrauwbunderland, tussehen den
Tambo- en Suriettahom, verbindt de Achter-
Kyn met de Lira (eene zyrivier der Adda)
en alzoo de Bodensee met het Meer van Como
t^Q was reeds bekend in den tyd der Bomei-
nen. In het laatst van 1800 bracht Maedanald
ue Fransche reserve over den Splttgen. Later
(1812—1822) ondernam Oostenryk den aanleg
van een groeten weg over deaen bergpas, \
het dorp Spltigen tot Chlavenna (S8 Ned. Kfl)
onder de leiding van DanegamL Deae we^ ie
overal 4'/i Ned. el breed en veorsien vma
tahryke toevluchtsgebouwen en gmaaderfleii.
Een indrukwekkend gedeelte daarvan ie de
Via Mala, waar de weg tussehen hooge, steile,
begroeide rotswanden is ingesloten, tervrQl de
Byn daarnaast voortbruist in eene dk^e,
donkere kloof.
Spoelworm, sie Ingêwand»wonmm.
Spobr (Lndwig), een verdiensfeeiOk cobi-
ponist en de grondlegger eener school v«a
degeiyke vioolspelers, geboren den 5den April
1784 te Bmnswyk, onderscheidde sleh meer
vroeg door ayn muzikaal talent, soodat bf
reeds op zyn öde Jaar met zyne moeder da-
etten zong. Op 12-Jarigen leeftyd beso^t hff
het gymnasium te Bmnswyk en ontving teveoa
onderwys in de muziek. Voorts oefende bg
aich zelven, werd op 15 jarigen leeftQd door
den Hertog tot kamermusicus iienoemd, Ter-
geaelde vervolgens Framz Bok op eene knnat-
reis naar Busland en keerde eerst in 180S
naar Bmnswyk terug. Hier had Bode groeien
invloed op ^ne ontwikkeling, en ayn roea
verspreidde aich zoo snel, itX hy reeds ia
1805 tot concertdirecteur te Qotha benoemd
werd. Hier bleef hy, met uitzonderinir ▼*>
eenige kunstreizen met zyne echtgenoot, de
uitstekende harp- en klavierspeelster Dow^giU
SckêidUr, tot 1813. Toen werd hy selionw-
burgdireetenr to Weenen, maar legde weldra
die betrekking neder en deed kunstrwaen tol
in Zwitserland, Italië en Nederiand, totdal
hy in ^817 tot kapelmeester aan den achonw-
burg te Frankfort aan de Maln ?rerd beneend.
Hier bracht hy in 1818 zyne opora: „Fanst**
en in 1819: „Zemire nnd Azor'* met grooten
byval ten gehoore,, doch ook hier nam hy
spoedig zyn ontslag en begaf zich weder op
reis naar België, Parys en Londen. In 1822
werd hy Hofkapélmeestor te Caasel en was
er yverig werkzaam als muziekonderwpjer
en componist Hier schreef hy de opera: „Jes-
sonda". Na het verlies zyner echtgenoot tnul
hy weder in het huweiyk met de uitmuntende
pianisto Mariamnê Pfeiffer en werd in 1847
bevorderd tot directeur- generaal der mastek.
Later had hy van de luimen van d^i Keur-
vorst veel te lyden, ontving in 1857 pensioen,
en overleed te Cassel den 22sten October 1869.
Als componist schitterde hy schier op elk
gebied der toonkunst; hy leverde 8 opera's,
5 oratoria, vele liederen, 9 symphonteën, 4S
kwartetten en uitstekende stukken voor viool
van verschillenden aard. Tot zyne besto kunst-
werken rekent men de oratoria: „Die letzten
DiDge'\ ,»Der Fall Babylon8*\ „Des Heilanda
ietate Stunden** en de opera's „Jeseonda** en
„Fau8t'\ zyn voortreffeiyk vioolspel verhief
hem daarenboven tot éen der eerste kunste-
naars onzer eeuw.
Spoleto , eene arrondissementshoofdstad
in dtt Italiaansche provincie Pemgia (Umbrië),
aan den spoorweg van Bome over FoUgno
naar Ancona, op eene hoogte niet ver van
de bruisende Maroggia gelegen, over wier
diep dal ter hoogto van 81 Ned. el eene wa-
terleiding zich spant, is de zetel van een
aartsbisschop, ran eenige rechtbanken envsn
een onderprefect, — voorts heeft men er een
8POLETO-8PONTINI.
685
lyoeom, een gyniDasiam, een eeminarinm,
eene technische school, eene Toorbereidende
school Toor geestelijken, eene boekery, eene
wetenschappelflke Académie, onderscheidene
inrichtingen van weldadigheid, een kasteel,
iredeeltelQk van cyclopisohe mnren opgetrok-
ken, Tcle keriien, onder welke lich de hoofd-
fcei^ berindt met freseo*s van FiUppo Lhpif
▼ele oudheden, aaniienlOke paleisen, byv.
dat der Gemeente met schilderOen Tan Spa^na
«ns., een fraaien schouwburg en mim 9000
<als gemeente bQna 22000) inwoners. Men
▼erraardigt er hoeden, leder, wollen stoffen
«ns., en er is een levendigen handel in wQn,
irraan en oljfvenolie. t)eie stad heette weleer
8poletiam en was éene der aans1enl0kste ste-
den yan Umbriö. Zy werd in 242 vóór Chr.
eene Bomeinsche kolonie en verdedigde sich
in 217 met kracht tegen de aanvallen van
JSCimmboL Z0 werd door de Qothen onder
ToHku verwoest, door N&r§§9 weder opge-
bouwd en ttldens de heersohappO der Longo-
barden in Italië door Farold of Faroald ver-
overd. Dese verhief haar tot hoofdstad van
het hertogdom Spoleto, dat leenroerig was
aan den Koning der Longobarden, een groot
gedeelte van BÜdden-Italifi omvatte en ook
onder de Frankische heerscbappü bleef bestaan.
Hertog Lamberto van SpoUto werd in 891
keiier, en it|n soon Lamberto II in 898. Met
Koetitaad «o» Seèwabm nam de selfetandigheid
van het hertogdom een einde. Spoleto werd
door Kelner Sèmdrik II met Toscane veree-
oigd. was na den dood van MaikUde vom
TuHM (1115) een twistappel tnsschen den
Keiier en den Paus en bleef slechts korten
tyd de letel van een KeiaerldkeD markgraaf.
Sedert de 18de eeuw behoorde het met de
mark Fermo aan den Kerkelifken Staat, en
sinds 1861 vormt het een bestanddeel van het
koningrifk Italië.
Bpoliia noemden de Romeinen den wapei-
buit, aan den vt|and in het gevecht ontrukt
De spolia werden door de soldaten gewooniyk
in éen der tempels aan eene godheid gewijd
of in hunne woning ter gedachtenis opgehui-
geu. De wapenrusting van den v|jandel|jken
aanvoerder, door den Bomeinschen veldheer
buit gemaakt, noemde men êpalia opima.
SlK^ndeos noemt men eene voetmaat van
twee lange lettergrepen ( ). Afgewisseld met
den dactylus ( — \j\j) vormt bQ den hexémeter.
Spondias is de naam van een plant^nge-
«lacht uit de familie der AnaoardiaeeSn. Het
heeft ongeveer tien soorten, die in de keer-
kringslanden verspreid ifjn en er hier en daar
ook gekweekt worden. Het omvat boomen met
oneven gevinde bladeren, kleine, onaansienltjke
bloemen en vleesige, op pruimen gelijkende
vruchten. De meest bekende soorten i|jn de
Mombinpruimenboom in Zuid- Amerika en de
Anuraboom in Oost IndiC. De eerste (8. Mombin
Ir.) levert de Mombinpruimen of appels van
Otaheite, die in Zuid-Amerika en West Indië
met graagte gegeten worden. Ook de vruchten
van den Amraboom (S. mangifera Perê.) iQu
eetbaar, en van beide soorten verkr0gt mim
daarenboven het amra- of arurahars, hetwelk
sis wierook dient. Van de overige soorten ver
TiiHlden wtj S, IwUa L, met gele vruchten in
Zuid- Amerika en 8, dmieit Font. op de Zuidiec
eilanden.
Sponsalia, lie VêrUnAmsi,
Sponsen (Spongiae X.), door sommigen
als planten beschouwd, worden thans algemeen
tot het dierenrijk gerekend en vormen dan
eene klasse uit de type der MoUakdiêrem
(Coelenterata). Het lichaam van deie in de
Roode en Middellandsche Zee voorkomende
dieren bestaat uit eene weeke sarcodemassa,
doorboord van talrijke kronkelende kanalen,
die in wQde openingen (oscula) uitmonden.
Door deie wordt water in en uitgelaten «*a
dit hl strooming gehouden door de trilharen,
welke in genoemde kanalen voorhanden itjn.
De sarcode scheidt een geraamte af, dat óf
uit losse kalkdeelUes (kalksponsen) óf idt
Ideseliuur (kieselsponsen) óf uit eene samen-
hangende hooromassa bestaat (hoomsponsen).
De sponsen vermenigvuldigen lich door dee-
ling of eieren en leven het liefet op rotsach-
tige, ondiepe plaatsen. Van de 800 bekende
soorten xfju 500 fossiel. De sponsen iQn met
een breed grondvlak aan de rotsen vastgehecht,
hebben in verschen toestand een vischachtigen
reuk en eene bleeke tot bruin-gele lüenr.
In den handel heeft men hoofdiakelfjk twee
soorten, namelijk Turksche sponsen, die nit
Smyma worden aangevoerd, en West-Indisohe
sponsen, die vooral btj de Bahama^Uaaden
veraameld worden.
Spontanèïteit noemt men eene lelfetan-
dige werksaamheid, uit eigen bewegtaig ge-
boren en op het meest gescl&teoogenUikikk
vertoonend.
Spontini (Oasparo), een beroemd opera-
componist, gelKiren den 17den November 1718
te MiOoIati by Jesi in de Mark Ancona, ont-
ving eene musikale opleiding en beioeht ii
1791 het conservatorium della Pióta, waar
8ala hem onderwas gaf in het contrapnt.
Hy maakte lulke snelle vorderingen, dat I4
reeds na korten ttfd werksaam was als mafis-
trino (repetitor). In 1796 vertrok hf naar
Rome en schreef er voor het Teatio Argentina
i|jne eerste opera: „I puntigU delle donne**,
welke met groeten b|jval ontvangen werd.
Nu volgde ten behoeve van onderscheidene
Italiaansche schouwburgen eene reeks van
opera's in den gewonen st|jL In 1808 begaf
hy lich naar Paiijs en leed er meer dan éeiM
grievende nederlaag, totdat liy met iQne opera:
„Milten (1840)" eene overwinning behMlie.
Inmiddels had hy den styi van OlMf bestu-
deerd en schreef in desen itjne „Veelalin**,
welke den 15den December 1807 werd opge-
voerd. Deie verschafte liem eene volkomeie
ieg«*praal, en het Institoot schonk hem é&m
door Napolêom I uitgeloofden prys van lOOOO
francs. In 1809 werd voorts lyne opera: „Fer-
dinand Cortei** met geestdrift toeg^Jnicbf.
Nadat hy reeds in 1805 directeur der kamer-
musiek van Keiserln Jotépkimê was geworden,
aanvaardde hy in 1810 de directie van het
Italiaansch tooneel in het Odéon, waar hy
voor h«*t eerst te Parfje den ,Don Jiaa"*
van MoMmrt deed opvoeretf. Na twee jaar
eoht<^ legde hy die betrelLking neder, en de
val van het Kelierryk l>eroofd6 hem van de
flranst van het Hof. Ziyne „Olym]^**, in 1819
t«»n gehoore gebracht, vond geen onverdertden
bttvat en Smmtud b^pif lich op nitaoodiging
van d<*n Koning van Pruisen als direelenr-
geoi^raal der mniiek naar Beriyn. Hiersolii^
686
8P0NTINI— SPOORWEGEN.
hQ een oitstekend orkest, maar in i0ne aldaar
venraardigde operare: „Normahal", „Alcidor'*
en „Ajgneê von Hohenetanfon*' kon hf) tiok
niet tot it|ne vroegere hoogte rerheffen. Ook
maakte htf lich vele Ttfanden, werd yan
nuO^eitiBchennis besohnldigd en vertrok in
1842 naar Partjs. In 1844 ondernam htf eene
reia naar Italië, waar de Pans hem tot graaf
M» Samf Andfea verhief. In 1847 werd hQ
door eene oorongesteldheid verliinderd, lich
volgens den wensch van den Koning van
Prnisen nogmaals naar BerlQn te begeven,
en wegens de staatkundige bewegingen keerde
hy in 1848 naar ztjn vaderland terag, waar
hy den 14den Januari 1851 overleed. SponHm
is éen van de voornaamste vertegenwoordigers
der efléctopera, looals na hem door Aub^r en
vooral door MaUv^ en Mmferhmr geleverd wer-
den. Zyne opera: „Die Vestalin'' wordt als B||n
meesterstuk beschouwd.
Spoor (Eene) is eene scherp uitloopende
punt aan den voorsteven van pantserschepen.
Men had ie reeds aan de oorlogsvaartuigen der
Grieken, Carthagers en Romeinen en in den
slag bO Salamis beslisten aQ over de uitkomst
Later kwamen 1(1 in vergetelheid, doch werden
btl den bouw van pantserschepen daaraan ont-
rukt. ZQ heeft gewooniyk de gedaante van
een byiblad met eene onder de waterlQn uit-
stekende punt. Wat eene spoor kan doen is
gebleken in den slag bQ Lissa (1866), toen 1(1
den „Re d'Italia** deed ainken, alsmede b(|
de aanvaring van het Duitsche pantserAregat
„Groszer KurfUrst" door „König Wilhelm*'.—
WQders geeft men den naam van spoor aan
een scherp gepunt ra^je, aan de hiel van den
ruiter vastgehecht en dienende om het paard
in de lenden te prikkelen en alzoo tot een
snelleren loop aan te drQven. — Eindeiyk is
een spoor in de plantenkunde een buisvormig
aanhüigsel aan den voet van kelk- of bloem-
bladen, btfv. bO het viooltje.
Spoor (Gerardus Jalkes), een Nederlaadsch
dichter, geboren te Rotterdam den 9den April
1882, onderscheidde aich reeds vroeg door on-
gemeenen leerlnst, werd vervolgens geplaatst
op het kantoor van een notaris en zag zich in
1868 benoemd tot kassier-generaal bQ de Rotter-
damsche Bank. Met Over en nauwgezetheid be-
kleedde hy deze betrekking, terwyi hf) tevens de
dichtkunst beoefende en hiertoe door beroemde
letterkundigen op eene eervolle wQze werd
aangemoedigd. In 1872 werd h|| lid van de
Leidsche Blaatschapptf van Nederlandache let-
terkunde en overleed op den 25Bten September
1882. zyne vrienden plaatsten een wit mar-
meren steen op zyne rustplaats. Hy schreef:
„De arme dichter, drama voor redei^kers", —
„Willem de Derde, dramatische schets'*, —
^Het feest van Mars. Allegorisch-dramatisch
gedicht", — „Brand!'', — „Aan de Vorsten
van Europa", — „*s Levens Lente. Uit de
kinderwereld. Twee dichtbundels voor de
jeugd", — „Verhalen, sproken en legenden", —
„Historie en Fantasie", — „Thomasvaer en
Pietemei", — dichteriyke bydragen in ver-
schillende jaarboelU^ — on tooneelverslagen
in het „Rotterdamsch Nieuwsblad".
Spoorwegen zyn in de jongste halve
eeuw een uitstekend middel van gemeenschap
geworden. Zy vormen de baan , waarlangs
de locomotief (zie aldaar) met de daarachter
vastgehechte waggons sksh beweegt Op ees
effen bodem wordt by het aanleggen ?aBeeD
spoorweg eerst de aardebaan in gereedheid
gebracht, die verschillend van breedte ksa
weien naar gelang iQ bestemd is voor enkel
of voor dubbel spoor. Op de aaidebaan wwdea
overlangs houten balken ala liggers geplattat
en door dwarsliggers verbonden. 2^ daanade
beide yseren of stalen sporen (rails) op de oier
langsohe liggers op bepaalden, geigkmatiga
afttand stevig vastgeklonken, dan is de spoor-
weg gereed. Zal deie echter gebruikt wordoi,
dan dient men hem op geschikte plaatsen, dit
is by de middenpunten van bevolking, te toot
zien van stations, waar sich de wMstot
spoorverandering, de bureanx, wacAtfcamen,
goederenmagazynen enz. bevinden. Wyden
doen wy opmerken, dat de spoorwegen met
altyd kunnen gebouwd worden op een effiea
bodem . Hier en daar ontmoet men rivieren, mui-
over men bruggen spant Merkwaardige spoor-
wegbruggen heeft men in ons Vaderland Tooial
te Cnlemborg en aan den Moerdyk, aiasede
by Rotterdam. Hedel, Bommel, ZwoUe,ZBtfBii,
Amsterdam, Arnhem en N0megen. In sodete
landen ontmoet men rotsgevaarten, doorwelke
tunnels moeten geboord worden, zooals die vaa
den St Gh>tthard, vandenMontCettis,TaadeB
Sommering en van den Schwarzwaldapoorweg
enz., en waar men diepe dalen overechrgdei
moet, bouwt men viaducten, zooals dte ovff
het Sitterdal nam Winterthür in Zwitserlud.
Kunstige spoorwegen, tegen berghelUsgn
aangelegd, zyn vooral de reeds genoeode
Semmeringspoorweg, de Rijnspoorweg, — ^
later voltooide Oieszbachi^oorweg, — ^
eerste in Oostenryk by TriM, de beide
laatste in Zwitserland. Vooral in Frsnbg
heeft men, behalve de gewone spoonrqs^
ten behoeve der hoofdiynen van verkeer, ook
buurtspoorwegen (chemins de fer viciniaz),
waardoor ter zyde van de hoofdiynen gel^
plaatsen met deze in verband worden gebitekt
Het eerste geregelde vervoer langs een {set»
spoorweg had plaats in 1825 tuaschen DsriiiV
ton en Stockton in Engeland. De bloei der
katoenfabrieken te Liverpool en Manchetter g»
aanleiding, dat die beide steden door eenipoor-
weg werden verbonden, en toen Stif^n^
daarop zyne locomotieven in dienst i^^>
begon men ook elders over den aanleg ttt
spoorwegen te denken. In 1884 deed in ons
Vaderland de kolonel Bakê het voorstel, een
spoorweg aan te leggen van Amsterdam nMff
Keulen en raamde de kosten op 11 milUpoo
gulden, doch hy vond geene ondereten»"**
In 1885 werd in Dnitschland de o«n^|^'
weg geopend tusschen Nttmberg en Fowt
en in datzelfde Jaar bouwde men <^}^
eersten spoorweg in België van Bni»w »•»
Mechelen. Eerst in 1887 maakte ««"JJJ
begin van werkzaamheden voor denspoorw^
van Amsterdam naar Haarlem, en er w»'
pen twee Jaar voordat hy geopend ir»",
doch de proefirid in 1889 voldeed ▼o*^"^
aan de verwachting. In 1888 werd beetotenw
den aanleg van een spoorweg van Amet^Se
over Utrecht en Arnhem naar de P""*SL
grenzen, met een zytak naar Rotterdam (^
spoorweg), en vooral nadat de Staat w JJ?:
deze voor de volksontwikkeling 100 beltfjgr»^
zaak met kracht had aangevat, 8trelneii«
5
lï
ir
Pi
!:
ET
SPOOR
23. Aftnleg van een spoorwegstation.
GeïlluBtreerde Eucyclupaedie. 2ile druk.
EGEN. I.
Bij het artikel : Spoorwegeu.
SPOOR\^
2. Overdekte goede]
1. Grondvlak van het stationsgebouw te Stuttgart.
B^iSrSilOllyrilJ
6 a. Tuaschenstation.
Perrunzijde
(TeïlliiBtreerde Encyclopaedie. 2de drnk.
31^
2GEN. II.
15 b* Feri^üTH^nvvjifjgoTi np vier rfttl*»if fi,
Gn«iiilvUik.
Bij het artikel : Spoorwugeu.
SPOORWEGEN.
637
l^ederlandBohe spoorwegnet t^^e maien tot
▼er in het Moorden uit en werd menige ver-
bindinsT met het buitenland tot stsnd gebracht
Xn FranlLrUk werd de eerste iqpoorweg tos-
achen ParOt en St. Germain geopend in 1889,
— in Italië in 1840, en het halve eeowfeest
van het bestaan Tan spoorwegen Toor personen-
▼erkeer is in 1879 gêrierd.
Sedert die dagen evenwel hebben de spoor-
wegen sieh met eene ▼erbasende kraoht ont-
wikkeld. Thans Tindt men er in Afrika, na-
memk: in Algérië, Egypte en aan de Kaap
de GK>ede Hoop. Inzonderheid heeft men roorts
zich beijverd, spoorwegen aan te leggen in
Amerika, vooral in de Vereenigde Staten,
wmar z0 onmisbaar syn voor het verroer der
voortbrengselen. Diar heeft men door spoor-
wegen den Atlantisohen Oceaan met de Stille
Zee verbonden en alle plaatsen van eenig
belang kan men er langs de spoorwegen be-
reiken. Ook Znid- Amerika is van spoorwegen
voorzien, en op Caba en Jamaïca soekt men
ze niet te vergeeft. In Asi0 heeft men spoor-
wegen op Java, in Japan en China, bQ Smima,
en voorts een uitgebreid spoorwegnet in het
BritBoh-Indische Keiaerrgk, en ook in Australië
hebben de Engelsohen spoorwegen aangelegd.
Om een denkbeeld te geven van de ni^e-
breidheid van het spoorwegnet over de geheele
wereld, zullen wtf de verschillende Staten op-
noemen ;en daarachter de lengte der in eiken
Staat aanwezige spoorwegen plaatsen in Ned.
mülen. Die lengten waren met den aanvang
van 1878: Duitschland 80808, — Ooetenrtfk-
HongarQe 18060, — Qroot-Britoide 27540, —
Frankrgk 28 888, — België 8 710, — NederUnd
1681, — Lnxemburg298, — Zwitserland 2565,
— ItaUe 8210, — SpaiUe 6199, — Portugal
968, — Denemarken 1 446,— Zweden 4791,—
Noorwegen 802,— Busland 20467, — Roemenië
1288, — Turkte 1587, - en Griekenland 12,
alioo in Europa te samen 158198 Ned. mQL
Voorts: in Gaucasie 1018, — KleinAsi6 895,
— Oostlndie 11164, — Ceylon 146, — Java
260, — Japan 61, — en China 18, al«>o in
Asie te samen 18 096 Ned. mgi. Dan: in Egypte
1768, — Tunis 60, — Algéri6 682, — Kaap-
land en Natal 644, — en Mauriüus 106,al«>o
in Afrika te samen 8255Ned.mi|LWt)ders:in
de Vereenigde Staten 128187, — Canada 8 425,
— Mexico 628, — Honduras 90, — Costarioa
59, — Columbia 106, — Cuba 640, — Ja-
msïca 48, — Barbadoes 10, — Puërto Eico
84, — Venesuöla 126, — Britsch Quyana 98,
— BnudUe 2290, — Paraguay 72, — Uru-
guay 876, — Argentina 2840, — BoUvia 210.
— Ecuador 41, — Peru 1582, — en ChiU
1689, dus te samen in de Nieuwe Wereld
146989 Ned. mi|l. Eindeltfk: in Nieuw-Zuid-
Wales 920, — Victoria 1 292, — Zuid- AustraUë
597, — Queensland 594, — Weet-AustraUë
61, - Nieuw-Zeeland 1187, — Tasmanial50,
— en Tahiti 88, dus in AustraUë 4784. De
geheele uitgestrektheid der spoorwegen over
de Aarde bedroeg derhalve in dat Jaar reeds
meer dan 821272 Ned. mffL ZQ was in 1880
in Amerika 175009, in Europa 168 695, in Aaië
15940, in Australië 7452 en in Afrika 4899,—
alsoo op de geheele aarde 871495 Ned. mtfl,
en is ook na dien tQd nog aanmerkeigk toege-
nomen. De aanleg van al die spoorwegen is
gedeeltelVk van staatswege, gedeeltelOk door
maatsohapplfen en ook wel door deie met
ondersteuning of rentewaarborg van den Staat
geschied. Gemiddeld is de opbrengst voldoende
tot bestrQding der kosten van exploitatie en
tot uitbetaling van eene billSke rente, maar
groot iQn bovenal de voordeelen, welke de
spoorwegen afwerpen voor de geheele maat-
sohappQ, daar sy ^^ onderling verkeer der
menschen gemakkel0k en goedkoop maken
en door de snelheid van het vervoer eene aan-
merkelQke tydwinst besorgen. Het groote Euror
peesche spoorwegnet is een waarborg t^[en
hongersnood en ioUb tegen eene buitengewone
opd^ving van prOsen. dewQl men daardoor
alle waren van de puuUsen des overvioeds
naar die van gebrek in korten ttfd kan over-
brengen. Zy lokken duiienden en tienduiien-
den uit om andere landen te besoeken en be-
vorderen alioo de beschaving, de uitbreiding
der kennis en de algemeene verbroedering der
volkeren.
Daar bQ den aanleg van spoorwegen de meest
horiaontale stand der baan verreweg het ver-
kieslQkst is, heeft men dikwQis met vele moeie-
igkheden te worstelen. Het terrein is ongeluk
van hoogte, zoodat hier en daar insnQdingen
in heuvels gemaakt en laagten aangevuld moe-
ten worden (pi. I, flg. 1 en 4). Van de gedaante
van den onderbouw en van de spoorbaan vindt
men afbeeldingen in flg. 11. a i o en d. Tot
den bovenbouw behooren de liggers. Men heeft
overlangsche liggers, dwarsliggers en alleen-
staande steunsels, doch laalitgenoemd stel-
sel komt meer en meer in onbruik. Tot de
overlangsche liggers, waarbtf de spoorstaven
over hare geheele lengte ondersteund wor-
den, behoort het stelsel van Martwi^ (I,
flg. 14, 19 en 20), dat van JZtt/ (I, flg. 5,
a en i) en het driedeeUge (I, flg. 8. en 18).
Btf het st^sel van dwarsliggers (I, flg. 9)
gebruikt men zwaarder spoorstaven. Hierbg
onderscheidt men de swevende of vaste ver-
binding naar gelang de uiteinden der spoorsta-
ven op of tusschen de liggers gelegen t^n.
Uaeren liggers t^n voorgesteld in I, flg. 25,
o. £ en 0. ^ de spoorstaven onderscheidt men
platte, T- en I-vormige staven, Vignolastaven
(thans het meest in swang) en omegastaven
(I, flg. 21). De gewone onderlinge afrtand der
beide spoorlijnen is 1,485 Ned. el. In Spai^e
en in Rusland is die wQdte iets grooter en
bQ vele locaalspoorwegen veel kleiner. De
hekken langs den spoorweg worden hier en
daar door middel van een üierdraad dichtge-
trokken (I, flg. 24). Om van het éene spoor
op het andere te komen, bezigt men wissels of
een verschuivingstoestel (I, flg. 10) en het
middenstuk daarvan, dat veel te lUden heeft
en dus van gietstaal vervaardigd wordt, draagt
den naam van hartstuk (I, flg. 8 en 18). De
Engelsche wissel is voorgesteld in I, 22. Tot
het vullen van den stoomketel dient het wa-
terstation (1, 7), waar zich de noodige \faterkra-
nen (1, 6 en 16) bevinden. Het signaaihuisop het
Charing* Cross-station te Londen is afgebeeld ia
I,flg.2Jn flg. 28 aldaar ziet men desporen ge-
trokken van een station, zoowel doorioopende (I
en U) als naatfOiggende (III tot VIII). Vdor het
hoofdgebouw a heeft men het perron £ en de
tussehenliggende perrons 0 en ei en naast het
hoofdgebouw de bygebouwen • en/; — voorts
wat verder de met een lossings- en ladingsge-
SPOORWEGEN— 6P0RT.
leganMd h TerboBdeiM goedemloodi ^, Tsn
welke wV eene doomede ilen in flg. 16. De
■poreii der wmggosloodaeii I, lr,»iBndooreeii
▼eneboivingitoeetel met de sporeojnm het
stfttlon Teremiigd. Yu ket spoor Vm loe-
pen •poontoven iMMff'de drtsiiebtif qenTsn-
daar naar de repanrtlewinkela r'yr'.r^.Daar-
enboren loepen er iporen naar de berfplaats
i en naar de fteenkol^üoodien b' en ^. Ook
heeft men er eene gelegenheid m voor het
impraegneeren van liggen.
Van een groot station liet men eene afbe^
ding op plaat n flg. 1 en 8, namelQk Tan
dat te Stnttgart Op het grondvlak (flg. 1) is
a de ingang met de borean^s voor de afgUto
▼an biljetten h\ 6', d", ir aan weêrsaOden.
De ruimten o' c' 4n goederenmagasgnenf cf,
cT, éT', dTf nitgangen, • het telegraafboreaa,
f r bagagebareanx, g' f hrieTenboreanx, h'
Vy h" wachtkamers der eerste klasse en ge-
reeerreerde vertrekken voor het Hof; i eene
damesiaal, k Tif wachtkamers, V V restaarants
der tweede klasse, m' m' wachtkamers, n'
restanrant der derde klasse en o het adaiinistra-
tiegebonw. De perrons syn overdekt (II, flg.
10) en Tooral dat van het St Panoras-station
te Londen (U, flg 11) is rensachtig groot BQ
stations van den tweeden rang is alleen het
hoofdperron overdekt (II, flg. 9) en een klein
tnss(^en8tation alen w( in flg. d, a en è. Hier
is a de vestibule, h de wachttamer der derde
en e die der eerste en tweede klasse, d het
bureau, • het goederenbureau, /een restaurant
en g eene veranda. Eene loeomotievenloods siet
men in n, flg. 4 en 6, en bQ het baanwachters-
huis (I, flg. 17) is « het voorportaal, h de
keuken, c de woonluuner, d de slaapkamer,
• de stal en / de wachtkamer. De waggons
sQu eenvoudig (II flg. 15, a en i) of met eene
verdieping (Ö flg. 12) en de Amerikaansohe
slaapwaggons (U, 18 en 14) verschaflira aan
den tMg» een groot gemak. Ook i0n in den
laatsten tfd voortreflél0ke remtoeetellen in
gebruik gekomen.
Voor het b^dimmen van bergen heeft men
een eigenaardig stelsel van spoorwegen met
daarvoor passende locomotieven. Voorts heeft
men spoorwegen onder den beganen grond, bQv.
te Londen, en andere, die hoog in de lucht awe-
ven, bQv. te New York. Behalve de gewone
spoorwegen, heeft men er, waarop de trein be-
wogen wordt door paarden of doorelectriciteit
Sporaden is de naam van eeae eilanden-
groep in de Aegeesche Zee, ten noorden, oos-
ten en suiden rondom de Oydaden langs de
kunst van Kleln-Aaië en ThessaUë gelegen.
Z|} worden dan ook verdeeld in Noord-8pora-
den (Sdathos, Scopelos, Ohilidromia, Pda-
ironiri, Scyros ena.), Oost-Sporaden (Nlkarla,
Patinoe, Lero, Oos ena.) en Zuid Sporaden
(Thera of Santorin, Amnrgos, Astypaiaea of
Scampalia, Jos of Nio enz.). Dese laatste
z0n van vulkanischen oorsprong en worden door
velen niet tot de Cycladen gerekend, loodat
men alsdan de Oost-Sporaden met den naam
van Zuid-Sporaden bestempelt De Sporaden
zijn meestal bergachtig en schraal besproeid,
maar bS eene voldoende besproeiing onge-
meen vruchtbaar. Bg de scheiding van Grie-
kenland en Turkte bleven alleen de Oost-
Sporaden langs de kust van Klein-Asië met
ToriLtle vereenigd.
SporadlBOh of vtrtinoid noemt de ge-
neesheer aooteiige ziekten, die slechts eskda
personen aantasten, terwgi eene epidmu ni
meer algemeenen aard is.
Sporok (Johaon vonX een g«nersal4er
KeiMTltk-OoslenrOksclie troepen en gebom
omstreeks het Jaar 1607 te WeoterlohblDd-
brttck in het bisdom Paderbom, nam M
aan den Dertigjarigen Oorloir «> w*> inltSd
opgeklommen tot kolonel der miters in Béa-
sehen dienst In 1648 streed h|| voorqiMdir
tegen de Fransehen en ondersolMidde ikk ii
1645 in den slag bQ Jaakan. In 1647 wfids
hü het Belersche leger naar Botwmea bres-
gen, maar werd bQ het mialnkken dssma
door Keorvorst MammUiaam van vertsad l»
schuldigd, waarna h|| overging In Oosteailk-
sohen dienst en door den Keizer tot ntjhêff
vereven en met goederen in BcUiemea beftf*
tigd werd. HQ streed voorts als geasrsal der
miters onder MomtmmmU (1657—1660) togn
de Zweden in Polen en SleeswQk-HoUêiii,
in den slag bU St Gtotthard (1664) tega de
Turken, werd daarop tot Bgksgraaf benowi
en in 1674 door Keizer Leopold naar é» Ka-
derlanden gezonden, om er als opperberel-
hebber Oraaf Somekei te vervangen. Nt öe
verovering van Dinantvolbrachthüvoortieei
veldtocht tegen 2W«m#, nam daarna stn rat*
slag, woonde op z0ne goederen in Bobenn
en overleed den 6den Augustus 1679.
Sporen (Sporae) of hiemkaneU dieaei b|
de bedek^bloeiende planten (Cryptogsm)
ter instandhouding der soort, evenals de fldn
bil de zichtbaar Uoeiende (PhaaerogsMe).
ZU zQn echter niet anders dan cellea, aoz-
tgds eenvoadig en somtUds ook door eent»
schenschot verdeeld, en bevatten nietdekiaB
eener toekomstige plant, zooals wjf wiana-
men In het zaad. In den regel zflu s| nkfi-
scopisch klein, maar tot groote msfl>s*8i«^
eenigd. Haar ontstaan en haar bouw is 'a^
ateonderlVke klassen, orden eafismilifo der w-
dekirbloeiende planten verschillend. Vtn daoi*
derscheidene soorten van sporen zQu de vnm-
sporen of zoOeporen, die zich door middel rti
haartjes ;vrg in het water bewegen, vé ^
minst merkwaardige. De sporen veitooMS
zich in de gedaante van uiterst klefaielM<>
met een korreligen of vloeibaren ioboiN'
(Gedurende de ontkieming komt dsantf
het jonge plaatje óf onmiddeDSk te voonohp
df er ontstaat door crtdeeling (insooeriBg)»»
de sporen een ander orgaan, eoaridm (P^
thallium) geheeten, waaruit de nieawe P»
zich ontwikkelt BQ de laagste cryptogsM
böv. bg Fraioeoeet$$, zflu loof en spoiett ej
omdat de geheele plant uit slechts éenetfu^
cel bestaat Men kan voorts b(i de vorm
van sporen twee hoofdtypen ondefacbflHW>||
namemk een ontstaan binnen het loo^ «ooi»
bQ de lagere wieren en zwammen, es eeK
wording in kiemhui^es (sporaagia), ip^
bO de meeste zeewieren, het meerendeeH^
zwammen en allebladvormendeOryptogain^*
Zwermsporen, in antberidia bestotea, v»^
men bQ varens, paardestaarten es ^J"t
Sommige kruidkundigen hebben bet gw^
plantenrQk in de twee aMeeUngeo d«rip0|^
droffmde en taaddragemde gêwtueen I^P^
Sport is een Engelsch woord, heW^
vermaak of epel beteekent, insonMb«d een
SPORT— SPREEUW.
689
aoodaaig, waaraan de aanaieoltiken des lands
sich ^den tot ▼enterklng des licbaams,
sooali harddraverg, Jacht, roeien, boksen, het
cricketspel, sehaatsenrtlden ens.
Spottiéwoode (Wiiliam), een verdienste-
lyk wis- en natnarkandige, geboren den Uden
Januari 1825 te Londen, stadeerde te Oxford,
kwam vervolgens aan het hoofd van dedmk-
k«r0 der Koningin en voltooide tevens iQne
- wetenschappeltfke vorming. Hd schreef: „Me-
ditationes analytieae (1847)**, — „Elementary
tkeorems relating to deteminants (1861)", —
„A tarantasse Jonmey trongh Eastem Rossia
(1867)", — en „Yaoation tonrist in 1860". Sedert
1870 legde h0 sich ook met Qver toe op de
beoefening der natnmrknnde en werd lid van
de Boyal Institntion, van de Royal Society
en van de Britlsh Association. Als president
van laatstgenoemd lichaam opende hU in 1878
de vergadering te Dublin met eene redevoering
over de wiskunde en hare betrekking tot de
overige wetenschappen. In 1879 werd htf pre-
ddent van de Royal Society en overleed den
278ten Juni 1883.
SpotTC^eL Met deien naam worden twee
verschillende vogels bestempeld, die beide de
snoht openbaren, om gelulden van andere die-
ren op eene lachwekkende wt|xe na te bootsen.
De óen is een yoord-Ammkaamêhe l^êtêr
(Tardus polyglottus X), loo groot als ome
gewone merel, maar slanker, aschgrauw van
kleur, gr|fs op den buik en met eene witte
stre^ op de vleugels. Hg lingt des nachts
en zit dan op een tak in een hoogen boom
en kan het gesang van andere vogels en
voorts allerlei gelulden voortreffelUk naboot-
sen. De ander Is een Zuid-Amerikaansche
vogel en heet Oasnetu perneuiy is prachtig
■wart en geel gekleurd en leeft en nestelt In troe-
pen. Ook deie bootst de geluiden na, welke
hH door andere vogels hoort voortbrengen.
Spraak (De) is eene samenvo^ng van
geluiden, welke gedurende de bew<iring der
lucht door de mondholte door middel van
de vormverandering van dese laatste ont-
staan. Dese geluiden noemen wH hUmkm
en de doelen, waarmede stf voortgebracht
worden, êpraakwêrhiuiffên. Tot deze laat-
ste behooren: het strottenhoofd, het ver-
hemelte, de tong en de lippen, — en als
meer passieve deden de mond- en neusholte,
de tanden enz. 80 het luid spreken worden
de klanken verbondeu met strottenhoofdge-
lulden, waarbg vernauwing der stemspleet
en spanning der stembanden plaats hebben,
hetwelk onnoodig Is bU het fluisteren. Door
eene opvolging van spraakklanken vormt men
lettergrepen en woorden, de hulpmiddelenter
mededeellng van gedachten. Duidt men die
klanken door teekens (letters) aan, dan ont-
staat het foAri/V.
Spraakleer (De) of êfraakkuMsi (gram-
matica) bevat de regels, volgens welke men
eene taal met Juistheid spreken en sohrtfven
kan; zy bestaat uit de kennis van de ateon-
derigke letters en van haar gebruik, uitspraak,
nadruk enz., — de woordvorming, woord-
gronding en woordbuiging (etymologie), — en
de woordvoeging of samenstelling der volsfai-
nen (syntaxis).
Bpree (De), de aanzlenltikste zOrivier van
de Havd in de mark Brandenburg, ontspringt
xin.
In de Saksische Oberlansitz, niet ver van de
grenzen van Bohemen, uit drie bronnen, welke
zich bO Taubenheim vereenigen, verdeelt zich
achter Bautzen in twee armen, die bQ Herms-
dorf en Weiszig het grondgebied van Pruisen
bereiken en sich weder verbinden bU Spree-
witz. Z0 stroomt voorts langs Spremberg en
Kottbus, vloMt daarna westwaarts en vormt
met talrijke armen bet laaggelegene moeras-
sige Spreewald, welks armen boven Lubben
weder samensmelten, waarna de Spree zich
noordoostwaarts wendt, zich weder in armen
splitst, die zich bQ Schlebzig op nieuw ver-
eenigen, bQ Lelbsch voor kleine schepen be-
vaarbaar wordt, door de Schwielung en Müg-
gelmeren kronkelt, b0 Berign een eiland vormt,
waarop eene wffk (Kölin) dezer stad gebouwd
is, en na een loop van 366 Ned. mt)l beneden
Spandau zich uitstori; in de Havel. ZQ heeft
onderscheidene kleine zyrivieren en een stroom-
gebied van 172 G geogr. mQl. Door het Frie-
drioh-Wilhelms- of Müllroser- Kanaal iszümet
de Oder verbonden, en ook bQ BerlQu heett
men eenige kanalen. Zy heeft lage, zandige,
grazige of boechryke oevers en bevat veel visob.
Spreekbuis. Daar het geluid zich op
dergeiyke w^ze verspreidt als de lichtstralen,
kan men het versterken door het zooveel
mogeiyk bQeen te honden. Wil men dus den
klank der spraakorganen op verren afstand
duideiyk doen hooren, dan dient men eeae
buis vóór den mond te plaatsen. De vorm
van dese moet volgens de theorie die eener
paraboloYde wezen, In wier brandpunt zich
de mond van den spreker bevindt Intusschen
is ook de gedaante van een afgeknotten kegel
reeds voldocmde. De geluidgolven bewegen
zich, nadat zy een- of meermalen aan den
wand zyn teruggekaatst, parallel aan elka&r.
Zulk eene spreekbuis wordt doorgaans ver-
vsjurdigd van yzerblik en heeft eene lengte
van 1 tot 2 Ned. el. Zy wordt aan boord
van schepen gebruikt, om bevelen te geven
aan de manschap In het want of ook om
gesprekken te voeren mei de bemanning van
voorbVzeilende schepen. Ook in fabrieksj^bon-
wen enz. heeft men spreekbuizen, die van
de éene verdieping naar de andere loepen;
deze zyn cylindervormig en dragen den naam
van communioatiebuizen; men vervaardigt ze
doorgaans van kaoet^Joek. Zie voorts onder
Spreekwoord (Een) is eene korte, kern-
achtige, doorgaans aansohouweiyke en puntige
stelling, die eene werkeiyke of door de volks-
meening aangenomene waarheid bevat Veelal
wordt daarin de algemeene regel door een
byzonder voorbeeld aangewezen. Spreekwoor-
den zyn niet alleen merkwaardig voor de
kennis der taal, maar ook voor die van de
volkszeden en het volksleven. Het spreek-
woord is eene op zich zelve staande stelling
en onderscheidt zich daardoor van d^tpreeJc-
wiftêj die op zich zelve geen volzin vormt.
Men heeft een „Spreekwoordenboek der Ne-
derlandsche taal (1868)" van Smrebomméy ^
en eene „Opgave van werken over de Ne-
derlandsche spreekwoorden (1842, 2 stukken)"
van dê Ja^er,
Spreeuw (Stumus vulgaris X.) is de naam
van een vogel uit de orde der Zamgvo$di
(Oscines) en uit de familie der SfrmMwaehHgêm
44
690
SPREEUW— spm:xger.
(Stornidae). Dese Togel heeft een niet leer
langen, rechten, priemvonDigen toETel, afge-
plat en Btomp op de spita. De mondhoek Ib
naar beneden gericht en de onderkaak is
bOna tot aan den wortel naakt De neusgaten
bevinden zich aan de basis van den bek en
s0n door een vlies half gesloten. De pooten
sOn tamelijk lang en krachtig, en de mid-
denste teen is de langste. De staart is aan
het einde recht en vry kort De eerste alagpen
der vleugels is leer kort en de tweede de
langste van alle. Zjjne grondkleor is bnüa,
maar in het mOftu*) n* het mien, heeft elke
veder eene groote gele of witte vlek aan de
spits. Daar de vederen aan de spits aismten,
is de vogel in het voorjaar swart; de vederen
hebben een fhuUen, metaalachtigeA weer-
BchUn, die in het groen, blauw en parper
speelt In volwassen toestand heeft IMI een
gelen bek. De spreeawen komen leer alge-
meen en seer tahryk in ons Vaderland voor.
Sommige bleven des winters bS ons, maar
de meeste vertrekken naar het aaiden, om
reeds in Februari of Maart terog te komen.
Het manneke lingt aardig en bootst wel eens
het geluid van andere dieren na. Meestal
nestelen ay onder pannen- en stroodaken, in
spleten van torens en holle hoornen. Het
wtjQe legt 4—7 blauwgroene eieren. Als de
Jongen vluchtig ayn, begeven sy aich met de
ouden naar het land, en gexameniyk leven
sy dan van insecten, vooral van rupsen, mei-
kevers, slakjes en wormen. — Aan een snaaksoh
of guitig mensch geeft men ook wel den naam
van jpr«0«io.
8preinb6rg,eene arrondissementshoofdstad
in het Pruiidsohe district Frankfort, ligt aan
den spoorweg van Beriyn naar Görlita, is de
zetel van eene rechtbank en telt ruim 11000
inwoners. Het oudste gedeelte der stad ver-
heft zich op een eiland aan de Spree, maar
het nieuwere, tevens het grootste, op den wee-
teiyken oever der rivier, terwyi op den ooste-
lyken oever het voormalig koninkiyk kasteel
verryst Men heeft er een reaalprogymnasinm
en eene weeftohool, — voorts onderscheidene
laken-, hoeden-, tapyt- en meubelfabrieken,
bierbrouweryen, tabakskerveryen, sigarenfa-
brieken enz. Ten westen van de stad heeft
men den Qeorgenberg met een fraai uitzicht
Sprengel. Onder dezen naam vermelden
wy:
Maükoêus C^kriitiaa» Sprmtjfdj een Doitsch
geschiedschry ver, geboren te Bostock den 24aten
Augustus 1746. Hy werd in 1778 hoogleeraar
in de geschiedenis te Göttingen en in 1779 te
Halle, waar hy tevens de betrekking van bi-
bliothecaris der universiteit waarnam, en over-
leed den 8sten Januari 1808. Van zyne ge-
schriften noemen wy: „(ïeschichte von Gross-
britanniën und Irland (1788)'\ — „Geschichte
der Maharatten (1786)", — „Geschichte der
indischen Staatsveritnderungen (1788)'*, —
„Hyder-Ali nnd Tippo-Saib oder Uebersicht des
mysorischen Beichs (1801)'', — „Erdbeschrei-
bung von Gstindien (1802)", — „(^toschichte
der wichtigsten geographischen Entdeckungen
(1792)", — „Grundrisz der Staatenkunde der
vomehmsten europaïschen Beiche (1798)", —
„Beitrüge zur Erweiterung der Lknder- und
Völkerkunde (1781—1790, 14 dln)", — „Nene
BeitrSge (1790—1794, 18 dln)", — en „Aus-
wahl geogr., statist und histM'. Ki
(1794-1800, 14 dia)**.
Kmri Sprengdy een verdienstelSk _
en kraidkuncUge, geboren den 3dea
1766 te Boldekow by Anklam. HS
te Halle eerst in de tiieologie en
in de genees- en natuurlnmdey
in 1789 hoogleeraar in de
1797 ook in de botanie, en overleed
16den Maart 1883. Van zyne geeehorlOen v«^
melden wy: „Pragmatische Gteackielite der
Arzneikunde (1792— 180S, 6 dln; Me dndt,
1821—1828; nitgave van RouiAmmm^ 1846)",
— „Handbuch der Pathologie (1796—1797,
8 dln; 8de dmk, 1805—1810)**, — »Hi*in
rei herbariae (Amsterdam, 1807—1806, i
dln)", — „(Jeechichte der Botanik (1817-
1818, 2 dln)**, — „Nene Entdeekansen 'm
ganzen Umfimg der Pflanaeaknnde (1819—
1822, 2 dln)**, — en „Opuseola acadesria
(1844)".
Karl Sfrmigel^ een verdiensteiyk landbonw-
kundige, geboren in 1787 te Sohülenlace
by Hannover. Hy bezocht de landbonwaekolaB
te Celle en M6gUn, was vervolgens ala laad-
bouwkundige werkzaam in ftakaen,
in 1819 eene vlas&briek, stadeerde
te (Rottingen in de natuurkunde,
aldaar in 1830 als privaatdocent,
1831 professor aan het (^arolinum te
wyk en begaf zich in 1839
generaal van het landbouwkundig genootsAaf
in Ponmieren naar Begenwalde. Hier atiehtte
hy eene landbouwaoadémie en eene fiabriek
van landbonwgereedschappen en overleed dea
19den April 1859. Hy behoort tot de voorioc-
pers van lAMg en was óen van de eenÉBi,
die de scheikunde toepasten op de kennis vm
den grond en van de meststoffen. Hy V9>
Idaarde reeds, dat iedere plant eene beduide
hoeveelheid onbewerktnigde sloffen voor hs»
voeding noodig heeft en dat men au^t moet
geven op het stikstofgehalte van de msst en
van den bodem. Ook analyseerde ht| groedea
en meststoffen en wilde de uitputting dar
gronden door kunstmest herstellen. Van agne
geschriften noemen wy: „Chemie ffir Land-
wirte (1834—1842)**, — „Bodenlcuade (Me
druk, 1844)**, — „De Lehre vom Dttnger (^de
druk, 1846)**, — en „Die Lehre von den
Urbarmachungen (2de dmk, 1846)**. Sedert
1840 gaf hy het .AUgemeine landwirtsdiaft-
liohe Monatschrift^ in het licht
Sprenger (Aloys), een verdiensteiyk be-
oefenaar der Ooetersche letteren, geboren dea
dden September 1818 te Masserent in l^iel,
studeerde in Weenen en vertrok in 1836 naar
Londen, waar hy den Qraal mui MmuUr ter
zyde stond by het vervaardigen van diens
geschrift over de krygswetenscfin;! der Moham-
medaansche volken. Voorts begaf hy zich ia
1848 naar Calcntta en werd er in 1846dkeo>
teur van eene soort van Mohammedaaasehe
hoogeschool te Delhi. In die betrekking deed
hy onderscheidene boeken ten behoeve van
het onderwys uit Europeesche talen in het
Hindostani overzetten en stichtte eene liUu>^
graphisohe dmkkery, waarmede hy een pen-
ningmagazyn (E^iran ecsadaia) nit|^ In 1848
werd IMi naar Luknow gezonden, om er een
catalogus te vervaardigen van de Koninkiyke
bibliotheek, waarvan het eerste deel in 148S^
SPBENGEB— SPBINQFIELD.
691
te Calcntta . vencheen. Dit boek Is onont-
beerltfk voor de beoefeoftan der Peniaehe
letterkunde. In 1860 werd htf examinalor bU
bet college Fort William, tolk der Begeering
en secretaris raa het Aiiatiaeh Qenootachap
in Bengalen. Van i4|ne geschriften noemen
wtl : „Dietionary of &e technical terms nsed
in the sdenees of the Mnsolmans (1864)'*, —
„Ilm Hiyar's biographical dictioBary of per-
sons who knew Mohammed (1856)", — en
„SojTUti'B Itqan on the exegetic scienees of
tlie Qoraa in Arabic (1866)". Sedert 1869 is
hy wei^iaam als hoogieeraar in de Ooster-
sche talen aan de nniversitelt te Bonn, en
zitne belangrUke ▼erzameling Arabische, Per-
zische en Hlndostanache liandschriften is aan-
gekocht door de Koninkiyke Aeadémie te
Beriyn. Van si|ne overice geschriften vermel-
den wy nog: „Otby^s history of Ifahmnd of
Qhazna (1847)", — „Bfasndt*s Meadows of
gold (1849, dl D", — „The Golistan of Sady
(1851)", — „Das Leben and die Lehre des
Mohammed (1861—1866, 8 dln)", — „Die
alte Oeographie Arabiens als GmndlagederEnt-
wickelongsgeschichte des Semitismos (1875)",
— en „Babylonien, das reichste Land der
Vorzeit (1886)".
Spreuken zOn korte volzinnen, waarin
eene zedelQke leering is vervat. Men heeft
een BQbelboek van dien naam, hetwelk voor
het grootste gedeelte uit zedelessen bestaat.
Het eerste gedeelte (H. 1—9) behelst eene
aanbeveling der wQsheld. Het volgende gedeelte
bevat onsamenhangende spreuken of zedeles-
sen. Een gedeelte (H. 25—29) is onder de
regeering van BiiJcia door geleerden van het
Hof btfeengebracht Ten onrechte alzoo wordt
het geheel toegeschreven aan Koning Salomo.
Springboky zie AnülopeB.
Springer. Onder dezen naam vermelden
wfl:
Chuiav MorUz Bobtrt Springer^ een Doitsch
sohrQver, geboren te BerlQn den 2dsten No-
vember 1816. Hg wddde zich eerst aan bet
onderwijs en was eene reeks van Jaren werk-
zaam als leeraar te ParUs, Bome, Weenen en
Leipsig, terwfll hy er tevens züne stadiën
voortzette, en vestigde zich in 1868 voor goed
te Beriyn, waar h0 opstellen leverde in tyd-
Bcbriften en fanilletons voor dagbladen. Voorts
schreef hf): „ Weimars klassische Stitten (1868)".
— „Die klassisohen Stutten von Jena and
nmenaa (1869)", — den roman: „OrilflnLich-
tenaa (1871, 8 dln)", — „Devrient and Hoff-
mann (1878, 8 dln)", — „Sidney Smith (1874,
3 dln)", — „Anna Amalia von Weimar and
ibre poëtische Tafelronde (1876, 2 dln)", —
en „Bankier and SchriftsteUer (1877)", —
benevens vele geschriften voor de Jeagd.
CoTMHê Sgrimgwr, een verdiensteiyk Neder-
landBcb schUder, geboren te Amsterdam den
25Bton Mei 1817. Hg bewoont züne geboorte-
plaats en zgne stadsgezichten onderscheiden
zich niet alleen door naawkearigheld, maar
tevens door een dichterigk waas. Doorgaans
laat h|} over z||ne straten en grachten een
▼rooiyk zonne^e schQnen, om de teekenachtige
gevels te doen tintelen. Dok bevolkt hg de
straten, grachten en pleinen met aardige
flgoren, die er met smaak zgn geplaatst. Zgne
fraaie stadsgezichten van Amsterdam hebben
er ?eel toe bggedragen om de pittoreske
xin.
hoofdstad in het boitenland te doen ?raardeeren.
Op nagenoeg iedere tentoonstelling vindt men
proeven zgner knnst en zgne doeken zgn zeer in
trek, vooral ia Dnitschland. De schilder is ver-
sierd met het officierskmis van de orde der
Eikenkroon.
Antou Stimrieik Sprimffefy een verdiensteigk
gesehiedschrgver, vooral over konstgeschiede*
nis, geboren te Praag den Idden Joli 1826.
Hg wgdde zich aan de nniversitelt aldaar
en te Mttnchen en Berign aan de beoefening
der wgsbegeerte en der knnst, bekleedde in
1846 korten tgd de betrekking van leeiaar in
de konstgesehiedenis, toefde daarop een jaar
in Italië en vestigde zich vervolgens te Tfl-
bingen, waar zgn boek: „Die Hegersehe Oe-
schichtsanschanang" in het licht verscheen. In
1848 keerde hg naar Praag terng, werd erin
de dagbladen de voorvechter voor de rechten van
den Bgksdag, vestigde er zich als privaatdo-
cent, doch verloor door zgne vrgzinnige voor-
lezingen, later onder den titel: „Geschichte
des Bevolntionszeitalters" in het licht ver-
schenen, de gonst der Begeering, zoodat hg
zgne betrekking nederlegde en eene reis on-
dernam naar Nederland, Frankrgk en Enge-
land, zgne staatkandige vrienden riepen hem
echter terng, en nn nam hg de redactie op
zich van het dagblad: „Union", dat echter,
als partg kiezend voor Proisen, eerlang
onderdrukt werd. Gedarende den Krimoorlog
(1854—1856) vervaardigde hg op last der
Servische Begeering onderscheidene brochures,
waarin hg s&gd voerde voor de emancipatie
der van Tarkge afhankeigke Staten en voor
het protectoraat van Basland. Die staatkun-
dige beginselen brachten hem ook in den laat-
sten Bussisch-Tarkschen Oorlog weder in bet
strgdperk en hg plaatste toen onderscheidene
merkwaardige artikelen in het „Nene Beich".
In 1862 vesügde hg zich te Bonn als privaat-
docent en werd er in 1862 hoogleeraar. Bg de
stichting der Universiteit te Straatsburg zag hg
zich aldaar l>enoemd (1872), en in 1878 vertrok
hg naar de hoogeschool te Leipzig. Van zgne
geschriften vermelden wg voorts: „Deeterreich
nnd die Bevolution (1860)", — „Deeterreich,
Preuszen nnd Deutschland (1961)", — „Snd-
sUwische Denkschrift (1854)", — „Kunst-
historische Briefe (1869—1867)", — „Hand-
buch der Ennstgeschichte (1856)", — „Paris
im 13 Jahrhundert (1866)", — „(Geschichte
der bildenden Kflnste im 19 Jahrhundert
(1868)", — „(Geschichte Oesterreichs seit dem
Wiener Prieden (1863—1864, 2 dln)", —
„Bllder ans der neuem Kunstgeschichte(1867)",
— „Friedrich Christoph Dahlmann (1870—
1872, 2 dln)", — „Michelangelo in Bom
(1875)",— en„Bafisel nnd Michelangelo (1877)".
Dok heeft l^i eene Duitsche uitgave van de
„Geschiedenis der ond-Nederlandsche schilder-
kunst (1875)" van Orowê en CavaleoiêUê be-
werkt.
Springüeld, de hoofdstad van den Noord-
Amerikaanschen Staat Illinois, ligt ten zuiden
van de Sangamonrivier aan de grenzen der
Prairieën; er is een fraai kapitool, een ge-
rechtshof, een tuighuis enz., en men telt er
omstreeks 20000 inwoners (1880). — Ook de
hoofdstad van het graaftchap Hampden in den
Noord-Amerikaanschen Staat Massachuaetts
draagt dien naam. Zg ligt aan de Connecticut,
44*
692
SPBINOFIELD-SPRIMKHAAN.
en men vindt er een gioot tnifhniB meteene
wmpenfiibriek, eene boekerQ met MOOO deelen,
kAtoen-, wol- en papiertebrieken en b0na
84000 inwonen (1880). ZQ ia een ▼ereeniging»-
pnnt van venohillende qKMMrwegen en werd in
1885 gesticht. — Voorts is die naamgegeven
aan de hoofdstad van Groene -Coontj, in het
soldweetelVk gedeelte yan den Noord-Amerl-
kaanschen Slaat MisKnui in eene Tmehtbare
▼lakte gelegen en een station van den South-
west-Padflcspoorweg. Zy heeft b0na 7000
inwoners en in hare nabQheid fflke lood- en
sinkmQnen. — Sptimgfidd is elndeltlk de naam
der hoofdstad van den Noord-Amerikaanschen
Staat Ohio en ligt op een atetand van 9 Ned.
ii4|l yan de Sangamonriyier. ZQ is het yer-
(K lineatns Z.), waarvan de larre ondier dea
naam yan riinmmld bekend is mi vele y«rwo»-
tingen aan plantenwort^ aanricht, — 4^
Koedroode tprim^hmftr (E. saagnfBeoB lu) en.
Spiriii^omkommer (Eebalioii BlaleriBa
J2tdk). Van deie merlnraardlge plaat, besehre-
yen In het artikel Sobaiumj g&rem yrg hier
eene afbeelding,* nameigk in a en h takkes
op Vsde der natnnrl||ke grootte, In e een aed-
draad op 5-yondige grootte, in d eene yiaeht
tQdens de nitwerplng op 1/4^ ^^ natnaiike
grootte, in • een doorgesneden ymditkeginsd
op de halye grootte en in f een saa^le n
6-yondige grootte.
Springvloed, lie X& m vloed,
Springsaad, lie Iv^ie»$.
De springkomkommer.
eenigingspnnt Tan zes spoorwegen en yermaard
wegens het leyeren yan landbouw werktuigen.
De stad is gelegen in eene firaaie prairie, heeft
eenige aanzieniyke gebouwen en telt ruim
20000 inwoners (1880).
Springhaas, zie Kangoeroe,
Springkever (Elater X.) is de naam yan
eene familie en yan een geslacht yan Keeere^
dat zich onderscheidt door gezaagde sprieten
en een langgerekt lichaam, — yoorts door een
uitsteeksel aan de buitenzijde yan den eersten
ring yan het borststuk, dat met kracht in eene
holte yan den tweeden borstring kan gedrukt
worden. Deze fkmilie telt ook in ons Vaderland
onderscheidene soorten, zooals: de e^pringheeer
Sprinkhaan. De sprinkhanen (Saltatofia)
yormen eene ftunilie uit de orde der ReèkhiUm'
géUgen (Orthoptera). Men onderseheidt de mM-
epntManen (Locusta) en de irekeprimkhmm
(Acridium). Beide hebben tot springen inge-
richte achterpooten, doch de eerste ondenclieüdt
zich door zeer lange sprieten, die nit eeae
menigte geledingen bestaan, terwl|l de yrSOes
yan eene lange, sabelyormige legbooryoonieB
zQn, waarmede sO de eieren in den grond
brengen, en de manneUes gewoonlflk op den
rechter yooryleugel eene ylieaige plek hebben,
waarmede zQ een schel en doordringend
geluid maken. De andere heeft korte, sons
pUttgedrukte of knodsyormige q»ieten, nooit
SPBINKHAAN— SPUIT.
698
pp
lil
lii
langer dan de halve lengte Tan het lichaam.
I>e wtffjes misBen de lange legboor en de
mmnne^ea geven gehüd door de achtenchenen
tegen de dekachilden te wr||yen. AUesprink-
h£ien leven van plantaardige stoifen; ^ver-
Tellen meer dan eenmaal en krflgen bQ de
eerste vervelUng vlengelstompjes en by de
laatste vleugels. Tot de eerste funilie behoort
onie inlandsche ^roêne iprimkhtum (Locosta
▼iridissima), geheel groen, somtVds met eene
roodbnüne streep over den mg. Hensiethem
zelden, maar des somers aingen de mannek
▼an den middag tot den avond en bevinden
zich alsdan in wilgen- en elxenstnüken langs
weiden en bonwlanden. — Iets kleiner is de
grooie duhtprirnhkaan (L. vermcivora), wiens
voorvleugels met bruine en gele bloKles ver-
sierd stjn. — Tot het geslacht Acridinm be-
hoort de trêhtprinkkaan (Acrydinm migrato-
rinm), die nog grooter is dan onze groene.
Deze laatste is vooral in Aii6 en in het oosten
van Europa eene geweldige plaag, daar hQ soms
met milioenentallen verschijnt en alle planten
vernietigt waar de zwerm nederstrflkt Aan de
Kaap de OoedeBoop en in het algemeen in het
zoiden van AfHka heeft men eene nog groo-
tere soort (Acridinm lineola), die deegelQks
alle planten verwoest, maar door de Kaffers
gegeten wordt
Sprot (Clupea sprattus X.) is de naam van
een visclje uit de familie der Saritigên iCln-
peidi) (zie onder SarUig). ZQue rugzQde is don-
kerblauw met een groenen weerschyn, terwQl
de zyden en de buik zilverwit zQn; de rug-
en staartvin zQu donker gekleurd, maar de
overige vinnen wit Voosts is de buik scherp-
kantig en gezaagd. Men treft dezen vischaan
op onze kust en in het algemeen in de Noord-
en Oostzee, en zyne levenswyze komt met
die van den haring overeen. Hy voedt zich
met kldne schaaldieren, biyft des zomers in
de diepte, maar begeeft zich in den herlM
, naar de kust om kuit te schieten. Hy wordt
wel eens versch gegeten, maar veelal door
rooken in een kleinen bokking veranderd.
Spruit (Eene) is in het dageiyksch leven
een Jong tal^e, maar in de kruidknnde een tak
van een onderaardschen stengel (wortelstok).
Eene wofUUfnit (sobolee) is een onderaard-
eche, min of meer horizontale tak van den
wortelstok, waaruit zich hier en daar nieuwe,
bovenaardsche stengeldeelen ontwikkelen. Ook
een afttammeling van een of ander geslacht
onder de mensohen wordt een iprwU of tdg
genoemd.
Sprtiner (Karl) wm MerU^ een Duitsch
geschied- en aardrykskundige, geboren in
1803 te Stnttgart, trad In krygsdienst en werd
in 1856 luitenant-kolonel en leeiaar in de
militaire geographie aan het kadettenkorps.
Later werd hy luitenant generaal en a4Judiuit
des Konings en ontving in 1886 pensioen. Hy
schreef: „Bayems Oaue (1831)** en gaf eene
„ Gaukarte des Henogthums Ostfhmken (1786)**
in het licht. Zyn hoofdwerk is de groote
„Historiseh-geographische Handatlas (1887»
1862, 118 bladen)**, die zich door eene keurige
bewerking en uitvoering onderscheidt. Ook |^
hy een uitmuntenden „Historlsohen Atlas von
Bayem (1888, 7 bUden)*' en met iZM* onder-
scheidene reisboeken in het licht, alsmede:
«Charakterbilder aus der Bayrisehen (s^esdiichte
(1878)**. Sedert 1868 is hy lid van de Aeadómie
te Hflnchen en sedert 1869 van de Historis^e
Oommissie. Ook leverde hy de tooneelspelen:
.Oraf Aroos Heldentod**, — „Der letzte Bruder-
kampf im Hanse Wittelsbach **, — en „Die
Wege des Olücks **, — alsmede „Jamben eines
greisen OhibelUnen (1876)**, — en „Aus der
Mappe des greisen Ghibellinen (1882)**.
Spruw (Aphthae) is eene aandoening vaa
de mondliolte, zich vertoonende in de gedaante
van een witachtigen, stippelvormigen uitslag
op de smaaktepehjes der tong en op hetsiym*
vlies van de overige doelen der mondholte.
Men heeft eene goedaardige en eene kwaad-
aardige soort De eerste vertoont zich op eiken
leeftyd, maar vooral by zuigelingen; zy neemt
een aanvang met neerslachtigheid, slaperigheid,
roodheid en zwelling der tongtepel^ies, koorts-
achtigheid, dorst en vrees voor zuigen. Een
paar dagen later ontwaart men op de punten
der gezwollen tepeltjes, soms ook aan de
binnenzyde van het tandvleesch witte stipjes,
die na een paar dagen worden afgestooten
of hier en daar in omvang toenemen en zich
by herhaling op nieuw vertoonra. De oor-
zaak Is veelal eene gestoorde werking der
huid en ligt ook wel in de ellendige aiig-
dotten, door onkundige moeders in den mond
der zuigelingen geduwd. Men behandelt deze
ongesteldheid veelal met een suikerhoudend
en verzachtend mondsmeersel, zooals violen-
stroop, rozenhonig, althaeastroop enz., maar
het eenvoudigst geneesmiddel is een zorgvul-
dig rein houden van den mond. — Qeheel iets
anders is de kwaadaardige spruw. Yóor het
uitbreken van deze vertoont zich gewooniyk
eene roesachtige kleuring rondom den anus,
vergezeld van een lichten graad van maag- en
darmontsteking, die 6 of 7 dagen duurt, voor-
dat men iets in den mond bekeurt Inmiddels
vermeerdert de snelheid der pois aanmerke-
lyk, — wel eens tot 140 slagen, en dan eerst
vertoont zich op de tong en aan de binnen-
vlakte der wangen eene hooge roodheid, welke
snel toeneemt en vergezeld gaat van pyniyk-
heid, droogte en temperatnurverhooging. Na
verloop van een paar dagen openbaart zleh
eindeiyk de kenmerkende uitzag, die niet
bestaat uit enkele stipjes, maar vaat aan-
klevende, gele schynvliezen vormt, waarin
eene soort van schimmel (Oïdiiun albicens)
gevonden wordt. Daarna neemt de diarrhé
toe, de maag- en darmontsteking verergeren,
het kind vermagert, weigert alle voedsel en
sterft Deze ongesteldheid ontstaat veelal door
eene slechte voeding en door gebr^aaa lucht-
verversching; zy komt dikwy Is voorin gesttoh-
ten, maar zelden in particuliere woningen.
Spuit (Eene) bestaat uit eene bids, van
onder eindigend in een pnntig gedeelte met
eene nauwe opening, en uitbeen zuiger met
een steel, die zieh luchtdicht in het rolionde
deel van de spuit beweegt. Is de zuiger naar
beneden geduwd, dan plaalst men zyn uiteinde
in eene vloeistof en haalt den lüger naar
boven; zoo wordt het Inchtiedig in de bnis
met de vloeistof aangevuld, dat men vervoK
gens, door den zuiger met kracht nete te
drukken, tot op aanmmkeiyken aMand kan
vregspuiten. Men heeft lavementspiiten, die
vry groot zyn, en iiOectiespuiten, bestemd om
eene vloeistof in de holten des Uehaamt
694
8PUIT-8PURRIE.
of onder de huid te doen doordringeD.
Spnitwater noemt men soiver w»ter,dtl
op maehinsle wfse koolmnr onder dmk heeft
opgeloet en een leer Terfriisekenden drank
▼ormt Men heeft snik spnitwater in eene be-
paalde toort Tan floMchen, iipkom genaamd, die
▼an eene metalen Bloiting en van eene tot op den
bodem reikende glaien bnif vooralen lÜn. Opent
men de sluiting, dan bmist het water uit eene
daaraan bevestigde bnis met kracht in het
daaronder gebonden waterpas. Daar de metalen
sluiting schadeltke bestanddeelen aan het
watOT afgeeft, gebruikt men thans volgens
het systeem Smm kogelflesseheo , namel0k
spuitwaterflesschen, wier hals gesloten is met
een glaien bollede dat tegen een in den
hals bevestigden
kaoet^joekring
drukt Wil men
het water in een
glas gieten, dan
besigt men een
drukker in den
vorm van een dop,
om dit kogeltje
naar beneden te
duwen.
Sfmller (Eu-
gêne), een Fransofa
Journalist, geboren
den Ssten Decem-
ber 1835 te Snur-
ne (Cdte d'Or),
studeerde in de
rechten, werd ad-
vocaat, maar be-
paalde sich sedert
1868 uitsluitend
bO de journalis-
tiek. HO behoorde
tot de geestver-
wanten en vrien-
den van SfttmiettOj
vergeaelde hem in
den laehtballon op
den tocht van Pa-
rys naar Tours
en diende hem te
Bordeaux als se-
cretaris. In 1872
werd hg lid der
redactie van de
„Bépublique Arau-
^sise'*, — voorts
in 1876 lid van
de Kamer van Af-
gevaardigden en
in het ministerie
eambetta van 14 November 1881 staatssecreto-
ris van Buitenlandsche Zaken. In 1884 werd
hg tot vioe president der Kamer gekosen en in
de sitting van 27 November 1884 werd de
door hem voorgestelde orde van den dag, een
votum van vertrouwen voor Ferry ter lake
van de Tonkinquaestie behelsende, door de
vergadering aangenomen.
Spurgeon (Charles Haddon), een beroemd
Bngelsch prediker der Nonconformislen, ge-
boren den 19den Juni 1884 te Kelvedon in
Essex, werd hulponderwOzer te Oambridge,
legde sich toe op de predikkunde en trad
rrods als 16-jarig jongeling als prediker op
Spurrie.
in bet dorp Teveraham en wél met loo goei
gevolg, dal ht eenige maanden dssnagh
koien werd tot predikant der Bsptiiteii^
meente te Waterbeach. Z0n roem klonbi
den dag, en in 1862 hield k(i, gedeeltelijk it*
de open looht, meer dan SOO predikstiCi. h
1858 werd hg predikant der Bsptiitear
meente van New Park-Street-Ch^iel te Los^
don. Hier oogstte hg ook den bfltal ns kt
besehaaM publiek, soodat agne kerk eeriiBf
vergroot moest worden. Maar ook hetfcr-
ruimde locaal was eerlang niet meer voldoasde,
soodat hg sich in 1856 begeven moest mr
de Surrey-Hnsie-Hall, waar plaats ia ws
10- tot 15000 personen. Todi kon ook èat
ontaettend groote saai weldra de salmgerloeü^
schaar niet neer
bergen, loodst
men beéloot ew
nieuwe kerk foor
hem te bosweo,
Dese wasiBl861
geareed, droef te
naam vaa Kfltn-
politanTsbentde
enhadSlOOOpied
sterling gtdMl
Hier is S^tr^
steeds met fw
werksaameBfiet
door sgse reMa-
me, popolsirevci-
sprelceodkid,
doorsgnekeratd-
tige, beelérüb
taal en dooriQy
volle, knetitjge
stem duizenden te
boeien. Hg spreekt
▼oor de milt ei
sgne leerredei»
worden dooruel-
schrgversopgetee-
kend. Zgne leer-
stellige gefoeieos
komen OTsnoo
met diederB^K
tisten, en h9<«A
steeds get#vi
van sgn gelMf»
de komit vu ^
Dnisen^}^^'
De door hes» tó-
gegeven pNe»-
Park-street-AU»;
nack(Bedertl859r
en het tgdedirift:
„The sword »d
ign de orgsseo
sgn mond werden
the trowel (sedert 1865)*"
van sgne gemeente. Uit
voorts opgesameld: ,)(}ems~ ttom Spurgeon
(1859)'' en ,,Anecdote8 and sayings oi Spv-
geon (1865)".
Spurrie (Spergola X.) is de naam nn
een plantengeslacht uit de funilie der
AmêUerm (CaryophyUeae). Het ondarecliddt
sich door het besit van steunblaacU», te^
wgi de bloemen bestaan uit een 5-deel««B
kelk , eene 5bladige bloemkrooa, 5 tot 10
meeldraden en 5 met de kelkbladen sfvnf^
lende stgien. De zaden, in eene 6-deelife
doosvrucht besloten, sgn lensvormig en 9^
SPURRIE— SBEZNEWSEUJ.
695
^leai^d. In one Vaderland komen twee
aoorten in het yeld Toor, nameiyk 8.
<Mr9etuU X., welke in Bommige atreken tot
^eeroeder nitgesaaid wordt en van welke wQ
«ene afbeelding geven op ^/sde der nataurlttke
Cprootte, en 8, Mórwmii L. Beide z0n óen-
Jarige kmiden, met een geleden, aan de
feitoopen geswoUen en yertakten stengel, tot
Icmnaeii vereenigde, IQnTormige bladeren,
Uelne, yliezige steonbladen en langgesteelde,
tot byschermen yereenigde bloemen. BH de
eerste soort zün de bladen aan de ondenUde
^ealeafd, by de tweede ongeslenfd.
Spursheim (Kaq>ar), éen yan de eerste
, nanhaggere der schedelleer (zie 0€M) en ge-
boren den Sisten December 1 776 te Longwich
laa Trier, stadeerde te Weenen in de genees-
I Ininde, werd er bekend met €^aU en sloot
. met desen eene harteiyke Triendschap, loo-
dat by tot 1818 alle lief en leed met hem
, deelde. In laatstgenoemd Jaar bexocht hy
j £ngeland en hield er in onderscheidene
steden voorleiingen over de sohedelleer. In
1817 begaf hy sieh naar Parys, waar hy de
, doctorale waardigheid verwierf, wydde sich
In Engeland aan de geneeskundige practyk
lüeld er tevens weder dmk besochte voorle-
singen, begaf tioh nogmaals naar Parys, en
' ▼ertrok in 1882 naar Boston in Noord-Amaika,
I vvaar ayn stelsel groot opsien baarde. Hy over-
leed den lOden November 1888. Vaniynege-
' schriften vermelden wy: „The physiognomical
' ^rstem of dr. Oall and Spnrsheim (2de dmk,
^ 1815)'\ — „Ontlines of the physiognomical
' system (1815)", — „On insanity (1817)", —
' „A view of the elementary principles of eda-
' cation (1821 en 1882)", — „Sar la folie (1828)",
' — en „Essai philosophiqae sar la natare mo-
rale et intellectaelle de Thomme (1820)".
^ Spyers (Frederik Antoon), een verdienste-
lyk letterkundige, geboren te Zevenaar in
Gelderland den Ssten April 1805 en overle-
' den te Oent den 7den April 1845, studeerde
en promoveerde in de letteren te Qent en
vrerd in 1886 leeraar in de redeneerkunde
aan bet college te Oudenaarde, doch later
leeraar in het Orieksoh \en Hoogdaitsch aan
het athenaeum te Gent. Hy schreef: „De
stryd der kikvorschen en muiaen ens. (1830)",
— „Homerus werken vertaald (een gedeelte
van de „Ilias", 1880)", — „Mythologie of
fabelkonde der Grieken en Romdnen (1884)",
— „Beschryving van twee merkwaardige
monumenten van beeld-, sny- en sohilderkunde
(1835)", — „De HamikonCïourtBche cartons
van Raftël (1886)", — „Bydragen voor de
geschiedenis der schoons teekenende kunsten
(1886)", — „Beschryving van twee merkwaar-
dige schildeillen uit de school der gebroeders
van Eyok (1837)", — „Lotgevallen en krygs-
bedreven van eenen Prulsischai philosophiae
doctor", — „Bydragen voor de kunstgeschie-
denis en kunstkennis der oudheid (3 afl., 1888)",
-^ „Schets eener theorie der schoone beel-
'dende kunsten. De kunst by de volkeren der
Oadbeid (1889)", — en „De Duitsche spraeck-
leer vereenvoudigd voorgedragen (1842)".
Spyri (Johaana Louise), eene schryfMer
voor de jeugd en geboren den 12den Juni 1827
in het dorp Hinel in het Zwitsersche eanton
Zfirich, is de dochter van den arts Hèuuer en
van de dichteres Mêia Setutêr, Zy trad in
1852 in het hnweiyk met Spyri, secretaris der
stad Zürich. Van hare geschriften noemen wy :
„Ein Blatt auf Vrony's Qrab (1871)", —
„Heimatlos (8de druk, 1881)", — „Aus Nah
und Peru (8de druk, 1881)", — en „Heidi's
Lehr- und Wandeijahre (8de druk, 1881)".
Squatter, van het Engelsche woord io
$quat (neérhurken en alzoo sich neerzetten
op den grond), noemt men in de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika een kolonist, die
zonder recht van eigendom zich nederzet op
een stuk land, doorgaans in onbewoonde streken
gelegen. De squatters hebben tot de ontginning
van den bodem aldaar, vooral in het Westen,
Uiet weinig bygedragen. Men heeft zalks erkend
en alzoo vóór en na maatregelen genomen, om
hen in het bezit dier ontgonnen landen te
handhaven. Beeds in 1808 werd in Massachn-
setts eene wet vastgesteld, inhoudende, dat een
veertigjarig gebruik van gronden aanspraak
gaf op eigendomsrecht, en later werd aan de
squatters gelegenheid gegeven , de staatsgron-
den, waarop sy zich gevestigd hadden, tegen
betaling van 1 Vi^l® dollar voor het acre in bezit
te verkrygen. Nadat deze wet in 1880 voor
een zeker aantal Jaren geldend was verklaard
voor het geheele gebied der Unie, werd zy
voor onbepaalden ^d aangenomen in 1841,
onder beding, dat geen kolonist meer dan 160
acres te geiyk modit aankoopen; doch sedert
het vaststellen der heemstedewet (homestead-
bill) in 1862 moest aan ieder, die er zich ter
goeder trouw vestigt en burger is of denkt te
worden, 160 acres congresland gratis worden
toegekend. In Australië geeft men den naam
van „squatters" aan hen, die zich op de scha-
penfokkery toeleggen en uitgestrekte landen
van de Begeering in pacht hebben.
Squier (Ephraim Georg), een Noord-Ame-
rikaansch oudïheidkundige, geboren denl7den
Juni 1821 te Bethlehem (New York), werd
ingenieur, volbracht met Davk een merkwaar-
dig onderzoek naar de aloude gedenkteekens
van het Mississipidal, waarvan hy verslag gaf
in „The ancient monuments of the Mississippi
Valley (1848)'* en zag zich in 1848 benoemd
tot gevolmachtigde by de Bepublieken van
Gentraal-Amerika, waar htf zich desgeiyks met
oudheidkundige nasporiogen bezig hield. Later
bezocht hy Europa, was in 1868 en 1864 com-
missaris der Unie in Peru en werd in 1871
president van het Anthropological InsUtute
te New Tork. Van zyne talryke geschriften
vermelden wy: „Sketches of travels in Nicara-
gua (1851)", — „Nicaragua, its people, scenery
and monuments (1^^ ^ ^n)'\ — „Antiquities
of the State of New Tork (1851; 2de druk,
1861)", — „Waikna, or adventnres on the
MoskHo Shore (1855)", — en „The states of
Central Amerika (1857)", — „Beport of the
si»vey of the Honduras Interoceanic railway
(1859)", — „Tropioal fibres and their econo-
mical eztraction (1861)", — „Honduras des-
oriptive, historical and stotistical (1870)", —
en „Peru. Incidents of travel and exploration
in the land of the Incas (1876)".
Sreznewakij (Ismaël Iwanowit^j), een
Bnssisch geleerde, die zich vooral bewoog op
het gebied der Bnssische en Slawische letter-
kunde en oudheden, werd geboren te Jaroslaw
in 1812, sleet zyne Jeugdige Jaren te Charkow,
bezocht er de universiteit en werd er vervol-
696
8REZNEWSKU-STAAL.
geus professor tn de statistiek. Térens beiMuUde
hg zich hO de yolkeDkunde. Nadat h|f in 1889—
1842 met Prêiêty BoéyatukiJ ea W. OfigarowU$j
eene reis had volbracht in de Slawisohe landen,
werd hy hoogleeraar in de Slawisohe talen,
eerst te Charkow en toen te Petersburg, waar
hg sich onderschddde door groeten üver. Hy
werd met bovengenoemde geleerden de grond-
legger der Bnseische Slawistiek. Zyne ge-
schriften waren hoofdsakeiyk gewyd aan de
ond-Rossische taal en letterkunde en aan de
Bossisch-Slawische mythologie en ondheid-
knnde. Zy zyn meerendeels opgenomen in de
werken van de Tweede Afdeeling der Bossisehe
Académie van Wetenschappen. Hy overleed
in 1880.
Ssewersow (N. A.), een verdiensteiyk
Bnssisch reiziger en dierkundige, ondernam in
1857—1858 op last der Russische Académie
van Wetenschappen een tocht in het Aralo*
Caspische laagland, waar hy bykans was om-
gekomen, toen hy in April 1858 van het fort
Perowski langs de Sir Darja wilde relsen. Zyn
gelaat draagt thans nog diepe litleekens van
de sabelhouwen, welke hy toen ontving. In
1864 werd hy door het ministerie van Oorlog
uitgezonden om het land aan de oversyde der
rivieren Ui en T^oe te onderzoeken. Uy nam
in dat jaar deel aan de veldtochten van generaal
Titf'êrnafêuf tnsschen de T^Joe en de Sir Daija
en doorkruiste gedurende twee Jaren het toen
nog onbekend westeiyk gedeelte van den
Thian^an, van het Heer Issikoel tot aan het
uiteinde van het gebergte in de Aralo-Caspisehe
vlakte. Hy gaf daarvan een merkwaardig ver-
slag, dat in het Engelsch is vertaald. Onder-
steund door het Russisch Aardrykskundig Ge-
nootschap, trok hy in 1868 voorwaarts in het
Thian^jangebergte tot aan de bronnen van de
Sir Di^a. Daarover schreef hy in het Russisch :
„Reizen in Toerkistan en nasporingen in het
hooggebergte van den Thiansjan (1878, 8 dln)*'.
In 1874 nam hy deel aan de groote Russische
expeditie naar de Amoe Daija, reisde langs
den ooeteiyken oever van het Meer van Aral.
en stond in 1877 en 1878 aan het hoofd van
een reisgezelschap, dat met wetenschappeiyke
bedoelingen het Pamirplateau bezocht. Dit
reisgezelschap, waartoe ook Sekwart, Skmêi,
Bo^htêw en JToef/aürMoi^y behoorden, trok zuid-
waarts tot aan het Meer Rankoel en bezocht
een nog onbekend gebied, zoodat het in slaat
was, de aardrykskunde, de geologie en de dier^
en plantenkunde met belangrykemededeelingen
te verryken.
8t., meestal op het woord zelf te zoeken,
byv. 8L SutttOUu op JSmtiaiimt.
Staal is eene soort van yzer, dat zich
onderscheidt door een bepaald koolstofgehalte,
hetwelk tusschen dat van gietyzer en smeed-
of staafyzer gelegen is. Het ligt in smeltbaar-
heid tusschen gietyzer en smeedyzer, is als
dit smeedbaar, maar bezit de eigenschap, dat
het by snelle afkoeling zeer hard wordt In
den Jongsten tyd evenwel, sedert de toepassing
der methoden van JBêsêemêr en Mariim, is het
eigenaardig kenmerk van staal zeer twyfelachtig
geworden, zoodat in 1876 door eene internatio-
nale commissie de volgende benamingen voor de
verschillende soorten van koolstofhoudend yzer
zyn voorgesteld: KooUtofoerbindMtgmiwm^ur:
L Smeedbaar yzer (moeieiyk smeltbaar, maar
smeedbaar) met 0,04—2% koolstot A.SsMad-
yzer, niet vatbaar voor harden, met 0,04— 0,5%
koolstof. 1. Wél-yaer (in niet vloeibaren toealMd
verkregen), — 2. (Sesmolten yzer (Bessemar ,
Martin- en Landore-yzer). B. Smeedyzer, voor
harden geschikt met 0,6—1,5% koolstof. 8.
Wélstaal (in niet vloeibaren toestand verkre-
gen), — 4. (Het8taal(Bessemer-«iMartiBstaal,
staal van Uchattus, Obersteiner, Heaton ans.).
U. Ruwyzer (Ueht smeltbaar) met 2— 6% kool-
stof. A. Wit ruwyzer (met amorphe koolstof X
spiegeiyzer enz. B. Orys ruwyzer (met graphiel),
ook giemzer geheelen.
(3k>ed staal heeft eene liehte, gryswitte klear,
geen sterken glans, eene fUne, geiykmatige
korrel en eene schelpachtige breuk. Het ia
sterker dan smeedyzer en heeft gemiddeld
een soorteiyk gewicht van 7,7 , hetwdk b0
vermeerdering van het koolato<|sehalte ver-
meerdert en by het harden vermindert B0
het verhitten wordt het staal zachter, maar
men kan het niet zoo gemakkeiyk smeden
en wellen als yzer; het smelt by 1800*" C.
Wordt het staal in gloeienden toestand in eene
vloeistof afgekoeld (geblnscht), dan wordt het
des te harder, naar mate ^ne temperatuur
hooger en die der vloeistof lager is. Daar het
moeieiyk is, eerstgeaoeide nauwkeurig te be-
palen, maakt men het staal aanvaakeiyk harder
dan het wezen moet, om het daarna door
uitgloeling op den begeerden graad van hardheid
te brengen. Dit kan geschieden, omdat het
staal by verschillende tittnperaturen eene be-
paalde aanloopkleur vertoont Ook yzeren voor-
werpen kan men aan de oppervlakte haidea
door ze met koolstofhoudende stoffen te om-
wikkelen en daarna te verwarmen. Het staal
verliest de koolstof; waaneer hetgerubnentyd
of by herhaling in de opene lucht wordt
verUt, maar men kan het in zyn voormaUgen
toestand terugbrengen door het sMt koolstof
te gloeien. Gk^ steal is hard, veerkachtigen
taai, doeh deze eigenschappen kunnen door
het koolstofj^ehalte gewyzigd worden.
Wéhtaal wordt verkregen door reductie van
ertsen met kool, door ruwyzer van kool te
beroof en (frissehen) en door aan ssMedyaer
kool toe te voegen, — en men wint s^Maml
door smelten van ruwyzer by toetreding van
lucht, door het smelten van ruwyzer met
ozydeerende stoffen, door ruwyzer door middel
van smeedyzer van kool te berooven, en door
aan smeedyzer kool toe te voegen. Naar het
gebruik, dat men van staal auiken wiU oa-
derscheidt men hetinstrumentenstaal, de beste
en hardste soort, vooral cement- en gietstaal,
— gereedschappenstaal, vooral goed Beesemer-
staal, — en machinestaai (voor sporen, raderen,
kanonnen, assen enz.), inzonderheid Bessemer-,
Martin- en Landoreetaal.
Eene nieuwe methode om staal te harden
bestaat volgens CUmmdat daarin, dat men het
metaal, tot kersroodgloeihitte verhit, sterk
comprimeert en onder dien druk laat afkoelen.
Het metaal verkrygt daardoor eeae ongemeeae
hardheid en zulk eene iUnheid van korrel dat
het na het poiysten op nikkel geiykt. De
mededeelingen van OUmênioi zyn bevestigd
door X<M, die in de yzermynen van St Jacquea
te Montlni^n in de gelegenheid was om dien>
aangaande proeven te nemen. D&ar wordt
volgens de methode van WUworikimEBgeUaA
STAAL-8TAAT.
^97
bet gesmolten staal aan eene drukking bloot-
gesteld van 1000 tot 1 600 Ned. pond op den O
Ked. dnim en by het afkoelen en yersttiven
oader die drukking gehouden. Men yerkrügt
de«geigk8 eene grootere hardheid, wanneer
men gesmolten staal in metalen vormen giet,
soodat het snel afkoelt.
Staal (Marguerite Jeanne de Launay, ba-
rones de), eene ontwikkelde Franache vrouw,
geboren te Par08 in 1698, trad als kamenier
in dienst van de ,Hertogin van Mmmêy maakte
zich bekend door hare gedichten en ontwer-
pen voor tooneelstukken en werd eindeiyk de
toongeeftter in de salons te ParQs. Gedurende
het Begentschap deelde sU twee Jaar lang de
gevangensehap der Hertogin, die in 1718 in
ongenade gevallen was, in de BastiUe, doch
trad vervolgens in het hnweigk met den maar-
schalk Baron de SiaoL. Zy overleed te Genne-
▼üliers by Parys den 15den Juni 1750, en hare
„Mtoioires (1756, 2 dln; 2de druk, 1846)*', als-
mede hare brieven bevatten veel belangryks.
H«re yOeuvres complötes'* syn in 1821 in 2
deelen in het licht verschenen.
Staalgravure, sie Chrateêrkiaut,
Staar is in de heelkunde de algemeene
uitdrukking voor blindheid. Men onderscheidt
de twarie, j^amwe en ^roêne êiaar, By de zwarte
staar (Amaurosis) is de werking van de oog-
senuw of van het netvlies opgeheven. De oor-
saak deier kwaal is gelegen in eene organische
verandering der aenuw, in verwoesting, druk-
king, overqMinning, hersenschudding, de wer-
king van sommige narcotica ens. Haar aanvang
is gekenmerkt door eene toenemende vermin-
dering van het gesichtsvermogen (Amblyopia).
De volkomen ontwikkelde swarte staar onder-
scheidt aich door ongevoeligheid voor het licht
met onbewegeiykheid en vernauwing der pnpU,
terwyi doorgaans de bloedsomloop in het aan-
gedane oog traag en de voeding slecht is, Eoodat
snik een oog sich klein, ingevallen en roodachtig
vertoont — - By de giauwe staar (cataracta) ligt
de oorsaak in de opheiBng der doorschynend*
heid van de luristallens of van haar ItapseL Men
heeft hier alaoo eene lens- en eene kapsel-
staar, en de geneesheer dient aanstonds te
bepalen, welke van deze de blindheid doet
ontstaan. Het oog is by grauwe staar dof,
het tweede of het derde kaarsbeeld of beide
ontbreken, de pupil is vatbaar voor lichtprik-
keling, soodat de lyder dag en nacht weet te
ondeischeiden; lelfB is hy lichtschuw. Deie
ongesteldheid ontstaat door stoornis in de
voeding van het oog, veelal éen gevolg van
ontttteking of van hoogen ouderdom. Gtenedng
wordt verkregen door verwydering, verbry-
seling of wegdrukking der ondoorschynende
lens. — De groene staar (Glaucoma) is nog
altyd een raadselachtig verschynsel. Zy draagt
dien naam, omdat men in het oog een groenen
weerschyn meende te ontdekken. Zy wordt
thans — vooral na de onderzoekingen van
2>oiNlfr»— gewooniyk beschouwd als het gevolg
eeser ontsteking van het vaatvlies (Choroïditis).
Zd neemt een aanvang met pyn in het oog
of er om heen, gevolgd door uitzetting van
den oogbol en van de bloedvaten der con-
junctiva. Weldra ontstaat volkomene blind-
heid, en by onderzoek vindt men uitholling
▼sn den tepel van het netvlies. Spoedig gaat
ijl over in de grauwe en eindigt met de
zwarte staar. Alleen regenbooguitsnyding (iri-
deotomie) kan genezing brengen.
Staat (Een) is eene op een bepaald ge-
bied georganiseerde vereeniging van regeer-
ders en geregeerden. Deze bepaling van een
Staat Is zeer eenvoudig, maar zeer uiteenloo-
pend zyn de gevoelens over den a%rd, het
recht en het doel van den Staat. Daarenboven
moet men onderscheid maken tusschen het
eigeniyke denkbeeld van Staat, hetwelk op
een geschiedkundigen grondslag rust, en het
denkbeeld van Staat, hetwelk voortvloeit uit
de wysgeerige bespiegeling. Dit laatste toch
stelt den Staat voor, zooals hy wezen moet
en het eerste zooals hy werkeiyk is. Nu leert
de geschiedenis, dat van eigeniyke Staten
dan eerst sprake kan wezen, wanneer een
aanmerkeiyk aantal menschen tot een geheel
vereenigd is. Het huisgezin kan derhalve als
de natnuriyke grondslag en het uitgangspunt
van den Staat beschouwd worden; doch de
Staat heeft tegenover het huisgezin dit eigen-
aardige, dat zyne onderhoorigen niet door
den band der bloedverwantschap, maar door
eene alkonderiyke organisatie verbonden zyn,
en het eigenaardige van deze organisatie is
daarin gelegen, dat men hier eene vereeniging
aantreft van eene regeering Ufoa^^niement,
staatsbestuur) en van geregeerden (onderhoo-
rigen, staatsbuigers,- ondetdanen). Waar zulk
eene organisatie en in het algesóeen de hand-
having der orde ontbreekt, waar dus anarchie
(regeeringloosheid) heerscht, daar zoekt men
den Staat te vergeeft. Eindeiyk behoort tot
het denkbeeld van een Staat de aanwezigheid
van een bepaald grondgebied, waarop dat ge-
heel van menschen zich gevestigd heeft. De
toestand van eene zwervende horde is verre
verwyderd van dien van een geregelden Staat,
zoodat ZOnfl dezen laatsten den toestand van
een gezeten volk noemt Omtrent den oor-
sprong van den Staat heeft men zeer verschil-
lende gevoelens geopenbaard. Sommigen mee-
nen, op het voetsi^r van Jea» Jaequeu Saustêan^
dat hy by overeenkomst, door een „contrat
social", Is ontstaan, waarby ieder ingezeten
zooveel van zyne Individueele vryheid prys
gaf als noodig was ter bereiking van het doel
van den Staat, nameiyk de rechtszekerheid.
Veel natuuriyker echter is het, aan den Staat
eene historische ontwikkeling toe te kennen.
By de onbeschaafde stammen werd reeds het
gezag van een stamhoofd, van een machtige of
een ryke erkend, die, gewooniyk door de
oudsten gesteund, biliyke regels vaststelde,
waarnaar de leden zich moesten gedragen.
Die regels of wetten werden gewy^d by de
toenemende beschaving, en zoo zyn de heden-
daagsche Staten langs historischen weg ont-
staan. De rechten, welke een staatsbewind of
zyn vertegenwoordiger (de Souverein) bezit,
vormen den inhoud van het staatsgezag, waarin
ook de sonvereiniteitsrechten begrepen zyn. De
uitoefening van dat gezag, alzoo de regeerings-
vorm, wordt door de grondwet (constitutie)
bepaald. Men verdeelt het staatsgezag gewoon-
iyk in eene wetgevende, rechtsprekende en
nitvoerende macht, en bet eigenaardige der
moderne constitutioneele monarchie is daarin
gelegen, dat zy, met betrekking tot de wet-
gevende macht, aandeel geeft in het regeerings-
beleid aan de geregeerden, aan het volk, dat
698
STAAT-STAATHUISHOUDKÜNDE.
2ich door gekoxen aljgrevmardigdeii laat ver-
tegenwoord^n. Het staatsgeiag self eTenwd
is en blQft ^ en ondeelbaar , het duldt geen
Staat tn den Staat, zoodat lich ook de Kerk
aan het ttaatsgeiag onderwerpen moet. Aan
den handhaver Tan het staatsgeiag — in de
monarchie de Vont en in de republiek het
geheel der ingesetenen — is de staatsburger
ondergeschikt. Behalve de meenfngen, dia
wQ omtrent den oorsprong van den Staat
reeds vermeld hebben, vinden wQ bQ onde
volkeren de theocratische of godsdienstige
theorie, volgens welke de Staat als eene
goddelóke instelling en het staatsgezag als
door Qod verordend en toegekend wordt be-
schouwd, eene theorie, welke men in den
nieuweren ttjd onder den naam van „Koning-
schap door Gods genade** wederom op den
voorgrond heeft weten te schuiven. ZQ wordt
met kracht verdedigd door de anti revolutionaire
party. Volgens anderen is het staatsgezag het
gevolg van grondbezit, en iQ vestigen hierop
de verdediging der absolute monarchie, waarb[|
de beheerscher zich als eigenaar beschouwt
van het land en z0ne bewoners en met Lodêwy^
XIV verklaart : „L'etot c*eet moi! (Ik zelf ben
de Staat)**. Ztmt^ ZaekaHd en WühOm von
Mwmholdt verkondigden het gevoelen, dat de
Staat ontstaan is door de behoefte aan recht
en wet, en deze theorie, thans veelal de
-Manchestertheorie** genaamd, verlangt, dat
de Staat enkel voor rechtsveiligheid zorge en
al het andere aan de burgers overlate. Dit
gevoelen strekt ook tot grondslag voor een
ataathuishoudkundlg stelsel. Tegenover haar
staat de „welvaarttheorie**, die het bevor-
deren van de algemeene welvaart aanwQst als
het doel van den Staat. De voorstanders van
deze theorie brengen echter allicht het volk
onder de knellende voogdyschap van den po-
litiestaat. Vermoedeiyk dient men de voorkeur
te geven aan eene theorie, welke den mid-
denweg volgt, — welke rechtszekerheid als
hoofddoel van den Staat aanmerkt en de staats-
hulp en staatsinmenging beperkt tot zoodanige
aangelegenheden van algemeen belang, waar-
voor het particulier initiatief te kort schiet,
terwyi zy voorts binnen de grenzen van recht
en wet aan de Staatsburgers eene zooveel
mogeiyk onbelemmerde beweging vergunt. De
betrekking tussohen de regeering en degere-
geerden wordt aangewezen door het staats-
recht, — de doelmatige inrichting van den Staat
door de staatswetenschap, — en de onderlinge
betrekking der Staten door het volkenrecht.
Hen spreekt ook van hmrgêrl^hen staat,
om de verschillende bevoegdheden aan te dui-
den, die de burgers onderling of jegens vreem-
delingen bezitten, — en daaronder verstaat
men wyders het samenstel van rechten en
plichten, voor een persoon voortvloeiend uit
acten, die zyhe betrekkingen van &milie,
bloed- en aanverwantsctiap omvatten. De kennis
daarvan komt hoofdzakeiykte pas by geboorte,
huweiyk en overiyden, en- de daartoe strek-
kende registers worden aangehouden door de
ambtenaren van den bnrgerigken stand. —
Eindeiyk wyst de personauiaat de hoedanig-
heid aan, wiardoor individuen rechten kunnen
uitoefenen en plickten hebben te vervullen.
Daaruit ontstaan twee soorten van i^hten,
nameiyk burgeriyke en burgerschapsrechten;
de eerste ontleenen hunnen oonprong un
het Burgeriyk Wetboek, de laatste aas de
Grondwet en eenige orguiieke wetten. De
staat van personen kan om verschOleDde
redenen wyzigingen ondergaan, bgv. vaofcr-
lies van nationaliteit of van een gedeelte of
van het geheel der burgeriyke, bnrgent^sp»-
of familierechten, bQ rechterlOk vonnis nitie-
sproken, by huwelQk, cnrateele, failHssemeBt
enz. Geschillen over den wUuU van penonen
worden voor de arroadissementsreehtbsaken
gevoerd. Zie ook onder InvmUmri».
Staathuishoudkunde (oeoonomia po-
litiea), ook wel wOkthrnkkowOfmmde genaamd,
is de leer van den rykdom; sy leert, hoe de
rykdom in de maatschappy ontstaat, verdeeld
wordt en te niet gaat Zy wflst de wettei
aan, die den rykdom besturen en wierkeiu»
onmisbaar is voor de algemeene welvaart
Onder rykdom verstaat zy die saken, wefte
eene behoefte van den mensoh bevredigen ea
waarvoor men iets anders bekomen kan. Boor
dit laatste hebben rykdommen waarde. B»
wetenschap is betrekkeiyk nog leer Jong. Ken
heeft zich bey verd. hare beginselen in de
middeneeuwen. Ja, in de dagen der Oadheid
op te sporen, doch te vergeeft ; vinden w|{
ook hier of daar staathuishoudkundige wettea
uitgesproken, welke betrekking hebben ep
het maatsohappeiyk verkeer, mQ stonden ia
geenerlei verband met hetsteteelmatiggebeeL
De toestand der maatschappy in de middeo-
eeuwen was trouwens ongunstig voor bet
vrye verkeer. Eerst toen het leenstelsel plaats
ruimde voor den modernen Staat, kon er
sprake zyn van eene wetenscha^peiyke be-
handeling van het onderling verkeer. In de
eerste plaats was de aandacht gericht op den
aard van het geld, en uit dit onderzoek 0B^
stond het mvrcaniidHdui (zie Hmddtp(MA\
dat, gevestigd op den absoluten Staat, sleebts
ellende en verarming veroorzaakte. Het werd
dan ook vervangen door het pk^oeruM
gUUd (zie aldaar), gebouwd op de begiaeeleB
van geiykheid en humaniteit, — eeife etebel,
dat zich op eene hoogst eensydige wyse los-
maakte van de practyk. Eindeiyk werd m
begin gemaakt met eene wetenschappelib
behandeling der staathuishoudkunde doorid^
8imUk (zie aldaar), den vader van het i«^
triede êidid. Men kan evenwel hiertegen ii-
brengen, dat 8miik nergens met ^^^j^
woord te kennen geeft, dat hy een eieb^
wil verkondigen, soodat zy, die later op
hartstoohteiyke wyse het iidnl van MM ^
streden hebben, zich op een dwaalweg be-
vonden. 8mUk heeft eene reeks van ondenoe-
kingen ingesteld ter beantwoording van de
vraag: waardoor de rykdom der volkeren w^
kregen en behouden kan worden? H0 been
geput uit de bron der ervaring, de uitkomrteD
zyner nasporingen met duideiykheid voorge-
steld eu hipruit logische gevolgtrekkisgea
opgemaakt. Zyn beroemd werk: „Wealtb w
Nations** bevat een schat van onderwyung»
van geschiedkundig onderzoek en van roor
treffe^Jke denkbeelden, maar het levert geefl
stelselmatig geheel. In stryd met oudere scbit)'
vers heeft hy als beginsel op den voorgrooa
gesteld, dat arbeid de bron van ryitdom i^
en dit beginsel is de roode draad, ^^^
geheele boek heenloopend. Daaraan maaln b8
STAATHUISHOUDKUNDE.
699
sOn onderzoek dienstbaar en vooral zflne uit-
muntende beschouwing van de verdeeling Tan
den arbeid. In welke richting by zich ook
beweegt, hQ vermimt steeds den kring onzer
denkbeelden. Hy onderzoekt de oorzaken van
het verschil van loon bS verschillenden arbeid^
en in groote zaken (£abrieken bQv.) maakt
hü onderscheid tnsschen het werkloon van
den ondernemer en de winst van bet kapitaal,
en hg toont aan, dat besparing en nitgave
geene tegenstrUdige zaken zQn, daar eene
verstandige vertering wederom tot voortbren-
ging dient. Hg wilde echter geen stelsel schep-
pen, maar liet aan zgne navolgers de volkomene
vrgheid, de door hem besproken onderwerpen
nog grondiger te behandelen en ernienwebg
te voegen. Eén zgner vermaardste volgelingen,
Micmrdo, was daarentegen* een onvermoeid
Btelselschepper. Van dezen zgn de leerstellingen
afkomstig van de grond/rmUe (zie aldaar) en
van het «ulmdiloim (zie lootif^ waardoor de
etaathnishoudkande geheel en al van aard
veranderde. Aan de hand van die beide wetten
en van de door Jlb2^Mw geopperde bevolkings-
leer kwam men tot het beslait, dat *smen-
schen toestand diep rampzalig is, terwgi
op den daar geene voldoende plaats zon wezen
aan het banket des levens. Hel stelsel van
JEtieardo was echter te zeer in strgd met de
menscheigke natnar en met de voortgaande
volmaking der maatschappg om niet eerlang
bestrgders te vinden. Tot dezen behoort de
Amerikaansche staathnishoadknndige Carmf^
— voorts Boëtiat in Frankrgk en Hagen in
Duitschland, terwgi in Engeland de geheele
vrghandelsschool, met Cobden en Thmpson
aan het hoofd, zich van dat stelsel afkeerig
betoonde. Tot de aanhangers daarvan in meer-
dere of mindere mate behooren intasschen
Mac OmUoehy Maeleod en MtU (zie onder die
namen).
In Frankrgk heeft vooral Jean BapUtie Soff
<zie aldaar) de denkbeelden van Adam Smith
onder het volk verspreid, en de Fransche
staathuishoodkondigen betraden den door hem
gevolgden weg tot aan Boiiwl. Deze ves-
tigde, evenals Ckibdm^ zgne aandacht op de
prac^k. Met Oobden was hg persoonigk be-
kend en evenals deze een gverig voorstander
van den vrgen handel. Hg verdedigde zgne
gevoelens vooral in broohares en dagblad-
artikelen, en alt deze ontstonden zgne »Har-
monies öconomiqaes'\ Men heeft sedert Lat-
saüe de wetenschappeigke waarde der werken
van Boiiiat fel bestreden, en men mag niet
ontkennen, dat zgne geschiedkandige en
wgsgeerige ontwikkeling veel te wenschen
overliet; doch in zgne geschriften stroomt
eene frissche bron van gezond verstand. Zgn
sfargd tegen de voorstanders van beschermende
rechten, tegen de socialisten en oeconomisten
(volgelingen van Bioardo en Malthm) is be-
wonderenswaardig en zgn hoofdbeginsel uit-
gedrnkt in de woorden: „De geheele geschie-
denis der menschlieid is een voorigaan op den
weg der harmonische ontwikkeling van alle
belangen''. Kapitaal en arbeid, staat en maat-
schappg, zedeleer en volkshaishondkande ,
alle streven naar onderlinge harmonie, en
deze harmonie zal des te vroeger tot stand
komen, naar mate men zich er gveriger van
onthoadt, door kanstmiddelen van staatswege
de vrgheid der oeeonomische ontwikkeling te
belemmeren. Dit optimistisch beginsel, zoo
glansrgk afstekend bg het pessimismns van
Bio(mrdOy i» door Bcuiiai op eene uitmuntende
wgze uiteengezet.
Evenals in Frankrgk, neemt ook in Duitsch-
land de beoefening der staathuishoudkunde
een aanvang met de verspreiding der denk-
beelden van Smiih. Zg werden er inzonderheid
in stelselmatigen vorm gebracht door Bau, die
de stof, in het beroemde werk van 8mith
voorhanden, in drie zelfistandige rubrieken
verdeelde, nanaeigk in de tuivere tiaathuis-
houdkunde, zich bezig houdend met het ont>
staan en de terdeeling der maatschappeigke
goederen, — de toêgeptuie siaathmsh&udkundef
de vraag beantwoordend, wat de Staat moet
doen om den rgkdom te vermeerderen of beter
te verdeelen, — en de finmncieele weUHtchap,
of de leer van de inkomsten en uitgaven van
den Staat. De zuivere staathuishoudkunde is
wederom gesplitst in vier hoofdstukken, na-
meigk: de voortbrm^ing der dingen (arbeid,
natuur en kapitaal), — de omloop der dingen
met de leer van het geld, — de vêrdeeling
der dingen, verknocht met het onderzoek
omtrent arbeidsloon, grondrente en rente van
het kapitaal, — en het verhrwk der dingen
met de leer van de weelde. Zgn stelsel heeft
echter thans geene aanhangers meer; want de
toegepaste staathuishoudkunde is thans een
deel van de leer van het bestuur, en ook de
flnancieele wetenschap wordt niet langer tot
de staathuishoudkunde gerekend. Van de vier
hoofdstukken der zuivere staathuishoudkunde
vervalt tevens het derde voor elk, die niet
aan de wetten van Bicardo gelooft. Ook het
vierde hoofdstuk^ staat op leemen voeten, zoo-
dat van het geheele stelsel weinig overbigft.
Het is dan ook te betwgfelen, of men den
rgken inhoud dezer wetenschap in het enge
kenrsigf van een stelsel kan persen. Telkens
immers ontstaan er nieuwe uitvindingen, bgv.
de spoorwegen, die den toestand der maat-
schappg geheel en al herscheppen. Wg hebben
trouwens minder belang bg een stelsel, dan
bg eene grondige, op statistieke gegevens
berustende kennis der maatschappeigke bewe-
ging van het oogenblik.
Intusschen is het niet te versmaden, daarbg
de geschiedenis van het verledene te raadple-
gen. De Engelsche grondleggers der staat-
huishoudkunde en hunne Fr^sohe navolgers
hielden den blik uitsluitend gevestigd op den
bestaanden toestand. Een voorlooper der his-
torische richting was in Duitschland Admm
Muller in zgne „Elemente der Staatsknnst'',
die gaarne de middeneeowsche toestanden
hersteld wilde zien. Lut daarentegen wilde
de zekerheid van sommige staathuishoudkun-
dige wetten bevestigen door hare geschied-
kundige ontfrikkeling na te gaan, en werd
gevolgd dcor Rüdièramdy Kniee en Botcher.
zg spraken echter vaak van eene wgziging
van staathaishoudkundige wetten, waar enkel
eene wgziging van toestand voorhanden was.
Hüdébrand waagde zich tevens aan eene
beschouwing van de staathnishoudkonde der
toekomst
Hierbg vooral komt de staathuishoudkunde
in aanraking met het socialismus. Reeds vroe-
ger hadden sommige denkers, zooals Skimcndi
700
STAATHUISHOUDKUNDE- STAATKUNDE.
in Fnnkrllk, Jfitf in Engeland en vom T%ümm
in Doittchlnnd, zich venet tegen de heer-
leheade gevoelens omtrent de ttnatbnishond-
konde, bewerende, dnt het htnr niet looieer
te doen moest syn om eene yermeerdering
▼an Toortbrengselen, als om de beTordering
der persoonlttke welraart Dat denkbeeld wera
nog meer op den voorgrond geschoven door
het Doitsohe iaikêdmoeialimmtu (tie aldaar).
Sedert een groot aantal hoogleeraren aan de
Dnitsche hoogesoholen sich in 187S voorstan-
ders verklaarden van dese nienwe richting, is
de kloof tosschen hen en de aanhangers der
Engelsohe staathnishondkonde (Manchester-
school) veel grooter geworden. Intosschen iSn
de mannen der nienwe richting het onderling
volstrekt niet eens. Tot de meest geavanceer-
den behoort Adolf Wagnêr^ die volmondig
erkent, dat z|ine bedoelingen deielfde iQn
als die van het socialismns, hoeseer hy de
revolutionaire wegen van dit laatste af keort.
Onder de namen van staatssocialistra en
Christeiyk sociale party lyn nienwe groepen
ontstaan, die even infl^pende staathnishond-
knndige omwentelingen beoogen als de soeia-
listen, maar tevens van meening syn, dat
zy tevens getrouw kunnen biyven aan het
Koningschap en aan de Kerk. Daarentegen
hebben Mngü^ Natu en Mdd^ ontevreden over
dergeiyke gevoelens, lich aangesloten aan de
voorstanders van den vryen handel. Tnsschen
die beide partyen bevinden sich SekmoUer en
Breniama, Het boek van eerstgenoemde : ,,Ueber
Dinige GrundAragen des Bechts und der Volks-
wirtschaft'\ dat by syn verschynen in 1874
eene partyleus werd, is uit een radicaal oog-
punt overtroffen door -do «Nener Grundlegung*'
van Wagim^ terwyi BrtiUamoxïM beantwoord
heeft aan de van hem gelLoésterde verwach-
tingen. Anderen zyn er, die de gevoelens der
kathedersocialisten verwerpen, maar met hen
de meening koesteren, dat de staathuishoud-
kunde in theorie en praotyk behoefte heeft
aan eene doortastende hervorming. Tot dese
behooren: M. Momier ^ schryver van „Ueber
die Orundlehren der von Adam Smith begrtln-
deten Yolkswirtschaftstheorie (2de druk, 1871)'*
en van nTorlesungen Uber Volkawirtschaft
(1878)", — F. A. Lamge, schryver van „Ueber
die Arbeiterfirage", — en JBugm Dükrimg. Het
biykt inmiddefi, dat de staathuishoudkunde
sich daardoor van alle andere wetenschappen
onderscheidt, dat sy niet tot taak heeft,
feiten op te sporen en te verklaren, maar
het nemen van maatregelen tot bevordering
van het heil der menschheid. De practische
staatkunde moet lich dus tegen eene wy-
ziging van bestaande staatbuishoudknndlge
omstandigheden verzetten, totdat de nuttig-
heid van nienwe toestanden boven allen twy-
fel verheven is.
£r bestaat alzoo op het gebied der staat-
huishoudkunde eene groote g&ting, doch ook
deze heeft reeds veel goeds veroorzaakt. Er
is by V. een inniger verband ontstaan tnsschen
de staathuishoudkunde en de wysbegeerte van
het recht, een verband, hetwelk voor beide
wetenschappen voordeelig is, dewyi daardoor
het denkbeeld van eigendom nauwkeuriger
wordt bepaald. Ook door de eigeniyke rechts-
geleerden wordt zulks erkend, en JKering zegt:
,iUet denkbeeld van eigendom kan niets be-
vatten wat in stryd is met het denkbeeld m
maatschappy'*.
Eerst in deae eeuw vestigde mes is •«
Vaderland het oog op de staathnishoodknle.
B^ialve door onderscheidene vertsUogei ii
zy er ongemeen bevorderd door bet ,T|i-
schrift voor Staathuishoudkunde en Stitiitiek''
van 8lo9l ioé (Hdkmt, door ,De EeoiODsr',
geredigeerd door de Bmym Kepe^ door de
oorsproakeiyke handboeken «aa UatstgeBoenè
en vkn Viumrim^^ voorts door geschrifteo vê
Ackerêd^ky Boer, dem Tes, Qitadfc, Fitrm a
anderen.
Staatkunde of poüHèk vras by de Ot»
ken de leer van den Staat in het slgesKei,
dns hetaelfde als etaaiewetemeökap (siesUai^
Intnsseken vinden wy reeds by de 80000-
Bche redenaars en staatslieden ondeneM
gemaakt tnsschen etatUkmmde en sUmimM,
terwyi men haar eerst in den nienweres ifd
veelal de ongunstige beteekenisgafvaaitatr-
mamew^ekeid of de leer der mlddeleo, on op
het gebied van den Staat bepaalde oogneita
te bereiken. Het eUtaterecki besehoawtda
Staat in zyne liistorische wording en io 4>*
positieve vormen, maar de statdhadi be-
schouwt hem enkel in zyne oogenblikkalfke
gesteldheid. Het eerste beantwoordt denuf;
hoe de Staat is, — de tweederde vitag, tee
hy wezen moet. Uit Ven aard der iske t»
tigt deze derhalve den blik op de beittiiie
rechtsbegrippen by het volk, op den anlei
de hartstochten en de psychologische eigeais'
digheden van den mensch, wyden op des
geographisehen toestand van het Isod «t
De taak van den staatsman is dus geefSBu
een hardnekkig vasthouden aan beibaa^
toestanden, en hierin ligt dan ook de smk-
held van het beginsel der legitimiteit, da
grondslag van de staatkunde der school m
Meüemiek. De staatkunde is alzoo de if
van het leven in den Staat, van de rtroooiB-
gen en bewegingen, welke er osdCTja
invloed van velerlei omstandlghedeii woda
opgemerkt. Wie zich daarmede groodif kaïft
bekend gemaakt, noemt men een ite^^i
terwyi men de zaken, welke hy als soodiav
behandelt, met den naam van iUaUs^ ^
stempelt Het staatsrecht is theoretiieli,^
staatkunde practisch, maar brtde fltso*^
elkander in het nauwste verliand. Op ^^
gebied echter heeft men eene ^^^"^^^^
eene ideale staatkunde, — éene, die gere^
is op bestaande toestanden, en éene, ^j^
heerscht wordt door de macht van hst 1^
Beide zyn in hare over^y|og eretf^
verwerpeiyk. Voorts spreekt miii' ▼«•jjj
hwneklandeeke en van eene ^■^^'^
staatkunde naar gelang deze zich vS^iMf*^
aangelegenheden, die het binnenland ssngtf*|
of tot zoodanige, die de betrekking der 8^
onderling regelen. De eerste behandelt ro**'
de constitntioneele instellingen, dew«4*e™
de Onancién enz., de laatste insonderb^d ^
handelsverkeer, de vredewaarborgen, de «'
plomatieke betrekkingen enz. ' o
By het behandelen van het doel esden^
delen der staatkunde vraagt men ^^f.
grenzen der staatkunde en der sedekmos^
MaoekianeUi wenschte die twee geheel es i^^
scheiden, en zyne denkbeelden (bet lu^
vellismus) vonden gemimen tydgrootesD«v>''
STAATKUNDE— STAATSDOMEIK.
701
Voor iQna volgeliiigaii was de staitkande
niott «nden dan itaatsmanibebendigbeid,
ivelke lich om de motaal niet bekreonde.
Men ia eohter reeds lanf overtuigd van de
verwerpeUlkbeid deier leer, al meent ook de
staalknnde sicb wel eens van middelen te
moeten bedienen, welke den toets der lede-
Itlkbeid niet kunnen doorstaan. Men kan na-
moiyk de gebrekkigheid der maatschappeigke
toestanden en bet oniedeigk element, dat in
de samenleving eene groote rol speelt, niet
met tbeorieën verbannen; de praotgk moet
daarmede rekening bonden. Om van twee
kwaden bet beste te kienen, maakt de staats-
man wel eens gebmik van mensebelfPLe swak-
heden en bartstocbten, indien bg zgn doel
langs geen anderen weg bereiken kan. Het
H^reekt ecbter van iel/, dat bQ er sün boog-
sten roem in moet stellen, den reebten weg
te bewandelen en geene andere dan eerlQke,
sedelDke middelen te besigen. Eene weten-
schappelijke bebaadeling der staatkunde vindt
men in de werken van ArutóUUt^ (Xeero en
Tdeituê^ en voorts in die van reeds genoemden
MaeciiaoaUij van Bedm en Jft^ de Orwd^
terwttl in lateien tQd DaMmamm^ Zaehand,
MM, WaUtj ISoUxendorfff BluuMUi eni.
veel belangrQks op dat gebied hebben gele-
verd.
Staatebankroet. Oei0k ieder burger, loo-
kan ook de Staat in loodanigen toestand ge-
raken, dat by onmogelQk het evenwicht kan
bewaren tusschen sgne inkomsten en uitgaven,
dat hg selft met hulp van leeningen niet aan
sgne verplichtingen kan voldoen. Intusseben
heeft het bankroet geensrins deielMe gevolgen
voor den Staat als voor den burger, daar
eerstgenoemde gebonden is, a(tn bestuur onder
alle omstandigheden voort te letten. De schuld-
eischer van den Staat kan sgne toevlucht niet
nemen tot dwangmaatregelen; selft sal de
Staat er gewoonigk toe overgaan, den last
der op hem rustende verplichtingen door eene
onrechtmatige daad te verliehten. die wel is
waar gehuld wordt in een wetteigken vorm,
maar daarom niet minder tot nadeel strekt
van ben, die hunne besparingen aan den
Staat hebben toevertrouwd. De maatregelen,
waartoe een Staat bg geldgebrek kan over-
gaan, zgn de volgende; 1. Repudiatie (ver-
werping) van het geheel of van een gedeelte
der staatsschulden of de verklaring, dat hg
niet voornemens is, die te betalen, — 2.
Schorsing van betaling voor een onbepaalden
tgd, gewoonigk voor altgd, — 8. Beduotie
der staatsschuld of vermindórtaig van de no-
minale waarde der schuldbrieven, — 4. Con-
versie of eene verlaging der beloofde rente,
londer daartoe de goedkeuring der schuid-
eisobers te vragen, — 6. Het leggen van eene
belasting op de coupons, eigenigk eene ver-
momde renteverlaging, -— en 6. Het vaststel-
len van een gedwongen koers voor het papie-
ren geld, van Staatswege of met goedkeuring
van den Staat in omloop gebracht Elke
maatregel, waarbg de Staat te kort doet aan
de stipte nakoming agner aangegane verbin-
tenissen, heeft op de welvaart en desedeigk-
beid der inwoners een hoogst verderfeigken
invloed. De ficbnlden sgn, althans aoo heette
liet, ten nutte der burgers aangegaan, en
dese sQn alaoo daarvoor met hun gebeele
vermogen aansprakeigk. Veeleer dus moet
een Staat van bet recht om belastingen op te
leggen en gedwongen leeningen uit te schrgven
op de rufanste w)^ gebmik maken, dan aan
sgne scbnldeischers ontbonden, wat ig met
recht kunnen vorderen.
Staatabegcooting (De) o£bet 5tMi^«# is 4e
rambg van de inkomsten en uitgaven van een
Staat over een toekomstig tgdperk. In constitu-
tionele Staten heeft men veelal eene éenjarigi*
begrooting, welke door de Regeering tgdlg aan
de Vertegenwoordiging wordt voorgelegd, die
daarop de afzonderigke posten en afdeelingea
goedkeurt, wgxigt of verwerpt In somndg**
Staten daarentegiBU vergenoegt men sicb me:
eene twecdarige begrooting. Is de begrooting
vastgesteld, dan dient de Begeering sicb daar-
aan te houden, terwgi sg tusschentgds ook
aanvullende (suppletoire) begrootingea aan de
Wetgevende Macht kan aanbieden.
Staatsbestuur of ^mvmiêmMt h bet
algemeen gesag in den Staat Omtrent de
wgsen, waarop een staatsbestuur kan worden
ingericht, raadplege men het artikelJBéi^Mriip^
Staatsburger is in de ruimste beteekenis
ieder, die tot een bepaalden Staat behoort;
en in meer beperkten ain de loodaalge, die
volgens de wet de bevoegdheid beait, aan
de openbare aangelegenheden de^ te nemen.
Tot de rechten van den staatsburger behoort
inionderbeid het kiesrecht De staatsburger
kan ecbter agne burgefschapsrechten door een
recbterigk vonnis veriiesen.
Staatsdienst noemt men soodanlgen dienst,
welke op een b€q;Malden, door betstaatsgesag
verordenden last berust en den lastbebbende
de verplichting oplegt in bet staatsbestnar
werksaam te wexen. De vervulling van een
algemeenen burgerplicht is dus geen staats-
dienst, en het bewgsen van diensten ter be-
vordeortaig der belangen van bgsondere perso-
nen evenmin. De benoeming tot een staatssmbi
geschiedt in den regel door bet opperhoofd
van den Staat, op voordracht van daartoe be-
voegde machten, terwgi die van ondergeschikte
ambtenaren ook wel door hunne superieuren
plaats heeft. Bt bet bekleeden van een openbaar
ambt is veelal bet waarnemen van andere
winstgevende saken eene onmogeigkheid, aoo-
dat de beaoldic^g der ambtenaren voldoende
moet weaen voor bun onderhoud, terwgi bna
tevens uitsicht moet gegeven worden op pen-
sioen na volbrachten diensttgd. In den regel
mag de Staat een ambtenaar niet uit den dienst
verwgderen, tensg.deae onwillig of onbekwaam
is om sgn ambt nafirbehodren waar te nemen.
Daarentegen mag de ambtenaar niet willekeurif
den dienst verlaten. Hg is gehoorsaamheia
verschuldigd aan bet hoofd van den Staat en
verantwoordeigk voor sgne daden. Die geboor-
aaambeid echter vindt hare grenaen in de
wetten en verordeningen, en van den ambte-
naar mag niets gevorderd worden wat in
strgd is met de wet en met de goede
neden.
I^naardig is hlerbg de toestand van de
eerste staatsdienaars, nameigk van de minis-
ters, die in constitntioneele Staten verantwoor-
deigk zgn voor de politieke handelingen der
Vorsten.
Staatsdomein is onroerend goed, het-
702
STAATSDOMEIN-STAATSSCHULD.
welk aan den Staat toebehoort en waarvan
deae de inkomsten trekt.
Staatsraad, aie onder BmatL
Staataregeling, lie JiUff^eringtvorm.
Staatsrecht, sie onder Bseki,
Staatsschuld. De Staat besit alszedeigk
lichaam de beyoegdheld, achnlden te maken.
Onder staatsschnlden verstaat men echter niet
alle geldelijke Terbinteniwen van privaat-
rechteiyken aard, welke de Staat heeft aanfe-
gaan, maar bepaaldelt)k de leeningen, die
hy gesloten heeft, om uitgaTon, welke hg
met de gewone inkomsten ni€t bestryden kan,
te dekken. Voor de ontvangen gelden geeft
hj) schuldbrieven (effecten) uit. De meest ge-
wenschte financieele toestand van een Staat
is die, waarin de uitgaven en de middelen
elkander dekken. Immers de Staat mag geen
geld opleggen, maar dient veeleer door ver-
mindering van lasten de welvaart deringese-
tenen te bevorderen. Maar tevens moet de
Staat sorgen, dat zyne uitgaven niet te zeer
ayne inkomsten overtreffen. Hy moet tot dat
einde zyne uitgaven, inkrimpen of, loo dit
onmogeiyk is, zyne inkomsten zoo hoog op*
voeren, dat hy in eerstgenoemde kan voorzien.
Eet maken van schulden ter dekking van
gewone behoeften leidt evenzeer den Staat
als elk individu ten verderve. Niettemin zyn
onderscheidene Staten daartoe overgegaan.
By uitzondering is zulk een stap te verde-
digen by den aanleg van groote werken.
Trouwens de meeste spoorwegen zyn uit
leeningen bestreden, maar eensdeels rekende
men er op, dat de onkosten (kapitaal en rente)
door de opbrengst zouden worden vergoed,
anderdeels, dat de daardoor verhoogde welvaart
andere bronnen der schatkist milder zou doen
vloeien. Voorts kunnen leeningen gesloten
worden voor den aanleg van kanalen en
voor de ontginning van woeste gronden. Zulke
staatsschulden bestempelt men met den naam
van producüêve staatsschulden. Tot de impro-
dueüevt behooren de leeningen ten behoeve
van den oorlog, en toch biykt het dikwerf
noodig, zulke leeningen te sluiten, terwyi
ook andere rampen aanleiding kunnen geven
tot het opnemen van gelden. By velen is het
echter zeer twyfelachtig, of men het maken
van schulden ten behoeve van den oorlog ooit
kan reehtvaardigen. Het is ongeoorloofd, zoo
zeggen zy, met zoodanige lasten de toekomst
te bezwaren. De oorlog vermeerdert het ver-
bruik van vele artikelen, en deze worden ge-
nomen uit den nalionalen rykdom, zoodat
de natie daardoor zooveel armer wordt, als
de waarde van dat verbruik bedraagt, en
eene leening kan die verarming weivermom-
men maar niet wegnemen. Indien de natie
oorlog wil, is het derhalve beter, de daardoor
veroorzaakte kosten met eene voldoende be-
lasting op het vermogen te dekken. Immers
voor eiken burger is het onverschillig of hy
langs dezen weg een gedeelte van zyn vermo-
gen verliest, dan of hy een evenredig deel
van de daarvoor gemaakte staatsschuld moet
dragen. In dien geest zyn in 1866 drie uitste-
kende opstellen verschenen, nameiyk éenvan
OiidemeUter in de „Prensüsche Jsüirbticher",
éen van Soetbeer en éen van Michaólis, de
beide laatste in het „VierteUahrschrift für
Volkswirt8chaft'\ Het volgende jaar evenwel
leverdeeene praetische wederlegging van kaaie
theorie, daar onderscheideae IHdtsidie Sbta
genoodzaakt warea, ter zake Tmii den oodof
leeningen te sluiten. Het groote straikelUik
is hierin gelegen, dat wU tot nu toe gea
middel bezitten, de belastingren aóo bülik k
verdeelen ahr noodig is om eene swaie bel»
ting op te leggen, welke eene aanmeikdib
vermindering van h^ vermogen na zieh üttép,
DiêUel heeft in zQn „Syntem der Staatei^
leihen (1866)" de zaak van eene andere ^
beschouwd: hy noemt het bestaan van stsstF
schulden en van den plicht, om daarvan reite
te betalen en die af te lossen, een sQgeavoor
een volk, dewyi dit laatste daardoor worü
opgewekt tot viyt en spaaraaamheid. Het b
echter duideiyk, dat de hooge belasttsgOr
uit de leeningen voortvloeiend, d^i bsiipr
veeleer tot ontevredenheid sollen vervoew.
IntosBchen mag men als de merkwaar^
zyde van de staatschulden niet TOorbyzieB, dtf
zy eene uitstekende gelegenheid aanbiedeii,<n
bespaarde kapitalen rentegevend te bdegges;
doch ook dit heeft een schaduwkant, iw
velen deswege het kapitaal aan de BSvecbói
onthouden en tevens verleid wordrai tot eese
effectenspeculatie, die sommigen YorrSktta
anderen in armoede dompelt.
Men verdeelt de staatsschulden in vUdimii
en 0ê9ut%gde, De eerste zyn zoodaoige, wefte
binnen een kort tydsbestek, gewoonigk biua
een Jaar worden voldaan, tervvQl de bs&te
eerst na jaren of na een onbepaalden ffi
worden a^elost Het spreekt van zeU, dstbl
eene vlottende schuld de tyd van bela&ir
verlengd kan worden, hetgeen troawens &r
wyis geschiedt; ja, het gebeurt a^ dat
vlottende schuld in gevestigde veranderd wm
Vlottende schuld te maken, is dikwyis seet
aan te bevelen, omdat de inkomsten fsa
den Staat niet altyd geiyk zyn eo meo Aei
te kort van een loopendjaar allicht kan dekltei
met de vermeerderde opbrengst van een vol-
gend jaar. De vlottende schuld kan geosaf^
worden by een bankier, doch men kan ditfii
ook voorzien door de uitgifte van schstkirtr
biUetten.
Ten behoeve van gevestigde staatncholdea
wordt gMw€tardig papier (effecten, schuldbrie-
ven) uitgegeven, dat zich in geenerleiopaf^
van ander geldwaardig papier onderst^eitt.
Zulk papier is zelden op naam gesteld, naar
doorgaans het eigendom van den houder s»
voorzien van coupons of ontvangbewjg^
van het rentebedrag, welke op den verrw
verzilverd kunnen worden. StaatasehnldflB
worden gemaakt door binnen- en doorboitot*
landsche leeningen, naar gelang de leeaiai-
sluitende regeering hare effecten plaatst b|ad
ingezetenen des lands of by groote g^dbest-
ters in het buitenland. In het laatste gew
moet men zich met betrekking tot den Tom
en inhoud der effecten, de waardefoerekesiBg
en de rentebetaling naar de gewoonten van
het buitenland richten en bovenal debvp
inroepen van buitenlandache kanklers, die er
zoodanige leening op de beurs brengen. Naar
de wyze, waarop de leeningen worden fpM^
onderscheidt men btmkiêrtiêemnifm enltm^
h^ iauokrijvm^. Staatsscholden worden Teelai
gemaakt met een bepaald plan van ttatA^
zoodat jaariyks eenige schuld brieven, ^
STAATSSCHULD -STABEL.
703
loüng aangeweseo, met de nominale waarde
worden uitbetaald, doch er iQn ook aangegaan
xonder bepaald pUn van aflossing, soodat de
houder yan een efléot alleen aanspraak heeft
op de rente. Intnsschen kan de betrokken
Staat tot gedeeltelQke of gekeele aflossing
▼an znlk eene schuld overgaan door den in-
koop van de schnldbrieven. Men maakt de
leeningen soms aanlokkeiQk door er loterQen
aan te Terbinden, gewoonlfik nUloim^; mêt
premie genaamd. Het behoeft naaweiyks ge-
aegd te worden dat die speenlatie op een
boozen hartstocht in den regel ten sterkste
moet worden aCgekeord, omdü aQ soomoeie-
10k binnen behoorlOke grenien kan worden
gebonden. Is het <»rediet van een Staat niet
voldoende om op gewone w)|ie eene leening
volteekend te kr|)gen, dan gaat htf wel eens
over tot eene gedwongen leening, welke
niets anders is dan eene gedeeltelt)ke verbeurd-
verklaring van het vermogen der ingesetenen
onder de belofte van terugbetaling.
De schuldbrieven van den Staat hebben
gewoonlQk de waarde van 100 stuks van de
mnnt van het land (guldens, ponden sterling,
flrancs ena.), maar bQ de uitgifte wordt er
gewooniyk minder in specie voor betaald, —
te minder naar gelang het orediet van den
betrokken Staat twakker is en de voorwaar-
den der leening (inaonderheid de rente) on-
gunstiger lUn. Het bedrag, dat op het effect
vermeld staat, heet men de nominale vraarde.
Brengt men aulke stukken op de beurs, dan
worden z|i er verhandeld naar vraag en aanbod
en verkregen daardoor voor den houder eene
andere waarde, die men met den naam van
reëêle waarde of koen bestempelt Die koers
is, naar gelang der tydsomstancUgheden, voorts
naar gelimg de leenende regeering met meerdere
of mindere stiptheid aan hare verplichtingen
» voldoet, en naar gelang het Byk, waarop de
schuld rust, voor- of achteruitgaat in welvaart
en bloei, aan belangryke wisselingen onder-
worpen. De effecten staan pari wanneer de
nominale en reSele waarde volkomen geigk
sQn. Vele effectenhandelaars specuieeren op
het klimmen, of dalen der effecten (k la hausse
en 4 la baisse), hetwelk voor hen, die geene
degelQke gronden hebben voor hunne meening,
niets anders is dan een dobbelspel. Ook zQu
er die op tijd koopen, namelQk. bQ den koop
de voorwaarde ste\len, dat z|i op een bepaal-
den ttfd, den reeeoniredagy met den makelaar
zullen afrekenen, nameiyk btfbetalen, aoo
de gekochte effecten gedaald, en het meerdere
bedrag in ontvangst nemen, als zQ gerezen
sOn. Koopt men effecten aan van lagen koers,
dan bezit men eene zeer onzekere waarde,
doch men trekt daarentegen gewoonlUk hooge
rente. Er zQu er, die zulke effecten beleenen
en voor de hierdoor verkregen som wederom
dergelOke effecten koopen, om alzoo hooge
rente te maken van hun kapitaaL Wanneer
echter by eene beurspaniek of b0 eene crisis
zulke effecten dalen, dan zien zulke onberaden
koopers plotseiyk hun kunstmatig opgebouwd
kaartenhuis instorten.
Staatsseoretaris noemt men in Engeland
het hoofd van een departement Er bevindt
aidi aan het hoofd van het geheele bewind
een staatsman, die rekenen kan op de meerder-
heid in het Parlement en de richting bepaalt
der politiek van het Kabinet Dit laatste wordt
ontbonden bQ zQue aftreding. In Duitscliland
volgt men een dergeiyk stelsel. Er is slechts
éen verantwoordêltik BQksminister, namelQk
de Bykskanselier. Ook diar dragen de hoof-
den der departementen van algemeen bestuur
den titel van staatssecretaris.
Staats- Vlaandereii, een gedeelte van
het oude graa&chap Vlaanderen, in denstryd
tegen Spiuvje door de wapens der Bepubliek
veroverd en alzoo tot de generaliteitslanden
gerekend, grensde in het noorden aan de
Westerschelde en in het zuiden aan Vlaanderen
en kwam nagenoeg overeen met het hedendaag-
sche Zeeuwsch-Vlaanderen. Het is in 1643
aan de Bepubliek afgestaan, hoewel zyne
grenzen in 1664 nader bepaald en gewijzigd
werden. Ook in de 18de eeuw hebben ver-
anderiDgen van grenzen plaats gehad. Er
bestond een Baad van Vlaanderen, alsmede
een Leenhof te Middelburg. Aan eerstgenoem-
den was het hooge rechtsgebied in Vhumderen
opgedragen.
Staatswetensohappen noemt men in
het algemeen de wetenschappen, die betrek-
king hebben op den Staat Zy zgn gedeeltelOk
van geschiedkundigen, gedeelt^k van stel-
selmatigen aard. Tot de eerste behooren de
itaüitiek of de kennis van de bestaande ge-
steldheid der Staten, zooveel mogeiyk in cy-
fers uitgedrukt, en de geschiedenis der Staten,
^ terwyi de laatste het doel, den aard en
het wezen van den Staat {al^emeeneetaaieleer),
voorts de onderlinge betrekkingen der Staten
ivolkenreohi), alsmede de betrekking van de
regeering en de ingezetenen en van deze onder-
ling {staaUreoht) behandelen. Men plaatst zich
daarby op een wysgeerig standpunt (alsieme^
volken- en eiaatereeki) of men gaat uit van
bestaande wetten en instellingen (pott^/'ooZIreii-
en êtaaierechi), Dikwyis wordt daarby reke-
ning gehouden met de teddeety en somtyds
zoekt men daarby slechts middelen aan te
wyzen om het doel van den Staat te bereiken
{poUHey finaneieny volkekmitkoudkunde en staai-
kumdé).
Stabat mater is de naam van een verheven
middeneeuwsch kerkeiyk lied, — - een naan^
die de eerste twee woorden daarvan bevat.
Het wordt ook wel „Planctus beatae Mariae
virginis'*, „Mariae compassie", „Mater dolo-
rosa*' enz. geheeten en behelst de voorstelling
van Marioj treurende by het kruis vanJerm.
De vervaardiger kan niet met zekerheid worden
genoemd, en reeds in de 13de eeuw was men
daaromtrent in twyfel. Sommigen schryveh
het toe aan Jaoobme de BenedieHi^ bygenaamd
Jaooponne en overleden in 1806; doch met
meer waarschyniykheid wordt het toegekend
aan den Jf. Bemkard. Het la in vele talen
overgebracht, in het Kederlandsch o. a. door
VonMj Bilderd^k en Sej^y terwyi de be-
roemdste componisten, zooals Faleêtrina,
Saydn^ Boeeim^ en vooral Per^folese uitmun-
tende muziek hebben geleverd op de treffende
woorden van dat Latynsche lied.
Stabel (Anton von), een Duitsch staatsman,
geboren den 9den October 1806 te Stockach,
studeerde te Ttibingen en te Heidelberg in de
rechten, werd in 1832 advocaat en procureur
te Manheim, in 1838 lid van het gerechtshof
aldaar, in 1841 „Hofgerichtsrath** en in dat-
704
8TABEL— STADE.
zelfde Jaar boogleeraar in de rechten te Frel-
borg. Hier werd hg in 1846 „Hofgerichta-
director", — roorts in 1847 vice kanselier van
het Hooge Hof te Karlamhe en in 1849 presi-
dent Tan de departementen van Binneiriand-
8che ^Saken en TahJottltie inüetsoogenaamde
Kabinet der Beaetie in Baden. Intnsschen
maakte hQ zich Terdiensteltik door yerbetering
der rechtabedeeling. Nadat hQ in 1860 lid
was geweest van het Parlement te ErAurt,
kwam hy in 1861 als „Oberhoflrichter** weder
aan het hoofd van het Hooggerechtshof en
werd in 1868 lid en Tice-president van de
Eerste Kamer. Als TerslaggcTer van de com-
missie der Eerste Kamer over het concordaat
in de zitting van denLanddag Tan 1869 -1860
wees hQ aan, dat de toestemming der Standen
daanroor onmisbaar was. Toen ten gevolge
daarvan het concordaatsministerie Jf0y«miiaf^—
Stmtgd bezweek, werd StoM in April 1860
tot minister van Justitie en van Boitenlandsche
Zaken en in 1861 tot voorzitter van het Ka-
binet en tot minister van Staat benoemd. H|)
bestnnrde nn de kerkelUke wetgeving in
Baden en riep de voortreffeiyke rechterltike
organisatie in Baden in het leven. In Jnli
1866 werd hy gepensioneerd, maar in het begin
van 1867 trad hQ wederom op als miniirter
van Justitie in het Kabinet MtUhjfy maar nam
het volgende Jaar, na het overladen van laatst-
genoemde, zi)n ontslag. Hy werd in 1877 in
den erfeiyken adelstand opgenomen en over-
leed te Karlsmhe den 22sten Maart 1880. Hg
schreef o. a. : „ Vortriige fiber das FranzOsische
nnd badischen Civihrecht (1868)'\ — „VortrSge
fiber den bfirgerlichen Procesz (1846)*\ — - en
^Institotionen des fraaz6sischen Civilrechts
(1871)".
Stabiae, eene onde stad in Campania,
tosschen Pompcji en Sorrentnm gelegen, werd
in den Bondgenootenoorlog door SuUa ver-
woest, maar later als vlek weder opgebouwd,
doch by eene uitbarsting van den Vesnvins
tegeiyk met Pompcji onder de asch bedolven.
Daarop verrQst thans Castellamare di Stabia,
waar men in den laatsten tyd de gebouwen
der aloude plaats weder heeft ontbloot. De
daarby gevonden kunstgewrochten zyn in
het museum te Napels geplaatst
Stabiliteit is de weerstand, dien een lichaam
biedt aan eene poging om het omver te wer-
pen. Lichamen, fie op een horizontaal vlak
zyn geplaatst, hebben te meer stabiliteit naar
mate het ondersteuningsvlak grooter en het
zwaartepunt lager gelegen is. I^ het algemeen
bezigt men het woord tiiMiUU voor besten-
digheid, voor streven in het handhaven van
het bestaande.
Staokelberg (Otto Bfagnus, vryheer von),
een verdiensteiyk oudheidkundige en kunste-
naar, geboren te Worms by Reval den 268ten
Juli 1787, studeerde te GOttingen, volbracht
eene reis naar Gtenöve en Opper-Italië en woonde
jaren lang te Petersburg en te Dorpat, waar
hy zich veel meer wydde aan de kunst dan
aan de diplomatie, waarby hy zich volgens
den wensch zQner ouders bepalen zou. In 1808
vertrok hy weder naar Rome en vervolgens
naar Griekenland. Over Corfü en Patras be-
reikte hy Athene, bezocht Theben, Pergamum
en Ephesus, schetste overal Grieksch» land-
schappen, verzamelde bouwstoffen voor zyn
werk over de Nieuw Grieksohe kleederdracht,
ondervond velerlei lotgeviUlen, werd zelft door
roevers gevangen genomen, zoodat hy een
aanzienlipc losgeld moest betalen, begaf zich
in 1818 naar Rusland en vestigde zich in 1816
te Rome, waar hy zich gelukkig gevoelde tai
een uitgezochten vriendenkring. In 1886 ver-
schenen zyne: ^Costumes et usages des peaples
de la Gröce moderne**. Om een uitgever voor
zyne Grieksche landschappen te vinden, ver-
trok hy in 1888 naar Parys, — voorts naar
LoDden, Dreeden, Heldelberg, Manheim en
Beriyn, keerde in 1883 naar Petersburg tenten
en overleed aldaar den 28sten Maart 1834.
Van zyne geschriften vermelden wy voorts:
„La Grèce, vues pittoresques et topographi-
ques (1880—1884, 2 dln)", — en „Grftber der
Griechen (1886)**.
Stad (Eene) noemde men te voren eene
ommuurde, van poorten voorziene plaats met
eigenaardige stedeiyke rechten en gewooniyk
eene groote mate van zelfstandigheid in het
bestuur. Thans echter zyn deze kenmeffcen
vervallen, en terwyi de meeste steden van
hare muren en pootten beroofd en allebgaoB-
dere rechten opgeheven zyn, zoodat te dit
opzicht geen onderscheid bestaat tusschen dor-
pen en steden, die geiykeiyk gemeemlm wor-
den genoemd, geeft men den naam van stad
aan zulke gemeenten, die van ouds den naam
van stad droegen of zich door eene aaamer-
keiyke grootte onderscheiden. Intussohen heeft
men in Duitschland nog drie vrijt tUdm^
nameiyk Hambnrg, Bremen en Lfibeck, die wel
is waar den Keizer van Duitschland als sou-
verein erkennen, maar tevens hunne eigene
rechten en instellingen handhaven.
De gesteldheid der steden is in den loop
der tegenwoordige eeuw aanmerkeiyk ver-
anderd. Meer en meer zyn zy middenpmiten
geworden eener aanzieniyke bevolking. By
hare uitlegging is gezorgd voor een rnImeB,
regelmatigen aanleg. Het plaveisel is veel
verbeterd, de straten en pleinen zyn van
gaslicht voorzien en zoowel voor den aanvoer
van ftisch water als voor den afvoer van
fiftecali6n is behooriyk gezorgd, zoodat de
gezondheidstoestand er aanmerkeiyk is ver-
beterd. Tevens geven de spoorwegen er ge-
legenheid tot een drukken aanvoer van per-
sonen en goederen, terwyi paardensporen er
het verkeer in de steden zelve bevorderen.
Volkspaleizen zyn er gebouwd en volksparken
aangelegd en er is voor verflraailng veel ge-
daan, maar daarvoor hebben zich ook v^e
steden diep in schulden gestoken, zoodat de
ingezetenen er hooge belMtingen moeten be-
talen.
Stade, eene stad in de Pruisische pro-
vincie Hannover, aan de Scbwinge en aan den
spoorweg van Harburg naar Cuxhaven, is de
zetel van eene landdrosteny, van eene orediel-
vereeniging, van een paar rechtbanken en van
een consistorie. Men heeft er twee Evangelische
kerken, een gymnasium, eene hoogere burger-
school voor Jongens en eene voor meines,
eene kweekschool van onderwyzers, een In-
stitout voor doofttommen, eene ambachtssehool,
een geschiedkundig genootschap, onderschei-
dene fabrieken, eenigen scheepsbouw, eea
levendigen handel en ruim 10000 inwoners
(1883). ~ De landdrosteny Stade bevat 8 arroB-
STADE-STAËL-HOLSTEIN.
706
dlaBemeaten en telt op nüni 120 G geogr. mgi
bQna 326000 rieten.
8t&del8oh kmistinstituut noemt men
eene inrichting te FrmDkfort aan de Main,
slsoo gebeeten naar den gtichter, den bankier
Jokamm Rmimnók Siödd^ geboren den laten
November 1728 en overleden den 2den De-
oember 1816. Dese bestemde bQ uiterste wils-
besobikking «yne kunstwerken en eene som
^▼an 1 800 000 florOnen yoor de stichting Tan een
miiMam en Tan eene school Tan kunstenaars
Men vindt er 600 sehlldertien Tan oude en*
iiieawe meesters, eene goede Tersameling
▼an afgietsels, 46000 kopergraTures 6000
oor^HTonkeltlke teekeningen en eene keurige
bo^erif.
Stadhoxider of stêddkoudêr is de naam
Tan hem^ die in stede Tan den souTorelneen
land of een gedeelte daarTi^n bestuurt In ons
land werd die titel In de 16de eeuw gegoTon aan
Willem de Zwager, stadhouder Tan Holland,
Zeeland en utrecht, terwyi Graaf Bgmmd
stadhouder was tsu Vlaanderen. Na WUlem
behielden de hem opTolgende Prinsen mm
Oranje tot 1796 den titel Tan stadhouder, en
men geeft aan het tQdperk Tan hun bestuur
den naam Tan daX^etetadhonierl^keregeering,
Stadion is de naam Tan een oud adellek
geelaeht, afkomstig Tan het kasteel Stadion,
thans een bouw^, In Grauwbttnderland,
doch later gOTeetigd in Schwaben aan de Donau.
Van de leden Tcrmelden w0: ChrieUiph eom
Stadion^ bisschop Tan Augsbnrg, een Triend
▼aa de Keizers MMsimUiaan Jen Ferdimmtd /,
maar ook Tan Melamektkom, met wien hy
onderhandelde OTer de herTorming der Kerk
en OTer de Tereeniging Tan de Protestanten
met de B. Katholieken; h|f OTorleed in 1643; —
Jo^amn Katpar wm Stetdion^ grootmeester Tan
de Duitsehe Orde, Toorsitter Tan het oorlogs-
comité en Teldtuigmeester In OostenrOksohen
dienst; htl onderscheidde alch Tooral In den
élag bj) Nordlingen (1784); — Jolann Phi-
Upp vom Siadiom, staatsministerinKeurMainz,
geboren In 1668 en de ziel TaniUle Rijksaan-
gelegenheden ; h0 was in 1711 af|;eaant b|}
de Terkiezing Tan Karel FJ, Toorts gCTol-
machtlgde bQ de Tredesonderhandelingen te
Utrecht en in Baden; hU werd in den R||ks-
graTenstand opgenomen en OTerleed In 1741;
— JohoMM PJiiUipp XaH Joeephj graaf wm
Sladumy geboren den 18den Juni 1768. Nadat
hg aan DnltBohe hoogescholen eene degelffke
opleiding ontTangen had, was h0 in 1788
Oostenryksch gezant te Stokholm, in 1790—
1792 te Londen, droeg in 1797 niet weinig bQ
tot opheffing der spanning tusschen OostenrQk
en Polen wegens de Tcrdeeling Tan Polen,
werd in 1804 gezant te Petersburg, bOTor-
derde het tot stand komen Tan de derde
ooaUtie en Tolgde in 1806 Keizer Alexander I
naar het leger. Als Duitsch patriot koesterde
' h|) een geweldigen haat tegen KapoUtm L
Toen hy na den Vrede Tan Preszburg met de
portefeuille Tan Bnitenlandsehe Zaken werd
belast, zocht hg den inwendigen toestand Tan
Oofltenrifk te reorganiseeren, om dit aan het
hoofd te brengen Tan het beTrQde Duitschland.
Hy ontdeed de wetenschap Tan hare knellende
banden, boTorderde de ontwikkeling Tan het
staatkundig IcTcn en droeg bOTonalzorgToor
de verbetering van het leger. Het exercitie'
xm.
reglement werd herzien en in de landweer
eene behooriyke reserve gcTormd. De Tader-
landsohe geestdrift In Oostenryk by denaan-
Tang Tan den oortog Tan 1809 was door
Stadum gewekt Wegens den rampspoedigen
afloop Tan dien ooriog moest hy in het mi-
nisterie plaats mimen voor Mettermeh, maar
reeds In 1812 werd hy weder naar Weenen
geroepen en zag zich na den slag by Lützen
belast met eene zending naar AUxander I en
Friedfidk WUMm L Na het sluiten van den
Trede moest hy zich met de herstelling der
flnanoiën belasten. De uitgaTen Tan den Staat
werden Ingekrompen en de belastingen naar
degeiyke beginselen herden; hy OTorleed te
Weenen den 18den Mei 1824; — en Frane
Serapkj graaf von Stadion, tweeden zoon
Taa den Toorgaande. Hy werd geboren den
27sten Juli 1806, trad reeds Troeg in staats-
dienst en onderscheidde zich door zyneadmi-
nlstratleTe talenten. In TriSst en OaHciS, waar
hy In 1846 aan het hoofd stond Tan het be-
stuur, Torwlerf hy de algemeene toegenegen-
held. Na het dempen Tan den opitand te
Weenen, aauTaardde hy met Sokwareenherg
en Badk de poriefsuille, als vertegenwoor-
diger van de Tryzinnlge richting; doeh reeds
In Mei 1849 moeet hy wegens ongerteldhdd
aftreden en OTorleed krankzinnig den 8sten
Juni 1868.
Stadium, Tan het Qrieksche «^i^iov (eene
loopbaan Tan bepaalde lengte), was by de
Ouden eene lengtemaat Eene stadium telde
naar men meende, 600 Orieksehe Toeten,
doch de nauwkeurigheid dezer maat liet Teel
te wenschen OTcr. Het reisstadium was althans
korter en kan in het midden der 2de eeuw
TÓor Chr. gerekend worden op Vsoste tsu eene
geogr. myi, doch het Olympische stadium op
VioSte. In den tyd der Bomeinsche Keizers
rekende men 7V9 stadiën op de Bomeinsche myi.
Stadsreiniging, zie Straatrwngimg.
Staël-Holstein (Anne Louise Oermalne,
barones Tan), eene beroemde Fransche schryf-
ster en de dochter Tan den minister Neeker^ werd
geboren te Parya den 22sten April 1766, gaf
reeds Troeg getuigenis Tan haar talent, loTeide
het tooneelspel: „Sophie (1786)*" en het treur-
spel: „Jane Grey (1708)**, maar baarde Tooral
opzien door hare „Lettres sur les ouTrages
et Ie caraetère de J. J.Boussean (1780)". Niet
lang te Toren was zy Tolgens den wensch
Tan hare moeder in het baweiyk getreden
met den Tryheer wm StaSl-HoUtein, Zweedsch
ambassadeur te Parys. De omwenteling gaf
aan haren monarchalen geest eene meer Try-
zinnige richting. Ook na de Tluoht Tan haren
Tader bleef zy met hare ftimilie te Parys,
ontrukte onderscheidene bedreigde hoofden
aan het Schrikbewind en legde den minister
MoKimorin een plan Toor ter redding Tan het
Koninkiyk gezin, doch er werd geen gebruik
Tan gemaakt. Ter nauwemood ontsnapte zy
den 2den September 1782 aan de woede Tan
het Tolk en bereikte het Taderiyk landgoed
Coppet in Zwitserland. Nadat zy aldaar korten
tyd Tortoefd had^ begaf zy zich naar Engeland,
waar zy hare: „Séflexions sur Ie proces de
la rdne (1798)*' te boek stelde. Toen Zweden
In 1798 de Fransche Republiek erkend had,
keerde zy met haar echtgenoot terug naar
Parys. Barras werd haar beschermer, toen
45
706
STAEL-H0L8TEIN-STAG.
het Directoire haar wilde vervolgen, en sQ
verkreeg zooveel invloed^ dat TkMê^amd op
hare aanbeveling tot nünlster van Boitenland-
0che Zaken werd benoemd. In die dairen
schreef itf: „Béflexions 8or U paix (1794)",
— „Béflezions sar la paix intérieore et la
paix eztérieore (1706)", — en „DeTinflaence
des paasiona sar Ie bonheor des individas et
des nations (1796)". Hoewel zV reeds in 1796
den hnwelüksband, die haar verbond aan haren
veel minder ontwikkelden man, had doen losma-
ken, vergeielde «U hem toch in 1798, toen htf
ziek en halpbehoevend was, naar Zwitserlanc^
waar hU den 9den Mei 1812 overleed. By hare
terugkomst te Par0B maakte i0 kennis met
Banapariê en wist te bewerken, dat de naam
van haar vader op de Uist der ballingen
werd doorgehaald. Daar Neéker in een ge-
schrift het plan van BonaipaHêy in Frankryk
eene monarchie te stichten, op eene voor dien
despoot onaangename wjjze had afg^eord,
moest z(tne dochter tot op eene afttand van
40 oren gaans verwgderd blQven van ParQs;
10 begaf zich dan ook naar 0>ppet, maar
was meestal op reis. Inmiddels had z0 ge-
schreven: „De la littératore considerée dans
ses rapporto avec les institations sociales
(1799, 2 dln)" en den roman: „Delphine
(1808, 6 dln, en later; het laatot van Sèmte-
Beuvê in 1868)", eene voorstelling van hare
eigene Jeagd. In 1808 volbracht zQ hare eento
reis naar Duitschland, waar 10 g^aimen ttfd
te Weimar en to Berlifn vertoefde, en in
1806 vertrok 10 naar Italië. Sedert dien t0d
was A, W. SokUgd, dien zO te Berl0n had
leeren kennen, haar geleider, en de omgang
met dezen man had grooten invloed op hare
denkbeelden. De vracht van hare reis naar
Italië was de roman: „Oorinne on Tltalie
(1807, 2 dln, en later)", haar fraaiste werk.
In 1810 vertrok zU naar Weenen om bonw-
stoffen te verzamelen voor haar boek: „De
TAllemagne", doch de geheele. oplage werd
aanstonds op bevel van den Franschea minister
van Politie So/oary vernietigd en de schryfirter
door Napolêom I ait geheel Frankr0k verban-
nen. Eerst tegen het einde van 1818 kwam
dat boek te Londen in het licht en vervol-
gens in 1814 te Par0s. Het is r0k aan schoone
denkbeelden, maar ook aan onnaawkenrig-
heden. Z0 woonde vervolgens wed^ te
0>ppet, waar z0 in het geheün in het bawe-
10k trad met den Jeogdigen officier de Booea.
Intasschen werd s^f door de de Fraasche politie
vervolgd, zoodat ^ zich in het voiN^aar van
1812 naar Moskon en naar Petersburg begaf
en vervolgens naar Stokholm, waar haar
jongste zoon Albm^ in een tweegevecht werd
gedood. In het begin van het daarop volgende
Jaar ging zO naar Engeland, en eerst na den
val van Kapoleon keerde z0 terag nit hare
ballingschap, welke zy in hare „Diz années
d'exil (1821)" beschreef. De Verbonden Vorsten
bejegenden haar met ongemeene ondenchei-
ding, en haar invloed heeft niet weinig by-
gedragen tot een spoedig vertrek der vreemde
troepen. Toen Bomaparte van Elba terogkeerde,
vertrok zy wederom naar Ooppet Na de
Tweede Bestaoratie ontving zy eene vergoe-
ding voor de 2 millioen francs, welke hiuir
vader by zyn heengaan in de schatkist had
achtergelaten, gevoelde zich gelakkig in den
kring van vertronwde vrienden en hield zich
bezig met het schryven van „ConsidératioiM
sar la Eóvolation Fraa^aise (1818, 8 dln)*^.
zy overleed den 14den Jnll 1817. Hare ver-
zamelde werken lyn in het licht gegev^»
door haar ondsten zoon.
Staf is de naam, dien men geeft aan dea
bevelhebber eener troepenafdeeUng met alkoa,
die onder zyne onmiddeliyke bevelen ztaaa»
Met dien van sfêneralm Haf bestempelt men
het korps oiBcieren, gehoaden om den aan-
voerder van een leger of van een bdangrgk
deel hiervan in zyne dienstverrichtingen te
onderstennea. Die officieren moeten ten allen
tyde aan den opperbevelhebber een naaw-
kearig overzicht geven van het geheele leger,
benevens inlichtingen omtrent iMt oorlogster-
rein vaa dea vyaad en medewerken tot eene
snelle ea Juiste nitvoering der vastgestelde
strategische plannen. Naar gelang van d»
troepenafdeelingeny by welke het personeel
van dien genenden staf werkzaam i8,q>iedct
men van den grooUm ttaf (by ons gevonad
door de a^odMiten enz. der Vonteiyke per-
sonen) of vaa de êtantm mh afkomdmi^ke horpêem»
Aan het hoofd van eiken staf bevindt zich een
chef, die als de rechter hand van den aan-
voerder moet beschouwd worden. Zulke gene-
rale staven hebben van ouds by de legers
bestaan, en een degeiyke generale staf is
eene zaak van het hoogste belang.
StafiQEk is de naam van een eiland, tot de
Hebriden behoorend. Zie voorts onder Fiê^.
Staffbrd of StaffbrdMi^ een Engelseb
graafiKhap, door Derby, Warwick, Worcester»
Salop en Chester omgeven, telt op aageaoe^
^ D creogr. myi oageveer 981000 inwoners
(1881). Het noordeiyk gedeelte des lands be-
staat uit naakte, onvruchtbare heuvels, die
zich ter hoogte van 562 Ned. el verheffen en
aijgewisseld worden door veengronden, ea in
het oosten vindt men uitgestrekte heidevelden^
Needwood Foreet genaamd, maar het dal der
Trent Is zeer vruchtbaar en ook in het zuiden
heeft men uitmuntende bouwlaadea.Mea heeft
er 30% bouwland en 61% weiland, en in
1876 waren er 182000 runderen, 90000 scha-
pen en 62000 zwynen. De bodem bevat er
voorts veel steenkolen, alsmede yzer-, lood-
en kopererts. De nyverbeid bloeit er ongemeen
en levert er vooral yzeren voorwerpen, aarde-
werk, glas, zyden en katoenen stoffen enz»
— De evenzoo genoemde hoofdstad ligt aan
de Sow en niet ver van de Trent, is het
vereenigiagspunt vaa oaderscheid«ie q^oor-
wegen, bezit eenige kerken, een graafbchaps-
gebouw, een raadhuis, eene Latynsche school,
onderscheidene fabrieken en nagenoeg 20000^
inwoners.
Stafrijm, zie AüUteraiiê.
Stag. De stagen behooren tot het toigvan
de masten, van de «teugen en van den boeg-
spriet en dragen verschillende namen. Die-
der ondermasten zyn dubbel zoo dik als het
want en van kabelslagtouwwerk vervaardigd*
ZU liggen met een oog om dea top van den
mast en in het ondereinde is eene kous inge-
bonden; door deze en eene tweede kous wordt
een talreep geschoven, waarmede de stag
wordt aangezet De vaste kous van de fokke-
stag is ingebonden in een kraag, die om den
bo^priet ligt Die van de groote stag is in-
STAG— STAHL.
707
gebonden in een end, dat door een rond gst
in den boeg gaat, of wordt vervangen door
een afgeronden klos vóór den fokkemast, waar
de stag doorheen gelegd is, terwyi de kmis-
atag op een oogbont in het dek aan den voor-
kant van den grooten mast vaart. Het oog van
de losse stag ligt zooveel boven dat van de
stag, waarbO a(t behoort, dat beide niet door
denzelfden kogel kunnen getroifen worden.
De stengestagen liggen op dergeiyke wyie
om de toppen der stengen. Die van den voor-
steng vaart op den boeg^riet door eene schyf
in éem der vioolstnkken, en die der beide
andere stengen door kousen, ingebonden in
stroppen, om de toppen van den fokke- en
grooten mast gelegd. Naast de stengestagen
liggen de stengestagseilleiders, bestemd om
daaraan de stagiseilen te h^schen. Sedert men
achter de groote en kruismasten barkaeilen
voert, zQn voor de groote en kmisstengen de
stagzeilen, alzoo ook de leiders, vervallen.
Voorts werden op bovenvermelde wyie ook
de bramstengen gesteund.
Onder den boegspriet vindt men doorgauis
2, maar ook wel tot 4 toaUnti^êmf die op de
scheg varen en bestemd zQn, den boegspriet
neer te houden; de buitenste van dezedroagt
den naam van maniêlêia^. Zy gaat door gaten
in de soheg en wordt op kragen om den
boegspriet met tahreepen stQf gezet. De beide
hoeggtagM steunen den boegspriet iQdelings, —
de lo^iagm loepen boven langs den boeg-
spriet, — op het kluif hout heeft men waUr-
étage» aan de onderzQde en 4 hohêtagm aan
de zyden, — het jaaghout wordt ondersteund
door éene waterstag en aan elke züde door
éene hokstag, — en eindelQk heeft men nog
bokêtagen^ die tot het tuig van den bezaans-
boom behooren.
Stagira of atagwoê^ eene aloude stad in
MacedoniS op het schiereiland Chalddioe, is
vermaard als de geboorteplaats van ^m<<$M««.
StiMgnelius (Erik Johan), een Zweedsch
dichter, geboren den 14den October 1798 te
Ottrdslöaa op Oerland, studeerde te Lund en
te Upsala en zag zich vervolgens geplaatst
by de Koninkiyke kanaelary. Hy wydde zyn
v^en tyd aan de studie der wysbegeerte, ver-
viel tot mystieke mymery en eindeiyk tot tus-
achenpoozende Icrankzinnigheid en overleed
den 3den April 1828. Zyne merkvraardigste
gedichten zyn: „De leliën in Saron'* en „De
Bacchanten'*, alsmede het dramatisch gedicht:
„De Martelaars*', — vooral echter het episch
gedicht: ,»Wladimir de Groote", in 1817 door
de Zweedsohe Académie bekroond. Zyne ge-
zameniyke werken werden by herhaling xdX-
«©^«▼en. Z ..
Stagnone (Isole dello) is de naam van
eene eilandengroep aan de westkust van
Sicilië, op een aftitand van ongeveer 10 geogr.
myi van Ifarsala. Zy bestaat uit de eiland^
Burrone, Favilla, CerdinisI en Pantaleone en
behoort tot de Italiaansche provinde Trapani.
Stagzeilen (De) lyn meestal drie-, maar
ook wel vierhoekige zeilen, die met éen hun-
ner zyden langs lyken geheschen worden en
van welke de schoot achteruitgehaald wordt.
De voarêtagzeüen zyn het voorstengestagzeil,
de kluiver en de Jager, en deze hebben de
gedaante van een rechthoekigen driehoek. Tot
de midden' en itehterstagzeUen behooren het
xm.
groote stengestagzeil, de vlieger, het groote
bramstengestagzeil, het bezaansstagzeil (de
aap), het kruisstengestagzeil en soms het
groot bramstenge- en het grletfesstagzeil. £in-
deiyk heeft men nog stormttagzeOe», Deze
naam wordt gebezigd voordeonderstagzeilen,
te weten: voor het grootstagzeil, destormfok
en het stormbezaanstagzeil.
StahL Onder dezen naam vermelden wy:
Chorg Hmtt SMly een vermaard scheikun-
dige en geneesheer, geboren den 2lBten October
1660 te Ansbach. B^ studeerde te Jena,werd
in 1687 HoÜArts van den Hertog van Weimar,
in 1694 hoogleeraar in de geneeskunde te
Halle, in 1716 lyfarts van den Koning van
Pruisen en overleed te Beriyn den 14den Mei
1785. Hy ontwierp het naar hem genoemd
scheikundig stelsel, waarin het phlogiston de
hoofdrol vervulde, -- een stelsel, hetwelk
ziek staande hield tot aan de komst van La-
voieier. Wyders ontdekte hy vele eigenschap-
pen der alkaliën, metaalozyden en zuren,
zyne merkwaardigste geschriften zyn : „Expe-
rimenta et observationes chemicae (1781)" en
„Tbeoria medica vera (1707 ; 2de druk 1881—
1888)".
XViedriok Jnliui StoMy een beroemd schry ver
op het gebied van staatsrecht en tevens een
welsprekend redenaar. Hy behoorde tot eene
Israëlietisohe fSamilie, werd geboren den 16den
Januari 1802 te Mttnchen, omhelsde in 1819
te Erlangen den Protestantschen godsdienst,
studeerde te Würzburg, Heidelberg en Erlan-
gen in de rechten en vestigde zich in 1827
als privaatdocent te Mttnchen. In laatstgenoemd
Jaar schreef hy: „Ueber das <ere rOmisehe
Klagenrecht" en leverde vervolgens: „Die
Philosophie des Bechts nach geschichtlioher
Ansicht (1880—1887, 2 dln; 4de druk, 1870)",
een wetenschappeiyk werk, dat groot opzien
baarde op het gebied van de geschiedenis der
staatswetenschap. Hy bouwde daarin zyne
rechts- en staatsleer op den grondslag der Oturis-
teiyke wereldbeschouwing en eisehte, dat de
wetenschap zich bekeeren zou tot het geloof
aan de geopenbaarde waarheid van den Ohris-
teiyken godsdienst. In 1882 zag hy aioh be-
noemd tot buitengewoon hoogleraar te &-
langen en kort dfuwna tot gewoon hoogleer-
aar in de wysbegeerte van het recht, in de
pandecten en het Beiersche landrecht te
Wfirzburg. Later keerde hy naar Erlangen
terug en onderwees er het kerkeiyk recht, het
staatsrecht en de wysbegeerte van het recht.
In 1840 vertrok hy naar Beriyn als hoogleer-
aar in laatstgenoemde vakken, en in 1840
benoemde JBHedHth WUhdm IV hem voor
levenslang tot nd van de Eerste Kamer, later
het Huis dar Heeren, waar hy optrad als de
woordvoerder van de reactie en van de Jonker-
party. Ook op kerk^k gebied maakte hy
gebruik van ^ne betrekking als lid van den
opperkerkeraad (1862— 18Ö8) ter bevestiging
van het Luthersehe confessionalismus en tot
vernieuwing van de heerschappy der ortho-
doxe geesteiykheid over de leeken. Staat-
kundige wisselingen en vooral het aftreden
van het ministerie Jüm^én/yu brachten hem in
1868 tot het beshiit, laati^noemde betrek-
king neder te leggen. Hierna zette hy met
onwrikbare volharding den stryd voort tegen
het ministerie van het nieuwe tydperk en ver-
46*
708
STAHL-8TftLIN.
klaarde, dat bet HaU der Heeren in t^n ver-
let tegen de moderne richting welUcbt breken
kon, maar niet boigen soa. Hy overleed te
Brttckenan den lOden Aogustos 1861. Van
sfjDe geschriften vermelden wQ: „Die Kir-
chenverflasaong nach Lebre und Recht der
Protestanten (1850, 2de druk, 1862)",— „Ueber
Kirchenrecht (1845; 2de druk, 1858)", —«Daa
Monarchltche Princip (1885)", — „Derohrist-
Uche Staat (1847; 2de dmk, 1858)", — „Die
Revolution nnd die konatitntionelle Monarchie
(1848, 2de dmk, 1859)", — „Was isiBevola-
tion (l8te-8de dmk, 1852)", — „De? Protes-
tantismns als politisches Princip (1823; 3de
dmk, 1854)", — „Die Katholtschen Wieder^
legnngen (1854)", — „Wieder Bunsen (1ste—
3de dmk, (1856)'*, — „Die Intherische Kirohe
and die Union (1859; 2de dmk, 1860)", —
„Siebeniehn parlamentarische Beden (1862)",—
en „Die gegenwArtigea Parteiea in Staat and
Kirche (1863; 2de dmk, 1868)".
P. J. 8tM, eigenlQk JmUt Mittdy een
Fransch romanschrtfver, geboren te Chartres
den 15den Jaanari 1814. H0 stadeerde te
Straatsburg in de rechten en verbond lieh na
zyn temgkeer in 1835 met PouZm, uitgever
te Parffa, tot letterkundige ondernemingen.
In 1848 werd hfl secretaris generaal van het
Uitvoerend Bewind, maar wegens de gebeur-
tenissen van 1851 nam hO de vlucht naar Bel-
giC. Van lüne geschriften vermelden wQ : „Le
diable k Paris (1842)", — «Voyage oüilvous
plaira (met A. de Musêêi, 1842—1843)", —
„Nonvelles avonturea de Tom Pouoe (1843)",
— „Les btfoox parlants (1865)", — „Histoire
d*an Prince (1857)", — „Histoire d*an homme
enrhumé (1859)", — en «Le voyage d*nnétu-
diant (1860; 11de druk, 1875)". Voorts leverde
ht): «La morale fomilière (1868; 2de druk,
1874)", door de Académie bekroond, — en
„Theorie de Tamoor et de la jalousie (1858)!\
Zdn „Magasin d*éducation et de recréation",
sedert 1874 verschonend, verwierf in 1867 den
priz-Montyon.
Stahr (Adolf WilheUn Theodor), een ver-
diensteiyk schryver, geboren te Prenilau den
228ten October 1805, studeerde te Halle in de
letteren en werd er in 1826 leeraar aan het
gymnasium te Oidenburg. Zyne letterkundige
werknamheid bepaalde aich aanvankeiyk tot
de geschiedenis, de beoordeeling en de ver-
klaring der geschriften van Aristóides. Hier-
van getuigen ayne „Aristotelia (1880—1833,
2 dln)", — „ Aristoteles bei den Bomen (1834)",
— de bewerking van de „Politica" van Ariê-
tótêUt (1836-1838), — „Aristoteles und die
Wirkung der Tragödie (1859)", — en de ver-
taling van verschillende werken van dien
wijsgeer (1860-1863). Ook gaf hy een hand-
schrift van de „Iphigenia" van Olfike mei wne
belangryke voorrede in het licht en schreef
eene „Charakteristik Immermans (1848)" en
„Oldenburgisehe Theaterschau (1855, 2 dln)".
In 1845 volbracht hy eene reis naar Italië en
schreef daarna het voortreffeiyke boek : „Ein
Jahr in Italien (1847—1850, 3 dln ; 4de dmk,
1874)". Te BcHue maaktehy.kennismet JVum^
LtwaLd en trad, na van syne eerste vrouw
gescheiden te lyn, met haar in het huweiyk
(1854). Beeds vdor dien tyd had hy wegens
ongekeldheid zyne betrekking aan het gym-
nasium te Oidenburg nedergelegd en sich in
1852 te Beriyn gevestigd. Hier Behreefhlta
roman: „Die BepubMkaner in KeapddSd,
7 dln)" en den diohtbundel: ,,Ein StodU
ben (1869)", —voorts: „Torso. Kunst, Kfiu&r
und Kunstwerke der Alten (1854— 18^2 db)'.
— „Lessing, sdn Leben and seine Wokr
(1859, 2 dln; 8ste druk, 1878)", — .Fk^i
ein LebensbUd (1862)", ^ .Ooethes Fn»
gestalten (1865-^1868, 2 dln ; 5de dmk, 187$)'
— „Kleine Schriften sar Literator iiBdKitf
(1872-1875, 4 dln)", — voorts gafsa dei&
sen, die hy met lyne echtgenoot osdena.
aanleiding tot de g^ehriften: „Diepreooiaè
BevolnUon (1850, 2 dln; 2de druk, 1849) ,-
„Weimar und Jeaa (1852, 2 dln;2dednk.
1871)", — „Zwei Monate in Paris mV-
dln)", — „Nach fflnf Jaht^a, Pariser StifiB
(1856, 2 dln)", — „Herbttmonate ia Obs
Italien (1860; 2de dmk, 1871)", — „Eis WoIb
in Bom (met Fammf Lemald^ 1868; 2de ^
1871)", — „Lebettserinnerangen (1870-18r«,
2 dln)",— en „Bllder aus dem Alterthon ISSS-
1866, 4 dln)", welke laatste evenw^te
velen werden aangevallen. Hy overleed !r
Wiesbaden den 3den October 1876.
Stainer (Jacob) of SUim», een benoi
vervaardiger van snaarinstruraentea ei f
boren den 13den JuU 1621 te Absom blBt
in Tyrol, was een leerling van Amét
Cremona. Hy had met veel togesspoedt?
worstelen, soodat hy in den b^se^v
violen voor 6 florynen het stuk veAoope
moest Wél benoemde Aartshertog U^
hem in 1669 tot Hofvioolmaker, mav^
werd niettemin door de Jesifleten, die ks
van kettery beschuldigden, maanden la&g s
de gevangenis opgesloten, verviel tot imk
xiniügheid en overleed in de grootste eDa^
in 1684. zyne violen onderscheiden sic^ ^
een eigenaardigen vorm endooreenheerijjte
toon ; ay worden door kenners duur betu^
• Stair, aie DaWympU.
Staketsel (estaeade) noemt men eeaeQ
palen dwarn door het water gesteges,*
den vyand het gebruik van het water te ^
twisten. Die palen moeten lang genoeg ^
om by den hoogsten waterstand de rlotleBS
vaartuigen te kunnen tegenhouden en soo&l^
by elkander staan, dat er geene vasita^
tosschen door kunnen gaan. Is het «i^
dieper dan 3 of 4 Ned. el, dan bestaat ld
staketsel uit dryvende boomen, die met ka»
men aan elkander verbonden ayn.
Stalaotieten en Stalagmieten, "'
Stklin (Christoph Friedrich von), een «
diensteiyk Duitsch geschiedkundige, 8el«a
den 4den Augustus 1805 te C!alw in Wfirter
berg, studeerde te Tflbingen en te Heidelta?
en werd in 1826 adUunct by de Kositklpt
Bibliotheek te Stuttgart, voorts onderbibiio^
oaris, bibliothecaris en in 1846 opperbiblkKi«;
caHs. Tevens had hy sedert 18a0 het ^
op het munt- en penningkabinet eo overig
te Stuttgart den 12den Augustas 187MI
leverde eene uitmuntende: „Wflrtembeflii^
(ïeschichte (1842—1873, 4 dln)", - ^
„Oberambtsbeschreibangen (1824)*", - 0" ^^
dragen in de „WftrtembergisoheJabrbSe^
Ook behoorde hy tot de redactie van: ^^
schnngen zur deutsohen €k«chichte'', ^f'
der Académie van Wetenschappen teKi^^'
J
STftLIN— STAMPER.
709
cbea en ontving als ridder van de orde der
"Würtembergsche Kroon persoonltfken adeldom.
Stalkruid (Ononis) is de naam van een
plantengeslacht nit de familie der TUMdêr-
hloemigen (PapiUonaeeae). Het onderseheidt
xich ' vooral door een in 5 smalle, lange,
ignvormige slippen verdeelden kelk. De
kiel loopt nit in een snavel^e; de bladeren
zQn drietallig en hun algemeene bladsteel
heeft aan weensOden een bladachtig aanhang-
sel. WU kennen In ons Vaderland het yadoonui
ttalkruid (O. spinosa L,) eti)ïei akicertialhrmd
(O. repens L.). Beide zQn heesters, wier
takken gedeelteiyk In doornen veranderen en
wier fVaaie, rosenroode, somtyds witte bloe-
men in Jnli ontlniken. bQ het gedoomd stal-
kraid staan de takken rechtop, terw01 sQ bQ
het akkerstalkraid meer eene liggende bonding
hebben. De drietallige bladeren, boven aan
de takken ook wel alleenstaande, hebben
scherp geaaagde blaadjes, en de bloemen, aan
de toppen der takken, in de oksels van of op
de doornen geplaatst, zyn tot troseen vereenigd.
De peulen van beide soorten zUn ovaal en
bevatten 1—4 bmine zaadkorrels. Het gedoomd
stalkmid komt meestal voor aan wegen, dQken
enz., en het akkerstalkrnid op bebouwde en
onbebouwde zandgronden.
Stallbatun (Gk>ttfiried), een uitstekend be-
oefenaar der oude letteren en geboren den
238ten September 1703 te Zaasch by Delitzach,
studeerde te Leipzig, werd in 1818 leeraar
aan het paedagogium te Halle en zag zich
in 1820 geplaatst aan de Thomasschool te
Leipzig, waar hU In 1835 rector werd. In
1840 zag hy er zich benoemd tot buitenge-
woon hoogleeraar en overleed den 249ten Ja-
nuari 1861. Behalve eene nauwkeurige uit-
gave van den commentaar op MomSrus van
EutiaHiui (1825^1880), eene verbeterde van
de „Institutiones grammaticae latinae (1833,
2 dln)" van Suddiman en van den „Terentius
(1830—1881, 6 dlnV* van 7FM/érA(nwfi, leverde
hy eene reeks van voortreffeiyke bewerkingen
van dialogen van Flato^ inzonderheid van
„Phaedo", „Philebus**, nEutyphro*'en„Meno*',
alsmede eene voortreffeiyke uitgave der ge-
schriften van Flato in de „Bibliotheca
graeca*\
StalToedering noemt men eene handel-
wys, waarby het vee gedurende het geheele
Jaar op stal gehouden en met kweekplanten
gevoed wordt De voorstanders daarvan be-
weren te recht, dat eene weide veel meer gras
oplevert, wanneer zy niet door het vee wordt
platgetreden, en dat de koelen op stal eene aan-
zieniyke hoeveelheid mest bezorgen. Daaren-
tegen zyn de tegenstanders van oordeel, dat
het aanhoudend verbiyf in den stal onnatuur-
lyk en dus ongezond is voor het vee en dat
de voordeden der stalvoedering worden op-
geheven door de meerdere moeite van oppassen,
voedsel halen en voederen, die daaraan ver-
bonden is. Dok meent men, dat de koeien
by stalvoedering minder goede melk geven.
In ons Vaderland is dan ook stalvoedering
nog weinig in zwang. — By stalvoedering
geeft men . aan het vee In het vooijaar aard-
appelen, in den zomer klaver en gras, inden
herftt klaver, spurrie en knollen, en in den
winter spurrie, wortelen, knollen en aardap-
pelen, en voorts het geheele Jaar door hooi
en stroo (lieftt haverstroo). De voedering ge-
schied 6 -maal daags, het drenken 3-maal.De
wortelen, knollen en aardappelen worden ook
wel gekookt en met karnemelk vermengd. Om-
dat de stalvoedering eene groote hoeveelheid
mest oplevert, is zy wellicht vooral by de ont-
ginning van woeste gronden aan te bevelen.
Stam, zie Stengel.
Stamboek noemt men, bepaaldeiyk mit
betrekking tot paarden en runderen een boek,
waarin de afkomst van deze vermeld staat.
Daar het zoowel voor de melkery als voor
de vetweidery van groot belang is, runderen
te bezitten van de beste rassen en geslachten,
heeft men ook in ons Vaderland niet lang
geleden een êtamhoek voor het rtmdvee inge-
voerd.
Stamboom, zie Oenêdtogie,
Stamelen, zie Siatterem.
Staminodiën, noemt men In de kruid-
knnde zoodanige helmknoppen , die niet vol-
komen ontwikkeld zyn en geen stuifmeel
bevatten. 2^ vertoonen zich vaak in den vorm
van kleine, op draden geiykende of wratach-
tige verhevenheden. Zy komen voor by een-
slachtige planten.
Stamper (De), het vrouweiyk voortplan-
tingswerktuig der gewassen, bevindt zich in
het midden der bloem, waar het vervolgens
in de vracht overgaat. Het wordt gevormd
door éen of meer overlangs omgevouwen en
langs de randen samengegroeide vrachtbladen
(earpella) en is daama enkelvoudig of samen -
tteld. De streep, volgens welke de randen ver-
groeiden, vormen de zaadiyst, daar hieraan de
eitles en later de zaden voorkomen. Ook heeft
men dikwyis in het midden der bloem meer
dan éen enkelvoudigen stamper, en deze zyn
dan uit evenzoovele vrachtbladen ontstaan en
kransvormig of ook wel In eene spiraal ge-
rangschikt Het onderste en meestal dikste
gedeelte van den stamper is de eierttok of
het vmektbeffintd en bevat de Koadknopjet of
eiijei. Het middenste gedeelte , doorgaans steel-
vormig van gedaante, is de «fyl, en het
bovenste, dat het stnifloaeel opvangt, de
siempd. De eierstok Is zeer verachillend van
gedaante en dikwyis in hokjes verdeeld. In
laatstgenoemd geval Is de eierstok dooreven-
zoovele vrachtbladen gevormd , als het aantal
dier hokjes bedraagt Doordien deze vracht-
bladen met elka^ samengegroeld zyn, zyn
de tnsschenschotten dubbeL Intusschen wordt
door eenige vrachtbladen ook wel eens eene
holte gevormd zonder tussch^nschotten. Dit
hangt er van af, of de randen van hetzelfde
of van verschillende vrachtbladen samen-
groeien. Vindt het eerste plaats, dan staan de
zaadiysten in het midden en wordt de stamper
meerhokkig; vindt het laatste plaats, dan
staan de zaadiysten aan den omtrek en wordt
het vrachtbeginsel éenhokkig, tenzy de zaad-
iysten naar elkaftr toegroeien en éen of meer
i^ÜBche tusschenholten in den stamper vormen.
Is een éenhokklge stamper uit éen vrachtblad
gevormd, dan ontwaart men éen eitje daarin
of éene reeks van eitjes. Vindt men echter
drie reeksen van ei^ies, zooals by de vioolles,
dan kan men hieruit de gevolgtrekking opma-
ken, dat de eierstok uit drie vrachtbladen is
ontstaan. De eitjes In den meerhokklgen eier-
stok vindt men gewooniyk in het midden. De
712
STANHOPB-STAKISLAUa
sÜ er sieh in een Griekach klooster, doch
bonwde later te Dsjihoen, niet ver van Sidon,
een eigen verbigf. De Byriërs noemden haar
de Koningin van Tadmor, de Tooveres van
D^ihoen en de Sybille van den Libanon en
waren van meening, dat sQ door hare gemeen-
schap met het rQk der geesten over onmete-
Itjke schatten beschikken kon. Toen IbroMm-
Fatja een inval deed in Syrië, wekte sy de
Droezen op tot tegenweer en wist eerstge-
noemde zoo groot ontiag in te boezemen,
dat hy haar verzocht onztjdig te biyven. Eene
hoofdoorzaak van haren invloed was eene on-
begrensde weldadigheid, welke haar later in
armoede dompelde, vooral toen hare sohold-
eischers beslag legden op haar pensioen. Zy
werd door hare Engelsche bedienden verlaten
en overleed, slechts door eenige tronwe Ara-
bieren bygestaan, te D^ihoen den 228ten Jnni
1839. Haar geneesheer deed „Memoirs of the
Lady Esther SUnhope (1846, 8 dln)*' in het
licht verschynen. Het is bekend, dBiAlphonMe
de Lamartmê op zyn tocht naar Palestina haar
een bezoek bracht en uit haren mond de voor-
spelling vernam, dat hy eens aan het hoofd
van Frankryk zon staan.
FhUip Semr^y vierden graaf 8Umhope^ een
zoon van Ckarleg en geboren den 7den De-
cember 1781. Nadat hy in 1816 zitting had
genomen in het Hoogerhnis, behoorde hy tot
de yveiige verdedigers der staatkunde van zyn
oom FUt, Hy was voorts een verbittmde te-
genstander van de door Fed voorgestelde op-
heffing der graanwetten en overleed den2den
Maart 1865.
FkUip MêüTffj visconnt Mahmy graaf Stam-
hope, een Engelsch staatsman en gesehied-
schryver, geboren den 30sten Januari 1805
op Walmer Castle. Hy was een zoon van den
voorgaande, werd in 1840 lid van het par-
lement, voegde zich by de Tories en was in
het ministerie Fetir-WMngUm in 1834 en
1886 onderstaatssecretaris van Bnitenlandache
Zaken, in 1845 secretaris van Koloniën, maar
moest in 1846 by den val van het ministerie
Feel aftreden, waarna hy tot de party der
Peelistea behoorde. In 1866 werd hy lid van
het Hoogerhnis, ~ voorts was hy voorzitter
der Society of Antiquariee, lord-rector der
universiteit te Aberdeen, lid der directie van
het Bdtsch Museum, enz. en overleed te
Bomemouth den 26sten December 1866. Van
zyne geschriften vermelden wy : Life of Be-
lisarius (1829; 2de druk, 1848)'\ — „History
of the war of the succession in Spain (1834;
2de druk, 1860)**, — „History of England from
the treath of Utrecht to the peace oi Aixla-
Chapelle (1836, 2 dln), — later voortgezet
tot aan den Vrede van Versailles, 5de druk,
1858, 7 dln)**, — „Life of the great Condé
(1840)*', — „The fortyflve (1851)**, — „Life
of William Pitt (3de druk, 1867; 4 dln)**, —
„History of Qneen Anne (1867 ; 4de druk, 1873,
2 dln)**, — „Miscellanies (1863, vervolg 1872)**,
— „French retreat firom Moscow and histori-
cal essays (1876)**, — en een aantal hydra-
gen in het „Quarterly Beview**.
Stanislaus. Onder dezen naamvermeiden
wy:
2>M heiUgen Sianislaue, geboren in 1030 te
Szczepanow in Galicië. Hy studeerde te Gnesen
en te Parys, werd in 1071 bisschop te Kra-
kan, maar bezweek den 8sten Mei 1079 in de
Michaëlskerk aldaar bU het bedtenea vmn de
mis onder de sabelhouwen van moordeaaan,
omdat hy de losbandigheid van Koning JBd-
letlaus openiyk aijgd^eurd had. Hy werd heilig
vwklaard in 1263 door Paus ItmoeeHÜus TF,
en men huldigt hem in Polen als bescherm-
heilige. Zyn stoffeiyk overschot rust in de
hoofdkerk te Krakau en zyn gedenkdag Tslt
ep den 7den Mei.
Twee Kommgem vam FóUm, te weten:
Stamitlams I Leêgeguskij den zoon van een
woiwode van Posen en geboren den 2O8t0n
Mei 1677. Hy zag zich eerst tot staroat en
vervolgens tot opvolger y^d syn vader en tet
generaal van QrootPolen benoemd. In 1704
nam hy deel aan de samenspanning, die op
aandringen van Kard X/I, koning vanZweden,
Avguêtuê II afMtte, waarna hy-zelf tot Koning
van Polen gekoiea en den 7den October 1705
met zyne gemalin Caihatrma OpaliMihagekïtKmd
werd. Hy kon echter niet langer dan tot aan
den slag by Poeltawa (1709) a^Jn gezag hand-
haven, nam daarop de vlucht naar Stettin en
vertrok in 1711 naar Zweden. In 1712 keerde
hy terug met een leger, maar werd door dat
van generaal iS^«miiocl;tegengehouden. Daar kg
bereid was, afttand te dooi van de Kroont
ondernam hy, ter verkryging der toestemming
van Karely in 1713 eene reis naar Jasqr*
maar werd door den Hospodar van Moldavië
naar Bender opgezonden en eerst in 1714 op
vrye voeten gesteld tegen de belofte, dat kg
het TurkschQ grondgebied niet betreden zon.
Karel XII stond hem het vorstendom Zwd-
brücken af, totdat hy den troon van Polen
zou hebben heroverd. Na den dood van Karü
XII (1718) moest hy het echter overleveren
aan den Pfalzgraaf 0%$taaf SamuH en begaf
zich in 1720 naar Frankryk, waar hy zieli
eerst vestigde te Weiszenburg, toen te Beig-
zabem en na het huweiyk van Lodewijk XV
met zyne dochter te Chambord by Blois. Na het
overiyden van A^gnvtw II (1733) deed liQ
zyne rechten op den Poolschen troon op nieuw
gelden, daar hy op den bystand van Franlcr||k
en Zweden kon rekenen, begaf zich heimeigk
naar Warschau en werd er den Uden S^-
tember wederom tot koning gekozen. Niette-
min noodzaakten Rusland en Oostenryk de
Polen, den Keurvorst van Saksen, A^Êgnxbiu irz,
als koning te erkennen, en, Stamdfme nam
voor een Russisch Saksisch leger eerst de wgk
naar Dantzig en vervolgens naar Marien w(«der.
By den Vrede yan Weenen (3 October 1735,
geratificeerd 1738) werd eindeiyk bepaald,
dat Btamidanu afiitand zon doen van de Pool-
sche Kroon, maar den titel van koning be-
houden en in het bezit komen van de hertog-
dommen Lotharingen en Bar, welke na zOn
dood aan Frankryk zonden vervallen. Dadeigk
stond hy de inkomsten dezer hertogdommen
aan Frankryk af tegen een Jaargeld van 2
millioen francs, woonde by afwisseling te
Nancy en te Luneville en verwierf door zyae
weldadigheid en door zyne belangstelling in
kunsten en wetenschappen de algemeene toe-
genegenheid. Hy overleed den 238ten Febmavi
1766, en zyne geschriften zyn verzameld onder
den titel: „Oeuvres du philosophe bien&laant
(1765, 4 dln; 2de druk, 1860)'*.
Stanidaut II Angnttuêy laatsten Koning
STANISLAUS-STANLET.
713
wMM Polen. Deie. een soon yao Graaf Statnê-
' jPaniaiowêki en ?an Prinses ConitanHna
CxarttMTffitka^ ontving eene lorgvnldige opvoe-
din^y we^ in 1752 lid van den Bgksdag en
-vr^ite door x|in talent als redenaar de alge-
meene aandacht At^uiiut III belastte hem
met eene aending aan Keiaerin JNkabMiMMi
Petersburg, en hier wist hS de giinstrttke
toegenegenheid te yerwerren van de Groot-
▼<Hratin, later Keiaerin Caik^rina. Haar inrloed
-wan oonaak, dat hy den 7den September 1764
tot koning yan Polen gelcoien en den 25sten
NoTomber te Warschau geluoond werd. Zeer
moeieiyk was sQne taak te midden der par-
tüacliappen ran den adel en by de overmacht
der aangreniende Staten. Daar hQ denoodige
geestkracht miste, om den onafhankeiyken
adel in bedwang te honden en sich tegen de
aluwe BnsaiBclie politiek te veraetten, was
men hem weldra moede. 2<el& werd hy den
Sden November 1771 door sa&mgezworenen
weggevoerd uit Warschau, maar ook derwaarts
temggebracht, daar sOne vganden niet bestand
waren tegen lUne welsprekende taal. HQ moest
evenwel genoegen nemen in de eerste verdee-
ling van Polen, waarna fcy pogingen aan-
wendde, den diep geaonken Staat uit aQu
verval op te benrea. De afkondiging dercon-
Btitntie van 3 Mei 1791 besorgde hem wederom
de achting des volks, doch hy verioor dese
op nienw door ayne toetreding tot de confoe-
deratie van Targowica, waardoor de grond-
wet afgeschaft en de inmenging der Bussen
in de binnenlandsche aangelegenheden toege-
laten werd. Wegens ayn verzet tegen de tweede
verdeeling van Polen deed Oatkarima hem,
na de verovering van Warschau éoor Soêwaraw
naar Grodno brengen, alwaar liy het vertog
der derde verdeeUng onderteekenen en den
25eten Mei 1796 de Kroon nederleggen moest
Hy ontving van Oostenryk, Rusland en Prui-
sen een jaargeld van 200000 ducaten, die hy
aanvankeiyk te Grodno verteerde. Faml I
riep hem lia den dood van CtUkarima naar
Petersburg, en hier overleed de onttroonde
Koning ongehuwd op den 12den Februari
1798. De door hem gestichte Stanislausorde
u in 1816 door Caaar AUaumder vernieuwd.
Stanislawow, eene stad in ooeteiyk Gali-
cië, ligt aan de Bistritaa en aan een paar
spoorwegen, is de letel van een districtsbe-
stuur en van een Grieksch-Katholieken
bisschop en heeft drie kerken, een gymnasinm,
eene leaalschool en eene kweekschool van
onderwysers, voorts drie hospitalen en byna
19000 inwoners (1880).
Stanley. Onder deaen naam vermelden
w«:
Artkmr Feurk^ StanUjf, een Engelsch ge-
leerde geboren in 1815. Hy studeerde in de theo-
logie aan Balliol College en verwierf er een
prys met ayn gedicht: „The gipsies'* en later
nog meer pryaen. In 1840 werd hy fellow aan
het uoiversity College te Oxford, was er tevens
académieprediker en bekleedde in 1850—1862
de betrekking van secretaris der Oxford uni-
versify commission. In 1851 werd hy kanun-
nik van Canterbnry en in 1858 hoogleeraar
in de kerkgeschiedenis te Oxford, ahmiede
kanmmik van Chr. Church, kapellaan van den
Biflichop van Londen, in 1863 deken van
Westminster en in Maart 1875 lord-rector dor
nniverriteit St. Andrews. Hy schreef ee&e
levensgeschiedenis van ayn leermeester üfto-
ma$ ArmM (1844; 10de druk, 1877, 2
dln)*\ — «Sermons and essays on the apoa-
toUeal age (1846; 8de druk, 1874)", — „His-
torical memoirs of Canterbury (1854; 6de
druk, 1872)", — JRiDAi and Palestine incon-
nection with their history (1856; 2de druk,
1872)" — en „Lectures on the history of the
Eastem church (1861; 4de druk, 1869)". Nadat
hy in 1862 den Prins vam JTalêt naar het
()osten had vergeseld, schreef hy : „Lecturee
on the Jewish church (1868—1867, 2 dln; 7de
druk, 1877; 8de dl, 1876)",— „Historical me-
morial of Westminster Abbey (1868; 4de
druk, 1876)", — ^Essays chiefly on questions
of Church and State fh>m 1850— 1870 (1870)",
— „The Athanasian creed (1871)", — en
^ectures on the history of the Church of
Scotiand (1872)". Hy overleed te Londen den
19den JuU 188L
Ffêderiek ArUmr SioêUesf ^ een Engelsch
staatsman en een broeder van den Graaf vam
Dmrhff, Hy werd geboren te Londen den 15den
Januari 1841, beaocht de school te Eton,trad
in dienst en klom op tot den rang van kolo-
nel. In 1865 werd hy lid van het Parlement
en aag aich in 1868 door Ditradi benoemd tot
lord der Admiraliteit Hy verloor eerlang die
betrekking by den val van het ministerie. In
het tweede ministerie JHtraeU was hy van
1871 tot 1874 secretaris van Financiën, waarna
hy opvolger werd van G€Uiamê Eardjf als
minister van Oorlog. Na den val van het mi-
nisterie DitroêU werd hy in Juni 1885 minister
van koloniën in het Kabinet SdUtbtiry en be-
kleedde die betrekking tot aan het aftreden
van dat bewind in Januari 1886.
Memry StanUjfy eigeniyk Jamm Sowlamd
een vermaard reiaiger in de binnenlanden van
Afrika en geboren in 1840 by Denigh ia
Wales. Hy werd op 8-Jarigen ouderdom in het
armenhuis van St Anph geplaatst, waar hy
tot ayn 13de Jaar bleef en eene goede opvoe-
ding genoot. Eerst wilde hy zich wyden aan
het onderwys, maar besloot vervolgens als
scheepjongen te dienen. In New-Orleans vond
hy werk by den koopman SiamUg, die den
knaap als aoon aannam, zoodat dese den
Kcslaohtsnaam van ayn pleegvader aanvaardde.
Na den dood van ayn weldoener nam hy
dienst in de gelederen der Geconfedereerden,
maar werd gevangen genomen en op een oor-
logschip der Noordeiyken geplaatst, waar hy
aich eerlang bevorderd zag tot vaandrig. Na het
sluiten van den vrede volbracht hy in 1865 eene
reis door Turkye en Klein-Azië en vergezelde
in 1868 ahi correspondent van den vNew York
Herald" het Engelsche leger naar Abessinië.
SiamUj/ is t^ne vermaardheid vooral verschul-
digd aan ayn stouten tocht tot opsporing van
Lwit^stpMe^ terwyi het bezoeken en besehry-
ven van de Loealaba en van de Congorivier
hem groeten roem bezorgden. Op last name-
bilk van JBemtett^ eigenaar van de „New York
Herald", was hy in October 1869 uitgezonden,
om zoo mogeiyk hulp te brengen aan lAvrng-
êionê^ die niets van aich hooren deed. Nadat
hy de inwyding *van het Snézkanaal byge-
woond en daarop een uitstap naar Perzië en
Indië gemaakt had, bereikte hy in Januari
1871 Zanzibar, vanwaar hy met omstreeks
714
STANLEY— 8TANOWOI-GEBBROTE.
200 aftfltekend gewapende mannen een tocht
ondernam naar bet binnenland Tan AfHka.
Na Tele moeielQkbeden deed bt den 8den
November s|in intocbt in Oed^ld^li aan bet
Meer Tanganjika, waar hQ inderdaad den
dood gewaanden LMmgtioné aantrof. Dit be-
ricbt werd eerst in Engeland als eene grore
onwaarbeid bestreden, maar nüks diende, toen
de bewtjaen niet uitbleven, tot Terbooging Tan
zQn roem. Nadat bQ met ÏAvinffttonê laatstge-
noemd Meer ondenocbt bad, ondernam bQ in
Maart 1772 de terugreis naar Zansibar en naar
Europa. Van de uitkomsten deier expeditie,
welke den eigenaar yan den ^New Tork Herald*"
10000 pond sterling gekost bad, gaf byrerslag
in z0n boek : „How I fbund LiTingstone (1872)**.
In 1874 hervatte bt lOne reteen op kosten
Tan bovengenoemd blad en van den „DaUy
Telegrapb" te Londen. Met ruim 800 kr^gslie-
den en dragers verliet htf in November van
dat Jaar B^^amoyo. tegenover Zansibar, en
bereflrte den 278ten November 1875 betVIctoria-
NJaniameer, waarvan hQ de oevers met een
vaartuig ondensocht. Hy bevestigde bet ver-
moeden van iS^e, dat dit Meer de voornaamste
bron is van de NQl. Voorts begaf hy zich naar
bet Albert-NJanxaraeer, dat hg desgeigiu bevoer.
Nadat nu OmH het laatste gedeelte van de
Witte Nyi ondenocbt en baren oorsprong uit
bet Albert-NJancameer gestaafd en kolonel
Zonff in 1874 bet verband tusscben die beide
meren door middel van de Somersetrivier
aangeweien bad , was bet raadsel van de
bronnen van de Nfll opgelost Intnsscben bleef
dat van de Congorivier bestaan, alsmede dat van
de waterontlasting van bet Tanganjikameer,
en hoewel Cómêron reeds eenige schreden tot
verklaring daarvan gedaan bad, bleef het voor
Stanley bewaard, daarover een dnideigk licht
te verspreiden. HQ bewees nameigk, dat de
Loealaba en de Congo eene aelfde rivier zQn.
Op den 5den November 1876 verliet hQ NJangme
en Manjoeëma (ten westen van bet Tanganjika-
meer), vergezeld van 104 man, en baande dcb
onder tallooze moeielSkheden en gevaren een
weg, nu eens met geweld, dan weder met
sachtheid, beden te voet, morgen in eene boot,
die uit elka&r kon genomen worden. GMurende
dien tocht moest b|j 82 gevechten leveren.
Zyn laatste blanke reisgenoot, de Engelscbman
JPoeoek kwam in éen der stroomversnellingen
om het leven, en bQua was StanUy iibM eenige
dagen later in de watervallen verongelukt
Den 88ten Augustus 1877 bereikte bQ eindelQk
Emboma aan den benedenloop van de Congo
en deelde na zgn terugkeer zQue belangrOke
ontdekkingen mede in bet geschrift : „Tbrough
the dark continent (1878)". In 1879 heeft hg
zich, op aanzoek van den Koning van België,
weder op reis begeven naar Afrika. Den 24sten
Juli bereikte hg met de stoomboot „Albion**
Siërra Leone, en den Isten Augustus is hg
verder getrokken naar Banana aan de Congo-
rivier. Hier vond hg de Belgische stoomboot
„Barga**, in Juni uit Antwerpen vertrokken,
om hem, op last van bet Internationaal Qe-
nootschap tot onderzoek in Afrika, de noodige
hulpmiddelen te brengen voor zgne expeditie.
Met baar bevond er zich' ook de voor de
riviervaart bestemde koopvaardgvloot Met deze
stevende hg den 17den September de Congo
op en voer tot Jellala, den eersten der 32 groote
vratervallen van de Congo, om aldaar bg Wie
(180 Engetoebe mgi van haien noni) i^
eerste station te vestigen. In 1881 b«rdtekf
den bovenloop van de Congo, fltfekttealitai
en bleef er tot 1884 werksftam, waarop k|ï
Augustus van laatstgenoemd jaar naarSoó^
terugkeerde. Hg leverde daarop ketbetoapl
werk: «The Congo and the foimdatini oTi
flree State", en toen in bet Tooijaar vu Itt
de Koning van België als sonver^ vta k^
Congogebied was erkend , sag SlmtUg zd
benoemd tot stadhouder aldaar.
Stanley Fooi, in de taal der AfrikauKkr
inboorlingen Nga Mkoema geheeten, ii m
meer ter lengte van 40 en ter Inreedle vtaSi
Ned. mgi en verheft zich 848 Ned. el b«m
de oppervlakte der zee. Het wordt gewni
door de Congo boven de KalloetoewaterrdR
op 16^ O.L. van Greenwich en 4''Z.Rflet!
door SUimlêy ontdekt en ;werd in Septeaks
1888 door de zendeUngen Oowfer, Bmüm^
9ims bevaren en nader ond^aoebt Het M
vele eilanden en zandbanken, en van eeotie
noemde hebben 17 een aanmerkeli^en oamt
De daartusschen gelegene kanalen sgnbiera
daar door een weelderigen plantengroe v(^
stopt, en deze vormt eene bedekking op ^
water, die wel eens sterk genoeg is on is
last van een mensch te dragen. Lsagii
noordzgde vervolgt de Congo liare ri^to^
maar de zuidzgde vormt eene groote boekt I^
lage oevers zgn verder op door bergen «
zoomd en bet boomrgke landsobap heeite
een schilderachtig voorkomen. Aan de boo^-
zgde ligt er het Negerdorp Brazzaville oBds
bet groen van palmen en bananen venebdla
Op den zuideigken oever verheft zich C^
Point, eene belangrgke plek, welke Bnxaï
bezit wenscht te nemen, maar de eigensanfz
dat oord zgn den Europeanen niet zeer gesefa
Verder zuidwestwaarts, eigenigk niet laa kt
Meer, verheft zich LeopoldvlUe, bet hoofai^
van Stanley, op eene hoogte, die de liyiB
bebeerscbt. Verder naar boven, op des x»*'
igken oever, vindt men het zendelingesstitiK
Arthington en nog verder naar boven het gnf
dorp Nschascha. Het meer wemdt van rfn^-
paarden en krokodillen en op de groots
eilanden heeft men olifuiten en boifols. ^
poldville is 547 Ned. mgi van Banstf ^
wgderd.
StBxmiool of Umfodiê is zeer don \^
verkregen door zuiver tin of door eene legeej*
van dit laatste met l->2% koper te pletteD. 1^
giet het metaal in dunne platen, waansdoe
tusscben cylinders geplet worden, of menatf^
ook wel dadeigk bg het gieten seer ^
pbiten. Een Q N®^- «1 van deze we^ri^öj
700 Ned. wichtjes. Het dient vooral tot b^
voor spiegels, — voorts om er zeep,choewJ
enz. in te verpakken. Men maakt ook wm-
houdend stanniool, dat echter gevaarOk ii ^
gebruik is. Om blinkend tinfbeliè te ver^
digen, wordt bet met katoen en i^rfi^^
gezuiverd, met eene gelatineoploaring be^
en met eene plantaardige verfWof (b«**J
lakmoes, orseiUe, saffiraan) gekleord, «ff
gedroogd en met een wgngeestvemis l>«*5ï!tt
Stanowoi-gebergte (Het) vwrheftB»»
OostSiberië en vormt de waterseheidiflg ^
schen de rivieren derNoordeigkeIJsieewj**
Stille Zee, loopende van de zuid^ke p^
STANO.VOIGEBEROTE-STARCK.
716
ran Daoerie naar de Oostkaap aan de Bering-
itraat en wel door de provinciën Trans-BaikaliS,
iiet Amoergebied, Jakoetak en het Kustgebied
met eene lengte Tan 4400 Ned. mtjl. Zyne
toppen Terheffen ilcb niet boven de sneeuw-
lyn, — éen der hoogste, T^okondo genaamd,
la 2500 Ked. el hoog. Het geheele gebergte
vormt een reosachtigen wal met stelle wanden
en toppen en sleehts weinige bruikbare berg-
passen.
Stansfleld (James), een Engelsch staats-
man, geboren in 1820 te Halitez, studeerde
te LfOnden, word in 1849 barrister en zag
zich in 1859 gekoaen tot lid van het Parle-
ment, waar hy zich voegde b0 de liberale
party. In 1868 werd hy lord van de Admira-
lit^t (minister van Marine), maar legde in
bet volgende Jaar de portefeuille neder, omdat
zyne vriendschappeiyke betrekking tot JHaxtmi
ergernis wekte. Niettemin werd hy onder-
etaatasecretarls onder Buueill (1866), lord der
Admiraliteit (1868—1869) en secretaris der
Bchatkist (1869—1871) onder Gladtitme. Daarop
bekleedde hy andere hooge waardigheden, die
bem zitting verleenden in het Éibinet, en
na de aftreding van Gladtione (Januari 1874)
behoorde hy tot de leiders der oppositie in het
Ijagerhuis.
Stanza is de naam van een couplet van
8 regels (ottave rime), door de Italianen voor
het epos aangewend. De versmaat is de jam-
bische, en van de eerste 6 regels hebben de
Iste, 3de en 5de hetzelfde eindrym, voorts de
2de, 4de en 6de, en eindeiyk de 7de en 88te.
Men vindt dergeiyke stanza's in den ,,Orlando
flirioso*' van Ariosto^ in de „Gerusalemme
liberata'* van 7\u«o, in den f,Don Juan** van
JSyroHj in de „Bezauberte Bose" van Sb^uUe
enz., terwyi Wieland in den „Oberon*', Spencer
in de ^Fairy Qneen'', Byro» in den „Uhllde
Harold" enz. zich meer viiiheid in de maat en
beryming der stanza veroorloofd hebben.
Stapelia of aashloem is de naam van een
plantengeslacht uit de familie der Atdepiadeeii,
De kelk is 5-deelig en de vleezige bloemkroon
radvormig, 5-8pletig, in den r^^ geelachtig
groen of okergeel, met donkerpaarse slippen
of vlekken , terwjjl zy naar aas riekt De
Stapeliasoorten komen eenigszins met Cactus-
soorten overeen en worden op dergeiyke wyze
gekweekt. Stapelia orbietilaris Andr, (zie by-
gaande dguur) heeft opstaande, vierkante
takken, wier kanten voorzien zyn van scherpe
tandeu.
Stapelreoht (Het) of de tiapdtr^heid is
het recht, aan eene bepaalde plaats toegekend,
dat de koopwaren er niet doorgevoerd mogen
worden, maar er moeten worden opgeslagen
en te koop aangeboden. Dat recht is onbeperkt^
wanneer het van toepassing is op alle waren
en alle tyden en niet enkel op lossing, maar
ook op veiling, of beperkt, wanneer het zich
bepaalt tot vastgestelde tyden en aangewezen
goederen en enkel tot weging, niet tot veiling.
In den laatsten tyd echter is het stapelrecht
veelal afgeschaft of aanmerkeiyk gewyzigd.
Staphylea is de naam van een plantenge-
slacht nit de familie der CeUuirineën. Het omvat
heesters met gevinde bladeren, vroeg afvallende
Bteanblaa4|es, eindstandige, meestal overhan-
gende, witte bloemtrossen en vliezige, opgeblazen
doo8vrachten. /S. pinnata L, (de klapperboom
of patemosterboom) is een heester of boomnle
ter hoogte van 8 tot 5 Ned. el, met roodachtig
witte bloemen en lichtbruine, oliehoudende
zaden. Deze plant groeit in de bergwouden van
Middeo-Europa en Klein-Azië, en men vindt
haar als sierplant in de tuinen. De zaadkorréto
zyn eetbaar en leveren eene goede olie. Ook
8. eolMea uit Trans Caueaslfi en 8. trifcUa uit
NoordAmerika zyn sierplanten.
Staraja-Boeissa, eene arrondissements-
hoofdstad in het Russische gouvernement Now-
gorod, ten zuiden van het Hmenmeer, aan de
Polista, heeft in den longsten tyd als badplaats
eene groote vermaardheid verkregen en is thans
de firaaiste stad van het geheele gouvernement
Men telt er ongeveer 13000 inwoners (1881).
Voorts heeft men er een monnikenklooster, 15
kerken, een progymnasium voor mei^ea, een
schouwburg, een vondelingenhuis en onder-
scheidene kazernen. In haren omtrek wordt
veel vlas en haver verbouwd.
Stapelia orbicularis.
Starok. Onder dezen naam vermelden wy :
JoMatm Anguit, vryheer wm Starok, opper-
hofli>rediker te Darmstadt en geboren den 28eten
October 1741 te Schwerin in Mecklenburg. Hy
studeerde te Göttingen, werd leeraar aan het
Collegium Petrinum te Petersburg en vertrok
in 1765 naar Parys, waar hy geplaatst werd
als tolk der Oostersche handsehrilten. Na ver-
loop van twee jaar werd hy conrector te
Wismar, ging weder naar Petersburg, aan-
vaardde in 1769 een professoraat in de Oostersche
talen te Königsberg en werd er in 1770 tweede
Hofprediker en in 1776 opperhofjprediker en
superintendent-generaal. In 1777 werd hy pro-
fessor te Mitau en in 1781 consistoriaahraad te
Darmstadt De Groothertog nam hem op in
den stand der vryheeren, en hy overleed den
716
STARCK— STARING.
Sden Maart 1816. Van sOne geaehriften noemen
wfl: „Ueber Kj^ptokatholiciamos, Proeelyten-
macherei, Jesmtiamus n. 8. w. (1787^ 9 dln)*\
— en ,»Theo4nla Gastmahl oder fiber die Ver-
einignng der Teraohiedenen chrlatlichen Bell-
gfonasocietüten (1809; 7de dmk, 1821)*\
Atiffutt Eimèkj vrSheer vo» Slarck, een aan-
genomen aoon van den voorgaande en geboren
te Königsberg den 16den October 1796. HQ
werd president van het opperconéitorie te
Darmstadt en geheimnad in werkelQken dienst
en overleed den 288tén Jnni 1876.
JmUmi Einck, vrgheer vom Stareky een zoon
van den voorgaande en geboren te Darmstadt
den 19den December 1826. HjJ kwam er in
1872 aan het hoofd van het ministerie van
Binnenlandsche Zaken en zag er in 1874 onder-
seëeidene door hem ingediende wetsontwerpen
bekrachtigd. In 1876 werd hf) voorzitter van
liet ministerie en belastte zich daarenboven in
1878 met de portefeuille van Justitie. Hy ver-
eenvoudigde de organisatie der rechterlQke
macht, bleef tot 1 April 1879 aan het hoofd
van het bewind, legde in Mei 1884 z0ne por-
tefeuille neder en werd voor levenslang tot
lid der Eerste Kamer benoemd.
Stargardy eene stad in het Pruisische
distriot Stettln, aan de Ihna en aan de spoor-
wegen Stettin-Dantaig en StettinPosen, is de
zetel van het districtsbestuur, van eenige
rechtbanken enz. Men heeft er eene B. Katho-
lieke en 8 Protestantsche kerken, een Apostolisch
bedehuis, eene synagoge, een gymnasium, eene
hoogere burgerschool, 8 hospitalen, 8 yzer-
gieterlfen en machinenfiibrieken , sigaren-,
tabaks- en wattenfabrieken, linnen- en wol we-
veryen, druk bezochte markten, een garnizoen
en ruim 22000 inwoners (1885). Zy was te
voren de hoofdstad van Achter Pommeren. —
Gok in het district Dantzig en in Mecklenbnrg-
Strelitz heeft men stadjes van dien naam met
byna 7000 inwoners (1886).
Starliemberg is de naam van een aan-
zieniyk vorsteiyk en grafeiyk geslacht In
Gostmiryk, a&tammende van de aloude Mark-
graven van Stiermarken en thans nog bloeiende
in de vorsteiyke hoofdiyn en in eene grafe-
lyke zyiyn. Tot dit geslacht behooren:
Hrmt Eüdiffêff graaf «o» StarUmberg^ ge-
boren in 1686 te Graz in Stiermarken. Hy
diende onder M<mteoucmli en onderscheidde
. zich vooral als kommandant van Weenen door
zyne dappere verdediging van deze stad tegen
de Turken (9 Juli— 11 September 1688). Keizer
Leopold schonk hem daarop den maarschalks-
staf, de waardigheid van staatsminister en het
recht, den Stéphanustoren in zyn wapen te
plaatsen. iS^orAMiitff:^ volgde toen Koning JoAcnmi
aobiêM ahi bevelhebber der infimterie naar
Hongarye, maar werd by Ofen zoo zwaar
gewond, dat hy het kommando moest neder-
l^Mfon. Daarna hield hy zich vooral bezig met
de organisatie van het Goetenryksche leger, en
overleed den 4den Januari 1701.
QMidOy graaf vom Stwrlmiihersy geboren in
1657. Hy streed met moed gedurende het be-
leg van Weenen als a4Jndant van den voor-
gaande (zyn neef), trok desgeiyks naar Hou-
gartfe en onderscheidde zich by de belegering
van Ofen (1687), by Mohacs en by de be-
storming van Belgrado (1688), alsmede in de
veldslagen by Salankemen (1691) en 2^ta
(1697). Na het uitbarsten van den SpaanaelMA
Successie-oorlog trok hy met Prins 3ti^miu9
naar Italië, zag er zich in 1708 in diens
plaats belast met het opperbevel en vertiin-
derde de vereeniging der Franschen en Beierea
in Tyrol. Later dempte hy den opstand im
Hongarye en in 1708 aanvaardde hy als
veldmaarschalk het komniando over het Gosten-
ryksche leger ia Spai^e en streed er met
uitstekend gevolg. In 1710 ^eed hy ns do
overwinningen by Almenara en Saragossa sQn
intocht in Madrid, maar zag zich weldra ge-
noodzaakt, naar Barcelona terug te trekken.
Toen Kcurd na den dood van Jozef in de
Gostenryksche erflanden was teruggekeerd »
bleef SkÊthêmiêrsi als onderkoning te Barce-
lona achter, maar kon er wegens gebrek
aan bystand zyn gezag niet handhaven, soo-
dat hy ten gevolge van het neutraliteitstrao-
taat van 14 Mei 1718 met het overschot zBner
troepen op Engelsche schepen naar GÓina.
vertrok. Na dien tyd woonde hy te Weenen.
Gedurende den oorlog tegen de Turken (1716 —
1718) was hy by afwezigheid van Prins^ir^MmM
voorzitter van den Hofkrygsraad. Hy over-
leed als gouverneur van Slavoni6 den 7den
Maart 1787.
Staring. Gnderdezen naam vermelden wy:
AmUmij Witumd Cktküacm Stmnag ^ een
kernachtig en geestryk Nederlandsch dichter,
geboren te Gendringen den 24sten Januari 1767.
H!y studeerde en promoveerde te Harderwyk
in de rechten, oefende zich vervolgens nog een
paar Jaar aan de universiteit te (Kettingen en
vestigde zich daarna op het landgoed den
Wildenborch by Vorden, waar hy gedurende
ruim eene halve eeuw zich bezig hield met
staathuishoudkunde, landbouw en poëzy. H}
overleed aldaar den 18den Augustus 1840. Tan
zyne geschriften noemen wy: -Myne eerste
proeve in poèzy (1786)**, — „Dichtoefening
(1791)**, -- „Gedichten (1820, 2 din)", —
„Nieuwe gedichten (1827)**, — „Winterloof
(1882)**, — „Schetsen (1816)**, — en „Kleine
verhalen (1887)**, de laatste twee in proza»
Van zyne gedichten, die zich door pantigheid
en een gezonden humor onderscheiden, be-
zorgde de hoogleeraar BeeU in 1862 een der-
den druk, waarvan in 1869 eene volksutgav»
verscheen.
Wimand Card Mfn^fo Sta/ntig^ een verdien-
steiyk geoloog en een zoon van den voorgaande.
Hy werd g^ren op den Wildenborch den
5den Gctober 1808 en promoveerde te Leiden
in de wis- en natuurkunde. Achtervolgens waa
hy bestaurder van een uitgestrekt landgoed
in het graafeohap Zutfen (1884—1845), griffier
by het vredegerecht te Vorden, toeu by het
kantongerecht te Lochem, opzichter en secre-
taris van de Geldersche Maatschappy van Land-
bouw en met WHêwaal redacteur van de
„Landbouwcourant**. Van 1862 tot 1868 hield
hy zich te Haarlem bezig met de vervaardi-
ging der „G^logische kiuurt van Nederland*'
en met de stichtüig van een museum van Ne-
derlandsche geologie (thans te Leiden). Van
1863 tot 1865 was hy mededirecteur van het
Paleis van Volksviyt en behoorde tot de re-
dactie van het tydschrift „De YolksvlSt**.
In 1868 zag hy zich benoemd tot inspe^eur
van Middelbaar Onderwys, maar was om
redenen van gezondheid genoodzaakt, die
STABING^-STASSAKT.
717
etrekking in 1873 neder te leggen. Hy
▼erleed op z0n landgoed de Boekhorst bQ
aoohem in 1878. Van sQne geschriften noe-
aen 'wü : „Handboek Toor Terdrinkenden ; de
^erkelnooden (1852)", — „Proef eener Neder-
andaehe kunstspraak (terminologie) Toor aard-
kunde of geologie (1844)", — „De aardkunde
911 de landbonw van Nederland (1846)", —
-I>e aardkunde van Salland en het land van
VoUenhoTen (1846)", — „De aardkunde yaa
Twenthe (8846)", — „0?er de opriehting eener
Nederlandache hoogeeehool van den landbonw
(1847)**, — het Toortrefléigk werk: „De bo-
dem yan Nederland. De samenstelling en het
ontstaan der gronden in Nederland, ten behoeve
▼aa het algemeen beschreven (1865—1860, 2
dln)*% — „Yoormaals en thans. Opstellen over
NeêrlandB grondgeeteldheid (1858)", — „Huis-
boek voor den landman (1862)", — de reeds
genoemde „Geologische kaart", — eene „Laad-
bonwkaart" (met eene verklaring 1870)» —
„LAodboowlessen, in 1862 te Londen versa-
meld (1878)", — „Onse vogels, de nuttige
en schadelOke (1875)", — en „Oud en nieuw
over den Nederlandsehen landbouw (1870—
1872)**, beoevens talrtfke brochures en opstel-
len in t^dschriften en dagbladen. — ZQn
Jongere broeder WüUm Sia/rwg^ eerst officier
der artillerie en later Ijverende voor de ver-
betering der waterwegen in Gelderland, wffdde
lich ten slotte met seer gunstig gevolg aan
de bevordering der telegraphie in ons Vader-
land.
Stark (Karl Bemhard), een Duitsch oud-
heidkundige, geboren den 2den October 1824
te Jena, studeerde aldaar en te Leipiig inde
letteren, vertoefde in 1847—1848 in Italië,
vestigde sich als privaatdooent te Jena, werd
er in 1850 buitengewoon hoogleeraar en sag
idch in 1855 benoemd tot gewoon hoogleeraar
te Heidelberg en overleed aldaar den 12den
Gctober 1879. HQ schreef: „Kunst undSchule
(1848)**, — „Forschungen znr Geschichte des
hellenistischen Orients (1850)**, — „Axchaeolo-
giache Studiën (1852)", — „Staatsieben, Kunst
und Alterthum in Frankreich (1855)**, — „Niobe
und die Niobiden (1868)**, — „Gigantomachie
auf antike Reliëfs und der Tempel des Jupiter
tonaos in Bom (1860)**, — „Nach dem Qrie-
cbischen Oriënt (1874)", — en „Handbnch der
Arohftologie der Kunst (1875)*\ Ook bewerkte
hg een gedeelte van den 2den druk van het
„Lehrbuch der griechischen Antiqnit&ten" van
EêmoMM, Na syn dood verscheen nog van
hem: „Vortrftge und AuiMtse aus dem Geblete
der Archeologie und Kunstgesohiohte (1880)**.
Starkenburg,eene provincie van het groot-
hertogdom Hessen ligt op den rechter oever
▼aa de BQn en op oen linker oever van de
Msin, grenst ten luiden van Baden en komt
er bÓ Hirschhom en Neokarsteinisch met de
Keekar in aanraking, ten oosten aan het
Beienchs district (Jnterfranken, ten noorden
aan de Pruisische provincie Hessen-Nassau en
ten westen aan de Hessische provincie BQn-
Henen. In het snidooeten verheft er dch het
Odenwald en in het westen en noorden strekt
er de laagvlakte sich uit Zg telt op bOna 55
O geogr. mgi 894574 inwoners (1880) en is
in ie?en arrondissementen verdeeld. EUre
hoofdstad is Darmstadt
Stambergermeer of Wtirmsee is de naam
van een meer, dat 20 Ned. el lang, 5 Ned.
mgi breed en 579 Ned. el boven de oppervlakte
der see gelegen is met eene grootste Stopte van
250 Ned. eL Het wordt door drie stoombooten
bevaren en de oevers sgn er met eene reeka
van bekoorigke villa*s versierd, die voor ees
groot deel tot lomerverbigf van vorsteigke
personen dienen. DitMeer behoort aan Beieren
en aldaar verheft sich het vorstelQk slot, waar
de ongelukkige Koning Lodtwijh Uvan Beie-
ren sQn intrek genomen had kort voordat htf
in den zomer van 1886 sich in dat Meer ver-
dronk. BB Tutdng ligt er het BoieneiUnd
met een klein kasteel en prachtige roaeogaar-
den. In z||ne nabgheid heeft men sporen vaa
paalwoningen ontdekt
Starost is een Slawisch woord, hetwelk
audH9 beteekent. Voorheen gaf men dien naam
in Polen aan adeligke personen, die koniak-
igke goederen in leen hadden en daarbg met
rechterigke macht waren bekleed. In SiberiS
is starost de titel van een dorpsburgemeester,
en in Roemenie geeft men dien naam aan de
agenten van het Oostenrgksch generaal-con-
sulaat
Starter (Jan Janssoon), een Nederlandsch
dichter, geboren te Londen in 1594, doch
waarschgnigk in Holland opgevoed, ontwik-
kelde sgn dichttalent in de redergkerskasMr:
„In liefde bloeiende" te Amsterdam en vestigde
zich in 1614 als boekverkooper te Leeuwarden.
Hier deed hg eenige van agne venen drakkea
en stichtte een dichtgenootschap. Doch de
Dordtsche synode verbood het comediespel,
en SittHêf vertrok naar Fianeker, waar h|
zich als student liet insehrgven, tevens het
plan vormende, zgne verstrooide liederen en
zangen tot een bundel te vereenigea. Daar
hg echter te Franeker niet beschikken kon
over muzieknoten en gegraveerde platen, be-
gaf hg zich naar Amsterdam, om aldaar aga
werk ter perse te leggen. Vanhier trok hg
in 1627 met Graaf Smtt vam Mcmêvdd ten
oorlog) en men heeft na dien tgd niet verder
van hem gehoord. Van zgne geschriften noe-
men wg: „Blyeyndich tmyrepel van Timbre
de Oardone en Fenicie van Messine, met een
vermaecklyk sotte-clucht van een Advocaat
en een Boer op *t plat Friesoh (1618)**, •—
„DaraXde treurspel (1621; 4de druk, 1640)**,
— „Lykklagt over den in alle deughdenuyt-
muntende Heere Wilhelm Ludwich Grave
tot Nassau enz. (1620)**, — „Friesehe Lust-
hof, beplant met verscheyde stiehteigke mia-
neliedekens enz. (1621; 6de druk, beaergd
door Mm Vhtm^ 1864)'*, — en „Steeok-boeckjea
ofte het vermaek der Jeagdelyker herten, om
daardoor te weeten^des herten secreeten (1625:
2de druk, 1787)**. Eene „Bloemlezing uit dea
Friesehen Lusthof" is in 1862 uitgegeven door
SMoff.
Staaaart (Goswfai Joo^h Augustns, baron
de), een Belgisch staatanan, geboren te
Mechelen den 2den September 1780, studeerde
aldaar en te Pargs in de rechten, werd ia
laatstgenoemde stad in 1804 auditeur bg dea
staatsraad, in 1805 militair bitendant in Tyrol,
in 1807 bg het groote Fransche leger in Oost-
Pruisen en zag zich in 1808 verplaatst naar
Berign. Later keerde hg naar Früikrgk terag
en werd er achtervolgeos sousprefMst in Oraage
en prefect in Vaueluse en daarna ia het de-
718
ÖTASSABT-STAaZYC.
partement Boachea de la Meuse. Na bet ver-
dr0Teii der Fnuiachen uit de Nederlanden
(1813) trok hO naar Partfe, was er gedurende
de belegering ordonnaaaoificier van Koning
JpMpk en voegde xiob, na den troonaMand
▼an NapoUtm /, alfl geboren Oostenrijker
weder btf het Hois OoetenrOk, soodat K^ser
JVofw bem tot kamerbeer benoemde. Hi«rop
beaocht bQ bet Congres te Weenen, maar
mg er sQne eersnebtige plannen TerOdeld en
keerde in bet begin van 1815 naar België
temg. Gedurende iQne reis vernam bQ de
tlidiog der landing van NapdUon en snelde
naar Partfs, om dezen syne diensten aan to
bieden. Napoleom xond bem ia April van dat
Jaar met depêcbes naar den Kebcer van Oosten-
r0k en bekleedde hem tevens met volmacht,
om over de handhaving van den Vrede van
Parus te onderhandelen. Daar hH sich echter
to Linz verhinderd sag, sQne reis voort te
Betten, begaf by sieb weder naar Parffs,
waar by de betrekking van reqoestmeestor
aanvaardde. Na den tweeden val van Ifapoleon
vestigde by cieh op syn landgoed by Namen,
waar by sich wydde aan letterkundige stadiën.
Wegens syne Fransehgesindheid was by by
de Nederlandscbe Begeering weinig gMien.
Daarentegen werd by sedert 1821 door syne
landgenooten voortdurend afj^evaardigd naar
de Tweede Kamer der Staten- Generaal, waar
by Bieb by de mannen der oppositie voegde.
Na het uitbarsten van den opstand te Brussel
in September 1880 behoorde by tot de afge-
vaardigden, die zich ten gevolge der oproe-
ping naar 's Gravenhage b^ven. Toen echter
de revolutie tot vastheid begon te komen,
keerde by naar België temg, waar by lid
werd van het Congr^ eenige dagen aan het
hoofd stond van het Comité van Binnenland-
sche Zaken en daarop door bet Voorloopig
Bewind benoemd werd tot gouverneur van
Namen. Zyn yver en bekwaamheid werden
weldra erkend. Hy werd lid en voorzitter
van den Senaat en in 1884 gouverneur van
Brabant. Toen voorts in 1886 en later de
stryd ontbrandde tusschen deultramontaan'scbe
en liberale party, stond by weldra als groot-
meester van de Orde der Vrymetselaren in
België aan het hoofd van laatstgenoemde. Dit
was ooraaak, dat by niet herkozen werd tot
voorzitter van den Senaat, en daar by ook
met de Regeering in botsing kwam, ontving
hy in 1889 zyn ontslag als gouverneur van
Brabant Toen echter na aftreding van bet
ministerie de Tkeux de liberale pwty weder
aan het roer kwam, sag hy zich belast met
eene zending naar Tnryn. In 1841 verloor by
bet vertrouwen der liberalen, waarop hy de
betrekking van grootmeester der Yrymetse-
laaraorde en in 1847 die van Senator neder-
legde en tot het ambteloos leven terugkeerde,
waarna hy den 1 Iden Oetober 1854 te Brussel
overleed. Hy heeft belangryke opstellen ge-
leverd in de „Mémoires" der Belgische Aca-
démie, en ook zyne „Fables" hebben bem
grooten roem bezorgd. Zyne verzamelde ge-
sehriften zyn door hem uitgegeven in 1854.
Stassftirt, eene stad in bet Pruisische dis-
trict Magdebnrg, ligt aan de Bode en aan een
sytak van den spoorweg Bfagdeburg-Halber-
stadt, telt ruim 16000 inwoners (1885) en
is vermaard wegens hare steenzontbeddingen.
Deze liggen op zechsteen (achaehtateep) eség
bonten zandsteen en ondersclieiden ^&-
zonderlieid door haar aanzieoiyk gehabe tn
kalizouten. Men vindt daarin 4 lages: é!
onderste of de anbydrietlaa^r is 800 Hei d
dik en bevat nagenoeg uitaluitend stoessos,
— daarop v<^ de polyhalietiaag, ooitieeb
60 Ned. el dik, — dan de kieBerietl8i&
56 Ned. eldik. — eneindeiykdecamaliieUaii,
42 Ned. el alk. Deze beddingen werdssa
1889 door boring ontdekt, — in 1851 «ai
de eerste mynput geopend, en in 1856 be
reikte men ter diepte van 335 Ned. ei è
begeerde laag. Vanhier wordt een groot g^
deelto van £nropa van kalimeat voorzieB. b
1877 verkreeg men erbynaSOOOOOceatesian
steenzout en half zooveel kalizont, braerw
726 . centenaars boradet. DeaeUde bed^
wordt bewerkt te Leopoldahall in Asklt.
Nienwe boringen, in 1870 door BmmwaHk k|
Westeregeln ondernomen, hadden in het voi-
gende jaar tot uitkomst, dat aich op eeu
diepte van 149,7 Ned. el eene dikke bag
kalizont bevond. Deze werd het eigoukM
van eene vennootschap en leverde ia ISS
ruim 14 Vs millioen Ned.pondkaliaontOokQ?
andere plaatsen — het laatst by Mienestav
— werden groeven geopend, die aansjffliljte
hoeveelheden steen- en kalizont opleverd».
Stasqulewitfig (MichaU Matw:j^ewil«)r
een Bossisch geschiedschryver en jonnulis,
geboren den 28sten Augustus (9den September)
1826 te Petersburg, stodeerde aan de uoiFS'
siteit aldaar, was er van 1851 tot 1861 boitei-
gewoon hoogleeraar in de geschiedenii ea
van 1860—1861 leermeester van den overlodei
Grootvorst NihoUuu. In 1865 stichtte hStf
het tydschrift: «Yestnik Europy (Bodevas
Europa)'', waarmede eene boekdrnkk»0 ei
een boekhandel verbonden syn. Zyn in 1881
uitgegeven dagblad „Porjadok (Orde)" beBtood
slechts éen jaar. Sedert 1881 behoort hü tot
de leden van den gemeenteraad van Peien-
burg. Ook leverde 14| eene „Geschiedenis der
middeneeuwen (1868—1865, 3 din)".
Stassyo (Xawery Stanislaw), eenverdiee-
steiyk Poolsoh staatsman en schryver, gebo-
ren te PUa in 1755, studeerde te Leipsig a
te Ctöttingen, maakte te Parys kennis net
Buffel^ d'JUmhert en andere geleerde n»;
nen, vertaalde de „Epoques de la nstue
van eerstgenoemde in bet Poolsch (1786),
legde zich vooral toe op de geologie, door*
knuste de Alpen en leverde eene uitmonteode
geologische beschryving van Polen (1805>
Daarop werd hy huisonderwyzer by denkaa-
selier ZamoUkij waar by wederom een fflefk-
waardig boek schreef. By de stichtiJig t>'
bet hertogdom Warschau werd hy door daa
Koning van Saksen tot staatsraad benoand
en nam als referendaris deel aan den i2^
dag. Na het overiyden van AJbertraadi in»
by in 1808 voorzitter van het Koninkiyk Ge-
nootschap van voorstanders der wetensehspp^
en Kebeer Alexander benoemde hem totdiiQC-
teur-generaal van het comite van Openbtf'
Onderwys. Hy bevorderde met krsefat^o
stichting en verbetering van lagere scbolesi
schonk nieuwen bloei aan de unifernto^
deed eene mynschooi en eene polyteehniBclie
school verryzen, alsmede een doofttominfi'^'
instituut en eene landbonwacadémie, onder-
8TASZTC— STATISTIEK.
719
tttennde de iiii?erbeid en lorgde voorbroggen
en wegen. In 1820 nmmhflwegeiiageTorderden
leeftQd sQn ontiUg. De KeUer benoemde hem
tot minister tui Stut en Uter tot voonitter
der comminie Toor gepensioneerde staats-
ambtenaren. HQ overleed den 20sten Jannari
1826. BehalTO reeds genoemde beeft bfl ook
andere gescbriften over Polen nagelaten. Zyn
geheele Tormogen vermaalite b0 aanversebil*
lende instellingen te Warscbao, met nitaon-
dering van iQn landgoed Bobiesaow, dat btt
onder de daarop wonende boeren verdeelde.
Statenbond (Een) noemt men eene ver-
eeniging yan Staten, die door eeue blQTende
vergadering maatregelen doet nemen van al-
gemeen belaag, aooals de Yereenigde Staten
▼an Koord- Amerika. Aan eene nanwere ver-
eeniging, aooals die der Zwitserscbe cantons,
geefk men den naam van homdstaai,
Staten-Generaal en Staten der Fro-
vinoie, aie onder Ntderlamd en PrwtmciaU
Staten-Iflland of Statem-JSütutd is de
naam van een eiland op de kost van den
Koord-Amerikaanscben Staat New Tersey.
Het ligt in den mond van de Baai van New
York, is door eene smalle straat (Staten-
Island-Bonnd) van het vasteland gescheiden,
telt 83000 inwoners en heeft Riehmond tot
hoofdstad.
Stater is de naam van verschillende geld-
stukken der Ondheid. De Atheensohe gooden
stater weegt ongeveer 8,6 Ned. wich^es, en
de Aeginetische stater is de silveren didrach-
mon van 12,3 Ned. wiohQes. De meest ver-
spreide gouden staters a|)n die van Fküippu*
en AlêsvoMder van Macedonië.
Statica, zie Mêokmioa,
Statistiek (De) noemt men in de eerste
plaats eene methode, om de algemeene wet-
ten van toestanden en gebeurtenissen nader
te bepalen door ae in groeten getale gade
te slaan, hunne beweging op te merken en
deie in oUfers voor te stellen, — en in de
tweede plaats de pogingen, op die waarne-
mingen eene wetenschap te bouwen, die de
wetten omvat der maatschappemke verschtfn-
selen. Intnssohen heeft men over de beteekenis
van het woord „statistiek" reeds lang een hevi-
gen atryd gevoerd, en het is ook nu nog niet
uitgemaakt, of men daarvan een voldoende
verklaring kan geven. De bemoeiingen, met
den naam êtoHtüek verbonden, z0n loo veel-
vuldig en van soo verschillenden aard, dat het
ondoeniyk is, die alle onder éen logisch
gezichtspunt te brengen, en om het verband
dier bemoeiingen te verklaren, dienen wfl
hare geschiedkundige ontwikkeling gade te
alsan. Als de schepper der statistiek wordt
Emmum Oomtnsf (f 1681) beschouwd, die in
1660 academische lessen opende over eene
nieuwe wetenschap, welke hy met den naam
van „Notitia rerum publlcarum** bestempelde.
Hg leverde daarin eene beschrgving van de
venchillende Staten, tevens aanwViende, in
hoever hunne gesteldheid het heil der inwo-
nen bevorderde. Q. AokêmoaU (f 1772) bracht
den naam êiaiiitiêh in gebnük, dien men
veeleer moet afleiden van het Nieuw-Latynsche
woord statiita (staatsman), dan van gtaiuê
(gesteldheid of staat). Volgens hem is het
onderwerp der statistiek gelegen in de byson-
derfaeden, welke men in een land of bQ aüne
bewoners opmerkt en wel bepaaldeiyk in den
tegenwoordigen toestand, en hierdoor onder-
scmeidt de statistiek zich van de geschiedenis.
Dientengevolge opperde 8ehloېr de meer pun-
tige dan ware stelling, dat de geschiedenis
niets anders is dan eene doorloopende statis-
tiek, en de statistiek niets anders dan eene
stilstaande geschiedenis. Onder de navolgers
van die beide mannen zochten soounigen in
de staatsregeling, anderen in de hulpbronnen
en krachten in den Staat het onderwerp der
statistiek. Intnsschen gaf men aan de zaak eene
geheel andere kleur, toen men eene voorstel-
ling der toestanden als de taak der statistiek
aanmerkte. In deze richting bewogen zich lfa^
ekui, QitjOj Jonakf Stei» en FallaH. Nu zocht
men den toestand van het oogenblik op te vat-
ten als het gewrocht eener vooraiJBregane oor-
zaak. By het schetsen van de gesteldheid van
een Staat betreedt de statistiek het gebied der
aardrykskunde, welke desgelüks de grenien
aanwast, de gesteldheid en de uitgebreidheid
van den bodem vermeldt, het aantal inwoners
opnoemt en iets omtrent de nationaliteit mede-
deelt Vooral JBütehimsf en Wappüiu hebben
de geognM[>hie met de statistiek vereenigd,
en na hen hebben velen statistieke opgaven
in cyfers en in den vorm van tabellen gele-
verd. Nieuwe denkbeelden werden voorts in
de wetenschap der statistiek opgenomen, toen
SüwmUk (ffeboren 1607, f 1767) zyn werk:
.Die göttliche Ordnung in den VerSnderungen
des menschlichen Oe^hlechts, d. i. gründli-
cher Beweis der göttlichen Vorsehung und
Vorsorge ftlr das menschllche G^eschlecht aus
der Qebomen und Oestorbenen (1742)'' in het
licht gaf^ EQf omvatte geenszins alle toe-
standen van den Staat, maar vergenoegde
zich met eene bepaalde reeks van toestan-
nen; doch hy bleef daarentegen ook niet
staan by 'eene bloote beschryving, maar
poogde in de toestanden eene wet te ontdek-
ken en paste de wiskunde toe op de bevol-
kingsleer, aütsmüdk had geruimen tyd geene
navolgers, omdat men hem niet begreep»
Eerst (^utéUt (zie aldaar) paste die me-
thode toe op andere omstandigheden en toe-
standen. Van eene groote menigte waargeno-
men feiten schreed 14) voort tot vergeiykingen
en gevolgtrekkingen, waaruit hy eene statis-
tiek der zeden opmaakte. De Fransche be-
oefenaars der statistiek, zyn voetspoor betre-
dend, verklaren, dat men als statistiek feit
slechts datgene mag aanmerken, wat door
cyfers kan worden uitgedrukt Ikgél was de
eerste, die het door ons vermelde onderscheid
aanwees tusschen de statistiek als methode
en de statistiek als wetenschap. De eerste
bestaat in het verzamelen van talryke waar-
nemingen en is zoowel van toepassing op de
verschynselen der natuur als op die dïer men-
scheiyke maatschappy. Als wetenschap omvat
zy het leven der volkeren en Staten in we-
tenschappeiyk verband. Aan deze wetenschap
heeft men ook den naam gegeven van demo*
logie (volksleer) en i2MM^a»JM (volksbeschry-
ving). Alle pogingen, om in dit opaicht een
duurzaam en samenhangend geheel te leveren^
biyven vruchteloos, omdat de bestaande toe-
standen onophoudeiyk veranderen,
ledere gesteldheid der menscheiyke samen-
720
STATISTIEK— STAUNTON.
lering kan onder bet bweik gebracht worden
der statistiek. Daardoor ontstaan verscbttlende
takken van statistiek, wier grenzen men even-
wel moeieigk met jnistbeid kan bepalen. Men
beeft bt|v. eene statistiek van landbouw, van
nürerheid, van handel, van bet bank- en post-
wezen, van spoorwegen enz. Ieder maatscbap-
peigk TerschÖnsel, vatbaar om in cyfén te
worden voorgesteld, kan aanleiding geven tot
een nieuwen tak van statistiek. De statistieke
waarneming van talrif ke feiten iseeneweten-
Bcbappeigke werkzaamheid, maar zelden beeft
een zelfstandig onderzoeker daartoe gelegen-
beid. Dikwgis toch is daarb|| sprake van
bOzonderbeden, die met den sluier der amb*
teigke geheimhouding zQn bedekt, of van
private omstandigheden, welke zich aan den
blik van onbevoegde personen onttrekken,
tenzy van staatswege de mededeeling daarvan
verplichtend is gesteld. Het verzamelen van
statistieke feiten dient derhalve in den regel
▼an overheidswege te geschieden, doch het
verwerken dier bouwstof bigft overgelaten
aan allen, die zich daartoe geroepen gevoelen.
In het begin onzer eeuw ztjn afiBonderigke
ambtenaren belast met de taak, om deze
bouwstof bQeen te brengen, en i0 vormen de
bekende statistieke bureaux. Deze laatste ztfn
ingesteld in Frankryk (1800), Beieren (1801),
ItaUë (1808), Pruisen (1806), Oostenrijk (1810),
België (1881), Nederland en Hannover(1848),
Zwitseriand (1860), de Staten van Thttringen
(1865) enz. Alleen in Engehind bestaat geen
centraal statistiek bureau, maar slechts eene
statistieke afdeeUng by het ministerie van
koophandel. Wellicht had in ons Vaderland
bet ministerie Kappeyne daarop het oog ge-
vestigd, toen bet in weerwil van de gestrenge
afkeuring van sommige leden der Tweede
Kamer, in 1878 dat bureau afschafte. Uitstekend
georganiseerd is daarentegen dat bureau in
Pruisen en de daardoor openbaar gemaakte
geschriften hebben een aanmerkelQlien om-
vang. Ook het statistiek bureau in Saksen
wordt met groeten lof vermeld. Eene belang-
rQke taak der statistiek is eene nauwkeurige
volkstelling. Voorts heeft men indenjongsten
tyd gedurig statistieke congressen gehouden,
nameigk te Brussel (1843), ParQs (1856),
Weenen (1865), Londen (1860), Berlflu (1868),
Florence (1867), 'sGravenhage (1869) en
Pest (1875). Het voornaamste doel dier con-
gressen is, eenheid van methode teverfeurQgen
in de waarneming en mededeeling der statis-
tieke feiten. Eindeigk heeft men vereenigingen
ter bevordering der statistiek, o. a. ook eene
jn ons Vaderland, die in 1886 den 898ten jaar-
gang van het „Staatkundig en Staatbuishoud-
kundig Jaarboekje" deed verschonen. Voorla
levert in Nederland het departement van Fi-
nanden eene .statistiek van den in- uit- en
doorvoerhandeP* en het departement van Wa-
terstaat enz. „Verslag over den landbouw".
Van dit laatste is een overzicht van 1884 in
het begin van 1885 in het Ucht verschenen.
Voorts vermelden wfl met betrekking tot onze
overzeesche bezittingen het „Koloniaal verslag"
— den „Begeeringsalmanak voor Nederlandsch
Indië", — en de „Statistiek van den handel
enz. op Java en Madura".
Statius (Publius Papinius), een Ro-
meinsch dichter, geboren te Napels omstreeks
bet jaar 45 na Chr. ontving zVne opleiding
te Rome, verwierf er als dichter en vleier
de gunst van Keizer Dwnitiamu en behaalde
de overwinning in meer dan éen (fichterlQken
wedstryd. Later vertrok hg naar zQn land-
goed bQ Napels, waar bQ omstreeks het Jaar
96 overleed. Van ztjne gedichten, die zich
door gezwollenheid onderscheiden, beaitteB
w8 nog: „SUvae", de ontboezemingen van het
oogenblik, — „Thebais", een epos in 12 zan-
gen, — en eene onvoltooide „Acbilleis". Tot
de beste uitgaven der „Silvae" behoort die
van O. MUOer (1870).
Statuten zyn bepalingen, wetten, grond-
slagen, inzonderheid zoodanige, waarop ver-
eenigingen berusten. Statuten ^ dan alleen
rechtsgeldend, wanneer zQ door den Staat sjyo
erkend.
St'audlin (Karl Friedrich), een Protes-
tantseb godgeleerde, geboren den 25Bten Jili
1761, bezocht het gymnasium aldaar en ver-
volgens het theoIogÜBch seminarium te Tflbio-
gen Daarna maakte by een amvang met bet
BchryveUi van zyne „G^eschichte und Geilt
des Skepticismus, vorzflglicb in Rflckaiekt
auf Moral und Religiën (1794, 2 dln)'* eo
volbracht gedeelteltfk als onderwtfaer, gédeel-
teigk als tonrist van 1786 tot 1790 reizen door
Dnitscbland, Zwitserland, Engeland en Fran-
rgk. Inmiddels werd hQ in 1790 tot hoogleerasr
in de godgeleerdheid benoemd aao dennlTer-
siteit te Götüngen, waar ht) in 1808 sieh
bevorderd zag tot consistoriaalraad en den
aden Juli 1826 overleed. Hg was aanvankelijk
een rationalist, maar omhelsde later het sa-
pranaturalismns. Vo^fral muntte bQ uit op bet
gebied der kerkgeschiedenis en op dat vaa
de geschiedenis der theologie. Hg schreef
voorts: „KircbUche (Jeograpbie und StatlBtik
(1804, 2 dln)", — „Ideen zur Kritik des Sys-
tems der christlichen Religiën (1791)*", —
„Gmndrisz der Jugend- nnd Religionslehre
zn akademischen Vorlesungen (1798—1800.
2 dln)", • „Lehrbnch der Dogmatik and
Dogmengeschichte (1801; 8de dnik,1822)^—
„Neues Lehrbnch der Moral für TheologeD
u. s. w. (1816; 8de druk, 1825)", — „G^esehfebte
der Vorstellungen von der sittlichk^ des
Scbauspiels (1828)", — „Lehre vom Selbrt-
morde (1824)",— „Lehre vom (bewiesen (1824)^
— „Lehre vom Eide (1824)", — „Lehre von
der Ehe (1826)", — „Lehre von der Fromid-
schaft (1826)", — „(ïeechichte dee Rationslis-
mns (1826)", — „Geschichte der Sittenldue
Jesu (1799-1823, 2 ^n)", — „üniveiwü-
geschichte der christlichen Kirche (1806; 5de
druk, 1888)", — „(Geschichte der christUcbes
Moral seit dem Wiederaufleben der Wissea-
schaften (1808)", — „AUgemeine Kirehenge-
schichte von Groszbritannien (1812)", — »G«-
schichte der Moralpbilosopbie (1822)", —
„(Geschichte der biologischen Wissenschaften
(1810—1811, 2 dln)", — en „Geschichte und
Literatur der Kirchengesehichte (1827)".
Stannton. Onder dezen naam vermeldei
wg:
Q-eorg9 Lêonard SttmiUon bekend door st|ne
reis naar China. Hg werd geboren den 19den
April 1737 te Galway in lerUnd, studeerde
te Montpellier in de geneeskunde en Meld
zich vervolgens te Londen besig met letter-
kundigen arbeid. In 1752 vertrok hg als srts
8TAUNT0N-STAVANGEB.
721
naar West-Indie, waar hg de vriendschap
verwierf van Jfacartnêjf^ goavemenr van het
eiland Granada. Hy vergeselde laatstgenoemde,
toen deze als goavemenr naar Madras ver-
trok, — onderscheidde aich als diens secretaris
btl de vredesonderhandelingen met TippoSalb^
keerde in 1784 naar Engeland temg en lag
er zQne diensten beloond met een Jaargeld
van 500 pond sterling en met den titel van
baronet BQ de geiantschapsreis van Lord Ifa-
cartne^ naar China (1792—1796) bevond dch
Staunio» als secretaris van legatie in diens
gevolg en ontving tevens den titel van bui-
tengewoon geiant. Ka sün terugkeer schreef
hy: „An aathentic account of an embassy
from the king of Great-Britiün to the em-
peror of China (1797, 2 dln)** en overleed
den 14den Januari 1801.
Cfearjfe Thoma$ Staumion^ een zoon van den
voorgaande en tevens een vermaard reiziger
en uitstekend beoefenaar der Chineesche taal.
Hy werd geboren te Salisbury den26BtenMei
1781, ontving eene uitmuntende opvoedingen
vergezelde lyn vader naar China. Na zyn
terugkeer studeerde hy te Cambridge en zag
sich in 1799 geplaatst bg de üsctory der Oost-
Indische Maatschappy, eerst als secretaris en
daarna als president In 1816 vergezelde hy
den gezant Lord Amhêrti als koninkiyk com-
missaris naar Peking. Door zyne kennis van
de Chineesche taal bewees hy by de onder-
handelingen met de Regeering van China be-
langijSke diensten. Ook heeft hy de kennis
der Chineesche letterkunde niet weinig be-
vorderd. Hy leverde byv. eene Engelsche
vertaling van het Chineesche wetboek van
Btrafirecht (1810) en schreef o. a.: .Narrative
of the Chinese embassy to the Khan of the
Tourgouth Tartan in the years 1712, 13, 14
and 15 (1821)", — en „Miscellaneous notices
relating to China and the British commercial
intercourse with that country, including a
fèw translations from the Chinese langnage
(1822V\ Gemimen tyd was hy lid van het Par-
lement, keerde in 1852 tot het ambteloos leven
terug en overleed den lOden Augustus 1859.
Mowaird Stauniam^ een Engelsch schrUver en
beroemd schaakspeler, geboren in 1810. Hy
studeerde te Oxford, hield zich te Londen
bezig met Journalistiek en behaalde in 1843
in een groeten schaakwedstryd te Parys de
overwinning op SamtAmamd. Nu was zyn
roem als schaakspeler gevestigd en hy hand-
haafde dien tot 1851, toen de Duitscher
Amdensem hem in den schaakwedstryd te
Londen de nederlaag toebracht. Hy overleed
den 228ten Juni 1874. Van zyne geschriften
vermelden wy: „Chess players companion
<1842)", — „Chess players textbook (1842)**,
— „The chess players chronicle (1841— 1848)'\
— „The chess players handboek (1847)**, —
«n „Chess toumamens (1852)**. Ook leverde
hy jaren lang de sohaakopgaven in het „Lon-
4on Nevrs**, terwyi hy zich tevens bezig hield
met de studie der oudere Engelsche tooneel-
dichters en noten leverde voor de „Boudledge-
edition** van Shdktftre. Eindeiyk verscheen
nog van zyne hana : „Great schools of Eng-
land (1865; 2de druk, 1869)**.
Staupitz (Johann von), een voorstander
en vriend van liutker en geboren te MeiBzen,
■Studeerde aan verschillende universiteitenen
xin.
het laatst te Tflbingen in de godgeleerdheid,
werd aldaar prior in het klooster der Augus*
tynen, in 1502 hoogleeraar te Wittenberg en
in 1503 vicaris- generaal van de Orde der
Augustynen in Duitschiand. In die betrekking
leerde hy in 1505 Luthar te Erftirt kennen,
vertroostte hem in zyne twyfelingen en zorgde,
dat hy in 1508 beroepen werd naar Witten-
berg. In 1518 drong hy er te Augsburg op aan,
dat Luihêr niet veroordeeld zou worden voordat
men hem gehoord had ; maar bevreesd voor het
naderend gevaar, legde hy in 1519 zyne betrek-
king neder, werd te Salzburg Hofprediker van
den aartsbisschop, in 1522 abt van het klooster
der Benedictynen aldaar en overleed den 28sten
December 1524. Zyne nagelaten geschriften zyn
in 1867 door Knaaïee uitgegeven.
Stavenow (Bemhard), een Duitsch letter-
kundige, geboren den 208ten September 1849
te Brandenburg aan de Havel, bezocht er de
ridderacademie en het gymnasium, wydde zich
vervolgens te Beriyn aan de studie der lette-
ren, werd landmeter, nam deel aan den Fransch-
Dnitschen Oorlog, werd by Orléans zwaar
gewond, bezocht op nieuw de universiteit te
Beriyn en bepaalde zich by de beoefening der
letteren. Beeds als student had hy de tooneel-
stukken: „Karl Augusts Bevanche**, — „Der
Herr studiosus**, •— „Marianne** enz. uitgegeven
en in latere Jaren leverde hy gedichten, novellen
levensbeschryvingen, humoristische beschou-
wingen en reistafereelen. Zyn humoristisch
weekblad: „Flitzbogen**, in 1874 te Beriyn
gesticht, werd in 1876 gestaakt. Ook schreef
hy onderscheidene feuilletons in dagbladen.
Eindeiyk noemen wy van hem: „Aus allen
Kreisen (1878)**, — en „Schone Geister (1881)*'.
Staiiroliet is een merkwaardig mineraal,
dat in zuilvormige kristallen van het rhom-
bische stelsel kristalliseert Deze vormen vaak
doorgroeüngstweelingen en hieraan ontleent
het mineraal zyn naam (a-rctvfóQ = kruis en
^têói =: steen). De doorschynende of on-
doorzichtige, glasglanzende kristallen i^n
roodachtig bruin tot zwartbruin van kleur;
zy hebben eene hardheid van 7 tot 7,5 en een
soorteiyk gewicht van 3,34 tot 3,77. Zy smel-
ten niet voor de blaasbuis en worden niet
aangetast door zuren, zeUB niet door fluorwa-
terstofniur. Het bestaat uit 28—29% kiezel-
zuur, 52% aluinaarde, 14% yzeroxydiüe, 2,5%
magnesia en omstreeks 1,5% water, dat by het
gloeien ontwykt; ook is er eenig yzeroxyde in
aanwezig. Zyne samenstelling wordt uitgedrukt
door Fe4Al 1^17043* Het stauroliet komt voor in
glimmerlei, byv. by Airoio en Faido aan den
St Gotthard, by Goldenstein in Moravlë, in
Bretagne en in Spaansch Galicië. Wegens den
kruisvorm worden deze tweelingskristallen
op vele plaatsen om den hals gedngen.
Stavanger, de hoofdstad van een evenzoo
genoemd ambt (160 Q geogr.myi met 118000
inwoners in 1880) in het zuidwesten van Noor-
wegen, aan de Buknefjord, éene der oudste en
aanzieniykste steden des lands, verheft zich
op een rotsachtigen bodem, heeft nauwe, on-
regelmatige straten en ste^n en telt ruim
20000 inwoners. De stad is door den bloei
der haringvissoherU in den Jongsten tyd zeer
in bevolking toegenomen, terwyi thans by het
kwynen van dien tak van bestaan de scheep-
vaart er eene der belangrykste bronnen van
46
722
8TAVANGEE-STEABINE.
welTtart is. Van Stavanger loopt een q;K>or-
weg westwaarts langs de kost naar EkersnncL
Te Toren waa dese stad de aetel Tan een
bisschop, die echter in 1685 naar Christiania ver-
trok. De alonde domkerk te Stayanger, in rond-
bogenstUl opgetrokken, is een sieruid der stad.
StaToren, een stecUe aan de Zuiderzee
en in den soidwesthoek van Friesland, telt
nog geen 1000 delen, maar is merkwaardig
als de Toormalige letel der Friesche Konin-
gen en als eene aanzieniyke Hansestad in de
middeneeuwen. In de oorlogen tusschen de
Graven Tan Holland en de Friesche Potesta-
ten had iQ gedurig veel te igden. Graaf Wil-
lem IV sneuvelde in de nabtjheid dier stad
in 1S45. Hare haven blQft wel is waar wegens
het Vrouwensand, waaraan de bekende legende
verbonden is, ontoegankelUk voor groote sche-
pen, doch werd in den laatsten ^d aanmer-
kelVk verbeterd, loodat sV er het geregelde
stoombootverkeer met Enkhnizen en loodoende
het spoorwegverkeer tusschen Amsterdam en
Leeuwarden bevordert
8tBi¥Topol, een Bussisoh gouvernement
tot het stadhouderschap Cancasi6 behoorende,
strekt lich uit aan de noordelUke helling van
den Caucasus, grenst in het westen aan het
gebied der T^jemomorische Kozakken, in het
oosten aan het gebied der Terek en in het
noorden aan het gouvernement Astrakan, heeft
eene uitgebreidheid van byna 1258 Q geogr.
mdl en is verdeeld in de districten Stawiopol
en PJaetigorsk. Het oosteigk en noordeiyk
gedeelte van dit gouvernement issteppenland,
alleen in het westelQk gedeelte afgewisseld
door een uitlooper van de biurgketen van
Ta^lii-S^jTt, terwgi in het zuidwesten het
Be4taoe*sche gebergte met denHa^ioek (1492
Ned. el hoog), den Smeinaja (1059 Ned. el
hoog), den Ëaswal (988 Ned. el hoog) enz.
zich verheft. De vulkanische bodem telt er
onderscheidene warme zwavel- en Qzerbronnen
en trachietgevaarten. Ten noorden van laatst-
genoemd gebergte gelakt het land op eene
Slvende vlakte, die naar de zOde van de
mytai allengs lager wordt In de steppen
vindt men er onderscheidene zoute meren,
maar er is gebrek aan goed drinkwater, en
naar de zQde van de Gallische Zee daalt de
grond beneden de oppervlakte van de Zwarte
Zee. De voornaamste rivieren zQn er de Koema
en de Manyt^) met de Kalaoes. Beide rivieren
z||n echter slecht voorzien van water en ver-
liezen zich in het zand; alleen in het voor-
Jaar bereikt de Koema de Gaspische Zee en
de Manytiil de Don. Deze laatste echter zendt
haar water ook wel naar de Koema en vormt
onderscheidene bltterzoute meren. Zoowel in
de steppe als in het gebergte is gebrek aan
bosch. De gemiddelde Jaarlflksche warmte-
graad is er 9® G. Des zomers klimt de warmte
tot ruim 88,8*^ G. en zV daalt in den winter
tot —80^ G. In de laagten aan de Koema en
aan de boorden der Manyt^ is het klimaat
zeer ongezond. De bevolking telt er 887000
zielen (1888) met de Bussen en Kalmukken,
die in het noorden van het gouvernement een
zwervend leven leiden en totdeBoeddhaXsten
behooren, alsmede de Troechmenen aan de
beide oevers der Koema en de Nogaiers aan
de (Kaspische Zee; ook heeft men er Armeniërs
en Dnitsche kolonisten. De voornaamste be-
drttven zQu er landbouw en veeteelt; TOorts
vindt men er ooft- en wynbonw en b|)enteelt.
In den tUd van den hooi- en graanoogsÉ
komen er telken Jare meer dan 16000 arbei-
ders uit Busland, om daarbQ de behulpzame
hand te bieden. Ook wordt er veel IQnzaad,
wol, huiden en talk verregen, en voor al
deze voortbrengselen is Bostow aan de Don
de stapelplaats. De nDverheid is er van wei-
nig belang. — De evenzoo genoemde hoofdstaf
aan de Ta^la, eene zyrivier van de Kalaoes,
werd in de dagen van Cailiafima II uit een
krijgskundig oogpunt gesticht en is dus éene
der Jongste, maar tevens éene der regelmatig-
ste steden des BOks. ZQ is de zetel van een
Gancasischen en T^jemomorischen bisschop,
heeft 18 Grieksch-Bussische kerken, een non-
nenklooster, eene Armenische en eene R.
Katholieke kerk, eene moskee, een gymnawiwin,
een seminarium en andere inrichnngen van
onderwas, een schouwburg, eenige instellin-
gen van weldadigheid, fraaie tuinen, openbare
pleinen en wandelplaatsen, een levendigen
handel en ruim 84000 inwoners (1888).
Stearine (Gj-HnoOe =G3H5 (Q.CQ.CnU^^
is een bestanddeel van de meeste vetten en
daarin gemengd met palmitine en oleiïne. Om
het te verkrDgen, vermengt men gesmolten
schapenvet met zooveel aether, dat het na het
vers^ven eene bryachtige massa vormt Deae
wordt by herhaling uitgeperst en het over-
blOvende uit aether omgekristalliseerd. Ste-
arine vormt kleurlooze, parelmoerglanxige
schubben, is oplosbaar in kokenden alkohol
en aether, maar niet in water; zUne oploosing
reageert neutraal, het smelt bjj 66,5® O.,
verstoft ahi was en wordt door alkaliSn ge-
makkelijk verzeept ZQ is glycer^tristearaat
en kan rechtstreeks door verhittittg van stea-
rinezuur met glycerine tot 280—800° G. ver-
kregen worden. De stearine, welke in doi han-
del voorkomt, is geen vet, maar een hieruit be-
reid mengsel van stearinezuur en palmitinesuur.
Stearimêimwr (GigHseO^ = G,7Hu.(XX>H)
vindt men als stearine in de meeste vetten^
in den regel nevens palmitine en oléïne. Uit
deze vetten, vooral uit talg en palmolie, word*
in het groot een mengsel van stesrinesanr
en palmitinezuur bereid, dat onder den naan^
van stearine in den vorm van kaarsen in den
handel voorkomt Om het te verkrOgen ver-
warmde men vroeger het vet met kalkmelk
(met 14% calciumoxyde), scheidde de kalk-
zeep van het glyoerinehoudend water, ont-
leedde het calciumzout door verdund zwavel-
zuur, waschte het afjgeecheidene mengsel der
vetzuren met zwavelniur uit, liet het versttiven
en perste eindelUk het oliezuur er uit, eent
tusschen koude, daarna tusschen verwann-
de platen eener hydraulische pers. De ver-
kregen vetzuren werden gezuiverd door om-
smdten en door wasschen met zwavelzuur en
water. Thans echter werkt men met gedoten
ketels (autoclaves) onder verhoogde drukking
(by Vl(f G.) en verkr^gt nu eene nagenoeg
volkomene verzeeping door het bezigen van
slechts 2—4% kalk, zoodat men bU de ver-
dere bewerking veel zwavelzuur bespaart Onder
eene drukking van 10 — 15 atimiospheeren wor-
den de vetten ook door zuiver water onUeed,
en wanneer men ze bQ 810° G. met overhitten
waterdamp in doelmatige toestellen behand^
STEABINE-8TBEKSPEL.
723
iLan men de vetBoren en de glycerine OTer-
tialen. Het Tet kan ook door Toriiitting met
z^irsTelxonr worden Teneept Men beiigde
aanTmiikeiyk groote boeToelheden swAvelinor,
doch ▼erminderde dese tot 5%, verwarmde
bet TCt met het raar tot IIV" 6. en Terkreeg
eene ▼mate, iwarte maaaa, die gewaaeehen en
met OTeirerUtten waterdamp by 290—800^0.
gedestilleerd werd. Volgens de nienwBte han-
delwOse Termengt men de vetten by 120^ C.
met 6% swavelranr en behandelt en kneedt
de maaaa met kokend water, waarbU eene
Tolkomene ontleding plaats grQpt B|deyroe-
sere behandeling met swaveLMinr ontstonden
anlphoBoren. die vervolgens door water wer-
den ontleed. De opbrengst bedraagt bg de
kaUcveraeeping in antochives 46— 4d% en
tm de swavelranrveneeping met destillatie
55— eO% grondstof voor kaarsen. BQprodacten
li0 de bereiding van stearlneraor i^Jn glyce-
rine en olieraor.Stearineranr vormt sliverglan-
aige, klenr- en renkelooie kristalschabben, is
gemakkelijk oplosbaar in alkohol en aether,
maar nl«t in water, reageert raar, smelt on-
der manmerkeigke volnmenvermeerdering bQ
69** C, verstoft in kristailUne schabben en kan
in kleine hoeveelheden by eene omsiohtige
verwarming gedestilleerd worden, doch ge-
makkeiyker ia het faichtledig met water-
damp. Yan t^e loaten s||n die der al-
kali0n oplosbaar in water, maar ay wor-
den door groote hoeveelheden water ont-
leed, terwyi de overige loaten onoplosbaar
zyn. Eerstgenoemde vindt men in leep, een
mengsel van de kalinm- of natriamaoaten van
palmitine. Een mengsel van palmitineraar en
stearinesmir smelt genmkkeiyker dan de belde
soren alsonderiyk. Hnn mengsel wordt ge-
braikt voor kaarsen en om het kristalliseeren
van het mengsel by afkoeling te voorkomen
met was of paraffine samengesmolten. Een
mengsel, dat ^ eo** C. smelt, droeg te voren
den naam van margarineraar.
Stearopten, zie OUH.
Stebblng (uenry), een Engelseh gesohied-
Bohryver. geboren in Angostos, 1799 te Great
Yarmoatn, ontving zyne opleiding aan hetSt.
Johns College te Cambridge, kwam aan het
hooM van de Norwich Grammar School, was
later predikant te Hnghende, in 1829-1867
geesleiyke aan deSt. Jameskapélengednrende
44 jaren kapellaan aan het Universtty CoUege-
hoq^taal. In 1867 werd hy rector van het St.
Nicholss Ck>llege Abbev te Londen. Hy was de
eente redactenr vra het tydschrift: ^The A-
thenemn** en schreef o. a.: „History of Ohi-
vaby and the Crosader", — .Lives of Italian
poets (2de drak, 1860)", — • iea ronmn: „Near
fhe cloiiters (1868)**, — en vele leerdichten.
Sedert 40 Jaren was hy lid van de Boyal
Society en overieed te Londen den 29sten
September 1888.
Stedingerland, een vrnchtbaar gewest
in Oldenbarg, aioh altstrekkend over het
tegenwoordig ambt Beme, is vermaard
wegens lyne vryheidlievende en dappere
bewonen, 8Udimg§n genaamd. Terwyi het
▼oonnslige Stedingerland eene veel grootere
nitgebreidheid had. Is dat van onien tyd gelegen
toflKhen de Ochtom, de Weser en de Hante
en wordt door eenige kleine rivieren besproeid,
terwijl het wegens zyne lage ligging door
xm.
dyken omgeven is. — Toen Koning Mm^érik IV
In 1062 den linker oever van de Weser van
den mond der Ochtnm tot aan BodJadingerland
aan den aartsbisschop van Bremen geschonken
had, vestigden idch Bostringers en Nederlra-
ders op het door dyken aan de rivier ont-
woekerd gebied. Zy noemden zich SUdiimg§n
Qt Oever(0ostade)bewoners. Hoewel sy in den
beginne verplicht waren, tienden te betalen,
wisten ay zich Ungsamerhand aan dien plicht
te onttrekken en verdedigden tevens met
kracht hanne grensen tegen de (Shraven van
Oldenbarg, wier barohten Lichtenberg en Line
sy in 1187 verwoestten. Ook Aartsbisschop
MmrMg Ilf die vra den Pras verlof beko-
men had, een kralstocht tegen de Stedingers
te prediken, kon hen niet tot onderwerping
brengen (1207). Eén zyner opvolgers, Otr-
km^ II, beschnldigde hen in 1222 by Paos
Ortjfforiuê IX van kettery. Daarop volgden
bra en interdict en een nienwe kralstocht,
welke laatste vooral bevorderd werd door
Kóemraad vam Mofthmrg. Daarenboven deed
Kdaer Vfierik II hen in den Ryksban. Wel-
dra werd onder aanvoering vra den Hertog
Smdrik mm Brabami en vra de (Shraven Florii
MM Molkmd, wm der Umit, m» CUtf en
van (Hdmihwrg een leger van 40000 man by-
eengebracht, dat gedeelteiyk te Irad, gedeel-
teiyk te water (langs de Weser) oprnkte
tegen de Stedingers, die ten getale vra 11000
by Oldeneseh (AHraesoh) in slagorde waren
geschaard (1284). Deae laatsten werden na
dapperen tegenstand op de vlncht geslagen (27
Mei). Daiaenden werden gedood, de gevan-
genen op eene grawzame wyae mishradeld
en het land verwoest Dit laatste werd daarop
onder de overwinnaars vordeeld, die echter
aan de overgeblevenen en aan nienwe kolo-
nisten het recht van Umdgebrnik verieenden.
De Aartslrisschop Nioolaaê vra Bremen (142S—
1486) schonk ara de Stedingers een bepaald
Iradrecht In den Dertigfarigen Oorlog had
Stedingerland van het krygsvolk veel te
lyden, vooral vra de Kelzeriyke troepen.
Steékbrief is een openiyk verzoek tot
arahoading en inhechtenisneming van een
voortvlnohtig of zich verborgen hondend mia-
dadlger. Hy wordt openbaar gemaakt door
den otteler van Jnstitie of ook wel door een
chef der politie en bevat zoo mogeiyk de
persoonsbesehryving (signalement) vra den
misdadiger, de vermelding van zyne strafbare
handeling en de phMts, waar hy moet alt-
geleverd worden.
Steekspel of iommooi noemde men in de
middeneenwen deridderiykespiegelgevechten,
welke by feesteiyke gelegenheden werden
gebonden. Mra meent, dat het eerste groote
steekspel in 1086 te Magdeborg heeft pbais
gehad, waarna een Fianseh edelmra, Oodê-
/Md de PrmOhf, in 1066 de daarop betrek-
keiyke bepalingen en formaliteiten versamelde.
Het steekspel was eene wapenoefening in
vredestyd. Daartoe werden nitnoodigingen ge-
daan door hêrmyOmu doch ieder ridder van
onlMsproken wandel kon er aan deelnemen.
Later ontstondra vereenigingen tot het honden
van steekspelen, en hiertoe werden alleen zy
toegelaten, die era zeker rantal adeliyke
vooronders kondra ranwyara. Door de he-
ranten werd de bevoegdheid der ridders on-
46*
724
STEEKSPEL— STEEN.
denoobt; hiertoe werden de helmen en ichUden
van laatstgenoemden op eene aangewezene
plaats ten toon gesteld. Vóór den aanvang
▼an het steekspel werden de algemeene wet-
ten en bepalingen yan den kamprtrUd openbaar
gemaakt en de wapens der deelnemers onder-
locht, die daarenboven een sniveringseed
moesten afleggen, ve^larende, dat 10 door
geene helsche maohten, toovermiddelen ens.
werden bijgestaan. De plaats, waar dit steek-
spel gehouden werd, heette het towmooioM^
en de eigenlUke kampplaats het hrijL De na-
men der deelnemers werden door de kamp-
' rechters op de tonmooirol geplaatst, en dese
hadden bU de htlmdedktg^ dat is b0 de spm-
sing der kampioenen in twee partOen, het
oppertoeaicht. Gedurende den strQd handhaaf-
den zO de toomooi wetten en reikten na. den
afloop van het wapenspel aan de oTerwin-
nende ridders iommomWievm nit Z|| werden
bQgestaan door iriftwaatden met lange staven
en door tommooikueokteB met korte staven.
Bondom het kr||t bevonden zich tribnnes voor
de dames en aanzieniyken en plaatsen voor
de verdere toesohonwers. In ons Vaderland
iQn steekspelen gegeven te Qeertmidenberg,
te Utrecht (op de Neude), te *s Oravienhage,
(op het Tonmooiveld) en te Haarlem. In
laatstgenoemde stad werd inionderheid een
prachtig steekspel aangericht door QnAf Wil-
lem III in 1807 of 1808. De strQd was som-
tyds man tegen man, te paard en met de
lans gewapend, waarmede men elkander nit
den ndel locht te lichten, doeh men verdeelde
de stryders ook wel in twee partUen. Het
eerste noemde men jomta en het tweede èo-
kordê. In het algemeen mocht de stoot met de
stompe lans of fflavie alleen tegen het hoofd
o( de borst gericht worden. Opende éen der
s^ders zjjn viaier, dan was de str0d geëin-
digd, fiy het gemengde gevecht werd ook het
swaard gebruikt en zoowel te vo^ als te
paard gestreden. Later bezigde men ook scherpe
wapenen, zoodat menig ridder in znlke wa-
penoefeningen sneuvelde. Drie Qraven van
Holland, FlorU IV (1286), ztfn broeder WU-
lem (1288) en Florit dê Voogd (1S68). z||n
binnen een tydperk van 25 }aar daarby om-
gekomen. G^steiyke en wereldiyke Vorsten
verboden eindeiyk het houden van steekspelen
6n éen der Pausen weigerde zelft aan de daarbQ
sneuvelende ridders eene Christeiyke begrafenis.
DÜ alles deed echter dat kwaad niet ophouden;
het bleef vooral in Frankrijk voortwoekeren,
en eerst de dood van Mendrik JJ (1669) maakte
daaraan langzamerhand een einde.
Steele (Bichard), een uitstekend Engelsch
sohrUver, geboren te Dublin in 1671, studeerde
te ()xford, trad vervolgens als soldaat In de
gelederen, zoodat hQ onterfd werd, en greep
tevMis naar de pen. Te midden van zyn veel-
bewogen leven verraste hO het publiek met
sQu „Cbristian Hero", een boek, dat de ver-
heven ste denkbeelden bevat over godsdienst
«n zedeknnde. Daar hy een y verig verdediger
der Begeerittg was, verleende men hem de
betrekking van „gazetteer (conrantschryver)",
zoodat hy in het schier uitsluitend bezit kwam
▼an het staatkundig nieuws. Hy maakte van
deze omstandigheid gebruik tot stichting van
een nieuw tydschrlft, waarin hy populaire
opstellen over belangryke aangelegenheden van
den dag plaatste. Zoo ontstond in 1709: J^he
Tatler (De Praatvaar)'', welke driemaal in
de week werd uitgaven, maar veranderde
reeds na verloop van een Jaar in den beroemd
geworden „Spectator'', die dageiyks in het
licht verscheen. In 1712 stichtte hy een derde
tydschrlft: „The Ouardian", doch dit was veel
minder belangryk dan de „Spectator". Be-
halve hy zelf leverden zyne vrienden Am/),
JBêfleeleg, Budfftü en vooral zyn veeUarige
vriend en begunstiger Additom talryke en
merkwaardige bydn^en In die tydschriften.
In 1710 werd 8tê$U geplaatst by de Mant,
en €feorgÊ I benoemde hem tot opperstidmees-
ter te Hamptoncourt Dok werd hy lid vu
het Parlement en in 1717 commissaris van
domeinen In Schotland. Hy overleed den laton
September 1729 op zyn landgoed Llangnnaor
by Carmarthen in Wales. Zyne biyspelen wer-
den in 1761, ^ne brieven In 1787 gedrukt
Steen en Graveel, zie FiébêtMsd,
Steen (Jan), een beroemd schilder der
HoUandsche school en éen der meest popn-
lalre kunstenaars, die ooit hebliea g^edd,
werd geboren te Leiden in 1626 en was de zoon
van een bemiddelden brouwer. Vermoedelijk
heeft hy zich geoefend onder de leiding vu
de schUders Nikolaag Knufftr te Utrecht es
J. 00» Oogt» te *s Gravenhage. Met de dochter
van laatstgenoemde trad hy in 1649 in bet
huweiyk. Voorts meent men, dat hy gerai-
men tyd te Delft het bronwersbedryf heeft
uitgeoefend en na den dood zyns vaders (1669)
In 1670 naar Leiden is teruggekeerd. Hier
verkeerde hy In vriendschap met ondersehd-
dene andere kunstenaars, zooals Fram «n
JKiarif, Arte de Toys, Jan lAevrnu^ BrMi-
Icaimpy KtMréi de Moor enz., en overleed in
het begin van 1679. Tab-yke legenden sBoiB
omloop van de loszinnigheid en zorgeloosheid
van dezen kunstenaar; zy worden echter wel
eenigssins wederlegd door zyne verbsseode
productiviteit In versdüUende Enropeeselie
musea vindt men ruim 200 stukken vanstne
hand, en het is bekend, dat hy daarenix»Ten
nog 300 andere geschilderd heeft. Yoorts ge-
tuigen zyne knnstgewrochten nit het beete
tydperk van zyn open hart voor de genoegeaB,
Ja, voor de weelde des levens, maar tege^k
van eene frischh^d en kracht, welke lut
denkbeeld van een door nitspattiag ontzenuw-
den kunstenaar verwerpen. Hy is Inderdssd
éen der ootspronkeiykstegenieSnzynersc^ooL
Hy wist zyne onderwerpen met Jnisten b01(
en vaste hand te grypen uit het huiseiyk, gesel-
lig en maatsohappeiyk leven zyner eeuw, dat
hy wel eens in de ovwdryving zyner ruwheid
en brooddronkenheid met een wat al te realis-
tisch penseel voorstelde. Zyne figuren zyn vol
uitdrukking, l)eweging en leven, en hyooder-
scheldt dch veelal als uitstekend kolormt door
de natuuriykheid en waarheid van het licht-
effoct. zyne koddige tafereelen geven tevens
getuigenis van zyn humor en satyre. Van zSne
stukken vermelden wy: „Zyn portret", —
„De terugkomst van een dorpsfeest", — „Eene
schurende vrouw", — „Een bakker aan sQb
venster", — „Een kwakzalver", — „Het St.
NikoUiasfeest", — „De trictracspelers", — «o
„Eene boerenbmiloft" In het Byfcsmuseam te
Amsterdam, — „Een familietafereel", — «Het
menscheiyk leven", — „Een doctor by een
STEEN-STEENBOK.
785
Johqt ineiiti«"> — «Eöd kiezentrekker", —
„£ene diergaarde", — en „Een doctor bj}
•tene zieke vrouw" op het Manritahois te
's Oravenhage, — „Een doctor bi) een ziek
ineme*', ^ en „Een vrooigk gezelschap" in
bet mnaenm van dêr Boop te Amsterdam.
Voorts heeft men te Amsterdam stukken van
zQne hand in kabhietten van particalieren ,
alBinede in het buitenland, zooals te I/onden,
, ParQs, Mttachen, Weenen, Caasel, Petersburg,
; Bmaaei enz. Ook bestaan van hem vier etsen
en eenige teekeningen, terwQl uitstekende
grftTears naar zQue stukken hebben gewerkt.
Steenbakkerijen vindt men inzender-
, held langs de oevers der rivieren, omdat men
; de aldaar aanwezige klei of leem ab grondstof
' bezigt. Zy zyn inrichtingen, waar dezegrond-
\ stof bewerkt, in den vorm van tichelsteenen
' gebracht, gedroogd en gebakken wordt. Qoede
I baksteenea moeten hard en stevig zt)n, om
bet gewicht van hooge muren te dragen en
^ mdgen dus geene scheuren of holten hebben.
' ZH moeten inwendig zich onderscheiden door
gelOkmatigheid van structuur, zoodat z0 onder
' den troffel in elke richting deelbaar zQn;
! voorts moeten zjj poreus zyn en mogen zy
' onder den invloed van lucht en vochtigheid
niet af bladeren of verbrokkelen. Steenen, be-
stemd Toor schoorsteenen, ovens en fornuizen,
> dienen vuurvast te wezen, zoodat zy niet
smelten by hevige hitte en bestand zyn tegen
> sterke afwisseling vaa temperatuur. De grond-
I stof voor steenen wordt gewooniyk niet als
I zoodanig in de natuur aangetroffen. Versche
I klei is ongeiykmatig in samenstelling en alzoo in
den gewonen staat niet geschikt voor de steen-
bakkery. Zy wordt doorgaans eenigen tyd
r aan de lucht blootgesteld, met zand vermengd
en daarna kunstmatig tot eene geiykmatige
I massa verwerkt Dan volgt het vormen^ te
I voren een handenarbeid, terwyi zulks tegen-
t woordig veelal door middel van werktuigen
geschiedt Daardoor wordt de kneedbare klei
in een vorm gebracht, die de gedaante heeft
I van den toekomstigen steen. De inhoud vaa
i dien vorm wordt voorts voorzichtig nedergelegd
om te drogen. Eerst ligt die inhoud plat, maar
hy wordt daarna op den kant en eindeiykin
I 3 tot 5 ryen zoodanig op elkander gezet, dat
I de lacht er vryen doorgang heeft. Het drogen
duurt gewooniyk 6 tot 7 weken, en eindeiyk
, worden de steenen gebrand of gebakken, het-
, welk in veldo vens of gemetselde ovens geschiedt
, Eerstgenoemde hebben dit eigenaardige, dat
! de steenen, welke men branden wil, zelve den
, oven vormen. De steenen van denzelfden brand
zyn nooit aan dezelfde hitte blootgesteld ge-
weest en om die reden zeer verschillend. De
onderste zyn gedeelteiyk door de felle hitte slak-
achtig samengesmolten en onbruikbaar; de
daarop volgende zyn min of meer aan de op-
pervlakte gesmolten en leveren de klinkers; de
hooger gelegene zyn poreus en voor gewoon met-
selwerk geschikt, doch de bovenste gemeeniyk
te zwak gebrana. De gele of roode kleur der
steenen is af hankeiyk van hun gehalte aan
yzeroiyde en van de temperatuur, waarby zy
gebrand zyn. Van de gebakken steenen is de
breedte geiyk aan de dubbele dikte en de
lengte geiyk aan de dubbele breedte. Alleen
door deze aftnetingen kan men by het bouwen
een goed verband krygen.
Steenbok (Capra Ibex) is de naam van
een dier, behoorende tot het geslacht CMi
(Capra L.) onder de fitmilie der Holhoofm^n
(Cavieomia). Het onderscheidt zich door de van
voren afigeplatte, van knobbelige ringen voor-
ziene horens en omvat onderscheidene dieren,
welke de hoogste gebergten der Oude Wereld
bewonen. Men heeft steenbokken op deEuro-
peesche Alpen, op de Pyreneeën, in den Cau-
casus, in SilKiri6, in Steenachtig Arabië, in
Abeasinië en op den HimalaTa. De Alpm-
MUmAok (Capra Ibex X., zie l^lgaande figuur)'
is omstreeks IVs Ned. el lang en 80—85 Ned.
duim hoog ; de bok heeft zeer dikke, boog-
of sikkelvormtge, rugwaarts gekromde horens
ter lengte van 80—100 Ned. duim, terwyi
die van het vryQe veel kleiner ^n. Zyn
lichaam is gedrongen en krachtig: hy heeft
een middelmatig langen hals, een betrekkeiyk
kleinen kop, maar een sterk gewelfd voor-
hoofd, — voorts sterke pooten van middel-
matige lengte. Zyn haar is ruw en dicht, aan
het achterhoofd, in den nek en aan de onder-
kaak wat langer; het is des zomers roodachtig
grys en des winters geehichtig grys. Midden
over den rug loopt overlangs eene lichtbruine
streep, terwyi de schedel, de neus, de rug
en de keel donkerbruin zyn. De steenbok
behoort, evenals de gems, in het hooggebergte
te huls, doch is thans In Europa nagenoeg
alleen in de Qnyische Alpen te vinden. Hy
leeft in troepen en daalt dan alleen af in het
boschgewest, wanneer de Alpenkruiden onder
de sneeuw bedolven zyn. Hy is vlug en be-
hendig in zyne bewegingen, een uitstekend
De steenbok.
klimmer, weet tegen steile rotswanden op te
klauteren en springt met groote juisUieid,
zonder ooit zyn doel te missen. De Romeinen
brachten dikwyis steenbokken in den circus te
Bome. maar reeds in de 15de eeuw behoorden
die dieren in Zwitserland tot de zeldzaam-
heden. Zy zyn thans byna uitsluitend beperkt
tot het hooggebergte van Wallis in Savoye.
In de Oostenryksche Alpen is sedert 1706
geen steenbok geschoten, maar in 1867 heeft
men steenbokken overgebracht naar Salzkam-
mergut, waar zy in aantal toenemen.
786
8T££NB0K~8T£ENDRUK.
Dé SimMk is voortB éen der teekeu tui
den dierenriem, ^ alsmede een iterien^eeld
taMelien 801 en 3261/9"* reebte klimming en
98/^.28Vs'* loiderdecUnatie. Hel telt volgeni
Hdê 66 itenen, welke methet bloote oog lickt-
tanr sUn, en onder deie 8 tm de derde grootte.
Steenbreek (Sezifkng» i;.)isdennamvnn
het Toomanmeke plnntengeélneht nit de fiunilie
der atmpragéim. Het onderecheidt lich door
eene Tr0e of met het ymchtbeglnwl mimge-
groeide, 5-deelige of 6 fiMige kélkbnia. door
eene nit 6 bloemUaden bestaande bloemkroon,
do<ff 10 meeldraden en 8 ttQlen opeen8-hok-
Ug halfonderstandig TrochtbeginBel, dat in
eene tweehokkige, Toelsadige dooermeht over-
gaat De iadais0ntalrt|k en klein. Dit gedacht
omvat eeo groot aantal Alpenkmiden. De bla-
deren i4|n tegenovergesteld of afwisselend ge-
plaatst «1 de bloemen gewoonlOk totbgseher-
men vereenigd. Van de soorten noemen wQ :
SL prmihÊkfta L^ een overbWvend kmid met
een wortel, die talrgke kleine knoUeQee draagt,
met een opgaaaden, enkelvondigen stengel en
eenigiains vleerige bladen.— A^rMM^fttteZ.,
een klein twe^arig kraid met witte bloemen,
— en i9. Urmtia JL met rosetvormig geplaatste
Saxifraga hirsuta,
bladeren en een behaarden stengel. Wy geven
hierbQ eene afbeelding van dese plant, name-
Iflk in a van een stengel op '/tde der natnor-
lyke grootte, in h van eene bloem en in e van een
doorgesneden vnichtbeginBel. De eerstgenoem-
de 2 soorten ztin ook in ons Vaderland te vinden.
Steendruk (lithographie) is de uitvinding
van Senefdder (zie aldaar), waardoor teeke-
ningen in omtrek en geschaduwde teekenin-
gen in relief of door insnijding op steen wor-
den gebracht en door den druk vermenigvnl-
digd. De daarvoor gebezigde steenen bestaan
nit koolEaor caloiam, klei en xand. De bon
die fljn van korrel en geigkmalig vaa te
zgn, komen vaa Solenhofen iBBaiefei.Zo«èi
dene met pnimsteeo en water goed gei^
iQn, gebmikt mea ae voor aduift, tedum;
en gravue. Voor teekeniagen met ki|t aie
de steen met ailvenaad geaehnard waèi
totdat hg op matglas gelOkt. De «
wordt op den steen gebracht door nüdéeiTB
deoalqneerpapier, dat met rood krgtbolreka
is. De ohemische inkt voor achzgfWwk b^
staat nit twee doelen witte was, éea 4et
seheUak, twee deelea aeep, een hslf kt
mairtix, éen deel kaarsvet on andefhslf te
lampawart Hen bedient sich btf de Uthsgnpbr
van stalen pennen. Het insnQdeii met de g»
veemaald geschiedt op de ▼olgende w^
nadat de steen gepol)fst is, wordt hg sMt es
mengsel van twee deelea afeerk water a
honderd doelen regenwater OTergoten, beloor
IQk afi^espoeld en daarna bestreken met e»
dunne oplossing van Arabisohe gom ia «ito
doch vervolgens weder met xoiver water i^
gewassohen« Als hg droog is, neemt mei n
mengsel vaa 24 deeloi water, vraaiia tv«
deelen Arabische gom zgn opgelost, es w
deden roet en bMtrOkt daarmede de opper
vlakte. Nu wordt de teekening np ém
Bwarten grond doorgetrokken en net è
naald voltooid. Het stof, dat hierbg ontsttft
wordt met een fljn penseel morgnüdigfa^
wgderd. Is de teekening, het pennewettif
de krgtschets voltooid, dan pradpareert bo
den steen met een mengsel van anreo, méb
en gom. De gom wordt in het water opc^
en dan het sterk water er bflgevoegi K
mengsel strykt men over den steen es Int
hem drogen. Als het een etmaal op des itoa
is geweest, wordt het, eer men tot bet dnk- ,
ken overgaat, met water weder afgewssMk»
Door middel van eene rol voorziet bmb ^
teekening van drukinkt Het geteekeoda^ ^ J
vóór eiken afdruk in aanraking koot set
eene vochtige spons, neemt den inkt ep, ^
op het overig gedeelte van den steeoo^
achterbigfL Is de steen voldoende vss nk^
voorzien, dan wordt het eenigszins befwk-
tigde papier er op gelegd, met een op ^
raam gespannoi stuk leder bedekt en on^
de pers gebracht Op die wgze kan men i»
tervolgens 2- tot 8000 goede afdruki^eDVtf
krggen. Houdt men op met drakkes, ^
bedekt men den steen met eene vette ^
bestaande uit twee deelen drukinkt, t««
deelen was, óen deel zeep en éen deelks»^
vet «1 bestrgkt hem daarna met eene o]»M[
van Arabische gom in water. Hierdoor W
de steen Jaren lang geschikt om nieoire ti-
drukken van dezelfde teekening telOFerei'
BQ het afdrukken van eene ingeenedes tee-
kening volgt men een anderen weg. «^
wrgft nameigk de ingesneden ignea sorg^^
in met een sponsje, dat éóir deel dmloBtt
en V4de deel kaarsvet bevat, waecbt dtftf
den zwarten grond met water af, wttfdMf
de steen weder blank wordt en ^^^J:
zwarte teekening behoudt, waant 0^^ ^
stond tot het drukken kan overgi*a* ^
drukinkt wordt hierbg door middel ▼» ^
linnen balle^e op den steen ingewiereo es
deze door middel van eene rolgesaiTa^*^
zulk eene teekening kau men 20- tot 90 OW
STBENDBUK— STEENKOLEN.
727
rdrokken verkrUgeir. Voor t overige heeft de
beendmkkimst in de lutate Jaren groote
'orderingen gemaakt, loodat men te Pargs,
^vnaaely Dreaden ens. litiiographieën vervaar^
L&8:ty die solkier met kopergravures wedyveren
wx xuiTerheid en kraoht. Vooral ook wordt
te Bteendrakknnst aangewend tot het leveren
rwkn kaarten. Eindeiyk is nog de ohromolitho-
bestaan nit 74—96% koolstof, 8—20% znnr-
stof, Vs— ftVs % waterstof en tot 20% asch.
Gemiddeld vindt men in steenkolen bS 5%
asch en 5% water: 69—78% koolstof en8-4%
waterstof. DikwQls bevatten sg swavelkies en
andere swavelmetalen, kalkspaat, gips en boom-
steen. De asoh bestaat boofdsakeJ0k nit kie-
lelsore aluinaarde en tzeroxyde en is steeds
Fig. i,A,Sigill<iriaocutata,
grapbie of de steendruk met kleuren
uitvinding van de laatste halve eeuw. Daartoe
brengt men deselfde teekening op verschil-
lende steenen over, wier aantal soo groot
ia als dat der benoodigde kleuren; tegenwoor-
dig wordt dit aantal ook wel door kunstmatige
ineensmelting van tinten beperkt Door bet
papier achtervolgens onder die steenen te leggen
B. SigiUaria Voltzii,
C SigiUaria elegana.
arm aan alkaliën. Véle steenkolensoorten wor-
den week, smelten bQ het verhitten en laten,
na hel verlies van ammoniak, teerdamp en
brandbaar gas een poreuse ookes achter; andere
geven dichte en nog andere sandige cokes.
Yoorts leveren sg seer verschillende hoeveel-
heden brandbare gassen en dampen en branden
alaoo in de opene lucht met eene lange of
^^^^^^^
Fig. 2. A, Sigillariastam, B. De wortel,
atigmaria geheeten.
worden de vereisohte kleuren er opgebracht
Steenkolen t^n fossiele kolen uit eene
vonning, welke onder is dan het krQt en
met den naam van steenkolenvorming werd be-
stempeld. Zg sgn Bwart, aelden bruin, geven
eene brain- of swartachtige streek, kleuren
luüiloog weinig of in het geheel niet bruin
en ge?en bg verwarming steeds ammoniakale
dampen. Haar soorteigk gewicht is 1,2—1,5.
Men onderscheidt ae in MekUfer-^ Uadêr-^sT^ov^
en vetdkool en in aardachtige roetkool, Zg
C. Een ftuk stigmaria in natuurl^ke grootte.
D. Zulk een stuk verkleind.
korte vlam. Laatstbedoelde bevatten meer
koolstof en minder waterstof. Bg droge de-
stillatie van steenkolen verkrggt men, behalve
gas en teer, eene anmioniakhoudende vloei-
stof. Tot de steenkolensoorten bebooren:
glamtkóal^ die fluweelswart, glanzig, schelp-
achtig op de breuk en aeer broos is, — pek-
Jcooly met een op dien van pek geigkenden,
matten glans en geringer broosheid, — eammd-
kool. minder glinsterend, met schelpachtige
breuk en zeer brandbaar, — vegdkool, die
728
STEENKOLEN— STEEKKOLENVORBIIKa.
op aotbntciet gelakt en eene veielige strac-
tnor bezit, — en de aardachtige rpMoóL
Eene eigenaardige soort ii voorts de Schot-
Bche Bogheadkool, De steenkolen ^n van
Fig. 8. Lepidodendron Stembergii,
plantaardigen oorsprong en ontstaan onder
eene geweldige drukking, door eene lang-
same ontleding van plantenstoffen gedurende
seer langen tgd en b|) aftlaiting van de
lucht Daarbg verlleien de houtveaels nevens
weinig kool-
kolenbekken van Saarbracken 164^ tol eeae
gesamenigke dikte van 106 Ned.eLlfeiiheie
volgens de gedaante der opgedolT«B atoes-
kolen: stukkolen, teerlingkolen, koteagra
enz. Uit dit laatste vervaa^i^ noiea ook Id-
qnetten. Hen gebruikt de steenkolen toC bnk-
stof; — voorts tot het bereiden van ookea, fidi-
gas en teer. ZQ z||n met het Oaer de
stof veel wa
terstof en
zuurstof, die
ontwgkeniüs
water, kool-
zuurgas en
licht kool wa-
terstofgas.
Dit laatste
(ras vormt in
de steenko-
lengroeven
het gevaar-
lÜkemjjngas.
Ook kan men
zelfs in de
dichtste
steenkolen
nogalt^dden
organischen
bouw waar-
nemen, en
somtyds ont-
waart men,
dat geheele
boomstam-
men in steen-
kolen veran-
derd zyn. De steenkolen komen veelal voor in
lagen tusschen leisteen- en zandsteensoorten, en
het aantal van zulke lagen bedraagt in het steen-
Fig. 4. Cakimitêa MottgeaUu
hefboomen der industrie en, als onmisbaar a
stoomschepen en op locomotieven^ een onaektf-
baar hulpmiddel voor het verkeer. I>e giooMB
steenkolenvelden heeft men In Noord- Ameiftft,
waar z|) 30 milUoen Ned. bunder bealaitn. £ng^
land heeft er ter grootte van 1 57O00Q, -
Frankrtjk van 85000, Pruisen en Sakaen m
300000, België, SpaiUe en Ooatenr^k isder
van l&OOOO Ned. bunder. Ook heeft mem er
in BBsiaid,
China, üiffi
ens.
Steeoko^
lenTor
mins 0^
ia een stekel
vanlageail
het palae-
oaoüBche tfi-
vak^hooÜBr
kel0k be-
staande li
kalkateea,
eongloae-
raat, gna-
wak, asnd-
steen ea
alninld.
Toorts wl
Bteenkdtea,
npbifiiütMr
ƒ f rietenkifli^
^ * le^ nufends
op de D»-
voaiaelievw-
ming ea be-
Fig. 5a. AsterophyUum. rwSteéil
palaeontologisoh oogpont onder-
z|] zich door een verbaaendea tft-
Uit
scheldt
dom aan bedektbloeiende planten (Cry]^logi-
STEENKOLENVOBMINO-STEENSNUKUNST.
729
n), als CftlamtoteB , SigDlariSn, Lepido-
^ dendreën, en door het eerste optreden van
I amphibiefo. Deie Toming heeft wrt eens eene
t dilLte van 7000 Ned. el, maar Is op vele
; pUuitsen door opstowhig van andere lagen ^er-
I wrongen. In het bovenste gedeelte ntn deie
I ▼ovming Tindt men eigenigke steenkolen.
i J>e geheele flora van het steenkolentQdperk
is die van een tropisch moeras, dat men met
de Indisehe d^lnngeto vergeltlken kan, hoewel
in genoemd tQdperk veel grooter weelderig-
beid heerschte. Men kan daarbfl aannemen,
dat gedorlge overstroomingen der lee haar
Fig. bb. Sphenophyllum.
overdolven en onder tand en sUb begroeven,
op welke daarna een nienwe plantengroei ont-
stond. Hen meent, dat de gemiddelde tempera-
tonr in het steenkolentQdperk 20^96^ C. be-
dragen heeft, en dat onae dampkring alstoen
▼eel rOker aan koolmor geweest moet sOn
dan heden ten dage en leidde nit het feit, dat
steenkolen tot in de noordelVke streken (Splta-
octOata^ 8. T^Mi en 8. éUffom. Tot den
stam Tan aiffiÜQiHa behoort Termoedèlllk ook
de wortelTorming, die men met den naam
5%M«rta (flg. 2) bestempeld heeft. Een ander
merkwaardig geslacht der steenkotenvorming
is LifUodtndrm (sohnbboom), afii^beeld in
flg. 8, terwOl flg. 4 eene soort nit het ge-
slacht CalaimUê$ voorstelt, namelVk C. Jfon*
^«o^ü. BelangrQk voor deee vorming sgn ook
een paar kleinere planten met kransgewgs
geplaatste bladeren, die de namen dragen van
AgUropkjfUmm (flg. 5a) en S^kêncpkjfümn (flg.
6^, terwQl elndeigk flg. 6 eene voorstelling
geeft van de wflae waarop de lagen der steen-
kolenvorming, opgestuwd door dieper gelegene
beddingen, verbroken en verschoven 20n. Hen
kan sich dientengevolge omtrent de doorloo-
pende diepte der sleenkolenbeddingenseer ver-
gissen. Daartegen echter is men op sOne hoede
door op versehillende, niet ver van elkander
gelegen plaatsen (o, 5, e, d) gaten te boren.
Steenmeijer (Johannes), een verdienste-
igk Nederlandseh kaasdredenaar, geboren te
Amsterdam den 28sten Haart 1791, werd in
1813 predikant te Leimniden, later teNievw-
Loosdrecht, vervolgens te Elbnrg en in 1828
te Arnhem, waar hg den 19den Juli 1864
overleed. Behalve eenige vlogsohriften en bQ-
dragen in tfldsehriften leverde hg het boek :
.Brieven aan Bartholo over de welsprekend-
heid in het algemeen en de kanselwelspre-
kendheid fai het bgsonder (2de dmk, 1858)**,
» en „Wilhelm Broes in leven en werksaam-
heid geschetst (1868)".
Steenraket, lie JBr^dmum.
Steensnijden (Uthotomie) noemt men de
heelkundige knnstbewerking, welke dient tot
het verwgderen van steenen nit de pisblaas. Het
geschiedt door middel eener insngding in dA
pisblaas. Dataelfde doel aoekt men te bereiken
door itmmmirijtdwff (lithotritle of lithotripsie),
waarbg mlke steenen door werktnigen verbrok-
keld worden, loodat sich de kleinere deelQes
te geigk met de nrine kunnen ontlasten.
Steenanjjkiinst (glyptiek, lithoglyptiek)
is de kunst, om voorwerpen op of in edel-
gesteenten of half-edelgesteenten te sngden,
alsmede in het algemeen de kunst, om loo-
danige steenen door se te sigpen een an-
deren vorm te geven en te poigsten. Dit
Flg. 6. Verêchuiving der lagen.
bergen) zgn gevonden, af, dat de aarde toen
overal eene meer geigkmatige temperatuur be-
sat dan thans en dat het tegenwoordige klimaat-
verschil toen niet bestond.
Tot de eigenaardige planten der steenkolen-
vorming behoort in de eerste plaats het ge-
slacht SiffUlaria (zegelboom), van welke wfl
in flg. 1 drie soorten afbeelden, nameigk 8.
geschiedt eerst op een sigptoestel en vervol-
gens op looden of houten schQven met amaril
en puimsteen en vervolgens met tripel en
water. Omtrent die kunst bg de Ouden raad-
plege men de artikelen Cameeë» en Chwtmê,
In Italië bloeide die kunst In de 16de en 16de
eeuw door kunstenaars als Celliniy Vineeutino,
Foppa ens., alsmede in Dnltschland door den
780
STEENSNUKUNST— STEENTUDPEBK.
iBvloed Tsn JBugdkmtd (f 1659) te Nttmbecf,
Ltihmumm em BéUtr te Pmair. Beroemd op dat
gebied lOn Toorti NaUêr (geboie» ia 1705),
FiMêTf JHèrcktmi^ Wtmm^ Sèehm'^ ea in
dea Joagitea tyd JMUr ea (MmènHU te
Beriga, terwQ! ook in Eagelaad en FraakrUk
aititekeade kansteaaan siek aet de tteea-
■allnuiBt beiig bonden*
Steenatrup (Jokaan lagetai Saiitb), eea
Deeaaok lotf loog en palaeoatoloog, gekorea ia
iai8 te Vaag, wae tot 1845 lector lade mi-
neralogie te Sorö en Terr<^nt koogleeimar
in de loölogie en direetear vanketioölogiaok
mnaeam te Kopenkagen. HQ beeft een aantal
▼oortreffelüke geeobriften vaa dierkaadigea
inkond geleverd en liek vooral verdienstelUk
gemaakt door eea veeUarig oaderaoek der veaea
en der ^5kkenm5ddingt in Denemarken.
Steentljdperk (Het) is in de ondheidknnde
de naam vaa eea ttfdperk, waaria de oorsproa-
keiyke bevolking vaa Eoropa nog onbekend
waa met bet gebrnik vaa de metalea, aoodat
aU kare wapena ea werktnigen koofdaakelQk
vervaardigde vaa iteea, — voorti vaa kont,
beonderen .en boom. Dit tgdperk eindigt
met den aanvang van dat der metalen
(brom en tfier). Reeds voor laagea tQd wer-
dea steeaea voorwerpen nit dat t||dperk ont-
dekt. OlmmwÊ I4|v. maakte daarvan melding
in 1682 in sQiie „Qermaaiae antiqaae libri III**,
Oü^tffttM kaadelde daarover ia s|hie disser-
tatie: „De armis lapldeis vetemm Cattomm*' ;
doek eerst in 1888 verkondigden de Deenscbe
ondbeidknndigen TkomMm en IFbfMNM, bQ
wie ook lAêtik in Sehwerin en KMêt te
Zfirieb lieb aaaslotea, op grond vaa betgeen
men nit alonde begraaf|^laatsen bad opgedol-
ven, bet gevoelen, dat gedurende een gemi-
men tyd nitslnitend steenen werktuigen wer-
den gebeiigd, waaraa sQ eene opvol^ng vast-
stelden vaa bet ttMm-j bronê- en ijurtijdptirk.
Al is dat stelsel niet volkomen Jnist, omdat men
deae tgdperken niet sckerp kaa afbakeaen en
omdat kier en daar ket broas gebeel en al
ontbreekt of door koper vervaagea wordt,
tock kaa men acmder beswaar een steentQdperk
aannemen. De aanvaag van bet steentidperk
ligt ver in bet verleden; reeds in bet geologisob
Vstüdperk (ket dilavinm der Doitsohe aardkun-
digen en bet pleistoceae tOdperk van Lff^O)
worden steenen wapenen aangetrofTen, als bin-
ken van^ menscbelQke bedrtlvigbeid, Ja, aeUb
gedeelten van mensobeiyke geraamten. Daar
bet steenttidperk aeer lang van duur was, kun-
nen wQ daarin eene geleidel||ke ontwikkeling
opmerken. LMooh („Die nrgescbiobtliohe Zeit,
1874**) verdeelt bet in een paUeolitbiscb en neo-
litbiscb tjidvak, of eenvoudiger uitgedrukt in een
oud en nimm steentOdvak. De kenmerken deser
tgdvakken st|n gelegen in den toestand der
steenen gereedschappen: in bet eerste werden
deae gebesigd in een ruwen vorm en in bet
tweede geslepen of gepoiyst Het oude t^dvak
is weder gesplitst in bet ovêrgtroomingp- of
diUmmadl tQdvak, ook dat der uitgestorvene
dieren genaamd, waarin de mensch in onze
streken verkeerde tegelUk met den holenbeer,
den mammoet en andere voorwereldigke die-
ren, — en in bet rendiermUjjdvak of dat der naar
elders getrokkene dieren. In dit laatste tydperk
leefde bet rendier nog in Midden-Europa en
werd er door den mensch vervolgd. Tusschen
die belde tgdvakken plaatst bmb aof «
oewyaMyt^j^i— if. De eerste versekflsisg ia
den mensok, waaromtrent w8 voldoeadeaka
keid kebben, bad plaats in ean tgd, toet è
groote gletsokers allengs wegaomilea es bé
temgtrokken naar de dalen van bet hMg^
bergte. Nadat men reeds t»g keibsliic
sommige holen in Fraakrifk, b0v. is ISü
te Durfort in bet departement (Sardcsi
1886 te Bise bt Narbonne beeadsna m
rendieren, oerossen, bolenbeerea,
rossen ens. tegelUk met qMren vaa
Ijjke werkaaambeld (potM^ierTen eas.) gev»
den bad, oatdekte SekmêrUmff in 182» ii«
Belgische kalkgrotten, dat ook diar beeti^
ren van olifkntmi, rkinócerosaea en uit|«Éit
vene vleescbetende dieren met rawe mrfc^
tuigen vaa steen en selfr met beendent ia
menschen bedolven waren. Hfl trok dttrÉ
het besluit, dat sg tOdgenootea wares |^
weest Op die ontdeUdng eveavr^ weidm
vankelVk weinig acht geslagen en even w«bif
op die vaa Bou^ker de P«-&if, die vaa Ififi-
1857 in het aand en de gerolde steeoeB(&
vium) vaa het dal der Somme bS Aaüfloia
Abbeville een groot aantal steenen werfctnfi
aantrof. Eerst nadat EngelsckegeleerdeB,iMr
belangstelling gedreven, {Faleamtr^ Pmtmi
JSoamë en L^ell) bet dal der Somme boB*
hadden, hield men de aldaar ter diepte va
15 Ned. el onder de oppervlakte bedolrsK
in geel kieael gelegeae steenen bOtosuB
langer voor gewrochten der natuur, aar
voor producten der kunst nit een owwmia
tüd. Toen voorts in 1857 FtiUroit ta dt
Neandergrot bj| Dttsseldorf bQ de beeoden
van voorwereldltike dieren ook eea ét»
aardig gevormden mensehenacbedd ootdektt
en Bomdkêr de Perihet in 1868 niet f« m
Guignon eigenhandig uit eene kleaeOsag, 6
mammoetstanden en steenen gereedichaffa
bevatte, eene mensehelSke onderksak m
dierigken vorm opdolf, begon elketwUfeliB
de gelOktOdigkeid van den vóorfaisfeockeka
mensch met bet dierenrOk vaa ket dOsw
tgdperk te verdwgnen, vooral toen miM
als MUm Mdmmde, Bmek en anderen deec^
beid van bet gevondene bekrachtigdflB. I^
menschen vaa dit tOdpèrk hebbea voonekff
een allerellendtgst levea geleid, e?eBa]i«
tegenwoordige inboorlingen vaa AuflCnlié*
Yuurland. ZQ kenden geene wontsgoia
geene kleedoren en aorgden alleen toor »
noodige tot onderbond des levens. On a
hunne behoeften te vooralen, bediendeaa
aich van seer ruwe werktuigen. Hobim ^
aelbUlen sgn eenigssins bekapt tot des ow
vorm, aeer versekillend vaa grootte es vfi
eens geslepen. In de omstreken van Koiffff
(Dordogne) vond men ook platte ^b*\?
spiespunten, alsmede langwerpige •teeuibB-
ters, die vooraeker als messen werdes i^
aigd. Aan den vorm van deae gereedMhapP|J
geeft men den naam van Amienstypia; 4
bestaan namelük uit eene vuursteeDkarDi ^^^
welke men aan beide agden gedeeltffli^
spigting en wegkapping verwflderd heeft. 2"»J
btflen beaigde men als wapens, skniede Q»
het vellen van hoornen. Reeds ^^ooritsïJJJ
men hier en daar dergelijke steeooi ^
gevonden, door het volk „dondersteaneB r
beeten. Het aantal van dergelffke voorwffp^
STEENTUDPËRK.
731
LA bet dal van de Somme ontdekt, bedraagt
oeni^e duisende, Boodat velen het gevoelen
l^oesreren, dat ^ hoofdiakeiyk aldaar ver-
vajurdi^ werden. Intoagchen heeft men er ook
ontdekt in geheel Frankryk, in Spai^e, Enge-
land en Itallfi. Op dat tOdvak, waarin de
mammoet (Elephas primigeninB), de rhinóoeros
CRhinoceros leptorbinos) en andere reeds lang
uitgeatorrene dieren tegelOk met den mensen
SoTopa bewoonden, volgde het ^t- offfUtêeker-
txjdmakj eene overgangsperiode tot het rendie-
rentydvak. Terw^l het klimaat in het voor-
gaande tydvak gematigd was, bracht het gs-
tydperk in Enropa een hoogen graad van
droge koude, BOodat de mensch eene wQk-
plaata moest toeken in holen en grotten, die
by aan de wilde dieren betwistte. De fiinna
▼an het Vstüdperk onderscheidt sich vooral
door het veelvuldig voorkomen van den holen-
beer, den holenleenw, het rendier en den
oeros (Bison priscns), terwjjl ook de mam-
moet en de rhinóceros nog in Enropa leefden.
B0 de geraamten deser dieren vindt men in
siilke holen de sporen van menschelOke be-
dryvigheid in den vorm van mwe steenen werk-
tuigen. De ontdekking van den holenmensch
zttn w)| insonderheid verschuldigd aan de naspo-
ringen van Seikmêrlimg^ DupoHt^ Zdrtei^ Glrw^,
^aleamêff I^aat^ Svatu, BwJcj Wamkd^ Bojd
en DawÜnt, De holen, gedeeltelók als woningen
en gedeelteigk als begraaf);>laatsen gebezigd,
bevinden sich meestal in kalkgeb^gten en
s)in door uitspoeling ontstaan. Op den bodem
heeft men er gewoonlOk drie of vier lagen
met overbltfCBelen van menschen en dieren uit
verschillende tUdperken en onder stalagmieten
bedolven. De beenderen der dieren zQn mee-
vendeels door menschenhanden door middel van
daarbt} aanwesige steenen bQlen gespleten;
voorts vindt men er pUlpunten van vuursteen,
«teenschrapers (racloirs) en ongeglasuurde pot-
scherven Bonder versierselen. De steenschrapers
BÜn iange stukken steen, slechts aan èene
aQde bekapt en scherp gemaakt en gelden als
een kenmerk van dit tydvak. Tot de merk-
waardigste vindplaatsen behooren, in België:
het hol van Naulette aan den oever der Lesse, —
in Doitschland : de Schelmengraben by Begens-
bnrg, het Lindenthaler Hyaenahol in Oost-
Thüringen, de Balver en andere holen in
Westfslen en de groote Hohlenfels hi Schwaben,
— in Moravië: het Yypoestek- en hetByczis-
kalsrhol, — in Engeland: het Kentshol en
het Wookey-Loch b0 Wells, ~ en in Frank-
rQk: de holen te Monstier (Dordogne), Ghes-
Ppure (Corröie), La Martiniére (Vienne), La
More Grand (Sadne-et-Loire), Néron (Ardèche),
Les Monlins (Doubs) en Broches de Qenay
(Cdte d*Or). Op sommige plaatsen vond men
steenen, die kunstig bewerkt ztjn, bQv.
Uns- en spiespunten in den vorm van laurier-
en van noteboombladeren, en vooral besteedde
men groote zorg aan de pyispitsen. Deze, by
Solntró ontdekt, vormen volgens MorHiUt den
Solatrétypus. Voorts ontdekte men in 1862
eene merkwaardige grot uit het ystydperk te
Anrignac (Haute Qaronne) ; daarin bevonden
sich 17 geraamten van menschen. Ook elders
bleek het, dat dergeiyke holen tot begraaf-
plaatsen hadden geiend. Het nauwkeurigst
werden de menscheiyke geraamten van Cro-
Magnon door Brooa onderzocht Daardoor
bleek, dat de holbewoners uit het ystydperk
groot waren van gestalte en voorzien van
sabel vormige beenen en een groeten, eenigs-
dus prognattien scheieL
Hierop volgde een tydperk, waarin deglet-
schers wederom aangroeiden, maar niet zoo-
veel als in het groote ystydperk. De Bhdne-
gletsoher strekte zich uit over het Heer van
Genöve, zonder evenwel het Juragebergte te
bereiken. Op het wegsmelten van deze giet-
schers volgden nieuwe, groote overstroomingen,
die haar slib uitspreidden over de meeste
laaggelegen landen van Europa. Daarby ver-
dwenen vele diersoorten, maar de mensch
nam de wyk naar hooger gelegen oorden, en
eerst na het verdwynen van het water daalde
hy wederom af in de vlakten. Hier vermenig-
vuldigde het rendier (Cervus tarandus) zich
zoo sterk, bepaaldeiyk in Frankryk, Duitsch-
land, België en Zwitserland, dat men aan
dit tydvak den naam van rtndiêtmUijdvak
gegeven heefLTerwyi de mammoet, de holen-
beer, de holenleeuw en de tweehoomige neus-
hoorn verdwenen ofallengs uitgeroeid werden,
vermeerderde het aantal herten, reeën, paar-
den, wilde zwynen en hazen, en naast deze
leefden nog andere dieren, welke nu slechts
op de hooge Alpen of diep in het noorden
worden aangetroffen, zooais de gems, de steen-
bok, de eland, de ysvos en de muskusos. Dit
is het tydperk der naar elders vertrekkende
dieren. Eerst vond men stations van toen-
malige rendiereiUagers in het zuiden van Frank-
ryk (in het dal der Vézére in Perigord, de-
partement Dordogne), daarna in de departe-
menten Yienne, Ariöge, Charente, Tam en
Qaronne. De aldaar gevonden, meestal uit
rendierenhorens vervaardigde werktuigen ver-
raden reeds eenigen kunstzin, doordien met
krassen afbeeldingen van sommige dieren op
de oppervlakte geschetst zyn. Op zoogenaamde
kommandostaven vindt men dergeiyke afbeel-
dingen, en op eene plaat, van een mammoets-
tand vervaardigd, ontwaarde men zelA de
vry nauwkeurige gedaante van een knammoet
Voorts vond men dergeiyke overUyfiMlen uit
dit tydvak ook in Dnitschland (Wilrtemberg
en Schwaben), België en Zwitserland. Zulke
afbeeldingen van dieren zyn hoogst merkwaar-
dig, maar het is gebleken, dat sommige van
deze Vervalscht zyn. De steenen gereedschap-
pen van dit tydvak komen wel is waar met die
van het voorgaande overeen, maar zyn veel
zorgvuldiger bewerkt. MortÜlet gaf aan den
vorm der getande pyispitsen of harpoenen
van dezen tyd den naam van Hadelainetypus.
De steenen byien, pyispitsen, steenen messen
en steenen waren beter bewerkt, de aarden
vaten hebben fraaier gedaante en van been-
deren vervaardigde men naainaalden. Tot de
begraafj[>laatsen van dit tydvak behooren de
holen van Frontal by Furfooz, waarin men
18 geraamten van menschen ontdekte.
Het tweede of Jongere steentydvak (de neo-
lithische periode) geeft getuigenis van een
zachter klimaat, hetwelk op het tegenwoordige
geiykt Eene verdere wegsmelting der glet-
scbers, alsook overstroomingen hebben aanlei-
ding gegeven tot eene verandering van kli-
maat, die zich eerlang in het dierenryk en den
plantengroei openbaart. De mensch begon nu
zyne steenen gereedschappen te siypen en te
732
STEENTUDPEBK.
polQBten, BÜehtte gebuchten en dorpen, begon
het land te beboawen, temde enkele dieren
en dreef eenigen handel. Doeb in den aan-
vang van dit nieuwe tQdvak bleven grotten
en overhangende rotaen nog altffd wQkplaat-
sen, byv. de grotten in het kalksteengebergte
te Pradières, Bedeilhac, Labart, Niaox en
Fontanel. Hier vond men naast de bewffzen
van menBChelDke werkzaamheid en naast
menschenbeenderen ook de beenderen van den
oeros, yan een klein rand, van het hert,
van het schaap, van de geit, van de antilope,
van de gems, van het zwffn, van den wolf,
van den hond, van den das en van de haas.
Van rendierenbeenderen echter was geen spoor
meer te ontdekken ; de rendieren waren reeds
verhuisd naar het noorden en oosten. De stee-
nen gereedschappen onderscheiden zich door
hunne gladheid, doch afbeeldingen van dieren
komen niet langer voor. Intusschen wist men
niet enkel hoorn en been, maar tegen het
einde van dit tQdvak ook steenen ^len te
doorboren. De beginselen der nyverheid ver-
toonen zich dan ook in werkplaatsen, waar
geslepen pQlen en getande pyispitsen van
vnursteen werden vervaardigd, zooals te Grand-
Pressigny (Indre et Loire),Camp Barleet(0i8e),
Londinières (Seine Inferieure) en in Belgifi
te Spiennes (Bergen). In die voorwerpen ont-
waart men de ongemeene behendigheid van
den vervaardiger. De eelt of kelt, als troffel of
wig in hout of hoorn vastgemaakt of als bijl
gebezigd, is met de messen, zagen, schrapers,
boren, koornkneuzers, siypsteenen, pyi- en
lanspuDten het eigenaardig werktuig van dit
tgdvak. Als grondstof dienen, behalve de
vnursteen, ook gneis, kiezoüei, dioriet, ser-
pentyn en vezelkiezel (flbroliet). De hier en
daar gevonden celten van nephriet z0n voor-
zeker uit het Oosten ingevoerd, daar dit mi-
neraal alleen ddar voorkomt. Van beenderen
vervaardigde men voorts vischhaken, breiprie*
men, weversspoelen, speerpunten enz., en tot
de aarden voorwerpen, uit de vrQe hand ge-
maakt, behoorden potten, bakken, kruiken,
vazen enz. De gebezigde leem was met steentjes
kalkspaatbro^jes en steenkolenstof vermengd,
en de vaten werden met golvende, evenwy-
dige of zigzagiynen versierd. Sommige aarden
voorwerpen geven biyk, dat men in dientyd
vlas begon te spinnen en te weven, en dat
men netten vervaardigde. Tot de huisdieren
behooren reeds de hond, de koe, de geit en
het zwijn. De oudste getuigenissen uit dit
tydvak vindt men in de lOOkkenmöddings of
den keukenafval van eene Deensehe-visschers-
bevolking, die alleen den hond als huisdier
kende, terwQl het steenen gereedschap op
eene geringe mate van ontwikkeling wifst. Men
woonde ook nog wel in grotten, die in een
vroeger tQdvak tot verbiyf van menschen
hadden gediend, of men groef kunstmatige
holen in den grond, doch bouwde ook stee-
nen huizen, welke op die der hedendaag-
Bche E8kimo*s geleken. Voorts had men
moerasburchten, zooals de Italiaansche terra-
mare's, — alsmede paalwoningen en meerdor-
pen of crannoges. Wyders worden hier en
daar volkplantingen of stations van jagers uit
het steentydperk aangetroffen, inzonderheid
in Oostenryk, Brandenburg en de Lausitz,
alsmede overoude versterkingen, nameiyk:
aarden en steenen wallen, — voorts werk-
plaatsen, waar wapens en andere geieed-
schappen vervaardigd werden, offerplaataen
en rechtbanken. Eene belangryke bron voor
de kennis van het stoentfldperk syn de gra-
ven, by ons bekend onder den naam vaa
„hunnebedden** en vooral in Drenthe aanwo-
lig, elders dolmen of cromlech genoemd.
In zulke begraafplaatsen werden de lyken of
hunne asch bygezet en daarmede veelal
ook wapens, sieraden en gereedadu^poi
begraven. Steenen kringen uit dien tQd
werden vermoedeiyk ten behoeve van deneere-
dienst gebouwd. Veel merkwaardigs alt dat
tydvak vindt men voorts In de venen vaa
Denemarken, en daamit biykt, dat het kli-
maat in die streken eene groote veranderiag'
heeft ondergaan. Hen heeift opgemerkt, dat
naaldboomen, eiken en beuken elkandm* iQa
opgevolgd. Ook hebben de Skandinaviaelie
archaeologen de meening geopperd, dat het
volk van het steentydvak hoogst waarsehQnigk
overwonnen en uitgeroeid is door een uit Aaië
naar het noorden oprukkend volk, hetwelk op
een hoogeren trap van ontwikkeling stond en
zich van bronzen wapens bediende. Anderea,
vooral Limdên$ekmU, zyn daarentegen vaa oor-
deel, dat er langzamerhand een ruilhandel is
ontstaan met de meer zuideiyk wonende stam-
men en dat daardoor de iMronzen voorwerpen
naar het noorden zyn gebracht. Zelfii heeft
men de handelswegen, waarlangs nit het noor-
den barnsteen, nit het zuiden daarentegen
nephrietbyien, glasparels, munten ens. wer-
den vervoerd, zoeken aan te vryzen. Lang-
zamerhand week het gebruik van steenen
voor dat vaa bronsen gereedschappen, en Tan
deze bediende men sich nog in Duitschland.
toen de bewerking van het yzer reeds be-'
kend was.
Op de vraag, tot welk ras de oorspronke-
lyke bewoners van Europa in het nieuwere
steentydperk behoorden, hebben onderzoekers
zooals Virehow („Die Urbevölkerung Ton
Europa, 1874**), Sckaaffhautemy Sdeer, JBU
en Eüiime^^ Bolder^ Broea, Quairefa^m^
Mamy en Btuk een zeer verschillend antwoord
gegeven. De schedels uit de venen van Dene-
marken, Pommeren en Mecklenburg behoo-
ren volgens Vkehow tot een ras, hetwelk
veel overeenkomst heeft met dat derBaskov.
Deze laatsten worden gerekend tot de Berbers,
die ook nu nog in het Atlasgebergte gevestigd
zyn en wellicht, over de Straat van Gibraltar
trekkend, zich eerst in het zuiden en daarna
in het noorden van Europa- hebben verspr^d
en hier werden tegengehouden door de utt
Azië afkomstige Finnen en Mongolen. Later
trok het Geltische of Gaelische ras in den tQd
der Assyrische Oorlogen uit Medië naar Mid-
den-Europa en bracht er zoowel de Basken
als de Finnen tot onderwerping. Uit eene
vermenging van deze drie rassen ontstond het
CeitiberischFinsche volk, dat in den tyd der
Romeinen Europa bewoonde en in het sulden
door laatstgenoemden en in het noorden ge-
deelteiyk door de Slaven, Gothen enz. over-
wonnen werd.
Ook thans staan nog onderscheidene
volken op den ontwikkelingstrap van het
steentydperk, vooral in Polynesië. De steenen
byi is nog altyd het wapen en het werktoig
ST£ENTIJDP£RK-ST£FF£NHAG£N.
733
4er Wilden. Ook de halfbeteluMide volken
hebben vermoedeiyk een tteentQdperk gekend.
In de ethnographische mntea immers vindt
men steenen b||len nit Hindostan, nit Jniian,
nit Binna ens., afkomstig van de oonpronlie-
^igke bewonen van genoemde landen, en de
monnds in Amerika geven deagelfPugeUiigeniB
van een steentüdperk der voormalige inboor-
lingen. Zie voorts onder Mmtek en Mêuêehem-
Steenwijk, een klein maar bevallig ge-
legen stadje in de Nederlandsche provinde
Overtfsel) aan d« Steenwi}ker-A, den straat-
weg en den spoorweg van Leeuwarden naar
Meppel, besit twee Hervormde kerken, eene
R. Katholieke kerk, eene kerk der Doopsge-
linden, eene der Ood-Hervormden en eene
Synagoge, venehillende scholen, eenige fli-
brieken en roim 6 000 sielen. In 1580 wcvd
dit stadje door Bmnênhêrff belegerd, maar
door JoktÊ» vam dm Corpui dapper verdedigd
totdat er ontiet opdaagde. Niettemin werd
het in 1582 door de Spanjaarden bQ verrassing
ingenomen, doch in 1593 door Prins Matmis
heroverd. In 1672 eindeiyk was zQ eenigen
tyd in handen der Mnosterscben.
Steenwijk (Hendrik van), een verdienste-
lUk Nederlandsch sehilder, geboren te Steen-
wQk omstreeks het jaar 1550, was een
leerling van Man» Vredémmn de Vries en
schilderde vooral kerken en monumentale ge-
bonwen, — voorts lalen, tooneelen bQ fak-
keUicht ena. Hy overleed in 1603 of 1604,
en xoowel in de mnsea te Amsterdam en te
*sGravenhage als in die te Dresden, Weenra
Kopenhagen eni. vindt men stukken van xjjne
hand. — Zyn soon, die denselfden naam
droeg en geboren was in 1589, werd een
leerHng van Neefs^ maar trad in de voetstap-
pen van stK) vader. Gemimen t(|d was hjj
werksaam te Antwerpen, en stfne stukken
werden gestoffeerd met figuren van BrmigM^
«o» TMeUy Sialèentj Podeitbwrg^ vam Boêêem
eni. Later werd h0 door «a» Dijde aanbevo-
len aan Karel J, koning van £ngeland, trok
naar Londen en vond in dien Vorst een Qve-
rigen beschermer. Men vindt schilderden van
desen kunstenaar te Weenen, Beriyn «i
Mttnchen.
Steenwinkel (Jan), een Nederlandsch let-
terkundige, geboren te Rotterdam den 3den
Juni 1754, studeerde en promoveerde in de
rechten en leefde tot 1795 ambteloos, eerst te
Leiden, daarna in Bratmnt eo eindeljjk te
fiarderwgk. Hier werd hy Ud van het stedeiyk
bestuur, in 1811 vrederechter en overleed doi
lideten Mei 1812. Hy legde zich vooral toe op
de Nederlandsche taai en letterkunde en gaf in
1784 en 1785 met J. A. Oï^^im^ den „Spiegbel
Historiael" van MaetUmt met taal- en oud-
heidkundige aanteekeningen in het licht. Voorts
leverden die beide geleerden „Taalkundige
Mengelingen** onder den titel: „Lingnae patriae
«zcolendo amore**. De omwenteling van 1787
maakte een ^nde aan de verdere uitgave en
deed hem verhuizen naar Antwerpen. In zyne
laatste levensjaren hield hy zich bezig met
het sehryven van een „Historisch-biographisch
woordenboek". Ook leverde hy nog: „De Huis-
leeraar der Nederlandsche bnrgery (1784)", —
„De politieke nalezer van oude en nieuwe
.stukken (30 October 1784r-12 Maart 1785)", —
en „De Praatvaar (1784)". Onderscheidene hand-
schriften van Steemwinkel zyn in het bezit van
de Maatschappy van Nederlandsche Letter-
kunde te Leiden.
Steensaad, zie LUhoepênmm.
Steeple-Ohase of herhtwreurmiMen is de
naam van een wedren, waarby een kerktoren
of een dergeiyk gevaarte als eindpaal is aan-
gewezen, dien men over hekken en hagen,
slooten en beken het eerst zoekt te bereiken.
Tegenwoordig geeft men dien naam veelal
aan een rid met hiDdemissen, hetzy door de
natuur gevormd of kunstmatig aangebracht.
StéfJEUOLlls, zie SUphau^,
BtefEèns (Heinrich), een verdiensteiyk
wysgeer, natnnrkenner en dichter, geboren
den 2den Mei 1773 te Stovanger in Noorwegen,
studeerde te Kopenhagen in de natuurkunde,
deed daarop eene reis door Noorwegen, hield
in 1796 te Kiel wetenschappeiyke voorlezin-
gen over natuurkunde en begaf zich in het
volgende jaar naar Jena, waar hy een aan-
hanger werd der natunriyke wysbegeerte van
SelMwg. In 1800 begaf hy zich naar Freiberg,
waar hy de toegenegenheid verwierf van
Wener en „Oeognostisch-geologische Auf-
sfttze (1810)" bewerkte. Deze breidde hy ver-
volgens uit in zyn „Handbuch der Orykto-
gnosie (1811—1823, 4 dln)". Na zyn terugkeer
in Denemarken in 1802 hield hy voorlezingen
aan de universiteit te Kopenhagen, maar ver-
trok in 1804 als hoogleeraar naar Halle, waar
hy de „Gmndzüge der philosophischen Na-
tnurwissenschaft (1806)" in het licht gaf, en
in 1811 naar Breslau. In 1813 nam hy vry
willig deel aan den bevrydingsoorlog en bleef
in de gelederen tot aan de eerste inneming
van Paiys. Na het sluiten van den vrede
keerde hy naar zyn académischen leerstoel
te Breslau terug, aanvaardde in 1831 eene
dergeiyke betrekking te Beriyn en overleed
aldaar den 13den Februari 1845. Hy behoorde
tot de vertegMiwoordigers vaujde betegelende
richting op het gebied der aardrijkskunde,
maar nam tevens yverig deel in de belang-
rykste vraagstukken van zyn tyd, zooals
onder anderen biykt uit zyn vlugschrift: „Wie
ich wieder Lutheraner wurde (1831)". Van
zyne natuurkundige geschriften vermelden
wy nog zyne „Anthropologie (1824^ 2 dln)**,
— van zyne overige werken: „Caricaturen
des Heiligsten (1819-1821, 2 dln)", — „Von
der üAlschen Theologie nnd dem wahren Glanben
(1824; 2de druk, 1831)**, — „ChrisÜiche Re-
ligionsphilosopbie (1829, 2 dln)**, — en van
zyne nov^len: „Die Fanulien Walseth und
Leitb (1827; 3de druk, 1837, 5 dln)**, — en
„Die vier Norweger (1828; 2de druk, 1837,
6 dln) *. Ook gaf hy eene levensbeschryving
uit van zich zelven onder den titel: „Was ich
erlebte (1840—1845, 10 dln; 2de druk, 1844—
1846)**. Eindeiyk versehenen na zyn dood zyne
„Naobgelassene Schriften (1846)*\
StefTenhagen (Emil Julius Hugo), e^n
verdiensteiyk rechtsgeleerde en letterkundige,
geboren den 23sten Augustus 1838 te Goldap
in Oost-PmisMi, studeerde te Königsberg in
de rechten en vestigde zich in 1865 aldaar als
privaatdocent. In 1867 begaf hy zich naar
Athene, om op last der universiteit aldaar
de nationale boekery in orde te brengen. Toen
hy in 1870 uit Griekenland terugkeerde, werd
784
8TEFPENHAGEN— STEIN.
bg BtedsUbllothecarii te Dutitg, in 1871
cnstoB aan de Mbliotheek te KOnigtberg, is
1878 aecretaria vaa het bestnor der boekeif
te Göttingen en in 1876 directeur Tan de
nniversiteitsbibliotheek te KieL Beeds ab
itndent gaf b0 uit de handfehriften te KOaigs-
berg in net lieht: „Beitrige in vonSaTigny*!
Qeechichte des rOmiacben Beohts im Mittel-
alter (1859: 2de dmk, 1881)** en den door
hem ontdekten oonpronlcelVken tekst yaa
„De snmmaria cognitione** ran Jokmnm
Faaioius (1859). Voorts lererde h|| meer dan
éen merkwaardigen oatalogns, eene beschrf|Ting
Tan de ond-Dnitsohe liandscliriften in de boe-
kerQen te Königsberg, opstellen in versohil-
lende tgdsohriften, aUnnede „De inedito Joris
germanici monnmento (1868)", — „Die neon
Bflcher Magdebnrger Beohts (1885)*", — en
.Dentsolie Beohtsqnellen in Prennen (1875)*'.
In 1877 werd hem door de Académie te Wee-
nen eene critische bewerking opgedragen der
glossaria van den „Saehsenspieger'.
Stelohele (Anton), aartsbisschop van Mfln-
ohen-Freising, geboren den 22Bten Jannari
1816 te Wertingen in Schwaben, beaooht het
gymnasinm te Dillingen, studeerde te Mttnehen
in de godgeleerdheid, werd in 1888 kapellaan,
in 1841 domyiearis te Angsbnrg, in 1844
geesteltlk raadsheer en secretaris ran den
bisschop Tan Angsbnrg, in 1857 domcapitn-
laris en in 1878 domproost Schier in klooster-
Itfke afsondering lOne dagen siytend. wQdde
hy dch aan de wetenscbapy insonderheid aan
de kerkgeschiedenis en ontring eershalve in
1870 van de theologische fSscnlteit te München
de doctorale waardigheid. Tan s(|ne geschrif-
ten vermelden wQ: „Friedrich, graf von
Zollem, bisschof von Angsbnrg, nnd Johann
Oeiler von Eaisersberg, mit Briefen (1854)**,
— „Bisschof Peter von Richars (1856)**, —
en „Das Bisthnm Angsbnrg, historisch nnd
statistisch beschrieben (1861 eni. 8 dln)**.
Z0ne geleerdheid, Troomheid en sachtmoedig-
heid gaven hem aanspraak op eene hooge
kerkelQke waardigheid, loodat de Koning,
na het overlSden van Sckêrrj hem in 1878
tot aartsbisschop van Mflnchen-Freising be-
noemde.
Steln. Onder desen naam vermelden wQ:
akarUdiê wm Steimj welke door hare be-
trekking met GOike eene merkwaardige plaats
beslaat in de geschiedenis der Dnitsohe letter-
kunde. Zg werd geboren den 25sten December
1742 te Weimar, was de dochter van den
Hofinaarschalk wm Sehardi en trad als Hofdame
vaii Hertogin Amalia in 1764 in hethnweltfk
met den stalmeester wm 8imn. ZQ was eene
dweepiièke aanbidster van Göike, leerde hem
persoonlek kennen in November 1775 en wist,
hoewel moeder van 7 kinderen, iflne vnrige
liefde te verwerven. Deie betrekking even-
wel verflauwde bQ de toenemende elschen
van OkarloiU en eindigde na den terugkeer
van Göthe uit Italië (1788) seM met eenetif-
delQke vriendschapsbreuk, looals op eene
SDOartelSke wiJze blVkt in het treurspel: „Dl-
do**, in 1794 door Okarlotte gedicht. Zg over-
leed te Weimar den 6den Januari 1827. Een
eervol gedenkteeken voor CharlofU vormen:
„€k>ethe*s Briefe an Frau von Stein aus den
Jahren 1776—1820 (1841—1851, 8 din)**.
S^Amnék Wnedriek Ka/rly vrQheer wm Steinj
ttitstekwid Duftseh ataatsmaa, f^
26Blen October 1757 te Kmhi n
uit een aaniienl||k geslacht H|i
deerde te GHMtingen in de reehten es itn
wetenschappen, was daarop eeo Jsarvi
■aam bQ het BBkskamergêrieht te WcÉ
ondernam vervolgens eene reis door ea
deelte van Europa, trad toen In PniBKi
staatsdienst en lag alch in 178a beM
tot lid der mgnendireetie te Wettern
graafrehap Mark. In 1784 vrerd hg Msti
het opperbestuur der mtaea ia Weit&i
Voorts bekleedde hg nog andere hebag^
posten en vertrok in October 1804 nssr Ba
als minister van Accgnsen ens. In dieM
Ung bevorderde hg de opheffing der Mn
landsehe tollen in Pruisen, stiehtle hel m
tiek bureau en bracht ten gerieve fui
handel papieren geld in oml^p. TneM
echter waren sgne pogingen om des Ka
reeds toen over te halen tot eene kn^
waardige politiek. Toen htf In Jaossri I
sgne intrede in het nieuwe ministerie af hu
igk stelde vanbelangrgkehervormfaigeia
bestuur, ontving hg sgn ontriag. Ifti
Vrede van Tilslt ( JuU 1807) riep de En
hem echter terug en belastte kern sk «
minister met de vemleuwiniir ^tor stsstBui
ting. Het was het voornemen van «■ S
het politiek leven hg het volk op te mld
door het te doen deelnemen aan het rageo^
beleid, de vollnklassen van hare m^
eeuwsche boeien te bevrgden en eeoe r
krachtige burgerg te scheppen. Be v|
waarop hg dat voornemen soeht tevotrea
getuigt van ign eoht-Duitsohen geest m i
sgn staatsmansbeleid. In September II
aanvaardde hg sgne betrekUng, ea n
den 9den October verscheen het bealoSi
trent het vrge gebruik van den gnmééf^
en de persoonigke rechten van den ^ges
Eene andere wet beiorgde aan de getrdh
van domeinlanden den ^gendom naè
Zgne verordening omtrent de stedso m
November 1808 vormt thans nog des gn
slag der gemeentewet in PtuImd. W|i
bracht hg met Sckmntkont eene sJgeM
volkswapening tot stand. Daarenbofeonq
hg, dat de oorlogslasten werden beM
Nanweigks echter had hg geduesda i
Jaar ign ambt bekleed, toen een befdi
Napolêom L die in een ondenchepCes ^
aan den Vorst wm WUtgêmMm gebsea ï
dat wm SUim de hoop koesterde, dat s
eerlang het Fransehe Juk nou aft^o^
hem noodsaakte, sgn ambt nader tolegg«^
als balling sgn vaderland te verlatea. T^
zgn vertrek echter deelde kg de begiaie
van sgn regeeringsbeldd mede in een gese^
dat onder den titel van „Steln's poGtiiei
Testament** eene groote vermaartteid f
kreeg. Door dë Bekering van West&kB*
volgd en van sgne goederen berooliii,b(i|
hg dch naar Oostenrgk, waar hg hg afvü
Ung in Brtlnn en Troppau en ten laatste
Praag sgn verbigf hield. Toa hg r^
Uep, dat op sgne uitlevering sos wen
aangedrongen, begaf hg slch in IM IBIS s
ultnoodiging van Keiaer AUaomdtr l ^
Petersburg. Ook dAar bevorderde h|door4
invloed op den Keiaer, alsmede door efl
uitgebreide briefwisseling het
8TEIN~ST£INB£IS.
786
»eii Riusiach-Doitach legioen en denalgemee-
neB opstand tegen NapoUtm L Na de cata-
strophe van 1818 keerde li0 met den Keiaer
naar DaitBchland terug en werd benoemd tot
▼oorsitter Tan een BnasiBOh-Pniifliechen Baad
van befltnnryoor de Doitscbe aangelegenheden,
docb sBne kracht was in die betrekking te
veel aan banden gelegd. Toen voorts na den
Volkerenalag bl Leipiig eene centrale commis-
sie van beheer benoemd|werd voor alle door de
Verbondene Mogendheden in beiit genomene
landen, aanraardde wm Steim daarvan het voor-
, xittenohap en maakte aich door een krachtig
^ binnenlandsch bestnor en door eene spoedige
^ legerorganisatie yerdienstelVk jegens geheel
I DvitBehland. Het Centraalbestnnr volgde het
g leger der Geallieerden naar ParQs. Vandaar
j vertrok vom J^mm in Joni 1814 wederom naar
, Berl^n en begaf sich vervolgens naar het Con-
, grèe te Weenen. Hier echter toefde h|| slechts
g korten tffd, daar het werk der reactie hem
, walgde, en keerde tot het ambteloos leven temg.
^ Des lomers hield hQ dooigaanszgnverbigfop
^ sQne flroedeien in Nassan, des winters te Frank-
fort aan de Main, waar in Januari 1819 onder
if|n voorzitterBchap de vereeniging voor de al-
oude geschiedenis van Doitschland ontstond en
zich belastte met de uitgave der „Monumenta
Germaniae historica'*, waarvoor wm StmnmeM
veel had bOeengebracht. Daar hg vandezOde
der Begeering in Nassau gedurig onaange-
naamheden ondervond, vertrok hQ naar ^n
landgoed Kappenberg in Westfiüen. Na de
invoering van Provinciale Staten in Pruisen
(1888) sag hg sich tot afgevaardigde naar den
Landdag in Westfslen gekozen en door den
Koning tot Landdagsmaarschalk benoemd. Ook
leidde hg de beraadslagingen der Evangelische
^ode in Westfalen, en in 1887 benoemde de
Koning hem tot staatsraad. Hg overleed den
89sten Juni 1885 te Kappenberg als de laatste
manneigke telg van zfjn geslacht In 1878
verrees op den burcht Nassau en in 1874 te
Berign een standbeeld te zgner eere. Zgne
y^Denkschriften ttber deutsche Yerfiusungen"
sgn in 1848 door Fertt uitgegeven en zgne
jfidete au den Freiherm von Gagem (1818 —
1881)** in 1888 door genoemden ^heer.
Lormut wm 8tèm^ een verdiensteigk staat-
huishoudkundige. Hg werd geboren te Eckem-
flMe den 15den November 1818, studeerde te
Kiel en te Jena in de wgsbegeerte en rechten,
vestigde zich als privaatdocent te Kiel en
werd er in 1846 hoogleeraar. Daar hg het
recht der Hertogdommen tegen de Deensche
Begeering handhaafde en medewerkte tot het
uitvaardigen van de „Memorie** der negen
hoogleeraren te Kirt over deze aangelegen-
beid, ontving hg in 1858 zgn ontslag. Hg
volgde in 1855 een beroep als hoogleeiaar
nssr Weenen en is na dien tgd steeds al-
dtsr werkzaam geweest Van zgne talrgke
gesohriften vermelden wg: „Der Socialismus
imd Communismus des heutigen Frankreich
(1842; 8de druk, 1847)**, — „Die socialisti-
flohe und oommunistiscbe Bewegungen seit
der dritten Französischen Bevolution (1848)**,
— „Oeschichte der socialen Bewegung in
Frankreich von 1789 bis auf unsere Tage
(1860, 8 dln)**, — „Geechichte des firan-
lösiBohen Strafrechts (1847)**, — „System der
Staatswiflsensehaften (1847—1857, 8 din)**.
— „L^rbuch der Yolkswirtschaft (1858; 8de
druk 1858)**, — Jiehrbuch der Finanzwirt-
schaft (1858; 8de druk, 1875)**, — „DieLehre
vom Heerwesen (1874)**, — en vooral: „Yer-
waltnngslehre (1865—1868, 7 dln)**,— voorts:
„Handbuch der Verwaltnngsldire (1870; 8de
druk, 1876)**, — „Zur Eisenbahnrechtsbildung
(1878)**, — „Die Frau auf dem Gtobiete der
Nationalökonomie (1874; 5de druk, 1875)*',—
en „Gegenwart und Zukunft der Bechts- und
Staatswissenschaft Deutschlands (1876)**.
ChruHam €MifHêd DamU Stèimj een ver-
diensteigk aanhrgkskundige, geboren te L^pzig
den 14den October 1771. Hg studeerde in zgne
geboortestad, legde zich met gver toe op de
geographie en werd in 1795 leeraar aan een
gymnasium te Berign, waar hg den 14den
Juli 1880 overleed. Hg heeft een aantal voor^
trefléigke aardrgkskundige wertien geleverd,
zooals: „Handbuch der Geographie und Sta-
tistlk (1809, 8 dln; 6de druk, 1888—1884,
op nieuw bewerkt door WappoêÊUy 1858)**,
— „Geographie fttr Schuie und Haus (86ste
druk, 1868)**, — „Geographie für Beal- und
Bttrgerschulen (8de druk, 1818)**, — „Geogra-
phisch-statistiseh Zdtungs-, Post- und Comp-
toirlexicon (8de druk , 1818—1881, 8 dln)*',
— „Handbuch der Naturgesehichte (8de druk,
1889, 8 dln)**, — „Beisen nach den vorstige
llgsten Hauptstftdten von lfitteleuropa(1887—
1889, 7 dln)**,— en „Neues Atlas der ganzen
Erde (1814, 8de druk, 1868)**,
Friêdtiek wm 8Mê$, een verdiensleigk dier^
kundige, geboren den 8den November 1818 te
Niemegn in Brandenburg. Hg studeerde te
Berign, werd er curator aan het zoölogisch
museum en privaatdocent, in 1850 hoogleeraar
te Tharand en in 1855 te Praag. Hg overleed
den 9den Januari 1885. Zgn voornaamste ge-
schrift is: „Der Organismus der Inftisionstiere
(1859—1888, 8 dln)**.
Steinainanger, in bet Hongaarsch dtom-
haiM^, eene stad in het Hongaarsche oomitaat
Eisenburg, tussehen de Gtins en de Perent-
bacbe aan een paar spoorwegen gelegoi, is
de zetel van het comitaatsbestuur, van een
bisschop en van eene rechtbank, heeft eene
fraaie hoofdkerk, eene godgeleerde school, een
gymnasium en bgna 11000 inwoners (1880).
In 198 werd er SepHmimê 8eomu tot keizer
uitgeroepen. Ook heeft men er overbigfiMlen
van een triomfboog ter eere van Ootuiamiim
CManu en van waterleidingen opgedolven. In
bet bisschoppeigk verbigf heeft men een mu-
seum van déar ter plaatste gevondene oud-
heden*
SteinbeiB (Ferdinand' von), vóór 1880
voorzitter van de centrale afdeeling van Handel
en Ngverheid in Würtemberg en gebormi te
Gdbronn den 5den Mei 1807, studeerde te
Tttbingen in de wis- en natuurkunde, werd
vervolgens 'bg de mgnen geplaatst volbracht
wetenschappeigke reizen in verschillende lan-
den van Europa en trad in 1848 weder-
om in Staatsdienst Hg stichtte het Wttr-
tembergsch museum van ngverheid en be-
vorderde de stichting van een groot aantal
ngverheidseeholen. Toorts was hg lid der Jury
op verschillende wereldtentoonstellingen. In
1878 bezocht hg die te Moskou, reisde vanhier
naar Nishné-Nowgoro^ en keerde over Finland,
Zweden en Denemarken terug. GMurende 80
786
8TEINB£I8-8T£INM£TZ.
Jven redigeoria h0 ket „Q«werbeUatt*' ea
plutate daaria eea giroot aantal teehalacheaB
IK^mlaure optteUen* Toorts lehroef hj): ,,Die
Elementa der OowerbobefOrdoriag, iiachgo-
wiMen an der belgiseheiiliidi»trie(1868)*\—
^ntstehoDg ond Éatwiekeliuif der gewerbli-
ehen FortbUdoagMChiile is Wfirtemberg
(1972)", — en .Die indoalrieUe Entwickelnng
im Kdnigreleh Wttrtenberg (1975)**. Htfwerd
wegent lOne groole verdienaten ia den adel-
stand opgenomen en een giooC aantal ngvei^
heidsBiannen braeht eene aanaienltfke som
I4|een tot eene StelabeiasUchting. In 1880
verliet hS den staatsdienst en vestigde sioli
Ie Leipsig.
Steinheil (Karl Aognst), een hoogst ver-
dienstelOk natnorkundige, geboren den ISden
October 1801 te Bappoltsweiler in den Elaaa,
stodeerde te Erlanmi in de rechten, voorts
te Göttingen en te Königsberg in de staren-
knnde, vestigde aich in 1826 op stfn vaderlUk
landgoed te Perlachaeek, waar hy dcb onle-
dig hield met natoor- en sterrenkundige sta-
die, en werd in 1882 hoogleeraar in de
wis- en natnnrkaade aaa de naiversiteit te
Mttachen. In 1844 lag hS sieb door de Begee-
ring te NiHwls benoemd tot regeling van het
stelsel van maten en gewiehten. In 1849 werd
b|| als hooCd der afdeeling voor telegraphie ver-
bonden aan het ministerie van Koophandel In
OoetenrOk, braeht een volledig telegraaAtelsel
tot stand voor alle Kroonlanden en bevorderde
de stichting vaa eeae DaitschOostearüksche
vereeniging voor telegraphie. In 1861 regelde
hy het telegraphiseh verkeer in Zwitserland
en vertrok in 1862 als technisch adviseur vaa
het ministerie van Koophandel naar MOnohen.
Ook deed hS er eene optisch astronomische
inriohtiag vcffrttaea, waar voortreffeUke ia-
stmmenten werden vervaardigd. SUUkml wordt
beschouwd als de wetensehappeltlke grond-
legger der eleotromagnetisohe telegraphie: hy
«irtdekte de grondgeleiding, vond de galva-
nische klokken uit, vervaardigde een vernuftig
uitgedachten pyrosooop, alsmede de eerste Da-
guerrotypen in Duitsdiland, maakte de wetten
bekend der galvanoplastiek, bedacht eencen-
triftigaal werpgeschut en verschillende optische
instrumeatea en overleed te Mttachen den
12den September 1870.
Steinhudermeer (Het) ligt in het noor-
deiyk gedeelte van Duitsdüand en behoort
ge^Ueiyk tot de Pruisische provincie Ebm-
nover ea gedeelteiyk tot Schaumbuig-Lippe.
Het is 7 Ned. myi laag met eeae grootste
breedte vaa 5 Ned. myi. Op de diepste plaatsea
bedraagt er de diepte slechts 5 Ned. el. Het
bevat veel visch en heeft door deKleiae-Aue
gemeeascbap met de Weser. Op eea kunst-
matig eilaad ia het Meer verheft sich de
modélvestiag Wilhelmsteia , ia 1761—1766
door WUkdm wm dêm Lippe 'aldaar ge-
bouwd.
Steinle (Johaaa Eduard), eea verdienste-
lyk schilder, geboren te Weeaea den 2dea
Jali 1810, was een leerliag der Académie
aldaar ea vertoefde vaa 1828 tot 1834 te
Bome, waar hy dch oefeade oader de leidiag
vaa Overbêck. Na diea tyd wooade hy met
eeaige tusscheapooaea te Fraakfort aaa de
Maia ea werd er ia 1850 eerste professor
aaa het Stftdelseh lastituut Ia 1839 leverde
hy: „De worsteliag vaaJacobmetdeaEii^^
Meesteriyk lya voorU zyae «Madoiit k
het Kiad** ea syae «Jeaaae d*Are ts pnf
Ia 1888 schilderde hy f^esoo*8 ia het kite
Bheiaeck ea vervolgeas ia het koor nt k
Dom te Keulea. Ia 1844 schUderde hf iil
Keiaerasaal te Fraakfort: „SafeaMt eoi
recht** ea ia 1867 maakte h0 meteeugeke
liagea toebereidselea tot het beaehiUefeiii
de Aegidia^eriL te Mflaster. Vaa im-M
hield hy lieh besig met het aehUdera ie
flresco*s vaa het tiapportaal in het nn
WalrafBicharti te Kealea en van Idü-
1866 met het besohilderea vaa sevea koonm
ia de aieuwe Mariakerk te Akra. Nsdtiil
te Heubach de k^iól vaa den Vorst «mX^
hêry met firesoo*s ea versierselea bcKèaéd
had, lag hy sich ia 1875 b^ast md b
leveren vaa monumentale schilderyen ia k
Mttnster te Straatsburg. Hy achildsrde d
onderscheidene stukken in olieverf eoa^
van verschillende Academiën.
SteininetB (Karl Friedrich von),e0aFa
sisch generaalveldmaarschalk, gdMmo éa
27sten December 1796 te Kiwtnach, osts^
syae opvoeding op de militaire school, wd
in 1818 luitenant, nam in dat en het ToJfoi
Jaar deel aan verschillende geveehtes, ra
by herhaling gewond en verwierf het U»
Kruis. Weldra klom hy op ea werd ii 19
Biajoor. CMureade dea barricadeaoorii^ s
Beriya (18 Maart 1848) voerde hy befeine
het tweede regimeat ia&aterie en mtN
daarmede naar Sleeswyk, doch werd ia (>
tober vaa dat Jaar kommandant vas Ba
denburg. In 1861 werd hy kolonel, is 1^
kommandant van Magdebnrg en goeo^
mi^oor, in 1868 luitenant-genmal m ii ISK^
generaal en chef van het 2de korps, ia IB
van het 6de korps en generaal derioftitsi
Aan het hoofd van luitstgeaoemd korpi^
haalde hy den 278ten Juni 1866 de om^
ning by Naohod, den 28stea by Skalitia
den 29sten by Schweinssch&del en v^n*
2 Oostenryksche vaandels, 8 atandasrdfli, U
stukken geschut en omstreeks 6000 gerar
nen. Hy werd beloond met de Orde m èa
Zwarten Adelaar en met eene dotatie ei >
1867 afgevaardigd naar den Dnitscbeo B^
dag. In 1870 sag hy sich belast met hei «T
perfcommaado vaa de eerste armee, docbkvtf
wegeas zyn eigeniinnig karakter gedongiB^
sing met den aanvoerder van de tweede saei
over kwartieren en marschrouten en md^
MoUke over de oparaüën van synearBiee,v^
hy in stryd met den wil van desen oitil^
Boodat den 6den Augustus het geveektm
Spicheren plaats greep, waardoor het »
spronkeiyk plan vaa «ra MoUke ferf^
werd. In dea slag by Gravdotte opei^
hy soo onhandig, dat de overwinaiog h^
aan de Dnitschers was oatglipt Dieatesgeveif
werd SUumuiz vaa syn konmiando ootkevei
en onder de bevelen geplaatst van Prim l||i^
drieik Karl, en daar hy sich ia desebeö»
king ook niet wilde voegen, sond nes kef
als gouvprneur-generaal naar de proritf^
Posen en Silezië. By herhaling vro^
aya ontslag, hetwelk hem echter niet ^
verleend sonder dat de Koning heai w^
langdurigen dienst tot veldmaarschalkgeaay
benoemde. Daarop woonde hy te Gwiti »
j
V
l
t'
j
ra
01
tal'
10
Ik'
*•'
E»
si''
dl'
»^
(#
^'
SI»
STEK:
vl
v1 A f
-^l^^i
9. Zee -egel (Asthenosoma hystrix).
5. ZonneBter (Solaster papposus).
1. Wortelhaarstei*
( Rhizocrinus
lofotensis). e
(Cucamaria dolioUm)* '
14. KUmmende holothurie 10. ScliUdeg«l (t''^**
4. Medusa -zeelelie (Astrophyton capnt Medusae). (Synapta inhaerens). i-oeieöis^
Geïllustreerde Kucyclopaedie. 2de druk.
)IGElsr.
Bij het artikel : Stekel liuidigon.
STEINMETZ— stekelvarken:
737
eder-Sileiid, en overleed den 4den Angostne
d77 te Bad Landeek.
Steinmeyer (^rana Lndwig), een Protes-
lAtaoh godgeleerde, geboren den ISden No-
ember 1811 te Beeskow In de Mark, studeerde
3 Berltfn en aan het eeminarinm te Witten-
•erg en werd Terrolgena hoogleeraar te Brealan
a 1854 te Bonn en in 1858 te Berldn. Hg
ebreeft «ApologetiMhe Beltrftge (1856—1873,
: dln)**,— „Beitrigeiorpraktischen theologie
1874—1879, 5 dln)", — „Beitrige anr Chris-
ologie (1880—1881, 2 dln)**, — en onderschei-
lene bnndela leerredenen.
Steingohneider, een nitstekend Israëlie-
ifloh geleerde, geboren den 30flten Maart 1816
:e Proflsniti in Moraviê, studeerde te Praag,
Weeoen en Beriyn en werd leeraar aan eene
k&oogere borgenehool voor meines te Praag. In
i845 keerde hg temg naar Berl||n, hondt er
v^Kirleiingen en is er sedert 1869 directeor
eener meltfesBchool der Israëlietisehe gemeente.
HU behoort tot de degelUkste beoefenaars der
Ooflterache letterkunde en lererde: „Catalogus
libronim hebraeomm in Bibliotheca Bodleiana
<1852 — 1860)** met een «Ckmspectua codicum
mannacriptonim hebraicorum in Bibliotheca
Bodleiana (1857)**, — voorts catalogen der
Hebreenwaehe handschriften in de boeker0en
te Leiden (1857), Mflnchen (1857)**, Hamburg
en BerlSn (1878), — w^den „Bibliographisches
Handbnoh fiber die Literatnr der hebriUachen
Sprachkunde (1859)**, — het tgdschrift „He-
brUsche Bibliographie (1858-1882)**, — het
artikel „Jfidische Literatur** in de Encyclo-
paedie YVïJSnek en éMW, — „Manna (1847)**,
— „Die firemdsprachlichen Elemente im Neu-
hebriUachen (1845)**, — „Beshith Hallimud
(1861)**, — en „Polemische und apologetische
Ldteratur in arabische Spraohe (1877)**. In
1885 beiorgde s0n werk over de Hebreeuwsche
vertalingen in de middeneeuwen hem den prQs
der Académie te ParVs.
Steinthal (H^ymann), een verdiensteigk
taalkundige, geboren den 16den Mei 1823 te
(MhOg in Anhalt, studeerde te Berlün in de
wQébegeerte en letteren en vestigde sichin
1850 aldaar als privaatdocent in de algemeene
taalkunde en fabelleer. Om sich in de Chi-
neesehe taal te oefenen, begaf hU sich in 1852
naar Pargs, vertoefde er tot 1858 en werd
in 1863 boogleeraar in de algemeene taalkunde
te BerlOn. Van ^ne geschriften vermelden wQ :
„Der Ursprung der Sprache in Zusammenhang
mit den letiten Fragen alles Wissens (1851 ;
3de druk, 1877)**, — „Klassiflkation derSpra-
chen, dargestellt als die Entwickelung der
Sprachidee (1860)**, — „Characteristik der
hauptsSchUchsten Typen des Sprachbaues
(1860)**, — „Die Entwickelung der Schrift
(1852)**, — „Ghrammatik, Logik, P^chologie,
ihre Prineipien und ihre VerhSltnisse lu ein-
ander (1858)**, — „(ïeschichte der Sprachwis-
senscbaft bei den Griechen und Bömem (1863)**,
— „Die Mande Negersprachen, psychologisch
und phonetisch betrachtet (1867)**, — en
„Abrlsi der Sprachwissensehaft (1871)**. Met
XoMfw geelt h|i het „Zeitschrift für VOlkerpsy-
ohologie und Sprachwissenschaft'* in het licht
Stekèlbaani (Qasterosteus) is de naam van
een vissehengeelacht uit de afdeeling der SU-
kdvmm^m (Aeanthopterigii). BU de visschen
w» dit geslacht is het onderoogbeen met het
xcn.
voorste kieuwdeksel verbonden en vormt alioo
een wangbedekkend schild. Voor de mgvin
staan vt^ stekels. Hunne kaken zyn met
scherpe tanden beiet, maar hun gehemelte is
ongewapend. In het kieuwvlies vindt men
drie stralen. De buikvinnen bestaan uit stekels,
die in een schild s0n ingeplant, en destaart-
en borstvinnen sQn afgerond. Eene soort van
dit geslacht, de groote stekelbaars (G.aculea-
tus L.)j komt voor in nagenoeg al de wateren
van ons Vaderland.
Stekelhuidigen (Echinodermata) is de
naam voor éen der groote typen van het die-
remr0k. Zy hebben een vQfBtniligen bouw, een
ster-, bol-, cylindervormig of plat lichaam, veelal
eene kalkachtige, vaak stekels dragende opper-
huid, een afkonderlQk darmkanaal en vaatstelsel,
alsmede een senuwstelseL Hun hoofdkenmerk
is gelegen in een eigenaardig stelsel van water-
vaten (ambulacraalvaatstelsel) en in daarmede
verbonden pooten, welke tot voortbeweging
dienen en door het watervatenstelsel in be-
weging gebracht worden. Doorgaans E0n aO
éenslachtig en hunne ontwikkeling geschiedt
door eene leer samengestelde gedaantewisse-
ling. Alle leven in lee, hebben eene langzame,
kruipende beweging en voeden aich met lee-
dieren, vooral met weekdieren, doch ook wel
met wierplanten. Alleen de gestoelde haanter-
ren (CrinoXdea) missen eene vrffe beweging.
Reeds in aeer oude vormingen vindt men
fossiele stekelhuidigen. Men verdeelt deie tjrpe
in de klassen van de CrinoYdea (Haarsterren),
AsteroYdea (Zeesterren), EchinoYdea (Zeeappels)
en HolothurioYdea (Zeekomkommers). Op ne-
vensgaande plaat s0n onderscheidene soorten
van stekelhuidigen afgebeeld.
Stekelvarken (Hystriz £ ) is de naam van
een dier uit de orde der Kuaa^diêrm (Bodentia).
Het besit groote snUtanden, die gewooniyk
gekleurd, maar nooit gegroefd ^n, en in
elke kaak aan weêrsaUden 4 kieien. De huid
dexer dieren is met haren en daartuaschen
met scherpe stekels beiet Aan de voorpooten
hebben s0 4 teenen en een wratachtig duim-
p)e, en aan de achterpooten 4 of 5 teenen.
Het stekelvarken.
Zy leven in de warme landen van de Oude
en Nieuwe Wereld en voeden sich met vruch-
ten, bladeren, bloemknoppen en schors. Som-
mige soorten hebben een korten staart en
leven in den grond, looals het SMtropeueke
iiêkêlvarken (H. cristata X., aie bügaande af-
beelding), dat in Italië en Spaqje en ook in
het noorden van Afrika te vinden ia. Het
47
788
STKELVARKEN--STELTEB.
wordt 6— 7'/« ited. palm Imng, heeft een dik
lichaam, lange boratelharen als eene kilf op
het achterhoofd en in den nek en lange, iwart
en wit geringde flt^ela op den mg en aan de
zQden. Die stekelB s0n wegens honne lichtheid
en veerkracht seer geschikt totpennehonders.
De staart is met kortere, holle, hoomachtige
ptfpfes heiet, welke hU de jonge dieren ge-
sloten aOn. De stekels maken bj het loopen
▼an het dier een rammelend gelnid. Het woont
onder den grond in holen, die nlt yerschillende
kamers bestaan, en yerlaat deie alleen des
nachts om Toedsel te soeken. Er syn ook
soorten, die op de boomen leven, looals het
Amerikaansche stekelvarken (H. prehensilis).
Stekelsaad, zie AitthrUeuê.
StelkunBt, zie JJ^ébra.
Steils (Jacqnes), een beroemd Fransch
schilder, geboren te Lyon in 1596, reisde op
twintigjarigen leeftyd naar ItaliS en genoot
aldaar de gnnst van CMmo dê' Uediei te F\0'
rence. Daarna werd htf te Rome met welwil-
lendheid bejegend door Fouuim^ verwierf er
den naam van een bekwaam kunstenaar en
uitstekend burger, soodat hem de sleutels van
óene der stadspoorten werden toevertrouwd,
maar geraakte daardoor in ongelegenheid en
werd aelfs in de gevangenis geworpen. Hier
taekende hy met kryt op den muur en had
het voorrecht, dat eerlang s0ne onschuld aan
het Ucht kwam. Daarop begaf hy zich in 1684
met den Markies de Oré^ naar ParQs en
werd er voorgesteld aan den Cardinaal en den
Koning. Deze benoemde hem tot Hoftchilder
met een jaargeld van 1 000 firanes. Nu schilderde
hy het portret van LodêwifkXlV alsdauphyn
en vervaardigde eenige stukken voor het Ka-
binet en de kapel der Koningin. Zyne winter-
avonden besteedde hy aan eenige reeksen van
teekeningen. In 1645 werd hy ridder der Orde
van St Michiel en overleed in 1657. Hy is een
navolger van PoMtt» en zyne beste stukken
stellen herderiyke tafèreelen voor.
Stellaria, zie 8UrrmmMmr.
Stelling (Eene) is in de logica eene uit-
q[»raak, welke men voor waarheid houdt, en
dus geheel iets anders dan de onderstelling,
welke niet meer is dan een bloot gevoelen.
De stelling is de grondslag van de sluitre-
den, onder de voorwaarde, dat in het denJken
het gedachte zoodanig is als men denkt Elke
positieve stelling kan in eene negatieve wor-
den veranderd. — Eene t^Uii^ (positie) noemt
men voorts de plaatsing van troepen op een
terrein of ook wel het terrein zelf. Men on-
derscheidt eene offentieve stelling, waar men
troepen vereenigt, om vandaar den vyand aan
te vallen, — eene def&mtieve stelling, waar
men den aanval van den vyand afwacht, —
eene cmUraU stelling, op geiyken afstand van
de punten gelegen, tusschen welke men een
vyandeiyken aanval verwachten kan, —eene
/langstelling, terzyde van de richting, waarin
de vyand zich beweegt, — en eene vêr$chamtU
stelling, wanneer men de sterkte van deze
door den aanleg van verschansingen verhoogt
Stellionaat, afgeleid van sMlio^ eene
hagedis, die men ten onrechte als vergiftig
beschouwde, is in het Bomeinsch recht de
naam van alle bedrog, dat in het aangaan
van overeenkomsten werd gepleegd en niet
als misdryf gestraft. By ons is stellionaat een
zuiver burgofiyk misdryf. Imnms nsi lesj
in art 711 van het Wetboek van ISm^^Bm
Bechtsvordering: ^Er bestaat steffioiast:!»'
neer men een onroerend geed, van kMjj
men weet de eigenaar niet tezgn,veAae9ttj
door onderaetting verbindt; — waaneer mi tff
onderzetting (hypotlieek) beEtrsarde goeie
als vrU aanbiedt, of minder ondemi
opgeeft dan die, met welke die geedon ^
zwaard zyn.'* — Dit misdryf kan dasi
aanleiding geven tot crimine^ of eorreete»
vervolg^gen ; de gevolgen van atallioaiaip
eenvoudig: dat de sohuldeBaar, die steiSaB
gepleegd heeft ten nadeele vaa éea demto
eiflchers, die zich tegen den boedelaAtaBi
niet tot dien aflrtand wordt foegelatea, -k
lyMwaï^ daarvoor plaats heeft, — ez ttè
schuldenaar, schuldig verklaard aan sMBnk
niet tot de rehabilitatie wordt toegetatai
Streel noemt men op bet gebied derhe
spiegelende wysbegeeite en der godsdes^
held een naar vaste beginaden genagaü:
geheel van stellingen en leertMgrippeD, -e
op dat der natuuriyke historie eeae jbé
rangschikking van alle voorwerpen der ute
noodat men met behulp van dat MiAn
geregeld overzicht kan verkrOgen vas Wr
heel. Ook andere wetenschappen hebbnkv
stelsels, en daaronder verstaat mea du f
wooniyk de beginselen en wetten, Ae te
grondslagen uitmaken en hare ontwiktafar
beheerschen. Men heeft in de natouripc ü
torie natuuriyke en kunstmatige stelsekii
een kunstmatig stela^ worden de vMf«e
pen gerangschikt naar éen of meer ^
keurig gekozen kenmerken en de verénfai
dus ingericht naar de afwykingen, wdtair
orgaan, waarop de verdeeling gegrond 1% \
de verschillende voorwerpen vertoont Iiea
natuuriyk stelsel tracht men deverwaBtrif
tusschen de verschillende voorwerpeiiitft
drukken; zulk een stelsel houdt ds i»
kening met alle organm en eigeoiekffps |
van de natuurvoorwerpen en alaat die d|»
schappen voor de verdeeling het hoogiM^
welke voor het natuurvoorwerp het behspF
zyn. In het planten- endieronTffkgaatneiz
van het begrip soort; twee dieren of pWj
vormen éene soort wanneer ze aoo namet eutf
overeenkomen als twee afttanun^N^n^
dezelfde ouders en wanneer ze bf vetiehw
geslacht in staat zyn de soort in sUadtek»
den. Overeenkomstige soortmi ▼«'^•"'^
tot geslachten, — overeenkomstige gealiö»
weder tot (kmiliën, en deze tot orden, - «
deze laatste weder tot klassen. De eig^
dige kenmerken van eenig voorweip ^
aan, tot welke klasse, orde, geslacht of lo^
het gerekend moet worden. Men verkiflgt*r
een geheel, waarin ieder voorwerp «i|fl«P*'
vindt, — een stelsel. — Op het geWei »
natuurkunde heeft men algemeens wettnj
den voorgrond geplaatst, tot welke •«*
verschynselen kan terugbrengen, «^J*J[:
ook aldaar een stelselmatig geheel 'f^''^
Stelter (Karl Priedrich), een IW^eÜt
dichter, geboren den 25Bten December 18»*
Elberfeld, wydde zich aanvaake]i|ka*J>^
handel, maar legde zich tevens toe op te ^
oefening der letteren. Reeds vroeg ^%!
Journalist yverig werkzaam, zoowel in diM^
Yorker Handelszeitung" als in ondencB**"
.
STELT
6. IJslandsche atrandlooper ( Tringa canutus ).
7. Groote trapgans (Otis tirl^I
Geïllustreerde Kncyclopaedie. 2de druk.
11. Kemphaan (Machetes paf^ï^.
-E ±\, S. 1.
BU het artikel : Stellloopert.
STELTLÏ
GeXllustroerde Eacyolopaedie. 2de druk.
ERS. II
4. Hoenderkoet (Palamedea cornuta).
UL Waterrat (Rallaa oqnaticiis).
lyrio smaragdoliotuB >
14. Jaasaaa (Parra Jassana).
15. Chionis minor.
Bij het artikel: Steltloopers.
STELTEE-STEM.
739
Doitflche dagbladen. Als lierdichter behoort by
tot de kleine groep der ,,Wnpperthaler Poëten.
ZQne „Gedichte (1858; 3de dmk, 1880)'* worden
zeer geroemd. Voorts legerde. ht): „(leschicbte
nnd Sage, erzfthlende Dichtnngen (1866; 3de
dmk, 1880)'\ — ,Die Brant der Kirche; lyrisch-
epische Dichtnngen (1859)*\ — „Kompassaaf
dem Meer des Lebens (3de dmk, 1872)**, —
„Kompendinm der schonen Knnste (1869)**, —
.HohensoUerastrausz (1871)**, — en „Nene
Gedichte (1986)**.
Steltloopers (Grallatores) vormen eene
orde uit de klasse der Vogels (Ayes). Zg on-
derscheiden sich door lange pooten, waarvan
vooral het scheenbeen en het loopbeen sterk
ontwikkeld zgn, terwUl hunne teenen gespleten,
gelobd of door zwemvliezen vereenigd zQu. Men
noemt de pooten dezer vogels waad- of stéli'
pooien en kenmerkend voor deze is, dat de veeren
nooit gaan tot aan het loopbeen en dus alleen
het bovenste deel van het scheen- en knitbeen
bedekken. De meeste hebben daarenboven een
langen snavel of hals. Vele zfju hoog op de
pooten, zopals de flamingo*s en de reigers, —
andere hebben verbazend lange snavels, zoo-
als de snippen en de wulpen. De meeste
van hen leven in de nabyheld van rivieren
of moerassen. Sommigen verdeelen de Stelt-
loopers in 18 familiën (zie de bOgevoegde
platen I en II), namelQk I. BaUidoê of J^a^
len, waartoe de meerkoet (Fulica atra, n,
5), de waterral (Rallus aquaticus, 10) en het
snltanshoen (Porphyrio smaragdonotus, 13)
behooren. II. Scolopacidae (Snippen) met den
IJslandschen stranolooper (Tringa canutus I,
6), de kluit (Recurvirostra avocetta, 8), de
houtsnip (Scolopax msticola, 10), de kemphaan
(Machetes pugnax, 10) en de groote wulp
(Nnmenins arquatus, 9). UI. Chiomdae met
Chionis minor, II, 15. IV. Thinoeortdae (Wach-
telsnippen) met zes Amerikaansche soorten.
V. PcÊtridae (Spoorvleugeligen) met Parra
Jassana, 14. VI. Glareolidaê met Glareola pra-
tincola, I, 3. vn. Ckaradriidae (Plevieren) met
19 geslachten en 101 soorten, waaronder de
kievit (Vanellns cristatus, 1), de goudplevier
(Charadrius auratns, 2), de scholekster (Haema-
topus ostralegns^i) en de steenlooper (Strepsilas
interpres, 5). Ym. Otidae (Trapganzen) met
de groote trapgans (Otis tarda, 7). IX. Oruidae
(Kraanvogels) met den gewonen kraanvogel
(Gms cinerea, n, 12). X.IHeholaphidaê in Zvdd-
Amerika met Dicholophns cristatus, 2. XI.
Aramidoê in Znid-Amerika. XII. Frophüdae
(Trompettervogels) met den krakenden trom-
petvogel (Psophia crepitans, 8). XTIT. Swryfi-
Sfidae (Zonnevogels met Eurypvga hellas, 6).
XIV. BkiMoohetidae in NieuwC^ftledonië. XV.
Ardeidae (Reigen) met den blauwen reiger
(Ardea cinerea, 11) en den Roerdomp (Botaums
stellaris, 7). XVI. IHdidae (Ibissen) met de
de heilige ibis (Ibis religiosa I, 9), den scha-
duwvogel (Scopns umbretta, 12) en den schoen-
snavel, n, 2). XVII. OcomMiM (Ooievaars) met
den gewonen ooievaar (Glconia alba, 1,13) en
den maraboe-ooievaar (Leptoptilus cmmenifer,
n, 1). XVin. Palamêdeidae (Hoenderkoeten)
met den kamichi of straishoen (PalanHedea
corauta). Andere beoefenaars der natuuriyke
historie hebben eene andere verdeeling, byv.
in de vier familiën der Waierhoenders (Ralli-
dae), der Snippen (Scolopacidae), der Flevieren I
XIH.
(CHiaradriidae) en der JEteigerachHgen (Ardeïdae),
vastgesteld.
Stelzner (Alfred Wilhelm), een Duitsch
geoloog, geboren den 20Bten December 1840
te Dr^en, bezocht aldaar de polytechnische
school en vervolgens de mynacadémle te Frei-
berg. Hy nam deel aan eene opmeting der
Alpen en werd in 1866 inspecteur en leeraar
aan gemelde mQnacadémie. Hy promoveerde
in 1871 en vertrok in dat jaar als hoogleeraar
in de mineralogie en geologie naar de hooge-
school te Cordova in de Argentynsche Republiek.
In 1874 keerde hy echter als professor in de
geognosie naar Freiberg terug. Hy schreef o. a.:
„Die (}ranite von Geyer und Ehrenflriedersdorf
(1866)**, — en „Petrographische Bemerkungen
ttber Gesteine des Atlas (1871)**. Sedert 1876
redigeert hy met medewerking van anderen
de „Beitrftge znr Geologie und Palaeontologie
der Argentinischen Republik**.
Stem (De) is het geluid, hetwelk menschen
en hoogere dieren voortbrengen, wanneer i3i
de lucht met eenige kracht door het strotten-
hoofd dryven. Dit laatste is met zyne stem-
banden en spieren daartoe uitstekend geschikt,
terwyi men door middel van die deelen dén
aard en de hoogte van het stemgeluid wyzigen
kan. Door den in trilling gebrachten luchtstroom
voort te stuwen langs de deelen, welke boven
het strottenhoofd gelegen zyn, nameiyk de
keel, de mond, het gehemelte, de neusholte, de
tong , de tanden en de lippen en door aan deze
deelen tevens een anderen vorm te geven kan
men verschillende klanken doen ontstaan. Door
het bezigen van deze klanken is de mensch
in staat gesteld om te spreken, nameiyk om
door eene regelmatige opvolging van de ge-
luiden der stem zyne gedachten mede te deelen.
De organen der menscheiyke stem zyn in de
eerste plaats de werktuigen, die de lucht
door het strottenhoofd dryven, nameiyk de
longen met de borstkas, — vervolgens het
strottenhoofd, waar de lucht door de stem-
banden in trilling wordt gebracht, — en einde-
lyk de zooeven reeds genoemde, boven het
strottenhoofd gelegen deelen. De stem wordt
door de onderste stembanden gevormd, ter-
wyi de daarboven gelegen deelen het geluid
versterken en daaraan een eigenaardig timbre
geven. By het spreken bepaalt zich het re-
gister der tonen doorgaans tot een half octaaf,
maar geoefende zangers kunnen drie, Ja drie
en een half octaaf doorloopen Naar gelang
van den hoogsten en laagsten toon, dien eene
stem kan voortbrengen, verkrygt deze den naam
van ioff, hariUm^ tenor, dU of wpraan. In
den regel zyn de eerste drie mannen- en de
laatste twee vrouwenstemmen. Hoe al de
wyzigingen ontstaan, die men aantreft of aan-
brengen kan in het timbre der stem, Is nog
niet volkomen verklaard. Het is nameiyk be-
kend, dat dezelfde persoon naar willekeur
met eene heldere of doffe stem spreken, met
eene borst- of keelstem zingen kan. De stem
wordt gewooniyk gevormd by de uitademing,
ofiKshoon men ook by de Inademing geluiden
kan voortbrengen. Het zoogenaamde &t(»lfpf«ls0ii
geschiedt by inademing, omdat de daarby door
de stembanden in trilling gebrachte lucht zich
naar de longen begeeft en er door medetrilling
der borstwanden versterkt wordt, weshalve
het geluid alsdan uit de borstkas komt en
41*
740
STEM— 8TENB0GK.
alioo een elgyna>rdtgen toon erlangt.
Stemler ^eorg wllhelm), een Terdienite-
igk theoloog ea predikant, geboren den laten
Angustvs 1806 te Amsterdam, alwaar btf ver-
▼olgens BQne opleiding genoot, werd eent
predikant bt de geeomlilneerde Lnthenebe
Gemeenten te Hoorn, alwaar htf in het hnwe-
igk trad met FmUitê MmtriHU Kmpntt (lie
op dien naam) en later by de Hecitela-Lather-
8cbe Gemeente te Amsterdam, waar bQ steeds
met t^n vriend Jhmtia ^^iantPMMf voor eene
onderlinge toenadering van beide firactiën dier
Kerk y^eren bleef. Na sün emeritaat Tersoeht
en verkregen te hebben, vestigde hy sich in
1875 met syn geiin boiten Amsterdam, eerst
te Apeldoorn en later te Ooeterbeek, voort-
durend zyne krachten wydende aan syne Ue-
velingSBtndie, de theologto. Behalve door een
aantu opstellen in de „Godgeleerde Bydra-
gen" en „Jaarboeken voor Wetenschappdyke
Theologie*", en de vertolking van J, Bmmêt'ê
„Olympia Morata (1852) en dr. JT. Bam'ê
„Franciscns von Assisi (1857)**| verwierf hy
als scherpsinnig theologant vooral een naam
door zyne by het Haagsch Genootschap tot
verdediging van den Christeiyken Godsdienst
bekroonde prysverhandeUng over „De werking
van den Heiligen Geest (1844)**, — door syne
verhandeling : „Het Christendom van het Apos-
tolisch tydvak in Palaestina**, geplaatst in de
„Godgeleerde Bydragen** voor 1851— 1853",^
door syn geschrift: „Het Evangelie van Johaa-
nes, syne echtheid, syn historisch karakter en
leerbegrip (1867 en 1868, 2 dln)**, — en door
zUn werk: „De vier Evanoelifin, chronolo-
sisch gerangschikt, of het Teven van Jesos
Christns naar volgorde der gebeortenissen
(1873)**. Hy werd ridder der Orde van den
Nederlandschen Leeuw en lid van verschillende
geleerde en letterkundige genootschappen.
Stempel noemt men het merk, dat op
een of ander voorwerp is gedrukt, ten eindie
daarvan de echtheid te bewysen en alzoo
iedere vervalsching te voorkomen. Daartoe
worden gouden en zilveren handelsartikelen
gestempeld. Gok brieven worden op de post-
kantoren gestempeld, om de plaats en den
tyd van afiMuding en aankomst aan te wyzen.
voorts heeft men stempels voor zegels enz. —
Zie ook onder Stamper,
Stempelsiiijkunst (De) is de kunst,
figuren en letters in stempels te snyden. EHer-
toe bezigt men zacht staal, hetwelk later
wordt gehard. Die figuren en letters worden
er in relief op geplaatst of ingesneden. De
oudste proeven dier kunst vindt men in Grie-
kenland. Voorts gebruikte men by de Bomeinen
tegen het einde der Bepubliek de stempelpers.
De fraaiste Bomeinsche munten zyn afkomstig
uit den tyd van Ausiuthu. De overgang van
de laatste Bomeinsche en Byzantynsehe munten
tot de Carolingische is %eet geleideiyk. De
oorkonden van Keizers en Pausen zyn de
oudste bewyzen van zegelstempels, en som-
mige van deze syn ryk versierd en zorgvuldig
bewerkt. De munten hadden echter nog langen
tyd een ruw voorkomen. Eerst in de 12de
eeuw kwam daarin verbetering. DeFransohe
Toumois, de Florentynsche Leliegulden, de
munten van VenetiS en Pisa dragen daarvan
de biyken, en de gouden munten van Keizer
JSVederik II wyzen op eene navolging der an-
tieken. Vlaanderen en Brataot bséte
14de eeuw flraaie manten, eo Biië
kunstenaars op, die op dit gebieó
roem verwierven. Er ontatpmlea kèi
beoefeniag der stempelmffkosat, esFi
zocht met Italië te wedflveffeB. De s
van Saam uit den tQd van Ltin^
worden nog altyd bewos^derd. Bg es
die kunst vooral in de 17de eeaw; de
laadsche munten en penningen nt i
syn dikwyis kunststnkkoa w9m utf«
en goeden smaak. Van de andere Vé
sche stempelsnyders noemen w|:J
Imima de omdere (1590 — 1609) en &8
(1629—1685), J. Looff^ ^. t» dW* I
Jwrriaan Fooi, UmOet, CSknetoffii M
Fieier vam AheèUj JamBomkmmfJmmf^l
amMnmjh «^«s^ ^nm Diemhoetm^ Maerkk
hejf Wk S, vam Swmieremy — en uitdfti
ren tyd vermelden wy : J>mmd mm ir
(vader en zoon), Jokmm ^éiiip mb ir
Jókanmee en J. P. iSgAewftjfyt ^^"^
en M, C. de Vriee,
Stemreoht» zie Zieereekt,
Stemyork is de nanm van eos tv
dig, met een steel voonleB wwtaj
staal, dat, in trilling gebrmchty een bep
musikalen toon, gewoonl||k o, docil
Het is in de 18de eenw door Jtk
een Engeiseh mnsiena, nitgevoades s
by het stemmen der inatmmestea va
<^est, om aan dese deaelfife boogtom
te besorgen. Li vroegerent^d stemde m
in den hoortoon en in den kasMrtoffi.
thans bedient men zich nlgeoMea vas 1|
genoemde. Litnsschea venehüt de boeg)
den kamertoon indeveraehütoidehwtf^
van ons werdddeel, en ook in ven^
tyden. In de dagen van X«% wn^^
toon lager dan thans. Sedert mbMe^^
is hy een heelen toon geklomsMs n ^
Maxari een halvra. De oenmtil ge^
a telde in 1788 te Parya 409 ttOBoeaii
seconde, — in 1885 aldaar 449, -«
1850 te Weenea en BerWn 442. Onji^
stadig klimmen van deo toon (e w^
heeft men in 1884 in Doitaehlaad wlfn
bepaling van SekeêUer vastgeiM »
440 trUUngen moest teUea, wsamasj
1858 te Parys, op last van ^M**.^ j
nieuwen kamertoon (diapason nnw?
stelde van 485 trilUngen Toorbofmf»^
toon a. Men heeft dien ook dderssas^
zooals te Beriyn, te Weeaeo es te mi»
Volgens MdmMU heeft de eemnsalrivj^
a op grond der nieuwste bepsliagm«j°
dömie te Parys 487 V) trillingeaisd»»^
Stenbook (Magnus, gf^J^
veldmaarschalk, gebmren te SkoUeto «
ISden Mei 1664, studeerde te Upnii,,^'
Nederlandschen dienst en stieedM^^
later onder den Markgraaf vaa Ba^^J?
Graaf van Waldeck aan de ^-J^Z,
kwam hy in zyn vaderland alt ^^Jz
het hoofd van een Daitsch regioeotf]^
zelde Karel XII op syne veldtoektn»^
by Narwa niet weinig by totdeoT««2
In 1707 zag hy zich benoemd t^J^
van Schonen, en toen Fredenk I^^Ju
marken in 1709 aldaar aan harf*g^
haalde Sieiibock de zegepraal ¥1 "'J^
en Gadebusch en trok vervdgeai W
8TENBOCK-8TENOGRAPHIE.
741
ttehi, waar hQ in Januari 1718 Altona prUs
gaf aan de vlammen, maar den 6den Mei bt
Tonningen door Deenscbe, Rossisclie en Sak-
BiBche troepen ingesloten werd, zoodat bU
sieb met 12000 man moest overgeven. Hy
werd naar Koponbagen gebraobt en overleed
aldaar in de gevangenis den 288ten Febroari
1717. Zgne „Mémoires** aOn in 1745 in bet
licbt gegeven.
Steng is de naam van een verlengstuk
▼an den mast, en selve wordt s0 weder ver-
lengd door eene bram- en somtQds ook door
eene bovenbramsteng. Men onderscbeldt de
stengen naar de namen der masten, en men
heeft alaoo de voat'^ de grooiê' en de hrm9-
êtêng, ZU worden 10- en achterwaarts gesteund
door bet want De verbindingen van den mast
met de steng gesobieden door middel van
het eielaboofd. Op de steng ligt desgeigks
een ezelshoofd, waar de bramsteng doorheen
gaat, en deze wordt op dergelijke wQze als
de steng bevestigd.
Stengel (caolis) is de naam van bet cen-
trale gedeelte der bovenwaarts groeiende plan-
tenorganen. HQ is reeds in de kiem aanwezig
en onderscheidt zich van den wortel door
zQn groei in tegenovergestelde richting en door
het bezit van geledingen en van bUulachtige
werktuigen. Aan den vol wassen stengel onder-
scheidt men een zeker aantal Udem (intemodia),
welke door de knoopen of de plaatsen van aan-
hechting' van op elkander volgende bladeren
of bladerenparen worden begrensd. Zyn de
grenzen der stengelleden dnideiyk te zien,
dan noemt men haar knoopen (nodi). Op de
hoogte dier knoopen heeft de stengel ge-
wooniyk bet vermogen, zich te vertakken of
nieuwe assen voort te brengen, die op bare
beurt weder dezelfde eigenschap bezitten. Zoo
verkrOgt hV Itij-atten van de eerste orde of
iakJcen (rami) en van de tweede, derde, enz.
orde of twijgen (ramuli). Het geheele tot
dezelfde as behoorende deel noemt men
loot^ en deze vertoont zich aanvankelQk
als Tcnop (gemma). B0 de uitbotting der
knoppen worden de stengelleden langer, en
zoo ontstaat een bebladerde loot of tak. Wor-
den de stengelleden niet langer, dan zetten
zg zich uit in horizontale riclAng, en de bla-
deren schgnen dan uit éen punt of uit con-
centrische kringen voort te komen, zooals by de
foeeghree (Plantage), de sUnielhloem (Primula) enz.
Van den bovenaardschen stengel komen ver-
schillende vormen voor,namel||kdepa2«i^rofiit,
de stamy de kalm en de imidaoktige stengel.
De paUntronh (caudex) is de enkelvoudige,
door bOwortels in den grond bevestigde, in een
eindelingschen knop uitloopende, houtige stam
der palmen en boomvarens. — Aan den hou-
tigen stam der tweezaadlobbige planten, door
4^en hoofdwortel en btfwortels fn den grond
bevestigd, geeft men den naam van stam
(truncus). Deze kan boomachtig of heester-
achtig zyn. — De stengel der grassen, de
halm (culmus), van ringvormige knoopen
voorzien, is hol, met merg gevuld en kan
ook houtig wezen. — EindelQk beeft men
den kruidachtigen of eigeniyken stengel (cau-
lis), die in den regel slechts éen jaar oud
wordt Somtyds kan de kruidachtige stengel
door zQue grootte op een boom gel|ken, zoo-
als die van de banaan (Musa) en van den
wonderboom (Bidnus). De stengel kan dicht
of hal zQu, ricJUstandig^ golnmdy overhangend^
hmkkendf opstijgend of liggend. Brengt de lig-
gende stengel wortels voort, dan heet hy
hrnipend. De stengel, te zwak om zich op te
heffen en dientengevolge by steviger voor-
werpen opklimmend, draagt den naam van
wimdendy wanneer hy zich om die voorwerpen
slingert {reekis of Unis), zooals de hop en
de baagwinde, en van hUmmendy wanneer
hy er eenvoudig tegenop klimt, zooals bet
klimop en de wynstok. De doorsnede der sten-
gels is meestal rclromd^ maar ook wel drie'
of vierkant. Eindeiyk kan hy enkelwmdig, ver-
takt, sterk vertakty reehtêtandAg^ mtstaandSfUit'
geeprMy neergeslagen en oeerhcmgend wezen.
Wel zUn de meeste stengels boven den grond
voorbanden, doch onder den grond komen by
sommige planten ook stengels voor. Ze zyn be-
kend onder den naam van knollen (tnbera), bol-
len (bulbi) en wortelstokken (rhizoma). JBLnollen
treft men aan b. v. by den aardappel en de cro-
cus. Het zyn door eene opbooping van zetmeel in
den eigeniyken stengel sterk verdikte stengels,
welke aan hun oppervlak knoppen of oogen
dragen, welke den stengel uitzuigen en daarby
zelf tot nieuwe planten uitgroeien. Bollen treft
men aan by vele éenzaadlobblge planten; de
eigeniyke stengel is eene dunne schyf, welke
aan de onderzy bywortels, aan de bovenzy
talryke, dikke bladen of z.g. schubben draagt,
in wier oksels knoppen voorkomen, die ten
koste van *t meel der schubben uitgroeien
tot nieuwe planten. De wortelstokken worden
door hunne knoppen niet uitgezogen ; ze hebben
een min of meer horizontalen stand onder den
grond, zyn langgerekt, dragen op den knoop
litteekens van afgevallen bladeren en groeien
aan het Jongste uiteinde voortdurend aan, vor-
men daar een bladen- en bloemdragenden sten-
gel en sterven aan het ander uiteinde lang-
zaam af. Door wortelstokken biyven vele
kruiden in den winter over.
Stenographie (snelscbryvery) is de kunst
om door eenvoudiger teekens dan de gewone
letters het schryven te bespoedigen. Het schry-
ven met verkortingen was reeds by de oude
GMeken en Bomeinen in zwang. Later ver-
dween de stenographie uit de ry der kunsten,
totdat men haar, inzonderheid ter opteekening
van openbare redevoeringen, weder noodig
had. Deze behoefte openbaarde zich bet eerst
in Engeland, waar tegen bet einde der 16de
eeuw Rat^ffj Bright en BaiUs hunne denk-
beelden over die aangelegenheid openbaar
maakten, waarna Skdton in 1656 voor den
dag kwam met een stelsel, dat de grondslag
werd van alle volgende. Voorts leverde AimZ^y
eene Fransche stenographie, terwyi Théoénot
en Taglor de kunst verbeterden. In Duitsch-
land zyn stenograpbische stelsels ingevoerd
door CMdsberger (1828) en iSto^M (1885), doch
ook deze zyn later verbeterd en gewyzigden
hier en daar vervangen door het stelsel van
Arende („Leitfaden'\ 9de druk, 1877), nog
wedr hervormd door Boller („Ein&obe Ste-
nographie, 1875'*). Ook in andere Byken heeft
de stenographie zich ontwikkeld te geiyk met
het parlementaire leven.
Na de grondwetsherziening van 1848
wenschte men ook in Nederland een juist en
volledig verslag te geven van de handelingen
742
STENOGRiPHIE— STEPHAK.
der Staten-Qeneraal. Dit kon alleen door de
Btenographie geacbieden, en Titcur van JSlvèm^
ambtenaar bt) het ministerie van Binnenland-
Bcbe Zaken, paste haar toe op de Nederland-
flche taal. Reeds had in 1673 Johan Bêjfniêr.
koopman te Rotterdam, een gebrekkig stelsel
▼an stenograpbie geleverd, — ook was op
eene prijsvraag, in 1826 uitgeschreven, om-
trent eene Nederlandsche stenograpbie een
vry goed antwoord van Somerhame» ingezon-
den en bekroond; maar mm Mvê» verbeterde
het werk van ztjne voorgangers en bedacht
een practisch en broikbaar stelseL HU aag
zich met de opleiding van stenographen be-
last, nadat in September 1849 een achttid,
dat reeds vroeger door hem gevormd werd,
in dienst was gesteld bg de Staten-Oeneraal.
Het alphabet van mm Mven bestaat enkel alt
boogjes en lynen. Verwante letters hebben
hetzelfde teeken, alle overtollige letters en
lettergrepen worden weggelaten, alle mogelüke
samentrekkingen gebezigd; voorzetsels wor-
den door verkortingen, voorvoegsels met eene
stomme e óf in het geheel niet óf enkel doopr
de medeklinkers aangegeven. Ook de uitgan-
gen zlJn verkort, — e» wordt als nitgang
niet geschreven en als voegwoord door een
punt aangeduid. Eindeiyk heeft men korte
teekens voor dikwijls voorkomende woorden.
Sten Sture, R0ksstadhonder van Zweden
(1470—1504), was de telg van een aanzienigk
geslacht. Zyne moeder was eene zuster van
Karel VIII KnoeUon^ koning van Zweden.
Na den dood van laatstgenoemde, werd hQ
stadhouder des R0ks en bracht er veel goeds
tot stand. Hy deed er de eerste boekdrukkery
verryzen, stichtte de universiteit te Upsala
en riep geleerde mannen derwaarts. Tevens
wist hy de zelfstandigheid des lands op eene
behendige wyze te handhaven, zoodat hy de
Unie van Kalmar of de vereeniging des lands
met Denemarken onschadeiyk maakte, zonder
baar te ontbinden. Hy overleed in 1504 en
werd in zyne betrekking opgevolgd door
8u>anU Niltson Sten Sture (1504—1512), en
deze door zyn zoon Sten Stwre de Jongere
(1512—1520), welke laatste twee op bewon-
derenswaardige wyze hun vaderland beveilig-
den tegen de aanslagen van Denemarken en
tegen de verdrukking van de geesteiykheid
en van den adel. Sten Sture de Jongere sneu-
velde in den slag by Jdnköping.
Stentor is by Boménu de naam van een
Thraciër of Arcadiër met eene geweldige stem,
die de kracht had van 50 gewone stemmen.
Stenzel (Gustav Adolf Harald), een ver-
diensteiyk geschiedkundige, geboren den 2l8ten
Maart 1792 te Zerbst, studeerde te Leipzig
in de theologie, maar wydde zich weldra uit-
sluitend aan de geschiedeDls. In 1813 namhy
deel aan den bevrydiugsoorlog, werd gewond
en vestigde zich in 1815 te Leipzig en in 1817 te
Beriyn als privaatdocent. Hier schreef hy: „Ge-
schichte der deutschen Kriegsverfaasung(1819)"
en „Handbuch der anhaltischen Geschichte
(1820)'*. In 1820 zag by. zich benoemd tot
buitengewoon hoogleeraar te Breslau, in 1821
tot archivaris van Silezië, in 1826 tot gewoon
hoogleeraar en ontving in 1832 den titel van
archieftraad. Hy overleed den 2den Januari
1854. Van zyne overige geschriften vermelden
wy: „Die Geschichte Deutschlands unter den
Fr&nkiaehen Kaisem (1817--1821, 2 &
„Geschichte Preaszens(1830— 1837,3&
„Urkundensammlnng sur Gearirichtp as 1
sprungs der St^te und d^ Eiaffikoii
Verbrdtnng Dentscher KoIonietieB ndl^
in Schlesien und der Ober-LAmiti (ISË ^
.Grundrisz and Literator sa Yoriesufa^
Deutsche Staats- und BecbtaigeKkiehte(I^
— „Seriptores rerum SUesimcamm (1^-li
2 dln)*\ — .Urknnden sar QmdaélÊi
Bisthnms Bredan im MitteUIter (1845)'.-
.Geschichte Schlesiens (1853, onvdim
Stenzier (AdoU Friodxicli), boo«ka
in de Oostersche talen aan de ummasi
Breslau en de Nestor onder de DètBcfe
oefenaars van het Sanskriet, vierde do li
September 1879 het gooden temt tas ifi h
raat Hy heeft zich vooral v^dleiistdpfH
door de uitgave van zyn: syKIementvtei
Sanskritsprache", waarvan in 1886 en i
druk in het licht verscheen.
Stephan. Onder dezen naam venKUai
Meimrieh StepkoMj poaCmeester-geseak
Pmisen en geboren den Tdea Jaansnii
te Stolp in Pommeren. HQ ontvingifM^
ding aan een gymnasium en sag ziek atS
geplaatst by de postertfen. Door zfae te
gewone gaven en zynnuteloozeoffv^
hy belangryke diensten. Reeds ia ISHi
hy geheimsdiryver by de poateryeateBoil
in 1865 geheim postecyraad eo lid fsi ^^
nerale directie der posteryen en bn^?!
verdragen tot stand met b0na alle Einp»i
Staten, alsmede het verdrag van SS Jstf
1867, waarby het postrecht van TUn^ls
aan Pruisen werd opgedrag:en. Yoortei^^
hy zich toe op de kennis van vecsebioi
tiUen en deed bnitenlandache reizen oitti
van den toestand vanhetpoatweseoiotf^
Byken te vergewissen. In 1870 werd k| ^
noemd tot dhrecteur-generaal der po«i?s
en kweet zich aanstonds van zyne Uik »
de inrichting van een veldpost, die ^^
matig brievenverkeer tuaachen ^^^
troepen en het vaderland op eeaemtstxit^
wyze bevorderde. Stepktm werd sDeii^^
hervormer van het postwesen, uetaüesf
Pruisen, maar over de geheele w«^j
is de grondlegger der algemeene pQrtv<s<^
ging, terwyi hy tevens zorgde voor i«*^
ring van het lot der ambtenares. lap
werd hy benoemd tot postmeester-geseiaa
tevens belast met het beheer las denf
der telegraphie. Ook op laatstg^noeBd f
bied was hjj met yver werkzaam; in ds^
van 3 Jaar was het aantal ambtesareo nf^
beid, — er werden onderaardsche W"*^
gelegd en het tarief onderging eese baffi
ryke herziening. Stephan is sedert l^^^^
het Huis der Hewen in Pmisen, ostriBg^cf^
halve het doctoraat der universiteit te »«
geniet de algemeene achting. HB ^^^^^.
een „Leitfaden zur AnferUgung sdiiin^
Arbeiten fllr junge Po8tbeambteV»Ö«^
der preussischen Post (1859)", - «w^beW
ryk boek over Egypte (1872), — en oiidfl^
dene opstellen in jaarboeken en 4^*^^
Joteph Stephan, een verdienattdik tf^
kundige, geboren in 1885 te St P^
Klagenfurt. Hy werd leeraar ass de am
reaalschool te Weenen en vestigde ff"*
tevens in 1858 als privaatdocent Hj ^
STEPHAN— STÉPHANU8.
743
sioh vervolgeiui benoemd tothoogleenarinde
Batwirkiinde. E^ bejMudde dch Tooral bQ de
enelbeid ▼«! het geluid in gaaeen ea in vaate
licbamen, — btf de draaiing Tan hetpolarisa-
tievlak in kwarts, — bQ de lengte der lacht-
goWen, — bg de interferentieTerachynBelen
^en brekingsezponenten, — by de warmte en
b0 de dynamische theorie der gassen. Hü
leverde de theorie der gasdüfosie en slaagde
er in, de vatbaarheid voor warmtegeleiding der
gassen te meten. Voorts schreef hy over de
▼erdamping der vloeistoffen, over electrody-
oamica ena. Zyne verhandelingen s||n meeren-
deels opgenomen in de „Berichten der Wiener
Academie" waarvan h|) secretaris is, en in
de .Annalen'* van ]?oggmdorff.
Stephani (Lndolf von), een Dnitsch ond-
heidknndige, geboren den 9den Maart 1816
te Beocha by Leipaig, stadeerde aldaar inde
letteren en oadheidkonde en schreef in 1842:
^Der Kampf iwischea Theseos and Minotaaros".
Na eene reis door Griekenland, Klein-Asl6,
Constantinopel en ItaUë vertrok hy in 1846
«Is gewoon hoogleeraar naar Dorpat en in
1860 als gewoon lid van de Keiseriyke Aca-
démie van Wetenschappen naar Petersbarg,
waar hy voorts tot directear van het archae-
ologisch maseom en kort daarna tot conser^
vator der klassieke oadheden in de Keizeriyke
Hermitage werd benoemd. Hy schreef: „Beise
dnrch einige Theile des nördlichen Grieohen-
land (1848)'', — „Ueber einige angebUche
Bteinschneider (1861)'\ — „Der aosrahende
Herakles (1854)'', — „Antiqaitée da Bosphore
«immérien (1864, 2 dln tekst en 1 dl platen)",
— „Nimbas and Strahlkranz (1869)", — „ApoU
Ion Boédromios (1860)", - „Die Yasensamm-
lang der kaiserlichen Eremitage (1862, 2 dln)",
— „Boreas and die Boreaden (1871)", — „Die
Antikensammlang za Pawlosh (1872)", —
«Die Schlangenfiltterang der Orphischen My-
steriën (1878)", — en „Die Silbervase von
Nikopol (1873)". Dok beaorgde hy op last der
Académie de nitgave der „G^esammelten Schrif-
ten" van den archaeoloog KoUer (1860—1861,
4 dln) en sedert 1860 leverde hy de jaar-
lyksche „Comptes rendas de la commission
archéologiqae".
Stéphaiiie (Loaise Adrienne Napoléone),
groothertogin van Baden, eene dochter van
Graaf Clcmde de Btauhamaiê en van eene nicht
van Keizerin Joêéphinêy werd geboren den
2d8ten Aagostas 1789, door Nap^êon in 1806
als dochter aangenomen, tot „flUe de France"
en Keizeriyke hoogheid verheven en den 88ten
April in het haweiyk verbonden met Karl
Ludwig^ erfgroothertog van Baden. Sedert 1811
was zy groothertogin, werd in 1848 wedawe,
woonde te Manheim en overleed teNizzaden
298ten Janaari 1860.
Stéphanus. Onder dezen naam vermel-
den wy:
Benige HMgem der B. Katholieke Kerk,
te weten: St^kamus, éen der zeven eerste
diakenen der Christeiyke gemeente te Jera-
salem, een y verig verkondiger van het Evan-
gelie, die door het dweepzieke volk als een
godslasteraar in het jaar 86 of 37 gesteenigd
werd. Hy wordt besohonwd als de eerste
Christenmartelaar ea zyn gedenkdag valt op
den 26sten November. — Stépkamu J, koning
van Hongarye, die het Christendom invoerde
ia zyn Byk. Hy lee(de in de tiende eeaw.
Negen Pommm, nameiyk: ^i^hmmu I, een
Bomein die in 263 den Heiligen Stoel beklom,
den doop door ketters geldig verklaarde en
den 13den Maart 267 overleed. — SUphams
ill) gekozen den 278ten Maart 742, doch
weinige dagen daarna overleden, zoodat hy
gewooniyk niet wordt meegeteld. — Siéfkanus
11^ die paos werd in 762, Keizer Conkcmtijn
CoprwMfmms vrachteloos te halp riep tegen
AttMf, koning der Longobarden, ^ch toen
tot Ptpv», koning der Franken, wendde en
van dezen het heroverde ezarchaat ten ge-
schenke kreeg, waardoor de grondslag gel^
werd voor den Kerkeiyken Staat Hy overleed
den 27sten AprU 767. — Si^hmnut III, een
Siciliaan en gekozen in 768. Hy bepaalde
dat niemand den Paaseiyken Stoel zon mogen
beklimmen , die niet alle lagere geesteiyke
rangen tot en met dien van cardinaal door-
loopen had. Toen hy door DendeniUj koning
der Longobarden, werd aangevallen, zocht
hy halp by £ard en Kardmm^ koningen der
Franken. Hy overleed in 772. — SÜphotm»
IVj eerst diaoonos te Rome. Hy werdpaasin
816, kroonde Keizer Lodew^k de Vrome en
overleed in 817. — Siépkaniu r, een Bomein.
Hy werd paas in 886, kroonde Guidoj hertog
van Spoleto, tot keizer en overleed in 891.—
SÜjpkamue VL Deze beklom den Heiligen Stoel
in 896, deed het opgegraven lyk van tSin voor-
ganger Formotue in de Tiber werpen, maar
werd zelf in 897 in den kerker geworgd. —
Stéphemue VII, een Bomein, gekozen in 929.
Hy stond onder de vronweiyke heerschapi^y
van Theodara en Maroxia, en overleed in 931. —
SUjphanue VIII, een bloedverwant van Keizer
Oito. Hy werd paas in 939, maar zag zich
eerlang door de Bomeinen in de gevangenis
geworpen, en overleed in 942. — Siéphamêe IX
Deze heette te voren Frederik en was een
broeder van Qoitfried, hertog van Lotharin-
gen. Hy werd door den Paas als gezant naar
Constantinopel gezonden, betrok voorts als
monnik het klooster Monte Casino, ontving
den cardinaalshoed en beklom in 1067 den
Paaseiyken Stoel, maar overleed reeds het
volgende Jaar. Hy stond geheel en al onder
den invloed van ÈUdebrand,
Eén Komii^ vam Steeland, nameiyk 8té-
phanuê va» Bhit, Hy werd geboren in 1106,
was een neef van Koning Mendrik I, werd
aan diens Hof opgevoed, nutakte na den dood
van genoemden Vorst zich meester van den
troon, schonk een vrybrief aan Oxford, be-
haalde in 1137 in den Standaardenslag de
overwinning op de oproerlingen, werd in 1141
door Keizerin Mathüde, die ook aanspraak
maakte op den troon van Engeland, gevan-
gen genomen, doch het volgende jaar weder
op v^e voeten gesteld en overleed te Dover
den 26sten October 1164.
Eén Komitig van Folen, nameiyk Siéph4»mu
Bathori. Hy werd. geboren in 1532, was de
telg van een aanzieniyk Hongaarsch geslacht,
zag zich in 1671 tot grootvorst van Sieben-
bürgen verheven en in 1676, na zyn haweiyk
met de Poolsche Prinses Ann^, tot koning
van Polen gekozen. Hy verbeterde de rechts-
bedeeling, beschermde de gewetensvryheid der
Protestanten, vocht met de Zweden voorspoedig
tegen de Bassen (1678—1582) en veroverde
744
8TÉPHAKU8-8TEPHENS0N.
een gededte vsn FfnUmd. Te Tergeefli sodrt
hg met sUn gnnstellag Zam«f$ki een knehtig
nfttionaal en erfelQk koningsehsp In Poten te
itiohten. HQ overieed te Orodno den IMen
Deeember 1586.
Eén Aariêhertoff vm Ooêtmrijik. Deie, Sêé-
fkamm genMmd, waa een soon vnn AnrlB-
hertog Jo99pk en ran diens tweede gemalin
jggrimVn, prïnaee van AnhaU-Bmnkmrg'aokaii
hwrg. HU werd geboren den 14den September
1817 en zag itob in 184S benoemd tot bor-
gerlQk goaTemear van Bobemen en in 1847
tot plaatBverraagend paladtjn van HongarQe.
Na de gebeorteninen van Maart 1848 door
den BBkadag benoemd tot opperberelbebber
Tan bet Hongaartche leger togen JtXUuji^y
legde by bet paladUnaobap neder, begaf ileb
in 1860 naar lOne bedttingen in NaaMu en
overleed to Mentone den 19den Febmari 1867.
Stéplianufl. eigenlek JBTmmm, ia de naam
van een getlacnt van boekdrukkers en geleer-
den te ParOs. De merkwaardigste leden lOn:
Boberi Stephtmmt^ geboren to Parts in
1608. HS oefende dch in de kennis der onde
talen en kwam in 1624 aan hel hoofd eener
boekdrukkerti, omstreeks het Jaar 1600 door
syn vader JSreari to Pargs gesticht Hy be-
Borgde de uitgave van een aantal taal-
kundige werken en van onderscheidene Griek-
sche en Latynsebe geschriften, welke hy met
voorredenen en kantteekeningen voorsag.
Toorts drukto hy een Latynschen Bybel (168S)
en leverde onderscheidene uitgaven van bet
Nieuwe Testament. Wel benoemde Koning
F^rangois I hem tot „Typograpbus regius*^
maar hy ontmoette tevens groeten tegenstand
van de Sorbonne en van de geestoiykheld,
loodat hy in 1660 naar Oenève verhuisde en
de Hervormde leer omhelsde, waarna hy den
7den Septomber 1669 overleed. Zyn uitmun-
tende „Thesaurus linguae latinae'' verscheen
in 1632 en later by herhaling. Zyn stempel
was een door eene slang omkronkelde oiyftak
of ook een edele oiyf, waarvan de onderste
takken door een man werden afgebroken, met
de spreuk: „ISoU altum sapere, sed time'*.
CharUê St^hamu, een broeder van den
voorgaande ongeboren in 1604. Hy studeerde
in de geneeskunde, werd in 1660 eigenaar
der drukkery van syn broeder, gaf o. a. een
„Dicttonaire historique (1666 en later)'* in
het licht en overleed in 1664.
Mettricui Stéphantu^ een lOon van den voor-
laatste en geboren te Parys in 1628. Hy on-
derscheidde aich door eene ongemeene weet-
gierigheid en een groeten reislust Hy toefde
tot tweemaal toe in Italifi, — voorts in En-
geland, Zwitserland, Duitschland, de Neder-
landen, Hongarye en Frankryk. Zyne werk-
zaamheid was verbazingwekkend. Niet alleen
bezorgde hy in zyne drukkery uitgaven van
byna alle merkwaardige Grieksche dicht- en
prozawerken, maar trad ook op als een sier-
lyk schryver in zyne moedertaal en leverde
o. a.: „Apologie pour Herodoto (1667)**,— en
„Traite de la comformité de la langne fran-
9aise avec Ie grec (1668)**. Eindeiyk verscheen
nog zyn beroemde: „Thesaurus linguae grae-
cae (1672, 6 dln in folio; op nieuw bewerkt
door Saté en Dimdorf, 1829-1868; 9 dln)**,
een werk, dat zelfs voor een lang menschen-
leven nog te groot schynt, hoewel 8tèpkamm$
bet Unnea weinige Jaree ▼olCosiie.IkMi'
boven waa hy een bart8loditei|kntff:i
mne Latgnaobe en GriekMiM geÉetteka
^ onder bet ryden opgeeekrefso. hSi
snehtte hy, ondentennd door OlnAhf
te Augsbu^, eene eigene drakkaf ti B^
welke hg in 1669 iset die i^m YsédI
Genève vereenigde. Gedurende eeneniiiij
by liek en overleed in 1598 in het teqlU
te'Lyon.
JPamhu St^kamu^ een noon van da n»
gaande en geboren in 1666. H| weri km
eigenaar van de dnikkert|s0aavaè6n,imÉ
vo<ntreireiyke uitgaven v»i Jbri^Msal^
pJkoóUêy maar moest om staatkandige nte
in 1606 de wyk neeien naar Qfiht, v
hy in 1626 overleed.
Aniónmê St^kmmi, oodste aooa mk
voorgaande en geboren in lft94. Sedert m
waa hg werkzaam als boekdrafcker te Fk|
en zag ztoh in 1628 tot boekdnttsii
Konings benoemd. Hy leverde de wofcan
CkryêOitêmmê^ de Safimm^mf enz., nsrin
in bet laatst van zyn leven blind eioveiis
in het Hdtel-Dieu te Parga In 1674.
Stephens (Alezaader Hamilton), eeiiBBfr
kaansoh staatnnaa, geboren den lldsaFehi
ari 1812 te Taliafero in Georgia,ofltfkfi^
opleiding in het FranklinOoUegeemtsM
in de reebten, waarna hg zich sk ^
aorger vestigde te CIrawibrdflville ia 6m|i j
Beeds in 1886 werd hy lid van het Wetgef« 1
Lichaam en in 1842 van den Seatit n
Georgia en in 1848 van bet Huis vsb Tdb 1
vertegenwoordigers, alwaar hg sitttag üA ■
tot 1869. Hg voegde zieh eerst bp deiDf
der Whigs, vervolgens bgdiederDeswcrt^
stemde in 1864 voor de Kansas- es Fel»
kabill en bevorderde in 1866 bmC fitri
keus van Bmóktmem tot preaident btêacks
legde hg in 1869 zgn mandaat nedff, «aiit
hy de gevoelens der alavenhouden niet W^
terwgi hy in 1861 ook afkeerig wism*
aftcheiding. Niettemin beraatte kQ it i^
benoeming tot vioe-president der ïMSf^
en b^leedde deze betrekking tot anke
ondergang in 1866. Gp last van deB^po^
der Unie werd by in hechtenis gesweia
naar fort Warren by Boston gebiaolit,Mi
Gctober 1866 weder op vrye voeten f»
In 1872—1877 was hg weder lid tii k^
Congres en zocht de partgen te vshmi*'
In 1882 werd hg gouvemear van Qw(B^^
overleed den 4den Haart 18». ^ s^
„Speeches and letters (1867)**, — J^
of the war between the states (1^|V:
en „ A constitntional view of the late war(lw-
Stephenson. Gader deaen nasa vm
den wj):
Gwrgê Siepkmuamj den uitvhider f» *
locomotief en alzoo den grondlegger dvffj^
wegen. Hg werft geboren den 29steaJBBii^
to Wylam bg Newcastle, was de fMom
een mgnwerker, klom door gver en ttkst^
tot directeur van de grooto steeakoleiiili*
van Lord RaommooM bg DarlingtSD 6i ^
vaardigde in 1814 de eerste loooaMt»^
behoeve van de steenkolenmgnea te KW
worth. In 1824 stichtte hg te VtmtttH^^
machinenfkbriek, en het volgende jarj[|][[
naar zgne aanwgzing de eerste {■^'^MfLl
weg tot vervoer van personen asagetef^ ^
j
8TEPHENS0N-8TEBCULLL
745
i^en StooktoB en Darlingtmi. Hg bekoorde
►t de eersten, die gladde qM»en en wielen
arlden g«A»ndken, en de aanleg van den
EM>orweff Tan Liyerpool naar Manchester in
889 nohonk hem een onvergankelVken roem.
?oen een prUs werd nitgelooM Toor de beste
n snelst loopende locomotief, behaalde de
,Booket (Yanrpgi)*' Tan Stêpkmioii de OTor-
irinning, daar deie Teel meer dan mimschoots
voldeed aan de gestelde Toorwaarden. Hg had
Ktine aegepraal Tooral te danken aan dedoor
tiem nttigeTonden lachttrekking en aan de
rermeerderde sloomontwikkèUng door het
Etanbrengen Tan bolien in den keteL Yan dien
M)d af bestonrde hg den aanleg der T00^
naamste qioorwegen in Engeland, waarrpor
hQ teTens locomotieTen Terraardigde. Ook
werd hg naar België, NederUnd, Frankrgk,
DnitBChland, Italië en Spaitfe geroepen. Hg
OTerleed den 12den Aagnstos 1848 op Tapton
Honae bg Chesterfield. Te Newcastle Tcrrees
weinig gesoiiikt is tot boawland, loodat men
er geene geielene beToUdng, maar slechts
swerTonde horden aantreft.
Ster (Bene) is een liehtgeTend of het licht
Tan een ander hemellichaam temgkaatsend
lichaam dat lièh holten den dampkring der
Aarde bevindt Zg kan dos eene vtuiê ti&r,
eene ékmêti^ éen der waMên Tan deie of
eene hommi sgn. In den regel bedoelt men er
mede Taste stenen.
Steranijs (Dlloinm anisatom) is de naam
Tan eene plant nit het geslacht niicinm en vit
de fkmilie der MasnoUaceim. Dit geslacht
omTSt altgdgroene, onbehaarde heesters of
boompjes. De bladeren ign lederachtig, ge-
stoeld, gaaf, langwerpig en aan den top Tan
de takken geplaatst De bloem staat alleen
of is twee- of drietalllg. Er ign 8—6 kelk-
bladen, 9—80 bloembladen. 6-— 42 meeldraden
en 6—18 Tmehtbeginsels. De doosTmditen ^n
éensadig en tweekleppig, en de nden sgn
Ster-aiM}8.
een standbeeld te sgner eere, en in 1877 werd
te Chesterfield de eerste steen gelegd Tan
eene wetenschappeigke stichting, aan sgae
gedschtenis gewfjd.
J2oiir< iS^iUMOM, een beroemd bonwknndige
en een soon Tan den Tooigaande. Hg werd
geboren te Wilmington den 16den December
1808, stond sgn Tader getrouw ter sgde,
bestQurde den aanleg Tan onderscheidene spoor-
wegltnen, Terbeterde de locomotieTen, bouwde
eene prachtige gaeren hangbmg OTer de Tyne
b|| Newcastle en was de nitTinder der tnlra-
laire of kokerbmggen. Hg bouwde dan ook
in 1847—1860 de Termaarde kokerbmg OTor
het Menaikanaal, de Britanniabrug genaamd,
es orerieed den ISden October 1859.
Steppe, aftomstig Tan het Busssische woord
fttfj (wocstgn), is de benaming der uitge-
strekte vUkten in Boslaad en Asi6, waar
eikel grassen en eenige kruiden groeien,
terwgi er wegens gebrek aan water de bodem
glansig. Van de soorten noemen wg de eehie
êtêroÊ^ (I. anisatum X.), die in China en
Japan Ie huls behoort De nden Tan deaen
boom dienen tot het bereiden Tan likeuren.
Voorts Termelden wg Lflmridtmwm SUis, een
halfheester met roodachtige takken, in het
westen Tan Florida groeiend. De bladeren
deaer plant rieken naar angs. In bggaande
afbeelding slet men Tan haar in a een bloei-
enden tak in natnurigke grootte, in b een
meeldrasd in 4T0udige grootte, — en in o
eene Tmcht Tan de echte sterangs in natnur-
igke grootte.
Steronlia X. is de naam Tsn een plan-
tengeslacht uÜ de üunilie der SUreMnoOn.
Het omrat meerendeeis groote boomen met
enkelToudige en gelobde, afwisselende blade-
ren en Tiltige, tot aren Tereenigde bloemen,
Tooral in warme gewesten grocüonde. 8. Am-
iüa X. is een groote boom in Hindostan en
op de Mdukken met groote, haadTormige
STEBCULIA— STÉBEOMÉTBIE.
TUL huelnoteiif bevftttea
Bêmu9. levert de goevoe-
746
bladeren en donker kuugnroode, geel ge-
Tlekte, onaangenaam riekende bloemen. De
saden, ter grootte
olie. fi. t^wmmmia
noten.
Sterculiaoeën ie de naam van eenetiree-
saadlobbige plantenftuniUe. Zü omvat mewtil
boomen, wier groene doelen met sterrormige ha-
ren syn bekleed. De bladecen lOn afwimelend,
enkelvoudig , gaaf of vintpletig of bandvormig
en meestal aan den voet van afrallende eteon-
bladeren voonien. De volkomene of éenalach-
tige, regelmatige of onregelmatige bloem^i
sOn op okselBtandige bloemstelen geplaatiten
tot aren of trossen bijeengevoegd en somtDds
van een om windsel voitfiien. De vQM^N^
kelk is lederachtig en bQ de soorten, welke
bloembladen missen, doorgaans geklenrdw De
5 bloembladen, met de kelkslippen afwis-
selend, zlfn op den bloembodem ingqplant en
genageld. De talryke meeldraden lUn tot
eene buis rondom bet vmobtbeginsel samen-
gegroeid en van 2-hokklge belmknoppen
voonden. Het vrachtbeginsel is bovenstandig
en bestaat meestal nit5 afdeelingen, welke
evenxoovele stSlen dragen. De vracht is eene
5-hokkige doosvracht of eene steenbes. De
eironde of hoekige nden hebben eene korst-
achtige, vliexige of sappige schaal, vleesig of
in het geheel geen kiemwit en eene rechte
of gekromde kiem met bladvormige saadlob-
ben. Deze flunilie behoort te hols in de keer-
kringsgewesten.
Stère, de Matem e» gêMoiekUm,
Stéreoohrómie noemt men eene wyie
van schilderen, die het flrescoschilderen ver-
vangt. Zy is nitgevonden in 1846 te Mttnohen
door professor Sokiottktmer en den opperberg-
raad Fuehs. Eene onderlaag wordt op den te
beschilderen maar gebracht en verbindt sich
met dezen tot éen lichaam. Daarna schildert
men met waterverf er over en deze verbindt zich
met de onderlaag. De prachtige klearen, op die
wQze aangebracht, worden met waterglas ge-
dekt, zoodat zy dnorzaam hare flrischheid be-
bonden.
Stéreometrie of liohaamêmêtm^ is dat
gedeelte der meetkande, hetwelk de eigen-
schappen der lichamen leert kennen, nameiyk
der voorwerpen, die aan alle zyden door platte
of gebogene vlakken begrensd zyn. Licha-
men, van alle zyden ingesloten door gebogene
vlakken behoeven geene hoeken te hebben.
Lichamen door éen plat vlak en voor *t ove-
rige door gebogene vlakken ingesloten, hebben
ook geene hoeken, maar wél ribben, nameiyk
rechte lynen, waarlangs twee vlakken elkander
snyden. Lichamen, enkel door platte vlak-
ken begrensd, hebben hoeken. Ieder hoek is
althans door 8 vlakken ingesloten. De vlak-
ken, die de hoeken inslniten, noemt men
e^den en de snyiynen dier vlakken riibm.
De hoek van twee s^fden is een iwêtUahke»'
hoek en die van twee ribben een hoek der tijde,
In flg. 1 is ABDCJS een lichameiyke hoek,
— AB, AC, AD en A£ zyn ribben, —
BAC, CAD, DAE en £AB hoeken der zy-
den. Brengt men door een onbegrensden hoek
ABCDE het vlak aSbod^ dan is de ruimte
Abed begr^ud door 6 vlakken en heeft éen
vierzy^gen hoek en vier driesydige hoeken.
Lichamen, door platte vlakken begrensd.
diagett den naam vaa poUfÜmt^
door omwenteliag vaa een
éene zyner zyden ontztasa.
Ui
Fig. 4.
of omweMlimgd^iAamm, Is xalk eeo fttc
rechthoekige driehoek en draait ftoe snte
der rechthoeksayden, dan ontstaat de ftfil
het draaiend ^ak een reehtboek^daBSiSÉn
de ejfUmdor, Laat men een halven cÉtkelB
zgne middeUyn wentelen, dan ontatsstitü
Lichamen door S geiyk en gel8kvomdige,e» i
wydige veelhoeken en voor H oved^ te
puallelogrammen ingesloten, noemt asB/t
«mV Liehamen eindeiyk, door een vedW
en voor *t overige door driehoeken begnK
zyn pffomidêm.
Den lichameiyken ho^ kan men vi
als begrensd door een bolvormig vlsk, vefe
middenpant met het hoekpunt nmanè.
Daardoor worden alle ribben even ba|,s
men geeft aan zulk een lichaam des as
van een bolvormigen driehoek, vieiftoeta
I
De bogen van groote cirkels, welke een bot)*^
migen veelhoek begrenzen (in flg. 2 debofs
AB, BC en CA) worden éid z^dem'f^^^
vormigen veelhoek genoemd. Veriengtao»
Flg, 8.
eene zyde tot een cirkel, daniadeYeihoi^
van het toBsehen de ribben gtiegeo MQ^
AC) tot den gehelen drk^ dezsttfle akj^
van den tassehen die ribben geieges w»
STÉREOMÉTEIE— STEREOTYPIE.
747
iot 860^. ^en kan dus de iQde van den bol-
rormigen veelhoek beschoawen als de maat
p-an den tegenovergelegen hoek. Spreekt men
«ran den hoek van een bolvormigen veelhoek
<bQv. van ABC), dan verstaat men daardoor
de helling der elkander snQdende zyden AC
•en BC, en om die helling te bepalen, trekt
4nen in bet punt C raakltjnen aan ^e beide
Fig. 5.
<:irkelbogen ; zoodoende verkrflgt men den
lioek ECF,Uwelke geiyk is aan den vlakken
lioek der beide betrekkeiyke zyden.
Er z|{n' [slechts 5 regelmatige vedvlaJcJciffe
(polyeders), nameiyk de tetraSder,
begrensd door 4 geiykzOdige driehoeken (fig. 8),
— de octaederj begrensd door 8 geiykzydige
driehoeken ;(fig. 4), — de hexaidêr (knbns of
teerling), begrensd door 6 qnadraten (fig. 5),
— de ieoioëder (het twintigvlak,) begrensd
door 20 geigkaydige driehoeken; h|| beeft 80
ribben en .13 vyfvlakkige hoeken (fig. 6), —
en de dod^eaëdtr (twaalfvlak), begrensd door
12 reitelmatige vtffhoeken (flg. 7).
Stéreoacoop. Omdat onae oogea op eeni-
gen afétand van elkander geplaatst zyn, kun-
nen wy van den omvang van een voorwerp
iets meer waarnemen, dui indien wy slechts
éen oog beaaten. Met twee oogen zien wy
een voorwerp uit twee versehillende stand-
punten en dit maakt op ons den indmk, dat
aoodanig voorwerp een lichaam is. Op het
netvlies van het oog lal derhalve dezelfde
indmk te weeg gebraeht wmrden, wanneer wy
daarop te geiyker tyd twee afbeeldingen laten
vallen van hetselfde voorwerp, nmar van twee,
weinig van ellunder verschillende standpunten
genomen. Ziedaar den grondslag der stéreo-
scopie. De uitvinder, WÜaUtomê^ vervaardigde
daartoe haadteekeningen, doch later leverde
de photographie platen van groepen, gebou-
wen, landschappen enz., die volkomra aan
het doel beantwoorden. De stéreoscoop (zie
bOgaande afbeelding) bestaat uit tweebniaen,
voorzien van vergrootende lenzen en uitko-
mende in eene kast, op wier bodem men de
stéreoscoopplaten nederlegt. De lenzen zyn
o
neb
stéreoscoop.
tevens prismatisch geslepen ;gewooniyk bezigt
men de beide helften l en V eener door mid-
den gesneden lens. Daardoor worden de licht-
stalen, die van de figuren a en 5 komen zdo
gebroken, alsof zy van een in « aanwezig
voorwerp kwamen. Op dezen wyze bereiken
de beide beelden in beide oogen dezelfde
plaatsen van het netvlies en er ontstaat een
juist beeld.
Stereotypie is de vervaardiging van me-
talen platen, die volkomen geiyk zUn aan de
uit losse letters samengestelde copie. Die
vaste platen zyn geschikt voor een veeUarig
gebruik. Men verkrygt ze door eene matrys
te maken van gips of leem of ook van papier-
bUden, waartnsschen zich een mengsel van
meelpap en kryt bevindt. Die matr^ wordt
op den lettervorm van losse letters gedrukt
en daarna gedroogd, om eindeiyk als gietvorm
te dienen voor de verlangde plaat Het schynt,
dat Johan MuUêr te Leiden en zyn zoon
WaUm (1700—1716) met mm <l«r Hm de
eersten geweest zyn, die stéréotype platen
vervaardigden Hunne uitvinding werd toe-
gepast en verbeterd door Qed te Edinburgh
(1725-1749), VdUyf te Parye (1786), m>ff'
mamn te Schlettstadt (1682), en TVlwA en Fwlit
te Edinburgh, totdat JSairl Sianhope te Londen
omstreeks het jaar 1800, ondersteund door
748
STÉBEOTTPIE— STERN.
iMtetgenoemde twee e& door den boekdrukker
WU9om^ aan de ■léieoit yie bare tegenwoordige
▼olkoaenbeld besorg^, terwfll ook Mirmm
JHdoi en Sètiam liob Jegens baar Terdlenate-
19k maakten. Het beogen van pi^rter is vlt-
geronden door Bmoma (iSM) in Frankrfk.
vooral is de stéreotTpie aangewend tot bet
vermenigmldigen Tan klassieke werken en
iQgaritbmentaléls.
Sterfte, 9Urfd^hkdd of moHMUU noemt
men bet oQfer der sterf^eyaUenf die in eene
bepaalde tfdmimte (gewoonlgk eenjaar) onder
een be^iald aantal menseben (gewoonlQk bon-
derd) worden waargenomen. Slerren van elk
bonderdtal in dien tQd twee, dan is desterfte
2%. De wetensebi^» der sterfte is niet alleen
van belang yoor de bygiöne, maar rooral ook
▼oor de lerensTeraekeringmaalKbappOen.
Beeds lang beeft men opgemerict, dat de
sierfte in bel algemeen gebonden is aan Taste
wetten. Het is bUv. bekend, dat bet geraar
▼an sterren bet grootst is in de eerste levens-
Jaren en op gevorderden onderdomi en de
wetensebap beeft sieb beVverd, vast te stel-
len, boe groot bet gevaar van sterven is, dal
den menscb op eiken leeftOd bedreigt Daar-
door iOq de bekende sterftetabellen ontstaan,
waamit bigkt, boevelen van een leker aantal
personen van bepaalden ouderdom gemiddeld in
een Jaar overladen. Deae tabellen komen intns-
scben niet alle met elkander overeen. Die van
levensvenekeringmaatscbappQen, welke alleen
gesonde menseben aannemen, bebben lagere
cQfers. dan die, welke volgens de sterfte der
gebeele bevolking berekend sün. De eerste
sterftetabel werd vervaardigd in 1698 door
den Engelscben sterrenkundige Maüef. Na dien
tgd st)n er in verscbillende landen berekend,
nameigk door QueieUt in België, door wm
MêffM in bet koningryk Saksen, door Depar-
ciêux in Frankrgk, door Brtmê in Pruisen,
door Lobatto in Nederland ens. Men kan uit
die sterftetabeUen den gemiddelden alsoo den
waancbVnlIlken levensduur berekenen. Men
beeft daarenboven den invloed van versebil-
lende omstandigbeden op de sterfte nagegaan.
Men beeft de sterfte ondenocbt derstedelQke
en der landelQke bevolking, die der mannen
en die der vrouwen, die der wettige en die
der onwettige kinderen, die der armen en die
der bemiddelden, die van afkonderiyke stan-
den en bedftiven, de sterfte in de gevange-
nissen, in de versehillende JaargetOden ens.
Daaruit is gebleken, dat de sterfte aaniien-
IQker is bQ de mannen dan bU de vrouwen,
bg de stedelingen dan bQ de landbebonwers,
bg de onwettige kinderen in de eerste twee
levensjaren gr<^ter dan bQ de wettige (ter-
wgi men na dien ttfd eene omgekeerde ver-
bouding opmerkt), bü de beboeftige klaase
grooter dan bg de rgken, en in den winter
grooter dan in den lomer. Met betrekking
tot de verscbillende bedrgven is gebleken,
dat die, welke een matigen en rustlgen arbeid
eiscben in de opene, zuivere lucbt, bet laagste
sterftecgfer besorgen, terwgi men een boog
sterfteegtbr aantreft bg ben, die aan bedrgven
verbonden ^n, welke ben verbannen binnen
besloten tuimten of ben veroordeelen tot eene
gedwongen lichaamsbouding, tot gebrek aan
voldoende beweging of tot bet verbigf In een
met scbadeigke selfiitandigbeden bezwanger-
den dampkring. Kttmaat,
trap van beoebaving en Toeding,
bet aantal geboorten, bebben
groeten invloed op de sterfte.
9tering» Kuyper (Qetmrd DsfüKes
Nederiandsob letterkundige, geboren telois
den 6den Maart 1816, studeerde teGmi^
in de godgeleerdbeid, werd in 1840pnipwK
was eerst redaetenr van «De Hobi^m
van bet „Penningmagas8n*% sng lóA ii 1SS&
benoemd tot bulpprediker te OpgneB,teii*
sieb met de redaetle van het ,CkiiÉ#
Album*', bebo<»de in 1847 tot de eped^
ters van „De Fakkel** en gmf te BobimI U
Jaarboei^e: „Vergeet mg niel*" in bet fidi
In 1848 werd bg predidant te SoBmi
Noord Brabant en in 185S te Usebtea. Qs
redigeerde bg de „Stemmen iiitMontfM^a
overleed den SOsten Maart 1865. Beyn
eenige leerredenen leverde htf: „AgsM»»
bergmd verbaal (1886)**, — „LentèMila»
woorden des gelooft en derlie<ideens.(m)',
— „Het gewichtigste levenamir, raadgerafo
en lessen aan Jonge m^ea (1851)**,beBBf»
bgdragen in den Groninger atadentenstaoÉ
en in bet tgdschrift: „CMderiaiid\
Sterling (Pond), sie onder Mwd,
Sterling (John), een Engelseh dieMs,
geboren den SOsten JuU 1808 te KainMsGÉit
op het eitamd Bute, ontving sgne opWAr
te Pargs en te Londen, studeerde te Otai|9v ;
en te CJambridge en aanvaardde in Utt i»
redactie van bet „Atbenaeum**, knoopte friei^
sebapsbetrekking aan met Cblm^T*^"^
den roman: „Arthur C!oning8bjr(18U;S41t)',
die echter w^ig bgval vond. In IfSU ^
hg godsdiensUeeraar te Hnratmonccso, y
had weldra een afkeer van deae betrettiBi
zoodat hg sieb bepaalde b0 de statie Ar
Duitsche letterkunde en in 1888 sgnesofdc
„The onyxring** in „Blackwoods MagMbt
deed verschgnen. Tot herstel agnergemi-
beid beaocht hg het buitenland, le?erie»
derscbeldene bgdragen intgdadirifteBeBl^
in 1889 sgne ^oems** ter perse, is ^
gevolgd door „The elecüon**, een ^MS»
in zeven boeken, — en in 1848 bet tm-
spel: „Strafford**. Hg overleed des 181a
September 1844, en zgne gedtohtea «ia^
scheiden zich door treffende denkbeeidei ei
een schoonen vorm.
Stem. Onder dezen naam vermeldflB «I
Adclf Stem^ een venUenstdgk ticMff
en letterkundige, geboren te Lsipiig "*
14den Juni 1886. Hg wgdde zich reedsTrwgsi
de beoefening der flraaie letteren en tr^
met zgn „Sangkönig Hiame (1853; 2de m
1857)**, waaiop zgne gedichten: „ZwdF^
enbUder (1856)** en „Jerusalem (1858; Vè
druk, 1866)** volgden,
zich te Leiprig had
geerte en geMhiedenis, -al-.
daarop volgende Jaren te WeimsreateCi^
nitz en vertrok, nadat hg den laag vaa ost-
tor verworven had, in 1859 als leeratf ii »
geschiedenis en Duitsche lettarkonde tfff
Dresden, waar hg den roman: „Bis o^ff
grund (1861, 2 dln)** en het bigipel: ff^
wer und Rubens (1861)** in bet ttelt «>«
verschgnen. In 1861 begaf hg Mimt^
vestigde zich in 1868 te ScAsiiiMt ^0»^
keerde in 1865 naar Dreaden tom*»^
„jerusaiem uwwi •-
i. Nadatbginl862--W^
toegdegd op de wji^
enis, woonde h( toj»
STERN-STEBBEN.
749
tU^ lererde hy «Que ftMie «Qediehte (1860;
3de drok, 1878^** en de iio?ell6D: „ Am Königi-
see (1868)** en „HlBtorlwOie NoTellea (1866)*\
alamede sVne «Bilüiothek det 18 Jahrfaiin-
derte (1866, 6 dln)**. In 1868 werd hfl bnl-
tengewoon en een Jaar later gewoon noog-
leeraar in de geechiedenia der letterknnde en
toeeebiTing aan de pdytecbnisclie school te
I>ro8deii en schreef: ^Fflnfirig Jahre dentscher
mchtiuig (1871: Sde dmk, 1877)^ ^ „Kate-
chlsmiis der aligemeinen Lltemtorgesohichte
C1874; 2de dmk, 1676)'\ — i^Aos dem 18
Jabrhimdert (1874)**,— „Wanderbnoh (1877)**,
— -CkMChichte der neoem Literator (dl 1,
1878)*% — en „Die Nihilisten (1879)^ alsmede
ondencheidene diohteriyke rerhalen, looals:
„Das Frftnl^ Ton Angsbnrg (1867)**, en
-Nene Kovellen (1875)**, — het treurspel: «Die
I>eatBcliherm (1878)**, — en het episch ge-
dicht: „Johannes Outenherg (1878)**.
Alpnd Stm^ een Dnitsoh geschiedkundige,
gebaren den 22sten November 1846 te (Jdttin-
gen en Berlt)n. HQ werd daan^ geplaatst btf het
generaal Umdarchief te Karlsmhe, volbracht
in 1871 eene wetenschappeiyke reis naar En-
geland, was in 1872—1878 docent in de ge-
schiedenis te Oöttingen en werd in 1878
docent in de geschiedenis te Bern. HQ schreefc
„Ueber die swolf Artikel der Banem nnd einige
aadre Aktenstocke aos der Bewegnng Ton
1585 (1868)**, — .Forschnngen snrDentschen
Qeschichte (1872)^*, — „MUton nnd seineZeit
(1877—1879, 2 dln)**, — •C»esohichte der Be-
▼olntion in England (1881)**, — „Briefe en-
gUscher Flüchtlinge inderSchweis(1874)**,—
enjgBaselerChroniken(met?r. FtMOM* 1872)**.
Sternberg, eene stad in het markgraaf-
schap Moravië, 15 Ned. mQl ten noorden van
Olmttts, lifft aan een paar spoorwegen, heeft
eene rechtbank, eene weeftchool, eene reaal-
school van de tweede klasse, een ond kasteel,
! eene keiserlQke tabaks&briek en mim 14000
inwoners (1880). Men heeft er vele katoen-
i fabrieken en pottebakkerQen, benevens een
niteebreiden ooftboaw.
I Sternberg, sie Vug^rm-SUnh^rg.
I Steme (Lawrenqe), een beroemd Engelsch
humorist, geboren den 24sten November 1718
te CioDmell in Ierland, studeerde te Gam-
bridge in de theologie, werd in 1720 gods-
dienstleeraar te Sntton, vertrok in 1760 naar
Londen, deed vervolgens eene reis naar
Frai^k en Italië en overleed te Londen
den ISden Maart 1768. Zyn merkwaardigst
geschrift is: „The life and opinions of Tristram
fihaady (1759-1767, 9 dln)**. Reeds de eerste
twee doelen beiorgden hem eene ongemeene
populariteit De nieuwe, sonderlii^ stQl
basrde groot opsien en hfl werd de lieveling
der gentry te Londen. „Tristram Shandy**
befst een reeks van schetsen, gedeeltelVk
gege? en door Yarick (den schr0ver leif ), een
humoristisch geesteiyke, gedeeltelijk door
den londerlingen TVw^rm». Het geheel is met
eene verwonderlQke geleerdheid gekruid en
meer een bont mengsel dan een stelsehnatig
konitgewrocht Veel prettiger om te leien is
it)n gSentlmental Joumey thiough France and
Italy (1765 en later bg herhaling)**. Zgne
briehrisseling met Miêa (Elisabeth Draper)
▼encheen in 1775. Zyne genmenlSke werken
ilii meermalen in het licht gekomen, en eene
der laatste uitgaven is de „Globe edition
(1869)**.
Sterren (Vallende) noemt men verschie-
tende Uchtponten, die sich in heldere nachten
plotselOk aan het uitspansel vertoonen. Zg
beschrUven doorgaans eene rechte IQn en heb-
ben wel eens een liohtgevenden staart Oroote
versdhtInseleD van dien aard noemt men iwar-
hoOm. Te voren hield men ie voor gassen,
die io den dampkring ontbrandden, maar se-
dert CSUoM is men tot de overtuiging geko-
men, dat de vallende sterren lichamen i||n
uit de wereldruimte, die in de bovenste lagen
van onaen dampkring door de snelheid
hunner beweging loo sterk verhit worden,
dat iQ licht geven. Hare lichtsterkte is leer
verschillend; gemiddeld komt iQ overeen
met die van sterren van de vierde grootte.
Doorgaans lOn lO wit van kleur, naar het
gele of blanwe overiiellend. De kleur schynt
in verband te staan met den duur der bewe-
ging. De staart verandert van vorm en in iQn
qieetmm werd bQ gele vallende sterren na-
trium, bt groene magnesium en b(| roode
Btrontium gevonden. Het aantal vallende sterren
schynt verschillend te weien in vemchiUende
uren van den nacht en buitengewoon groot
op bepaalde tgden van het jaar, inionderheid
omstreeks den ISden November, terwgi dit
verschynsel gebonden is aan eene periode van
88 Jaren. Een dergeigke regen van vallende
sterren heetft men omstreeks den lOdenAugns^
tus, — voorts van 18 tot 20 April, van 26
tot 80 Juni en van 9 tot 12 December. Z|
schtfnen dan van hetielfde punt uit te gaan
en wel in November van het sterrenbeeld de
Leeuw en in Augustus van het sterrenbeeld
Persons. Intusschen heeft M«u voor die nach-
ten meer uitgangspunten (radiaaten) aangewe-
len. De hoogten, waarop de vallende sterren
ontstaan, liggen tusschen 2OV9 en 4 geogr.
mgi en die, waarop iQ verdwenen, tusschen
IIV3 en 8 geogr. mgi, en hare snelheid ligt
tusschen 8 en 20 mtflen in de seconde. Door
het ondeno^ van aohiapanOi^ L9mnkr eii
PêUn is men tot het besluit gekomen, dat
de regens van vallende sterren veroomakt
worden door verbrokkelde kometen, die door
de aantrekkingskracht der Aarde uit hare loop-
banen worden getrokken en met de bovenste
lagen van omen dampkring in aanraking ka-
men. Terwül uit de vuurbollen wel eens me-
teoonteenen op Aarde nederdalen, heeft smü
van vallende sterren niets dergelQks ontdekt
Sterren (Vaste) st|n hemellichamen, die
bS eene OK»ervlakkige beschouwing onderling
niet van plaats veranderen en een eigen liebt
beiitten. Haar aantal mag oneindig worden
genoemd, want maarmate men krachtiger
ktikers beaigt, ontwaart men meer sterren tai
de diepten van het heelal. De melkweg b«^
staat uit millioenen sterren, en het is waar-
schynlVk, dat men de flauwste nevelvlekken
door voldoende werktuigen in sterren ion
kunnen ontbinden. Niet minder verbaiend dan
het aantal is de afttand der vaste stenen.
Slechts van enkele heeft men dien afttand
door middel der parallaxis eenigermate kun-
nen bepalen. Men kent de snelheid van het
licht en w||st den afttand eener vaste ster aan
door de opgave van het aantal Jaren dat het
licht noodig heeft om dien te doorloopen. Om
750
STERREN— STERRENKUNDE.
tireat de grootte der raste iterreii Is niets
bekend, daar xO geene dchtbare middellSn
beattten. Toch kan men de naaaa van
fOBunige sterren met die Tan onae Zon yer-
geiykea. £r zQn namellik dubbelsterren, die
rich om haar gemeenscbappel||k zwaartepont
bewegen. Kent men den onderlingen aMand
der sterren eener dubbelster en haren om-
loopstQd, aoo kan men daarait op grond
der wetten van Kewion de maan bere-
kent. Volgens hare schVnbare grootte of
UoTor volgens haren glans worden de sterren
verdeeld in klassen, nameiyk In sterren van
de eerste, tweede ens. grootte. Die van de
eerste tot en met de aesde grootte i||n voor
het ongewapend oog sichtbaar, en die Tan de
lerende tot de twaalfde grootte (volgens
Stni9ê) noemt men têUteopiêekê Hêrrm, Het
aantal sterren van de eerste grootte, In onse
gewesten richtbaar, bedraagt slechts 14;daartoe
behooren Aldebaran in den Stier, Betelgeoae
en Rigel In Orlon, Sirins In den Kleinen
Hond en Proeyon in den Groeten Hond, Ca-
pdla in den wagenman en Wega In de Lier.
Het voor ons dkihtbare gedeelte des hemels
herat voorts 51 sterren van de tweede, 158
van de derde, 325 van de vierde en 661 van
de vQfde grootte, terwQl het aantal sterren
van de aesde grootte niet met Juistheid kan
worden bepaald. Men heeft niet alleen dubbel-
sterren, maar ook drie- en meervoudige ster-
ren. De kleur der sterren is leer verschillend,
en b|t sommige sterren ontwaart men eene
regelmatige lichtafwisseling. Er syn ook voor-
beelden van eterren, diesichplotselQk hebben
vertoond om eenigen tQd daarna weder te
verdwenen. Het geheel der vaste sterren schgnt
eene lensvormige gedaante te hebben en ^ch
te bewegen om een middenpunt, dat men In
het Zjevengestemte moet soeken. Men meent
dat ons sterrenstelsel eene middeUün heeft
ter lengte van 4800 lich^aren.
Sterrenbeelden ayn groepen, waarin men
de vaste sterren van het uitspansel heeft ver-
deeld. Men heeft daarvan ügnren of beelden
gevormd, veelal aan de mythologie ontleend,
om op die wtfze het overzicht over de ver-
schillende gedeelten van den sterrenhemel ge-
makkelek te maken. De oudste sterrenbeelden
■gn ons door de Grieken overgeleverd, en
wel ten getale van 48. Daartoe behooren In
de eerste plaats de sterrenbeelden of teekens
van den Dierenriem, — voorts een aantal
andere, van welke sommige algemeen bekend
syn, zooals de Groote en Kleine Beer, Cassi-
opeia, Orkm, de Kleine Hond, de Noorder
Kroon en de Lier, welke zich alle ten
noorden van den Dierenriem bevinden. Na
het ontdekken van den waterweg rondom de
Kaap de Goede Hoop heeft men er in de
nabyheid van de zuidpool onderscheidene ster-
renbeelden bygevoegd, en later is ook op het
noordeiyk halfrond het aantal sterrenbeelden
door verschillende sterrenkundigen vermeer-
derd, die echter niet alle in gebruik zyn
gebleven.
Sterrenkaarten zyn afbeeldingen van den
sterrenhemel of van gedeelten van dezen. Aan
eene verzameling van zulke kaarten geeft men
een naam van tUrrmuaUu, De oudste van
dien aard is die van Ba^er^ onder den titel
van „Uranometria'' in 1603 uitgegeven; sy
bestaat uit 51 bladen en berat 1706 rieca.
399dim$ leverde zulk een atlas van HKris
onder den titel: „Fhmamentam aobtetea
(1609r. De adas van J'ZaflMfaii^ (1729 eshii^
telt op 28 bladen 2919 atemn. YoorkM
men eftftskBodê^MatiMff^Ajyètaitier^èimk^
Rimd ens. Voortreffeiyk s0n de sterreskwfa
van de Beriynsche Acac^mie en voari 6
van Aif, getiteld: „Neiier HliDmelsati»(B!^
12 bladen)"; daarin vindt meo alle f«r kfS
ongewapend oog zichtbare sterren vsbAiïè
tot de 7de grootte.
Sterrenkamer (Cam^a atellata) wak
men In Engeland een gerechtshof, tAk)t
voegdheid had, aUe mlBdr0Ten te itnfc
die buiten het bereik der strafWet \km,
Zy werd reeds door Sèndrik VII faigeid^
door hem met groote macbt begiffigd a
dienstbaar gemaakt aan het despotigaa. Ite
Koning benoemde en ontsloeg de Mes, 9
als hy verscheen, was hg aUeemprekaÉ
rechter. Zy veroordeelde niet alleen lol k»
ten, maar ook tot lyfrtraflén. Onder MM
verrees naast haar de «HBgrfa ComninM',
die eene dergeiyke bevoegdheid erlaagéeiv
kerkeiyk gebied. Jaeobut Jen Kardlmuikïa
een verregaand misbruik van de IwUeii-
steUingen, zoodat zy in Mei 1641 door kt
Parlement werden opgeheven. De Steneibstr
ontleende haar naam aan de met sterra )^
schilderde zoldering der vergaderzaal.
Sterrenkijker, zie TWowocp.
Sterrenkunde of agiramaatiê noemt aa^
wetenschap, welke handelt over de ficMl^
vende lichamen buiten den dampkriofoaf |
Aarde, hunne bewegingen, gesteldhdd ei be-
trekking tot de door ons bewoonde jimA
zy wordt de koningin der wetenschappar
noemd, eensdeels omdat z|} op den oivdl-
baren grondslag der wiskunde is opgetrtAka^
anderdeels om hare schoonheid en hsv ^
gebreid nut. Immers zy is de fiikkel der f-
schiedeniB en de leidsvrouw der tsermt-
kunde. Op de eenvoudigste wtfze kuaa
haar verdeelen in eene theoretische ea ^
practische ; zy bepaalt met behulp der WÊbt^
de wetten, volgens welke de hemeffictaaa
zich bewegen, — zy bedient zich ?sn ^
tuigen om zich aangaande die beweginp
te vergewissen, — ij ^^ iilt de Terkw|9
waarnemingen belangryke gevolgtrefcUp^^
De oudste sporen van eene beoefeiu^K^
sterrenkunde vindt men in China. Tes tp
van Keizer Tao, 28 eeuwen vóór den sa»«f
onzer jaartelling, kende men er met vi f^
juistheid de lengte van het zonnctfasr ff ^
periode van M^ion, Men heeft & sterrcsbi-
dige waameminsen uit de 11de en 12de ea*
vdor Chr. Ook de Inmërs maakten beis&gifj!
vorderingen in de sterrenkunde en bsddea^
goede pUnetentafelen. By de Chaldie^
S^ryptenaren was de sterrenkunde het ég»
dom van bepaalde kasten. -P^o^^mmsi J^
meldt waarnemingen uit de Sste eeaw voff
Chr. Ook waren de Egyptenaren ]>Am^
de Maaneclipsenperlode. De OriekenoDtm^
deze wetenschap van de Egyptenaren.^
in de 7de eeuw vóór den aanvang w»»^
telling voorspelde Tkaleg er eene Z^^"**?!
ook leerde hy, dat de Aarde «eneboljjw
gedaante heeft. De sterrenkunde der 0^^
bestond echter hoofdzakeiyk uit eene tneor^
STERRENKUNDE— STERRENWACHT.
751
tiBche nataorbeBcboawiiig,* waanan nanw-
kenrige waannemiBgeii ontbraken, zoodat de
gevolgtrekkingen wel eens ongerQmd waren.
In de 5de eeaw yóor Chr. ontdekte Metan de
naar hem genoemde Maanperiode. met weinig
werd de sterrenkunde bevorderd door de Alez-
andrgnsche Bohool, waarna ArigtyUut en 7S-
móèharig (3 eenwen vóór Clir.) sterrenigsten
samenstelden, Arigkurekus ^de wetensebap met
belangrijke ontdekkingen verrykte, JBraiO'
ttheneg eene poging waagde om de grootte der
Aarde te bepalen en vooral JRpnardkmt^ne
gewichtige vraarnemingen deed. baarna trad
JPióUmaeus op, die in aQn „Almagestnm*'
een overziobt leverde van den toenmaligen
stand der sterrenkunde en tevens eene voor-
stelling van het zonnestelsel, welke geruimen
tyd als waarheid werd beschouwd. De Ro-
meinen waren slechts navolgers van de Grie-
ken, en toen Julku Caeior de tQdrekening
verbeterde, werd hy btfgestaan door den
Griekschen wtfsgeer Sat^emes.
Na den val van het WesterschRomeinsch
KeizerrOk vond de sterrenkunde eene wffkplaats
bQ de Arabieren. ZQ werd vooral beoefend
door de Khaüft ^ZnMmtoM* (754— 775), iTarom-
al Boêfid (786—809) en diens zoon Almamom
(818—888). Laatstgenoemde deed Ghrieksebe
werken over sterrenkunde in het Arabisch
vertalen, een meridiaangraad meten en de
schuinsehheid der ecliptica bepalen. In de elfde
eeuw bloeide de sterrenkunde bQ de Mooren
in Spai^e en vond er beoefenaars in ^rMMrAel,
Alhazen, Aïmantoer en Averrhoësj alsook in
Pende. BU de Westersche volken werd in de
middeneeuwen weinig ten behoeve der sterren-
kunde gedaan. Alpkontut X, koning van Cas-
tilië, deed de naar hem genoemde tafelen ver-
vaardigen, en by het wjtken van den nacht
der middeneeuwen begonnen Baeo en B^ffio'
moniamu op dat gebied het licht te ontsteken.
Hoe de sterrenkundige wetenschap zich ver-
volgens met kracht ontwikkeld heeft, kan
men nagaan door de artikelen te raadplegen,
geplaatst onder de namen; Oopemieui, T^eko
Brahe, Kêpler, Gdlüeiy Sugghenty Newton^
Cauini, BaUey^ BradUy^ FUmiteedy Lalande^
Menchelj Bode, Otters, Laplace, Sehröter,
JSncJce, Beeeelj Brandee, Afgelander, MSdler,
Leverrier, Strute en Kaieer.
Sterrenkundige instrumenten. Tot
deze behooren de meridaancirkel, de meridi-
aankyker, de heliometer, goede telescopen,
nauwkeurige tydmeters enz., welke men op
eene wel ingerichte sterrenwacht aantreft.
Sterren4jsten bevatten de aanwyzing der
vaste sterren en der plaatsen, waar zy zich
op een aangewezen tydstip bevinden. De plaats-
bepaling geschiedt doorgaans door de opgave
van de rechte klimming en van de declinatie.
Reeds ^pparekui vervaardigde eene lystvan
1022 sterren, en later zyn dergeiyk% lysten
geleverd door T^ho Brahe, Kevelims, Flam-
steed, TOiat Mayer, LaUnde, Piaxxi, Bwmker
enz. In 1866 gaf Weine te Petersburg eene
sterreniyst in het licht van 31 900 sterren (van
15^.— 15*^. Deel.). Argelander bepaalde de
plaatsen van 22000 sterren tus8chen45en80^
N. Deel., en ook andere sterrenkundigen hebben
zich bepaald tot gedeelten van het uitspansel
(zie SterrenkaarteM). Zulke lysten zyn zeer nut-
tig voor de wetenschap, dewyi men zich
daardoor vergewissen kan van elke latere
verandering aan den sterrenhemel. Ook heb-
ben zy aanleiding gegeven tot het ontdekken
van planeten, daar het wel eens bleek, dat
een hemellichaam, als vaste ster op de lyst
geplaatst, niet tot de vaste sterren bdioorde.
Sterremnuur (Stellaria X.) is de naam
van een plantengeslacht uit de £smilie der
Alsineën, Het onderscheidt zich door een vyf-
bladigen kelk, eene vyfbladige bloemkroon
van tweespletige bloembladen. 10 meeldra-
den, 8 styien en eene zeskieppige doos-
vrucht. Het telt in ons Vaderland zes soorten.
De meest algemeene is de gewone mumr (S.
media L.) ook wel hoendèrieei, mwrik of
vogdkrmd geheeten. Deze plant komt voor in
lichtgroene zoden met zeer kleine bloemen
en is een éénjarig onkruid. Voorts heeft men
moeratêiefrenmmwr (S. uliginosa X.) met een
onbehaarden stengel, — groothloem^e sterrem-
mumr (S. Holostea X.), — xetgroene eterreitmutir
(S. glauca X.), — graêaoktige Herrmmwif (S.
graminea X.), — en hoeck-sUrrenmuwr (8. ne-
morum X.).
Sterrent^d noemt men den tyd, die be-
paald wordt door de schynbare dageiyksche
beweging der vaste sterren, alzoo door de
omwenteling der Aarde.
Sterrenwacht ef óbservatorimm is de naam
van een gebouw, bestemd tot het doen van
sterrenkundige waarnemingen. Om een ruim
uitzicht te hebben, phiatste men te voren zulk
eene sterrenwacht op torens; doeh later heeft
men begrepen, dat zulke hooge gebouwen on-
derhevig zyn aan trillingen, die de nauw-
keurigheid der waarnemingen belemmeren*
Dientengevolge zyn de sterrenwachten van on-
zen tyd lage gebouwen, waarin de groote in-
strumenten op hechte steenen pilaren zyn ge-
plaatst. Er moeten gleuven of reten zyn voor
den eersten meridiaan en den eersten verti-
caal ten behoeve van het pasaageinstrument
Voorts bouwt men torens met eene draaibare
kap, zoodat men zyne waarnemingen naar alle
kanten kan uitstrekken. Wy zullen de voor-
naamste observatoria in ons werelddeel opnoe-
men en daarachter de geographische breedte en
lengte (ten opzichte van (Jreenwioh) en de
namen der directeuren (1879) laten volgen,
wy vermelden, in Duitschland: te Beriyn
(52*^3016,7', — 18^3'48' O. L., — Jïfr»^), —
Bonn (50°48'45'', — 7*'5'68' O. L., — Sekön-
fdd), -- Düsseldorf (51*»12'25% — 6*'46'18'
O. L., — Lutker), — Gotongen (51*^31 '67,9', —
9*'56'8y O. L., — KUnJcerfkee), — Ckytha^
(50°56'87,5', — 10«42'87' O. L., — Krüger),
— Lelpzig (5r»20'6,3', — 12*2880', —
Bntkns), — München (48*1'45,5', — 4°86'28',
— Lamont); — in Ooetenryk: te Praag^
(50°5'18,5', — 14*^5'19' O. L., — HomêUm)^
— Weenen (48*'12'35,5', — 16nJ2'55', —
jTeisz); — in Zwitserland: te Bern (46'^7'6',
— 7'*26'24' O. L. — Fonter), — Gtenève
(46ni'68,8', — 6*^16' O. L., — Pïoitóawoiir),
— Zttrich (47*»22'42,1', — 8^82^58' O. L. —
Woify, — in Groot-BritaiUe: te Cambridge
(52"12'51,6', — O^ö^O' O. L., — Adamê), —
Edinburgh 55W28.2', — 8°10'64' W. L., —
Piatzi Sm^tk). — Greenwich (51*'28'88,4', —
0«, — ASrg), — Liverpool (58*^8,8^, —
3*417' W. L., — Harimup), — Oxford
(51*4536', - 1*12'39', — Jfoin); — in Rus-
752
STERBENWACHT-STEBRENWICHELABU.
laad: te Doiptl (6r»'474', — W'i&'W O.
L^ — Bekman), — Moikoa (56<'46'i9^% ^
ïrU'lS' O. L^ — Bfêdiekm), — PMenboig
(69^56'«9,7', — dlfflB'fr O. L- — AnpU^);
— in Zwed0o: te Stokliolm (ftd'IWSi', —
^ 18^21' O. L^ — Gyldm): — in Den»-
marken: te Kopenhafen (56^4118,6'' i —
121I4'47', — T%idê): — in Italië : teBologna
iW^AV. — IMir o. L^ — A»ofi«i),—
&aêp(mt\ — Bome (il^^ftS 68,7' ^ irSSIMr
O. L., — vakant); — in Fraakryk: te Mar-
seille (48*1819,1% — 6*28'ö(r O. L^ — A»-
pkan), — Parijt (48*»60'11^, — «018' O.
L^ ^ JfoMdUz); — in Spaoje: te Madrid
(40*24'29,7', — 8*4118' O. L^ — J^uOm);
— in Portagal: te LiMabon (88*42^15,2', —
O^'eió' W. L., ^ Oom); ~ in Griekenland:
te Athene (87*5820', — 28*4856' a L^ —
SOmidi); — in België : te BrnaMl (58*61 10,7',
— 4*228' O. L^ — M<m9Êm)\ — in Neder-
land: te Leiden (52*920,8', — 4=^29 8' O. L.,
Baklm^um), — Utrecht (52*5'10,5', — 5*8^1'
O. L., — (htd&mtmi), Yoorti heeft men onder^
Bcheidene en oititekende obeerrateria in Noord-
en Znid-Amerika, in Anttrali8, Hiadoftan en
aan de Kaap.
Eén der prachtigste obaerratoria van den
Jongiten t||d it dat te Straatahnrg. Het is op
het geëffend terrein der yoorm^lige stadswal-
len onder de leiding van den ar^teot IBIffgêH
en den sterrenkundige Wiimêekê gebouwd en
In den lomer van 1881 voltooid. Het bestaat nit
drie gebouwen ; éen van deie is ingericht tot
woning voor de beambten en de twee overige
dienen tot het plaatsen der instrumenten. Het
gebouw, bestemd voor het voornaamste instru-
ment, voor den reflractor, is gekroond met een
koepel, die eene middeUtn heeft van 11 Ned.
el en dch ter hoogte van 24 Ned. el boven
den beganen grond verheft. De hierin geplaat-
ste reftractor heeft eene middeliyn van 48,7
Ned. duim en een brandpuntMfttand van 7
Ned. el. In het andere gebouw heeft men den
meridiaandrkel en het passage-instrument, en
in het algemeen is zoowel met betrekking tot
het gebouw als ten i^iichte van de iostru-
menteo gebruik gemaakt van de ervaringen
van den laatsten tQd, om aan het geheel de
meest mogeijlke volkomenheid te geven.
Sterrenwiohelarjj (astrologie) is de
kunst uit de waarneming van dai stand en
den loop der sterren de toekomst en vooral
het lot der menschen te voorspellen. Zy heeft
Bioh uit Chaldaea over Klein-Axië, Egypte
en Europa verbreid, aoodat de sterrenwiche-
laars door de Romeinen ook wel Chaldaeërs
werden genaamd. B0 de Chaldaeërs was de
sterrenwiehelary verbonden met den sterren-
dienst en in Egypte met de geneeskunde. In
Griekenland werden de sterrenwichelaars van
de lOde van den Staat niet bemoeielQkt;
selfk JPlato werd een vriend der sterrenwi-
ehelarO genoemd, maar AmtóMêê verwierp
haar. De Grieksene geneesheeren brachten de
siekteverschQnselen in verband met den stand
van de Maan en van de planeten, — voorts
kwamen bü de sterrenwichelary vooral de
Zon en de teekens van den Dierenriem in aan-
merking. Bü de Bomeinen vond de sterren-
wichelarO weinig voorstanders. Oieero, JPU-
flitttf de Oudere en TdcUm bestreden haar met
knoht, terwgi 8Amm ém intM «b^
neten op het lot der meneehcngMsinniii
betwSfèlde. De grootste wSegeemmsat
sfeerrenwichelarl in benijlwminsifait
mogen der sterren op den wtmA ik
MmeOme in een leerdlelift ontwikhBli, tn^
de Christemke Kerk kaar venri^, aa
Ugkt uit de geschriftaa vaa Ommm
AUtBOÊidra^ Ofiimee esi At^wdmm Da»
tegea werd iQ met fwer beoetadtei
Arabierea en de IsraeUetiBGhs
Ahoemümr schreef hi de 9de
togisch werk: ,De mag^ala
annorum revoluttonibos ae eoraai ^tMm
bus**, dat eeuwen lang Teel gelesm «b^b
JioMem Édg in de 18de eeuw ksIMk^it
judiciis astrorum**. Na dien t|d «dafké
sterrenwidielart meer e& meerfsmaa
de Cnuristeigke volkeren, ea dikwfhkiils
de HofMtrologen een TerbaieadsB Mi
Wél kwamen tegen het eiode der Ukm
Sammarola^ JPieme vam Mwmdtie «i te
FOM, Beirddom, Simrm ena. tegen tei
venet, maar sQ bleef ia Fmafafk #r
Catarima de' Medici en onder JEEnM ITi
ir nogalttfdhaargeaaghaadhaveD.isM
ryk erlaaffde vooral IToetradamm emegra
vermaardheid als astroloog, ea ta«f •
Pausen de astrologie in dea baa Mm,w
■O nog door sommige ProteetantBclie g#
leerden, bgv. door MelamMkm, begoiB^
Vooral was sQ in Engeland in ïïWïïBg.ym
brachten Paraodeue en OordoMithssriBivW
met de genees- en scheikunde. Ja, ftn^
leerde, dat in het heelal aeven versckfiM»:
de planeten afhankeQkegolvingaikeiniK
die in den mensch leven venehilksde b>
ten van polsslagen verooraaakten. ïékfp
Brdke en KmUr waren niet afkeeri^wi
sterrenwichetsrO. Het stelsel vaa 0^
dat deie Aarde tot een ondergesehikt ha»
lichaam vernederde, gaf echter de^
steek aaa de sterrenwichelary. Vfl^^j
verdedigd door Jfort» in iQne ,Aot
Gallica**, maar daarmede nam hare heoiM
in het Westen nagenoeg een eiod^^
■O in het Oosten nog veel aaahasgsnWt
De sterren wichelarg waa als stelsel ia«v
in natunrigke en positieve astrologie ^
eerste bepaalde lich tot de gevolgesm»
tuurlOke oorzaken en kwam MiWjJJ^
overeen met de meteorologie. pefflJJ
daarentegen handelde over dea iawwr
sterren op *s menschen lot De t"^
volgde daarby desen weg: waaneer M*
dezen of genen de nativiteit wildeaw^
bepaalde hg in de eerste plaats voor ketoT
blik van diens geboorte den horoeooop,^
lyk het punt der ecUptica, hetw^«?*
^dstip boven den horizon ▼«rreeijj
daarop de twaalf huizen der heDW i^
Deze hmtste werden aangewezen doof^
cirkels, die den Evenaar ia twssff f^
doelen verdeelden. De lïow«»op™"5
eerste huis en vanhier telde mea fwg^j^
huizen volgen op elkander in eene Wf
orde als het huis van het loven» 'J*^
gebrek of van den rgkdom, vaa ^^^
van de bloedverwanten, van de W"^
van de dienaren (volgens anderen ^ ^
zondheid), van het huwelök, na ojjj^
van den godsdienst, van de trieaMCW
STESRENWICHELABU-8TEUB.
753
▼an de TtM^Mliap. Waren de twaalf hiiiien in
Terband met den tyd der geboorte van een per-
soon geronden, dan loclit de astroloog de
plaats der planeten In ieder hais en nit belder
onderHngen sland maakte bg itne ▼oorspel-
lingen op. Dat mensohenkennis, schranderheid
en behendigheid, alsmede eene weelderige ftm-
tasie daarbi den astroloog leer te stade kwa-
men, rollen wQ nanweigks behoeven te
zeggen.
Stealohoros, een Grieksoh dichter nit
Himerae op Sioilifi, leefde omstreeks het Jaar
680 Tóor Chr. en overleed, van het licht der
oogen beroofd, te Catanea in 566. Z|fne ge-
dichten, in 24 boeken verdeeld, behoorden
tot de lyrische pofisQ en waren in het Dorisch
dialect geschreven. De overgebleven fragmen-
ten zyn verzameld in „Delectns poësis Grae-
comm elegiaoae (1889)'* van Sckneidmoin en
in „Poetae lyrici graeci (8de dmk, 1867)**
▼an Bêiyh.
Stethoscoop, lie AMteuUaüe «• pêretusie.
Stettenheim (Jnlios), een homoristisch
schrQver, geboren den 2den November 1881
te Hamborg, stadeerde te Beriyn en stichtte
na t^n terugkeer in syne geboortestad de
„Wespen**, een humoristisch weekblad. In
1867 vertrok hQ met dit weekblad naar Ber-
Itfn, waar het tot 1880 als byiage aan de „Tri-
bune** werd toegevoegd en later afkondórlfik
in het licht verscheen. Van sQne geschriften
vermelden wy: „Almanach znm Lachen (1858
^1868)*', ^ de humoristische albumbladen
„Lohengrin (1859)**, — de vaudeville „Die
letste Fahrt (1861)**, — deklacht8pelen:„Un-
S>betene Ottste (1869)**, — en „Ein gemiUger
ensch (1872)**, — „Berliner Blaubnch aas
dem Archiv der Komik (2 dln, 1869)**, —
„Wippchens sümmtliche Berichte (1878— 1880,
2 dln)**, — „Muckeniohs Beden und Thaten
(1885)**, — en „Unter vier Augen. Besnohe
eines eigenen Interviewers (1885)**. Ook redi-
geert htf het maandwerk „Das humoristische
Dentschland (1885 ena.)**.
Stettin, de hoofdstad der Pruisische pro-
vincie Pommeren, is de voornaamste leeplaats
van Pruisen en bestaat uit de eigenl0ke stad
op den linker oever van de Oder, met ruime
voorsteden, en nit de Lastadie en de hierby
behoorende buurten op den rechter oever van
genoemde rivier. De beide oevers ayn door
drie bruggen verbonden, terwQl er voor het
spoorw^erkeer nog andere gebouwd sQn.
In de eigenigke stad vindt men vQf pleinen:
het Paradeplein, het Koningsplein met de
standbeelden van Frêderik de OrooU (van
Sohadow) en van Friedrick WUhdm III (van
Drakê), de Paardenmarkt met eene prachtige
fontein^ de Hooimarkt en de Kieuwe Markt.
Taaschen laatstgemelde twee verheft zich het
stadhuis. Voorts s||n er vj|f Protestantsche
kerken, eene R. Katholieke kerk, eene kerk
der Oud-Luthersch^i en eene der Apostolische
gemeente. Andere merkwaardige gebouwen
afin er het Koninkiyk slot, in 1575 gebouwd
' en thans de setel van het provinciaal bestuur
en van de rechtbank, het nieuwe raadhuis,
de nieuwe synagoge, het militair casino, de
schouwburg en de Beurs. Voorts heeft men
er twee gymnasia, twee reaalscholen, eene
provinciale ambachtsschool, eenehandelsschool,
een instituut voor doo&tommén, een voor
XIIL
blinden, alsmede een aantal inrichtingen van
weldadigheid, genootschappen ena. Zy is de
aetel van een gouvemear, van een provinciaal
bestuur, van een Hof van appèl, van een
consistorie, van den kommandant van het 2de
armeekorps enz. Ook met betrekking tot de
nyverheid bekleedt Stettin den eersten rang
onder de steden van Pommeren. Men heeft
er groote scheepstimmerwerven, machinen-
en oementflibrieken, zeepdederyen, stearine-
en chamottefftbrieken, bierbrouweryon, soi-
kerraifinaderyen, klokkengietery enz. De
handel is er van veel belang: in 1876 bedroeg
er de waarde van den invoer byna 170 en
die van den uitvoer ruim 111 milUoen mark.
De reederyen van Stettin telden in het Jaar 1885
den laatsten December 68 zeilschepen, 59 aee-
stoombooten en 70 rivier- en sleepstoombooten,
en in de haven verschenen alstoen 4 125 stoom-
en 1602 zeilschepen, waaronder een groot
aantal Nederlaadsche. Op de werven werden
er in dat Jaar 84 yzeren stoombooten gebouwd
en er bleven nog 29 in aanbouw. De stad heeft
eene bevallige ligging; de linker oever van
de Oder is zeer steil en op den rechteroever
ontwaart men uitgebreide weiden en wonden,
van rivier^es doorsneden. Aan beide zyden
der rivier verheffen zich groote tebrieksgebou-
wen en handelsmagazynen, terwyi hare wa-
teren met stoom- en zeilschepen bedekt zyn.
De stad is door spoorwegen rechtstreeks ver-
bonden met Beriyn, Posen, Bredau, Dantaig
en Stralsund, alsmede met Swinemunde, en
het aantal inwoners bedraagt (met eene be-
zetting van ruim 4508 man) nagenoeg 100000,
onder welken zich 8000 B. Katholieken en
2000 Israëlieten bevinden (1885). ^ Stettin of
Sied^ is reeds in de 11de eeuw gesticht, maar
wordt eerst in de 12de eeuw als koopstad
vermeld. In 1107 werd zy de zetel van een
vorstenhuis uit Pommeren, voegde zich In
1360 by de Hansa, omhelsde in 1522 de Her-
vorming en kwam in 1680 in het bezit van
Guttaaf AddLfy die haar versterkte en er
groote verbeteringen invoerde. By den Vrede
van Mflnster werd zy afgestafin aan Zweden,
viel in 1678 in handen van den Keurvorst
van Brandenburg, maar werd reeds het
volgende Jaar aan Zweden teruggegeven. In
1718 moest zy eene belegering verduren,
en by den Vrede van Stockholm (1720) werd
zy met Vöor-Pommeren aan Pruisen toege-
wezen. Ka de catastrophe en 1806 kwam
zy in het bezit der Franschen en dit duurde
tot 1813. Door de wet van 19 Mei 1878 zyn
er de vestingwerken vervallen verklaard.
Steub (Ludwig), een verdiensteiyk schry-
ver, geboren den 20sten Februari 1812 te
lichach in Opper-Beieren, vertrok later met
zyne ouders naar Mfinchen en studeerde er
in de letteren en rechten. In 1884 ging hy
naar Oriekenland en werd er als ambtenaar
geplaatst, eerst te Nauplia en vervolgens te
Athene. Hy bleef er tot 1836, keerde over
Bome, Florence en Veneüë naar Mflnchen
terug en werd er in 1845 tot pleitbezorger
en in 1868 tot notuis benoemd, welke betrek-
king hy in 1880 nederlegde. Van zyne ge-
schriften vermelden wy: „Ueber die Urbe-
wohner Bb&tiens und ihren Zasammenhang
mit den Etmskem (1848)**, -^ „Zu rh&tischen
Ethnologie (1854)**, — „Die oberdentschen
754
STEUB-STEWART.
Fmnülleiuiainon (1870)% — wtfden: ,Dni
Sommer ia Tirol (1846; 2de druk, 1871, 8
dliiV\ — «Dm bft7riieh6HooklMid(1860r,—
„Wandomogeii im bayriaehen Gebirise (1862)'*,
~ ,,HerlMttiWe in Tiiol (1867)'\— «AHtayri-
Bche KnltarbUder (1869)", — „BUder mw GMe-
cheaUmd (1841; 2d6 drak, 1884)'*, — „Novel-
len and Schildenugen (1863)*', ^ «Deutsche
Triome (1888, 8 dia)**, — «Der icbwane Gkwt
(1868)**, — „Die Boae derSewL EineaiemUoh
wahre OeMhichte aas Tiiol (1879)**, ~ „Aas
Tirol (1880)**, ^ „Der S&ngerkrieff in Tirol
(1882)**, ^ JLyrisehe Beisen (1878)**, — en
„Geeammelte Novdlen (1881 ; 2de drak, 1883)**.
Eene Tenameling tUner kleinere geschriften
is in 1863—1876 in 4 deelen in het Uoht ver-
schenen.
Steubenyüle. de hoofdstad van Jefferson
Coantj in den Noord-Amerikaanschen Staat
Ohio, ligt aan de Dhiorivier, telt roim 12000
inwoners (1880) en heeft een nitgebreiden
handel, vele fttbrieken, een seninariam en
eene hoogeschooL In hare nabyheid heeft men
steenkolcMomilnen.
Steur ( Ac4[»enser) is de naam van een vis-
Bchengeslacht alt de orde der OUtmaekMigm
(Ganoïdei). Bg dit geslacht ^digt de kop in
een pantigen snnit; de onder aan den kop
gelegen mond kan achterwaarts getrokken
worden en is meestal ongetand ; onder den snait
sUn 4 vóór den bek gelegen baarddraden; de
losse kieawen sUn onder een kieawdeksel
verborgen, het langwerpig lichaam is met
hoekige schilden b^ekt en de staartvin is
heterocerc De meest bekende soort is A.
séwrio met een bg de Jongen pantigen en by de
oaden meer afigfestompten snuit , kleine oogen
met een regenboogvlies en het lichaam met
5 rQen schilden gedekt Dese visch is doorgaans
groenachtig grys met bnüne en swarte stippen.
Zyn romp is dubbel aoo lang als xyn staart
De aarsvin en de buikvinnen lyn klein en
de uitgeholde rugvin is weinig grooter. Hy
kan eene lengte bereiken van 3 Ned. eL Hy
denheid van den gewonen
in September en GJetober op de
Engeland gevangen.
Steurkrab (Palaemon Sqeffls) k»
tot de orde der Tïmp^ofjpm Sniii'ii
(Decapoda) en is verwant aaa ét pa
Zy leeft in aee en men vladt fcss ^
Schelde en in de Zeenwsche fltownL
steurkiabben ayn wat grooter dan pm
hebben deielfde kleur met roode dwanteq
en worden by het koken geelmc*tig mi
onderscheiden sich vooral door eea ■!
beenachtig uitsteeksel op de aelmalnt
hoofd.
Steyenakruid, sie droaseu
Stevin (Simon), een nitatekend wiika
naar en aeer in aanzien bH Frias Mm
die hem tot ingenieor van den watezsu
noemde, werd geboren te Brugge ia hei
den der 16de eenw en overleed la 1^
heeft lich vooral bexig gehouden net ét
schouwing van het evenvncht der Ikte
bepaaldeiyk met dat van een vast ^
op een hdlend vlak, — Toorta met dit i
3 krachten, werkende op éen pnat, - 1
het bekende parallelogram vmn kracÉte.
en met de drukking der vloeiatoffan is \a
ten vaten. Van syne geachrillen veceil
wy: „Tafelen van intresten, mitagaém
constructiën derselver ghecalciileerd (1582)' ,
en „Wisconstige gedachteniaaen, inho^
*tghene, daar hem ingheoeffentheeftde^
hoochg. vorst en heere Ifaorita yan Oni|i
ens. (1608)**, ook in het Franach vertu
Dok over slidzenbouw ena. heeft h| dege^
geschriften geleverd, en te Brugge vem
een standbeeld te ayner eer.
Stewart. Onder deaen naam versdé^
wy:
Dv^dld Stêwarif een Schotach wSageer^itte
ren te Edinburgh den 20sten November 1^^
Hy zag sich reeds op 22 Jarigen leeft$i^
hoogleeraar benoemd in ^ne geboorte^
en overleed aldaar, nadat hf| in 1310 4<
Acipenser ruthenus.
houdt zich op in de Noordaee en verschynt
des winters in onze rivieren, om er zyn
kuit te schieten, doch wordt er thans zel-
den gevangen. Hy is voor vele volken van
belang wegens ^n vleesoh en wegens de
kaviaar, die uit zyn kuH wordt bereid. Tot dit
geslacht behooren nog: de Buuiteke êieur (A.
ruthenus, zie bygaande afbeelding), vooral
in de Caspische Zee en in de Wolga te vin-
den, — de Auitsm (A. huso), die wel eens
1400 Ned. pond zwaar wordt en wiens zwem-
blaas de bekende vischiym levert, — en de
guUrdê êtémr (A. stellatus) met stervormige
schilden.
Stenrharing is eene grootere verscbei-
ambt had nedergelegd, den Uden Juni ^
Van zyne geschriften vermelden w(:fE^
ments of the philosophy of the honsn wek
(1792—1827, 3 dln)**, — „Ootlines of B0l
phUosophy (1793; 2de drak, 1818)", - A
losophical essays (1810)**, — ,DiBnrtstioi «
the progress of metaphysical and etkinl P
losophy (1816)**, — en „Phüoaopl^ </ ^
active and moral powers (1828)^ Base li
gave van zyne gezameniyke werken w«^ ^
1864 bezorgd door Samiltom,
Balfour iSS^mmn^, een Britsoh natankndi^
geboren den Isten November 1828 18 S^
borgh. Hy stadeerde aldaar, werd ii ^^
directeur van het observatoriom t» K^> ^
STEWART— 8TIEGLITZ.
756
1867 secretariB van het meteorologisoli oomHé
en in 1870 hoogleeraar in de nalaorkonde aan
Owen's college te Manchester. Hg ontdekte
de wet van het evenwicht tonchen de absorp-
tie en uitstraling der lichamen, deed met de
la Bne en Zoeioy belangrt}ke waarnemingen
omtrent de natnurlOke gesteldheid der Zon en
met TaU over het ontstaan van warmte m
de omwenteling van lichamen in de luchtle-
dige mimte. Ook stelde hy ondenoekingen in
omtrent het magnetismas en de meteorologie
en schreef: ,,£lementary treatise on heat
(Sde dmky 1876)", — ^^Lesaons inelementary
physicB (1871)", — „Physics (1872; 7de druk,
1878)", — en „The eonservation of energy
(1874; 4de druk, 1878)".
JdWMf Stewarty een Britsch ingenieur en rei-
ziger in Afrika en geboren te Kirkmichael in
Perthshire in 1846. Hy was eene reeks van
jaren in Indië werkaaam als ingenieur en be-
gaf aich vandaar in 1877 naar Oost Afrika,
waar hO eerst ter vermtjding van de water-
vallen der Sjire een kanaal deed graven en
vervolgens met eene stoomboot het Njassameer
besocht en ayne nasporingen na 1879 ook uit-
strekte tot het gewest tusschen hetnoordeiyk
uiteinde van dat Meer en het Tangai^ika-
meer. Hy wist vervolgens in Engeland en
Schotland de noodigé middelen te bekomen
tot den aanleg van eene vaart tot verbinding
vaa die beide meren en kwam in 1883 hier-
mede gereed, maar toen h|| gereed stond om
eene stoomboot van de Sjirerivier derwaarts te
brengen, bezweek hy in Augustus 1888 voor
de vermoeienissen en voor het kümaat.
Steyaert (Judocus Joannes), een Belgisch
stAiry ver, geboren te Gent den 26Bten April
1796, wydde zich eerst aan de schilderkunst,
bepaalde zich vervolgens by het onderwys en
zag zich in 1828 geplaatst aan het hoofd eener
lagere school te Gent, waar hy den 19den April
1868 overleed. Hy schreef: „Over het lag^ onder-
wys in België enz. (1838)" , — „Beschaving der
stad Gent enz. (1838)", — „Verhandeling
over de noodzakeiykheid van eene wet op
het onderwys in België enz. (1840)", — „Le-
vensschets van den heer Joseph van Crom-
brugghe (1844)", — «Hngo van Somergem
(1844)", — „Liederik de Buok, eerste forestier
van Ylaenderen (drama, 1846)", — „Beknopte
geschiedenis van Gent (1847)", — „(Geschied-
kundig onderzoek of proef van medewerking
ter herstelling van de oude en echte namen
der straten enz.", — „Ongeval van Lieven
Pien (1848)", — „Beknopte verhandeling
over de byzonderste nyverheidstakken in
Ylaenderen (1863)", — en „Een speelrei^le
in België enz. (1868)".
Steyr, 8Uier of Sietfer^ eene stad in
Opper-Oostenryk, ligt in een bekooriyk dal
op de plek, waar de Steler rich uitstort in de
Enns en aan den spoorweg 8t Valentin-
Tarvis. Zy is de zetel van eene rechtbanken
telt ruim 17 000 inwoners (1880). Er is eene
fraaie parochiekerk, in spitsboogstyi opgetrok-
ken, een aanziêniyk raadhuis meteen sieriyken
toren en een bevallig plein met een wandelpark.
Op eene rots by hBt vereenigingspunt van
bovenvermelde rivieren verheft zich een prach-
tig slot Er zyn onderscheidene inrichtingen
van onderwys en Steyr is tevens éene van
de rykste en belangrykste fabriekiteden van Ooe-
xm.
tenr|k. Men heeft er o. a. de Oostenryksehe wa-
penfiabriek, waarmede sedert 1882 eene inrfeh-
tiaff voor electrische verUchthig verbonden is.
St QBllen, St. Gk>ar, St. Gtotthard,
zie onder €hülêny Ocar^ OoHktHrd.
St. Hélena, een Britseh-Afrikaansch eiland
in het zuideiyk gedeelte van den Atkuitisehen
Oeeaaa, tusschen Afrika en Amerika en tegen-
over Kaap Negro, 200 geogr. myi van het
vaste land van Afrika en 300 geogr. myi van
dat van ZuidAmerika verwyderd, is merkwaar-
dig als het verbanningsoord van Napoléo» I
(zie onder JBonapartê), Het heeft eene uitge-
breidheid van 3 Va D g«ogr. myi en verheft
zich met steile rotswanden ter hoogte van
200—400 Ned. el uit de brandende golven,
terwyi de kust er slechts op enkele plaatsen
laag en toegankeiyk is. De hoogste bergtop
bereikt er eene hoogte van omstreeks 903
Ned. el. Eene bergketen, die er de opper-
vlakte in 2 deelen scheidt, loopt van het
oosten naar het westen en bestaat uit lava,
basalt, tuthteen enz. Het klimaat is er gezond
en de vruchtbare bodem brengt er velerlei
gewassen voort Het aantal inwoners bedraagt
er omstreeks 6000 en de hoofdstad is Ja-
mestown, aan de baai St. James gelegen. Dit
eiland is in 1602 door Portugeezen ontdekt,
en deze bouwden er eene kerk, die omstreeks
het jaar 1600 door de Kederlanders werd ver-
woest Laatstgenoemden vestigden er zich,
doch ruilden het in 1660 met de Engel-
schen tegen de Kaap de Goede Hoop. Wél
werd het in 1678 by verrassing door de Ne-
derlanders heroverd, maar zy moesten het in
datzelfde jaar weder overgeven aan de En-
gelachen, * die er het fort St. James bouwden
en in het voortdurend bezit bleven van St.
Hélena. — Ook onderscheidene andere eilan-
den dragen dien naam.
Sticht (Het) is nog altyd de naam van
de provincie Utrecht In den tyd, toen de
bisschoppen er het gezag in handen hadden,
werd de tegenwoordige provincie Utrecht
het Nedênücht en de tegenwoordige provincie
Overysel het Ooerstieki genoemd. Men zie
alzoo onder Utreeki.
Stiohtiiig is de naam van goederen met
eene bepcuüde bestemming in het algemeen
en van kerkeiyke en vicariegoederen in het
byzonder. In den jongsten tyd is er in ons
Vaderland met kracht op aangedrongen, dat
aan den Staat tot zekere hoogte het toezicht
moge worden verleend op de stichtingen, ten
einde het vervreemden, verwaarloozen of mis-
bruiken dier goederen te voorkomen. Zie voorts
onder Siifi.
Stieglitz.Onder dezen naam vermelden wy :
Ludunffj baron wm StitglUt, den stichter
van eene vermaarde handels- en bankierszaak
te Petersburg en geboren te Arolsen in 1778.
Zondw eenig vermogen begaf hy zich naar
BuslMid en wist er door zyne bekwaamheid
en onvermoeiden yver het algemeen vertrouwen
te verwerven, zoodat hy weldra over aan-
zleniyke sommen kon beschikken. Hy besteedde
die aan de uitbreiding van handel en nyver-
heid. Hy bracht de stoombootvaart tot stand
tusschen Petersburg en Lubeck, beschermde
kunsten en wetenschappen en overleed den
18den Maart 1843, nadat hy reeds in 1826
door den Keizer met brieven van adeldom
48*
756
8TIE0LITZ— STIELTJES.
begUttgd WM. Na iQn dood werd de bankiers-
laak, die haar naam verbond aan Boisiscbe
leeningen, door sQn aoon Alexamder yoortge-
let Dom werd echter in 1858 chef Tan de
paagestichte B||lubank te Petersburg en ont-
bond de firma, maar legde in 1886 roomoemde
betrekliing neder. HQ bovwde Toorts den spoor-
weg yan Petersburg OTer Peterhof en OraniOn-
banm naar Krasnct|e-Selo in Bosland opeigen
koeten, en aOn loon Ktkalai werd lid van
den raad yan Binnen landsche Zaken aldaar.
Smimek Sti^Uig, een yerdiensteUfk Duitsch
dichter en geboren te Arolsen den 2Ssten Fe-
braari 1808. HQ stadeerde te Göttingen en
te Leipiig en werd in 1828 leeraar aan het
gymnasium te Berign en onstos der Konink-
Vke UbUotheek. Een seaawlOden noodiaakte
hem, sOae betr^kingen neder te leggen, en
te yergeeft socht htf te Petersburg geneiing
▼oor ^ne ongesteldheid. Hg was in het hn-
welük getreden met OkarloHê SopkU WiUköfi^
en dese dweepiieke vroaw koesterde het
denkbeeld, dat eene groote smart haren echt-
genoot tot een uitstekend dichter lou ver-
heffen. Daarom braeht sU op 28-jarigen ouder-
dom sich lelve met een dolksteek om het leyen
(81 December 1884). Hare selfbpoffering had
echter niet het gewenschte geyolg; hQ woonde
na dien tOd meestal te VeneUS en overleed
aldaar aan de cholera den 24sten Augustus
1849. Van sQne dichterigke werken noemen
wi : „BUder des Orients (1881— 1888, 4 dln)**,
— „Sultan Selim lU (een treurspel)", —
„Stimmen der Zeit in Liedem (2de druk,
1884)", — en „Bergesgrflsie (1889)".
Süehl (Ferdinand), een yerdienst^k Prui-
sisch opvoedkundige, yooral bekend als de
▼erraardiger van de: „Begulative fttr das
y olkssehul-, Priparanden- nnd Seminarwesen"
werd geboren ,te Frensburg den 12den April
1812, studeerde te Bonn en te Halle in de
theologie, werd in 1885 eerste leeraar aan het
seminarium te Nenwied en aag er lich in 1889
tot directeur benoemd. De mhiister JSBickkorm
plaatste hem in 1844 bg het departement van
Eeredienst In 1845 werd bt| regeerings- en
schoolraad, in 1848 gehehn regeeringarud en
voordragend raad en in 1865 geheim opper-
regeeringraad. HQ heeft licb met betrekking
tot de organisatie van het onderwas in Pruisen
leer verdienstcatfk gemaakt, werd den Isten
Januari 1873 als geheim opperregeeringsraad
in werkeigken dienst gepensioneerd en over-
leed te Freibwg in de Breisgan den 16den
September 1878. HQ schreef? „Der vaterlftn-
dische Gesekichtsuntenricht (1842)", — „Ak-
tenstücke sur Geschichte nnd sum Yerst&ndnis
der drei Preosiisohen Begulative (1855)", —
„Die Weiterentwiekelung der Begulative
(1861)", ^ en „Meine Stellung tu den drei
preussischen Begulativen (1872)". Hg stichtte
in 1859 het „Gentralblatt lür die gesammte
Unterrichtsverwaltung in Preusaen".
Stiehle (Gnstav von), een Pruisisch gene-
raal, geboren te Erftirt den 14den Augustus
1828, beiooht de miUtaire académie te Berign,
werd toegevoegd aan de trigonometrisobe afdee-
ling van den groeten generalen staf, ngaich
in 1860 belast met het bestuur van de histori-
sche afdeeling van den generalen staf en hield
▼eorleaingen aan de militaire académie. In
1864 nam hg deel aan den veldtocht tegen
Denemarken, ontving brieven van adeldom,
werd luitenant-kolonel en vlengeladjudaat das
Konings en daarna 'attaché bg de geaantselUKp-
pen te Londen en te Weenen, verwierf ia
den oorlog van 1866 Tordie pour Ie Mérite,
nam als chef van den generalen staf van de
tweede armee deel aan den oorlog van 1S70,
sloot de capitulatie van Mets, werd in 1S71
directeur van het departement van Oorlog' en
lid van den Bondsraad, in 1875 luiteiuuit-
generaal, sag sich in 1875 benoemd tot koiii>
mandant der 7de divisie te Magdebnrg en in
1886 tot inspecteur-generaal der veetingen.
Stieler. Onder deaen naam vermelden wtf :
Adölf SiUUfj een verdiensteigk cartogranT,
geboren de 26Bten Februari 1775 te Goths.
Hg studeerde in de rechten, werd geplaatst
bg het ministerie te Gotha, sag sich in 1813
tot raad van legatie, in 1829 tot geheim re-
geeringaraad benoemd en overleed den 18den
Maart 1886. Hg heeft sich door het leveren
van voortreifeigke kaarten seer verdlenstel0ic
gemaakt jegens de aardrgkskunde. ZgnbooflI-
werk is: de bekende „Handatlas (met Bm-
dkard, 1817—1828)" in 75 bladen en later
(1871—1875) in 90 bladen. Ook sgn „Sckul-
atlas (58ste druk, 1877)" en sgne „Kartevon
Dentsehland (in 25 aMeeHngen, laatste nitgave
1867)" sgn algemeen verspreid.
JTorZ Joêtpk SüèUr, een uitstekend portret-
schilder, geboren te Mabis den Isten Novem-
ber 1781. Hg bepaalde sich aanvankeigk bQ
het pastel* en miniatnursehilderen en legde
in 1805 onder de leiding van F^er te Wee-
nen sich toe op het schilderen met olieverf.
Weldra verwierf hg groeten roem als portret-
schilder, soodat hg Hongarge en Polen be-
reisde, twee jaar te Pargs vertoefde, daarna
Bome besocht, hier een altaarstuk schilderde
voor de Leonhardskerk te Frankfbrt aan de
Main, in 1812 sich te Mfinchen vestigde, en
in 1816 naar Weenen vertrok om er het levena-
groot portret van Keiser Fmmz te sohildereo.
Hier bleef hg tot 1820, keerde toen nasr
Mttnohen terug en overleed aldaar den 9deii
April 1858. Hg heeft een uitnemend portret
van Oifikê geschilderd, — voorts van Sehèl-
Umsf, TSêch, von Stimboldiy Bêdkovm ens.,
alsmede de beroemde „Gaanderg van Schoon-
heden" in het Koninkigk slot te Mfinchen.
Karl SHder, een dichter en schrgver, ge-
boren den 15den December 1842 te Mfinchen.
Hg studeerde aldaar in de rechten en geaehieds-
nis, begaf sich vervolgens op reis, trad daarna
op als ideitbesorger en is thans ambtenaar b0
het Koninkigk. hoofd- en staatMrchief te Mfin-
chen. Hg heeft vooral veel bgval verworven
door sgne gedichten in Beierseken tongval :
„Bergbieamln (1865; 3de druk, 1882)", —
„WeU*8 mi flrent (1876: 4de druk, 1880)", —
„Habts a Schneid?! (1877; 8de druk, 1881)**,
— „Um sonnawend (1878; 2de druk, 1879)**,
^ „Hochseitsleut* und Musikanten (1880)". —
en „Von Derhoam (1881)". Voorts leverde bQ :
„Hochlandslieder (1879; 3de druk, 1880)" es
„Neue Hochlandslieder (1881)*'. Ook was kQ
medewerker aan de praohtuitgaven : „Ana
deutschen Bergen (1872; 2de druk, 1880)",—
„Bheinfkhrt (1875)**, - ^taUen (1876; 2de
druk, 1879)**, — en „Elsass-Lothrlngeil (1877)**.
StieltjeB (Thomas Joannes), een uitste-
kend Nederlandsch waterbouwkundige, gelM-
STIELTJES— STIERMARKEN.
767
ren te Leuven den 19den Mei 1819, koos de
krBgimanalooplMum en diende van 1884 tol
1849 als offlder bg de artillerie. Van 1860
tot 1860 wat hU ingenienrdireetenr der Over*
tiaelaehe kanaliiatiemaatschapptly werd daarna
belaat met de opneming der spoorwegen op
Java, waar hi 8 Jaar vertoelde, was na sOn
terugkeer werkaaam als elTiel-ingeniear, werd
in 1878 technisch adTiaenr der Rotterdamsche
HandelsTcreeniging en ng lich alsoo belast
met de leiding der groote werken op FeQen-
oord, werd in October 1866 benoemd tot lid
▼an de Tweede Kamer der Staten-Qeneraal
en OTerleed in 1879. Onder den pseudoniem
▼an Oud Soldaat schreef hg : „Denkbeelden
OTer een sniniger en doelmatiger samenstel-
ling van het Nederlandseh leger (1848)**, —
«Nadere ontwikkeling van die denkbeelden
(1848)**, — „Is NederUnd te Terdedigen?
(1849)**, — „Advieien, door den Ministervan
Oorlog gevraagd aan een ond soldaat (1850)**,
— „De Nederiandsche hoofdrivieren en hare
verbetering (1860—1861)**, — „Hoe is Neder-
land te verdedigen ? (1868)**, — Nederland
en Rusland (1866)**, — „Open brief aan den
Minister van Oorlog over spoorwegen (1869)**,
— en „De Nederiandsche land- en waterwe-
gen (1859)**, — voorts onder sgn eigen naam :
„Proeve eener handleiding over de draagbare
wapenen (1846—1847, 2 dln)**, — „Hoe een
Nederlandscii ministerie over eeden denkt
(1849)**, — „Hoe de heer Storm van *sGhra-
vesande over eeden denkt (1849)**, — „De
Overgselsche waterwegen (1866)**, — „Be-
schouwingen over spoorwegbruggen (2 stuk-
ken, 1860)**, — „Oegevens over de spoor-
wegen op Java (1864—1866, 6 stukken)**, —
„Overzicht van wat met de spoorwegen op
Java is voorgevallen (1864)**, — „Iets over
de onderwatersetting van de Orebbelinie
(1866)**, — „Denkschrift über einen Kaaal
sur Yerbindung der Nord- und Ostsee (1866)*',
— „Het voor en tegen van den spoorweg
Amhem-Ngmegen (1876)**; — met SiaHnf
leverde h||: „De scheepvaart tai Sallaad en
Twenthe (1847)**, — „De Overgselsche wa-
teren (1848)**, — „De Rgn- en Weeervaart
(1860)**, — en met andere ingenieurs: „Ver-
slagen over een kanaal van Almeloo naar de
Eems (1861)**, — „Reis tot het besichtigen
van stuwers In Fraakryk (1868)**, ~ „Ver-
slagen aan de gemeenteraden van Delft, den
Haag en Amsterdam over waterverversching
en spoorwegkwestiên en over afwatering van
ROnland (1867-1871)**, — eU „MiUtatre Stu-
diën (2 stukken)**. Ook schreef hQ onderschei-
dene brochures over spoorweg^ en kanaalsaken
en militaire aangelegenheden, rapporten over
de droogmaking der Zuidersee ens., artikels
in tgdschriften en bQdragen in het door hem
gestichte en aanvankeigk geredigeerde tgd-
schrift: „ Nieuwe Militaire Spectator**.
Stier (De) is de naam van het tweede
teeken van den Dierenriem, alsmede van een
sterrenbeeld tusschen 46— 87^ rechte klimming
en 0—28'' noorderdedinatie. Dit laatste bevat
volgens Sèiê 188 voor het ongewapend oog
dchtbare sterren, onder welke aich Aldebaran,
eene ster van de eerste grootte, bevindt; ook
behooren de Pleiaden (Zevengestemte) en de
Hyaden tot dit sterrenbeeld. — De Stier van
F<miatowêki is een sterrenbeeld, in de 18de
eeuw gevormd uit sterren tusschen den oos-
teigken schouder van Ophiuchns (Slangen-
drager) en den Adelaar.
StterengeTeohten (Oorridas de toros)
noemt men gevechten van mensohen tegen stie-
ren, een Hevelingsvermaak der Spanjaarden,
die dexe uitspanningen ook naar Zuid-Ame riks
en Mexico hebben overgebracht Als een rid-
derigk vermaak, op het toomooi geigkend,
waren s0 reeds in de elfde eeuw en waar-
Bchgnigk selfb vóór dien tgd bQ de Spanjaar-
den in zwang — immers de Od Oamtpiador
was als stierendooder vermaard, — en onder
Karel V bereikten de „Fiestas de toros** het
toppunt van luister. Eerst PhiUppuê V kwam
in veraet tegen de stierengevechten; doch Juist
dit was oonaak, dat het volk ie met des
te grooteren Vver begunstigde, londer zich
om het verbod van vorsten of geestelOken te
bekreunen. BQna ^e stad van eenig belang
heeft hare „Plasa de toros**; de grootate vindt
men te Xeres de la Fronteras, te Madrid en
te Yalencia. Te Madrid heeft van Paschen
tot Allerheiligen eiken maandag een stierenge-
vecht plaats, en in de kleinere steden alleen
op feestdagen. Het hedendaagsche stierenge-
vecht bestaat uit drie bedreven, waarin de ver-
schillende groepen van torreadores of torreros
aohtervolgens blQken geven van behendigheid.
De pieadores (lansnüters) prikkelen de woede
van den in het strQdperk gelaten stier door
lanssteken in den schouder. Zyne woede wordt
voorts aangevuurd door de banderiUos, die te
voet stryden en met weerhaken voorziene sta-
ven in de schouders van het dier zoeken te
planten. De capeadoree komen laatstgenoem-
den te hulp door roode mantels te zwaaien
en hierdoor de aandacht van den stier van
zQne vervolgers af te wenden. De hoofciper-
soon echter is de espada, die het dier met
uitgetogen degen te gemoet gaat, om daaraan
den doodeiyken stoot toe te brengen, terwQl
h0 met den linker hand de mnleta voert, een
stak rood doek aan een stok. De sUer vliegt
vertoornd hierop af, en terwHl de espada hem
bU het maken van een zifsprong laat voorbQ
snellen, stoot hQ hem het staal in den nek.
De naam matador voor den espada Is in
Spanje niet gebmikelOk, maar wordt aldaar
gegeven aan de aflmakers van het dier. Is dit
laatste niet aanstonds dood, dan venchQnt de
in het zwart gekleede cachetero, om hem met
een dolk den genadestoot in het ruggemerg toe
te brengen. Een stierengevecht duurt gewoon-
igk 16 tot 20 minuten, en gedurende de geheele
voorstelling verliezra doorgaans 8 tot 10 stie-
ren en dubbel zooveel paarden het leven.
Stiermarken (Ste7ermark), een Oosten-
r0ksch hertogdom, grenst in het noorden aan
Opper- en Neder-OostenrUk, in het oosten aan
HongarQe, in het westen aan Salzbnrg en Ca-
rinthië en in het zuiden aan Krain en Oroatië,
en heeft eene uitgebreidheid van btfna408Q
geogr. mgi. Men verdeelt het in het hoogge-
bergte van Opper-Stiermarken, de vruchtbare
heuvelstreek van Midden-Stiermarken en het
door Slowenen bewoonde berggewest van Be-
neden-Stiermarken. Het land is verbonden met
de bergketens der Oost-Alpen. Men vindt er
den Dachstein (ruim 8 000 Ned. el hoog), het
Doode G^ebergte bQ Aussee met den Schönberg
(ruim 2000 Ned. el hoog), den Pyrgas (2241
758
STIERMARKEN.
Ked. el boog), den Grimmiag (2846 Ked. el i
hoog) en den Baohttein (S 216 Ned, el hoog) 1
ten noorden van de Enni, — en ten nnideii
Tan deie den Hoehthor (2280 Ned. el hoog),
den Lngaoer (2 197 Ned. el hoog) en den Qöe-
zeck (2207 Ned. el hoog), — voorts verder
oostwaarts den Hoohschwab (2268 Ned. el
hoog) ena. Tosseben de Kalk* en Midden-
Alpen heeft men den Sommering (974 Ned. el
hoog) met een vermaarden spoorweg, en tos-
schen de Eons en de Mar de ber|^eten van
den Niedem Tanem aaet den HoehgoUlng
2781 Ned. el hoog). In het wsatelgk gedeelte
verheft aioh de Eioenhat (2441 Ned. el hoog).
Midden-Stiermarken is door een laag halfrond
van Alpen ingesloten, dat aan de oven0de
van de Mor in den Koralm eene hoogte be*
reikt van de 2 147 Ned. el. Tasschen de Mor
en de Drave verrlfsen de Posaroek en de met
wyngaarden bedekte Windisohe heavels. Ter-
wyi in het sniden lieb de Rinka (btfna 2 600
Ned. el hoog) verheft, heeft men in Blidden-
Stiermarken enkele basaltkegels. Tot de aan*
zieniyke vlakten behooren er het Gtmaer
(Qr&tier), Leibnitier en Pettaner Feld, en de
belangrDkate rivieren s0n er de Mor (met de
Mürs), de Drave en de Save, — voorts stroo-
men er de Enns (met de Salsa), de Raab (met
de Feistrita en de Lafoits) en deTrann,maar
dese syn niet bevaarbaar. Ook heeft men er
eenlge meren. Het klimaat is er naar gelang
van den bodem aeer verschillend, nameiyk
guur in de bergstreek, maar veel sachter in
de vlakten.
Men telde in Stiermarken tegen het einde
van 1880 met de militairen b0na 1240000 in-
woners, van welke 67% tot de Doitschers
en 83% tot de Siowenen (Zaid-Slawen) be-
hooren, terw^l s0 allen, met aitsondering van
nog geen 7 000 Latherscben, 800 Hervormden
en 700 Israëlieten, den R. Katholieken gods-
dienst beiyden, In Opper Stiermarken hebben
boschboow en veeteelt de overhand, — in Mid-
den- en Beneden-Stiermarken heeft men daar-
enboven veel landbouw. Over het geheel heeft
men er ongeveer 20% bouwland, lVs% wyn-
gaarden 20';3% hooi- en weiland en 49%
bosch. De grond wordt er in het algemeen
goed bebonwd^ en de dalen en vlakten vor-
men er de vraehtbaarste gedeelten. De voor-
naamste voortbrengselen lyn er haver, rogge,
tarwe en maïs; voorts verbouwt men er gerst,
gierst, penlvruchten, boekweit, aardappelen,
vlas, hennep, weverskaarden, ooft en wyn;
van dezen laatsten verkreeg men in 1875 on-
geveer 160000 Ned. vat; de edelste soort is
de Moslaviner. Van meer belang is er echter
de veeteelt, vooral de paardenfokkery, en men
vindt er ook voortreffeiyke runderen, terwyi
de schapenteelt er veel te wenschen overlaat
Het aantal iwynen is er groot; ook neemt er
de aydeteelt toe, en in de rivieren en meren
vangt men uitmuntende visch. Inzonderheid
bevat de bodem er eene groote hoeveelheid
nuttige delfiBtoffen, vooral yser, steenkolen,
graphiet, link en lood, ~ voorts zilver, nik-
kel, kobalt, antimoniuin, zwavel, aluin, zout,
potklei, marmer, molensteen enz. In 1881 ver-
kreeg men er 179000 Ned. pond steenkolen
1 640 154 800 Ned. pond bruinkolen, 420 974 100
Ned. pond yzererts, 282400 Ned. pond loed-
er ts, 1075200 Ned. pond zinkerts, 2600000
Ned. pond zwaviderts, 2^20003 KeA
mangaanerts en 2730000 Ned.
Men heeft er onderscheidene imf
en tot de meest besoohtebftdplsstseB
er: Tobelbad, St Radegoad
nOverheid des laads bepaalt xioli
tot het verwerkea van lie>t isits
yaer, waarvan allerlei
beid timmergereedschappen^
yzerdraad en landbovwwerktalseBf
worden. Voorts zyn er oememt
ken, glasblaaerfleo, (Ssbriekei
dige stoffen, van parlkiiiene45ti.
oliën, kaarsen, neep, lakea, wilt
raffiniderieo, bierbroaw6i||ezi,
rOen, katoenspinaeryen, looiertfeB,
en behangselfkbrleken ens. I>e
kregen voorwerpen vormen e
haad^sartikelen, en het verkeer vrortf ah
vorderd door spoorwegen, die b§ ém »i
vang van 1877 eene lengte Imdden van M
Ned. mtf L De hoofdiyn vma dene is die n
Weenen naar Triest met onderecboiisBf ir
takken; — wyders heeft ssen ergroedewcfB
en bevaarbare rivieren, zoonis de Drmm
de Save. £r zyn crediet- en wonrafchothasbt
en onderscheidene spaarkassen. "WOden mÈ
men er eene universiteit eo eene teehmKk
hoogeoehool te Graa (Gkatx), eene mfsB»
démie te Leoben« eene hoo^eaehool var
handel en nyverheid te Oms, S
leerde seminaria, onderscheideae
scholen van middelbaar onderw^s^
scholen van onderwyzers en
zeressen, handels- en nyverheldoocboliwi, eoe
teekenaeadémie, eene landboowacboafan,'
en eindeiyk 884 lagere scholen met bfe
125000 leerlingen vaa de nagienoeg 16SQft
Bchoolplichtige kinderen. Er ▼emshfnes #
^dschriften. Voorts he^ men er 2 B. Ki^
tholieke bisdommen, 2 dondcaplttela, 2 tm-
narla en 41 kloosters, alsmede een gn^
aantal instellingen vaa weldadigiieid. An
het hoofd van het bestnur bevindt skA W
stadhouderschap ki de hoofdsEtad Orss, n
het land Is verdeeld in 19 districten en tÉt
den met eigene rechten, namelQk Oom, üb"
burg en CillL De Landdag bestaat er att SI
leden, en er worden 28 leden nnar denBfb'
raad afgevaardigd.
Tydens de heersohapim der Romeinen, tia
de Celtlsehe Tanriseers het land bewoosdn,
behoorde het oosteiyk gedeelte van Maer
ken tot Panaonië en het westelffk gedeelte M
Norioum (sedert DiocUtimm* tot Noriean wt
diterranenm). Qedurende de volksverhutitaf*
hadden de West-Qothen, Hannen, Bsga
Longobarden, Franken en Avmren aohtenol*
gens het land In bezit In 595 Bsaaktos éi
Slawen (Wenden, naar welken het Issi «
voren de Wendische Mark werd gdiede^
zich eerst van Beneden-, daarria ook na Or
per-Stiermarken meester. PMm^ de «wa ig
Kard de Groaiê, veroverde het in 796, wan»
dit land een gedeelte werd van de Atsrk^
Mark. Het Christendom verbreidde er aei
uit Salzburg, en Stiermarken behooide«0^
later onder den aldaar gevestigdea ^mi^
Onder de opvolgers van Eard had M vw
te lyden van vyandeiyke invaüea, tBSOi*^
beid van Magyaren. Het grootste gedMÜB.
naar het westen en noorden, waa inketbv^
STIEBMABKËN-STIFT.
im
ter Itokgraven van CarentaDlê (CariothlS),
•en over het gewest op den linker oever van
de Siina voerden de Hertogen van Beieren
beeraohapim. HiaBehiea ontstond in liet oosten
▼an Carinthifi eene nienwe mark; althans
JkTigrokward^ die omstreeks het jaar 980 leefde»
wordt voor een markgraaf van Stiermarken
gehouden. Deie oostelQke mark was tot aan
de verwildering van Adalbêro tam JBbpmgiêU
<10d6) met Garinthiö vereenlgd, werd daarna
ftan AmM van Lambaók en in 1042 aan diens
coon ehüfHedj den overwinnaar der Honga-
ren, opgedragen, en na beider dood aan Qraaf
-OHokar wm Stejfr in Tranngan (1066). Toen
kvram de naam SUjfermarh in gebruik. Mark-
graaf OttoTcat IV ontving van Keizer JFW-
d&rik I de hertogelQke waardigheid en sloot
4n 1186 met LeopoUL F, hertog van Oostenrgk,
een verdrag, volgens hetwelk laatstgenoemde
na den dood van Ottokat Stiermarken met
a)|ne landen vereenigde. De beide sonen van
J^eopold V verdeelden Stiermarken in 1194,
doch reeds 4 jaar daarna bevond het sioh in
zttn geheel w^er onder de heerschappij van
-éen hunner, Lêopold VL Deie werd in 1280
opgevolgd door Frêdêrik dê Str^dhare, die
aeer wUlekeurig regeerde, soodat de Stier-
markers klachten tegen hem inleverden b||
Keiser Ftêdenk II, waarna hunne vrQheden
op nieuw werden bekrachtigd; daardoor ont-
atonden de landshandvesten van Stiermar-
ken. Na den dood van Frêdêrik dê Sir^dbarê
ontstond een aootlottig tussohenbestuur,
waarbU het hertogdom, hoewel de SUnden
In 1268 Hertog JSèudrik vam Bmmrmi tot her-
tog hadden gekoien, op aandringen van den
Paus verdeeld werd tnsschen Oitokair II, ko-
ning van Bohemen, en Btla IV, koning van
HongarOe. Ottokar II behaalde eene overwhoi-
Ding op de Hongaren op het Marohfold en
werd in 1262 door den Pnitschen Koning Bi-
jhard met OostenrUk en Stiermarken beleend,
doch in 1276 door Koning Buddf vam Sabê-
hwrg daavan beroofd. Ottokar sneuvelde in
1278 in den 8tr||d tegen den Koning van
Doitsehland, waarop dese i0n oudsten soon,
Albfêcki I, als stadhouder en in 1282 als er-
felük heer des lands met Stiermarken beleende.
Van nu aan bleef het land in het besit van
SaMmrg, en bü eene latere verdeeling (1866)
viel het ten deel aan Lêt^óld III, en na het
overlOden van dezen aan ISmH dê IJxêrêm.
Dese deed vruchteloose pogingen, Tyrol aan
zttn broeder Frêdêrik IV te ontrukken. ZQu
oudste soon en opvolger werd later Keiser
Frêdêrik III, en deae verkreeg in 1466, bQ
het uitsterven der Vorsteiyke Graven fMM OUU,
ook de bezittingen van laatstgenoemden. De
leer der Dnitsche Hervormers vond er in
1630 reeds ingang, en in 1647 vroeg de hoofd-
man des lands, vrüheer Joka»» Ungumd, op
den Rliksdag te Angsbnrg vrQheid van gods-
dienst Stiermarken viel voorts met andere
gewesten ten deel aan J:<fr«{ JJ,denjong8ten
aoon van Keiser Fêrdinamd L Om het ver-
breiden der nienwe leer tegen te gaan, riep
Hertog Kard in 1670 de Jezuïeten te hulp en
stichtte in 1768 de hoogeschool te Gras. ZQu
aoon FêTdinand II, die hem in 1696 opvolgde,
hief de door z0n vader verleende vrVheid van
godsdienst op en verbande in 1698 deProtes-
lantsohe leeraars uit het land, terwfll de Pro-
testaatsehe Ingezetenen tot de B. Katholieke
Kerk moesten terugkeeren of vertrekken. Vele
Protestanten verloochenden toen hunne be-
IVdenis, maar 80000 van hen, tot de rQkste
en aansienlOkste geslachten behoorend, ver^
lieten hun vaderland, en alleen in de ontoe-
gankelOke bergstreek van Opper- Stiermarken
handhaafden eenige huisgezinnen van land-
bouwers het Protestantsch geloof, zoodat
onder Joêêph II (1718) aldaar eenige Protes-
tantsche gemeeuten ontstonden.— iM(iMM{ //
erfde in 1618 ook de overige Oostearlksehe
landen, weshalve Stiermarken daarvan een ge-
deelte uitmaakte. Sedert Zaril FJ (1728) werd
er geen laadvorst meer gehuldigd en sedert
1730 werden er de handvesten des lands niet
bekrachtigd. Na dien tfld deelde Stiermarken
in de lotgevallen van OostenrUk. In 1866 ver-
langde men er eene ateonderlOke constitutie,
en aan dien wensch werd in 1867 voldaaa.
In 1869 vroeg er de Landdag de opheffing
van het Concordaat Op den Landdag behield
er de Dultsche partU de overhand, zoodat fai
1871 het ministerie MohênwaHh met groote
oppositie te worstelen had. Vooral werden de
belangen van Dnitsohlsnd voorgestaan door
den afgevaardigde wm Kaitêrfdd, die ook In
1876 in eene vergadering van natuuronder-
zoekers en artsen getuigenis gaf van zQBe
sympathie voor Duitsohland.
Stieve (Felix), een Dnltsch geschiedkun-
dige, geboren den 9den Bfaart 1846 te Mun-
ster in Westi^len, bezocht het MatthiasgyBi-
nasium te Breslau, studeerde aldaar en ver-
volgens te Innsbmck, Berlün en München in
de geschiedenis en verkreeg op eene disserta-
tie: „De Francisco Lamberto Avenionensl**
in 1867 te Breslau den doctoralen graad.
Daarna zag hy zich in den herfst van 1867
geplaatst bO de historische commlsele te Mttn-
chen als medewerker aan de „WittelsbaelMr
Korrespondenzen zur Geschichte desDrelssIg-
jührigen Kriegs'*, voor wier bewerking h^
wetenschappelOke reizen ondernam in DiJtseh-
land en elders. Tegen het einde van 1874
vestigde hO zich als prlvaatdocent In de ge-
schiedenis aan de universiteit te Mttuchen en
werd In 1878 buitengewoon lid van de Ko-
ninkiyke Beiersche Académie van wetensebat-
pen. HQ schreef: „Die Beichsstadt Kaufbeuren
und die bayrische Bestauratiouspolitlk (1870)"*,
— „Der Ursprung des Dreiszigjftrigen Krtoga
1607—1619 (1876)*\ — „Das kirehliche Po-
lizeiregiment In Bayem uuter MaximlUan I
(1876)", — „Zar Geschichte der Herzogen
Jakobe von Jtttich (1877)'', — „Briefe und
Akten zur Geschichte des Drelszigjfthrlgea
Kriegs (1878—1882)", — „Die Yerhandlo-
gen flber die Nachfolge Kaiser Bndolfé II In
den Jahren 1681—1602 (1879)", — „Der Ka-
lenderstreit des 16 Jabrhunderts In Deutseh-
land (1880)" , — „Ueber die ültesten halb-
jfthrigen Zeitangen oder Messrelationen und
Insbesottdere über deren BegriInder Frelherm
von Aitsing (1881)".
Stift of êikkt is de naam van eene inrich-
ting met bepaalde rechten en voorrechten, w^ke
met hare personen, gebouwen en bezittingen
onderworpen is aan eene geestelQke corporatie.
De eerste inrichtingen van dien aard waren
kloosters, en later vond men ze ook by ker-
ken, inzonderheid by hoofdkerken. Men on-
7«0
snPT-aLUL.
4enoMdde een aartt» ol koogttift, mét eca
aartibi«elKop of eea bitiehop aab het hooM|
ea eoUeglAAtitlfteii, waarbV men geen bis-
■ehop Tond. De leden tmi m\k eeo stift
weenden in éen gebonw b0een en ▼oonsgen
in honne behoeften door de opbrenfst der
ttiftsgoederen en tienden. Zoo ontstonden de
domkapittelsi wlef leden lieh dom- of stifts-
heesen noemden. Omdnt onder hen vele adel-
l||ke personen werden gerenden, wnren er
ai spoedig,' die lioh mn de snmenwoninf
onttrokken en sick in aliM>nderlgke gebonwen
▼eetiffden. Niettemin ble?en 10 in ket beiit
▼nn knnne rockten en inkomsten. Ook nn de
Hervorming bieren liier en daar de doaaka-
pittela bestaan, en de Protestantsoke leden
daarran genoten de inkomsten der daaraan
verbondene bedttiDgea. Er waren ook stiften
van Tronwen, en de adellVke sttftdameskwa-
mea in vele opaiehten met de nonnen of gees-
telüke snsters overeea.
Stifter (Adalbert), een diekter en schr|h
Ter, geboren den S8slen Oetober 1806 te
Oberplan in het sniden ran Bohemen, sta*
derade te Weenen in de rechten, alsoMde in
de wtisbegeerte en natnnrknade, werd onder-
wtlaer van Prins Bkimrd MHiêrmM en ttg
aiek in 1849 benoemd tot lid der commisBle
▼oor Tolksonderwtls in Opper-OostMir0k. H|)
Tcstigde lich toen te Lins, vanwaar hg on-
derscheidene reiaen deed naar Italië, ontriog
pensioen in 1865 en overleed den 28stea Januari
1868. ZOne idyllen en novellen werden ver-
nmeld onder dep titel: „Stndita (1844--1861
en later, 6 dln; laatste dmk^ 1878, 3 dln)"
en nBnnte Steine(1869,2dlo;6dedmk,1876r.
Yoorts leverde hg de romans: ^Der Naok-
sommer (1867; 8dednik,1877r,--en»Witiko
(1864—1867, 8 dln)", ~ en lUne „Briefe" —
„Bnftklnngen", -- en , Vermisokte Sckriften"
▼oisokenen na zyn dood.
8tiglin*yer (Jokann Baptist), een beroemd
bronsgieter, beeldhouwer en medaUlenr, ge-
boren den 18den Octeber 1791 te Fürstenfeld-
bruck bg Mttncben, werd als leerling geplaatst
bg een goudsmid aldaar, beaocbt in 1801 de
Aeadómie van beeldende kunsten, werd in
1814 benoemd tet graveur bg de Munt en
aanvaardde in 1819 een toebt naar Italië, om
er lieh te oefénen in het gieten van brons.
Te Bome behaalde hg reeds grooten roem
do<Nr bet gieten van het borstbeeld van den
Interen Koning Lodewijh 1 van Beieren naar
het model van Thorwaldêen en naar dat van
den beeldhonwer MdUêt, Toen bg voorts in
1822 in ign vaderland was teruggekeerd, gra-
veerde hg munten en medailles en werd in-
specteur van de Koninkigke bronsgieterg. Het
eerste werk, hier door hem geleverd, was
een kandelaber, bestemd voor het gedenk-
teeken der constitutie, en hierop volgde de
obelisk, op het Carolinsplein te Mttnchen ge-
plaatst Voor de Glyptotheek en ket Walhalla
vervaardigde hg broniea deuren naar teeke-
ningen van ton Klente, en een gedenkteeken
voor Koning Mcunmiliaan I te Bad Krenth
naar ign eigen ontwerp. In 1886 goot hg het
monument voor MaMmüiaam I op het Max
Josephq^lein naar het modól van*JZ<i«e4 en
in het volgende jsar het ruiterstendbeeld van
Keurvorst Maximiliaan op het Wittelsbacher
plein naar het model van Tkorwaldten. In
1886 maakte kg een aaavaair "Mt kek
der twaalf kolossale staadbeeM«ndsrT«Ss
uit ket Hnis Wittelsbaeh in de troenni «;
residentto naar de modulen tsb
Naar ket model van TkormmJémm |MC tf
voorts bet standbeeld vm iShMffir, k ia
op het stotidein te Stottgsurt
voorto naas modellen y9m
standbeelden van Jmm JPaml te
Mmmri te Salabnrg, ^an Macksmaf Fnéri
MM Bftmdmhmf^ te Erlangen en vai Gsm
hertog Lodêwijk mm Mk
Darmstadt. Ook goot h8
de „Bavaria", alsmede
Qöthê te Frankfort aan de
te MOaehen den 7den Maart 1844.
Stigma, een (Mekack wnord, betvti
êtmk of mtrh beduidt, waa b« de Gfiekeiti
Bomeiaen, een Inrandmerk, dat nsisdadigaK
diefischtige en weggeloopea ilaien o^ bs
voorhoofd werd gebnad. Ook beiigt anta
van een lidteeken van wondra« eojwi^
mêfdm noemt men in de B. KaftBiiiii
Kerk loodanigen, die de lidtaekens és i|
wonden van Ckrighu aan baa lidtsaai»
gen, — wonden, welke, naar aien v«W
van tgd tot tgd bloeden, aooain bf JVm»
OOM Aaigi en in den jongstea t0d bg isüt
rMM JSmmêriek te Dalmen, Mmri» «m J^a
Louitê Lmi0am^ eni.
Stigmaria, lie SUmkoUmforwu»^.
Stijftel, lie Z$tmêd.
Stijl is de figuurigkenaam Taaseifji/ïr^
De ouden noeniden ëtUmtj waarvan oesvwri
ii^ afkomstig is, eene sehrD&tUt, snift
eene uiteinde sckerp, loodat mea er k^
ters mede sehrgven kon op met was bedcb
taiélljes, en aan het andere vooffsiea nim
plat schopje, waarmede men bet gescte«K«
kon nitwissehen. Vandaar het sU/hm taip
(het omkeeren van den stgi),datbQdeOiAi
ketaeHde beteekende als het beaekafesfa
een opstel. De stgi is de wgae, vrasn^ ■"
een onderwerp behandelt en a0ne deskkei'
den daarover mededeelt. H0 ia alw> wR
enkel afhankeigk van den aard van iMt »
derwerp, maar ook van het karakter es #
beschaving van den schrgver. Ieder bok^
heeft alaoo sgn eigenaardigen stgi; dstvs
de bedoeling van Bmffam^toenh^reailkai^'
„De Btgi t8demensoh(le8t7lec*6atl1ioBBel'
Het eerste vereischte van een goedemtpii
duideigkheid en helderheid; ktf dient sd
dus te ondencheiden door snivertieid vat tsil
nameigk door uitsluiting van alle woordaatf
op het gebied der taal nog van het buigenectf
verstoken sgn, — voorts doc»^ ket is aeb
nemen van de wetten der ppraakkunrt, ^
mede door Juistkeid, daarin bestaande, U
men voor ieder denkbeeld de meest p^
woorden kiest en aHe overtaUige ^^
vermgdt. Men keeft voorts venehüiendeto^
ten van stgi, bgv. een wgsgeorigen, os^
wgsenden, oratoriseken, historiaehen, kti»
larg- en brieletgi, — en in de poësi eet
episohen, lyrischen en dramatlschea a^- -
Op het gebied der kunst noemt mea sttflk^
idóe van schoonheid, dat men bg een voftic
bg eene bepaalde school aantreft, of ookv«l
de eigenaardige maaier van den knnslBosi&
— De si^l is ook een gedeelte van dsni^a»
fff (lie aldaar). — Eindeigk geeft mes s»
STUL— STIKSTOF.
761
de ttfdrekening ook wel den naam Tsn êt^^
moodat men spreekt van den Juliaanaehen ot*
ouden, thans in Rnsland nog gebrnikelOken
Bt^ly en van den Gregoriaanschen of nieuwen
atol, die thans 12 dagen van elkander ▼ersohillen.
Stijl (Simon), een yerdiensteigk Nedel^
landach letterkundige en diehter, geboren te
Harlingen den 26etenFehniari 1731, studeerde
te Franeker en te Leiden in de geneeskunde
en vestigde sieh daarna als arts in i^ne ge-
boorteplaats. Terwlp hy itfne practQk met
nauwgesetneid waarnam, oefende h0 sioh in
de geschiedenis, in de Fransche, Hoogduitsche
en Italiaanscbe taal- en letterkunde en was
^durende dertien Jaren medewerker aan een
liefhebberUtooneel. Na de omwenteling Tan
1795 werd bü lid Tan de Nationale Vergade-
ring en voorzitter der Commissie tot het ont-
werpen eener staatsregeling, welke h0 den
lOden November 1796 aan de Vergadering
aanbood. Hy beoorde tot de party der Foe-
deralisten of gematigde voorstanders eener
bondgenootMhappeiyke regeering, maar verloor
de gunst der beethoofden, loodat hy in Sep-
tember 1797 naar Harlingen terugkeerde,
waar hy den 248ten Mei 1804 overleed. Een
marmeren borstbeeld van deien verdiensteiy-
ken burger is in 1860 aldaar op het raadhuis
^plaatst Van lyne geeohriften noemen wy:
„De vryer na de kunst (klnchtspel, 1764)**, --
„Krispyn filosoof (biyspel, 1764)**, -> „De
Mityleners (treurspel, 1768)**, — ea vooral:
„De opkomst en bloed der Vereenigde Neder-
landen (1774 eif later)**. Van i|hie venen
vermelden wy: „Liersang aan Melpomene
<1769)*', — „Op den ioemraehtigen leeslag
tegen de Engelschen, den 6den van Dogst-
maand 1781 (1781)**, — „Aan (}od, dichtstak
op den bededag in Februari 1782 (1782)**, —
^Lofkang aan de maatschappy te Amsterdam
ter bevordering der leevaart (1786)**, —
^Vredenng by den aanvang der XlXe eeuw
(1801)**, — „Op den algemeenen vrede (1802)**,
^— „Nagelaten gedichten, tooneelpoésy (18S6)**,
_ en „Mengelpoësy (1837, 2 dln)**. Ook be-
schreef hy het leven van den beroemden
tooneelspeler Jan PmtU en was medewerker
aan den „Tegenwoordigen staat der provincie
Friesland**.
Stikken (Het) of verstikking heeft plaats,
wanneer by een mensch of dier het in-
ademen van lucht loolang wordt belet, dat
de dood er op volgt De inademing kan
verhinderd worden door werkeloosheid der
.ademhalingsspieren, door werktuigeiyke oor-
zaken, nameiyk door het hoofd onder water
te dompelen of de Inchtpyp dicht te snoeren,
•of door het verbiyf in eene middenstof, die de
bloedverversching niet mogeiyk maakt, byv.
in bedorven lucht en schadeiyke gassen. In
aoodanige gevallen ontstaan bepuUde ver-
schynselen, nameiyk oorsaixlng, geiichtsbene-
veling, benauwdheid, vmehtelooie pogingen
tot ademhaling, duiseling en verlies van het be-
wustayn. Wél biyft het hart het aderiyk bloed
voortstuwen naar de longen, maar het biyft
er aderiyk en wordt na zyn terugkeer in het
hart door het geheele lichaam gedreven, dat
gemiddeld in 1V« tot 2 minuten geheel met
.aderiyk bloed gevnld is. Daarop neemt men
verzwakking en vertraging in den bloedsomloop
•waar. De rechter hartkamer kan aich niet meer
in de longvaten ontlasten en er ontstaat een
verminderde aanvoer van bloed naar de linke?
hartkamer, waarvan bloedledigheid in het ge-
heele slagaderstelsel het gevolg is, eindigend
met een volkomen stilstand van het hart by
overvuliing van de rechter hartkamer, de longen
en de aderen. Ook het verbiyf in eene beperkte,
afgesloten ruimte , waar de noodige suurstof
ontbreekt, terwyi de lucht er door koolmur
en dieriyke uitwasemingen verontreinigd wordt,
alsmede in vergiftige gassoortea, sooals iwavel-
waterstofjsas, arsenikwaterstofgas eni., veroor-
laakt onder dergelQhe verschynselen deegeiyks
den dood.
Stikstof (aaotum, nitrogeniam, met het
atoomteeken K) is een enkelvoudig lichaam,
in de dampkringslucht ten bedrage van 79
volumenprocenten aanwesig; het is met zuur-
stof en waterstof vertwnden voorhanden in
salpeterig luur en salpetenuur, met waterstof
in ammoniak, en met koolstof, waterstof en
Bunrstof in vele dieriyke en plantaardige stof-
fen, inionderheid in eiwitstoiren. Om stikstof te
verkrygen , verwydert men de lunrstof uit de
lucht door middel van yzer-of mangaaahydroxy'-
dule, eene alkalische oplossing van pyrogallus-
snur of eene alkalische oplossing van koper-
ehlorure, door phosphoms, door gloeiend of
met BOutsuur bevochtigd kopervyisel eni., of
men verwarmt eene oplossingvan salpeterigiunr
ammonium (NH4NOJ), welke daarby in stikstof
en water (H3O) wordt ontleed, of mea leidt
chloor door eene overmaat van ammoniak,
waarby salmiak (NH4CI) en stikstof gevormd
worden. Ook kan men zuur chroomsuur am-
moninm (of een mengsel van znur chroomsuur
kalium met salmiak) verwarmen, hetwelk
daarby ontleed wordt in water, chroomozyde
en stikstof. Stikstof is een kleur-, reuk- en
smakeloos gas met een soorteiyk gewicht van
0,971. In 100 volnmina water van 0^ C. lossen
2^086, — in 100 volnmina water van 16'' C. 1,478
volnmina stikstof op, — in alkohol iets meer.
Drukt men haar by — 28** C. samen toteene
spanning van 200 atmosfeeren en laat men
haar dan plotseiyk nitotroomen , dan wordt zy
vlodbaar. Stikstof is een zeer indifferent ele-
ment; zy onderhoudt de verbranding en dus
ook de ademhaling nieten verbindt ztofa recht-
streeks met slechts zeor weinig elementen. Langs
middeliyken weg evenwel vormt zy eene reeks
van verbindingen, die zich meestal door eigen-
aardige eigenschappen onderscheiden: sommige
stikstofverbindingen zyn zeer bestendig, andere
zeer onbestendig, — Ja, gedeelteiyk zyn zy
geneigd tot ontploffing, zooals chloorstUcstof,
vele nitroverbindingen enz. De stikstof werd
door BmiUrflord in 1772 ontdekt, door Priêttlmf
en jSb;bMl« onderzocht en is door X<BooM<0f nader
bekend geworden. Zy vormt met zuurstof vyf
verbindingen: stikstofoxydnle (NjO), stikstof-
oxyde (NO), stikstofbrioxyde (N^Oj), stikstof-
peroxyde (NOi) en stikstofpentoxyde (N^O.,).
StïkHofoxydmU ontstaat, by eene voorzichtige
verwarming van salpeterzuurammonium NH4
NOj, onder den invloed van zink of yzer op
zeer verdund, kond salpeterzunr, zwavellever
of zwaveligzunr op stikstofoxyde enz. Zy is
een klenrloos gas met een flanw zoeten smaak
en een soorteiyk gewicht van 1,62. In 100
volnmina water lossen by 0^ C. 180,6 — by
16'' C. 77,8 volnmina op. By O"" C. wordt zy
768
STIKSTOF— STILICeO.
onder eeaiB drukking raa 30 atmotfeereB tot
eene vloeistof Terdiobt, die bg — 88^ C. kookt,
m — 115'' C. Tagt wordt ea, metiwaTolkoolitof
▼ermeagd, bQ bet rerdampea in eene lacbt-
ledige raimte eeae temperataor vaa — 140° C.
▼eroonaakt Dit g»e kan iageademd wordea,
oaderboadt de Terbianding en de ademba-
Uoff» «B gloeiende koolstof ontbrandt daarin
aageaoeg op deaelfde wOie alt ia annntof.
BH een langdurig inademen Teiooraaakt bet
oorsaiaing, bedwelming, bewattelooebeid en
eindelijk den dood. Staakt mea eebter de
iaademiag btf dea aanvang der bewostelooe-
beid, dan yerdw0nen al die vereebünaelen
aonder eenig nadeel te verooraaken. Derbaive
beaigt men dit gae als bedwelmiagsmiddel b)|
kleine operaties; insonderbeid bV bet trekken
▼aa taadea. Een mengsel vaa AvolBminastik-
stofoxydnle met 1 volnmea aaarslof doet bÜ
bet inademen bedwelming en opgeraimdbeid
(TTool^lunakead gas) ontstaan gedurend l^s
lot 2 minuten. — SUkttofiwyde ontstaat by de
werkiag van ondersobeidene metalOB (koper,
aüver, kwikailver eaa.), op salpetersaar, bO
bet Torwarmea vaa Qiercblonire met salpe-
lenranr kaliam ea aoutsunr. Het is lüeorloos,
oagescbikt voor de adembaling, wordt by 11° C.
onder eene drukking yaa 104 atmoafeerea
lot eene vloeistof verdiebt, beeft een soorteiyk
gewicbt van 1)089, verbindt aicb recbtstreeks
met de inurstof der lucbt onder vorming van
roodbruine dampen vaa stikstofjperozyde, lost
by eene gemiddelde temperatuur <ip in 20
Tolnmina water, verdraagt een boogen warmte-
graad en onderboudt de verbimnding van
gloeiend yaer en pbospborus, terwyi eene
kaars daarin uitgedoofd wordt. Een mengsel
van awavelkoolstofdamp en stikstofoxyde ver-
brandt met eeae blauwe vlam, welke vele scbei-
kundig werkaame stralen bevat, die by bet
pbotograpbeeren uitstekend dienst kunnen doen
(lamp vaa Sell). Zink, yaer, swavellever ens.
redoceeren stikstofozyde tot oxjdule, — ka-
linm en gloeiend koper redueewen bet gebeel
en aL Met snnrstof vermengd, geeft bet stik-
Btol)[»eroz7de. Het wordt door eeae oploesiag
van yaervitriool opgeslorpt, waarby deae nage-
noeg swart wordt gekleurd, en ook salpeter-
anur neemt bet op en vormt daarmede eene
blauwe, groene of bruine vloeistof. — Omtrent
süksiofiruKDydê raadplege men salpêtmpmmr.
— Sükttofperoxvdê ontstaat, wanneer stikstof-
ozyde in aanraiÉing komt met auurstof, by het
verbitten vaa salpeterznre aoi^ten, aooais lood-
nitraat, en, met stikstoftriozyde vermengd, by
de werking vaa salpetersuur op aetmeel, sui-
ker enz. Het vormt by —20° C. kleuriooie
kristallen, welke by —10° C. smelten tot eene
Uebtgele vloeistof, die by eene hoogere tem-
peritnur meer dan ged wordt, b| 15° C.«^
rood, by 22° O. kookt en eea MsnièL
veisttkkeaden damp vormt, die by?enqn^
allengs donkerder wordt Voegt aeshffkfr
bare stikstofperozyde y Aond watoTf te «
leedt bet perozyde in salpeterignnr ei a^
tennar, — beeft dat water eese ffmmk
tessperatuur, in salpetersnar en itikilofcxik
doeb by aaaweziglürid van voldossdeu '
ea water gaat bet g^eel over ionlpel!
Door de lare reactie vatt hetgssisfBdiiip
toeataad noeoMle men bet vroeger oidWM^
sMT. Omtrent tükttofpmtorfdê iiid^ n
Stilet is de naam vaa etn dolk aatatt
korte, dunne kling.
Stilfber Jooh (If ante Stèlrio, Wose
Joch) is de naam van een bergrug derlft»
tiscbe Alpen in Tyrol, ten nooidiralaii
den Ortler, op de Italiaansehe greues, k
den boogsten knnstweg in Europa. Doekf
van bet vlek StUfli (St^vio) in Tyiol aetl
windingen tot aaa de pashoogte (2815 Mei
en voorts benedenwaarta met 38 wiaiici
in bet Branliodal en van bier verder tap
onderscheidene gaanderyea naar het iil n
Worms (Bormk>) in de ItaUaaasohe pnt»
Soadrio. Deae weg is onder Keiier 1rm\
door den boold-ingeniear Gbrio IH"
(1820—1825) aangelegd, werd voortB (18^
1834) van Bormio naar Lecoo aso lietlf
van Como voortgezet en dient alsM te ie
biading van Innsbmek met Milasa.
Stilioho (Flavius), eenlBomefBiehfdiff
en staatsman en de aoon van eea Wiiüi
die in bet Bomeinsebe leger dieade, wiitBi
onder Keizer Tkeodotius doox moed, bdeüa
trouw tot de hoogste eerambten te Takls
en werd door genoemden Keiser tot i^a
van syne nicht en pleegdochter Atm eis
voogd over syn aoon HJomorim gekoieii,^!
895 als elfjarige knaap de tesgels vsitetk^
wind aanvaardde. i8/»fia^ deed 4n Bede&is
J2«/lMtf ombrengen, noodzaakte in S96ü«i
den koning der Ootben, CMekeoliad te *
ruimen, dempte in 898 den opstaad Tisffli»
in Afrika, bradit AUmk by ^fnmTaiiifiii
by PoUentia ea Yeroaa twee haiam
nederlagen toe, zoodat hy ItaliS aMrt«
laten, en vernietigde het groote leger i;
Duitschers onder E&tU^t^ nadsthjjM^
Faesulae had omsingeld. Daarentegen vai^
niet in staat, GaUifi te bescbenneB tesai^
Wandalen en Alanen, die ia 406 het lai
overstroomden, en Britanni6, waarCbi^
als tegenkeixer was uitgeroepen, weder fli#
gezag te onderwerpen. Hy werd ia 406 ^
Olympimt van alle gezag ontzet en te Biva*
vermoord.
LIJ S T
DER
F>LATEN, KAARTEN EN TEKSTFIGUREN,
BEHOORENDE BU HET DERTIENDE DEEL.
A. — Platen.
Bladz.
Rome (het oude) 37
Roofdieren (kremere) 82
Roofvogels I 8*3
RoofvogelB n 82
Randyeenasen 187
Salamanders 202
Schapenrassen 289
Schedel Tan den Mensch 298
Scheiknndig laboratorium ...... 314
Scheepstypen I 353
Scheepetypen II 353
SchUemann*8 opdelvingen 360
Snelpersen 591
Spechten 663
Spectraal-analyse 664
Spieren van den Mensch 673
Spinnen en doisendpooten 675
Spoorwegen I 687
Spoorwegen II 687
Stekelhoidigen 737
Steltloopers I 739
Steltloopers II 739
B. — Kaarten.
Enropeesch Rusland 140
Saksen en de Thttringsche Staten ... 185
Schothmd (Groot-Britanje en Ierland) . 383
Spanje en Portugal 634
C. — Tekstflgnren.
De roerdomp 21
De ridderrog 23
De gewone rogge 25
Het hedendaagsohe Rome 40
De schedel van een leeaw 81
De theeroos 84
De boturbonrooB 85
Rosagallica 86
De rosmargn 96
Roulette 113
Het rosenhout 121
De gewone ruit 134
CarthamoB tinotorius 167
Saffraan 167
De Bsgoboom 169
De Talsche aago 169
SaintLonis 180
OrohiB morio 204
SalTia oflScinalis 806
Santalom albnm 231
San Francisco 234
Saponaria oflBcinalis 250
Alaoaa pUchardis 254
Susafhu officinalis «266
Bladz.
Smilax manritanica 267
Schaakspel 286
Het schaap 288
Schedel 1—4 299
De gevlekte scheerling 302
Eroys picta 341
Chelonla oaoana 342 '
Aspergilius glancns 348
Trichotheciom roseom 348
Graphiam macrocarpiam 349
Mystrophorinm macropas 349^
Toniia plantaginis 34»
Tomla carbonaria 34^
Acmosporiam botryoïdeam 349
De schol 373
De schorpioen 381
Soorzonera hispanica. 382
De schroef 1—3 397
Het schabdier . . » 399^ '
Het kasteel te Schwerin 421
Polygala senega 454
Sepia officinalis 458
Sesamom oriëntale 473
De Giralda te Sevilla 478
De sextant 1—2 480-
Bangkok . .' 494
Alliam ascalonicum 544^
Pranns spinosa 563
De sneenwbai 588
Sorgham saccharatam 624
Sorgham valgare 624
Sorrento 625
De specht 663
Spinazie # • • ^75
Spiraea Reevesiana 679
De spitsmais 682
De springkomkommer 692
Sparrie 694
Stapelia orbicalaris 715
De steenbok 725
Saxlfraga hirsata 726-
Sigillaria oculata . 727
Sigillaria Voltzii 727
Sigillaria elegans 727
Sigillariastam en wortel 727
Een stak stigmaria 727
Lepidodendron Stembergii 728
Calamites Moageatii 728
Asterophyllnm 728
Sphenophyllam .729
Verschaiying der lagen 729
Het stekelvarken 737
Ster-Anös 745
Stereometrie 1-7 746—747
Stereoscoop 747
Acipenser rathenas 754
ThiB book should be returned to
the Iiibrary on or before the last date
stamped below*
A üne of flve cents a day is mcurred
by retainmg it beyond the specified
time.
Please return pramptly.
1:
Ï
'
(1
illniii i:i
1
r
3 2044 1
05 239 31 :
#
'4
ff
I
I .
• V
f
I •
.»
1